52
Tijdschrift van de Natuurstudiegroep Dijleland Jaargang 4 I - Maart 20 I 3

De Boomklever Maart 2013

Embed Size (px)

DESCRIPTION

 

Citation preview

Page 1: De Boomklever Maart 2013

Tijdschrift van de

Natuurstudiegroep Dijleland

Jaargang 4 I - Maart 20 I 3

Page 2: De Boomklever Maart 2013

rS5 N �°'!UUR STUD 1 EG ROEP

Regionale werkgroep van Natuurpunt Studie vzw n atu u rpu nt Snid1t

Bestuur

• Kris Van Scharen (voorzitter/penningmeester), Korbeekstraat 27,

3061 Leefdaal, 02-7672638

• Bruno Bergmans, Klaverstraat 44, 8000 Brugge, 0498-760722

• Bart Creemers, Aarschotsesteenweg 420, 3012 Wilsele,

0496-893106

• Kelle Moreau, Korenbloemlaan 5, 3052 Blanden, 0486-125877

• Pieter Moysons, Engerstraat 144, 3071 Erps-Kwerps,

0499/28.82.89 • Hans Roosen, Abstraat 101, 3090 Overijse, 02-6879518

• Roel Uyttenbroeck, Langeveld 76, 3220 Holsbeek, 0495-628863

• Gert Vanautgaerden, Tulpenlaan 7, 3052 Blanden, 0477426868

• Koen Vandenberghe, Blijde Inkomststraat 85/5, 3000 Leuven,

0485162619

• Thomas Vandenberghe, Heilige-Geeststraat 6 bus 2, 3000 Leuven,

0474/40.96.09

• André Verboven, Groeneweg 60, 3001 Heverlee, 016-238184

Werkgroep vogels

• Algemeen coördinator: Kelle Moreau ([email protected])

• Watervogeltellingen, Luc Hendrickx( luchendrickx2003@yahoo.

com)

• Trektellingen: Frederik Fluyt ([email protected])

• Bijzondere Broedvogels: Pieter Moysons (pieter_moysons@

hotmail.com)

Werkgroep zoogdieren

• Archivering waarnemingen: Kelle Moreau

([email protected])

• Vleermuizen: Hans Roosen ([email protected])

• Hamster: Kris Van Scharen ([email protected])

Werkgroep bijen

• Archivering en rapportering waarnemingen: Koen Vandenberghe ([email protected])

Werkgroep planten en webmaster

• Themaverantwoordelijke: Thomas Vandenberghe

([email protected])

Website: www.natuurstudiegroepdijleland.be

Regiopagina: dij !eland. waarnemingen.be

Rondzendlijst Dijleland: Stuur een blanco e-mail naar:

[email protected]

Page 3: De Boomklever Maart 2013

Editoriaal

Op het moment dat deze Boomklever bij u in de bus valt zullen de eerste Oranjetipjes met hun frêle

schoonheid weer de weiden sieren, zullen de amfibieën al hun massale migraties beleefd hebben, zullen

de eerste bijen op verkenning gaan en laat ons ook niet vergeten dat bos en veld in onze Dijlevallei weer

zullen vergeven zijn van talrijke, -meestaJ- melodieuze vogelkoren. Zij luiden het nieuwe groeiseizoen

in en roepen om een partner, of ze laten even weten dat ze er zijn en vliegen weer naar verdere oorden

in het noorden.

Ik stel mezelf ieder jaar als plezierige oefening steeds de vragen: "Welke soorten zouden er dit jaar onze

vaJJei met een bezoek vereren en wat zouden de gebieden weer herbergen op deze voorjaarstrek ?" De

lente is, zoals iedere seizoensverandering, altijd weer een spannende aangelegenheid voor natuurlief­

hebbers. Daarnaast stel ik me dan ook de vraag: "Zou het diertje het hier zo leuk vinden dat het eens wat

langer zou blijven ... een gezinnetje stichten?"

Wie weet ...

Het laatste jaar werd er door de Natuurstudiegroep Dijleland nagedacht hoe we tot schattingen van

aantallen broedterritoria van bijzondere broedvogels voor de streek kunnen komen. Bij gebrek aan daad­

werkelijke veldgegevens probeert Kelle Moreau in dit nummer een aanzet te geven tot een schatting van

onze broedvogelrijkdom op basis van de gegevens uit waarnemingen.be. Er kwamen vele interessante

gegevens uit zijn schattingen zoals het stabiele aantal territoria voor Patrijs, de behoorlijk hoge aantallen

