Welstands-/Monumentencommissie MaastrichtVerslag 2008
Welstands-/Monumentencommissie Maastricht
Jaarverslag 2008
Leeswijzer
Dit is het verslag van de werkzaamheden van de Welstands-/ Monumentencommissie (WMC) van de gemeente Maastricht over
het jaar 2008. In de Woningwet 2003 is bepaald dat de welstandscommissie jaarlijks een verslag dient uit te brengen aan de
gemeenteraad waarin zij verantwoording aflegt van haar werkzaamheden. Ook de gemeentelijke verordening op de Welstands-/
Monumentencommissie van de gemeente Maastricht bevat bepalingen die verwijzen naar de rapportageplicht van WMC.
Daarnaast is, op verzoek van het college, het jaarverslag 2008 opgenomen van het college van Burgemeester en Wethouders
inzake het gevoerde welstands-/ en monumentenbeleid.
Deel I Verslag van de werkzaamheden van WMCIn dit jaarverslag van WMC wordt onder andere ingegaan op de volgende in de gemeentelijke verordening genoemde punten:
• DewijzevantoepassingvandewelstandscriteriauitdeWelstandsnota;
• Dewerkwijzevandecommissie;
• Deopenbaarheidvanvergaderen;
• Debeoordeeldeplannen;
• Debijzondereprojecten;
• Deaanbevelingen.
De hoofdstukken 2 t/m 5geveninformatieoverhetadvieswerkvandecommissiemetbetrekkingtotwelstand,reclames,
monumenten,openbareruimteenstedenbouwkundigeplannen.
Hoofdstuk 6geeftinzichtindewerkwijzevanWMCendewaarderingvanopdrachtgeversenontwerpersvoordewijzewaarop
hunplanindecommissiewordtbehandeld.
In hoofdstuk 7wordenprojectenbesprokendieindeverslagperiodespecialeaandachthebbengekregen.
Hoofdstuk 8gaatinopenkelezakendienaardemeningvanWMCaandachtverdienen.
Hoofdstuk 9bevataanbevelingenvoordeverbeteringvandewelstands-enmonumentenzorginMaastricht.
Deel II Werken met de WelstandsnotaWMCisvanmeningdateenjaarverslagmeerdienttezijndanpuureenzakelijkerapportagevanhaarwerkzaamheden.Er
wordtinmiddelsvierjaargewerktmetdedoorderaadvastgesteldeWelstandsnota.Hetmomentisaangebrokenomdaarover
ookdemeningvandecommissietehoren.DaaromisaanledenenadviseursvanWMCgevraagdomhunervaringeninzake
het‘werkenmetdeWelstandsnota’teformuleren.DezebeschouwingenzijnindeelIIvanditverslagtevinden.
Deel III Jaarverslag 2008 van het college van B & W inzake het gevoerde welstands- en monumentenbeleidIngevolgehetbepaaldeindeWoningwetmoetenBenWjaarlijksaandegemeenteraadeenverslagvoorleggenwaarinzijten-
minsteuiteenzetten:
a. opwelkewijzezijzijnomgegaanmetdeadviezenvandeWelstands-/Monumentencommissie(WMC);
b. inwelkecategorieënvangevallenzijdeaanvraagvooreenlichtebouwvergunningnietaandeWMChebbenvoorgelegden
hoezijindiegevallenzelfdewelstandsnotahebbentoegepast;
c. inwelkecategorieënvangevallenzijuitvoeringhebbengegevenaandeexcessenregel(dusaanschrijvingenwegensern-
stigestrijdmetredelijkeeisenvanwelstand)enzijnovergegaantottoepassingvanbestuursdwangofopleggingvaneen
lastonderdwagsom.
Maastricht, 28 februari 2009.
DevoorzitterWMC,Prof. dr. N.J.M. Nelissen
DesecretarissenWMC,Ing. A. Houben en Ing. T. Göttgens
Leeswijzer
Deel I | Verslag van de werkzaamheden van WMC
1. Kwaliteitszorgineennieuwtijdperk2
2. Welstand:werkenaanruimtelijkekwaliteit6
3. Monumenten:behoudenontwikkelingvanruimtelijkekwaliteit20
4. Openbareruimte:ruimtemakenvoorruimtelijkekwaliteit34
5. Stedenbouwkundigeplannen:kadersvoorruimtelijkekwaliteit40
6. Welstands-/Monumentencommissie:bevorderenvanruimtelijkekwaliteit46
7. Opvallendeprojecten68
8. Aandachtspunten84
9. Acties88
Deel II | Werken Met De Welstandsnota
ZinenonzinvandeWelstandsnota|Prof. dr. Nico Nelissen 93
Welstandsnotaenstedenbouw|Ir. Carlos Apers 101
WathebbendeWelstandsnotaenmonumentenmetelkaartemaken?Allesenniets!|Ir. Jan Kamphuis 105
Begeleidingbijrestauratiesvanmonumenten|Ing. Maurice Bastings 109
Welstandsnotaenalgemenecriteria|Ir. Rob Brouwers 120
Welstandsnotaengebiedsgerichtecriteria|Thomas Kemme 125
Welstandsnotaensneltoetscriteria|Ir. René Coenegracht 128
Welstandsnotaenopenbareruimte|Ing. Guy Cleuren 132
Welstandsnotavanuithetperspectiefvanhetburgerlid|Yvonne Janssen-Flos 136
Deel III | Jaarverslag 2008 van het college van B & W inzake het gevoerde welstands- en monumentenbeleid 139
Inhoud
Mosalunet
Deel IDeel I | Verslag van de werkzaamheden van WMC
Herdenkingsplein
1 Kwaliteitszorg in een nieuw tijdperk
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 1
: Kw
alit
eits
zorg
in e
en n
ieu
w t
ijdpe
rk
Financiële crisis 2008 zal de geschiedenis ingaan als
het jaar van de financiële crisis. In korte tijd zakten de
koersen van de aandelen wereldwijd tot ongekende diepte.
Achtergrond daarvan vormde het verstrekken van kredie-
ten door Amerikaanse banken aan personen en instellin-
gen die niet of onvoldoende kredietwaardig waren. Vooral
huizenbezitters hadden hypotheken afgesloten waarvan
zij de lasten niet konden dragen. Zij konden hun aflossing
niet betalen, met als gevolg daling van de inkomsten van
de banken. Steun van de overheid bleek noodzakelijk om
de in problemen geraakte banken te redden. Dit scenario
speelde zich ook in West-Europa af. Ook hier kwamen
banken in problemen en moest de staat te hulp schieten.
Maastricht en de financiële crisis In Maastricht was
deze crisis gedurende het jaar 2008 nog niet echt merk-
baar, hoewel bij sommige bouwprojecten bleek dat ver-
koop en verhuur moeilijker verliepen. Aan het einde van
het jaar kon wel worden vastgesteld dat ambitieuze plan-
nen even werden aangehouden. Wat de effecten van de
financiële crisis voor het bouwen en wonen in Maastricht
op termijn zijn, laat zich moeilijk voorspellen. Gedurende
2008 vonden weer talrijke bouwinitiatieven plaats, heb-
ben veel veranderingen aan monumenten, zijn veel open-
bare ruimtes aangepast, zijn nieuwe stedenbouwkundige
plannen ontwikkeld en is wederom gewerkt aan het in
standhouden en bevorderen van ruimtelijke kwaliteit in
Maastricht.
Turbulente ontwikkelingen Het einde van het jaar
2008 was niet alleen om bovengenoemde redenen tur-
bulent, maar ook om andere die direct te maken hebben
met de zorg voor de ruimtelijke kwaliteit in het algemeen
en de positie en werkzaamheden van de Welstands-/
Monumentencommissie in het bijzonder. Er verschenen
namelijk twee rijksdocumenten die de kern raken van de
ruimtelijke kwaliteitszorg en de onafhankelijke advisering
daarover. Dat was in de eerste plaats het verschijnen van
een kabinetsstandpunt over de uitbreiding van het vergun-
ningsvrije bouwen en over de welstandsparagraaf van de
Woningwet. In de tweede plaats was dat de nota Momo,
de beleidsvoornemens van de minister van OCW inzake de
modernisering van de monumentenzorg. In dit verslag zal
op beide recente ontwikkelingen nader worden ingegaan.
Turbulente ontwikkelingen in Maastricht Ook in
Maastricht deden zich enkele turbulente ontwikkelingen
voor. Zo werden de plannen bekend voor de ondertun-
neling van de A2 en de (her)ontwikkeling van de direct
aan dit tracé gelegen gebied. Verder werd gestudeerd op
alternatieve tracés voor de route door het gebied rondom
Markt, Boschstraat en Maasboulevard van de tramlijn
tussen Hasselt en Maastricht. De eerste plannen voor de
invulling van het Sphinxterrein werden ter beoordeling
voorgelegd en van enkele belangrijke rijksmonumenten
werden restauratieplannen beoordeeld.
Zorgvuldig beleid Het is goed om in herinnering te
roepen dat Maastricht een lange traditie kent op het
gebied van de ruimtelijke kwaliteitszorg. Maastricht wordt
nationaal en internationaal geprezen voor haar zorgvuldig
beleid op het gebied van welstand, monumenten, reclame,
1. Kwaliteitszorg in een nieuw tijdperk
2
Wandschildering in de voormalige kantine van de Enci
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 1
: Kw
alit
eits
zorg
in e
en n
ieu
w t
ijdpe
rk
stedenbouw en inrichting van de openbare ruimte. Het
resultaat daarvan is niet alleen te vinden in de historische
binnenstad, maar ook aan en rond de singels, in de naoor-
logse wijken en in de stadsdelen en gebouwen die recent
aan de stadsplattegrond zijn toegevoegd. Dit alles is niet
los te zien van inspanningen die sinds jaar en dag door
alle betrokken partijen op het gebied van ruimte, bouwen,
wonen, economie, cultuur en dergelijke worden verricht.
WMC vervult in deze een essentiële, wettelijk vastgelegde
rol, daar zij belast is met de beoordeling van bouw- en res-
tauratieplannen op redelijke eisen van welstand en monu-
mentenzorg. WMC heeft tot taak om het gemeentebestuur
gevraagd en ongevraagd te adviseren over de esthetische
aspecten van initiatieven met ruimtelijke implicaties. De
commissie is zich bewust van haar verantwoordelijkheid
in deze en ook van de morele plicht om de Maastrichtse
ruimtelijke kwaliteit te behoeden en te vergroten.
Wettelijke kaders voor de advisering WMC heeft vol-
gens de Woningwet 2003 de taak om plannen te beoorde-
len op redelijke eisen van welstand. Dit gebeurt op basis
van de in de Welstandsnota geformuleerde welstandscri-
teria. Deze criteria zijn door de gemeenteraad vastgesteld
en dienen als kader voor de beoordeling van de plannen.
Bovendien vervult de commissie een belangrijke taak op
het gebied van de beoordeling van plannen tot verandering
van rijksmonumenten en van panden gelegen binnen het
beschermde stadsgezicht. Dit laatste gebeurt op basis van
de Monumentenwet 1988. Verder heeft de WMC een taak
in het kader van de beoordeling van (commerciële) recla-
mes, waarvoor ook door de raad een kader is vastgesteld
dat onderdeel vormt van de Welstandsnota. Daar komt bij
dat de WMC gevraagd en ongevraagd adviezen uitbrengt
ten aanzien van stedenbouwkundige plannen, bestem-
mingsplannen en inrichtingsplannen voor de publieke
ruimte.
Mooi Nederland Nederland is mooi, zo wordt in de nota
‘Mooi Nederland’ gesteld. Denk aan de ruige Wadden,
Hollandse vergezichten en onze traditie in stedenbouw,
architectuur en natuur. Dat mooie Nederland staat onder
druk. Wonen, werken, natuur, recreatie en mobiliteit
concurreren om schaarse ruimte. Minister Cramer werkt
samen met collegaministers aan een goede balans tussen
een bloeiende economie, bereikbaarheid, woningbouw
en een duurzame leefomgeving in het programma ‘Mooi
Nederland’. Het doel van dit project is dat Nederlanders
in de toekomst meer tevreden zijn over hun omgeving.
Nu ervaren ze dat deze versnippert, versteent en verrom-
melt. Door Mooi Nederland prioriteit te maken wil minister
Cramer verrommeling tegengaan, zuinig en slim omgaan
met de ruimte en een betere ruimtelijke kwaliteit bevor-
deren. Daartoe werkt zij samen met andere overheden in
de samenwerkingsagenda ‘Mooi Nederland’. Verder pre-
senteerde ze samen met minister Plasterk (OCW) de ‘Visie
architectuur en ruimtelijk ontwerp’, waarin de herbestem-
ming en het ontwerp van landschap en gebouwen centraal
staan. Er is een innovatieprogramma Mooi Nederland, dat
een innovatieregeling bevat waarmee VROM investeert in
de ruimtelijke kwaliteit van een groot aantal projecten:
grofweg dertig per jaar.
‘Us sjoen Mestreech’: feit en uitdaging! Voor
iedere (of bijna iedere) Maastrichtenaar is een mooie
leefomgeving de gewoonste zaak van de wereld. Maar
‘Us sjoen Mestreech’ is zowel feit als uitdaging! Vanuit
de Welstands-/Monumentencommissie (WMC) wordt
aan dit ‘sjoen Mestreech’ gewerkt met behulp van ‘Het
Maastrichtse model’. Dit model is gebaseerd op de
gedachte dat ruimtelijke kwaliteitszorg een hoeksteen
is van het Maastrichtse beleid. Dit impliceert dat zowel
ten aanzien van nieuwbouw, als ten aanzien van de
manier van omgaan met het cultureel erfgoed, hoge
kwaliteitseisen worden gesteld. Dit alles om bestaande
kwaliteiten te borgen en nieuwe kwaliteiten te ontwik-
kelen. Het Maastrichtse model gaat uit van de gedachte
dat alle betrokken partijen in deze een (grote) verant-
woordelijkheid hebben en dat van alle partijen serieuze
inspanningen mogen worden verwacht om de gewenste
ruimtelijke kwaliteit te borgen en verder te ontwikkelen.
Dit betekent een ruimtelijk kwaliteitsbeleid dat door het
college en de gemeentebestuur wordt gedragen, dat als
3
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 1
: Kw
alit
eits
zorg
in e
en n
ieu
w t
ijdpe
rk
belangrijk facet wordt meegenomen bij de ontwikkeling van
plannen in Maastricht met ruimtelijke implicaties, dat de
ambtelijke organisatie (meer in het bijzonder de afdelingen
stedenbouw en cultureel erfgoed) actief meewerken aan
de instandhouding en het bevorderen van ruimtelijke
kwaliteit. WMC handelt volgens dit Maastrichtse model.
WMC hecht eraan om te vermelden dat zij haar werk met
grote toewijding en inzet doet. Zij weet dat zij zich daar-
mee plaatst in een lange traditie waarin Maastricht werkt
aan de bevordering en instandhouding van ‘us sjoen
Mestreech’. Deze eervolle en verantwoordelijke taak wordt
door de commissie uitermate serieus genomen. Zij is
zich daarbij bewust van het feit dat haar functioneren in
belangrijke mate afhankelijk is van de steun van alle gele-
dingen binnen de gemeente: burgerij, maatschappelijke
groeperingen, ambtelijke organisatie, bestuur en politiek.
De commissie blijft het dan ook als haar taak zien om het
draagvlak voor haar werk te verbreden en te verdiepen.
Enci fabriek
22Welstand: werken aan ruimtelijke kwaliteit
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 2
: W
elst
and
: w
erke
n a
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
WelstandsnotaDe wettelijke basis van de welstandsadvisering is gelegen
in de Woningwet 2003. In deze wet wordt een onderscheid
gemaakt tussen vergunningvrije, licht vergunningplichtige
en regulier vergunningplichtige bouwwerken. Voor de licht
vergunningplichtige en de regulier vergunningplichtige
bouwwerken is onder meer een positief welstandsadvies
nodig alvorens een bouwvergunning te verlenen. De beoor-
deling van de bouwplannen gebeurt op basis van criteria,
vastgelegd in de door de gemeenteraad vastgestelde
Welstandsnota. Deze nota vormt dus de basis van het
gemeentelijke welstandsbeleid: zonder een dergelijke
nota kan geen welstandstoets plaatsvinden. Vanaf 1 juli
2004 beschikt Maastricht over zo’n nota. Het is de taak
van de welstandscommissie om bouwplannen te beoor-
delen aan de hand van de in de Welstandsnota gefor-
muleerde algemene, gebiedsgerichte en sneltoetscriteria.
WMCDe beoordeling van bouwplannen op zogeheten redelijke
eisen van welstand gebeurt door WMC, een commissie
waarvan de leden worden benoemd door de gemeente-
raad. Deze commissie heeft tot taak om op basis van de
Welstandsnota bouwplannen te beoordelen en te voorzien
van een advies. De commissieleden worden voor een peri-
ode van drie jaar benoemd en deze termijn kan één keer
worden verlengd. In de commissie mogen ook ‘niet-des-
kundige’ leden zitting hebben, zogenaamde burgerleden.
De commissie vergadert openbaar en legt verantwoording
af aan de gemeenteraad door middel van een jaarverslag.
Het college van B&W, dat een besluit neemt over de bouw-
vergunning op grond van het advies van de commissie,
mag gemotiveerd van het advies afwijken op esthetische,
dan wel op maatschappelijke en/ of economische gron-
den. Het college van B&W moet door middel van een jaar-
verslag aan de raad verantwoording afleggen over hoe het
uitvoering heeft gegeven aan het welstandsbeleid.
Welstandsnota In 2004 werd door de gemeenteraad
het beleidskader voor het welstandsbeleid vastgelegd door
het goedkeuren van de Welstandsnota, getiteld ‘Welstand
transparant’. Deze Welstandsnota is in december 2005
gewijzigd op het onderdeel reclamebeleid. Voor bepaalde
gebieden is toen het reclamebeleid aangepast.
Doel Het doel van de Welstandsnota is om WMC een
kader te bieden waarbinnen de beoordeling van plannen
plaatsvindt. Dit kader dient transparant, openbaar en kwa-
liteitsbevorderend te zijn. Het dient door de gemeenteraad
te worden vastgesteld en fungeert in de praktijk als een
geheel van criteria voor de beoordeling van plannen.
De Welstandsnota heeft meerdere functies:
• In de eerste plaats is het voor opdrachtgevers en
ontwerpers vooraf duidelijk wat de criteria zijn
waaraan de plannen worden getoetst.
• In de tweede plaats is de commissie aan de in de
nota geformuleerde criteria gebonden en kan zij
slechts gemotiveerd afwijken van de in de nota
genoemde criteria.
• Door de Welstandsnota wordt de transparantie van
het werk van de commissie vergroot.
• Dit laatste wordt mede bereikt door het openbare
karakter van de vergaderingen: iedereen mag en kan
bij de behandeling van de plannen aanwezig zijn.
2. Welstand: werken aan ruimtelijke kwaliteit
6
Vergadering WMC
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 2
: W
elst
and
: w
erke
n a
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
Welstandscriteria De Welstandsnota van Maastricht
bevat meerdere delen. In de eerste plaats is dat het
zogeheten ‘Algemeen deel’. Vervolgens is er het
‘Gebiedsgerichte deel’ en dan is er nog het deel met de
‘Snelstoetscriteria’. Het is van belang om te weten dat het
Maastrichtse welstandsbeleid nauw samenhangt met,
en ook gekoppeld is aan het monumentenbeleid en het
beleid ten aanzien van het ‘Beschermde stadsgezicht’. In
de Welstandsnota wordt ook aandacht besteed aan het
reclamebeleid.
Algemeen deel Het Algemeen deel van de
Welstandsnota bevat de volgende zaken:
• Een beschrijving van het Maastrichtse welstandsbeleid.
• Een aanduiding van de algemene welstandscriteria.
• Een beschrijving van bebouwingstypen en -gebieden.
• Een beschrijving van het specifieke welstandsbeleid
voor bijzondere gebieden, zoals beschermde stads- en
dorpsgezichten, specifieke objecten en ensembles.
Gebiedsgerichte deel Het meest omvangrijke deel van
de Welstandsnota bestaat uit het gebiedsgerichte deel.
Maastricht is daartoe opgedeeld in meerdere gebieden met
een min of meer homogene structuur. Voor ieder van die
gebieden is op basis van eenzelfde systematiek aange-
geven hoe dit past binnen het stadsbeeld, wat de bebou-
wingstypen zijn en welke criteria bij de beoordeling van
plannen van toepassing zijn.
Sneltoetscriteria Voor kleine, veel voorkomende
bouwaanvragen, die licht vergunningplichtig zijn, zijn
sneltoetscriteria opgesteld. Plannen die aan deze criteria
beantwoorden, krijgen automatisch een positief wel-
standsadvies. De sneltoetscriteria geven namelijk aan wat
als redelijke eisen van welstand kan worden aangemerkt.
In het geval een plan daarvan afwijkt, moet het alsnog aan
WMC ter advisering worden voorgelegd.
Info over Welstandsnota De Welstandsnota is digitaal
oproepbaar via: www.maastricht.nl en is ook toegankelijk
via de website van ‘Mijn Maastricht’. Gedurende het ver-
slagjaar is gewerkt aan het verbeteren van de toegankelijk-
heid van de website, hetgeen ook het gewenste resultaat
heeft opgeleverd. De Welstandsnota vormt integraal onder-
deel van ‘Mijn Maastricht’ en is volledig digitaal oproep-
baar.
Ervaringen met de Welstandsnota De Welstandsnota is formeel per 1 juli 2004 in werking
getreden en vanaf dat moment wordt door de commissie
geadviseerd op basis van de daarin geformuleerde criteria
(inclusief de aanpassing van december 2005). Na een
gewenningsperiode is het tegenwoordig evident dat de
welstandscriteria daadwerkelijk het uitgangspunt vormen
bij de beoordeling van de plannen.
Transparantie De Welstandsnota geeft informatie over
de criteria die worden gehanteerd bij de beoordeling van
bouwplannen. Het blijft desondanks een taak voor de
ambtelijke organisatie en voor de commissie om steeds
weer opnieuw te benadrukken dat men - alvorens een plan
in te dienen - zorgvuldig moet kijken of het plan binnen de
voor het betreffende gebied geldende criteria past.
Beoordeling per geval Het feit dat er expliciete wel-
standscriteria zijn, betekent overigens niet dat de advise-
ring rechtstreeks uit de criteria voortvloeit. De commissie
beoordeelt een bouwplan in zijn context, op basis van een
gebiedsgerichte benadering. Dat vraagt om een verdieping
in aard en karakter van het bouwplan en in de karakteris-
tiek van het gebied. Het feit dat er wetten en regels in
Nederland zijn, betekent niet dat er geen beoordelende
instantie meer nodig is. In tegendeel, juist vanwege het
bestaan van regels, is het nodig dat er een instantie is die
de concrete casus beoordeelt aan de hand van de gefor-
muleerde criteria.
Opbouw van het welstandsadvies Het welstands-
advies is opgebouwd volgens een beproefde systema-
tiek. Er wordt in elk advies duidelijk verwezen naar de
Welstandsnota. Zo begint het advies altijd met het noemen
7
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 2
: W
elst
and
: w
erke
n a
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
van het gebied waarin het betreffende bouwplan zich
bevindt en onder welk bebouwingstype het plan valt.
Vervolgens wordt aangegeven aan welke criteria getoetst
is: de algemene criteria, de gebiedsgerichte criteria,
de sneltoetscriteria of bijvoorbeeld de reclamecriteria.
Soms wordt ook aangegeven dat een plan niet voldoet
aan de gebiedsgerichte criteria zoals genoemd in de
Welstandsnota, maar dat vanwege de uitzonderlijke
kwaliteit het plan wel voldoet aan de algemene criteria.
Onderhoud en aanpassing van de Welstandsnota
De wetgever heeft bewust gekozen voor een ‘dynamische’
Welstandsnota, dat wil zeggen een document dat peri-
odiek wordt aangepast en aangescherpt op basis van
opgedane ervaringen en de wenselijkheid van aangepast
beleid. Hierbij zijn de volgende zaken van belang:
• er is behoefte aan een ‘structureel’ onderhoud van de
Welstandsnota. Dit geldt zowel voor de kaart, als de
tekst.
• Voortschrijdende inzichten en nieuwe ontwikkelingen
verplichten tot het bijstellen van de nota op gebieds-
onderdelen. Zo kunnen gebieden als gevolg van nieuwe
plannen van ‘kleur’ verschieten.
• Werken met de Welstandsnota noodzaakt tot een
communicatief duidelijk document, zowel op papier,
als digitaal.
• Onderwerpen die nu (nog) niet in de Welstandsnota
geregeld zijn, moeten – indien wenselijk – daarin
worden opgenomen.
Pilots Er is gedurende het verslagjaar door een extern
bureau in een tweetal proefgebieden, te weten de histori-
sche binnenstad en het gebied Malberg en Oud-Caberg,
nagegaan welke aanpassingen van de Welstandsnota
noodzakelijk, c.q. wenselijk zijn. Het doel van deze
exercitie was enerzijds het aanpassen van de nota aan
de huidige situatie en anderzijds het verbeteren van de
begrijpelijkheid en toegankelijkheid. Er is voor pilots
gekozen om te kunnen vaststellen wat de omvang van
het werk is voor de gehele gemeente. De bevindingen zijn
gebundeld en in 2009 zal een voorstel worden gedaan
voor een volledige aanpassing van de Welstandsnota.
Kabinetsstandpunt welstandsbeleid en vergunningsvrij bouwenOp 5 november 2008 is door het kabinet een standpunt
ingenomen ten aanzien van het welstandstoezicht in
Nederland en ook ten aanzien van het vergunningsvrije
bouwen. Zoals vermeld, trad op 1 januari 2003 een aantal
wijzigingen in de bouwregelgeving in werking, waaronder
een vernieuwde regeling voor het welstandstoezicht en een
ruimere categorie bouwvergunningsvrije bouwwerken. Deze
regelingen zijn aan een evaluatieonderzoek onderworpen.
Welstandstoezicht Op basis van het onderzoek dat
is uitgevoerd naar het functioneren van het welstands-
toezicht kan vastgesteld worden, aldus het kabinets-
8
Baanderthoeve
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 2
: W
elst
and
: w
erke
n a
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
standpunt, dat het werken met door de gemeenteraad
vastgestelde beleidsregels voor het welstandstoezicht
(Welstandsnota) goed functioneert. Welstandsnota’s lei-
den tot een eenduidige beoordeling van bouwplannen, ook
zonder dat daarbij advies wordt ingewonnen van een wel-
standscommissie. Om die reden en om gemeenten meer
ruimte te geven voor de inrichting en versnelling van het
proces van welstandsbeoordeling en bouwvergunningver-
lening, zal de plicht tot het inwinnen van een welstandsad-
vies uit de wet worden geschrapt.
Dit past ook in het streven om welstandsbeoordeling
beter te integreren met de toetsing van bouwvoornemens
op planologische aanvaardbaarheid. Zo wordt het onder
meer mogelijk om te werken met speciaal op een bepaalde
gebiedsontwikkeling toegeruste ‘qualityteams’ of advies-
commissies die voor een bepaald (eventueel gemeente-
grens overstijgend) project adviseren. De inzet van het Rijk
richt zich daarbij op de stimulering en bewustwording van
het belang van een goed ruimtelijk beleid, onder meer in
het kader van het programma ‘Mooi Nederland’. In verband
met een betere samenhang van welstandsbeleid binnen
het ruimtelijke kwaliteitsbeleid, wordt het instrument van
welstandstoezicht vanuit de Woningwet overgeheveld
naar het domein van de Wet ruimtelijke ordening. Omdat
thans nogal eens sprake is van reikwijdteconflicten tussen
welstand en bestemmingsplan, zal daarbij een duidelijke
afbakening worden gegeven van onderwerpen die deel
uit kunnen maken van welstandsbeleid. Dit zal plaatsvin-
den in een samenhangend wetgevingstraject, waarbij zo
mogelijk ook de gevolgen vanuit de modernisering van het
monumentenbeleid voor de Wet ruimtelijke ordening wor-
den meegenomen.
Om een betere inbedding en aansluiting van welstands-
aspecten binnen het ruimtelijke kwaliteitsbeleid te
bewerkstelligen acht het kabinet het wenselijk dat wel-
standsbeleid, zoals thans opgenomen in welstandsnota’s,
als beleidsparagraaf deel gaat uitmaken van een bestem-
mingsplan of beheersverordening. De figuur van welstands-
nota zal dan als losstaand toetsingskader komen te
vervallen en onderdeel worden van het meer omvattende
planologisch instrumentarium. Dit past ook in het stre-
ven om, in aansluiting op de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht, een betere samenhang en zo mogelijk
integratie van toetsingskaders te bewerkstelligen. Het
betekent dat wetgeving zal worden voorbereid waarmee
het welstandsbeleid vanuit het domein van de Woningwet
wordt overgeheveld naar het domein van de Wro. Hoewel
de precieze juridische vormgeving daarvan nog nader moet
worden bezien, is het wel de bedoeling om de reikwijdte
van het welstandstoezicht daarbij nader af te bakenen.
Duidelijk moet zijn welke aspecten inzake de welstand
regulering kunnen vinden in de vorm van beleidsregels
en welke aspecten meer van planologische aard zijn en
dus binnen het oorspronkelijke instrumentarium van
plankaart en voorschriften van een bestemmingsplan
regulering moeten vinden. Daarbij zal mogelijk de optie
worden gevolgd om de welstandsaspecten louter te richten
op materiaaltoepassing, kleurstelling en onderlinge ver-
houdingen van de samenstellende bouwdelen. Situering
en grondoppervlak (tweedimensionaal ruimtebeslag) van
bebouwing en de bouwmassa van afzonderlijke bouw-
werken (driedimensionaal bouwvolume) zal, aldus het
kabinetsstandpunt, regulering moeten vinden in de
plankaart en de voorschriften van een bestemmingsplan.
9
Malbergsingel
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 2
: W
elst
and
: w
erke
n a
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
Het kabinetsvoorstel om tot verdere integratie te komen
van het ruimtelijke kwaliteitsbeleid, maakt het mogelijk,
zo wordt gesteld, om in het kader van de concrete bouw-
planbeoordeling een meer integrale toetsing te laten
plaatsvinden aan het vastgelegde beleid op dit terrein en
hierover desgewenst (onafhankelijk) deskundigenadvies
in te winnen. Voorts wordt aangegeven dat in het kader
van de modernisering van het monumentenbeleid bezien
wordt of en in hoeverre een dergelijke integratieslag ook
gemaakt kan worden op het terrein van het cultuurhisto-
risch erfgoed. De feitelijke bescherming van ingevolge de
Monumentenwet 1988 aangewezen beschermde stads- en
dorpsgezichten vindt reeds plaats met instrumenten uit
de Wro (bestemmingsplannen of beheersverordeningen).
Verdergaande integratiemogelijkheden op het terrein van
de inventarisatie, aanwijzing en bescherming van cultuur-
historische waarden (zoals bijvoorbeeld van potentiële
monumenten) zijn echter denkbaar en de wenselijkheid
hiervan wordt momenteel nader bezien.
Vooruitlopend op nieuwe wetgeving, roept het kabinet
gemeenten op om bij het ontwikkelen van een nieuw
bestemmingsplan of een nieuwe beheersverordening nu
reeds de beweging te maken en ook direct aandacht te
schenken aan de welstandsaspecten van het betrokken
plangebied. Omdat een samenhangende voorbereiding
van bestemmingsplan en welstandsnota een betere onder-
linge afstemming garandeert, verdient het de voorkeur dat
welstandsnota’s nu reeds zoveel mogelijk gebiedsgericht
worden ontwikkeld en voor wat betreft de beleidsontwik-
keling daarvan aansluiten bij het voorbereidingsproces
van de ontwikkeling van een bestemmingsplan of beheers-
verordening. De Woningwet noch de Wro, staan daar thans
aan in de weg. Dus ook zonder nadere wettelijke basis kan
een welstandsnota al fungeren als een set beleidsregels
die in samenhang met het onderliggende bestemmings-
plan of de beheersverordening het kader vormt voor de
beoordeling van bouwplannen op planologisch-steden-
bouwkundige aanvaardbaarheid en de toets aan minimale
esthetische kwaliteitseisen.
Bouwvergunningsvrij bouwen Ten aanzien van de
regeling voor bouwvergunningsvrije bouwwerken kan,
aldus het kabinet, worden vastgesteld dat er diverse
mogelijkheden bestaan om met aanpassingen op detail-
niveau de toepasbaarheid van de regeling te verbeteren en
knelpunten weg te nemen. Ook is het mogelijk en wense-
lijk om te komen tot een verdere verruiming van de vergun-
ningsvrije bouwmogelijkheden.
Een ontwerp voor een nieuwe regeling is in voorbereiding
en zal gelijktijdig, als onderdeel van het Besluit omgevings-
recht, met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in
werking kunnen treden. De streefdatum hiervoor is
1 januari 2010.
Standpunt Federatie WelstandNaar aanleiding van dit kabinetsstandpunt, waarvan
het overigens nog maar de vraag is of de Tweede Kamer
daarmee zal instemmen, is door de Federatie Welstand
de volgende reactie gegeven. Gemeenten zullen wel-
standscommissies niet afschaffen. De Federatie Welstand
vertrouwt er op dat wethouders de nieuwe speelruimte
zullen gebruiken om met de commissies de ruimtelijke
kwaliteit en de identiteit van hun gemeente verder te ver-
sterken. Welstandscommissies zijn 110 jaar geleden door
de gemeenten uitgevonden. Ze spelen een hoofdrol bij
het bewaken van de kwaliteit en de identiteit van wijken
en dorpen. Gemeenten kregen in 1983 de mogelijkheid
om welstand af te schaffen. Meer dan 99 procent van de
gemeenten heeft dat niet gedaan. Er is geen reden om aan
te nemen dat de gemeenten de commissies nu wel zul-
len afschaffen. Gemeenten zullen de nieuwe speelruimte
gebruiken om voor eenvoudige bouwplannen de procedu-
res te versnellen en de deskundigheid van de welstands-
commissie voor de belangrijke bouwplannen zal inzetten.
Veel gemeenten zien het belang van een goede ruimtelijke
kwaliteit: een heldere buurtidentiteit helpt mensen om
zich thuis te voelen en zorgt ook voor een stabiele waarde-
ontwikkeling van de gebouwen. Om die identiteit te bewa-
ken roepen bijna alle gemeenten onafhankelijke adviseurs
10
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 2
: W
elst
and
: w
erke
n a
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
te hulp bij de ontwikkeling van nieuwe woonwijken en de
vernieuwing van oude wijken, bij de inrichting van straten
en pleinen, en bij het opstellen van nieuwe bestemmings-
plannen. In heel veel gevallen wordt die adviestaak ook nu
al uitbesteed aan de welstandscommissie, soms ook aan
adviesteams of supervisors.
Welstandsplannen in 2008De commissie heeft ook in 2008 weer honderden bouw-
plannen beoordeeld op redelijke eisen van welstand. In
het hoofdstuk over de werkwijze van WMC worden daar-
over statistische data gepresenteerd. Hier worden slechts
enkele plannen genoemd die te maken hebben met
geregeld terugkerende kwesties, zoals het wijzigen van al
goedgekeurde plannen, het bouwen in afwijking van de
verleende vergunning, het adviseren over materialen en
kleuren van een bouwinitiatief dat eerder door WMC van
een negatief advies werd voorzien, een langdurig en moei-
zaam verlopen bouwinitiatief, het omgaan met technische
installaties op gebouwen en met kooiladders.
Wijziging van goedgekeurd plan De commissie
constateert geregeld dat een eerder goedgekeurd plan
opnieuw ter beoordeling wordt voorgelegd. De wijziging
van het plan heeft vaak te maken met een bezuiniging,
maar ook wel met de resultaten van bewonersinspraak. De
commissie staat dan voor de opgave om het plan opnieuw
te beoordelen op redelijke eisen van welstand.
Demerthof Een voorbeeld van een planwijziging onder
invloed van bewonersinspraak is het Demerthof waarbij
het gaat om het realiseren van vijftien grondgebonden
woningen. De commissie heeft bij dit plan geconstateerd
dat door het aanbrengen van een zadeldak en het verval-
len van de dakterrassen de in het goedgekeurde plan
aanwezige differentiatie in geleding, massavorming en
materialisatie aanzienlijk wordt verminderd. Dit wordt nog
eens negatief beïnvloed door de plaatsing van de dak-
kapel in de goot en het voorgestelde detail als overgang
tussen de gevel en het dak. Met de architect is een aantal
oplossingsrichtingen besproken. Het aangepaste plan is
vervolgens door de commissie in hoofdopzet goedgekeurd
onder voorwaarde dat de compositie van het grote bouw-
blok qua ritmiek en accenten in de gevelverhoging zou
worden uitgewerkt.
Tamboerijnstraat Een soortgelijke casus betreft het
bouwen van 26 woningen aan de Tamboerijnstraat. Het
aangepaste plan werd door de commissie in strijd bevon-
den met redelijke eisen van welstand omdat de wijzigin-
gen, ten opzichte van het goedgekeurde plan, leiden tot
een onevenwichtige architectuur. De commissie was van
mening dat de horizontaliteit in de achtergevel teniet
wordt gedaan door de wijzigingen, de raamstrook op de
eerste verdieping te gesloten is en de helderheid en ele-
gantie van het hoekraam ter plaatse van de keuken teniet
gedaan wordt. De commissie heeft geadviseerd om deze
essentiële onderdelen van het ontwerp weer herkenbaar
terug te brengen in het plan.
Bouwen in afwijking van verleende vergunning Soms
wordt gebouwd in afwijking van de verleende vergunning.
Wanneer de inspecteur dit constateert, stelt hij onder
andere WMC op de hoogte daarvan. Van gemeentewege
kan het werk worden stilgelegd, kan gevraagd worden om
alsnog volgens de vergunning het werk uit te voeren, of
kan ervoor worden gekozen om de afwijking van de ver-
gunning aan de commissie ter beoordeling voor te leggen.
Galjoenweg 77 WMC werd op de hoogte gebracht van
het feit dat aan de Galjoenweg 77 een bedrijfshal is gere-
aliseerd die afwijkt van de verleende vergunning. De com-
missie heeft de nieuwe situatie beoordeeld en kwam tot
de conclusie dat die in strijd was met redelijke eisen van
welstand.
De opdrachtgever heeft bezwaar tegen dit advies gemaakt
en heeft een beoordeling laten opstellen door een extern
persoon. De commissie heeft kennisgenomen van het
bezwaar als aangegeven in het rapport beoordeling
architectonische kwaliteit van het in strijd met de vergun-
11
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 2
: W
elst
and
: w
erke
n a
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
ning uitgevoerde plan. Ter vergadering is het oordeel van
de externe persoon in aanwezigheid van de opdrachtgever
toegelicht. De commissie bleef echter van mening dat
de compositie van de gevel, de vlakke beplating en de
architectuur van de entreegevel een verarming betekenen
van het oorspronkelijke en het goedgekeurde ontwerp.
Vooral de gevel aan de straatzijde is van belang voor de
ruimtelijke kwaliteit van het gebouw en de belevings-
waarde vanaf de openbare ruimte. De vergelijking die door
bezwaarmaker werd gemaakt met de (mindere) kwaliteit
van diverse gebouwen in de omgeving, werd door de
commissie niet gedeeld. De commissie heeft nog eens
benadrukt dat het destijds verstrekte positieve welstands-
advies was gebaseerd op de hoogwaardige kwaliteit van
de straatgevel (glazen entree vlak en verfijnde materialiteit
van de beplating). De commissie was verder van mening
dat de gebouwen in de omgeving, welke zijn gerealiseerd
vóór de nieuwe Welstandsnota, weliswaar van minimale
architectonische kwaliteit zijn, maar dat het streven er juist
op gericht is deze kwaliteit te verbeteren. De commissie
was unaniem in haar oordeel dat de gerealiseerde gevel
onvoldoende kwaliteit heeft ten opzichte van het oorspron-
kelijk ontwerp en de kwaliteit minder is dan op de betref-
fende locatie minimaal vereist is. Op grond van het boven-
staande heeft de commissie geconstateerd dat er geen
redenen zijn aangevoerd om haar advies te herzien en zij
persisteerde daarom bij haar eerder ingenomen standpunt.
De commissie heeft in bredere zin opgemerkt dat het
uitvoeren van werk in afwijking van een goedgekeurd en
vergund plan zonder enige vorm van overleg over de wel-
standsaspecten, c.q. het niet zoeken naar een oplossing in
de vorm van het indienen van een gewijzigd plan, ervaren
wordt als een aantasting van het belang dat de gemeente
hecht aan het welstandsbeleid. De commissie wenst zeker
geen precedent te scheppen voor opdrachtgevers die hun
plannen realiseren buiten de wettelijke kaders, terwijl deze
kaders juist zijn opgesteld om de ruimtelijke kwaliteit te
behoeden voor verdere uitholling.
Adviseren over materialen en kleuren van een plan
waarover negatief werd geadviseerd Het komt inci-
denteel voor dat WMC een plan van een negatief advies
voorziet, maar dat er voor het college van B&W reden is
om op economische of maatschappelijke gronden, toch
met dat plan akkoord te gaan. Dat was bijvoorbeeld het
geval bij het MCC.
MCC WMC heeft negatief geadviseerd over het plan van
het MCC aan de Prins Bisschopssingel. De voorgestelde
nieuwbouw sloot naar de mening van de commissie onvol-
doende aan op de architectuur van het hoofdgebouw, ont-
worpen door architect Snelder. Het college van B&W heeft
om haar moverende redenen het plan toch besloten om dit
plan door te zetten. In een later stadium werd de commis-
sie gevraagd om toch nog over de keuze van het materiaal
te adviseren. De commissie heeft het standpunt ingeno-
men dat de overgelegde detaillering en bemonstering
baksteen en beplatingsmateriaal voldoen aan redelijke
eisen van welstand. De commissie heeft wel nog aandacht
gevraagd voor de kwaliteit en de detaillering van de boven-
rand met felsnaden.
Het plaatsen van een treinwasinstallatie Soms is een
instantie weinig gevoelig voor plaatselijke argumenten om
te komen tot aanpassing van een bouwplan. Dat is bijvoor-
beeld gebeurd bij plannen van Ned Train BV om te komen
tot de bouw van een treinwasinstallatie.
In den lande heeft deze organisatie op meerdere plaatsen
een standaardtype ontwikkeld en men hoopte dat dit stan-
daardtype ook in Maastricht zou worden geaccepteerd. Daar
was echter geen sprake van, gegeven de specifieke ligging
en gegeven de eisen die in Maastricht aan de kwaliteit van
gebouwen worden gesteld. WMC heeft gedurende het ver-
slagjaar veel energie gestopt in een acceptabele oplossing
voor een wasinstallatie in de directe omgeving van het sta-
tion. NedTrain BV diende namelijk een verzoek in om zo’n
installatie te mogen bouwen ter hoogte van het voormalige
monumentale Van Gend & Loosgebouw. WMC was alles
behalve gecharmeerd van dit voornemen om allerlei rede-
nen. Van de zijde van NedTrain BV is toen een logistieke
12
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 2
: W
elst
and
: w
erke
n a
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
onderbouwing aangeleverd om de locatiekeuze te verant-
woorden. WMC heeft kennis genomen van deze onderbou-
wing en heeft zich laten overtuigen dat de keuze van de
lokatie op het rangeerterrein de enige mogelijkheid is.
De commissie is op basis daarvan akkoord gegaan met de
locatie, maar behield bezwaren tegen het ontwerp van de
treinwasinstallatie omdat deze te zeer als een gebouw was
ontworpen en in relatie tot de omgeving (mede door afme-
ting, materiaalgebruik en gekozen ontwerpprincipe) een te
zwaar element was. De commissie heeft toen verzocht om
nader te onderzoeken of de massa meer als een installatie
kan worden vormgegeven waardoor het uiteindelijke beeld
meer past binnen het spoor-industriële karakter van het
terrein en ten opzichte van zijn omgeving minder detoneert.
De opdrachtgever heeft op basis van de adviezen van de
commissie een bezwaarschrift (8 januari 2008) ingediend,
dat vervolgens in de commissie is besproken. Naar aanlei-
ding van dit bezwaarschrift is, in overleg met de aanvrager,
besloten om te onderzoeken of middels een bouwplan-
overleg tot een voor beide partijen acceptabele oplossing
kon worden gekomen. Hiertoe heeft op 22 januari 2008
een overleg plaatsgevonden in de voltallige Welstands-/
Monumentencommissie en op 19 februari 2008 een
bouwplanoverleg met een tweetal commissieleden. In dit
bouwplanoverleg is geadviseerd om het uiterlijke karak-
ter in overeenstemming met de technische installaties
van de spoorweg te brengen, door het gebouw nog meer
translucent te maken, en de waterdichte ‘huid’ binnen de
draagstructuur te plaatsen. Vervolgens is een schrijven
ontvangen d.d. 25 februari 2008 waarvan de commissie
heeft kennisgenomen. Er werd een aangepast plan inge-
diend, dat weliswaar een verbetering was ten opzichte
van het eerste plan, maar de commissie was van mening
dat volstrekt onvoldoende tegemoet werd gekomen aan
de wens van transparantie en het industriële karakter,
zoals aangegeven in het advies van 22 januari 2008 en het
bouwplanoverleg van 19 februari 2008. Vervolgens is het
plan aangepast in de door de commissie gewenste zin en
kon dit plan worden goedgekeurd, inclusief het overlegde
monster.
Technische installaties De commissie komt periodiek
in aanraking met het feit dat technische installaties zijn
aangebracht, zonder dat daar vergunning voor is, dan wel
in strijd met de afgegeven vergunning.
Leeuwenborgh Opleidingen Zo heeft de commissie
kennisgenomen van de reeds uitgevoerde en niet vergunde
technische installaties op het gebouw van Leeuwenborgh
Opleidingen aan de Sibemaweg. De architect heeft uitleg
gegeven over de reeds doorgevoerde aanpassingen om
de grootschalige installaties inpandig op te lossen en te
combineren binnen de structuur van het daklandschap.
De commissie heeft geconstateerd dat de voorgestelde
dakopbouwen een grootschalige toevoeging vormen aan
de bestaande architectuur, maar dat het plan binnen de
mogelijkheden van de bestaande structuur een acceptabe-
le oplossing vormt. Op basis daarvan heeft de commissie
gesteld dat het plan voor de ommanteling van de reeds
uitgevoerde installaties aan redelijke eisen van welstand
voldoet onder voorwaarde dat de opbouwen gecombineerd
worden met de technische ruimten in de bestaande dak-
opbouwen en in een gelijke en neutrale tint geschilderd
worden.
