51
ICT, is dat een vak? De integratie van ICT in het basisonderwijs Michel Boer 0760155 Hogeschool Rotterdam Cluster PABO Tweejarig deeltijd Juni 2005

Integratie van ICT in de basisschool

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Mijn afstudeeropdracht

Citation preview

Page 1: Integratie van ICT in de basisschool

ICT, is dat een vak?

De integratie van ICT in het basisonderwijs

Michel Boer0760155

Hogeschool RotterdamCluster PABOTweejarig deeltijd

Juni 2005

Page 2: Integratie van ICT in de basisschool

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave 2

Inleiding 3

Visie op onderwijs 4

Waarom ICT en onderwijs 6

De implementatie van ICT 7

ICT en het leren 11

ICT en leerstijlen 14

ICT en leerlijnen 17

Het gebruik van educatieve websites 19

Lessuggesties ICT 20

Voorstel ICT in groep 7 23

Praktijk ICT in groep 7 25

Reflectie 28

Literatuurlijst 30

Bijlage 1 – De kerndoelen ICT 31

Bijlage 2 – Coöperatief leren 32

Bijlage 3 – Gisdo, ICT-didactiek in de praktijk 37

Bijlage 4 – Leerlijn op ICT vaardigheden 39

Bijlage 5 – Leerlijn op ICT competenties 43

Bijlage 6 – Lesformulier op ICT competenties 46

Bijlage 7 – Beoordelingsformulier educatieve websites 47

Bijlage 8 – Voorbeeld les 48

ICT, is dat een vak? 2

Page 3: Integratie van ICT in de basisschool

Inleiding

Ongeveer 20 jaar geleden kwam ik in aanraking met computers. Ik zat zelf nog op school, de middelbare dan wel, en de school bood voor het eerst computerlessen aan. Na het inschrijven kon ik direct meedoen, er was nog geen wachtlijst aangezien computers toen nog echt iets voor nerds was (oh jee, wat zeg ik nu). Na 10 lessen op een Commodore 64 ben ik er ook niet meer van af gekomen, na mijn middelbare school ben ik met een informaticaopleiding gestart en heb daar uiteindelijk mijn beroep van gemaakt.

Nu 20 jaar later, inmiddels werk ik niet meer in de automatisering, is de computer niet meer weg te denken in het onderwijs. Was het in mijn tijd nog heel bijzonder, nu staat er in iedere klas wel 1 of meerdere computers waar leerlingen veelvuldig gebruik van maken. Mijn interesse was eigenlijk al snel gewekt, hoe gaat een school of leerkracht nu eigenlijk om met zo’n apparaat? Wat voor rol speelt het in het moderne onderwijs en wat kan er nu wel en niet mee? Waar wordt het gebruikt, waar liggen nog mogelijkheden?

Dit zijn zo’n beetje de vragen die bij mij als automatiseerder naar boven kwamen. In dit verslag wil ik als toekomstige meester en ‘computerdeskundige’ aangeven wat de plaats zou kunnen zijn van de mogelijkheden die de moderne Informatie- en communicatietechnologie (ICT) ons biedt. Bekeken vanuit de meest optimale situatie maar ook binnen de grenzen van de school waarbinnen ik nu werk.

In dit verslag probeer ik duidelijk te maken wat mijn visie op het onderwijs is en welke rol ICT daar in speelt. Deze visie onderbouw ik met een stukje theorie met daaraan gekoppeld de praktijk. Er is dus ook lesmateriaal toegevoegd gericht op (een deel van) mijn visie. De uitvoering in de praktijk is uiteraard ook aanwezig, evenals een aanpassing daarop. Aan het eind probeer ik de titel van mijn afstudeeropdracht te verklaren… is ICT nu een vak?

ICT, is dat een vak? 3

Page 4: Integratie van ICT in de basisschool

Visie op onderwijs

De afgelopen twee jaar heb ik veel theoretische kennis vergaard over onderwijs. Daarnaast heb ik ook in de praktijk stage gevolgd en heb regelmatig zelfstandig voor een groep gestaan. Ik heb al een groot aantal scholen gezien en elke school heeft wel zijn eigen visie op het onderwijs. Dit geeft een school een bepaalde identiteit. Bij het bepalen van mijn eigen visie op onderwijs ben ik nu eens gaan nadenken wat voor mij belangrijk is in het onderwijs en hoe ik daar tegenaan kijk. Uiteraard neem je daar je eigen persoonlijk ‘verleden’ in mee. Hieronder zal ik beschrijven wat mijn visie is.

In het onderwijs heb je uiteraard te maken met kinderen. In mijn idee is elk kind uniek en leert op zijn of haar eigen manier. Als ik kijk naar adaptief onderwijs, dan sluiten de peda-gogische en onderwijskundige aspecten goed aan op mijn visie. Ik wil in mijn onderwijs dan ook graag rekening houden met de individualiteit van elk kind. Zo vind ik het belangrijk dat ik leerlingen op hun individuele capaciteiten kan uitdagen, kinderen individueel kan ondersteunen en kan vertrouwen op een goede afloop van het leerproces van de kinderen (pedagogisch aspect). Door het toepassen van differentiatie kan ik rekening houden met voor het onderwijs relevante verschillen tussen kinderen, zoals tempo, ontwikkelingsniveau, leerstijl en begaafdheid (onderwijskundig aspect). Hier komen al twee belangrijke elementen voor die ik belangrijk vind: individuele ondersteuning en differentiatie. Dat mijn visie overeenkomt met adaptief onderwijs, wil niet direct zeggen dat ik alleen deze vorm van onderwijs zou willen voeren. Nee, in mijn eigen onderwijs wil ik minimaal toch deze twee elementen kunnen uitvoeren.

Tijdens mijn onderwijs wil ik graag een ontspannen en open sfeer waar kinderen zich dur-ven te geven zonder bang te zijn om fouten te maken. Ieder kind wordt geaccepteerd en er wordt samengewerkt. Kinderen hoeven niet alleen van de leerkracht te leren, zij kunnen ook van elkaar leren. Als een kind iets niet begrijpt kan deze bij zijn medeleerlingen terecht, en uiteraard ook altijd bij de leerkracht. Dit komt goed overeen met coöperatief leren (iets wat op mijn huidige basisschool aan orde is). Coöperatief leren is groepswerk waarbij kinderen echt samen werken en leren. Kinderen in een groepje zijn gegarandeerd op elkaar betrokken. Ze zijn van elkaar afhankelijk om een goed resultaat te behalen. Omdat coöpe-ratief leren niet tijdens alle lessen toegepast hoeft te worden, is het een uitstekende werk-vorm die goed past naast differentiatie en individuele ondersteuning.

Als laatste vorm van onderwijs spreken de aspecten van ontwikkelingsgericht onderwijs (ogo) mij ook erg aan. Het ontwikkelen van leerlingen door middel van interactie met anderen is iets wat ik graag zou willen toepassen in mijn onderwijs. De volgende stelling uit dit type onderwijs spraak mij aan:

Ontwikkelingsgericht onderwijs grijpt altijd aan bij de eigen initiatieven en betekenis-verlening van de leerlingen.

De rol van de leerkracht om te proberen als pedagoog en cultuur overdrager steeds het di-lemma tussen kindgerichtheid en leerstofgerichtheid te overstijgen geeft mij veel mogelijk-heden om met kinderen aan hun ontwikkeling te werken. Afhankelijk van de bouw (onder, midden, boven) kies je de activiteiten om daaraan te werken. Voor een volledige beschrij-ving van ontwikkelingsgericht onderwijs verwijs ik naar de website van de OGO-academie.

Deze mix van bovengenoemde elementen zie ik graag terug in mijn onderwijs: individuele aandacht, differentiatie, samenwerken (coöperatief) en ontwikkelingsgericht. In dit geheel speelt bij mijn nog een belangrijk element mee, namelijk ICT.

Het is denk niet zo vreemd dat ik ICT aanstip in mijn visie op onderwijs. Ik kom zelf uit de automatisering en heb de afgelopen 15 jaar deze tak zien ontwikkelen en groeien. De ontwikkeling is in die tijd enorm snel gegaan. Zo heeft de pc zijn intrede gedaan, eerst in het bedrijfsleven en al snel ook in huishoudens en scholen. Opeens werd een computer betaalbaar en bereikbaar voor iedereen. Een andere belangrijke ontwikkeling die veel

ICT, is dat een vak? 4

Page 5: Integratie van ICT in de basisschool

invloed heeft gehad op de samenleving is internet. Hiermee werden nieuwe mogelijkheden om te communiceren, informatie op te zoeken en noem maar op toegevoegd. Ook binnen het onderwijs werd het belang van deze nieuwe media opgemerkt. Dit is vastgelegd in de kerndoelen (zie bijlage 1).

In mijn visie neemt ICT een belangrijke plaats in. De niet meer weg te denken computer beïnvloedt kinderen al van jongs af aan en zij komen dit ook al overal tegen. Ik vind het belangrijk dat leerlingen ook op school al te maken krijgen met computers. Ze leren er mee omgaan, weten wat ze ermee kunnen doen, wat de (on)mogelijkheden zijn en hoe ze bijvoorbeeld informatie kunnen vinden op het internet. Althans, als we de computer inte-greren in het onderwijs. En daar ben ik zeker een voorstander van.

Als ik even terug ga naar mijn visie op het onderwijs, dan zie ik ICT als een welkome aanvulling binnen mijn visie. De computer kan een leerkracht ondersteunen om gedifferentieerd te werken. Zwakke leerlingen kunnen ook extra ondersteuning krijgen met behulp van speciale RT-software, bijvoorbeeld op het gebied van rekenen en taal. Maar ook de wat meer begaafde leerlingen kunnen geprikkeld worden door extra opdrachten die aansluiten op het hogere niveau.

Daarnaast is ICT volgens mij ook toepasbaar in het principe van coöperatief leren. De computer (en andere hulpmiddelen) kan hierbij heel goed gebruikt worden door de leerlingen en de leerkracht. Naast de gebruikelijke ontwikkelingsmaterialen kunnen leerlingen computers, camera’s, scanners, software en internet gebruiken om kennis en vaardigheden te vergroten en te verdiepen. Door samen te werken en mee te kijken met leerlingen die de vaardigheden op het gebied van ICT al bezitten, kunnen de andere leerlingen zelf verder aan de slag en de eigen kennis en vaardigheden vergroten. En dan niet alleen op het gebied van de ICT maar vooral het gebruiken van ICT.

Ook leerkrachten kunnen in ontwikkelingsgericht onderwijs het hulpmiddel ICT inzetten en gebruiken. Zo kunnen zij activiteiten ontwikkelen waar ICT een rol inspeelt, bijvoorbeeld bij het schrijven van een brief. Dat kan in Word geschreven worden, maar ook in een e-mail. Of een handgeschreven brief natuurlijk. Afhankelijk van de keuze van de leerling zal er dan wel of niet ICT ingezet worden, en als er ICT ingezet gaat worden dan kan er weer een keuze gemaakt worden in welke vorm het gegoten gaat worden.

Concreet komt het in mijn visie op neer dat ICT tegenwoordig niet meer weg te denken is. De ontwikkelingen gaan nog steeds door en kinderen zullen steeds meer in aanraking komen met nieuwe media. Het gebruiken van ICT in het onderwijs geeft nieuwe leermogelijkheden, sluit aan op de nieuwe mogelijkheden die in deze maatschappij beschikbaar zijn en bereid tevens de leerlingen voor op deze snel veranderende maatschappij.

In mijn verslag begin ik met een stukje algemene theorie wat het belang van ICT in het onderwijs is. Dit wordt gevolgd door een hoofdstuk hoe deze moderne technologie in een school geïntegreerd kan worden en de invloed van ICT op leerkrachten en leerlingen. Daarna is er een uitleg wat de invloed van de nieuwe media is op het leren en welke mogelijkheden er zijn. Daarbij probeer ik steeds een vertaling te maken naar de praktijk, zowel binnen mijn huidige school als andere scholen waar ik werkzaam ben geweest. Het geheel van theorie heb ik vertaald in een aantal voorbeelden die gebruikt kunnen worden binnen het onderwijs. Een aantal daarvan heb ik in de praktijk uitgevoerd, geëvalueerd en bijgesteld. Als slot volgt dan mijn reflectie van de toepassing van ICT binnen het onderwijs.

ICT, is dat een vak? 5

Page 6: Integratie van ICT in de basisschool

Waarom ICT en onderwijs

InleidingDe vraag waarom ICT en onderwijs is het bepalen (door een school) van een visie op ICT in het onderwijs. In een dergelijke visie zal men drie afwegingen moeten maken, namelijk het belang, functie en vormgeving van ICT in het onderwijs (uit ICT in het onderwijs, Het proces naar succesvol ICT-gebruik in het onderwijs).

Het belang van ICTEr zijn drie motieven die aangeven wat het belang van ICT binnen het onderwijs:

• Het economische motief. In de eerste plaats is ICT belangrijk voor het onderwijs van-wege een aantal maatschappelijke ontwikkelingen. Onze maatschappij evolueert naar een informatie- en kennismaatschappij. De hoeveelheid informatie neemt toe, maar de wijze waarop informatie beschikbaar is, verandert ook. Het onderwijs wordt door deze ontwikkelingen voor nieuwe en continue uitdagingen gesteld, want leerlingen zullen straks voorbereid moeten zijn op de nieuwe manier van informatie verwerken via ICT om een plaats te kunnen vinden in het arbeidsproces.

• Het sociale motief. Deze verandering is niet alleen afkomstig vanuit maatschappelijke beweegredenen, ook jongeren veranderen. Dit sociale motief is de tweede reden waarom ICT van belang kan zijn voor het onderwijs. De informatieverwerking van jongeren is erg aan het veranderen. Jongeren bekijken het gehele aanbod van informatie en stellen al doende een eigen selectie samen. Zij kunnen tegenwoordig veel meer informatie opnemen dan vroeger en maken zelf uit wat ze lezen en waar ze naar kijken. Het onderwijs zal zich op de veranderende jongeren aan gaan passen, hierbij speelt ICT een grote rol.

• Het didactische motief. Naast deze maatschappelijke veranderingen kan er in de derde plaats gekeken worden naar een onderwijskundige verandering. Dit is het didactisch perspectief. De genoemde veranderingen hangen sterk met elkaar samen en waar-schijnlijk kan worden aangenomen dat de onderwijskundige verandering een gevolg is van de economische en sociale verandering. De nadruk komt binnen het onderwijs steeds meer te liggen op leren ‘leren’; het leren omgaan met informatie en informatie-bronnen. Hier kom ik in hoofdstuk ‘ICT en het leren’ op terug.

De functie van ICTUit de drie boven genoemde motieven om ICT te gebruiken in het onderwijs, zijn de functies van ICT af te leiden:

• ICT ter ondersteuning van de schoolorganisatie en het kennismanagement.• Leren over ICT. Hierbij moet gedacht worden aan hoe leerlingen om moeten gaan met

computer en de bijbehorende randapparatuur, het gebruiken van software (bijvoorbeeld een tekstverwerker), internet, e-mail etc.

• Leren met behulp van ICT. Hierbij is het een hulpmiddel in de onderwijssituatie. Hierbij kan gedacht worden aan het gebruik van de computer voor het uitwerken van een verslag, het gebruik van internet als bron van informatie, het gebruik van e-mail voor communicatiedoeleinden etc.

• Leren door middel van ICT. Hierbij is sprake van inbedding van de computer in het onderwijs. De computer vervangt (delen van) bepaalde activiteiten van leerkrachten, handleidingen, methodeboeken en tentamens. Belangrijk is dat gekeken wordt of het vervangen van een activiteit door ICT tijdswinst en onderwijsverbetering oplevert.

De vormgeving van ICTICT-onderwijs ontstaat niet automatisch door in elke klas een paar computers neer te zetten en te denken dat het onderwijs zich dan wel vanzelf integreert met de computers en dat kinderen spontaan de computers inzetten bij hun leren. Hier moet je als school toch een heel duidelijk plan over hebben. Je moet jezelf vragen hebben gesteld zoals: Wat wil ik bereiken met de computers? Op welke gebieden wil ik ze inzetten? Waarom wil ik

ICT, is dat een vak? 6

Page 7: Integratie van ICT in de basisschool

computers in de klas? Of wil ik de computers toch liever in één grote ruimte? Wat is de meerwaarde van computers in de klas? En wat is de meerwaarde van een computerruimte?De implementatie van ICT

InleidingAls een visie op ICT in het onderwijs bepaald is, kan men tot de implementatie van ICT in het onderwijs besluiten. Er zijn verschillende indelingen beschreven hoe deze implementatie tot stand komt. Ik zal eerst vier indelingen beschrijven, ontleend aan het boek Basisboek ICT-didactiek [2002]. Na deze vier beschrijvingen zal ik een beschrijving geven van de school waar ik mijn afstudeeropdracht uitvoer.

Indeling volgens CoreyCorey heeft een beschrijving gemaakt hoe scholen kunnen beginnen met het implementeren van computers binnen hun onderwijs. Volgens Corey heb je 4 fasen bij het doorlopen van een vernieuwingsproces wat betreft computergebruik:

• Fase 1 - Op de kar springen. Het is een fase vol onzekerheden en drukte, maar vooral ook vragen. Wat gaan we precies doen? Hoe pakken we dat aan? Hoe komen we aan alle spullen? Meestal neemt één handig persoon het voortouw en leert de rest het via hem/haar. Hierbij ontstaat er wel een kloof tussen de voortrekker (expert) en de rest.

• Fase 2 - De grote verwarring. Na de computers volgt een stroom van andere spullen de school binnen (software, printers, netwerk, scanners, internet etc) en dit moet allemaal een plek krijgen binnen school. De voormalige expert wordt benoemd tot ICT-coördinator, vaak staat deze ook nog gewoon voor de klas. Steeds vaker komen er klachten van teamleden, ouders en directie dat de implementatie niet snel genoeg gaat of dat een programma niet werkt. Op deze manier komt de ICT-coördinator klem te zitten en neemt de acceptatie van ICT binnen een school af.

• Fase 3 - Werken volgens plan. Er komt een duidelijk structuur tav tijd, software, financiën, verantwoordelijkheden en onderwijskundige keuzes. Dit komt te staan in een plan, waar in eerste instantie de ICT-coördinator samen met het managementteam zich naar richt, maar het is de bedoeling dat na verloop van tijd iedereen zich hiernaar richt.

• Fase 4 - Volledige integratie. De chaos is verdwenen, iedereen werkt met de computers. Iedereen is capabel genoeg om met computers en software te werken en zal deze ook inzetten binnen het onderwijs. Leerkrachten bekijken verschillende computerprogramma’s en beoordelen deze op waarde voor hun onderwijs. Het gaat niet meer over het gebruik van computers, maar over de juiste programma’s die het leren kunnen ondersteunen.

Deze indeling is een onderscheiding en geen strikte hiërarchie. Zo kan een school fase 1 overslaan en direct beginnen in fase 3. Inmiddels zijn de meeste scholen in het basis-onderwijs in fase 3 of 4, dat heb ik wel gemerkt tijdens stages en werk. ICT is inmiddels al zo ingeburgerd dat er waarschijnlijk nog maar weinig scholen zijn die starten in fase 1.

De didactische indeling volgens ItzkanHet plaatje van Corey is erg gericht op het implementeren van computers en minder op de didactische kant van het verhaal. Itzkan geeft hier juist wel aandacht aan, hij heeft zich daarbij gericht op een aantal vragen. Hoe ziet het onderwijs tijdens zo’n proces er nu eigenlijk uit? Wat doen leerkrachten? Welke producten maken ze? Naar aanleiding van de antwoorden op deze vragen is hij tot de volgende 3 fasen gekomen:

• Substitutie. Er wordt als het ware een kopie gemaakt van het bestaande onderwijs-leerproces. De kern verandert niet, er vindt hoogstens een kleine aanvulling, verbetering of verrijking plaats. Zo worden bijvoorbeeld complete lesinhouden op websites gezet, hierdoor moeten leerlingen grote lappen tekst op het scherm doornemen. Er wordt nog weinig of geen voordeel gehaald uit de ICT en het heeft nog

ICT, is dat een vak? 7

Page 8: Integratie van ICT in de basisschool

weinig toegevoegde waarde aan het onderwijs. De leerkracht kan altijd terugvallen op zijn of haar normale manier van werken zonder ICT.