Havik en helaas ook het ontbreken van betrouwbare gegevens voor die soort die onze boscomplexen zo

typeert: de elusieve Middelste bonte specht. Het moet gezegd, toen ik het artikel nalas begon het bij mij

direct te kriebelen om het veld in te gaan en goed op te letten en te noteren. De bijzondere broed vogels

zijn de aandacht meer dan waard want zij zijn goed zichtbare soorten die bekender zijn bij het grote

publiek en zo als weergave kunnen dienen van de toestand van onze mooie regio. Zij behoren ook tot de

soortengroep die onze natuurstudiegroep al het langste opvolgt. Daarnaast verlangt het van natuurlief­

hebbers eigenlijk slechts een kort engagement en het kan ons toch veel leren. Dus rest mij niet anders dan

te besluiten: lees en geniet van dit artikel, neem dan die verrekijker en trek erop uit! Verder bekijken we

in deze editie van De Boomklever hoe het staat met onze Bevers, welke waterkevers gevonden werden

in het Wijgmaalbroek en krijgen we een vervolg op de dag- en nachtvlinders van het Dijleland en een

overzicht van de bijzondere vogelwaarnemingen. We wensen je veel leesplezier!

Gert Vanautgaerden Redacteur

De Boomklever - maart 2013

Page 4: De Boomklever Maart 2013

. -- . -- .

Insecten - --� �:-�_-:r: � - ____ -J.:....,;:,-

_ .. ":_

_ De dag- en nachtvlinders �" -� van het Dijleland.

�" � �'\.f rl ( Deel VII:

Noctuidae (Uilen)

Lic/1 tg rij:e 11 il ( Li tlioplim1e om i top11s) Paul N11yts en Krista De Greef

Het i opvallend dat er in onze regio een bijzonder groot aantaJ zeldzame tot zeer zeldzame soorten uilen voorkomen. Voor verschillende van deze soorten werden méér dan 20 verschillende waarnemingen verricht sinds 2009. Dat heeft uiteraard te maken met het feit dat een aantal mensen zoaJs K. Hansen, B. en A. Misonne, P. & K. Nuyts en R. Uyttenbroeck vanaf die tijd systematisch nachtvlinders zijn beginnen inventariseren. In onderstaande lijst heb ik aJle soorten waarvan méér dan 20 verschillende waarnemingen zijn gedaan niet verder in detail besproken.

ZoaJs in de vorige delen wordt de zeldzaamheid aangeduid al volgt:

* Algemeen ** Vrij algemeen *** Zeldzaam **** Zeer zeldzaam

Abrostola tripartita (Hufnagel, 1766) - Brandnetelkapje - **

Abrostola triplasia (Linnaeus, 1758) - Donker brandnetelkapje - **

Acronicta aceris (Linnaeus, 1758) - Bont chaapje - **

Aronicta alni (Linnaeu , 1767) - Elzenuil - ***

Op 8 mei 2011 vingen D. & W. Hennebel 1 exem­plaar Aronicta alni op licht Jn Holsbeek nabij de grens van on werkgebied. Eén dag eerder vingen R. Uyttenbroeck en). Vandenplas eveneens twee exemplaren in het Kloosterbroek in Holsbeek, net buiten on werkgebied. De rups leeft polyfaag op meerdere oorten bomen, vooral Els (Alnus glutinosa) en Berk (Betula).

Acronicta leporina (Linnaeu , 1758) - Schaapje - **

Acronicta megacephala ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Schilddrager - **

2 De Boomklever - maart 2013--

Acronicta megacephala ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Schilddrager - **

Acronicta psi (Linnaeus, 1758) - P si-uil - *

Acronicta tridens ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Drietand - **

De adulten van Acronicta psi en A. tridens zijn niet van elkaar te onderscheiden zonder onderzoek van de genitaliën. De rupsen zijn echter wel dui­delijk verschillend en op basis daarvan kon de aanwezigheid van beide soorten in het Dijleland aangetoond worden.

Acronicta rumicis (Linnaeus, 1758) - Zuringuil - **

Actinotia polyodon (Clerck, 1759) - Gevlamde uil - ***

Ga111ma-11il (A11togmpha gamma) Erik Toonnan

Page 5: De Boomklever Maart 2013

Van de prachtige Actinotia polyodon zijn er twee waarnemingen bekend, beide uit 2011. Op 7 mei één exemplaar op de Ke elberg (K. Han en) en op 29 mei een exemplaar in Erps-Kwerps (P. Moysons). De rups leeft op Sint-Janskruid (Hyperirnm pe1foratum) en Hokjespeul (Astragalus glycyphyllos).

rnps Kmnillevli11der (C11wllin c/1n1110111illne) Krie11 Hm1se11

Agrochola circellaris (Linnaeus, 1758)

- Bruine herfstuil - **

Agrochola helvola (Linnaeus, 1758)

- Roodachtige herfstuil - ***

Agrochola lychnidis ([Denis & Schiffermüller], 1775)

- Variabele herfstuil - ***

In de verzameling van Prof. A. Soenens bevinden zich 10 exemplaren van Agrochola helvola verza­meld in 1935 en 1936 te Hoeilaart. Recente waar­nemingen zijn niet bekend. De rups leeft polyfaag op een aantal bomen en struiken. In dezelfde ver­zameling bevindt zich eveneens één exemplaar Agrochola lychnidis verzameld op 26 september 1935 in Hoeilaart.

