68
VADEMECUM ZOÖNOSEN Een praktische gids over de melding, signalering en bestrijding van zoönosen in de humane en veterinaire gezondheidszorg

0800-0488 VADEMECUM ZOÖNOSEN - arbocatalogusmbo.nl · Vademecum zoönosen 6 ongetwijfeld zullen zijn, te komen tot een verbeterde versie in volgende jaren. Vanaf dan zal het alleen

Embed Size (px)

Citation preview

VADEMECUMZOÖNOSEN

Een praktische gids over de melding, signalering en bestrijding van

zoönosen in de humane en veterinaire gezondheidszorg

0800-0488Meldkamer nVWA, 24/7

045-5463188Meldpunt dierziekten, 24/7

VADEMECUMZOÖNOSEN

Een praktische gids over de melding, signalering en bestrijding van

zoönosen in de humane en veterinaire gezondheidszorg

0800-0488Meldkamer nVWA, 24/7

045-5463188Meldpunt dierziekten, 24/7

Inho

udso

pgav

e

3

Inhoudsopgave

Inleiding 3

1. Melding en signalering 1.1 Melding 7 1.1.1. Meldingsplicht 7 1.1.2. Melding van infectieziekten bij de mens aan de publieke

gezondheidszorg 8 1.1.3. Melding van infectieziekten bij dieren 11 1.2 Signalering 13 1.2.1. Signaleringsoverleg (humaan, Cib) 13 1.2.2. Signaleringsoverleg humaan / veterinair (i.o.) 14 1.2.3. Inf@ct / Labinf@ct / Vetinf@ct / Arbo-Inf@ct 14

2. Organisatiestructuur van de humane infectieziektebestrijding 2.1. Inleiding 17 2.2. Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) 19 2.2.1. Laboratorium voor Infectieziekten en Screening (LIS) 21 2.2.2. Laboratorium voor Zoönosen en Omgevingsmicrobiologie

(LZO) 22 2.2.3. Epidemiologie en Surveillance (EPI) 23 2.2.4. Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (LCI) 23 2.3. De gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD) 25 2.4. Het microbiologisch laboratorium 28 2.5. De Arbodienst 29 2.6. De behandelend arts (huisarts/specialist) 30

Vade

mec

um z

oöno

sen

4

3. Organisatiestructuur van de veterinaire infectieziektebestrijding 3.1. Inleiding 31 3.2. De Voedsel en Waren Autoriteit 31 3.3. Het Centraal Veterinair Instituut (CVI) 35 3.4. De Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) 36 3.5. Veterinaire microbiologische laboratoria 36 3.6. Dutch Wildlife Health Centre (DWHC) 39 3.7 Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor

Diergeneeskunde (KNMvD) 41 3.8 De dierenarts practicus 41

4. Informatie over specifieke zoönosen 4.1. Selectie van de behandelde infectieziekten 43 4.2. Anthrax 44 4.3. Aviaire influenza 45 4.4. Botulisme 46 4.5. Echinococcose (E. granulosus en E. multilocularis) 47 4.6. STEC/Enterohemorragische E. coli-infectie 48 4.7. Hantavirusinfectie 49 4.8. Leptospirose 50 4.9. Listeriose 51 4.10. Psittacose 52 4.11. Q-koorts 53 4.12. Rabiës 54 4.13. Toxoplasmose 55 4.14. Voedselinfectie en -vergiftiging 56

BijlagenBijlage 1 Nuttige adressen en websites 57Bijlage 2 Infectieziekten die behandelend artsen en/of laboratoria aan de GGD

moeten melden. 60Bijlage 3 Lijst van gebruikte afkortingen 63

Inle

idin

g

5

Inleiding

De term ‘One Health’ is niet nieuw. Het idee er achter is bovendien nog veel ouder. Toch lijkt 2010 het jaar geworden te zijn waarin bij velen deze basisgedachte, dat de gezondheid van mens en dier innig verbonden zijn, heeft postgevat. In 2010 hebben allerlei mensen, onder andere uit de humaan medische en veterinaire hoek, meege-werkt aan initiatieven om de One Health-gedachte actief uit te dragen. Het zij door de organisatie van nascholingsdagen, congressen en symposia, het zij door het afron-den van het Emerging Zoönoses-project*, het zij door het tot stand brengen van bij-voorbeeld dit vademecum.

Bij de tot stand koming van dit vademecum hebben artsen infectieziektenbestrijding, arts-microbiologen, dierenartsen werkend bij de nVWA en het RIVM samen gewerkt om een handige leidraad te ontwikkelen die de artsen en dierenartsen in het veld tot hulp kan zijn om de juiste route te vinden. Bestrijding van zoönotische infecties, die een bedreiging vormen voor de volksgezondheid, begint bij signalering van deze infecties. Het signaal van een dergelijke infectie moet op de juiste plek terecht komen om het juiste balletje aan het rollen te brengen, beginnend aan de kant van de mens of aan de kant van het dier. Melding van een dergelijk signaal kan uiteindelijk leiden tot een cascade aan reacties die tot doel hebben verspreiding van de zoönotische infectie tegen te gaan en schade voor mens en dier te minimaliseren.

In dit vademecum staan beschreven welke ziekten meldingsplichtig zijn en volgens welke kanalen de signalen lopen. Dit geeft artsen inzicht in het veterinaire veld, die-renartsen in het humane veld, en voor beide partijen brengt het inzichtelijk bij elkaar op welke wijze een signaal verwerkt wordt en derhalve wat het nut is van meldingen.Dit vademecum wordt dit jaar voor het eerst uitgebracht. Het is de bedoeling van de redactie om met inbreng van opmerkingen en aanvullingen uit het veld, die er

Vade

mec

um z

oöno

sen

6

ongetwijfeld zullen zijn, te komen tot een verbeterde versie in volgende jaren. Vanaf dan zal het alleen nog nodig zijn om het vademecum up-to-date te houden. Naast een gedrukte versie zal er op de diverse websites een pdf van het vademecum gepu-bliceerd worden. U bent bij deze van harte uitgenodigd om uw op- en aanmerkingen aan ons door te geven, dit kan per e-mail via [email protected] hopen u met dit vademecum een handige gids in handen te geven waarmee u uw weg kunt vinden in de wereld van de gezamenlijke infecties van mens en dier.

De redactiePeter Jacobs, GGD Limburg-NoordRob van Kessel, GGD UtrechtMerel Langelaar, RIVMOlaf Stenvers, nVWA en RIVMMireille Wulf, PAMM Laboratorium Medische Microbiologie Veldhoven & Catha-rina Ziekenhuis Eindhoven.

*RefEmerging zoönoses: Early warning and surveillance in the Netherlands, RIVM-rap-port 330214002, 2010

Mel

ding

en

sig

nale

ring

7

1 Melding en signalering

1.1. Melding

1.1.1. Meldingsplicht

Artsen zijn, op basis van de Wet publieke gezondheid (WPG) verplicht een aantal infectieziekten te melden bij de GGD. Dierenartsen zijn, op basis van de Gezond-heids- en welzijnswet voor dieren (GWWD), verplicht een aantal dierziekten te mel-den bij de nVWA/LNV. Voor de zoönotische infectieziekten geldt een meldingsplicht zoals vermeld in onderstaande tabel. Van deze meldingsplichtige zoönosen zijn er een aantal bestrijdingsplichtig bij dieren. Dit zijn o.a. aviaire influenza bij pluimvee, brucellose en BSE. In de tabel is tevens aangegeven welke zoönosen in dit vademecum inhoudelijk worden beschreven. Bespreking van álle zoönosen zou het vademecum onnodig omvangrijk maken (bron van de tabel: website “Ziek door dier” - RIVM).

Meldingsplichthumaan

Meldingsplicht veterinair

Besproken in dit

vademecum

Anthrax X X (1)(2) X

Apenpokken - X (2) -

Aviaire influenza X X X

Botulisme X - X

Brucellose X X (1)(2) -

BSE / TSE / vCJD X X (1)(2) -

Campylobacteriose X (5) X Zie “voedsel-

infectie”

Echinococcose - X X

Vade

mec

um z

oöno

sen

8

Meldingsplichthumaan

Meldingsplicht veterinair

Besproken in dit

vademecum

Enterohemorragische E. coli-infectie

/ STEC

X - X

Hantavirusinfectie X - X

Kwade droes - X (1) -

Leptospirose X X (4) X

Listeriose X X X

Psittacose / Ornithose X X (3) X

Q-koorts X X (1) X

Rabiës X X (1)(2) X

Rift Valley koorts - X(1)

Salmonellose X (5) X Zie “voedsel-

infectie”

SIV - X (2) -

Toxoplasmose - X X

Trichin(ell)ose X X (1) -

Tuberculose X X (1)(2) -

Tularemie - X (2) -

Yersiniose X (5) X Zie “voedsel-

infectie”

Virale hemorragische koortsen

(o.a. Ebolavirus, Marburgvirus)

X X(2) -

Virale paarden-encefalomyelitiden

(WEE, EEE, VEE)

- X(1)

Voedselinfectie X - X

West Nile virusinfectie X X(1)

(1) Bij vee (= herkauwende en eenhoevige dieren en varkens)

(2) Bij zoogdieren niet zijnde vee

(3) Alleen bij andere vogels dan pluimvee (= hoenderachtigen, eenden of ganzen)

(4) Alleen Leptospira interrogans, serovar hardjo

(5) Alleen indien verwekker van een voedselinfectie bij twee of meer personen waarbij een onderlinge samen-

hang wordt vermoed.

1.1.2. Melding van infectieziekten bij de mens aan de publieke gezondheidszorg

[1] Verplichte melding.

Individuele melding van infectieziektenBehandelend artsen en laboratoria moeten bepaalde infectieziekten melden aan de GGD (bijlage 2). Voor een deel van deze infectieziekten is de meldingstermijn in de regelgeving vastgelegd. Naast deze specifieke infectieziekten moeten artsen ook melden:

Mel

ding

en

sig

nale

ring

9

• een ziektebeeld met een volgens de stand van de wetenschap onbekende oorzaak, waarbij een gegrond vermoeden bestaat van besmettelijkheid en ernstig gevaar voor de volksgezondheid.

• een lijk besmet met een infectueus of giftig agens of een infectueuze of giftige stof waardoor een ernstig gevaar voor de volksgezondheid kan ontstaan.

• een voor de praktijk ongewoon aantal gevallen van een infectieziekte, niet beho-rend tot de meldingsplichtige infectieziekten, die een gevaar vormt voor de volksgezondheid.

De GGD neemt in overleg met de patiënt, de behandelend arts, de instelling en/of andere betrokkenen de bestrijdingsmaatregelen zoals die zijn vastgelegd in de richt-lijnen van de beroepsgroep (in de praktijk bekend als de "LCI-richtlijnen").De GGD meldt op zijn beurt aan het Centrum voor Infectieziektebestrijding via de internetapplicatie "Osiris". Ook in dit geval is de meldingstermijn in de regelgeving vastgelegd.

Bij een zeer beperkt aantal infectieziekten (groep A uit de WPG) ligt de regie van de bestrijding niet bij de GGD, maar bij de minister van VWS. Het CIb vervult een belangrijke rol bij het bepalen van het landelijke bestrijdingsbeleid.

Op advies van de GGD kan de burgemeester dwingende maatregelen gericht op de patiënt en/of diens contacten nemen. Dergelijke gedwongen maatregelen gericht op de persoon zijn alleen mogelijk bij de infectieziekten van groep A, B1 en B2. Bij infectieziekten van groep B2 is uitsluitend gedwongen wering uit het beroep moge-lijk.Naast maatregelen gericht op de persoon kan de burgemeester het volgende beslui-ten:1. Indien er een gegrond vermoeden bestaat van een besmetting kan de burgemees-

ter gebouwen, vervoermiddelen, goederen en waren controleren op de aanwezig-heid van een besmetting, zonodig door het nemen van monsters.

2. In het geval van een besmetting kan de burgemeester:a. voorschriften van technisch-hygiënische aard geven,b. gebouwen, vervoermiddelen of goederen ontsmetten, met inbegrip van de ver-

nietiging van vectoren.3. In het geval van een besmetting waarbij ernstig gevaar dreigt voor de volksge-

zondheid, kan de burgemeester:a. gebouwen of terreinen dan wel gedeelten daarvan sluiten, b. een verbod uitvaardigen tot het gebruik maken of betreden van vervoermid-

delen,c. waren vernietigen.

De burgemeester heft de maatregel op als het gevaar is geweken.

Vade

mec

um z

oöno

sen

10

Verplichte melding van syndromen door instellingenHet hoofd van een instelling waar voor infectieziekten kwetsbare populaties verblij-ven of samenkomen voor een of meer dagdelen per etmaal, stelt de GGD van de gemeente waarin de instelling gelegen is, op de hoogte van het optreden van een ongewoon aantal zieken met maag- en darmaandoeningen, geelzucht, huidaandoe-ningen of andere ernstige aandoeningen van vermoedelijk infectieuze aard in de des-betreffende populatie of bij het begeleidend of verzorgend personeel.Wat instellingen precies moeten melden varieert per type instelling. Zo hoeft bijvoor-beeld een verpleeghuis geelzucht niet te melden omdat geelzucht gezien de populatie daar bijna nooit een infectieuze oorzaak heeft.

[2] Vrijwillige melding en consultatieGGD’en worden veelvuldig benaderd door particulieren, zorgverleners en instellin-gen met vragen over infectieziekten. Ook hieruit kunnen bestrijdingsmaatregelen voortvloeien. Als het om zoönosen gaat kan de GGD desgewenst contact opnemen met de nVWA.

Schema 1: melding van infectieziekten in de humane gezondheidszorg

Laboratorium-Diagnostiek

GGD

Surveillance

RIVM-ClbLIS

RIVM-ClbEPI

RIVM-ClbLCI

Landelijkecrisis

Ministerie vanVWS

OMT/BAO

RIVM-ClbLZO

Overleg overbestrijding

VWADiagnostieken typering

Melding

Melding

Behandelend artsLaboratorium

Mel

ding

en

sig

nale

ring

11

1.1.3 Melding van infectieziekten bij dieren

[1] Verplichte meldingInfectieziekten bij dieren worden “besmettelijke dierziekten” genoemd. Het wette-lijke kader voor het melden van infectieziekten bij dieren wordt gevormd door de Gezondheids en welzijnswet voor dieren, waarvoor het Ministerie van Landbouw beleidsverantwoordelijkheid draagt. Een besmettelijke dierziekte kan als meldings-plichtig worden aangewezen wanneer het een ziekte betreft die zich snel kan uitbrei-den, ernstige schade veroorzaakt of niet eenvoudig bestreden kan worden, die een ernstig gevaar voor de volksgezondheid vormt of wanneer het vanwege een interna-tionaal verdrag is vereist. Een besmettelijke dierziekte kan ook bestrijdingsplichtig zijn. Dat is het geval wanneer dat in een richtlijn van de Europese Unie is vastgelegd of door de Minister van LNV is bepaald. Voor het instellen van de bestrijdingsplicht worden dezelfde criteria als voor het vaststellen van de meldingsplicht gehanteerd. De veterinaire sector hanteert overigens in het algemeen de term ‘meldingsplicht’ in plaats van de term ‘aangifteplicht’.

De meldingsplicht voor besmettelijke dierziekten geldt voor dierhouders en dieren-artsen, waarbij reeds de verdenking van een besmettelijke dierziekte meldingsplich-tig is. Ook medewerkers van laboratoria zijn verplicht de diagnose van een besmet-telijke dierziekte te melden. Voor sommige dierziekten geldt een meldingsplicht uitsluitend voor dierenartsen. Het VIC van de nVWA coördineert de afhandeling van meldingen.