• Transitie. Langzamerhand wordt een verbetering aangebracht in de bestaande didac-tiek. Er komt meestal een keten van nieuwe veranderingen op gang. Zo worden bijvoorbeeld de teksten op de websites met hypertekst beter leesbaar en er wordt meer aandacht geschonken aan plaatjes, muziek en films. ICT heeft nu meer toegevoegde waarde, de leerkracht kan met behulp van de nieuwe media zijn onderwijs anders inrichten. Zo kan er ook gedacht worden aan het gebruiken van software voor RT-doeleinden zeker op het gebied van spelling en rekenen.

• Transformatie. Er is een grote verandering gekomen in de opvatting over leren en onderwijzen. Leerlingen mogen meer hun eigen leerproces sturen. De rol van de leerkracht verandert van een sturende in een begeleidende en de kinderen bepalen waar ze zich in verdiepen, ondersteund door ICT. De nieuwe media is volledig geïntegreerd in het onderwijs.

Beide auteurs hebben in het proces van vernieuwen zich erg gericht op het gebruik van de techniek. Centraal staat de computer en allerlei nieuwe technische snufjes en de bijbe-horende didactiek. Toch zijn er ook nog andere onderwijskundigen die denken dat het hiermee niet stopt voor de leerkrachten en de leerlingen. Zij zijn ervan overtuigd dat er voor hen nog meer op het programma staat, dan alleen maar hetgeen wat Corey en Itzkan beschrijven.

Vernieuwing volgens FullanVolgens de Canadese onderwijskundige Fullan zijn er voor een leerkracht nog meer aspecten waar rekening mee moet worden gehouden bij een vernieuwing. Er wordt van hen een verandering op 3 gebieden verwacht:

• Het leren gebruiken van nieuwe materialen;• Het kunnen vernieuwen van je gedrag als gevolg van de eisen die de nieuwe

materialen stellen;• Het kunnen aanpassen van ideeën en houding.

Iedere leerkracht gaat hier natuurlijk anders mee om. Een persoon die persoonlijke inte-resse in ICT heeft, zal makkelijker kunnen omschakelen dan een leerkracht waarvoor com-puters iets engs is. Overigens geldt dit binnen het bedrijfsleven precies hetzelfde, ook daar is de omschakeling naar ICT niet zo eenvoudig verlopen. Dit heb ik als docent regelmatig meegemaakt. Uiteindelijk heeft het daar toch ook zijn plaats gevonden en is het door (bijna) iedereen geaccepteerd.

Fullan had ook bij de leerlingen een bepaalde opvatting over hoe zij naar vernieuwing keken. Hij zag een aantal reacties van leerlingen die hij kenmerkend vond:

• Onverschilligheid. Het doet leerlingen meestal niet zoveel. Voor hun gevoel wordt er veel gepraat en geschreven, maar merken ze weinig van de veranderingen.

• Verwarring. De zekerheden die je eerst had worden doorbroken, waardoor je niet meer weet waar je aan toe bent. Een gevoel van onrust, onduidelijkheid en onzekerheid kan dan optreden.

• Tijdelijke ontsnapping. Een doorbreking van de saaie routine van elke dag wordt als welkom gezien. Het gaat dan niet om de verandering en vernieuwing, maar om het idee dat alles spannender is dan de dagelijkse sleur.

• Verhoogde interesse en tevredenheid. Als er voldoende duidelijk is en de vernieuwing interessant en voordelig lijkt kan deze fase ingaan en werken leerlingen met plezier.

In de praktijk heb ik bij leerlingen vaak de laatste twee fasen gezien. Tijdens mijn eerste stage bemerkte ik dat de kinderen de computer zagen als even iets leuks en anders dan het gebruikelijke werk. Zij namen extra de tijd om achter de computer te werken. Echter, dit was een uitzondering, de overige scholen waar ik kwam werkten al langer met de computer en daar was het voor de kinderen al normaal om ermee te werken. Er was veel

ICT, is dat een vak? 8

Page 9: Integratie van ICT in de basisschool

belangstelling voor activiteiten op de computer en dan niet om de sleur te doorbreken maar meer om de mogelijkheden te ontdekken van de ICT.

Vernieuwing volgens CollisOnderwijskundige Collis legde de nadruk op verschillende redenen waarom mensen te bewegen zijn om een verandering aan te gaan. Zij noemt haar model het 3-G model:

• Veranderen moet gemak opleveren. Bijvoorbeeld het gebruik van een tekstverwerker levert voor een leerkracht veel gemak op. Denk bijvoorbeeld aan leerlingen met een slecht leesbaar handschrift, zij kunnen gebruik maken van de computer voor bijvoor-beeld het schrijven een opstel.

• Veranderen moet gewin opleveren. Hierbij kan je denken aan een kostenbesparing (minder lesboeken), een verhoogde status binnen het instituut en een investering in de eigen kennis.

• Veranderen moet genot opleveren. Het gebruik van ICT kan veel plezier opleveren. In plaats van opdrachten maken in lesboeken kunnen webkwesties gemaakt worden waarbij de leerlingen actief gebruik moeten maken van de mogelijkheden van de computer en internet.

Als ex-ICT‘er heb ik (misschien) wel het voordeel om meer te zoeken naar het gemak en genot van ICT. Vaak heb ik al de neiging om dagelijkse zaken die te maken hebben met onderwijs op te lossen met ICT. Bijvoorbeeld met het noteren van cijfers (en het uitrekenen van een gemiddelde).

De implementatie in de praktijkDe bovenstaande opvattingen heb ik geprojecteerd op de school De Piramide te Utrecht waar ik mijn afstuderen uitvoer. De totale fase waarin de school zich bevindt heeft namelijk invloed op mijn ontwerpen van onderwijs. Ik kan een compleet ontwerp maken met gebruik van ICT, maar dan moeten de middelen aanwezig zijn, de leerlingen moeten er mee kunnen omgaan en ze moeten gemotiveerd zijn om dit te gebruiken.

ICT, is dat een vak? 9

Page 10: Integratie van ICT in de basisschool

Als ik eerst kijk naar de fase van het vernieuwingsproces dan denk ik dat de school in fase 3 bevindt. Er is nog geen volledige integratie van de ICT maar er is al wel duidelijk een structuur te vinden. Er is een ICT coördinator en alle klassen hebben de beschikking over meerdere computers aangesloten op een netwerk en internet. De leerkrachten staan positief achter deze nieuwe media en de meeste gebruiken dit medium ook. Echter het verschil in niveau tussen de leerkrachten is nog vrij groot.

Wat betreft de didactiek (Itzkan) bevindt de school zich in de fase van transitie. Er is nog geen volledige integratie van de computers in het onderwijs maar er wordt wel gebruik gemaakt van bijvoorbeeld RT-software. Er is ook veel ander software aanwezig waar de leerkracht en leerlingen gebruik van kunnen maken, bijvoorbeeld voor handelingsplannen. Het werken met de computer gaat wel vaak naast de reguliere didactiek, deze wordt nog niet volledig geïntegreerd.

En waar bevind ik mij volgens Fullan en Collis? Ik ben natuurlijk net nieuw in het onderwijs en wat dat betreft is er geen vernieuwing voor mij. Hooguit een vernieuwing dat ik nu onderwijs ga geven! Daarbij weet ik wel uit mijn vorige vak welke voordelen ICT heeft. Het gebruiken van Excel bijvoorbeeld voor het registreren van cijfers, Word gebruiken voor namenlijsten etc. Ook weet ik dat leerlingen van deze generatie in de toekomst hoe dan ook met computers en andere nieuwe media in aanraking zullen komen. Het is niet meer weg te denken en zal ook steeds meer invloed krijgen.

Als ik naar de groep kijk waar ik nu de leerkracht van ben, zie en merk ik dat ze al redelijk vertrouwd zijn met een computer. Zover ik nu gaan bepalen zitten zij in de fase van ontsnapping en interesse in. Dat hangt ook een beetje van de leerling af natuurlijk. De een vindt het allemaal nog een ontsnapping uit de dagelijkse les, de ander ziet het als iets heel gewoons en het hoort gewoon bij de school en het dagelijkse ritme. Daarnaast zijn er ook een aantal leerlingen die meer interesse hebben dan alleen het standaard gebruik van de pc zoals het oefenen van spelling en rekenen. Zij willen bijvoorbeeld meer met de standaardsoftware als Word, PowerPoint en Excel. Maar dat komt later terug in de reflectie.

Binnen de school en groep 7 van de Piramide is er voldoende ruimte en mogelijk om met ICT in de praktijk te gaan werken. Ik kan uiteraard niet mijn gehele visie van adaptief, coöperatief en ontwikkelingsgericht werken in combinatie met ICT toetsen maar ik kan wel delen daarvan verwerken in de lessen. De bedoeling is om zoveel mogelijk ICT te implementeren binnen het bestaande onderwijs in de groep zodanig dat het als hulpmiddel wordt beschouwd en niet als vak. Daarbij probeer ik rekening te houden met de overige punten uit mijn visie.

ICT, is dat een vak? 10

Page 11: Integratie van ICT in de basisschool

ICT en het leren

InleidingVoordat je ICT kan toepassen in je onderwijs, is het belangrijk om te weten hoe kinderen leren en op welke wijze ICT in te passen is in dat leren. Ik ben op zoek gegaan naar de theorie achter het leren en hoe dat met ICT te combineren is. En waar kan je het beste je onderzoek starten, juist internet. Tijdens de speurtocht kwam ik regelmatig de term het nieuwe leren in combinatie met ICT tegen. Nieuwsgierig geworden naar deze stijl van leren ben ik deze en soms omstreden theorie eens ingedoken (deels ontleend uit de scriptie van Marieke van Osch).

Het nieuwe lerenKinderen van nu hebben altijd al veel computers en andere media om zich heen gehad. Tegenwoordig krijgt een kind op veel manieren informatie binnen, op school, buiten maar ook thuis. Het zal deze informatie ook moeten ordenen. Hier heeft het op school de hulp van de leerkracht ongetwijfeld voor nodig. De leerkracht kan deze ordening op verschillende manieren aanbieden. Hij kan kiezen om vooraf ordening aan te brengen: directe instructie of hij kiest voor ordening die samen met de leerlingen is gevormd. Bij dit laatste treedt een verschuiving op van het vlak van leren en onderwijzen. Er komt meer nadruk te liggen bij de leerlingen, zij gaan over van leren naar leren ‘leren’, oftewel het nieuwe leren.

ConstructivismeHet nieuwe leren is gebaseerd op de theorie van het constructivisme. Binnen het con-structivisme wordt leren gezien als een actief en constructief proces. Leren houdt het actief koppelen van nieuwe informatie aan reeds bestaande voorkennis en vaardigheden van de leerling in. Het is van belang dat de leerling zelf actief met nieuwe informatie aan de slag gaat en op die manier zijn eigen leerproces structureert. Leren sluit aan bij de individuele leerling, omdat nieuwe informatie wordt gekoppeld aan reeds aanwezige kennis. Volgens aanhangers van de constructivistische theorie kan kennis niet los van de persoonlijke con-text van de leerling opgedaan worden. Kennis en vaardigheden worden opgedaan in voor de leerlingen betekenisvolle contexten. Dit zijn niet alleen de contexten binnen de klas, maar de algehele context van de leerling. Leren in de meest optimale vorm vindt plaats in de bovengenoemde drie, met elkaar samenhangende processen. Niet elke leerling heeft deze drie aspecten in gelijke mate ontwikkeld. De manieren van leren zijn wel te doorgronden met deze 3 termen. Dat betekent dat we kunnen achterhalen waarom een bepaalde werk-vorm niet aanslaat, waarom je dus niet tot een bepaalde leerling ’doordringt’. Een leerling waarbij de constructie achterwege blijft, maakt geen gebruik van voorkennis en daardoor bouwt hij geen actieve referentiekaders, waardoor alle informatie verdwijnt in het niets.

De leerkracht en het nieuwe lerenAls leerkracht heb je te maken met leerlingen die ieder op een eigen manier leren. Van belang is om zicht te krijgen op de sterke en minder sterke kanten van leerlingen en de leerlingen goede (inhoudelijke) feedback te geven op hun leerproces. Hierbij komen natuurlijk een aantal eisen voor de leerkracht bij kijken: de leerkracht zal zelf over een kennisstructuur van betekenis moeten beschikken en ook in staat moeten zijn het denkproces van kinderen zodanig in te richten dat hun eigen kennis tot een geordend geheel kan worden. Daarnaast moet de leerkracht in staat zijn om de door leerlingen zelf gemaakte ordeningen te begrijpen, te bediscussiëren en te beïnvloeden. De leerkracht wordt dus coach en faciliterend manager.

Van de leerkracht als coach worden vaardigheden verwacht die aansluiten bij de processen van het natuurlijke leren. Een coach is iemand die anderen begeleidt bij het doen van hun eigen ontdekkingen. De ideale leerkracht zoekt naar de persoonlijke leerstijl van de leerling en houdt daarmee rekening in het aanbod van de stof. ICT is daarbij een hulpmiddel waarmee de leerkracht moet kunnen omgaan. ICT vergroot de mogelijkheden om het onderwijs meer te laten aansluiten bij de maatschappelijke ontwikkelingen. De rol van faciliterend manager is een rol die is gericht op het scheppen van de condities waarbij de leerlingen het best zelfstandig leren. De faciliterend manager zet ICT strategisch in: op die

ICT, is dat een vak? 11

Page 12: Integratie van ICT in de basisschool

terreinen waar met behulp van de technologie bepaalde onderwijstaken beter kunnen worden vervuld, waar zij werkelijk toegevoegde waarde heeft. In feite is iedere school een dienstverlenende instelling. Het product van de school bestaat uit kennis en vaardigheden.

Het nieuwe leren en ICTHet constructivisme wordt dus gezien als nieuwe visie op leren. In deze visie wordt de leerkracht een coach die leerlingen begeleidt, helpt en stuurt. ICT is hierbij geen doel, maar een middel. Door ICT kan de rol van de leerkracht verschuiven van kennisoverdrager naar begeleider van leerprocessen. De verwachting is dat onderwijs in zijn algemeenheid steeds meer zal uitgaan van deze visie. Nadeel van het uitgaan van één bepaalde visie is dat de voordelen van andere visies uit het oog kunnen worden verloren. Dit pleidooi voor een meer constructivistische leeromgeving wil niet zeggen dat er geen plaats kan zijn voor sturend leren (objectivisme). Sommige leerlingen hebben nu eenmaal behoefte aan sturing en dan is het zeker nodig dat een leerkracht ook hier goed een weg in kan vinden. Het is het samenspel en de balans tussen verschillende methoden van onderwijzen die leiden tot vernieuwend onderwijs. ICT kan bij vernieuwend onderwijs een belangrijk hulpmiddel zijn.

De inzet van ICTEr zijn veel manieren waarop ICT gebruikt kan worden binnen het nieuwe leren. Maar elke school en eigenlijk elke leerkracht heeft zijn eigen stijl van onderwijs. Daarom is het niet mogelijk om aan te geven wat de beste manier van ICT-gebruik is. Dit is situatieafhankelijk. Wel is het mogelijk om aan te geven waar ICT een meerwaarde voor het onderwijs kan hebben:

• De ondersteuning van de didactische functie van het onderwijs: ICT heeft een infor-matieve, een communicatieve en een illustratieve functie die in het leerproces geïnte-greerd kan worden ter ondersteuning of ter aanvulling van traditionele leermiddelen.

• De grotere mogelijkheden voor differentiatie en zorgverbreding: door het gebruik van ICT kunnen de leerprocessen beter gedifferentieerd worden en afgestemd op verschillen in situatie, kansen en mogelijkheden van verschillende doelgroepen (interesse, verschillend niveau en leerritme).

• Het verbeteren van de participatie in de kennismaatschappij: leerlingen moeten leren gebruikmaken van ICT om volwaardig aan de maatschappij deel te kunnen nemen, voortdurende kennisvernieuwing.

• Het stimuleren van virtuele uitwisselingen: ICT geeft leerlingen en leerkrachten de mogelijkheid om informatie uit te wisselen zonder zich fysiek te moeten verplaatsen.

• Het stimuleren van de complementariteit (aanvullend) van verschillende media in de cultuurverwerving: ICT verbetert het inzicht in de complementariteit van media via het naast elkaar aanbieden van verschillende soorten dragers van boodschappen en informatie.

De tegenstanders van het nieuwe lerenIn eerste instantie lijkt het nieuwe leren, zeker in combinatie met ICT het ideaal voor een school, leerkracht en leerlingen. Er wordt ook veel van verwacht, de voorstanders denken dat rond 2020 80 procent van de scholen dit nieuwe leren zal hebben ingevoerd. Maar in mijn inleiding had ik al vermeld dat het nieuwe leren omstreden is. Op dit moment is er een behoorlijke strijd gaande tussen de voor- en tegenstanders. Zo staan er in het dagblad Trouw (zie www.trouw.nl) een aantal artikelen over het nieuwe leren en de strijd tussen de voor- en tegenstanders.

De tegenstanders halen aan dat het nieuwe leren niet voor iedere leerling is weggelegd. Sommige leerlingen kunnen deze manier van leren niet aan en kunnen dus mogelijk buiten de boot vallen als de school en leerkracht niet ingrijpen. Daarbij geven zij ook aan dat het moeilijk zal zijn de leerlingen die het wel aankunnen gemotiveerd te houden. Om het nieuwe leren in stand te houden moet het uit de leerlingen zelf komen. Tevens mogen er

ICT, is dat een vak? 12

Page 13: Integratie van ICT in de basisschool

geen externe beloningen en allerlei controle mechanismes aanwezig zijn, dit remt ook het leren. En die controle mechanismes zijn er wel, bijvoorbeeld het moeten maken van werkstukken, het moeten samenwerken en het weten dat beoordeeld wordt op cijfers. Als laatste wordt aangegeven dat dit nieuwe principe alleen werkt in een school- en klas-omgeving waar iedereen zich veilig en gelijk moet voelen. Is dit niet het geval dan zullen leerlingen niet het gedrag vertonen waar de voorstanders op hopen [Martens 2004].

Mijn visie op het nieuwe lerenIn mijn ogen sluit een deel van de visie van het nieuwe leren wel goed aan op mijn visie. De tijd dat de meester of juffrouw als allesweter voor de klas stond is wel voorbij. Er zijn tegenwoordig zoveel andere mogelijkheden om kennis op te doen, waardoor je als kind niet meer afhankelijk bent van de leerkracht. Wel is het belangrijk dat een leerling bij het proces van kennis opdoen begeleidt wordt en dat is de nieuwe rol van de leerkracht: coachen en managen.

De veranderde rol van leerkracht naar coach en manager is wel iets wat je moet kunnen, het is een hele verandering. De combinatie met ICT maakt het wel eenvoudiger, maar dan moet je dit uiteraard wel goed beheersen en weten hoe je het kan inschakelen. Ook voor de leerlingen is het een hele verandering. In plaats van luisteren en leren ga je zelf op zoek naar nieuwe kennis. Dit zal niet iedere leerling lukken, sommige hebben nu eenmaal niet de mogelijkheden om met behulp van het nieuwe leren kennis op te doen. Ik kan me dan ook wel goed voorstellen dat er mensen zijn die dit nieuwe leren zeer kritisch bekijken en afwijzen. Maar ik denk wel dat het voor een deel van de leerlingen zeer goed toepasbaar is, zeker als er een leerkracht in de groep staat die het gehele proces goed kan begeleiden.

ICT, is dat een vak? 13

Page 14: Integratie van ICT in de basisschool

ICT en leerstijlen

InleidingVoordat ik ga beginnen met het ontwerpen van lessen die passen in mijn eigen visie op het onderwijs, heb ik eerst onderzocht welke leerstijlen toepasbaar zijn binnen onderwijs en ICT. Ieder persoon heeft zo zijn eigen manier van leren en oplossen van problemen ont-wikkeld. Dit proces is beïnvloed door onder meer de opvoeding, opleiding en werkzaam-heden. De ene persoon is erg vaardig in het onderzoeken en analyseren, de ander in regelen en uitvoeren. Deze set van vaardigheden is een leerstijl van iemand. De leerstijl geeft aan waar iemands vaardigheden, en veelal ook voorkeuren liggen en daarmee ook zijn sterke en minder sterke punten. Van belang voor mijn lessen is te weten te komen welke leerstijlen er zijn en hoe je daar als leerkracht op moet inspelen bij de voorbereiding van je activiteiten en tijdens het uitvoeren.

In het boek Van leertheorie naar onderwijspraktijk worden 2 modellen genoemd (Vermunt en Kolb). Beide zal ik kort beschrijven, naast het model van Romiszowski.