Akersteenweg 58 Een bijzonder geval betrof het plaatsen
van een kooiladder naar het hoofddak van een complex aan de
Akersteenweg 58. Dit voorstel werd door de commissie in
strijd bevonden met redelijke eisen van welstand omdat
deze trap door de inzichtelijke situering, vormgeving en
wijze van aanbrengen een onaanvaardbare verstoring
betekent van de bijzondere architectuur. De commissie
heeft meerdere malen geadviseerd om te onderzoeken of
een interne oplossing mogelijk is, dan wel een oplossing
te ontwerpen passend bij de huidige architectuur. De com-
missie heeft verder geadviseerd om de oorspronkelijke
architect hiervoor te raadplegen. Naar aanleiding van
een ingediend bezwaarschrift heeft de commissie een en
ander nog eens tegen het licht gehouden. Ten aanzien van
de inzichtelijkheid van de kooiladder heeft de commis-
sie gesteld dat deze niet aan de orde is (en derhalve niet
ter discussie kan staan), omdat het plaatsen van de trap
13
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 2
: W
elst
and
: w
erke
n a
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
regulier bouwvergunningspichtig is en derhalve een toets
op redelijke eisen van welstand vereist is. Voor wat betreft
de bereikbaarheid heeft de commissie er nota van genomen
dat een inpandige oplossing kennelijk niet mogelijk is.
Hierdoor wordt een architectonisch verantwoorde externe
oplossing nog meer van belang. In het bezwaarschrift
werden voor de commissie geen argumenten genoemd om
anders te adviseren dan eerder al werd gedaan. De com-
missie is dus van mening gebleven dat hier te veel een
technische oplossing is gekozen en te weinig een architec-
tonische oplossing.
Om uit de impasse te geraken, heeft de commissie
geadviseerd, indien men dit op prijs stelt, in overleg
te treden met een van de commissieleden.
ReclamebeleidDe commissie adviseert niet alleen over bouwplannen, maar
ook over reclames voor zover geregeld in de Woningwet en
de APV. Zeker in bepaalde gebieden, vooral de historische
binnenstad, is het reclamebeleid een gevoelig onderwerp.
De commissie constateert ieder jaar opnieuw dat er bij
veel reclame-aanvragen sprake is van té veel, té opvallend
en té weinig geïntegreerd in de architectuur. Reclame-
uitingen worden vaak autonoom ontworpen door bureaus
die weinig affiniteit hebben met ruimtelijke kwaliteit.
Criteria In de Welstandsnota zijn criteria opgenomen
voor de beoordeling van commerciële reclames. Deze
criteria zijn in overeenstemming met de systematiek van
de Welstandsnota gerelateerd aan gebieden (beschermd
stadsgezicht, binnenstad, historische dorpsgebieden,
woongebieden, bedrijvengebieden en groene gebieden)
en aan bebouwingstypen (hoogbouw, winkelcentra,
instituten en autonome bebouwing).
Belangstelling voor het Maastrichtse reclamebeleid
Maastricht geniet in binnen- en buitenland de reputatie
uiterst zorgvuldig met reclame-uitingen om te gaan. Vanuit
allerlei gemeenten komt men naar Maastricht om te zien hoe
hier met reclames wordt omgegaan. Veel gemeenten probe-
ren het Maastrichtse beleid over te nemen. Maastricht dankt
haar ‘beheerste’ stadsbeeld aan een decennia lang zorgvul-
dig gevoerd reclamebeleid. Leden van de commissie en ook
de verantwoordelijke wethouder, worden geregeld gevraagd
om in andere gemeenten toelichting te geven op de wijze
waarop in Maastricht met reclame-uitingen wordt omgegaan.
Discussiepunten WMC wordt steeds weer opnieuw
geconfronteerd met (commerciële) reclame-uitingen die
op de rand liggen van wat wel en niet mag. Het heeft er
alle schijn van dat opdrachtgevers de grenzen van het
vigerende reclamebeleid aftasten. Dat gebeurt op allerlei
manieren, waarbij steevast de achterliggende gedachte is
om meer en opvallender reclame-uitingen toe te passen.
Enkele voorbeelden mogen dit illustreren.
Avenue Ceramique Bij een reclamevoorstel voor een
beddenspeciaalzaak aan de Avenue Ceramique speelde
een bijzondere kwestie. Tegen het negatieve advies van
de commissie werd bezwaar aangetekend. De commissie
heeft van dit bezwaarschrift kennis genomen. In dit gebied
met overwegend woonbestemming dienen de reclames in
beginsel achterwege te blijven. In de geest van dit beleid
wordt hierop een uitzondering gemaakt voor bedrijven op
de begane grond, welke volgens het bestemmingsplan zijn
toegestaan. In dit geval is een beperkte naamsaanduiding
mogelijk. De commissie was van mening dat de voorge-
stelde naamsaanduiding geen beperkte naamsaanduiding
is en daardoor zeer overheersend is in deze woonomge-
ving. Gelet op bovenstaande is de commissie van mening
gebleven dat het voorstel in strijd is met de reclamecriteria
uit de Welstandsnota.
Mosae Forum Bij het plan Mosae Forum is bepaald dat
de reclamevoering onderdeel dient te zijn van het totale
plan. Dit betekent dat er richtlijnen zijn opgesteld voor
de reclamevoering binnen dit complex. Voor het zuidelijk
deel van het complex waren deze richtlijnen nog niet vast-
gesteld. De integrale voorstellen daaromtrent zijn aan de
commissie voorgelegd. De commissie heeft ingestemd met
het voorstel, waarbij zij graag een aanvulling op de criteria
14
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 2
: W
elst
and
: w
erke
n a
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
wilde ten aanzien van de volgende onderdelen: reclame-
voering ter plaatse van de toegang mag alleen worden aan-
gebracht indien er ook een toegang als zodanig in gebruik
is, de letterhoogte beperkt wordt tot maximaal 80 cm en
lichtbakken niet worden toestaan.
Naamsaanduiding Mosae Forum Aan de commissie is
ook voorgelegd een voorstel voor de naamsaanduiding van
het complex. De commissie heeft de aanvankelijke voor-
stellen hiervoor van een negatief advies voorzien, omdat
die onvoldoende waren geïntegreerd in de architectuur
en te groot van afmeting waren. De commissie was van
mening dat de naamsaanduiding op de natuursteen qua
afmeting dient te worden afgestemd op de afmeting van de
plaat en bij voorkeur niet groter dient te zijn dan 40 cm. De
naamsaanduiding in de stalen ligger dient te worden aan-
gebracht tegen de flens van de ligger. De commissie heeft
nadien een aangepast plan hiervoor gekregen en heeft
daarover uiteindelijk positief geadviseerd.
Naamsaanduidingszuil De commissie kreeg een
voorstel ter beoordeling om voor een wooncomplex een
naam- en nummeraanduiding te geven met behulp van
een aanduidingszuil. De commissie heeft dit plan in
strijd bevonden met redelijke eisen van welstand omdat
het object detoneerde in de woonomgeving vanwege de
afmeting, kleur en tekst. De commissie heeft geadviseerd
de naamsaanduiding op te nemen in de terreininrichting.
Dit is vervolgens gebeurd in de vorm van een zitelement.
Daarover heeft de commissie positief geadviseerd, met uit-
zondering van het adresopschrift, dat door de commissie
als een overdaad aan tekst werd gezien.
Geldautomaten De commissie heeft kunnen constate-
ren dat er steeds meer aanvragen komen voor het plaat-
sen van geldautomaten. Voor een deel gebeurt dat op
‘onschuldige’ plaatsen, voor een deel ook op zeer ’gevoe-
lige’ plekken. Een voorbeeld is de geldautomaatruimte
aan het Sint Amorsplein 7. De commissie was van oordeel
dat het eerste ingediende plan in strijd was met redelijke
eisen van welstand omdat door de wijziging van de pui de
eenheid verloren zou gaan en daardoor een verstoring zou
optreden in het architectonische beeld. De commissie was
van mening dat door het dichtzetten van een gedeelte van
de transparante pui middels een ondoorzichtig glaspaneel,
er een ernstige verstoring zou plaatsvinden van het gevel-
15
Naamsaanduiding Mosae Forum
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 2
: W
elst
and
: w
erke
n a
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
beeld. De ontwerper heeft op basis van dit commentaar
het plan aangepast, dat vervolgens door de commissie van
een positief advies werd voorzien.
TerrassenbeleidGedurende het verslagjaar is met WMC verder van gedach-
ten gewisseld over de Terrassennota (afgezonderd van de
Horecanota). Het beleid in deze behoort tot de portefeuille
van de burgemeester.
Terrasmeubilair Omdat de nieuwe Terrassennota nog
niet in werking was gedurende het verslagjaar, werd de
commissie geconfronteerd met aanvragen die al vooruit
wilden lopen op het nieuwe beleid. Een paar voorbeelden.
Koestraat Zo werd voor een horecazaak aan de Koestraat
een aanvraag ingediend voor terrasstoelen en –tafels,
in afwijking van het vigerende beleid. De commissie
onderstreepte het positieve streven van ondernemers om
een kwaliteitsimpuls te geven aan het gebied Koestraat.
De commissie staat in beginsel positief tegenover een
gebiedsgerichte aanpak (gebied Koestraat) met één type
kwalilitatief hoogwaardig meubilair dat deels aansluit op
de criteria (natuurlijke uitstraling), maar in vormgeving
afwijkt van de standaard rotanmeubels. Gelet echter op
het individuele karakter van de aanvraag, maar ook de
geringe kwaliteit van de voorgestelde stoel en tafel werd
het voorstel in strijd bevonden met redelijk eisen van
welstand. De commissie heeft geconstateerd dat de terras-
stoelen en -tafels desondanks toch geplaatst zijn.
Wycker Brugstraat 42 Er kwam een verzoek binnen tot
plaatsing van terrasmeubilair in afwijking van het vigerend
beleid. De commissie is aan dit beleid gebonden en heeft
aan dit verzoek geen medewerking kunnen verlenen. In
het kader van nieuw (nog niet vastgestelde) beleid is seri-
eus gekeken naar de voorgestelde stoel omdat deze stoel
op zichzelf wel kwaliteit heeft. De commissie heeft wel
gesteld dat deze stoel niet als incident (als voorstel voor
één enkel terras) gezien moet worden, maar als onderdeel
van een gebiedsgerichte aanpak moet worden gezien. Dit
sluit aan op de aanpak die in andere gebieden in de bin-
nenstad al is ingezet. Het nieuwe beleid heeft echter nog
geen zeggingskracht en heeft dus voor de commissie niet
als toetsingskader kunnen fungeren.
Dominicanerkerkstraat De commissie constateerde dat
de reeds geplaatste plantenbakken niet in overeenstem-
ming zijn met de criteria van het bestaande terrassenbe-
leid. Het plan voor de bloembakken werd door de commis-
sie in strijd bevonden met redelijke eisen van welstand
omdat de bak qua vorm, materiaal en uitstraling niet past
binnen de vigerende criteria waaraan de commissie dient
te toetsen. De commissie heeft geadviseerd om op het
betreffend plein geen bloembakken te plaatsen omdat op
het kleinschalige plein al veel elementen bijeen staan.
Vrijthof 14 Er kwam een verzoek binnen om bestaande
gasverwarmingselementen aan de gevel te vervangen. De
commissie was van mening dat door het op deze wijze op
de gevel aanbrengen van gasstralers de beleving en uit-
straling van het monument worden aangetast.
Nieuwe Nota Terrassenbeleid Op 25 november 2008
is de Nota Terrassenbeleid en toetscriteria vastgesteld.
Het uitgangspunt is: ‘Ruimte geven waar het kan; richting
16
Markt noord
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 2
: W
elst
and
: w
erke
n a
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
geven waar het moet’. Voor zowel solitaire terrassen als
ensembles geldt dat zij moeten voldoen aan esthetische
eisen. Deze eisen zijn contextgevoelig. De eisen die aan
een terras in het beschermd stadsgezicht, natuurgebieden
en stedenbouwkundige projecten worden gesteld, zullen
verschillen van de eisen die aan een terras daarbuiten
worden gesteld. Wat betreft het aspect esthetiek formule-
ren wij de volgende algemene kaders ten aanzien van de
inrichting van terrassen:
• het zicht op waardevolle gevels mag niet (hinderlijk)
belemmerd worden;
• de geleding van en daarmee de zichtlijnen op de afzon-
derlijke panden moeten gerespecteerd worden;
• bij ensembles moet de inrichting van afzonderlijke
terrassen passen binnen een totaalconcept;
• ook binnen een ensemble is er ruimte voor individuele
profilering.
Aan de visie en de context van het nieuwe terrassenbeleid
wordt invulling gegeven door het aanbrengen van een
aantal essentiële wijzingen ten opzichte van het tot nu toe
geldende beleid:
• De geldigheidsduur van de terrasvergunning wordt
verlengd van 3 naar 5 jaar.
• Verlenging vergunning bij ongewijzigde situatie is sterk
vereenvoudigd.
• De terrasvergunning wordt heel expliciet zaaksgebonden
in plaats van persoonsgebonden, hetgeen betekent dat
bij wisseling van de exploitatie gedurende de geldig-
heidsduur van de vergunning geen nieuwe terras-
vergunning meer hoeft te worden aangevraagd.
• De feitelijke inrichting wordt in principe aan de
exploitant overgelaten, mits de keuzes passen binnen
de vastgestelde bandbreedtes. Dus geen maximum
aantal stoelen meer, meer variatie in materiaal en
kleuren, grotere parasols (van 3x3 naar 4x4), geen
tussenruimte tussen parasols.
• Advisering door Welstandscommissie alleen in extreme
gevallen.
• Mogelijkheid tot aanbrengen van bekabeling onder
de grond t.b.v. verlichting.
AandachtspuntenOp basis van de opgedane ervaringen met het welstands-
beleid vraagt WMC aandacht voor de volgende punten:
• de beoordeling van plannen waarvoor een vergunning is
verleend, maar die worden aangepast vanwege bezuini-
gingen. Dit gaat vaak ten koste van de kwaliteit van het
plan.
• De beoordeling van situaties in afwijking van of in strijd
met de verleende vergunning. Door achteraf alsnog goed
te keuren, kan de situatie ontstaan dat men denkt ’doe
maar’, het wordt later toch goedgekeurd. De commissie
dient in zulke gevallen uiterst kritisch te zijn, om ook
gevoelens van ongelijke behandeling te vermijden.
• Bij de beoordeling van plannen moet vroegtijdig worden
gevraagd naar het (inpandig) oplossen van technische
installaties.
• Reclame-uitingen moeten streng en rechtvaardig worden
beoordeeld.
• De voorzieningen in de sfeer van de geldautomaten
moeten (zeker binnen het Beschermd stadsgezicht)
kritisch worden gevolgd.
• Het nieuwe terrassenbeleid moet kritisch worden
gevolgd in verband met risico’s van aantasting van
de ruimtelijke kwaliteit.Vrijthof 14
17
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 2
: W
elst
and
: w
erke
n a
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
Zicht vanaf Fort Sint Pieter
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 3
: M
on
um
ente
n:
beh
ou
d e
n o
ntw
ikke
lin
g v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
17
3Monumenten: behoud en ontwikkeling vanruimtelijke kwaliteit
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 3
: M
on
um
ente
n:
beh
ou
d e
n o
ntw
ikke
lin
g v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
20
AchtergrondHet Maastrichtse monumentenbeleid kent een lange
traditie. Al voordat er sprake was van een wettelijke
regeling was Maastricht actief op het gebied van de
monumentenzorg. Namen als Victor de Stuers en Pierre
Cuypers zijn rechtstreeks verbonden met de zorg voor het
cultureel erfgoed van de laatste 150 jaar. Met de invoering
van de eerste wettelijke regeling in 1961, monumentenwet
1961, heeft Maastricht ook in formele zin gewerkt aan een
actief monumentenbeleid. Het toen bestaande monumen-
tenbeleid was erg centraal van karakter: het rijk bepaalde
welke monumenten voor bescherming en instandhouding
in aanmerking kwamen. Na het monumentenjaar 1975,
waarin ook Maastricht actief heeft geparticipeerd, is een
proces op gang gekomen van juridische, bestuurlijke en
financiële decentralisatie van de monumentenzorg. Een en
ander leidde tot een nieuwe monumentenwet, de monu-
mentenwet 1988. In die wet werd bepaald dat gemeenten
die beschikken over een monumentenverordening, waarin
een commissie is voorzien die adviseert over verande-
ringen aan monumenten, zelfstandig kunnen beslissen
over een aanvraag voor een monumentenvergunning.
Maastricht heeft voor deze weg gekozen en heeft sinds
vele jaren ervaring met dit stelsel. Al voordat dit nieuwe
stelsel werd ingevoerd, beschikte Maastricht over een
gemengde welstands- en monumentencommissie. Dit is
3. Monumenten: behoud en ontwikkeling van ruimtelijke kwaliteit
Sint Maartenskerk Wyck
Château Neercanne
21
voor Maastricht voor de hand liggend, omdat veel aan-
vragen voor bouw- en monumentenvergunningen betrek-
king hebben op panden gelegen binnen het door het rijk
beschermde stadsgezicht, dan wel betrekking hebben op
rijksmonumenten gelegen buiten dit gebied. De huidige
WMC is dan ook een commissie die is samengesteld uit
deskundigen op het gebied van de welstandszorg en de
monumentenzorg, aangevuld met een burgerlid.
Het huidige stelselHet Maastrichtse monumentenbeleid is gebaseerd op de
monumentenwet 1988 en op de gemeentelijke monumen-
tenverordening. Wet en verordening zijn gebaseerd op
de gedachte dat de gemeente primair verantwoordelijk is
voor de instandhouding van het culturele erfgoed op het
eigen grondgebied. De gemeente Maastricht heeft gebruik
gemaakt van de mogelijkheid uit de monumentenwet 1988
om de advisering over veranderingen van en aan monu-
menten in eigen handen te nemen. Dit betekent dat alle
aanvragen voor een monumentenvergunning door de com-
missie van een advies moeten worden voorzien.
Werken binnen het huidige stelsel Hoe gaat een en
ander concreet in zijn werk? Voor een verandering aan
een monument is zowel een vergunning in het kader van
de Monumentenwet 1988, als een in het kader van de
Woningwet 2003 nodig. In principe moeten er dan ook
twee adviezen worden uitgebracht, te weten een monu-
mentenadvies en een welstandsadvies. Daar in Maastricht
met één geïntegreerde welstands- en monumentencom-
missie wordt gewerkt, worden beide (deel)adviezen in een
enkel advies verwoord. In grote lijnen wordt de volgende
werkwijze gevolgd.
Preadviezen door cultureel erfgoed van de sectie
ruimte Ten behoeve van de advisering door de commis-
sie wordt voor veranderingen aan rijksmonumenten een
preadvies opgesteld door de afdeling cultureel erfgoed.
De commissie maakt dankbaar gebruik van deze goed
gefundeerde en gedocumenteerde adviezen en in zeer veel
gevallen sluit het eigen advies aan bij het preadvies van
deze afdeling.
Advies bij kleine ingrepen Bij monumenten en pan-
den gelegen binnen het beschermd stadsgezicht is elke
ingreep vergunningplichtig in het kader van zowel de
monumentenwet 1988, als de woningwet 2003. Dit bete-
kent dat voor kleine ingrepen, waarvoor ‘in normale geval-
len’ geen vergunning (en dus ook geen welstandsadvies)
nodig is, dat dus wel het geval is voor rijksmonumenten en
voor panden gelegen binnen het beschermde stadsgezicht.
Per 1 april 2007 is artikel 43 van de Woningwet gewijzigd.
Door deze wijziging is een onduidelijke situatie ontstaan
met betrekking tot de bouwvergunningplicht van onder-
houd van monumenten in het beschermd stadsgezicht.
Bouwhistorisch onderzoek Wanneer een verandering
in of aan een monument meer is dan puur onderhoud,
is het van belang dat WMC beschikt over een gedegen
bouwhistorische rapportage. In de praktijk blijkt dat som-
mige opdrachtgevers niet op de hoogte zijn van, of niet
direct het nut inzien van een dergelijke studie. Voor een
Rechtstraat-noord
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 3
: M
on
um
ente
n:
beh
ou
d e
n o
ntw
ikke
lin
g v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
22
correcte beoordeling van de plannen is deze informatie
echter onontbeerlijk. De commissie constateert verder
dat de bouwhistorische analyse wel wordt verricht door
architectenbureaus die tevens aan het restauratie- en
verbouwingsplan werken. Zij vindt dit vanuit een oogpunt
van objectieve analyse en waardestelling geen goede
zaak en dringt dan ook altijd aan op een studie door een
onafhankelijk deskundig bureau. Verder blijkt dat sommige
bouwhistorische rapportages niet of in onvoldoende mate
een analyse en waardestelling bevatten, terwijl dit laatste
noodzakelijk is om de ingrepen vanuit een oogpunt van
monumentenzorg te kunnen beoordelen.
Observatie ter plekke Een verantwoorde beoordeling
van plannen veronderstelt vaak dat de commissie zich ter
plekke op de hoogte stelt. Het aangeleverde materiaal kan
weliswaar compleet en inzichtelijk zijn, maar kennis van
de situatie ter plekke blijkt toch vaak noodzakelijk om alle
details te kunnen overzien en beoordelen. In zulke geval-
len bezoekt óf de gehele commissie, óf de monumenten-
deskundige(n) uit de commissie samen met een adviseur
van de afdeling cultureel erfgoed het monument, veelal in
het bijzijn van opdrachtgever, architect en in voorkomende
gevallen de projectleider en de bouwinspecteur.
Adviesbevoegdheid RACM Vanaf 1 januari 2009 wordt
de adviesplicht van de RACM in de Monumentenwet 1988
omgezet in een adviesbevoegdheid. Dat betekent dat de
RACM alleen over de omvangrijkere bouwplannen, bij
zwaarwegende gevallen, advies zal uitbrengen. Gemeenten
kunnen de lichtere gevallen afdoen met behulp van het
advies van de gemeentelijke monumentencommissie, i.c.
WMC. In de praktijk zal dit ertoe moeten leiden dat nog
slechts in 4 van de 10 gevallen advies van de RACM zal
worden gevraagd. In aanloop naar deze nieuwe werkwijze
is vanaf 21 april 2008 het interim-beleid ministeriële
adviesplicht van kracht.
Monumentencriteria Binnen WMC wordt gedacht aan
het opstellen van een lijst van criteria voor kleine aanpas-
singen van monumenten. In overleg met de afdeling cul-
tureel erfgoed is een eerste concept ontwikkeld van, wat
naar analogie van de welstandscriteria, monumentencrite-
ria zouden kunnen worden genoemd. Het is de bedoeling
om dit concept verder in studie te nemen en proefervarin-
gen daarmee op te doen.
Maastrichts planologisch erfgoedregimeHet huidige gemeentelijke monumentenbeleid is opge-
nomen in het door de raad vastgesteld document
‘Springlevend verleden’. Het gaat om de beleidsnota cul-
tureel erfgoed die geldt voor de periode 2007-2012. Deze
nota is de opvolger van de monumentennota uit de peri-
ode 1998-2005. Het centrale doel van de nieuwe nota is
om het culturele erfgoed van Maastricht te behouden door
behoedzame ontwikkeling en waar mogelijk het erfgoed te
versterken en te verbeteren door adequaat beheer. In deze
nota is ook het zogeheten Maastrichts planologisch erf-
goedregime opgenomen. Dit is een manier om langs plano-
logische weg cultuurhistorisch waardevolle elementen en
structuren te beschermen. Deze benaderingswijze heeft de
belangstelling van meerdere gemeenten in den lande. Ook
het ministerie van OCW ziet duidelijk perspectief in deze
benadering, getuige de inhoud van het project modernise-
ring monumentenzorg (Momo).
Putepeel
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 3
: M
on
um
ente
n:
beh
ou
d e
n o
ntw
ikke
lin
g v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
23
MomoOp 27 november 2008 heeft minister Plasterk zijn visie op
een gemoderniseerde monumentenzorg bekend gemaakt
onder de titel: ‘een lust, geen last; visie op de moder-
nisering van de monumentenzorg’. In deze nota zijn de
contouren van het nieuwe monumentenstelsel te vinden.
Dit document is nog geen definitief beleidsplan, maar een
voorstel waarover discussie mogelijk is. De meningsvor-
ming wordt verder gestimuleerd door bestuurlijk overleg,
werkbezoeken en discussies over het nieuwe stelsel met
en in het veld. De centrale gedachte uit de nota is dat de
cultuurhistorische waarde van een monument vroeg in
het proces van ruimtelijke ordening moet worden geïn-
ventariseerd en geanalyseerd. Burgers worden hierdoor
eerder actief betrokken bij het bewaren en beschermen
van monumenten. In de nota wordt verder de wenselijk-
heid benadrukt van het verminderen van de regeldruk in
de monumentenzorg. Ook wordt een pleidooi gehouden
voor herbestemming en herontwikkeling van monumentale
kerken, scholen en industriële complexen. Voor het onder-
houd en de restauratie van bestaande rijksmonumenten
komt toereikende structurele financiering.
Uitgangspunt momo Belangrijk uitgangspunt voor
de moderne monumentenzorg is dat burgers (eigenaren
en particulier initiatief) betere participatiemogelijkhe-
den krijgen. Daarnaast wordt de monumentenzorg meer
gebiedsgericht en ontwikkelingsgericht. De vele positieve
zaken van het huidige stelsel blijven bestaan of worden
verbeterd.
Pijlers van momo De visie op moderne monumenten-
zorg rust op vier pijlers.
Pijler 1: cultuurhistorie belangrijk element in procedures
ruimtelijke ordening
Vroeg in het proces van ruimtelijke ontwikkelingen
wordt de cultuurhistorie geïnventariseerd en
geanalyseerd. Cultuurhistorische waarden vormen
één van de wegingsfactoren bij het vaststellen van
een bestemmingsplan. Bij wijzigingen van het
bestemmingsplan wordt het effect van die veran-
dering op de cultuurhistorische waarden afge-
wogen tegen andere belangen. Burgers kunnen
bij belangrijke cultuurhistorische waarden in een
vroeg stadium hun inbreng leveren.
Pijler 2: vermindering regeldruk
Monumentenwetgeving is in het nieuwe stelsel een
ontwikkelkracht. Borging van de cultuurhistorie
vooraan in de ruimtelijke ordening (zie de eerste
pijler) is een principiële keuze die erop gericht is
om sectorale ingrepen in ruimtelijke processen
overbodig te maken. Het aan monumenten gebon-
den instrumentarium kan worden verkleind als
pijler 1 goed vorm krijgt.
Pijler 3: efficiënter beheer en financiering van de voorraad
De bestaande rijksmonumenten moeten goed
beheerd worden. Centraal daarin staan de eige-
naar en de gemeente, die de eigenaar het beste
kan begeleiden. Maatregelen in pijler 3 zijn erop
gericht deze partijen optimaal te faciliteren met
kennis en bevoegdheden. Er komt toereikende
structurele financiering voor restauratie en instand-
houding. De groei van het monumentenbestand
wordt strikt gereguleerd, binnen de bestaande
budgettaire kaders.
Pijler 4: bevorderen herbestemming en herontwikkeling
De grote opgave voor de komende decennia ont-
staat door de leegstand van grote gebouwen zoals
kerken, scholen en industriële complexen. Vanwege
hun cultuurhistorische waarde kunnen ze een
inspiratiebron zijn voor herontwikkelingsplannen.
Planvorming bij herbestemming duurt soms jaren
en leegstand tast het gebouw aan.
Het beleid in deze pijler is erop gericht de gebou-
wen in de planperiode tegen verloedering te
beschermen en om een financieel instrumentarium
te bieden voor de exploitatie van de gebouwen.
Dit is een vernieuwende blik op de subsidies in de
monumentenzorg.
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 3
: M
on
um
ente
n:
beh
ou
d e
n o
ntw
ikke
lin
g v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
24
Strategisch plan voor het religieus erfgoedDe komende jaren sluiten naar alle waarschijnlijkheid
1.000 tot 1.200 Rooms-katholieke en protestantse kerken
hun deuren. Van de 170 kloostergebouwen die nu nog een
religieuze functie hebben zullen circa 120 die functie in
de komende tien jaar verliezen. Deze gebouwen worden
met sloop bedreigd, krijgen een andere bestemming en
hun interieurs (met ca. 150.000 religieuze objecten) zul-
len verloren gaan. Zonder drastisch ingrijpen op zeer korte
termijn verdwijnen talrijke gebouwen en voorwerpen van
ons religieus verleden voorgoed. Om de ernst van de pro-
blematiek en de urgentie van een gericht beleid onder de
aandacht van iedereen te brengen, is 2008 uitgeroepen
tot jaar van het religieus erfgoed. De Stichting 2008 Jaar
van het religieus erfgoed nam het initiatief tot de ontwik-
keling van een strategisch plan voor het religieus erfgoed,
dat op 18 december 2008 aan minister dr. Ronald Plasterk
van OCW werd aangeboden. Dit plan (geschreven door de
voorzitter van WMC, Prof. dr. Nico Nelissen) schetst een
toekomst waarin veel religieuze gebouwen behouden kun-
nen blijven: bij voorkeur in hun oorspronkelijke functie,
waar nodig en mogelijk aangevuld met nevenactiviteiten
die helpen om de zware financiële lasten te dragen. Mocht
deze behoudsvariant niet mogelijk zijn, dan kan een deel
van de kerken en kloosters hun maatschappelijke functie
op een nieuwe manier invullen door de gebouwen een
passende nieuwe bestemming te geven en de religieuze
objecten voor iedereen toonbaar te maken. In het strate-
gisch plan voor het religieus erfgoed wordt ingegaan op
wat religieus erfgoed is, welke functies het vervult voor
mens en samenleving, welke ontwikkelingen zich in het
(recente) verleden op dit gebied hebben voorgedaan en
wat de verwachtingen voor de nabije toekomst zijn. De
algemene strategie van het strategisch plan is dit com-
plexe vraagstuk met klem onder ieders aandacht te bren-
gen, maar zeker onder die van de geloofsgemeenschap-
pen, kerkgenootschappen, eigenaren van religieus erfgoed
en de diverse overheden. Het Rijk beschermt op basis
Potterieplein
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 3
: M
on
um
ente
n:
beh
ou
d e
n o
ntw
ikke
lin
g v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
25
van wet- en regelgeving een deel van het gebouwd en een
zeer klein deel van het roerend religieus erfgoed, maar de
middelen die daarvoor beschikbaar worden gesteld, bie-
den geen garantie voor een toekomst die met vertrouwen
tegemoet kan worden gezien. Dat geldt overigens ook voor
provincies en gemeenten die op basis van eigen regelin-
gen gebouwd religieus erfgoed beschermen, maar voor de
instandhouding ervan ook onvoldoende middelen beschik-
baar stellen. En dan blijft nog onbesproken alle gebouwd
en roerend erfgoed dat geen bescherming geniet, maar wel
als waardevol kan worden aangemerkt. Wat zal daarmee
gebeuren? Het strategisch plan onderkent dat niet alles
bewaard kan en zal blijven, dat een minder waardevol
deel van de religieuze gebouwen en roerend erfgoed zal
verdwijnen, maar dat er krachtige inspanningen moeten
worden verricht om onnodig en onwenselijk verlies van dit
erfgoed te voorkomen.
Monumentenplannen 2008Een groot aantal plannen, dat aan WMC wordt voorgelegd
ter advisering, heeft betrekking op veranderingen van
monumenten. Wanneer bijvoorbeeld als gevolg van een
nieuw gebruik van een monument aanpassingen worden
voorgesteld, dan is het de taak van de commissie om hier-
over te oordelen in termen van het behoud, c.q. aantasting
van de monumentale waarden van het pand. De voorge-
stelde ingrepen kunnen op alle onderdelen van het monu-
ment betrekking hebben: op een wijziging van de indeling,
op het verwijderen van muren, het vervangen van de kap,
het aanbrengen van nieuwe pannen, het aanleggen van
een kelder, het uitbreiden van het pand, het vervangen van
kozijnen, het aanbrengen van isolatieglas, enzovoort. De
voorgestelde veranderingen zijn vaak ingrijpender wanneer
een monument van functie verandert, bijvoorbeeld wan-
neer het voornemen is om een monumentaal woonhuis als
kantoor te gaan gebruiken. Uit de vele plannen die WMC
gedurende 2008 behandeld heeft, noemen we er enkele
waar een bijzondere problematiek aan de orde was.
Aandacht voor externe en interne aspecten Om een
goed beeld van de bestaande situatie te krijgen, wordt
door WMC altijd aangedrongen om ter plekke kennis te
nemen van de situatie, waarbij de ingediende plannen
de basis vormen om te kijken of deze al dan niet tegen
de bestaande monumentale waarden indruisen. In het
geval dat wel het geval is, wordt in overleg aangegeven
wat in zulke gevallen te doen. Van de zijde van de com-
missie worden suggesties gedaan om ten aanzien van de
bekritiseerde aspecten tot een oplossing te komen. Ook
in het geval van de Lambertuslaan 6, heeft een lid van de
commissie bouwplanoverleg gevoerd en zijn tijdens het
overleg de gevoelige punten besproken. Zo is erop aange-
drongen om de marmeren platen in de hal te repareren en
niet tot (partiële) vervanging ervan over te gaan, omdat de
marmeren platen in dit formaat buitengewoon zeldzaam
zijn en vervangende platen van dezelfde kleurstelling en
aders niet te verkrijgen zijn. Verder is voorgesteld om de
houten puien en deuren in de hal te houten (of een kleur-
stelling te geven), zodat de hal, ruimtelijk gezien, meer
diepte krijgt. Door het plaatsen van voorzetwand in de keu-
ken en het toilet worden tegels aan het zicht onttrokken,
maar vanuit een monumentenoptiek is daar geen bezwaar
tegen. Tegen het opschuren van de vloeren, en vervolgens
schilderen van de vloerdelen, bestaat geen bezwaar. De
enkele en dubbele wasbak en de ledenradiatoren zul-
len hergebruikt worden in het pand. Tegen de doorbraak
tussen voor- en achterkamer en het aanbrengen van een
schuifdeur, analoog aan de begane grond, bestaat geen
bezwaar. Tegen het openen van een dichtgemetseld ven-
ster aan de oostzijde bestaat evenmin bezwaar. Tegen het
maken van een opening in het plafond op de eerste verdie-
ping van de toren bestaat geen bezwaar, indien het orna-
ment in zijn geheel wordt uitgenomen en hergebruikt, dan
wel in het pand opgeslagen wordt en de gemaakte sparing
zodanig wordt gemaakt dat de sloffen van de kapspanten
niet verplaatst hoeven te worden en de opening met een
glasplaat kan worden gedicht in verband met mogelijk
stof- en kouoverlast. De op de overloop gedachte woning-
scheidende wand is in principe akkoord. Dubbelglas is bij
monumenten niet toegestaan. Daar er hier geen sprake
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 3
: M
on
um
ente
n:
beh
ou
d e
n o
ntw
ikke
lin
g v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
26
is van ‘oud’ glas en de bestaande ramen van voldoende
maatvoering zijn, is vervanging door gelamineerd glas
denkbaar. Vanwege de hoge geluidsbelasting van de gevel
worden achterzetvensters geadviseerd. De authentieke
rolluiken worden gerestaureerd. Het tuinhek wordt niet ver-
vangen, maar gerestaureerd. De gevel wordt niet geverfd,
omdat daarmee de textuur van de gevel gewijzigd wordt en
het subtiele voegwerk visueel verloren gaat. De wens tot
reiniging van de gevel heeft een niet bevredigend proef-
stuk opgeleverd: van de baksteen zijn de zwakke delen
weggedrukt en de geknipte voegen zijn ernstig bescha-
digd. Een ander reinigingsprocedé zal gevolgd
moeten worden. Het terreininrichtingsplan moet nog wor-
den aangeleverd in verband met de monumentale boom in
de tuin. Bij de beoordeling van het gewijzigde plan bleek
dat een aantal aanpassingen ontbreken, c.q in onvol-
doende tegemoet is gekomen aan de boven genoemde
punten. Zo is dubbelglas in monumenten niet toegestaan
en de commissie adviseerde derhalve restauratieglas toe
te passen. Voorts wenste de commissie nog geïnformeerd
te worden over het restaureren van de rolluiken, de detail-
lering van de glaspui ter plaatse van de trap op de verdie-
ping en het plafondornament in de dakkap.Tot slot wenste
de commissie nog vollediger geïnformeerd te worden over
de inrichting en de materialisering van het terrein. Daarbij
heeft zij opgemerkt dat het verplaatsen van het hekwerk
bij de ingang niet acceptabel is omdat hierdoor een on-
logische ordening ontstaat. De commissie is van mening
dat het hekwerk op de grens met het openbare terrein
dient te blijven staan. Tot slot heeft de commissie verzocht
om de bestaande bomen te handhaven en op tekening
aan te geven. Het opnieuw aangepaste plan is vervolgens
weer aan de commissie voorgelegd. De commissie heeft
toen haar waardering uitgesproken voor de zorgvuldige
detaillering en uitvoering van de kozijnen. Ten aanzien
van het hekwerk was de commissie van mening dat zowel
de situering, als ook de vormgeving van het bestaande
hekwerk past binnen het toenmalige tijdsbeeld en van een
bijzondere historische kwaliteit is, en onderdeel vormt van
de monumentale omgeving. Het voorstel voor het nieuwe
hekwerk doet naar de mening van de commissie afbreuk
aan de monumentaliteit en is door zijn gestandaardiseerde
vormgeving niet passend bij het monument en in deze
omgeving. De commissie heeft geadviseerd het bestaande
hekwerk te restaureren.De terreininrichting voldeed naar
de mening van de commissie aan redelijke eisen van
welstand met uitzondering van de bossageblok die werd
voorgesteld links van het pand en met uitzondering van de
geplande inritten.
Zonder vergunning aanbrengen van veranderingen
aan monument Af en toe komt het voor dat een initia-
tiefnemer al veranderingen aan een monument aanbrengt
zonder dat daarvoor een vergunning is afgegeven. Dit kan
tot irreversibele aantasting leiden van het monument.
Daarmee worden dan waarden aangetast die juist vanwege
de monumentenstatus behouden zouden moeten blijven.
Een voorbeeld in deze is Achter het Vleeshuis 11. De com-
missie heeft hierbij opgemerkt dat zij het in hoge mate
betreurt dat in het rijksmonument cruciale monumentale
onderdelen en structuren zijn gesloopt zonder vergunning.
Hierdoor zijn de beoordelingskaders voor WMC weggeno-
men. Bovendien constateerde de commissie dat de ver-
bouwing van het pand de bouwhistorische waarden heeft
aangetast. WMC heeft er goede nota van genomen dat
de kapconstructie onaangeroerd blijft en niet geïsoleerd
wordt en dat de vloeren niet gewijzigd worden. Het inge-
diende plan werd door de commissie in strijd bevonden
met redelijke eisen van welstand-/c.q. monumentenzorg
omdat onvoldoende rekening wordt gehouden met het
monument en onvoldoende structuurherstellend wordt
gewerkt. Nu is geconstateerd dat een aantal essentiële
onderdelen zijn gesloopt, is de commissie van mening dat
structuurherstellend dient te worden gewerkt. Met name
de achtergevel, de voormalige aanbouw op de eerste
verdieping, oudere structuren op de tweede en derde ver-
dieping en de schoorsteen zijn niet meer als zodanig her-
kenbaar. Ook de schoorsteen buitendaks dient weer terug-
gebracht te worden. Voorts was de commissie van mening
dat de nieuwe ramen in de achtergevel op de tweede ver-
dieping door hun afmeting en situering niet passend zijn
binnen deze architectuur, dat de ramen inclusief het glas
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 3
: M
on
um
ente
n:
beh
ou
d e
n o
ntw
ikke
lin
g v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
27
in de voorgevel behouden dienen te blijven, alsmede de
dakkapel in de voorgevel en de steektrap naar de zolder.
De extra dakkapel in de achtergevel werd door de commis-
sie als overdadig gezien en ook als verstorend voor het
dakvlak. De commissie heeft geadviseerd één dakkapel te
plaatsen aangevuld met één of twee kleine 4-pans dakra-
men. De commissie heeft ook nog aandacht gevraagd voor
het interne leidingverloop en de rookgasafvoeren. Zij heeft
verzocht deze zorgvuldig in te passen in het monument.
Stopleggen werkzaamheden Het komt voor dat al met
werkzaamheden wordt begonnen zonder dat men over de
vereiste vergunning beschikt. Wanneer de inspecteur dit
signaleert, heeft hij de bevoegdheid om het werk stil te leg-
gen. Dit is bijvoorbeeld gebeurd bij de panden op de hoek
Grote Staat 34 en Spilstraat 27. De commissie nam kennis
van het stopleggen van de werkzaamheden. Bij dit plan
waren meerdere zaken in het geding, zoals wijziging van
de interne structuur van de panden, de verandering van de
winkelpui aan de Spilstraat, het schilderen van de gevel
aan de Spilstraat, het wijzigen van het vloerniveau en het
verplaatsen van de inpandige binnentrap. De commissie
was van mening dat door het verplaatsen van de meterkast
en van de trap naar de bovenwoningen, de interne struc-
tuur van de twee panden onvoldoende herkenbaar bleef.
Conform het vigerende beleid zijn slechts beperkte openin-
gen in de muren toegestaan. Ten aanzien van de pui was
de commissie van mening dat deze te veel was ontworpen
vanuit toevalligheden en te weinig vanuit de totale gevel-
structuur. De commissie vond de aangegeven ingrepen
een ernstige aantasting van de karakteristieke architectuur
en monumentale waarde van het pand. De commissie ver-
zocht de inpandige structuur beter herkenbaar te maken
door middel van gemetselde kolommen en balken, en de
pui integraal met de totale gevelarchitectuur te ontwerpen.
De commissie heeft ervan kennisgenomen dat de trap
naar de winkelruimte op de eerste verdieping in zijn posi-
tie blijft gehandhaafd. Op basis van deze opmerkingen is
het plan aangepast. Het gedane voorstel voor de openin-
gen in de pandscheidende wanden kon de instemming
van de commissie hebben, omdat de bouwhistorische en
ruimtelijke kwaliteit voldoende wordt gewaarborgd. De
winkelpui werd in strijd bevonden met redelijke eisen van
welstand omdat de verhouding en maatvoering van het
glasdeel onvoldoende was afgestemd op de gevelstruc-
tuur. Het plan voor de winkelpui is vervolgens aangepast
en de commissie heeft daarmee, inclusief de materialisa-
tie, kunnen instemmen.
Vernieuwen dak Soms is het nodig om van een monu-
ment het dak geheel of gedeeltelijk te vervangen. Dat was
bijvoorbeeld het geval in de Maastrichter Brugstraat 24.
Het aanvankelijke plan werd door wmc in strijd bevonden
met redelijke eisen van welstand- c.q. monumentenzorg
omdat onvoldoende rekening werd gehouden met de
monumentale kwaliteiten van het pand en onvoldoende
werd aangegeven hoe met deze kwaliteit wordt omgegaan.
De commissie vroeg vooral aandacht voor de volgende
zaken: de ventilatie in relatie tot de dakfolie, de authen-
tieke gietijzeren dakramen, de rookgasafvoeren, de loodin-
dekkingen naar de belendende panden, het handhaven
authentieke dakbeschot, het hergebruik van de bestaande
pannen, de bemonstering van de leien, de detaillering en
het zinkwerk in de goten. De commissie heeft verzocht in
overleg te treden met de vertegenwoordiger van de afde-
ling cultureel erfgoed en het plan aan te passen aan de
gemaakte opmerkingen. Dit is ook gebeurd op basis van
gemaakte afspraken.
Glazen toegangsdeur Voor het beeld van een monu-
ment is een onderdeel van het pand vaak zeer bepalend.
Dat bleek weer eens bij de aanvraag voor het pand Het Bat
18, waar voorgesteld werd om de houten voordeur met
kozijn te vervangen door een glazen deur met bovenlicht.
Dit plan werd door de commissie in strijd bevonden met
redelijke eisen van welstand, c.q. monumentenzorg omdat
de deur een essentieel onderdeel is van het monument en
de voorgestelde glazen deur de monumentale waarde in
sterke mate aantast.Ter vergadering werden enkele alter-
natieven besproken met de architect waarbij handhaving
van de bestaande deur uitgangspunt was. Een glazen deur
kan achter de bestaande deur geplaatst worden zodat
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 3
: M
on
um
ente
n:
beh
ou
d e
n o
ntw
ikke
lin
g v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
28
tegemoet gekomen wordt aan de wens vanuit de bedrijfs-
voering, maar tevens de bestaande deur gehandhaafd kan
blijven.
Dubbel glas Het vigerende beleid is om in rijksmonu-
menten geen dubbelglas toe te passen. Incidenteel doet
zich een situatie voor, waarbij de vraag is of er op basis
van redelijke argumenten een dergelijke voorziening toch
gewenst is.
Dit speelde bij het veranderen en samenvoegen van wonin-
gen in het zogeheten Boostenwijkje in het Bosscherveld.
De commissie heeft kennisgenomen van de aangepaste
detaillering met toepassing van dubbel isolerend glas. De
commissie heeft waardering voor de planvorming en de
wijze waarop de jonge monumenten als ensemble op een
duurzame wijze worden behouden. In het vigerende beleid
wordt het toepassen van dubbelglas in rijksmonumenten
niet toegestaan. Het plan met de voorgestelde detail-
lering met dubbelglas tast de monumentale waarde van
het ensemble en de karakteristiek van het wijkje echter
niet aan. De commissie was uiteindelijk van oordeel dat
de aangepaste detaillering, met het toepassen van dub-
belglas, voldoet aan redelijke eisen van welstand c.q.
monumentenzorg.
