Upload
circumplaudo
View
216
Download
2
Embed Size (px)
DESCRIPTION
Literair internetttijdschrift
Citation preview
CIRCUMPLAUDO
nummer 66 | november/december 2013 | 8e jaargang
Literair internettijdschrift
CIRCUMPLAUDO 2
CIRCUMPLAUDO
nummer 66
november/december 2013
8e jaargang
-tweemaandelijks verschijnend literair platform-
Ad van der Zwart Marijke Scholten
Eric Peterse Redactie
www.circumplaudo.nl
Webadres
www.facebook.com/Circumplaudo Facebook
[email protected] E-mail
Kopij kan worden ingezonden naar het bovenstaande e-mailadres. Kopij
Ad van der Zwart Vormgeving website
Marijke Scholten Eindredactie
Eric Peterse Omslagfoto
Vormgeving omslag en binnenwerk
Rob den Boer Beheer facebookpagina
© 2013 Copyright berust bij de betreffende auteurs. Copyright
Deze uitgave is zonder subsidie tot stand gekomen.
CIRCUMPLAUDO 3
Inhoud
Marijke Scholten - Deelnemen 5
Argibald - Cartoon 13
Arenda Huijsen - Onvoorziene omstandigheden 14
Kees Engelhart - Waarom zou iets dat geen fundament bezit 18
Karen van Soomeren - De waarneming voorbij 20
Rabin Gangadin - De reis naar Suriname fragment 30
Kees Engelhart - Ongeacht de werking van het apparaat 39
Arenda Huijsen - Het wonderlijke spel der zinnen 42
Kees Engelhart – Misschien ook niet 46
CIRCUMPLAUDO 4
CIRCUMPLAUDO 5
Marijke Scholten
Deelnemen
Meester Van der Roer, strafrechtadvocaat, fronste zijn don-
kerblonde wenkbrauwen en kneep z’n mond samen, “het
ziet er niet best voor u uit, Couzijn; heterdaad, het beste is
om gewoon maar te bekennen.”
Karel Couzijn, heftruckchauffeur, zat tegenover de advo-
caat aan een vrijwel lege tafel in het kale vertrek, een beetje
beduusd nog van de gebeurtenissen. Hij, gemiddelde lengte,
enigszins gezet, was net bezig geweest zijn vader, klein,
schriel en beweeglijk, los te maken uit de Zweedse band toen
er ineens politieagenten in voor- en achtertuin hadden ge-
staan. Met veel misbaar waren ze binnengedrongen, twee
hadden er zelfs een pistool in de aanslag gehad. Hij had zich
om moeten draaien, handen tegen de muur, benen gespreid.
Ze hadden hem gefouilleerd en afgezien van wat giechelen –
sinds z’n scheiding was hij aanrakingen ontwend geraakt –
had hij het gelaten ondergaan. Andere agenten hadden zijn
vader losgemaakt, die had nog met z’n meest gedragen stem
gezegd dat dit louter cumulatief was.
Van der Roer zei dat wederrechtelijke vrijheidsberoving
een ernstig delict was. Zijn stem klonk nog jong, paste bij
zijn gezicht en tengere postuur.
Karel bekeek zijn toestand eens. Het viel hem mee, hij
was niet geboeid en had ook geen oranje ketelpak aan, zoals
CIRCUMPLAUDO 6
je soms op tv zag. “Wat gaat er nou gebeuren?” vroeg hij
aarzelend.
“Laten we niet op de dingen vooruitlopen,” antwoordde
de advocaat. Hij legde zijn handen op tafel, spreidde zijn
vingers en keek peinzend. “Waarom hebt u het eigenlijk ge-
daan?”
“M’n vader is dement…” begon Karel, Van der Roer hief
zijn linkerhand op, precies zoals één van de agenten had
gedaan toen Karel over zijn vaders dementie was begonnen.
“Hoho,” zei de advocaat, “bent u soms arts? Psychiater? “
Karel schudde het hoofd, schuldbewust, dementie was na-
tuurlijk een diagnose die je als leek niet zomaar stellen kon.
Waar zou het dan heen moeten met de wereld?
“Dan zou ik maar niet over dementie beginnen in de
rechtszaal, alleen gediplomeerde en ervaren artsen mogen
zo’n diagnose stellen.” Karel bleef stil. Buiten z’n vaders de-
mentie en Karels financiële noodzaak om toch naar zijn
werk te gaan, was er geen reden geweest de oude man vast
te binden. Maar symptomen opnoemen was geen diagnose
stellen, besloot hij en hij begon ze op te noemen: “Zwerfge-
drag, het gas aanlaten, plassen op de bank, de agressie als
hij z’n zin niet kreeg.” De advocaat schudde het hoofd. “Ze
zullen de oorzaak voor dat soort gedrag zoeken in een slech-
te behandeling van uw vader. Hebt u nooit met iemand over
uw problemen gesproken, maatschappelijk werk mis-
schien?” Dat had Karel, men had toen gesproken over hoe
heerlijk het toch was om voor iemand te kunnen zorgen die
immers zoveel voor hem had gedaan en dat het toch zo’n
dankbare plicht was voor je ouders te zorgen.
“Wat moet ik nu?”
CIRCUMPLAUDO 7
“Bekennen, er zit niets anders op, te veel mensen hebben
het gezien. En dan flink berouw tonen, beloven dat u het
nooit meer zult doen. Misschien dat het dan bij zes weken
blijft, vier na aftrek voor goed gedrag.” Karel sloeg zijn ver-
moeide ogen op. “En anders?”
“Zes maanden tot een jaar.”
Ze zaten op de derde verdieping, hoog in de muur zat
een raampje. Karel zag een ekster tegen de eerst herfststorm
van het jaar optornen. “Dat is best lang,” zei hij zachtjes.
Terug op z’n cel voor voorlopige hechtenis zette Karel
alles eens op een rijtje. Vier dagen zat hij hier nou. Tot z’n
verbazing had hij z’n mobieltje mogen houden, er zat name-
lijk geen internet op. De eerste dagen en nachten was hij nog
veel gebeld door buren, verre familieleden en vage kennis-
sen. Dan hadden ze zijn vader ergens verdwaasd zien zwer-
ven of stond hij in een winkel te schelden en te tieren om
niks. Of Karel niet even kon komen om het op te lossen.
Maar opsluiting in een politiecel kon zelfs de meest dram-
merige bellers ervan overtuigen dat dat niet ging. Na twee
dagen was het bellen opgehouden omdat de batterij leeg
was. Voor het eerst in jaren sliep Karel hele nachten door,
de vermoeidheid in z’n rug en knieën was al veel minder
geworden.
Bij het tweede gesprek met Van der Roer zaten ze in een an-
dere kamer, op de achtste verdieping en met een groot raam
op het Noordwesten. Je kon prachtig de regenbuien over zee
zien aankomen. Het psychiatrisch onderzoek had gunstig
uitgepakt, Karel Couzijn werd erin beschreven als een
zachtmoedig en evenwichtig mens. Het rapport, samen met
CIRCUMPLAUDO 8
een bekentenis en diepgemeend berouw, zou de rechter
heus wel gunstig stemmen. “Het is niet de bedoeling van ons
rechtssysteem om kinderen te verhinderen hun plicht jegens
hun ouders uit te voeren, iedereen wil u en uw vader zo snel
mogelijk weer herenigen. Een officiële diagnose zou overi-
gens wel helpen, is er echt geen artsenverklaring over de
dementie van uw vader?”
Karel dacht aan de keren dat hij naar de huisarts van z’n
vader was gegaan om haar zijn zorgen voor te leggen en uit
te leggen dat zijn vader soms zomaar tegen voorbijgangers
begon te schreeuwen, of tegen hemzelf. Ze had hem telkens
afgepoeierd, een man moest zelf aangeven bij een arts dat
hij aan dementie dacht, een zoon had zich daar maar niet
mee te bemoeien. Zijn vader had hooguit wat extra aandacht
en zorg nodig, en die moest Karel gewoon maar leveren en
verder niet zeuren. Karel had nog gezegd dat zijn vader niet
at als Karel niet naast hem zat, maar de huisarts had gezegd
dat hij zijn baan dan maar op moest zeggen en er naast
moest gaan zitten. Er was dus geen artsenverklaring, de
advocaat vond dat dat de zaak toch wel wat compliceerde.
“Waarom hebt u uw vader eigenlijk in huis genomen?”
wilde de advocaat weten. Karel vertelde over hoe zijn vader
een jaar geleden uit z’n huis was gezet. De oude Couzijn had
een huurachterstand gehad van bijna een jaar omdat hij de
automatische betalingen stop had gezet. Uit achterdocht,
niet uit geldgebrek. Karels broers en zus woonden alledrie
ver weg, in andere provincies. “Nou ja, u begrijpt het wel,”
zei Karel. Van der Roer knikte.