Het model van VermuntBij Vermunt is een leerstijl een mengsel van:

• Cognitieve verwerkingsstrategieën, bijvoorbeeld diepgaande en stapsgewijze verwerking.

• Regulatiestrategieën, bijvoorbeeld zelfsturing en externe sturing.• Mentale leermodellen of opvattingen over de eigen leer- en denkprocessen.• Leeroriëntaties of studiemotieven.

Vermunt onderscheidt uiteindelijk vier leerstijlen.

Betekenisgericht Toepassingsgericht Reproductiegericht OngerichtCognitieveverwerking

Diepgaand Concreet Oppervlakkig (stapsgewijs)

Nauwelijks

Regulatie-voorkeur

Intern of zelfgestuurd

Intern of extern gestuurd

Extern gestuurd Stuurloos

Leermodel/Leerconcept

Opbouw van kennis

Gebruik van kennis (toepassen)

Opname en repro-ductie van kennis

Samen leren

Leeroriëntatie Persoonlijke interesse

Beroepsgericht Diploma- en toetsgericht

Ambivalent

Als je het model van Vermunt koppelt met ICT dan zullen veel kinderen waarschijnlijk de toepassingsgerichte leerstijl toepassen. Als voorbeeld het schrijven van een opstel of verslag in Word. Betekenisgericht kan ook gekoppeld worden aan ICT en dan denk ik aan het leren van een bijvoorbeeld een softwaretoepassing als Word omdat de leerling graag alles wil weten van het betreffende programma. De twee andere leerstijlen passen wat minder in een ICT omgeving, reproductiegericht kan mogelijk gebruikt worden met een topografieprogramma om de topografie te leren en te toetsen.

Het model van KolbKolb maakt onderscheid tussen vier fasen van het leerproces:

• Het opdoen van, omgaan met en openstaan voor nieuwe, concrete ervaringen.• Het reflectief observeren. Opgedane ervaringen en observaties worden vanuit diverse

perspectieven aan een beschouwing onderworpen en beoordeeld.• Het abstraheren en conceptualiseren. Met behulp van (nieuw gevormde) begrippen en

concepten worden ervaringen en waarnemingen geïntegreerd in een bestaande theorie dan wel gecomponeerd tot een nieuwe theorie.

• Het actief experimenteren. Ontwikkelde of gewijzigde theorieën of opvattingen past men toe in nieuwe (probleem) situaties.

Deze vier fasen vormen samen een leerproces, waarbij de fasen niet in een vaste volgorde doorlopen hoeven te worden. Een lerende start zijn leerproces in een van de vier fasen.

ICT, is dat een vak? 14

Page 15: Integratie van ICT in de basisschool

Kolb stelt dat mensen een voorkeursfase hebben, waarmee ze het liefst beginnen en waaraan ze de meeste tijd besteden. Op grond van deze voorkeur komt Kolb tot vier leerstijlen:

• Uitvoerende leerstijl (doener). De doener werkt doelgericht, kan goed met mensen opschieten en wil tastbare resultaten. Is graag betrokken bij een proces en voert liefst plannen uit. Richt zich eerder op de informatie van anderen dan op zijn eigen analytische capaciteiten. Kan zich goed aanpassen.

Optimale leeromgeving: uitdaging en spanningsvolle situaties, die om keuzes vragen; veel afwisseling in werkvormen; plaats voor humor, plezier en ontspanning; feedback op eigen actie; sfeer en contact is belangrijk; vrijheid om snel te reageren.

• Divergente leerstijl (beschouwer). Een beschouwer wil concrete ervaringen en heeft een groot voorstellingsvermogen. Heeft verbeeldingskracht en fantasie waarmee hij een concrete situatie vanuit verschillende gezichtshoeken kan bekijken en snel verbanden kan leggen tussen een aantal observaties. Het zijn vaak creatieve mensen, die ook ruimte nodig hebben voor het creëren van ideeën.

Optimale leeromgeving: ruimte om ervaringen en gevoelens te uiten; tijd om de ervaringen te verwerken; mogelijkheden om de groep te leren kennen en gedachten uit te wisselen; confrontatie met verschillende visies; wil een veilige benadering; Visuele presentatie van de leerstof.

• Convergente leerstijl (beslisser). De beslisser is gericht op probleemoplossing en technologische toepassing van begrippen, modellen en theorieën. Wordt graag geconfronteerd met problemen waar één juiste oplossing voor gezocht kan worden. Is bij voorkeur doelgericht en planmatig.

Optimale leeromgeving: wil duidelijke structuur; Zelf praktische conclusies te trekken; Wil relatie tussen leren en eigen praktijk; Vraagt technieken en aanwijzingen om problemen zelfstandig op te lossen; Wil deskundige opleiders die het zelf ook kunnen Zoekt gelegenheid om zelf te experimenteren.

• Assimilerende leerstijl (denker). De denker legt de nadruk op de logische samenhang tussen zaken. Wil begrippen vormen. Zijn grootste kracht is het maken van theoretische modellen. Logica, nauwkeurigheid en denken in heldere, abstracte begrippen staan voorop. Denkers proberen vanuit theoretische modellen naar de werkelijkheid te redeneren.

Optimale leeromgeving: duidelijke doelen en helder programma; gelegenheid om naar achtergronden te vragen; de uitdaging van de confrontatie met complexe vraagstukken; orde en rust; Wil gelegenheid om zelf bezig te zijn en de zaken in eigen kaders te plaatsen.

Deze vier leerstijlen komen zeer waarschijnlijk in iedere groep wel voor. Dit is dus heel bepalend voor de opdrachten die je als leerkracht hebt in combinatie met ICT. De doener zal heel anders reageren op een opdracht dan een denker. Beide hebben een eigen manier om de opdracht aan te pakken en op te lossen en daar zal je als ontwerper van de lessen rekening mee moeten houden. Zo kan ik me bij een doener lessen voorstellen waarbij hij samen of in groepjes werkt met een opdracht om bijvoorbeeld een krant met behulp van ICT te maken. De denker daarentegen krijgt een probleem voorgeschoteld welke hij met ICT kan oplossen. Hiervoor zou je bijvoorbeeld een spel kunnen nemen waarbij de denker een natuurkundig probleem moet oplossen waar hij op dat moment nog weinig kennis over heeft en dus eerst zal moeten nadenken hoe het op te lossen is.

In het boek Van leertheorie naar onderwijspraktijk worden vier soorten onderwijs-programma’s genoemd, waarbij alle leerstijlen een plaats hebben, waar je met ICT heel goed overweg kan:

• Reflectieaanpak. Bijvoorbeeld projectonderwijs met aan het eind een reflectie om de opgedane kennis te verwerken. De rol van ICT zou kunnen zijn het gebruik van internet om informatie op te zoeken, e-mail om afspraken te maken en informatie aan te vragen, software om iets te presenteren of verslagen te maken.

ICT, is dat een vak? 15

Page 16: Integratie van ICT in de basisschool

• Zelfstudieaanpak. De leerlingen bepalen zelf de benodigde kennis. Als een leerling geïnteresseerd is in het maken van presentaties in PowerPoint, kan deze een cursus volgen. Dit naast de gewone lessen.

• Instructieaanpak. De leerkracht geeft duidelijke uitleg en vat de kennis samen. Na de instructie gaan leerlingen aan het werk met bijvoorbeeld lesboek maar zij kunnen ook de leerstof oefenen met behulp van de computer. Sommige lesmethoden hebben al software waarbij de stof op de computer gemaakt kan worden.

• Oefenaanpak. Bepaalde problemen op het gebied van taal kunnen met software extra geoefend worden.

De opvatting van RomiszowskiRomiszowski bekeek in 1990 het leren en onderscheidde een drietal leerstijlen:

• Oriëntatie vooraf. Voordat het leerproces begint willen veel mensen het geheel kunnen overzien. Als de vragen – Hoe ziet het hele leerlandschap er eigenlijk uit? Wat moet ik daarbinnen precies doen? Waar zit ik eigenlijk? Wat moet ik daarbinnen precies doen?- zijn beantwoordt geeft dat verder een gevoel van structuur en veiligheid en kan het leerproces ongehinderd verder.

• Stap voor stap. Deze groep stelt het op prijs stap voor stap meegenomen te worden door een soort ‘cognitieve reisleider’. Voor hen is voortdurend hulp en ondersteuning nodig.

• Zelfstandig. Een groep die graag zelfstandig zijn gang kunnen gaan, niet gehinderd door gidsen of andere goed bedoelde aanwijzingen. Zelf actief ontdekken en een eigen structuur aangeven levert voor hen plezier op. In zo’n geval wordt heel veel uitge-probeerd. Goede ervaringen worden opgeslagen en leiden tot een succesbeleving; slechte ervaringen kunnen leiden tot afhaken en zoeken naar een nieuwe uitdaging.

Als ik de leerstijlen van Romiszowski projecteer op ICT dan moet je als leerkracht heel goed kijken wat voor soort opdrachten je aanbiedt aan de verschillende leerlingen. Bijvoorbeeld de groep ‘Oriëntatie vooraf’ heeft eerst een instructie met afbakening nodig om een opdracht te kunnen uitvoeren. Hiermee geef je ze een bepaald vertrouwen en baken je het geheel af. De groep ‘Stap voor stap’ zullen meer hebben aan opdrachten waarmee ze stap voor stap begeleid worden. Dit kan een leerkracht zijn maar ook een leerling uit de groep zelfstandig. Deze laatste willen gewoon met opdrachten experimenteren zonder de afbakening en instructie vooraf.

Toepassen van de stijlenNu is het een keuze welke van de drie leerstijlen ik kan gebruiken in mijn visie op het onderwijs en natuurlijk de combinatie met ICT. Bij Vermunt denk ik dan aan de toepassingsgerichte leerstijl maar persoonlijk past dit niet echt in mijn eigen visie. Kolb geeft meer leerstijlen aan gericht op bepaalde soorten leerlingen. Als je jaren in het vak zit en daarbij de leerlingen goed kent, kan je hier mee goed overweg. De leerstijlen van Kolb zijn heel erg bruikbaar in ICT en mijn visie, echter niet in de huidige groep 7. Daarvoor ken ik de leerlingen niet goed genoeg.

Blijft over Romiszowski. Aangezien ik graag een project wil opstarten in combinatie met ICT (bv een klassenkrant) dan denk ik dat ik wel van deze leerstijlen gebruik kan maken. Het is wel een kwestie om de juiste groepjes te vormen, al zitten de meeste leerlingen in de stap voor stap leerstijl en de oriëntatie vooraf. Mogelijk kan ik in overleg met de vorige leerkracht de groepen samenstellen.

Eigenlijk is mijn conclusie dat leerstijlen in dit korte traject niet bruikbaar zijn, maar ik kan er wel rekening houden. Indien een onderdeel niet geheel loopt, kan ik mogelijk bij de leerstijlen toetsen waar het op mis liep.

ICT, is dat een vak? 16

Page 17: Integratie van ICT in de basisschool

ICT en leerlijnen

InleidingICT is niet alleen iets voor de bovenbouw. Ook jonge kinderen kunnen al heel goed omgaan met een computer. Bij deze kinderen gaat dat spelenderwijs, ze leren door het te doen, mee te kijken met andere kinderen en proberen het vervolgens zelf uit. Zo pikken ze steeds weer wat meer op. In de loop van de jaren bouwen ze de kennis van computers op. De vraag is hoe je dat als school kan stroomlijnen en hoe een leerlijn gemaakt zou kunnen worden.

LeerlijnenAls een school ICT wil gebruiken in het onderwijs, komen natuurlijk vragen op:

• in welke groep begint het werken met ICT• wat zijn de doelstellingen per bouw• hoe wordt het geheel geïmplementeerd

Om deze vragen te beantwoorden zou een school op zoek kunnen gaan naar een methode, dit doe je toch ook voor taal en aardrijkskunde. Maar in Nederland is op dit moment nog geen standaard voor het aanleren van ICT vaardigheden. Er zijn wel wat boeken en metho-den te vinden, bijvoorbeeld Toets-IT van de Citogroep maar deze methode begint pas bij groep 5. Dus dan moet je als school zelf iets gaan bedenken of een leerlijn overnemen van een andere school. Als je als school zelf een leerlijn wilt ontwikkelen en je slaat de literatuur erop na, dan merk je als snel dat het meestal is gebaseerd op de volgende leerdoelen (gebaseerd op de drie functies van ICT, zie hoofdstuk Waarom ICT en onderwijs):

• Leren over ICT. Per bouw worden minimumdoelen aangegeven wat een kind zou moeten kunnen leren. Goed beschouwd komt dit neer dat ICT in principe een vak net als bijvoorbeeld verkeer, rekenen en taal.

• Leren met ICT. Houdt in het gebruik van educatieve software voor het aanleren en ont-wikkelen van basisvaardigheden (rekenen, taal, topografie).

• Leren door ICT. Het werken met Internet, e-mail en elektronische naslagwerken met als doel kennis te verwerven.

De keuze kan dan zijn om een vak ICT in te voeren op school en daarmee de leerlingen vertrouwd te maken met computers en andere media. Per bouw stel je de doelen vast waaraan de leerlingen aan het eind moeten voldoen, je zoekt de software erbij en je schaft cursussen aan (al dan niet van internet). Leerkrachten worden opgeleid en de groepen kunnen ermee aan de slag. Op internet is inmiddels voldoende te vinden om een dergelijke leerlijn op te stellen. Vooral in België is men daar al erg ver gevorderd (zie site “Computers in de klas”). Dit geeft veel houvast voor leerkrachten die zelf nog niet zo ervaren zijn met ICT, zij weten als een dergelijke leerlijn in de school wordt gehanteerd, wat leerlingen in een bouw of groep in ieder geval moeten beheersen. Daar kunnen zij zich dan op richten. Als voorbeeld heb ik in bijlage 4 een deel van een bestaande leerlijn (België) opgenomen.

In mijn visie is deze leerlijn te veel gericht op het aanleren van technische vaardigheden met de computer en het leren van de fijnere kneepjes van tekstverwerken. Dit vind ik persoonlijk niet zo direct van belang. Als leerlingen een aantal basisvaardigheden weten, kunnen ze zelf wel allerlei gedetailleerde vaardigheden leren. Het aanleren van de basisvaardigheden kan al starten in groep 1 en 2. Spelenderwijs leert een kind de computer gebruiken en leert het vanzelf om te gaan met de muis en toetsenbord. Later ontdekt het kind meer, bijvoorbeeld door het meekijken met een ander kind of door vragen te stellen aan de leerkracht. In de hogere groepen is het typen van tekst in Word voldoende. Als een klasgenoot dan laat zien hoe je tabellen kan maken of plaatjes kan toevoegen aan het verslag, kan de betreffende leerling dat leren van zijn klasgenoot. Het is voor leerlingen met veel computerervaring leuk om andere kinderen te helpen en te laten zien hoe iets moet.

Een nadeel van deze strikte leerlijn is dat leerkrachten de computer gaan inzetten omdat het apparaat nu eenmaal aanwezig is. Er komen dan te veel aparte computerlesjes en het wordt vaak ingezet zonder dat het meerwaarde oplevert voor een les. Het is beter de

ICT, is dat een vak? 17

Page 18: Integratie van ICT in de basisschool

computer bijvoorbeeld in te schakelen in de klas voor hoekenwerk. Daarnaast kan de leerkracht ICT inzetten voor bijvoorbeeld samenwerken, informatie op te zoeken en presentaties te maken. Indien een leerling dan PowerPoint moet gaan gebruiken voor de presentatie kan hij alsnog dit softwareprogramma gaan leren, bijvoorbeeld door zelfstudie.

Mijn leerlijnDoor het goed toepassen van de ICT mogelijkheden in alle jaargroepen van een school leren de leerlingen uiteindelijk voldoende om goed voorbereid te zijn voor de vervolgopleiding en later de maatschappij. Voor het goed toepassen heb je een leerlijn nodig die minder gericht is op de technische vaardigheden maar meer op algemene vaardigheden. Op internet vond ik bij de Dienst voor Onderwijsontwikkeling (DVO, België) een leerlijn die daar meer is gericht. Deze leerlijn gaat uit van drie competenties:• Leerprocesgerichte strategische competenties. Hiermee worden de vaardigheden bedoelt

die nodig zijn om te leren met behulp van ICT. Dat kan zijn samenwerken, het opzoeken en bewaren van informatie, zelfstandig leren en zelfstandig oefenen. Dus alle vaardigheden die een leerling normaal gesproken ook zonder ICT uitvoert.

• Instrumentele competenties. Dit zijn de vaardigheden om goed om te kunnen met computers en bijbehorende hardware software.

• Sociaal-ethische competenties. De vaardigheden om nuttig om te gaan met ICT.

Het grote verschil met de leerlijn in bijlage 4 is dat er geen planning is per bouw of bouwjaar, het zijn de vaardigheden die een leerling moet bezitten aan het einde van de basisschool. Belangrijk voor de leerkracht is dat bij deze leerlijn ICT geïntegreerd wordt in het onderwijs maar ook dat het een meerwaarde toevoegt aan het leerproces. Dit is de basis voor het verwerven van de ICT-vaardigheden. Niet wat de kinderen weten of kennen over de computer is belangrijk, wel wat ze ermee kunnen doen: ICT staat in dienst van de onderwijspraktijk. De meerwaarde kan zich op allerlei vlakken situeren: snellere leer-resultaten, meer motivatie en succeservaringen, betere kansen op differentiatie, meer kansen op creativiteit, meer variatie in oefenvormen, meer samenwerkend leren, enz.

De focus ligt op wat respectievelijk de kinderen en de leerkracht doen. De activiteit kan bestaan uit één les(onderdeel) maar evengoed uit een hele cyclus. Het is niet de bedoeling om goede software te beschrijven of om tips te geven welke programma’s geschikt zijn voor bepaalde leerdomeinen: het gaat om gewone klasactiviteiten die eigen zijn aan het leerpro-gramma. De ICT-integratie zal vereisen dat de leerlingen bepaalde instrumentele computer-vaardigheden beheersen, die op het ogenblik dat de noodzaak zich voordoet geleerd wor-den, hetzij met zoeken en proberen, hetzij met hulp van medeleerlingen of van de leraar. Dat is een geleidelijk proces: vaardigheden breiden zich uit, al doende, door de jaren heen.

Hoe is deze leerlijn nu toe te passen in de dagelijkse praktijk. Dat hangt van een aantal keuzes die door de school en leerkracht gemaakt zijn met betrekking tot:• Het te gebruiken materiaal:o educatieve software;o educatieve websites;o toepassingsprogramma's;o wel of geen ICT-methode gebruiken.

• De soort werk- en groeperingvormen;• De didactische werkvormen;• De doelstellingen van je onderwijs;• De organisatie van je onderwijs (klassenmanagement): o inpassen van het computergebruik in het lesrooster;o registratie en verdeling van de computerbeurten.

Als je als leerkracht een les of lessencyclus gaat ontwerpen, is het steeds van belang de bovenstaande punten in acht te nemen. De meeste punten zijn voor leerkrachten wel bekend, deze komen ook in het gewone onderwijs (dwz zonder ICT) voor. Het grote probleem voor leerkrachten zit met name in het gebruik van de educatieve websites. In het volgende hoofdstuk ga ik daar verder op in.

ICT, is dat een vak? 18

Page 19: Integratie van ICT in de basisschool

ICT, is dat een vak? 19

Page 20: Integratie van ICT in de basisschool

Het gebruik van educatieve websites

Wat is een educatieve websiteHet grootste probleem voor leerkrachten is het ontwerpen van lessen en lessencyclussen. Op internet is een ruime hoeveelheid aan websites waar een leerkracht informatie van kan halen of verwerken in de les. Deze sites worden educatieve websites genoemd. Maar wat wordt er nu precies verstaan onder een educatieve website? Ik heb daar eens naar gezocht en op Computers in de klas het volgende gevonden.

Een educatieve website is een site die informatie aanbiedt die bestemd is voor educatie en• een zinvolle bijdrage levert aan het leerproces en/of sociale vaardigheden van de

leerling;• waarvan de inhoud aansluit op de kerndoelen voor het basisonderwijs;• geïntegreerd kan worden in het vakkenpakket dat op de basisschool wordt gebruikt.