Vernieuwen kozijnen Raamkozijnen hebben geen
eeuwig leven. Toch zijn deze vaak in een betere staat, dan
de eigenaar of zijn adviseur vindt. In zulke gevallen is het
van belang om in goed overleg te bepalen wat wenselijk is
zowel vanuit functioneel, als vanuit cultuurhistorisch oog-
punt. Dit was bijvoorbeeld het geval bij een monumentaal
pand aan de Grote Looiersstraat 20. Voorafgaand aan de
vergadering heeft een lid van de commissie ter plaatse
kennis genomen van de toestand van de kozijnen en de
plannen tot vernieuwing ervan. De commissie was van
mening dat alvorens te beslissen over vervanging, er eerst
een volledig onderzoek plaats diende te vinden naar de
kwaliteit, de bouwhistorische waarde en de detaillering
van de bestaande kozijnen. De commissie heeft kennis-
genomen van het rapport gemaakt door een architecten-
bureau. Uit de analyse blijkt dat de toestand van de bui-
tenkozijnen slechter is dan was verwacht. Het voornemen
betrof het vernieuwen van de buitenkozijnen op de eerste
en tweede verdieping in de voor- en achtergevel, en het
vernieuwen van de kozijnen in de linkerzijgevel ter plaatse
van de onderdoorgang. In samenspraak met de opdracht-
gever en de architect is een gedetailleerd plan van aanpak
opgesteld, waarbij zo veel mogelijk is gekozen voor herstel
van de bestaande kozijnen en slechts daar wordt ver-
nieuwd (met eenzelfde profiel) waar dit echt nodig is.
Stalen kozijnen In de periode van de Wederopbouw
werd vaak gewerkt met stalen kozijnen. Dat was ook
het geval met het gebouw aan het Mariabastion 50
(Woonschool Ravelijnstraat). Het voorstel was om de sta-
len kozijnen te vervangen door aluminium kozijnen. De
commissie heeft verwezen naar het ensemble van wonin-
gen en school dat een unieke waarde vertegenwoordigt in
architectuur en ruimtelijke kwaliteit. Het plan werd door de
commissie in strijd bevonden met redelijke eisen van wel-
stand omdat de wijziging van de kozijnen de karakteristiek
van de architectuur van het gebouw aantast. De commis-
sie was van mening dat door het vervangen van de stalen
kozijnen door aluminium kozijnen de slankheid en de fijn-
zinnigheid onaanvaardbaar worden aangetast. De unieke
waarde van het schoolgebouw in combinatie met de
omringende woningen dient overeenkomstig de vigerende
welstandscriteria gehandhaafd te worden. De commissie
adviseerde derhalve nader te onderzoeken of de kozijnen
gerestaureerd zouden kunnen worden. Zij heeft daarbij
verwezen naar een recente brochure van de RACM over
het restaureren van stalen kozijnen. Het gewijzigde plan
kreeg vanwege de zorgvuldige aanpak veel waardering.
De waardevolle stalen kozijnen worden gerestaureerd. De
commissie vond dat vanwege de extra kosten daarvan een
cofinanciering c.q subsidiëring op zijn plaats zou kunnen
zijn, vanwege de voorbeeldfunctie voor het behouden van
waardevolle stalen kozijnen.
Verdiepen van kelders onder monumenten In een
aantal recente monumenten- en bouwvergunningsaanvra-
gen wordt gevraagd om uitbreiding en/of verdieping van
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 3
: M
on
um
ente
n:
beh
ou
d e
n o
ntw
ikke
lin
g v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
29
de kelder. Het gebruik van kelders beperkte zich in het
verleden doorgaans tot opslag of een andere secundaire
functie. In het verleden is in een aantal steden zeker wel
sprake geweest van ander gebruik, bijvoorbeeld de werf-
kelders in Utrecht die deels bewoond zijn geweest. De
kelders zijn doorgaans bereikbaar via een secundaire trap
vanaf de begane grond en soms ook vanaf een luikachtige
constructie voor het pand. Regelmatig zijn er luiken in de
plint opgenomen. In enkele gevallen is de kelder toegan-
kelijk vanaf de achterzijde van het pand. Deze buitentoe-
gangen dienden voor het bevoorraden. De economische
druk op de commerciële ruimten in de Maastrichtse bin-
nenstad is groot. Via allerlei wegen wordt er gezocht naar
de mogelijkheid om het ‘verkoopoppervlak uit te breiden.
De bovenwoning betrekken bij de commerciële ruimten is
daar een voorbeeld van. Recent zijn er enkele monumen-
ten- en bouwvergunningaanvragen ingediend waarbij het
voornemen is om de kelder bij de begane grond ruimte
te betrekken. Om deze ruimte te kunnen benutten, is het
meestal noodzakelijk een aantal bouwkundige maatrege-
len te treffen. Het uitdiepen van de kelder is de meest in
het oog springende. WMC is van mening dat er een res-
trictief beleid moet worden gevoerd met betrekking tot het
verdiepen en in gebruik nemen van de kelders. Bij aanvra-
gen dienen alle aspecten in ogenschouw te worden geno-
men. Het gevaar is onder andere gelegen in een getrapte
aanvraag. Eerst de kelder verdiepen en daarna het aanpas-
sen van het pand in verband met de gebruiksvergunning
via de politieke weg (economisch belang) om een aanpas-
sing van de bouwvergunning af te dwingen.
Rechtstraat 76 Er komen nog steeds aanvragen binnen
om kelders van monumenten uit te diepen. Dit is bijvoor-
beeld het geval bij het pand Rechtstraat 76. Men wil in de
kelder toiletten plaatsen. WMC heeft dit voorstel voor het
uitdiepen van de kelder in strijd bevonden met redelijke
eisen van welstand, c.q. monumentenzorg, omdat door het
uitdiepen van de kelder de historische structuur en bele-
ving ervan onaanvaardbaar worden aangetast. Conform het
toegepaste beleid is de commissie van mening dat het uit-
diepen van kelders in monumenten in het algemeen zeer
terughoudend dient te worden omgegaan. De commissie
heeft evenwel nadien kennisgenomen van het het feit dat
in het verleden de keldervloer naar alle waarschijnlijkheid
is opgehoogd. Gelet op dit gegeven was de commissie van
mening dat, in afwijking van het gevoerde beleid, het uit-
diepen van de kelder in deze situatie in principe mogelijk
is onder de stringente voorwaarde dat aantasting van de
monumentale waarden voorkomen wordt. Hiertoe heeft de
commissie geadviseerd om eerst een proefveld van circa
1 vierkante meter en een drietal proefsleuven tot op het
oorspronkelijke vloerniveau te ontgraven. De bevindin-
gen, alsmede een plan van aanpak hoe wordt omgegaan
met het aangetroffen vloervlak, diende ter beoordeling
voorgelegd te worden aan de commissie. Voorts onder
voorwaarde dat bij het uitdiepen van de kelder archeolo-
gisch onderzoek zou plaatsvinden. Ten aanzien van het
ontwerpplan voor de invulling van de kelder met toiletten
en technische voorzieningen heeft WMC geadviseerd om
in beeld te brengen welke invloed het toekomstige gebruik
heeft op het monument. Hierbij diende gedacht te worden
aan de problemen als gevolg van vocht (luchtvochtigheid
en kwelwater), ventilatie en technische installaties met lei-
dingen. Het gewijzigde plan werd door de commissie afge-
keurd, omdat het plan een aantasting betekende van de
ruimtelijke kwaliteit van het historisch gewelf. WMC heeft
geadviseerd een plan te ontwikkelen dat qua vormgeving,
materialisering en detaillering meer respect toont voor de
historische kwaliteit. Ook het opnieuw aangepaste plan
had bij de commissie geen goed onthaal. De commissie
adviseerde de toilettenruimten aan de rand van het kelder-
gewelf te situeren en visueel los te houden van het gewelf.
Dit voorstel is overgenomen en zo kon alsnog een positief
advies worden afgegeven onder voorwaarde dat niet dieper
wordt ontgraven dan het oorspronkelijke niveau en onder
voorwaarde dat er een archeologisch onderzoek plaatsvindt.
Schilderen gevels In Maastricht zijn veel monumen-
tale gevels geschilderd. Op gezette tijden moet een gevel
opnieuw worden geschilderd. In verband met de gewenste
kleurstelling en de toe te passen verven geeft WMC
advies op maat, gebaseerd op de uitgangspunten van
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 3
: M
on
um
ente
n:
beh
ou
d e
n o
ntw
ikke
lin
g v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
30
‘Maastrichts koloriet’. De werkwijze van de commissie is
daarbij in het algemeen als volgt. Een ambtenaar van cul-
tureel erfgoed bekijkt de situatie ter plaatse op basis van
de gedane aanvraag. Geeft daarover een preadvies aan
WMC. Indien wenselijk stelt WMC zichzelf op de hoogte
ter plaatse en aansluitend wordt een advies verstrekt. De
kleurtoepassing moet stroken met ‘Maastrichts koloriet’ en
er wordt verder op aangedrongen om niet met standaard
ral-kleuren te werken. Om een paar voorbeelden te geven.
Voor het hoekpand Munststraat - Markt werd de aanvraag
ingediend om de gevel in de kleur beige te schilderen.
WMC heeft hiermee ingestemd. Wel heeft de commissie
nog gevraagd om aan te geven welke onderdelen geschil-
derd worden en hoe de blinde ramen in de Muntstraat
zouden worden uitgevoerd. Voorts heeft de commissie
verzocht (iets dat gebruikelijk is) een monster van de kleur
beige ter beoordeling ter plaatse op te zetten en hierover
in overleg te treden met de vertegenwoordiger van cultu-
reel erfgoed. In een andere situatie (Stokstraat 47) kon
WMC niet akkoord gaan met het schilderen van een nog
niet geschilderd pand. De commissie is van mening dat
door het rood schilderen de textuur van het pand teniet
wordt gedaan en de verschillende materialen niet meer
herkenbaar zijn. Ook gaat de eenheid van het straatbeeld
daardoor verloren.
Borstweringen Een van de uitgangspunten bij puien
binnen het beschermd stadsgezicht is dat deze van een
borstwering moeten zijn voorzien. Bij een plan voor de
pui op Cörversplein 3 werd voorgesteld om de bestaande
borstwering te verwijderen. De commissie adviseerde
in deze negatief, gegeven het beleid in deze. Het gewij-
zigde plan kwam in onvoldoende mate tegemoet aan dit
uitgangspunt. De commissie oordeelde dat de volledige
borstwering dient te worden gehandhaafd, ook in de por-
tiek, omdat deze borstwering één architectonisch geheel
is. Ook was de commissie van mening dat door het inbren-
gen van een aantal stijlen in de pui er een onrustig en
versnipperd beeld ontstaat. De commissie was verder van
mening dat de huidige pui, esthetisch gezien, meer kwali-
teit heeft dan het ingediende voorstel.
In een vervolgaanvragen werd de bestaande pui gehand-
haafd.
Waarde jongere bouwkunst Soms doet zich een bij-
zondere situatie voor. Zo kan een monument in het verle-
den al eens gerestaureerd en aangepast zijn en kan deze
interventie vele jaren later als waardevol worden gekarak-
teriseerd, zodat daarmee bij de planontwikkeling rekening
moet worden gehouden. Dat was bijvoorbeeld het geval bij
het pand Betlehemweg 2. Het ging daarbij om het verbou-
wen van docentenkamers naar hotelkamers. Het plan vol-
deed naar de mening van de commissie in hoofdopzet aan
redelijke eisen van welstand, c.q. monumentenzorg onder
voorwaarde dat onder andere de ingreep van architect
J. Huysmans beter gedocumenteerd zou worden en in de
planontwikkeling met deze kenmerkende ingreep rekening
zou worden gehouden.
Verbouwen monument tot hotel Vroegere monumen-
tale woonpanden worden af en toe omgebouwd tot hotel.
Dit heeft voor de cultuur- en bouwhistorische waarden van
het pand vaak grote gevolgen, wanneer dat op een weinig
zorgvuldige manier gebeurt. Vandaar dat de commissie
deze plannen nauwkeurig analyseert en becommentari-
Stenebrug
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 3
: M
on
um
ente
n:
beh
ou
d e
n o
ntw
ikke
lin
g v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
31
eert. Dit was bijvoorbeeld het geval bij het pand aan de
St. Jacobsstraat 6. Door zich ter plekke op de hoogte te
stellen en door duidelijke afspraken te maken, wordt
gepoogd om functionaliteit en monumentale waarden met
elkaar in harmonie te brengen. De plannen zijn vervolgens
nader uitgewerkt. Over de vloer en over enkele interieurele-
menten is nog nader overleg geweest. De commissie heeft
nogmaals erop gewezen dat de nieuwe vloer meer kwaliteit
dient te bezitten en rijker dient te worden vormgegeven.
Verder is gesteld dat de hoge mate van authenticiteit
van de draagstructuur, maar ook de vrijwel geheel intact
gebleven achttiende eeuwse afwerking met paneeldeuren,
schouwen etcetera vragen om een doordachte aanpak. Ten
aanzien van het portaal op de eerste verdieping is gesteld
dat de huidige deuren met glas-in-lood bovenpanelen
onberoerd moeten blijven. Het aangepaste plan voor de
vloeren, voor de trap en voor de brandwerende deuren vol-
deed aan redelijke eisen van welstand, c.q. monumenten-
zorg onder voorwaarde dat de toegevoegde branddeur in
dezelfde kleur geschilderd zou worden als de wanden.
AandachtspuntenOp basis van de opgedane ervaringen wil WMC de volgen-
de punten onder de aandacht brengen:
• De aandacht van WMC dient zich te richten op alle
aspecten van de voorgenomen veranderingen van
rijksmonumenten, van panden en structuren gelegen
binnen het beschermd stadsgezicht en van objecten en
structuren vallend onder het Maastrichts Planologisch
Erfgoedregime. Daarbij is zowel aandacht nodig voor de
externe, als ook de interne aspecten van het pand.
• Bij veranderingen van enige omvang is het noodzakelijk
om bouwhistorisch onderzoek te (doen) verrichten door
een onafhankelijk deskundig bureau, dat bovendien
zorgt voor de waardestelling van onderdelen van het
pand.
• Nu de RACM haar adviesplicht inzake restauraties
van rijksmonumenten (wettelijk) omzet in een advies-
bevoegdheid, rust er nog een zwaardere taak op de
gemeente om zorgvuldig en uitgebreid te kijken naar
restauratieplannen. Behalve voor de afdeling cultureel
erfgoed, ligt hier ook een belangrijke taak voor WMC.
• Het Maastrichtse monumentenbeleid dient rekening te
houden met de voorstellen opgenomen in Momo en in
het Strategisch plan voor het religieus erfgoed.
• De functionaliteit en de rechtskracht van het Maastrichts
planologisch erfgoedregime dient op de voet gevolgd te
worden.
• Bij het cultureel erfgoed zijn ook ogenschijnlijke details
van groot belang. Voornemens om onderdelen van
monumenten te veranderen, dienen zorgvuldig te wor-
den beoordeeld tegen de achtergrond van het vigerende
monumentenbeleid. Daarbij gaat het onder andere om
ingrepen als het vernieuwen van daken, het doorbreken
van perceelscheidende wanden, het aanbrengen van
dubbelglas, het vernieuwen van kozijnen, het vervangen
van stalen kozijnen, het verdiepen van kelders, het weg-
halen van borstweringen, het aanbrengen van glazen
toegangsdeuren en het schilderen van gevels. Voordat
men het weet, is de structuur van een monument door
allerlei ogenschijnlijk kleine ingrepen aangetast.
• Sommige monumenten hebben in het verleden al een
belangrijke wijziging ondergaan. In de periode van de
Wederopbouw zijn in Maastricht de nodige monumen-
ten aangepakt volgens de toen heersende opvatting
over hoe met monumenten om te gaan. De situatie is
ontstaan dat deze toenmalige ingrepen inmiddels hun
cultuurhistorische betekenis hebben gekregen en bij
tegenwoordige restauraties gerespecteerd dienen te wor-
den.
• Het is van groot belang dat strenger wordt gehandhaafd
bij wijzigingen die zonder vergunning, of in strijd met de
verleende vergunning, aan monumenten worden toege-
bracht.
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 3
: M
on
um
ente
n:
beh
ou
d e
n o
ntw
ikke
lin
g v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
32
Museum aan het Vrijthof
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 4
: O
pen
bar
e ru
imte
: ru
imte
mak
en v
oo
r ru
imte
lijk
e kw
alit
eit
33
4Openbare ruimte: ruimte maken voor ruimtelijke kwaliteit
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 4
: O
pen
bar
e ru
imte
: ru
imte
mak
en v
oo
r ru
imte
lijk
e kw
alit
eit
34
4. Openbare ruimte: ruimte maken voor ruimtelijke kwaliteit
AchtergrondDe commissie heeft ook tot taak het adviseren over plan-
nen met betrekking tot de openbare ruimte. Zeker in een
stad als Maastricht met belangrijke historische pleinen
zoals Vrijthof, Markt, OL-Vrouweplein en ook moderne
pleinen, zoals Miserecordeplein, Herdenkingsplein en
Plein 1992, is het van groot belang dat herinrichtingen,
aanpassingen, meubilering, verlichting, bestrating en
dergelijke met grote zorg worden omkleed. De commissie
vindt de advisering over dit soort plannen van groot belang
voor de bevordering en instandhouding van de ruimtelijke
kwaliteiten van de stad. Met de ambtelijke organisatie zijn
goede afspraken gemaakt over het moment van bespreking
van de ontwerpplannen en over hoe met de adviezen van
de zijde van de commissie om te gaan.
Herinrichting van de openbare ruimteGedurende de verslagperiode zijn meerdere plannen voor
de herinrichting van de openbare ruimte in Maastricht aan
de commissie ter advisering voorgelegd.
Kommelplein Door de herbestemming van het Kruis-
herencomplex is een nieuwe situatie ontstaan voor het
Kommelplein. Lange tijd heeft dit als parkeerplaats gefun-
geerd, maar de behoefte was om dit plein meer allure te
geven en beter te laten aansluiten bij de nieuwe bestem-
ming van het direct eraan gelegen Kruisherencomplex. De
commissie heeft kennis genomen van enkele alternatieven
die door de dienst waren ontwikkeld. De commissie was
van mening dat de eerder gepresenteerde visie van het
carré met minimale invullingen het uitgangspunt voor de
verdere planontwikkeling zou dienen te zijn. Het aan haar
gepresenteerde ontwerp voldeed daar niet aan. De voor-
gestelde groen-aanplant zou naar de mening van de com-
missie afbreuk doen aan dit principe en het plein in twee
delen scheiden. Dit advies is niet door de dienst overgeno-
men en inmiddels is de groenaanplant in uitvoering.
Maaspromenade De Maaspromenade is nog niet hele-
maal af. Ter hoogte van de Van Hasseltkade moeten nog
voorzieningen worden getroffen, onder andere in verband
met het straatmeubilair, de verlichtingsarmaturen, de
nooduitgang van de tunnel en het treffen van voorzienin-
gen voor de bushalte. Het aan de commissie voorgelegde
plan werd in strijd bevonden met redelijke eisen van wel-
stand, omdat er een niet acceptabele verrommeling van de
openbare ruimte ontstaat. De commissie was van mening
dat de combinatie van definitieve bouwwerken met tijdelij-
ke voorzieningen een rommelig ruimtelijk eindbeeld ople-
vert. Dit geldt met name voor de elementen nooduitgang,
tijdelijke bushuisjes, tijdelijke openbare verlichting en de
materialisatie van de weg. De commissie adviseerde ofwel
de eindsituatie te ontwerpen, dan wel het plan aanzienlijk
te reduceren met een tijdelijke uitstraling. Ten aanzien van
de groenhelling aan de kadebebouwing was de commissie
van mening dat de structuur helderder zou worden wan-
neer de bomenrij niet zou worden doorgezet in de groen-
helling. Vanwege de onduidelijkheden in de toekomst,
door de mogelijke komst van de tram op dit tracé, heeft de
commissie uiteindelijk ingestemd met de glazen overkap-
ping van de nooduitgang Ten aanzien van abri’s heeft de
commissie kennis genomen van het tijdelijk plaatsen van
de standaard abri’s.
Volksplein
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 4
: O
pen
bar
e ru
imte
: ru
imte
mak
en v
oo
r ru
imte
lijk
e kw
alit
eit
35
Maasboulevard
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 4
: O
pen
bar
e ru
imte
: ru
imte
mak
en v
oo
r ru
imte
lijk
e kw
alit
eit
36
Kruispunt Wilhelminasingel – Stationsstraat De
commissie heeft kennis genomen van de plannen tot
vernieuwing van het kruispunt Wilhelminasingel –
Stationsstraat, inclusief de aanpassingen rondom de
beeldengroep. Het voorstel voldeed in hoofdopzet aan
redelijke eisen van welstand. Wel heeft de commissie nog
aandacht gevraagd voor de groenstrook, de situering van
de zebrapaden, de vorm van het basement, de situering
van de abri’s en het verlichten van de beeldengroep. De
commissie was van oordeel dat de monumentale beel-
dengroep niet verlicht moet worden. Het aangepaste plan
voldeed in hoofdopzet aan redelijke eisen van welstand,
met uitzondering van het basement van de beeldengroep.
De commissie was van mening dat het basement als ronde
vorm dient te worden ontworpen of als een zuivere ortho-
gonale vorm. Voorts onder voorwaarde dat nog een nadere
studie zou worden verricht naar het koppelen van de abri’s
en het uit de regelmaat plaatsen van de bomen ter hoogte
van de halteplaatsen. De commissie heeft haar twijfel uit-
gesproken over het effect van het lage hekje in het groen.
Muurtuinen Aldenhofpark De wandelroute over de
restanten van de verdedigingswerken is in Maastricht van
een bijzondere kwaliteit. In het kader van het vergroten
van deze kwaliteit werd een plan ingediend tot herinrich-
ten van het groen op de stadsomwalling ter hoogte van het
Aldenhofpark. Het aanvankelijk ingediende voorstel voor
het herinrichten van de muurtuin werd door de commis-
Muurtuinen Aldenhofpark
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 4
: O
pen
bar
e ru
imte
: ru
imte
mak
en v
oo
r ru
imte
lijk
e kw
alit
eit
37
sie in strijd bevonden met redelijke eisen van welstand
c.q. monumentenzorg, omdat deze lineaire ruimte te zeer
gefragmenteerd werd ingevuld, waardoor de eenheid
verloren gaat. De commissie was van oordeel dat de con-
tinuïteit en het specifieke sfeerbeeld gewaarborgd dienen
te blijven. Het gewijzigde plan voldeed wel aan redelijke
eisen van welstand, c.q. monumentenzorg. De commissie
is later nog nader geïnformeerd over de beplantingsinrich-
ting in relatie tot de zichtlijnen richting binnenstad. Uit
dit inrichtingsplan is gebleken dat de continuïteit tussen
de open en meer gesloten aanplant in een korter ritme is
gerealiseerd, waardoor tegemoet werd gekomen aan de
eerder door de commissie gemaakte bezwaren.
Objecten in de openbare ruimteDe inrichting van de openbare ruimte wordt ook bepaald
door objecten die daarin worden geplaatst. Ook daarvan
zijn er enkele interessante voorbeelden gedurende het
verslagjaar.
Abri’s Boschstraat Zo werd in verband met de herin-
richting van de Boschstraat ter hoogte van de entree van de
voormalige Sphinx-fabriek een plan voorgelegd dat onder
andere voorzag in het plaatsen van drie abri’s. De commis-
sie heeft over dit plan positief geadviseerd, maar heeft wel
de aanbeveling gedaan om de abri’s in een vast ritme te
plaatsen, waardoor ze meer als één groep worden ervaren.
Erfafscheidingen De kwaliteit van de openbare ruimte
wordt ook vaak bepaald door zaken als bijvoorbeeld erfaf-
scheidingen.
In dit verband speelde bijvoorbeeld een erfafscheiding in
de wijk Vroendaal. De aanvraag betrof het realiseren van
een erfafscheiding in betonplaatmateriaal. De commis-
sie had al eerder hierover negatief geadviseerd. Tegen dit
advies werd bezwaar aangetekend. De commissie heeft
van dit bezwaar kennis genomen. Ten aanzien van erfaf-
scheidingen zijn in de sneltoetscriteria specifieke criteria
opgenomen die bepaalde materialen uitsluiten, waaronder
uitdrukkelijk betonplaatschermen. In haar advies heeft de
commissie aangegeven dat de strijdigheid met redelijke
eisen van welstand specifiek op de materiaaltoepassing
betrekking had en zij heeft geadviseerd een ander mate-
riaal toe te passen. Het oprichten van een erfafscheiding
stond en staat niet ter discussie. De commissie heeft
gewezen op alternatieve materialen en vormgeving zoals
die beschreven staan onder de sneltoetscriteria. De com-
missie heeft daarbij opgemerkt dat Vroendaal een nieuw
woongebied vormt waarin een hoogwaardige kwaliteit van
woon- en verblijfsgebied wordt nagestreefd, zoals in alle
Maastrichtse nieuwbouwwijken. In het voorliggende plan
werd echter materiaalgebruik voorgesteld dat uitdrukkelijk
in het vigerend beleid is uitgesloten. In het bezwaarschrift
zijn geen aspecten vermeld die voor de commissie aanlei-
ding zijn om haar advies te herzien. De commissie heeft
derhalve gepersisteerd bij haar eerdere advies.
Vuurtoren Maaspromenade Soms wordt een aanvraag
gedaan voor het plaatsen van een object in de openbare
ruimte. Zo werd het plan voorgelegd voor het plaatsen van
een (reclame)object op de Maaspromenade. De commissie
vond dit voorstel in strijd met redelijke eisen van welstand
omdat dit object qua vormgeving, maat en kleur niet past
in deze omgeving en een verrommeling betekent voor de
openbare ruimte.
Abri’s Boschstraat
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 4
: O
pen
bar
e ru
imte
: ru
imte
mak
en v
oo
r ru
imte
lijk
e kw
alit
eit
38
Halteerplaatsen In verband met toeristische bussen
werd het plan voorgelegd om aan de rand van het stads-
park aan de Maasboulevard een zogeheten halteerplaats
voor tien bussen te maken. De commissie heeft over dit
plan negatief geadviseerd, omdat door de hoeveelheid
halteerplaatsen het bijzondere zicht op het park wordt
ontnomen. De commissie was van mening dat het zicht op
het park met de vestingwerken en de relatie van dit park
met de Maasoever en de uitmonding van de Jeker een zeer
bijzondere kwaliteit is voor dit gebied en gewaarborgd
dient te blijven. De commissie heeft erop aangedrongen
om nader te onderzoeken of een andere halteerplaats
mogelijk is, dan wel de hoeveelheid halteerplaatsen aan-
merkelijk terug te brengen. Dit advies is terzijde gelegd en
de halteerplaatsen zijn gerealiseerd, hetgeen de commis-
sie betreurt.
Kunstwerken Dousberg In het plan voor de Dousberg
is geopteerd voor het plaatsen van enkele kunstwerken.
Twee ervan waren inmiddels geplaatst. Bij de beoordeling
van het plan kwam de commissie tot de conclusie dat de
betreffende kunstwerken gegeven hun karakter op speci-
fieke plaatsen in het landschap dienen te staan. Naar de
mening van de commissie kwamen de kunstwerken op de
voorgestelde locaties onvoldoende tot hun recht. De beel-
dend kunstenaar heeft in de commissie toegelicht waarom
op de voorgestelde plekken de verschillende kunstwerken
zijn geplaatst. Toch bleef de commissie aanvankelijk van
oordeel dat de situering onvoldoende werd onderbouwd. De
commissie heeft verzocht de situering van de verschillende
kunstobjecten te heroverwegen in overleg met de ontwerper
van het stedenbouwkundig plan. Een nadere toelichting
door de kunstenaar heeft ertoe geleid dat de commissie
zich alsnog kon vinden in de aangedragen onderbouwing
voor de situering, maar de commissie heeft het betreurd dat
deze onderbouwing pas is aangeleverd na de plaatsing van
twee kunstobjecten.
Aanstraling bogen Servaasbrug Er werd een plan
voorgelegd dat beoogde het aanbrengen van verlichting
onder de bogen van de Sint Servaasbrug. De commissie
heeft in de eerste plaats opgemerkt dat zij van oordeel
is dat er terughoudendheid moet worden betracht bij het
aanstralen van monumenten. Zij was van oordeel dat er
een beleid moet worden ontwikkeld ten aanzien van ver-
zoeken inzake aanstraling van monumenten. Het gepre-
senteerde voorstel kon in hoofdopzet wel de instemming
van de commissie hebben. Wel heeft zij nog verzocht de
kleur van de verlichting in relatie te zien met de verlichting
op de brug en met de verlichting van de zogeheten tiende
boog. Bij een verder uitgewerkt plan heeft de commissie
aangedrongen op een proefopstelling om tot een definitief
oordeel te komen. Deze zal duidelijkheid moeten verschaf-
fen over de inzichtelijkheid, de lichtkleur en de beeldvorm.
Ook heeft de commissie verzocht het plan te maatvoeren.
AandachtspuntenWMC vraagt aandacht voor de volgende punten:
• Voor het beeld van Maastricht is een kwalitatief hoog-
waardige openbare ruimte essentieel. Er dient veel aan-
dacht te worden besteed aan de vormgeving, de inrich-
ting, de bestrating, de meubilering en de verlichting van
de openbare ruimte.
• De (her)inrichting van pleinen, kruispunten, promena-
des en wandelroutes verdient grote aandacht, omdat
de kwaliteit van deze openbare ruimten erg bepalend is
voor de belevingswaarde ervan.
• Objecten in de openbare ruimte kunnen de kwaliteit van
het betreffende gebied in sterke mate beïnvloeden. Aan
alle elementen (hoe klein ook) dient aandacht te worden
besteed. Uitstallingen en dergelijke, die als een soort
landjepik door particulieren van de openbare ruimte
kunnen worden gezien, moeten worden tegengegaan.
• Er zal beleid moeten worden geformuleerd voor het al dan
niet, en zo ja, de wijze van aanstralen van monumenten.
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 5
: S
ted
enb
ou
wku
nd
ige
plan
nen
: ka
der
s vo
or
ruim
teli
jke
kwal
itei
t
39
5Stedenbouwkundige plannen: kaders voor ruimtelijke kwaliteit
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 5
: S
ted
enb
ou
wku
nd
ige
plan
nen
: ka
der
s vo
or
ruim
teli
jke
kwal
itei
t
40
5. Stedenbouwkundige plannen: kaders voor ruimtelijke kwaliteit
AchtergrondHoewel WMC formeel geen taken heeft op het gebied van
stedenbouw, is het in Maastricht (en ook in veel andere
gemeenten) gebruikelijk om de welstandscommissie een
rol te laten spelen bij het becommentariëren van steden-
bouwkundige plannen. De algemene gedachte erachter is
dat bouw- en restauratieplannen niet enkel op zich moeten
en kunnen worden beschouwd, maar altijd in hun context.
Dat is ook de reden waarom er zogenaamde gebieds-
gerichte criteria zijn: plannen moeten wel staan in hun
omgeving. Dit impliceert dat in een slechte (stedenbouw-
kundige) omgeving het moeilijk (zo niet onmogelijk is) om
goede bouwplannen te ontwikkelen. WMC heeft dan ook
met de ambtelijke organisatie afspraken gemaakt over hoe
met stedenbouwkundige plannen om te gaan. Deze komen
op het volgende neer:
• Alle stedenbouwkundige plannen van enige betekenis
worden in principe aan WMC voorgelegd.
• Deze plannen worden in een zo vroeg mogelijk stadium
aan de commissie gepresenteerd, zodat de commissie
niet achteraf voor voldongen feiten wordt geplaatst.
• WMCgeeftcommentaaropderandvoorwaarden,uit-
gangspunten, doelstellingen en uitwerkingen van de
plannen.
• VandezijdevandesectorRuimte(waartoestedenbouw
behoort) wordt serieus geprobeerd om met de commen-
taren van WMC bij de verdere uitwerking van de plannen
zo goed mogelijk rekening te houden.
Op basis van deze algemene beginselen is er een vrucht-
baar klimaat waarin stedenbouw optimaal gebruik maakt
van de in WMC aanwezige expertise. Stedenbouw en WMC
zien elkaar als ‘natuurlijke’ partners bij de bevordering van
de ruimtelijke kwaliteit van de stad.
Kleine stedenbouwkundige plannenVandezijdevandesectorRuimtewordeninhetbesloten
deel van de vergadering op gezette tijden stedenbouwkun-
dige plannen voorgelegd waarvan stedenbouw vindt dat
het goed is dat WMC hierover een oordeel velt. Het gaat
dan vaak om initiatieven van particulieren waaraan de
sectorRuimteopbasisvaneenbinnenplanseprocedure,
danwelviaeenprocedureexart.19WROaldanniet
medewerking wil verlenen. Om te vermijden dat een even-
tuele medewerking in een later stadium geconfronteerd
wordt met een negatief welstandsadvies is het goed dat dit
overleg vooraf plaatsvindt. Door de komst van de nieuwe
Wro medio 2008 is het bekende artikel 19 verdwenen.
Grote stedenbouwkundige plannenGrote stedenbouwkundige plannen zijn voor de toekomst
van Maastricht van grote betekenis. Stedenbouwkundige
plannen vormen ook het kader waarbinnen individuele
bouwplannen worden ontwikkeld. Het oordeel over een
bouwplan hangt samen met de stedenbouwkundige
setting, vandaar dat het informeren van WMC over deze
stedenbouwkundige plannen als uiterst functioneel wordt
ervaren.VandezijdevandesectorRuimtewordtinalle
openheid informatie over die plannen verstrekt en door
WMC worden de plannen van commentaar en suggesties
voorzien. De advisering in deze wordt intern doorgestuurd
aandeafdelingstedenbouw.Vaakkomendeplannen
later terug wanneer deze nader worden uitgewerkt in
Presentatie stedenbouwkundig plan terrein Nutsbedrijven
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 5
: S
ted
enb
ou
wku
nd
ige
plan
nen
: ka
der
s vo
or
ruim
teli
jke
kwal
itei
t
41
concrete bouwplannen. Zo is intern aandacht besteed
aan de volgende plannen: Masterplan Polvertorenstraat/
Calvariestraat/ Abtstraat, structuurschets voor het
Noordoosten van Maastricht, een stedenbouwkundige
studie voor de bouw van grondgebonden woningen en een
gebouw van negen lagen aan de Médoclaan, het steden-
bouwkundig plan voor het gebied Palace/ Lage Barakken/
Wycker Grachtstraat/ Bourgognestraat, uitbreidingsvoor-
stellen voor Mariënwaard, een stedenbouwkundig plan
voorgrondgebondenwoningeninVroendaal,eensteden-
bouwkundig plan voor de vergroting van de Mosa en de
bouw van garage Sebillen, de drie alternatieve plannen
voor de ondertunneling van de A2 en de ontwikkeling van
gebieden langs deze route, en ook bijvoorbeeld een plan
voor de bouw van woningen aan het Erfprinsbastion.
Welstandscriteria voor nieuwe gebieden Wanneer er
nieuwe stedenbouwkundige plannen worden ontwikkeld,
is het nadien noodzakelijk om voor deze gebieden wel-
standscriteria te formuleren, zodat bij latere beoordeling
van bouwplannen deze criteria als kader kunnen fungeren.
In dit verband is het gewenst dat bij de vaststelling van
stedenbouwkundige plannen door de raad, ook de erbij
horende welstandscriteria door de raad worden vastge-
steld.
Stedenbouwkundige plannen in 2008Gedurende de verslagperiode zijn dus meerdere steden-
bouwkundige plannen aan WMC ter (interne) advisering
voorgelegd. De volgende stedenbouwkundige plannen
behoeven een korte toelichting:
Uitbreiding Mosa en bouw garage Sebillen Het
stedenbouwkundig plan voor de uitbreiding van de Mosa
en de bouw van garage Sebillen is aan de commissie ter
advisering voorgelegd. De voorgestelde uitbreiding van
het industriecomplex van Mosa in oostelijke richting (naar
de Willem Alexanderweg) kon de instemming van de com-
missie hebben. De commissie heeft haar waardering uit-
gesproken voor de gepresenteerde ambitie met name van
de gevelbehandeling en ‘openheid’ van de transformatie
van een industrieel gebouw naar een bedrijfsgebouw met
kantoorruimte. De commissie heeft aandacht gevraagd
voor het op een hoog peil houden van de ruimtelijke kwa-
liteit in relatie tot de voorgestelde bouw van de garage
Sebillen. Over het bouwplan voor garage Sebillen heeft de
commissie aanvankelijk negatief geoordeeld omdat nog
onvoldoende de visie van een sculpturaal element was
aangetoond. De commissie heeft verzocht het plan nader
te verduidelijken middels 3-D tekeningen en het maken
van een maquette in samenhang met de omgeving en de
nieuwe bebouwing van de Mosa. Zij heeft daarbij aandacht
gevraagd voor de verdere doorwerking van het sculpturale
element, de detaillering, de materialisatie, de kleurstelling
en de hekwerken. Het aangepaste plan is door de com-
missie in hoofdopzet goedgekeurd, met uitzondering van
de verschijningsvorm van de ‘achterzijde’. De commissie
heeft gevraagd om in deze situering nog te onderzoeken of
de hekwerken in samenhang met de muur als een eenheid
ontworpen kunnen worden. Zij heeft verder geadviseerd de
kleurstelling in samenhang met de kleuren van de nieuw-
bouw van de Mosa te ontwerpen.
Dousberg In het stedenbouwkundig plan voor de
Dousberg zijn wijzigingen aangebracht. Tevens heeft de
commissie kennis genomen van de inpassing van het plan
in het bestaande en het nieuw aan te leggen groen. De wij-
zigingen zijn aan de commissie voorgelegd. De commissie
heeft opgemerkt dat het plan niet voldeed aan de gestelde
criteria uit de Welstandsnota, maar dat gelet op de voorge-
stelde kwaliteit het plan als visie en bouwmassa wel aan
redelijke eisen van welstand voldoet. De commissie heeft
wel nog aandacht gevraagd voor de bebouwing van het
dorp. Zij heeft verzocht deze meer te richten op de ‘kerk’
en de gevelperforaties van de carrébebouwing aan de bui-
tenzijde te beperken. Ook heeft zij verzocht de bebouwing
op de Dousberg in de onderlinge aanhaking eenduidiger in
massa vorm te geven. In het gepresenteerde ontwerp was
naar de mening van de commissie nog te veel sprake van
drie aparte beeldvormen. Bij een aangepast plan heeft
de commissie nog aandacht gevraagd voor enkele onder-
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 5
: S
ted
enb
ou
wku
nd
ige
plan
nen
: ka
der
s vo
or
ruim
teli
jke
kwal
itei
t
42
delen, te weten de situering van de Basilica ten opzichte
van het bos; een duidelijke begrenzing van de zelfstandige
thema’s dorp, stad, kasteel en bos; de openheid van de
randen en het voorkomen van het dichtslibben van deze
randen; de inrichting van het dorp meer te concentreren;
de gekozen terminologie en thematiek te heroverwegen
in het kader van de ontwikkeling van het gehele plan en
de beeldkwaliteit meer thematisch of typologisch uit te
werken, dit mede in verband met het benodigde toetsings-
kader voor de welstandsadvisering.
Noormannensingel Het voormalige KPN-gebouw aan de
Noormannensingel is gesloopt en er zijn plannen ontwik-
keld die moeten bijdragen aan de kwalitatieve verbetering
van dit stadsgebied. Aan de commissie is ter beoorde-
ling voorgelegd de ‘footprint’ van de bouwplannen. De
architectuur is door de commissie niet beoordeeld. De
voetafdruk voldeed naar de mening van de commissie in
hoofdopzet aan redelijke eisen van welstand, maar wel
onder de voorwaarde dat voor een definitieve goedkeuring
een uitgewerkt plan inclusief detaillering, materialisatie en
kleurenstelling ter beoordeling zou worden overgelegd. De
commissie heeft verder verzocht nog nader te onderzoeken
of er kleine variaties in hoogte binnen de bouwblokken
zouden kunnen worden ingebracht.
Mariënwaard De commissie heeft kennis kunnen
nemen van de verschillende ontwerpvisies en alternatie-
ven voor de Mariënwaard 61. De commissie heeft hierover
opmerkingen gemaakt en gevraagd om bij de verdere
uitwerking met die opmerkingen rekening te houden. Later
zijn aan de commissie concrete plannen voorgelegd voor
het kasteel, het paviljoen en de tuin. Ten aanzien van
het kasteel was de commissie van mening dat nog onvol-
doende aan het (interne) advies tegemoet was gekomen.
Met name heeft de commissie verwezen naar het trans-
parante bouwdeel in de binnenhof, dat de nieuwe vleugel
in zijn massa te veel afdekt. De commissie heeft verder
geadviseerd slechts twee bouwlagen te maken waardoor
de achterliggende bouwmassa met kap helder afleesbaar
wordt.Voortswasdecommissievanmeningdatdetwee
glasgebouwen op de binnenhof op dezelfde wijze vorm-
gegeven dienen te worden met een gelijke bouwhoogte.
Hierbij heeft de commissie aandacht gevraagd voor een
zorgvuldige doorwerking van de visie. Het voorstel voor het
paviljoen kon de instemming van de commissie hebben.
Ten aanzien van de groenvoorziening heeft de commissie
verzocht de parkeerplaats aan de noordzijde van het kas-
teel meer in te passen in het groen.
Jekerstraat Op het adres Jekerstraat 19-27 heeft de
commissie kunnen constateren dat het plan op diverse
punten niet meer overeenkwam met het basisconcept dat
als initiatiefplan eerder besproken en goedgekeurd werd.
De commissie vond de wijzigingen een niet acceptabele
aantasting van het ontwerpuitgangspunt. De commissie
heeft verzocht om een toelichting door de architect van
het aangepaste plan. Daarbij ging het om de volgende
aspecten: de vormgeving van dakopbouwen in combinatie
met dakdoorvoeren en detaillering; de uitvoering van de
poorten; de detaillering van de autolift in relatie tot de
bestaande en monumentale bebouwing en de inrichting
vandebinnenplaats.Voortsverzochtdecommissienader
geïnformeerd te worden over de uitvoering van alle gevels
en tuinmuren. Het aangepaste plan had de instemming
van WMC, onder voorwaarde dat de poort in de voorgevel
nog wordt voorzien van een verticale regel in het midden
vandepoort.Verderheeftdecommissiekennisgenomen
van het verzoek voor het verlagen van de bestaande muur.
Zij heeft geen bezwaar tegen het verlagen van de muur
onder voorwaarde dat het restant muur zorgvuldig wordt
hersteld en wordt afgewerkt. Ten aanzien van dit laatste
heeft de commissie kennis genomen van de tekening van
het verlagen van de bestaande muur. Het voorstel werd
door de commissie akkoord bevonden onder voorwaarde
dat de muur slechts wordt verlaagd tot de hoogte van de
achtermuur (4 m + peil), waardoor er meer eenheid met de
achtermuur ontstaat en de belendende bestaande bebou-
wingwordtafgeschermd.Voortsookondervoorwaardedat
de vrijkomende gevel van de bestaande bebouwing zorg-
vuldig wordt afgewerkt.
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 5
: S
ted
enb
ou
wku
nd
ige
plan
nen
: ka
der
s vo
or
ruim
teli
jke
kwal
itei
t
43
BeeldkwaliteitplannenHet is gebruikelijk om een stedenbouwkundig plan nader
uit te werken in een BKP (Beeldkwaliteitplan). In zo’n
BKP worden zaken vastgelegd die te maken hebben
met de verkaveling, de inrichting van de buitenruimte,
de massa, de hoogte en de aard van de bebouwing, de
gedachte materialisatie en bijvoorbeeld de kleuren van
de materialen. Op die manier wordt geprobeerd om een
nastrevenswaardig beeld wat meer vast te leggen, dan via
een stedenbouwkundig plan (en een bestemmingsplan)
gebruikelijk is. BKP’s spelen bij de zorg voor de ruimtelijke
kwaliteit in een gemeente dan ook een steeds belangrij-
kere rol. WMC hecht aan een advisering over deze beeld-
kwaliteitplannen, omdat deze een belangrijk kader vormen
voor de wijze waarop later door WMC over bouwplannen
wordt geadviseerd. Beeldkwaliteitplannen worden door
de gemeenteraad vastgesteld en fungeren samen met
de Welstandsnota als kader voor de beoordeling van de
bouwplannen.
BKP Koning Willem I straat Voordebebouwingaan
de Koning Willem I straat werd een BKP opgesteld. Dit ging
van de gedachte uit dat de bebouwing zou moeten worden
ontworpen op basis van de metafoor schors en pit. In dit
kader zijn de bouwplannen voor de verschillende kavels
beoordeeld.Voorenkeleplannenleverdeditgeenpro-
bleem op, maar bij andere plannen bleek dat de grondge-
dachte uit het BKP toch onvoldoende in het bouwplan was
verwerkt. Bij enkele plannen was de ‘schors’ onvoldoende
gesloten en de ‘pit’ onvoldoende transparant. Ook in de
materialisatie, kleurstelling en de detaillering waren aan-
passingen van enkele plannen nodig om de geest van het
BKP in de bouwplannen te behouden. Onderdelen zoals de
plaatsing van de ramen, luifels, zonweringen, erfafschei-
dingen, zwevende geveldelen, stucwerk, rasterwerk en de
insnede in het voorterrein vormden bij meerdere plannen
aanleiding tot het maken van opmerkingen.
AandachtspuntenWMC vraagt aandacht voor het volgende punt:
• WMChechtaaneenvroegtijdigeinformatieovernieuwe
stedenbouwkundige plannen voor onderdelen van de
gemeente.
• InhetkadervandenieuweWromoetdegemeentevoor
het hele grondgebied een structuurplan opstellen. WMC
ziet voor zichzelf hierbij een belangrijke adviserende
taak weggelegd en wil graag constructief over dit plan
meedenken.
• Hetisvanbelangdatconcretebouwplannenookdaad-
werkelijk aansluiten bij de criteria geformuleerd in
BKP’s.
• AlseenBKPisvastgesteldvooreengebieddientdit
vertaald te worden in gebiedsgerichte welstandscriteria,
zodat deze criteria ook de daadwerkelijke grondslag
voor de planbeoordeling kunnen vormen.
