Upload
circumplaudo
View
215
Download
2
Embed Size (px)
DESCRIPTION
Literair internettijdschrift
Citation preview
nummer 74 | Q2 2015 | 10e jaargang
Literair internettijdschrift
CIRCUMPLAUDO
CIRCUMPLAUDO 2
CIRCUMPLAUDO
nummer 74
Q2 2015
10e jaargang
-driemaandelijks verschijnend literair platform-
Ad van der Zwart Marijke Scholten
Eric Peterse Redactie
www.circumplaudo.nl
Webadres
www.facebook.com/Circumplaudo
[email protected] E-mail
Kopij kan worden ingezonden naar het bovenstaande e-mailadres. Kopij
Ad van der Zwart
Vormgeving website
Marijke Scholten Eindredactie
Bev Lloyd-Roberts Omslagfoto
Eric Peterse
Vormgeving omslag en binnenwerk
Rob den Boer Beheer facebookpagina
© 2015 Copyright berust bij de betreffende auteurs. Copyright
Deze uitgave is zonder subsidie tot stand gekomen.
CIRCUMPLAUDO 3
Inhoud
Argibald - Cartoons 4, 15, 26 en 40
Karen van Soomeren - Wie niet weg is, is gezien 5
Jacob Peereboom - Vier gedichten 9
Rob den Boer - De omweg naar thuis 17
Daan Kogelmans - Voorbij het veld 27
Mila Fertek - Drie gedichten 32
Gerard Schoemaker - Gedichten 38
CIRCUMPLAUDO 4
Argibald
CIRCUMPLAUDO 5
Karen van Soomeren
Wie niet weg is, is gezien
Het grauwe rijtjeshuis zag er verlaten uit. De ramen en de
deur werden aan de binnenkant bedekt door een zwart gor-
dijn. De steentjes van het grindpad kraakten onder haar
pumps. Ze liep op haar tenen om te voorkomen dat haar
hakken zich tussen de loszittende kiezels zouden boren. Bij-
na direct nadat ze had aangebeld ging de deur een paar cen-
timeter open. Door de kier waren zijn grijze linkeroog en
smalle haakneus te zien.
‘Laptop?’ wilde hij weten.
‘Nee.’
‘Tablet?’
‘Nee.’
‘Mobiele telefoon?’
‘Ik ken uw regels.’
De deur ging verder open en ze stapte naar binnen. Hij
sloot snel de deur en ging haar voor naar de woonkamer.
Hoewel zijn donkere kleding ruim zat, kon ze niet verhullen
hoe dun hij was.
‘Wil je wat fris?’
Ze knikte. Binnen in de woonkamer hielden de dikke gor-
dijnen het zonlicht van die dag tegen. Het schijnsel van de
gloeilampen kon de schemering in het vertrek niet verdrij-
ven. Tegen beter weten in liep ze naar de gordijnen om ze te
openen. Achter haar klonk zijn gebrom. Ze liet de gordijnen
CIRCUMPLAUDO 6
ongemoeid. Hij zette twee glazen cola op de tafel en ging in
een vaalbruine fauteuil zitten. Zijn huid was nauwelijks
meer wit te noemen, eerder doorzichtig. Een grote ader liep
zigzaggend over de zijkant van zijn hoofd.
‘Zullen we gaan wandelen?’
Bij wijze van antwoord trok hij de capuchon van zijn
zwarte trui over zijn hoofd.
‘Wanneer was de laatste keer dat u buiten bent geweest?’
Hij haalde zijn schouders op.
‘De familie maakt zich zorgen. En ik kan niet zeggen dat
ik er geheel gerust op ben.’
‘De familie,’ hij snoof. ‘Jij bent de enige die langskomt.
Als ze zich zo druk maken, waarom zie ik ze dan nooit?’
Dat wilde ze hem niet vertellen, dus zweeg ze maar. Te-
gen beter weten in, had ze het zichzelf regelmatig afge-
vraagd. Net zoals ze zich had afgevraagd waarom zij eigen-
lijk nog wel ging. Ze nam een slok van haar cola.
‘Heeft u nog boodschappen nodig? Ik…’
‘Dan kan ik ze zelf ook halen.’
‘Ga zo toch boodschappen doen.’
Hij schudde zijn hoofd.
‘Jane is zwanger. Nu zo’n vijf maanden. En Rudy is ge-
slaagd voor de havo, hoewel hij geen idee heeft wat hij nu
wil studeren,’ ze lachte een mager lachje. Haar oom ver-
toonde geen duidelijk reactie. Ze pakte haar glas weer en
hield het voor zich. Ze draaide het rond zodat er een kleine
draaikolk in de cola ontstond. De beltoon van haar mobiel
verbrak de stilte. Met een klap zette ze haar glas op de tafel.
‘Ik had hem toch thuis gelaten?’
In een oogwenk was hij opgestaan en trok haar overeind.
CIRCUMPLAUDO 7
Zijn hand lag dwingend tussen haar schouderbladen terwijl
hij haar de gang in duwde. Met zijn andere hand klikte hij
de verschillende sloten open waarna hij haar naar buiten
duwde.
‘Ik zie wanneer je de regels respecteert.’ Met een klap
sloeg de deur dicht. Zorg ervoor dat ze je niet kunnen vol-
gen. Zorg ervoor dat ze geen informatie over je kunnen
vergaren. Het was zijn mantra. Het was de reden dat, op
haar na, geen enkel familielid hem bezocht. Alsof gewone
burgers in de gaten gehouden werden. Ze schudde haar
hoofd. Dat was toch te gek voor woorden.