Een educatieve website hoeft niet alleen informatie te bevatten om iets nieuws te leren, de leerstof te verdiepen of te ondersteunen maar kan ook toetsen, een simulatie of educatieve games bevatten die passen binnen het vakkenpakket van de basisschool. Ze kunnen wel in drie soorten verdeeld worden:• Onderwijsondersteunend. Gekoppeld aan een methode of vak of losse opdrachten die de

leerkracht geeft.• Aanvullend. De informatie op de website vult bijvoorbeeld lacunes in de methode op,

geeft aanvullingen op de leerstof in de methode of actualiseert deze.• Vervangend. Alle taken en/of opdrachten en bronnen zijn op de website zelf te vinden

en zelfstandig door te werken door de leerling vanwege de in de website ingebouwde ondersteuning (bijvoorbeeld een webkwestie).

Maar hoe kies je nu als leerkracht de juiste educatieve website? Hiervoor is een stappenplan ontworpen. 1. Kies het vak waarvoor de educatieve website wil inzetten. Start eerst met 1 vak, ben je

wat ervaren dan kan je vakoverschrijdend gaan werken. 2. Kies het onderwerp, les of onderdeel binnen het gekozen vak of leergebied waarvoor je

een website gaat gebruiken.3. Vraag je af wat je de groep wilt/moet leren. Hiervoor zal je waarschijnlijk de handleiding

bij de methode van het gekozen vak moeten raadplegen.4. Vraag je af hoe je de educatieve website wilt gaan gebruiken (ondersteuning,

aanvulling, vervanging).5. Vraag je af wat de educatieve website moet bieden. Moet de website:

• informatie geven;• leerstof te oefenen;• gebruikt worden om onderzoek te doen;• gebruikt worden om een game(s) te spelen.

6. Beoordeel de gevonden websites met behulp van een aantal beoordelingscriteria. Met de beste ga je aan de slag (zie bijlage 6).

Het kiezen van de websites kan je als leerkracht zelf doen maar ook in een team of binnen de school zelf. Het voordeel is dat er dan een doorgaande lijn door de bouw of school ontstaat. Wel moet er voor het gebruik van de website gecontroleerd worden of de inhoud nog voldoet aan de criteria voor de les. Er is niets zo veranderlijk als het internet!

ICT, is dat een vak? 20

Page 21: Integratie van ICT in de basisschool

Lessuggesties ICT

InleidingIn mijn visie zie ik ICT geïntegreerd in de bestaande onderwijssituatie. Hierbij zie ik de computer en andere nieuwe media als hulpmiddel. Hieronder zal ik een aantal mogelijke lessuggesties (zelf ontworpen en van internet) zowel voor het jongere als het oudere kind. Niet alle suggesties kan ik in de praktijk uitvoeren, een aantal zal ik wel toetsen. Ook heb ik enkele reeds uitgevoerde lessen toegevoegd (uitgevoerd tijdens stage en werk).

WebkwestiesEen Webkwestie of Webquest is een soort educatieve speurtocht voor zelfstandig (samen)werkende leerlingen, waarbij gebruik wordt gemaakt van informatiebronnen, die op het Internet te vinden zijn. Webquests hebben tot doel om leerlingen op een motiverende en gestructureerde wijze te leren omgaan met webbased informatie. Bijzonder daarbij is dat leerlingen zonder tussenkomst van de leerkracht, zelfstandig met de leerstof aan het werk zijn. Er zijn twee type Webquests:• Kortlopende. Bij een kortlopende Webquests gaat het erom dat leerlingen gedurende

een bepaalde periode (1 tot 3 lessen) met een redelijke hoeveelheid nieuwe informatie worstelen, waarbij zij aan het einde van de Webquest ook aan kunnen tonen, dat zij de opgedane informatie ook begrijpen.

• Langlopende. Het doel van een langlopende Webquests is het uitbreiden en verfijnen van kennis. Na het afronden van dit type Webquests (looptijd: 1 week tot 1 maand) heeft een leerling een bepaalde ‘body of knowledge’ grondig geanalyseerd, deze kennis op een bepaalde wijze getransformeerd en tenslotte ook aangetoond dat hij/zij deze kennis ook begrijpt, door het ontwikkelen van een product waarop andere leerlingen kunnen reageren (website, tekst, spreekbeurt,etc).

Er zijn enkele sites waar webquests voor de basisschool beschikbaar zijn (Webkwestie.nl en Webquests.nl). Er kunnen ook zelf webquests ontwikkeld worden. Voor ieder vakgebied zijn er 1 of meerdere quests te vinden. Als ik terugkijk naar de typen leerstijlen, dan zijn ze door iedere leerling goed te maken.

Digitale cameraICT is niet alleen het gebruiken van computers en internet, ook andere nieuwe media horen erbij. Zo ook de digitale camera, eenvoudig in het gebruik en tegenwoordig heel betaalbaar. Een aantal voorbeelden:• Plattegrond. De leerlingen maken foto’s van de omgeving van de school met behulp van

een plattegrond. Zij zoeken de juiste plek en maken daar een foto van. Het leerdoel is om plattegronden beter te kunnen begrijpen. Uitbreiding is om de foto’s op internet te plaatsen (het maken van een website) of in een krantje af te drukken met behulp van Word (of Publisher, PowerPoint).

• Quiz. De kinderen maken foto’s van bijvoorbeeld de omgeving, (een deel van) voor-werpen, mensen, familie etc en plaatsen deze in PowerPoint. Andere kinderen kunnen raden waar, wat, wie het is. Leerdoel hangt af van het gekozen onderwerp waar de quiz over gaat.

• Beeldend. De kinderen maken een foto van het eigen gezicht of een ander, printen en knippen deze uit en kleuren deze in. Het gezicht kan worden afgemaakt met een verzonnen lijf.

• Stripverhaal. Leerlingen maken een serie van foto’s en maken er een stripverhaal van. Hiermee kom je in het gebied van stelopdrachten.

• Woordenschat. Aansluitend op taal kunnen leerlingen foto’s maken van nieuwe en onbekende woorden. Zij zoeken dus de voorwerpen erbij en maken er een foto van.

• Verkeer. De leerlingen maken in de omgeving van de school foto’s van situaties aan-sluitend op de verkeersles. Bijvoorbeeld borden, gevaarlijke kruispunten etc.

• Rekenen. Kinderen krijgen de opdracht een aantal voorwerpen te fotograferen (bv 7 mensen). Of ze moeten 1 foto maken waar een aantal dezelfde voorwerpen op staan.

• Waar stond de fotograaf. Leerlingen maken een foto uit de omgeving en andere leerlingen moeten raden waar het was en hoe de fotograaf stond. Bijvoorbeeld door dezelfde foto nogmaals te nemen.

ICT, is dat een vak? 21

Page 22: Integratie van ICT in de basisschool

De ICT-kieskastEen kieskast is een open kast in of in de buurt van de klas, gevuld met allerlei leermiddelen: lesmaterialen, attributen, opdrachten, spellen enzovoorts. Veelal zijn deze zgn. additionele leermiddelen die ingezet worden als aanvulling op de basisstof en de extra stof uit de methoden. De hoofddoelstelling van het werken met de kieskast is dat kinderen leren van keuzetaken, zonder directe begeleiding van de leerkracht.

In deze kast kan ook ruimte gemaakt worden voor ICT. Dit kunnen bijvoorbeeld lesboekjes Word, Excel en PowerPoint zijn maar ook diverse opdrachten op het gebied van ICT. Span-nende rekenpuzzels, taalopdrachten, webkwesties etc. Eigenlijk de opdrachten die in dit hoofdstuk genoemd worden, kunnen in deze kast geplaatst worden.

HelpkaartenAls je als leerkracht de leerlingen laat werken op de computer, heb je natuurlijk niet altijd de mogelijkheid vragen van leerlingen te beantwoorden. Hiervoor zou je helpkaarten kun-nen gebruiken. Dit zijn kaarten waar de leerling instructie kan krijgen voor een probleem waar hij of zij mee zit op de computer. Hierbij moet gedacht worden aan functies in stan-daardsoftware als Word, Excel (Hoe kan ik printen…, Hoe maak ik tabellen…) maar ook kaarten met een beschrijving hoe je een boekverslag moet maken. Door vragen te verzamelen en uit te wisselen met collega’s bouw je als school een aardige verzameling kaarten op waarmee de leerlingen de vragen kunnen beantwoorden. Het handigste is om deze kaarten op een website te plaatsen (FAQ).

Digitaal prentenboekEen prentenboek wordt gescand en er wordt een PowerPoint presentatie van gemaakt. Extra in dit digitale prentenboek worden foto’s opgenomen van voorwerpen die in het verhaal worden genoemd. Een ingesproken stem verteld welk voorwerp het is en verteld het verhaal. Leerlingen met taalachterstand kunnen op deze wijze de woordenschat uitbreiden. Dit kost wel even wat werk maar kan meerdere jaren gebruikt worden.

Het scannen en het maken van presentatie kan uiteraard ook gemaakt worden door leerlingen uit de bovenbouw. Zo heb je voor de bovenbouw direct een leuke opdracht en als school bouw je een lijst van digitale prentenboeken op.

BoekverslagNormaal gesproken maken de leerlingen uit groep 7 een boekverslag op papier. Deze kan ook in Word gemaakt worden. Daarbij kan het verslag uitgebreid worden met extra infor-matie over de schrijver en gescande of gefotografeerde plaatjes uit het boek. De verslagen kunnen vervolgens op een website geplaatst worden. Leerlingen die graag een boek willen lezen kunnen dan eerst kijken of het boek leuk was, aangegeven door een vorig boek-verslag.

BeeldendMet het programma Paint (of ander niet te ingewikkeld tekenprogramma) maken de leer-lingen kunst. Als leerkracht kan je denken aan moderne kunst waarbij je enkele voor-beelden laat zien. Met dit programma kunnen de leerlingen dit zelf ook goed maken. Gebruik van kleur, lijndikte, vormen etc kunnen eenvoudig toegepast worden in een dergelijk tekenpakket. Ideaal is natuurlijk een kleurenprinter, anders kunnen de tekeningen gepubliceerd worden op een internetsite.

Rekenen en aardrijkskundeHet thema van de methode is vakantie en pretparken. De opdracht is om de reistijd tussen Utrecht en een pretpark te berekenen, in dit geval de Efteling. Welke mogelijkheden zijn er om naar de Efteling te gaan: met de auto en het openbaar vervoer. Als startpunt wordt het huisadres genomen en het eindpunt de Efteling in Kaatsheuvel. De leerlingen zoeken op internet hoe ze met de auto en het ov in Kaatsheuvel komen. Hiervoor hebben ze een routeplanner nodig (bv www.anwb.nl) en de site van het openbaar vervoer (www.9292ov.nl). Vragen die gesteld kunnen worden zijn: langs welke steden kom je met de auto, wat is de reistijd, hoeveel zou het kosten (rekensom afstand en verbruik auto).

ICT, is dat een vak? 22

Page 23: Integratie van ICT in de basisschool

Hetzelfde geldt voor het ov: aantal overstappen, reistijd en prijs. Om dit soort vragen te beantwoorden moeten de leerlingen goed de sites bekijken en ook de resultaten goed kunnen interpreteren. Eventueel kan je ook praten over wat beter is voor het milieu etc.

Rekenen en aardrijkskundeZie de les in bijlage 8. Deze sluit aan op het EK 2004 in Portugal. Deze is dus ook niet meer te geven maar wil ik als voorbeeld aandragen hoe je kan aansluiten op de actualiteit. Voor de opdrachten in de les heb je de computer met internet nodig en een kaart van Portugal. Het is dus niet alleen een ICT les, maar een combinatie van. De les is gegeven in een groep 8, uitgevoerd tijdens mijn tussenassessment (overigens is deze les gemaakt zonder de beoordelingscriteria, deze kende ik toen nog niet).

TaalAansluitend op het thema nieuwe media (uit de methode Zin in taal) bekijken de leerlingen de website proto5.thinkquest.nl/~jre0397. Hierop staan een aantal onderwerpen over taal en nieuwe media. Zo laat ik de leerlingen met behulp van het onderwerp SMS en Chattaal een berichtje schrijven naar elkaar (ze werken in tweetallen). Hierbij mogen ze de voorbeelden op de website gebruiken maar ook eigen afkortingen gebruiken als ze maar deze bij het verhaaltje vermelden.

Als tekenopdracht maken ze een aantal gezichten met lichaamstaal. Dit is ook een vorm van taal, ze tekenen zelf gezichten.

Ook op deze school wordt straattaal gebruikt. Na het lezen van het onderdeel op de website verzinnen ze zelf nog een aantal voorbeelden van straattaal die ze mogelijk zelf gebruiken.

Als laatste vertalen ze een zin in braille. De code staat op de website. Ze mogen zelf een zin verzinnen (max 10 woorden) die ze vertalen. Een aantal leerlingen schrijven de zin in braille op het bord, de rest vertaalt deze zinnen met behulp van de code op de website.

Taal en geschiedenisSchrijf een opstel over het leven van een kind in een bepaalde periode. Bijvoorbeeld de middeleeuwen, de Romeinse tijd, de Gouden Eeuw. De leerlingen zoeken informatie uit die tijd op internet. Er zijn genoeg sites waar je leerlingen dit soort informatie kan laten zoeken. Als extra kan de leerling een plaatje bij het document plaatsen.

Sites met digitale lessenOp het internet is een enorme hoeveelheid aan opdrachten en lessen te vinden in combinatie met ICT. Hieronder volgen een aantal websites:• www.breinstein.nl . • www.anywize.net • www.kennisnet.nl • www.digilessen.nl • www.ontdeknet.nl

Voor een aantal sites moet een school of leerkracht zich aanmelden. Het nadeel van deze lessen is wel dat je als leerkracht eerst moet controleren of ze nog wel werken. Soms werken links die nodig zijn voor een opdracht niet meer. Ook moet je ze eerst op toepas-baarheid controleren.

ICT, is dat een vak? 23

Page 24: Integratie van ICT in de basisschool

Voorstel ICT in groep 7

InleidingEen onderdeel van mijn afstudeeropdracht is het toepassen van ICT in de bestaande didactiek. Het voordeel is dat ik 4 dagen per week voor deze groep sta en dus vrij veel tijd kan besteden aan de ICT. Dit wil ik de komende 2 weken (minstens) uitvoeren. Voor de eerste week stel ik een aantal opdrachten of lessen vast waarbinnen ICT gebruikt kan wor-den. Na deze week evalueer ik het gebruik en ga de week erna weer verder met eventuele aanpassingen. Zo moet ik een beeld kunnen geven hoe ik ICT wil gaan gebruiken in het onderwijs.

Indien mogelijk wil ik ook een beetje werken aan mijn andere punten in mijn visie (adaptief, coöperatief, ontwikkelingsgericht) echter daar ben ik wel afhankelijk van de mogelijkheden die de groep biedt. Adaptief zal wel wat eenvoudiger zijn, bijvoorbeeld zwakke leerlingen ondersteunen met de computer maar ook de wat betere leerlingen extra stof aanbieden. Coöperatief kan ik misschien aanbieden met een groepsopdracht. Gezien de samenstelling van de groep kan ik daar wel wat mee.

Het lokaalHet lokaal waar ik 4 dagen per week voor de klas sta, heeft 4 computers. Twee computers zijn aangesloten op internet, de 2 andere computers zijn daar niet op aangesloten en ook sterk verouderd (help, hoe werkt Windows 3.1 ook alweer!). Hier wordt normaal gesproken door de leerlingen op geoefend, vooral op het gebied van taal en rekenen.

In principe kan ik dus gebruik maken van 4 computers. Ik moet daarbij wel rekening houden met het feit dat er weinig ruimte is om te zitten achter de computers, in tweetallen werken kan wel maar niet met 4 pc’s tegelijk. Wel kunnen er 4 leerlingen tegelijk werken met de computers. Er is geen printer in het lokaal (deze staat in de leerkrachtenkamer), ook geen scanner of ander ICT materiaal.

MogelijkhedenVoor de eerste week heb ik een aantal mogelijkheden om ICT te integreren in het onderwijs. Hieronder zal ik een overzicht geven van deze mogelijkheden:

• Op vrijdag 27 mei is een toets rekenen gemaakt (methode Pluspunt) waarbij een aantal leerlingen zwak presteerden op een enkele onderdelen. Dit zou ik dus heel goed kunnen integreren tijdens rekenen. De leerlingen die uitvielen op het gebied van rekenen krijgen extra ondersteuning met behulp van de computer, voorwaarde is wel dat er software is die dit kan ondersteunen. Dit kan software van Pluspunt zelf zijn of ander materiaal (freeware). Uiteraard dien ik dit te toetsen op gebruiksgemak en kwaliteit.

• Met taal wil ik 4 leerlingen met Word laten werken. De opdracht die normaal gesproken in het schrift gedaan moet worden, mogen zij uitvoeren op de computer. Dit doe ik elke dag zodat uiteindelijk iedereen wel een keer met Word aan de beurt is geweest.

• De leerlingen krijgen maandag 30 mei een toets spelling. Na de toets wil ik afhankelijk

van de resultaten zwakke leerlingen ondersteuning geven op het gebied van spelling met behulp van de computer. Tevens is dit de laatste les spelling, hierna wordt er alleen maar het afgelopen jaar herhaald als voorbereiding op de eindtoets. Alle leerlingen kunnen de computer gebruiken om de spellingsafspraken (Taaljournaal) te herhalen.

• Tijdens aardrijkskunde maken de leerlingen een werkblad aansluitend op het onderdeel

van aardrijkskunde. Het onderwerp gaat over vulkanen en aardbevingen. De antwoorden worden verwerkt in Word en aan de leerkracht gegeven.

• Met rekenen is het thema vakantie en pretparken. Ik laat de leerlingen samen de rekenopdracht met reizen naar de Efteling uitvoeren. Dit sluit goed aan op het thema.

ICT, is dat een vak? 24

Page 25: Integratie van ICT in de basisschool

• Daarnaast kan ik ook een Webkwestie door de leerlingen laten uitvoeren. Ik heb er een aantal uitgekozen die aansluiten op het thema van geschiedenis (uitvindingen) en aardrijkskunde (vulkanen en aardbevingen). Daarnaast heb ik ook paar quests uitgekozen op het gebied van natuur en maatschappij. De leerlingen mogen samen een quest uitkiezen en uitvoeren. Deze dient aan het eind van het schooljaar afgerond te zijn.

WerkwijzeHet gebruik van de computer kan ik verdelen in een drietal taken:• Moettaak. Deze taak geldt voor de gehele groep. Er gaat een kaartje rond (of meerdere)

waarbij de leerling met het kaartje zelf kan bepalen wanneer de taak gemaakt wordt. Deze taak kan bijvoorbeeld het werkblad inhouden over een onderdeel van geschiedenis of aardrijkskunde.

• Extrataak. Deze taak is voor een beperkt aantal leerlingen. Een extrataak kan bijvoor-beeld extra rekenwerk op de computer inhouden. De betreffende leerling krijgt dan een extrataak kaartje met de instructie en moet deze binnen de gestelde tijd afmaken (bv vandaag). Dit kunnen ook spellingsoefeningen zijn, dan gaat het op volgorde van een namenlijst.

• Magtaken. Deze taak is een vrije taak en kan in overleg met de leerkracht bepaald worden. Leerlingen met een voorkeur voor geschiedenis kunnen bijvoorbeeld verdiepen in de leerstof van het betreffende hoofdstuk. Andere taken kunnen webkwesties zijn, het aanleren van een programma, oefenen met topografie etc. Magtaken mogen ook in tweetallen gemaakt worden, dit in overleg met de leerkracht. De taak kan bijvoorbeeld worden afgerond met een verslag, presentatie of een aantal vragen voor andere leerlingen.

Dit alles moet gepland worden in een week. Gezien de groep bepaal ik als leerkracht in de eerste week nog even de planning. Iedere leerling krijgt een moettaak (aardrijkskunde), een extrataak (rekenen en taal) en een magtaak. De regels:• Een extrataak moet je maken tijdens het moment van de soort taak. Dus een rekentaak

maak je tijdens rekenen. Daarbij geldt tevens dat je pas mag beginnen als de instructie afgerond is en iedereen zelfstandig werkt. Gezien de methode Pluspunt is dat voornamelijk tijdens zelfstandige rekentaken en niet tijdens leerkrachtgebonden taken. Hiervoor beschikbaar zijn de computers die niet aangesloten zijn op het internet, tenzij de leerkracht iets anders aangeeft.

