Upload
circumplaudo
View
220
Download
1
Embed Size (px)
DESCRIPTION
Literair internettijdschrift
Citation preview
CIRCUMPLAUDO 2
CIRCUMPLAUDO
nummer 58
juli/augustus 2012
7e jaargang
-tweemaandelijks verschijnend literair platform-
Ad van der Zwart
Marijke Scholten
Eric Peterse Redactie
www.circumplaudo.nl Webadres
[email protected] E-mail
Kopij kan worden ingezonden naar het bovenstaande e-mailadres. Kopij
Ad van der Zwart Vormgeving website
Eric Peterse Omslagfoto Vormgeving omslag en binnenwerk
© 2012 Copyright berust bij de betreffende auteurs. Copyright
Deze uitgave is zonder subsidie tot stand gekomen.
CIRCUMPLAUDO 3
Inhoud
Argibald - Cartoon 4, 16, 21, 28 en 38
Elko Born - De revanche van het Ancien Régime 5
Gerard Schoemaker - Onverwacht licht is de lege fles 17
Fabian Schurgers - Kadegevoel 18
Seger Weijts - Twee gedichten 22
Hilde A.M. Jutte - In gedachten 23
Elko Born - De Shisha Lounge 29
Gerard Schoemaker - Eenzaam 37
Fabian Schurgers - Oerwoudschaduwen 39
Gurkje van Dam - Gurkje van Kattenberg ziet een draak 43
CIRCUMPLAUDO 5
Elko Born
De revanche van het Ancien Régime
Hij kwam uit wat men op de universiteit een volks-
buurt noemde. Zijn vader werkte in een staalfabriek,
de grootste van Europa. Zijn moeder had een admini-
stratieve functie op een kantoor.
Daar begon het mee. Nooit omschreef de moeder
haar werk anders, nooit kon ze het administratieve
karakter van haar functie specificeren. Als kleine jon-
gen wilde de zoon vaak met haar mee, om met eigen
ogen te zien hoe het er op kantoren aan toeging, maar
op dergelijke verontrustende verzoeken ging de moe-
der niet in.
Met de vader zat hij vaak in de achtertuin, met
mooi weer op straat, voor de deur, op een tuinstoel of
een rechtopstaand kratje bier. In de weekenden en
vakanties kwam oom Henk ook langs. Ze dronken bier
en aten frikadellen, verder deden ze niets. Ze waren
niet idealistisch ingesteld, en als de vader en oom
Henk al een wereld voor ogen hadden, dan eentje die
bestond uit bier en frikadellen. Het was rondom de
frituurpan dat de jongen de eerste discrepanties ont-
dekte.
‘Onedel.’
CIRCUMPLAUDO 6
Dat woord had hij eens in een boek had gelezen.
Het was een woord dat vanaf dat moment zijn idealen
zou bepalen.
Hij begon lege rollen wc-papier te sparen en knut-
selde er een kroon van, die hij op zijn slaapkamer be-
waarde. Later kwam er ook een scepter bij.
Soms, als de vader zich ’s avonds richting het tele-
visietoestel had begeven en de moeder met de afwas
bezig was, ging hij voor de spiegel staan. Dan waande
hij zich een koning en stelde hij zich voor hoe hij van-
af een hoog balkon de meute toesprak.
Op de middelbare school bleek dat hij een begaafd
kind was. Hij haalde goede cijfers, voor Latijn zelfs een
tien. In tegenstelling tot de andere kinderen nam de
zoon het Latijn bloedserieus.
Veel vrienden had hij niet, maar sociale omgang
kon hem gestolen worden. De vriendschap met de ta-
lentlozen en de luiaards van deze wereld zag hij als
het vehikel van de ontering.
Zijn minachting voor alles om hem heen werd gro-
ter en begon zijn gedachten te bewonen als een para-
siet. Op een woensdagochtend werd het hem te veel.
Hij ging op het bordes van het schoolplein staan en
riep: ‘Zij die het Latijn niet beheersen zijn van een
minder soort.’ Hij sprak ook over wat hij ‘de eerloze
ziekte’ noemde.
Bijna niemand schonk er aandacht aan. De kinde-
ren liepen hem voorbij en ging verder met sigaretten
CIRCUMPLAUDO 7
roken, chocola eten en roddelen.
Eén meisje bleef staan.
‘Ik werd op slag verliefd,’ zou ze later zeggen.
Ze vroeg de zoon hoe hij heette.
‘Noem me Freek,’ zei hij.
Niet zijn vader, niet oom Henk, maar Frederik de
Grote, dat was een man waar hij bewondering voor
had.
Na schooltijd gingen ze een ijsje eten in het cen-
trum van de stad.
‘De huidige staatsvorm is niet voor de moderne
mens weggelegd,’ legde Freek het meisje uit. ‘Mis-
schien konden ze het in Athene, maar niet in Neder-
land.’
Het meisje likte aan haar ijshoorntje en keek naar
zijn ogen. Ze wilde er in baden. Van staatsvormen had
ze geen verstand.
Ze leunde voorover en gaf hem een kusje.
‘Ik zal jou Victoria noemen,’ zei de jongen. ‘Vanaf
nu mag je niet meer van mijn zijde wijken.’
Een edel mens houdt van zijn onderdanen, en in
Victoria zag Freek een oefening in de liefde.
Het oefenen deed zijn zelfvertrouwen en in het ver-
lengstuk daarvan zijn ambitie, groeien als kolen.
In het Latijn schreef hij een manifest waarin hij de
revanche van het Ancien Régime aankondigde. Hij liet
het Victoria een paar honderd keer kopiëren en op het
schoolplein uitdelen.
CIRCUMPLAUDO 8
De leerlingen leken het niet te begrijpen en deden er
ook geen moeite voor. Eén jongen pakte een stapeltje
af en vertrapte het op de grond.
‘Daar laat het volk zich weer van zijn onedele kant
zien,’ zei hij tegen Victoria.
De enige die doorhad waar het manifest over ging
was de rector, die verontrust raakte en zijn ouders
opbelde.
‘s Avonds sprak de moeder Freek aan en zei: ‘We
vinden het heel fijn dat je Latijn leuk vindt, maar je
weet toch wel dat we niet in het Romeinse rijk leven?
Waarom ga je niet eens voetballen?’
Freek vertrok naar zijn kamer, zette zijn zelfge-
maakte kroon op en dacht na. Toen rende hij naar
beneden en verklaarde: ‘Ik zal een voetbaltoernooi op
poten zetten. De mensen hebben spelen nodig.’
Na zijn eindexamens wilde hij naar de kunstacademie,
want hij was gaan schilderen en dacht dat hij de
mensen middels de kunst over het sublieme kon le-
ren. Hij werd niet aangenomen.