Het stond hem tegen om de deur uit te gaan, maar hij moest
nu wel. Hij zette een donkerblauwe pet op en verliet het
huis. Het was zonnig, veel te zonnig. Geen bewolking die het
leven wat minder helder maakte. Met zijn handen in zijn
zakken liep hij richting het winkelcentrum.
Op een muurtje zaten een paar tieners. Allen hadden een
mobiel in hun handen. De camera’s rond de winkels waren
zowel op de straat als op het winkelde publiek gericht. Hij
boog zijn hoofd zodat de pet zijn gezicht volledig verborg.
Even deed hij alsof hij linksaf de winkelstraat in liep, maar
op het laatste moment verdween hij rechts de bibliotheek in.
Binnen hing de walm van een sigaarroker. In een schemeri-
ge hoek stonden twee oude computers compleet met beeld-
buis. Hij nam plaats achter de linker. Langzaam gleed zijn
blik door de bibliotheek. De twee medewerksters achter de
balie lachten zachtjes en dronken koffie uit kartonnen be-
kers. Aan de centrale leestafel zat een oudere man de krant
te lezen, twee vrouwen doorzochten de boekenkasten.
CIRCUMPLAUDO 8
Niemand die zich in zijn buurt bevond. Helaas zou hij de
volgende keer een andere plek moeten zoeken om te inter-
netten. Het liefst een stuk verder hier vandaan. Hij opende
een internetbrowser, browsede naar de website en logde in.
In de lijst die verscheen klikte hij het telefoonnummer van
zijn nichtje aan. Het volgende scherm toonde de activiteit
van het mobieltje. In het afgelopen uur waren de camera en
speaker niet gebruikt. Een zucht ontsnapte hem. Hij haalde
diep adem. Vandaag was het goed gegaan, maar hij moest
waakzaam blijven. Hij had haar beter moeten controleren.
Nu hij toch bezig was, bekeek hij de andere nummers uit de
lijst op het scherm. Hij voelde zich niet schuldig dat hij juist
datgene deed waar hij zijn familie en kennissen voor waar-
schuwde. Zij hadden zijn app gedownload. Het eenvoudige
spelletje had de echte activiteiten verborgen. Hun onwe-
tendheid over wat de software die ze gebruikten daadwerke-
lijk deed leek hen niet te deren. Hij schudde zijn hoofd. Dat
was toch te gek voor woorden.
CIRCUMPLAUDO 9
Jacob Peereboom
Vier gedichten
ONDERMAANS
Mijn handelen Bestookt vette morsige gedachtensoep Een magere clown in een rood bordeel Mijn fletse benen zwarte stokken in witte modder Mijn doen bedrinkt zich Aan mijn knokige borst Door mijn sentiment stroomt een kleine heuvel Waar niets dan zachtste hardheid te ontwaren blijkt Die het universum in stomme verwondering aangaapt Ik verman mij in kinderkleding Veel te kleine tanden
CIRCUMPLAUDO 10
GROMLIEFDE
Zie mij de ondenkbare Die een groot wijsgerig krankzinnig sponsvolk Vervloekt en leidt Naar gladgeboende oevers Aan akelig bedorven helpaars water Kille blikken winden Schroeven boven het verschrikkelijk kleine land Winters daar zijn immer half doorgetrokken toiletten Heb ik mij soms de onleesbare regels veronachtzaamd Diep onder mij Verenigen zich nieuwe blinkende machines Slapen mijn halve hersenen Beven mijn halve hersenen Vanwege al het gepeupel Mijn broeders met hun kromme stemmen Onder een grijzende staalwitte hemel Vanwege grote oorzaken In de zachte motor Ving de zon aan ons nieuwe oninteressante Verhalen in te fluisteren Saai blauw en muzikaal
CIRCUMPLAUDO 11
Tracht mij niet te verwijderen Ik houd mijn ogen aan de hand Ik volg alle processies Zie mij de ondenkbare Heerser over vogels en ook nog alles Wat in de ruimen van enorme schepen Wordt opgetast
CIRCUMPLAUDO 12
OP WEG NAAR EIGEN LAND
Mijn kleine zwarte vaderland Verslikt zich in eigen graten modder geld Waren wij vroeger gekrulde commandeurs Die gouden oceanen bevoeren welnee Klein zwart land met je hoge hoed Leer ons hoe onze loerende ogen te bedwingen Dat magere binnenzeetje Dat malen we door de grondzeef en wel meteen Klein zwart land niet te klein om zwart te zijn Woeker niet met het rode geld als zo vaak Stop geen ijzer en gas in je oren Niet alle dood komt met wit geweld U luistert niet zwartgallig klein zwart land o Wee eens zullen de kraaien komen Reusachtige kraaien de gekraalde ogen zwarter Dan zwart veel groter dan kanonskogels
CIRCUMPLAUDO 13
HET VERTROUWEN IN DE SALON VAN DE VERZILINS
De salon van De Verzilins Mijn God de salon van De Verzilins Die daar komen De goden die daar komen Geef ze absolute macht Zij zullen de wereld veranderen In de salon van De Verzilins Spreekt men van eilanden in het luchtruim Om het gepeupel op te bergen Excuseert u mij mijn naam is van geen belang Maar desondanks Boris Iljoesnikov Ook delibereert Men onder het genot van een drankje zeer Beslist over het lot van de kippen en hoeren Waar is het beter toeven dan in de salon Van De Verzilins waar zilverwerk zich Onmogelijk verschuilen kan
CIRCUMPLAUDO 14
In menig koude winter Geselt rode regen het dak van de salon Van De Verzilins Maar binnen is het altijd lekker warm Wie zou durven twijfelen aan de salon Van De Verzilins Wraak Wraak Aan alle kleine grommende handen Die grauwen naar de salon Van De Verzilins
CIRCUMPLAUDO 15
Argibald
CIRCUMPLAUDO 16
Rob den Boer, 'Kleurstijllandschap', 2014,
oliepasteltekening, 50 x 65 cm
CIRCUMPLAUDO 17
Rob den Boer
De omweg naar thuis
Osterink was jarenlang door zijn hoogbejaarde moeder ge-
vraagd om nog eens bij haar langs te komen, in het ouderlijk
huis in zijn geboortedorp. Dat gebeurde pas toen hij gebeld
werd dat zij in haar slaap was overleden.