Karel haalde een hand door z’n grijzende haar, de advocaat
ging wat verzitten en herhaalde zijn raad om te bekennen en
CIRCUMPLAUDO 9
vooral veel berouw te tonen. Een vlotte bekentenis, diep be-
rouw en het psychiatrisch rapport zouden z’n kansen op een
lage straf vergroten. “U zult snel weer een nuttig lid van de
maatschappij kunnen zijn.” Karel wist niet goed of hij echt
nog een nuttig lid van de maatschappij wou zijn, maar het
leek hem niet handig dat te zeggen.
Uitgerust stapte Karel Couzijn veertien dagen later de recht-
bank in. Hij was goed blijven slapen tijdens de voorlopige
hechtenis en hij merkte dat hij weer helder kon denken. De
spieren in zijn schouders waren langzaam uit de knoop ge-
raakt en het brandende gevoel in zijn maag en ogen was
weg. Zijn vader was ook bij de rechtszaak, Karel was even
verbaasd, hij had er niet bij stilgestaan dat zijn vader het
slachtoffer was van de misdaad die nu behandeld zou wor-
den. Het viel hem op dat z’n vader dezelfde kleren droeg als
op de dag van Karels arrestatie. Ze leken in de tussentijd
niet gewassen, waren misschien zelfs ’s nachts niet uit ge-
weest. Karel dacht aan al die keren dat hij had moeten vlei-
en, dreigen en soebatten om zijn vader in schone kleren te
krijgen, en de stank die in het huis hing als dat al te lang niet
lukte. Prompt was de vermoeidheid terug in zijn rug en
knieën.
De zitting begon. De rechter vroeg naar de reden van de
vrijheidsberoving. Karel dacht aan de adviezen van z’n
advocaat, aan de stank in z’n huis, de eindeloze telefoontjes
op alle momenten van de dag en de nacht. Hij zei: “Ik deed
dat omdat m’n vader dement is en er geen land met hem te
bezeilen is.” De rechter keek strak en streng en vroeg of er
een artsenverklaring was. Toen die er niet bleek te zijn,
CIRCUMPLAUDO 10
vroeg de rechter de oude Couzijn op de man af of hij soms
dement was. Pa Couzijn ontkende. Daarop herhaalde de
rechter zijn vraag aan Karel naar het waarom van zijn mis-
drijf. Karel herhaalde de reden. De rechter sprak hem toen
vaderlijk toe “Mijnheer Couzijn, ik snap wel dat u in een
vlaag van verstandsverbijstering geen uitweg zag, maar u
hebt vast erg veel berouw. Ik begrijp uit het psychiatrisch
rapport dat u een zachtmoedig en evenwichtig mens bent,
ook heeft u een blanco strafblad. De officier van justitie eist
vier maanden gevangenisstraf, ik vind dat vrij veel. Het kan
dus minder worden, maar dan moet u wel meewerken.”
Karel overlegde even met zijn advocaat, die zei dat hij er
wel zes weken van kon maken. “Als u meewerkt, kunt u snel
weer uw familieleden in uw armen sluiten, inclusief uw va-
der.” Karel voelde plots dat hij last kreeg van brandend
maagzuur.
De rechter herhaalde zijn vraag naar het waarom nog maar
weer eens. Karel strekte zijn rug en zei: “Mijn vader is de-
ment en ik wou even mijn handen vrij hebben voor een be-
zoek aan een prostituee. Ik heb geen spijt van mijn daden en
zou het zo weer doen.”
De advocaat, de rechter en de officier van justitie keken in-
eens heel ijzig, de griffier moest nodig diep in zijn papieren
duiken. Pa Couzijn nam het woord en zei: “Alles is hier zeer
palliatief, mijn complimenten.” De rechter vroeg Karel wat
zijn vader daar mee kon bedoelen en Karel verklaarde, “Als
mijn vader niet dement is en u een intelligent man bent, zult
u hem toch wel begrijpen? Ik ben maar een leek en een hoe-
renloper, ik begrijp er niks van.” Hij hoopte dat men niet
zou vragen om bewijzen voor zijn hoerenbezoek; bonnetjes,
CIRCUMPLAUDO 11
ooggetuigenverklaringen, dat soort dingen.
Het vonnis werd zes maanden.
De traagheid der dagen in de gevangenis maakte van Karel
een modelgevangene, medegevangenen zowel als bewakers
droegen hem op handen. Eind februari zou hij vervroegd
vrij komen. Half februari kwam Karels zus hem opzoeken.
Ze had zich fleurig uitgedost en chocolaatjes voor hem mee-
genomen. Ze zaten ontspannen te babbelen, haalden jeugd-
herinneringen op. Karel zei dat hij zich verheugde op de vrij-
lating. Hoezeer de sleur en de verveling van het gevangenis-
bestaan hem ook tot rust brachten, hij wou toch weer graag
als vrij man, op eigen gelegenheid, bij mensen langsgaan, in
het bos wandelen, een café bezoeken.
Bij het afscheid zei zijn zus tegen hem, “Je zult wel blij zijn
dat je snel weer voor pap zult kunnen zorgen. Jullie hadden
het zo gezellig samen.” Ondanks de spanning die in zijn
schouders schoot, knikt hij kalmpjes, bijna sereen. Hij dacht
aan alle keren dat hij bij nacht en ontij zijn vader had lopen
zoeken in donkere straten waar de wind guur doorheen
woei. Het vooruitzicht van boswandelingen en cafébezoek
leek weer ongrijpbaar ver weg. Zijn zus draaide zich bij de
deur nog even om en zwaaide. Karel zwaaide terug. Kalm en
weloverwogen nam hij een besluit. Zijn schouders ontspan-
den zich.
Die avond sloeg hij het meubilair in de eetzaal kort en
klein en bedreigde hij een bewaker met een lepel. Hij werd
in de isoleercel geplaatst. De vervroegde invrijheidsstelling
was van de baan.
Toen hij veertien dagen later uit de isoleercel kwam, hoor-
CIRCUMPLAUDO 12
de hij dat zijn vader was overleden. Hij was onderkoeld in
een portiek gevonden, om 3 uur ’s nachts, en naar het zie-
kenhuis gebracht. Zeven uur later was hij dood. De directeur
van de gevangenis kwam Karel condoleren en zei nog dat
het hem zo speet dat Karel niet bij de begrafenis had kunnen
zijn. Karel hoorde het knikkend en hoofdschuddend aan,
wist niet goed wat een gepaste reactie zou zijn. Hij wist wel
dat een baan, boswandelingen en cafébezoek na zijn vrijla-
ting weer tot de mogelijkheden zouden behoren maar dat hij
daar nu maar even niks over zeggen moest. Tot zijn eigen
opluchting gleden er een paar tranen langs zijn neus in de
snor die hij in de isoleercel had laten staan toen de directeur
vertelde dat er niemand bij zijn vader was geweest toen die
stierf. Men had Karels broers en zus niet snel genoeg kun-
nen bereiken. De directeur bood hem geroerd een papieren
zakdoekje aan.
De rest van zijn dagen in de gevangenis was Karel weer een
modelgevangene. Hij had een luisterend oor voor zijn me-
degevangenen, en ook de bewakers konden hun nood bij
hem klagen. Om zich beter voor te bereiden op zijn terug-
keer in de maatschappij, begon hij aan een schriftelijke cur-
sus boekhouden, hij besloot zijn snor weer af te scheren en
dacht erover een hobby op te pakken, postzegels verzamelen
misschien, of beter nog; hardlopen. Hij had eigenlijk een erg
grote behoefte aan buitenlucht gekregen.
CIRCUMPLAUDO 13
Argibald
CIRCUMPLAUDO 14
Arenda Huijsen
Onvoorziene omstandigheden
‘Goedenavond, heren. - Ober, het gewone recept graag!’
De diepe, sonore stem brengt een schok van herkenning
teweeg en ik weersta ternauwernood de sterke aandrang een
blik over mijn schouder te werpen. Mijn ogen houd ik
angstvallig op de tafel voor me gericht, terwijl heel mijn we-
zen het uitschreeuwt: Hier zit ik! Zie je niet hoe erg ik eraan
toe ben? Wat het met me heeft gedaan? Kijk dan toch!
Ik stel me voor hoe Twan zijn ogen door het restaurant
laat dwalen, over de schaars bezette tafeltjes en hoe zijn blik
enkele seconden op mij blijft rusten. Die gewaarwording is
zo intens dat ik bijna de aanraking van zijn hand op mijn
schouder voel.
Mijn hart roffelt in mijn borstkas en ik duw de kraag van
mijn jasje hogerop in mijn nek om herkenning te voorko-
men. Zijn stem heeft door de jaren heen niets aan kracht en
dominantie ingeboet.