Uiteindelijk werd het Geschiedenis.
‘Ik zal bewijzen dat de geschiedenis aan mijn kant
staat,’ zei hij. Ook tijdens zijn studiejaren stuurde zijn
afgunst voor de onedelheid zijn beslissingen. Hij kon
al snel conclusies trekken.
Het Ancien Régime was de laatste halte voor de on-
dergang geweest. Hij was degene die de mensen weer
moest leren om te kijken. Frikadellen en rechtop-
CIRCUMPLAUDO 9
staande kratjes bier dienden voorgoed tot het verleden
te behoren.
Hij werkte hard, liet het uitgaansleven links liggen
en stouwde zijn studentenkamertje vol met boeken.
Soms stuurde hij Victoria op pad om boodschappen te
doen of hield haar thuis om als bibliothecaris te func-
tioneren.
‘De moderniteit heeft de goddelijke schoonheid uit het
oog verloren,’ zei hij tijdens een excursie naar het Pa-
leis op de Dam. ‘Ik ben degene die de mensen moet
leren om weer om te kijken.’
Er waren studenten bereid zijn uitspraken aan te
horen. Ze vonden de ideeën verwerpelijk, dat zeker,
maar desalniettemin interessant. Naar aanleiding van
recente ontwikkelingen in het Midden-Oosten twijfel-
den sommigen van hen aan de universele slagkracht
van de democratie.
Universaliteit. Dat was een woord dat Freek graag
hoorde.
Tijdens een borrel van een studentenvereniging –
waar hij geen lid van was – stelde hij voor een eigen
vereniging op te richten. Zelf werd hij natuurlijk de
voorzitter. Een paar studenten gingen akkoord.
De leden hielden de actualiteit nauw in de gaten en
publiceerden op een website onderzoeken naar mo-
narchieën. Af en toe probeerde Freek in zijn stukken
toespelingen op de eerloze ziekte te maken, maar hij
had niet het idee dat de mensen dat doorhadden.
CIRCUMPLAUDO 10
Tijdens een verveeld moment op een hotelkamer
kwam professor Rucksen, hoogleraar vroegmoderne
geschiedenis, per toeval op de website terecht. Hij
raakte onder de indruk van het maatschappijkritische
karakter van de stukken.
‘De meeste studenten komen vandaag de dag uit
derderangs milieus,’ zei hij tegen zijn minnares. ‘Maar
deze jongelui weten hoe ze de geschiedenis nieuw le-
ven in moeten blazen.’
Hij wist dat hij geestelijk gezond was, dat zijn verlan-
gens niet uit psychische tekortkomingen ontsprongen
waren. Al bij de frituurpan was hij er achter gekomen
dat het allemaal een functie had.
Freek bleef binnen en verzamelde boeken tot zijn
studentenkamertje begon uit te puilen. De TV naast
zijn bed, die hij aanvankelijk gebruikte om Victoria
stil te houden, deed hij de deur uit.
Bijna wekelijks nodigde Professor Rucksen hem uit
op zijn kantoor.
‘Ik ben het type mens dat talent weet te cultiveren,’
zei hij meermaals. ‘Er ligt een gouden academische
toekomst voor je.’
Freek moest er niets van hebben. De universiteit
beschouwde hij als een ivoren toren, en hij wilde geen
ivoren toren, hij wilde een toren van steen, bijeen ge-
houden middels cement en als het nodig was zijn ei-
gen bloed.
CIRCUMPLAUDO 11
Hij haalde zijn diploma’s, maar vierde het niet. Trots
lag niet in zijn aard. Hij vond niet dat zijn eigen pres-
taties er iets mee te maken hadden. Het was het lot
geweest.
Het lot had hem voor open doel gezet, nu moest hij
het zien uit te spelen. Alles had naar dit moment ge-
leid. Het werd tijd om zich voor eens en altijd af te
scheiden.
Hij verhuist naar een groter appartement, op de der-
tiende verdieping van een flatgebouw aan de periferie
van de stad, uiteraard met balkon en riant uitzicht.
Victoria gaat bij hem wonen, maar is soms dagenlang
de deur uit. Wat ze allemaal doet, weet Freek niet.
Hij leest boeken over econometrie en verdiept zich
in de geschiedenis van het geld.
Hij kwam erachter dat macht alleen werd uitgeoe-
fend door kapitaalkrachtige mannen. Daarom begint
hij ’s avonds, achter zijn computer, in aandelen te
speculeren. Het goddelijke zit in hem, veronderstelt
hij. De cashflow van de aandelenbeurs zal als vanzelf
zijn kant toestromen.
De vereniging en de website blijven bestaan, maar
hij haalt zijn naam van de papieren. Eén maal per
maand geeft hij de leden instructies. Om op korte
termijn in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien,
doceert hij drie ochtenden per week op een middelba-
re school. Het door hogerhand opgelegde curriculum
gooit hij overboord. Hij leert de kinderen over uiteen-
CIRCUMPLAUDO 12
lopende Europese monarchieën. Cijfers geeft hij vooral
op basis van werklust.
Het gaat Freek om de bereidheid tot luisteren. Wie
kan luisteren, kan volgen. Het is zijn overtuiging dat
de wereld meer volgers moet krijgen. Alleen dan zal
het Ancien Régime haar revanche kunnen nemen.
‘Ik nader het sublieme,’ vertelt hij Victoria als ze
eindelijk weer eens een keertje thuis is, ‘ik nader het
sublieme, ik voel het.’
Misschien zal het nog weken duren. Maanden. Ja-
ren. Freek heeft er geen erg in. Door de tijd laat hij
zich niet tegenhouden.
Het is herfst en hij denkt een recessie te voorzien. Een
tijd lang blijft hij weg van zijn computer en leert hij
zijn leerlingen over het huis van Oranje en hun ver-
achtelijke, hondse gedrag.
Het niveau van de huidige generatie gymnasten valt
hem tegen, maar sommige kinderen lijken kneedbaar.
Op een vrijdagavond nodigt hij een select groepje
uit om bij hem thuis te komen eten. Hij maakt oester-
soep en serveert als dessert een roomtaart. Aan het
hoofd van de tafel spreekt hij zijn pupillen toe over de
wonden die de Verlichting heeft achtergelaten.
Niet iedereen lijkt het te begrijpen. Voor achten is
bijna iedereen vertrokken, alleen Antoinette blijft nog
even hangen.
‘Wat moet ik doen om de bevrijding te bespoedigen?’
vraagt ze.