De laatste keer dat hij het grote, vrijstaande huis dat pal aan
de weg langs de wetering stond, had bezocht was na de be-
grafenis van zijn vader, tweeënveertig jaar geleden. De man
was amper de vijftig gepasseerd toen hij dood neerviel van
zijn fiets, op weg naar een vergadering van de dorpsvereni-
ging. Hartaanval, totaal onverwacht. De uitvaart was zeer
indrukwekkend geweest, want vader was hoofd van de
plaatselijke school en lid van de gemeenteraad. De mensen
stonden tot buiten voor de kerk om de uitvaartdienst mee te
maken. Bijna alle mensen uit het dorp en zijn leerlingen lie-
pen mee in de stoet naar de begraafplaats. Gelukkig gaf
moeder ook les op school en daarom kon zij in het huis blij-
ven wonen.
Zij was 92 geworden en had de meeste van haar generatie-
genoten, vrienden en bekenden al mede uitgeleide gedaan
naar het kerkhof. Voor zichzelf wilde zij daarom geen uitge-
breide ceremonie.
Dus stond Osterink op de dag van de begrafenis aan de ene
CIRCUMPLAUDO 18
kant van de rij stoelen in de kapel van de aula en zijn zuster
en zwager aan de andere kant. Hij had ze al jaren niet meer
gezien. Uit de luidsprekers klonk 'Veilig in Jezus' armen' van
Johannes de Heer. Moeder was van origine wel katholiek,
maar bezocht in de jaren 70 af en toe een Vrije Evangelische
Gemeente. Een vriendelijke kerk, noemde ze het. In haar
laatste wil had ze bepaald dat dit lied haar afscheid zou zijn.
'Vrij van 't gewoel der wereld, vrij van verdriet en zorg', was
een regel die zelfs nog een keer in hetzelfde couplet werd
herhaald. Dat moest haar aangesproken hebben, want naast
het vroege overlijden van haar man was het uit elkaar vallen
van haar gezin, niet alleen fysiek, maar ook op het gebied
van contact, haar grote verdriet geweest. Daardoor had ze
haar kleinkinderen nooit echt leren kennen.
De begraafplaats net buiten het dorp was klein, met alle gra-
ven naast elkaar op een rijtje, net als de huizen langs de we-
tering. Het was dus niet eenvoudig om elkaar vriendelijk te
blijven negeren op de smalle paadjes met korte haakse
bochten. Je móest elkaar wel af en toe per ongeluk raken.
Omdat de begrafenisondernemer vond dat het zo hoorde,
hield Osterink als oudste nazaat een kort toespraakje. Daar-
na gingen zijn zuster en haar man meteen weg. Zelf liep hij
nog wat rond over de begraafplaats. Het was een stralende
winterdag en de zon lichtte de grafstenen mooi op tegen de
heggen waarachter de toegangspaden liepen.
Bijna alle namen kwamen Osterink bekend voor, al moest
hij vaak diep door zijn geheugen in zijn verdrongen verleden
reiken om er het juiste gezicht bij te vinden. Er lagen ook al
CIRCUMPLAUDO 19
enige dorpsgenoten uit zijn jeugd, soms maar in de veertig
geworden, een enkeling nog jonger. Allemaal mensen uit
keurige families die waarschijnlijk ongeneeslijk ziek waren
geworden of wellicht een fataal ongeluk hadden gehad. Os-
terink, die rookte, dronk en nooit aan sport had gedaan, was
er nog wél, 67 jaar oud en zeer tegen zijn zin met pensioen.
Zijn werk had hem altijd voor de afgrond behoed, anders
zou Zorgvlied al jarenlang zijn thuis zijn geweest, vanwege
zelfdestructie. De wegen des Heren zijn waarlijk onnavolg-
baar .... Stond dat nu in de Bijbel of had hij het ergens ge-
hoord?
Osterink had niet gedacht dat de rondgang over de begraaf-
plaats hem zo diep zou raken. Als jongen wilde hij alleen
maar weg. Dat zat er al heel vroeg in bij hem. Zijn zuster zou
de opleiding tot verpleegster gaan volgen en voor hem had-
den hun ouders in gedachten dat hij leraar moest worden op
een middelbare school in de stad. In de voetsporen van zijn
vader, maar dan een treetje hoger. Zijn zuster leek zich bij
het bindend advies van haar ouders, tevens haar onderwij-
zers, neer te leggen. Zij trouwde echter, na een korte verke-
ring met een man uit de stad en werd via een rechtenstudie
in de avonduren uiteindelijk advocate. Vader zou apetrots
geweest zijn als hij de uitreiking van haar bul nog had mo-
gen meemaken. In stilte kwam zijn zus toch altijd waar ze
wezen wilde.