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 5
: S
ted
enb
ou
wku
nd
ige
plan
nen
: ka
der
s vo
or
ruim
teli
jke
kwal
itei
t
44
Stadssilhouet
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 6
: W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
45
6Welstands-/Monumentencommissie: bevorderen van ruimtelijke kwaliteit
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 6
: W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
46
Samenstelling commissie De samenstelling van de
commissie was gedurende de verslagperiode als volgt:
Voorzitter: Prof. dr. N.J.M. Nelissen
Leden: Ir. R. Brouwers
(monumentendeskundige)
Ing. G. Cleuren AvB
Ir. R. Coenegracht (plv. voorzitter)
Mevr. Y. Janssen-Flos (burgerlid)
Ir. J. Kamphuis
(monumentendeskundige)
Ing. Th. Kemme AvB
Vertegenwoordiger
monumentenzorg
provincie Limburg: Th. Custers
Technisch adviseur: mr. M. Cornips
Adviseur
Cultureel Erfgoed: Ing. M. Bastings AvB
Drs. S. Minis
Secretariaat: Ing. A. Houben AvB
Ing. T. Göttgens AvB
De commissieMaastricht kent één geïntegreerde Welstands-/
Monumentencommissie. De samenstelling, bevoegdheden
en werkwijze van de commissie zijn vastgelegd in een ver-
ordening. De commissie bestaat uit een voorzitter en zes
leden, die allemaal door de gemeenteraad op voordracht
van burgemeester en wethouders zijn benoemd voor een
periode van drie jaren, met de mogelijkheid om nog een-
maal voor eenzelfde periode te worden herbenoemd. In de
commissie hebben naast de voorzitter, drie architecten,
twee monumentendeskundigen en een burgerlid zitting.
Geïntegreerde commissie Het doel van een geïnte-
greerde commissie is om plannen vanuit een geïntegreerd
perspectief te bekijken. De discussie over plannen vindt
plaats binnen één commissie en dus niet in twee los van
elkaar opererende commissies. De ervaringen met deze
constructie zijn positief. Binnen WMC wordt in goede har-
monie samengewerkt. Er vindt een goede afweging van
argumenten plaats op basis van het vigerende beleid en
alle leden spreken op een heldere wijze hun oordeel over
zowel de monumenten-, als over de welstandsplannen uit.
6. Welstands-/Monumentencommissie: bevorderen van ruimtelijke kwaliteit
Commissielid In dienst per Benoemd door Aflopend op Herbenoemd Mogelijkheid tot
raad per herbenoemen
R.Brouwers 01-01-2008 01-01-2008 01-01-2011 tot 01-01-2014
J. Kamphuis 28-03-2000 01-01-2003 01-01-2006 tot 01-01-2009
N. Nelissen 01-01-2003 01-01-2003 01-01-2006 tot 01-01-2009
T. Kemme 01-05-2005 19-04-2005 01-05-2008 tot 2011
R. Coenegracht 01-05-2005 19-04-2005 01-05-2008 tot 2011
Y. Janssen-Flos 01-05-2005 19-04-2005 01-05-2008 tot 2011
G. Cleuren 01-01-2007 21-01-2007 01-01-2013 tot 2013
Benoemingstermijnen
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 6
: W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
47
Onafhankelijkheid commissie WMC is een onafhan-
kelijke commissie die het college van burgemeester en
wethouders adviseert over bouwaanvragen in het kader van
de Woningwet en de Monumentenwet 1988. De wetgever
heeft bewust gekozen voor een onafhankelijke commissie
om op die manier te vermijden dat andere belangen van
invloed zijn op het adviesgedrag van de commissie.
Secretariaat De commissie werd in het verslagjaar
ondersteund door twee secretarissen. Deze dragen zorg
voor de inhoudelijke en praktische voorbereiding, evenals
de organisatie van de commissievergadering, het agenda-
overleg en alle overige aspecten, betrekking hebbend op
de werkzaamheden van de commissie, zoals het opstel-
len van het vergaderrooster, de financiële administratie,
voorbereiding van het jaarverslag, opstellen rooster van
af- en aantreden enzovoort. De secretarissen verzorgen de
agendering en de administratieve afhandeling van de com-
missievergaderingen, introduceren de plannen, bewaken
de continuïteit en consistentie en de juridische aspecten
van de advisering en redigeren de definitieve teksten van
de adviezen. De secretarissen onderhouden de contacten
binnen de sector Vergunningen, Toezicht en Handhaven
van het domein Stadsontwikkeling, Economie en Beheer
en met het college van B&W. Ze voeren overleg met de
architecten, aanvragers, collega-ambtenaren evenals
overige belanghebbenden over de adviesaanvragen, de
verstrekte adviezen en over het gemeentelijke welstands-
en monumentenbeleid. De secretarissen doen suggesties
ten aanzien van wijzigingen in de Welstandsnota, de cri-
teria betreffende monumentenzorg, evenals criteria met
betrekking tot het reclamebeleid, het terrassenbeleid en
De leden van de commissie. V.l.n.r.: M. Bastings, J. Kamphuis, A. Houben, T. Kemme, Y. Janssen-Flos, R. Coenegracht, N. Nelissen, T. Göttgens, G. Cleuren, en R. Brouwers
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 6
: W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
48
het beleid op het gebied van de openbare ruimte. De veel
eisende functie van secretaris wordt naar het oordeel van
de commissie op een goede manier ingevuld. De commis-
sie maakt dan ook uitgebreid gebruik van deze dienstver-
lening door de secretarissen en acht het van groot belang
dat het huidige kennisniveau en de huidige bezetting
gewaarborgd blijft.
Algemene beleidsvergaderingen Buiten de reguliere
vergaderingen waarin de bouwplannen worden behan-
deld, organiseert WMC ook gemiddeld twee keer per jaar
een algemene beleidsvergadering. Tijdens deze verga-
deringen komen geen bouwplannen aan de orde, maar
wordt ingegaan op beleidszaken die relevant zijn voor het
commissiewerk. Centraal op de agenda staan algemene
ontwikkelingen op het gebied van stedenbouw, welstands-
zorg, monumentenzorg en reclamebeleid. De beleidsver-
gaderingen worden behalve door de commissieleden, ook
bijgewoond door de betrokken wethouders en vertegen-
woordigers van onderdelen van de ambtelijke organisatie
die direct bij het werk van de commissie betrokken zijn.
Tijdens deze vergaderingen wordt ook de werkwijze van de
commissie geëvalueerd, wordt ingegaan op zaken die spe-
len bij de politiek en/of het bestuur en wordt permanent
het beleid geëvalueerd. De conclusies die naar aanleiding
van de besprekingen worden getrokken, worden in een
verslag ter kennis gesteld aan partijen die actie moeten
ondernemen. Tijdens het verslagjaar heeft op 18 april en
op 10 november een beleidsvergadering plaatsgehad.
Tijdens deze vergaderingen is onder andere gesproken
over een reeks van onderwerpen waarvoor naar de mening
van WMC door de gemeente nieuw of aangepast beleid
moet worden opgesteld. De volgende onderwerpen zijn
daarbij aan de orde gekomen:
• Geldautomaten
• Zonweringen
• Gevelverwarmingselementen
• Buitenverlichting
• Aanstralinggebouwen
• Plaatsingairco’s
• Afzuiginginstallaties
• Deurbreedtesinwinkelpuien
• Verkoopaandegeveldoormiddelvanschuiframen
• Uitstallingen
• Afplakkingenenfoliesopwinkelpuien
• Dakkapellenendakramen
• Schilderenvanpanden
• Reclameaanvragen
• Ideëlereclame-uitingen
• Interventiesinmonumenten
• Jongebouwkunst
• Landschappelijkeelementen
• Bedrijfsmatigeuitbreidingen
Er is ten aanzien van deze punten opgemerkt dat er een
actielijst zal worden opgesteld, die aan WMC zal worden
voorgelegd. De stand van zaken ten aanzien van deze
zaken zal op schrift worden gesteld.
Kwartaaloverleg Op verzoek van wethouder Wim
Hazeu vindt ieder kwartaal overleg plaats tussen de
voorzitter, de secretaris en de technisch adviseur van
WMC enerzijds en de wethouder en directie SEB van de
gemeente anderzijds. In dit overleg komen lopende zaken
aan de orde, als mede kwesties die in de commissie, dan
wel binnen de politiek, het bestuur of de ambtelijke orga-
nisatie spelen en die direct of indirect met het werk van de
commissie te maken hebben.
Beleidsvergadering
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 6
: W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
49
Bijeenkomst met raadscommissie WMC heeft haar
jaarverslag over 2007 aan de raadscommissie gepresen-
teerd tijdens een speciaal daarvoor belegde vergadering
op 25 april 2008. De leden van de raadscommissie heb-
ben uitgebreid gebruik gemaakt van de mogelijkheid om
nader te worden geïnformeerd over het welstands- en
monumentenbeleid en over de werkwijze van de commis-
sie. Raadscommissie en WMC hebben deze bijeenkomst
als uitermate nuttig en informatief ervaren.
Locatiebezoek De commissie heeft zich meerdere
malen op locatie op de hoogte gesteld van in ontwikke-
ling zijnde en gerealiseerde plannen. Het doel van deze
bezoeken is om na te gaan in hoeverre de advisering ook
tot het gewenste resultaat heeft geleid. Bij deze wandelin-
gen wordt de commissie vergezeld door de wethouder en
vertegenwoordigers van stedenbouw en cultureel erfgoed,
evenals de secretarissen van de commissie. De laatst
genoemden zorgen tevens voor de voorbereiding van de
bezoeken.
Kunstcommissie WMC is in de Kunstcommissie verte-
genwoordigd door het commissielid René Coenegracht.
Gedurende het verslagjaar is de Kunstcommissie een
aantal keren bij elkaar geweest om te spreken over het
kunstenbeleid van de gemeente Maastricht. Naast de aan-
vragen voor kunstsubsidies, is er ook een aantal projecten
besproken voor kunst in de openbare ruimte.
In het kader van Kunst in de Openbare Ruimte (KIOR)
is er een definitieve keuze gemaakt voor het project
Boschpoort. Samen met de bewonersgroep is gekozen
voor een ontwerp van Irene Fortuyn. Dit project zal in 2009
worden gerealiseerd. Het KIOR-project voor Heugemerveld
van Tom Claasen is gedurende het verslagjaar gereali-
seerd. Voor het KIOR-project Malberg is door de bewoners
gekozen voor het voorlopig ontwerp van Guido Geelen.
In de loop van 2009 zal dit ontwerp definitief worden
gemaakt en daarna zal dit op verschillende locaties in
Malberg worden gerealiseerd.
Naast deze drie KIOR-projecten is de herplaatsing
van het beeld Julius Solway (Arthur Sproncken) op
het Kommelplein besproken. Het beeld stond op het
Dominikanerkerkplein. Na realisatie van Entre Deux was
er geen ruimte meer op dit pleintje voor terugplaatsing.
Er is nu dus gekozen voor een plaatsing op het herin-
gerichte Kommelplein.
Verder is een particulier initiatief gerealiseerd op een
rotonde nabij Eyldergaard. De initiatiefnemers, Jeu en
Nettie van Sint Fiet, hebben het atelier van Lieshout
opdracht gegeven tot het vervaardigen en plaatsen van
een lichtgevend beeld, dat de hof van Eden voorstelt. Dit
beeld is in 2008 geplaatst onder grote belangstelling van
de buurt.
Buitenlands bezoek WMC is gedurende het verslag-
jaar twee maal benaderd om informatie over structuur
en werkwijze van de welstands- en monumentenadvi-
sering te geven aan gemeentebesturen en commissies
uit het buitenland. Op 18 januari 2008 ontving WMC het
gemeentebestuur en de bouwcommissie van de Belgische
gemeente Bree. Op 10 november bracht een delegatie van
het gemeentebestuur en de commissie stadsschoon van
de gemeente Brugge een bezoek aan Maastricht en wilde
daar vooral worden geïnformeerd over de taak en werk-
Locatiebezoek
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 6
: W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
50
wijze van de welstands- en monumentencommissie. De
voorzitter en de secretaris van WMC hebben de honneurs
waargenomen.
Rondleiding Op verzoek van het bestuur van de
Stichting Architectentitel heeft de voorzitter van WMC op
24 september 2008 de leden van het stichtingsbestuur in
Maastricht rondgeleid en ze op de hoogte gebracht van
recente architectuurprojecten en van recente herbestem-
mingen van monumenten.
Lezing De voorzitter van WMC heeft tijdens de algemene
bestuursvergadering van de Federatie Welstand op 2 okto-
ber 2008 de bestuursleden nader geïnformeerd over de
achtergronden, de doelstelling en de concrete uitwerking
vanhetMaastrichtsPlanologischErfgoedregime.
Bezoek Valenciennes De voorzitter van WMC heeft
namens de commissie deelgenomen aan een door de
gemeente belegde excursie naar Valenciennes, in verband
met de mogelijke aanleg van een lightrailverbinding tussen
Hasselt en Maastricht. Op 30 mei 2008 vond de excursie
plaats die een goed beeld gaf van de mogelijke estheti-
sche impact van een tram op het stadsbeeld.
Excursie WMC heeft in de verslagperiode een (buiten-
landse) excursie georganiseerd op 6 juni 2008.
Deze excursie had tot doel geïnformeerd te worden over
actuele ontwikkelingen op het gebied van monumenten-
zorg en architectuur in Duitsland. Het reisdoel was Insel
Hombroich, het Raketeninsel (Langen Foundation) en de
stad Keulen. Op Insel Hombroich kon kennis worden geno-
men van een belangrijk particulier initiatief om natuur, land-
schap, architectuur en kunst in onderlinge samenhang te
benaderen. Het Raketenstation, de voormalige rakettenba-
sis van de NATO, wordt heringericht voor meerdere functies,
waaronder de culturele functie van museum. Hier is werk
te vinden van de bekende architect Tadao Ando. Aan het
einde van de dag werd een bezoek gebracht aan Kolumba,
het aartsbisschoppelijk museum van Keulen, een project
vanarchitectPeterZumthor.DaarnawerdindeWasserturm
in Keulen (watertoren herbestemd tot hotel/restaurant)
afscheid genomen van commissielid Ir. Cor Bouwstra.
Victor de Stuersprijs Ieder jaar wordt door de
gemeente Maastricht de Victor de Stuersprijs uitgereikt. De
organisatie ervan berust bij het secretariaat van WMC en
bij de afdeling Cultureel Erfgoed.
De commissie is bij deze prijs betrokken via het aandragen
van ideeën voor juryleden, het leveren van een jurylid uit
eigen kring en het aandragen van suggesties voor nomi-
naties. In 2008 heeft het commissielid Guy Cleuren deel
gevormd van de jury, die verder bestond uit Jo Crepain
(overleden op 20 december 2008) en Jules Beckers.
Voor de noodzakelijke assistentie, zoals organisatie, inven-
tarisatie, documentatie etcetera is de jury bijgestaan door
Arthur Houben van de dienst Stadsontwikkeling, Economie
en Beheer.
Op 22 juni 2008 werd de Victor de Stuersprijs toegekend
aan de opdrachtgever en ontwerper van een project in de
sfeer van de nieuwbouw.
Er waren vier nominaties:
Bezoek gemeente Brugge aan Maastricht Tram in Valenciennes
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 6
: W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
51
• Adres:Boschlunet
Project:104woningenmetpraktijkruimte
Architect: J. Janssen en W. v.d. Bergh
Opdrachtgever: Vesteda.
• Adres:Helmstraat
Project:winkelgebouwen18woningen
Architect: Bureau A. Meijs (Ger Rosier).
Opdrachtgever: Entre Deux b.v.
• Adres:MosaeForum
Project:winkelgebouwenkantoorgebouwmetparkeer-
garage,
Architect: Jo Coenen en co architecten en Bruno Albert.
Opdrachtgever: 3 W Vastgoed.
• Adres:Severenstraat/Baanderthoeve
Project:woning
Architect: Tansform architecten.
Opdrachtgever: fam. Berghof.
De jury was unaniem: de winnaar van de Victor de
Stuersprijs 2008 is het winkelgebouw met kantoren Mosae
Forum van de architecten Jo Coenen en Bruno Albert met
als opdrachtgever 3W Vastgoed. De reden hiervoor is de
toegevoegde kwaliteit aan de stad, voor haar bewoners en
voor de bezoekers en gebruikers. Het gebouwencomplex
ontvangt de bezoekers van de stad op een eigentijdse en
waardige manier. De complexe opgave is, ondanks de vele
struikelblokken, op een bijzondere wijze vormgegeven.
Mede gelet op het thema van de Dag van de Architectuur
‘Architectuurenpolitiek’,isdejuryvanmeningdat,in
samenspraak met de gebruiker, op een zelfstandige wijze
door de architecten hier een project is gerealiseerd dat
zeer tot de verbeelding spreekt en een grote aanwinst is
voor de stad.
Werkwijze van de commissieDe werkwijze van de commissie ten aanzien van het regu-
liere advieswerk inzake welstands- en monumentenplan-
nen kan in het kort als volgt worden omschreven.
Vergaderlocatie WMC vergadert in de gebouwen van
de gemeente en wel in het stadskantoor Mosae Forum te
Maastricht. Zij heeft daar de beschikking over een verga-
derzaal met technische voorzieningen, zoals projectiemo-
gelijkheid voor power point presentaties en een ruimtelijk
informatiesysteem dat de mogelijkheid biedt om de aan
de orde zijnde locatie van meerdere perspectieven en op
verschillende grootte te bekijken.
Vergaderfrequentie WMC vergadert een keer per twee
weken en wel in de even weken van het jaar. Er wordt,
zoals gezegd, een onderscheid gemaakt tussen de zoge-
naamde‘kleine’commissieende‘grote’commissie.De
vergaderingen van de kleine commissie beginnen om
10.30 uur en die van de grote commissie om 12.30 uur. De
vergaderingen duren meestal tot 18.00 uur. In die periode
worden gemiddeld 25 plannen behandeld, zowel monu-
menten- als welstandsplannen
Plannen in WMC In WMC komen allerlei soorten plannen
aan de orde: nieuwbouwplannen, verbouwingsplannen, res-
tauratieplannen, inrichtingsplannen voor de openbare
Mariakapel, Keulen Mosae Forum, winnaar Victor de Stuersprijs
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 6
: W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
52
ruimte, reclameaanvragen, aanvragen met betrekking tot ter-
rassen enzovoort. Bij deze plannen gaat het soms om over-
leg in het kader van een bouwinitiatief, maar veelal om een
regulier welstandsadvies. De grondslag van de beoordeling
is gelegen in de door de raad geaccordeerde Welstandsnota
en Monumentennota. De behandeling vindt ook altijd plaats
tegen de achtergrond van de ruimtelijke plannen die voor
het betreffende gebied gelden. Zeker bij de grote plannen
is het gebruikelijk dat vooraf vanuit stedenbouw toelichting
wordt gegeven op het ruimtelijke kader waarbinnen de plan-
beoordeling dient plaats te vinden.
Grote en kleine commissie Om praktische redenen
wordtereenonderscheidgemaakttussende‘grote’ende
‘kleine’commissie.Hetverschilisgelegenindeaardvan
de te behandelen plannen en het aantal commissieleden
dat zich over de plannen buigt. In de kleine commissie
worden de plannen behandeld van bescheiden omvang.
Deze commissie wordt gevormd door de voorzitter, een
monumentendeskundige, een welstandsdeskundige, het
burgerlid en een vertegenwoordiger van Cultureel Erfgoed.
De grote commissie bestaat uit de voltallige commissie.
In de grote commissie worden grote stedenbouwkundige
plannen, bouwplannen en belangrijke monumentenplan-
nen behandeld.
Mandaatplannen Kleine plannen die niet voldoen aan
de sneltoetscriteria, en daarom niet direct door de vergun-
ningverleners kunnen worden afgehandeld, worden voor-
gelegd aan een gemandateerd lid van WMC. Deze beoor-
deelt of de ingediende plannen al dan niet voldoen aan
de richtlijnen omschreven in de Welstandsnota. Daarnaast
wordt in deze mandaatcommissie ook schetsontwerpen en
deelaspecten van een ontwerp besproken met indieners,
architecten en belanghebbenden. Een groot deel van deze
plannen wordt vervolgens door het gemandateerde lid
beoordeeld. Gedurende het verslagjaar heeft het burgerlid
van WMC deel uitgemaakt van deze mandaatcommissie.
Openbaarheid De commissievergaderingen zijn in begin-
sel openbaar. Een uitzondering vormen interne adviezen
Mosalunet
Entre Deux
Mosae Forum
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 6
: W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
53
welke in beslotenheid plaatsvinden. Van de openbaarheid
wordt door burgers maar beperkt gebruik gemaakt. Door
middel van een openbaarmaking van de agenda wordt
getracht om meer burgers naar de commissievergaderin-
gen te trekken. De vergaderlocatie is nabij de infobalie van
het stadskantoor gelegen, is vrij toegankelijk en is helder
bewegwijzerd.
Openbaarmaking agenda De agenda ligt vanaf de dag,
voorafgaande aan de vergadering, aan de balie van het
Stadskantoor, vanaf 12.00 uur voor iedereen ter inzage. Ook
kan men bij de secretarissen of de bouwadviseur informe-
ren of het plan op de agenda staat en voor welk tijdstip de
behandeling gepland is. De commissie vindt het van belang
dat de agenda ook via Internet toegankelijk moet zijn. Er
wordt gewerkt aan het realiseren van deze wens. De plan-
toelichters worden door het secretariaat in kennis gesteld
van datum en tijdstip van de planbehandeling.
Studenten Leeuwenborgh Opleidingen Jaarlijks krijgt
WMC bezoek van een docent (de heer Gilissen) met stu-
denten van de MBO-opleiding bouwkunde. Zij wonen een
deel van een reguliere vergadering bij om op die manier
een indruk te geven van hoe de welstands- en monumen-
tenadvisering in de praktijk verloopt. De voorzitter van
WMC maakt van de gelegenheid gebruik om de studenten
iets breder te informeren over wat WMC is, hoe WMC is
samengesteld, hoe de commissie functioneert en hoe de
plannen worden beoordeeld. De studenten en de docent
tonen zich steeds zeer enthousiast over het feit dat zij op
deze manier een blik in de keuken van het welstands- en
monumentenadvieswerk kunnen werpen.
Toelichtingen Opdrachtgever en ontwerper hebben het
recht om hun plan tijdens de behandeling in de commissie
toe te lichten. Hiervan wordt in toenemende mate gebruik
gemaakt. Daarnaast kan de commissie zelf het wenselijk
achten om de opdrachtgever en/of ontwerper voor een toe-
lichting uit te nodigen. In het kader van de klantgerichte
behandeling wordt van toelichter en commissie een zekere
discipline verwacht om het plan binnen de gereserveerde
tijd te behandelen. Dit stelt eisen aan de presentatie en
de indiening van stukken. De commissie stelt zich tot doel
om iedereen voldoende, maar ook op tijd te woord te kun-
nen staan. Enige wachttijd is niet uit te sluiten, maar dient
uiterst beperkt te worden.
Behandeling door WMC De commissie behandelt de
bezoekers met respect, dat wil zeggen dat ze op een goede
manier in de gelegenheid worden gesteld om hun plan toe
te lichten. De voorzitter zorgt ervoor dat alle commissiele-
den hun oordeel uitspreken en stelt de aanvrager (en ont-
werper) in de gelegenheid om te reageren op de gemaakte
opmerkingen. In de praktijk gebeurt dit altijd in alle open-
heid en vriendelijkheid. Dit neemt niet weg dat het voor-
komt dat de aanvrager (en ontwerper) andere verwachtin-
gen had ten aanzien van de uitkomst van het advies. Het is
goed om te benadrukken dat klantvriendelijkheid in deze
niet betekent dat de commissie zonder meer akkoord gaat
met wat er van die zijde gevraagd wordt. De commissie is
gehouden aan de Welstandsnota en de Monumentennota.
Ook voor de eigenaar en/of ontwerper negatieve berichten
worden op een klantvriendelijke manier overgebracht.
Plannen ontwikkeld door het bureau van een van de
commissieleden In de commissie hebben leden zitting
die ook een eigen architectenbureau hebben. Vanwege de
zuiverheid in handelen worden de leden van de commissie
geacht niet aan de beraadslagingen en de oordeelsvor-
ming omtrent plannen deel te nemen, wanneer die door
hun eigen bureau zijn opgesteld. Deze erecode wordt
nauwkeurig bewaakt. Bij het advies over deze plannen
wordt uitdrukkelijk melding gemaakt van het feit dat het
betreffende commissielid ook daadwerkelijk niet aan de
beraadslagingen en oordeelsvorming heeft deelgenomen.
Supervisie In Maastricht wordt ook met supervisors
gewerkt. Dit systeem is al jaren in gebruik. Het meest
bekende voorbeeld van de laatste jaren is de supervisie
van Jo Coenen ten aanzien van het Céramique-terrein.
Supervisie kan op meerdere zaken betrekking hebben:
op de stedenbouw, op de architectuur of op beide.
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 6
: W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
54
Supervisors kunnen van binnen en van buiten WMC
komen. WMC heeft goede ervaringen met het systeem van
supervisie. De voorkeur gaat uit naar een architectuursu-
pervisor vanuit de commissie. Op die manier zijn de beste
waarborgen ingebouwd voor periodieke terugkoppeling
van de bevindingen van de supervisor in de richting van
de commissie. De praktijk bij supervisie is dat – wanneer
de supervisor het ingediende plan van een positief oordeel
heeft voorzien – de commissie zich in de regel daarbij
aansluit. Slechts in uitzonderlijke gevallen wordt van het
oordeel van de supervisor afgeweken. In dat geval wordt
getracht om in onderlinge samenspraak tot een accepta-
bele planaanpassing te komen.
Taken supervisor Onderscheid moet gemaakt worden
tussen:
• Detaak‘bijdragenaandeafstemmingvanplannenin
eencomplexgeheelofgroterstedenbouwkundigplan’
waarbij de supervisor vooral zorgt voor afstemming en
communicatie over het totaal met als doel het uiteinde-
lijke resultaat van het ontwikkelingsproces te sturen en
in goede banen te leiden.
• De supervisietaak onder ‘mandaat van de welstandscom-
missie’omhetontwikkelingsprocesnamensdecommis-
sie intensiever en sneller te laten verlopen dan behande-
lingen via de reguliere welstandsvergaderingen met als
doel dat de uiteindelijke welstandsbehandeling in één
keer kan verlopen. De welstandsmonumentencommissie
kan een van haar leden het mandaat geven om namens
de commissie de voorbereiding van de plannen zover uit
te werken dat de uiteindelijke behandeling in de com-
missie daadwerkelijk versneld wordt. Hierbij wordt ernaar
gestreefd om door een intensievere behandeling door de
supervisor (meedenken en rapporteren aan de commis-
sie) de feitelijke behandeling in de commissie te beper-
ken. Leidend hierbij is dat de supervisie gebaseerd is op
een uitgewerkt stedenbouwkundig plan en zo mogelijk
een vastgestelde visie over de beeldkwaliteit.
Supervisie en Beeldkwaliteitplannen Beeldkwaliteit-
plannen kunnen heel verschillend van aard zijn, maar heb-
ben als doel om het beeld te verduidelijken van een nieuw
te realiseren gebied. Een supervisor is in zijn denken en
doen afhankelijk van het stedenbouwkundige plan en de
uitwerking van een beeldkwaliteitplan. In de praktijk is
geblekendatnietelkBKPgeschiktisalsbasisvoorsuper-
visie.DaarwaarheldereeneenduidigeBKP’sbestaan,is
het voor een gemandateerd lid van de WMC (en ook voor
externe supervisors) gemakkelijker om de betreffende taak
op zich te nemen.
Ervaringen met supervisie WMC heeft in principe
goede ervaringen met het systeem van supervisie.
Desondanks zou de commissie ervoor willen waarschuwen
om dit fenomeen niet op té veel gebieden van toepassing
te verklaren. De consequentie van een té ver doorvoeren
van dit stelsel is dat de commissie eventueel op een té
grote afstand van de adviespraktijk komt te staan.
Planbegeleiding In bepaalde situaties wordt er door
WMC aan planbegeleiding gedaan. Dit is een extra service
die erop gericht is om de voortgang van plannen te garan-
deren en tevens de kwaliteit ervan te verbeteren. De com-
missie wil niet als ontwerpbureau fungeren en past deze
werkwijze dan ook slechts toe in gevallen waar dit naar de
mening van de commissie een impasse kan doorbreken
of de snelheid van een planproces kan bevorderen. De
commissie vraagt in zulke gevallen één van haar leden om
samen met de ontwerper/opdrachtgever te zoeken naar
een passende en acceptabele oplossing. De ervaringen met
deze werkwijze zijn positief. Wel wil de commissie opmer-
ken dat deze planbegeleiding niet kan en mag fungeren als
compensatie voor onvoldoende kwalificatie van de ontwer-
per of voor onvoldoende affiniteit van de ontwerper met de
betreffende opgave.
Adviezen van de commissieZoals voor de hand ligt, draait uiteindelijk alles om de door
WMC uitgebrachte adviezen over bouw- en monumenten-
plannen. Hoe gaat een en ander in zijn werk?
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 6
: W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
55
Adviezen De adviezen worden tijdens de vergadering
geformuleerd en de aanvrager wordt – daar waar hij of zij
bij de behandeling aanwezig is – van het advies op de
hoogte gesteld. De voorzitter vraagt altijd of het advies
voldoende duidelijk is. De schriftelijke formulering van het
advies vindt direct na afloop van de vergadering plaats
en wordt voor eindcontrole aan de voorzitter voorgelegd.
Wanneer deze laatste de adviezen heeft goedgekeurd, wor-
den ze in de richting van de verantwoordelijke wethouder
gestuurd. Daarna worden ze toegestuurd aan de aanvrager
(architect c.q. opdrachtgever).
Eenduidige, consequente en consistente advisering
De commissie streeft na om zeer eenduidig en conse-
quent te adviseren. Dit gebeurt door helder aan te geven,
zowel mondeling als schriftelijk, wat het oordeel van de
Wijk/gebieden Externe steden- Interne steden- Externe Architectuur Kanttekening
bouwkundige bouwkundige architectuur supervisor
supervisor supervisor supervisor namens WMC
A2 J. Wiersma
Céramique J. Coenen J. Wiersma J. Coenen
Heugemerveld J. von Brandt J. Wiersma J. von Brandt
Randwyck-noord J. von Brandt J. Wiersma J. von Brandt
Ambyerveld M. Kluiters R. Coenegracht
Beschermd C. Apers C. Bouwstra stadsgezicht P.deRonde J.Kamphuis
Hazendans C. Apers R. Coenegracht Bedrijventerrein
Malberg F. Ziegler C. Apers F. Ziegler
Caberg/Malpertuis F. Ziegler C. Apers
Randwyck-zuid J. von Brandt J. Wiersma Th. Kemme
Maastricht-Eysden J. Wiersma Th. Kemme
Amby Noord-oost M. Kluiters R. Coenegracht Hagerhof
Geusselt F. Humblé (SB) J. Wiersma Th. Kemme
Olthof (L)
Belvedère F.Palmboom P.deRonde Th.Kemme* J.Kamphuis*
Dousberg J. Wiersma
Lanakerveld J. Wiersma R. Coenegracht
*afgevaardigdennamensWMC
Wie superviseert waar?
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 6
: W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
56
commissie over het ingediende plan is. Daarbij dient de
Welstandsnota als beoordelingskader. Er wordt gead-
viseerd aan de hand van de criteria uit de Welstandsnota.
De beoordeling vindt ook consequent plaats, dat wil
zeggen dat bij een vervolgbehandeling van een plan, het
eerder uitgebrachte advies als grondslag fungeert voor de
nieuwe beoordeling. De vraag daarbij is dan of het plan in
voldoende mate tegemoet komt aan het eerder uitgebrachte
advies. Nieuwe elementen worden in principe niet in de
discussie gebracht. De commissie hecht ook sterk aan
consistentie in de advisering, dat wil zeggen rechtsgelijk-
heid voor iedereen. Soms doen zich situaties voor waarbij
architect of opdrachtgever van mening is dat er sprake is
van een identiek geval, terwijl de commissie kan aanto-
nen dat dit niet het geval is. Het gevolg daarvan is dat de
indruk van inconsistentie achterblijft.
Soort adviezen De commissie doet één van de volgen-
de uitspraken over een plan:
• voldoetaanredelijkeeisenvanwelstandenmonumen-
tenzorg (plan is positief beoordeeld).
• Voldoetnietaanredelijkeeisenvanwelstandenmonu-
mentenzorg (plan wordt negatief beoordeeld).
• Planwordtaangehouden(plangegevenszijnonvoldoen-
de om tot een oordeel van de commissie te komen).
Juridisch bestendige advisering De Welstandsnota
bevat beleidsregels die door WMC worden gehanteerd bij
de planbeoordeling. Het is zaak dat in de adviezen een
verwijzing plaatsvindt naar de gebiedsgerichte criteria, de
criteria per bebouwingstype en eventueel algemene cri-
teria die bij de beoordeling van het plan zijn gehanteerd.
Wanneer eventueel bezwaar wordt aangetekend tegen een
weigering van een bouwvergunning op basis van een nega-
tief welstandsadvies dient dit advies rechtstreeks te zijn
gebaseerd op de criteria uit de Welstandsnota. Bezwaren
op grond van welstand, worden altijd ter heroverweging
opnieuw aan WMC voorgelegd. Indien de commissie
afwijkt van de gestelde criteria is het belangrijk dat zij ook
motiveert waarom afwijken gerechtvaardigd is.
Statistisch overzicht Hoeveel plannen worden er nu
door de WMC jaarlijks behandeld? In de tabel op pagina
57 zijn de statistische gegevens van de afgelopen jaren bij
elkaar gebracht. Er is gekozen voor een ruimere periode
dan die waarop het verslag betrekking heeft. Dit is gedaan
om ook een vergelijking in de tijd mogelijk te maken.
Overzicht van het aantal behandelde plannenDe tabel bevat de cijfers over het aantal plannen die gedu-
rende het verslagjaar zijn behandeld. Er is een vergelijking
gemaakt met de cijfers van de voorafgaande jaren. De cij-
fers zijn uitgesplitst naar het type plannen, te weten naar
welstandsplannen, monumentenplannen en stedenbouw-
kundige plannen. Een tweede uitsplitsing heeft betrek-
king op de planbehandelingen in de commissie en die
welke onder mandaat zijn behandeld. De commissie heeft
namelijk de behandeling van een deel van de plannen (de
kleinere plannen) gedelegeerd aan een gemandateerd lid.
Doel hiervan is om in de twee wekelijkse grote vergadering
ruimte vrij te maken voor de plannen die door de voltallige
commissie behandeld dienen te worden. De kleinere plan-
nen kunnen op die manier ook sneller van een advies wor-
den voorzien afgestemd op de kortere proceduretermijn
die voor deze plannen geldt.
In 2003 is de AMvB voor vergunningsvrije en lichtvergun-
ningplichtige bouwwerken in werking getreden waardoor er
een daling is opgetreden in het totaal aantal behandelde
plannen. In 2004 is de Welstandsnota in werking getreden.
Dit heeft geleid tot een stijging van de behandelde plannen
tot 2005. In 2005 is een start gemaakt met de registratie
van interne adviezen. Dit zijn stedenbouwkundige plannen
die veelal niet openbaar behandeld worden, maar in infor-
matief overleg besproken worden.
In 2006, 2007 en 2008 is het totale aantal behandelde
plannen ongeveer gelijk gebleven. Er is overigens sprake
van een toename in het aantal aanvragen voor monu-
mentenplannen. Tot 2007 was de verhouding welstand /
monumentenplannen ongeveer 60-40%. In 2007 en 2008
is hierin een lichte verschuiving opgetreden, namelijk
55-45%.
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 6
: W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
57
De verhouding tussen het aantal plannen behandeld in de
commissie en onder mandaat is licht verschoven. Het aan-
tal plannen dat onder mandaat wordt behandeld is afge-
nomen vanwege het feit dat er een ambtelijke afhandeling
plaatsvindt van lichtvergunningplichtige bouwaanvragen.
Het aantal behandelingen van monumentenplannen is
vrij constant en betreft merendeels aanvragen binnen het
beschermd stadsgezicht.
Het aantal behandelingen van welstandsplannen is gedu-
rende de afgelopen jaren wat gedaald. Dit is voor een groot
deel te verklaren uit het feit dat licht vergunningplichtige
bouwaanvragen niet meer aan de commissie worden voor-
gelegd.
Verslagjaar 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008
Totaal aantal beoordelingen 1896 1532 1217 1466 1586 1245 1253 1206
Waarvan welstandplannen 1293 964 753 914 1012 773 651 626
Waarvan monumentenplannen 603 589 464 552 551 449 556 555
Waarvan stedenbouwkundige/ interne plannen 0 0 0 0 23 23 46 25
Totaal aantal beoordelingen 1896 1532 1217 1466 1586 1245 1253 1206
Waarvan in de commissie 953 660 567 592 646 470 577 647
Waarvan onder mandaat 943 872 874 874 940 775 676 559
Lichte vergunning (ambtelijk afgehandeld) 0 0 0 0 0 0 115 100
Tabel 1: Het aantal plannen en beoordelingen gedurende de periode 2001 t/m 2008
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 6
: W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
58
2000
1800
1600
1400
1200
1000
800
600
400
200
0 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008
totaal aantal plannen welstandsplannen monumentenplannen stedenbouwkundige plannen
Grafiek 1: Totalen en verhouding tussen welstand/monumentenplannen18
96
1293
603
1532
964
589
1217
753
464
1466
914
552
1586
1012
551
23
1245
773
449
23
1253
651
556
46
0 0 0 0
1206
626
555
25
2000
1800
1600
1400
1200
1000
800
600
400
200
0
totaal aantal plannen plannen behandeld onder mandaat
plannenbehandeldinWMC ambtelijkafgehandeld(‘lichte’vergunning)
Grafiek 2: Totalen en verhouding tussen behandeling in commissie en plannen onder mandaat
1896
953
943
1532
660
872
1217
567 65
0
1466
592
874
1586
646
940
0
1245
470
775
0
1253
577 67
6
115
0 0 0 0
1206
647
559
100
2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 6
: W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
59
100%
90%
80%
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0v
welstandsplannen monumentenplannen stedenbouwkundige plannen
589 464 552 551 449603 556
115
555
25
1239 964 753 914 1012 773 651 626
556
4623 23
Grafiek 3: Totalen en verhouding tussen welstands- en monumentenplannen in procenten
2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008
100%
90%
80%
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0v
plannenbehandeldinWMC plannenbehandeldondermandaat ambtelijkafgehandeld(‘lichte’vergunning)
872 874 874 940 775943 556
115
559
100
953 660 567 592 646 470 651 647577
115
2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008
Grafiek 4: Totalen en verhouding tussen behandeling in commissie en plannen onder mandaat
651
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 6
: W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
60
Resultaten planbehandeling in WMCIn de tabellen zijn de resultaten van de behandelde plannen
te vinden. De gegevens zijn weergegeven in absolute aantal-
len en in procenten. Tevens worden ze vergeleken met het
jaar 2007. De gegevens zijn uitgesplitst voor de behande-
ling in de commissie en de behandeling onder mandaat.
Adviezen commissievergadering Meer dan de helft
van alle aanvragen wordt bij de eerste behandeling
akkoord bevonden. Dit is nagenoeg gelijk aan het cijfer
van de voorgaande jaren. Bij monumentaanvragen ligt dit
percentage ietsjes lager. Het aantal aangehouden plannen,
zowel bij welstand als bij monumenten, is in vergelijking
tot 2007 licht afgenomen.
In het verslagjaar zijn in totaal 648 plannen behandeld in
WMC.Pervergaderingisdatgemiddeldbijna30plannen.
Adviezen WMC samenhangend met bezwaren In 2007
is gestart met de registratie van planbehandelingen die
een gevolg zijn van bezwaren, of verzoeken tot herover-
weging, op een uitgebracht advies van WMC. In het ver-
slagjaar betrof dit 30 behandelingen. Hoewel het aantal
minder dan 5% van het totaal bedraagt, is toch sprake van
een lichte stijging ten opzichte van vorige jaren. Er is een
toename te bespeuren van de mondigheid van burgers,
van een kritische houding ten aanzien van het beleid en
van het kritisch kijken naar de opgestelde adviezen.
Andere adviezen WMC Naast reguliere aanvragen voor
welstands- en monumentenplannen worden diverse ande-
re plannen door WMC van een advies voorzien. Het betreft
vooral plannen van de gemeente zelf in de vorm van ste-
denbouwkundige plannen of plannen voor de inrichting
Akkoord Strijdig Aanhouden Totaal
Welstandsplannen 2008 136 58% 73 31% 26 11% 235 100%
2007 110 60% 37 26% 21 14% 279 100%
Monumentenplannen 2008 205 53% 116 30% 68 17% 389 100%
2007 144 52% 95 35% 40 13% 168 100%
Totaal 2008 338 52% 218 34% 91 14% 647 100%
2007 254 57% 132 28% 61 12% 447 100%
Stedenbouwkundige plannen 2008 25
2007 23
Aantal vergaderingen 26
Andere aanvragen in commissie behandeld 90
Bezwaar; heroverweging eerder advies 30
Second opinion welstand 0
Tabel 2: Resultaten van van de uitgebrachte adviezen in de WMC 2007/2008
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 6
: W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
61
van de openbare ruimte.
De 25 interne plannen werden gemiddeld twee keer
behandeld. Deze plannen worden geagendeerd als interne
plannen en worden niet openbaar behandeld.
Bezoekers en plantoelichtingen in WMC In 2008 heb-
ben tientallen bezoekers de WMC vergadering bijgewoond.
Hoofdzakelijk architecten die hun plan kwamen toelichten
en enkele keren ook een opdrachtgever. Jaarlijks bezoekt
Grafiek 5: Verhouding uitgebrachte adviezen in commissie 2007/2008450
400
350
300
250
200
150
100
50
0totaal aantal plannen akkoord akkoord onder niet akkoord aanhouden voorwaarde
413 235188389
monumenten 2007 monumenten 2008 welstand 2007 welstand 2008
87 5455188 115 825087 145 7350116 6668 2033
Grafiek 6: Verhouding uitgebrachte adviezen in commissie 2007/2008 in procenten
monumenten 2007 monumenten 2008 welstend 2007 welstand 2008
50%
40%
30%
20%
10%
0%
22% 18%30%30%
akkoord akkoord onder voorwaarde niet akkoord aanhouden
28% 16%35%21% 27% 17%27%29% 35% 11%31%23%
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 6
: W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
62
een groep van circa 30 MBO studenten de commissiever-
gadering. Om de werkwijze van WMC te kunnen evalueren
wordt jaarlijks een enquête gehouden onder bezoekers.
Mandaatbehandeling In 2008 zijn 559 plannen behan-
deldondermandaat.Pervergaderingkomtditneeroponge-
veer 12 plannen. Meer dan 60% van alle aanvragen wordt
bij eerste behandeling akkoord bevonden. Bij de welstands-
plannen is er sprake van een lichte toename van het aantal
plannen dat bij eerste behandeling wordt goedgekeurd. Dit
in tegenstelling tot de monumentenplannen waar sprake is
van een afname van het aantal plannen dat bij eerste beoor-
deling wordt goedgekeurd. Bij de monumentenplannen die
per mandaat worden behandeld is bijna altijd sprake van
welstandsplannen die binnen het beschermd stadsgezicht
gelegen zijn of van reclames aan monumenten.
Andere taken tijdens mandaatbehandeling Tijdens de
mandaatbehandeling wordt veelvuldig gebruik gemaakt
vanbouwplanoverleg(BPO).Hetbetreftvaakplannendie
in de commissievergadering behandeld of aangehouden
zijn. In incidentele gevallen waarbij een ingediend plan
duidelijk onvoldoende kwaliteit bezit, adviseert de com-
missie om in overleg met architect en/of opdrachtgever
aan te sturen op een verbetering van de plankwaliteit zoals
dit in de gebiedsbeschrijving geformuleerd is. Niet zelden
is dit bedoeld om duidelijk te maken in welke richting de
verbetering gezocht moet worden.
Bezoekers Ook bij de vergaderingen onder mandaat zijn
vele bezoekers geweest, veelal de betreffende architect
van het plan, al dan niet vergezeld van de opdrachtgever.
De excessenregeling Volgens artikel 19 Woningwet
2003 kunnen burgemeester en wethouders de eigenaar
(of degene die uit andere hoofde bevoegd is) van een
bestaand bouwwerk of standplaats dat ‘in ernstige mate in
strijdismetredelijkeeisenvanwelstand’aanschrijvenom
die strijdigheid op te heffen. De excessenregeling is niet
bedoeld om de plaatsing van een bouwvergunningplichtig
bouwwerk of een bouwvergunningplichtige standplaats
tegen te gaan, het betreft alleen het uiterlijk van een bouw-
werk of standplaats. Voor de gemeente Maastricht geldt
het criterium (daarbij aansluitend op wat in den lande
Akkoord Strijdig Aanhouden Totaal
Welstandsplannen 2008 279 69% 98 24% 33 7% 410 100%
2007 318 67% 129 27% 30 6% 477 100%
Monumentenplannen 2008 75 50% 63 42% 11 8% 149 100%
2007 126 63% 60 30% 13 7% 199 100%
Totaal 2008 354 63% 161 29% 44 8% 559 100%
2007 444 66% 189 28% 43 6% 676 100%
Toelichter en/of bouwplanoverleg (gemiddeld 3 toelichters per vergadering) 151
Aantal vergaderingen 47
‘Lichte’vergunningen(ambtelijkafgedaan) 100
Tabel 3: Resultaten van van de uitgebrachte adviezen onder mandaat 2007/2008
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 6
: W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
63gebruikelijk is) dat er bij ernstige strijdigheid met redelijke
eisen van welstand sprake moet zijn van een exces, dat
wil zeggen een buitensporigheid in het uiterlijk die ook
voor niet-deskundigen evident is en die afbreuk doet aan
de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Het gaat om het
uiterlijk van een bouwvergunningplichtig bouwwerk of een
bouwvergunningplichtige standplaats, zowel op zichzelf
als in verband met de omgeving of de te verwachten ont-
wikkeling daarvan. Het gaat hierbij dus om zaken waaraan
een groot deel van de mensen zich ergert. Vaak heeft dit
betrekking op:
• hetvisueeloffysiekafsluitenvaneenbouwwerkvoor
zijn omgeving;
• ernstigvervalvanbouwwerken;
• hetontkennenofvernietigenvanarchitectonische
bijzonderheden bij aanpassing van een bouwwerk;
• armoedigmateriaalgebruik;
• toepassingvanfelleofcontrasterendekleuren;
Grafiek 7: Verhouding uitgebrachte adviezen onder mandaatbehandeling 2007/2008600
500
400
300
200
100
0totaal aantal plannen akkoord akkoord onder niet akkoord aanhouden voorwaarde
monumenten 2007 monumenten 2008 welstand 2007 welstand 2008
149 410477199 36 19922770 39 809156 63 9812960 1113 3333
Grafiek 8: Verhouding uitgebrachte adviezen onder mandaatbehandeling 2007/2008 in procenten
monumenten 2007 monumenten 2008 welstend 2007 welstand 2008
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%
28% 7%30%35%
akkoord akkoord onder voorwaarde niet akkoord aanhouden
26% 8%42%24% 19% 6%27%48% 20% 7%24%49%
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 6
: W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
64
• teopdringerigereclames;
• eentegroveinbreukopwatindeomgevinggebruikelijk
is, zie daarvoor de in de Welstandsnota opgenomen
gebiedsgerichte criteria, sneltoetscriteria en de object-
gerichte criteria.
