32
jaargang 39 - Oktober 2011 V.U. Dieter Keuten - Schaffensesteenweg 233 3583 Beringen

Blauwzuur 1 (2011-2012)

Embed Size (px)

DESCRIPTION

De eerste blauwzuur van het academiejaar 2011-2012.

Citation preview

jaargang 39 - Oktober 2011

V.U. Dieter Keuten - Schaffensesteenweg 233 3583 Beringen

SPONSOR

INHOUD

VOORWOORD

EDITORIAAL

Het Secundair Onderwijs Hervormd: het einde van de meritocratie?

Wetgeving is eenheidsworst

Democratie: enkele scherpe vragen (door dhr. Herman De Croo)

Voor Vorst, voor Vrijheid en voor Recht?

Drugs: een andere oplossing

INFO EN WEETJES

Open Brief aan de G1000-Burgertop

A Hangover Theory?

Subsidie: RoboCup Junior

LIBERALE BIBLIOTHEEK

VOORSTELLING BESTUUR 2011/12

ERELEDEN LVSV-BRUSSEL

3

4

6

9

12

15

18

20

21

23

27

28

29

30

Beste Lezer,

Bij de start van het nieuwe academiejaar hoort een eerste Blauwzuur. Als officieel clubblad van LVSV-Brussel wordt deze uitgave gevuld met opinieteksten van bestuursleden, ereleden, collega-LVSV’ers en bevat het natuurlijk alle informatie betreffende onze activiteiten tijdens het eerste semester aan de VUB.

Ook dit jaar is het de missie van LVSV-Brussel om het liberaal gedachtegoed te verspreiden onder de studenten. Dit is geen gemakkelijke opdracht in het licht van de actuele politieke context. Communautaire twisten beheersen de binnenlandse actualiteit ten nadele van ideologische discussies. Ondanks het ontbreken van een federale regering tijdens het gehele vorige academiejaar is het toenmalig bestuur, onder leiding van Laurent Maes, erin geslaagd een indrukwekkende opgang van LVSV-Brussel te realiseren. Het nieuw verkozen bestuur, bestaande uit een gemotiveerde groep van 17 studenten, gaat de uitdaging aan om deze positieve tendens verder te zetten.

De financiële en economische crisis, die zich aan het einde van het vorige decennium voltrok, heeft zware schade toegebracht aan de populariteit van het liberale denken. Onze ideologische tegenstanders menen in het neoliberalisme dé oorzaak van alle kwaad te hebben gevonden. De feiten tonen ons vandaag echter dat het hier gaat om een misvatting. De enorme verwevenheid tussen het economisch beleid, monetaire stimuli en financiële regulering vormden de voedingsbodem voor het ontstaan van een systeemcrisis. Ter redding volgde overmatig overheidsingrijpen, wat op zijn beurt geleid heeft tot een nieuwe fiscale en monetaire

crisis die vandaag weer het financiële systeem doet wankelen. De cirkel is rond en sinds 2008 schijnt er ten gronde niets te zijn veranderd.

LVSV Brussel engageert zich om liberale antwoorden te bieden in deze woelige tijden. We gaan in tegen de heersende tendens en dragen vol overtuiging het liberalisme uit op de VUB. Al meer dan 70 jaar verenigt het LVSV kritisch en overtuigd liberale studenten rond de boodschap van een vrije samenleving. Vrijheid van meningsuiting, partijonafhankelijkheid, respect voor andere meningen en vrij onderzoek dragen wij hierbij hoog in het vaandel. We hebben alvast een ambitieuze kalender, gevuld met zowel politieke als studentikoze activiteiten. Het openingsdebat op woensdag 12 oktober en het Galabal op vrijdag 25 november beloven de hoogtepunten te worden van het eerste semester.

Het is dankzij de steun van vrijwilligers, ereleden en sponsors dat de goede werking van LVSV wordt gegarandeerd. LVSV-Brussel aanvaardt als enige studentenvereniging aan de VUB, geïnspireerd door de liberale principes, geen enkele vorm van openbare financiering. Bent u geïnspireerd om deel uit te maken van ons team? Wilt u de unieke kans krijgen om de liberale ideologie te doorgronden? Dan hoop ik u snel te ontmoeten op een van onze activiteiten.

Veel leesplezier!

VOORWOORD

-3-

DieterKeuten

Voorzitter LVSV-Brussel

EDITORIAAL

H iep hiep hoera! Het nieuwe academiejaar is gestart, en zoals iedereen stilaan lijkt te beseffen, wordt dit het jaar

van het LVSV. Dat de VUB straks een liberale enclave én de broeihaard van de liberale ideologie zal zijn, lijkt nu helemaal buiten kijf te staan.

Het zou mij niet eens verbazen mochten we Louis Tobback één dezer dagen op radio of tv horen zeggen: ‘Ik denk dat ik mij heb vergist. Het liberalisme is de enige uitweg uit deze en uit alle crisissen die onze samenleving ooit hebben geteisterd’, waarna we zijn rode lidkaart in de papierversnipperaar zullen terugvinden, en hij zich meteen bij een liberale partij zal willen aansluiten. Jammer genoeg zal Louis, samen met ons, moeten vaststellen dat er geen échte liberale partijen meer bestaan in België. De partij die zich op sociaaleconomisch vlak nog het meest als liberaal profileert, is momenteel wel de grootste van het land. Ziedaar hoezeer de kiezer snakt naar liberale oplossingen.

Gelukkig is daar nog het Liberaal Vlaams Studentenverbond, dat wél liberale alternatieven op tafel durft te leggen, dat zich wél durft af te vragen hoezeer een overheid in ons dagelijks leven dient te infiltreren en dat zich wél durft af te vragen hoe lang ons model van sociale zekerheid houdbaar zal blijven, in combinatie met een opengrenzenbeleid en de meest soepele nationaliteitswetgeving ter wereld.

Het is dan ook als een trotse hoofdredacteur dat ik u de eerste Blauwzuur van dit academiejaar voorstel. Een hele eer is het dat onze ‘special guest’, niemand minder dan de nestor van het Vlaamse liberalisme, dhr. Herman De Croo, een artikel heeft willen schrijven, waarin hij een aantal kritische bedenkingen uit over ons democratisch systeem.

Bij een nieuw academiejaar past vanzelfsprekend ook een laatste terugblik op het vorige. Enige dankbaarheid hoort daar ongetwijfeld bij, tenslotte laten onze voorgangers

-4-

ons een zware erfenis na. Een laatste woordje van dank is hier dan ook op zijn plaats!

En terwijl de communautaire akkoorden bij bosjes uit de lucht vallen (tijdens dit schrijven is het vijf oktober en werd er net een vierde deelakkoord bereikt, over de splitsing van het gerechtelijk arrondissement BHV), mogen we niet uit het oog verliezen dat de Vlaamse partijen, in ruil voor hun Vlaams-Brabantse kieskring en hun licht gewijzigde financieringswet, hun belangrijkste communautaire programmapunt sinds de jaren ’70 nu wel definitief hebben opgegeven: geen federalisme met drie.Wellicht zal de ene of de andere Vlaamse politicus binnen onafzienbare tijd zijn geweten sussen, met bvb. de aankondiging dat die ‘Brusselse Metropolitane Gemeenschap’ (een toegeving voor de BHV-splitsing, die het grondgebied van zowel Vlaams-, Waals-Brabant als Brussel bestrijkt) nooit een ernstig initiatief zal worden. Maar eens de Franstalige partijen beginnen trekken en sleuren, kan de uitkomst van dat project wel eens een heel ander resultaat opleveren, binnen hier en zowat 25 jaar. Brussel zou immers ook nooit ofte nimmer een volwaardig gewest worden, aldus de traditionele partijen na de staatshervorming van '88.

Maar goed, laat ik uw kostbare tijd, beste lezer, niet langer verspillen aan mijn beperkte schrijverstalent. We gaan meteen over naar het hoogst interessante aanbod aan artikels dat deze editie ons te bieden heeft. Een nieuw LVSV-jaar staat voor de deur, laat ons er samen met volle teugen van genieten. Vandaar ook mijn (vrij gewaagd) voorstel om Blauwzuur voortaan te herdopen tot Het liberaal orgasme. Leve de vrijheid van meningsuiting en veel leesplezier!

Alle teksten in Blauwzuurvertolken de mening van de

respectievelijke auteurs en niet die van LVSV-Brussel, tenzij anders

vermeld.

-5-

JohnCasier

Hoofdredacteur

Het Secundair Onderwijs Hervormd: het einde van de meritocratie?

W ie aan september denkt, maakt ongetwijfeld nostalgische associaties met de start van een nieuw

schooljaar en het na twee maanden terugzien van schoolmakkers. Het ministerie van Onderwijs heeft grootse plannen met het secundair onderwijs: nadat het hoger onderwijs een stevige facelift kreeg met de BAMA-structuur, moet vanaf 2014 ook het secundair onder het mes. En terecht: wie naar de cijfers kijkt, merkt op dat de school al generatie na generatie de sociale ongelijheid reproduceert. Vlaanderen blijkt meester in wiskunde, maar een loser in gelijke kansen.