• Een moettaak mag altijd tussendoor gemaakt worden. Er staat een maximum op van 15 minuten, is de taak niet klaar dan maak je deze later af. Je zet je naam onderaan op de lijst erbij, als iedereen is geweest komen de leerlingen weer die de taak nog niet klaar hebben. Deze taken mogen alleen gemaakt worden als het computersignaal bord op groen staat. De leerkracht bepaald dus het moment, dit om te voorkomen dat leerlingen belangrijke instructies en opdrachten missen.

• Een magtaak mag je maken op het moment dat het computersignaal op groen staat en een computer beschikbaar is.

• De leerlingen moet zich houden aan de regels. Overtreden van de regels kan betekenen dat je magtaak voor deze week vervalt.

Met deze taken probeer ik de drie punten uit mijn visie toe te passen in het onderwijs. Zo kan ik met de extrataak gedifferentieerd werken en uitdaging bieden aan de betere leerling. Het ontwikkelingsgericht werken zit in de magtaak, leerlingen kiezen zelf iets waar ze meer van willen weten en gaan daarmee aan de slag. Daar zit ook iets van het coöperatieve in. Met de moettaak probeer ik mijn onderwijs te verbreden door het toe te passen van internet en de aanwezige programma’s.

ICT, is dat een vak? 25

Page 26: Integratie van ICT in de basisschool

Praktijk ICT in groep 7

InleidingOp dinsdag 17 mei ben ik begonnen als leerkracht in groep 7. De eerste 2 weken had ik ge-pland om te wennen aan de school en de groep (en andersom). Uit ervaring weet ik dat er de eerste weken veel op je afkomt en dat je eerst goed de weg moet weten om later eigen veranderingen aan te brengen (in dit geval dus ICT). Daarbij had ik ook niet direct de beschikking over de juiste computers, die bleken er wel te zijn maar nog niet aangesloten. Na 2 weken voor de klas gestaan te hebben, ben ik begonnen met het gebruiken van ICT.

Week 30-05 t/m 02-06Bij de start van de week heb ik de leerlingen een instructie gegeven hoe de verdere werkwijze zou zijn met de computers. Zo heb ik verteld dat ik op het linkerbord de taken zou opschrijven die op de computer uitgevoerd konden of moesten worden. Ik heb niet direct de termen moettaak en extrataak gebruikt. De eerste week stonden de volgende taken op het bord:• Rekenen (moettaak). Dit waren extra rekenopdrachten voor leerlingen die naar

aanleiding van een rekentoets op een aantal punten minder scoorden. In een Excel sheet heb ik extra sommen aangeboden op het gebied van handig rekenen en vermenigvuldigen met 10x en 100x. De opgaven heb ik gehaald uit de methode Pluspunt. Het ging om 4 leerlingen voor handig rekenen en 2 leerlingen met vermenigvuldigen. De sheet was zo gemaakt dat na invoer van het antwoord de leerling direct te zien kreeg of de opgave goed of fout was. Helaas was er geen standaardsoftware te vinden waarin ik dit soort sommen kon laten maken, vandaar de keuze om het te bouwen in Excel. Voordeel was dat de computer de antwoorden controleerde en de leerlingen direct feedback ontvingen. Tijdens de eerste rekenles na de toets heb ik na de instructie en tijdens het zelfstandig werken de leerlingen de opdrachten laten maken. De namen van de leerlingen stonden op het bord, na afronden van de taak zette de leerling een kruisje achter zijn naam als teken dat de taak gereed was. Zo wist ook de volgende leerling dat het zijn of haar beurt was.

• Spelling (moet- en extrataak). Na de tussentoets spelling konden de leerlingen op de computer spellingsafspraken oefenen als voorbereiding op de eindtoets. Op bord stonden wel de namen met leerlingen die meerdere fouten bij een bepaalde afspraak hadden, zij moesten deze afspraken zeker een keer oefenen op de computer. Net als bij rekenen zette de leerling een kruisje ten teken dat de afspraak geoefend was. Deze groep leerlingen werkten keurig met dit systeem, alleen werd er door de andere leerlingen bijzonder weinig gebruik gemaakt van het extra oefenen achter de computer. Een beperkt aantal leerlingen heeft dit gedaan, ondanks het herhaaldelijk vermelden dat de mogelijkheid er was.

• Boekverslag (magtaak). Aangezien de werkbladen voor het maken van boekverslagen op waren, heb ik besloten dat de leerlingen deze konden maken in Word. Zij moesten wel dezelfde punten als op het papieren verslag beschrijven, maar verder mocht alles in Word. Uiteraard geldt deze opdracht ook de komende weken en ik heb er een magtaak van gemaakt.

• Aardrijkskunde (extrataak). In plaats van een les aardrijkskunde uit de methode heb ik gekozen om dezelfde stof van internet te halen. Het betreffende onderdeel was vulkanen en ik heb gekozen voor de site www.vulkanen.nl als leerstof (benaderbaar via netwijs). De bedoeling was dat de leerlingen in tweetallen aan de slag gingen om de vragen te beantwoorden. Zij kregen de volgende vragen (antwoorden heb ik cursief erbij gezet, uiteraard niet voor de leerling):

1. Ga naar de site www.vulkanen.nl en kies het onderdeel Aarde. Maak een tekening van de drie lagen van de aarde (Kern, mantel en korst).

2. Waar bestaat de kern van de aarde uit? (ijzer en nikkel).3. Druk op volgende. De buitenste rand van de aarde worden platen genoemd. Daar

wonen wij op. Maar waar drijven deze platen op? (op taai vloeibaar gesteente).

ICT, is dat een vak? 26

Page 27: Integratie van ICT in de basisschool

4. Hoe dik zijn de platen? (75 kilometer).5. Druk op volgende. De platen drijven dus en soms drijven ze uit elkaar, dan ontstaat er

een gat en komt er magma omhoog. Hoe heet zo’n gat in de aarde? Lees het stukje maar eens met de titel ‘Sommige platen drijven uit elkaar’. (Vulkaan).

6. Andere platen duwen platen naar beneden. Hoe ontstaat er dan een vulkaan? Het antwoord kan je vinden bij punt 2. (door het smelten van de plaat die naar beneden wordt gedrukt ontstaat er magma en dat komt omhoog).

Uiteindelijk had ik 10 vragen gemaakt, echter door tijdgebrek heb ik ze de eerste 6 laten maken. Vervolgens ging halverwege de website uit de lucht en konden 4 groepjes de vragen niet meer beantwoorden. In de les aardrijkskunde hebben we toen alsnog het boek doorgenomen en de leerlingen die de vragen hadden gemaakt, konden daar nog extra over vertellen.

Week 06-06 t/m 09-06De week startte op dinsdag aangezien er maandag een sportdag was. Daarnaast viel de woensdag ook al uit, de leerlingen werden verdeeld over de groepen. Dus in principe maar 2 dagen om iets te doen met ICT.• Rekenen (moettaak). We starten met een nieuw hoofdstuk uit de methode Pluspunt. Het

gaat over vakantie en pretparken. Als opdracht heb ik gekozen voor 2 opdrachtjes waar de leerlingen met behulp van een website de route plannen naar een pretpark. In dit geval gaat de reis naar de Efteling. Ik heb de volgende 2 opdrachten:

1. Reizen met het openbaar vervoer naar de Efteling.We gaan met 4 personen naar de Efteling en we kiezen voor de trein. Maar we willen wel om 10.00 al daar zijn. o Ga naar de website www.9292ov.nl. Wat kan je op deze website doen?o Nu moet je nog de juiste gegevens invoeren. Dat kan je aan de linkerkant doen.

We vertrekken van het Bisschopsplein nummer 16 in Utrecht. We reizen naar Efteling (geen huisnummer) in Kaatsheuvel. Vul deze gegevens maar in de juiste velden.

o De datum is zaterdag 18 juni en we willen om 10 uur aankomen. Vul dit maar in.o Druk nu op reisadvies (in mijn eerste opzet was ik dit vergeten, de leerlingen

snapten dus ook niet helemaal wat ze moesten doen. Ik heb dit later toegevoegd.)o Zie je 2 treinen die rond 10.00 uur aankomen? Welke zijn dat? (9.56/ 10.00).o We willen zo min mogelijk overstappen, dus we nemen de trein die om 10.01 uur

aankomt. Hoe laat moeten we dan van huis? (8.10 uur). Welke bushalte moeten we dan nemen in Utrecht? (Sweder van Zuijlenweg)

o Nu moeten we nog weten hoeveel het gaat kosten. We doen dit even voor 1 persoon. Eerst naar Kaatsheuvel, neem de enkele reis. Hoeveel kost dat van Utrecht naar Kaatsheuvel? (15,30 euro).

o Maar we willen ook naar huis terug. Dan kan je voor de trein een retour nemen. Dat betekent dat je een kaartje koopt waarmee je heen en weer terug kan. Hoeveel kost dat dan? Let op dat je ook met de bus teruggaat, alleen hebben die geen retour. Dus dan moet je enkeltjes kopen. (21,70 euro).

2. Reizen met de auto naar de Efteling.We gaan met 4 personen naar de Efteling en we kiezen voor de auto. Maar we willen wel om 10.00 al daar zijn.o Ga naar de website www.anwb.nl. Wat kan je op deze website doen?o Nu moet je nog de juiste gegevens invoeren. Dat kan je aan de rechterkant doen.

We vertrekken van Bisschopsplein in Utrecht. De postcode vul je niet in. We reizen naar de Efteling (de straat) in Kaatsheuvel. Vul deze gegevens maar in de juiste velden. (in eerste instantie was het niet duidelijk dat de Efteling als straat moest worden ingevuld, dit heb ik later toegevoegd).

o Druk nu op Plan route. (ook dit was ik vergeten).o Hoeveel kilometer is het van Bisschopsplein naar de Efteling? (73.6 km). En

hoelang is het reizen met de auto? (49 minuten).o We willen er om 10.00 uur zijn. Hoe laat moeten we dan van huis vertrekken? Dit

moet je zelf uitrekenen! (9.11 uur)

ICT, is dat een vak? 27

Page 28: Integratie van ICT in de basisschool

o Noem eens wat grote steden langs de route. (Nieuwegein, Vianen, Gorinchem, Oosterhout)

Ik heb deze opdracht zelfstandig laten maken. Wel heb ik de twee computers genomen die aangesloten zijn op het internet. Bij 1 computer kon je de opdracht met de trein maken, bij de ander met de auto. De 2 blaadjes met opdrachten werden steeds aan de volgende persoon gegeven, de antwoorden leverde ze bij mij in. In eerste instantie heb ik de eerste 2 kinderen op weg geholpen, daarna mochten de leerlingen die de opdracht hadden gedaan de volgende op weg helpen. Ik heb na de eerste 2 leerlingen wel de op-drachten een beetje aangepast, bijvoorbeeld met enkele extra instructies. Deze opdracht konden ze uitvoeren tijdens alle lessen, behalve tijdens instructie, klassikale lessen en toetsen. Dit laatste om storend gedrag in de klas te vermijden. De opdracht loopt door in de volgende week aangezien er maar 2 dagen waren waarin ze de opdracht konden maken. Voor de zekerheid heb ik ze deze niet op de woensdag laten maken (toen de klas verdeeld werd over andere groepen), dit om de leerkrachten niet met een extra probleem op te schepen als leerlingen niet uit deze opdracht konden komen.

• Spelling (extrataak). Tot de spellingstoets (donderdag 9 juni) mochten ze nog steeds als extra taak oefenen op de computer.

• Aardrijkskunde (magtaak). Aangezien de vorige keer nog niet iedereen met de computer had gewerkt (opdracht Vulkanen), heb ik voor de resterende leerlingen een andere opdracht gemaakt. Ook weer aansluitend op het thema van aardrijkskunde namelijk aardbevingen. Voor deze opdracht heb ik gekozen voor een website uit Netwijs:

1. Ga naar netwijs en zoek op continenten2. Kies uit de lijst Aardbevingen (nummer 2741)3. Beantwoord de volgende vragen:4. Wat is een seismoloog?5. Aan de linkerkant zie je een plaatje met allemaal golven en strepen. Hoe heet het

apparaat wat die golven maakt? Het antwoord kan je vinden in de tekst bovenaan.6. Wat kan je met zo’n apparaat?7. Noem eens vier manieren hoe een aardbeving kan ontstaan.8. Er zijn aardbevingen geweest in Turkije, Griekenland en Taiwan. Hoe zijn deze

ontstaan? Kies maar een van de mogelijkheden uit vraag 7.Ook deze opdracht werden in tweetallen gemaakt, de mogelijkheid was alleen op de dinsdagmiddag.

Week 13-06 t/m 16-06Deze week zal lopen op het moment dat mijn afstudeerverslag afgerond is. Aangezien twee weken praktijk erg weinig is, loopt mijn praktijkervaring dus gewoon door. Voor deze week heb ik de volgende planning:• Rekenen (moettaak). Niet alle leerlingen hebben de rekenopdrachten afgerond. Het is de

bedoeling dat alle leerlingen beide opdrachten uitvoeren. Deze zal komende week dus nog gewoon doorlopen. Ik reserveer hier de ochtenden voor.

• Spelling (extrataak). De leerlingen hebben de week ervoor de eindtoets spelling gehad. Naar aanleiding van de resultaten laat ik leerlingen die op bepaalde afspraken zwak scoren (2 of 3 fout) de afspraken op de computer extra oefenen. Op het bord worden de namen geschreven van de leerlingen die extra moeten oefenen, zodra een afspraak is geoefend zet de leerling een kruisje en kan de volgende op het bord aan de slag. Per beurt wil ik de leerlingen 1 afspraak laten maken. Overigens beperk ik wel het aantal afspraken indien een kind erg veel fouten had. Ook zal ik niet de afspraken nemen waar veel leerlingen fout zijn gegaan. Deze doe ik klassikaal.

• Webkwestie (moettaak). In de middag reserveer ik de computers op internet voor het maken van een webkwestie. Hiervoor heb ik kwestie uitgekozen die aansluit op geschiedenis, namelijk Industriële revolutie. Ze werken in tweetallen, daarbij zet ik de computers zo dat er met 4 kinderen tegelijk gewerkt kan worden. Voordat de leerlingen beginnen leg ik uit wat het maken van webkwestie inhoud en dat ze er 2 weken de tijd voor hebben. Aan het eind wordt de webkwestie beoordeeld.

ICT, is dat een vak? 28

Page 29: Integratie van ICT in de basisschool

• Taal (magtaak). Als er nog tijd over is maken de leerlingen 1 van de taalopdrachten die aansluiten op nieuwe media (zie mijn lesvoorbeelden). Deze werk ik uit en leg ze klaar om uit te voeren als ze even niets te doen hebben.

ICT, is dat een vak? 29

Page 30: Integratie van ICT in de basisschool

Reflectie

Op het moment dat ik begon met het schrijven van mijn afstudeeropdracht wist ik nog niet op welke school en groep ik mijn afstuderen zou toetsen. Pas halverwege het verzamelen en schrijven wist ik dat het de Piramide in Utrecht zou worden en dan nog wel in een groep 7. Voor mij gaf dat twee uitdagingen: het starten als leerkracht voor de groep en het toetsen van mijn afstudeeropdracht. Van te voren had ik al bekeken wat voor mogelijkheden er waren wat betreft ICT (en leerlingen) maar daar heb ik in principe niet al teveel rekening mee gehouden in het bepalen van de lessen. Ik had namelijk mijn visie al bepaald en die wilde ik zoveel mogelijk proberen te toetsen.

De eerste twee weken heb ik eigenlijk nog niet al teveel tijd besteed aan ICT binnen de groep. Eerst wilde ik vertrouwd raken met de groep en zij met mij. Het was ook even zoeken naar methoden, afspraken etc. Na een week ben ik voorzichtig begonnen met het bepalen wat de leerlingen al voorheen deden met de computer. De meeste leerlingen waren al wel vertrouwd met Word en iedereen gebruikte internet (omgeving Netwijs). Uit gesprekken hoorde ik ook wel dat een aantal leerlingen thuis ook gebruik maakten van de computer, bijvoorbeeld voor het maken van verslagen van het TV-weekjournaal (taak voor de vrijdag). Afhankelijk daarvan heb ik de lessen vastgesteld zoals beschreven in de hoofdstukken over ICT in groep 7.

Aangezien de tijd nogal kort was en het aantal dagen waarin ICT gebruikt kon gaan worden beperkt werd door andere activiteiten zoals de sportdag, toetsen etc heb ik het onderdeel magtaak weggelaten. In eerste instantie wilde ik die een week later introduceren, echter al snel bleek dat de tijd om te werken aan magtaken te beperkt zou zijn. Vandaar dat ik alleen maar gewerkt heb met moet- en extrataken. Eventueel wil ik nog wel in de laatste weken van het schooljaar de magtaak toevoegen, er is dan meer tijd beschikbaar voor dit soort opdrachten. Waarschijnlijk had ik dit wel gedaan als ik eerder voor deze groep gestaan had, bijvoorbeeld in maart of april, er was dan veel meer tijd per week beschikbaar. Ook het bordje van de computer heb ik niet gebruikt, ik heb gewoon het bord gebruikt voor de computertaken en steeds vermeldt wanneer er gebruik gemaakt kon worden van de computer. Achteraf had ik dit bordje toch moeten doen, zeker toen ik het systeem met dagtaken introduceerde.

Dit stond los van mijn afstuderen maar het hield het volgende in: om structuur aan te geven zowel voor mij als voor de groep heb ik per dagdeel aangegeven wat voor vakken ze zouden hebben. Hiervoor waren al bordjes beschikbaar die ik met magneten op het bord vastzette. Zo konden leerlingen precies zien wat de vakken per dag waren. Naast het betreffende vak plaatste ik een bordje met zelfstandig werken zonder vragen of een bordje zelfstandig werken met vragen. De eerste hield in dat leerlingen geheel zelfstandig moesten werken en alleen vragen konden stellen aan de leerkracht. Bij de 2e was het toegestaan rustig te overleggen met een medeleerling uit het groepje. Op dat moment had een computerbordje ook kunnen aangeven of er gewerkt mocht worden achter de pc, nu was daar nog wel eens onduidelijkheid over.

De introductie van de moet- en extrataken (al heb ik dat niet zo verwoord bij de leerlingen) verliep wel rustig. Het werken achter de computers zonder internet (dat zijn de computers waar spelling, topo en rekenen op wordt geoefend) verliep rustig. Het systeem van de namen op het bord was duidelijk, de vorige leerkracht gebruikte dit ook. Het afkruisen van de naam na het maken van de opdracht verliep spontaan, daar had ik even niet aangedacht. Wel moest ik mij onttrekken in de klas, dwz de leerlingen konden geen vragen stellen aangezien ik de aandacht nodig had voor de excelsheet met de rekenopdrachten. Tijdens het rekenen had ik zelfstandig werken zonder vragen ingesteld, dat was niet zo handig, ik heb dat halverwege veranderd aangezien een aantal leerlingen vastliepen met het rekenwerk.

Voor de spellingsles had ik al aangegeven dat iedereen extra kon oefenen op de computer. Hiervoor wilde ik het systeem instellen op leerlingnummer. Iedere leerling heeft namelijk

ICT, is dat een vak? 30

Page 31: Integratie van ICT in de basisschool

een nummer en dat weten zij. Van de groep kwam al de opmerking dat naast de computer een volgorde lijst lag voor rekenen en spelling en dat zij die lijst normaal gesproken aanhielden voor de beurt op de computer. Aangezien ik niet te veel wilde wijzigen in de dagelijkse gang van zaken, de groep is nogal gebouwd op structuur, heb ik deze lijst weer ingesteld. Alleen merkte ik op dat er erg weinig gebruik van werd gemaakt om op te oefenen. Drie leerlingen waren daar wel gemotiveerd voor, de rest blijkbaar niet.

Het invoeren van het maken van boekverslagen op de computer beviel wel goed, daar werd druk gebruik van gemaakt. Mijn collega had dit al eerder voorgesteld om te gaan doen en daar ben ik dus ook mee begonnen. Er waren zelfs leerlingen die op internet plaatjes gingen opzoeken voor het verslag. Ondanks dat ik toch duidelijk had verteld dat het verslag op de computer gemaakt mocht worden, vroegen de leerlingen steeds of ze het mochten maken op de pc. Dat viel me wel op.