De melding van een besmettelijke dierziekte vindt plaats bij de nVWA. De nVWA draagt verantwoordelijkheid voor de opvolging van de melding. In eerste instantie betreft dat de bevestiging van de uitbraak van de betreffende dierziekte door het instellen van een ambtelijk onderzoek en door het nemen van een ambtelijk monster en in het vervolg het uitvoeren van bestrijdingsmaatregelen. De belangrijkste bestrij-dingsmaatregelen kunnen zijn

• afzonderen van zieke en verdachte dieren• ophokken van zieke en verdachte dieren• doden van zieke en verdachte dieren• onschadelijk maken van gedode of gestorven dieren • onschadelijk maken van producten en voorwerpen die besmet zijn of ervan

verdacht worden• vaccinatie van dieren• door plaatsen van waarschuwingsborden besmet verklaren van gebouwen en ter-

reinen• vervoersverbod

Vade

mec

um z

oöno

sen

12

Voor een aantal infectieziektenbij dieren, zoals aviaire influenza of tuberculose, vindt een permanente monitoring plaats. Dit heeft te maken met de grote impact van de betreffende ziekte voor dier- en volksgezondheid of het houden van de officiële vrij-status ten aanzien van de betreffende ziekte.

Dierenartsen, dierhouders en laboratoria melden besmettelijke dierziekten en ver-denkingen daarvan bij het meldpunt dierziekten, tel. 045 – 5463188, dit nummer is 7 dagen per week, 24 uur per dag bereikbaar.

[2] Vrijwillige melding

GGD’enGGD’en kunnen bij de nVWA melding maken van zoönotische of voedsel gerela-teerde infecties bij de mens en verzoeken om het opsporen van de mogelijke bron. Voor zover het daarbij om bij het dier meldingsplichtige ziekten gaat, kan de nVWA, na het succesvol opsporen van de bron, maatregelen opleggen. In gevallen waar het niet om bij dieren meldingsplichtige ziekten gaat, ontbreekt het wettelijke kader voor het kunnen opleggen van maatregelen. GGD’en kunnen een melding doen door de meldkamer van de nVWA te bellen, tel. 0800-0488, het nummer is 7 dagen per week, 24 uur per dag bereikbaar. Voor zover de melding een zoönose betreft, zet de meld-kamer de melding door naar het VIC dat vervolgens de afhandeling van de melding coördineert.

Slachthuis

Veehouder

Dierenarts

GD

CVI

CVI

RIVM

DWHC

Microbio-logisch lab

Huisarts

GGDVWA

Burge-meester

MinisterLNV

Vlees

Levend

Geïnfecteerdlandbouwhuisdier

Geïnfecteerdgezelschaps-

dier

Geïnfecteerdwild dier

Geïnfecteerdepatiënt

Schema 2: Melding van besmettelijke dierziekten

Mel

ding

en

sig

nale

ring

13

Meldingen van voedselinfecties bij de nVWA door particulierenPersonen met klachten van gastro-enteritis die vermoeden dat deze veroorzaakt zijn door voedsel kunnen contact opnemen met de gratis Warenklachtenlijn (0800-0488) van de Meldkamer van de nVWA.

1.2 Signalering

Nederland is geen eiland, ziekten kunnen onverwacht de kop opsteken vanuit het buitenland maar ook binnenslands kunnen verschuivingen plaats vinden die een andere benadering noodzakelijk maken, denk bijvoorbeeld aan het invoeren van de meldingsplicht voor de nieuwe influenza A H1N1 . Er zijn diverse mogelijkheden waarmee professionals elkaar onderling op de hoogte houden van veranderingen en/of mogelijke nieuwe bedreigingen. Signalering is belangrijk in het kader van risico-identificatie en early warning.

1.2.1. Signaleringsoverleg (humaan)

Grote en kleine epidemieën van infectieziekten in binnen- en buitenland doen zich regelmatig voor. Van de overheid wordt verwacht dat deze op de hoogte is van epi-demieën om zo nodig gerichte bestrijdingsmaatregelen te nemen om (verdere) ver-spreiding in Nederland te voorkomen. Het behoort tot de taken van het RIVM om te signaleren of zich landelijke dreigingen voordoen op infectieziektegebied en de overheid hierover te informeren. Op verzoek van de Inspectie voor de Volksgezond-heid (IGZ) is hiertoe op 1 januari 1999 door het RIVM het zogenaamde “signale-ringsoverleg” in het leven geroepen. Doelstelling van het overleg is het genereren en beoordelen van betrouwbare signalen op het gebied van infectieziekten en hierover rapporteren aan alle betrokkenen. Het wekelijkse overleg resulteert in een overzicht van signalen dat diezelfde dag per e-mail verzonden wordt naar direct betrokkenen in de infectieziektebestrijding in Nederland. Behalve naar de opdrachtgever (IGZ en VWS), gaat het verslag naar overheidsfunctionarissen die de informatie voor hun werk nodig hebben (GGD’en, LCI, Centraal Veterinair Instituut, Voedsel- en Waren-autoriteit, e.d.) en naar professionals in de gezondheidszorg die werkzaam zijn op het terrein van de infectieziekten. Iedereen die beroepsmatig voor toezending van het verslag in aanmerking denkt te komen kan contact opnemen door een e-mail te sturen naar: [email protected].

Vade

mec

um z

oöno

sen

14

1.2.2. Signaleringsoverleg humaan / veterinair (i.o.)

Gedurende het Emerging Zoonoses-project is gestart met een humaan-veterinair signaleringsoverleg. Na een verkennende fase met een constante samenstelling van deelnemers van de GD, VWA en RIVM, is er een vervolg aan het project gegeven met deelnemers vanuit alle consortiumpartners. Maandelijks komen vertegenwoordigers van deze instituten bij elkaar om signalen van zoönosen die voor de volksgezondheid relevant zijn, of kunnen worden, te bespreken. Het is de bedoeling van de deelne-mende instituten om dit overleg, op maandelijkse basis, voortgang te laten vinden in de toekomst. Enerzijds zal het overleg laagdrempelig zijn om optimaal signalen te kunnen ontvangen, anderzijds zal het overleg een zeer betrouwbare partner zijn voor de betrokken partijen, waarbij gewaarborgd is dat signalen niet langs onbedoelde wegen in de openbaarheid komen.

1.2.3. Berichtendiensten Inf@ct / Labinf@ct / Vetinf@ct / Arbo-nf@ct

Als het CIb beroepsbeoefenaren werkzaam in de infectieziektebestrijding over een spoedeisende situatie wil informeren, wordt de informatie verspreid via een van de elektronische berichtendiensten. De berichten bevatten altijd uit een inhoudelijke tekst (de boodschap); hieraan wordt in een deel van de berichten een kort commen-taar toegevoegd. Berichten kunnen afkomstig zijn van het CIb of van samenwer-kingspartners: GGD’en, microbiologen, enz.. Daarnaast zijn recent berichtendiensten in het leven geroepen voor professionals op arbo gebied en dierenartsen die door het NCvB en respectievelijk door leden van het EMZOO consortium in samenwerking met de KNMvD worden onderhouden.De verschillende varianten komen hieronder kort aan de orde. [a] Inf@ct Inf@ct is een elektronische berichtenservice over infectieziekten, verzonden van-uit CIb-LCI. Inf@ct is uitsluitend bedoeld voor personen uit een van de volgende beroepsgroepen:• artsen infectieziektebestrijding van Gezondheidsdiensten (GGD’en),• artsen-microbioloog (leden NVMM),• (pediatrisch) infectiologen (leden VIZ),• consulenten infectiepreventie c.q. hygiënisten (leden Vereniging voor Hygiëne en

Infectiepreventie in de Gezondheidszorg, VHIG).Daarnaast kunnen vertegenwoordigers van koepelorganisaties en inspecties deel-nemen. Zij zenden berichten door naar hun achterban. Inmiddels zijn de volgende organisaties vertegenwoordigd: Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA),

Mel

ding

en

sig

nale

ring

15

Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP), Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) en Landelijke Vereniging voor Entadministraties (LVE).

[b] Labinf@ct De berichtenservice Labinf@ct is onderdeel van Inf@ct en is uitsluitend bedoeld voor artsen-microbioloog, klinisch werkzame virologen en moleculair biologen ver-bonden aan een medisch microbiologisch laboratorium. De berichten worden ver-zonden vanuit CIb-LIS.

[c] Vetinf@ctVetinf@ct is bedoeld voor• Landbouwhuisdieren- en gezelschapsdierenpractici• Veterinaire professionals bij inspecties, beleid en productschappen• Veterinaire pathologen, microbiologen, virologen, parasitologen of epidemiologen

De elektronische berichtendienst is bedoeld als een laagdrempelig communicatie-middel om onder de vlag van de One Health gedachte de vroege signalering van zoonotische aandoeningen te bevorderen. Veterinaire professionals worden in staat gesteld snel berichten te ontvangen en te sturen over ontwikkelingen of incidenten op het gebied van zoonotische infecties waardoor kennis en expertise worden vergroot en intercollegiaal overleg wordt bevorderd. Zo doende wordt een bijdrage geleverd aan de verbetering van de dier- en volksgezondheid. Vetinf@ct is complementair aan de inf@ct en labinf@ct berichtendiensten die respectievelijk zijn bedoeld voor professionals in de humane infectieziektenbestrijding en medische microbiologie. In voorkomende gevallen kunnen berichten in alle drie de netwerken worden uitgezet. De snelle communicatie tussen alle direct betrokkenen op het gebied van de infec-tieziekten in de veterinaire en de medische domeinen, met name van belang tijdens incidenten, wordt op deze manier gefaciliteerd.

[d] Arbo-inf@ctArbo-inf@ct is een gezamenlijk initiatief van het Nederlands Centrum voor Beroeps-ziekten en het Centrum Infectieziektebestrijding van het RIVM. Dit project wordt ver-der mogelijk gemaakt door een subsidie vanuit het ministerie van SZW. Arbo-inf@ct is een elektronische berichtenservice, waarmee arboprofessional snel berichten kun-nen ontvangen over ontwikkelingen of incidenten op het gebied van infectieziekten ten tijde van een crisissituatie. Arboinfect is gebaseerd op Inf@ct, de elektronische berichtenservice met als doelgroep deskundigen op het gebied van infectieziekten in de openbare gezondheidszorg. De Arbo-inf@ctredactie maakt onderdeel uit van de redactie van het Kennissyteem infectieziekten en arbeid (KIZA). Het NCvB/KIZA verzorgt de technische ondersteuning.

Org

anis

atie

- st

ruct

uur v

an d

e hu

man

e in

fect

iezi

ekte

best

rijdi

ng

17

2 Organisatie -structuur van de humane infectieziektebestrijding

2.1. Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een globaal beeld geschetst van de humane en veterinaire gezondheidszorg voor zover deze te maken heeft met het bestrijden van zoönotische infecties in Nederland. Naast de organisatiestructuur worden ook de belangrijkste taken van de diverse organisaties die bij de bestrijding betrokken zijn kort beschreven.

Schema 3 Overzicht van de Nederlandse preventieve infectieziektebestrijding

Ministerie van VWS

RIVM-Clb Gezondheidsraad

LOI/LOHVLCR

Soa-aids Nederland

GGD’en

AIB**

**AIB = Algemene Infectieziektebestrijding:• Surveillance

• Bron- en contactopsporing• Preventie & voorlichting• Beleidsadvisering/regiefunctie/netwerk

• Meldingsplichtige ziekten

• Outbreakmanagement

TBC Soa Hygiëneadvisering

BurgemeesterVeiligheidsregio/GHOR

KNCV–tuberculosefonds/CPT

Vade

mec

um z

oöno

sen

18

De bestrijding van infectieziekten (inclusief zoönosen) kan worden gezien als een optelsom van twee onderling samenhangende pijlers (zie schema 3):• de pijler van de infecties (in blauw weergegeven)• de pijler van de microben (in groen weergegeven)De infectieziektebestrijding aan de blauwe kant gebeurt primair door GGD’en (in samenwerking met een scala aan andere organisaties op regionaal en landelijk niveau). Bij grootschalige crises werkt de GGD nauw samen met de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR), met politie en brandweer onder-deel van de Veiligheidsregio. Verticaal is er een samenwerkingsrelatie met het landelijke Centrum Infectieziekte-bestrijding, en in het bijzonder met de afdelingen EPI en LCI (voor een beschrijving zie verder ). De GGD’en worden voor wat betreft voorwaardenscheppende onderwerpen onder-steund door de koepelorganisatie GGD-Nederland.GGD’en baseren hun handelen op richtlijnen die door de beroepsgroep (in het zoge-naamde Landelijk Overleg Infectieziekten - LOI) worden vastgesteld maar waaraan ook andere disciplines hun bijdrage hebben geleverd. Het beheer van de richtlijnen gebeurt door het CIb, in overleg met een Redactieraad.

RIVM-CIbCSC

Responsteam

LCI-EPI

GGD-NLLOIRedactieraadrichtlijnen

7 regionaleartsen-consulent

7 regionale artsen-microbioloog

Infecties

Veiligheidsregio’s OGZ-Lab’s

Mens Microbe Lab’sGGD’en

Pathogenen

NVMMCOGIZ, WOGIZSubredactieraadrichtlijnen

LIS-LZO

Schema 4: De twee pijlers van de humane infectieziektebestrijding.

Org

anis

atie

- st

ruct

uur v

an d

e hu

man

e in

fect

iezi

ekte

best

rijdi

ng

19

De infectieziektebestrijding aan de groene kant wordt uitgevoerd door medisch-microbiologische laboratoria. Een aantal daarvan heeft een convenant gesloten met een of meer GGD’en voor de uitvoering van laboratoriumdiagnostiek door de GGD (“OGZ-laboratorium”, waarbij OGZ staat voor Openbare gezondheidszorg). De Redactieraad van de richtlijnen kent een subredactieraad waardoor de productie van de paragrafen over diagnostiek en therapie wordt begeleid.De Commissie Openbare Gezondheidszorg Infectieziekten (COGIZ) en de Werk-groep Openbare Gezondheidszorg Infectieziekten (WOGIZ) zijn organen van de Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM) die zich (vooral) richten op de publieke gezondheidszorg.

Het CIb heeft een commissie ingesteld die over surveillanceprojecten en –program-ma’s adviseert: de CIb Surveillance Council (CSC).

2.2. Centrum Infectieziektebestrijding (CIb)

Website: http://www.rivm.nl/cib/

InleidingHet Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) van het Rijksinstituut voor Volksge-zondheid en Milieu (RIVM) functioneert als regisseur in de keten van de infectie-ziektebestrijding. Het CIb coördineert bij een dreiging of bestrijding van een uit-braak. Tevens voert het CIb de landelijke surveillance van infectieziekten uit in nauwe samenwerking met de partners in het veld. De verspreiding van ziekten en de veran-dering van parasieten, bacteriën en virussen wordt nauwgezet gevolgd. Het CIb rap-porteert hierover op nationaal- en internationaal niveau en waarschuwt professionals bij dreigende risico’s. Bovendien adviseert het CIb de minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) en professionals in de praktijk over het gewenste preventie- en bestrijdingbeleid. Ook ontwikkelt zij richtlijnen en draaiboeken voor de lokale en landelijke bestrijding van infectieziekten. Ter ondersteuning van haar adviestaak coördineert en verricht het CIb wetenschappelijk onderzoek en specialistische diag-nostiek.

Specifieke taken

OMT/BAOBij een dreigende epidemie kan het CIb een multidisciplinaire groep deskundigen bijeenroepen: het Outbreak Management Team (OMT), waarvan de directeur van het CIb de voorzitter is. De taak van het OMT is om de minister van VWS profes-

Vade

mec

um z

oöno

sen

20

sioneel advies te geven over de aanpak van de infectieziektebestrijding. Het CIb advi-seert de minister niet direct, maar via het Bestuurlijk Afstemmingsoverleg (BAO) dat per keer in aansluiting op het OMT georganiseerd wordt. De taak van het Bestuur-lijk Afstemmingsoverleg (BAO) is de adviezen van het Outbreak Management Team (OMT) te toetsen op bestuurlijke afstemming, haalbaarheid en uitvoerbaarheid. Het BAO besluit namens de minister en de vertegenwoordigers van verschillende instel-lingen en zorgt voor de uitvoering van de adviezen. In het BAO hebben vertegen-woordigers zitting van GGD Nederland, het Ministerie van VWS, de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Vereniging Nederlandse Gemeenten. De minister van VWS is voorzitter van het BAO.