De excessenregeling geldt ook voor nieuwe en bestaande
vergunningsvrije bouwwerken. Vergunningsvrije bouwwer-
ken die voldoen aan de sneltoetscriteria zijn in elk geval
niet in strijd met redelijke eisen van welstand. Bij afwijking
daarvan zullen burgemeester en wethouders desgevraagd
beoordelen of het bouwwerk in ernstige mate met die crite-
ria in strijd is.
Oordeel over commissiewerkWMC is uiteraard ook kritisch ten aanzien van haar eigen
werkzaamheden. Om na te gaan hoe bezoekers van de
vergaderingen over het werk van de commissie oordelen
wordt ieder jaar door WMC een ‘klantvriendelijkheids-
onderzoek’ingesteld.
Klantvriendelijkheidonderzoek Op initiatief van de
commissie zelf wordt permanent onderzoek gedaan naar
de mate van tevredenheid met de behandeling van bouw-
plannen door WMC. Er is een enquêteformulier opgesteld
om inzicht te krijgen in de mate van tevredenheid van
bezoekers over de wijze waarop WMC hun plan heeft
behandeld. In het formulier wordt gevraagd naar de mate
van tevredenheid met aspecten als de wijze van ontvangst,
de gelegenheid krijgen om een toelichting te geven, de
helderheid van de reacties van de commissieleden, de
helderheid van het advies enzovoort. Aan bezoekers van
de vergaderingen van de commissie is ook gedurende het
verslagjaar weer gevraagd om het enquêteformulier in te
vullen en na afloop in te leveren, dan wel het ingevulde
formulier later aan het secretariaat van de commissie
toe te sturen. Er is besloten om dit onderzoek jaarlijks te
houden gedurende een paar maanden van het jaar om
bezoekers niet steeds met de invulling van een dergelijk
formulier te belasten. De ervaring is dat bijna iedereen aan
dit onderzoek deelneemt. Op die manier is het mogelijk
om permanent een representatief beeld te hebben van de
oordelen over de wijze waarop WMC met plannen en de
behandeling ervan omgaat.
Doelstelling Mede naar aanleiding van enquête 2007
is aangegeven om structureel te peilen hoe de bezoekers
in de commissievergadering denken over het werk van
WMC (transparantie beleid en duidelijkheid advisering).
Voor 2008 was gepland twee enquêtes te houden van
april tot juli en van september tot december. Deze twee
periodes zouden een representatief beeld geven van de
drukkere periode voor de vakantie en voor het einde van
het jaar.
Vraagstelling Op basis van een enquêteformulier wordt
informatie verzameld over algemene zaken en specifieke
aspecten van welstand en monumentenzorg. De algemene
vragen geven informatie over de bezoeker aan de verga-
dering en de specifieke vragen betreffen het oordeel van
de bezoeker over de behandeling van zijn of haar plan.
De vragen zijn zo gesteld dat een positief oordeel uiterst
rechts staat op het formulier en een negatief oordeel
uiterst links. Iedere beoordeling kent een schaal van 1-5.
In de conclusies zijn deze waarden vertaald in rapportcij-
fers 1-10.
Respons In de WMC vergadering en de mandaatverga-
dering worden de toelichters / bezoekers uitgenodigd om
na afloop (of thuis) een vragenformulier in te vullen. De
respons in 2008 was 53 personen. Van de 53 responden-
ten waren 20 reacties uit het mandaatoverleg en 33 uit de
commissie. Van het totaal waren 33 personen architect van
het behandelde plan, de overige waren opdrachtgevers of
eigenaren.
Conclusies De bekendheid met de Welstandsnota
scoort tussen 7 en 8. Bezoekers hechten aan de taak van
welstandstoezicht. Het oordeel hierover ligt rond 8,7. Het
oordeel over de ambtelijke begeleiding is positief. Over de
doorlooptijd is men echter minder positief. Het bezoek aan
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 6
: W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
65
de commissie wordt over het algemeen positief ervaren en
scoort ongeveer 8. De toegankelijkheid en openbaarheid
scoren ook hoog. Het oordeel over de planbehandeling ligt
gemiddeld op 8,7. Vooral de sfeer tijdens de planbehande-
ling wordt positief gewaardeerd (8,6), ook indien het advies
negatief was.
Suggesties De invullers van het enquêteformulier heb-
ben ook suggesties gedaan voor verbetering van de plan-
behandeling. Genoemd worden:
• helderheidoverdestedenbouwkundigegrondslagenbij
de beoordeling van de bouwplannen;
• hetonderhoudenvancontacttussendearchitecten
WMC gedurende de planprocedure;
• hetzichbeperkentotaandachtspuntendieeerderzijn
vermeld;
• hetsnellertoesturenvanhetschriftelijkeadvies;
• hetduidelijkvastleggenvandeafsprakenenhetdoorge-
ven daarvan aan alle betrokken partijen.
Conclusie Afgaande op het oordeel dat de bezoekers
aan de vergaderingen van WMC hebben, kan worden
geconcludeerd, dat de ontwerpers en opdrachtgevers
tevreden tot zeer tevreden zijn over de manier waarop
WMCmethaar‘klanten’omgaat.
AandachtspuntenDe commissie wil de volgende punten onder de aandacht
brengen:
• WMCmoetleringtrekkenuitdesuggestiesdiedoor
bezoekers over de vergaderingen en de behandeling van
de plannen worden gemaakt. Informatie hierover wordt
verkregen uit periodieke peilingen van de klantvrien-
delijkheid van de commissie.
• WMCwilperiodiekoverleghebbenmetde(externe)
supervisors voor bepaalde gebiedsdelen van Maastricht.
• WMCdringtaanophetontwikkelen,c.q.aanpassenvan
gemeentelijk beleid inzake een reeks van onderwerpen
waar de commissie in haar werk tegenaan loopt.
• WMCwilhaaralgemenebeleidsvergaderingenverbreden
in de richting van een maatschappelijk en intellectueel
debat over de perfectionering van de ruimtelijke kwa-
liteitszorg.
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 6
: W
MC
: b
evo
rder
en v
an r
uim
teli
jke
kwal
itei
t
66
Er zijn nog drie wachtenden voor u
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 7
: O
pval
len
de
pro
ject
en
67
7Opvallende projecten
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 7
: O
pval
len
de
pro
ject
en
68
WMC behandelt jaarlijks ongeveer 1.000 bouw- en res-
tauratieplannen. Daaronder bevinden zich veel kleinere
projecten, maar ook projecten die het toekomstige beeld
en karakter van de gemeente in belangrijke mate gaan
bepalen. Zo behandelde de commissie gedurende de ver-
slagperiode onder andere de volgende grote projecten.
BinnenstadDe binnenstad is een gebied waar zeer veel activiteiten,
en dus ook bouwactiviteiten plaatsvinden. Het is het
stadsgebied waar de meeste druk op ligt, zowel wat betreft
bezoekersaantallen, als wat betreft sociale, culturele en
economische activiteiten. Dat valt ook af te leiden uit de
vele aanvragen die jaarlijks binnenkomen voor bouw- en
monumentenvergunningen in dit stadsdeel.
De Maastrichtse binnenstad is door het Rijk aangewezen
tot beschermd stadsgezicht. Dit impliceert dat alle bouw-
activiteiten hier vergunningplichtig zijn, ook die welke in
andere gebieden vergunningvrij zijn.
Het algemene vraagstuk in dit gebied is hoe cultuurhisto-
rische kwaliteiten in stand te houden en te versterken en
dit te combineren met de wens van initiatiefnemers om
hun pand zo functioneel mogelijk te gebruiken. De ervaring
is dat particulieren te veel en andere dingen willen, dan
wat een monument of een gebouw gelegen binnen het
beschermde stadsgezicht kan hebben. Aanvragen richten
zich bijvoorbeeld op verandering van de interne structuur
van een monument, op de doorbraak van een perceel-
scheidende wand, op het uitgraven van een kelder of bij-
voorbeeld het vervangen van kozijnen of het weghalen van
een kenmerkende roedeverdeling. Gebouwen zijn echter
niet zonder reden tot beschermd monument aangewezen.
Bij voorstellen tot wijziging van een monument dienen de
cultuurhistorische waarden (zo veel mogelijk) bewaard te
blijven. Dit impliceert niet dat er met een monument niets
mag gebeuren. De voorgestelde ingrepen moeten echter
wel de monumentwaarden respecteren en het gebruik
moet niet indruisen tegen de historische waarden van het
monument.
Uit de vele behandelde bouwplannen, selecteren wij er
enkele die een toelichting behoeven.
Onze Lieve Vrouwebasiliek Gedurende het verslagjaar
heeft de restauratie van de noordertoren van de Onze
Lieve Vrouwebasiliek veel aandacht gevraagd. Bij de inge-
diende plantekening, het bestek en de werkomschrijving
werden een aantal opmerkingen gemaakt. De aanvullende
informatie en de gewijzigde plannen voldeden aan rede-
lijke eisen van welstand c.q. monumentenzorg onder voor-
waarde dat de detaillering en vormgeving van de loden
afdekking van de toren ter plaatse in overleg met de com-
missie zou worden bepaald.
De commissie moest constateren dat de historische kap
was gedemonteerd zonder vooroverleg en bijbehorende
vergunning. Het ingediende plan tot montage van de kap
van de toren voldeed naar de mening van de commissie
aan redelijke eisen van welstand, c.q. monumentenzorg
onder een aantal voorwaarden. Het verder uitgewerkte
plan voldeed naar de mening van de commissie aan rede-
lijke eisen van welstand, c.q. monumentenzorg.
Er werd nog een aantal varianten voorgelegd voor de ring-
balk, waarbij de commissie voor een van de varianten een
voorkeur heeft uitgesproken. De commissie wil wel nog
een proefstuk ter beoordeling ter plaatse tegemoet zien.
Voorts heeft de commissie ervan kennisgenomen dat de
torenspits ter plaatse wordt samengesteld.
Markt WMC heeft ook uitvoerig aandacht besteed aan
de herbestemming van verdiepingen van Markt 16, 17, 18
en 19 (SNS-panden) tot studio’s. Na een bezoek ter plekke
door de voltallige commissie en het bekijken van het plan
kon worden geadviseerd dat het ingediende plan voldeed
aan redelijke eisen van welstand-/c.q. monumentenzorg
met uitzondering van het hergebruik van de monumentale
trap van Markt 18 en de ontsluiting van het trappenhuis
van Markt 19 via een gang in Markt 18. De commissie
heeft met klem aandacht hiervoor gevraagd.
De instemming in hoofdzaken gebeurde onder een groot
aantal voorwaarden. Naar aanleiding van alle opmerkin-
gen zijn de plannen verder uitgewerkt en aangepast. Deze
plannen zijn door de commissie akkoord bevonden.
7. Opvallende projecten
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 7
: O
pval
len
de
pro
ject
en
69
Onze Lieve Vrouwebasiliek
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 7
: O
pval
len
de
pro
ject
en
70
Conclusie
De commissie meent dat het plan op gespannen voet
staat met de criteria genoemd in de Welstandsnota,
maar zij heeft in haar afweging ook getoetst hoe met
vernieuwende architectuur in de binnenstad omgegaan
kan worden. De commissie sluit vernieuwende of van
de criteria afwijkende architectuur niet uit, maar stelt
wel in de geest van het welstandsbeleid dat er een
duidelijke meerwaarde in de bestaande en aanwezige
ruimtelijke kwaliteit moet ontstaan
In voorliggend plan meent de commissie dat een
gebouw zal ontstaan dat in te groot contrast is met de
omgeving door:
• vergrovingvandekorrelindeMaaswand;
• vergrotingvanhetdakvlakenvandedakhoogtebij
Het Bat 12
• hetinhoogtenietaansluitenophetBat12
(rijksmonument);
• eengemisaanplastiek,geledingofparcellering(niet
letterlijk)indegrootschaligeenvlakkeglazengevel;
• deafwijkendedetaillering,kleurenmaterialisering.
• Voortsissprakevanaantastingvandemonumentale
waarden van rijksmonumenten en archeologie.
Binnenstedelijke randzoneIn de directe omgeving van de historische binnenstad
bevindt zich een zone waar vroeger de aarden verdedi-
gingswerken met schootsvelden gelegen waren. Na de
opheffing van de vestingstatus in 1867 is dit gebied in een
reeks van decennia bebouwd geraakt. Enkele markante
delen van de voormalige fronten en forten zijn gelukkig
behouden gebleven. Het is het gebied aan en rondom
de singels die tegenwoordig het beeld van de stad in
sterke mate mede bepalen. Ook deze zone verkeert in een
constant proces van transformatie, waarbij in een aantal
gevallen de historische relicten bedreigd worden en in
andere gevallen herstel van die relicten in een nieuwe con-
text wenselijk is.
Het Bat WMC heeft uitvoerig aandacht besteed aan de
plannen tot het verbouwen van de panden Stokstraat 41-43-
45, Eksterstraat 1-3 en Het Bat 12.
De plannen voorzagen in het maken van één grote com-
merciële ruimte met ingangen aan Het Bat en de Stokstraat;
25 appartementen op de verdieping met entree aan Het Bat
en de Stokstraat; veranderingen aan monumenten in de
Stokstraat en aan Het Bat; een in glas gedachte omhulling
van het gebouw op de hoek Eksterstraat en Het Bat; een
opvulling van het binnenterrein met grasdaken. Het plan
gaat uit van één groot doorzicht op de begane grond waar
bestaande monumentale structuren worden weggedacht;
de binnenruimte wordt met een tweede vleugel (parallel aan
Eksterstraat) verder dicht gebouwd met een smalle patio
boven het middendeel.
De commissie heeft geconstateerd dat de voorgestelde
massa-invulling niet in overeenstemming is met de criteria
uit de vigerende Welstandsnota. De voorgestelde massa
van de bebouwing op de hoek Eksterstraat en Bat is naar
de mening van de commissie een aantasting van het stads-
silhouet en de stedenbouwkundige korrel in het gebied.
De invulling van het binnenterrein is massief en is een
aantasting van de bestaande karakteristieke structuur van
het beschermd stadsgezicht. De commissie heeft expliciet
aandacht gevraagd voor de bescherming van het cultuurhis-
torisch materiaal (het bodemarchief) en de monumentale
waarden en structuren van de rijksmonumenten. De com-
missie heeft verder aangegeven dat voor een plan van deze
importantie een uitgebreide massamaquette en omgevings-
studie onontbeerlijk is. De commissie was van oordeel dat
het plan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand c.q.
monumentenzorg, omdat de massa, geleding, korrel en
vormgeving onvoldoende zijn afgestemd op het weefsel van
het beschermd stadsgezicht en geen rekening houden met
de monumentale kwaliteiten en structuren van de rijksmo-
numenten. De commissie heeft zich ter plekke op de hoogte
gesteld van de situatie en heeft daarna het plan nog een
keer uitvoerig besproken met de architect en medewerkers
van het betreffende architectenbureau. De commissie heeft
mede naar aanleiding van deze bijeenkomst haar visie op
dit plan nader uitgewerkt.
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 7
: O
pval
len
de
pro
ject
en
71
Brouwersweg De herbouw van Artifort tot een complex
met appartementen en commerciële ruimte (inclusief
parkeergarage) had al in 2007 de instemming van WMC.
Gedurende het verslagjaar zijn de detaillering, bemonste-
ring en kleurvoorstel ter beoordeling voorgelegd. Er werd
verder gevraagd om nog een nader voorstel in te dienen
voor het materiaal, de kleurstelling en de mate van con-
trastwerking tussen de lichte bovengevel en het donkere
basement. Het aangepaste en verder uitgewerkte plan vol-
deed aan redelijke eisen van welstand.
Ondertunneling en gebiedsontwikkeling A2WMC heeft op 8 december 2008 een speciale vergadering
belegd om zich te laten informeren over de plannen ont-
wikkeld voor de ondertunneling van de A2 en de ontwik-
keling van gebieden gelegen langs het tracé van de A2. De
drie ontwikkelde plannen zijn vervolgens door WMC van
commentaar voorzien. Daarbij is de werkwijze aangehou-
den zoals die door het Projectorganisatie A2 was voorge-
steld, namelijk het maken van opmerkingen bij ieder van
de plannen afzonderlijk, waarbij de opmerkingen gericht
zouden moeten zijn op de verbetering van het betreffende
plan. Het is niet de bedoeling om de plannen met elkaar
te vergelijken en om tot een uitspraak te komen over wat
volgens WMC het beste plan is. De reactie van WMC is als
intern advies aan de dienst gestuurd en wordt meegeno-
men in het advies dat door het college van B&W naar aan-
leiding van alle reacties aan het Projectorganisatie A2 zal
worden toegestuurd.
Dorpskernen (‘stadsdorpen’)De vroeger zelfstandige gemeenten die in de afgelo-
pen honderd jaar bij het grondgebied van de gemeente
Maastricht zijn gevoegd, hebben voor een deel hun mar-
kant dorpskarakter behouden. Van de andere kant moet
men stellen dat de oude dorpskernen, meer in het bijzon-
der de historische linten, toch worden geconfronteerd met
initiatieven die ertoe leiden dat de huidige dorpen steeds
meer als ‘stadsdorpen’ zijn te beschouwen. De oude agra-
rische functie is nagenoeg uit die dorpen verdwenen en
daarvoor in de plaats hebben ze in toenemende mate een
woonfunctie gekregen. Dat geldt voor de dorpen Caberg,
Wolder, Sint Pieter en Limmel, maar ook in toenemende
mate voor Heer, Scharn en Amby. De commissie sluit bij
haar beoordeling van de plannen aan bij wat daarover in
de Welstandsnota wordt gesteld. Vooral de daar aange-
wezen historische dorpslinten worden soms door bouw-
initiatieven bedreigd. Het risico is namelijk dat bij de plan-
Boven: BrouwerswegOnder: A2 stadstraverse
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 7
: O
pval
len
de
pro
ject
en
72
vorming te weinig rekening wordt gehouden met karakter
en beeld van deze linten. Ter discussie staat vaak de té
grote bouwmassa, het onvoldoende rekening houden met
de bestaande karakteristieken en de keuze van de bouw-
materialen en kleuren.
Scharn, Medisch centrum Wethouder van
Caldenborghlaan Een speciale kwestie heeft zich
voorgedaan bij het verbouwen van kantoor naar kantoor/
medisch centrum aan de Wethouder van Caldenborghlaan
45. De commissie heeft daar geconstateerd dat zonder ver-
gunning onherstelbare schade is toegebracht aan het rijks-
monument. De commissie heeft erop aangedrongen dat
het gebouw volledig hersteld wordt in de oorspronkelijke
toestand. Daartoe is ook besloten. Het aangepaste plan
voldeed aan redelijke eisen van welstand- c.q. monumen-
tenzorg onder enkele voorwaarden.
Scharn, Hekwerk en parkeerplaats Bij ditzelfde pand
kreeg WMC ter beoordeling de reeds gedeeltelijk gemaakte
poortopening in de bestaande tuinmuur. Het pand aan
de Wethouder van Caldenborghlaan is een herenhuis met
een formele pleinzijde en een informele tuin met terras.
De informele tuin is markant gelegen op de hoek van de
Wethouder van Caldenborghlaan en de Vrijheidlaan en
wordt omsloten door een tuinmuur. Het voorstel voor het
maken van een opening in deze tuinmuur werd door de
commissie in ernstige strijd bevonden met redelijke eisen
van welstand omdat deze opening de specifieke situering
en de beleving van het monument ontkent. De commissie
is van mening dat de formele ingang gelegen is aan de
Wethouder van Caldenborghlaan en dat een tweede in-/
uitgang niet past bij de structuur van het ensemble.
Scharn, Ondergrondse kantine/bespreekruimte
Voor ditzelfde pand werd ook een plan voorgelegd voor
de bouw van een ondergrondse kantine/ bespreekruimte
op het cour. Het plan, met uitzondering van de lichtkap,
voldeed naar de mening van de commissie in hoofdopzet
aan redelijke eisen van welstand, c.q. monumentenzorg.
Ten aanzien van de lichtkap was de commissie van mening
dat die vanwege vormgeving en situering te nadrukkelijk
aanwezig was en de binnenhof door zijn verschijningsvorm
aantast. De commissie adviseerde een nadere studie te
verrichten naar het op een terughoudende wijze vormge-
ven van de toetreding van het daglicht. Ter vergadering
werden enkele oplossingsrichtingen besproken.
Wolder, Nieuw plan voor Hoeve Castermans De
commissie heeft in december 2007 kennisgenomen van
de opnieuw opgestelde planvisie die sterk afwijkt van
de eerder besproken plannen. Zij heeft haar waardering
uitgesproken voor het overleg in dit vroege stadium van
de planontwikkeling. De commissie heeft gesteld dat
ze kan instemmen met de gepresenteerde planvisie die
qua korrelgrootte goed aansluit op de structuur van de
omgeving en het dorp Wolder. De stedenbouwkundige
structuur van binnenhoven en aaneen gebouwde volumes
met verschillende nokrichting sluit aan op de typologie in
het dorp. WMC heeft wel aandacht gevraagd voor de land-
schappelijke inpassing in het terrein met de bestaande
hoogteverschillen (Castermans II) en droogdal (Caster-
mans I). WMC heeft geadviseerd om een studiemaquette
te maken, waarmee duidelijkheid wordt verkregen over de
terreinhoogten. De commissie heeft haar vertrouwen uit-
gesproken dat, binnen dit stedenbouwkundig kader, een
hoogwaardige architectuur ontworpen kan worden met een
eigen palet aan materiaal- en kleurgebruik. De invulling
van de architectuur in materiaal en in gevelopbouw dient
afgestemd te zijn op de aanwezige typologie van vormen
en bouwmassa’s. De commissie heeft met het aangepaste
plan ingestemd, met uitzondering van de garage-inrit. Ten
aanzien van de inrit was de commissie niet overtuigd van
de juiste situering. Zij heeft verzocht deze inrit nader te
bestuderen.
Sint Pieter, Urnenwand begraafplaats Het verzoek
bereikte de commissie tot het bouwen van een nieuwe
urnenwand op de begraafplaats langs de Urselinenweg te
Sint Pieter. Het voorstel tot het oprichten van een urnen-
wand werd door de commissie in strijd bevonden met
redelijke eisen van welstand omdat de urnenwand onvol-
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 7
: O
pval
len
de
pro
ject
en
73
doende respect toonde voor de hoofdstructuur van het
kerkhof met de omringende muren. De commissie heeft
verzocht de urnenwand in vormgeving en materialisatie
meer als een los element te ontwerpen. Dit is vervolgens
ook door de architect gedaan en het aangepaste plan vol-
deed daarmee aan redelijke eisen van welstand.
Amby, Cramer van Brienenstraat Er werd een plan
voorgelegd voor het oprichten van 23 appartementen, 11
grondgebonden woningen en een stallingsgarage aan de
Cramer van Brienenstraat te Amby. De commissie heeft
kennis genomen van het voorafgaande planadvies en het
bijbehorende stedenbouwkundig advies. Het plan voor
het u-vormige bouwblok aan de Cramer van Brienenstraat
was in hoofdlijnen in overeenstemming met de eerder
gepresenteerde planvisie. Het plan werd desondanks in
strijd bevonden met redelijke eisen van welstand, omdat
het plan in materialen, details en glaskleur onvoldoende
aansloot bij de architectuur van het bouwblok uit de eerste
fase aan de Ambyerstraat Noord. Hierdoor werd de een-
heid te niet gedaan. De commissie adviseerde het totale
plan meer als een ensemble te ontwerpen, waardoor meer
een eenheid ontstaat.
Naoorlogse nieuwbouwwijkenIn de jaren vijftig is door de toenmalige directeur van
Openbare Werken, samen met de stadsarchitect, een
concept ontwikkeld voor de uitbreiding van de stad. Dit
plan is gebaseerd op de zogenaamde parochiegedachte.
De stadsuitbreiding zou moeten plaatsvinden in een
aantal overzichtelijke buurten, waar de kerk, kerkplein,
een klein winkelcentrum en buurtvoorzieningen centraal
zouden worden gesitueerd. Op deze manier zijn bijvoor-
beeld Caberg, Pottenberg, Malpertuis en Malberg tot stand
gekomen. Deze buurten bestaan inmiddels zo’n vijftig
jaar en de woningen zijn aan renovatie of vervanging toe.
De vraag is echter hoe met deze buurten om te gaan.
De parochiegedachte is door de tijd achterhaald, maar
de vraag is hoe deze voormalige gedachte, die zo goed
afleesbaar is uit de stedenbouwkundige structuur en de
architectuur, zo ‘levend’ mogelijk kan worden gehouden.
Er heeft een cultuurhistorische analyse en inventarisatie
van Malberg plaatsgevonden, mede om te kijken hoe bij
reconstructie van deze gebieden de stedenbouwkundige
en architectonische waarden behouden, dan wel ver-
nieuwd zouden kunnen worden. Voor het gebied Malberg
is door de gemeente een supervisor aangesteld, Frans
Ziegler, zowel voor de stedenbouw als voor de architec-
tuur. Voor het gebied Caberg/Malpertuis is een supervisor
voor de stedenbouw aangesteld, ook hier Frans Ziegler.
De commissie is alert ten aanzien van het behoud van de
‘Wederopbouwkwaliteiten’ in de nieuwe plannen. WMC
heeft een bezoek aan deze gebieden gebracht en heeft
kennis kunnen nemen van plannen op huisvestingsgebied
aldaar. Een en ander is reden geweest om zich zorgen te
maken voor de mate waarin de waardevolle stedenbouw-
kundige structuur en ook de aanwezige landschappelijke
Kerk Nazareth
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 7
: O
pval
len
de
pro
ject
en
74
en architectonische kwaliteiten in de plannen voldoende
geborgd zijn. Deze gebieden zouden als lakmoesproef
moeten fungeren voor de daadwerkelijke effectiviteit van
het Maastrichts Planologisch Erfgoedregime; de vraag is
echter of de betrokken partijen voldoende doordrongen
zijn van de bedoelingen en implicaties van dit regime.
Appartementen Nazareth WMC werd geconfronteerd
met een plan voor de bouw van appartementen op de plek
waar nu nog de H. Antonius van Paduakerk staat, maar die
volgens plannen gesloopt gaat worden met uitzondering
van de klokkentoren. WMC maakt zich ernstig zorg over
de toekomst van de Wederopbouwwijken gebaseerd op
de parochiegedachte. Zeker in 2008 Jaar van het Religieus
Erfgoed is het pijnlijk om te ervaren dat belangrijk religieus
erfgoed verloren gaat en dat een structuur- en beeldbepa-
lend gebouw uit de parochiewijk Nazareth gaat verdwijnen.
De discussie binnen de commissie speelde zich af over
de positionering van het appartementencomplex en de
inrichting van de bijbehorende pleininrichting (met name
voor het parkeren). Van de zijde van stedenbouw werd
beargumenteerd dat de gekozen situering stedenbouw-
kundig logisch was. Op basis daarvan heeft de commissie
in meerderheid besloten op de situering te accepteren en
slechts te volstaan met opmerkingen over onderdelen van
de architectuur en de inrichting van het plein.
Geusseltpark
WMC heeft kennis genomen van de planontwikkelingen
van de verschillende planonderdelen en heeft haar waar-
dering voor de verschillende studies uitgesproken. Zij
heeft wel geconstateerd dat het toegezegde beeldkwa-
liteitsplan nog niet is afgerond en ook nog niet aan de
commissie is voorgelegd. De commissie heeft aandacht
gevraagd voor:
• debarrièrediedebomenlaanindeopenparkruimte
vormtterplaatsevandeOlympiaweg;
• debarrièrediedeheuvelnabijdeTerblijterwegvormt
indoorlopendegroenzoneinoostelijkerichting;
• deruimtevormingalsgevolgvandevierrijenbomen
terplaatsevanparkeerterreinvoorhetstadion;
• hetgroteparkeervlakvoorhetstadion(alsonderdeel
van de stedelijke ruimte) en de aanhaking van de A2 op
hetparkgebied;
• deuitwerkingvaneenvolwaardigegroenvoorziening
opdeparkeerdekken;
• deschaalsprongvanlandschappelijkeelementeninhet
park (waterpartij en oppervlak open groen) t.o.v. het
kasteelGeusseltenomringendkleinschaliggroen;
• deintegratievanhetkasteelGeusseltinhettotaalplan.
Scheg 2 Het plan voor scheg 2 in De Geusselt is door
de commissie van een positief advies voorzien, mede
op basis van een positief advies van het gemandateerde
lid. Het plan en de kleuren- en materialenvisie voldoen
in hoofdopzet aan redelijke eisen van welstand. De com-
missie heeft wel nog gevraagd om een volledig uitgewerkt
plan inclusief detaillering ter beoordeling voor te leggen.
Zij heeft daarbij aandacht gevraagd voor de technische
installaties en heeft gevraagd de installaties inpandig op
te lossen.
Stand van zaken Via een statig gebogen ‘parkway’
bereikt men straks de woningen in het Geusseltpark,
maar van deze sensatie valt aan het einde van 2008 nog
Vijverdalseweg
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 7
: O
pval
len
de
pro
ject
en
75
niet veel te beleven. Het groen is niet aangeplant en de
grote vijver niet gegraven. Zo ontbreekt de grond voor
de aanleg van beeldbepalende groene bermen. Van de
drie schegvormige woongebouwen is het meest ooste-
lijke vrijwel gereed, maar de verkoop wil nog niet vlotten.
Misschien hoeft dat niet te verbazen met de ontbrekende
uitstraling van de omgeving, en onzekerheden in de
woningmarkt en over de ondertunnelingsvariant van de A2.
Gelukkig kon De Limburger recent toch goed nieuws kop-
pen: ‘Stagnerende woningverkopen bieden onverwachte
kansen’. Het United World College Nederland (UWC)
lijkt neer te gaan strijken met een heuse campus in het
Geusseltpark. Ook vordert het stedenbouwkundig overleg
voor het nieuwe zwembad Geusseltpark. Na Europese
aanbesteding kreeg architectenbureau Kopert+Koenis
opdracht om hun plannen uit te werken; daarbij wordt
bestudeerd of het buitenbad en de ligweide iets kunnen
worden vergroot. Overigens is het Superviesieteam met het
gemandateerde lid van WMC dit jaar amper bijeengeko-
men vanwege het uitblijven van concrete bouwplannen.
BelvedèreEén van de grote opgaven waarvoor Maastricht de
komende jaren staat, is de herstructurering en invulling
van het gebied Belvedère, gelegen tussen het Bassin,
de Statensingel, de Brusselseweg en de Maas ter hoogte
van het Bosscherveld. Er heeft een cultuurhistorische
inventarisatie van dit gebied plaatsgevonden, waarin de
cultuurwaarden vanaf de eerste tekenen van bewoning,
de werken verband houdend met de stadsverdediging, de
infrastructurele voorzieningen uit de negentiende eeuw, de
industrialisatie uit de negentiende en twintigste eeuw, als
ook de landschappelijke waarden ter hoogte van de Lage
Fronten op kaart en in beeld zijn gebracht. Het bureau
Palmboom heeft, mede op basis van deze gegevens, een
masterplan voor dit gebied opgesteld, dat de basis vormt
voor een PPS-constructie tussen de gemeente Maastricht
en particuliere beleggers en ontwikkelaars. De commissie
heeft zich over het masterplan laten voorlichten en heeft
kanttekeningen geplaatst bij de ‘zwaarte’ van het program-
ma, vooral ter hoogte van de Lage Fronten, de wijze van
omgaan met de aanwezige landschappelijke elementen
en de verbinding tussen de Hoge en Lage Fronten. In een
overleg is gesproken over de wijze waarop de komende
jaren de advisering over plannen in dit gebied zal plaats-
vinden. Er is een kwaliteitsteam in het leven geroepen en
er zijn concrete afspraken gemaakt over de manier waarop
de commissie met dit team gaat samenwerken.
Kwaliteitsteam Belvedère Vanuit WMC zijn op verzoek
van de gemeente twee leden (monumentendeskundige en
welstandslid) afgevaardigd om de vele plannen te volgen.
Zij functioneren in feite als lid van het Kwaliteitsteam
Belvedère, maar zijn niet gemachtigd om namens WMC te
beslissen. Zo ook is stedenbouwkundige Frits Palmboom
weliswaar supervisor van het Kwaliteitsteam, maar treedt
hij niet op als supervisor namens de gemeente. Het
Kwaliteitsteam werkt in opdracht van de ontwikkelings-
combinatie. De gemeente heeft gekozen voor een onaf-
hankelijke advisering. Voor opdrachtgevers en architecten
is dat wel eens onduidelijk. ‘Wie-waar-wat mag zeggen’,
en waarom moet een bouwplan na een akkoord van het
Kwaliteitsteam toch nog naar de WMC? Over het mandaat
van supervisor en commissieleden wordt dan ook regel-
matig gecommuniceerd, en het functioneren van het team
Gesloopt terrein Sphinx
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 7
: O
pval
len
de
pro
ject
en
76
is recent geëvalueerd, ook met de marktpartijen. Al met al
wordt de samenwerking als zinvol ervaren voor een vlotte
procesgang en als constructief voor het resultaat.
Slopen bouwwerken De werkzaamheden ten behoeve
van de nieuwe invulling van het Sphinxterrein vorderen
gestaag. In dit verband is aan WMC om advies gevraagd
over het slopen van een aantal vrijstaande bouwwerken.
Het plan voor de sloop van de gebouwen voldeed naar
de mening van de commissie aan redelijke eisen van
welstand, maar wel onder de voorwaarde dat bij de sloop-
werkzaamheden toezicht op archeologisch onderzoek
mogelijk wordt gemaakt, dat nog een inventarisatie van
de kunstwerken in het te slopen kantoorgebouw wordt
gemaakt en wordt aangegeven wat met deze kunstwerken
wordt gedaan en ook onder voorwaarde dat de bestaande
bomen worden geïnventariseerd. De commissie heeft ook
verzocht alle te slopen gebouwen te documenteren.
Slopen deel muur Maagdendries en Frontensingel
Aan WMC werd ook het plan voorgelegd tot sloop van
een deel van de muur aan de Maagdendries. De commis-
sie constateerde dat het te slopen deel van de muur aan
Frontensingel en Maagdendries in overeenstemming is
met het stedenbouwkundig plan en het concept ‘Sphinx
Beeldkwaliteitsplan’. De commissie kon met deze ingreep
instemmen, maar heeft gevraagd om de afwerking van de
resterende muur aan de Frontensingel in een latere fase
nog ter beoordeling voor te leggen. Voorafgaande een deze
beoordeling dient het plan volgens de commissie te wor-
den voorgelegd aan het Kwaliteitsteam, voor bespreking
op de volgende punten:
• vaststellenvanhetwenselijkkwaliteitsniveauvande
insnijding in de muur, de afwerking van de muur en de
detaillering(duurzaamheid);
• kwaliteitsniveauvande(tijdelijke)inrichting,toegan-
genenparkeervlak;
Voorstel bebouwing Sphinxterrein
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 7
: O
pval
len
de
pro
ject
en
77
• inalgemenezinwordtaandachtgevraagdvoorhet
hergebruik van te slopen bouwmaterialen (bakstenen)
of bijzondere objecten (opslag en hergebruik nader te
bepalen).
Appartementencomplex Maagdendries Het eerste
bouwplan voor het Sphinxterrein betrof een appartemen-
tencomplex met vier penthouses, een stallinggarage en
een commerciële ruimte. De commissie stelde dat het plan
in hoofdopzet voldeed aan redelijke eisen van welstand
met in achtname van onderstaande opmerkingen.
De commissie:
• verzoekteengevelfragmentschaal1:20/50vandealu-
minium gevelbekleding bij de penthouses nader uit te
werkenenoverteleggen;
• achttoepassingvankunststofkozijneninstrijdmethet
geldend beleid in dit gebied, als ook strijdig met de
doelstelling van het Sferenplan en Beeldkwaliteitsplan.
• vraagtaandachtvoordebundelingvandedakdoorvoe-
ren, een opgave van de positie van de hwa’s en van de
ventilatiekanalenvandegarage;
• verwachtnadereuitwerkingvanderesterendewonin-
gen en de gekromde tuinmuur aan de Maagdendries.
Voorts heeft de commissie verzocht om een volledige bemon-
stering en detasillering te overleggen, de reclamevoering uit
te werken en de terreininrichting verder vorm te geven.
WMC heeft het aangepaste plan van een positief advies
voorzien, met uitzondering van:
• dekunststofkozijnen,omdatvoorhetbetreffende
gebied (gebied B) kunststof kozijnen niet passend zijn.
• Debaksteenenvoegen,omdatdezevolgenshetbeeld-
kwaliteitplan afgestemd moeten worden op de aan-
grenzende bouwplannen en onderdeel moeten zijn van
een pallet van vijf stenen waar architecten mee moeten
werken.
• Dedakopbouwenomdatdezemeeruniformkunnen
worden uitgewerkt conform de uitgangspunten in het
beeldkwaliteitplan.
Bosscherweg Plannen kennen tot op zekere hoogte
hun eigen procesgang. Zo moest WMC bij een plan aan
de Bosscherweg constateren dat het plan pas in een ver-
gevorderd stadium aan de commissie werd voorgelegd.
Desondanks kon de commissie met het plan en de over-
gelegde detaillering instemmen. Wel is nog gevraagd om,
zoals gebruikelijk, nog een voorstel voor de materialen en
kleuren ter beoordeling aan de commissie voor te leggen.
Woon- en bedrijventerreinenEen stad kent niet alleen historisch waardevolle gebieden
en grote woongebieden, maar ook zones waar primair
bedrijven gevestigd zijn, soms in combinatie met wonen.
Ook deze locaties zijn voor een stad van belang. Zeker
daar waar werken en wonen worden gecombineerd, is het
goed om zorgvuldig om te gaan met de situering, de ver-
schijningsvorming en de inrichting van deze gebieden. In
de verslagperiode hebben twee gebieden bijzondere aan-
dacht van de commissie gehad.
Woonwagens en bedrijfsloodsen Er komen geregeld
verzoeken binnen tot verplaatsing van woonwagens en
bedrijfsloodsen binnen gebieden die daarvoor bestemd
zijn, maar ook naar andere locaties. Deze aanvragen wor-
den ambtelijk goed voorbereid en met het secretariaat van
WMC. Daar waar een BKP bestaat (De Karrosseer) worden
de plannen aan dit kader getoetst. De concrete afwikkeling
van deze plannen vindt geman-dateerd plaats.
Wijkcentrum voor De Karosseer In De Karosseer werd
behoefte gevoeld aan een wijkcentrum. Het ervoor inge-
diende plan voldeed niet aan redelijke eisen van welstand.
Ook het aangepaste plan werd in strijd bevonden met
redelijke eisen van welstand omdat onvoldoende tegemoet
was gekomen aan de door de commissie gemaakte opmer-
kingen. De commissie heeft verzocht om nog meer naar
uniformiteit in materiaal en vormgeving te streven, binnen
een verfijnde detaillering. De commissie constateerde dat
in het weer aangepaste plan meer eenheid in vormgeving
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 7
: O
pval
len
de
pro
ject
en
78
en materialisering was ontstaan.Ter vergadering is met
de architect afgesproken dat het plan verder zou worden
uitgewerkt en dat siermetselwerk zal worden ingebracht,
alsook een verticaal raamelement. Dit aangepaste plan
voldeed aan redelijke eisen van welstand onder de boven-
genoemde voorwaarden.
Eijsden De verkoop van grond op bedrijventerrein
Maastricht-Eijsden stagneert. Naast de conjuctuur wordt
de onzekerheid genoemd van de verbinding met het
Noorden, zolang als de tunnelbouw voor de A2 duurt. Voor
bouwplanbegeleiding heeft WMC een lid als ‘supervisor’
afgevaardigd. Daarmee wordt gepoogd de welstandsad-
visering en de voortgang van de bouwvoorbereiding te
bespoedigen.
Het door de gemeenteraad goedgekeurde Beeldkwaliteit-
plan vormt het toetsingskader, naast bestemmings-
plan en algemene criteria uit de Welstandsnota. Het
Beeldkwaliteitplan richt zich vooral op waarneming vanuit
de openbare ruimte. Bedrijven zijn bijvoorbeeld gebonden
ten aanzien van de plaats en de hoogte van hekwerken, en
hier strijdt bedrijfsbelang met ruimtelijke kwaliteit. WMC
hanteert het toetsingskader vrij strikt, omdat zij wil waken
over de ruimtelijke kwaliteit van deze uitbreiding langs de
‘gevoelige’ Maasoever.
InfrastructuurMaastricht kent zeer veel infrastructurele projecten, waar-
van een aantal direct verbonden is met het verkeer en ver-
voer per spoor en via het water. Gedurende het verslagjaar
bleek dat herstel- en vernieuwwerkzaamheden aan enkele
infrastructurele objecten nodig was. Daarvoor werden plan-
nen aan WMC voorgelegd.
Spoorbrug over de Maas Herstelwerkzaamheden ten
behoeve van de spoorbrug over de Maas werden door WMC
van een positief advies voorzien. Het aanvankelijke plan
werd door de commissie van commentaar voorzien en het
aangepaste plan voldeed, met uitzondering van de situ-
ering van de loopbrug, aan redelijke eisen van welstand.
Daarbij gold wel als voorwaarde dat nog een volledige
detaillering en materialisering ter beoordeling zou worden
voorgelegd. Ten aanzien van de situering van de loopbrug
heeft de commissie verzocht te onderzoeken of deze lager
tegen de hoofdbrug zou kunnen worden aangebracht. Ook
heeft de commissie gevraagd om de detaillering van het
huisje op de spoorbrug.
Spoorbrug over de Brusselseweg De commissie
heeft kennisgenomen van de wijzigingen welke in afwij-
king van de verleende vergunning worden uitgevoerd.
De commissie was van mening dat de wijzigingen onvol-
doende zijn afgestemd op de monumentale kwaliteiten
van de unieke brug. Het aangepaste plan werd in strijd
bevonden met redelijke eisen van welstand c.q. monumen-
tenzorg omdat onvoldoende rekening is gehouden met de
zeer waardevolle onderdelen van de brug. De commissie
heeft geadviseerd om het oude spoor ongewijzigd terug te
plaatsen. Ook oordeelde WMC dat zowel het spoor als het
passeerpad op de hoogte van de balustrade dient te wor-
den geplaatst. De commissie wenste ook geïnformeerd te
worden over het terugbrengen van het talud. Conform het
advies van RACM heeft de commissie geadviseerd overleg
te voeren met Rijkswaterstaat, RACM, de vertegenwoordi-
ger van Cultureel Erfgoed en een lid van WMC.
Karosseer
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 7
: O
pval
len
de
pro
ject
en
79
Sluis Bosscherweg Naar de mening van de commissie
voldeed het plan tot het uitvoeren van onderhoudswerk-
zaamheden aan de sluis Bosscherweg aan redelijke eisen
van welstand, maar wel onder voorwaarde dat de struc-
tuur, samenstelling, kleur en textuur van de te repareren
onderdelen zouden worden afgestemd op de huidige toe-
stand. Ter vergadering werd medegedeeld dat geen nieuwe
technologie aan de sluizen zal worden toegevoegd.
Stuw- en sluiscomplex Stuwweg-Sluisdijk Het plan
voor het uitvoeren van conserverings- en vervangings-
werkzaamheden van het stuw- en sluiscomplex aan de
Stuwweg-Sluisdijk vond geen goed onthaal bij WMC.
Voorafgaande aan de planbehandeling heeft een dele-
gatie van de commissie, in aanwezigheid van vertegen-
woordigers van RACM ter plaatse kennisgenomen van de
huidige toestand. De commissie was van mening dat het
plan te veel was ontworpen vanuit een civieltechnische
achtergrond en geen rekening werd gehouden met de
zeer uitzonderlijke bouwhistorische waarden. De commis-
sie was van mening dat meer vanuit de bouwhistorische
kwaliteiten op onderdelen gerestaureerd zou dienen te
worden. De commissie heeft later kennisgenomen van de
constructieve onderbouwing voor het vernieuwen van de
sluisdeuren. De schuifstuw te Borgharen is van cultuur-
historische waarde als bijzondere uitdrukking van een
technologische en typologische ontwikkeling en ontleent
architectuurhistorische waarde aan haar importantie
voor de geschiedenis van de bouwtechniek. De stuw is
van bijzondere betekenis voor het aanzien van de streek,
beschikt over een historisch-ruimtelijke relatie met Maas
en Julianakanaal en is in hoge mate gaaf bewaard geble-
ven. De stuw beschikt over regionale bouwtechnische
zeldzaamheidswaarden, met name vanwege de toepassing
van een enkele wielschuif in de scheepvaartopening en
van wielschuiven met verstelbare klep in de afvoeropenin-
gen. Het ‘bovenhoofd’ en alle onderdelen die hiermee te
maken hebben zijn in het algemeen zwaarder aangetast
dan het ‘benedenhoofd’. De toestand van de deuren en de
aantasting van het staal, klinknagels en houtonderdelen
blijken uit het rapport ernstig te zijn. Identieke vervanging
van de deuren en het voorzien van klinknagels blijken het
budget te overschrijden hetgeen te betreuren valt daar
de beleving en uitstraling hiervan bijzonder en beeldbe-
palend is. De commissie is tot de conclusie gekomen dat
het voorstel voor het vernieuwen van de deuren voldoet
aan redelijke eisen van welstand c.q. monumentenzorg
onder voorwaarde dat deze identiek qua staalopbouw,
profilering, dimensionering, detaillering enzovoort worden
gerealiseerd conform de bestaande deuren (met uitzonde-
Spoorbrug over de Maas Spoorbrug over de Brusselseweg
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 7
: O
pval
len
de
pro
ject
en
80
ring van de klinknagels). Voorts onder voorwaarde dat de
leuningen qua aanzicht en opbouw identiek blijven con-
form de huidige situatie. Tenslotte was de commissie van
mening dat de kunststof kozijnen dienen te worden ver-
vangen door houten kozijnen, in de specifiek gebruikelijke
detaillering, dat de multiplexpanelen dienen te worden
verwijderd, de betonrot dient te worden gerepareerd con-
form de gemaakte afspraken met RACM en de kleurstelling
wordt afgestemd op de bestaande authentieke groene
kleur. Helaas heeft WMC moeten constateren dat de gepro-
duceerde deuren niet voldoen aan de door de commissie
gestelde voorwaarden.