Koperuil (Dinchrysin chrysitis) Pnul Nuyts en Kristn De Greef

Agrochola lota (Clerck, 1759)

- Zwartstipvlinder - **

Agrochola macilenta (Hübner, 1809)

- Geelbruine herfstuil - **

Agrotis clavis (Hufnagel, 1766)

- Geoogde wortel uil - **

Agrotis exclamationis (Linnaeus, 1758)

- Gewone wortel uil - *

Agrotis ipsilon (Hufnagel, 1766)

- Grote wortel uil - **

Agrotis puta (Hübner, 1803)

- P uta-uil - *

Agrotis segetum ([Denis & Schiffermüller], 1775)

- Gewone velduil - **

Allophyes oxyacanthae (Linnaeu , 1758)

- Meidoornuil - **

Amphipoea oculea (Linnaeu , 1761)

- Roodbruine vlekuil - ***

De Kesselberg is duidelijk dé hotspot in onze streek voor Amphipoea oculae. K. Hansen rappor­teerde in totaal 14 exemplaren op 8 verschillende data in 2010, 2011 en 2012. Ook de waarnemingen van R. Uyttenbroeck van 6 augustus 2008 en van D. & W. Hennebel op 19 juli 2010, beide in Hol -beek, pas en in dat kader. Op 23 juli 2008 ving R. Meeuwis een exemplaar in Neerijse, Langero­debos. De rups leeft op grassen en kruidachtige planten.

Amphipyra pyramidea (Linnne11s, 1758)

- Piramidevlinder - **

Anaplectoides prasina ([Denis & Schiffermüller], 1775)

- Bruine groenuil - ***

Amphipyra tragopoginis (Clerck, 1759)

- Boksbaard vlinder - ****

Van Amphipyra tragopoginis is uit ons werkgebied slechts één oude waarneming bekend: een exem­plaar verzameld op 14 augustus 1935 in Hoeilaart (Collectie Prof. A. Soenens).

Gevlekte groe1111il (Mo111n nlpi11111) Roel Uytte11broeck

De Boomklever - maart 2013 3

Page 6: De Boomklever Maart 2013

--' '

Insecten _ ���. - ___ , �� _"

Apn111en cre11ntn (Hufnagel, 1766) - Variabele grasuil - *

Apn111en /itl10xylnen ([D ni & Schiffennüller], 1775) - Bleke gra worteluil - *

Apn111en mo11oglyphn (Hufnagel, 1766) - Gra wortelvlinder - **

Apamen re111issa (Hübner, 1809) - Gram,,.1e gra uil - *

Apamen scolopacinn (E per, 1788) - Bosgrasuil - ** Apnmen sorde11s (Hufnagel, 1766)- Kweekgrasuil - ** Apamen 11nnnimis (Hübner, 1813)- Rietgrasuil - * Archn11ara disso/11ta (Treit chke, 1825)

- Geelbruine rietboorder - *** Archnnara neurica (Hübner, 1808)

- Wikraagrietboorder - ***

Archanara dissoluta kon vastgesteld worden op drie ver chillende plaat en: het Torfbroek te Kam­penhout (4 ex. op 23 juli 2009, W.Veraghtert), 1 ex. te Hol beek op 1 augu tus 2010 (R. Uyttenbroeck) en tenslotte in Erps-Kwerps 1 ex. door P. Moysons op 12 juli 2011. Archanara neurica werd slechts één maal waargenomen: 2 ex. in de Molenbeekvallei te Veltem-Beisem op 14 juli 2010 (W.Veraghtert en G. ij ). Beide oorten leven als rups op Riet (Phragm i tes a ustralis ).

Arenostola phragmitidis (Hübner, 1803) - EgaJe rietboorder - **

Asteroscopus sphinx (Hufnagel, 1766) - Kromzi tter - **

Atethmia centrago (Haworth, 1809) - E engouduil - ***

Atethmia centrago werd de laat te jaren verscheidene malen waargenomen: 12september1999: 1 ex. Heverlee, Ter Elst (A. Yerboven) 11 oktober 2010: 1 ex. Overij e (P. & K. Nuyts) 3 eptember 2011: 2 ex. Ke selberg (K. Hansen) B. & A. Mi onne rapporteerden in totaal 15 exemplaren in de Doode Bemde op 7 verschillende dagen in eptember 2012. Zoal de naam doet vermoeden leeft de rups vooraJ op E (Fraxinus) maar ook op Iep (Ulmus).