CIRCUMPLAUDO 13
‘Je moet leren volgen,’ zegt hij. ‘Net als iedereen
moet je leren volgen.’
Ze gaat op zijn schoot zitten en slaat haar armen
over hem heen. ‘Ik volg u,’ zegt ze. ‘Ik volg u tot de
dood. Maar nu moet ik naar huis, mijn moeder wacht
op me.’
De lente komt en hij durft weer op zijn computer te
kijken; hij moet constateren dat de cashflow nog
steeds niet zijn kant is toegestroomd. Na de zoveelste
brief van de bank geeft hij toe: hij heeft niets anders
dan dalende, rode lijnen geaccumuleerd. Als Victoria
eindelijk weer eens thuis is, stelt hij voor dat zij kost-
winnaar wordt.
Victoria geeft geen antwoord. Een week lang zegt ze
helemaal niets.
Hij blijft tot laat wakker, bestudeert Victoria terwijl
ze ligt te slapen. Hij voelt een woede die hem doet
denken aan bier en frikadellen.
Daarna verdwijnt Victoria voorgoed.
Om aan genoeg oefening te komen, gaat hij af en toe
naar de hoeren.
‘Je hebt een gehavend gezicht,’ zegt één van de
meisjes tegen hem.
Het is waar. Zijn leven heeft z’n sporen achtergela-
ten.
‘Maar je hebt de uitstraling van een jonge god. Kan
je echt niet zelf een meisje vinden?’
CIRCUMPLAUDO 14
Freek gespt zijn riem dicht en zegt: ‘Aan vrouwen
heb ik niets. Ik wil de liefde naar een hoger plan til-
len.’
Teleurgesteld in het kapitaal besluit hij te gaan schrij-
ven. Een boek dat de Bijbel overbodig moet maken.
Met het fanatisme van de bekeerling geeft hij zich over
aan het papier.
Rond de kerst komt er een brief van zijn ouders.
‘We zijn altijd van je blijven houden, en bij ons ben
je altijd welkom,’ schrijven ze. Freek moet toegeven
dat hij niet goed weet wat de brief te betekenen heeft.
Hij voelt zich niet lekker. Al een paar maanden heeft
hij last van wat de huisarts als paniekaanvallen om-
schrijft. Hij slikt pillen, maar die helpen niet altijd.
‘De mensheid is vergeten hoe te leven,’ schrijft hij in
een hoofdstuk dat hij later zal schrappen. ‘En als ge-
volg daarvan, ik zelf.’
Af en toe stuurt hij een gedeelte van zijn magnum
opus naar uitgeverijen. Hij krijgt enkel afwijzingsbrie-
ven terug, maar hij gaat door. Doorgaan is al zijn hele
leven het devies geweest, al kan de gedachte daaraan
hem al niet meer bemoedigen.
Het is bijna september als Freek wordt gebeld door de
directeur van zijn school.
Hij heeft een lange, pluizige baard. De grote vakan-
tie heeft hij grotendeels op zijn balkon doorgebracht,
CIRCUMPLAUDO 15
werkend aan zijn magnum opus. Hij is al maanden de
deur niet uit geweest.
De directeur legt hem uit dat zijn diensten niet lan-
ger nodig zijn. Een aantal ouders heeft via de officiële
kanalen klachten ingediend. Daarnaast is er naar
aanleiding van geruchten die een collega had opge-
vangen over betrokkenheid bij een twijfelachtige web-
site aangifte tegen hem gedaan.
‘Ik weet zeker dat het niets is, maar in het tijdperk
van het terrorisme kun je niet voorzichtig genoeg zijn,’
legt de directeur uit.
Terrorisme. Freek had nagedacht over de weg van
het geweld, maar het was nooit zijn bedoeling geweest
om die te bewandelen. Hij wil de pijn verzachten, niet
veroorzaken.
In de maanden die volgden verdwijnt de beeltenis van
de directeur niet uit zijn hoofd.
Hij duikt onder op zijn balkon. Hij is bang dat het
gepeupel onder leiding van de directeur de Bastille
komt bestormen. Lang staat hij daar, voorover gebo-
gen, naar beneden starend.
‘Freek was een bijzonder persoon,’ zo zal Victoria niet
lang daarna op zijn begrafenis verklaren, ‘maar de
gratie Gods moet hem op een gegeven moment verla-
ten hebben.’
CIRCUMPLAUDO 17
Gerard Schoemaker
Onverwacht licht is de lege fles
Onverwacht licht is de lege fles.
Van de schrik bekomen pak ik de volgende
en geef lucht aan schrijfdrift die resumeert
wat me bezighoudt. Dood is ze
die ik minde en levend is hij die
ik verwekte in mijn zoektocht naar liefde.
Iemands dochter liep over een bed Japanse oesterschelpen ,
alvorens haar op te halen zaktenie door het dak van zijn bijkeuken.
Een vriendin nam zoveel afscheid
dat ze naar de recovery moest.
En nog steeds heb ik de regelafstand
niet onder controle
in de bocht.
Lisse, 21-6-12
CIRCUMPLAUDO 18
Fabian Schurgers
Kadegevoel
Het is goed dat ik hier lig, op de kade. Want als ik zou
opstaan en doorfietsen, zou ik vast en zeker ergens
door een winkelruit storten, of iemands tuin binnen-
rijden en daar een enorme ravage aanrichten. Of mis-
schien zelfs hier, van de kade, in het water raken, en
met mijn dronken kop nooit meer boven komen.
Nee, het is goed dat ik hier lig. Een triomf van mijn
wil en redelijkheid. Van mijn realiteitszin, dat ik inzie
dat ik niet verder kan fietsen en hier vrijwillig op de
koude stoep ga liggen. Ik moet wachten. Dat is wat ik
moet doen. Wachten tot mijn lichaam de alcohol ge-
noeg heeft afgebroken, en mijn evenwichtsgevoel weer
terugkeert.
Misschien had ik ook minder moeten drinken. Maar ik
was het helemaal zat. Het praten met de meisjes, het
verkopen van mijzelf, het toneelspelen dat ik zo enorm
geweldig was dat ze zichzelf helemaal tekort zouden
doen als ze niet meteen in mijn armen zouden sprin-
gen. Dat ik natuurlijk een geweldige baan had, na-
CIRCUMPLAUDO 19
tuurlijk een eigen woning, natuurlijk een lichaam
waardoor de grote Hercules zelve de Olympische Go-
den zou vervloeken dat hij niet zo was gebouwd. En
ook al mijn schaapjes op het droge, natuurlijk. Want
anders hoefde het niet, dat wist ik al van eerdere
speeddates.