Een confrontatie is vooralsnog afgewend. Ik tracht me te
concentreren op het tijdschrift dat opengeslagen voor me
ligt, maar de letters dansen een onstuimige polka en weige-
ren zich tot een samenhangende reeks van woorden aaneen
te schakelen. Vanuit de bar dringt zijn stem in onverstaan-
baar gemompel tot me door. Ik laat me als vanouds meevoe-
ren met dat donkere, bronzen timbre.
CIRCUMPLAUDO 15
Destijds was zijn zware stem in volstrekte harmonie met zijn
postuur. Hij scheen zich er nauwelijks van bewust hoe groot
het effect daarvan op vrouwen was. Ik voelde me immens
bevoorrecht boven hen die vruchteloos hun charmes op hem
loslieten. Nochtans bekroop me met regelmaat de vrees dat
hij me ooit zou verlaten en die heilloze gedachte liet mij
nooit geheel los.
De pijn in mijn been neemt gestaag toe en zuchtend ga ik
verzitten. Ik kan het onmogelijk veel langer uithouden op
deze stoel.
Ik schrik hevig wanneer de ober plotseling naast me op-
doemt.
‘Heeft het gesmaakt, mevrouw?’
Hij stapelt het serviesgoed op en hopelijk trekt het geluid
niet Twans aandacht.
‘Ja, zeker.’ Ik tracht mijn stem zoveel mogelijk te dempen.
‘Mag ik afrekenen, alstublieft?’ Na dit intermezzo verlies ik
me opnieuw in overpeinzingen.
Zijn stem kon zowel liefdevol strelen als genadeloos kwetsen
en dat laatste sloeg diepe wonden in mijn ziel. Desondanks
verzon ik allerlei verzachtende omstandigheden voor zijn
gedrag. Mijn liefde voor hem deed mij steeds vaker en ver-
der de grenzen verleggen van hoe hem te behagen. Ik gaf en
hij nam: mijn lichaam, mijn energie, mijn geld, mijn identi-
teit. Alles. Hij was mijn enige behoefte, ik at, dronk en
ademde hem. Meer dacht ik niet nodig te hebben.
De ober is bezig de tafeltjes in mijn buurt af te ruimen en ik
merk dat ik de enig overgebleven gast ben in dit gedeelte
CIRCUMPLAUDO 16
van het restaurant. Ik vang nog steeds flarden op van het
gesprek tussen Twan en zijn gesprekspartners. Helaas leidt
de weg naar de uitgang langs de bar en ik zal de voorzienig-
heid prijzen als het me zo dadelijk gelukt ongezien weg te
sluipen.
Het keerpunt diende zich abrupt aan op een bedrijfsfeestje.
Twan had een verse megaopdracht in zijn portefeuille, het-
geen gepaard ging met een royale salarisverhoging. We wa-
ren even uitgelaten als tieners en genoten volop van de heer-
lijke cocktails die op grote dienbladen werden aangeleverd.
Het leven had ons lief.
Al gauw vertroebelde ons beneveld brein een helder zicht
op het gevaar dat een trap kan opleveren. Vanuit de tot
feestzaal omgebouwde kelderruimte begaven we ons naar
boven om buiten wat verkoeling te zoeken: hij luidkeels zin-
gend, een arm om een vrouwelijke collega geslagen, beurte-
lings twee treden op en één neer. Ik volgde enkele treden
lager. Plotseling raakte hij me door een maaiende beweging
van zijn arm waardoor ik het evenwicht verloor en met een
smak onderaan de stenen trap belandde. Ondanks de hevige
pijn, ontwaarde ik tot mijn ontzetting het tafereel dat haar-
scherp en onuitwisbaar in mijn geheugen staat gebeiteld.
Zijn opgetrokken schouders en gespreide armen kenschets-
ten ondubbelzinnig de woorden: sorry liefje, in de gegeven
omstandigheden kan ik je onmogelijk te hulp komen, waar-
na hij zijn arm in die van het meisje haakte en zwalkend de
laatste, opwaartse treden liep. Daarna zonk ik weg in een
genadige bewusteloosheid.
In het ziekenhuis constateerde men, afgezien van een ga-
pende hoofdwond, een zeer gecompliceerde beenbreuk.
CIRCUMPLAUDO 17
Sindsdien is mijn stok een onmisbare metgezel.
Het werd me pijnlijk duidelijk dat ik me vrijwillig door
deze man naar de afgrond had laten leiden. Met het laatste
restje gevoel van eigenwaarde maakte ik een einde aan onze
relatie.
Ik sta moeizaam op en kom slechts stapvoets vooruit. De
stok volgt het trage ritme van mijn voetstappen. Mijn blik is
strak gericht op de brede deur naar buiten, evengoed zie ik
vanuit mijn ooghoeken een gedaante naderbij komen.
‘Ben jij het echt? Hanneke? Meisje toch...’
Die stem, die bronzen stem! Ik tracht Twan te negeren,
maar hij grijpt mijn arm en houdt me staande. Onwillig sla
ik mijn ogen naar hem op en ineens lijkt geen macht sterk
genoeg om me te pantseren tegen zijn overweldigende aan-
trekkingskracht. Ik trek me los uit zijn greep en doe een stap
achterwaarts.
Mijn stok raakt hard de zijkant van zijn hoofd. Bloed sij-
pelt in straaltjes door zijn baardharen en vormt grillige pa-
tronen op zijn witte overhemd. Hij staart me aan, zijn blik
vol ongeloof. Zijn stem, die in mijn hoofd nimmer zal ver-
stommen, zwijgt.
Ik strompel naar buiten, de avond in.
CIRCUMPLAUDO 18
Kees Engelhart WAAROM ZOU IETS DAT GEEN FUNDAMENT BEZIT
1 Waarom zou iets dat geen fundament bezit Waardevol zijn Is dat een vraag Kan daarmee iets gemeten worden Verborgen worden Weggegooid Is het mogelijk Wit verleden te maken Kalmer dan water Is dat het geval Begin met een boomhut Iets dat al lang verdwenen is Buig voor aanbevelingen Bespied naakte feiten Zeg er niets over Wind is er langs gegaan Regen viel er Onwrikbaar op neer Valt daar iets te wegen Iets te beamen Flinterdun ijs zeggen we IJs van een enkele nacht Niet iets om overheen te gaan Prairies zijn woestijnen En woestijnen de zee
CIRCUMPLAUDO 19
2 Die almaar roept en wenkt Geen magistratuur kent Van zonde vrij is Waarop geen enkele misdaad Aanspraak maken kan Als vanzelf ontstond Ons achterliet Gekoesterd Uiterst kwetsbaar Alle aantijgingen onschadelijk makend Is de vloot Met een verrekijker Nog juist te zien De avond valt het is warm Het eiland links Waarvan men zegt Dat het ijdel is Tuigt zich op en Laat haar schittering ontluiken Een soort ziekenhuis Om heen te gaan In geval er niemand is Die weet heeft van hetzelfde Ook dierentuinen zijn geschikt Mits het winter is En dat het regent
CIRCUMPLAUDO 20
Karen van Soomeren
De waarneming voorbij
In het schijnsel van de lantarenpalen wist de voorgevel van
het zwembad zich te onderscheiden van de overige donkere
schimmen. Alles daarachter werd opgeslokt door de duis-
ternis. Het kleine tl-balkje boven de voordeur veranderde
daar niets aan. Hoewel hij gemakkelijker uit bed kwam
wanneer het buiten al licht was, maakte de herfst het hem
eenvoudiger. Rustig liep hij naar het met stenen gevulde
gaas dat een siermuur langs de oprit van het zwembad
vormde. Hij zette zijn handen op de schouderhoge muur en
duwde zichzelf omhoog. Soepel wisten zijn voeten zich on-
der zijn lichaam te voegen. Hij liep over de siermuur naar de
omheining die haaks op de siermuur stond en twee keer zo
hoog was. Net zoals hij op de siermuur geklommen was,
klom hij ook op de omheining. De architect had het te ge-
makkelijk gemaakt. Voorzichtig liet hij zich aan de andere
kant zakken voordat hij het laatste stukje sprong. Hij plofte
op het grasveld. Door het raam aan de zijkant zou pas licht
gaan branden wanneer de eerste medewerker via de voor-
deur naar binnen was gekomen en de lichten aandeed. Dit
zou over een paar minuten gebeuren. Daarna zou deze me-
dewerker de zijdeur en branddeuren openen. Tien minuten
later zou het zwembad daadwerkelijk open gaan. De eerste
zwemmers zouden al voor de deur staan te wachten totdat
CIRCUMPLAUDO 21
ze naar binnen mochten.
Hij leunde tegen de muur aan, zijn gedachten dwaalden
af naar de sollicitatiebrieven die hij later die dag wilde
schrijven. Een weeïg gevoel kroop vanuit zijn buik omhoog.