Schokkende cijfersAan het einde van het middelbaar onderwijs heeft een leerling 95% kans om in het ASO te zitten als de moeder een universitair diploma heeft, en 80% kans om in het BSO te zitten als de moeder alleen maar lager onderwijs heeft genoten. Een kind van een ongeschoolde arbeider heeft 19 keer meer kans op BSO dan een kind van een kaderlid. Jongeren met de Maghrebijnse nationaliteit

lopen vaker vertraging op en meer dan 7 op de 10 mag zich verzekeren van een zitje in het BSO. Wanneer de middelbare school uiteindelijk is afgerond, mondt dit alles uit in een grote ongelijkheid bij de doorstroming naar het hoger onderwijs. Vooral jongeren uit lagere sociale klassen behalen nooit een secundair diploma dat enige kans op slagen in het hoger onderwijs impliceert. 31% van de kinderen van ongeschoolde arbeiders verlaten het middelbaar onderwijs zonder diploma, tegenover maar 3% van de kinderen van kaderleden. Slechts 6% van de kinderen van geschoolde arbeiders vatten universitair onderwijs aan, tegenover 80% van kinderen van kaderleden.

Waar loopt het mis?Wereldwijd hebben in de voorbije eeuw verschillende stromingen opgang gemaakt die een grotere sociale gelijkheid nastreven. Vooral de meritocratie bleek een goed compris voor zowel liberalen als socialisten: deze visie wil een einde maken aan de onrechtvaardige overerving van macht, aanzien en rijkdom op basis van afstamming. Maatschappelijke posities

-6-

worden niet langer aan individuen toegeschreven op basis van afkomst, maar worden verworven op basis van prestatie of verdiensten (merites). De meritocratie is bij uitstek een ideologie van gelijke kansen en ongelijke behandeling: niet iedereen moet dokter of advocaat worden, maar iedereen met de wil en de bekwaamheid moet het wel kunnen worden, los van sociale afkomst of materieel vermogen. Het hoeft geen betoog dat het Vlaams onderwijssysteem (meer dan andere westerse systemen) doordrongen is van dit meritocratisch gedachtengoed. Vooreerst is er de leerplicht en de kosteloosheid van het onderwijs. De leerplicht zorgt ervoor dat lagere sociale milieus niet sneller afhaken uit economische noodzaak en de kosteloosheid moet waarborgen dat geen enkele financiële drempel de onderwijsparticipatie beknot. De tegenhanger van die mildheid aan de toegangspoort is echter de differentiële behandeling naar talent en inspanning. Het Vlaams onderwijs is uiterst selectief en prestatiegericht. Op alle niveaus bestaan er filters om de zogenoemd ’mindere goden’ uit te rangeren naar zwakkere onderwijsrichtingen, die eindigen in vroege uitstroom en vlakke, weinig aantrekkelijke loopbanen. Het beruchtste mechanisme is dat van de waterval in het secundair onderwijs. Waar zit nu de ambiguïteit in dit meritocratische denken? Het zet zich af tegen sociale overerving van macht en welstand, maar gooit de andere bronnen van ongelijkheid op één hoop onder de vlag van de ’verdienste’. Dit label dekt een lading die deels met persoonlijke inspanning te maken heeft en deels met het vage begrip ’talent’. Impliciet wordt er dus verondersteld dat talenten louter toevallig verdeeld zijn onder de bevolking en dus niets te maken hebben met sociale afkomst. Dit is echter

een misvatting: talenten zijn allesbehalve louter biologisch bepaalde eigenschappen. Bij het ene kind worden talenten van in de wieg gekoesterd en verrijkt door de vele mogelijkheden die zijn leefomgeving te

bieden hebben; bij het andere kind worden ze gefnuikt door deprivatie, stress en een verinnerlijkt negatief zelfbeeld. Een sterk hiërarchisch onderwijssysteem(zoals het

Vlaamse) draagt bij tot die tegenstelling: het wiegt de gefnuikte talenten verder in slaap in gettoscholen en in de zwakkere studierichtingen van het secundair onderwijs. De cijfers uit de eerste alinea bewijzen deze stelling.

Een gemeenschappelijke stam als pijnstiller

De aandachtige lezer heeft allicht begrepen dat vooral het bijzonder hiërarchische karakter van het Vlaamse onderwijs het grootste pijnpunt van het systeem is: zwakker presterende leerlingen heroriënteren naar zwakkere richtingen is een algemeen aanvaard principe geworden, en onbewust voelen scholen en leerkrachten zich hierdoor minder verantwoordelijk voor het falen van sommige leerlingen. Een voorbeeld illustreert dit manifest foute principe: Anne heeft 4u wiskunde per week en heeft echt moeite met dit vak. Het meest logische gevolg is uiteraard Anne wat meer uren aan wiskunde te laten besteden ter ondersteuning, maar in het Vlaamse onderwijs wordt Anne vermoedelijk geheroriënteerd naar een studierichting waar het aantal uren wiskunde tot het minimum beperkt wordt. Om de pijnpunten van het Vlaams onderwijs aan te pakken, is het altijd goed om te kijken hoe andere landen het

-7-

Zwakker presterende leerlingen heroriënteren naar zwakkere richtingen is een algemeen aanvaard principe geworden, en onbewust voelen scholen en leerkrachten zich hierdoor minder verantwoordelijk voor het falen van sommige leerlingen

-8-

klaarspelen. Wat blijkt? De meest egalitaire onderwijssystemen zijn precies degene die een lang gemeenschappelijk curriculum aanbieden. Dat is het geval in Scandinavië: de eerste studieoriëntatie vindt er pas op de leeftijd van 16 jaar plaats. Dit heeft veel voordelen: een leerling kan de keuze voor een specialisatie of voor een beroep maken uit interesse, vermits hij een ruim palet van deze vakken heeft gevolgd, de leerling heeft voldoende rijpheid om zich een concreet beeld te vormen van zijn/haar toekomst en bovenal worden scholen verplicht om te investeren in hun leerlingen, het is immers onmogelijk om hen vroegtijdig te heroriënteren naar een zwakkere studierichting. De meeste lezers zullen allicht hun wenkbrauwen fronsen bij zo’n fundamentele ommezwaai. Impliceert dit geen nivellering van het onderwijsniveau? En loont het wel de moeite om een onderwijssysteem te veranderen voor de zwaksten? Een belangrijke opmerking die hier alvast op zijn plaats is, is dat een gemeenschappelijke stam geen zero-sum game impliceert: het is niet omdat het niveau gediversifieerder wordt, dat daarom meteen de sterksten op hun honger gaan zitten. Alweer tonen de Scandinavische landen ons de te bewandelen weg: alle leerlingen doorlopen weliswaar tot 16 jaar een gemeenschappelijk curriculum, maar via een differentiatie in de ondersteuning. Merk bovendien op dat het net de Scandinavische landen zijn die de lijst van meest ontwikkelde landen aanvoeren en is onderwijs niet dé sleutel tot ontwikkeling? In die zin is de op stapel staande hervorming van het secundair onderwijs alleen maar toe te juichen: in deze hervorming zou er alvast een volledig gemeenschappelijke stam gerealiseerd worden in de 1ste graad van het secundair

onderwijs. Een eerste studiekeuze wordt daarbij pas gemaakt op 14 jaar, maar de gemeenschappelijke component blijft ook in de 2de graad nog sterk aanwezig. Toch zijn er ook een aantal pijnpunten die nog

dienen aangepakt te worden: zo zou het beter zijn om ons systeem op te splitsen in 4 jaar lagere school, 4 jaar middenschool (met dus het volledig gemeenschappelijkcurriculum) en 4 jaar secundair. Het heeft immers

geen zin om gemeenschappelijke curricula te organiseren in scholen die zich louter en alleen toeleggen op ASO, TSO of BSO (in de voorgestelde hervorming heten deze onderwijsvormen anders) vermits de finaliteit dan op voorhand vastligt.

ConclusieStatistieken en internationale onderzoeken tonen duidelijk aan dat het meritocratisch gedachtegoed waarop ons Vlaams onderwijssysteem geënt is, van onze scholen reproductieapparaten maakt van sociale ongelijkheid. Eén van de belangrijkste remedies hiertegen, is het aanbieden van een gemeenschappelijke curriculum tot 16 jaar. Al zal het nog erg veel voeten in de aarde hebben, de hervorming van het secundair onderwijs die nu op tafel ligt, is een stap in de goede richting.

Statistieken en internationale onderzoeken tonen duidelijk aan dat het meritocratisch gedachtegoed waarop ons Vlaams onderwijssysteem geënt is, van onze scholen reproductieapparaten maakt van sociale ongelijkheid.