Eike11wee ki11d (Cntocnln promissn)

Pn11/ N11yt

4 De Boomklever - maart 2013

Dwergl111ismoeder (Pn11e111erin te11ebrntn) A11dré Verbove11

Autographa gamma (Linnaeu , 1758) - Gamma-uil - *

Autographa jota (Linnaeu , 1758) - ota-u1 -J ·1 ***

Autographa pulchrina (Haworth, 1809) - Donkere jota-uil - ***

Van Autographa jota i slecht één oude waarneming bekend: een exemplaar verzameld in het Zoniën­woud te Watermaal-Bosvoorde op 28 juni 1935 (collecbe P rof. Albert Soenens). Op 14 juli 2010 kregen J. Vandeplas en R. Uyttenbroeck ook een exemplaar op licht in het Dunbergbroek te Hol -beek, net buiten on werkgebied.

Axylia putris (Linnaeus, 1761) - Houtspaander - *

Brachylomia viminalis (Fabricius, 1776) K tw·1 ·1tj **** - a 1 gu1 e -

Van Brachylomia viminalis zijn 11 waarnemingen bekend uit Heverlee (K. Han en), Holsbeek (R. Uyttenbroeck), Erps-Kwerps (W. Veraghtert, G. Nijs), Herent (G. Nijs) en Meerbeek (P. Moysons). In totaal werden 60 ex. waargenomen, met een grootste aantal van 12 ex. op één nacht.

Callistege mi (Clerck, 1759) - Mi-vlinder - **

Calophasia l11n11la (Hufnagel, 1766) - Y lasbekuiltje - ***

Go11dve11stert je (P/11sin Jest11cne) Pn11/ N11yts e11 Kristn De Greef

Op 1 september 2012 fotografeerden 0. & W. Hennebel een rups van Calophasia lunu/a in Kessel-Lo. Imagos kwamen naar mijn lamp in de tuin op 10 juli 1999 en 13 augustus 2006 (Heverlee). De rups leeft op verschillende soorten Leeuwenbek (Linaria).

Caradrina morpheus (Hufnagel, 1766) - Morpheusstofuil - **

Catoca/a nupta (Linnaeus, 1767) - Rood weeskind - *

Catocala promissa ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Eikenweeskind - ****

Catoca/a sponsa (Linnaeus, 1767) - Karmozijnrood weeskind - ***

Cerastis leucographa ([Denis & Schiffermüller ], 1775) - Wi tringuil - ****

Page 7: De Boomklever Maart 2013

Slechts twee waarnemingen van Catocala promissa: 30 juni 2011 in Tervuren (B. & A. Misonne) en 3 juli 2011 in Overijse (P. & K. Nuyt ). Catocala sponsa werd va­ker aangetroffen. Op één uitzondering na, een waar­neming op de Kesselberg op 12 juli 2011 door K. Han­sen, werden alle waarnemingen verricht aan de rand van het Zoniënwoud in Overijse en Tervuren. Tien waarnemingen door B. &A. Misonneen P. & K. Nuyts leverden daar evenveel vlinders op in 2010 en 2011. De rups van beide soorten leeft op Eik (Quercus sp.).

Cerastis /eucographa werd waargenomen in Heverlee op 15 & 16 april 2006 (A. Yerboven) en drie maal in Hol beek: 4 april 2009 (R. Uyttenbroeck) en op 7 en 11 april 2011 (D. & W. Hennebel). De soort leeft polyfaag op kruidachtige planten.

Charanyca trigrammica (Hufnagel, 1766) -Drielijnujl -**

Chi/odes maritima (Tauscher, 1806) -Smalvleugelrietboorder -**

Chortodes fluxa(Hübner, 1809) - Gele duinrietboorder -**

Chortodes pygmina Haworth, 1809 -Zeggeboorder -**

Chrysodeixis chalcites (Esper, 1789) -Turkse uil - *

Coenobia rufa (Haworth, 1809) -Russenujl - **

Conistra en;throcephala ([Denis & Scruffermüller], 1775) - Roodkopwinteruil -***

Conistrn rubiginea ([Denis & Schiffermüller], 1775) -Gevlekte winteruil -***

Conistra rubiginosa (Scopoli, 1763) - Zwartvlekwinteruil -**

Conistra vaccinii (Linnaeus, 1761) -Bosbesuil -**

Cosmia affinis (Linnaeus, 1761) -Donkere iepenuil - ***

Cosmia pyralina ([Derus & Schiffermüller], 1775) -Maan uiltje -**

Cosmia trapezina (Linnaeus, 1758) -Hyena-*

Craniophora ligustri ([Denis & Schiffermüller], 1775) -Schedeldrager -**

Cryphia algae (Fabricius, 1775) -Donkergroene korstmos uil -**

Cryphia domestica (Hufnagel, 1766) - Lichte korstmoswl -**

Cryphia muralis (Forster, 1771) -Groene korstmosuil -***

Één waarneming slechts van Cryphia muralis: een exemplaar op licht op 4 augustus 2011 op de Kes­selberg (K. Hansen). De rups leeft op korstmos­sen (vooral Diploica canescens).