Daarna ben ik gestart met de taken voor aardrijkskunde. De meeste leerlingen vonden het leuk om op de computer te werken, ik kreeg 1 keer de opmerking dat iemand niet mee wilde werken. Er werd steeds gevraagd of ze aan de opdracht mochten gaan werken, hetzelfde geldt voor de andere opdrachten die ik had. De eerste opdracht had ik duidelijk te groot gemaakt, ik had bedacht dat ze binnen een kwartier te maken waren (9 tweetallen, dus goed te doen in 2 middagen). Ik heb ze dus ingekort naar 6 vragen, de leerlingen hadden best wat hulp nodig om de vragen te beantwoorden. Het zoeken en gericht lezen van de leerlingen viel mij wel tegen. Ik merkte dat veel leerlingen nog de leerstijl Stap voor stap hebben wat betreft het omgaan met de sites en opdrachten. Dat kwam ik ook tegen bij de rekenopdracht (ANWB en openbaar vervoer) waar ik een stapje had weggelaten. Direct liepen de leerlingen vast. Wel werd er snel begonnen met een opdracht, niemand vroeg om gedetailleerde instructie vooraf, dus vandaar mijn conclusie dat de groep met ICT stap voor stap begeleid wil worden. De tijd was tekort om eens per leerling te kijken wat voor leerstijlen zij hadden, mogelijk kan ik daar de laatste weken nog eens naar kijken.

De hele integratie van ICT binnen deze groep is mij wel meegevallen. Het grootste probleem blijft het maken van zinvolle opdrachten die echt meerwaarde hebben voor de les. De aardrijkskunde opdrachten waren een vervanging van de normale lessen, de reken-opdracht gaf meerwaarde op het gebied van rekenen en het toepassen van bestaande kennis op het gebied van topografie en rekenen. Op deze opdracht kreeg ik de meest positieve reacties terug, ze vonden het leuk om te doen. Wat mij opviel was dat automatisch de leerling die net de opdracht had afgerond de nieuwe leerling ging helpen. Dit had ik 1 keer gevraagd aan een leerling, ik had even geen tijd voor de computertaken, en vervolgens gebeurde het spontaan. Dit heb ik zo gelaten, het ontlast mij en ik heb gewoon mijn handen vrij voor de overige zaken in de klas.

Er is erg veel mogelijk met ICT binnen het onderwijs. De integratie is met zinvolle activiteiten niet al te moeilijk, maar je moet als leerkracht wel over voldoende ICT kennis beschikken om het geheel goed te implementeren. Ook moet je beschikken over de juiste software om binnen je groep te differentiëren. Ik kon maar weinig vinden om dit toe te passen in mijn onderwijs, daar valt nog heel wat mee te doen.

Na mijn afstudeeropdracht wil ik toch wel stellen dat ICT geen vak is binnen het onderwijs. Met de juiste tools, kennis en vaardigheden kan je ICT prima integreren. Zeker als een school veel aandacht schenkt aan een leerlijn en de leerkrachten ondersteunt om met die leerlijn de leerlingen in ICT wegwijs te maken. Leerkrachten moeten niet alleen de fijne kneepjes van Word weten om met ICT binnen het onderwijs om te gaan, maar vooral weten hoe ze opdrachten kunnen samenstellen die meerwaarde geven aan het onderwijs.

ICT, is dat een vak? 31

Page 32: Integratie van ICT in de basisschool

Literatuurlijst

Het aanbod van boeken op het gebied van ICT en onderwijs is erg beperkt. Het meeste heb ik dan ook op internet gevonden. Maar de volgende boeken heb ik in de bibliotheek van de Hogeschool kunnen vinden waar ik materiaal uit kon halen.

Basisboek ICT didactiekJohn BronkhorstISBN 90-5574-368-2

Wegwijzer Toets-itFrits van Kouwenhove en Willem RosierISBN 90-5834-057-0

ICT in een krachtige leeromgeving voor jonge kinderenAns BrugmanISBN onbekend

Op het gebied van onderwijs, leerstijl en theorie heb ik de volgende boeken geraadpleegd:Van leertheorie naar onderwijspraktijkTjipke van der Veen en Jos van der WalISBN 90-01-88663-9

Kennis over onderwijsCees de Munnik en Kees VreugdenhilISBN 90-01-60544-3

Coöperatief leren binnen adaptief onderwijsJ.M.C.G. van VugtISBN 90-55-74319-4

Voor het ontwerpen van mijn onderwijs:Onderwijs ontwerpenCees de Munnik en Kees VreugdenhilISBN 90-01-60545-1

Daarnaast heb ik gebruik gemaakt van de volgende scripties:ICT in het onderwijs.Het proces naar succesvol ICT-gebruik in het onderwijsMarieke van OschJuli 2000

Implementatie van ICT in het basisonderwijsVan utopische theorie naar werkbare praktijkMaaike Roanne HorstJuni 2004

Veel informatie heb ik op het internet kunnen vinden. Er is een enorme hoeveelheid aan sites te vinden op het gebied van ICT en onderwijs. Ik heb de volgende sites geraadpleegd:

www.kennisnet.nlStichting Kennisnet is dé internetorganisatie van en voor het Nederlandse onderwijs en stelt zich ten doel om de mogelijkheden van ICT voor het onderwijs maximaal te benutten. Kennisnet heeft daarmee een nadrukkelijk publieke opdracht. Kennisnet faciliteert en stimuleert het online leren. Via de onderwijsportaal www.kennisnet.nl kunnen organisaties hun onderwijs gerelateerde diensten aanbieden. Met de diensten van Kennisnet wordt educatief webmateriaal geordend en transparant, veilig en op maat aan de gebruiker aangeboden.

ICT, is dat een vak? 32

Page 33: Integratie van ICT in de basisschool

www.ict-onderwijsmonitor.nlOp de site zijn de cijfers te vinden van het ICT gebruik in het onderwijs. Uit de rappor-tage heb ik het tabellenboek primair onderwijs geraadpleegd om te bekijken in hoe-verre ICT nu geïntegreerd binnen de basisscholen. Ook is er te vinden in hoeverre leer-krachten vaardig zijn met ICT en de didactische toepassing hiervan.

www.computersindeklas.nl Een webmagazine voor leerkrachten en ICT’ers in het primair onderwijs die een antwoord zoeken op vragen als:• Wat kun je allemaal doen met de computers in de klas?• Hoe organiseer je dat?Daarnaast wil "Computersindeklas.nl" het gebruik van ICT in de klas promoten en ondersteunen en - middels de Weblog en de Groep - een digitale ontmoetingsplaats zijn waar ervaringen en informatie met betrekking tot ICT in de klas gedeeld worden.

www.netwijs.nl De veilige zoekmachine voor leerlingen en leerkrachten uit het basisonderwijs.

www.keiwijs.nlBinnen het project Keiwijs gaan leerkrachten samen met hun leerlingen aan de slag met de toepassing van ICT in het onderwijs. Dit gebeurt in de vorm van eenvoudige, kleinschalige ICT-projecten of -activiteiten oftewel Keistenen (landelijk wordt er gesproken over grassroots). Deze sluiten aan op de ontwikkeling van de school en gaan uit van leren op de werkplek. Binnen Keiwijs voert elke school één of meer Keistenen uit. De ICT-coördinator is hierin de projectleider. Het doel van de Keistenen is het op een zinvolle wijze en aansluitend aan de onderwijsdoelen van de school ICT toepassen en integreren in de bestaande lespraktijk. De Keistenen zijn een middel om dat te bereiken.

Andere sites die ik heb geraadpleegd zijn:http://www.ogo-academie.nl/De Academie is een platform voor alle mensen die geïnteresseerd zijn in ontwikkelings-gericht onderwijs: leraren, onderwijskundigen, medewerkers van opleidingen en begeleidingsdiensten, enzovoorts.

www.gisdo.nlIn de Gisdo-didactiek worden veel aspecten uit ‘het nieuwe leren’ gecombineerd met ICT. Leerlingen geven zelf sturing aan hun onderwijsproces en werken veel samen. Via de Gisdo-didactiek wordt aangesloten bij individuele interesses, leerstijlen en talenten. In het klassikale systeem zijn rooster en methode meestal de richtlijn. Gisdo hanteert een open systeem waar de leraar dagelijks afhankelijk van de leerlingenbehoefte onderwijsactiviteiten aanbiedt. De computer is daarbij een centraal hulpmiddel ingezet voor de planning en de uitvoering. De leraar is de coach van het leerproces. Hij helpt kinderen afzonderlijk, maar richt zich ook op de instructie van kleine groepjes. Ook klassikaal onderwijs is mogelijk.

ICT, is dat een vak? 33

Page 34: Integratie van ICT in de basisschool

Bijlage 1 – Kerndoelen

In de leergebiedoverstijgende kerndoelen komt bij het thema ‘Nieuwe media’ de volgende omschrijving voor:

De leerlingen maken verantwoord en doelbewust gebruik van communicatiemiddelen waaronder nieuwe media:1) ze kunnen een tekst maken en bewerken met een tekstverwerkingsprogramma op de

computer;2) ze weten globaal welke mogelijkheden (digitale) informatiemedia hebben;3) ze kunnen met behulp van een computer digitale leermiddelen gebruiken.

In de leergebiedspecifieke ICT-kerndoelen wordt in het leergebied Orientatie op mens en wereld bij techniek het volgende aangegeven:

De basisschool richt zich op elementaire inzichten en vaardigheden op de volgende technische gebieden in de eigen leefwereld:(…) communicatie (onder andere actuele kennis over de informatiemaatschappij en toepassingsmogelijkheden van informatie- en communicatietechnieken).

In Kerndoel 20 wordt dit globaal uitgewerkt:De leerlingen kunnen een aantal technische producten uit de eigen leefwereld op hun niveau onderzoeken naar functionaliteit, materiaalgebruik en vormgeving en kunnen de werking ervan verklaren. De producten betreffen voorbeelden uit de gebieden constructies, transport, communicatie en productie.

ICT, is dat een vak? 34

Page 35: Integratie van ICT in de basisschool

Bijlage 2 - Coöperatief leren

Wat is coöperatief leren?Coöperatief leren heeft de volgende kenmerken:• Positieve wederzijdse afhankelijkheid:

Dit is het belangrijkste kenmerk van coöperatief leren. Ontbreekt dit element, dan is er geen sprake van coöperatief leren. Er is sprake van positieve wederzijdse afhankelijkheid als individuen of groepen op positieve wijze met elkaar te maken krijgen, als de resultaten van de afzonderlijke deelnemers het handelen van anderen positief beïnvloeden. Verder beschikt niemand bij het samenwerken aan een taak over pasklare kennis, vaardigheden, informatie en materiaal. De taken vragen om ruimte voor een open discussie en wederzijdse uitwisseling van voorstellen en argumenten. Bovendien is het noodzakelijk dat als de leerlingen elkaar als gelijkwaardig kunnen beschouwen, er niet al te grote verschillen in sociale status en eenzijdige sturing bestaan en dat alle deelnemers aanwijzingen van elkaar aannemen. Iedereen moet zich ervan bewust zijn dat ze alleen hun doel bereiken als de andere groepsleden dit doel ook bereiken. Ze willen tegelijkertijd ook dat hun groepsleden naast zijzelf succesvol zijn: het succes van de groep is afhankelijk van de inspanning van alle groepsleden.

Coöperatieve werkwijzen nodigen uit tot het door iedereen bereiken van het gewenste doel en zijn zo ingericht dat niemand kan ‘profiteren’ van andermans inzet. Ieder kind levert in principe en bijdrage waarbij verschillen in expertise of inhoudelijk niveau zullen bestaan. Op interactief en communicatief niveau bestaat er een gelijkwaardigheid in bijdrage en deelname. Er vindt een eventuele toetsing plaats en leerlingen zijn dan ook individueel verantwoordelijk voor de eigen leerresultaten. Als leerlingen nog weinig ervaring hebben met coöperatief leren zul ja als leerkracht positieve wederzijdse afhankelijkheid expliciet moeten aansturen. Dat wil zeggen dat je zelf hier dus ook de nodige voorkennis in moet stoppen en de leerlingen van tevoren moet informeren en handige tips moet meegeven. Dit kun je op verschillende manieren doen:- De taakstructuur aanpassen: een overzichtelijker groepsindeling maken waarbij je ook

rekening houdt met de werk- of taakverdeling tussen de groepen of de groepsleden.- Beperkte informatiebronnen geven.- De regel in te stellen dat een groep niet verder mag totdat iedereen klaar is met zijn

of haar opdracht.- Een gezamenlijk product te eisen.

Al met al houdt dit in dat je eerst natuurlijk erop moet gaan letten hoe je bij leerlingen deze positieve wederzijdse afhankelijkheid kunt gaan toepassen. Dit kun je dus doen op de verschillende manieren die ik hierboven heb beschreven. Pas als dit in orde is, beveelt men (de verschillende theorieën) aan om door te gaan met de volgende stap.

• Individuele verantwoordelijkheidIndividuele verantwoordelijkheid is het tweede basiselement van coöperatief leren. Dit element is nauw gekoppeld aan de beloningsstructuur. Als je een leerling beoordeelt op basis van eigen prestaties en gedrag, spreek je van individuele verantwoordelijkheid. Het gaat hierbij enerzijds om het besef individueel verantwoordelijk te zijn voor het eigen leren en anderzijds om verantwoordelijkheid motiveert leerlingen tot actief deelnemen aan het groepsproces. Je kunt individuele verantwoordelijkheid uitwerken naar inhoud en werkwijze. Er is sprake van resultaatverantwoordelijkheid als ieder leerling een individuele toets moet maken en de groepsuitslag bestaat uit een optelling van alle individuele scores of en gemiddelde daarvan.

Er is sprake van taakverantwoordelijkheid als een leerling bijvoorbeeld verant-woordelijkheid krijgt voor een bepaalde deeltaak. Leerlingen zijn individueel verant-woordelijk omdat ze dan een bepaalde kwaliteit moeten leveren of een deel van een taak in moeten vullen. Waar je van tevoren wel op moet letten is het feit dat je als leerkracht zijnde wel duidelijk naar de groep vertelt wat er van iedereen afzonderlijk verwacht wordt. Als een leerling weet dat zijn deel van het groepsproces meetelt voor het

ICT, is dat een vak? 35

Page 36: Integratie van ICT in de basisschool

uiteindelijk groepscijfer, dan zal deze leerling zich bewust zijn van zijn taak en zal ook fatsoenlijk meedoen. Want je wil als leerling zelf óók een goed punt halen en je verwacht dat ook van je groepsleden.

Als je als leerling niet weet wat je van tevoren moet doen, dan zal het ook erg moeilijk zijn om je goed in te spannen om een goed punt te halen. Je bent je niet helemaal bewust van het feit dat je tóch goed je best moet doen om een goed groepscijfer te krijgen. Vooral als je daarbij ook nog een leerling bent met mindere capaciteiten en je zit bij een kind in de groep wat constant hoge cijfers haalt, ben je geneigd om mee te drijven op zijn of haar succes. Je lift in principe mee met de sterkere leerling. Je kunt je als leerkracht dus hierop richten. Noodzaak is wel dat je de keuze die je maakt voldoende onderbouwt en dat je precies weet waar je mee bezig bent. Want als je zelf onzeker bent over hetgeen je wilt overbrengen op de leerlingen, zullen je leerlingen zelf ook niet al te zeker zijn over wat ze nou precies moeten kunnen.

• Directe en gelijktijdige interactie:Dit is het derde basiselement van coöperatief leren. Er is sprake van directe en gelijktijdige interactie als de leerlingen die met elkaar een groepje vormen met elkaar overleggen, gestimuleerd door de onderlinge afhankelijkheid, elkaar helpen en steunen tijden het samenwerken in groepjes. Coöperatief leren vraagt om gelijktijdige en directe interactie tussen leerlingen. Kinderen leren het meest wanneer ze actief kunnen zijn en kunnen leren van ervaringen. Sociale interactie in de communicatie is een noodzakelijke voorwaarde voor de ontwikkeling van hogere psychische functies, logisch denken en verbale vaardigheden. Samen met leeftijdgenoten ervaringen opdoen en uitwisselen heeft twee voordelen:1. Degene die uitleg geeft profiteert, omdat je bij het uitleggen of samenvatten van

informatie de kennis op een hoger niveau verwerkt. De leerling die je helpt, krijgt toegespitste uitleg in een taal die past bij zijn leeftijd en ontwikkeling.

2. Degene die uitleg vraagt, krijgt dit op maat. Door het horen van verschillende opvattingen, het uitwisselen van ideeën, het inventariseren van vragen en het oplossen van botsingen in opvattingen kan een dieper begrip ontstaan en kan mentale ontwikkelingen. Ook hoort en ziet hij hoe de helper een opgave aanpakt.

Samenwerken in een groep biedt geborgenheid en veiligheid zodat de kinderen meer risico durven nemen, naar consensus zoeken en compromissen sluiten en daardoor kennis van zichzelf en de wereld krijgen. Leeftijdgenoten hebben vaak eerder door wat het probleem is en kunnen snel en direct hulp bieden. In principe kun je gelijktijdige en directe interactie ook toepassen in de gewone groep. Je kunt kinderen die graag en goed samenwerken naast elkaar zetten in de klassenopstelling en hen het zogenaamde maatjeswerk laten doen. Ze kunnen elkaar dan helpen en de leerkracht heeft een beter overzicht over de groep.

• Gelijkwaardige deelname:Meedoen is essentieel voor succesvol leren; gelijkwaardige deelname is essentieel voor succesvol leren van alle kinderen. Tegelijkertijd meedoen is iets anders dan gelijkwaardig deelnemen. Tegelijkertijd meedoen heeft betrekking op de vraag: welk percentage leerlingen doet er op enig moment actief mee? Bij gelijkwaardige deelname is de vraag: hoe doen de leerlingen mee? Doet iedereen ook werkelijk mee?

Binnen de klas is er sprake van zeer ongelijkwaardige deelname. Dit komt omdat in de klas meestal de kinderen die het best presteren het snelste antwoord geven, eerder dan de timide leerlingen. Dit gebeurt ook als je de meer traditionele manier gebruikt van; de leerkracht stelt een vraag en als je hierop wilt antwoorden moet je je vinger opsteken. Hiermee bereik je ook heel vaak niet de kinderen die je nu juist wel wilde bereiken.

Gelijke deelname kunnen we in het algemeen bereiken door beurten te geven en werk te verdelen. Het geven van beurten bevordert de deelname omdat je verwacht dat de leerlingen ook iets bijdragen.

ICT, is dat een vak? 36

Page 37: Integratie van ICT in de basisschool

Werk- of taakverdeling vergroot de kans op gelijke deelname, waarbij iedereen leerlingen toch op verschillende wijze kan presteren aan zijn of haar deel van de taak. Werk – of taakverdeling vindt bijvoorbeeld plaats door de toekenning van een rol. Rolverdeling op zich leidt niet per definitie tot gelijkwaardige deelname. De werk- of taakverdeling maakt iedere leerling verantwoordelijk voor een deel van de taak.

• Sociale vaardigheden:Kinderen moeten over een aantal sociale vaardigheden beschikken om een goede interactie en effectief samenwerken in de groepen mogelijk te maken. Deze vaardigheden kunnen kinderen leren. Hierbij kun je denken aan de manier van communiceren en omgaan met anderen. Sociale vaardigheden zijn nodig om een groep te krijgen en te behouden waarin iedereen zich gewaardeerd en gesteund voelt. Een leerkracht moet aandacht besteden aan het aanleren van sociale vaardigheden. Hij kan hiervoor ‘groeps- en klassenvormende activiteiten’ gebruiken. Deze activiteiten moeten het zelfvertrouwen van leerlingen opbouwen en de leerling in staat stellen anderen te vertrouwen.

Tegelijkertijd zul je ook aandacht moten besteden aan reflectie. Het reflecteren met de kinderen heeft een informatieve, selectieve, sturende of motiverende rol. Je prikkelt het sociale bewustzijn door, óf individueel, óf in groepsverband regelmatig na te gaan op welke wijze je de geleerde principes ook effectief inzet in bijvoorbeeld de communicatie tussen leerlingen.

Waarom coöperatief leren? Er zijn verschillende redenen waarom coöperatief leren belangrijk is, te weten:1. Het verbreedt de handelingsmogelijkheden van leerlingen door middel van interactief

leren zoals dat in werksituaties plaatsvindt; dit houdt in dat kinderen veel meer mogelijkheden hebben in de toekomst, aangezien ze nu al met coöperatief leren in aanmerking komen. Ze zullen dus later in het werkveld al bekend zijn met de manier van werken die bij coöperatief leren hoort.