Ik heb mijn fiets toch maar netjes neergezet op de
standaard. En niet zo maar op de grond gepleurd zo-
als een andere dronkenlap zou doen. Verfijning, en
natuurlijke adeldom, dat is iets wat mij gegeven is. En
wat die zogenaamde vrienden ontberen. Jongens die
net als ik bleven hangen aan de bar, na de speeddate.
Helemaal dol van het uitventen van zichzelf, van hun
ziels- en lichaamskwaliteiten. Jägermeister moest er
op tafel. Wodka, om al het date-leed te vergeten. En ik
moest ook meedrinken.
‘Kom op jongen, en ad fundum he!’
Weg met de vrouwen, werd onze wapenspreuk, en
dat er nog meer Jägermeister op tafel mocht. Daarna
door naar andere kroegen.
‘Kom, Fabian, we gaan echte vrouwen vinden. Zon-
der speeddatekaart om in te vullen.’
Ik was benieuwd. De kroegen van Nijmegen bezoe-
ken, de echte kroegen, de duistere kronkelstegen van
het uitgaanscircuit. Want mijn nieuwe vrienden leken
ook echte kroegtijgers, woeste Vikingen van het feest
en de goede dronk.
CIRCUMPLAUDO 20
Laveloos hingen ze aan de bar. Wartaal werd er uitge-
slagen, tegen vermoeide barmeisjes, studentes zo te
zien. Handtastelijkheden werden gepermitteerd, beve-
len toegeschreeuwd om nog meer drank, om wijn en
bier en alle plezier van de wereld. Treurig was het, om
half 3 in de ochtend. Om mijn nieuwe vrienden aan de
bar te zien hangen. De remmingen verdwenen, de eti-
quette overboord gezet, alle goede zeden verloren en
kwijtgeraakt in de nevelen van de drank. En ik, de
gentleman, voelde ook de beneveling opkomen, de to-
tale ontreddering, de onttakeling van mijn morele zelf,
jawel beste lezer. Dus weg van hier, weg van deze poel
des verderfs, nu het nog kon.
Nu lig ik hier op de kade. Een student fietst langs,
met grote haast. Ook bezopen waarschijnlijk, want hij
ziet mij niet eens liggen. Halfslaap. De tijd verstrijkt.
Langzaam wordt het licht. Langzaam zakt de drank.
Tijd om op te staan. Mijn evenwicht te testen, en dan,
eindelijk, zwalkend naar huis te fietsen.
CIRCUMPLAUDO 22
Seger Weijts
Twee gedichten Smelttocht
In het donzige
schemerlicht
van verheven
vrijmoedigheid
geef ik haar
triomfgebaren
in pand
voor onze
ooit te ervaren
smelttocht,
een onzeker
debuutwerk.
Dageraad
Terwijl zonlicht zich ontpopte in
rolletjes van kleuren,
stroomden wij met ingehouden adem
onze meesterlijke behoeften tegemoet.
CIRCUMPLAUDO 23
Hilde A.M. Jutte
In gedachten
In gedachten kwamen ze vaak samen, Niels Bohr en
de paus. Dan liepen ze samen wat op en bespraken ze
kwesties, ze wisten zelf niet meer goed hoe dat zo ge-
komen was. Meestal kwam de paus met kwesties aan-
zetten, zijn toonzetting was daarbij afwisselend ver-
ontrust, gebelgd of hautain en een enkele keer ronduit
dictatoriaal. Dat laatste viel destijds niet zo op, was
toen nog vrij gebruikelijk.
Vooral de kwantumtheorie was zo’n kwestie waar de
paus geregeld met verontwaardiging op terugkwam,
hoewel de constante van Planck hem ook een doorn in
het oog leek te zijn. Maar vooral dus die kwantumthe-
orie, daar bleef de paus maar over beginnen, ook als
Bohr het over iets heel anders had. Dan begon de
paus Bohr zomaar een jong hond met wilde ideeën te
noemen, zo’n jonge hond die dacht dat hij maar zo
even duizenden jaren filosofie bij het grof vuil kon zet-
ten. We hadden het toch altijd zonder kwantumtheo-
rie gedaan, dus waarom zouden we die nu zo plots
ineens nodig hebben? Niels Bohr moest toch begrijpen
CIRCUMPLAUDO 24
dat hij het heus niet beter zou weten dan grootheden
als Paulus, Augustinus en Thomas van Aquino bij el-
kaar. Dat waren toch geen kleine jongens geweest in
hun tijd. Kwantumtheorie, hoe kwam hij erop. Daar
stond toch in de Bijbel ook niets over? En zelfs Aristo-
teles had het er nooit over gehad. Zou Bohr zich soms
knapper wanen dan Aristoteles?
Nee, dat deed Bohr niet.
Maar er was soms sprake van voortschrijdend in-
zicht.
De paus keek hem eens vernietigend aan, voort-
schrijdend inzicht, het mocht wat. Eeuwige waarhe-
den, daar zou een mens zich mee bezig moeten hou-
den. Eeuwige waarheden en het gezag der vaderen,
daar had een gezond mens houvast aan. Voortschrij-
dend inzicht, dat gaf maar onrust en zaaide twijfel in
de harten van de mensen.
Bohr zat ermee in z’n maag. Die hele kwantumtheo-
rie was heus niet alleen zijn idee geweest, er waren er
meer die er wat in zagen. En toch, inderdaad, Bijbel
noch Aristoteles repten ervan. Het hele idee had dus
wellicht iets van nieuwlichterij in zich, zeker voor zo’n
man van eikenhouten overtuigingen als de paus. En
nee, hij vond het niet per se prettig om twijfel te zaai-
en in de harten van de mensen; althans, niet als die
mensen daar ongelukkig van werden. Want op zich
was er niks tegen een beetje twijfel, volgens Bohr. Van
twijfel ging je meestal vanzelf nadenken. Maar juist
dat nadenken van de mensen, daar was de paus dan
CIRCUMPLAUDO 25
weer op tegen. Niels Bohr begreep wel dat iemand van
een zo behoudend type zich niet door feiten, argumen-
ten of bewijzen zou laten overtuigen, noch van de
juistheid van de kwantumtheorie, noch van het be-
lang van zelfdenkende mensen. Maar hoe zeg je nou
op een nette manier dat iemand er volkomen achter-
haalde ideeën op na houdt zonder gelijk maar te be-
weren dat diegene zelf dan allicht een beetje achterlijk
of op z’n minst ouderwets is en een beetje star wel-
licht?
