Naamvallen Latijn

Preview:

DESCRIPTION

Een presentatie over de naamvallen in Latijn.Niveau: Klas 2 Latijn.Gebaseerd op Roma 1.

Citation preview

Een presentatie voor 2f.G

Vr.: Welke naamvallen kennen we inmiddels?

Antw.: Deze vijf:

◦nominativus (1e naamval)◦genitivus (2e naamval)◦dativus (3e naamval)◦accusativus (4e naamval)◦ablativus (5e naamval)

Vr.: Hoe herken je de naamval van een woord?

Antw.: Aan de uitgang die het woord heeft.

serv-os puer-i nav-ibus serv-ae bell-i serv-isbell-i puer-os Graec-i

Groep 1 Groep 2 Groep 3

ev nom (1) ev nom (1) serv-serv-aa serv-serv-usus puerpuer bell-bell-umum nav-nav-isisgen (2)gen (2) serv-serv-aeae serv-serv-ii puer-puer-ii bell-bell-ii nav-nav-isisdat (3)dat (3) serv-serv-aeae serv-serv-oo puer-puer-oo bell-bell-oo nav-nav-iiacc (4)acc (4) serv-serv-amam serv-serv-umum puer-puer-umum bell-bell-umum nav-nav-ememabl (5)abl (5) serv-serv-aa serv-serv-oo puer-puer-oo bell-bell-oo nav-nav-ee

mv nom (1)mv nom (1) serv-serv-aeae serv-serv-ii puer-puer-ii bell-bell-aa nav-nav-es es gen (2)gen (2) serv-serv-arumarum serv-serv-orumorum puer-opuer-orumrum bell-bell-orumorum nav-nav-iumiumdat (3)dat (3) serv-serv-isis serv-serv-isis puer-puer-isis bell-bell-isis nav-nav-ibus ibus

acc (4)acc (4) serv-serv-asas serv-serv-osos puer-puer-osos bell-bell-aa nav-nav-esesabl (5)abl (5) serv-serv-isis serv-serv-isis puer-puer-isis bell-bell-is is nav-nav-ibusibus

slavinslavin slaafslaaf jongenjongen oorlogoorlog schipschip

Vr.: Welke woorden kunnen niet in een naamval staan? Antw.:◦werkwoorden◦ voorzetsels

Vr.: Welke woorden kunnen wel in een naamval staan? Antw.:◦ zelfstandige naamwoorden, waaronder namen◦ voornaamwoorden (aanwijzende, persoonlijke, bezittelijke,

etc.)◦ bijvoeglijke naamwoorden

Vr.: Wat heeft een naamval voor nut?

Antw.: Het laat de functie van het woord in de zin zien.

Voorbeeld van functies die een woord kan hebben: subject (onderwerp) object (lijdend voorwerp) indirect object bijwoordelijke bepaling

De nominativus

a. onderwerp (= subject) De koning doet een dutje. Man bijt hond.

b. naamwoordelijk deel van het gezegde Willem-Alexander is bijna koning. Hij is goedgemutst.

Naamwoordelijk deel van gezegde (NDvG)

Deze staat altijd in de nominativus, maar is niet het onderwerp.

Het NDvG komt achter een koppelwerkwoord.◦ zijn, worden, blijken, schijnen, blijven, etc.

Voorbeelden: Aeneas is een Trojaan. Hij wordt sterk.

De genitivus

bijvoeglijke bepaling De koets van de koning. Het tsjilpen van de vogels. Het tellen van de leerlingen.

De genitivus vertaal je dus met: ‘van ….’

Bijvoeglijke bepaling

Een bijvoeglijke bepaling geeft extra informatie bij een ander deel van de zin waar het bij hoort.

De bijvoeglijke bepaling kan een woord in de genitivus zijn, ofeen bijvoeglijk naamwoord.

Vb: de meester van de slavin (genitivus)de rijke meester (bijvoeglijk naamwoord)

Je kunt je bij een bijvoeglijke bepaling afvragen: ‘welke?’ - Welke meester? De rijke meester- Welke meester? De meester van de slavin.

De dativus

a. indirect object (noodzakelijke aanvulling) Hij geeft (aan) hem een compliment.

b. bepaling ‘voor wie’ (extra informatie) Wat lief dat je dat voor mij doet.

c. object bij bepaalde werkwoorden (dativus-object) Regina servo credit - De koningin gelooft de slaaf.

Indirect object

Een indirect object is een noodzakelijke aanvulling. Dat wil zeggen: zonder deze aanvulling is de zin eigenlijk

niet compleet.

◦ Vb: Hij geeft (aan) hem een compliment.

Je kunt niet een compliment in de lucht geven;je geeft het altijd aan iemand.

Je vertaalt een indirect object dus met ‘aan …’

Bepaling ‘voor wie’

Een bepaling ‘voor wie’ is extra informatie. Dat wil zeggen: zonder deze informatie is de zin ook compleet. Je vertelt er als extra info bij voor wie de handeling bestemd is.

Vb: Wat mooi dat je dat lied voor mij speelt.