Landschap Maastricht is gelegen in een gebied met een hoge land-
schappelijke waarde. Zeker aan de randen van de stad is
het landschap uitermate bepalend en ook gevoelig voor
ruimtelijke ingrepen. Een paar voorbeelden van plannen
die in 2008 aan de commissie zijn voorgelegd, mogen als
illustratie dienen.
Lichtenberg Er werd een plan ingediend voor het veran-
deren van het woonhuis en de schuur van het monument
De Lichtenberg. Dit plan werd ook voorzien van een advies
door de RACM en de provincie Limburg. De situatie ter
plekke is door de commissie bestudeerd. Het aanvanke-
lijke plan werden aangepast, maar dit aangepaste plan
werd door de commissie in strijd bevonden met redelijke
eisen van welstand c.q. monumentenzorg omdat onvol-
doende tegemoet was gekomen aan het gevoerde overleg
ter plaatse. De commissie was van mening dat de aanpas-
singen nog onvoldoende de hoge monumentale waarden
van dit monument respecteren.
De commissie heeft gevraagd om een aantal wijzigingen
aan te brengen ten aanzien van de brandwerende voor-
zieningen, het behoud van de structuur van het pand, het
inbouwpakket en de detaillering.
Onbemand tankstation (Rijksweg/Köbbesweg) Aan
de commissie werd het plan voorgelegd om aan de
Köbbesweg een onbemand tankstation op te richten. De
commissie was van mening dat het tankstation weliswaar
verkeerskundig was ingepast, maar qua verschijningsvorm
ernstig detoneerde in dit landschappelijk gebied. Dit voor-
al als gevolg van de kleurstelling, de wijze van verlichten
en de overdaad aan reclamevoeringen. De commissie was
specifiek van oordeel dat de attentiewaarde te veel gericht
was op de commerciële kant, dat de reclamevoering qua
hoeveelheid, omvang en vormgeving overdadig was, dat
de bewegende en knipperende reclame in de vorm van de
lichtkrant zeer storend was in deze omgeving en dat de
neon lichtlijn vanwege de felle en overheersende uitstra-
ling niet strookte met het geldende beleid. Ook was zij van
mening dat het hoge hekwerk om het terrein de ruimtelijk-
heid aantast. Zij adviseerde de hoogte te beperken tot
120 cm. Dit plan is later aangepast in de zin zoals door de
commissie voorgesteld, waardoor er naar de mening van
de commissie een acceptabele oplossing is gevonden.
Schuur Op de Meer In het gevoelige landschap ter
hoogte van Borgharen en Itteren werd voorgesteld om een
schuur te bouwen. Het voorliggend ontwerp was naar de
mening van de commissie in verschijningsvorm (solitair
in landschap) zeer dominant. Deze massaliteit wordt
versterkt door de kleurstelling en gebouwgeleding. De
commissie was het niet duidelijk wat de noodzaak van de
bouwvorm, hoogte en massa was in relatie tot de platte-
grond. Het ontwerp werd niet in overeenstemming bevon-
den met de vigerende criteria uit de Welstandsnota van dit
bebouwingstype. Het plan werd dan ook in strijd bevonden
met redelijk eisen van welstand omdat het gebouw in zijn
architectuur, materialisatie en kleur een zeer dominant ele-
ment is en een aantasting vormt van het waardevolle land-
schap. De commissie heeft geadviseerd om het plan op de
volgende punten aan te passen:
• eenéénduidigarchitectonischevormteontwerpendie
zich voegt in het landschap, zo mogelijk door lagere
wandhoogte of een asymmetrische kapvorm.
• Dematerialiteitminderindustrieeluittevoeren;niet
alleen plaatmateriaal, maar het toepassen van architec-
tuurelementen (poort, plint, geleding gebouw).
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 7
: O
pval
len
de
pro
ject
en
81
• Gebouwonderdelenmeeruitwerkenineenvormdiehet
verticale beeld in het voorliggende niet ondersteunt,
door bijvoorbeeld glasstroken in het dak horizontaal in
plaats van verticaal toe te passen.
• Lichterekleurentoepassenvoorwandenendakplaat-
materiaal.
De architect heeft het plan in deze zin aangepast en het
aangepaste plan voldeed naar de mening van de commis-
sie aan redelijke eisen van welstand onder voorwaarde
dat het dak wordt uitgevoerd in Coralplaat Hamlet SG,
zodat de kleur aansluit bij de wand van het onbehandelde
Western Red Cedar.
Zakkenvullers
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 7
: O
pval
len
de
pro
ject
en
82
Een opvallend project
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 8
: A
and
ach
tspu
nte
n
83
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2004
- 3
0|06
|200
5
ho
ofd
stu
k 1
: In
tro
du
ctie
15
8Aandachtspunten
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 8
: A
and
ach
tspu
nte
n
84
AchtergrondUit het voorgaande is gebleken dat de praktijk van de
welstands- en monumentenadvisering vraagt om speciale
aandacht voor enkele gesignaleerde zaken. Het gaat vooral
om zaken die te maken hebben met het feit dat door ini-
tiatiefnemers gehandeld wordt zonder, in afwijking van
of in strijd met de verleende bouw-, respectievelijk monu-
mentenvergunning. Hieraan liggen allerlei factoren ten
grondslag, waarvan een deel te maken heeft met het feit
dat er personen en partijen opereren die het met de regel-
geving niet zo nauw nemen. Dat roept allerlei ongelukkige
situaties op. Soms wordt geen vergunning aangevraagd
waar wel een vergunning voor nodig is, soms wordt al
gebouwd zonder dat er een vergunning is, soms wordt in
strijd met de vergunning gehandeld, enzovoort. Wanneer
door een inspecteur van de gemeente wordt gesignaleerd
dat er zonder, of in strijd met de vergunning wordt gehan-
deld, rijst de vraag of het werk moet worden stilgelegd en
alsnog een vergunning moet worden aangevraagd. Zeker
bij monumenten kan dit tot uiterst moeilijke situaties lei-
den, omdat veelal al ingrepen hebben plaatsgevonden,
waardoor monumentale waarden zijn verloren gegaan.
Het terugbrengen in de oorspronkelijke situatie is een
optie, maar die is niet altijd mogelijk, dan wel wenselijk.
Er moet worden vermeden dat initiatiefnemers in deze
hun eigen wetten gaan hanteren en zich weinig aan het
openbaar bestuur gelegen laten zijn. Van gemeentezijde
moet kritisch worden gekeken naar dit type initiatiefnemer
dat langzaam (maar zeker) de monumentale waarden van
de stad aantast. WMC dringt in deze aan op een stringent,
consistent en consequent beleid om te vermijden dat
monumentale waarden sluipenderwijs uit het stadsbeeld
verdwijnen.
Aandachtspunten op onderdelenWMC wil op basis van de opgedane ervaringen gedurende
het verslagjaar 2008 de volgende punten onder de aan-
dacht brengen:
Welstand
• Debeoordelingvanplannenwaarvooreenvergunningis
verleend, maar die worden aangepast vanwege bezuini-
gingen.
• Debeoordelingvansituatiesinafwijkingvanofinstrijd
met de verleende vergunning.
• Dewijzewaarop(inpandig)oplossingenwordengezocht
voor technische installaties.
• Of,enzoja,reclame-uitingengeïntegreerdindearchi-
tectuur worden aangebracht.
• Detoenameinaantalvangeldautomaten(zekerbinnen
het beschermd stadsgezicht).
• Deimplicatiesvoorhetstadsbeeldvanhetnieuweter-
rassenbeleid.
Monumenten
• DeaandachtvanWMCdientzichterichtenopalle
aspecten van de voorgenomen veranderingen van
rijksmonumenten, van panden en structuren gelegen
binnen het beschermd stadsgezicht en van objecten en
structuren vallend onder het Maastrichts Planologisch
Erfgoedregime. Daarbij is zowel aandacht nodig voor de
externe, als ook de interne aspecten van het pand.
• Bijveranderingenvanenigeomvangishetnoodzakelijk
om bouwhistorisch onderzoek te (doen) verrichten door
een onafhankelijk deskundig bureau, dat bovendien
zorgt voor de waardestelling van onderdelen van het
pand.
• NudeRACMhaaradviesplichtinzakerestauraties
van rijksmonumenten (wettelijk) omzet in een advies-
bevoegdheid, rust er nog een zwaardere taak op de
gemeente om zorgvuldig en uitgebreid te kijken naar
restauratieplannen.BehalvevoordeafdelingCultureel
Erfgoed, ligt hier ook een belangrijke taak voor WMC.
• HetMaastrichtsemonumentenbeleiddientrekeningte
houden met de voorstellen opgenomen in Momo en in
hetStrategischPlanvoorhetReligieusErfgoed.
• DefunctionaliteitenderechtskrachtvanhetMaastrichts
Planologisch Erfgoedregime dient op de voet gevolgd te
worden.
8. Aandachtspunten
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 8
: A
and
ach
tspu
nte
n
85
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 8
: A
and
ach
tspu
nte
n
86
• Bijhetcultureelerfgoedzijnookogenschijnlijkedetails
van groot belang. Voornemens om onderdelen van
monumenten te veranderen, dienen zorgvuldig te
worden beoordeeld tegen de achtergrond van het
vigerende monumentenbeleid. Daarbij gaat het onder
andere om ingrepen als het vernieuwen van daken, het
doorbreken van perceelscheidende wanden, het aan-
brengen van dubbelglas, het vernieuwen van kozijnen,
het vervangen van stalen kozijnen, het verdiepen van
kelders, het weghalen van borstweringen, het aanbren-
gen van glazen toegangsdeuren en het schilderen van
gevels. Voordat men het weet, is de structuur van een
monument door allerlei ogenschijnlijk kleine ingrepen
aangetast.
• Sommigemonumentenhebbeninhetverledenaleen
belangrijke wijziging ondergaan. In de periode van de
Wederopbouw zijn in Maastricht de nodige monumenten
aangepakt volgens de toen heersende opvatting over hoe
met monumenten om te gaan. De situatie is ontstaan dat
deze toenmalige ingrepen inmiddels hun cultuurhistori-
sche betekenis hebben gekregen en bij tegenwoordige
restauraties gerespecteerd dienen te worden.
• Hetisvangrootbelangdatstrengerwordtgehandhaafd
bij wijzigingen die zonder vergunning, of in strijd met de
verleende vergunning, aan monumenten worden toege-
bracht.
Openbare ruimte
• VoorhetbeeldvanMaastrichtiseenkwalitatiefhoog-
waardige openbare ruimte essentieel.
• De(her)inrichtingvanpleinen,kruispunten,promenades
en wandelroutes is voor het beeld van Maastricht van
groot belang.
• Objectenindeopenbareruimtebepalenmededekwali-
teit van het betreffende gebied.
• Erzalbeleidmoetenwordenontwikkeldvoorhetaldan
niet, en zo ja, de wijze van aanstralen van monumenten.
Stedenbouwkundige plannen
• WMChechtaaneenvroegtijdigeinformatieovernieuwe
stedenbouwkundige plannen voor onderdelen van de
gemeente.
• InhetkadervandenieuweWromoetdegemeentevoor
het hele grondgebied een structuurplan opstellen.
• Concretebouwplannenbinneneengebiedwaarvoor
eenBKPgeldt,moetenwordenbeoordeeldopdemate
waarin ze op de geformuleerde criteria aansluiten.
• AlseenBKPisvastgesteldvooreengebieddientditver-
taald te worden in gebiedsgerichte welstandscriteria.
Werkwijze commissie
• WMCkrijgtsuggestiesvanbezoekersoverdehoede
advisering te verbeteren.
• WMCisinhaarfunctionerenmedeafhankelijkvan
(externe) supervisors voor bepaalde gebiedsdelen van
Maastricht.
• WMClooptbijhaarwerkaantegeneenreeksvanonder-
werpen waarvoor beleid nodig of wenselijk is.
• WMChoudtalgemenebeleidsvergaderingenomop
metaniveau aard en karakter van haar functioneren te
monitoren.
9Acties
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 9
: A
ctie
s
88
AchtergrondWMC heeft in de afgelopen jaren allerlei aanbevelingen
gedaan. Deze hadden betrekking op het welstandsbeleid,
het monumentenbeleid, het reclamebeleid, het terrassen-
beleid, de werkwijze van de commissie, de rol van bepaal-
de partijen in het adviesproces, de supervisie, het toezicht
en handhaving en de communicatie met de burgerij, de
politiek, het bestuur en de ambtelijke organisatie. In het
verlengde van eerdere aanbevelingen wil WMC hier enkele
acties formuleren die naar haar mening noodzakelijk c.q.
wenselijk zijn. Een deel van de acties heeft betrekking op
wat de commissie zelf kan doen; een ander deel heeft te
maken met de omgeving van en condities waaronder zij
haar werk verricht.
Acties op onderdelenWMC wil voor de komende periode de volgende actievoor-
stellen doen.
Welstand
• Aanpassingenvanplannendienentijdigvóórdeuitvoe-
ring aan WMC ter beoordeling te worden voorgelegd.
• WMCdientsituatieszonderofinstrijdmetdeverleende
vergunning (zeer) kritisch te beoordelen om te vermijden
dat anders rechtsongelijkheid bij de beoordeling ont-
staat.
• Inplannenmoetbijvoorkeurwordengezochtnaarhet
(inpandig) oplossen van technische installaties.
• Reclame-uitingenmoetenconsequentenrechtvaardig
worden beoordeeld op basis van de door de raad vast-
gestelde criteria.
• Ermoetgemeentelijkbeleidwordenontwikkeldvoor
plaatsing en vormgeving van geldautomaten, vooral bin-
nen het beschermd stadsgezicht.
• Hetnieuweterrassenbeleidmoetkritischworden
gevolgd vanuit een oogpunt van aantasting van de ruim-
telijke kwaliteit.
Monumenten
• Vandegemeentewordenmeerinspanningenophet
gebied van het cultureel erfgoed verlangd als gevolg van
de modernisering van de monumentenzorg, het wegval-
lenvandeadviesplichtvandeRACMendeimplementa-
tie van de archeologische monumentenzorg.
• Deervaringenmetdebeschermendewerkingvanhet
Maastrichts Planologisch Erfgoedregime dienen kritisch
te worden gevolgd om te vermijden dat dit erfgoed al
verdwenen of aangetast is, alvorens de bescherming via
hetbestemmingsplanisgeëffectueerd.Hetisvangroot
belang om bestemmingsplannen te actualiseren waarbij
rekening wordt gehouden met de bescherming van het
MPE.
• Erdientnagegaantewordenofdeinitiatiefnemervan
een wijziging van een monument kan worden verplicht
tot het doen verrichten van een bouwhistorisch onder-
zoek door een onafhankelijk deskundig bureau, dat
bovendien zorgt voor de waardestelling van onderdelen
van het pand.
• Bijhetcultureelerfgoedzijnookogenschijnlijkedetails
vangrootbelang.Voornemensomonderdelenvan
monumenten te veranderen, dienen zorgvuldig te wor-
den beoordeeld tegen de achtergrond van het vigerende
monumentenbeleid. Daarbij gaat het onder andere om
ingrepen als het vernieuwen van daken, het doorbreken
van perceelscheidende wanden, het aanbrengen van
dubbelglas, het vernieuwen van kozijnen, het vervangen
van stalen kozijnen, het verdiepen van kelders, het weg-
halen van borstweringen, het aanbrengen van glazen
toegangsdeurenenhetschilderenvangevels.Voordat
men het weet, is de structuur van een monument door
allerleiogenschijnlijkkleineingrepenaangetast.Hetis
van belang dat voor al deze zaken criteria worden opge-
steld die WMC bij de beoordeling dient te hanteren.
Openbare ruimte
• VoorhetbeeldvanMaastrichtiseenkwalitatiefhoog-
waardige openbare ruimte essentieel. Er dient veel aan-
dacht te worden besteed aan de vormgeving, de inrich-
ting, de bestrating, de meubilering en de verlichting van
de openbare ruimte. WMC dient vroegtijdig te worden
betrokken bij de planontwikkeling in deze.
9. Acties
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 9
: A
ctie
s
89
• De(her)inrichtingvanpleinen,kruispunten,promena-
des en wandelroutes verdient grote aandacht, omdat
de kwaliteit van deze openbare ruimten erg bepalend is
voor de belevingswaarde ervan. Ook deze plannen die-
nen vroegtijdig aan WMC ter (interne) advisering worden
voorgelegd.
• Objectenindeopenbareruimtekunnendekwaliteitvan
hetbetreffendegebiedinsterkematebeïnvloeden.Aan
alle elementen (hoe klein ook) dient aandacht te worden
besteed. Er dient beleid te worden ontwikkeld om uit-
stallingen en dergelijke, die als een soort landjepik door
particulieren van de openbare ruimte kunnen worden
gezien, tegen te gaan.
• Erzalbeleidmoetenwordengeformuleerdvoorhetal
dan niet, en zo ja, de wijze van aanstralen van monu-
menten.
Stedenbouwkundige plannen
• WMCverzoektmetklemomvroegtijdigtewordengeïn-
formeerd over nieuwe stedenbouwkundige plannen voor
onderdelenvandegemeente.Voorgrotestedenbouw-
kundige plannen is dit ook usance, maar bij initiatieven
van particulieren waarvoor stedenbouwkundige (postze-
gel)plannen nodig zijn, krijgt WMC soms pas informatie
in een (te) laat stadium om nog zinvol te kunnen advise-
ren.
• InhetkadervandenieuweWromoetdegemeentevoor
het hele grondgebied een structuurplan opstellen. WMC
ziet voor zichzelf hierbij een belangrijke adviserende
taak weggelegd en wil graag constructief over dit plan
meedenken.
• Hetisvanbelangdatstedenbouwkundigeplannenook
daadwerkelijk zijn afgestemd op de criteria geformuleerd
indeWelstandsnotaeninBKP’s.
• AlseenBKPisvastgesteldvooreengebieddientdit
vertaald te worden in gebiedsgerichte welstandscriteria,
zodat deze criteria ook de daadwerkelijke grondslag
voor de planbeoordeling kunnen vormen.
Werkwijze commissie
• WMCmoetleringtrekkenuitdesuggestiesdiedoor
bezoekers over de vergaderingen en de behandeling van
de plannen worden gedaan. Informatie hierover wordt
verkregen uit periodieke peilingen van de klantvriende-
lijkheid van de commissie. Door terugkoppeling van de
bevindingen in de algemene beleidsvergaderingen van
WMC moet de werkwijze indien nodig of wenselijk wor-
den aangepast.
• WMCwilperiodiekoverleghebbenmetde(externe)
supervisors voor bepaalde gebiedsdelen van Maastricht.
• WMCdringtaanophetontwikkelen,c.q.aanpassenvan
gemeentelijk beleid inzake een reeks van onderwerpen
waar de commissie in haar werk tegenaan loopt, vooral
op de volgende onderdelen: geldautomaten, zonwerin-
gen, gevelverwarmingselementen, buitenverlichting,
aanstralinggebouwen,plaatsingairco’senafzuiging-
installaties, deurbreedtes in winkelpuien, verkoop aan
de gevel door middel van schuiframen, uitstallingen,
afplakkingen en folies op winkelpuien, dakkapellen en
dakramen, schilderen van panden en ideële reclame-
uitingen.
• WMCwilhaaralgemenebeleidsvergaderingenverbreden
in de richting van een maatschappelijk en intellectueel
debat over de perfectionering van de ruimtelijke kwali-
teitszorg.
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
ho
ofd
stu
k 9
: A
ctie
s
90
Te ondernemen acties
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2008
- 3
1|12
|200
8
Dee
l II
: B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
91
Deel IIDeel II |Werken met de Welstandsnota
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: W
erke
n m
et d
e W
elst
and
sno
ta
92
Hierna volgen bijdragen van de leden van de Welstands-/
Monumentencommissie en van adviseurs van de commissie. Dit
jaar is als centraal thema gekozen: ‘Werken met de Welstandsnota’.
Ieder commissielid en adviseur mocht dit onderwerp belichten van-
uit een bepaalde dimensie of optiek.
DoelHet doel van deze bijdragen is om de lezer te uit te nodigen om mee te
denken over de praktijk van het werken met de Welstandsnota. De bijdra-
gen zijn primair bedoeld als stimulans voor de discussie. Dit houdt in dat
de commissieleden en adviseurs niet per definitie elk onderdeel van een
betoog van een collega onderschrijven. Het gaat om bijdragen ter bevorde-
ring van discussie en oordeelsvorming.
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: Zi
n e
n o
nzi
n v
an d
e W
elst
and
sno
ta
93
Zin en onzin van de Welstandsnota
Prof. dr. Nico Nelissen
We zijn er inmiddels aan gewend. De Welstandsnota vormt het kader voor
de beoordeling van bouwplannen. Dat is lange tijd niet zo geweest. In feite
kennen we in Maastricht pas, evenals in andere Nederlandse gemeenten,
een Welstandsnota vanaf 1 juli 2004, 18 maanden na de invoering van
de nieuwe Woningwet 2003. In de welstandsparagraaf van die wet werd
bepaald dat gemeenten die plannen willen toetsen op redelijke eisen van
welstand, daarvoor een door de raad vastgestelde Welstandsnota moeten
hebben, waarin de criteria zijn geformuleerd waarop de beoordeling van
bouwplannen dient plaats te vinden. Dat was nieuw. Nooit eerder had de
wetgever dit als voorwaarde gesteld. De ultieme vraag hierbij is wat nu
zin en onzin van zo’n Welstandsnota is? Wordt daarmee bereikt wat werd
beoogd? Hoe wordt ermee in de praktijk omgegaan? Zijn de ervaringen
daarmee bevredigend? Wat zijn de voor- en nadelen ervan? Hoe moeten
we de toekomst van de Welstandsnota zien, tenminste wanneer deze een
toekomst heeft? Laten we beginnen met het in herinnering roepen van de
achtergronden.
Achtergronden
Ingewijden in de materie van de welstandszorg weten dat dit verschijnsel
ongeveer een eeuw bestaat. In het begin van de twintigste eeuw zijn enkele
gemeenten ertoe overgegaan om bouwplannen te laten beoordelen op
hun architectonische kwaliteit. Daartoe werden zogeheten schoonheids-
commissies in het leven geroepen. Het functioneren van die commissies
was gebaseerd op regels opgenomen in een plaatselijke verordening. Het
duurde tot 1962 alvorens in de Woningwet een regeling werd opgenomen,
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: Zi
n e
n o
nzi
n v
an d
e W
elst
and
sno
ta
94
waarin werd gesteld dat voor vergunningplichtige bouwwerken onder ande-
re een positief advies moest zijn afgegeven, alvorens een bouwvergunning
te verstrekken. De wetgever sprak toen van een onafhankelijke commissie
van deskundigen. In de daarop volgende jaren zijn in veel gemeenten
plaatselijke welstandscommissies in het leven geroepen en hebben veel
kleine gemeenten gebruik gemaakt van de dienstverlening van op pro-
vinciale schaal opererende organisaties, zoals het Gelders Genootschap,
Het Oversticht en dergelijke. Bij de wijziging van de Woningwet in 1992
werd bepaald dat de werkwijze en de inhoudelijke beoordeling van bouw-
plannen door welstandscommissies zou moeten worden geregeld in de
plaatselijke verordening. De wetgever gaf daaromtrent indicaties. Veel
gemeenten hebben toen gekozen voor het opnemen van een passage
over deze materie die in de modelverordening van de VNG over deze zaak
was opgenomen. In grote lijnen kwamen de regels erop neer, dat aan de
ene kant procedureregels werden geformuleerd (omtrent zittingsduur,
samenstelling en werkwijze van de commissie) en anderzijds inhoudelijke
beoordelingscriteria, die globaal werden geformuleerd in termen van kwa-
liteiten waaraan het gebouw op zich en in zijn omgeving moest voldoen.
De praktijk was toch niet in alle opzichten bevredigend. De criteria werden
door marktpartijen en door ontwerpers als té vaag of té algemeen ervaren.
De wens werd uitgesproken om nog eens nader te bestuderen of de criteria
mogelijk explicieter en gedetailleerder zouden kunnen worden geformu-
leerd. Bovendien werd nadruk gelegd op het meer transparant functione-
ren van de welstandscommissies en op het limiteren van de zittingsduur
van de leden. Verder werd de kwestie aan de orde gesteld of het voor de
democratisering van het stelsel niet goed zou zijn om ook anderen, dan
deskundige leden in de commissies op te nemen.
Welstand op een nieuwe leest
Op verzoek van de Tweede Kamer werd aan de rijksbouwmeester gevraagd
om hieromtrent te adviseren. De rijksbouwmeester riep een commissie
in het leven die over deze materie zou moeten adviseren. Deze commis-
sie, waarvan ook de voorzitter van WMC deel vormde, bracht in 1999 het
rapport ‘Welstand op een nieuwe leest’ uit. In dit rapport werd gewezen
op het belang van een welstandsadvisering die transparanter, democrati-
scher, effectiever en efficiënter zou moeten zijn. Aanbevolen werd om het
welstandstoezicht in te bedden in het lokaal ruimtelijk kwaliteitsbeleid.
Ook werd aanbevolen om de lokale politieke betrokkenheid te vergroten
door de gemeenteraad nadrukkelijk verantwoordelijk te stellen voor het
welstandsbeleid. Essentieel in dit advies was de gedachte om een wel
omschreven beoordelingskader te ontwikkelen dat als basis voor de wel-
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: Zi
n e
n o
nzi
n v
an d
e W
elst
and
sno
ta
95
standsadvisering zou moeten dienen. Dit beoordelingskader zou rekening
moeten houden met verschillen tussen gebieden binnen de gemeente.
Daarmee was de basis gelegd van wat later de Welstandsnota zou worden.
De regering nam namelijk de hoofdconclusies van het rapport over en
werkte dit uit in een wetsartikel waarin werd bepaald dat gemeenten die
de welstandstoets wilden doorvoeren over een door de raad vastgestelde
Welstandsnota dienden te beschikken.
Welstandsparagraaf Woningwet 2003
De wettelijke regeling van de Woningwet van 2003 probeerde tegemoet te
komen aan de klachten en bezwaren tegen de geldende welstandsprak-
tijk. Er werd een regeling ingevoerd, die inhield dat er vergunningsvrije
bouwwerken zouden zijn (waarvoor geen welstandstoets geldt), dat er
licht vergunningplichtige bouwwerken zouden zijn (waar de beoordeling
op redelijke eisen van welstand zou kunnen plaatsvinden op basis van
sneltoetscriteria) en regulier vergunningplichtige bouwwerken (waarvoor
een regulier welstandsadvies verplicht is). Naast een welstandscom-
missie zou een gemeente ook een stads- of dorpsbouwmeester kunnen
aanstellen die met de adviestaak belast is. Commissies zouden ook niet-
deskundigen, zogeheten burgerleden, kunnen hebben en de zittingsduur
van de leden werd gelimiteerd tot drie jaar, met de mogelijkheid om nog
een keer met dezelfde termijn te verlengen. Het beoordelen van de bouw-
plannen door de welstandscommissie of de stads-, c.q. dorpsbouwmees-
ter zou moeten plaatsvinden op basis van een door de raad vastgestelde
Welstandsnota. Aldus werd bepaald. Vanaf de datum van vaststelling van
de Welstandsnota door de gemeenteraad is deze gang van zaken prak-
tijk geworden. Er zijn enkele gemeenten die hun hele grondgebied wel-
standsvrij hebben verklaard. Er is een groter aantal gemeenten dat enkele
gebiedsdelen vergunningsvrij heeft verklaard. Verder zijn er gemeenten
die aan gebieden binnen hun grondgebied verschillende niveaus van wel-
stand hebben toegekend. Het merendeel van de gemeenten heeft echter
geen welstandsvrije gebieden aangewezen, maar heeft bepaald om alle
vergunningplichtige bouwwerken door de welstandscommissie of door de
stads- of dorpsbouwmeester van een advies te laten voorzien.
Het opstellen van de Welstandsnota
Na het uitbrengen van het advies ‘Welstand op een nieuwe leest’ is een
proces op gang gekomen dat zich voor een groot deel heeft afgespeeld
op het ministerie van VROM. Vooral de juristen aldaar stonden voor de
opgave om de aanbevelingen uit dit rapport in wettelijke regels te vertalen.
Zo werd onder andere de wettelijke regel uitgewerkt om de welstandstoets
Rechtstraat
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: Zi
n e
n o
nzi
n v
an d
e W
elst
and
sno
ta
96
te koppelen aan een Welstandsnota. Hoewel de omschrijving veel ruimte
liet, bleek in de praktijk dat veel gemeenten daaruit afleidden dat er een
uitgebreid stelsel van criteria in de betreffende Welstandsnota opgenomen
zou moeten worden. In Nederland wierpen zich enkele gespecialiseerde
bureaus op (waaronder de welstandsorganisaties op provinciale schaal
en enkele stedenbouwkundige en architectuurbureaus), die met een
methodiek werkten die vrijwel noodzakelijkerwijs tot een uitgebreide
reeks van criteria moest leiden. De zogeheten sneltoetscriteria werden
vooral ontleend aan een document dat door Dorp, Stad en Land was ont-
wikkeld. Veel gemeenten hebben deze criteria nagenoeg in zijn geheel
overgenomen. Verder werden algemene criteria in de Welstandsnota opge-
nomen, die sterk steunden op een artikel dat eerder door de voormalige
rijksbouwmeester Dijkstra was geschreven. De gebiedsgerichte criteria
werden in veel gemeenten ontwikkeld op basis van een methodiek waarbij
onderscheid werd gemaakt tussen verschillende bebouwingstypen, die
dan allemaal een bepaalde kleur op de kaart kregen en zo kon dan per
gebied aan de hand van de bebouwingstypen worden vastgelegd wat de
criteria waren voor het gebouw op zich, het gebouw in zijn omgeving en de
kleuren en materialen. De wetgever had erin voorzien dat, voordat de raad
de Welstandsnota zou vaststellen, er eerst inspraak zou moeten plaats-
vinden. Dit is ook gebeurd, maar er zijn in den lande grote verschillen tus-
sen hoe dit in zijn werk is gegaan en hoe intensief de bevolking daaraan
daadwerkelijk heeft deelgenomen. In de meeste gemeenten was het min of
meer een routinezaak die volgens de gebruikelijke kanalen werd afgedaan
met inschakeling van de afdeling communicatie. Het aantal deelnemers
aan de inspraakbijeenkomsten was in veel gevallen bedroevend laag. Er
waren uitzonderingen. In enkele gemeenten was er veel volk op de been en
is uitgebreid over de inhoud van de concept-Welstandsnota gedebatteerd.
Hoe dit ook zij, rond 1 juli 2004 beschikten vrijwel alle gemeenten over een
door de gemeenteraad vastgestelde Welstandsnota.
Welstandsnota in de praktijk
Voor de welstandscommissie, dan wel de stads- of dorpsmeester, was
het – na vaststelling door de gemeenteraad van de Welstandsnota – de
opgave om met alle criteria aan de slag te gaan. In het begin was dat even
wennen, omdat noch opdrachtgevers, noch architecten, noch de ambte-
lijke organisatie en evenmin de leden van de welstandscommissie gewend
waren om met zo’n nota te werken. Leden van welstandscommissies waren
(en zijn) gewend om vanuit de eigen discipline op plannen te reageren. Zij
hanteren daarbij de methodologie en kennis die zij in hun eigen professie
hebben opgedaan. Daarbij gaat het niet zo zeer om het nalopen van een
WMC
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: Zi
n e
n o
nzi
n v
an d
e W
elst
and
sno
ta
97
lijstje met wel gedefinieerde criteria, dan wel om een totaalimpressie van
het plan. In de praktijk vormden de leden van de commissie zich dan ook
vaak een oordeel op basis van hun professionele onderlegger en minder
op basis van de geformuleerde criteria. Wanneer geattendeerd werd op het
feit dat de geformuleerde criteria de basis voor de toetsing van de plannen
zouden moeten vormen, dan werden alsnog de bij het plan behorende
criteria geraadpleegd en werd achteraf gewezen op de criteria waaraan het
plan niet voldeed. Deze gang van zaken is weliswaar iets meer verschoven
in de richting van het vooraf zich bewust zijn van wat de criteria zijn waarop
getoetst moet worden, maar de professionals blijven toch vooral hun eigen
professionele onderlegger als basis voor de beoordeling gebruiken. Daar
is overigens niets mis mee, omdat de geformuleerde criteria in feite de
geëxpliciteerde professionele onderlegger is.
Welstandsnota als cultuurhistorische inventarisatie
Toen op 1 juli 2004 de meeste gemeenten in Nederland hun Welstandsnota
hadden vastgesteld, konden we signaleren dat we ineens beschikten over
een uitgebreide inventarisatie van de ruimtelijke kwaliteiten in Nederland.
De gemeenten hadden serieus werk gemaakt van het opstellen van de
Welstandsnota. Er verschenen uitvoerige nota’s waarin de morfologie, de
historische geografie, de stedenbouwkundige structuur, de bebouwings-
structuur, het landschap, de historische ontwikkeling van de gemeente
en vele andere zaken werden beschreven. Nooit eerder beschikten we in
Nederland over zo veel informatie over de stand van zaken van de ruimte-
lijke kwaliteit als na deze operatie, die niet langer dan in totaal 18 maan-
den duurde. Hoewel dat niet het primaire doel was, had deze operatie wel
tot gevolg dat we over gegevens beschikten, waarvan we voordien slechts
konden dromen. Mogelijk is dit wel het grootste effect geweest van de ver-
plichting die de gemeenten kregen om ten behoeve van de welstandstoets
criteria in een nota op te nemen. Achteraf moeten we blij zijn dat we over
deze gegevens beschikken. Maar, het was slechts een momentopname en
iedereen weet dat ruimtelijke ontwikkelingen permanent aan verandering
onderhevig zijn. De noodzaak om de gegevens periodiek te actualiseren,
en ook om de gebiedsontwikkeling en de gebiedsgerichte criteria op
gezette tijden aan te passen, blijft zich voordoen. Dat had de wetgever ook
begrepen, want vanaf het begin is de Welstandsnota als een dynamisch
document gezien. De wetgever heeft erop gewezen dat actualisering en
aanpassing van de nota geboden is. Dat is sneller gezegd, dan gedaan,
want om dit te doen, moet permanent worden bijgehouden welke veran-
deringen zijn opgetreden, welke nieuwe ontwikkelingen zich aandienen
en moeten ook de ervaringen met de toepassing van de Welstandsnota
Opera Zuid, Malpertuisplein
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: Zi
n e
n o
nzi
n v
an d
e W
elst
and
sno
ta
98
in de praktijk permanent gedocumenteerd worden. Daar heeft het in de
meeste gemeenten in de laatste jaren aan ontbroken. Er is nog geen
systematiek ontwikkeld om dat op een goede en efficiënte manier te doen.
In Maastricht is ervoor gekozen om eerst een paar pilots te verrichten, in
dit geval door het bureau dat destijds ook de nota (mede) had opgesteld.
De resultaten van de pilots zouden moeten aangeven of actualisering en
aanpassing van de (hele) nota geboden is. Naar is gebleken, is het niet
nodig om de hele nota aan te passen, maar slechts op enkele onderdelen,
te weten op het vlak van de gebieden die van kleur zijn veranderd (dat wil
zeggen een andere invulling in de afgelopen jaren hebben gekregen), op
het vlak van het taalgebruik en het vakjargon, en verder ook ten aanzien
van onjuistheden en onduidelijkheden die in de nota voorkwamen. Daarbij
rees ook de vraag of het dan nodig is om deze wijzigingen als ‘echte’ wijzi-
gingen te zien, zodat de aangepaste nota weer in de inspraak zou moeten,
of dat het om een ‘technische’ aanpassing gaat, die ook zonder inspraak
door de raad kan worden vastgesteld.
Welstandsnota en bureaucratie
Wie weet heeft van de Welstandsnota en kennis heeft van de inhoud ervan,
zal zich ongetwijfeld de vraag stellen of zo’n document niet leidt tot een
zekere bureaucratisering van het adviesproces. Immers, wanneer bij elk
plan eerst de gebiedsgerichte criteria moeten worden opgezocht en het
plan op deze (en eventueel andere criteria) moet worden getoetst, of dan
niet de neiging bestaat om de criteria (bureaucratisch) na te lopen en ‘af
te vinken’. In enkele gemeenten gebeurt dit op deze manier. Er is daar een
standaardformulier ontwikkeld waarop de criteria staan en waarachter dan
een kolom is geplaatst om aan te geven of het plan aan het betreffende
criterium voldoet. Dit leidt ongetwijfeld tot een proces waarbij niet meer
het plan het uitgangspunt vormt, maar slechts de criteria. Daar is het risico
aanwezig dat doel en middel met elkaar worden verwisseld. In Maastricht
wordt (gelukkig) niet op die manier gewerkt. Daar wordt het plan op zijn
inhoudelijke merites beoordeeld, waarbij de criteria opgeslagen in de
hoofden van de leden van de commissie, zeker een belangrijke rol spelen,
maar niet tot het bureaucratisch afvinken van een plan leidt. Dit neemt niet
weg dat in de uiteindelijke formulering van het welstandsadvies duidelijk
moet worden gerefereerd naar de criteria waarop de beoordeling van het
plan heeft plaatsgevonden. Ongetwijfeld is de mogelijke bureaucratisering
een valkuil voor het welstandsadvieswerk.
Zin en onzin van de Welstandsnota
Hoe kijk ik nu al met al tegen de Welstandsnota aan? Zoals met alles, zijn
Plein 1992
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: Zi
n e
n o
nzi
n v
an d
e W
elst
and
sno
ta
99
er voors en tegens, is er sprake van zin en onzin. Laat ik beginnen met de
onzin. Wanneer een Welstandsnota alles probeert vast te leggen, wordt er
voorbij gegaan aan het feit dat elk plan uiteindelijk toch uniek is. Immers
de plek is uniek, het programma kent zijn eigen inhoud en de vormgeving
is (althans vaak) op dat programma en de plek afgestemd. Criteria zijn
dan een hulpmiddel bij de beoordeling, maar doen zelf geen uitspraak.
De commissie moet die uitspraak doen. Ieder commissielid hanteert die
criteria uiteraard ook weer op een eigen manier, omdat de formuleringen
veelal ook multi-interpretabel zijn. Dat is helemaal niet erg, want juist
door de onderlinge gedachtewisseling in de commissie wordt bepaald in
hoeverre het plan aan de criteria beantwoordt en al dan niet voldoet aan
redelijke eisen van welstand. Men zal ook altijd gekwalificeerde mensen
nodig hebben om de criteria toe te passen. Soms wordt wel beweerd dat,
wanneer men een Welstandsnota heeft, dat dan iedereen die zou kunnen
toepassen op een plan. Zo eenvoudig is dat echter niet. Het feit dat we
wetten in Nederland hebben, betekent niet dat we geen rechters meer
nodig hebben! Ergo het feit dat we een Welstandsnota hebben, betekent
niet dat we geen professionele beoordelaars meer nodig hebben! Het is
naar mijn mening ook onzin wanneer we de Welstandsnota in plaats van
als middel, als doel zouden gebruiken. Dat zou mijns inziens leiden tot
een wat ik genoemd heb bureaucratisering van het adviesproces. Het zou
dan niet meer gaan om de inhoudelijke discussie, maar om de technische
benadering van het adviesproces. Al met al denk ik dat er meer voor-,
dan nadelen van de Welstandsnota zijn. De zin van de Welstandsnota
is vooral gelegen op het vlak van de helderheid van de punten waarop
door de commissie bij de beoordeling moet worden gelet. Dat heeft een
preventieve werking, immers opdrachtgevers en ontwerpers kunnen bij de
planontwikkeling vooraf al duidelijk rekening houden met die criteria. Het
heeft ook als groot voordeel dat men weet dat bij de planbeoordeling ook
de van toepassing zijnde criteria de hoofdmoot in het beoordelingstraject
zullen zijn. Daardoor wordt het kader van de beoordeling bepaald. Of dit
nu betekent dat daardoor slechts ‘brave’ plannen tot stand komen, dat
wil zeggen plannen die zich keurig voegen naar de opgestelde criteria, is
niet helemaal duidelijk. Dat dit risico aanwezig is, leidt geen twijfel, maar
van de andere kant is de ervaring dat veel ontwerpers toch ‘eigengereid’
zijn en het juist spannend vinden om plannen te presenteren die tegen
de grenzen van de criteria aanliggen en deze zelfs overschrijden. Dat
is toch ook de kracht van deze ontwerpers, dat ze in weerwil van wat is
vastgelegd, proberen grensverleggend te werken en dan graag daarover
de discussie met de commissie aangaan. Prima, dat geeft juist ruimte voor
vernieuwing. De Welstandsnota biedt die ruimte ook, hoewel sommigen
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: Zi
n e
n o
nzi
n v
an d
e W
elst
and
sno
ta
100
denken van niet. In de Welstandsnota is namelijk bepaald dat plannen die
afwijken van de gebiedsgerichte criteria, ook op de algemene criteria kun-
nen worden beoordeeld. Die algemene criteria bieden juist de ruimte voor
vernieuwende architectuur.
De toekomst van de Welstandsnota
Wat is de toekomst van de Welstandsnota? Heeft de Welstandsnota über-
haupt toekomst? De verwachting lijkt gerechtvaardigd dat gemeenten die
voor ruimtelijke kwaliteit kiezen en gemeenten die de mening zijn toege-
daan dat de lokale democratie ook de instantie is die daarvoor de kaders
vaststelt, dat men in die gemeenten een Welstandsnota als handig en
probaat middel zal blijven zien om criteria voor de welstandsbeoordeling
vast te leggen. Mogelijk dat de nota in de toekomst compacter en concreter
zal zijn. Het is niet uitgesloten dat de nota exacter zal aangeven wat niet en
wat wel in het betreffende gebied mag. Gemeenten met kwaliteitsambities
zullen het van belang vinden dat de beoordeling van de plannen door een
onafhankelijke instantie plaatsvindt, om te voorkomen dat er een vermen-
ging van belangen optreedt. Gemeenten die ruimtelijke kwaliteit belangrijk
vinden, zullen ook hechten aan het feit dat de beoordeling in commissie-
verband plaatsvindt, om te vermijden dat men te zeer afhankelijk is van
het oordeel van een enkele persoon. Deze toekomst van de Welstandsnota
en van de structuur van het welstandstoezicht op plaatselijk niveau lijkt
evident in gemeenten die ruimtelijke kwaliteit als een hoeksteen van het
plaatselijke beleid zien. In dit opzicht is er voor deze gemeenten niets
nieuws onder de zon. Ook niet als het kabinet zou besluiten, en het
Parlement dit ook zou onderschrijven, dat gemeenten zelf moeten bepalen
hoe ze met welstand in hun gemeente willen omgaan. Gemeenten die voor
kwaliteit gaan, zoals uiteraard Maastricht, zullen beleidsinstrumenten blij-
ven gebruiken om die kwaliteit te borgen!
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: W
elst
and
sno
ta e
n s
ted
enb
ou
w
101
Welstandsnota en stedenbouw
Ir. Carlos Apers
De nota ‘Welstand Transparant’ is door de gemeente Maastricht in eigen
huis ontwikkeld. Dat de nota elders in Nederland veelvuldig als voorbeeld is
gebruikt, geeft al iets aan over de bruikbaarheid van de gekozen opzet. Die
kwam niet uit de lucht vallen: al in 1999 was de dienst Stadsontwikkeling
bezig met een handhavingsnota die uitging van een gebiedsindeling naar
weefseltypologie. Toen de wettelijke verplichting kwam om de welstands-
criteria transparant te maken, kwam dat voorwerk goed van pas. Niet dat
de gemeente Maastricht geen vastgelegd welstandsbeleid kende, maar de
rijksoverheid legde een ‘format’ op. Kleurcodering, onderwerpen, termino-
logie enzovoort, alles werd voorgeschreven volgens een standaard.
Een kolfje naar de hand
Die gebiedsgerichte benadering was en is een kolfje naar de hand voor de
afdeling Stedenbouw van de gemeente Maastricht. Deze afdeling wordt
binnen haar werkzaamheden ook geacht te adviseren over bouwplannen
die gebruik wensten te maken van de vrijstellingsmogelijkheden binnen
bestemmingsplannen. Daarvoor dient een argumentatie aangedragen
te worden die ook verklaart waarom hier niet en ergens anders wel een
vrijstelling. Een gebiedsgebonden advies dus. Die argumenten zijn voor
een deskundige duidelijk, maar voor de leek niet altijd helemaal transpa-
rant. Althans niet van te voren. Nu dit voor heel Maastricht middels een
Welstandsnota vast ligt, is er niet alleen van te voren duidelijkheid over
hoe het beleid ten aanzien van de verschillende weefseltypen gevoerd
wordt; er is tegelijkertijd een interessant document over de samenhang
van de verschillende weefsels die in de verschillende tijdsperiodes zijn
ontstaan. En dat helpt de stedenbouwkundigen ook weer in hun voort-
durende pogingen de sturing van de ontwikkelingen van de stad zodanig
vorm te geven dat deze aansluiten bij het bestaande weefsel.
Welstandsparagraaf
Dat schept ook verplichtingen. Nu bestond er al de traditie om steden-
bouwkundige plannen met de commissie te bespreken, maar nota’s voor
de formalisering (vaststelling) van die plannen moeten tegenwoordig
ook een welstandsparagraaf bevatten. Immers, als een bepaald gebied
van functie en/of structuur verandert, betekent dit dat het op de kaart
ook van kleur verschiet. Van te voren is dan duidelijk met welke criteria
de commissie de bouwplannen van deze gebieden zal beoordelen. Alle
stedenbouwkundige plannen: van beeldkwaliteitplannen, gedetailleerde
massavoorstellen tot wijzigingen van het bestemmingsplan dienen aan
de commissie voorgelegd te worden voor (intern) advies. Dit voorziet
enerzijds de stedenbouwkundige van een onafhankelijk advies en ver-
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: W
elst
and
sno
ta e
n s
ted
enb
ou
w
102
schaft anderzijds de commissie inzicht in de achtergronden van de later
te beoordelen bouwplannen die het gevolg zijn van de uitwerking van de
globale plannen.