Wanneer was zijn laatste sollicitatiegesprek geweest? Vier
maanden geleden? Of waren het er vijf? Het licht in het
zwembad ging aan en even later hoorde hij een sleutel in het
slot ronddraaien. Nog een paar minuten geduld en daarna
was het zijn uur. Een uur waarin zulke gedachten niet be-
stonden. Tegen zijn vrouw zei hij altijd dat hij ’s ochtends
ging wandelen. Ook al wist hij dat zij wel beter wist. Maar ze
zei er niets van. Er waren nu eenmaal perioden in het leven
waarin je het je niet kon permitteren om bepaalde normen
te hanteren.
Hij liet zijn benen over de rand bungelen. Het water voelde
fris aan, precies zoals hij het liefste had. Hij liet zich vallen
en ging kopje onder. Eenmaal boven spoelde hij de shampoo
uit zijn brilletje, zette het op en zette zich tegen de kant af.
Door zijn stroomlijn gleed hij soepel door het water heen.
Zijn aandacht ging slechts nog uit naar de manier waarop hij
zwom. De doorhaal van zijn armen, de stand van zijn han-
den, de voortstuwing vanuit zijn voeten en de rompstabili-
teit traden op de voorgrond. De zwarte T onder hem liet
hem weten dat het na twee slagen tijd was voor het keer-
punt. Tijdens de koprol voelde hij hoe hij iets teveel naar
links helde. Daar moest hij echt aan werken. Na tien banen
ingezwommen te hebben, bleef hij aan de kant staan om wat
water uit zijn bidon te drinken. Door de grote glazen wand
langs het bad zag hij hoe het licht begon te worden. Roze en
CIRCUMPLAUDO 22
paarse strepen maakten plaats voor een paar oranje scha-
penwolken. De kleine gezette badmeester die langs de rand
van het bad slenterde, knikte naar hem. Hij stak zijn hand
op. De medewerkers waren kennelijk geen ochtendmensen.
Niemand herinnerde zich ooit dat hij niet via de ingang naar
binnen was gekomen. Hij had de afgelopen jaren nu een-
maal tot de vaste club zwemmers behoord. Vorige week had
de baliemedewerker zelfs opgemerkt dat hij er duidelijk fris-
ser uitzag in vergelijking met hoe hij die ochtend binnen was
gekomen. Het menselijk brein volgde zijn eigen regels.
Een vrouw van een jaar of dertig kwam binnenlopen en
liep doelgericht op baan vijf af. Ze ging op de rand zitten,
deed haar haar in een knot en zette haar badmuts met de
tekst ‘first in the pool’ op. Haar brilletje volgde, ze liet zich
in het water zakken en begon met inzwemmen. Hij richtte
zich weer op het water voor hem. De mannen in de baan
naast hem zwommen breeduit een oude wijvenschoolslag
waardoor ze hun gesprek konden voortzetten. Ze bleven
echter uit zijn baan, waardoor hij vlinderslag kon zwemmen.
Hij haalde diep adem en dook het water in. Na zijn onder-
waterfase schoot hij vlak over het water heen en dook weer
onder het oppervlak. De eerste zonnestralen schenen het
bad in. De lichtbundels zochten hun weg naar de bodem.
Met een flinke vaart zwom hij door de gouden waterstralen
heen. Hij tikte aan en keerde om. Plotseling zag hij een dag-
pauwoog boven het water fladderen. Het moest een van de
laatste van dit jaar zijn. Het diertje was kennelijk op zoek
naar een plek om te landen, want iedere keer naderde het
het wateroppervlak om vervolgens weer omhoog en daarna
een andere kant op te vliegen. Zijn hoofd dreunde tegen de
CIRCUMPLAUDO 23
kant aan. Hij was er al. Een pijnscheut resoneerde door zijn
schedel. Het zwembad draaide, vervaagde en werd weer
scherper.
‘Gaat het wel met u?’ een van de drie jonge mannen, die
in baan vier hadden rondgecirkeld, was gestopt. De andere
twee volgden zijn voorbeeld en staarden hem aan.
‘U klapte flink tegen de muur op. U kunt het zwembad
maar beter uit gaan,’ de langste van het stel, die ondanks
zijn mannelijke voorkomen een zandloperfiguur had, stond
nu naast hem en duwde hem richting de kant. Zonder na te
denken liet hij hem zijn gang gaan. Bij het trappetje klom hij
uit het water.
‘Bedankt.’
‘Zal ik u naar een dokter brengen?’
Resoluut schudde hij zijn hoofd, iets waar hij direct spijt
van had.
‘Het gaat wel. Even wat drinken en dan ga ik rustig naar
huis.’ De man haalde zijn schouders op en ging weer terug
naar baan vier. Gelukkig maar. Een doktersbezoek kon hij
nu niet gebruiken. Niet nu zijn vrouw en hij besloten had-
den om het eigen risico van de zorgverzekering te verhogen
omdat ze zelden wat hadden.
Voorzichtig liep hij het zwembad uit. Bij iedere beweging
dreunde het in zijn hoofd. De manier waarop zijn omgeving
draaide gaf het geheel een nieuwe dimensie. Hoewel hij het
liefste direct naar huis zou zijn gegaan, liep hij de andere
kant op. Hij moest in het ritme blijven. Hij mocht niet opge-
ven, hij zou maar net die ene keer een uitnodiging krijgen.
Zo snel als zijn hoofd het toeliet, wandelde hij naar het cen-
CIRCUMPLAUDO 24
trum. De grote gele M zwaaide boven zijn hoofd heen en
weer, terwijl hij probeerde te ontdekken welke deurklink hij
vast moest pakken. Eenmaal beet duwde hij de deur open.
Bij de tweede deur had hij geluk, er kwam net iemand naar
buiten. Binnen was het rustig. Achterin zat een stelletje kof-
fie te drinken uit kartonnen bekers. Het blonde meisje met
de knalrode lippenstift dat achter de balie stond, speelde
verveeld met haar smartphone. Hij hoefde geen moeite te
doen om ongezien naar de wc’s te gaan. In het toilethokje
liet hij het deksel vallen. Het viel vandaag mee. De vloer
plakte een beetje, maar het stonk er bijna niet. Hij haalde
zijn oude abonnementloze mobiel uit zijn jas. Het kostte
hem moeite om zich op het kleine schermpje te concentre-
ren. Hij maakte verbinding met Wi-Fi en controleerde zijn
e-mail. Op wat spam na, was er geen nieuwe e-mail. Zuch-
tend zette hij zijn telefoon weer uit. Eerst nog even langs het
uitzendbureau om te kijken of er nieuwe vacatures bij waren
gekomen. Daarna eindelijk naar huis.
De deur kreunde terwijl hij hem openduwde. Het was fris in
de ruime hal. Hij schopte zijn schoenen uit, gooide zijn tas
in een hoek en liet zijn jas van zijn schouders glijden. Ver-
baasd keek hij om zich heen. De kapstok was van hout in
plaats van roestvrij staal, de reproductie van ‘Caféterras bij
nacht’ aan de muur had hij nog niet in zijn eigen huis gezien
en de wanden leken wel geel. Hoe hard was die klap wel niet
geweest? Hij deed de deur naar de woonkamer open. Daar
was het hetzelfde verhaal. Het oranje behang waar de zon op
viel, straalde warmte uit. Er hingen diverse reproducties.
Van Picasso tot Monet. Een beige suède hoekbank vulde een
CIRCUMPLAUDO 25
groot deel van de kamer, een koloniale eikenhouten tafel
nam een ander deel voor zijn rekening. Aan die tafel zat zijn
vrouw. Verstopt onder een zwarte hoody waarvan ze de ca-
puchon over haar hoofd had getrokken. Hij keek tegen haar
rug aan.
‘Schat? Hoefde je niet te werken?’ Hij ging naast haar zit-
ten. Ze prikte met een vork in een stukje brood, haalde de
vork eruit en prikte de vork er weer in. De oude kaas die op
het brood lag brokkelde steeds verder af en kwam op het
bord terecht. Hij ving een glimp op van de zijkant van haar
gezicht. Haar blonde steile haar was verdwenen, hij zag al-
leen maar huid. Haar linker wenkbrauw was opgetekend
met lichtbruin oogpotlood en haar ooglid was wimper loos.
‘Wat is er gebeurt? Waar is je haar? Langzaam draaide ze
haar hoofd zijn kant op. Hij wist niet of ze hem nu aankeek
of langs hem heen staarde. Haar blik was leeg. Ze richtte
zich weer op het bord. Hoewel haar hand beefde, begon ze
steeds sneller in het brood te prikken. Totdat het uit elkaar
viel. De punten van het eetgereedschap vlogen omhoog en
schoten vervolgens weer naar beneden. Een koude metalen
scheut trok door zijn hand. Zij schoof haar stoel naar achte-
ren en verliet de kamer. Zijn blik bleef op de deur hangen,
totdat hij een stroompje over zijn rechterhand voelde lopen.