Dat kenschetste een groot verschil in karakter tussen haar
en hemzelf. Osterink wilde als klein kind zijn lot al in eigen
handen nemen. Hij was vreselijk nieuwsgierig, liep overal
CIRCUMPLAUDO 20
binnen en vroeg alles wat in hem opkwam. Ook bij de dokter
die weleens een congres bezocht in Amsterdam. 'Hoe kom ik
in Amsterdam?' had Osterink gevraagd, net acht jaar oud.
'Ga studeren jongen', had de dokter geantwoord. 'Aan een
universiteit'. Dat had hij gedaan, ondanks verzet van zijn
ouders, die liever wilden dat hij met een meisje uit het dorp
zou trouwen: huisje, boompje, beestje.
Verder dan drie jaar nietsdoen was hij op de UvA niet ge-
komen. Zodra Osterink op Amsterdam Centraal uitstapte,
wilde hij maar een ding, alles ontdekken wat hem tot nu toe
voor zijn gevoel was ontnomen: roken, drinken, hasj, mari-
huana, vrouwen, vrijheid. Toch was hij slim genoeg om
cocaïne en ander zwaar spul links te laten liggen. Als hij al
naar huis schreef was het hooguit een kaartje met 'alles
goed, groeten' erop. Zijn hospita wist nooit waar hij uithing.
Als hij al thuis kwam was het om zijn roes uit te slapen. De
tijdgeest had hem ook niet gunstiger gezind kunnen zijn.
Vanuit de rellen op de Dam rolde hij zo de Flowerpower in
en stond overal vooraan. Al gauw schreef hij erover in diver-
se linkse blaadjes. Niet omdat hij zo links was, maar met een
perskaart kwam je overal binnen. Zo belandde hij in de
journalistiek.
Hij trouwde met Irene, een collega van de krant, allebei in
jeans met een paar voorbijgangers als getuigen. Er kwamen
drie kinderen, vrij vlot achter elkaar. Osterink werkte nu
full-time bij Het Parool, want hij moest een gezin onder-
houden. Via via was hij aan een ruimer appartement geko-
men. Toen overleed zijn vader plotseling, begin 1973. Zijn
CIRCUMPLAUDO 21
zwager belde op om te vertellen wanneer de begrafenis was
en Irene zei: “Je moet gaan.” Voor het eerst in vijf jaar zag
hij zijn moeder weer. Ze huilde en omhelsde hem. Zijn zus
en zwager deden alsof hij niet bestond. Osterink kreeg het
gevoel dat ze hem de schuld gaven van vaders' overlijden,
door het verdriet dat hij hem had bezorgd over zijn levens-
wandel. Zijn moeder leek alleen maar blij hem weer te zien.
Na de begrafenis moest hij haar beloven contact te houden.
Osterink werkte nu als film- en toneelrecensent voor Het
Parool, maar vond tussen al zijn werk- en gezinsverplich-
tingen nog ruimschoots de tijd om met collega's en vrienden
in de kroeg te zitten, waar ze weidse vergezichten schilder-
den over alles waar de wereld volgens hen mee worstelde.
Soms bracht hij na afloop een dame naar huis om 's och-
tends meteen weer door te gaan naar zijn werk. Na tien jaar
kwamen Irene en hij dan ook tot de conclusie dat het lief-
desvuur tussen hen definitief gedoofd was en ze gingen uit
elkaar. Omdat de kinderen bij hun moeder bleven wonen,
had Osterink nu eigenlijk alleen nog maar zijn werk en zo nu
en dan een vriendin. In die tijd dronk hij soms wel bijna een
fles jenever per dag, waardoor zijn handen gingen trillen.
Toen hij 50 werd besefte hij wat voor leven hij nu eigenlijk
leidde. Werken, in de kroeg zitten, gedoe met vriendinnen
en iedere dag hetzelfde slappe geouwehoer aanhoren dat
voor intellectueel moest doorgaan. In de grachtengordel
klitte iedereen aan elkaar, want aan de overkant van het IJ
begon het grote buitenbos al en je wilde niet dat je stem in
het grote ledige niets van het platteland verloren zou gaan.
CIRCUMPLAUDO 22
De binnenstad van Amsterdam was immers het epicentrum
van de wereld. Nou nee, vond Osterink. Het was net het
dorp dat hij zo enthousiast verlaten had, alleen wat groter.
En de verleidingen waarvoor je toen in de grote stad moest
zijn, waren er nu ook op het platteland, in disco's, coffee-
shops en op bepaalde feesten. Generatiegenoten van toen
die aan de coke of de heroïne waren geraakt, hadden slechts
bewezen dat dit een lange, slopende enkele reis naar de
dood betrof, dus daarvoor hoefde je ook niet naar de stad te
verhuizen.
Sinds het overlijden van zijn vader had Osterink zijn moeder
regelmatig gebeld of geschreven. Op bezoek ging hij nooit,
want hij zag op tegen de confrontatie met zijn oude dorp.