Advisering door stedenbouw
Andersom adviseert de stedenbouwkundige de Welstands-/Monumenten-
commissie bij de beoordeling van (grote) bouwplannen in relatie tot de
inpassing in het stedelijk weefsel. Net als de bouwhistoricus, heeft de
stedenbouwkundige hier een informerende rol. De Welstands-/Monumen-
tencommissie kent immers een wisselende samenstelling als gevolg van
de wettelijk vastgelegde maximale zittingsduur van de leden. Nieuwe leden
zijn niet altijd op de hoogte van de specifieke geschiedenis en opbouw van
de Maastrichtse situatie. Maar soms levert dit ook een onverwachte frisse
kijk op de Maastrichtse context op. Zo kan dus worden gesproken van een
win-win situatie in het samenspel tussen de rollen van de Welstands-/
Monumentencommissie en de gemeentelijke dienst.
Welstandsnota voortdurend in ontwikkeling
De Welstandsnota is een momentopname: de stad is echter voortdurend
in ontwikkeling. Dat betekent dat deze nota ook geregeld geëvalueerd
dient te worden. Niet het algemene beleid wijzigt voortdurend, maar het
is vooral de grafiek van de kaarten die gelijke tred moet houden met
de ontwikkelingen van de stadsplattegrond. Deze is namelijk deels het
gevolg van de sturende rol van de gemeentelijke overheid en deels het
Sint Servaasbrug
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: W
elst
and
sno
ta e
n s
ted
enb
ou
w
103
gevolg van initiatieven van burgers, ondernemingen, instellingen en orga-
nisaties. De initiatieven van deze laatste partijen komen binnen bij de
gemeente en moeten beoordeeld worden. Als ze niet passen binnen het
huidige beleid of bestemmingsplankader betekent dat nog niet dat ze
afgewezen worden. Onderzocht moet ook worden of het beleid of bestem-
mingsplan niet aangepast dient te worden. Ook hier heeft de Welstands-/
Monumentencommissie weer een adviserende rol naar de beleidsmakers.
Samenwerking
De samenwerking tussen de dienst en de Welstands-/Monumenten-
commissie is een goede te noemen. Het geregelde contact leidt tot een
goed vertrouwen en een open inhoudelijk debat. Dat overstijgt geregeld
het niveau van het individuele bouwplan en raakt ook aan ontwikkelingen
elders in den lande of in de regio. Het interdisciplinaire karakter van de
mensen die zich erover buigen, maakt dat deze discussies al snel breedte
en diepte krijgen. Daarbij is de rol van het burgerlid niet te onderschatten.
Niet alleen dwingt deze de groep geregeld buiten het bestaande jargon te
spreken, maar ook buiten de geijkte kaders te denken.
De cirkel is rond
De onafhankelijke Welstands-/Monumentencommissie adviseert dus niet
alleen het College van B&W, maar ook rechtstreeks de gemeentelijke
dienst. Deze rollen liggen overigens weer vastgelegd in de Welstandsnota
en zo is de cirkel weer rond.
Maasboulevard
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: W
elst
and
sno
ta e
n s
ted
enb
ou
w
104
Academie Beeldende Kunsten
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: W
at h
ebb
en d
e W
elst
and
sno
ta e
n m
on
um
ente
n m
et e
lkaa
r te
mak
en?
All
es e
n n
iets
!
105
Wat hebben de Welstandsnota en monumenten met elkaar te maken? Alles en niets!
Ir. Jan Kamphuis
Om met het laatste te beginnen: het uitgangspunt van de Welstandsnota
(gebaseerd op de Woningwet 2003) is anders dan die van de
Monumentenwet 1988 of de Gemeentelijke Monumentenverordening. De
Welstandsnota is bedoeld om te waarborgen, dat een nieuw gebouw, of
een verbouwd gebouw, harmonieert met de omgeving qua massa, vorm-
geving, detaillering en materialisatie. Bij monumenten (Monumentenwet
1988) wordt de nadruk veel meer gelegd op het object zelf en in plaats van
harmoniëren met de omgeving is uitgangspunt het behoud (of herstel) van
massa, vormgeving detaillering, materialisering (de oude bouwmaterialen)
en daarnaast behoud of herstel van de historische (draag)structuur.
De gang van zaken
Voordat het College van B&W een bouwvergunning afgeeft, vraagt zij (ver-
plicht vanuit de Woningwet) een advies aan de welstandscommissie. De
welstandcommissie hanteert daarvoor de Welstandsnota. Deze nota bevat
een typerende beschrijving voor de verschillende wijken en gebieden van
de gemeente. Zolang de bouwplannen bij deze typering aansluit, is er spra-
ke van harmonie met de omgeving en volgt (bijna automatisch) een positief
advies van de welstandscommissie aan B&W. Is het bouwplan afwijkend
van de typering, dan is het aan de expertise van de welstandscommissie
om tot een goed afgewogen advies te komen. Bij gebouwen die de sta-
tus van rijksmonument hebben, moeten B&W eveneens verplicht advies
vragen, maar nu aan de monumentencommissie. De monumentencom-
missie beschikt niet over een Welstandsnota met gebouwtyperingen; elk
monument is immers uniek door de oorspronkelijke opzet van het gebouw
en de wijzigingen aan dit gebouw veroorzaakt door veranderend gebruik.
Een voorbeeld: als twee panden in de zestiende eeuw zijn gebouwd, kan
het heel goed voorkomen, dat het ene pand thans nog veel vakwerkwan-
den heeft, terwijl het andere pand in de loop der tijd stenen muren heeft
gekregen. Het ene pand kan in de achttiende eeuw een fraai trappenhuis
hebben gekregen, terwijl het andere in de negentiende eeuw verbouwd is
tot een paleisje met zeer fraaie kamers-en-suite. Verwaarlozing kan bete-
kenen dat één van beide panden in de twintigste eeuw zijn gehele indeling
of draagstructuur heeft verloren. Kortom, elk monument heeft zijn eigen
gebruiksgeschiedenis en is daardoor uniek in vorm en materialisatie. Om
die reden gaat (een lid van) de commissie bij een (grote) verbouwing altijd
ter plaatse de situatie opnemen om tot een goed afgewogen advies te kun-
nen komen. Bij de afweging van de interventie is één van de belangrijkste
criteria, dat een monument alleen behouden kan blijven door er een goede
functie aan te geven en dat een goede functie ingrepen in het gebouw
rechtvaardigt. De monumentencommissie adviseert het College van B&W
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: W
at h
ebb
en d
e W
elst
and
sno
ta e
n m
on
um
ente
n m
et e
lkaa
r te
mak
en?
All
es e
n n
iets
!
106
op basis van haar expertise over de mate waarin en de wijze waarop die
ingrepen verricht kunnen worden. Het bovenstaande overziend zou tot de
conclusie kunnen leiden dat het monumententraject gescheiden loopt van
het welstandstraject. Om nu te voorkomen dat het College met strijdige
adviezen van beide commissies geconfronteerd wordt; zijn in veel gemeen-
ten de welstandcommissie en de monumentencommissie in één orgaan
gecombineerd. Voor de monumentenleden van zo’n gecombineerde com-
missie is de Welstandsnota geen (wettelijk) uitgangspunt, maar wel een
goed hanteerbaar instrument, omdat de nota uitgaat van behoud van
bestaande typering van gebouwen, met name als nieuwbouw plaatsvindt
naast een monumentaal pand. Kortom, de Welstandsnota en monumenten
hebben alles en niets met elkaar te maken!
Cri du coeur
Hoewel er veel in de Welstandsnota is geregeld, zijn er ook nog zaken die
tussen wal en schip dreigen te geraken, en die behoorlijk afbreuk kunnen
doen aan de monumentale waarde en vooral aan de beleving van een
pand. Bij een jaarverslag mag naast de formele informatie, ook een cri du
coeur opgenomen worden. Die van mij gaat over de ‘verrommeling’ van de
openbare ruimte, die ten koste gaat van de buitengewoon fraaie karakte-
ristiek van Maastricht die ik zo heb leren waarderen.
Voor bezoekers van Maastricht, die met de trein komen, is de eerste aan-
blik nogal tweeslachtig: een leeg stationsplein aan de zuidzijde (1) en een
‘vol’ plein aan de noordzijde (2). Het met fietsen gevulde gedeelte aan
de noordzijde zal binnenkort mogelijk een Grand-café met terras worden.
Dus dat zal behoorlijk opknappen. Bij het inrichten van een alternatieve
fietsenstalling zal bedacht moeten worden, dat de fietsenklemmen een
behoorlijke inbreuk hebben op de openbare ruimte, ook als zij niet
gebruikt worden (3).
1
2
3
4 5
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: W
at h
ebb
en d
e W
elst
and
sno
ta e
n m
on
um
ente
n m
et e
lkaa
r te
mak
en?
All
es e
n n
iets
!
107
Het fraaie Maastrichtse straatbeeld wordt nogal eens rommelig door een veel-
heid aan borden (4), aan paaltjes en kasten voor nutsvoorzieningen (5).
De gevels worden nogal eens ontsierd door ‘applicaties’, zoals brievenbus-
sen (6) en bellenborden of complete menukaarten (7).
Door onder andere het rookverbod, maar ook door het verlengen van het
terrasseizoen worden monumentale gevels voorzien van grove, ontsie-
rende verwarmingselementen (8).
Onbegrijpelijk is de onverzorgdheid waarmee een nieuwe naamsaandui-
ding op de gevel wordt geschroefd, zonder de bevestigingspunten van de
vorige reclame weg te werken (9).
Pijnlijk is het om te zien hoe slordig een prestigeproject als Mosae Forum
is ‘afgewerkt’; het correct stellen van natuurstenen platen blijkt soms te
moeilijk te zijn. Links knikken de platen naar binnen en rechts staken de
platen zover naar buiten, dat zij bijgehakt moesten worden.
7
8
9
6
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: W
at h
ebb
en d
e W
elst
and
sno
ta e
n m
on
um
ente
n m
et e
lkaa
r te
mak
en?
All
es e
n n
iets
!
108
Het is (was?) in Maastricht gebruikelijk dat alleen grote monumentale en
openbare gebouwen werden aangelicht, zoals bijvoorbeeld het stadhuis en
de kerken. Wat daarbij nogal eens vergeten wordt, is dat het aanlichten de
gevel nogal eens saai en plat doet overkomen; het aanlaten van een paar
lampjes in het interieur geeft dan diepte en bovendien een fraai gezicht op
de monumentale (stuc)plafonds. Vreemd is dat ondanks de inzet van een
Oostenrijkse lichtprofessor een paar jaar geleden de dakvlakken van het
stadhuis met een paar losse spots zijn aangelicht: in plaats van een punt-
verlichting had hier een vlakverlichting moeten worden toegepast (10).
Het gebruik dat alleen grote openbare monumenten worden aangestraald,
blijkt wat sleets te worden. Gevelverlichting wordt toegepast als extra
reclame-uiting (11, 12, 13). De vraag naar de wenselijkheid daarvan dient
zich aan: moet een ondernemer meer verlichting aanbrengen dan zijn
buurman om op te vallen? Krijgen we dan dezelfde wildgroei die er ook
op reclamegebied is geweest? Afgezien van deze principiële vraag moet
geconstateerd worden, dat het merendeel van de gebruikte armaturen aan
geen enkele esthetische eis voldoet: er is sprake van een ernstige verrom-
meling van het gevelbeeld!
Ook moeten wij ons afvragen waarin de specifieke kwaliteit van Maastricht
ligt, en of bij die specifieke kwaliteiten de ambitie van een stad met veel
lichtreclame hoort.
Tot zo ver de overpeinzingen van een scheidend lid van de Welstands-/
Monumentencommissie van Maastricht, die van de stad is gaan houden en
oprecht bezorgd is over de toekomst van haar fraaie karakteristiek.
10
11
12 13
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: B
egel
eid
ing
bij
rest
aura
ties
van
mo
nu
men
ten
109
Begeleiding bij restauraties van monumenten
Ing. Maurice Bastings
De Welstandsnota richt zich vooral op de verbouw van bestaande panden
en op nieuwbouw. De verbouw van bestaande panden heeft in een histo-
rische stad als Maastricht vaak betrekking op rijksmonumenten, objecten
die vallen onder het Maastrichts Planologisch Erfgoedregime en op gebou-
wen die geen bijzondere status hebben, maar zich binnen het beschermd
stadsgebied bevinden. De Welstandsnota bevat weliswaar algemene en
gebiedsgerichte criteria hiervoor, maar in concrete gevallen zijn die niet
toereikend omdat er sprake is van een uniek gebouw dat sterk wordt
bepaald door zijn historiciteit. Het lijkt niet logisch en voor de hand te lig-
gen om, analoog aan de Welstandsnota, een nota te hebben waarin voor
elk monument wordt aangegeven welke criteria daarbij een rol spelen. Wel
wordt er gedacht over het opstellen van criteria die kunnen worden gehan-
teerd bij kleine verbouwingen die aan monumenten plaatsvinden. Deze
zouden, analoog aan de sneltoetscriteria van de Welstandsnota, opgeno-
men kunnen worden in de Welstandsnota. Toch is het goed om duidelijk
te maken dat voor monumenten in de brede zin van het woord maatwerk
Hoeve Bartels, van Akenweg
Kasteelhoeve Borgharen
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 01
|01|
2008
- 3
1|12
|200
8
Dee
l II
: B
esta
and
e en
to
eko
mst
ige
ruim
teli
jke
kwal
itei
ten
110
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: B
egel
eid
ing
bij
rest
aura
ties
van
mo
nu
men
ten
111
geboden is. Immers, elk monument is uniek en vraagt om een individuele
aanpak, weliswaar vanuit de gemeenschappelijke beleidsfilosofie, zoals
verwoord in de nota over het cultureel erfgoed ‘Springlevend verleden’.
Om een en ander te verhelderen bespreek ik eerst enkele dilemma’s die
zich in de praktijk van de advisering over restauraties van monumenten
voordoen. Ik zal verder wijzen op keuzes die in dit verband gemaakt moe-
ten worden en op onderzoeksinstrumenten die bij die keuzes behulpzaam
kunnen zijn.
Dilemma’s
Bij het restaureren van monumenten is er altijd sprake van dilemma’s.
Deze dilemma’s komt men dagelijks tegen bij het adviseren in het kader
van monumentenvergunningen, bestemmingsplanwijzigingen, herbestem-
mingen en sloopvergunningen ten behoeve van monumenten. Om een paar
voorbeelden te noemen. Hoe belangrijk is het behoud van specifieke stijl-
kenmerken bij een gevelrestauratie en/of reiniging van een monumentaal
gebouw? Wordt een gebouw volledig teruggerestaureerd (reconstrueren in
oude staat) of wordt de naoorlogse aanbouw intact gehouden? Hoe worden
de stijlkenmerken van een monumentaal herenhuis dat wordt herbestemd
tot een hotel behouden? Wat zijn de bouwhistorische gevolgen als het
voegwerk van een verweerde en in slechte staat verkerende muur volledig
wordt vernieuwd? Indien brandveiligheidsvoorzieningen moeten getroffen
worden vanuit de gebruiksvergunning, moeten dan alle historische deu-
ren worden opgeslagen of worden ze op een subtiele wijze brandwerend
bekleed? Hoe worden de benodigde installaties in een monumentaal pand
geïntegreerd, of worden ze weggemoffeld in een daarvoor bestemde tech-
nische ruimte? Hoe om te gaan met de herbestemming van een industrieel
of religieus gebouw waarin een woonfunctie is gepland? Moeten de histo-
rische kozijnen wel of niet worden vernieuwd en welke een impact heeft
dit op de cultuur- en bouwhistorische waarde van het gebouw? Hoe wordt
in een monumentaal pand omgegaan met de ARBO-wetgeving? Dit is maar
een kleine greep uit de dilemma’s die men dagelijks tegenkomt bij restau-
ratieplannen voor monumenten. Dit betekent dat monumentenzorg in de
praktijk veel meer is dan alleen het in standhouden van oude gebouwen.
Maken van keuzes
Het gaat continu om het maken van keuzes die enerzijds historisch verant-
woord zijn, maar anderzijds ook rekening dienen te houden met het func-
tioneren van het moment nu en in de toekomst. Keuzes dienen gebaseerd
te zijn op een duidelijke visie en waardestelling. Daarbij is kennis van
historische bouwtechnieken, van zowel oude als nieuwe bouwmaterialen
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: B
egel
eid
ing
bij
rest
aura
ties
van
mo
nu
men
ten
112
en van historische bouwstijlen onontbeerlijk. Als adviseur en toezichthou-
der van monumenten ben je niet alleen bezig met adviseren en toezicht
houden, maar wordt er ook een groot deel van de tijd besteed aan het
voeren van overleg en onderhandelen met betrokken partijen. Men wil iets
bereiken dat vaak uitgesproken moeilijk is. Als adviseur en toezichthou-
der heb je continu te maken met belangen van anderen, maar ook met je
eigen kennis en vaardigheden, je professionele netwerk en je eigen stijl
van beïnvloeding.
Restaureren is een vak apart
Om monumenten op een goede manier te restaureren, moet je ze een warm
hart toedragen. Het is echt een vak apart. Het begint bij de voorstudie.
Aan elke restauratie van groot tot klein gaat specialistisch onderzoekwerk
vooraf. Indien dat niet of niet goed gebeurt, komen er vroeg of laat brokken
van. Het kan zelfs desastreus zijn voor de cultuurhistorische waarden van
het monument en zelfs voor het voortbestaan ervan. Eigenaren van monu-
menten realiseren zich niet altijd welk bijzonder pand zij hebben. Ieder
monument is uniek! Het wonen of werken in een historisch pand is een
voorrecht. Van belang is dat de restauratie in deskundige handen komt.
Er is om te beginnen een uitgebreide kennis op het gebied van materialen
nodig. Dat geldt ook voor kennis van het ambachtelijk gereedschap, van
historisch bouwmateriaal en van methodieken die bij de restauratie wor-
den toegepast. Bovendien is uitgebreide kennis vereist van bouwstijlen
en bouwproductiewijze. Door de eeuwen heen is bijvoorbeeld glas, ijzer,
steen, hout, mergel en ander bouwmateriaal op allerlei uiteenlopende wij-
zen behandeld en bewerkt. De kennis daarover is soms maar zeer ten dele
terug te vinden in de leerboeken. Wie met materie werkt, weet uit eigen
ervaring dat je het eerst moet voelen en bewerken om het echt te leren
gebruiken. Dit soort zaken leer je niet in de schoolbanken. De theorie leer
je op school, maar het omgaan met materie leer je op de steiger. Net als
ten tijde van de gilden wordt deze kennis en handvaardigheid grotendeels
opgedaan in de praktijk. Daarom is het van zeer groot belang dat jonge
bouwvakkers die geïnteresseerd zijn in het vakgebied der restauratie
worden gestimuleerd om naast de juiste scholing ook op het werk bij leer-
meesters de specifieke vaardigheden en praktijkkennis te kunnen opdoen.
Door als gezel en leermeester samen te werken, krijgt men het juiste gevoel
voor materiaal en details! Deze leermeesters uit de praktijk zijn van enorm
belang om inzichten over bouwtechnieken, en de ervaring die men daar-
mee heeft opgedaan, over te dragen op anderen. De technieken evolueren
continu. Het is van groot belang dat deze worden gedocumenteerd en over-
gedragen aan jongeren die deze vakkennis later gaan toepassen.
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: B
egel
eid
ing
bij
rest
aura
ties
van
mo
nu
men
ten
113O. L. Vrouwebasiliek
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: B
egel
eid
ing
bij
rest
aura
ties
van
mo
nu
men
ten
114
Het belang van bouwhistorisch onderzoek
Bij vrijwel elke restauratie is het nodig om te beschikken over de resultaten
van een bouwhistorisch onderzoek. Alleen dan is men in staat om goed te
beoordelen wat de impact is van voorgestelde veranderingen. Voor zo’n
bouwhistorisch onderzoek dient men een erkend bouwhistorisch onder-
zoeksbureau in te schakelen. Die houden zich aan richtlijnen die door de
vakgemeenschap van bouwhistorici zijn opgesteld ten aanzien van de ana-
lyse en waardering van het monument. Het is goed om vroegtijdig goede
en duidelijke afspraken te maken met de betreffende onderzoeker over de
omvang en diepgang van het onderzoek.
Men kan namelijk een onderscheid maken tussen verschillende typen
onderzoek, te weten:
• Eenonderzoektendienstevanbeheerofbeleid.Bijvoorbeeldeenbouw-
historische inventarisatie van een gebouw of een gebouwencomplex
in verband met het opstellen van een cultuurhistorische effectrappor-
tage (CHER), voor het actualiseren van de monumentenlijst of om een
beleidsmatig inzicht te krijgen van de cultuurhistorische waarden van
een gebied.
• Objectgerichtonderzoek,meestaltenbehoevevandebeoordelingvan
een bouwplan. Dit houdt doorgaans een bouwhistorische verkenning
in, eventueel gevolgd door een bouwhistorische opname en mogelijk
door een uitgebreide bouwhistorische analyse. Een bouwhistorische
verkenning beoogt een globaal inzicht te krijgen in de monumentale
waarden van een object. De bouwhistorische analyse richt zich vooral
op de gebruiks- en bouwgeschiedenis van een monument of ensemble
en staat vooral ten dienste van een verantwoorde ondersteuning van de
restauratie, herbestemming of verbouwing van het monument of ensem-
ble.
• Objectgericht onderzoek tijdens of na de ontmanteling van bepaalde
elementen, onderdelen en dergelijke. Dit type onderzoek vindt meestal
plaats tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden. Bijvoorbeeld
het maken van kijkgaten, dendrochronologisch onderzoek, kleuronder-
zoek, gedetailleerde opmeting van specifieke onderdelen en/of ruimtes,
demonteren van voorzetwanden enzovoort.
Natuurlijk zijn gedegen tekeningen, uitgewerkt conform de aangegeven
NEN-norm, noodzakelijk om de genoemde bouwhistorische onderzoeken
goed te kunnen verrichten. Deze tekeningen moeten minimaal omvatten:
een goede situatietekening, bestaande en nieuwe toestandtekening(en)
van alle plattegronden, doorsneden en gevelaanzichten op een schaal
niet kleiner dan 1:100. Deze tekeningen dient men te ondersteunen met
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: B
egel
eid
ing
bij
rest
aura
ties
van
mo
nu
men
ten
115
behulp van een zorgvuldige fotorapportage. Alle details dienen 1:1, 1:2 of
minimaal 1:5 te worden uitgewerkt. Voor de kozijnstaten en interieurele-
menten geldt een minimale schaal van 1:50, maar liever 1:20. Hoe groter
de schalen hoe beter men de details kan onderscheiden en beoordelen.
Historisch vooronderzoek t.b.v. een verkenning
Uit welke bronnen kan men nu putten ten behoeve van het opstellen van
een bouwhistorische verkenning?
• In de eerste plaats moet men kennis verzamelen uit de handboeken
over het bouwen en bouwvak in het verleden, meer in het bijzonder over
historisch waardevolle bouwwerken.
• Omdebouwgeschiedenisendebouwhistorischewaardevaneenpand
te kunnen vaststellen dient men gegevens te verzamelen over bouwma-
terialen, gebruik en bewerking ervan, constructies e.d. Verder moeten
gegevens worden verzameld zoals, tekeningen, oude afbeeldingen,
kaarten, foto’s, indien mogelijk informatie via oudere personen die het
gebouw of situatie goed kennen e.d.
• Schriftelijkebronnendiemeninverscheidenearchievenopspoort,zijn
uiteraard ook van groot belang. In archieven komt men soms materiaal
tegen dat nog nooit is gepubliceerd. Dit kan belangrijke gegevens ople-
veren.
• Bestekken, sinds de 14de eeuw zijn er in Nederland nauwkeurige
beschrijvingen van te verrichten bouwwerkzaamheden te vinden.
• Rekeningen kunnen ook interessante informatie verstrekken over bij-
voorbeeld het gebruik van materialen.
• Keurenzijnverordeningenvanopenbarebesturendiegegevensbevat-
ten over de wijze van bouwen. Hoe hoog het huis mocht zijn en de onder-
linge afstand tot de buurman. Welk soort dakbedekking men moest
gebruiken, enzovoort.
• Processtukken. Er kunnen soms onverwachte gegevens tevoorschijn
komen uit archieven van een rechtbank.
• Grafboeken van kerken geven vaak niet alleen informatie over wie er
begraven ligt, maar ook over de bouwgeschiedenis van een bepaald
onderdeel of object.
• Eigendomspapierenenkadastralegegevens. Bijverkoopwordt ineen
akte vastgelegd wie verkoper en koper is. Soms is er ook informatie over
de eigenaar van de belendingen. Om de samenhang van de panden te
kunnen begrijpen, kan dit laatste type informatie van groot belang zijn.
• Bronnen die iets zeggen over het bouwvak, de gilden, bouwloodsen,
aanbestedingen en dergelijke. Daarbij is men veelal aangewezen op
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: B
egel
eid
ing
bij
rest
aura
ties
van
mo
nu
men
ten
116
schriftelijke bronnen, die helaas zelden iets zeggen over bijvoorbeeld
steensverbanden, hoekoplossingen enzovoort.
In de bouwkunde bestaat een eigen vaktaal. Het gaat om een rijke schat
aan vaktermen. Men moet deze termen kennen om op een goede manier
op dit vakgebied te kunnen communiceren. Daarbij moet men wel in de
gaten houden dat de terminologie van streek tot streek en van tijd tot tijd
kan verschillen. Ook kan een en hetzelfde woord verschillende betekenis-
sen hebben. Ook maatgegevens kunnen in Nederland per regio verschil-
len. Men moet bijvoorbeeld goed in de gaten houden of bijvoorbeeld ‘el’
en/of ‘duim’ als maat is aangehouden.
Inspectie- en opnametechnieken
Foto’s zijn in de huidige monumentenzorg niet weg te denken. Met behulp
van een digitale camera kunnen snel foto’s worden gemaakt, die inzicht
geven over details, scheuren, schade, kleurenpaletten, restauratieproces
tijdens een bouw enzovoort. Bij allerlei instanties zijn bovendien foto-
archieven te vinden. Bij planvorming is het goed om fotoreportages te
maken. Iedereen heeft een andere visie op verscheidene aspecten en hoe
men daarmee omgaat. Aan de hand van foto’s kan men met elkaar van
gedachten wisselen over de interpretatie van een en ander. Tekenwerk
en schetsen zijn goed, maar als men daaraan ook nog een goede foto
toevoegt, kan dit nog meer verhelderend zijn en mogelijk een bezoek
op locatie besparen. Ook tijdens de restauratie kunnen foto’s veel tijd,
ergernis en geld besparen. Ze kunnen zelfs als bewijsmateriaal gebruikt
worden als er in de verschillende bouwstadia foto’s worden gemaakt. De
tekeningen zijn alleen gemaakt voor het ontwerp maar geven niet per se
de resultaten weer. Ook bij de oplevering van een restauratie kunnen foto’s
worden gemaakt om te voorkomen dat men nadien voor onaangename ver-
rassingen komt te staan. Ook schades die alleen onder bepaalde omstan-
digheden zijn waar te nemen, zoals condens, verkleuringen, lekkages,
zoutuitslag, algengroei, insectenaantasting van hout enzovoort kunnen
fotografisch worden vastgelegd.
Het zorgvuldig inmeten
De kwaliteit van het tekenwerk is vaak zeer verschillend. Regelmatig signa-
leert men onvolkomenheden in de weergave van de bestaande toestand.
De kwaliteit van het tekenwerk is zowel in het belang van het gebouw, als
in dat van de opdrachtgever, de aannemer enzovoort, maar ook voor de
ambtenaar die een advies moet uitbrengen, is de in tekening gebrachte
bestaande toestand van groot belang. Om een voorbeeld te geven, wan-
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: B
egel
eid
ing
bij
rest
aura
ties
van
mo
nu
men
ten
117
neer de scheefstand van een gebouw niet op tekening wordt aangegeven,
wordt die informatie ook niet overgedragen aan degene die het restaura-
tieontwerp maakt, de bouw uitvoert of een plan van een advies voorziet.
Een gebouw kan met de huidige elektronische hulpmiddelen worden inge-
meten, maar ook met het waterpasinstrument en de theodoliet. De meest
gangbare, en vaak ook snelste manier om iets op te meten zijn een duim-
stok, rolmaat, meetlint, profielmeter, slangenwaterpas en schietlood. Maar
met deze hulpmiddelen moet men wel veel ervaring in de praktijk opdoen.
Het uitwerken van de gegevens inzake de bestaande toestand moeten
met de daarvoor gestelde NEN-normen worden verwerkt. NEN-normen zijn
zowel voor opmetings-, bestek-, werk-, als detailtekeningen beschikbaar.
Ook alle lijnsoorten, arceringen, opschriften enzovoort zijn genormali-
seerd. Goed en zorgvuldig tekenwerk kan ook bijdragen aan een goede
documentatie en derhalve de vergroting van de kennis van monumenten.
Belangrijk is dat altijd gegevens over object, plaats, straat, onderwerp,
datum, documentalist, fotograaf worden vermeld. Het is een misvatting
te denken dat resultaten van onderzoek aan monumenten altijd tot recon-
structie van verdwenen onderdelen van monumenten zou moeten leiden.
Wanneer een reconstructie verantwoord en functioneel is, is dat natuurlijk
wel te overwegen, maar het uiteindelijke doel is om een bijdrage te leveren
aan het ontwerpen van een zorgvuldig en doordacht restauratieplan.
Het uiteindelijke advies en de importantie ervan
Uit het voorgaande is gebleken wat er zoal noodzakelijk is om tot een
zorgvuldig, overwogen en ‘op maat gesneden’ advies te komen. Het is van
belang dat de aanvrager weet dat hij een uniek bouwwerk bezit, waarvan
er maar één op deze aardbol voorkomt! Verder vragen oude gebouwen
meer dan een gemiddelde zorg. Door de aanvrager al tijdig te adviseren
in het preventief en planmatig onderhoud kan men kostbare schades
voorkomen. Planmatig en preventief onderhoud is dan ook van zeer groot
belang. Over het algemeen zijn de meeste eigenaren leken op het gebied
van de monumentenzorg. Het kunnen beheerders, eigenaren, stichtingen
e.d. zijn van onder andere boerderijen, buitenplaatsen, fabrieken, kloos-
ters, kerken, molens, woonhuizen enzovoort. Door het tijdig signaleren
van gebreken kan veel schade en latere kosten worden voorkomen. Verder
is ook het in een vroeg stadium wijzen op bestaande, authentieke en
monumentale structuren van belang voor het behoud van het monument,
en ook voor de verdere planvorming. Door een goed en gedegen bouwhis-
torisch onderzoek te laten uitvoeren, worden de bouwhistorische waarden
in beeld gebracht. De documentatie van historische bouwwerken en/of
structuren teneinde hun bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: B
egel
eid
ing
bij
rest
aura
ties
van
mo
nu
men
ten
118
Slavantekapel
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: B
egel
eid
ing
bij
rest
aura
ties
van
mo
nu
men
ten
119
vast te leggen in een rapport, garandeert het vastleggen van waardevolle
informatie. Tijdens dit gehele proces wordt regelmatig contact gezocht en
overleg gevoerd met de aanvrager, architect, overheden zoals de rijks-
dienst, provincie, de uitvoerende partijen (aannemer, onderaannemer(s),
constructeur(s), installateur(s), specialisten op verscheidene vakge-
bieden). Indien alle bescheiden voorhanden zijn, maakt de Adviseur
Monumentenzorg een preadvies en dat wordt vervolgens voorgelegd en
toegelicht aan de Welstands-/Monumentencommissie. Hierin speelt de
adviseur wederom een zeer belangrijke rol. De initiatiefnemer is voor een
groot deel afhankelijk van de door hem ingebrachte kennis en expertise,
want een positief preadvies leidt, na accordering door de Welstands-/
Monumentencommissie, ook snel tot de uiteindelijke vergunning(en).
Indien het woord ‘monumentenzorg’ valt, denken de meeste eigenaren,
vanaf nu mag niets meer. En dat is in de meeste gevallen, een onjuiste
opvatting.
Slot
Wel wordt duidelijk uit het bovenstaande dat de Welstandsnota weliswaar
voor monumenten van belang is, maar dat door de uniciteit van monumen-
ten, het toepassen van te voren opgestelde criteria niet mogelijk is. Het
begeleiden van restauraties van monumenten is meer dan het toepassen
van criteria, het gaat om maatwerk!
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: W
elst
and
sno
ta e
n a
lgem
ene
crit
eria
120
Welstandsnota en algemene criteria
Ir. Rob Brouwers
Nu er sedert medio 2004 door welstands- en monumentencommissies in
den lande gewerkt wordt met een Welstandsnota waarin naast gebieds- en
objectgerichte criteria, ook algemene criteria zijn geformuleerd, is het inte-
ressant om na te gaan wat de ervaringen daarmee zijn en of daaruit lessen
voor de toekomst zijn te trekken. Daarnaast is in diezelfde periode ook bij
de beoordeling van plannen voor monumenten zowel bij de aanvragers, als
ook bij de beoordeelaars behoefte ontstaan aan wellicht niet zo zeer beoor-
delingscriteria, als wel aan algemene uitgangspunten/richtlijnen voor veel
voorkomende aspecten van restauratie en/of wijziging van monumenten.
Algemene welstandscriteria
De algemene welstandscriteria vormen enerzijds de basis voor de formu-
lering van meer expliciete en concrete gebieds- en objectgerichte criteria
en anderzijds de feitelijke grondslag voor de beoordeling van plannen
waar gebieds- of objectgerichte criteria ontbreken of onvoldoende houvast
bieden voor de toetsing van bouwplannen. Dit laatste kan voorkomen
wanneer er in een gebied een afwijkend gebouwtype met bijbehorende
afwijkende inzet van architectonische middelen voorzien wordt of wanneer
er voor een al dan niet afwijkend gebouwtype een architectuurtaal gehan-
teerd wordt die weliswaar afwijkend maar naar het oordeel van de commis-
sie van een bijzonder hoge kwaliteit is. Interessant is om te constateren
Stadhuis, Markt
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: W
elst
and
sno
ta e
n a
lgem
ene
crit
eria
121
dat in dit laatste geval de bewijslast wordt omgekeerd en het advies van
de commissie zo ingericht dient te worden dat, ondanks de constatering
dat het plan afwijkt van de geldende gebieds- of objectgerichte criteria,
beargumenteerd wordt waarom het plan toch voldoet aan redelijke eisen
van welstand. Deze argumentatie dient te steunen op een toets van het
plan aan de algemene welstandscriteria, die het gebouw op zichzelf, het
gebouw in relatie tot zijn omgeving en de toe te passen materialen, detail-
leringen en kleuren betreffen. Welke zijn de algemene welstandscriteria?
1. Elk gebouw dient een samenhangend geheel te vormen door evenwich-
tige verhoudingen van volumes, vlakken en ruimtes.
Hoewel iedere beschouwer een andere opvatting heeft over rust en
dynamiek, harmonie en contrast, evenwicht en spanning wordt de
architectonische kwaliteit van een gebouw bepaald door een evenwich-
tige mate van samenhang tussen al deze aspecten.
2. Elk gebouw moet in zijn verschijningsvorm worden bepaald door de
functie die het moet onderbrengen en door de manier waarop het
gemaakt is.
Een eenduidige afleesbaarheid van de functie en de constructiewijze
is daarbij niet noodzakelijk, maar tegenspraak tussen en ontkenning
van functie en constructie levert verwarring op. Een herkenbare en hel-
dere structuur is een erkend hulpmiddel bij de begrijpelijkheid van een
gebouw.
3. Elk gebouw moet een positieve bijdrage leveren aan de omringende
openbare ruimte en op een manier reageren op zijn omgeving.
Hoe groter het publieke belang en de betekenis en dus ook de symbool-
waarde van een gebouw is, hoe zwaarder dit aspect moet wegen. Of het
nieuwe gebouw nu contrasteert of meer harmonieert met zijn omgeving
is daarbij dan van minder belang.
4. Elk gebouw moet verwijzingen bevatten naar een bestaande bouwstijl,
naar het verleden of naar een maatschappelijke ontwikkeling.
Dit dient echter zodanig te gebeuren dat de beschouwer het gebouw
kan begrijpen en kan plaatsen in zijn culturele, historische en maat-
schappelijke context. Bij elke functie, en een speciaal daarvoor ontwik-
keld gebouw, passen in elke tijd bepaalde kenmerken wat vormgeving,
detaillering en materialen betreft. Een goede ontwerper zal daar zorg-
vuldige keuzes in maken, zodat de waarnemer in de publieke ruimte het
gebouw ‘lezen’, begrijpen en plaatsen kan.Museum aan het Vrijthof
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: W
elst
and
sno
ta e
n a
lgem
ene
crit
eria
122
5. Materialen, detaillering en kleuren moeten de architectonische vorm-
geving en de ruimtelijke en constructieve samenhang van een gebouw
ondersteunen, maar bepalen ook de samenhang met de omgeving.
In het algemeen wordt een evenwichtige en harmonieuze samenhang
met de ruimtelijke omgeving van een gebouw nagestreefd. De gebieds-
en objectgerichte criteria geven daar ook meestal duidelijk blijk van.
Wanneer deze niet voorhanden zijn, is het primair van belang dat de
toe te passen materialen, detaillering en kleuren op zichzelf een abso-
lute eenheid vormen met de vormentaal van het gebouw. Wanneer dat
het geval zou zijn, dan zou de afstemming op de omgeving secundair
kunnen worden, waarbij echter een vorm van verwijzing naar of van een
relatie met deze aspecten uit de omgeving altijd voor een betere assi-
milatie met een acceptatie door de omgeving zullen zorgdragen.
Commentaar
Wanneer er geen gebieds- of objectgerichte criteria zijn, dient een bouwplan
aan bovengenoemde algemene welstandscriteria te worden getoetst. Voor
deskundigen is het hanteren van deze bijna universele criteria meestal geen
probleem, maar voor leken (en aanvragers) bieden ze vaak niet dat houvast
en duidelijkheid, als de gebieds- en objectgerichte criteria. Op zo’n moment
wordt voorbij geschoten aan de doelstelling van de Welstandsnota, die nu
juist duidelijkheid en transparantie vooraf tracht te verschaffen. De ervaring
leert dat de discussie tussen aanvrager en commissie dan vaak in de sfeer
van ‘smaken verschillen’ en ‘vooringenomen standpunten’ getrokken wordt,
terwijl nu juist de intentie van de Welstandsnota was en is om dit soort
discussies te voorkomen. Hantering van de algemene criteria moet daarom
zoveel mogelijk voorkomen worden door vastlegging van meer specifieke
welstandscriteria (gebieds- of objectgericht), dan wel door vaststelling van
voorschriften voortvloeiend uit een beeldkwaliteitplan.
Toetscriteria bij monumentenplannen
Doordat de Welstandsnota met zijn algemene, meer specifieke en ook
sneltoetscriteria in het werkveld gemeengoed is geworden bij de beoor-
deling van nieuwbouwplannen, ontstaat ook de vraag naar vergelijkbare
criteria bij de beoordeling van monumentenplannen. Niet alleen omwille
van de duidelijkheid vooraf, maar ook omdat dan wellicht een versnelling
en vereenvoudiging van de afwikkeling van het aantal aanvragen te reali-
seren valt. Echter de uniciteit en verscheidenheid van monumenten is zo
groot dat het nagenoeg onmogelijk is om hiervoor algemene en concrete
criteria op te stellen waaraan aanvragen voor restauratie en/of wijziging
van monumenten getoetst zouden kunnen worden.
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: W
elst
and
sno
ta e
n a
lgem
ene
crit
eria
123
Toetscriteria bij veel voorkomende monumentenplannen
Voor een aantal veel voorkomende aanvragen, waarbij bijvoorbeeld te den-
ken valt aan de wijziging van materialen b.v. de toepassing van isolerende
beglazing, de superpositie van een tweede (of zelfs derde rij) dakkapellen,
het realiseren van dakterrassen, het aanbrengen van legramen in het dak-
vlak, het toepassen van dakdoorvoeren van installaties enzovoort, moet
het mijns inziens toch mogelijk zijn een aantal breed toepasbare toetscri-
teria te formuleren die de snelheid en duidelijkheid doen toenemen.
Vastleggen van indieningvereisten
Een ander bewezen probaat middel om de behandeling van monumen-
tenplannen te versnellen, is het vastleggen van indieningvereisten (w.o.
richtlijnen voor bouwhistorisch onderzoek en waardestelling, inhoud van
Boschstraat vanaf de Markt
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: W
elst
and
sno
ta e
n a
lgem
ene
crit
eria
124
opmetingstekeningen, foto’s van de bestaande toestand enzovoorts) en in
het verlengde daarvan de instelling van een op grond daarvan af te geven
ontvankelijkheidverklaring van de aanvraag monumentenvergunning.
Slot
Het verdient aanbeveling het onderzoek naar de mogelijkheden van zowel
het opstellen van toetscriteria als van het aanscherpen van de indiening-
vereisten bij monumentenplannen op te starten, dan wel af te ronden en
zo spoedig mogelijk te implementeren, niet alleen ter vergroting van de
duidelijkheid en de transparantie, maar ook ter voorkoming van vergis-
singen en toevalligheden. De gemeentelijke beleidsnota cultureel erfgoed
‘Springlevend Verleden’ maakt ook al melding van de wenselijkheid om
te komen tot het opstellen van restauratierichtlijnen parallel aan de wel-
standscriteria.
Waterpoortje Graanmarkt
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: W
elst
and
sno
ta e
n g
ebie
dsg
eric
hte
cri
teri
a
125
Welstandsnota en gebiedsgerichte criteria
Thomas Kemme
Het werken met gebiedsgerichte criteria
De Woningwet bepaalt dat het uiterlijk en de plaatsing van een gebouw niet
in strijd mogen zijn met redelijke eisen van welstand. Dit geldt zowel voor
het bouwwerk op zich, als voor de samenhang met de omgeving, of met
de te verwachten ontwikkeling daarvan. De Welstandsnota kent algemene
voorwaarden aan de hand waarvan WMC beoordeelt of het plan voldoende
‘staat’ of ‘past’ in zijn omgeving. Omdat die omgeving niet overal gelijk
is, heeft men per gebied bekeken of van een bouwinitiatief mag worden
gevraagd om zich iets aan te trekken van bijvoorbeeld opvallende karak-
teristieken in dat gebied. Zo zijn in de Welstandsnota ‘gebiedsgerichte
welstandscriteria’ geformuleerd die bijvoorbeeld de bestaande kwaliteiten
of samenhang in de wijk omschrijven.
Algemeen – Gebiedsgericht – Beeldkwaliteitplan
Omdat in nog te ontwikkelen gebieden de karakteristieken als het ware
nog moeten ontstaan, biedt het omschrijven van bestaande karakteristie-
ken geen uitkomst. Het kan aan bestaande context ontbreken, of men wil
die juist nieuw creëren. Men ontwerpt dan van de wensdroom een beeld,
wat wordt vastgelegd in bijvoorbeeld een Beeldkwaliteitplan (BKP).
Het BKP is een ontwerpdocument waarin ambities van de gemeente en
van ontwerpers zijn vastgelegd, al dan niet voorzien van verduidelijkende
schetsen en foto’s van een vergelijkbare werkelijkheid, de zogenaamde
referentiebeelden. Als het goed is, wordt het BKP door de Gemeenteraad
vastgesteld, net zoals het bestemmingsplan voor die locatie. Zo kunnen
bewoners of andere belanghebbenden zeker zijn van gelijke verplichtingen
en rechten, ook in de toekomst.
Tijdens de totstandkoming van het gebied gebruikt WMC het BKP als toet-
singskader bij beoordeling van de ruimtelijke kwaliteit. Het BKP vormt de
gebiedsgerichte criteria, en tegen de tijd dat het gebied tot ontwikkeling is
gekomen, het nieuwe gebied is gebouwd en volgroeid, kan het BKP worden
opgenomen in de Welstandsnota.
Bedrijvenpark Maastricht – Eijsden
In 2003 stelde de Gemeenteraad het Bestemmingsplan vast voor
Bedrijvenpark Maastricht-Eijsden. Hierin is opgenomen de uitwerking
van het gebied in een Beeldkwaliteitplan vast te leggen, en dat werd door
de Gemeenteraad in 2005 vastgesteld. Inmiddels wordt het gebied gefa-
seerd aangelegd. De hoofdontsluitingsweg in de vorm van de verlengde
Molensingel is klaar, maar onderverdeling van kavels door zijwegen kan
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: W
elst
and
sno
ta e
n g
ebie
dsg
eric
hte
cri
teri
a
126
nog worden aangepast op vragen uit de markt in verband met de gewenste
kavelgrootte. In 2006 is begonnen met de uitgifte van bedrijfskavels, en
zoals elders in dit jaarverslag te lezen is, verloopt deze gebiedsontwikke-
ling minder snel dan eerder werd verwacht. Aan het einde van 2008 zijn
pas enkele gebouwen gerealiseerd.
‘Het Bedrijvenpark kenmerkt zich door de goede ontsluiting en zijn vrien-
delijke uitstraling. In het plan is veel aandacht voor openbaar groen en
daarmee voor de overgang van privé naar openbare ruimte. Qua beplanting
moet u denken aan de voor Limburg zo kenmerkende hoogstam fruitbomen
en hagen, die u ook in de directe omgeving zult terugvinden. Tussen de
bedrijfspanden komen ruime tussengebieden om de openheid en toegan-
kelijkheid van het gebied te waarborgen’ meldt de gemeentelijke website.
Detailhandel en bedrijfswoningen zijn niet toegestaan, en kantoren mogen
alleen worden gebouwd als ze één geheel vormen met de bedrijfsruimte en
onderdeel vormen van het hoofdvolume. Zo kan het kantoor de uitstraling
van een doosvormige bedrijfshal verrijken.
In het bestemmingsplan zijn de bouwvoorschriften vastgelegd, die verschil-
len per deelgebied. Het bebouwingspercentage, de bebouwingsafstanden
en bouwhoogten van de gebouwen zijn afhankelijk van de locatie. Ook
het aantal, de plaats en afmeting van inritten en de positie van hekwerken
zijn vastgelegd. Deze zijn in het BKP nader uitgewerkt. Deze voorzieningen
bepalen immers in hoge mate het gebruik van het terrein en zijn van grote
invloed op het straatbeeld. De forse blokhagen en laanbeplanting die de
gemeente aanlegt, worden zo min mogelijk doorbroken; hekken staan
achter de voorgevelrooilijn.
