Upload
marijkeverreth
View
145
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Het sprookjeDe kenmerken
Tijd & ruimte
• Formuleachtige inleiding: “Er was eens, in een land hier ver vandaan…”
• Tijd en ruimte onbepaald bepaalde tijd en ruimte belemmert de fantasie
Personages
• Magische wezens: kabouters, heksen, tovenaars, feeën, draken, trollen, prinsessen, sprekende planten, sprekende dieren, …
• De personages zijn vlak
• Het uiterlijk verwijst naar het innerlijk bv.: een heks is lelijk en slecht, een prinses is mooi en lief
Symboliek
• Drieslag: 3 keer een herhaling van iets tot de climax bv.: drie beproevingen
• Personages: Schoenlappers, molenaars, wezen, … staan symbool voor de gewone mens Koningen, prinsen, prinsessen, … vertegenwoordigen wat de mens wil zijn
Taalgebruik
• Eenvoudige zinsbouwToegankelijk voor kinderen
• Eenvoudige structuur • Herhalen van sleutelzinnen & oude woorden benadrukt de
magie bv.: "... en weer sprak de toverkol de magische woorden..."
Levensles
• Formuleachtig slot: “En ze leefden nog lang en gelukkig.”
• Happy end: het goede wint van het kwade
• Moraal:
Elke mens kan slagen in het leven als hij geluk, wijsheid of goedheid heeft.