VoorlichtingHet RIVM Voorlichtingscentrum biedt praktische ondersteuning bij publiekscom-municatie over volksgezondheid in de vorm van toolkits. Via de thema’s komt u bij de toolkits met communicatiegereedschap. Het aanbod wordt de steeds verder uitge-breid. Er zijn toolkits ontwikkeld over onder meer:• teken en de ziekte van Lyme;• voedselinfecties.Weblink: http://toolkits.loketgezondleven.nl à Infectieziekten Versterking regionale infectieziektebestrijdingEr zijn zeven regionale artsen-consulent (RAC) gedetacheerd bij het CIb (LCI) om de infectieziektebestrijding bij de GGD’en te ondersteunen. Daarnaast zijn er zeven regionale consulenten medische microbiologie die samen met de laboratoriumhoof-den van het CIb de Commissie Openbare diagnostiek en Microbiologie (COM) vor-men. Hiermee wordt een nauwe samenwerking tussen microbiologische laboratoria en GGD artsen gefaciliteerd. Ook zetten zij zich in voor het structureel beschikbaar maken van budget voor diagnostiek in het kader van de bestrijding en voor een regi-onaal projectbudget voor lokale verbeter- en ondersteuningsprojecten. De RAC con-sulenten zijn aanspreekbaar voor het zoeken naar oplossingen bij knelpunten in de samenwerking tussen de GGD’en en andere organisaties, ook die in de veterinaire sector. De COM consulenten zijn intermediair voor de laboratoria in de regio voor vragen met betrekking tot de volksgezondheid en coördineren terugkoppeling van laboratorium gegevens ook op het gebied van zoönosen.Weblink: http://www.rivm.nl/ zoekterm: RAC

Binnen het CIb onderscheiden we de volgende afdelingen:

Org

anis

atie

- st

ruct

uur v

an d

e hu

man

e in

fect

iezi

ekte

best

rijdi

ng

21

2.2.1. Laboratorium voor Infectieziekten en Screening (LIS)

Het Laboratorium voor Infectieziekten en Screening voert patiëntgeoriënteerde en epidemiologische diagnostiek uit op het gebied van bacteriologie, virologie, parasi-tologie en mycologie.

Tot de taken van het LIS behoren • surveillance en moleculaire epidemiologie van antibioticaresistentie, • toetsing van effectiviteit van het Rijksvaccinatieprogramma,• immuunstatusonderzoek voor pathogenen die in het Rijksvaccinatieprogramma

zijn opgenomen, • monitoring van pathogeenpopulaties,• bijzondere diagnostiek van bacteriën, virussen en parasieten die een potentieel

risico zijn voor de openbare gezondheid in Nederland en/of niet elders wordt uit-gevoerd,

• laboratoriumonderzoek voor bestaande en nieuwe landelijke screenings pro-gramma’s bij zwangeren en pasgeborenen.

Met betrekking tot zoönosen is het LIS betrokken bij het uitvoeren van bijzon-dere diagnostiek van diverse zoönosen, trend analyses en bij het organiseren van een landelijk dekkend netwerk van laboratoria. LIS is betrokken bij signalering, bij adviesvragen over zoönosen (OMT, richtlijnen, kamervragen, responsteams) en ook bij onderzoek naar specifieke vragen op het gebied van zoönosen ( bijv. influenza, Q-koorts).

Voor de bijzondere diagnostiek en typeringen, werkt het LIS nauw samen met de microbiologisch laboratoria en de GGD’en. Vanuit de 7 GGD-regio’s is steeds per regio een arts-microbioloog gedetacheerd bij het LIS en afgevaardigd naar de (COM).

Vanuit het LIS wordt onder andere Labinf@ct verzorgd (zie ook hoofdstuk signa-lering). Labinf@ct berichten zorgen ervoor dat er snel ingespeeld kan worden op veranderende diagnostische behoeften, zoals bijvoorbeeld het delen van kennis ten aanzien van diagnostiek bij epidemieën met een nieuw micro-organisme.

CIb-labnieuwsbriefDaarnaast wordt Labinf@ct gebruikt als verzendlijst van een maandelijkse CIb-lab-nieuwsbrief, bedoeld om laboratoria op de hoogte te houden van relevante discussies en ontwikkelingen binnen het CIb.

De voornaamste opdrachtgever van het LIS is het ministerie van VWS.

Vade

mec

um z

oöno

sen

22

Bereikbaarheid:

Binnen kantoorurenVragen over de uitvoering van diagnostiek en de interpretatie van uitslagen kunnenworden gesteld aan de contactpersonen zoals aangegeven in Hoofdstuk 4 van het diag-nostisch vademecum (www.rivm.nl, trefwoorden: diagnostisch vademecum infectieziek-ten) of via het secretariaat van het betreffende laboratorium.Voor het opvragen van uitslagen bij de Administratie tel. 030 274 2169, uitsluitendvan 8.30 - 10.00 uur en 13.30 - 15.00 uur.

Buiten kantoorurenVoor vragen over vaccinaties, diagnostiek en/of overleg over infectie-uitbraken bellemen de portier van het RIVM (030 274 9111) of de CIb bereikbaarheidsdienst (telefoon nummer niet openbaar). Deze zal trachten de juiste persoon te bereiken. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de diensten van de de meldkamer ambulancediensten Utrecht (Ravu). De verschillende soorten vragen van professionals worden naar de juiste dienst-doende artsen doorgegeven. Bellers met een niet-acute vraag worden gevraagd tijdens kantooruren terug te bellen.

2.2.2. Laboratorium voor Zoönosen en Omgevingsmicrobiologie (LZO)

Het Laboratorium voor Zoönosen en Omgevingsmicrobiologie onderzoekt de moge-lijke risico’s voor mens en milieu tengevolge van de aanwezigheid van micro-orga-nismen in voedsel, dieren, water, bodem en lucht. Binnen de aandachtsgebieden van LZO vallen bovendien opzettelijke microbiële bedreigingen, oftewel bioterrorisme. Het LZO is actief op het grensvlak van het humane en het veterinaire veld. Centraal bij het werk van LZO is de vraag of de microbiële bedreiging een volksgezondheids-probleem is of kan worden.

De taken van LZO zijn:• Signalering en outbreak/calamiteiten-response • Surveillance en transmissie/brononderzoek • Risicoschattingen • Integrale rapportages • Expertisefuncties

(Vroege) signalering en surveillance zijn binnen het CIb van groot belang. Voor de humane signalering zijn structuren binnen het CIb opgezet. LZO heeft een rol in de vroegsignalering van bedreigingen vanuit dieren, voedsel en het milieu. In opdracht

Org

anis

atie

- st

ruct

uur v

an d

e hu

man

e in

fect

iezi

ekte

best

rijdi

ng

23

van het Ministerie van LNV en in samenwerking met andere partners coördineert LZO de ontwikkeling van een systematische vroegsignalering vanuit dierreservoirs. LZO heeft de kennis en de samenwerkingsverbanden (binnen en buiten het RIVM) om dit uit te voeren. Veel van het werk van het LZO is gericht op preventie van infectieziekten. Op basis van laboratoriumonderzoek en risicoschattingen adviseert LZO over te nemen inter-ventiemaatregelen (ketenbenadering) . Dit kan leiden tot advies voor beleidsmaat-regelen die de humane blootstelling aan pathogenen op een laag niveau brengen en houden. Preventie heeft dus tot doel de blootstelling te voorkomen of te verlagen.Vanwege de taakstelling en de aard van de onderzoeksvelden spelen onderzoekers van het LZO een rol in tal van nationale en internationale netwerken, die veelal bui-ten de reguliere netwerken van het CIb vallen. LZO vervult daarom de 'brugfunctie' tussen mens en omgeving binnen het CIb. Tevens is LZO nationaal referentielab voor de meldingsplichtige zoönotische parasieten bij dieren.

2.2.3. Epidemiologie en Surveillance (EPI)

Epidemiologie en Surveillance (EPI) (voorheen bekend als Centrum voor Infectie-ziekten Epidemiologie, CIE) onderzoekt het optreden en de verspreiding van infec-tieziekten. Tijdige signalering van veranderingen in het vóórkomen van infectieziek-ten (zoals kinkhoest, darm- en luchtweginfecties) is noodzakelijk voor het evalueren en bijstellen van het bestrijdingsbeleid in Nederland. Methoden die worden ingezet bij het onderzoek zijn surveillance, epidemiologie en mathematische modellering.

Surveillance van (bepaalde) zoönosen valt hiermee dus ook onder de taken van EPI. De afdeling ontvangt ten behoeve van de surveillance van voedselinfecties zowel informatie van deGGD’en als van de nVWA (zie). EPI publiceert gegevens over het vóórkomen van meldingsplichtige infectieziekten op de website van het CIb. Onder-zoeksrapporten kunnen het gemakkelijkst worden gevonden en gedownload via de algemene RIVM-website.

2.2.4. Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (LCI)

Praktische informatie

Bereikbaarheid binnen kantoorurenBezoekadres: Antonie van Leeuwenhoeklaan 9, gebouw U-oost, 1e verdieping.Postadres: Postbus 1, 3720 BA BilthovenTelefoonnummer: 030-2749111 (algemeen nummer RIVM)E-mail: [email protected]

Vade

mec

um z

oöno

sen

24

Bereikbaarheid buiten kantooruren (alleen voor GGD artsen)Buiten kantooruren is het telefoonnummer van LCI (niet openbaar) doorgeschakeld naar de Meldkamer ambulancehulpverlening Utrecht. Van daaruit kan de dienstdoende LCI-arts via diens semafoon worden opgeroepen. Deze belt doorgaans binnen ongeveer 15 minuten terug. Voor regionale problematiek moet men in principe eerst de lokale GGD benaderen. GGD-artsen en landelijk werkende organisaties kunnen desgewenst direct contact opnemen met het CIb.

Activiteiten[1] Crisismanagement tijdens een (dreigende) epidemie: aansturing van de infectie-

ziektebestrijding op landelijk niveau: • bij een nationale crisis (uitbraken van aviaire influenza, poliomyelitis, pokken,

SARS, Nieuwe Influenza A); • bij complexe inhoudelijke problematiek en bij regio-overstijgende infectie-

ziekte-uitbraken. Afhankelijk van de situatie kan de aansturing van de bestrijding op afdelingsni-

veau (LCI) of CIb-niveau plaatsvinden. In het laatste geval wordt een zogenaamd responsteam geformeerd waarin alle afdelingshoofden zitting hebben en dat wordt voorgezeten door de directeur van het CIb.

[2] Het opstellen van richtlijnen met en voor (para)medische professionals  uit het veld en het ter beschikking stellen daarvan in druk en op de website van het CIb. Er zijn verschillende typen richtlijnen:

• Ziektespecifieke richtlijnen(bijvoorbeeld Q-koorts, psittacose, leptospirose en brucellose).

• Draaiboeken: deze gaan over grootschalige bestrijding van specifieke infectie-ziekten of over de bestrijding van uitbraken (maagdarminfecties, luchtwegin-fecties, vlekjesziekten).

• Verpleegkundige stappenplannen infectieziekten (VSI): geven een praktische vertaling van de richtlijn voor de sociaalverpleegkundige van de GGD.

• Informatieteksten voor patiënten.[3] Communicatie- en informatiefunctie. [4] Dagelijkse advisering aan professionals in ‘het veld’, vooral aan artsen en sociaal-

verpleegkundigen van GGD’en.[5] Ondersteuning bij de preparatie op crises voor organisaties 'in het veld'.

Org

anis

atie

- st

ruct

uur v

an d

e hu

man

e in

fect

iezi

ekte

best

rijdi

ng

25

2.3. De gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD)

Infectieziektebestrijding binnen de GGDBinnen het uitgebreide taakveld van de GGD vinden we infectieziektebestrijding terug in de deelgebieden:

• Algemene infectieziektebestrijding• Soa- en hiv-bestrijding/soa-polikliniek• Reizigersadvisering en vaccinatie • Tuberculosebestrijding• Technische hygiënezorg

Niet alle deelgebieden hebben een duidelijke relatie met de veterinaire gezondheids-zorg, maar met name voor de algemene infectieziektebestrijding is dat nadrukkelijk wel het geval. Hieronder volgt een opsomming van de deeltaken hiervan en de moge-lijke relatie met zoönosen.

Algemene infectieziektebestrijding Deze omvat een negental deeltaken. In alle gevallen mogelijk ook in relatie tot zoö-notische bedreigingen.

1. Surveillance: langdurige registratie van infectieziekten en hun verwekkers ten-einde trends/ontwikkelingen in de tijd te kunnen volgen / voorzien

2. WPG taken: registratie en melding van individueel meldingsplichtige infectie-ziekten (art. 1 en 21-25 WPG), en meldingen van instellingen waar kwetsbare personen verblijven (art. 26 WPG) en verheffingen van niet-meldingsplichtige infectieziekten in de open bevolking. E.e.a. hangt nauw samen met 5. bron en contactopsporing en 8. outbreakmanagement

3. Beleidsadvisering: gevraagd en ongevraagd advies geven aan overheid en overige instellingen op het gebied van de infectieziektebestrijding/preventie

4. Preventie: zowel primair, secundair als ook tertiair door respectievelijk het voor-komen van, het tegengaan van de uitbreiding van en het beperken van de gevolgen van infectieziekten.

5. Bron en contactopsporing: gerichte actie ondernemen om bronnen en versprei-ding van infectieziekten op het sporen, teneinde verdere uitbreiding tegen te gaan.

6. Netwerk/regiefunctie: veelal nauw verbonden met uitbraken in instellingen en/of outbreakmanagement in geval van grootschalige uitbraken.

7. Vangnet: het opvangen van de uitbreiding of gevolgen van infectieziekten, daar waar er geen andere voorliggende voorzieningen zijn. Denk o.a. aan vervuiling-gevallen.

Vade

mec

um z

oöno

sen

26

8. Outbreakmanagement: voor zover het grootschalige infectieziekte-uitbraken, regionaal, nationaal of zelfs internationaal betreft. Dit in nauwe samenwerking met de GHOR. De GGD is daarbij vooral aanspreekbaar op de inhoudelijke aspecten, terwijl de GHOR meer verantwoordelijk is voor de organisatie.

9. Onderzoek, spreekt voor zich, al dan niet in samenwerking met de verschillende academische werkplaatsen. Doel: veelal evidence based onderbouwing van de in de infectieziektebestrijding gebruikelijke maatregelen.

Soa en Hiv bestrijding/soa polikliniek: Heeft geen directe relatie met zoönosen.

Reizigersadvisering en vaccinatieOok duidelijk vanuit de naamgeving. Hier ligt wel een duidelijke relatie met zoönoti-sche bedreigingen. Er is hier sprake van zuivere primaire preventie.

TuberculosebestrijdingTuberculose kan zowel van mens op dier als van dier op mens overgedragen worden. De Nederlandse veestapel is vrij van tuberculose en het is dus belangrijk om over-dracht van mens op dier te voorkomen. Overdracht van dier op mens is niet uitgeslo-ten, bijvoorbeeld door import van besmette dieren uit het buitenland. Het kan dan gaan om vee, maar ook om huisdieren. Zo is overdracht via een papegaai en een lama beschreven. Uitwisseling van humane en diersignalen is voor tuberculose van belang.

Technische hygiënezorgDaarbij worden op basis van richtlijnen van het Landelijk Centrum Hygiëne en Vei-ligheid (LCHV) hygiëne en veiligheidsaspecten beoordeeld van o.a.:• Campings• Evenementen• Tattoo- en piercingshops• Prostitutie gelegenheden• Jeugdinstelling/MKD’s• AZC’s• Psychiatrische inrichtingen• Controle dak- en thuislozenopvang

Op campings, tijdens evenementen, in psychiatrische inrichtingen en op kinderboer-derijen worden regelmatig dieren gehouden met als doel het ervaren van knuffelcon-tacten.

Org

anis

atie

- st

ruct

uur v

an d

e hu

man

e in

fect

iezi

ekte

best

rijdi

ng

27

Algemeen overzicht GGD activiteitenDit is een voorbeeld. De organisatiestructuur van de diverse GGD’en kan hiervan meer of minder afwijken. Ook voeren niet alle GGD’en hetzelfde takenpakket uit. Ambulancezorg is een voorbeeld van een taak die veel GGD’en niet uitoefenen.