2. Het biedt verschillende mogelijkheden om communicatie- en sociale vaardigheden eigen te maken, vaardigheden waar steeds meer vraag naar is; als kinderen later gaan werken en zelfs al als ze naar de middelbare school gaan, wordt van hen verwacht dat ze op verschillende manieren én met praktisch iedereen kunnen samenwerken. Als kinderen dit van jongs af aan hebben aangeleerd, is de kans groot dat hen dit veel profijt oplevert in de toekomst.

3. Het geeft een positief voorbeeld van hoe een samenleving met de demografische en economische veranderingen omgaat, door het inzettend van de heterogene samenstelling van de klas; kinderen leren rekening met elkaar te houden, er ontstaat meer begrip, respect en zorg voor anderen, ook voor anderen die ‘anders’ zijn. Ze worden als het ware al voorbereid op de samenleving, waar ze ook met alle mensen zouden moeten kunnen samenwerken.

4. Het vergroot de sociale vaardigheden van kinderen die in een snel veranderende, op technologie en informatieverwerving gerichte samenleving noodzakelijk zijn; kinderen komen in een snel veranderende samenleving terecht en daarin zullen ze zich moeten kunnen weren en zich kunnen handhaven en hiervoor heb je goede sociale vaardigheden nodig, aangezien je je altijd zult moeten aanpassen.

5. Het leert kinderen om samen te werken en te communiceren met anderen, binnen een brede context van sociale situaties, in situaties die het kenmerk hebben van vluchtig-heid, verschillen tussen mensen en onafhankelijkheid.Goed functionerende organisaties zijn afhankelijk van mensen die goed samen kunnen werken aan een gemeenschappelijk doel; simpelweg gezegd houdt dit in dat je later in de maatschappij met iedereen overweg moet kunnen en dat je het beste daar nu alvast mee kunt gaan oefenen.

6. Het levert een bijdrage aan de verstandelijke ontwikkeling door het inzetten van de taal. Actief gebruik van taal is nodig om kennis en begrip te laten ontstaan; kinderen worden met coöperatief leren dus gedwongen om te praten met elkaar en dat komt hun taalontwikkeling ten goede.

7. Het leert dat mensen op elkaar aangewezen zijn in situaties waarbij het resultaat afhankelijk is van ieders inzet en de manier van samenwerken en dat je door samenwerken meer kunt bereiken dan door een individuele actie; de kinderen worden

ICT, is dat een vak? 37

Page 38: Integratie van ICT in de basisschool

dus afhankelijker dan normaal van elkaar, maar leren dan ook om elkaar om ieders verantwoordelijkheid te wijzen.

Als leerkracht moet je ook enkele punten onder de knie hebben. Je hebt normaal gesproken een reden om leerlingen te laten samenwerken. Dit kunnen verschillende redenen zijn, maar over het algemeen is de reden dat de vaardigheden die voor samenwerken nodig zijn ontbreken of onvoldoende ontwikkeld zijn. Als leerkracht moet je dan gedragsverandering bij leerlingen kunnen bewerkstelligen en je klassenorganisatie zodanig willen aanpassen dat het samenwerken van leerlingen ordelijk, rustig, snel en efficiënt kan verlopen. Dit vraagt een aantal dingen van je:1. Je moet je leerlingen kennen en waarderen. Je waardeert de leerlingen als persoon en

acht ze verantwoordelijk voor hun eigen leren.2. Je moet kennis hebben van de leerinhouden en weet hoe je deze kennis toegankelijk

voor de leerlingen kunt maken. Je bent tevens in staat om onderwerpen vanuit verschillende manieren te bekijken, waardoor kinderen dit ook leren om te doen.

3. Je kunt kritisch naar je eigen instructiewijze en –vaardigheden kijken en te bent bereid om deze voortdurend te verbeteren.

4. Je hebt duidelijke en heldere doelen voor ogen, je kunt de groep op effectieve wijze leiden en je kunt het leren van de leerlingen bewaken.

5. Je bent bereid om sociale vaardigheden binnen de groep aan te leren en in te zetten.6. Je werkt niet geïsoleerd, maar werkt samen met anderen, zoals leerlingen, collega’s en

ouders.

Wat je daarnaast vooral niet moet vergeten is het feit dat coöperatief leren niet primair leidt tot cognitieve ontwikkeling. Coöperatief leren is voornamelijk een pedagogisch-didactisch werkwijze die ontwikkeld is om te bereiken dat:1. De prestaties van zowel goed, middelmatige als zwakke leerlingen verbeteren en een

positieve houding ontstaat ten opzichte van het leveren van goede prestaties.2. De vaardigheden van kinderen om samen te kunnen werken en die nodig zijn om later

in de maatschappij te kunnen functioneren, te vergroten.3. De onderlinge acceptatie en waardering van elkaar verbetert door het scheppen van

situaties waarin je goede samenwerking beloont.

Al met al is coöperatief leren natuurlijk heel uitgebreid en komen er veel factoren bij kijken. ik heb in deze paragraaf getracht om de belangrijkste punten voor leerlingen maar óók voor leerkrachten eruit te halen.

ICT, is dat een vak? 38

Page 39: Integratie van ICT in de basisschool

Bijlage 3 - Gisdo, ICT-didactiek in de praktijk

InleidingTijdens mijn speurtocht naar visies op leren kwam ik terecht bij Gisdo. Dit is een didactiek waarbij veel aspecten uit ‘het nieuwe leren’ gecombineerd wordt met ICT. Dit is een erg uitgewerkt idee om ICT te integreren in het onderwijs. Vandaar dat ik het heb opgenomen in mijn verslag om nu eens te laten zien in hoeverre de theorie nu gerealiseerd kan worden in de praktijk.

Wat is GisdoGisdo staat voor Geïntegreerd Interactief Semi-Digtaal Onderwijs en is gebaseerd op de constructivistische visie en voegt daar een stuk samenwerkend leren en omgaan met ICT aan toe. De Gisdo-visie gaat uit van het idee dat kinderen zelf sturing kunnen geven aan het leren en goed kunnen samenwerken (sociaal-emotioneel aspect). Door de Gisdo-aanpak wordt aangesloten bij individuele interesses, leerstijlen en talenten. Dit in tegenstelling tot het klassikale systeem waar meestal rooster en methode richtsnoer zijn. Gisdo hanteert een open systeem waar de leraar naar de behoefte van leerlingen iedere dag onderwijsactiviteiten aanbiedt. De computer wordt daarbij continu als centraal hulpmiddel ingezet voor planning en uitvoering van onderwijs. De leraar is coach van het leerproces, uiteraard met instructiemomenten aan de groep of aan kleinere groepen leerlingen.

SamenwerkenGroepjes van drie, maximaal vier leerlingen vormen samen een team. De teams zijn hetero-geen van samenstelling zodat leerlingen van elkaar kunnen profiteren. Ze verschillen in cog-nitieve en sociale capaciteiten, in leerstijl, talent en attitude. Goed functioneren in groepen is mede afhankelijk van een goede, roulerende rolverdeling en hiervoor zijn de teamleden samen en individueel verantwoordelijk. Indien een probleem niet binnen de groep kan worden opgelost, kan het team de leraar inschakelen. De leraar begeleidt en probeert de leerling te helpen een oplossing voor de vraag te vinden, vooral door vragen te stellen.

Het dagplanIn het dagplan staan allerlei taken vermeld: moet-taken, mag-taken, extra taken en vrije taken. Dit wordt door de leerkracht samengesteld, op basis van educatieve websites, software, of geïnspireerd door de reguliere methode. In overleg met de leraar kan een leerling ook een zelfgekozen opdracht opnemen in het dagplan. In het dagplan staan niet alleen de taken die voor alle leerlingen hetzelfde zijn, maar ook persoonlijke opdrachten. De leraar kiest deze zodanig dat ze goed aansluiten bij de behoeftes en belangstelling van de leerling. Differentiatie is op deze manier zeer goed mogelijk!

De organisatieIn het team worden de opdrachten uit de persoonlijke dagplannen besproken, dus of er samengewerkt moet worden, hoe ze taken gaan uitvoeren en wanneer er door wie op de computer gewerkt kan worden. Individueel computerwerk is vaak werken met educatieve software, de tekstverwerker en andere toepassingsprogramma’s die de leraar beschikbaar stelt. Het groepswerk is projectmatig. De kinderen maken bijvoorbeeld samen een groepskrant waarin de leerlingen weetjes, nieuwtjes en verhaaltjes schrijven over hun eigen groep of school.

Wanneer een activiteit afgerond is, verwerkt de leerling in het digitale dagplan de tijdsduur, vorderingen en reflectie op het eigen werk. De leraar heeft op deze wijze zicht op het leer-proces. Aan het einde van de week kunnen de kinderen terugkijken hun werk. Ook kunnen ze beschrijven waar ze de komende tijd veel aandacht aan willen geven. Op deze manier stellen zij een eigen portfolio samen. Reflecteren op eigen werk is daarbij onmisbaar!

ICT, is dat een vak? 39

Page 40: Integratie van ICT in de basisschool

Gisdo en de leerkrachtOm Gisdo-onderwijs zo vorm te geven dat het in de praktijk werkt, zijn de volgende zaken cruciaal:

• Een dagplan met ruimte voor differentiatie • Gisdo-grammen (pictogrammen met betekenis, bijvoorbeeld samenwerken of niet,

instructie vooraf, etc.) • Open en gestructureerde taken (moet-taken, mag-taken, extra taken en vrije taken) • Gedifferentieerde instructie • Samenwerkend leren in groepen • Taak- en rolverdeling binnen de groepen • Eigen initiatief stimuleren • Een leraar als coach en begeleider • ICT-gebruik op verschillende manieren (bv. met internet of het Windows Office-pakket)

Gisdo en de leerlingVerwachting is dat de leerlingen zich anders gaan gedragen door Gisdo-onderwijs. Ze

• hebben veel plezier in leren• zijn meer gemotiveerd• vertonen grotere zelfstandigheid• leren mee• worden voorbereid op het voortgezet onderwijs• worden voorbereid op het functioneren in de maatschappij• kunnen verantwoordelijkheden op niveau dragen• zijn weerbaarder

Gisdo en mijn visieAls je de website van Gisdo doorneemt, lijkt het helemaal een ideaal voor een leerkracht die uit de ICT komt en wil beginnen in het onderwijs. Ik moet zeggen dat ik graag een lesdag had willen bijwonen om deze visie in het echt te zien willen draaien. Helaas, een sport-ongelukje maakte dit onmogelijk (wie weet komt het er nog wel een keer later). Het bevat namelijk gewoon bijna alle elementen uit mijn visie op het onderwijs: differentiatie, samen-werken, individuele aandacht, verschillende soorten taken, ICT etc. Overigens is het wel meer dan alleen het gebruik van ICT in het onderwijs, ik noem maar even de aspecten van het totale Gisdo:

In de klas van een Gisdo-leraar: • zijn leerlingen bezig met hun portfolio • leren leerlingen samen • werken leerlingen met een eigen dagplan • wordt de computer veel gebruikt • is de sfeer goed en respecteert men elkaar • klinkt op de achtergrond rustgevende muziek • werken leerlingen doelgericht • zitten de leerlingen aan kleurige ronde meubels • kan de leraar goed rondlopen en hulp geven waar nodig • bepaalt niet de methode de inhoud van de lessen maar de leerlingen en leraar • geeft de leraar gerichte interactieve instructie • worden veel vragen aan elkaar gesteld • is de motivatie van leerling en leraar hoog

In ieder geval lijkt het mij een ideaal….

ICT, is dat een vak? 40

Page 41: Integratie van ICT in de basisschool

Bijlage 4 – Leerlijn op ICT vaardigheden

Een raster 20% duidt aan dat een kind van die groep of van dat leerjaar kennis heeft ge-maakt met activiteiten gericht op dat doel. De leerkracht dient aanzetten te geven.

Een raster 100% (=zwart) duidt aan dat het kind dat doel verworven moet hebben in die leeftijdsgroep of in dat leerjaar. Aan die doelen dient systematisch te worden gewerkt. Ze krijgen een bijzondere klemtoon in die leeftijdsgroep of in dat leerjaar; Termen uit de lijst moeten de kinderen kennen en kunnen gebruiken vanaf de opgegeven leerjaar.

Een raster groen duidt aan dat het kind die verworven kennis, inzichten, en vaardigheden verder integreert, verdiept en/of verbreedt. De kinderen moeten de termen uit de lijst vlot en correct kunnen gebruiken.

Een diagonale lijn duidt aan dat het kind voor die doelen zijn kennis, inzichten, vaardig-heden en attitudes over verschillende leerjaren opbouwt. Daarom zullen leerkrachten die doelen voortdurend meenemen als aandachtspunten in hun onderwijsactiviteiten.

1 Computer bedienen K 3 4 5 6 7 8CB1 De begrippen beeldscherm, toetsenbord, muis,

printer,… actief gebruikenCB2 Startknop computer indrukkenCB3 De muispijl gericht bewegen over het scherm en

aanwijzenCB4 Selectief aanklikken met de muis CB 5 DubbelklikkenCB6 Slepen met de muis (selecteren en verplaatsen

door muisknop ingedrukt te houden)CB7 Weten dat de muiscursor verschillende vormen

kan aannemen en deze vorm kunnen relateren aan de handeling die kan worden uitgevoerd.

CB8 Numeriek blok gebruikenCB9 Alfanumeriek klavier hanterenCB10 Toetsen die gebruikt worden voor invoer van

specifieke tekens (shift-,shift-lock, alt-gr…) hanteren

CB11 Esc-toets, Enter-toets, terugkeertoets en wistoets hanteren

CB12 Toetsen (home, end, page up-, page down, pijltjestoetsen..) en andere hulpmiddelen (schuifbalken..) die gebruikt worden om snel te navigeren door een document of toepassing hanteren)

CB13 Weten dat sommige toetsen (b.v. functietoetsen, pijltjestoetsen, TAB-toets, ESC-toets…) en de rechter muisknop een verschillende functie kunnen hebben naargelang de toepassing.

2 Besturingssysteem gebruiken K 3 4 5 6 7 8BG1 Een programma of document starten/openen door

aanklikken van een snelkoppeling op het bureaublad

BG2 Navigeren door het startmenu met de muis om een programma of document op te starten

BG3 Een programma of document kunnen opzoeken met behulp van Windows Verkenner

BG4 Bestanden kunnen overzetten van diskette naar harde schijf en omgekeerd

BG5 Snelmenu hanteren (door rechts klikken)BG6 Venster vergroten, verkleinen, sluiten,

verplaatsen…BG7 Klembordfunctie kennen en hanteren

ICT, is dat een vak? 41

Page 42: Integratie van ICT in de basisschool

BG8 Windows correct afsluiten3 Applicatiesoftware gebruiken K 1 2 3 4 5 6AG1 Tijdens het gebruik van educatieve software

ervaringen opdoen i.v.m. met openen, doorbladeren en sluiten van een toepassing

AG2 Tijdens het gebruik van educatieve software ervaringen opdoen i.v.m het intikken en verbeteren van getallen, woorden, zinnen

AG3 Tijdens het gebruik van educatieve software ervaringen opdoen i.v.m. positioneren van de cursor in een tekst en het selecteren van tekstgedeelten.

AG4 Tijdens het gebruik van educatieve software ervaringen opdoen met het hanteren van een menusysteem en dialoogvensters

AG5 Tijdens het gebruik van educatieve software ervaringen opdoen met verplaatsen, opmaken… van objecten (figuren, foto’s, ..)

AG6 Tijdens het gebruik van educatieve software ervaringen opdoen i.v.m. het vragen van hulp aan de computer

AG7 Enkele voorbeelden van professionele AS-pakketten (tekstverwerkingspakket, tekenprogramma, internetbrowser…) en hun doel kennen

AG8 Basishandelingen bestanden : nieuw, openen, opslaan, afdrukken

AG9 Basishandelingen bewerken van elementen uit een document : knippen, kopiëren en plakken, zoeken en vervangen

AG10 Tekstgedeelten (woord, zin, alinea) opmaken : vet, onderlijnd, cursief

AG11 Tekstgedeelten uitlijnen : links- centreren – rechts- uitvulllen

AG12 Basishandelingen i.v.m. figuren : invoegen, selecteren, verplaatsen, vergroten, afdrukken.

AG13 Basishandelingen i.v.m. tabellen : invoegen, navigeren, opmaken

AG14 Een hyperlink (b.v. naar internet) invoegen in een tekstdocument.

AG15 Weten dat er in elke applicatie een help-functie is ingebouwd waarmee men zelfstandig een aantal problemen kan oplossen

AG16 Creatief combineren van beeld en geluid

4 Informatie zoeken en verwerken K 1 2 3 4 5 6IZ1 Navigeren en zoeken binnen een toepassing (b.v.

een educatieve CD-rom) via grafische elementenIZ2 Idem via teksthyperlinks (b.v. in een informatieve

CD-rom, in een website…)IZ3 Idem via alfabetisch register

IZ4 idem vanuit tijdslijn / kaart

IZ5 Navigeren en zoeken binnen een website

IZ6 Navigeren op het internet : een URL (website-adres) invoeren

IZ7 Navigeren op het internet : bestaande adressen in map Favorieten gebruiken

IZ8 Webadres opnemen in een persoonlijke favorietenmap

IZ9 Zoeken op Internet via zoekrobot

IZ10 Enkelvoudige zoekopdracht opstellen en uitvoeren (+;-; ;" ")

ICT, is dat een vak? 42

Page 43: Integratie van ICT in de basisschool

IZ11 Informatie ongewijzigd overnemen/afdrukken IZ12 Informatie selectief overnemen/afdrukkenIZ13 Informatie ordenen, rubriceren, classificeren.. IZ14 Een digitale encyclopedie raadplegen

5 Communiceren K 1 2 3 4 5 6C01 Een e-mail lezenC02 E-mail opstellen, versturen, beantwoordenC03 Een foto, tekening… als bijlage met een e-mail

versturen.C04 Een e-mail adres noterenC05 Adresboek opmaken en beheren

6 Attitudes K 1 2 3 4 5 6AT1 Beseffen dat ICT mogelijkheden en beperkingen

heeftAT2 Apparatuur met zorg hanteren. De bedienings- en

veiligheidsvoorschriften respecteren.AT3 Aandacht voor ergonomische aspecten

(zithouding, afstand tot het scherm...)AT4 Nadenken over taalgebruikAT5 Respect voor (de intellectuele eigendom en

privacy) van anderen

Uitleg bij de vaardigheden (een deel van)1 Computer bedienenCB1 De begrippen beeldscherm,

toetsenbord, muis, printer,… actief gebruiken

De hardware wordt met de correcte term benoemd, en omgekeerd wordt de passende hardware aan een term verbonden. Bijvoorbeeld beeldscherm, toetsenbord, pc-kast, printer,…

CB2 Startknop computer indrukken De passende knop indrukken om de computer op te starten.

CB3 De muispijl gericht bewegen over het scherm

De muis in alle richtingen bewegen en gelijktijdig die beweging op het beeldscherm mee volgen. Een pictogram, tekening… aanwijzen.

CB4 Selectief aanklikken met de linker muisknop

Door aanwijzen en vervolgens aanklikken met de linker muisknop selecteert men een actie of object (figuur, venster..). Enkele voorbeelden :* navigeren door een document of toepassing b.v. door aanklikken van een pictogram* kiezen tussen een aantal antwoordmogelijkheden;* een vorm (rechthoek, cirkel.. ) inkleuren* een hyperlink activeren* de cursor positioneren in een tekst

CB5 Dubbelklikken In één beweging twee keer klikken op de linker muisknop.Wordt gebruikt om in één beweging te selecteren en te activeren.b.v; door dubbelkikken op een snelkoppeling op het bureaublad : selecteer je een programma en start je het op.

ICT, is dat een vak? 43

Page 44: Integratie van ICT in de basisschool

CB6 Slepen met de muis (selecteren en verplaatsen door de muisknop ingedrukt te houden)

Slepen met de muis wordt o.m. gebruikt om :a. Figuren en vensters te verplaatsen : de figuur aanklikken en vervolgens de muisknop ingedrukt houden terwijl men de cursor verplaatst naar de gewenste locatie.b. Tekstgedeelten te selecteren.Met de muis voor een letter-woord-alinea gaan staan. De linker muisknop ingedrukt houden tot de plaats waar je de selectie wil beëindigen. Dan de muisknop loslaten.c. Figuren en vensters te vergroten of te verkleinen : Figuur selecteren. Met de muis naar de rand gaan. De cursor verandert in een pijltje. Nu aanklikken. De muisknop ingedrukt houden en door verplaatsen van de cursor de gewenste vergroting, verkleining realiseren.