Cucul/ia absinthii (Linnaeus, 1761) -Absintmonnik -***

Cucullia chamomillae ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Kamillevlinder -***

Cucul/ia absinthii werd slechts één maal gevangen: in de tuin van de auteur te Heverlee op 24 juli 2000. Cucullia chamomillae werd slechts twee maal gemeld: in mijn tuin op 2 mei 2006 en twee rupsen op Duizendblad (Achil/ea millefolium) door K. Han en op de Kesselberg op 10 juni 2012.

Cucullia umbratica (Linnaeus, 1758) -Grauwe monnik-*

Deltote bankiana (Fabricius, 1775) -Zilver treep -**

Diachrysia chrysitis (Linnaeus, 1758) -Koperuil -**

Diarsia brunnea ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Bruine breedvleugeluil -**

Diarsia mendica (Fabricius, 1775) -Variabele breedvleugeluil -**

Diarsia rubi (Vieweg, 1790) -Gewone breedvleugeluil -**

Dypterygia scabriuscula (Linnaeus, 1758) - Vogel wiekje - **

Elaphria venustula (Hübner, 1790) -Gemarmerd heideuiltje -**

Enargia paleacea(Esper, 1788) -Gele uil -***

In de verzameling van Prof. A. Soenens bevinden zich 2 ex. van Enargia paleacea verzameld in Hoeilaart op 9 augustus 1934 en 14 augustus 1935. Meer recent werd de soort gevangen in Tervuren (B. & A. Misonne, 6 juli 2010), in de Molenbeekvallei te Erps-Kwerps (W. Veragthert, 14 juli 2010 en G. Nijs, 15 juli 2010) en in Overijse (P. & K. uyts, 2 augustus 2011 en 23 juli 2012). In totaal werden 18 exemplaren geteld. De rups leeft op allerhande bomen, met een voorkeur voor Berk (Bet11/a sp.).

Euplexia lucipara (Linnaeus, 1758) -Levervlek-**

Eupsilia transversa (Hufnagel, 1766) - Wachtervlinder -**

Globia sparganii (Esper, 1790) - Egelskopboorder -***

Globia sparganii werd in slechts 2 lokaties gevangen: in de Doode Bemde en in Tervuren-Arboretum. B. En A. Misonne vingen daar 11 exemplaren in evenveel dagen in 2010, 2011 en 2012. De rups boort in de stengel van Gele Lis (Iris pse11dacor11s) en andere planten die in het water groeien.

De Boomklever - maart 201 3 S

Page 8: De Boomklever Maart 2013

. -· ' ' :::'!!' . t �

Insecten . _._� -..... · ".

•• • l__

Gorty11n Jlavago ([Deni & Schi ffermüller ], 1775)

- Goudgele boorder - *

Hnrla plebeja (Linnaeu , 1761)

- Schaaruil - ***

Hndena bicruris (Hufnagel, 1766)

- Gewone ilene-uil - **

Hade11n compta ([Deni & Schiffermüller], 1775)

- Witband ilene-uil - ***

Een overzichtje van de acht waarnemingen van Hadena compta: Heverlee, Ter El t: 2 juli 2001, 20 juni 2003 en 30 juni 2006 (A. Verboven); Heverlee West: 13 juni 2009 (K. Han en); Ke elberg: 22 mei 2011

(T. Caer ); Haacht - Su enhoek: 25 mei 2011 (R. Beullen ); Erp -Kwerp : 29 mei 2011 (P. Moysons) en Hol beek: 31 mei 2011 (R. Uyttenbroeck). De rup leeft van de zaden van Duizendschoon (Dianthus barbatus), maar ook van Blaassilene (Silene v11lgaris).

Hadula trifolii (Hufnagel, 1766)

- Spurrie uil -**

Hecatera bicolorata (Hufnagel, 1766)

- Tweekleurige uil - **

Hecatera dysodea ([Deni & Schiffermüller], 1775)

K 1 ·1 *** - ompas a-u1 -Helicoverpa armigera (Hübner, 1808)

- Katoendaguil - ***

Heliothis peltigera ([Denis & Schiffermüller], 1775)

- V lekdaguil -***

De auteur ontdekte een ex. Hecatera dysodea op een muur aan de terraslamp in zijn tuin (Heverlee) op 16 juli 2000. P. & K. Nuyts namen 1 ex. waar in Overij e op 16 juli 2010 en ook T. Deroover had het geluk een ex. waar te nemen in de Voervallei te Leefdaal op 3 juli 2011. Bovendien bevindt er zich in de verzameling van Prof. A. Soenen een ex. verzameld in het Zoniënwoud te Watermaal-Bos­voorde. De rup leeft op verschillende soorten Sla (Lactuca p.), cultivars inbegrepen. Van Helicoverpa armigern zijn slechts 4 waarnemingen bekend: telkens 1 ex. op 1 3 en 14 september 2006

in mijn tuin te Heverlee en telkens 1 ex. te Tervu­ren-Arboretum op 11 eptember 2009 en 10 mei 2011

(B. & A. Mi onne). De soort kan bij ons de winter niet overleven in de vrije natuur en overwintert in (tomaten)kas en. Hetzelfde geldt voor Heliothis peltigera waarvan 3 waarnemingen bekend zijn: 1 ex. in mijn tuin te Heverlee op 7 augustus 2003, 1 ex. op 10 mei 2011 te Tervuren (B. & A. Mi onne) en 1 ex. op de Ke selberg op 30 juni 2011.