Algemene Infectieziekten Bestrijding:• Surveillance• Meldingsplichtige infectieziekten• Bron- en contactonderzoek• Preventie / voorlichting• Beleidsadvisering / regiefunctie / netwerk• Outbreakmanagement

SOA bestrijding• spreekuren • partner waarschuwing• preventie projecten• bv hepatitis B-project risicogroepen• Sense (centrum voor seksuele gezondheid)

AfdelingGB

GGD

SMA en Forensischegeneeskunde

AGZ = Algemene gezondheidszorgPG = Publieke gezondheidszorgJGZ = JeugdgezondheidszorgGB = GezondheidsbeschermingSMA = Sociaal medische advisering

Technische hygiënezorg

Reizigersadvisering envaccinatie

Infectieziekten-, TBC- enSOA-bestrijding

AfdelingAGZ/PG

Afdeling JGZ Ambulancezorg

Vade

mec

um z

oöno

sen

28

ReizigersadviseringWordt uitgevoerd door GGD’en, Travel clinics of gespecialiseerde huisartsen.

Doel: preventie van infectieziekten tijdens/door verblijf in buitenland, veelal maar niet uitsluitend (sub)tropische gebieden.

Door toename in volume en snelheid van internationaal transport van mensen en goederen, kunnen infectieziekten zich razendsnel wereldwijd verspreiden, denk aan recente voorbeelden Sars, influenza H1N1. Ook zoönosen kunnen via deze route geïmporteerd worden via mens, dier en goederen.

Advisering m.b.t. leefregels is zeer belangrijke voor de preventie van (zoönotische) infectieziekten in/uit het buitenland. T.a.v. zoönosen staat er slecht een beperkt aan-tal vaccins en middelen ter beschikking in de reizigersadvisering:

• Pre-expositievaccinatie m.b.t. zoönosen: gele koorts, rabiës, Japanse encefalitis en TBE (Tick Borne Encephalitis).

• Post-expositievaccinatie m.b.t. zoönosen: alleen rabiës. • Chemoprofylaxe m.b.t. zoönosen: alleen malaria.

2.4. Het microbiologisch laboratorium

Nederland heeft een dicht netwerk van gespecialiseerde laboratoria die diagnostiek op het gebied van infectieziekten uitvoeren. Het medisch microbiologisch laborato-rium (MML) beperkt zich echter niet tot het doen van diagnostiek maar heeft ook kennis in huis op het gebied van behandeling en preventie van infecties. Dit wordt mogelijk gemaakt door de in Europa unieke brugfunctie van de arts-microbioloog die tussen laboratorium en kliniek c.q. behandelaar in staat. MML’s dragen bij aan bron en contactonderzoek en verrichten diagnostiek bij uitbraken binnen en buiten zorginstellingen. De artsen-microbioloog worden getoetst via een beroepsvisitatie, de accreditatie van de MML vindt plaats door het CCKL (http://www.cckl.nl/), tevens nemen laborato-ria deel aan kwaliteitsrondzendingen. Niet in alle laboratoria vindt op locatie diagnostiek van alle zoönotische infecties plaats. De breedte van het diagnostisch pakket hangt onder andere af van het verzor-gingsgebied en daarmee de frequentie waarmee bepaalde diagnostiek aangevraagd wordt, de technische mogelijkheden binnen het laboratorium en de expertise van de betrokken specialisten. Zo zal onderzoek naar Salmonella, Campylobacter en serolo-gie voor Toxoplasma gondii in alle laboratoria plaats vinden maar wordt diagnostiek naar leptospirose uitsluitend in het KIT verricht. Het aantal aanvragen voor deze aandoening is zo gering en de bepaling zo gespecialiseerd, dat spreiding over ver-

Org

anis

atie

- st

ruct

uur v

an d

e hu

man

e in

fect

iezi

ekte

best

rijdi

ng

29

schillende instanties tot kwaliteitsverlies zou leiden. Het lokale MML beschikt over een lijst met referentielaboratoria waarheen zij materialen voor gespecialiseerde bepalingen opsturen. Het verdient aanbeveling om diagnostiek wel via het lokale laboratorium op te laten sturen. Het MML beschikt over de juiste verzendmaterialen en weet wat voor patiënt-materiaal er nodig is. Bovendien worden de uitslagen op patiëntniveau in het eigen systeem opgeslagen, zodat dat informatie met betrekking tot diagnostiek van infecties van de individuele patiënt overzichtelijk blijft.

Tot slot nog dit: een laboratorium kan nog zo’n goede kwaliteit hebben, de diagnos-tiek van zoönosen staat of valt echter met het “eraan denken”. Een aantal tests, zoals die voor psittacose zitten vaak in een standaard panel aan serologisch testen en een Campylobacter kweek of PCR horen tot de routine diagnostiek bij diarree. Voor een aantal andere aandoeningen zal echter gerichte diagnostiek ingezet moeten worden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan leptospirose, hantavirus en dergelijke. In het bepa-len welk diagnostiek ingezet moet worden speelt de arts-microbioloog een sleutelrol maar ook hij/zij is afhankelijk van de gegevens aangeleverd door de behandelend arts. Zeker in het geval van zoönosen is een goede en zorgvuldige anamnese met vragen naar beroep, contacten met dieren of uitwerpselen van dieren, hobby’s en een reisanamese cruciaal.

2.5. De Arbo-dienst

Arbodiensten ondersteunen en adviseren werkgevers en werknemers op het gebied van ziekteverzuim en arbeidsomstandighedenbeleid.Personen die tijdens het werk in contact komen met landbouwhuisdieren, personen die werkzaam zijn in onder meer de agrarische sector, microbiologische laboratoria, natuurbeheer, in de visverwerkende industrie of slachthuispersoneel kunnen tijdens hun werk zoönosen oplopen. Arbodiensten kunnen werkgevers voorlichten, advise-ren en ondersteunen het arbeidsproces zo in te richten qua organisatie en middelen dat de blootstelling aan agentia zo laag mogelijk is. Daarnaast kunnen arbodiensten worden ingeschakeld om voorlichting te geven over de diverse zoönosen waaraan werknemers die beroepsmatig met dieren of dierlijke producten in contact kunnen komen worden blootgesteld. Van belang is dat werknemers weten wat de risico’s zijn en welke preventieve maatregelen moeten worden getroffen om blootstelling te voor-komen.Doordat een bedrijfsarts op de hoogte is van de werkzaamheden van een werknemer kan hij een zoönose tijdig signaleren. Bedrijfsartsen zijn wettelijk verplicht om ziek-ten opgelopen tijdens het werk te melden bij het Nederlands Centrum voor Beroeps-ziekten (NCvB). Meldingen worden geregistreerd en gebruikt om Arboprofessionals te adviseren over preventieve maatregelen.

Vade

mec

um z

oöno

sen

30

Uitgebreide informatie over beroepsgebonden infectieziekten kan worden bekeken op de website: www.kiza.nl

2.6. De behandelend arts (huisarts/specialist)

Een patiënt met een (mogelijke) zoönose meldt zich in eerste instantie bij diens huisarts. De huisarts vraagt al dan niet laboratoriumdiagnostiek aan, geeft advies en behandelt de patiënt indien nodig. Een deel van de patiënten wordt voor (verdere) diagnostiek en behandeling verwezen naar een medisch specialist. De behandelend arts is verplicht om bepaalde infectieziekten te melden aan de GGD. Bij een groot deel daarvan is er in geval van een positieve laboratoriumuitslag ook meldingsplicht voor het laboratorium waar de huisarts de diagnostiek laat verrichten (dubbele mel-dingsplicht). In geval van enkele meldingsplichtige ziekten kan alleen de behandelend arts de mel-ding doen:• uitbraken van voedselinfecties en –vergiftiging;• clusters van MRSA-infecties (en niet van MRSA-dragerschap) die buiten het zie-

kenhuis zijn ontstaan.

Tot slot heeft de behandelend arts een meldingsplicht in geval van de volgende situ-aties:• Een arts dient een van mens-op-mensoverdraagbare infectieziekte, waarvan de

oorzaak niet vastgesteld kan worden, zonder uitstel te melden bij de GGD. Dit is een nieuw meldingscriterium dat op grond van de vereisten van de IGR is toege-voegd.

Een in een praktijk ongewone verheffing van een niet-meldingsplichtige infectie-ziekte, die gevaar op kan leveren voor de volksgezondheid, moet gemeld worden aan de GGD. Met deze verplichting – voortkomend uit de IGR – worden exotische infec-tieziekten onder de meldingsplicht geplaatst die, gezien de uiterst geringe kans op voorkomen in Nederland, niet in de groepen A tot en met C werden opgenomen. Maar ook een ongewone verheffing van een endemische infectieziekte die niet op de lijst voorkomt valt onder deze meldingsplicht. In eerste instantie dient de verheffing als zodanig gemeld te worden aan de GGD en niet de individuele patiëntgegevens.

Org

anis

atie

stru

ctuu

r va

n de

vet

erin

aire

gez

ondh

eids

zorg

31

3 Organisatiestructuur van de veterinaire gezondheidszorg

3.1. Inleiding

De bestrijding van aangifte- en bestrijdingsplichtige besmettelijke dierziekten is in tegenstelling tot de bestrijding van menselijke infectieziekten gecentraliseerd. Het Ministerie van Landbouw draagt beleidsverantwoordelijkheid voor de bestrijding van dierziekten, de nieuwe VWA (nVWA) is verantwoordelijk voor de uitvoering van bestrijdingsmaatregelen. De surveillance van besmettelijke dierziekten is toegewezen aan de Gezondheids-dienst voor Dieren. Er zijn verschillende laboratoria betrokken bij de diagnostiek van besmettelijke dierziekten maar het confirmatieonderzoek, dat leidt tot een besmet-verklaring, vindt altijd plaats door het Centraal Veterinair Instituut.

3.2. De Nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit

Website: www.vwa.nl

Blootstelling aan ziekmakende micro-organismen vormt nog steeds een belangrijk gezondheidsrisico in Nederland. Daar waar de nVWA verantwoordelijkheid draagt, gaat het over micro-organismen die hun reservoir bij landbouwhuisdieren, gezel-schapsdieren of wilde dieren kunnen hebben en die via (in)direct contact of gecon-tamineerd voedsel op mensen kunnen worden overgebracht (zoönosen) of over micro-organismen waarvan het reservoir de mens of het milieu zijn en die via gecon-tamineerd voedsel menselijke besmettingen kunnen veroorzaken (voedselinfecties).

Vade

mec

um z

oöno

sen

32

De nVWA wordt op dit moment gereorganiseerd. Dat proces zal in 2012 voltooid zijn. De huidige reorganisatie wordt gekenmerkt door een fusie van VWA, AID en Plantenziektekundige Dienst tot de nVWA en het verlaten van de regionale inde-ling. De nVWA langs de lijnen van een divisiestructuur ingericht. De meest belang-rijke divisies waar professionals in de infectieziektenbestrijding mee te maken kun-nen krijgen zijn de divisies Dier, Industrie, HAIR (Horeca, Ambacht, Instellingen en Retail) en Laboratorium. Meer informatie over de inrichting van de nVWA is te vinden op de website van de nVWA.

De missie van de nVWA luidt als volgt: De nVWA bewaakt de gezondheid van dieren en planten, het dierenwelzijn en de veiligheid van voedsel en consumentenproduc-ten, en handhaaft de natuurwetgeving.

Op het gebied van de zoönosen zijn de volgende taken van de nVWA relevant:

1. De nVWA is in het kader van de Gezondheids en welzijnswet voor dieren (GWWD) verantwoordelijk voor de uitvoering van de bestrijding van aangifte- en bestrijdingsplichtige dierziekten. Een deel van deze dierziekten is tevens ook een zoönose.

2. De Gezondheidswet draagt de nVWA op onderzoek te doen naar de bronnen van zoönotische infecties en voedselinfecties en vergiftigingen, die niet noodzakelij-kerwijs zoönotisch hoeven te zijn, bij de mens.

3. In het kader van de Gezondheidswet en Europese regelgeving voert de nVWA onderzoek uit naar het voorkomen van zoönosenverwekkers in alle schakels van de productieketen van levensmiddelen, van de boerderij tot aan de retail.

De taken onder 1 en 2 worden in het vervolg nader beschreven.

Bronopsporing zoönosen en voedselinfectiesBronopsporing van zoönotische agentia bij dieren en in voedingsmiddelen naar aan-leiding van een melding van een humaan ziektegeval is een taak die valt onder de verantwoordelijkheid van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid.

Het Staatstoezicht vloeit voort uit art. 36 van de Gezondheidswet. Hierin is opgeno-men dat het Staatstoezicht tot taak heeft onderzoek te verrichten naar de staat van de volksgezondheid en de determinanten daarvan. Het uitvoeren van een bronop-sporingsonderzoek op verzoek van de GGD wordt onder deze taak begrepen. In het Besluit Staatstoezicht op de volksgezondheid worden de nVWA en de Inspectie voor de Gezondheidszorg aangewezen als onderdelen van het Staatstoezicht. In de

Org

anis

atie

stru

ctuu

r va

n de

vet

erin

aire

gez

ondh

eids

zorg

33

Gezondheidswet zijn, onder verwijzing naar de Algemene wet bestuursrecht, tevens opgenomen de bevoegdheden van het Staatstoezicht. De belangrijkste bevoegdheden van het Staatstoezicht zijn het mogen betreden van plaatsen, het mogen vorderen van inlichtingen, het mogen vorderen van inzage in zakelijke documenten en het mogen nemen van monsters. Het opleggen van maatregelen als zodanig is vanuit de staatstoezichtsfunctie niet mogelijk, tenzij bij de uitvoering daarvan bevindingen worden gedaan die onder de invloedsfeer van de Warenwet of de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren vallen.

GGD’en en in bepaalde situaties ook het RIVM kunnen naar aanleiding van een of meerdere humane ziektegevallen aan de nVWA vragen een brononderzoek uit te voeren wanneer een dier of een voedingsmiddel, al dan niet van dierlijke oorsprong, als bron wordt vermoed. Op basis van een risico-inschatting en de mogelijkheid tot monstername bij de verdachte dieren of voedingsmiddelen besluit de nVWA of het zinvol is een brononderzoek uit te voeren. De bronopsporing is in eerste instantie van belang om de bron van de humane infectie op te sporen en te elimineren en zo te voorkomen dat er meer humane besmettingen kunnen plaatsvinden. Voor de nVWA vormen de resultaten van de bronopsporing daarnaast ook een belangrijke basis voor de beoordeling van de risico’s van zoönosen voor de volksgezondheid en bieden in voorkomende gevallen aanknopingspunten voor het instellen van preventieve maat-regelen. Een voorbeeld hiervoor is de hygiënecode voor kinderboerderijen in Neder-land die naar aanleiding van een GGD melding over een HUS geval na bezoek aan een kinderboerderij werd uitgegeven.

Bronopsporing moet ook worden opgevat als een passieve surveillance die uitsluitsel geeft over welke zoönotische agentia onder dieren in Nederland circuleren. De reden hiervoor is dat dieren vaak geen ziekteverschijnselen vertonen wanneer zij besmet zijn met zoönotische micro-organismen.

DierziektebestrijdingEen uitbraak van een besmettelijke dierziekte kan zowel optreden bij een landbouw-productiedier als bij een hobbymatig gehouden dier of gezelschapsdier. Ook kunnen in het wild levende dieren een belangrijke rol spelen bij het inslepen en verspreiden van besmettelijke dierziekten. Diergezondheid wordt gewaarborgd in het belang van het dier en met het oog op de volksgezondheid ook voor de veilige productie van voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong.

De nVWA is middels de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD) de aan-gewezen organisatie die de wettelijk voorgeschreven taken uitvoert in het kader van de bestrijding van dierziekten. De wetgeving met betrekking tot diergezondheid en dierziektebestrijding is in hoge mate geregeld via diverse EU-richtlijnen, beschik-

Vade

mec

um z

oöno

sen

34

kingen en verordeningen. De GWWD zal de komende periode worden opgenomen in de nieuwe wet Dier. De AID, thans opgegaan in de nVWA, is op dit terrein de handhavende instantie met opsporingsbevoegdheden.