Naarmate hij ouder werd, steeds meer. Hij had iets gewel-
digs gezocht, waardoor hij meegesleept zou worden naar de
top van de wereld, vanwaaruit hij de hemel kon zien. Maar
hij was blijven hangen in de middenmoot van de journalis-
tiek, een beroepsgroep die in zijn tijd nog met de nek werd
aangekeken. Moest hij teruggaan naar een plek die hij ver-
wenst had, maar waarvan hij ook vond dat zijn huidige be-
staan daar steeds meer op was gaan lijken? Dat voelde alsof
hij als een soort verloren zoon met hangende pootjes naar
huis moest lopen, helemaal blut, om zijn lot onder ogen te
zien. Dus had hij vriendschappelijke banden aangeknoopt
met een zus van zijn moeder die in Hilversum woonde, zo-
dat hij op tantes verjaardag zijn moeder toch kon zien.
De opvoeding van zijn kinderen was grotendeels aan hem
voorbij gegaan en zijn kleinkinderen zag hij maar heel af en
CIRCUMPLAUDO 23
toe, want ze waren druk met van alles en nog wat. Tijd om
wat te praten of samen een museum te bezoeken hadden ze
bijna niet. Als hij vertelde over zijn eigen tijd als twintiger in
Amsterdam knikten ze soms nog even beleefd, maar keken
ondertussen voortdurend op hun iPhone of er geen email
binnen was gekomen of een bericht op Facebook waar ze
natuurlijk meteen op moesten reageren. Alleen in het week-
end, dan gingen ze de hele nacht uit, dansen op van die mo-
notone beatmuziek en zo snel mogelijk dronken worden.
Over wat ze verder nog gebruikten, dacht hij maar niet na.
Nee, rock 'n' roll was definitief voorbij, net als romantiek.
Osterink hief nog maar eens het glas op zichzelf in een spie-
gel, voordat hij nog een stukje ging uitwerken voor het
buurtkrantje, waar hij na zijn pensioen vrijwilliger was ge-
worden om de verleidingen van de kroeg een beetje te be-
teugelen.
Osterink vond zichzelf terug in een leunstoel in zijn ouder-
lijk huis, met een glas wijn in zijn hand. Hij voelde zich los-
gerukt uit een diepe droom. Wie weet hoelang hij daar al
zat, met zijn jas nog aan, mijmerend over zijn leven en hij
had ook geen idee van hoeveel glazen hij al ophad. Honger
had hij in ieder geval wel. In de keuken vond hij nog een pak
koekjes en at er genoeg op om het hongergevoel even weg te
drukken. Eigenlijk had hij helemaal geen zin in eten. Met
een nieuw glas wijn liep hij door het huis. Er was wel wat
veranderd, maar eigenlijk ook weer niet. Hier en daar was
meubilair of behang vervangen en er was dubbel glas aange-
bracht. Maar qua sfeer ademde het huis nog helemaal de tijd
van zijn jeugd. Klassieke inrichting met donkere houten
CIRCUMPLAUDO 24
meubels en twee grote leren sofa's. Overal kleedjes, kande-
laars en schilderijtjes. Bloemetjesgordijnen voor de ramen.
Vreemd genoeg beviel hem dat nu wel.
Hij doorliep alle vertrekken en belandde uiteindelijk op zol-
der. Daar in een kabinet, wat achteraan, vond hij dozen met
brieven en foto's. Hij zag het Colosseum, fonteinen en ande-
re gebouwen uit Rome. Ook brieven in het Italiaans van ie-
mand uit Rome die geadresseerd waren aan zijn moeder. Ze
bleek jarenlang een penvriendin gehad te hebben, die daar
woonde. Dat had hij nooit geweten, want hij had zijn moe-
der er niet een keer over horen praten. Wie had die brieven
voor haar vertaald? Nu snapte hij wel waarom hij voor zijn
verjaardag een paar maanden geleden 'La Grande Bellezza'
op DVD van haar toegestuurd had gekregen. Ze had hem
gezien bij een vriendin en vond het net iets voor hem,
schreef ze. Dat hij als filmrecensent dit meesterwerk in de
afgelopen twee jaar al meermalen had gezien, was haar ge-
woon ontgaan.
Osterink liep de trappen af, terug naar beneden en ging naar
buiten. De avond viel in en de zon boven de rivier lichtte
oranje op onder het langzaam donker wordende wolkendek.
In de verte zag hij hoog bovenin een aantal grote windmo-
lens de rode nachtlichten knipperen. Ganzen vlogen op van-
uit een weiland waarop hij uitkeek en klapwiekten in forma-
tie over het huis in een richting waar Osterink niet van wist.
Het deed hem denken aan die scene in 'La Grande Bellezza'
waarin een stokoude non op het balkon zit van journalist
Jep Gambardella, net 65 jaar geworden en nog steeds actief
CIRCUMPLAUDO 25
voor de krant, maar ook animator van uitbundige feesten.
Het balkon zit vol flamingo's die even uitrusten voordat zij
verder trekken. “Weet u waarom ik wortels eet?” vraagt de
non woord voor woord. Nee, zegt Jep beschroomd, waarom?
Ze draait haar hoofd naar hem toe en kijkt hem aan: “Omdat
wortels belangrijk zijn.” Uiteindelijk keert Jep terug naar
zijn geboortedorp, aangetrokken door de golven van een
mediterrane blauwe zee die al enige tijd steeds indringender
op het plafond van zijn slaapkamer aan hem verscheen. Nu
begreep Osterink waarom zijn moeder hem die film had wil-
len geven.