Terwijl Bohr daar nog over nadacht, begon de paus
in ene over Einstein. Waarom hij daar nou zo plots
mee op de proppen kwam, dat bleef een raadsel. De
paus zou diens ideeën over relativiteit – waar Bohr
veel moois en waars en goeds in zag - toch niet aan-
hangen? Daar ging het echter niet om, het ging erom
dat Einstein de ideeën van Bohr ook niet helemaal zag
zitten. Dat had de paus toch zo begrepen, Einstein
had het gehad over ‘zweverige ideeën’ en over ‘dat God
niet dobbelde’ enzo. Nou, en als zelfs Einstein, toch
niet de eerste de beste, er zo over dacht, nou, dan wist
je het wel.
De narigheid was dat Einstein inderdaad zoiets be-
weerd zou hebben, Niels Bohr wist ervan. Hij beet
eens op zijn lip in diepe nadenkendheid. Tegenover
genieën als Aristoteles en Einstein voelde hij zich vaak
een dwergje. Maar die gedachte hield hij voor zich, hij
liep niet graag te koop met zijn bescheidenheid.
“Er kan maar één God zijn!” riep de paus plots uit.
CIRCUMPLAUDO 26
Bohr schrok ervan en beet daardoor iets te hard op
zijn lip, het bloedde een beetje. Hij knikte maar wat;
voor de atheïst die hij was, was zelfs één god al wat
veel van het goede, hij moest er niet aan denken dat
er nog meer waren.
Daarna zei de paus dat hij Bohr graag zou excom-
municeren wegens zijn gevaarlijke ideeën, maar Bohr
was atheïst, dus dat zou geen zoden aan de dijk zet-
ten. Vervolgens betreurde de paus het afkalven van de
macht van de inquisitie. Die inquisiteurs, die hadden
wel raad geweten met zulke dwaalgasten als Niels
Bohr. En ook met Einstein trouwens, want het was
wel duidelijk dat die ook niet deugde, met zijn relativi-
teitstheorie. Maar daar ging het nu niet om. Bohr
moest maar eens om zijn zielenheil gaan denken, en
de mensen niet langer lastig vallen met verontrusten-
de theorieën. Het zou ze eens aan het twijfelen kun-
nen brengen, twijfelen aan de eeuwige waarheden. En
voor je het wist gingen de mensen dan nadenken en
wie wist waar dat toe zou leiden? Revolutie, anarchie,
vooruitgang, vrouwenemancipatie; alles was mogelijk.
Bohr sputterde wat, begon weer over voortschrij-
dend inzicht en dat men toch ook moest kijken naar
de argumenten en de bewijzen, de paus wilde echter
van geen ophouden weten. Als de eeuwige waarheden
dan niet telden voor Bohr, als hij dan echt weten-
schappelijke argumenten zwaarder liet wegen, dan
zou ten minste zijn zielenheil hem toch ter harte moe-
ten gaan. En als zelfs dat hem koud liet, dan zou het
CIRCUMPLAUDO 27
zielenheil van zijn vrouw en kindertjes hem toch aan
moeten gaan.
Niels Bohr voelde zich geschokt en in z’n diepste
wezen gekrenkt, de paus moest er zijn vrouw en kin-
dertjes niet bij halen. Maar de paus liet nu alle rem-
men los. Hij begon over de natuurlijke orde der din-
gen, de wijsheid der kerkvaderen, haalde er een onto-
logisch godsbewijs bij en wisselde anekdoten over
Gods toorn af met uitweidingen over Diens goedertie-
renheid. Hij ging zo op in zijn relaas dat hij doof was
voor alles wat Bohr nog zei of sputterde en sloot zijn
verhaal af met de herhaling van zijn bewering dat er
maar één God kon zijn. In de stilte die daarop volgde,
verklaarde Bohr zich pantheïst, gewoon om te kijken
hoe de paus daarop zou reageren. Maar de paus was
zo vervuld van zijn eigen relaas en de zelfverklaarde
onfeilbaarheid daarvan dat niets van wat Bohr zei nog
tot hem door kon dringen.
6 juni 2012
CIRCUMPLAUDO 29
Elko Born
De Shisha Lounge
Zo’n studie is natuurlijk niet gratis, daarom werkte ik
in een Italiaans restaurant dat vermoedelijk mikte op
jonge hoogopgeleiden die voor het stappen wel een
pizza en een wijntje lustten. Leuk vond ik het niet,
maar ik was wel erg goed in mijn werk. Misschien was
ik wel de beste ober van de stad. Ik had veel ervaring.
Borden rondbrengen en gasten te woord staan lijkt
makkelijk, maar je moet er de geestelijke discipline
van een moordcommando voor hebben. Dat komt al-
leen met talent en veel oefening.
Maar er kwam nooit iemand. Soms zat ik hele
avonden Misdaad en straf te lezen, wat ik staand ach-
ter de bar deed, met een theedoek in de hand zodat ik
die in geval van nood snel over het boek heen kon
gooien. Ik wilde niet dat als er dan iemand binnen-
kwam, ik vragen kreeg als ‘waar gaat het over?’ en
‘heb je ook De gebroeders Karamazov gelezen?’
Ik weet niet waarom ik boeken als Misdaad en straf
las. Klassieke literatuur is over het algemeen de moei-
te waard, maar zeshonderd pagina’s, dat is toch wel
CIRCUMPLAUDO 30
erg veel. Een goedlevend mens hoort zijn tijd efficiën-
ter te besteden.
Het was zo’n avond dat er helemaal niemand kwam,
en de kok maakte een pizza Salami voor me. Er zat
ook courgette op. We praatten over Barcelona - Real
Madrid, een voetbalwedstrijd die op dat moment aan
de gang was. We hechtten allebei zeer veel waarde aan
het verloop van Barcelona - Real Madrid, maar we
konden niet kijken, want we waren aan het werk.
De kok was een Egyptenaar die met een Nederlands
meisje getrouwd was. Hij had een zoontje. Hij was van
plan om in de zomervakantie met zijn gezin een
maand naar Egypte te gaan, maar hij maakte zich
zorgen omdat daar net een revolutie had plaatsgevon-
den.
‘Revoluties horen op een feestje te lijken,’ zei ik nog,
maar hij vond zijn zoontje nog te jong voor feestjes.
Een zwerver, die plots binnen was komen lopen en
vroeg of hij bij ons even naar de wc mocht, praatte
nog even mee. Het restaurant zat in een buurt die
door veel mensen een achterbuurt werd genoemd. Er
woonden ook wel jonge hoogopgeleiden, maar vermoe-
delijk gingen die niet vaak de straat op.
Toen de pizza op was, liep ik de keuken uit en ging
ik achter de bar op de grond zitten. Ik had van die da-
gen dat ik me soms een half uurtje zeer misselijk
voelde, duizelig werd en het gevoel kreeg dat ik maar
naar één ding kon kijken. Dit was zo’n dag.