FilipMoons

Bestuurslid, Webmaster

-9-

Wetgeving is eenheidsworst

W etgeving wordt door de overheid gebruikt om verscheidene diensten te leveren aan haar burgers. De

vraag die we ons moeten stellen, is of dit middel wel geschikt is om die diensten op een dienstige wijze te leveren. Zijn de eisen die we stellen aan de overheid onverenigbaar met een dienstige dienstverlening door de overheid? We gaan kort na wat de bedoeling is van de overheid (welke dienst ze tracht te leveren), wat de kosten daarvan zijn en of er betere alternatieven bestaan.

De overheid gebruikt o.a. wetgeving om de dienst van consumentenbescherming aan te bieden. De consument wordt met dwingende of aanvullende wetgeving beschermd tegen bijvoorbeeld miskopen, door per wet de producent te verplichten een bepaalde garantie toe te kennen. De consument hoeft dan niet langer bij elk goed na te gaan hoe lang het minstens meegaat, hij weet dat de overheid de producent verplicht de werking van het goed voor een redelijke termijn te waarborgen. Het lost dus een informatieprobleem op. Dat klinkt geweldig.

De overheid komt de kleine man ter hulp en beschermt hem.

Een dergelijke benadering is natuurlijk redelijk naïef. Deze wetgeving brengt ook nadelen met zich mee. Een eerste nadeel is de kost van de door de overheid opgelegde voorwaarden. En die kosten komen steeds bij de consument te liggen. Wat er eigenlijk gebeurt, is dat een derde partij mee in de overeenkomst stapt. De overeenkomst die vroeger bestond wanneer consument en producent het eens werden over de voorwaarden, zal nu slechts geldig zijn wanneer de overeenkomst ook voldoet aan de voorwaarden die de overheid stelt.

Logischerwijs zullen een aantal overeenkomsten die men had willen sluiten, en waar beide partijen bij winnen, nu worden verboden. Een aantal verkopen zullen gewoon niet meer gebeuren omdat de partijen de meerkost van de eisen van de overheid niet wensen op te hoesten. De meerkost vernietigt de bestaande meerwaarde.

Een kort voorbeeld: u vindt een gsm, ter waarde van €100. De producent moet er,

-10-

inclusief garantiekosten voor één jaar, maar €90 euro aan besteden. Er is een verkoop voor bijvoorbeeld €95. In een tweede voorbeeldje moet de producent twee jaar garanderen en maakt hij zijn product iets duurzamer maar duurder, en lopen zijn garantiekosten op en kost het hem €115 om een gsm te produceren en de garantie te leveren. Er zal niet langer tot een koop worden overgegaan. De consument zal dan zijn geld uitgeven aan iets dat hij minder graag had gehad dan een gsm met slechts één jaar garantie. De eersten die geen gsm zullen kunnen kopen met de bijkomende voorwaarden zijn de mindervermogenden, die dus het hardst worden getroffen.

Het probleem dat hier optreedt is dat er geen economisch-rationele omgang meer is met de garantietermijn. Een derde partij, de overheid, gaat subjectief bepalen wat een nuttige garantietermijn is. Voor diegenen onder u die elk jaar hun gsm verzuipen of kwijtspelen, is het eenvoudigweg geldverspilling om een gsm te kopen die 2 jaar meegaat. Het is voor die consument geheel irrationeel te garanderen dat die gsm 2 jaar zal meegaan. De afweging tussen de kosten en baten van een optie gebeurt niet meer door diegene die de kosten moet dragen en van de baten kan genieten, maar door een derde partij, de overheid.

Het probleem is dus dat de wetgeving een bescherming biedt, die een eenheidsworst is. Wie meer bescherming wenst, wordt met dit middel onvoldoende geholpen. Wie minder bescherming wenst, wordt behandeld als een klein kind. Wetgeving is algemeen en daarmee per definitie onaangepast aan de noden en bijzonderheden van een specifiek individu. De vraag is dan of we wetgeving kunnen flexibiliseren.

De reden waarom wetgeving niet flexibel is, is omdat het iets is waaraan men niet zomaar kan ontsnappen, en de burger daarom eist dat het aan bepaalde eisen voldoet. Omdat iemand moet verhuizen om

aan de wetgeving te ontsnappen, eist hij, volledig terecht, dat wetgeving niet discrimineert, rechtszekerheid biedt en duidelijk is. Dat zijn kwaliteitseisen die misbruik en willekeur aan de kant van de wetgever moeten tegengaan.

Een onderscheid maken tussen burgers in de wetgeving om zo elke burger aangepaste voorwaarden te bieden is niet alleen technisch onmogelijk, maar bovendien onverenigbaar met het instrument van wetgeving. Wetgeving moet onaangepast, algemeen en inflexibel zijn. Kwalitatieve consumentenbescherming moet evenwel net aangepast, rekeninghoudend met individuele noden en bijzonderheden, en flexibel zijn. Wetgeving en consumentenbescherming zijn gewoon in de aard van hun activiteit tegengesteld in hun eisen.

Nu zou men kunnen stellen dat de alternatieven nog erger zijn. Wanneer de consument enkel rommel zou kunnen kopen, zou dat inderdaad een weinig aantrekkelijke samenleving vormen om deel van uit te maken. Die redenering negeert evenwel het feit dat er alternatieve methodes bestaan om consumentenbescherming te verlenen. Die methodes worden nu amper ontplooid omdat de overheid de dienst toch al (gebrekkig) voorziet. De consument moet dus niet per definitie een hulpeloos slachtoffer zijn, maar kan ook op andere manieren zijn voorwaarden afdwingen.

Ik som er snel enkele voor u op. De bekendste voorbeelden zijn consumentenorganisaties die u bijstaan in het maken van uw keuzes. Een andere mogelijkheid is labeling, zoals men in de restaurantwereld Michelinsterren uitdeelt. Dat label kan een algemene beoordeling geven of informatie geven over de belangrijkste kwaliteiten van het product. Derden met een sterke reputatie kunnen dan de labeling op zich nemen, en voor de correctheid van de informatie instaan.

-11-

Evenwel denk ik dat het de beste optie zou zijn om als consument eenzijdige voorwaarden op te leggen, door deze te koppelen aan een betaalkaart. Zoals verkopers nu eenzijdig hun voorwaarden opdringen met algemene voorwaarden, zou de consument dat ook moeten kunnen doen, en de bepaling van die voorwaarden kan hij dan overlaten aan een derde, bijvoorbeeld een bank. Aangezien hij die derde zelf kiest, bepaalt hij dus welk niveau van bescherming hij wenst. De derde kan dan constant de voorwaarden up-to-date houden, en bijvoorbeeld kiezen voor verplichte informatieverstrekking over garantie, i.p.v. een minimumtermijn op uniforme wijze op te leggen. Hoe meer bescherming men vraagt, hoe hoger de rekening aan de kassa zal zijn. Men heeft dat evenwicht evenwel zelf in de hand.

Samengevat heeft consumentenwetgeving de kostprijs voor bescherming onnodig

opgedreven, een onnodig aantal contracten onrendabel gemaakt, de minst vermogenden het sterkst getroffen en een efficiënte omgang met voorwaarden onmogelijk gemaakt. Wanneer het individu kiest of en wiens voorwaarden men accepteert, kan die weer zelf bepalen welk niveau van bescherming hij wenst: ofwel een beter én kostelijker ofwel een minder én goedkoper beschermingsniveau.

JitteAkkermans

Bestuurslid

-12-

JitteAkkermans

Democratie: enkele scherpe vragen

Enkele kiezelsteentjes in de democratie

In 1831 telde onze parlementaire democratie iets meer dan veertigduizend kiezers. Het waren mannen van boven de 35 jaar die een aantal voorwaarden vervulden, waaronder bezit of diploma. De logica was relatief eenvoudig: de staat kon maar beïnvloed worden in zijn bestuur door en parlementaire verantwoording afleggen aan gelijken. Een soort “peer review” van politici en politiek. We kwamen uit historisch fors doorploegde decennia: de Franse revolutie, het keizerrijk, de grote weerstand van het Tsarisme in Rusland en de mislukte alliantie tussen het Germaanse rijk of wat er toen in vorming was en het Franse keizerrijk. Het Congres van Wenen, de herschikking met trouwens de bufferstaat der Nederlanden – Holland en België – waren er zovele natuurlijke of onnatuurlijke kinderen van. De Belgische grondwet van 1831 met haar ongelooflijke liberale vrijheidsprincipes en de hiërarchie van rechten der burgers, rechten en

voorrechten van een parlementaire uitdrukking, gevolgd door de bevoegdheden van het staatshoofd, afgewogen door de gerechtelijke macht, was een unicum.