De nVWA beschikt over een crisisorganisatie functie, namelijk het VIC (VWA Inci-denten en Crisis Centrum), die 7 x 24 uur paraat staat om verdenkingen, incidenten en crisissen af te handelen. Voor de werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van de bestrijding van dierziekten zijn uitvoeringsdraaiboeken voorhanden die mede zijn opgesteld aan de hand van relevante wet- en regelgeving en beschikbare beleidsdraaiboeken. Uitvoeringsdraaiboeken en werkinstructies worden continu aan de laatste inzichten aangepast en actueel gehouden. Met name bij de uitvoering van incident- en crisisbestrijding is het van belang dat er gewerkt wordt volgens vastge-stelde procedures. Uniformiteit, voorspelbaarheid, controleerbaarheid en volledig-heid zijn belangrijke begrippen die gewaarborgd worden binnen de uitvoering van dierziektebestrijding.

De verantwoordelijkheden van de nVWA op gebied van dierziektebestrijding betref-fen preventie, monitoring en bestrijding van aangifteplichtige en bestrijdingsplich-tige dierziekten. In de GWWD is hiertoe aan de nVWA het mandaat verleend om bijvoorbeeld veehouderij bedrijven en andere locaties te betreden, indien nodig monsters te nemen en bestrijdingsmaatregelen te nemen. De volgende taken worden door de nVWA uitgevoerd:• het afhandelen van verdenkingen van dierziekten;• het bestrijden van de in de GwwD artikel 15 genoemde bestrijdingsplichtige dier-

ziekten en het registreren, verzamelen en analyseren van gegevens inzake aangif-teplichtige dierziekten;

• het ontwikkelen van monitorings- en surveillanceprogramma’s voor dierziekten; het uitvoeren van slachthuismonitoring; het toezicht houden op de uitvoering van monitorings- en surveillanceprogramma’s door derde partijen;

• het ontwikkelen en uitvoeren van het risk-assessment systeem voor dierziekten;• het geven van beleidsadviezen op het gebied van preventie, monitoring en bestrij-

ding van dierziekten;

De nVWA maakt tevens gebruik van rapportages vanuit de officiële kanalen en een breed netwerk (binnenland zoals CVI, GD, RIVM en GGD en buitenland zoals de Europese Commissie en de OIE), om blijvend te monitoren welke dierziekten in bin-nen- en buitenland vóór komen en hoe deze ziekten zich verspreiden. Via een binnen de nVWA ontwikkeld risk-assessment systeem worden adviezen gegenereerd voor het ministerie van LNV met aanbevelingen over te nemen voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van de insleep van de betreffende ziekte. Preventieve acties naar aan-leiding van dierziekte-uitbraken in het buitenland worden tevens vanuit de nVWA

Org

anis

atie

stru

ctuu

r va

n de

vet

erin

aire

gez

ondh

eids

zorg

35

ingezet en aangestuurd. De nVWA geeft voorlichting en en verzorgt opleidingsbij-eenkomsten met voor de dierziektebestrijding relevante partijen als CVI, GD, LCI, GGD en overigen.

Er wordt nauw samengewerkt met andere diensten.• Bij een dierziekteverdenking werkt de nVWA samen met de GD (deelname aan

het specialistenteam, informatie leveren, eventueel sectie) en het CVI Lelystad (onderzoek monsters, advies) en het RIVM in geval van parasitaire zoönotische dierziekten.

• Bij een dierziekte-uitbraak werkt de nVWA naast GD en CVI ook samen met de LNV-directies, de Dienst Regelingen en, indien het een zoönose betreft, ook de GGD’en en LCI. Via de regiodirectie LNV worden andere benodigde diensten (politie, leger etc.) en lokale bestuurders (burgemeesters, commissarissen van de Koningin etc.) betrokken.

• De nVWA organiseert bij ernstige verdenkingen of bij bestrijding een overleg met de direct betrokkenen waarin alle aspecten die samenhangen met de organisatie en de uitvoering van de bestrijding van de (aangifteplichtige) dierziekten worden besproken.

3.3. Het Centraal Veterinair Instituut (CVI)

Website: www.cvi.wur.nl

Het Centraal Veterinair Instituut (CVI) van Wageningen UR is het nationale ken-niscentrum en het Nationale Referentie Laboratorium op het gebied van diergezond-heid. Het instituut diagnosticeert dierziekten, adviseert de overheid en het bedrijfsle-ven over bestrijding van dierziekten, en voert daarnaast toegepast wetenschappelijk onderzoek uit.Voor de overheid is het CVI het nationale referentie-instituut op het gebied van besmettelijke aangifteplichtige dierziekten. Aangifteplichtige dierziekten zijn alle ziekten van dieren waarop nationale en/of internationale regelgeving van toepassing is. Daarmee is het CVI verantwoordelijk voor de uitvoering van diagnostiek en advies bij verdenkingen van besmettelijke aangifteplichtige dierziekten. Hieronder vallen een groot aantal zoönosen, met name ook rabiës bij vleermuizen en overige dieren. Het CVI vormt samen met de nVWA de belangrijkste schakel in de bestrijding van deze ziekten in Nederland. Er is één uitzondering op parasitologisch gebied. Voor de aangifteplichtige parasitosen (trichinellose, echinococcose en toxoplasmose) is het RIVM (CIb-LZO) het nationale referentielaboratorium.Naast de prominente rol die het CVI heeft bij de bovenstaande aangifteplichtige dier-ziekten verricht het CVI ook onderzoek naar tal van andere zoönosen. Zo fungeert

Vade

mec

um z

oöno

sen

36

het instituut als nationaal diagnostisch en expertise centrum voor botulisme, tulare-mie en brucellose, ook voor de mens.In het kader van bioterrorisme vormt het instituut een onderdeel van het Landelijk Laboratorium Netwerk Terreuraanslagen (LLNTa) met anthrax, botulisme en bru-cellose als specifieke expertisevelden.

Onderzoek naar voedselpathogenen, zoals Salmonella en Campylobacter vormt ook een belangrijk aandachtsveld, waarbij aandacht wordt besteed aan de gehele keten van boerderij tot het uiteindelijke product.

3.4. De Gezondheidsdienst voor Dieren (GD)

Website: http://www.gddeventer.comDe GD is een private organisatie met een belangrijke rol op het gebied van de dierge-zondheidszorg in Nederland. De GD houdt zich bezig met:

Monitoring De GD heeft zicht op en inzicht in de diergezondheidssituatie in Nederland. Om zowel de private sector als de overheid te ondersteunen, verzamelt de GD grote hoe-veelheden gegevens over de gezondheidstoestand van de veestapel. Deze monitoring is van groot belang om zicht te houden op de eventuele verspreiding van bekende ziekteverwekkers. Door te monitoren kunnen ook uitbraken van besmettelijke dier-ziekten tijdig gesignaleerd worden en nieuwe, onbekende ziekten opgespoord wor-den.Een belangrijk instrument in de monitoring is de GD-Veekijker. Informatie komt bij GD binnen via telefonisch/ elektronisch consult of via bedrijfsbezoek dat daaruit voortvloeit. (ongeveer resp. 9000 consulten en 500 bedrijfsbezoeken per jaar). GD-Veekijker is zeer geschikt voor het opsporen van nieuwe aandoeningen en niet-ende-misch in Nederland voorkomende aandoeningen en bekleedt daarmee ondermeer een EWS-functie (early warning) binnen de monitoring. Dierenartsen en -in tweede instantie- veehouders worden met enige regelmaat gewezen op de mogelijkheid om GD-Veekijker in te schakelen. Bovendien worden bevindingen regelmatig terugge-koppeld naar dierenartsen en veehouders. GD-Veekijker wordt bezet door een aantal specialisten per diersoort met brede ken-nis en ervaring. Informatie die bij GD-Veekijker binnenkomt, wordt in combinatie met informatie uit andere monitoringsmiddelen geïnterpreteerd in wekelijks overleg, waarbij ook andere disciplines aanschuiven (pathologie en epidemiologie). Indien een signaal dat uit de informatie wordt opgevangen, getoetst of uitgewerkt dient te worden, wordt kleinschalig onderzoek opgezet (pilots)

Org

anis

atie

stru

ctuu

r va

n de

vet

erin

aire

gez

ondh

eids

zorg

37

Gezondheidsgaranties/vrijwillige programma’s Voor veehouders en voor de voedingsindustrie geeft de GD gezondheidscertificaten af. Zo’n certificaat is een officiële verklaring dat de veestapel vrij is van een bepaalde ziekte. Het kan hierbij gaan over ziekten die alleen voor de diergezondheid van belang zijn, zoals IBR en BVD en over zoönotische aandoeningen zoals salmonellose en leptospirose. Om het certificaat te krijgen neemt een bedrijf deel aan een vrijwillig programma. De GD meet en controleert dan een aantal zaken op het bedrijf. Blijkt dan dat de ziekte niet voorkomt en zijn er voldoende preventieve maatregelen geno-men, wordt het certificaat verstrekt.

Wettelijke dierziekteprogramma’s Bij een aantal dierziekten is de overheid verantwoordelijk voor bestrijding en preven-tie. Dat is geregeld in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Voorbeelden zijn de ziekte van Aujeszky (varkens), rundertuberculose en pseudovogelpest (kippen). In opdracht van de overheid voert de GD voor een aantal van dit soort dierziekten, zoals brucellose, pseudovogelpest en aviaire influenza, de bewaking uit. Dat betekent onder andere controle van melk- en bloedmonsters op de aanwezigheid van veroor-zakers van deze ziekten. En het onderzoeken van verdachte dieren of kadavers van deze dieren door de GD.

Ondersteuning bij verdenking en uitbraak Bij verdenking of uitbraak van zeer besmettelijke dierziekten als varkenspest, mond- en klauwzeer en klassieke vogelpest, voert de GD specifieke taken uit. De GD onder-steunt de overheid dan bijvoorbeeld met toegepaste laboratoriumonderzoeken en specialistenteams.

Samenwerking met andere organisaties:In het kader van aangifteplichtige en opkomende dierziekten werkt de GD samen met het CVI voor diagnostiek en kennisdeling. Voor ziekten met een (potentieel) zoönotisch aspect wordt samengewerkt met het RIVM. Sinds 2007 werken RIVM, CVI, FD en GD samen in het consortium Emerging Zoönosen (EMZOO) aan een geïntegreerde zoönosemonitoring. Het zgn. one health principe.

Vade

mec

um z

oöno

sen

38

Casus ter illustratie. LCI raadpleegt GD.

Een humaan prikaccident met een vaccinatiepistool gebruikt bij varkensBoer vaccineert zich met varkensvaccin: is dat een probleem? Een huisarts belt de LCI met de volgende casus: een varkensboer, die ze op haar spreekuur zag, had zich de dag tevoren per ongeluk ingespoten met PRRS-vaccin, bedoeld voor zijn varkens. Het spuit-pistool, dat al voor meerdere varkens gebruikt was, viel uit zijn handen op zijn voet, het is niet duidelijk of er daadwerkelijk vaccin in het lichaam van de boer is gekomen. Rond de injectieplaats is sprake van cellulitis, waarvoor hij wordt behandeld. De vraag van de huisarts is of er nog bijzondere risico’s aan dit incident zijn verbonden? In de eerste plaats is aan de huisarts kenbaar gemaakt dat een dergelijke vraag een volgende keer aan de GGD voorgelegd kan worden. Gezien het bijzondere karakter van de vraag en de service-gerichte instelling van de LCI is de vraag wel in behandeling genomen.

Wat is PRRS?PRRS, Porcien Reproductief en Respiratoir Syndroom, is een bij varkens wereldwijd voor-komende virusziekte die wordt veroorzaakt door het PRRS-virus. PRRS wordt gekenmerkt door vruchtbaarheidsstoornissen bij zeugen en luchtwegproblemen bij jongere varkens. Het virus is niet erg gemakkelijk overdraagbaar, maar kan wel al in kleine hoeveelheden ziekte veroorzaken. Op groterebedrijven kan het PRRS-virus gedurende meerdere jaren blijven circuleren, vooral door de aanwezigheid van dragerzeugen. PRRS is niet schadelijk voor de mens. Het vaccin bevat gevriesdroogd levend virus.

De Gezondheidsdienst voor DierenVoor beantwoording van deze vraag heeft de LCI de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) geconsulteerd. Deze meldt dat dergelijke incidenten met regelmaat voorkomen. GGD’en en andere professionals kunnenvoor dergelijke vragen de helpdesk van de GD bellen: 0900-710 0000 (kiezen op diersoort). Er zijn volgens de GD drie aspecten te onderschei-den aan een prikaccident met dierlijk vaccin. Ten eerste een reactie op het adjuvans, doorgaans het grootste probleem, en afhankelijk van het type vaccin. Meer informatie hierover is te vinden op www.fidin.nl waarop alle geregistreerde diergeneesmiddelen in Nederland te vinden zijn met hun samenstelling. Ten tweede het werkzame bestanddeel in het vaccin, in dit geval niet schadelijk voor de mens omdat humane cellen geen affini-teit hebben met dit virus. Tenslotte kan er contaminatie optreden als gevolg van de vieze naald. Het algemeen advies in dit soort situaties is om preventief antibiotica voor te schrij-ven zoals de huisarts in deze casus al deed. Andere potentiële risico’s bij dit prikaccident met gebruikte naald zijn tetanus, een kleine kans op vlekziekte, een zoönose die wordt veroorzaakt door de bacterie Erysipelothrix rhusiopathiae en die zich kan manifesteren op de insteekplaats, of een infectie met Streptococcus suis.

Org

anis

atie

stru

ctuu

r va

n de

vet

erin

aire

gez

ondh

eids

zorg

39

Melden als beroepsincidentEr wordt in dit geval geen reactie verwacht op het vaccin of het adjuvans. Gezien de gebruikte en waarschijnlijk gecontamineerde naald is geadviseerd om naast de gestarte antibiotica, de tetanusbescherming van de boer te actualiseren. Daarnaast is de huis-arts geïnformeerd over vlekziekte en Streptococcus suis. Tenslotte is de boer gevraagd dit incident te melden bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB). Dat kan opgrond van dit soort meldingen preventieve maatregelen adviseren om dergelijke inci-denten te voorkomen.

Bron: Infectieziekten Bulletin, februari 2010)

3.5. Veterinaire microbiologische diagnostiek

Microbiologische diagnostiek wordt door dierenartsen deels zelf gedaan, afhanke-lijk van de praktijk is een klein of groter microbiologisch lab aanwezig op de prak-tijk. Daarnaast kunnen monsters voor eerstelijns diagnostiek ingestuurd worden naar aan de overheid gelieerde en diverse commerciële laboratoria in binnen- en buitenland. Monsters voor besmettelijke ziektes die in een monitoringprogramma zitten worden vaak naar de GD gestuurd. Monsters ten behoeve van export, import en referentietaken gaan naar het CVI. Te allen tijde vindt officieel monsteronder-zoek voor aangifteplichtige dierziekten plaats door het CVI en het RIVM voor de parasitaire referentietaken. Ten behoeve van onderwijs en onderzoek worden in het Veterinair Microbiologisch Diagnostisch Centrum (VMDC) van de faculteit Dier-geneeskunde materialen afkomstig van dieren onderzocht op de aanwezigheid van infectieuze agentia of specifieke antistoffen daartegen. Van gevonden agentia wordt in veel gevallen ook de gevoeligheid voor therapeutische middelen bepaald.

3.6. Dutch Wildlife Health Centre (DWHC)

Website: www.uu.nl, trefwoord: DWHC

De missie van het Dutch Wildlife Health Centre is het vermeerderen van de ken-nis over de gezondheid van wilde dieren en het bevorderen van een goed gebruik van deze kennis bij het beleid aangaande de volksgezondheid en de gezondheid van gedomesticeerde en in het wild levende dieren.

TakenUit de missie volgen onder meer de navolgende taken:

Vade

mec

um z

oöno

sen

40

Pathologisch onderzoek: Als zich buitengewone sterfte voordoet onder in het wild levende dieren, verricht het DWHC gedegen pathologisch onderzoek op één of meer van de aangetroffen kadavers om mogelijke doodsoorzaken vast te stellen. Zo nodig wordt specialistisch vervolgonderzoek (zogenaamd incidenten¬onderzoek) uitgezet in het partnernetwerk.

Monitor- en surveillanceprogramma’s: Het DWHC adviseert over het opzetten en coördineren van programma’s om omvang en verloop van ziekten en infecties bij in het wild levende dieren te onderzoeken en volgen.

Onderzoeksprojecten: Het DWHC voert, in samenwerking met partners, onder-zoeksprojecten uit die uit de voorgaande taken voortvloeien (vervolgonderzoek) en/of daar een meerwaarde aan geven.