Toen hij de keuken weer betrad, stonden er al drie lege wijn-
flessen, terugrijden naar huis zou vanavond niet meer luk-
ken. Opnieuw liep hij met een glas wijn door het huis, de
vierde fles was aangebroken. Alle bedden in de slaapkamers
waren verschoond. Zelfs in zijn oude kamertje stond een
opgemaakt logeerbed. Alsof er op hem gerekend was. De
aanblik ervan gaf hem een gevoel van heiligheid, zo sereen
dat hij de bedden niet durfde aan te tasten door er in te gaan
liggen. Al helemaal niet zonder pyjama. Osterink deed zijn
jasje uit, schopte zijn schoenen weg en ging zo onder een
plaid op de sofa in de huiskamer liggen. Het was al diep in
de nacht en heel af en toe kwam er op de weg langs de wete-
ring nog een auto voorbij, die met zijn koplampen de kamer
door de geopende gordijnen een paar seconde fel verlichtte.
“Waar moet je nog naartoe als je eindelijk thuis bent,”
mompelde Osterink en hij viel in een diepe slaap.
CIRCUMPLAUDO 26
Argibald
CIRCUMPLAUDO 27
Daan Kogelmans
Voorbij het veld
Hij zou mijn buurjongen kunnen zijn, denk ik steeds, hij zou
mijn buurjongen kunnen zijn. In de verte vliegt een vogel op
uit de zwarte rij dennen. Onze voeten soppen in de modder.
Er zijn veel voetsporen en ik zak soms tot mijn enkels in het
koude, grijze water. Hoeveel van ons hebben hier al gelo-
pen?
Ik blijf staan, trek mijn vest, dat zwaar is van de regen,
dichter om mijn lichaam. Het helpt geen zier.
Hij draait zich om. ‘Doorlopen.’
‘Ik ben moe,’ hijg ik. Mijn handen zijn stijf. Een straaltje
water sijpelt uit mijn haar mijn kraag binnen tot halverwege
mijn ruggengraat.
Hij laat zijn hoofd hangen. ‘Alsjeblieft,’ zucht hij, ‘je weet
dat we moeten doorlopen.’
‘Heb je geen sigaret voor me?’
Hij kijkt me aan alsof hij me niet begrijpt. Zo, de ogen een
beetje loensend en een dikke, stompe neus, het is net mijn
buurjongen. Ik weet nog hoe hij bij zijn vader op de arm zat
tijdens het nieuwjaar. Heeft hij Martha hier ook langs ge-
voerd? Zou zij ook hebben gedacht dat het net onze buur-
jongen was?
‘Schiet nou maar op,’ zegt hij, ‘ik heb hier geen tijd voor.’
En hij loopt verder alsof ik niet eens besta.
Ik kijk om me heen. Het veld is zo groot dat het in de ver-
CIRCUMPLAUDO 28
te verdwijnt in de mist. Dikke, schuin afgesneden stengels
steken schots en scheef uit de voren. In de verte zijn de den-
nen donker en spookachtig tegen de grijze lucht.
Ik draai me om. De wagen is nog geen tweehonderd me-
ter achter ons.
Ik draai me weer om. De buurjongen lijkt me vergeten.
Hij is al een stuk verder. Ik begin te rennen. De zware pan-
den van het vest slaan tegen mijn bovenbenen. Mijn broek
spant pijnlijk rond mijn knieën en belemmert me goed
vooruit te komen. Telkens als ik mijn voeten uit de modder
trek, sompt het en spat het water in het rond. Ik ga het nooit
halen zo. De koude lucht snijdt in mijn keel als ik hijg.
Ik kan dit. Ik ga het halen, tering-joch met je rotgeloof, ik
zal je laten zien.
Een stoot tegen mijn hoofd. Het doet niet eens zeer, maar
ik val en een van de dikke stengels duwt hard in mijn zij.
Het modderwater smaakt naar rotte vis. Dat snap ik niet.
Ik staar naar zijn bruingroene laarzen. Dat snap ik ook
niet, dat ik hem niet eens heb horen komen. Hij heeft niet
geschreeuwd of zo. Ik snap dat niet.
Ik sluit mijn ogen en hijg. Koud water sijpelt naar mijn
kruis. Het voelt afschuwelijk, erger eigenlijk dan al het an-
dere. ‘Kun je wel,’ zeg ik.
‘Kom nou maar mee,’ zegt hij zacht. Het is alsof hij spijt
heeft.
Moeizaam richt ik mij op uit de voor. Bruinige straaltjes,
als slappe thee, lopen uit de zoom van het vest. Martha heeft
het voor me gebreid, vijftien jaar geleden toen Nora haar
eerste kreeg. We zaten voor de televisie en ze mopperde de
hele tijd omdat ze de steken niet goed kreeg. De hele winter
CIRCUMPLAUDO 29
heeft ze met die berg wol op haar schoot zitten mopperen en
toen ik hem aanhad zag ze alleen de gaten die ze had laten
vallen.
‘Loop nou alsjeblieft door, ok?’ zegt hij.
‘Ik kan niet meer, echt niet.’ Ik merk te laat dat ik nodig
moet en de warme urine loopt al in mijn natte broek. Hij
merkt het niet.
‘Ik meen het, ik heb geen zin om je door het veld te sle-
pen.’
‘Geef me dan tenminste een sigaret.’
Even aarzelt hij, dan reikt hij zacht vloekend in zijn borst-
zak, haalt er een sigaret uit die hij in zijn mond steekt en
aansteekt. Dan geeft hij hem aan mij. Het vloeipapier wordt
nat van mijn bevende vingers. ‘Dank je,’ zeg ik. Ik rook.