Veertigduizend kiezers in 1831… vierduizend in 2011

Shockerend weliswaar, dat wij nu nog maar met vierduizend zouden zijn, daar waar de cijfers en statistieken ons makkelijk met een in de grondwet – en niet wijzigbaar – voorziene beschikking van kiesopkomst een dikke 6 miljoen kiezers beloven, mannen en vrouwen van achttien jaar tot honderdenelf, de gezegende leeftijd van blijkbaar de oudste inwoonster van ons land. In rechte: ja. In feite?De leiding van de politieke partijen, de burgers die als lid van die partij die leiding uitmaken, of grondig beïnvloeden, maken bij verkiezingen de keuze tussen meerdere politieke menu’s waarvan de leiding, de samenstelling en de kostprijs in de keuken

D e boutade van Winston Churchill: “De parlementaire democratie is het slechtste van alle politieke stelsels, maar ik ken er geen beter” dient vaak als dooddoener voor weldanig ernstig debat. Ten onrechte. Enkele kiezelsteentjes in de schoenen van ons parlementair conformisme doen

wellicht wat hinken, maar verleiden ons de schoen kortstondig uit te doen om van de kiezelsteentjes verlost te zijn.

-13-

van het politiek gebeuren werd klaargemaakt. Zouden er meer dan vierduizend invloedrijke burgers zijn die in de partijencenakels, het middenveld, de media, de vakbonden, de sociale organisaties, de belangengroepen, vertegenwoordigers van kleine en grote werkgevers, de banken en noem maar op, deelnemen aan het fatsoeneren van de voorkeuze bij verkiezingen?

De vraag stellen is nadenken over de financiering van de partijen, de financiering van de campagnes, de boegbeeldbetoelaging van sommige kandidaten, de voorkeurstemmerij – ik ben goed geplaatst om deze van binnen en van buiten te kennen –, het zijn zovele elementen waar wij niet voldoende stil blijven bij staan. Laat ons daar eens over brainstormen en, ten goede van de haalbaarheid, de democratie herdefiniëren.

Twee pijlers van een democratie

In mijn ogen zijn er twee essentiële pijlers van een parlementaire democratie: de vredesvolle verandering van de machtsuitoefening op het niveau waar ze door de verkiezingen wordt aangeduid, en de afwisseling tussen meerderheid en oppositie. Met heel dikwijls coalitievormen die ons land stilaan aan het veralgemenen is in gemeenten, districten, provincies, gewesten, gemeenschappen en de federale structuren, zodat wie in de oppositie zit, rustig in de meerderheid kan komen en omgekeerd en dit met de medestander van gisteren, vis-à-vis de tegenstander van morgen. Dit is goed en verzacht de hoekigheid van de reeds zo schaarse keuzemogelijkheden.

Gevaar: zij die dichtbij de macht of voor de macht leven. Niet meer de klassenstrijd, maar de categorieënwedijver. Zij die bijvoorbeeld van een door de gemeenschap gegenereerd inkomsten leven, de gepensioneerden, de echte werkzoekenden, de andersvaliden en in een zekere mate - hoe appreciabel ook hun activiteit is en hoe noodzakelijk ik ze beschouw - de ambtenarij in de ruimste zin van het woord, van de Dorpsstraat tot de Wetstraat. Ook daar zijn de subtiele beïnvloedingen en het aanpassen van de reglementeringen, niet steeds gedragen door een flink, vrij en verkozen parlement, bij gebrek aan duidelijke uiteengezet alternatief, het gepaste antwoord voor.

De trading democratie

Groenen, met 10% van de stemmen, vroegen de afschaffing van de nucleaire centrales. 90% had daar geen oor naar. In de eerste paarse regering van 1999-2003 bekwamen deze 10% een ruime democratische meerderheid in de

parlementaire stemmingen om hun keuze – zij het dan met wat uitzonderingen – binnen te halen. In 2003, toen geen enkele groene nog verkozen bleek, werd die keuze gehandhaafd. Zij was democratisch wet geworden. In

feite was het een wisselmuntafspraak tussen zij die ook geen 50% van de zetels haalden, die hun getallen leenden aan de groenen en de groenen die hun kleiner getal ten bate van de grotere coalitiepartners stelden.

Wisselmuntdemocratie, gevaarlijk?

Ja en neen. Wordt ze aanvaard, dan wordt ze verteerd. Wordt ze niet aanvaard, dan

In mijn ogen zijn er twee essentiële pijlers van een parlementaire democratie: de vredesvolle verandering van de machtsuitoefening op het niveau waar ze door de verkiezingen wordt aangeduid, en de afwisseling tussen meerderheid en oppositie.

-14-

verdampt ze, wat er ook de wet overkomt die een gegeven toestand uittekent of vastlegt. Ook daar kunnen we bedenkingen bij maken.Democratie is, zoals de liefde, een werkwoord en werken vergt training, inzet en van tijd tot tijd een speciaal regime van voeding en gedrag. Democratie is nooit voor eeuwig in het Dag in dag uit-woordenboek van de praktijk opgenomen.Men moet ze verdienen en ze verdienen begint met ze rustig in vraag te stellen.

Het antwoord zal wellicht de boutade van Churchill doorstaan: misschien niet het beste politieke regime, maar … is er een ander?

dhr. Herman

De CrooErelid LVSV-Brussel

Minister van Staat

43 jaar ononderbroken verkozen lid van het parlement

Burgemeester van Brakel

-15-

Voor Vorst, voor Vrijheid en voor Recht?

M et bijzonder veel interesse heb ik onlangs het boek Omfloerst Separatisme? gelezen van professor Bart Maddens. Bij

sommigen doet de benaming Maddens-doctrine (of Maddens-strategie) wellicht al een belletje rinkelen.

In 2009 kwam professor Maddens op het idee om niet langer met een therapeutische hardnekkigheid om hervormingen te vragen, maar om de bevoegdheden van de Vlaamse regering zo ruim mogelijk te interpreteren, en rustig af te wachten tot Wallonië of het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in acute geldnood zouden verkeren. Op dat moment zouden de Vlaamse onderhandelaars met een grote smile op hun gezicht kunnen zeggen: ‘Mais chers amis, on n’est demandeur de rien.’Voorafgaand aan deze ‘doctrine’ was er de zogenaamde Van Rompuy-strategie, die stelde dat er geen regering meer mocht worden gevormd zonder voorafgaande staatshervorming. Dit is het pad dat de Vlaamse partijen min of meer bewandelen, maar dat zijn effectiviteit al compleet heeft verloren, aangezien de regering in lopende zaken-Leterme II bijna alle taken vervult van een regering met volheid van bevoegdheden. De Maddens-strategie wordt momenteel toegepast in het Vlaams regeerakkoord, waar er, in vergelijking met het regeerakkoord van 2004, nog amper

sprake is van een staatshervorming. Aangezien er op federaal niveau echter volop wordt onderhandeld, merken de Franstaligen daar bitter weinig van.

Met het oog op de volgende verkiezingen, bestaat er allicht nog een derde (en wellicht ultieme) optie voor de Vlaamse onderhandelaars om hun (naar Vlaamse normen) grote staatshervorming eindelijk binnen te halen…Er is al geruime tijd heel wat te doen omtrent een zogenaamde V-meerderheid. Concreet houdt dit in dat de partijen N-VA, LDD en Vlaams Belang samen een democratische meerderheid van de Nederlandstalige parlementszetels zouden veroveren na de federale verkiezingen, waarmee zij eventueel kunnen weigeren om nog een regering (met een meerderheid aan Vlaamse kant, welteverstaan) te vormen met de Franstalige partijen. Het uitroepen van de Vlaamse soevereiniteit is in principe niet mogelijk in de Kamer of Senaat, enkel het Vlaams Parlement kan deze beslissing legitiem nemen. De volgende Vlaamse verkiezingen worden echter pas in juni ’14 georganiseerd.Als we eens terugkijken naar de federale verkiezingen van juni 2010, zien we dat de V-partijen samen 43,8% van de stemmen hebben behaald, goed voor 40 van de 88 Nederlandstalige kamerzetels. Bij een diepere analyse is professor Maddens

-16-

echter tot de vaststelling gekomen dat N-VA en LDD samen drie zetels meer zouden hebben veroverd indien zij als een kartel naar de verkiezingen waren getrokken. De verklaring hiervoor is eenvoudig. Jean-Marie Dedecker behaalde enkel in het kiesdistrict West-Vlaanderen een zetel. Dit betekent weliswaar niet dat er in de andere provincies niemand op LDD heeft gestemd, integendeel. De partij bereikte echter in geen enkele andere kieskring de kiesdrempel van 5%, waardoor alle stemmen voor de partij van Dedecker er de facto verloren zijn gegaan. Bij een virtuele samenwerking met de grote winnaar van de verkiezingen zouden deze stemmen zijn opgeteld bij alle N-VA-stemmen, waardoor het kartel maar liefst 31 zetels zou hebben veroverd.

Als er opnieuw (vervroegde) verkiezingen komen zonder de Copernicaanse Omwenteling, denk ik dat de V-partijen best een heldere, duidelijk omlijnde strategie volgen. Stel, om het eenvoudig te verwoorden, alles in het werk om de publieke opinie ervan te overtuigen dat de Franstaligen (alweer) de grote hervormingen hebben tegengehouden, en dat er niet meer redelijk te onderhandelen valt met onze zuiderburen. Beloof daarnaast echter om na de verkiezingen toch alles in het werk te zullen stellen om de grote staatshervorming nog af te dwingen.