De vork zat in zijn hand. Zonder erbij na te denken, trok hij
het stukeetgerei uit zijn hand. Het bloed gutste nu uit de vier
gaatjes. Hij stond op en probeerde zonder teveel te druppe-
len de keuken te bereiken. Hij greep naar de keukenrol en
wond een paar vellen om zijn hand. Hij schrok op van het
geluid van de voordeur die dichtviel.
‘Heleen...’ Hij wankelde naar de deur die toegang gaf tot
CIRCUMPLAUDO 26
de hal, maar botste tegen een ladekastje. Haar agenda viel
op de grond. Er vielen losse papieren en een folder uit. Hij
schoof alles bij elkaar en wilde het terug stoppen toen zijn
blik op de medische informatiefolder viel. Hij draaide de
agenda om. De letters CK stonden bij vanmiddag. Hij bla-
derde door. Over twee weken stonden de letters er weer en
twee weken daarop weer. Zijn lichaam negerend sprong hij
op, rende de gang in, schoot in zijn schoenen en vloog de
deur uit.
‘Heleen!’
Het was donker. Zijn stem vervaagde in de wind. Het hui-
zenblok voor hem brokkelde voor zijn ogen af. Van de mu-
ren bleven randen van één a drie stenen hoog over. Overal
lagen dakpannen, versplinterde planken en bakstenen. De
wind striemde in zijn gezicht, trok aan zijn kleding en rukte
de vellen keukenrol los. Hij opende zijn hand en liet ze gaan.
Het schijnsel van de enige lantarenpaal die nog enigszins
overeind stond, knipperde. De tussenpozen werden steeds
langer. Hoe moest hij Heleen hier vinden? Of moest hij nu
juist op bed gaan liggen? Rusten? Deed zijn hersenschud-
ding hem dingen zien die er niet waren? Net zoals tien jaar
terug toen hij midden op straat een vrouw zag die er niet
was. De volgende dag had hij met 40 graden koorts op bed
gelegen en wist hij niet eens meer wie hij zelf was. Alleen
was dit anders. Te echt. Hij voelde de wind, het kippenvel
stond op zijn armen, het bloed sijpelde uit zijn hand en de
blik in Heleens ogen had hij zich nooit zo kunnen voorstel-
len. Niet alleen duizelde zijn hoofd, hij voelde de onrust
door zijn neuronen knetteren. Dan maar lopen. Alles beter
dan niets doen. Voorzichtig begon hij zich een weg door de
CIRCUMPLAUDO 27
duisternis te banen. Af en toe zag hij de contouren van iets
dicht naast hem. Hij hoopte maar dat het puin was. Omdat
hij het ook niet wist, riep hij af en toe Heleens naam. Zag hij
nu ook een lichtje in de verte? Het was een houvast, die kant
ging hij op. Ineens werd hij bij zijn arm gegrepen.
‘Ben je helemaal gek geworden?’ De lippen raakten bijna
zijn oor. De persoon trok hem mee. Hij liet het gebeuren. Ze
sloegen rechtsaf en wisten redelijk snel door een labyrint
van brokstukken te manoeuvreren. Slechts twee keer stootte
hij met zijn voeten ergens tegenaan. De gedaante begeleidde
hem met zachte dwang een trap af. Daarna trok de persoon
aan iets waarvan hij vermoedde dat het een grendel was.
Langzaam duwde hij iets opzij en hem naar binnen. Nadat
de persoon ook binnen was en de deur vergrendeld had
werd het rustig. De gierende wind was verdwenen. Hij zag
verderop een paar lichtbundels.
‘Pas op.’ Nu hoorde hij dat het een mannenstem was en
herkende deze. Het licht ging aan. Hij knipperde met zijn
ogen. Zijn buurman schudde zijn hoofd en keek hem aan. Ze
stonden in de hal van iets wat van binnenuit op een bunker
leek. In de grote ruimte die aan de hal grensde, stonden tien
stretchers. Slechts vijf werden in gebruik genomen door een
vrouw, een man, twee jongens en een meisje. Ze knipten
hun zaklantaarns uit en keken even om. Kennelijk was het
niet erg interessant, want de man en vrouw draaiden zich
weer om en de kinderen kropen bij elkaar op een stretcher.
Het meisje pakte een doos die onder de stretcher lag en
haalde er een mens-erger-je-niet-bord uit.
‘Waar was je mee bezig? Wat doe je midden op de dag
buiten? Hoofd gestoten of gewoon levensmoe?’
CIRCUMPLAUDO 28
‘Nou, ja. Ik heb mijn hoofd wel gestoten.’
‘En dat was genoeg om de oorlog te vergeten? Om naar
buiten te gaan wanneer het donker is?’
‘Maar wat deed jij dan buiten?’
Zijn buurman kneep zijn blauwe ogen tot spleetjes en
trok hem aan zijn arm dichterbij: ‘Niet hier. We mogen dan
wel een schuilkelder delen, maar we bespreken hier geen
tactieken.’
‘Waar is Heleen?’
‘Wie?’
‘Heleen. Mijn vrouw?’
‘Ga even liggen. Rust uit.’Hij ging op de dichtstbijzijnde
stretcher liggen en sloot zijn ogen. Het leek alsof zijn li-
chaam draaiend in een diepte gegooid werd. In de verte
hoorde hij de stem van de buurman: ‘Hij is het kwijt. Ik
denk dat het hem teveel is geworden. Hij is volledig doorge-
draaid.’
‘Schat?’ De druk op zijn schouder nam toe. Langzaam deed
hij zijn ogen open. Heleen keek hem aan. Haar lange blonde
haar raakte bijna zijn gezicht zoals ze nu over het bed heen
hing. Haar volle zwarte wimpers vormden een krans om
haar grijze ogen. Ze had haar witte werkbroek en –shirt aan.
‘Waar kan ik je voor wakker maken?’
‘Wat? Je maakt me wakker.’
‘Zo ken ik je weer. Eigenlijk bedoelde ik waar ik je mee
zou kunnen verrassen. Maar ik geloof dat je ieder uur wak-
ker maken al voldoende verrassing is. Ik moet alleen zo naar
mijn werk, dus je moet nu wel opstaan. Ik kom tussen de
middag wel langs. En ik zal je sowieso ieder uur even bellen.
CIRCUMPLAUDO 29
Hier is je mobiel, ik leg hem op het nachtkastje. Ik had ook
al ontbijt gemaakt. Kan ik nog wat voor je pakken?’
Hij keek om zich heen. Het was hun eigen vertrouwde
slaapkamer met de bij elkaar passende kledingkast en
nachtkastjes.
‘Maar je haar, de woonkamer en gang, de buurman.’ Had
hij alles gedroomd?
‘Rustig aan schat. Je hebt een hersenschudding. Ik heb je
vannacht ieder uur wakker gemaakt. Waarom denk je an-
ders dat ik nu wat meer make-up nodig heb dan normaal?
Maar het geeft niets. Blijf vandaag lekker thuis. Dan komt
het goed.’
Moeizaam probeerde hij omhoog te komen. Het duizelde
hem nog steeds.
CIRCUMPLAUDO 30
Rabin Gangadin
De reis naar Suriname Fragment
Direct nadat het blauwe KLM-toestel met ca. 265 passagiers
in haar pens, bijna allemaal Surinamers, haar neus omlaag
drukt, vervolgens haar driewielige poten uit haar buik-
schacht tevoorschijn tovert om ermee het stukje Surinaamse
gepolijste maankrater dat voor een internationale landings-
baan mag doorgaan een reeks robuuste tikken te geven, be-
ginnen handen met beringde vingers ongeveer op dezelfde
maat extatisch te klappen. Een paar zouden bij het aan-
schouwen van de snel voorbijtrekkende bruine watermassa,
die vanuit deze hoogte op een modderige streep, zich een
kromme weg banend tussen de stroken groene vegetatie,
lijkt het liefst met een betraand gezicht land in zicht willen
uitgillen. Donos Juanos vraagt Suzette die gedurende de
hele reis als reiziger naast hem heeft gezeten en zich geen
ogenblik van haar plek losweekte, zelfs toen anderen dat wel
deden om even van hun zithouding af te kicken, naar haar
gegevens voor een mogelijke ontmoeting in Paramaribo ten
tijde van zijn verblijf. Hij had met haar de hele reis door een
prettige conversatie die van het zakelijk-informatieve af-
gleed naar een zakelijk-persoonlijke en tegen het einde van
de vliegreis die acht uur geduurd heeft, transformeerde tot
een amoureuze woord- en blikuitwisseling. Voor Donos Ju-
anos was het duidelijk dat Suzette voor hetzelfde doeleind
CIRCUMPLAUDO 31
naar Suriname reisde als hijzelf, namelijk het in levenden
lijve ontmoeten van een imaginaire internetpartner, die bei-
den hopen in vleselijke gedaante te kunnen downloaden.