Wij zijn stil. In de verte klinkt geblaf van honden. Ik trek
een grashalm uit mijn mouw en rook.
Zijn telefoon gaat. ‘Jah commandant, jah commandant,’
zegt hij en dan nog eens ‘jah commandant.’
Hij is mager zie ik nu pas. Eigenlijk ziet hij er helemaal
niet uit als een soldaat. Eerder als een schooljongen. Toen
hij me uit de kelder trok heb ik dat nooit gezien. Hij vloekt
als hij de telefoon heeft dichtgeklapt en staart voor zich uit.
‘Wat is er?’
Hij richt zijn blik op de lucht en blaast een wolkje water-
damp uit. In de verte klinken weer de honden. Het is een
jachtgezelschap lijkt het wel. Maar ze jagen vast niet op een
beest.
‘Het is gewoon klote, dit,’ zegt hij.
‘Wat?’
‘We moeten opschieten van de commandant.’
CIRCUMPLAUDO 30
‘Wat is klote?’
‘Wat denk je? Dit natuurlijk. Doorlopen nu.’ Hij pakt mijn
sigaret af en gooit hem in de modder. Dan duwt hij mij aan
mijn schouder vooruit. We sjokken door het veld vol gaten.
Nat zand schuurt langs de huid van mijn benen. Ik bal mijn
vuisten.
‘Denk je soms dat je een held bent, rotzak?’
‘Houd je mond,’ zegt hij. Hij rochelt en spuugt.
Ik draai mij om. ‘Denk je dat je een held bent? Je bent
gewoon een lafaard!’ Mijn stem piept in mijn keel.
Hij slikt en kijkt mij aan. ‘Waarom zou ik dat denken? De
wereld heeft geen helden nodig. Het is geen film.’
‘Wat heeft de wereld dan nodig?’ Ik roep het in zijn ge-
zicht.
Zijn telefoon gaat weer. ‘Jah,’ zegt hij, ‘jah, jah,’ en hangt
weer op. Hij haalt de AK-47 van zijn schouder.
‘Wat heeft de wereld dan nodig?’ zeg ik.
Hij zet de loop tegen mijn voorhoofd en schiet.
Het wordt mij rood voor de ogen. Als mijn hoofd tegen de
grond slaat, klappen mijn kaken tegen elkaar. In mijn oren
piept de knal nog na.
Hij knielt naast me neer. Zijn handen gaan door mijn
zakken. Hij haalt mijn portemonnee eruit en trekt ruw mijn
horloge van mijn pols.
Dan is het een tijdje stil.
Hij zucht.
Het huilen van de honden is gestopt. Wind giert over het
veld.
‘Godverdomme,’ mompelt hij. Hij staat op en trekt mij
aan de schouders van het vest door de voren. Warm bloed
CIRCUMPLAUDO 31
stroomt mijn keel in. Mijn voeten stuiteren door de plassen.
Als hij mij in de kuil gooit, denk ik even dat ik Martha zal
zien.
Maar dat is niet zo. Ik lig op een man. Ik ken hem niet.
Voetstappen sompen weg door de modder.
CIRCUMPLAUDO 32
Mila Fertek
Drie gedichten
NOOIT NOOIT ZAL MIJ DAT OVERKOMEN
Vader slaapt moeder slaapt en mijn zusjes slapen
Het is begin augustus en de zomerstorm zucht
Rond ons huis
Ik hoop dat het weer snel beter worden zal zodat
Ik mij op straat tonen kan zoals ik mij tonen wil
Nog een kleine twee maanden dan is de
Zomer voorbij en zal ik mij kleden moeten in de
Kleding die veel verhullen doet
Voorlopig wil ik altijd zomer ik wil laten zien dat ik
Eindelijk besta nu ik vrijwel vrouw geworden ben
Ik weet nog zo kort is mijn herinnering dat ik
Met poppen speelde die ik slaperig in de morgen
Hangend aan een arm de trap afsleepte
Dat is allemaal voorgoed voorbij nu in drie jaren
Tijd ben ik een jonge vrouw geworden en ik weet nog
Hoe het mij verbaasde dat ik borstjes kreeg en
Hoe spoedig ik mij een vrouw van de wereld voelde
De deuren naar de wereld van de echte vrouw
Zoals iedere vrouw zijn wil en ook van nature is
Begonnen zich onmiskenbaar voor mij te openen
En mijn genot dook op de vreemdste plaatsen op
CIRCUMPLAUDO 33
Nu zeg ik denkend aan toen dat ik meende het licht
Te hebben gezien mijn aantrekkelijkheid en mijn
Onschendbaarheid van zelfstandige jonge vrouw trots op
Haar lichaam en haar onkenbare mogelijkheden
En nu weet ik dat een dergelijke fantasie voor weinigen
Is weggelegd velen onder de mooiste der vrouwen
Binden zich en eindigen in een goed huwelijk iets
Anders kunnen zij niet zeggen
Want wat anders rest ze nog
CIRCUMPLAUDO 34
IK BEN JONG NOG MIJN VLEES IS HEERLIJK EN HIJ
LEEST DE KRANT
Ik zie mijn leven als uiterst waardevol
En mijn lust jegens mannen als mijn bijdrage
Aan de mensheid en aan God
Met mijn vruchtbaarheid zal ik slechts mijzelf belonen
En misschien God maar mannen die wellicht eens
Aanspraak zullen maken op mijn kinderen
En misschien die van God zal ik wegblazen