Vorm daarna op één of andere manier een lijstverbinding tussen N-VA en LDD, zodat alle LDD-stemmen die de kiesdrempel niet halen, kunnen worden opgevangen door N-VA. Men kan dan enkel hopen dat de komst van de libertair Jean-Marie Dedecker niet al te veel socialistische of christendemocratische kiezers, die bij de

vorige verkiezingen op N-VA hebben gestemd, zal afschrikken. Het Vlaams Belang in dit kartel betrekken (en het zogenaamde Forza Flandria tot stand brengen) zou absoluut geen positief effect

hebben, om twee redenen:1) Het Vlaams Belang is sterk genoeg om in elke provincie zelf de kiesdrempel te behalen en2) De komst van het VB zou sowieso heel wat gematigde kiezers

afschrikken, die daardoor hun stem niet langer op N-VA zullen uitbrengen.

Daarom zou het wellicht de meest aangewezen keuze zou zijn om met twee Vlaamsgezinde partijen naar de kiezer te trekken: het kartel N-VA/LDD en het Vlaams Belang.De kans dat het gezamenlijke zetelaandeel van deze partijen na de verkiezingen stijgt van (virtueel) 43 naar 45 (=de volstrekte Nederlandstalige meerderheid), is allerminst een utopie. Mocht het effectief zo ver komen, dan is de Nieuw-Vlaamse Alliantie wellicht de eerste partij ooit die zich, sinds de invoering van het algemeen stemrecht in ons land, mathematisch incontournable maakt aan de onderhandelingstafel (één uitzondering in 1950 niet te na gelaten, toen de unitaire CVP/PSC 108 van de 212 kamerzetels in de wacht sleepte). Als De Wever dan opnieuw aan de kant wordt geschoven (of zelf beslist om zich terug te trekken uit het overleg), kan er simpelweg geen federale regering meer worden gevormd.

Deze strategie kan enkel nog worden ondermijnd als de andere partijen (Open Vld, sp.a, CD&V en Groen!) dan bereid zouden zijn om een regering te vormen met een Vlaamse minderheid. Dat dit echter een bijzonder risicovolle onderneming zou worden, en de facto zou kunnen leiden tot politieke zelfmoord van de traditionele

Als we eens terugkijken naar de federale verkiezingen van juni 2010, zien we dat de V-partijen samen 43,8% van de stemmen hebben behaald, goed voor 40 van de 88 Nederlandstalige kamerzetels.

-17-

partijen, hoeft weinig betoog. Zij zouden dan immers een federale regering vormen die geen enkele democratische legitimiteit heeft in Vlaanderen, en die eigenlijk alleen zou bestaan met als doel dit België in stand te houden, tegen de wil van de Vlaamse meerderheid. Bovendien zou de oppositie dan alleen uit Vlaams-nationalistische partijen bestaan, waardoor het Federale Parlement niet langer een ideologisch of sociaaleconomisch discussieforum zou zijn, maar enkel nog een communautair.

Als die V-meerderheid er daadwerkelijk komt, zal er na de verkiezingen vanzelfsprekend één of andere journalist aan De Wever vragen of hij van plan is om België daadwerkelijk finaal te blokkeren. Op dat moment kan de N-VA-voorzitter op zijn meest nonchalante toon en met een grote grijns op zijn gezicht antwoorden: ‘Laat ons

afwachten, we zullen eerst zien of er nog te onderhandelen valt met de Franstaligen.’Allicht zouden de Franstalige partijen daarna een (historische) interne discussie moeten voeren, want uiteindelijk worden zij dan voor de ultieme keuze gesteld: óf een Copernicaanse omwenteling óf het einde van België. Al is die keuze wellicht al lang gemaakt aan de overzijde van de taalgrens…

JohnCasier

Hoofdredacteur

Drugs: een andere oplossing

-18-

JohnCasier

I n mei stelden het Liberaal Vlaams Studentenverbond en de Fédération des Etudiants Libéraux (onze Franstalige collega's) een resolutie

voor aan de Europese Liberale Jeugd (Lymec). In november zal het terug op tafel liggen, tijdens het herfstcongres. Het betreft de legalisering van drugs. Hieronder vindt u een overzicht van onze argumenten.

Het verbod op druggebruik heeft tot nu toe amper of geen effect gehad. Meer dan tweehonderd miljoen mensen ter wereld vinden geen oplossing voor hun verslaving. Niettemin maken veel van die mensen maar occasioneel gebruik van drugs, vooral voor recreatieve doeleinden.

De strijd tegen drugshandel valt bovendien zeer moeilijk te voeren. Elke dag sterven er mensen die proberen te vechten tegen hun verslaving. De Verenigde Staten geven meer dan veertig miljard dollar per jaar uit aan die strijd, die in andere landen ook veel geweld met zich meebrengt. Ondanks de inspanningen van internationale

organisaties en van de overheid blijft de drugshandel onverstoord doorgaan.

Wij zijn niet blind voor de risico’s. We weten dat drugs gevaarlijk kunnen zijn. We zien ook dat het algemeen verbod en repressie geen vruchten afwerpt. De kwaliteit van de drugs wordt enkel verlaagd. De gezondheidsrisico’s stijgen even snel als de toename van de georganiseerde criminaliteit. Kartels en maffia krijgen, in de producerende landen, meer en meer invloed.

Vrijheid is een fundamentele waarde voor liberalen. Niet alleen de vrijheid van meningsuiting of van ondernemen, maar ook van gedachte, geweten en godsdienst. De vrije keuze, vooral in onze universiteit, moet dus worden beschermd. Iedereen is verantwoordelijk voor zijn keuzes, en moet zich bewust zijn van de gevolgen. Die houding nemen wij eveneens aan tov. druggebruik.

We raden druggebruik allerminst aan. Toch zijn er andere manieren om ertegen te

-19-

vechten, die efficiënter lijken, en die bijvoorbeeld in Portugal of Tsjechië reeds worden toegepast. De behandeling van verslaafden moet immers primeren op de repressie en vervolging van druggebruikers. Dit lijkt ons eerder een kwestie van volksgezondheid, dan enkel van justitie en recht.

Door drugs te gebruiken, breng je iemand anders niet per definitie in gevaar. De legalisering brengt zelden een stijging qua aantal gebruikers met zich mee en heeft dikwijls positieve effecten op andere, verslavingsgebonden, problemen.

Bij legalisering denken wij niet alleen aan gebruik, maar ook aan productie en handel. Het zou immers hypocriet zijn het gebruik te legaliseren zonder daarbij de mogelijkheid te verschaffen om drugs te produceren of aan te kopen.

Zijn er dan aanvaardbare regels om de legalisering in een specifieke context te plaatsen? Zeker, het verbod op het gebruik onder 18 jaar, bijvoorbeeld. Ook het verbod op rijden onder invloed zoals nu reeds het geval is, en een strenge controle op de kwaliteit van drugs, zoals al gebeurt bij andere producten, door instanties voor consumentenbescherming: het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen of het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten. Accijnzen, zoals al op alcohol en tabak worden gehoffen, zouden ook geld in het laatje brengen voor de preventie van verslaving. Taksen die al gelden voor algemene handelaars zouden ook een inkomst opbrengen. Geld dat tot nu toe naar criminele organisaties ging terug in het officiële circuit binnenloodsen, leidt vanzelfsprekend tot een daling van de macht van terroristische organisaties, en van het geweld en de misdaden die eraan zijn verbonden.

Om jongeren te beschermen tegen drugs is een ander aspect vooral van belang:

een correcte voorlichting, niet over de effecten, maar ook over de gevaren van het druggebruik. Dat zou op school moeten gebeuren, maar ook in het gezin. Volgens ons zal alleen betere informatie en niét een verbod leiden tot minder druggebruik.

We zijn ons bewust van het belang van preventie. Wij zullen het gebruik dan ook nooit aanraden. Toch vinden we dat er dringend een nieuwe weg moet worden ingeslagen. Daarom zijn wij een voorstander van de legalisering van drugs. Drugs legaliseren is een methode die nog niet werd toegepast. Het is dan ook iets dat alleen op internationaal niveau efficiënt kan worden. Vandaag lijkt het ons echter noodzakelijk om de koers radicaal te wijzigen, op de eerste plaats om de volksgezondheid niet in gevaar te brengen.

Bestuurslid

Florent Baudewyns

Wil je lid worden van het LVSV en samen met ons de liberale gedachte promoten onder de Brusselse studenten? Lid zijn heeft vele voordelen:

- gratis toegang op elke activiteit

- gratis pintjes in ons stamcafé Draftbar

- gratis cocktail op onze blue nights

- korting inkom galabal

- elektronisch krantje "Blauwzuur" + update van onze activiteiten

- gratis DVD over het liberalisme

- stemrecht op de Algemene Vergadering

Spreek iemand aan van het bestuur, of stuur ons een berichtje op facebook! Een lidkaart kost €5.