Ik dacht aan wat er zou gebeuren als ik zou stop-
CIRCUMPLAUDO 31
pen met in restaurants werken. Ik overwoog het clo-
chardbestaan. ’s Nachts op willekeurige plekken sla-
pen, bij het Leger des Heils of bij mijn tante bijvoor-
beeld, en overdag gewoon naar college gaan. Het be-
hoorde tot de mogelijkheden, ik zag het als serieuze
optie.
Even had ik het gevoel dat ik flauw zou vallen,
maar toen werd er op de deur geklopt. Ik stond op en
deed open. Er stond een jongeman voor de deur. Hij
had een Marokkaans uiterlijk.
‘Hallo,’ zei ik, en ik keek hem even aan. Ik vond het
vreemd dat hij aanklopte, en niet gewoon naar binnen
kwam. Wie klopt er nou aan bij een restaurant?
‘Hallo,’ zei hij, ‘is dit een restaurant?
Dat moet je toch zelf wel kunnen opmaken, dacht
ik, dus ik gaf geen antwoord.
‘Verkopen jullie ook drank?’
Ik had mijn hand nog op de deurknop. Ik schraapte
mijn keel en zei: ‘We hebben verschillende soorten
wijn, veel verschillende soorten. Ik kan je de wijnkaart
laten zien. We hebben ook bier. Gewoon bier en Itali-
aans bier. En ook nog veel soorten sterke drank.’
Ik dacht: daar heeft hij vast niet van terug. Maar hij
boog zich voorover en fluisterde: ‘Goed. Ik lust wel een
sterke drank.’
‘Maar we verkopen niets per fles. Je kan het niet
meenemen.’
‘Nee, nee. Ik wil het ook niet meenemen. Ik drink
het binnen wel op.’
CIRCUMPLAUDO 32
‘Goed dan,’ zei ik, en ik deed de deur helemaal
open. We liepen naar de bar, we zeiden niets. Een
aantal vragen schoot door mijn hoofd. Vragen als:
waarom kwam hij niet gewoon naar binnen? En waar-
om ging hij niet gewoon zitten, wachten tot ik zijn be-
stelling kwam opnemen?
Een plezierig restaurantbezoek valt of staat met de
mate van zelfingenomenheid van de gast. Deze jongen
leek daar niets van te begrijpen.
Ik ging achter de bar staan, vlak naast de kassa.
‘Nou, ga maar zitten,’ zei ik tegen de jongen, die een
beetje verwilderd om zich heen stond te kijken.
‘Ja, natuurlijk.’
Hij ging zitten aan een tafeltje dat voor vier perso-
nen bedoeld was, in het midden van het restaurant.
Boven de tafel, aan het plafond, hing een kamerlamp.
Nu zijn gezicht verlicht was, zag ik dat hij erg gezet
was. Dik, bijna.
Ik moest denken aan de Marokkaanse jongetjes uit
mijn buurt die elke dag aan blikjes energydrank ston-
den te lurken. Ik vond het merkwaardig dat hun moe-
ders daar nooit wat van zeiden.
‘Nou, wat wil je drinken?’ vroeg ik.
‘Bacardi,’ zei hij, ‘heb je ook Bacardi?’
‘Een glaasje Bacardi kost vier euro,’ zei ik. Ik ging
ervan uit dat hij dat niet kon betalen.
Maar hij knikte, en zei: ‘Dat is goed.’
Ik pakte de fles Bacardi en schonk een glaasje in.
Eigenlijk had ik geen idee hoe duur een glaasje Ba-
CIRCUMPLAUDO 33
cardi was. Omdat de eigenaar zijn andere restaurants
belangrijker vond en daarom nooit op kwam dagen,
was ik in korte tijd praktisch bedrijfsleider geworden.
Ik zette de Bacardi neer op zijn tafel. Hij pakte het
glas en sloeg het in één keer achterover. Hij kreunde
wat en zei: ‘Lekker.’
‘Ja,’ zei ik, ‘dat is zeker lekker.’
Hij dacht even na en zei: ‘Doe mij er nog maar een-
tje.’
‘Maar dat is dan weer vier euro,’ zei ik, ‘het is vier
euro per glaasje.’
‘Ja, dat is goed.’
Ik bracht hem nog een glaasje Bacardi. Weer sloeg
hij het in één teug achterover.
‘Bij elkaar is het dan acht euro,’ zei ik.
Ik dacht dat hij nu zou betalen en weg zou gaan.
Maar hij pakte zijn portemonnee en begon te tellen.
Hij had een hoop muntjes bij zich.
‘Doe er nog maar twee,’ zei hij.
Ik dacht: van dat geld kan je net zo goed een fles
Bacardi kopen. Maar ik vroeg me af of er bij de jongen
thuis een drankkabinet stond. Als tiener verstopte ik
wel eens drank op mijn kamer. Misschien moet ik
hem dat leren, dacht ik. Misschien moet ik hem leren
hoe je drank een huis binnensmokkelt.
Ik bracht hem nog twee glaasjes en liep terug naar
de bar.
Hij pakte een glaasje en bestudeerde het. Van het
kroegleven had deze jongen klaarblijkelijk nog nooit
CIRCUMPLAUDO 34
gehoord.
Misschien is hij wel aan het scouten, dacht ik, mis-
schien is hij aan het scouten en komen zijn vrienden
vanavond de boel overvallen. Misschien wil hij alleen
maar weten waar het geld wordt opgeborgen.
Ik besloot dat het mij een zorg zou zijn.
‘Heb je ook nog wat anders?’ vroeg hij plotseling.
‘Ja, kijk hier maar,’ zei ik, en ik wees naar de fles-
sen sterke drank, die achter mij op een plank stonden
opgesteld.
Ik keek hem aan. Ik probeerde bedenkelijk te kij-
ken.
‘Wat zal ik nemen?’ vroeg hij.
‘Waar heb je zin in?’ zei ik zo kordaat mogelijk. Ik
had mijn armen over elkaar gedaan. Ik moet indruk
maken, bedacht ik me. Ik moet dominantie uitstralen.
‘Wat lijkt een beetje op Bacardi?’
‘Als je Bacardi lekker vindt,’ zei ik, en na wat over-
wegingen: ‘dan vind je Sambuca vast ook wel lekker.’
Ik zei maar wat.
‘Doe dat maar,’ zei hij.
Ik schonk Sambuca in een glaasje en deed er wat
koffiebonen bij. Bij zijn tafeltje zette ik er met mijn
aansteker de vlam er in.
‘Kijk, met Sambuca hoor je dit te doen.’
Ik kon geen andere manier om indruk te maken be-
denken.