Rapportage: Jaarlijks vindt rapportage plaats aan het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de status van ziekten bij wilde dieren.

Trainingen: Het DWHC geeft onderwijs aan studenten en trainingen aan zowel pro-fessionele als vrijwillige medewerkers van netwerkpartners over ziekte en gezond-heid van wilde dieren en hoe daarmee om te gaan.

FinancieringHet DWHC wordt gefinancierd door het Ministerie van LNV en het Ministerie van VWS.

BegeleidingscommissieHet DWHC heeft een wetenschappelijke begeleidingscommissie. De commissie bestaat uit vertegenwoordigers van Nederlandse instellingen die zich bezighou-den met de gezondheid van mens of dier en de natuur. Op dit moment zitten er in de commissie vertegenwoordigers van het RIVM, het CVI, de GD, de WUR, het EMC en de nVWA. Vertegenwoordigers van instellingen die zich bezig houden met natuurbeheer worden uitgenodigd om deel te nemen aan de commissie.

Wat te doen voor het melden van opvallende ziekte of sterfte onder wilde dieren Soms merkt u dat er in de natuur bij een of meer diersoorten ineens een ongewoon aantal zieke of dode dieren zijn. U kunt deze buitengewone ziekte en/of sterfte mel-den bij het DWHC.Dit kan door middel van het meldingsformulier, een email ([email protected]), of per tele-foon (030-2537925). Er wordt dan in overleg bepaald wat er verder moet gebeuren.

Org

anis

atie

stru

ctuu

r va

n de

vet

erin

aire

gez

ondh

eids

zorg

41

Bij vogels gelden in verband met aviaire influenza andere afspraken. Indien meer dan drie dode eenden, ganzen of zwanen of meer dan 20 dode vogels van andere soorten op een locatie worden aangetroffen, dient melding plaats te vinden bij het meldpunt, tel. 045-5466230.

3.7 Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD)

Website: www.knmvd.nl

De Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) is de beroepsorganisatie van dierenartsen in Nederland. Zij verenigt de in uiteenlopende disciplines werkzame dierenartsen. De KNMvD legt grote nadruk op de rol van de dierenarts bij zoönosen en het inten-siveren van het contact tussen de humane en veterinaire sector. Dat begint al tijdens de opleiding binnen de studievereniging Hygieia.Er is sterk de noodzaak van samenwerking tussen de humane geneeskunde en de diergeneeskunde volgens het principe ‘One world, one medicine, one health’. Er zijn veel nationale en internationale initiatieven ontwikkeld om de samenwerking tus-sen de humane en de veterinaire sectoren te versterken. In Nederland zijn dat onder andere het Emzoo-consortium en het Vetinf@ct-informatiesysteem. De KNMvD is een gesprekspartner van overheid, het bedrijfsleven, kennis- en onder-zoeksinstituten, maatschappelijke organisaties en de veterinaire beroepsgroep. Prak-tisch gezien is de KNMvD een bron van informatie voor iedere dierenarts. Zij fun-geert als een spil in het veterinaire netwerk. Wanneer zich problemen rond zoönosen voordoen, kan de KNMvD via haar website en via digitale nieuwsbrieven zeer snel gericht informatie verspreiden. Recente voorvallen zijn Q koorts, veegerelateerde MRSA maar ook een geval van koepokken bij een nest kittens in Leiden.

3.8 De dierenarts practicus

De praktiserend dierenarts in Nederland werkt in het algemeen zeer diersoort spe-cifiek. Er zijn dierenartsen voor gezelschapsdieren, er zijn paardendierenartsen en er zijn dierenartsen die in de landbouwhuisdierensector werken. De laatste groep dierenartsen is over het algemeen gespecialiseerd in rundvee, varkens, of pluimvee. ‘Dokter Vlimmen’, met zijn gemengde praktijk , bestaat in Nederland niet of nauwe-lijks meer. De uitvoering van de landbouwhuisdierenpraktijk is in de afgelopen jaren sterk ver-anderd. Van een consultatieve praktijk, waarbij het individuele zieke dier voorop staat, is de focus verschoven naar de preventieve praktijk, waarbij de dierenarts tij-dens regelmatige bedrijfsbezoeken de gezondheidsparameters van de veestapel door-

Vade

mec

um z

oöno

sen

42

neemt. Een gezonde veestapel is de basis voor een gezond en veilig product en daar-naast voor een ‘financieel gezond’ bedrijf.

Dierenartsen zijn zich in steeds grotere mate bewust van hun verantwoordelijkheid voor het tijdig herkennen van (opkomende) zoönosen.

Info

rmat

ie o

ver

spec

ifiek

e zo

önos

en

43

4 Informatie over specifieke zoönosen

4.1. Selectie van de behandelde infectieziekten

In dit hoofdstuk is voor een aantal zoönosen beschreven wat de activiteiten aan de veterinaire dan wel humane kant zijn wanneer de ziekte wordt gediagnosticeerd of wanneer er een verdenking is ontstaan dat de betreffende ziekte in het spel kan zijn. De keuze voor de ziekten die hier besproken worden is arbitrair en niet uitputtend. In ieder geval zijn de besproken ziekten meldingsplichtig, volgens de WPG, GWWD of allebei. Sommige ziekten zijn opgenomen omdat ze weliswaar meldingsplichtig zijn, maar slechts voor de ene óf de andere wet, waardoor er in Nederland weinig zicht is op de stand van zaken, het reservoir voor het pathogeen en de dynamiek van de verspreiding binnen ons land. Andere meldingsplichtige ziekten zijn juist niet opge-nomen, omdat ze nog wel op de lijst staan maar niet meer voorkomen in Nederland. Uiteindelijk is onze keuze gevallen op die ziekten die met enige regelmaat voorkomen én die ziektes waarvoor wij verhoogde awareness belangrijk achten.

Vade

mec

um z

oöno

sen

44

4.2. Anthrax

Activiteit veterinair Uitvoerende organisatie

In kaart brengen van een uitbraak bij dieren nVWA

Verzamelen van materialen voor diagnostisch onderzoek bij

dieren

nVWA

Verzamelen van materialen voor diagnostisch onderzoek bij

(geïmporteerde) dierlijke materialen (huiden e.d.)

nVWA

Toezicht op import van huiden en andere potentieel risicovolle

dierlijke materialen

nVWA (alleen bij meldingen

en vragen)

Primaire laboratoriumdiagnostiek bij dieren en dierlijke mate-

rialen

CVI

Typering van stammen afkomstig uit dieren of dierlijke mate-

rialen

CVI

Surveillance van antrax veterinair Gebeurt niet

Melding van gevallen van (mogelijke) anthrax Dierenarts, veehouder, lab

Risicoinschatting bij “witte kuilen” nVWA

Specifieke inhoudelijke deskundigheid CVI

Activiteit humaan Uitvoerende organisatie

In kaart brengen van een uitbraak bij de mens GGD

Bronopsporing (enquêtes, interviews) GGD

Melding van humane gevallen aan de GGD (dubbele meldings-

plicht, WPG groep C)

Behandelend arts

Microbiologisch laboratorium

Afhandelen poederincidenten: beoordelen van de situatie bij

melding

Politie (met waar nodig

externe adviseurs)

Afhandelen poederincidenten: diagnostisch onderzoek op het

poeder

RIVM-CIb – LZO

Melding van humane gevallen aan RIVM-CIb GGD

Primaire laboratoriumdiagnostiek bij de mens: Gram-preparaat

Kweek: in laboratoria met BSL 2 faciliteiten.

Microbiologisch laboratorium

Primaire laboratoriumdiagnostiek bij de mens: PCR RIVM (LIS)

Typering van stammen bij de mens (genotypering, vergelijking

stammen)

CVI

Landelijke monitoring humane gevallen RIVM-CIb – EPI

Melden van beroepsgerelateerde gevallen aan Nederlands

Centrum voor Beroepsziekten

Arbodienst

Registratie en surveillance van beroepsgerelateerde gevallen Nederlands Centrum voor

Beroepsziekten

Voorlichting aan blootgestelden – niet beroepsmatig GGD

Voorlichting aan blootgestelden – beroepsmatig Arbodienst

Specifieke inhoudelijke deskundigheid Arts-microbioloog of infec-

tioloog

Info

rmat

ie o

ver

spec

ifiek

e zo

önos

en

45

4.3. Aviaire influenza

Activiteit veterinair Uitvoerende organisatie

Aansturing bestrijding uitbraak AI bij pluimvee LNV

In kaart brengen van een uitbraak bij dieren (vogels) nVWA

Verzamelen van materialen voor diagnostisch onderzoek (wilde

vogels)

EMC

Verzamelen van materialen voor diagnostisch onderzoek

(pluimvee)

nVWA

Bestrijding nVWA

Primaire laboratoriumdiagnostiek bij (verdachte) vogels – wild,

pluimvee

CVI, EMC (monitoring wilde

vogels)

Typering van influenzastammen afkomstig van dieren EMC

CVI

Surveillance van aviaire influenza bij dieren GD, CVI

Melding van gevallen van aviaire influenza wilde vogels Dierenarts, lab

Melding van gevallen van aviaire influenza pluimvee Veehouder, dierenarts, lab

Monitoring (wilde vogels) EMC

Verwijderen / ophalen van (verdachte) dode wilde vogels nVWA

Specifieke inhoudelijke deskundigheid CVI

EMC

Activiteit humaan Uitvoerende organisatie

In kaart brengen van de uitbraak bij de mens GGD

Bronopsporing (enquêtes, interviews) GGD

Melding van humane gevallen aan de GGD (dubbele meldings-

plicht, WPG groep C)

Behandelend arts

Microbiologisch laboratorium

Melding van humane gevallen aan RIVM-CIb GGD

Primaire laboratoriumdiagnostiek bij de mens: PCR Microbiologisch laboratorium

Primaire laboratoriumdiagnostiek: kweek EMC

Typering van influenzastammen RIVM-CIb – LIS

EMC

Landelijke surveillance humane gevallen RIVM-CIb – EPI

EMC

Landelijke surveillance virusstammen RIVM-CIb – LIS

EMC

Melden van beroepsgerelateerde gevallen aan Nederlands

Centrum voor Beroepsziekten

Arbodienst

Registratie en surveillance van beroepsgerelateerde gevallen Nederlands Centrum voor

Beroepsziekten

Maatregelen in geval van wilde vogels met AI in/nabij zwem-

water

Provincie

Voorlichting aan blootgestelden – niet beroepsmatig GGD

Voorlichting aan blootgestelden – beroepsmatig Arbodienst

Specifieke inhoudelijke deskundigheid RIVM-CIb – EPI

RIVM-CIb – LIS

EMC

Vade

mec

um z

oöno

sen

46

4.4. Botulisme

Activiteit veterinair Uitvoerende organisatie

In kaart brengen van een uitbraak bij dieren (vogels, vissen) Gebeurt niet

Verzamelen van materialen voor diagnostisch onderzoek (dode

watervogels, vissen)

Waterkwaliteitsbeheerder

Verzamelen van dode dieren voor diagnostisch onderzoek op

toxine in grote rivieren en kanalen (bv. Maas, Rijn, kanalen bin-

nenscheepvaart)

Rijkswaterstaat

Verzamelen van dode dieren voor diagnostisch onderzoek op

toxine in kleine riviertjes, beken (die geen zwemwater zijn)

Waterschap

Verzamelen van dode dieren voor diagnostisch onderzoek op

toxine in boerenslootjes, recreatieplassen, stadsvijvers,

particulere ontzandingen e.d.

Gemeente of de eigenaar

Verzamelen van dode dieren voor diagnostisch onderzoek op

toxine in als zodanig aangewezen zwemwater

Provincie

Verzamelen van materialen voor diagnostisch onderzoek in

voedingsmiddelen

nVWA

Laboratoriumdiagnostiek op voedingsmiddelen CVI

Maatregelen met betrekking tot voedingsmiddelen nVWA

Primaire laboratoriumdiagnostiek bij dode dieren (vogels,

vissen)

CVI

Surveillance van botulisme bij dieren Gebeurt niet

Melding van gevallen van botulisme Geen wettelijke

meldingsplicht

Informatieverstrekking aan bedrijfsmatige voedselproducenten

en –bereiders

Sector

Verwijderen dode dieren uit oppervlaktewater Waterschap

Specifieke inhoudelijke deskundigheid CVI

Activiteit humaan Uitvoerende organisatie

In kaart brengen van de uitbraak bij de mens GGD

Bronopsporing (enquêtes, interviews) GGD

Melding van humane gevallen aan de GGD (dubbele meldings-

plicht, WPG groep C)

Behandelend arts

Microbiologisch laboratorium

Melding van humane gevallen aan RIVM-CIb GGD

Primaire laboratoriumdiagnostiek bij de mens: kweek Microbiologisch laboratorium

Primaire laboratoriumdiagnostiek bij de mens: aantonen

toxinevorming

CVI

Typering van toxine bij de mens CVI

Landelijke surveillance humane gevallen RIVM-CIb – EPI

Melden van beroepsgerelateerde gevallen aan Nederlands

Centrum voor Beroepsziekten

Arbodienst

Registratie en surveillance van beroepsgerelateerde gevallen Nederlands Centrum voor

Beroepsziekten

Maatregelen in geval van botulisme in zwemwater Provincie

Voorlichting aan blootgestelden – niet beroepsmatig GGD

Voorlichting aan blootgestelden – beroepsmatig Arbodienst

Specifieke inhoudelijke deskundigheid CVI

Info

rmat

ie o

ver

spec

ifiek

e zo

önos

en

47

4.5. Echinococcose (E. granulosus en E. multilocularis)

Activiteit veterinair Uitvoerende organisatie

In kaart brengen van het vóórkomen bij dieren naar aanleiding

van een humaan geval

nVWA

Verzamelen van materialen voor diagnostisch onderzoek bij

dieren (in geval van E. granulosus in het slachthuis)

nVWA

Verzamelen van materialen voor diagnostisch onderzoek in

voedingsmiddelen (cysten)

nVWA

Laboratoriumdiagnostiek op voedingsmiddelen nVWA

Maatregelen met betrekking tot voedingsmiddelen nVWA

Primaire laboratoriumdiagnostiek bij dieren: onderzoek

cystenmateriaal

RIVM-CIb – LZO

Surveillance van echinococcose veterinair nVWA (passieve

slachthuis surveillance)

Melding van gevallen van echinococcose Dierenarts

Informatieverstrekking aan bedrijfsmatige voedselproducenten

en -bereiders

Sector

Specifieke inhoudelijke deskundigheid RIVM-CIb – LZO

Activiteit humaan Uitvoerende organisatie

Melding van humane gevallen aan de GGD Geen wettelijke

meldingsplicht

Bronopsporing Niet van toepassing

Melding van humane gevallen aan RIVM-CIb Niet van toepassing

Primaire laboratoriumdiagnostiek bij de mens: E. granulosus RIVM-CIb – LIS

LUMC

Havenziekenhuis Rotterdam

AMC

Primaire laboratoriumdiagnostiek bij de mens: E. multilocularis RIVM-CIb – LIS

Onderzoek cystenmateriaal m.b.v. PCR RIVM-CIb – LIS

Overige diagnostiek (beeldvorming) Behandelende specialist

Landelijke surveillance humane gevallen RIVM-CIb – LIS

Publieksinformatie RIVM (website Ziek door dier)

RIVM-CIb (ISI-tekst)

Specifieke inhoudelijke deskundigheid RIVM-CIb – LIS

AMC

Vade

mec

um z

oöno

sen

48

4.6. STEC/Enterohemorragische E. coli-infectie

Activiteit veterinair Uitvoerende organisatie

Melding van (mogelijke) voedselinfecties aan de nVWA Burger

GGD

Voedselbereider

Onderzoek op de plaats van de voedselbereiding / bij dieren nVWA

Onderzoek van voedsel(restanten) nVWA

Toezicht op de voedingsmiddelenindustrie nVWA

Toezicht op voedselbereiders (horeca, instellingen, voedsel-

verkoop op markten, enz.)

nVWA

Toezicht op de hygiëne in kinderboerderijen, zorgboerderijen

en dergelijke

nVWA

Specifieke inhoudelijke deskundigheid nVWA

Activiteit humaan Uitvoerende organisatie

Melding van humane gevallen aan de GGD (WPG groep C) Behandelend arts

Microbiologisch laboratorium

Bronopsporing (enquêtes, interviews) GGD

Contactopsporing GGD

Vragenlijstonderzoek bij mogelijk blootgestelden GGD

Melding van humane gevallen aan RIVM-CIb GGD

Melding van (mogelijke) voedselinfecties aan de GGD Burger (vrijwillig)

Behandelend arts (verplicht

– WPG)

Instellingen (soms verplicht

– WPG)1

nVWA

In kaart brengen van een uitbraak bij de mens GGD

Afname van monsters voor laboratoriumonderzoek bij patiën-

ten en mogelijk blootgestelden

GGD

Primaire laboratoriumdiagnostiek bij de mens: PCR Lokaal microbiologisch

laboratorium

Primaire laboratoriumdiagnostiek bij de mens: kweek Lokaal microbiologisch

laboratorium

Typering van stammen bij de mens (genotypering, vergelijking

stammen)

RIVM-CIb – LIS

Surveillance E.coli - patiënten RIVM-CIb – EPI

Surveillance E.coli - kiemen RIVM-CIb – LIS

Voorlichting aan contacten / blootgestelden – niet beroeps-

matig

GGD

Voorlichting aan contacten / blootgestelden – beroepsmatig Arbodienst

Specifieke inhoudelijke deskundigheid Arts-microbioloog

Infectioloog

Opmerkingen

1. Instellingen waar kwetsbare groepen verblijven moeten clusters van gastro-enteritis melden aan de GGD

(ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingshuizen, scholen, kindercentra e.d.). Deze meldingsplicht is onaf-

hankelijk van de oorzaak van de infecties.