Opmerkelijk was dat allebei het erover hadden maar er niet
enthousiast en hartstochtelijk over uitweidden. Bij Donos
Juanos was er ten aanzien van deze reis echter nog één ding
extra bijgekomen namelijk het verzamelen van indrukken
tijdens zijn verblijf in Suriname die hij in zijn roman zou
willen verwerken en het doen van archiefonderzoeken voor
zijn essay waarin hij wil aantonen dat de Surinamer eigen-
lijk niet bestaat. Suzette had er verrukt en verbaasd naar
geluisterd toen Donos Juanos het met haar over dit onder-
zoek had. Ze zei zelf antropologe te zijn maar ondanks haar
specialisatie in Niet-westerse culturen er nooit bij te hebben
stilgestaan dat de Surinaamse bevolking een verzameling
passanten zou zijn zoals Donos Juanos stelt en dat Surina-
me bijgevolg een vertrekhal zou zijn voor bijna al de Suri-
namers die zich het liefst heel gecultiveerd elders in de we-
reld zouden willen vestigen. Suriname zouden zij nooit uit
hun geest verbannen en het met vakantie blijven aandoen,
enerzijds uit een gesublimeerde vorm van nostalgie en an-
derzijds om hun gemaltraiteerde ego tengevolge van de mis-
kenning in het vreemde land, een boost te geven. De Suri-
namer zou volgens Donos Juanos lijden aan een zelfkoloni-
serende inborst doordat die de neiging heeft economische
asielzoekers die er de boel komen overnemen te bejegenen
met een slaafse onderdanigheid, ongeveer op dezelfde wijze
zoals Indiërs dat met blanke West-Europeanen en Amerika-
nen doen terwijl zij strebers uit het eigen gelederen het liefst
meteen zien sneuvelen met het ondernemingsplan in de
CIRCUMPLAUDO 32
hand. Volgens Donos Juanos zou de gemiddelde Surinamer
er als de dood voor zijn wanneer een buitenstaander met
betrokkene het over de verworvenheid en faam van een an-
dere Surinamer zou hebben. Hij zakt liever door zijn eigen
geraamtestelsel dan zoiets verschrikkelijks te moeten aan-
horen. Hierdoor zou er nooit een basis zijn ontstaan voor
een Surinaams volk dat zich de tijd en ruimte zou gunnen
om één volksgevoel, één volksideaal, één volkstaal en één
volksmentaliteit te doen verwezenlijken. Het Nederlands is
weliswaar een taal waar een ieder in weet te gillen maar is er
tegelijk één waar men geen enkel ideaal naar hogere regio-
nen mee heeft weten te tillen. Ten aanzien van het romanti-
sche gedeelte liet Suzette zich tussen neus en lippen door
ontvallen dat Donos Juanos haar gevoelens ietwat in de war
had gebracht en dat zij daardoor plotseling er wat moeite
mee begon te krijgen om vol overgave op haar internetdate
te willen afstormen. Ze zou iemand zijn die erg veel waarde
zou hechten aan een potige conversatie met kwaliteitsin-
houd en humor en uiteraard zou daarbij het voorkomen ook
een belangrijke rol spelen.
Donos Juanos stelde haar gerust dat haar absoluut een kan-
jer van een date zou staan te wachten en waar ze nimmer
spijt van zou krijgen. Op zijn vraag of een date in Suriname
op toevalligheid berustte zei ze dat haar moeder, een Neder-
landse, zich erg veel verdiepte in de literatuur over Surina-
me die zij die dan ook haar ter lezing in de handen drukte.
Haar Surinaamse vader zou zoals de meeste Surinamers niet
van lezen houden en was meer bezig te swingen op een Su-
rinaams nummer dat hij graag opzette en dat opgebouwd
CIRCUMPLAUDO 33
was uit een monotone herhaling van de regel: “Zullen wij
maar weer een potje dansen…” Enkele Nederlandse pest-
koppen die toevallig over de galerij liepen en zich ergerden
aan deze opzwepende tropische geluidsmassa begonnen pa-
rodiërend ook luid mee te zingen maar verhaspelden de re-
gel in: “sille oewwe maar oewweer een potje nikkerbol
boewwegen…”
Nadat Donos Juanos een meewarige blik op al de enthou-
siastelingen heeft geworpen, schaart hij zich netjes tussen
de stoethaspelige menigte om vervolgens in de ontvangsthal
van luchthaven Zanderij persoonlijk getuige te mogen zijn
van de aanschouwelijke demonstratie van de wet der traag-
heid uit de natuurkunde. Vanaf het vliegtuig is het een hele
expeditie om naar de ontvangsthal van de luchthaven toe te
lopen met bagage en al. Het Surinaamse wegennet op zich is
verstoken van een behoorlijk openbaar vervoer laat staan
dat men voor deze transfer een trolley zou kunnen inzetten.
Degenen die slecht ter been zijn moeten maar rekenen op de
begenadiging van een passagier die voor deze reis net niet te
overdadig is bevracht om wat extra’s met zich te kunnen
meezeulen. De luggage handling in de luchthaven verloopt
via een enkele automatisch draaiende loopband, juister een
tracktor band die binnenstebuiten is gekeerd en in een
ovaalvormige structuur boven op een draaiding is bevestigd.
Als passagier moet je uit een opeenstapeling van bagages die
je voor je ogen in een iets sneller tempo voorbij ziet trekken
dan dat waarmee de dienstverleners op de luchthaven met
hun handen wapperen, je eigendom als een geluksnummer
er tussenuit zien te grissen. Donos Juanos moet zijn blote
armen die uit zijn mouwloze, luchtige shirt met een Miami
CIRCUMPLAUDO 34
Beach print erop steken telkenmale bij herhaling met hand-
gel reinigen omdat de bezwete lichamen van zijn ellendege-
noten er steeds tegen aan kleven hetgeen hij als ijdele heer
als zeer onaangenaam ervaart. Hij vindt het ook zonde van
de speciale body lotion en body creams waarmee hij zijn
huid vóór vertrek heeft behandeld. Tussen de zich verdrin-
gende menigte en de paspoortcontroleurs is er een enorm
geplaveid gebied dat begrensd is door kettingen. Vanaf die
afstand kan men de passagiers kritischer observeren waar-
onder te verstaan dat men zich veel ostentatiever kan aan-
stellen en interessant kan doen. Toch maant de redelijkheid
hem echter tot enige gelatenheid in de bestaande situatie
omdat dezelfde redelijkheid hem zachtjes influistert dat in
het zogeheten keurige, gave Nederland, de proletarisering
en hufterigheid dusdanig heeft toegeslagen dat zowel Neder-
land als Suriname op het gebied van klantgerichtheid en
klant- vriendelijkheid het temperament hebben van een
verongelijkte pitbull terriër.
Het is best gloeiend heet in Suriname. Langs de harde
zandwegen waar de taxi met Donos Juanos erin met knette-
rende banden hobbelt, verrijzen naaldbomen en unieke
palmen die met de overige vegetatie in een bepaalde geome-
trische formatie lijken te zijn gerangschikt. Het zand van
een open gekapt vlak met enige schamele bouwwerken erop,
deze laatste dienst doend als een tribaal gehucht, is door de
weerkaatsing van de zonnestralen oogverblindend wit ter-
wijl passerende auto’s wolken brandend stof in het gezicht
jagen. Een enkele keer ziet hij van de pick-ups, torenhoog
opgetast met koopwaar en een paar joelende mensen ertus-
sen alsof ze van de ene dierentuin naar de andere worden
CIRCUMPLAUDO 35
overgebracht. Boven de straten van Paramaribo bungelen de
verkeerslichten aan restjes scheepskabels waaronder lange
rijen verkeersdeelnemers ongeduldig staan te wachten tot
één van hen iets groenigs meent te kunnen ontwaren.
Meteen beginnen de weggebruikers obsceen scheldend, be-
velend en verwensend te claxonneren. Daar waar het om
gaat is dat de weggebruiker in Suriname het met een karige
lichtgevende uitrusting moet doen en verder tijdens het fu-
rieuze optrekken maar onderling moet zien te regelen hoe
men elkaar voorbijstreeft. Frontale aanrijdingen met dra-
matische gevolgen zijn in dit land een vereenvoudiging van
het omslachtige codicil
waarvoor er zoveel kostbare campagnes gevoerd zouden
moeten worden.