6 De Boomklever - maart 2013

Helotropha leucostigma (Hübner, 1808)

- Gelelisboorder - **

Herminia grisealis ([Deni & Schiffermüller], 1775)

- Boogsnuituil - **

Herminia tarsicrinalis (Knoch, 1782)

-Schaduwsnuituil - **

Hoplodrina nmbigua ([Denis & Schiffermüller], 1775)

- Zuidelijke stofuil - **

Hoplodrina blanda ([Denis & Schiffermüller], 1775)

- Egale stofuil - **

Hoplodrina octogenarian ( Goeze, 1781)

- Gewone tofuil - **

Hydraecia mycacea (Esper, 1789)

-Aardappelstengelboorder - **

Hypena crassalis (Fabriciu , 1787)

- Bosbessnuituil - **

Hypena proboscidalis (Linnaeu , 1758)

- Bruine nuituil - *

Hypenn rostra/is (Linnaeus, 1758)

- Hopsnui tuil - **

lpimorpha retusa (Linnaeus, 1761)

- Heremietuil - ***

lpimorpha subtusa ([Denis & Schiffermüller], 1775)

- Tweekleurige heremietuil - *

Lacanobia oleracea (Linnaeus, 1758) - Groente-uil - *

Lacanobia suasa ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Variabele w-uil - **

Lacanobia thalassina (Hufnagel, 1766)

- W-uil - **

Lacanobia W-latinum (Hufnagel, 1766) - Brede w-uil - ***

Laspeyria flexula ([Denis & Schiffermüller], 1775)

- Bruine sikkeluil - ***

Buiten een oud collectie-exemplaar van Prof. A. Soenens (28 juni 19 36, Watermaal-Bosvoorde) zijn er slechts 5 exemplaren van Laspeyria flexula waar­genomen in Tervuren ( 1 juni 2011, B. & A. Mison­ne), Overijse (4 juli 2010, P. & K. Nuyts), de Kessel­berg (21 september 2011, K. Hansen) en Holsbeek (20 juni en 21 oktober 2012, R. Uyttenbroeck). De rups leeft van korstmossen op bomen.

Lateroligia ophiogramma (Esper, 1794)

- Moerasgrasuil - **

Lenisa geminipuncta(Haworth, 1809)

- Gestippelde rietboorder - **

Leucania comma (Linnaeus, 1761)

- Komma-uil - **

Lithacodia uncula Clerck, 1759

- Zilverhaak - ***

Lithacodia uncula werd 2 maal waargenomen op licht in de Doode Bemde: op 21 juni en 14 augustus 2012, telkens door B. & A. Misonne. De rupsen leven van Zeggesoorten (Carex sp.).

Page 9: De Boomklever Maart 2013

Lithophane /eautieri (Boisduval, 1829) - ** Lithophane ornitopus (Hufnagel, 1766)

-Lichtgrijze uil - *** Lithophane socia (Hufnagel, 1766)

-Geelbruine houtuil -***

Van Lithophane ornitopus zijn waarnemingen bekend uit Hoeilaart (collectie Prof. A. Soenens), Tervuren-Arboretum, Overijse en de Kesselberg: 11 exemplaren op evenveel waarnemingsdata. De rup heeft een voorkeur voor Eik (Quercus sp.). De enige waarneming van Lithophane socia werd op 26 maart 2010 gedaan door P. & K. Nuyts in Overijse. De rup leeft polyfaag op loofbomen en later ook op kruidachtige planten.

Luperina testacea ([Deni & Schiffermüller], 1775) -Gewone grasuil -*

Lycophotia porphyria ([Denis & Schiffermüller], 1775) -Granietuil -**

Macdunnoughia confuse (Stepens, 1850) -Getekende gamma-uil - **

Macrochilo cribrumalis (Hübner, 1793) -Stippelsnuituil - **

Mamestra brassicae (Linnaeus, 1758) -Kooluil -*

Me/anchra persicariae (Linnaeus, 1761) -Perzikkruiduil -*

Mesapamea didyma (Esper, 1788) -Weidehalmuiltje -*

Mesapamea seca/is (Linnaeus, 1758) - Halmrupsvlinder -*

Mesoligia furuncula ([Denis & Scruffermüller], 1775) -Zandhalmuiltje -**

Mama alpium(Osbeck, 1778) -Gevlekte groenuil -**

Mormo mauro (Linnaeus, 1758) -Zwart weeskind -***

Mormo mauro is één van de soorten die duidelijk aan een areaaluibreiding begonnen is. Vroeger was de soort in Vlaanderen extreem zeldzaam, maar sinds 2009 zijn er in ons werkgebied al 8 waarnemingen uit Tervuren-Arboretum, de Zoete Waters (tijdens een NSGD activiteit), Egenhoven, Leuven-Centrum en Pécrot. De rupsen leven op allerlei kruidachtige planten.