Info

rmat

ie o

ver

spec

ifiek

e zo

önos

en

49

4.7. Hantavirusinfectie

Activiteit veterinair Uitvoerende organisatie

Meldingsplicht: geen Niet van toepassing

Primaire laboratoriumdiagnostiek bij dieren RIVM-Cib-LZO

Typering van virusstammen bij dieren RIVM-Cib-LZO

Specifieke inhoudelijke deskundigheid RIVM-Cib-LZO

Activiteit humaan Uitvoerende organisatie

In kaart brengen van de uitbraak bij de mens GGD

Bronopsporing (enquêtes, interviews) GGD

Melding van humane gevallen aan de GGD (WPG groep C) Behandelend arts

Microbiologisch laboratorium

Primaire laboratoriumdiagnostiek bij de mens: serologie Erasmus Medisch Centrum

RIVM-Cib-LIS

Primaire laboratoriumdiagnostiek bij de mens: PCR / kweek Gebeurt niet

Typering van stammen bij de mens (genotypering, vergelijking

stammen)

Gebeurt niet

Surveillance hantavirusinfecties (patiënten) RIVM-CIb-EPI

Surveillance hantavirusisolaten (kiemen)

Melden van beroepsgerelateerde gevallen aan Nederlands

Centrum voor Beroepsziekten

Arbodienst

Registreren van beroepsgerelateerde gevallen Arbodienst

Voorlichting aan blootgestelden – niet beroepsmatig GGD

Voorlichting aan blootgestelden – beroepsmatig Arbodienst

Specifieke inhoudelijke deskundigheid EMC Rotterdam

RIVM-CIb-LIS

Vade

mec

um z

oöno

sen

50

4.8. Leptospirose

Activiteit veterinair Uitvoerende organisatie

In kaart brengen van een uitbraak bij vee GD

Verzamelen van materialen voor diagnostisch onderzoek bij

vee

Dierenarts (alleen L. hardjo)

Zoeken naar andere mogelijk besmette bedrijven / organisaties /

plaatsen

Gebeurt niet (er is namelijk

continue monitoring)

Onderzoek naar de herkomst van vee nVWA

Primaire laboratoriumdiagnostiek bij vee CVI, GD

Typering van stammen KIT

Verzamelen van materialen voor diagnostisch onderzoek bij

ratten en muizen

nVWA (ingeval van bronop-

sporing)

Surveillance leptospirose (kiemsurveillance en data-

surveillance)

KIT

Onderzoek (inspectie, metingen, lab) van de omgeving (water,

bodem, enz.)

Nader te bepalen

Continue monitoring van L. hardjo bij vee GD

Melding van gevallen van leptospirose: alleen meldingsplicht

voor L.hardjo. Er is geen veterinaire bestrijdingsplicht.Dierenarts

Specifieke inhoudelijke deskundigheid KIT

Activiteit humaan Uitvoerende organisatie

In kaart brengen van de uitbraak bij de mens GGD

Bronopsporing (enquêtes, interviews) GGD

Melding van humane gevallen (WPG groep C) Behandelend arts

Microbiologisch laboratorium

Primaire laboratoriumdiagnostiek bij de mens: serologie KIT (Referentielaboratorium

voor leptospirosen)

Typering van stammen bij de mens (genotypering, vergelijking

stammen)

KIT (Referentielaboratorium

voor leptospirosen)

Surveillance leptospirose - patiënten RIVM-CIb – EPI

Surveillance leptospirose - kiemen KIT – Referentielaboratorium

voor leptospirosen

Melden van beroepsgerelateerde gevallen aan Nederlands

Centrum voor Beroepsziekten

Arbodienst

Registreren van beroepsgerelateerde gevallen Nederlands Centrum voor

Beroepsziekten

Voorlichting aan blootgestelden – niet beroepsmatig GGD

Voorlichting aan blootgestelden – beroepsmatig Arbodienst

Specifieke inhoudelijke deskundigheid KIT

Info

rmat

ie o

ver

spec

ifiek

e zo

önos

en

51

4.9. Listeriose

Activiteit veterinair Uitvoerende organisatie

Melding van (mogelijke) voedselinfecties aan de nVWA Burger

GGD

Voedselbereider

Bestrijding van listeriose veterinair Gebeurt niet (geen wettelijke

bestrijdingsplicht)

Onderzoek van voedsel ten behoeve van brononderzoek nVWA

Toezicht op de voedingsmiddelenindustrie nVWA

Toezicht op voedselbereiders (horeca, instellingen, voedselver-

koop op markten, enz.)

nVWA

Melding van gevallen Dierenarts

Monitoring bij vee Gebeurt niet

Specifieke inhoudelijke deskundigheid nVWA

Activiteit humaan Uitvoerende organisatie

Melding aan de GGD Behandelend arts (verplicht

– WPG)

Brononderzoek bij de patiënt GGD

In kaart brengen en waarschuwen van blootgestelden aan

dezelfde bron die een risicofactor hebben

GGD

Melding van humane gevallen (WPG groep C) Behandelend arts

Microbiologisch laboratorium

Primaire diagnostiek: kweek liquor, bloed, faeces, meconium,

amnionvocht

Microbiologisch laboratorium

Typering van stammen bij de mens (genotypering, vergelijking

stammen)

RIVM-CIb – LIS

Landelijke surveillance humane gevallen (data) RIVM-CIb – EPI

Landelijke surveillance kiemen: bloed- en liquorisolaten Referentielaboratorium voor

Bacteriële Meningitis, AMC,

Amsterdam

Specifieke inhoudelijke deskundigheid RIVM-CIb – EPI

Arts-microbioloog

Infectioloog

Vade

mec

um z

oöno

sen

52

4.10. Psittacose

Activiteit veterinair Uitvoerende organisatie

In kaart brengen van een uitbraak bij de vogels nVWA

Verzamelen van materialen voor diagnostisch onderzoek bij

vogels

nVWA

Zoeken naar andere mogelijk besmette bedrijven / organisaties

/ plaatsen

nVWA

Onderzoek naar de herkomst van vogels nVWA

Primaire laboratoriumdiagnostiek bij vogels CVI

Typering van stammen bij vogels (genotypering, vergelijking

stammen)

CVI

Surveillance psittacose bij vogels Geen

Onderzoek (inspectie, metingen, lab) van de omgeving (stof,

ventilatie, kooien, enz.)

nVWA (uitbraak)

Melding van gevallen van aviaire chlamydiose Dierenarts, vogelhouder, lab

Controle / screening van vogels inclusief stadsduiven Gebeurt niet

Illegale activiteiten (verkoop, kweek, enz.) nVWA

Specifieke inhoudelijke deskundigheid CVI/Veterinaire faculteit

Activiteit humaan Uitvoerende organisatie

In kaart brengen van de uitbraak bij de mens GGD

Bronopsporing (enquêtes, interviews) GGD

Melding van humane gevallen aan de GGD (dubbele meldings-

plicht, WPG groep C)

Behandelend arts

Microbiologisch laboratorium

Melding van humane gevallen aan RIVM-CIb GGD

Primaire laboratoriumdiagnostiek bij de mens: serologie Microbiologisch laboratorium

Primaire laboratoriumdiagnostiek bij de mens: PCR Enkele hierop gespeciali-

seerde microbiologische

laboratoria

Typering van stammen bij de mens (genotypering, vergelijking

stammen)

AMC Amsterdam

Landelijke surveillance humane gevallen RIVM-CIb – EPI

Melden van beroepsgerelateerde gevallen aan Nederlands

Centrum voor Beroepsziekten

Arbodienst

Registratie en surveillance van beroepsgerelateerde gevallen Nederlands Centrum voor

Beroepsziekten

Voorlichting aan blootgestelden – niet beroepsmatig GGD

Voorlichting aan blootgestelden – beroepsmatig Arbodienst

Specifieke inhoudelijke deskundigheid Arts-microbioloog

Infectioloog

Orbis Medisch Centrum te

Sittard: dr. E. Heddema,

arts-microbioloog

Info

rmat

ie o

ver

spec

ifiek

e zo

önos

en

53

4.11. Q-koorts

Activiteit veterinair Uitvoerende organisatie

In kaart brengen van een uitbraak bij landbouwhuisdieren nVWA

Verzamelen van materialen voor diagnostisch onderzoek bij

dieren

nVWA

Zoeken naar mogelijk besmette bedrijven / organisaties /

plaatsen

nVWA

Onderzoek naar de herkomst van vee nVWA

Advisering over hygiënemaatregelen bij houders van dieren +

toezicht (geen handhaving)

nVWA

Primaire laboratoriumdiagnostiek bij vee GD

Screening van tankmelk GD (bij positief monster

vervolgens ook de VWA)

Laboratoriumonderzoek op basis van de GWWD CVI Lelystad

Typering van stammen CVI

Surveillance Coxiella (kiemsurveillance en datasurveillance) GD

Onderzoek (inspectie, metingen, lab) van de omgeving (stof,

bodem, enz.)

RIVM/LZO

Melding van gevallen van Q-koorts aan VWA Dierenarts, veehouder, lab

Specifieke inhoudelijke deskundigheid CVI

GD

RIVM-Cib – LZO

Activiteit humaan Uitvoerende organisatie

In kaart brengen van de uitbraak bij de mens GGD

Bronopsporing (enquêtes, interviews) GGD

Melding van humane gevallen aan GGD (WPG groep C) Microbiologisch

laboratorium /

Behandelend arts

Primaire laboratoriumdiagnostiek bij de mens: serologie Lokaal microbiologisch

laboratorium

Primaire laboratoriumdiagnostiek bij de mens: PCR Toenemend aantal micro-

biologische laboratoria

Typering van stammen bij de mens (genotypering, vergelijking

stammen)

In ontwikkeling

Surveillance Q-koorts (patiënten) RIVM-CIb – EPI

Surveillance Coxiella (kiemen) In ontwikkeling

Melden van beroepsgerelateerde gevallen aan Nederlands

Centrum voor Beroepsziekten

Arbodienst

Registreren van beroepsgerelateerde gevallen Nederlands Centrum voor

Beroepsziekten

Voorlichting aan blootgestelden – niet beroepsmatig GGD

Voorlichting aan blootgestelden – beroepsmatig Arbodienst

Specifieke inhoudelijke deskundigheid Lokaal microbiologisch

laboratorium

GGD Hart voor Brabant

Behandeling / diagnostiek chronische Q-koorts Jeroen Bosch Ziekenhuis,

PAMM Veldhoven

Canisius Wilhelmina

Ziekenhuis Nijmegen

Vade

mec

um z

oöno

sen

54

4.12. Rabiës

Activiteit veterinair Uitvoerende organisatie

Melding van gevallen van rabiës aan nVWA (verplicht op basis

van de GWWD)

Dierenarts, dierhouder, lab

Contactonderzoek bij dieren nVWA

Ophalen en vervoer naar het laboratorium van verdachte

dieren

nVWA

Bepalen of een dier onderzocht moet worden nVWA

Laboratoriumonderzoek bij verdachte (dode) dieren CVI

Specifieke inhoudelijke deskundigheid CVI/WUR (Wim van der Poel)

Activiteit humaan Uitvoerende organisatie

Melding van patiënt aan de GGD (WPG groep B1) Behandelend arts

Microbiologisch laboratorium

Bronopsporing (anamnese patiënt) GGD

Laboratoriumdiagnostiek patiënt: afname cornea-afdruk Oogarts

Laboratoriumdiagnostiek patiënt: afname huidbiopt Dermatoloog

Laboratoriumdiagnostiek patiënt: serologie / PCR RIVM/LIS

Melding van patiënt aan het CIb GGD

Inventarisatie humane contacten GGD (evt. in samenwerking

met ziekenhuis)

Post-expositieprofylaxe beleid: wie komt in aanmerking voor

MARIG /vaccinatie

LCI / lokale GGD

Post-expositiebehandeling GGD

Huisarts

Ziekenhuis (SEH)

Aflevering MARIG NVI1

Aflevering rabiësvaccin (post-expositie) NVI

Lokale apotheek2

Pre-expositievaccinatie – bevolking GGD

Huisarts

Havenziekenhuis

Pre-expositievaccinatie – beroepsmatig Arbodienst

GGD

Havenziekenhuis

Aflevering rabiësvaccin (pre-expositie) Lokale apotheek

Specifieke inhoudelijke deskundigheid LCI (post-expositie

immunisatie)

LCR (pre-expositie

immunisatie)

Opmerkingen

1. MARIG wordt alleen uitgeleverd door het NVI na goedkeuring door LCI.

2. NVI levert MARIG en vaccin aan de lokale (dienst)apotheek, de apotheek levert de beide producten af aan

de patiënt. Toediening gebeurt meestal door de huisarts.

Info

rmat

ie o

ver

spec

ifiek

e zo

önos

en

55

4.13. Toxoplasmose

Activiteit veterinair Uitvoerende organisatie

Verzamelen van materialen voor diagnostisch onderzoek bij

dieren

Gebeurt niet

Verzamelen van materialen voor diagnostisch onderzoek bij

voedingsmiddelen

Gebeurt niet

Primaire laboratoriumdiagnostiek bij voedsel RIVM-CIb-LZO

Melding van gevallen Dierenarts

Surveillance veterinair Gebeurt niet

Specifieke inhoudelijke deskundigheid RIVM-CIb-LZO

Activiteit humaan Uitvoerende organisatie

Melding van humane gevallen aan de GGD Geen wettelijke meldings-

plicht

Bronopsporing Gebeurt niet

Contactopsporing Niet van toepassing

Melding van humane gevallen aan RIVM-CIb Niet van toepassing

Primaire laboratoriumdiagnostiek bij de mens: serologie Microbiologisch laboratorium

Primaire laboratoriumdiagnostiek bij de mens: PCR RIVM-CIb – LIS

AMC

EMC

LVI

UMCN

UMCG

Typering van stammen bij de mens (genotypering, vergelijking

stammen)

RIVM-CIb – LIS

RIVM-CIb – LZO

Landelijke surveillance humane gevallen RIVM-CIb – EPI

Melden van beroepsgerelateerde gevallen aan Nederlands

Centrum voor Beroepsziekten

Arbodienst

Registratie en surveillance van beroepsgerelateerde gevallen Nederlands Centrum voor

Beroepsziekten

Voorlichting aan blootgestelden – niet beroepsmatig GGD

Voorlichting aan blootgestelden – beroepsmatig Arbodienst

Specifieke inhoudelijke deskundigheid RIVM-CIb – LIS (Titia Kort-

beek)

Vade

mec

um z

oöno

sen

56

4.14. Voedselinfectie en -vergiftiging

Activiteit veterinair Uitvoerende organisatie

Melding van (mogelijke) voedselinfecties aan de nVWA Burger

GGD

Voedselbereider

Onderzoek op de plaats van de voedselbereiding nVWA

Onderzoek van voedsel(restanten) nVWA

Toezicht op de voedingsmiddelenindustrie nVWA

Toezicht op voedselbereiders (horeca, instellingen, voedselver-

koop op markten, enz.)

nVWA

Specifieke inhoudelijke deskundigheid nVWA

WUR

RIVM-CIb – LZO

Activiteit humaan Uitvoerende organisatie

Melding van (mogelijke) voedselinfecties aan de GGD Burger (vrijwillig)

Behandelend arts (verplicht

– WPG)

Instellingen (soms verplicht –

WPG)1

nVWA

Vragenlijstonderzoek bij patiënten en mogelijk blootgestelden GGD

Afname van monsters voor laboratoriumonderzoek bij patiënten

en mogelijk blootgestelden

GGD; eventueel in samenwer-

king met andere organisaties

(bv. ziekenhuis, verpleeghuis)

Laboratoriumonderzoek van patiëntenmonsters Lokaal microbiologisch

laboratorium

Typering van stammen bij de mens (genotypering, vergelijking

stammen)

RIVM-CIb – LIS

Landelijke surveillance RIVM-CIb – EPI

Voorlichting publiek RIVM (toolkit)

GGD

Voedingscentrum

Specifieke inhoudelijke deskundigheid RIVM-CIb – EPI

RIVM-CIb – LIS

Opmerkingen

1. Instellingen waar kwetsbare groepen verblijven moeten clusters van gastro-enteritis melden aan de GGD (zie-

kenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingshuizen, scholen, kindercentra e.d.). Deze meldingsplicht is onafhan-

kelijk van de oorzaak van de infecties.