Zijn eerste nacht vergruist in het klassieke hotel Thorari-
ca, dat ondanks de beste wil en inzet van buiten- en binnen-
huisarchitecten nog lang niet de allure en ambiance heeft
kunnen meepikken van zelfs een lager gegradueerd hotel uit
een willekeurig omliggende Caraibisch gebied. Het perso-
neel is bepantserd met dezelfde klantvriendelijkheid als die
welke Donos Juanos een dagdeel tevoren had mogen trotse-
ren bij de medewerkers op de luchthaven Zanderij en als hij
onaardig zou willen zijn, bij de drugshonden van de Mare-
chaussee. Enkel de dames van de clean-and roomservice
maken een totaal andere indruk omdat zij bij het voorover
buigen hun rokjes extra panoramisch omhoog trekken met
de hoop kordaat te kunnen mogen reageren op een onbe-
duidende vingerwijzing van een hotelgast, die hen tegen
enige amoureuze zorgverlening wat euro’s zou kunnen offre-
ren.
CIRCUMPLAUDO 36
Donos Juanos zit bevangen in de imaginaire tedere om-
helzing met zijn Surinam beauty die hij uitsluitend van het
internet kent en dus de volgende dag voor het eerst zal mo-
gen bevoelen en bewonderen. Zijn eerste ontmoeting met
deze ultieme bezienswaardigheid vindt plaats op het terras
VAT, schuin gelegen tegenover zijn hotel zelf alwaar alle op-
zichtige Surinaamse Nederlanders zijn samengedromd alsof
ze bang zijn niet gezamenlijk te zullen mogen terugkeren
naar Nederland. De meeste hebben in hun houding graag de
uitdrukking dat ze afkomstig zijn uit Nederland hoewel ve-
len van hen na terugkeer onverwijld zullen terugvallen in de
leegte die ze op een afstand van 8000 km achter zich heb-
ben gelaten. Deze amusante opflakkering bij hen is maar
van zeer korte duur tot men het gevoel krijgt genoeg ge-
spaard te hebben voor een herhaling van dit luxueus osten-
tatieve vertoon.
Donos Juanos ziet de schoonheid met wie hij op deze plek
heeft afgesproken uiteindelijk komen aanlopen met een gra-
cieuze move, een lach die associaties oproept met alles wat
subliem is afgewerkt terwijl hij zich haast opgeslokt voelt in
de tedere fluwelige ogen van haar. Haar haast doorzichtige
dunne jurk die zij ruim boven haar knieën draagt terwijl de
welgevormdheid van haar welvende lichaam door de jurk
heen schijnt, verhevigt bij hem de vulkanische activiteit ach-
ter zijn gulp. Hij strijkt neer op een houten stoel, vervaar-
digd met een design dat eerder lijkt voort te vloeien uit een
Surinaams ambacht van willekeur en onverschilligheid dan
uit een ontwerp op een tekentafel. De uitstekende spaanders
die je kleding genadeloos doorboren, verraden dat men er
geen flauw benul heeft van precisiewerk. De erbij behorende
CIRCUMPLAUDO 37
tafel lijkt eerder als een houten match ertegenaan geschoven
te zijn dan als een exquis meubelstuk dat uitsluitend daarbij
zou kunnen horen. Donos Juanos hoopt bij Sonali een even
goede match te hebben gevonden als deze stoelen en de
aangeschoven tafel. Sonali is absoluut een vrije praatster
waardoor haar conversatie iets weg heeft van een dialoog in
een goedgeschreven roman, waarin iedereen een afgepaste
rol toebedeeld heeft gekregen. Er ligt een gewoonlijk verza-
digd glimlachje op haar bekoorlijk gezicht terwijl zij tijdens
haar vragenvuur haar spitse kin tegen haar hals drukt alsof
ze zichzelf berispt waarna ze Donos Juanos met haar eerlij-
ke, lichtbruine ogen opneemt, kennelijk om zich ervan te
vergewissen dat de man die tegenover haar zit, absoluut de-
zelfde is als op de foto’s en uiteraard ook blijkend uit talloze
brieven en e-mails, gelardeerd met zoetgevooisde, lyrische
en aandoenlijke woorden. “Hoe had jij je me werkelijk voor-
gesteld. Was dat overeenkomstig de internetpresentatie of
hield je toch een slag om de arm omdat jij je tevens voorbe-
reidde op onaangename verrassingen,” met welke vraag Do-
nos Juanos de verslindende sluikse observatie van elkaar
doorklieft. Sonali stoot gelijktijdig met een slok die zij via
haar rietje uit haar glas opslurpt, haast rochelend uit: “Dat
laatste.” Hierna vervolgt zij: “Weet je, je moet proberen me
goed te begrijpen. Die kerels in Nederland meten zich ken-
nelijk een meerwaarde toe omdat ze in Nederland wonen en
daardoor ervan uitgaan dat hun beurswaarde ook vorstelijk
is gestegen. Ze sturen foto’s op voor je waar ze nog minstens
tien jaar jonger op lijken en al het gewas nog op hun schedel
gekleefd hebben. Hoe zijn ze zo naïef om te denken dat ze
met hun kennelijk inmiddels aftandse uiterlijk voor mij
CIRCUMPLAUDO 38
denken te kunnen verschijnen en dat ze daarbij misschien
als excuus durven gebruiken dat ze het de laatste tijd erg
zwaar en druk hebben gehad waardoor hun uiterlijk tijdelijk
aan kwaliteit moest inboeten. Zoals je begrijpt heb ik in zulk
een mutant volkomen geen fiducie.” Donos Juanos zit met
een ingehouden goedkeurende lach en met een tedere fon-
keling in zijn ogen naar het ongedwongen cynisme van So-
nali te luisteren. Hij vraagt zich af of hij mentaal sterk ge-
noeg is een spel met haar te kunnen spelen. Zij lijkt hem niet
kneedbaar en erg evenwichtig in de alerte zin. Zij weet blik-
semgoed wat zij wil en wat haar begeerte is. Zij komt speels
en gemakkelijk over maar haar geestelijke uitrusting is daar
het tegendeel van. Maar hetzelfde beeld is van Suzette in
hem blijven hangen waardoor hij zich realiseert dat hij elke
pret met deze twee dames beter uit zijn hoofd kan halen.
Het wordt voor hem kiezen of verliezen. Donos Juanos
drukt met een korte wijngolf uit zijn glas de zich opdringen-
de droogte in zijn keel weg en vraagt Sonali voorzichtig:
“Ben jij tijdens een surfing op het internet een dating-
procedure ingestapt of heb je het bewust en gemotiveerd
gedaan. Naar jouw uiterlijk te oordelen zou je kerels van je
af moeten meppen in plaats van hen uit eigener beweging
opzoeken en dan uitgerekend via een datingsite waar iedere
kerel zijn gefacelifte muilkorf als een bezienswaardige kanis
tussen alle andere kiekjes op het screen plet.” Sonali weet op
dat moment niet of zij zich even de tijd moet gunnen om op
haar gemak te moeten lachen om de formulering van de
vraag of dat zij meteen op de vraag ingaat.
CIRCUMPLAUDO 39
Kees Engelhart ONGEACHT DE WERKING VAN HET APPARAAT
1 Ongeacht de werking van het apparaat Ongeacht de snijdende pijn die het toe kan brengen Ongeacht de prijs ervan Het wordt begeerd Aanbeden Veracht In beginsel wordt erover gedroomd Meegenomen op lange wandelingen Die ieder voor zich Een Op zijn zachtst gezegd Opmerkelijke kijk op de zaak ten beste geven Afgestoft Opgepoetst Het wordt er niet schoner of mooier van Verandert niet Slaapt met een vijand Een geliefde Soms drie dagen achtereen Bij nacht wanneer het zingen gaat Sluiten ramen zich Openen ramen zich Is er leven op straat Zijn uiterst lage stenen muren Vrijwel onzichtbaar geworden Kortom er gebeurt iets Dingen vinden plaats Die zonder deler zijn
CIRCUMPLAUDO 40
2 Volmaakt stil houdt het Zich achteloos voorbereidend op het lied Neemt grote Noch kleine stappen Wenkt niemand Het is laat Tot de orde roepen maakt geen onderdeel uit Van het decreet Volkomen vrij in doen en laten Weigert het plotseling De zang aan te vangen Gedurende vijf seconden Begint daarna gewoon Alsof er niets heeft plaatsgevonden Maak daar geen misbaar over Over dat wachten Het zal geen enkel nut dienen Behalve ontlading van ergernis Zo genoemd misschien Vanwege onze onbeholpenheid Het bijvoorbeeld drie dagen najagen Volstrekt zinloos Vast staat dat het dan slaapt Onvindbaar is Dat is een wet Ongeschreven weliswaar Maar een wet Evenzogoed
CIRCUMPLAUDO 41
3 Kostbaar aangezien het zeldzaam is Enig in feite Nog nooit vertoond Onbrandbaar Diamant Verkoold hout Niet voor rede vatbaar Ligt het kalm Meestal zomers Op onoverzichtelijke buro's In zwaar gekoelde magazijnen Onder jonge berkjes Dobbert voort op een rivier Genietend Zonder naam Die uiterst traag naar zee glijdt Aangezien er niet veel reliëf in het landschap Te bespeuren is Vandaar waarschijnlijk dat dobberen genietend Het stelt geen belang In de waarde die het kennelijk bezit Van hand tot hand gaan Verguisd worden Het lacht er niet eens om Voor het snijden dat het toebrengt Kan het zich niet verontschuldigen Zou dat nooit gedaan hebben Ook al had het die gave bezeten Nooit en te nimmer
CIRCUMPLAUDO 42
Arenda Huijsen
Het wonderlijke spel der zinnen
Het afscheid van Eva verliep buitengewoon kil. Fedor, het
afdelingshoofd, had een kus op haar wang gedrukt. Haar
mond wendde ze juist op tijd af. Haar handen waren droog
en koel, evenals haar ogen. Dit was het dan. Voorbij de
spannende uurtjes na werktijd wanneer de afdelingen waren
leeggelopen en zij al treuzelend wachtten op de stilte die zou
volgen na de laatste dichtgeslagen deur. Fedor dacht na over
zijn affaire met die afstandelijke, mooie vrouw die hem
nauwelijks een kijkje in haar privéleven had gegund. Ze had
steeds bijna zakelijk haar seksuele honger gestild.