Bezoek zeker en vast (één van) onze volgende activiteiten:

- 18 oktober – 20u – Mandelazaal (Q): Grote Politieke Quiz

- 25 oktober – 20u – Het einde van de euro? met Johan Van Overtveldt, eindredacteur Knack/Trends

- 3 november – 20u – Filmavond "RIP!: A remix manifesto"

- 8 november – 20u – Internationale Politiek: Naar een multipolaire wereldorde - meer veiligheid? met Willy Claes

- 25 november – Galabal LVSV-Brussel

LVSV Brussel heeft sinds kort een nieuwe website. Surf naar www.lvsv-brussel.be en aanschouw onze meesterlijke nieuwe creatie! Met dank aan webmaster Filip Moons.

Voelt u zich geroepen om te reageren op één van onze artikels, of er zelf één te schrijven? Aarzel niet, open uw tekstverwerker, en stuur uw reactie/artikel door naar een van onze bestuursleden, of meteen naar de hoofdredacteur ([email protected]).

-20-

INFO EN WEETJES

-21-

Kritische blik op de G1000

Geachte heer Van ReybroeckGeachte dames en heren van de VZW Burgertop

Met belangstelling hebben ondergetekenden, de studenten van het Liberaal Vlaams Studentenverbond Hasselt, de berichtgeving in de media met betrekking tot het door u gelanceerde project ‘G1000’ gevolgd en het door u opgestelde manifest doorgenomen. Wij delen de gemaakte analyse van een crisis die breder is dan de Belgische, met name een crisis van de democratie. Ook wij zijn van mening dat het huidige model op een aantal grenzen stoot. De veelheid aan verkiezingen, de particratie, de mediatisering en de volatiliteit van de kiezer zijn maar enkele van die grenzen.

Echter, de door u voorgestelde oplossing van een deliberatieve democratie waarvoor 1000 burgers, zonder politieke banden, worden geselecteerd om het land te representeren en standpunten over allerhande thema’s in te nemen, stuit ons inziens op een aantal fundamentele

bezwaren. Allereerst is er de veronderstelling van ongebondenheid van de uitverkoren burgers. Aangezien ze worden geselecteerd door de ondertekenaars van het manifest, staat een politieke interesse -hoe gering ook- vast, en daarmee ook een verhoogde kans op een partijvoorkeur. Niets sluit bovendien uit dat de uitverkoren burgers deel uitmaken van een partij of zelfs mandataris zijn. Kortom, de politieke neutraliteit, noodzakelijk voor ongebondenheid, kan onmogelijk bij alle 1000 deelnemers worden verondersteld.

Een tweede punt van kritiek is de selectieprocedure van de 1000 gelukkigen. Ofwel is democratie direct en heeft elke burger een gelijke stem in elke beslissing, ofwel is democratie indirect en heeft elke burger een gelijke stem om de vertegenwoordigers te verkiezen. Een trekking per lot of een selectie door een bureau valt onder geen van de voornoemde limitatieve democratische vormen en sluit de overgrote meerderheid van de mensen uit van debat, waardoor het hart van de democratie niet meer kan kloppen. Uw project gaat op deze manier dan ook lijnrecht in tegen het door u vooropgestelde

N aar aanleiding van de publicatie van het manifest betreffende de G1000-burgertop stelde LVSV Hasselt een brief op gericht aan David Van Reybroeck en de VZW Burgertop. Deze brief werd verzonden op 29 augustus 2011.

Open Brief aan de G1000-Burgertop

-22-

doel van het verbreden van het democratisch proces.

Een laatste kritiek betreft de feitelijke onhaalbaarheid van het project: het kan geen concrete en onderbouwde antwoorden bieden op de uitdagingen waar ons land voor staat. Naast het beperkte tijdskader – zelfs met inbegrip van een derde fase – is er een kennisachterstand van de deelnemers die onmogelijk op zo'n korte termijn valt bij te schaven. Zelfs mensen die al jaren in het vak zitten (voor zover men daarover kan spreken, als het over politiek gaat) worden omringd door verschillende personen met specifieke kennis. Ook de partijen en parlementen hebben vaak een eigen studiedienst, waarvan de 1000 uitverkorenen geen gebruik kunnen maken. De gevolgen laten zich al raden: antwoorden die verzanden in abstracties, evidenties en een gebrek aan inhoud, coherente visie en diepgang.

Wij, liberale studenten in Hasselt en Diepenbeek, zien dan ook meer heil in een herstel (of introductie) van de indirecte parlementaire democratie. Concrete maatregelen hiertoe kunnen liggen in:

- het laten samenvallen van de federale en deelstatelijke verkiezingen;- het invoeren van een federale kieskring;- het aanmoedigen van nationale partijvorming en interdeelstatelijke allianties of kartels;- het afschaffen van de lijststem;- het afschaffen van de opvolgers;- het beperken van de wetgevende

functie van de uitvoerende macht; - het instellen van een plicht voor verkozenen om hun mandaat uit te zitten; - het aanmoedigen van meer informatieve media, zowel kwalitatief als kwantitatief; - het voorzien van volledige transparantie betreffende het beleid, op een voor de burger toegankelijke manier; - het afschaffen van de stemplicht.

Bovendien is de situatie waarin de Belgische politiek zich momenteel bevindt, vooral een situatie die ze aan zichzelf , haar omvang en haar eigen machteloosheid te danken heeft. De problemen zijn van eigen makelij en tonen vooral aan dat er geen nood is aan meer politisering, zoals het initiatief dat u naar voor brengt, maar net minder. We hebben nood aan een kleinere, werkbare staat waarbij een efficiënte en doelgerichte politiek kan worden gevoerd, in dienst van de burgers.

Als het doel een meer democratische besluitvorming is, zijn de voorgaande suggesties de te verdedigen oplossingen die ons aller inspanningen verdienen. Wij hopen dan ook dat u onze bezorgdheid voldoende ter harte neemt en onze voorstellen in overweging houdt.

Met liberale groeten

In naam van het bestuur van het Liberaal Vlaams StudentenVerbond Hasselt,

Gilbert M. Nijs – VoorzitterBob van der Vleuten – Vice-VoorzitterRoel Van Eetvelt – Politiek Secretaris

-23-

A Hangover Theory?

W il het liberalisme vandaag relevant blijven, dan is het verplicht om haar ideologisch discours expliciet te

onderbouwen met grondige economische theorie. De politieke inhoud van het liberalisme krijgt immers pas een tastbare betekenis wanneer ze in de juiste economische context wordt beschouwd. Wie de (economische) realiteit negeert, riskeert dan ook om het liberalisme te reduceren tot een verzameling van holle uitspraken en lege platitudes. In een wereld waar de ene economische crisis de andere opvolgt, grijpen heel wat vooraanstaande liberale denkers terug naar de economische theorieën van de Oostenrijkse School. De vraag is echter of het liberalisme zich hierdoor niet in de vernieling rijdt. Het gros van de inzichten die onder de noemer Oostenrijkse theorie kunnen worden gegroepeerd, worden binnen het neoklassiek economisch paradigma (het mainstream paradigma) resoluut genegeerd, openlijk betwist of – en dan mag men van geluk spreken – vriendelijk in vraag gesteld. De kans is dan ook reëel dat zij die de Oostenrijkse theorie gebruiken om hun politiek ideologisch discours (het liberalisme) te onderbouwen, bekaterd terugkeren van elke grondige discussie met neoklassiek geschoolde beleidsmakers.

METHODOLOGISCHE HALSSTARRIGHEID

De aantrekkelijkheid van het Oostenrijkse denken kan en moet waarschijnlijk grotendeels in haar gehanteerde methodologie worden gezocht. Deze werd voor het eerst expliciet uitgewerkt door Ludwig von Mises in zijn boek “Human Action” en later ook verfijnd door Murray Rothbard, in diverse andere teksten. Mises en Rothbard stellen in hun denken het deductief redeneren centraal. Wie deductief redeneert, vertrekt vanuit een aantal premissen, en komt met behulp van een algemene logische regel tot een welbepaalde conclusie. In het algemeen kan men stellen dat de deductieve logica waterdicht is, en zich bijgevolg niet enkel uitstekend leent om zelf na te denken, maar ook om kennis op een succesvolle manier te verspreiden. Zowel Mises als Rothbard kozen er daarom voor om het Oostenrijkse economische denken op basis van deze deductieve logica te ontwikkelen. Omdat deductieve logica waterdicht is, heeft men binnen het Oostenrijkse denken geen econometrie en/of formele wiskunde nodig om bepaalde stellingen te bewijzen. De door de Oostenrijkers gemaakte conclusies zijn logisch dwingend, ze zijn steeds waar. De empirische data waar neoklassieke economen zo graag mee spelen, kunnen voor Mises en Rothbard dan ook hoogstens een illustratie en nooit een bewijs zijn van de juistheid van een bepaalde economische redenering.