Bijla

gen

57

Bijlagen

Bijlage 1 Nuttige adressen en websites

GGD’enUitgebreide informatie over de GGD’en met adressen en telefoonnummers is te vin-den op de website van GGD Nederland, www.ggd.nl

RIVM BezoekadresAntonie van Leeuwenhoeklaan 93721 MA Bilthoven

PostadresPostbus 13720 BA Bilthoven 

Telefoon: (030) 274 91 11Fax: (030) 274 29 71E-mail: [email protected] Website: www.rivm.nl

Nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit Bezoekadres CentreCourt Prinses Beatrixlaan 2 2595 AL Den Haag

Vade

mec

um z

oöno

sen

58

Postadres Postbus 19506 2500 CM Den Haag

Telefoon : (070) 448 48 48Fax: (070) 448 48 01E-mail: [email protected] Website: www.nVWA.nl

Meldkamer: 0800-0488

Meldpunt dierziekten Telefoon: 045- 546 31 88 (24 uur/dag)

Bereikbaarheid nVWADe meldkamer van de nVWA en het meldpunt dierziekten zijn 24 uur per dag gedu-rende 7 dagen van de week bereikbaar.

Buiten kantoorurenMeldingen die buiten kantooruren binnenkomen worden aan de piketdienst van het VIC doorgegeven. Afhankelijk van het spoedeisende karakter van de melding zet de dienstdoende medewerker de melding direct of de volgende werkdag door naar regionale contactpersoon.

Centraal Veterinair InstituutNevenvestiging - Afgifte onderzoeksmateriaalEdelhertweg 158219 PH Lelystad

Postadres Nevenvestiging - Afgifte onderzoeksmateriaalPostbus 658200 AB Lelystad

Telefoon: (0320) 238 800Fax: (0320) 238 153E-mail: [email protected]: www.cvi.wur.nl/

Bijla

gen

59

GDBezoekadresArnsbergstraat 77418 EZ Deventer

PostadresPostbus 97400 AA Deventer

Telefoon: 0900-1770Fax: (0570) 63 41 04E-mail: [email protected]: www.gddeventer.com

Faculteit DiergeneeskundeBezoekadresAndroclusgebouwYalelaan 1, De Uithof3584 CL Utrecht

PostadresFaculteit DiergeneeskundePostbus 801633508 TD Utrecht

Telefoon: (030) 253 90 00Fax: (030) 253 77 27Website: www.uu.nl, trefwoorden diergeneeskunde, VMDC, DWHC

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor DiergeneeskundeBezoekadresDe Molen 77 3995 AW Houten

Postadres Postbus 421 3990 GE Houten Telefoon: (030) 634 89 00Fax: (030) 634 89 09Website: www.knmvd.nl

Vade

mec

um z

oöno

sen

60

AMC (Academisch Medisch Centrum UvA) www.amc.uva.nl

CWZ (Canisius Wilhelmina Ziekenhuis Nijmegen) www.cwz.nl

EMC (Erasmus Medisch Centrum) www.erasmusmc.nl

Havenziekenhuis Rotterdam www.havenziekenhuis.nl

IGZ (Inspectie voor de Gezondheidszorg) www.igz.nl

Jeroen Bosch Ziekenhuis www.jeroenboschziekenhuis.nl

Studievereniging Hygieia www.voormensendier.nl

KIT (Leptospirose referentielab) www.kit.nl

LCHV (Landelijk centrum Hygiëne en Veiligheid) www.lchv.nl

LCR (Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering) www.lcr.nl

LVI (Laboratorium Voor Infectieziekten) www.infectielab.nl

LUMC (Leids Universitair Medisch Centrum) www.lumc.nl

NCvB (Nederlands Centrum voor Beroepsziekten) www.beroepsziekten.nl

NVI (Nederlands vaccin Instituut) www.nvi-vaccin.nl

NVIC-RIVM (Nationaal vergiftigingen informatiecentrum) via www.rivm.nl

NVMM (Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie) www.nvmm.nl

PAMM (Stichting Laboratoria voor Pathologie en Medische

Microbiologie)

RIVM/CIb/LCI/LIS/LZO

RIVM/CIb infectieziekten

UMC St. Radboud (Universitair Medisch Centrum Nijmegen) www.umcn.nl

UMCG (Universitair Medisch Centrum Groningen) Zwww.umcg.nl

Bijlage 2 Infectieziekten die behandelend artsen en/of laboratoria aan de GGD moeten melden.

Groep A:• pokken• polio• severe acute respiratory syndrome (SARS)

Groep B1: • humane infectie veroorzaakt door een aviair influenzavirus• difterie• pest • rabiës • tuberculose • virale hemorragische koorts

Bijla

gen

61

Groep B2: • buiktyfus• cholera • hepatitis A• hepatitis B,• hepatitis C• kinkhoest • mazelen • paratyfus • rubella • shigellose • shigatoxine producerende Escherichia coli-infectie (STEC) / enterohemorragi-

sche Escherichia coli-infectie• invasieve groep A streptokokkeninfectie • voedselinfectie, voor zover vastgesteld bij twee of meer patiënten met een onder-

linge relatie wijzend op voedsel als een bron

Groep C:• anthrax• bof• botulisme• brucellose• gele koorts• hantavirusinfectie• Heamophilus influenzae infectie• pneumokokkenziekte• legionellose• leptospirose• listeriose• malaria• meningokokkenziekte• MRSA-infectie (cluster, buiten het ziekenhuis verkregen) • psittacose (ornithose) • Q-koorts• tetanus• trichinose• West-Nile virusinfectie• ziekte van Creutzfeldt-Jakob

Vade

mec

um z

oöno

sen

62

Vermoeden

Vermoedt of stelt uklinisch de diagnose, oftoont u de verwekkeraan van:PokkenPolioSevere Acute Respiratory Syndrome (SARS)

of heeft u te maken meteen ziektebeeld met eenvolgens de stand van dewetenschap onbekendeoorzaak, waarbij gegrondvermoeden bestaat vanbesmettelijkheid enernstig gevaar voor devolksgezondheid?

Meld direct aan de artsinfectieziektebestrijdingvan de GGD in uw regio

of heeft u te maken met eenongewoon aantal patiëntenmet een infectieziekte dieniet vermeld staat in dewet?

Voedselinfectie met eenonderlinge relatie wijzendop voedsel als bron

MRSA-infectie, clusterbuiten het ziekenhuis opge-lopen (geen dragerschap)

Heeft u te maken met eenpatient die onderdeel uit-maakt van een cluster (2 ofmeer) van, of toont u bij 2 ofmeer personen de verwek-ker aan van een:

of heeft u in uw instelling temaken met eenandere ernstige aandoeningvan vermoedelijk infectieuzeaard?

Heeft u in uw instelling temaken met een ongewoonaantal zieken met:

Maag- en darm- aandoeningenGeelzuchtHuidaandoeningen

Vermoedt of stelt u klinischde diagnose, of toont u deverwekker aan van:Humane infectie met aviair influenzavirusDifterieRabiësVirale hemorragische koorts

Meld binnen 24 uur (dus ookin weekend of op nationalefeestdagen) aan de arts in-fectieziektebestrijdingvan de GGD in uw regio

Meld binnen een werkdag aan de arts infectieziektebestrijding van de GGD in uw regio

Vastgesteld Clusters

Artsen en hoofden laboratoria Hoofden instellingen

Heeft u een patiënt die lijdtaan, of toont u de verwekkeraan van de ziekte uit onder-staande lijst:Antrax (miltvuur)BofBotulismeBrucelloseBuiktyfus (typhoid fever)CholeraZiekte van Creutzfeldt-JakobGele koortsInvasieve Haemophilius influenzae type b-infectieHantavirusinfectieHepatatis AHepatitis BHepatitis C (recent opgelopen)KinkhoestLegionelloseLeptospiroseListerioseMalariaMazelenMeningokokkenziekteParatyfus A, B of CPestInvasieve pneumokokken- ziekte bij kinderen t/m 5 jaarPsittacoseQ-koortsRubellaShigelloseSTEC/enterohemorragische E. coli-infectieInvasieve groep A-strepto- kokkeninfectieTetanusTrichinoseTuberculoseWest-Nilevirusinfectie

Bijla

gen

63

Bijlage 3 Lijst van gebruikte afkortingen

AMC Academisch Medisch Centrum AmsterdamAID Algemene Inspectiedienst, onderdeel LNVAIB Algemene infectieziektebestrijdingAZC AzielzoekerscentrumBAO Bestuurlijk Afstemmingsoverleg, toetst de inhoudelijke adviezen

van het OMT op bestuurlijke afstemming, haalbaarheid en uitvoer-baarheid

BSE Boviene spongiforme encefalopathie, ook wel Gekkekoeienziekte.BSL Biosafety levels: graden van beveiliging van werkzaamheden in een

laboratorium (4 niveaus).BSL 3 lab Laboratorium met een voorziening waar veilig gewerkt kan worden

met risicovolle ziekteverwekkers waartegen wel medicijnen of vac-cinaties beschikbaar zijn

BVD Boviene Virus DiarreeCCKL Coördinatie Commissie ter bevordering van de Kwaliteitsbeheersing

van het Laboratoriumonderzoek op het gebied van de Gezondheids-zorg

CIb Centrum Infectieziektebestrijding, onderdeel van het RIVMCOGIZ Commissie Openbare Gezondheidszorg en Infectieziekten

(NVMM)COM Aanduiding voor regionale consulenten artsenmicrobioloog.CPT Commissie voor Praktische TuberculosebestrijdingCSC CIb Surveillance Council, voorheen KiemenraadCVI Centraal Veterinair InstituutDWHC Dutch Wildlife Health CentreE. coli Escherichia coliEEE Eastern equine encephalitisEMC Erasmus Medisch Centrum (Rotterdam)EMZOO Emerging zoönoses, project dat erop gericht was advies te geven

over de inrichting van vroege detectie- en surveillancesystemen van ziekten uit dierreservoirs die de volksgezondheid bedreigen

EPI Epidemiologie en Surveillance, onderdeel RIVM/Cib (oude naam: CIE= Centrum voor Infectieziekten Epidemiologie)

EWS Early Warning SysteemFD Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht (UU)FIDIN Branchevereniging veterinaire farmacieGD Gezondheidsdienst voor DierenGGD Gemeentelijke GezondheidsdienstGHOR Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen

Vade

mec

um z

oöno

sen

64

GWWD Gezondheids- en welzijnswet voor dierenIBR Infectieuze Boviene RhinotracheitisInf@ct Elektronische berichtenservice over infectieziektenIGR Internationale Gezondheidsregeling = IHR: International Health

RegulationsIGZ Inspectie voor de GezondheidszorgKIT Koninklijk Instituut voor de Tropen, referentielaboratorium voor oa

leptospirosenKIZA Kennissysteem Infectieziekten en ArbeidKNCV Koninklijke Nederlandse Centrale Vereniging voor de bestrijding

der tuberculoseKNMP Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der

Pharmacie (overkoepelende beroeps- en brancheorganisatie van apothekers)

KNMvD Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor DiergeneeskundeLabinf@ct Elektronische berichtenservice voor arts-microbioloog en viroloogLCHV Landelijk centrum Hygiëne en Veiligheid, onderdeel van RIVM-CIbLCI Landelijk Coördinatie Infectieziektebestrijding, onderdeel van

RIVM/CIbLCR Landelijk Coördinatiecentrum ReizigersadviseringLIS Laboratorium voor Infectieziekten en Screening, onderdeel van

RIVM/CIbLLN -TA Landelijk Laboratorium Netwerk-terreuraanslagenLNV Ministerie van Landbouw, Natuur en VoedselkwaliteitLOI Landelijk Overleg InfectieziektenLVE Landelijke Vereniging voor EntadministratiesLVI Laboratorium Voor Infectieziekten (hoofdvestiging in Groningen)LZO Laboratorium voor Zoönosen en Omgevingsmicrobiologie, onder-

deel van RIVM/CIbMARIG Menselijk Anti-Rabiës ImmunoglobulineMKD Medisch KinderdagverblijfMML Medisch microbiologisch laboratoriumMRSA Methicilline Resistente Staphylococcus aureusNCvB Nederlands Centrum voor BeroepsziektenNHG Het Nederlandse HuisartsengenootschapNVI Nederlands vaccin InstituutNVIC Nationaal vergiftigingen informatiecentrum, RIVMNVMM Nederlandse vereniging voor medische microbiologienVWA Nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit ZuivelindustrieOGZ Openbare GezondheidsZorg

Bijla

gen

65

OIE Office International des Epizooties, Wereldorganisatie voor dier-gezondheid

OMT Outbreak Management Team, multidisciplinaire groep van inhou-delijk deskundigen die bij een infectieziektecrisis bijeenkomt

OSIRIS Elektronische applicatie voor wettelijk verplichte meldingen van infectieziekten door de GGD aan het CIb

PAMM Laboratoria voor Pathologie en Medische Microbiologie (Veldhoven)PCR Polymerase Chain ReactionPEP Post Expositie ProfylaxePRRS Porcien Reproductief Respiratoir Syndroom. (virusinfectie bij varkens)RAC Regionaal Arts Consulent voor de infectieziektebestrijdingRIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en MilieuSARS Severe Acute Respiratory SyndromeSEH Spoedeisende Hulp, eerste hulppostSIV Simian immunodeficiency viruses, apen HIV Green Monkey VirusSTEC Shiga toxine-producerende Escherichia coli TBC TuberculoseTBE Tickborn EncephalitisTSE Transmissible spongiform encephalitisUMCN Universitair Medisch Centrum NijmegenUMCG Universitair Medisch Centrum GroningenUvA Universiteit van AmsterdamvCJD Variant Creutzfeldt-Jakob DiseaseVEE Venezuelan equine encephalitisVHIG Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheids-

zorgVIC nVWA Incident en CrisiscentrumVIZ Vereniging voor infectieziektenVMDC Veterinair Microbiologisch Diagnostisch Centrum (Universiteit

Utrecht)VSI Verpleegkundig Stappenplan InfectieziektenWEE Western equine encephalitisVWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en SportWHO World Health OrganisationWOGIZ Werkgroep openbare gezondheidszorg en infectieziekten (NVMM)WPG Wet publieke gezondheidWUR Wageningen Universiteit en Researchcentrum

VADEMECUMZOÖNOSEN

Een praktische gids over de melding, signalering en bestrijding van

zoönosen in de humane en veterinaire gezondheidszorg

0800-0488Meldkamer nVWA, 24/7

045-5463188Meldpunt dierziekten, 24/7