Zijn gedachten die de ganse dag om haar heen cirkelden,
vonden een houvast zodra hij haar in zijn armen sloot. Nu
voelden ze ontheemd. Uit hun verband gerafeld. Toch kon
hij het plotseling opkomend besef niet negeren dat hun lou-
ter op seks gerichte dates weinig met romantiek en al hele-
maal niets met liefde te maken hadden gehad.
Twee maanden had hun verhouding geduurd. Plotseling
had ze haar vertrek aangekondigd. Zonder verklaring. Zo-
maar.
Enkele dagen later deed Eva’s opvolgster haar intrede. Een
groter contrast was nauwelijks denkbaar. Sanne was vrij
gezet en droeg een strak T-shirt dat haar weelderige boezem
CIRCUMPLAUDO 43
accentueerde, maar eveneens de vetrol om haar middel. Een
kuitlange rok en schoenen met een klein hakje maakten
haar outfit compleet. Haar gelaat met onregelmatige trek-
ken werd omlijst met een wilde bos peper-en-zoutkleurige
krullen. Fedor kreunde. Visioenen van de slanke, langbenige
Eva trokken aan zijn geest voorbij. Haar dansende haren als
ze op stelten van hakken kittig door het kantoor stapte. De
ultrakorte rokjes.
Zijn gedachten waren zodanig met hem aan de haal ge-
gaan, dat hij schrok van de lage stem naast hem. Hij keek op
naar het vriendelijke gezicht van de nieuwe secretaresse, die
herhaalde:
‘Wilt u hier uw handtekening zetten?’
Hij gromde heel even, tekende en staarde naar haar dei-
nende achterste toen ze zich verwijderde. Haar stem zou het
aan de sekstelefoon goed doen, bedacht hij zich plotseling.
Enkele weken later realiseerde Fedor zich dat het beeld van
Eva vervaagde en dat dat van Sanne steeds vaker in zijn ge-
dachten opdoemde. Ze was lief, innemend en geestig. Eigen-
schappen die hij niet direct associeerde met Eva. Sanne wist
hem dikwijls met kleine attenties te verrassen, zoals een
bonbon bij de koffie of een boek uit de bibliotheek over het
onderwerp dat een discussie tussen hen had losgemaakt. Bij
tijd en wijle, maar die gedachte durfde hij nauwelijks toe te
laten, stelde hij zich voor dat hij met Sanne de liefde be-
dreef. Dat beeld werd steeds vertrouwder en toen zij samen
over de laptop gebogen naar het beeldscherm tuurden, raak-
te zijn hand als bij toeval haar borst aan en bleef daar even
dralen. Ze keek hem ernstig aan, pakte zijn hand en legde
CIRCUMPLAUDO 44
die terug. Er sprak afwijzing noch boosheid uit het gebaar.
Ze ging rustig door met hetgeen ze bezig was.
Zijn blikken gleden steeds vaker naar de plaats waar hij haar
aanwezig wist. En zijn verlangen om met zijn handen door
die wilde haren te woelen en met zijn vingertoppen de ver-
borgen plekjes van haar lichaam te beroeren, groeide.
Tijdens een pauze viel zijn vraag ineens tussen hen in.
‘Ben je getrouwd of heb je een vaste relatie?’
‘Nee.’ Het kleine lachje deed haar ene mondhoek iets naar
boven krullen. ‘De ware Jacob heeft zich nog niet aange-
diend.’
Op een wonderlijke manier stelde dat hem gerust.
Terug op de afdeling achter zijn bureau trachtte hij zich
Eva voor te stellen, maar het enige beeld dat verscheen was
van een droomvrouw zoals afgebeeld op billboards langs de
snelweg: ondoorgrondelijk en ongenaakbaar.
Op zekere ochtend meldde Sanne zich ziek. Hij miste
haar intens, met inbegrip van al haar imperfecties.
Haar hele wezen zette zijn zinnen op scherp. En ze wist
het. Hij las het in haar ogen, in haar lichaamstaal, in de wij-
ze waarop ze zich tegenover hem gedroeg, hoewel niet in het
minst uitdagend.
Hij zocht diepgravend in zijn ziel naar een verklaring voor
het feit dat Sanne zoveel gevoelens in hem losmaakte, hoe-
wel ze, strikt genomen, geenszins aan het thans geldende
schoonheidsideaal beantwoordde.
Wat maakte haar voor hem zo onweerstaanbaar?
Was het omdat Eva geen gêne kende en Sanne daarente-
gen, althans naar buiten toe, de indruk wekte haar eer te
CIRCUMPLAUDO 45
bewaken, waardoor ze moeilijker te veroveren scheen?
Hij was van één ding rotsvast overtuigd: ooit zou zij zich
aan hem overgeven. Met heel haar liefdevolle wezen.
Toen Sanne hersteld op de afdeling terugkeerde, trok het
grote boeket bloemen op haar bureau direct haar aandacht.
Het kaartje vermeldde eenvoudig: ‘Ik heb je gemist. Fedor.’
CIRCUMPLAUDO 46
Kees Engelhart MISSCHIEN OOK NIET
1 Het is ontegenzeggelijk een nazomeravond De stilte die heerst bezit dat zuivere Ontsprongen uit het onzuivere Een andere verklaring valt niet te geven Verder reikt onze kennis van het zuivere niet De merel is al voor weken stilgevallen Of er voor dit alles een bepaalde noodzaak is Lijkt onwaarschijnlijk Echter daarvan overtuigd te zijn Zou hoogmoed zijn en voor de val komen Indien nodig Rust is hoorbaar in het wegrijden van Een verre auto Dat zeggen ze altijd Te veronderstellen valt dat Dat wat wordt gezegd Geen tegenspraak op zou moeten leveren De stelling alleen maar duidelijker maken zou Wat van tegenspraak Nooit de bedoeling kan zijn Kom Het is beter een sigaret te roken In de stoel bij het raam te zitten Van tijd tot tijd Rook de lucht in te blazen Zwijgend Niets te voelen Dat voelbaar is Kom Geef mij eens vuur
CIRCUMPLAUDO 47
2 Op zo'n ontegenzeggelijke zomeravond Waarin Als het raam openstaat Al dat geluid te horen is Kan niet veel bewegen Hoewel het heel bewegelijk is Wat veroorzaakt wordt Door afwezige wind Wat de verklaring is Voor wat algemeen als regel geldt Zonder iets te weten Daar te zitten Duister nader zien tredend Zoekend naar vergeten namen Niet te weten wat de noodzaak daarvan is Zoekend naar haar naam Die zoekgeraakt is Kom Blijf zitten in die stoel bij dat raam Rook nog eens een sigaret Volg de aanwijzingen die tussen de bevelen Staan Volg ze niet Protesteer Maak amok Of zwijg en reageer nergens op Misschien is dat wel het beste
CIRCUMPLAUDO 48
Titel: Een zee van sneeuw Auteur: R. DuBois
Aantal pagina’s: 110 ISBN 978-94-91409-16-5 Uitgeverij Nieuwe Druk
Prijs: € 15,00
CIRCUMPLAUDO 49
Titel: Brieven, 1985-1986 Auteurs: Jac.P. Meiland & H.A.M. Jutte
Aantal pagina’s: 220 ISBN 978 9079 430 000
Verkrijgbaar bij Pumbo.nl Prijs: € 16,00
CIRCUMPLAUDO 50
Titel: Ik vond de site beter… Auteur: Argibald
Aantal pagina’s: 106 Uitgever: Xtra
Bestel bij de webshop van Zone 5300 of Bol.com Prijs: € 9,90