Hij bewonderde het glaasje en ik vroeg: ‘Moet je niet
Barcelona - Real Madrid kijken?’
CIRCUMPLAUDO 35
‘Dat ben ik ook aan het kijken. In De Shisha
Lounge.’
De Shisha Lounge was een kantine waar men wa-
terpijp kon roken. Door de voorruit had ik gezien dat
er grote plasma-schermen aan de wanden hingen.
Vaak werd er voetbal vertoond. Ik was er nooit binnen
geweest. Het was het soort plek dat je instinctief
vermeed.
‘Nu gaan we dicht,’ zei ik. Een besluit dat ik ter
plekke nam.
Hij keek op zijn horloge en zei: ‘Ach toe, nog eentje.
Nog eentje kan toch nog wel?’
Eigenlijk wilde ik hem weg hebben, maar ik zei:
‘Nou goed dan,’ en ik schonk nog een Sambuca in. Ik
liet de koffiebonen achterwege.
‘Deze krijg je van mij,’ zei ik, omdat mijn rol als be-
drijfsleider me wel begon te bevallen en ik het type
bedrijfsleider wilde zijn dat domme, overhaaste beslis-
singen nam. Ik was immers een bedrijfsleider die niets
te verliezen had.
Maar meteen kreeg ik spijt. Ik dacht: straks wil hij
nog langer blijven zitten, straks komt hij elke dag te-
rug omdat hij denkt dat bedrijfsleiders van restau-
rants gratis drank uitdelen bij de vleet.
Hij dronk zijn glaasje leeg en zei: ‘Ik moet nu weg.
De wedstrijd begint weer. Mijn vrienden in De Shisha
Lounge gaan ervan uit dat ik fan ben van Barcelona.’
Even bleef het stil. Toen vroeg hij: ‘Hoeveel krijg je
van me?’
CIRCUMPLAUDO 36
Ik was de tel kwijt geraakt en verzon een nieuwe
prijs: twaalf euro. Hij gaf me vijftien.
‘Laat de rest maar zitten,’ zei hij er bij.
Hij stond op en ging weg.
Alleen de vergetelheid kan ons redden. Dat had de
jongen met het Marokkaanse uiterlijk goed begrepen.
CIRCUMPLAUDO 37
Gereard Schoemakers
Eenzaam Hoe eenzaam moet je zijn, dat er geen vriend in je mailbox bereikbaar is. Waar ik mee behept bent is totaal onherkenbaar, zo voelt het maar ‘t is niet waar want mensen worden achter nagezeten door veel ergere dingen dan ik en ’t wringt om zo te denken, omdat gevoel de woorden volgt. D’oude vrouw, hier tegenover, heeft meisje in haar lach. En buurman Ed staat in haar tuin te schofflen, terwijl ik haar hegrand schoonveeg, als niemand het ziet. Ik doe het mezelf aan, dit vreeslijke leven. Het is mijn keus om zo te zijn. Geniet ervan, het duurt maar even. Zandsloot, 17-mei ‘12
CIRCUMPLAUDO 39
F. Schurgers
Oerwoudschaduwen
Ze was beeldschoon, prachtig. Gezegend met een bijna
opgloeiende, koperen huid waarop de dauwdruppels
van diepe oerwouden nog leken te glinsteren, de zon-
nestralen van landen dicht bij de evenaar, en waarvan
de lichte geur leek op te rijzen als van tropische bloe-
men, lelies en prachtige, sensuele oerwoudorchideeën.
En nu zat ze tegenover me, en keek me aan met
grote zwarte ogen, waarin alle hongerigheid van oer-
woudschaduwen, van de verslindende jungleduister-
nis, leek geconcentreerd. Althans, dat was mijn in-
druk.
Ik had haar veroverd, voor het moment. Ik had haar
een date ontfutseld, niet al die andere sukkels die ook
naar de speeddate waren gekomen. Want die waren
dodelijk geïntimideerd, arme kereltjes in het dagelijkse
leven, ambtenaren waarschijnlijk, of bestuurskundi-
gen. Maar ik, de kunstenaar, de schepper van droom-
werelden en bovenwereldse visioenen die de fantasie-
en van de meest fantasievolle mensen ver te boven
CIRCUMPLAUDO 40
gingen, had het wel aangedurfd, ik had het wel aan-
gedurfd om de slang bij het hoofd te vatten, de worste-
ling tussen de seksen te beginnen.
Een onzichtbare worsteling, tegenwoordig, dat wel.
Die nu vooral, in de huidige, moderne en geavanceer-
de tijd, met communicatie moest worden gevoerd. Je
mocht het meisje niet meer neerknuppelen en wegsle-
pen. Dat was verboden. Praten was nodig, je zielen-
roerselen voor haar uitspreiden, en haar ervan over-
tuigen, met woorden, niet meer met de knots, dat ze
het meest edele en krachtige exemplaar van het man-
nelijk geslacht had getroffen.
En dat was nog niet makkelijk, laat me je dat vertel-
len, beste lezer. Want al op de speeddate was ze aan
het twijfelen geslagen. ‘Nee’, had ze durven invullen,
begrijp je dat, beste lezer? ‘Nee’, bij zo’n geweldenaar,
zo’n Heracles gelijke zoals ik? Maar toch had ze het
gedaan. Een ‘Nee’ ingevuld, met ijskoude, krassende
pen. Maar dat wist ik natuurlijk niet. Ik was zeker van
de buit. Tot ik met haar ging praten, na afloop van de
speeddate. Om de overwinning veilig te stellen. En pas
toen, beste lezer, pas toen, na een geweldige vertoning
van mijn eruditie en mannelijke charme, kwam ze tot
een ‘Ja’. Ze vroeg haar date-kaart terug van de man
die de speeddate organiseerde, en veranderde haar
‘Nee’ in een ‘Ja’.
Vreemd vond ik het, zoveel twijfel. Bij zo een ontegen-
CIRCUMPLAUDO 41
zeggelijke geweldenaar, zo een eerste onder de gelij-
ken, zoals ik. Maar ze had ja gezegd, en nu was het
tijd voor stap twee. Een romantisch etentje, in een
romantisch restaurant, aan een romantische kade.
Ze was beeldschoon en prachtig en zat tegenover me.
De ober kwam voortdurend langs om haar te verove-
ren, maar maakte niks klaar. Ze vertelde van haar
eerdere relaties, en hoe die het allemaal niet geworden
waren. De vader van haar kinderen. Zelfs haar vorige
vriend, met wie ze een bijna sprookjesachtige verbin-
ding had, was niet edel en nobel genoeg, en bovenal
niet communicatief.