-24-

Het ontbreken van complexe wiskundige modellen is voor veel niet-economen vermoedelijk wat het Oostenrijkse denken zo aantrekkelijk maakt. Neoklassieke economische theorie kan vandaag niet los worden gedacht van complexe wiskundige modellen. Het is bijgevolg weinig toegankelijk en voor het merendeel van de potentieel geïnteresseerde lezers waarschijnlijk zelfs volledig onbegrijpelijk. Rothbards op deductieve logica gestoelde verhaaltjes over hoe Robinson Crusoë vis ruilt met Vrijdag, zijn het tegengestelde van dat wat de neoklassieken aanbieden. Toch moet men opletten om zich niet te vergapen op de deductieve methode. Deductieve logica is weliswaar logisch waterdicht, maar wat wanneer er geen algemene regel gevonden kan worden, de logische regels verkeerd worden toegepast of de regel waarvan men dacht dat hij een algemeen karakter had, enkel blijkt te gelden in specifieke cornercases? Bijkomend probleem is dat een deductieve logica zich erg slecht leent om te nuanceren. Een statement is ofwel waar ofwel vals, er is geen tussenoplossing. Iets kan niet “een beetje” waar zijn, met grote zekerheid “waar” zijn of “méér” waar zijn dan iets anders. Deductieve logica kan perfect een causaal verband aanduiden, maar wat is de kwantitatieve significantie van dat verband? Het laat in dat opzicht amper toe om hoofd- van bijzaak te onderscheiden. Een effect wordt op logische grond vastgesteld, maar de Oostenrijkers tasten in het duister wanneer hen wordt gevraagd of het gevonden effect al dan niet belangrijk is en het onderzoeken waard is. De neoklassieke economische theorie kan daarentegen wel accenten leggen. De neoklassieken – en met hen, het gros van hedendaagse wetenschappers – gaan dan ook niet deductief, maar min of meer inductief te werk. Ze vertrekken vanuit het idee dat wanneer een theorie opgaat in alle waargenomen gevallen, hij ook opgaat in alle vergelijkbare gevallen. De theorie wordt pas in twijfel getrokken wanneer een tegenvoorbeeld wordt waargenomen. Uit de waarneming wordt met andere woorden hoogstens een voorlopige regel afgeleid. De

gevonden regel heeft nooit een axiomatisch of absoluut karakter. De regel is immers enkel juist tot wanneer hij wordt weerlegd. Een waargenomen factor X determineert dan ook nooit volledig de zaak Y. Er is hoogstens sprake van een significant effect. Econometrie en formele wiskundige modellen laten in dat opzicht niet alleen toe om bepaalde kwantitatieve en kwalitatieve klemtonen te leggen maar ook om het gebrachte verhaal te nuanceren en te contextualiseren – of, indien dat nodig blijkt te zijn – zelfs volledig te herzien.

Of iemands denken nu op een deductieve of inductieve manier gebeurt, lijkt triviaal, maar is het in de praktijk zelden. Deductieve logica nodigt immers uit tot dogmatisme, geestelijke bekrompenheid en is vaak een symptoom voor een bepaalde vorm van intellectuele hybris of een misplaatst geloof in het eigen gelijk. Inductieve logica leidt zelden tot dogmatisme. Zelfs Hume – een denker die zich steeds wentelde in de scepsis – pleitte verrassend genoeg steeds voor een pragmatisch scepticisme, en dit om een dogmatisch nihilisme te vermijden. Wie pragmatisch is en inductief redeneert, aanvaardt nooit zomaar besluiten die – deus ex machina - worden geponeerd. Besluiten worden voorzichtig gevormd en dit pas na langdurige waarneming van de volledige context. In een wereld die steeds in verandering is, durft een volwassen inductief denken zich met andere woorden steeds te heruitvinden. Omdat het inductieve denken steeds terugkeert naar de praxis is het een denken dat nooit vastroest. Het is een open denken, een denken dat op maat van het liberalisme is gesneden. Wie het liberalisme au sérieux wenst te nemen, doet dit dan ook best door inductief te denken (of – eventueel - met een gezonde scepsis naar de zaken te kijken). Deductief denken blijkt immers – in verhouding tot een politiek ideologisch discours als het liberalisme – eerder een soort van contradictio in terminis te zijn. Vroeg of laat spreekt de liberale deductieve denker zich noodzakelijkerwijs tegen, hij wordt bijgevolg verkeerd begrepen en blijft

-25-

Keynes vs Hayek, no battle after all?

achter met het intellectueel equivalent van een uurtje binge drinking.

ABC-THEORIE, EEN INTELLECTUEEL PROBLEEMKINDJE

Het Oostenrijkse denken beperkt zich gelukkig niet tot het strikt deductieve denken van Mises en/of Rothbard. Wie het over de Oostenrijkers wil hebben, kan immers niet naast de figuur van Friedrich Hayek kijken. Hayek, die in één adem wordt genoemd met zijn geesteskind, de Oostenrijkse Business Cycle Theory (ABCT – Austrian Business Cycle Theory), ontving voor zijn bijdrage op het vlak van deze theorie in 1974 zelfs de (officieuze) Nobelprijs economie. Alhoewel Hayek een leerling van Mises is geweest, was hij methodologisch minder strikt dan de andere Oostenrijkers. In plaats van een strikt

deductief denken, waar empirisch gecijfer nooit meer is dan een illustratie, verdedigt Hayek eerder een vorm van theoretische falsificatie (negatieve verificatie). Cijfers hebben met andere woorden wel degelijk een functie, en dienen vooral om theoretische fouten of onvolmaaktheden bloot te leggen. Hayek doet dus aan een open en vooral moderne vorm van wetenschap. De door Hayek ontwikkelde ideeën worden om die reden vermoedelijk nog steeds als aannemelijk/aantrekkelijk beschouwd door een aantal grote Nobelprijswinnaars. Zo stak Milton Friedman zijn fascinatie voor Hayeks ABC-theorie nooit onder stoelen of banken. Friedman zocht verschillende malen in zijn carrière naar de cijfers die Hayeks theorie zouden kunnen bevestigen, maar vond ze jammer genoeg niet. Friedman concludeerde dan ook dat er iets mis is met

Hayeks premissen maar een definitieve en expliciete verwerping van de theorie formuleerde hij nooit. Anderen tonen minder geduld met Hayeks ABC-theorie. Paul Krugman omschreef deze theorie ooit als “the hangover theory”, als een doodlopende intellectuele piste. Voor Krugman zijn niet alleen Hayeks onderliggende theoretische assumpties weinig bevredigend, ook de beleidsimplicaties die volgen uit de theorie – in het geval ze waar zou zijn – laten Krugman met een bekaterd gevoel achter. Om Krugmans koosnaampje voor de ABC-Theorie te begrijpen, is het echter noodzakelijk om even stil te staan bij wat de ABC-theorie precies vertelt.

Eenvoudig gesteld, geeft Hayeks ABC-theorie een theoretische verklaring voor het fenomeen van conjunctuurcycli. Binnen Hayeks theorie zijn economische crisissen

het gevolg van periodes van artificiële economische groei. De oorzaak van de noodzakelijke crisissen legt Hayek met andere woorden niet in één of andere exogene variabele, maar in het systeem zelf. Crisissen zijn voor Hayek een noodzakelijk en endogeen gevolg van het fenomeen van excessieve geldcreatie, die verder wordt verergerd door een over-enthousiaste banksector. Zowel Neoklassieken als Hayekianen zijn het erover eens dat onder een monetair expansief beleid de intrestvoeten op korte termijn dalen. Deze dalende intrestvoeten hebben een invloed op de evaluatie van op til staande investeringsprojecten. Lagere intrestvoeten kunnen bepaalde investeringsprojecten, die eerder niet winstgevend waren, plots erg aantrekkelijk maken (negatieve NPV’s worden positief). Banken, die slechts een fractie van hun depositos als reserve dienen bij te houden,

Michael Van de Velde

Politiek Secretaris

overspoelen de economie met goedkoop geld en versterken op die manier de effecten van een expansief monetair beleid. Investeringen die onder “normale” omstandigheden nooit gemaakt zouden worden, worden toch uitgevoerd. Economische groei is een feit, maar dit positief verhaal heeft volgens Hayek ook een negatief kantje. Al deze “abnormale” investeringen moeten volgens Hayek vroeg of laat tot overcapaciteit leiden. Omdat investeringen echter nooit onmiddellijk worden gerealiseerd, duurt het een tijdje vooraleer de gecreëerde overcapaciteit zichtbaar wordt. Bewoners voor dure nieuwe flatgebouwen worden, eenmaal het flatgebouw af is, nooit gevonden. Producten die men in net opgetrokken fabrieken produceerde, kan men op de markt niet slijten. Net als elke doorwinterde alcoholicus moet volgens Hayek ook de economie vroeg of laat ontnuchteren, vooral na een periode van artificiële geldcreatie. Pas wanneer de economie is ontnuchterd, kan ze weer groeien. Hayek is echter duidelijk: na de kater begint het drinkgelag gewoon opnieuw. Ook de economie, net als de alcoholicus, leert blijkbaar niet uit zijn fouten.