Ondernemen in het groen
Het BKP is dus ‘het vertrekpunt voor de gewenste uitstraling, en waarborgt
de samenhang tussen architectuur, functionaliteit, omgeving en steden-
bouw. Het BKP is als hulpmiddel van groot belang bij het ontwerpen van
gebouwen en de terreininrichting. De uitgangspunten gaan vooral in op de
aansluiting van architectuur op het omringende landschap, de integratie
van kantoorruimtes in bedrijfspanden, de eenheid in uitstraling van gebou-
wen qua kleur-, materiaal- en reclamegebruik met behoud van eigen identi-
teit, en de beplanting van de kavels’ ... een onderscheidend bedrijvenpark,
aldus de genoemde website.
Citerend uit stukken van de gemeente zou men denken dat helder
geformuleerd is welke doelen worden nagestreefd. Het gebied is na veel
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: W
elst
and
sno
ta e
n g
ebie
dsg
eric
hte
cri
teri
a
127
discussie onttrokken aan de natuurlijke staat. De praktijk toont tal van
voorbeelden waar betrokkenen zoeken naar de grens van wat moet en
mag. Allerlei middelen worden ingezet om onder bepaalde uitgangspunten
uit te komen: onverbloemd eigenbelang, de werkgelegenheid van heel
Maastricht, veiligheid, enzovoort. Het BKP richt zich vooral op waarneming
vanuit het landschap en de openbare ruimte, de straat. Bedrijven zijn bij-
voorbeeld gebonden wat betreft de plaats en de hoogte van hekwerken, en
hier kan bedrijfsbelang in conflict komen met ruimtelijke kwaliteit. WMC
hanteert het toetsingskader vrij strikt, omdat het BKP een bruikbaar middel
is om de bedoelde verweving te verkrijgen tussen landschap, relicten van
boomgaarden en de groenaanleg tussen de gebouwen. En deze gemeente-
lijke ambitie past goed bij een landelijk gegroeid besef dat wildgroei van
bedrijfsterreinen gestuurd moet worden, dat bestaande gebieden nieuw
leven wordt ingeblazen en nieuwe gebieden met zorg worden ingepast in
de omgeving.
Ondernemen in het groen
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: W
elst
and
sno
ta e
n s
nel
toet
scri
teri
a
128
Welstandsnota en sneltoetscriteria
Ir. René Coenegracht
Beste winkelcentrum van Nederland. Mooiste boekhandel in monumentaal
religieus erfgoed. Drukst bezochte kerstmarkt van Nederland. Mooiste dorp
van Vlaanderen. Afgelopen jaar werd ik met deze superlatieven geconfron-
teerd. Bij het afsluiten van het jaar worden lijstjes gemaakt van wie of wat
het beste, het sportiefste en noem maar op, was. De kerstdeuntjes worden
overspoeld door Top 2000-ranglijsten. Er is zelfs een benoeming van de
architect van het jaar. Alles krijgt ogenschijnlijk zijn plaats. Betekent dit
dat onbenoemde zaken irrelevant en betekenisloos zijn? De constante
factor, de regelmaat en de kwaliteit komen namelijk vaak niet aan de orde
in de dagelijkse jacht naar avontuur, spanning en trends.
Sneltoetscriteria
Wat heeft dit alles te maken met het onderwerp Welstandsnota en
sneltoetscriteria? Sinds kort is er een nieuwe website van de gemeente
Maastricht in de lucht (www.geoweb.maastricht.nl of via Google: Mijn
Maastricht) waarop de burger door het invoeren van een adres de alge-
mene en de gebiedsgerichte criteria kan opvragen. Ook is inzage in het
bestemmingsplan te verkrijgen. Bij de bouwaanvraag dient allereerst
te worden gekeken of een bouwvergunning vereist is. In een Algemene
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: W
elst
and
sno
ta e
n s
nel
toet
scri
teri
a
129
Maatregel van Bestuur, gekoppeld aan de Woningwet 2003, is bepaald
dat een aantal bouwactiviteiten vergunningvrij zijn. Dan is er een categorie
licht-vergunningplichtige en een categorie regulier vergunningplichtige
bouwwerken. Deze aanvragen moeten aan het bestemmingsplan worden
getoetst. In verband met de in de Woningwet opgenomen paragraaf over
het welstandstoezicht moeten zowel de licht-vergunningplichtige als de
regulier vergunningplichtige bouwwerken worden beoordeeld op redelijke
eisen van welstand.
Welstandsnota en sneltoetscriteria
WMC maakt daarbij gebruik van de door de gemeenteraad vastgestelde
Welstandsnota. In de Welstandsnota zijn drie categorieën criteria voor de
beoordeling opgenomen, te weten algemene welstandscriteria, gebieds-
gerichte criteria en zogeheten sneltoetscriteria. De laatste criteria hebben
betrekking op kleinere bouwaanvraag, waarvan een groot deel licht-
vergunningplichtig is. De sneltoetscriteria zijn opgesteld voor veel voorko-
mende kleine bouwaanvragen.
Beoordelen met behulp van sneltoetscriteria
Wanneer de bouwaanvraag aan die sneltoetscriteria voldoet, dan kan de
welstandsadvisering ambtelijk worden afgehandeld en behoeft deze niet
aan WMC te worden voorgelegd. Gedurende het afgelopen jaar heeft het
ambtelijke apparaat een groot aantal bouwaanvragen op deze manier
direct kunnen afhandelen. Wanneer er sprake is van een afwijking van de
sneltoetscriteria toetst de vergunningverlener aan de algemene criteria van
de Welstandsnota en aan de gebiedsgerichte criteria. Het is vaak mogelijk
om hierbij als uitgangspunt te nemen een reeds gerealiseerde verbouwing,
waardoor er ook consistentie in de beoordeling ontstaat. In theorie is dit
helder, maar in de praktijk ligt de zaak gecompliceerder. Het komt name-
lijk voor dat een initiatiefnemer verwijst naar gerealiseerde aanbouwen,
dakkapellen, schuttingen en dergelijke, maar niet weet dat deze zonder
vergunning zijn gerealiseerd.
Monumenten, panden binnen het beschermd stadsgezicht en sneltoets-
criteria
Wanneer het gaat om een bouwaanvraag binnen het beschermd stadsge-
zicht of om een monument, dan vindt de advisering over het plan altijd
door WMC, als gecombineerde welstands- en monumentencommissie,
plaats.
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: W
elst
and
sno
ta e
n s
nel
toet
scri
teri
a
130
Vijf jaar werken met de Welstandsnota en de sneltoetscriteria
Het huidige welstandsregime bestaat vijf jaar. Carel Weeber heeft als
voorzitter van de Bond Nederlandse Architecten ooit de knuppel in het
‘architectenhok’ gegooid door te beweren dat welstand in strijd is met
de grondwet. Los van deze vraag, kan een andere vraag worden gesteld,
namelijk: zijn de resultaten van de Welstandsnota meetbaar? Er is welis-
waar jaarlijks een enquête onder aanvragers over de wijze waarop met hun
aanvraag tijdens de commissiebehandeling wordt omgegaan, maar zegt
dat iets over de bereikte kwaliteit van de plannen?
Welstandsnota passief instrument?
Bij een evaluatie van de Welstandsnota kan men constateren dat het
beoordelen van de ingediende plannen weliswaar correct en transparant
gebeurt op basis van de in de Welstandsnota opgenomen criteria, maar de
nota blijft naar mijn mening een ‘passief instrument’. De beoordeling van
de plannen gebeurt namelijk meestal achteraf. Daardoor zijn ze in feite een
bevestiging van eerder genomen initiatieven door politici en bestuurders,
al dan niet in combinatie met marktpartijen. Naar mijn mening is er naast
de Welstandsnota behoefte aan een visie voor de ontwikkeling van de
ruimtelijke kwaliteit op langere termijn, waarin ook kaders kunnen worden
uitgezet waarbinnen kan worden gehandeld. Daarin zal plaats moeten zijn
voor eventuele alternatieven van initiatiefnemers, maar mijns inziens moet
het algemeen belang hierbij voorop blijven staan en zal een regulering
van gemeentewege noodzakelijk zijn. Naast het ontwikkelen van een visie
op langere termijn is het noodzakelijk om het vigerende welstandsbeleid
aan te passen aan veranderende omstandigheden. Zaken die gisteren niet
relevant waren, zijn vandaag wel relevant en morgen misschien uiterst
belangrijk. Ik geef een tweetal voorbeelden ter illustratie.
Geldautomaten
In de eerste plaats een voorbeeld uit de wereld van het bankwezen.
Vroeger waren banken veelal gehuisvest in grote monumentale gebou-
wen. Vandaag de dag zijn het vaak niet meer dan kleine adviesbureautjes
gehuisvest tussen winkels. Het gevolg hiervan is dat op verschillende
plaatsen geldautomaten worden geplaatst, waarbij men zich kan afvragen
of deze dienstverlening niet, zoals bij alle andere dienstverlening, binnen
een pand moet worden opgelost. Vooral in de monumentale binnenstad
van Maastricht kan de wildgroei van geldautomaten leiden tot een verar-
ming van het kernwinkelgebied. Behalve de vaak ongelukkige implantatie
in historische panden, tasten ook de dranghekken, vuilnisbakken en sto-
rende verlichting de visuele kwaliteit van de binnenstad aan.
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: W
elst
and
sno
ta e
n s
nel
toet
scri
teri
a
131
Rookbeleid van horecaondernemers
Een tweede voorbeeld is het rookbeleid van horecaondernemers. Door het
verbod op roken binnen wordt voor rokers, een niet onbelangrijke doel-
groep binnen de horeca, naar andere mogelijkheden gezocht. Zo worden er
aanvragen ingediend voor zonweringen op noordgevels. Onder de noemer
van zonwering wordt in feite een aanvraag ingediend voor een beschutte
rookplek. De vraag is of daarvoor de bestaande beleidsregels inzake zon-
weringen aangepast moeten worden.
Slot
Naast deze voorbeelden zouden ook airco’s, installaties t.b.v. professio-
nele keukens, terrasverwarming, reclames door middel van afplakken van
etalages, buitenverlichting en dergelijke genoemd kunnen worden. Zeker
binnen het beschermde stadsgezicht kunnen deze kleine elementen, waar-
voor al dan niet sneltoetscriteria bestaan, grote implicaties hebben voor
de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Het is zaak dat men de relevantie
hiervan onderkent en dat met de diverse gebruikers van de stad hierover
wordt gecommuniceerd om op die manier het product van een kwalitatief
hoogwaardige stad ook een lange houdbaarheidsdatum te kunnen geven.
Het is in deze van belang dat men beleidsmatig niet te snel meegaat met
de (veelal) commerciële belangen van initiatiefnemers. Dit zou namelijk op
termijn ten koste van de kwaliteit kunnen gaan. Ook zonder op ‘vluchtige’
toplijstjes te prijken, kan een stad juist ‘constante’ kwaliteit hebben. In
dat geval is het terecht dat er dan ook sprake is van een ‘gerechtvaardigd’
chauvinisme.
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: W
elst
and
sno
ta e
n o
pen
bar
e ru
imte
132
Welstandsnota en openbare ruimte
Guy Cleuren
Zoals bekend, zijn er nauwelijks welstandscriteria aanwezig in de
Welstandsnota met betrekking tot het ontwerpen van de openbare ruimte.
Dat is niet vreemd, omdat de toets op redelijke eisen van welstand zich
met name richt op individuele gebouwen en op ensembles van gebouwen.
Bij deze beoordeling wordt wel regelmatig de bezorgdheid uitgesproken
wat het gebouw voor de openbare ruimte betekent. Minder aandacht wordt
besteed aan wat de openbare ruimte als algemeen kader voor de bebou-
wing en haar gebruikers zou moeten betekenen.
Enkele gedachten
Ondanks de ijver en het positieve beleid van de stad Maastricht omtrent
de openbare ruimte, is de openbare ruimte voor de doorsnee burger een
ruimte om zich te verplaatsen; een ruimte die overblijft tussen de gebou-
wen en die af en toe benut wordt voor evenementen. Als we een vergelij-
king maken met een woonkamer, dan is de openbare ruimte niet enkel het
vloerkleed maar de ruimte van de woonkamer zelf. De muren (gebouwen)
met aankleding bepalen samen met de vloer en het daarop aanwezige
meubilair de sfeer van de woonkamer. In de stedelijke ruimte gaat de aan-
dacht sterk uit naar de gebouwen, individueel dan wel in een ensemble.
De openbare ruimte van de binnenstad is een collectieve ruimte. Met ver-
schillende functies en verschillende gebruikers. Voor alle gebruikers is dit
steeds weer een oefening in democratie. In het verleden heeft de openbare
ruimte, behalve de functie van ontsluiting, verschillende andere functies
Tafelstraat
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: W
elst
and
sno
ta e
n o
pen
bar
e ru
imte
133
gekregen, zoals: ruimte voor machtsvertoon, handel, parkeren, enzovoort.
Tegenwoordig draagt de openbare ruimte in belangrijke mate bij tot het
imago van de stad. Elke stad wil mensen aantrekken. Het centrum van
de stad is nu vooral een toeristische ruimte waarbij het winkelen vooral
een vorm van recreatie is geworden. De gebruikers van de stad zijn tegen-
woordig vooral consument in plaats van burgers. Wat blijft er over van
de openbare ruimte voor de stadsbewoner, na het wegdenken van alle
maatschappelijke- en commerciële activiteiten, evenementen, markten,
terrassen, enzovoort? De inrichting van buitenruimte is soms dwingend en
naar gebruik niet meer de publieke buitenruimte van weleer. De inrichting
van de openbare ruimte kan bepaald gedrag stimuleren en ander gedrag
ontmoedigen.
Een risico van de huidige ontwikkelingen is dat er een ‘militarisering’ van
de openbare ruimte optreedt. Daarmee wordt bedoeld dat het openbare
leven zich steeds meer op zich toegeëigende openbare ruimte, op quasi
privé-domeinen gaat afspelen. Bij sommige winkelcentra is dit reeds
bespeurbaar, daar is de publieke ruimte in particuliere handen gekomen.
De reden om delen van de openbare ruimte af te zonderen voor specifiek
gebruik vloeit wel voort uit onveiligheidsgevoelens van de bezoekers aan
de binnenstad. Wanneer deze tendens tot ‘monopolisering’ van de open-
bare ruimte zich voortzet, zou dit wel eens tot een situatie kunnen leiden
waarbij mensen de publieke ruimte op informele wijze gaan verwerven.
Publiek schouwtoneel
Het is mijns inziens goed om ervoor te zorgen dat men de publieke ruimte
als schouwtoneel blijft ervaren. Daarvoor is het nodig om de openbare
ruimte als publiek gebied te blijven zien en ook als zodanig te behouden.
Het uitgangspunt moet zijn: een gemeenschappelijke ruimte waar de diver-
siteit van de stedelijke samenleving tot uitdrukking komt, zonder daarmee
al te dreigend of sturend te zijn.
Een historische binnenstad wordt tegenwoordig vooral gebruikt voor
winkelen, (cultuur)toerisme en evenementen. De openbare ruimten in de
binnenstad worden in het algemeen nog collectief gebruikt. In de buiten-
wijken en zeker in het buitengebied is het gebruik van de openbare ruimte
individueler (met hond wandelen, joggen, en dergelijke). Door het gebruik
van moderne communicatiemiddelen kan men thuis allerlei informatie krij-
gen, waardoor men daarvoor minder georiënteerd is op publieke ruimten.
Het openbare leven in de buitenwijken speelt zich vooral af in winkelcen-
tra, tankstations, scholen, enzovoort. In buitenwijken is het heel belangrijk Villapark
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: W
elst
and
sno
ta e
n o
pen
bar
e ru
imte
134
om eerst de sociale context te analyseren alvorens de openbare ruimte te
ontwerpen. De openbare ruimte is ook aan de rand van de stad te vinden in
de vorm van het voor iedereen toegankelijke landschap. Dit is meestal een
gegeven, waar weinig specifieke ordening van die ruimte voor nodig is.
Bepalende elementen
Een openbare ruimte wordt bepaald door horizontale en verticale ele-
menten. De horizontale elementen zijn bestrating, straatmeubilair, lage
muurtjes en groenelementen zoals gazon, lage hagen en lage beplanting.
Verticale elementen zijn vooral bomen, struweel, schermgroen, taluds,
reliëf en hoge hagen. Naarmate we meer naar het buitengebied gaan, wor-
den de horizontale elementen minder en nemen de verticale elementen
samen met de landschappelijke elementen toe. Ook is er dan minder ver-
harding en meer groen, zoals voortuinen en openbaar gazon. In de binnen-
stad zien we bijna enkel de horizontale elementen in de vorm van verhar-
ding. Deze organiseert het gebruik van de openbare ruimte in sterke mate.
Er zijn ook niet echt veel verticale elementen nodig omdat de (historische)
gebouwen de ruimte bepalen. De schaal in de binnenstad is ook van dien
aard dat er geen groen nodig is om de ruimte visueel te corrigeren. In de
binnenstad ontbreekt daarvoor vaak de ruimte. Verticale groenelementen
zijn overigens wel belangrijk in de binnenstad om structuur en hiërarchie
te vormen voor de ontsluiting van de binnenstad. Ook in de buitenwijken
en in de buitengebieden is groen nodig om ruimte- en schaalcorrecties te
doen plaatsvinden.
Toetsingskader van ontwerp openbare ruimte
Hoe kunnen bovengenoemde gedachten en intenties in een Welstandsnota
vertaald worden? Hoe kunnen negatieve ontwikkelingen in de openbare
ruimte voorkomen worden? De vraag is of de gemeentelijke intenties ten
aanzien van de openbare ruimte gebiedend, dan wel informatief moeten
zijn? Bij bouwinitiatieven is het van belang om in ieder geval duidelijk te
maken wat de lokale overheid beoogt met de openbare ruimte, omdat die
informatie bepalend kan zijn voor de sfeerbepaling van de context waarin
het bouwinitiatief zich afspeelt en hoe dat initiatief kan bijdragen aan de
beoogde sfeer.
Om de intenties van de lokale overheid in deze overzichtelijk te maken,
is het goed om het stedelijk landschap in verschillende karakteristieken,
hiërarchieën, sferen en gebruiken te ontleden, zodat men over een onder-
legger beschikt. De Welstandsnota zou zodanig aangevuld kunnen worden
dat men het verloop schetst van de openbare ruimte vanaf de binnenstad
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: W
elst
and
sno
ta e
n o
pen
bar
e ru
imte
135
tot aan de buitengebieden en alles wat daar tussenin zit. Dat geleidelijke
verloop van de openbare ruimte vanaf de binnenstad naar het buitenge-
bied, zal verdeeld moeten worden in deelsferen met respectievelijk een
visie op de opbouw ervan, als ook de toe te laten (verticale en horizontale)
elementen en materialen. De deelsferen moeten er voor zorgen dat het
naar buiten glijden van de openbare ruimte vanuit de binnenstad naadloos
en geleidelijk verloopt. De deelsferen moeten een soort bouwdoos zijn
waarbij voor elke locatie moet worden aangegeven welke elementen uit die
doos, in welke hoedanigheid, gebruikt mogen worden.
Glooiend landschap
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: W
elst
and
sno
ta v
anu
it h
et p
ersp
ecti
ef v
an h
et b
urg
erli
d
136
Welstandsnota vanuit het perspectief van het burgerlid
Yvonne Janssen-Flos
Allerhande
Dit is geen bijdrage voor een bekend blad van een supermarktketen, maar
wel een toepasselijke titel voor een beschouwing over de wetenswaardig-
heden afgelopen jaar vanuit het perspectief van een burgerlid.
Transparantie
Om te beginnen het goede nieuws. Het is al weer twee jaar geleden dat ik
in het jaarverslag schreef over de transparantie en de toegankelijkheid van
de Welstandsnota. Nu is het eindelijk zo ver dat elke burger via internet
zijn adres kan intypen en daaraan gekoppeld informatie kan krijgen over
een aantal gemeentelijke voorschriften en regelingen. Weliswaar mis-
schien nog niet alles wat men zou willen weten, maar het begin is er. In elk
geval staat er wel een doorverwijzing naar de geldende welstandscriteria in
de Welstandnota. Hulde aan de opstellers! De website waarop dit te vinden
is kan het beste worden gevonden door in de zoekfunctie van Google ‘mijn
maastricht’ in te typen. Vervolgens de eerste website in de rij ‘geoweb.
maastricht.nl/mijnmaastricht/index.asp’, aanklikken. Daarna kan straat-
naam en huisnummer worden opgegeven en vindt men de informatie die
voor dat adres van toepassing is. Ook wordt door de gemeente gewerkt
aan het beter leesbaar maken van de Welstandnota. Na bovengenoemde
doorverwijzing kun je belanden in moeilijk leesbare teksten van de nota.
Wie weet waar hij of zij aan toe is bij de omschrijving van bijvoorbeeld
het woord ‘Erf’ in de begrippenlijst? ‘Erf: Al dan niet bebouwd perceel of
een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in fei-
telijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en
voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming deze
inrichting niet verbiedt’. Zo’n omschrijving kan beter. Maar er wordt aan
gewerkt!
Kwalificatie voor architecten?
De Welstands-/Monumentencommissiecommissie heeft onder andere de
taak om te adviseren over de architectonische kwaliteit van verbouw en
nieuwbouw van panden (al dan niet monument zijnde). Dit is niet altijd
even gemakkelijk. De commissie belandt regelmatig in het spanningsveld
tussen wat de projectontwikkelaar, de architect of de opdrachtgever graag
wil en wat naar de mening van de commissie verantwoord is. Ik geef een
fictief voorbeeld om dit duidelijk te maken. Een architect wil, in opdracht
van de eigenaar, een monumentaal pand verbouwen om er een winkel-
ruimte van te maken. Het kan daarbij gaan om het vervangen van een
monumentale gevel, het wegbreken van muren of het vergroten van het
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: W
elst
and
sno
ta v
anu
it h
et p
ersp
ecti
ef v
an h
et b
urg
erli
d
137
pand door een moderne aanbouw. Als daarbij de eigenaar een architect
heeft ingehuurd die weinig of geen feeling heeft met monumenten, dan kan
dat leiden tot een onaanvaardbaar ontwerp. Als die feeling bij een architect
er niet is, probeer dan maar eens duidelijk te maken dat het niet kan en wat
er aan zou moeten worden verbeterd. Er is soms geen beginnen aan. Maar
geef je toe aan de wensen van de opdrachtgever, dan is zo’n monument
onherstelbaar beschadigd en bovendien staat misschien enkele jaren later
wel ‘te huur’ op het pand. In feite is dan het belang van de gemeenschap
opgeofferd aan het kortstondig gewin van de eigenaar. Naar mijn mening is
dat onverantwoord. Dit leidt tot de gedachte dat aan monumentale panden
alleen gekwalificeerde architecten zouden mogen werken. Zo’n kwalificatie
bestaat niet, maar zou helemaal niet zo gek zijn.
Façadebouw
Mijn aandacht werd getrokken door een artikel in de Volkskrant van 4
december 2008. Daarin stond een artikel over de designwedloop tussen
Oost en West ten tijde van de koude oorlog. Ter illustratie stond een foto
van de Oost-Berlijnse Stalinallee uit 1956. Een lange brede straat met een
Stalinallee Oost Berlijn, 1956. Foto Horst E. Schulze
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
: W
elst
and
sno
ta v
anu
it h
et p
ersp
ecti
ef v
an h
et b
urg
erli
d
138
aantal woonblokken. Een socialistische modelstraat, symbool van groot-
heid en onverzettelijkheid. Toen ik die foto zag, bekroop mij een vreemd
gevoel. Is de moderne westerse architectuur niet bezig met het kopiëren
van de naoorlogse façadebouw? Soms krijg ik het gevoel van wel. De mas-
saliteit van individuele gebouwen, maar zeker ook van een complex van
gebouwen, neemt overal in ons land toe. Hoge, lange eenvormige gevels
worden aaneengeregen tot straten. De menselijke maat ontbreekt. Een
straat met façadebouw is niet spannend. De variatie is minimaal. Benader
het meer vanuit het perspectief van de toekomstige bewoners en vraag nou
die burger eens...
Handhaving
Handhaving is in de huidige tijd een bijna uitgestorven woord. Gedogen is
in. Fijn zou je zeggen. Dan kunnen we met z’n allen lekker onze gang gaan.
De invloed hiervan is ook in de commissie merkbaar. Hoezo geen kunststof
kozijnen binnen beschermd stadsgezicht? Mijn buurman heeft ze vorig jaar
ook (zonder vergunning) geplaatst en daar heeft de gemeente niets van
gezegd. En nu kom ik als brave burger vergunning aanvragen en krijg nul
op mijn rekest. Dat kun je als commissie niet uitleggen. Dan sta je gewoon
voor schut. Dit is maar één voorbeeld, maar er zijn talloze te noemen. Je
komt dan naar mijn mening op een punt dat je als gemeente moet kiezen:
geen regelgeving of handhaven.
Nieuwe trend: eerst verbouwen en dan vergunning aanvragen
Het valt de laatste tijd steeds meer op dat de commissie plannen moet
beoordelen die al uitgevoerd zijn. Er wordt zo maar gesloopt en ge-/ver-
bouwd. De commissie wordt dan gevraagd om achteraf de uitgevoerde
werkzaamheden alsnog te beoordelen. In dat geval werkt de commissie,
weliswaar met tegenzin, mee door toch een advies uit te brengen. Wordt er
door de uitgevoerde werkzaamheden niets aangetast, dan is dat ter beoor-
deling aan de gemeente om dit achteraf nog wel toe te staan. Gaat het om
monumenten dan zou de gemeente naar mijn mening onverbiddelijk moe-
ten zijn. Dat betekent in de oorspronkelijke staat terugbrengen.
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
I : j
aarv
ersl
ag 2
008
van
het
co
lleg
e va
n b
urg
emee
ster
en
wet
ho
ud
ers
139
Deel IIIDeel III |Jaarverslag 2008 van het college van burgemeester en wethouders inzake het gevoerde welstands- en monumentenbeleid
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
I : j
aarv
ersl
ag 2
008
van
het
co
lleg
e va
n b
urg
emee
ster
en
wet
ho
ud
ers
140
Markt: Stadhuis en Mosae Forum
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
I : j
aarv
ersl
ag 2
008
van
het
co
lleg
e va
n b
urg
emee
ster
en
wet
ho
ud
ers
141
InleidingVoor U ligt het verslag van het College van Burgemeester
en Wethouders inzake het gevoerde welstandsbeleid in het
kalenderjaar 2008. De Woningwet heeft gemeenten met
ingang van 1 juli 2004 verplicht om hun welstandsbeleid
uit te voeren op basis van een door de gemeenteraad vast-
gesteld toetsingskader, de zogenoemde Welstandsnota,
en om van het aldus gevoerde welstandsbeleid jaarlijks
verantwoording aan de Raad af te leggen.
De welstandstoets geldt als een van de vijf centrale
toetsmomenten in het proces van de beoordeling van
bouwaanvragen. Op het onderdeel ‘welstandstoets’
wordt het College geadviseerd door de gemeentelijke
Welstands-/MonumentenCommissie (WMC). De WMC is
gehouden zich bij zijn advisering inzake welstandsplan-
nen te baseren op de gemeentelijke Welstandsnota.
Terzake van zijn advisering brengt de WMC jaarlijks zelf
separaat verslag uit. Volledigheidshalve zij opgemerkt
dat monumentenplannen beoordeeld worden op basis
van het gemeentelijk monumentenbeleid. Een uitgewerkt
operationeel toetsingskader op het gebied van monumen-
tenplannen, vergelijkbaar met de Welstandsnota ontbreekt
vooralsnog.
De Woningwet schrijft de minimale vereisten voor, waaraan
het jaarverslag van het College dient te voldoen. Aan deze
vereisten wordt in hoofdstuk 2 voldaan. Het voorgaande
jaarverslag van het College mondde uit in een aantal actie-
punten ter verdere verbetering van de welstandstoets. In
hoofdstuk 3 wordt onderstaand verslag gedaan van de
voortgang in deze. Hoofdstuk 4 tenslotte gaat in op sepa-
raat door de WMC opgestelde jaarverslag en meer in het
bijzonder de in dit verslag opgenomen aanbevelingen.
Feitelijke verslagleggingOp basis van het bepaalde in de Woningwet dient het
B&W-verslag tenminste antwoord te geven op de volgende
vragen:
• opwelkewijzeisomgegaanmetdeadviezenvande
gemeentelijke welstandscommissie en meer in het
bijzonder, in welke gevallen is van deze adviezen afge-
weken ?
• inwelkecategorieënvangevallenzijnaanvragenvoor
een lichte bouwvergunning niet aan de welstandscom-
missie voorgelegd en op welke wijze is in deze geval-
len de Welstandsnota toegepast ?
• inwelkecategorieënvangevallenistoepassing
gegeven aan de zogenoemde “excessenregel” (aan-
schrijving in geval van ernstige strijd met welstand bij
bestaande bouwwerken, bestaande standplaatsen of
bouwvergunningvrije bouwwerken) ?
Afwijking van WMC-advisering Het besluit op een
aanvraag om bouwvergunning dient te worden genomen
met inachtneming van het terzake uitgebrachte advies
van de gemeentelijke welstandscommissie. Woningwet
en gemeentelijke verordening maken het mogelijk om een
bouwvergunning te verlenen in afwijking van een afwij-
zend, c.q. negatief advies van de welstandscommissie.
Afwijking van WMC-advisering is mogelijk, hetzij op wel-
standsgronden (in dat geval is overigens een advies van
een derde-deskundige voorgeschreven), hetzij op andere
dan welstandsgronden. Gedacht kan hierbij worden aan
belangen van volkshuisvesting en stedenbouwkundige ver-
nieuwingen. Ook valt te denken aan zwaarwegende econo-
mische,milieuhygiënischeofmaatschappelijkebelangen.
Het besluit op een bouwvergunning is zomede het resul-
taat van een bredere afweging, waarbij het welstandsad-
vies een, overigens zwaarwegende, factor is.
Zoals moge blijken uit het separaat voorgelegde jaarver-
slag van de WMC zelf, werd door de WMC in het verslagjaar
een groot aantal adviezen voorgelegd. Tijdens het verslag-
jaar 2008 is slechts in twee situaties door ons College
van het voorgelegde WMC-advies afgeweken. Het betreft
onderstaande twee bouwplannen.
• MaaspromenadeNoord/VanHasseltkadeong.
De glazen overkapping ter plaatse van de nooduit-
gang van de tunnel Maaspromenade werd door WMC
in strijd bevonden met redelijke eisen van welstand
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
I : j
aarv
ersl
ag 2
008
van
het
co
lleg
e va
n b
urg
emee
ster
en
wet
ho
ud
ers
142
omdat de overkapping niet het resultaat is van een
totaalvisie in dit gebied. Voorstel van de commissie
was het bestaande gebouw op de huidige plaats te
handhaven. Om redenen van beheersbaarheid en
openbare orde is besloten om dit advies niet over te
nemen en in te stemmen met de voorgestelde glazen
overkapping.
• MCCPrinsBisschopsingel53
De commissie is van mening dat het aangepaste plan
voorbij gaat aan de hoofdopmerking dat het plan
binnen een complex van autonome bebouwing ligt
(bebouwingstype T4) en meer aansluiting dient te heb-
ben op de bestaande eraan gekoppelde gebouwen.
Het gebouw is onveranderd in structuur en hoofdvorm,
zodat naast het bestaande complex, dat uit twee vorm-
delen bestaat, een derde component is toegevoegd.
Het ontwerp groeit niet naar het bestaande gebouw-
deel toe en is daardoor niet in overeenstemming met
de vigerende criteria voor bebouwingstype T4.
De architectonische aanpassingen in gevelgeleding en
materialisatie is door de architect opgepakt, maar sluit
gezien de opmerkingen niet aan bij het advies van de
commissie.
De groene ‘inpassing’ is een onvoldoende antwoord op
het advies van de Welstands-/Monumentencommissie.
Indien het nieuw te bouwen complex op gepaste
afstand van het bestaande complex zou worden gesitu-
eerd, ontstaan er twee autonome bouwdelen en in dat
geval zou het plan in hoofdopzet kunnen voldoen aan
redelijke eisen van welstand.
Samenvattend constateert de commissie dat het nu
ingediende plan niet in overeenstemming is met de
vigerende welstandscriteria behorende bij de auto-
nome bebouwing T4 en wordt in strijd bevonden met
redelijke eisen van welstand.
Het advies van de commissie is niet overgenomen door
het College omdat het van economisch en bestuurlijk
belang is dat het MCC wordt gevestigd in Maastricht,
in het bijzonder in de nabijheid van het politiebureau.
Gelet op de toekomstige ontsluiting van het sportter-
rein, alsmede de koppeling met de bestaande trafo, is
het verplaatsen van het onderhavige gebouw - zoals
door de welstandscommissie gewenst - niet mogelijk.
Er resteert dan te weinig ruimte voor de ontsluiting.
Behandeling lichte bouwaanvragen Lichte bouw-
aanvragen hoeven wettelijk niet aan de WMC te worden
voorgelegd. Om deze reden is in het verslagjaar 2007 de
‘omslag’ gemaakt naar ambtelijke afdoening van lichte
bouwaanvragen door de bouwinspecteur. In nauw overleg
met de WMC zijn trainingen en instructies verzorgd voor
de bouwinspecteurs met als doel hen in de loop van 2007
in staat te stellen om lichte bouwaanvragen zelfstandig
aan de vigerende welstandscriteria/sneltoetscriteria te
toetsen. Dit opleidingstraject is per 1 november 2007 afge-
rond. Geconstateerd is dat deze werkwijze succesvol is en
bijdraagt aan een versnelde afhandeling van eenvoudige
lichte bouwaanvragen. Medio 2008 is een aantal vergun-
ningverleners expliciet met deze toets en afhandeling
belast. In 2008 zijn 100 lichte bouwaanvragen op voren-
staande wijze afgehandeld.
De nieuwe werkwijze laat onverlet de mogelijkheid om
in geval van twijfel het betreffende plan ter beoorde-
ling voor te leggen aan de WMC. Verder blijft aan het
WMCsecretariaat de taak voorbehouden om naast de
advisering door de WMC ook bij de lichte bouwaanvragen
aandacht te blijven houden voor eenduidigheid en consis-
tentie ter zake de ambtelijke afdoening bij lichte bouwaan-
vragen.
Excessenregel In het verslagjaar 2008 hebben geen
aanschrijvingen plaats gevonden, gericht op het ophef-
fen van geconstateerde ernstige strijd met redelijke eisen
van welstand ten aanzien van bestaande bouwwerken,
bestaande standplaatsen of bouwvergunningvrije bouw-
werken. De in eerdere jaarverslagen uitgesproken wens om
te komen tot formulering van toetscriteria inzake toepas-
sing van deze regeling is momenteel nog niet uitgevoerd.
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
I : j
aarv
ersl
ag 2
008
van
het
co
lleg
e va
n b
urg
emee
ster
en
wet
ho
ud
ers
143
Afhankelijk van de te maken keuzes in de nog ter ken-
nisname aan te bieden handhavingsnota in 2009 aan uw
raad, zal nut en noodzaak van dergelijke toetscriteria wor-
den afgewogen. Dit laatste hangt samen met het landelijke
gegeven dat formulering van dergelijke specifieke en zeer
casuïstisch gerichte criteria in de praktijk moeilijk zoniet
onwerkbaar blijken te zijn.
Voortgang actieprogramma 2008 e.v.In de voorgaande jaarverslagen zijn wij uitgebreid inge-
gaan op de toen bij herhaling gehoorde vraag naar zin en
draagvlak van welstands- en monumentenbeleid. Wij heb-
ben toen vastgesteld dat het voeren van een overwogen en
transparant welstandsbeleid niet ter discussie mag staan.
Deze stelling wordt hier ten principale opnieuw bevestigd
en voorts onderstreept met het opnieuw in het sectorplan
Vergunnen, Toezicht en Handhaven (VTH) 2009 tot speer-
punt van gemeentelijk bouwbeleid benoemen van het
thema ‘architectonische en monumentale kwaliteit’.
Bij de behandeling van de vraag naar zin en draagvlak van
welstandsbeleid werd tevens vastgesteld dat een verdere
verbetering van transparantie en openbaarheid van de
welstandstoets, zowel naar inhoud, als naar procesgang,
zeker wenselijk is. E.e.a. leidde tot een actieprogramma
terzake, waarvan onderstand de voortgang wordt gemeld.
• Thema Welstandsnota
Onderhoud en aanpassing van de Welstandsnota
Acties ter voorbereiding van een integrale actualisering
van de nota zijn inmiddels in gang gezet. In 2007 is een
pilot afgerond in een tweetal proefgebieden, te weten de
historische binnenstad en het gebied Malberg en Oud-
Caberg. Genoemde pilot is uitgevoerd om na te gaan welke
aanpassingen van de Welstandsnota noodzakelijk c.q.
wenselijk zijn en om te kunnen vaststellen wat de omvang
van het werk is. In 2008 is integrale actualisering van de
Welstandsnota aan de huidige situatie nagenoeg voltooid.
Daarnaast zal in een structureel onderhoudsprogramma
worden voorzien. Uiterlijk medio 2009 zal de geactualiseer-
de nota ter vaststelling aan uw raad worden aangeboden.
Naastdezevoornamelijkinhoudelijk/technischeaanpas-
sing is tevens parallel gewerkt aan de verbetering van
opzet, overzichtelijkheid, leesbaarheid en begrijpelijkheid
van de nota. In de huidige tijd spreekt het voor zich dat
daarbij ook in een verdere verbetering van de digitale toe-
gankelijkheid en toepasbaarheid van de Welstandsnota
wordt voorzien. In 2008 is voorzien in de mogelijkheid om
via de website op perceelsniveau de relevante bepalingen
uit de welstandsnota op te roepen. Deze mogelijkheid
levert een enorme bijdrage aan de toegankelijkheid van de
nota.
Integrale evaluatie en herijking reclamebeleid Reeds
eerder werd een wijziging voorgesteld en doorgevoerd
van het in de Welstandsnota vervatte reclamebeleid.
Bouwvergunningplichtige reclamevoering kent aldus een
actueel en adequaat toetsingskader. Met de vorming van
één geïntegreerd ambtelijk dienstonderdeel voor gemeen-
telijke vergunningverlening, toezicht en handhaving is ook
de organisatorische voorwaarde voor een samenhangend
en breed reclamebeleid, verdergaand dan reclamevoering
op en bij gebouwen, vervuld. Voorbereiding van dit brede
reclamebeleid is ingang gezet. Afronding zal in 2009
plaatsvinden.
• Thema Monumentenbeleid
Nota Monumentenbeleid Het nieuwe gemeentelijke
monumentenbeleid is vastgelegd in de beleidsnota
‘Springlevend Verleden’ en inmiddels door uw raad vast-
gesteld.
Ontwikkeling criteria beoordeling monumentenplannen
Een van de actiepunten uit de beleidsnota ‘Springlevend
Verleden’ betreft de vertaling van het beleid in een opera-
tioneeltoetsingskadervoormonumentenplannen.Parallel
aan de welstandscriteria die transparant zijn opgesteld,
is het voor het instandhouden van het cultureel erfgoed
wenselijk ook omgangsrichtlijnen op te stellen die eige-
naren vooraf zoveel mogelijk inzicht en advies geven voor
onderhoud en restauratie van monumenten. Dit voorkomt
dat monumentale waarden per abuis verloren gaan en
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
I : j
aarv
ersl
ag 2
008
van
het
co
lleg
e va
n b
urg
emee
ster
en
wet
ho
ud
ers
144
zorgt ervoor dat zo min mogelijk schade wordt veroor-
zaakt aan monumenten. Daarnaast heeft het een positief
effectopdesnelheidenefficiëntievandeambtelijke
planbeoordeling en de advisering door de Welstands-/
Monumentencommissie. Het vaststellen en de implemen-
tatie van de richtlijnen vormt een praktisch instrument
parallel aan de Welstandsnota en is van belang om zo
transparant mogelijk te opereren. Het streven is erop
gericht om in 2009 te komen tot vaststelling van deze
richtlijnen.
• Thema communicatie
Communicatieplannen Operationeel communicatieplan
welstands- en monumentenbeleid: gepland na afronding
van vorenbedoeld project ‘monumentenzorg transparant’.
Operationeel communicatieplan procesgang bouwaanvra-
gen: voorshands aangehouden in afwachting van voorbe-
reiding WABO/omgevingsvergunning.
• Thema WMC
Transparantie en openbaarheid In het verslagjaar
is verder gewerkt aan verbetering van transparantie en
openbaarheid van het werk van de WMC. Voorafgaand aan
de vergadering is het mogelijk de stukken betreffende de
vergadering te raadplegen bij het Gemeenteloket. In ont-
wikkeling en deels gereed is inzage van deze stukken via
de website. Zo wordt het ook mogelijk om via de website
achteraf de verslagen van de betreffende vergadering te
raadplegen. Verdere operationalisering zal in 2009 worden
afgerond.
Daarnaast is er voortdurend aandacht voor de openbaar-
heid van vergaderen door de WMC. Zo blijft de toeganke-
lijkheid en de ontvangst voor bezoekers aandachtspunt.
Verder is de website aangepast waarin naast de
Welstandsnota ook meer informatie omtrent de WMC en
haar werkzaamheden ter beschikking is gekomen. Met de
aangekondigde upgrading van de website in zijn geheel
zal ook het WMC informatie in de toekomst verder worden
geoptimaliseerd.
Tenslotte kan het volgende worden gemeld.
Het landelijke digitaliseringstraject WelstandTransparant
is een initiatief van de Federatie Welstand. Het wordt
door de ministeries van BZK (traject ‘Andere Overheid’)
en VROM ondersteund en heeft de medewerking van het
ministerievanOC&W,deVNG,deverenigingBouw-en
Woningtoezicht,BNAenBNSP.
Tiengemeenten,verspreidoverNederland,hebbeneen
grote stap gezet op weg naar een transparant welstands-
beleid. De gemeenten Aa & Hunze, Enschede, Maastricht,
Moerdijk, Oude IJsselstreek, Schouwen-Duiveland,
Stadskanaal, Steenwijkerland, Woerden en Zaanstad
namen succesvol deel aan de pilotfase van het project
WelstandTransparant. WelstandTransparant levert een
snelle en gemakkelijke toegang tot gemeentelijke wel-
standsnota’s via internet. Dat maakt welstandbeleid toe-
gankelijk,gebruiksvriendelijkenefficiëntenzorgttegelijk
voor een lastenverlichting.
WelstandTransparant maakt Welstandsnota’s toegankelijk
via kaarten op internet. Voer je adres in of klik op de kaart
en het wordt meteen duidelijk wat de gemeente vindt van
de kwaliteit van een buurt en met welke toetsingscriteria
je rekening moet houden bij de bouw of verbouw van een
pand.
Het helder en inzichtelijk aanbieden van welstandsbeleid
op internet biedt veel voordelen.
De gebruiksvriendelijke toegang verbetert de dienstverle-
ning van gemeenten aan burgers en maakt het gemeen-
telijkwelstandsprocesefficiënter.Iedereenheeftopelk
gewenst moment toegang tot dezelfde informatie.
De eerste tien gemeenten onderstrepen het belang van
een gebruiksvriendelijk welstandsbeleid en namen daarom
deel aan de pilotfase van het project WelstandTransparant.
In de loop van 2009 zullen de eerste gedigitaliseerde
nota’s via internet te raadplegen zijn.
• Themaoverigeactiepunten
Bouwkundig toezicht bij monumentenplannen De
recente intensieve bouwactiviteiten in de monumentale
binnenstad hebben geleerd dat het toezicht op monumen-
ten in ieder geval dient te worden geïntensiveerd en ook
moet worden uitgeoefend bij projecten van minder dan
c 100.000 om te voorkomen dat zowel monumenten als
monumentale materialen verloren gaan. Voor monumenten
en de monumentale materialen geldt nu eenmaal dat wat
verloren is gegaan niet herstelbaar is.
Het intensiveren van het toezicht bij monumenten kan wor-
den gerealiseerd door:
- het beschikbaar stellen van meer toezichturen t.b.v.
monumenten;
- het opwaarderen van de deskundigheid van de toe-
zichthouder t.a.v. monumenten;
- signaleren aan de voorkant (preventief toezicht).
Het beschikbaar stellen van meer toezichturen t.b.v.
monumenten wordt gekwantificeerd op structureel 1 fte
( c 90.000,-) op jaarbasis. M.i.v. 2009 is voorzien in
een structurele financiering.
Voortgang bouwaanvraag via internet Voortgang
behandeling bouwaanvraag via internet inzichtelijk voor
aanvrager: bedoelde actie is geplaatst binnen de uitwer-
king van de gemeentebrede I-visie.
Het WMC-jaarverslagBij wet is vastgelegd dat de gemeentelijke welstandscom-
missie en het College van Burgemeester en Wethouders
jaarlijks separaat verslag doen van de wijze waarop zij
vanuit hun adviserende, resp. besluitvormende verant-
woordelijkheid zijn omgegaan met de eveneens bij wet
voorgeschreven welstandstoets. Bij wet en gemeentelijke
verordening geldt de WMC als een onafhankelijke advies-
commissie. De inhoud van het aan uw raad separaat
voorgelegde WMC-jaarverslag komt derhalve volledig voor
rekening en verantwoordelijkheid van de commissie.
In deel I, hoofdstuk 9 van het verslag komt de WMC op
grond van zijn ervaringen in de dagelijkse advisering tot
een aantal actievoorstellen. Het betreft voorstellen op de
afzonderlijke deelgebieden: welstand, monumenten, open-
bare ruimte, stedenbouwkundige plannen, en de werkwijze
van de commissie.
Maastricht,2april2009
Jaar
vers
lag
Wel
stan
ds-/
Mon
umen
tenc
omm
issi
e 20
08
Dee
l II
I : j
aarv
ersl
ag 2
008
van
het
co
lleg
e va
n b
urg
emee
ster
en
wet
ho
ud
ers
145
Colofon Uitgave Gemeente Maastricht
Stadsontwikkeling, Economie en Beheer
Tekst NicoNelissenenArthurHouben(verslag)
Fotografie Maurice Bastings
Rob Brouwers
Guy Cleuren
René Coenegracht
PhilipDriessen
Dion Gelders
Arthur Houben
Jan Kamphuis
NicoNelissen
Vormgeving Carola Stirler
Dion Gelders
Druk ThiemeGrafiMediaGroep,Nijmegen
© Gemeente Maastricht 2009