Een duistere vrees maakte zich van mij meester,
beste lezer. Een angstschaduw wierp zich over mijn
hart.Want hoe kon men dit prachtige wezen behagen?
Haar eerdere vrienden, goede jongens zo te horen,
mannen, waren afschuwelijk tenonder gegaan. Had-
den het niet gered en waren de weg kwijt geraakt en
verdronken in de oneindige zeeën van haar veeleisen-
de vrouwelijkheid.
Zou ik het wel redden, beste lezer? Het tovereiland
van haar hart vinden temidden van de woedende wa-
teren van haar weifelende gemoed? Niet meegesleurd
worden door de draaikolken van haar vrouwelijke
aanvechtingen en twijfels?
Verdronken, zag ik mij beste lezer, gruwelijk tenon-
der gegaan. Verscheurd door afschrikwekkende zee-
wezens, door betoverende sirenen, harpijen, omlaag
CIRCUMPLAUDO 42
gesleurd in de diepte door reusachtige vangarmen.
Zodat ik de moed verloor, beste lezer. Ik geef het toe.
De moed verloor, bij de aanblik van de peilloze maal-
stroom van haar vrouwelijk gemoed. En ervandoor
ging. De rekening vroeg, haar vertelde dat ik niet de
ware voor haar was, niet de toverprins die het in zich
had haar draken te bedwingen, en wegrende, beste
lezer, vluchtte. Jawel. En in de trein, met het hoofd in
mijn handen, in alle helderheid, onder ogen zag dat ik
op een haar na aan de totale ondergang was ontsnapt.
CIRCUMPLAUDO 43
Gurkje van Dam
Gurkje van Kattenberg ziet een draak
Nadat Gurkje van Kattenberg terug was bij haar ou-
ders op de kermis, na een onaangenaam verblijf van
twee jaar bij een nicht van haar moeder om te leren
lezen en schrijven, had ze een tijdje geen problemen.
Maar dat kon zo niet duren, iedereen heeft problemen
en wie ze niet heeft, maakt ze gewoon zelf. Het is alsof
we er niet van buiten kunnen, we ons niet compleet
voelen en onszelf niet serieus nemen kunnen als het
eens een tijdje goed met ons gaat. Want het ging vol-
gens iedereen die haar kende goed met Gurkje, zo
rond 1925. Ze was inmiddels tien, had lieve ouders en
had als een van de weinige kinderen op de kermis le-
ren lezen en schrijven. Ze kon zelfs heel aardig reke-
nen. En sinds haar verblijf bij de nicht in Zaandam
was ze veel gezeglijker dan voorheen. Alles wees erop
dat ze het nog ver ging schoppen, ze zou misschien
wel een burgerjongen trouwen en in een echt huis
kunnen wonen.
Van de vrouw met de baard had Gurkje een poosje
een boek mogen lenen, omdat ze zo graag las. Het was
een boek met sprookjes en vooral de sprookjes met
CIRCUMPLAUDO 44
draken erin vond ze erg mooi en spannend. Misschien
hebben alle kinderen dat, misschien is het een fami-
lietrekje, want ook ik was als kind dol op toverwezens
als draken en eenhoorns (Gurkje is een verre achter-
nicht aan mijn moeders kant). Gurkje vroeg zich
hardop af hoe zo’n draak eruit zou zien. In die tijd had
je nog wel boeken zonder plaatjes, daar deed toen nog
niemand moeilijk over. Ze vroeg het her en der, hoe
zo’n draak er nou uit zag, maar noch haar moeder,
noch de vrouw met de baard kon het haar vertellen.
Er reisden in die tijd wel eens artiesten mee met de
kermis, voor een poosje. Dat was gewoonlijk wat an-
der volk dan de gewone kermislui, de meesten hadden
school gegaan. Gurkje zeurde daarom bij de artiesten
of die niet wisten hoe je een draak herkende. Eén van
hen, een portrettekenaar op zwart zaad, heeft toen
maar een draak voor Gurkje getekend en hem mooi
ingekleurd en er een spannend verhaal bij verteld,
omdat ie een paar dagen bij de Van Kattenbergs had
kunnen aanschuiven bij het middageten. Gurkje was
erg blij met de tekening, ze kon er soms lang naar kij-
ken en borg het papier daarna zorgvuldig op, zonder
het te vouwen.
Toen het in juli een paar dagen hard geregend had en
er weinig volk op de kermis was geweest, was het eten
op. Vader had niets verdiend met z’n kop van jut. Hij
stelde voor om de tekening te ruilen voor wat aardap-
CIRCUMPLAUDO 45
pels of brood, maar Gurkje wilde dat niet. Ze was mis-
schien een gezeglijk meisje geworden in Zaandam,
maar voor deze keer was ze toch weer het koppige
kind dat ze vroeger was. Haar ouders snapten er niet
veel van maar uiteindelijk kwam het er toch op neer
dat ze die avond allemaal met een lege maag gingen
slapen.
Die nacht kreeg Gurkje koorts, niet heel erg maar
toch genoeg om van te gaan ijlen. In haar koorts-
droom werd ze achtervolgd door een grote, paarse
draak. Ze begon wild om zich heen te schoppen en te
slaan, maar de draak wilde niet wijken, kwam steeds
dichterbij. De draak rook naar ome Bas, de man van
de nicht in Zaandam, en wou haar kleren uittrekken.
Gurkje gilde de hele kermis bij elkaar, riep dat ome
Bas dat niet moest doen, dat hij moest ophouden.
Wild bewegend riep ze alles wat ze in die twee jaar dat
ze bij de nicht gewoond had, niet had kunnen of dur-
ven zeggen.
Gurkjes moeder bette haar gezicht met water en zei
sussende woordjes, neuriede troostende liedjes. Gurk-
jes vader was naar buiten gegaan en stond naast de
wagen te vloeken op die Bas van Tongelder, die nette
stadsmeneer die zijn dochter niet met rust had kun-
nen laten.
De volgende ochtend was de koorts weg. Gurkje vond
CIRCUMPLAUDO 46
het nu wel goed dat vader de tekening ging ruilen voor
eten, maar het was niet nodig; de zon was gaan schij-
nen en er kwam een hoop volk naar de kermis. Vader
verdiende goed met z’n kop van jut. Een paar weken
later heeft Gurkje de tekening toen maar geruild voor
een paar nieuwe klompen. Althans, zo luidt het ver-
haal. Maar het is allemaal lang geleden gebeurd, zo’n
vijftig of zestig jaar voor ik erover hoorde vertellen en
dat is ook alweer zo’n dertig jaar geleden. Het kan heel
goed dat alles niet meer helemaal precies klopt.