Wat Krugman vermoedelijk het meest stoort aan Hayeks ABC-theorie, is dat de beleidsimplicaties die uit de theorie volgen niet alleen beperkt zijn, maar ook haaks staan op wat hij – Krugman - zelf propageert. Krugman is immers een overtuigd (Neo-)Keynesiaan. Keynesianen geloven bijvoorbeeld in het idee dat de economie kan worden gestuurd. Een expansief monetair beleid (door een centrale bank) of zelfs “deficit spending” (door een overheid) kan worden gebruikt om een economie uit het slop te trekken. Hayek brengt het tegengestelde verhaal. Binnen Hayeks ABC-theorie is excessieve geldcreatie niet alleen gevaarlijk, het is in feite de oorzaak van elke economische crisis. Krugman is niet de enige die bezwaren heeft. Andere – minder bekende – economen hebben ook bedenkingen bij de impliciete implicaties, eigen aan Hayeks ABC-theorie. Zo kan men zich vragen

stellen bij het idee dat het selecteren van investeringsprojecten met een oorspronkelijke negatieve NPV-waarde per definitie irrationele beslissingen zijn (omdat het bijvoorbeeld slechte investeringen zouden zijn). Men moet zich afvragen of de manipulatie van de rentevoet niet kan worden verdedigd wanneer deze manipulatie een correctie vormt op een door de markt verkeerd ingeschatte economische situatie. Het antwoord is tweevoudig. Het aanwakkeren van economische groei door “artificiële” geldcreatie is in bepaalde situaties geoorloofd, zeker wanneer de economie deze groei effectief kan dragen, maar het aanwezige groeipotentieel – als gevolg van bijvoorbeeld psychologische factoren – niet realiseert. Enkel wanneer de rentetargets die een centrale bank nastreeft, afwijken van de natuurlijke rentevoet, kan een expansief monetair beleid uit de hand lopen, en kan dit op theoretische grond worden bekritiseerd. Het zou kunnen betekenen dat het empirisch bewijs dat Friedman niet vond, simpelweg niet gevonden kan worden omdat Hayeks ABC-theorie in essentie een crisistheorie is die enkel opgaat in specifieke situaties, en dus geen algemeen karakter heeft. Het zou meteen ook betekenen dat er een synthese mogelijk is tussen Keynesiaanse en Hayekiaanse theorie (een nieuwigheid die een aantal eigenzinnige hedendaagse economen steeds regelmatiger naar voor schuiven). Een dergelijke synthese zou niet alleen een goede zaak zijn voor de economie als wetenschap, maar ook voor het politieke project van het liberalisme. Men kan zich immers afvragen wat het nut is van een ideologisch engagement voor meer vrijheid, als de mens – economisch gezien – onvrij blijkt te zijn omdat hij steeds geketend blijft aan Hayeks geïmpliceerde irrationaliteit.

-26-

-27-

Subisidie: RoboCup Junior

L VSV-Brussel ontvangt, als erkende studentenvereniging, jaarlijks een subsidie van het Brussels Studenten Genootschap. Het vorige bestuur

van LVSV-Brussel heeft echter besloten de subsidie niet te gebruiken. Het liberalisme pleit er immers voor om marktverstorende subsidies zoveel mogelijk te beperken, want vanzelfsprekend gaat het hier om belastinggeld. Om aan te tonen dat LVSV-Brussel zelf in staat is om voldoende fondsen te verwerven voor een goede werking, werd besloten de subsidie van €679,53 aan een goed doel te schenken. Er werd gezocht naar een begunstigde die actief is in onderzoek en ontwikkeling. Via de dienst R&D-Wetenschapscommunicatie aan de VUB, en meer bepaald via Prof. Dr

ir. Bram Vanderborght, kwamen we in contact met het initiatief RoboCup. RoboCup Junior is een robotwedstrijd voor het basis- en voortgezet onderwijs. Gestart als een initiatief vanuit Australië, wordt het in meer dan 30 landen over de gehele wereld uitgevoerd. Op deze manier wil LVSV-Brussel bijdragen aan de versterking

van onze kenniseconomie en tegelijk aantonen dat de herverdeling van

belastinggeld via subsidies geen noodzakelijke voorwaa

rde is voor de goede werking van eender welke vereniging.

DieterKeuten

Voorzitter LVSV-Brussel

-28-

LIBERALE BIBLIOTHEEK

S inds dit academiejaar legt LVSV-Brussel een collectie boeken aan over de liberale ideologie. Om een beschikbaar boek te ontlenen, stuur je gewoon een mailtje naar [email protected], met de gewenste titel. Je krijgt dan een mail terug met een datum waarop je het boek kan komen afhalen in ons

lokaal. Niet-leden dienen een waarborg van €10 te betalen, leden uiteraard niets. Een boek mag je gedurende 21 dagen bijhouden.

Titel Auteur

The Liberterian Reader Boaz, David (ed.)Inclined to Liberty Carabini, LouisPrinciples for a Free Society Epstein, RichardLaw, Legislation and Liberty Hayek, FriedrichThe Constitution of Liberty Hayek, FriedrichThe Law Bastiat, FrédéricRechtvaardigheid en Solidariteit Bastiat, FrédéricThe Economics of Freedom Bastiat, FrédéricEconomics in One Lesson Hazlitt, HenrryRe-thinking Green Higgs, Robert & Close, CarlThe Challenge of Liberty Higgs, Robert & Close, CarlOn Liberty Mill, John StuartHuman Action von Mises, LudwigSocialism von Mises, LudwigCapitalism and Freedom Friedman, MiltonFree to choose Friedman, MiltonVlaktaks Niemegeers, WernerAnarchy, State and Utopia Nozick, RobertAtlas Shrugged Rand, AynI, Pencil Read, LeonardAn inquiri Into The Nature and Causes of the Wealth of Nations Smith, AdamThe Theory of Moral Sentiments Smith, AdamA Beginner’s Guide to Liberty Wellings, Richard (ed.)Over de Democratie in Amerika Tocqueville, Alexis de

Anne-Sophie KempinaireBestuurslid

Dieter KeutenVoorzitter

Toon BosmansOndervoorzitter

Gregory DeschuyteneerPenningmeester

Michael Van de Velde

Politiek secretaris

Caroline SneyersSecretaris

John CasierHoofdredacteur

Thomas DonnezOud-Voorzitter

Thomas BodequinBestuurslid

Alexander D'HondtBestuurslid

Paul D'HondtBestuurslid

Jitte AkkermansBestuurslid

Florent BaudewynsBestuurslid

Filip MoonsWebmaster

Julie ClarysBestuurslid

Karel BurrickBestuurslid

Gill BalcaenBestuurslid

U bent misschienons volgend lid?

-29-

Laurent MaesOud-voorzitter LVSV-Brussel

Franc M. J. BogovicOud-voorzitter LVSV-Nationaal

André KempinaireOud-voorzitter LVSV-Brussel

Ludo VanderveldenOud-voorzitter LVSV-Brussel

Herman De CrooMinister van staat, Volksvertegenwoordiger, Burgemeester van Brakel

Irina De KnopVlaams volksvertegenwoordiger Open-Vld

Georges LenssenBurgemeester Maasmechelen Open-Vld

Guy VanhengelFederaal vicepremier en minister van Begroting Open-Vld

Ischa LambrechtsOud-voorzitter LVSV-Brussel

Emilie MaesOud-voorzitter LVSV-Brussel

Marino KeulenVlaams Volksvertegenwoordiger Open-Vld

Olivier CuvelierOud-voorzitter LVSV-Brussel

Annemie NeytsMinister van staat & voorzitter ELDR

Thomas RyckaltsVoorzitter Open-Vld Brussels gewest

Alexander De CrooVoorzitter Open-Vld & Senator

Boudewijn BouckaertVlaams Volksvertegenwoordiger LDD

Christophe KoningsOud-Voorzitter LVSV-Brussel

Thomas RyckaltsVoorzitter Open-Vld Brussels Gewest

Georges LennsenBurgemeester Maasmechelen Open-Vld

Laurent De MeesterOud-voorzitter LVSV-Nationaal

Karel De GuchtOud-voorzitter LVSV-Brussel

ERELEDEN LVSV-BRUSSELGraag stellen wij aan u onze ereleden voor. Dankzij hun gulle bijdrage wordt onze financiële onafhankelijkheid gewaarborgd. Wenst u ook erelid te worden? Dat kan, door €40 over te schrijven naar 363-0454905-15

-30-

Karel BurrickBestuurslid

U bent misschienons volgend lid?

Je vindt LVSV Brussel ook terug op Facebook, Twitter en Flickr