Mythinma albipuncta ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Witstipgrasuil -**

Mythimna ferrago (Fabricius, 1787) - Gekraagde grasuil -*

Mythimna impura (Hübner, 1808) -Stompvleugelgrasuil -*

Mythimna !-album (Linnaeus, 1767) -Witte 1-uil - ***

Mythimna pallens (Linnaeu , 1758) -Bleke grasuil -**

Mythimna straminea (Treitschke, 1825) -Spitsvleugelgrasuil -**

Naenia typica (Linnaeus, 1758) -Splinterstreep -***

."::� ·-insecten •*''°!::.: - -'t'. ·- -

R. Uyttenbroeck zag het enige ex. Naenia typica tijdens een nachtvang t op 22 juli 2009 in Holsbeek. De rups is polyfaag.

Noctua comes Hübner, 1813 -Volgeling -*

Noctua fimbriata(Schreber, 1759) -Breedbandhuismoeder - *

Noct11a interjecta Hübner, 1813 -Kleine huismoeder-**

Noctua jan the (Borkhausen, 1792) - Open-breedband huismoeder - *

Noctua janthina ([Denis & Scruffermüller], 1775) -Kleine breedbandhuismoeder - *

Noctua pronuba (Linnaeus, 1758) -Huismoeder-*

Tonagria typ/me (Thynberg, 1784) - Lisdoddeboorder -**

Ochropleura plecta (Linnaeus, 1761) -Haarbos-*

Oligia Jasciuncula (Haworth, 1809) -Oranjegeel halmuiltje - *

Oligia latruncula ([Denis & Schiffermüller], 1775) -Donker halmuiltje - **

Oligia strigilis (Linnaeus, 1758) -Gelobd halm uiltje - *

Omplialoscelis lunosa (Haworth, 1809) -Maansikkel uil -**

Orthosia cerasi (Fabricius, 1775) -Tweestreepvoorjaarsuil -*

Orthosia cruda ([Denis & Schiffermüller], 1775) -Kleine voorjaarsuil - **

Orthosia gothica (Linnaeus, 1758) -Nunvlinder -**

Ort hos ia gracilis ([Denis & Schiffermüller ], 1775) -Sierlijke voorjaarsuil -***

Orthosia gracilis is een soort die moeilijk te onder­scheiden is van Orthosia cerasi. Op basis van een foto werd slechts één waarneming op waarnemingen.be gevalideerd: J. Souffreau fotografeerde op 28 april 2010 een ex. op de Kesselberg. Op 22 a-pril 2011 fotografeerde ruj op dezelfde plaats ook één van de drie Orthosia min.iosa voor onze regio. De ande­re waarnemingen werden gedaan door K. Hansen op 29 april 2010, eveneens op de Kesselberg en op 22 april 2011 door P. En K. Nuyts in Overijse. De rups heeft een voorkeur voor Eik (Quercus sp.).

De Boomklever - maart 2013 7

Page 10: De Boomklever Maart 2013

- .. ---"".·-� Insecten . <

. - ' � ... .... - "·· -

Ortliosin i11certn (Hufnagel, 1766) - Variabele voorjaar uil -**

Ort/10sia miniosn ([Deni & Schiffermüller], 1775) - Eikenvootjaar uil -***

Ortlwsia populeti (Fabriciu , 1775) . -Populieren voorjaar uil - **

Paclietra sngittigera (Hufnagel, 1766) - Gevlekte pijluil - ***

Van Pachetra sagittigera zijn enkel oude collectiege­geven gekend. In de collectie van Prof. A. Soenens bevinden zich 10 ex. verzameld in de jaren 30 en 40 van de vorige eeuw in Hoeilaart, Watermaal-Bos­voorde en Haa rode. De rup leeft op grassen.

Panemeria tenebrata (Scopoli, 1763) - Dwerghui moeder -*

Panolis flammea ([Denis & Schiffermüller], 1775) -Dennenuil - *

Paradrina clavipalpis (Scopoli, 1763) - Hui uil -**

Parascotia fuliginaria (Linnaeus, 1761) - Paddenstoel uil - ***

Parascotia fuliginaria verschijnt op alle plaatsen waar regelmatig met licht gevangen wordt. In totaal werden 21 ex. gevangen tijdens 17 lichtvangsten. De rups leeft op chimmel , dood hout en korstmossen die op dode bomen (vooral Berk) groeien.