CB7 Weten dat de muiscursor verschillende vormen kan aannemen en deze vorm kunnen relateren aan de handeling die kan worden uitgevoerd.

Enkel voorbeelden :* zandloper : even geduld* verticaal streepje : duidt aan waar de ingetikte tekst zal verschijnen* handje : duidt een hyperlink aan* potlood, penseel, verfbus : om te tekenen en te kleuren¬ geeft aan dat je grootte van een object kan veranderen door te slepen

2 Besturingssysteem gebruikenBG1 Een programma of

document starten door aanklikken van een snelkoppeling op het bureaublad

Op het bureaublad (openingsscherm) met de muis navigeren naar het gewenste pictogram (met titel in blokje onderaan) en aanklikken. Zo open je het gewenste programma of document.

BG2 Navigeren door het startmenu met de muis om een programma of document op te starten

Links onderaan het scherm het blokje “Start” aanklikken. Zo kom je in het startmenu. Met de muis navigeren tot aan “documenten” of “programma’s”, dit aanklikken en op het overzicht dat verschijnt het beoogde document of programma aanklikken. Zo open je het gewenste programma of document.

BG3 Een programma of document kunnen opzoeken met behulp van Windows Verkenner

Windows Verkenner kun je het makkelijkst openen via een snelkoppeling op het bureaublad. In het linkergedeelte vind je de aanwezige mappen met onder meer “programma’s” en “mijn documenten”. Wanneer je je keuze aanklikt vind je in het rechtergedeelte een overzicht van de inhoud: mappen en/of bestanden. Daar zoek je het beoogde programma of document.

BG4 Bestanden kunnen overzetten van diskette naar harde schijf en omgekeerd

Om bestanden te kunnen overzetten van diskette naar harde schijf en omgekeerd zijn verscheidene procedures mogelijk. In de Windows Verkenner of op het bureaublad de “3,5 inch diskette (A)” aanklikken, In het venster dat verschijnt het gezochte bestand enkel aanklikken of markeren. Het pictogram “kopiëren” aanklikken. Dan ga je via “Deze computer” of in de Windows verkenner naar de map waarin je het gekopieerde bestand wil plaatsen. Dan het pictogram “plakken” aanklikken. (procedure kan ook omgekeerd)Bij een andere procedure dien je twee vensters te openen op je scherm: de “3,5 inch diskette (A)” en de betreffende map op je harde schijf (via “mijn documenten” of “deze computer”). Dan kun je met behulp van de linkermuisknop (ingedrukt laten) het bestand van het ene venster naar het andere slepen. Het bestand is dan gekopieerd.

BG5 Snelmenu hanteren (door rechts klikken)

Door met de rechtermuisknop te klikken kom je in het snelmenu. Zo kun je in een bestand bijvoorbeeld knippen en plakken zonder de pictogrammen bovenaan het scherm te gebruiken. In Windows Verkenner of in Deze Computer kan je via het snelmenu bijvoorbeeld ook bestanden verwijderen.

ICT, is dat een vak? 44

Page 45: Integratie van ICT in de basisschool

BG6 Venster vergroten, verkleinen, sluiten, verplaatsen…

Het formaat van een venster kan je wijzigen door op het middelste knopje bovenaan rechts te klikken (pictogram met één of twee vierkantjes). Voorts kun je het formaat van het venster aanpassen door met je linkermuisknop de rand van het venster naar binnen of naar buiten te slepen. Een venster (niet op maximumgrootte) kun je verplaatsen door de titelbalk (balk bovenaan met naam van het bestand) te verslepen.

BG7 Klembordfunctie kennen en hanteren

Het klembord is een aparte zone in het geheugen waar tekst of tekeningen (via aanklikken van “knippen” of “kopiëren”) tijdelijk worden bewaard tot zij op naar een nieuwe plaats zijn verplaatst of gekopieerd (via het aanklikken van “plakken”).

ICT, is dat een vak? 45

Page 46: Integratie van ICT in de basisschool

Bijlage 5 – Leerlijn op ICT competenties

I Leerprocesgerichte strategische competenties

1 De leerlingen kunnen functioneel samenwerken aan een opdracht waarbij zij ICT benutten.

Plannen1.1 De leerlingen kunnen door middel van overleg uitmaken bij welke onderdelen van de

opdracht het nuttig is ICT als hulpmiddel in te schakelen.1.2 De leerlingen kunnen met elkaar afspreken hoe ze ICT zullen benutten bij het werken aan

de opdracht en wie welke taken op zich zal nemen.Uitvoeren1.3 De leerlingen kunnen doelgericht informatie, inzichten en meningen samenbrengen,

vergelijken en verwerken tot een groepsresultaat.Bewaken en evalueren1.4 De leerlingen kunnen de vorderingen van de groep tussentijds evalueren en daarbij

constructieve feedback geven en benutten.1.5 De leerlingen kunnen afwegen wat de specifieke meerwaarde van het ICT-gebruik was

binnen hun samenwerking.Specifieke attitudes1.6 De leerlingen respecteren elkaars bijdrage en mening.1.7 De leerlingen respecteren afspraken en timing.1.8 De leerlingen zijn bereid elkaar te helpen rekeninghoudend met de verschillen in ICT-

competenties.Specifieke instrumentele vaardigheden

2 De leerlingen kunnen met ondersteuning van ICT informatie multimediaal voorstellen.

Plannen2.1 De leerlingen kunnen vastleggen in welke volgorde en onder welke vorm de informatie

voorgesteld zal worden.2.2 De leerlingen kunnen beslissen welke ICT-toepassingen het meest geschikt zijn om (delen

van) de informatie voor te stellen.Uitvoeren2.3 De leerlingen kunnen doelgericht informatie (tekst, beeld en geluid) voorstellen aan hun

doelpubliek met ondersteuning van ICT.Bewaken en evalueren2.4 De leerlingen kunnen reflecteren over de gevolgde werkwijze en daaruit conclusies trekken.2.5 De leerlingen kunnen oordelen en feedback geven over de kwaliteit van de eigen of

andermans voorstelling.Specifieke attitudes2.6 De leerlingen houden bij hun voorstelling rekening met de kenmerken en verwachtingen van

hun doelpubliek.Specifieke instrumentele vaardigheden

3 De leerlingen kunnen zelfstandig leren in een door ICT ondersteunde leeromgeving.

Plannen

Uitvoeren3.1 De leerlingen zijn in staat een eigen leertraject te volgen aan de hand van een elektronisch

gestuurd stappenplan.3.2 De leerlingen kunnen zelfstandig leren aan de hand van een vertrouwd educatief software-

programma.Bewaken en evalueren3.3 De leerlingen kunnen reflecteren op hun gevolgde werkwijze en op wat ze geleerd hebben in

combinatie met de vooropgestelde doelen.Specifieke attitudes

Specifieke instrumentele vaardigheden

ICT, is dat een vak? 46

Page 47: Integratie van ICT in de basisschool

4 De leerlingen kunnen doelgericht met behulp van ICT bestaande informatie opzoeken, verwerken en bewaren.

Plannen4.1 De leerlingen kunnen adequaat kiezen welke informatiebronnen het meest geschikt zijn om

bepaalde informatie op te zoeken.4.2 De leerlingen kunnen beslissen op welke manier zij de gevonden informatie later opnieuw

kunnen raadplegen.Uitvoeren4.3 De leerlingen kunnen met behulp van ICT een zoekopdracht formuleren en uitvoeren.4.4 De leerlingen kunnen onder begeleiding oordelen welke informatie relevant en interessant is

binnen de onderzoeksopdracht.4.5 De leerlingen kunnen onder begeleiding de bruikbare informatie ordenen en bewaren.Bewaken en evalueren4.6 De leerlingen kunnen het eigen zoekproces bijsturen in functie van de reeds bekomen

resultaten.4.7 De leerlingen kunnen aangeven waarom hun eigen aanpak wel of niet succesvol was.Specifieke attitudes4.8 De leerlingen nemen een kritische houding aan tegenover de beschikbare informatie.4.9 De leerlingen streven naar nauwkeurigheid en systematiek bij het raadplegen, ordenen en

bewaren van informatie.4.10 De leerlingen vermelden spontaan de bronnen die ze gebruikt hebben.4.11 De leerlingen tonen bereidheid en volharding bij het zoeken naar informatie.Specifieke instrumentele vaardigheden4.12 De leerlingen zijn in staat om zoekopdrachten uit te voeren d.m.v. eenvoudige procedures

zoals: invoeren van een websiteadres, zoeken via zoekrobot, navigeren d.m.v. hyperlinks, menuopties hanteren.

5 De leerlingen kunnen met behulp van elektronische communicatiemiddelen eigen boodschappen zenden en voor hen bedoelde boodschappen ontvangen.

Plannen5.1 De leerlingen maken een doelgerichte keuze uit verschillende communicatiemiddelen reke-

ning houdend met de mogelijkheden en de beperkingen ervan.5.2 De leerlingen kunnen vooraf aangeven wat de essentie is van hun boodschap.Uitvoeren5.3 De leerlingen kunnen in het kader van een opdracht efficiënt communiceren via de gangbare

communicatiemiddelen.Bewaken en evalueren5.4 De leerlingen kunnen oordelen of de communicatie efficiënt was en indien nodig bijsturen.Specifieke attitudes5.5 De leerlingen houden rekening met de kostprijs van elektronische communicatie.5.6 De leerlingen respecteren de algemene omgangsvormen bij het elektronisch communiceren

(netiquette).5.7 De leerlingen reageren alert en weerbaar op ongewone boodschappen.5.8 De leerlingen verspreiden geen vertrouwelijke informatie via elektronische weg.Specifieke instrumentele vaardigheden5.9 De leerlingen zijn in staat om de gangbare communicatiemiddelen te hanteren.

6 De leerlingen kunnen met behulp van ICT zelfstandig oefenen.Plannen

Uitvoeren6.1 De leerlingen kunnen zelfstandig oefenen met een vertrouwd educatief software-

programma.Bewaken en evalueren6.2 De leerlingen kunnen oordelen of zij de opdracht tot een goed einde hebben gebracht.Specifieke attitudes6.3 De leerlingen maken spontaan gebruik van voor hen bedoelde helpfuncties.Specifieke instrumentele vaardigheden

ICT, is dat een vak? 47

Page 48: Integratie van ICT in de basisschool

7 De leerlingen kunnen met behulp van ICT zelfstandig een werkstuk creëren.Plannen7.1 De leerlingen kunnen oordelen welke ICT-hulpmiddelen hen kunnen helpen bij het creëren.Uitvoeren7.2 De leerlingen kunnen met behulp van ICT eigen ideeën met tekst en beeld creatief vorm

geven en beschikbaar maken.Bewaken en evalueren7.3 De leerlingen kunnen oordelen of zij de opdracht tot een goed einde hebben gebracht en

reflecteren op hun werkwijze.Specifieke attitudes

Specifieke instrumentele vaardigheden

II Instrumentele vaardigheden

8 De leerlingen bezitten de nodige instrumentele kennis en vaardigheden om de ICT-apparatuur in relevante contexten te kunnen hanteren.

8.1 De leerlingen zijn in staat om functioneel gebruik te maken van een correcte basisterminologie.

8.2 De leerlingen zijn in staat om de elementaire functies van een computer en voor hen beschikbare randapparatuur te gebruiken.

8.3 De leerlingen zijn in staat om hun eigen gegevens op een gestructureerde wijze digitaal op te slaan.

8.4 De leerlingen zijn in staat om de basishandelingen uit te voeren van een vertrouwd besturingssysteem.

8.5 De leerlingen zijn in staat om de basishandelingen uit te voeren van eenvoudige schrijf-, teken- en presentatieprogramma’s, van zoek- en communicatieprogramma’s.

8.6 De leerlingen zijn in staat om de elementaire bedienings- en veiligheidsvoorschriften te respecteren.

III Sociaal-ethische competenties

9 De leerlingen wenden ICT nuttig aan als hulpmiddel.9.1 De leerlingen gaan op een kritisch-waarderende wijze om met ICT als maatschappelijk

gegeven.9.2 De leerlingen werken nauwkeurig en verzorgd en controleren hun werk op fouten.9.3 De leerlingen dragen zorg voor de apparatuur en de software.9.4 De leerlingen signaleren contact met schadelijke of discriminerende inhouden aan een

vertrouwde volwassene.9.5 De leerlingen werken op een ergonomische manier met de computer.9.6 De leerlingen proberen de duur van een ICT- opdracht realistisch in te schatten en te

bewaken.9.7 De leerlingen vragen spontaan hulp bij computerproblemen.9.8 De leerlingen hebben respect voor de intellectuele eigendom van anderen bij het gebruik

van informatie en software.9.9 De leerlingen houden rekening met de financiële en ecologische aspecten van ICT-gebruik.9.10 De leerlingen hebben weet van het bestaan van virussen en signaleren spontaan voor hen

ongewone berichten.

ICT, is dat een vak? 48

Page 49: Integratie van ICT in de basisschool

Bijlage 6 – Lesformulier op ICT competenties

De Piramide Naam van de vakken1 / 2 3 / 4 5 / 6 7 / 8

SITUERINGIn dit vak wordt kort uitgelegd wat de bedoeling is van de les.

In dit vaak staat de eerste pagina afgedrukt van de te gebruiken website

AANLEIDING TOT ICT-INTEGRATIEHierin wordt vermeld waarom er besloten is tot ICT-integratie.

LEERKRACHT LEERLINGVOORBEREIDING

Alle voorbereidingen die nodig zijn voor de les (lessen) worden hierin vermeld.

ORIENTATIEDe instructie aan de leerlingen wordt hierin vermeld.

Wat is de kennis van de leerling betreffende de vaardigheden die nodig zijn voor de opdracht en de kennis die al aanwezig is van de inhoud van de opdracht

UITVOERINGAlle activiteiten van de leerkracht tijdens de uitvoering van de opdracht.

Alle activiteiten van de leerlingen tijdens de uitvoering van de opdracht

EVALUATIEDe activiteiten die je als leerkracht wilt uitvoeren tijdens de evaluatie

De activiteiten die leerlingen uitvoeren tijdens de evaluatie

ERVARINGEN EN SUGGESTIESSchrijf alle ervaringen op die tijdens de uitvoering zijn ontstaan voor de volgende keer of die handig zijn voor andere leerkrachten

Alle competenties waaraan tijdens de opdracht wordt gewerkt

WEBSITES/SOFTWARE/HERKOMSTAlle bronnen die tijdens de opdracht gebruikt worden en die geraadpleegd zijn om de opdracht voor te bereiden

ICT, is dat een vak? 49

Page 50: Integratie van ICT in de basisschool

Bijlage 7 – Beoordelingscriteria educatieve websites

1. Inhoud1.1 Is de aangeboden informatie correct?1.2 Hoe volledig is de aangeboden informatie? (zie ook punt 3.2 en 3.3)1.3 Is er een bronvermelding?1.4 Zijn de bronnen betrouwbaar en waar maak je dat uit op?1.5 Is het taalgebruik achtereenvolgens begrijpelijk, zorgvuldig, eenduidig en juist? 1.6 Hoe is de verhouding amusement - informatie?1.7 Is het duidelijk wie de aanbieder van de informatie is?1.8 Sluit het taalgebruik aan bij de doelgroep?

2. Vorm2.1 Is de indeling (bijv. homepagina en index)van de site overzichtelijk? Waarom?2.2 Hoe is de site opgebouwd? (maak een 'boomschema')2.3 Hoe is de verhouding beeld - tekst?2.4 Wat is de lengte van de teksten of de hoeveelheid beeldmateriaal? Beslaat een tekst

één of meerdere schermen?2.5 Uit hoeveel woorden bestaat een tekst gemiddeld tot de volgende hyperlink? (meer

of minder dan vijftig woorden?)2.6 Is de site 'vrij' te doorlopen? Hoe gemakkelijk kun je door de site bewegen?2.7 Is de navigatie duidelijk of 'verdwaal' je gemakkelijk?2.8 Kan de gebruiker zelf scherminstellingen aangeven? (beweging uitzetten, taal

kiezen). 2.9 In hoeverre wordt op de site adequaat gebruik gemaakt van:

• achtergrond-invulling• kleurstelling• lettertype• beeldmateriaal (foto, tekening, animatie)

3. Didactiek3.1 Wat is het doel van deze site? (Staat er een doel vermeld? Zo nee, hoe wordt het

dan duidelijk?)3.2 Wat is de doelgroep van deze site?3.3 Welke voorkennis wordt verondersteld? Wat is het niveau?3.4 Is er sprake van interactie? Zo ja, op welke wijze?3.5 Is er een didactisch model herkenbaar in de site? Zo ja, welk? (Kolb, Vermunt) 3.6 Zijn er vragen en/of opdrachten en/of toetsen in de site verwerkt?3.7 Is er een 'docentenhandleiding'?3.8 Zijn er antwoorden op vragen en opdrachten beschikbaar?3.9 Is er sprake van een aansluiting op en/of meerwaarde ten opzichte van een

schoolmethode? Beargumenteer je antwoord.3.10 In hoeverre vind je de geanalyseerde site een educatieve site? Licht je mening toe.

4. WaarderingGeef nu in maximaal 500 woorden je eindoordeel over de geanalyseerde website.Vertaal tot slot je eindoordeel in een cijfer (0 - 10 schaal)

ICT, is dat een vak? 50

Page 51: Integratie van ICT in de basisschool

Bijlage 8 – Werkblad Portugal

Waarschijnlijk weet je het allang, maar dit jaar doet het Nederlands elftal weer mee met het Europees Kampioenschap voetbal. Op dit werkblad staan vragen over het EK en het land Portugal. Om de vragen te kunnen beantwoorden heb je de kaart van Portugal nodig en het internet. Veel succes!

1. Wanneer begint officieel het EK? En in welke stad?2. Wanneer en in welke stad is de finale?3. Hoe heet het stadion waar de finale wordt gespeeld?4. In welke groep zit Nederland? Welke landen spelen er nog meer in die groep?

Even wat weetjes over Portugal opzoeken.5. Hoeveel inwoners heeft Portugal?6. In Portugal spreken ze…?7. Portugal ligt op een…?8. De hoofdstad van Portugal is….9. Portugal is wel/geen lid van de Europese Gemeenschap

Het Nederlands elftal speelt haar eerste wedstrijd in de stad Porto. Zoek op de kaart van Portugal de stad Porto op.

10.Porto is wel/geen havenstad11.Porto ligt ten zuiden/noorden/westen/oosten van Lissabon12.Wat betekent de horizontale balk links bovenaan (0 – 100 km)?13.Meet de afstand tussen Porto en Coimbra. Hoeveel cm is dat op de kaart? En in

werkelijkheid?14.Hoeveel inwoners heeft Porto?

Na de wedstrijd tegen Duitsland moeten de spelers naar de stad Aveiro reizen.15.Hoeveel kilometer zullen ze dan waarschijnlijk afleggen?16.Van Aveiro gaan ze naar Braga. Hoeveel kilometer ligt deze stad van Vigo?

We gaan er maar vanuit dat Nederland alle wedstrijden wint.17. In welke stad speelt Nederland dan?18.Stel dat we 2e worden, waar moeten we dan heen?

JAJAJAJA WE STAAN IN DE FINALE! En je mag met de hele klas naar de finale! Met de bus uiteraard, het zal een groot feest worden. Op donderdagavond 1 juli stapt de hele groep 8 in de bus, op naar Portugal.

19.Door welke landen zal de reis gaan (gebruik hiervoor de kaart):20.Kijk op de kaart en zoek Breda op. De chauffeur kan via verschillende snelwegen

rijden. Geef eens drie mogelijkheden aan (met de wegnummers en steden). Bijvoorbeeld: Breda, E19, Antwerpen, Lille, Parijs, A10, Bordeaux.

21. In welke Franse stad zit het steunpunt van de ANWB?22.De chauffeur zet ons af in Barcelona. Hoeveel kilometer hebben we dan gereden? Als

de bus 1 op 15 rijdt, hoeveel liter diesel heeft de bus dan gebruikt?

In Barcelona blijf je een nachtje slapen. De volgende ochtend stap je in een Spaanse bus, op weg naar Porto.

23.Wat is de afstand van Barcelona naar Porto?24.En naar Lissabon?25.We rijden gemiddeld 90 kilometer per uur in Spanje. Hoelang zal je dan zonder pauze

in de bus moeten blijven zitten?

Eindelijk in Lissabon!

ICT, is dat een vak? 51