Als kuikenveertjes op de palm van mijn hand
Ik zie hoe ik gaan zal van genot naar genot
Hoe ik een poosje genieten zal van hun warme krachtige
Lijven en van hun nabijheid voor even
En ik zie hoe achtergelaten en van wanhoop
Doordrenkt zij mijn naam blijven naroepen
Maar een taxi dan is al urenlang onderweg
Naar mijn landgoed aan zee want mijn liefdes
Zijn mijn pleziertjes en ik ben rijk van mijzelf
CIRCUMPLAUDO 35
Mijn liefdestochten behelzen slechts
Dat ik af en toe mannen tegenkom waarmee
Ik wellustig de liefde bedrijven wil en onder hen
Een enkeling van wie ik wellicht een kind zou willen
En niets meer of minder is dan ook mijn doel
Ik ben van alle tijden en nu leef ik en nu is het
Eindelijk eens mijn beurt om te genieten van
Waar vrouwen altijd al van hadden moeten genieten
Wat verreweg de meesten niet ten deel gevallen is
De opwindende en wellustige liefde van vrouw tot man
Kinderen en geld van jezelf
Ik zie mijn leven als uiterst waardevol
En op het terras tegenover mijn zolderraam
Drinkt een jongeman zijn koffie
CIRCUMPLAUDO 36
DIE IK STUK VOOR STUK INNIG LIEFHEB
Het zal wel niet lang nog duren eerdat ik
Dit huis mijn ouderlijk huis verlaten zal
Dan is mijn jeugd voorbij dan begint mijn leven
En ik zal mijn lieve vadertje missen wanneer
Hij soms zo grappig is en onweerstaanbaar voor mij
En ik zal moeder missen omdat ik houd van
De macht die ze ten toon spreidt hoe moeder
Alles geregeld heeft en naar haar hand gezet
Omdat moeder de liefste moeder is die ik ken
Het zal wel niet lang meer duren eerdat ik
Studeren zal gaan in de grote stad en dat ik
Een kamer huren zal bij een hospita
Dat is het begin en dat weet ik heel goed
Dit huis ik heb het nooit een fijn huis gevonden
Te oud te donker en te hoog ik ben opgegroeid
In de oude tijd met wandklokken en tapijten
Fauteuils en zware glazen asbakken
CIRCUMPLAUDO 37
Dit huis heeft nooit gepast bij mijn jeugd
En zelfs hier op mijn fijne zolderkamer
Ver van iedereen zie en ruik ik de donkere
Balken van dit huis en ik verander niets aan hoe het is
Dit huis is het werkelijke geluk van vader en moeder
Ik ben te jong daarvoor en ik moet weg
Het zal wel niet lang duren nog
Eerdat ik weg ben hier
Weg van mijn lieve vader
Weg van mijn lieve moeder
En mijn lieve zusjes
Dat ik bevrijd zal zijn van dit leven hier
Dit donkere huis mijn lieve vader mijn moeder
En mijn eigen zusjes
CIRCUMPLAUDO 38
Gerard Schoemaker
Gedichten
Voor Josephine J.
Witboek
Dat in schaduwen tot stand wil.
Een monument voor vriendschap zijn waarin het natje
net te laat kwam en zwijgen overbleef.
En fietsen door een buurt waar jij het leerde.
Begeren deed ik alles wel wat in de wind opbolde
maar vriendschap at ik als ochtendpap.
Haagse School aan de muur en steeds maar het zuur wat
alles verpestte zonder dat ik begreep dat ik suikers en nog zo
het een en ander beter van m’n menu kon schrappen.
Vervelende grappen, k..opmerkingen.
Spijt
Is iets waar ik mee af wil rekenen, staat zo als zinloos be-
kend.
Toch is het iets.
Het
Kuiltje in je bovenlip,
kan ik maar niet vergeten en alles wat ik afschudde blijft
diep in mijn geweten
vreten.
CIRCUMPLAUDO 39
Passie
Maar grijpen deed ik je niet en dat was tamelijk verwarrend,
want minnen doe’k je wel.
En wachten op een telefoontje.
Toch Gek
Hoe in ’t noorden jouw wortel schiet door mijn.
Begroef er laatst twee oudjes maar neven zat dat wel
en nichten ook op buitens dat is hier ongewoon,
maar daar krijgt men voor werken nog ruimte zat als loon.
Zou jij daar ook ruim wonen? Vast wel en aan de muur?
Ik
Hoor maar niks van Jakkes, die het contact zou leg.
Hij heeft zo’n rare bakkes ‘t’is sorry da’k ’t zeg.
Als ik ‘m spreek, hij leest dit, hoe krijg’k dat uitgelêg.
Toch issie dan d’énig die mij nog bindt aan jou.
Dus kom op lieve Jakkes ik hoop jij bel mij gou.
Zandsloot 16-4-15
CIRCUMPLAUDO 40
Argibald
CIRCUMPLAUDO 41
CIRCUMPLAUDO 42
Titel: Brieven, 1985-1986 Auteurs: Jac.P. Meiland & H.A.M. Jutte
Aantal pagina’s: 220 ISBN 978-90-79430-00-0 Verkrijgbaar bij Pumbo.nl
Prijs: € 16,00
CIRCUMPLAUDO 43
Titel: Ik vond de site beter… Auteur: Argibald
Aantal pagina’s: 106 ISBN 978-94-90759-12-4
Uitgeverij: Xtra Prijs: € 9,90
CIRCUMPLAUDO 44