Je kunt ook gewoon iets spelen, zonder dat je dat per se voor iemand doet.

Je vertaalt een bepaling ‘voor wie’ met: ‘voor …’

Dativus-object

Bij een dativus-object is de functie van het woord object. Echter, het woord staat niet in de accusativus maar in de dativus.

Vb Regina servo credit - De koningin gelooft de slaaf.de koningin = onderwerpde slaaf = lijdend voorwerp / object

Zoals je kunt zien staat het object in de dativus. Een dativus-object komt voor bij werkwoorden die altijd een

dativus bij zich hebben. Achter deze woorden staat: + dat Voorbeelden: credere (geloven), persuadere (overtuigen),

instare (achterna zitten), etc.

De accusativus

object (lijdend voorwerp) Hij slaat de bal. Man bijt hond.

De ablativus

a. bijwoordelijke bepaling extra informatie over: * waar?* wanneer?* hoe?* waarmee?* waarvandaan?

‘s Morgens kwam hij met het vliegtuig in een goed humeur op Schiphol uit Londen aan.

b. object bij bepaalde werkwoorden Regina viro caret - De koningin mist een man.

Bijwoordelijke bepaling

Een bijwoordelijke bepaling geeft extra informatie bij de handeling van de zin.

Dat wil zeggen: zonder deze informatie is de zin ook compleet. Deze extra informatie dient als antwoord op één van de volgende

vragen: • waar?• wanneer?• hoe?• waarmee?• waarvandaan?

Je vertaalt de ablativus dan met:1. met, door (bij ‘waarmee?’ en ‘hoe?’) 2. vanaf (bij ‘waarvandaan?’)3. in, op, tijdens (bij ‘waar?’, ‘wanneer?’)

Ablativus-object

Bij een ablativus-object is de functie van het woord object;echter, het woord staat niet in de accusativus maar in de ablativus.

Regina viro caret - De koningin mist een man.de koningin = onderwerpeen man = lijdend voorwerp / object

Zoals je kunt zien staat het object staat in de ablativus. Een ablativus-object komt voor bij werkwoorden die altijd een

ablativus bij zich hebben. Achter deze woorden staat: + abl Voorbeelden: carere (missen), egere (nodig hebben)

Voorzetsels + bijvoeglijke naamwoorden

Na sommige voorzetsels krijg je een bepaalde naamval:• apud + acc bij• in + acc naar

+ abl in, op• ex + abl uit• ad + acc naar• pro + abl voor; in plaats van

Na sommige bijv. naamwoorden krijg je een bepaalde naamval:• ignarus + gen niet wetend• cupidus + gen begering naar• similis + dat gelijkend op• adversus + acc tegen(over)• dignus + abl waard

nrnr naamnaam functiefunctie

11 nominativusnominativusa. onderwerp (a. onderwerp (subjectsubject))

b. naamw. deel van gezegdeb. naamw. deel van gezegde

22 genitivusgenitivus bijvoeglijke bepalingbijvoeglijke bepaling

33 dativusdativusa. indirect objecta. indirect object

b. bepaling ‘voor wie’b. bepaling ‘voor wie’

c. object bij bep. werkwoordenc. object bij bep. werkwoorden

44 accusativusaccusativus lijdend voorwerp (lijdend voorwerp (objectobject))

55 ablativusablativusa. bijwoordelijke bepalinga. bijwoordelijke bepaling

b. object bij bep. werkwoordenb. object bij bep. werkwoorden

nrnr naamnaam functie / gebruikfunctie / gebruik vertalingvertaling

11 nominativusnominativusa. onderwerp (a. onderwerp (subjectsubject))

b. naamw. deel van gezegdeb. naamw. deel van gezegdeals onderwerpals onderwerp

als naamw. deel v. gez.als naamw. deel v. gez.

22 genitivusgenitivusa. bijvoeglijke bepalinga. bijvoeglijke bepaling

b. na bep. bijv. naamw.b. na bep. bijv. naamw.‘‘van …’van …’

33 dativusdativus

a. indirect objecta. indirect object

b. bepaling ‘voor wie’b. bepaling ‘voor wie’

c. object bij bep. werkwoordenc. object bij bep. werkwoorden

d. na bep. voorzetsels / bijv. naamw.d. na bep. voorzetsels / bijv. naamw.

‘‘aan …’aan …’

‘‘voor…’voor…’

als objectals object

44 accusativusaccusativusa. lijdend voorwerp (a. lijdend voorwerp (objectobject))

b. na bep. voorzetsels / bijv. naamw.b. na bep. voorzetsels / bijv. naamw.als objectals object

55 ablativusablativus

a. bijwoordelijke a. bijwoordelijke

bepalingbepaling

b. object bij bep. werkwoordenb. object bij bep. werkwoorden

c. na bep. voorzetsels / bijv. naamw.c. na bep. voorzetsels / bijv. naamw.

1) met, door 2) vanaf 1) met, door 2) vanaf

3) in, op, tijdens3) in, op, tijdens

als objectals object

Recommended