Parastichtis suspecta (Hübner, 1807) -Populierenuil -**

Pnmstichtis ypsi/1011 ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Wilgenschorsvlinder -**

Perigrapha munda ([Denis & Schiffermüller], 1775) -Dubbelstipvootjaarsuil -**

Phlogophora meticulosa (Linnaeu , 1758) -Agaatvlinder -*

Photedes minima Haworth, 1809 -Bochtige mele-uil -***

Platyperigea kadenii (Freyer, 1836) -Kadeni tofuil -****

mps He/111kruidvli11der (5/inrgawcullia scrop/111/ariae) Eric Ma/fait

8 De Boomklever - maart 2013

Gewo11e go11d11il (Xa11t/1ia icteritia) Erik Toon11m1

Plusia festucae (Linnaeu , 1758)- Goud ven tertje -* Photedes minima werd slechts drie maal aangetroffen: op 27 juli 2008 in Sint-Jori -Weert (W. Veraghtert), op 14 juli 2010 in de Molenbeekvallei te Erps-Kwerp (W. Veraghtert en G. Nijs) en ten lotte op 27 juli 2012 in Overijse (P. & K Nuyts). De rupsen leven in de stengel van Smele (Deschampsia cespitosa) en Bochtige smele (Deschampsia flexuosa ). Platyperigea kadenii werd voor het eerst gemeld in België in 2006 maar wordt sindsdien steeds vaker gemeld. In onze regio werd de soort opgemerkt te Tervuren (28 september 2009 en 7 oktober 2010, B. & A. Misonne), in Kessel-Lo (F Van de Meuter, 19 okto­ber 2010) en in Overijse (13 en 20 oktober 2012, P. & K Nuyts). De soort leeft polyfaag op lagere planten.

Polia nebulosa (Hufnagel, 1766) - Marmeruil -***

Polypogon plumigeralis (Hübner, 1825) -Gepluimde snuituil -***

T. Caers fotografeerde het enige ex. Polypogon plumigeralis tijdens een nachtvangst op 26 juni 2011 op de Kesselberg.

Protodeltote pygarge (Hufnagel, 1766) - Donkere marmeruil -**

Pyrrhia 111nbra (Hufnagel, 1766) -Oranje o-vlinder -***

Slechts 2 waarnemingen van Pyrrhia umbra, beide in de tuin van de auteur: 1 ex. op 29 juni 2006 en 1 ex. op 11 september van hetzelfde jaar. Polyfage soort.

Rhizedra lutosa (Hübner, 1803) - Herfstrietboorder - **

Rivula sericealis (Scopoli, 1763) - Stro-uiltje -*

Rusina ferruginea (Esper, 1785) - Randvlekuil -**

Schrankia costaestrigalis (Stephens, 1834) - Gepijlde micro-uil - **

Scoliopterix libatrix (Linnaeus, 1758) -Roesje-*

Sedina buettneri (E. Hering, 1858) -Moeraszeggeboorder -****

Page 11: De Boomklever Maart 2013

Op 3 oktober 2010 ving W. Veraghtert 7 exemplaren van Sedina buettneri in de Molenbeekvallei op de gren van Herent en Kortenberg. Net één week later, op 10 oktober 2010 vingen R. Uyttenbroeck en J. Vandenplas eveneens 8 exemplaren in het Dunbergbroek in Holsbeek, net buiten ons werkgebied. De waardplant van deze soort is Moera zegge (en mogelijk Liesgras). Later dezelfde maand volgden nog 4 afzonderlijke waarnemingen in de Doode Bemde (B. & A. Mi onne) én een onverwachte waarneming door dezelfde waarnemer in Tervuren. Door zijn late vliegtijd in de tweede helft van september en de eer te van oktober wordt de oort ver­moedelijk vaak over het hoofd gezien en ver­moedelijk i ze dan ook iets minder zeldzaam dan oorspronkelijk gedacht. De rup leeft op Liesgra (Glyceria maxima) en Moeraszegge (Carex acutiformis).

Slinrgnrnrnllin scrop/111/nrine ([Deni & Schiffermüller], 1775) - Helmkruidvlinder- *

Shnrgnrnc111/in verbnsci (Linnaeu , 1758) - Kuifvlinder - **

Sideridis rivularis (Fabriciu , 1775) - Gevorkte silene-uil - *

Simyra albovenosa (Goeze, 1781) - Kleine rietvink - ***

Het enige ex. Simyra albovenosa werd door de auteur gevangen in de Doode Bemde op 14 juli 1994. De rup leeft vooral van Riet (Phragmites australis) maar wordt ook gevonden op andere planten die in natte milieu groeien.

Talphophila matura (Hufnagel, 1766) - Geelvleugeluil - **

Tholera decimalis (Poda, 1761) - Gelijnde grasuil - **

Tiliacea aurago ([Denis & Scruffermüller], 1775) - Saffraangouduil - **

Tiliacea citrago (Linnaeus, 1758) - Lindegouduil - ***

Met 13 waarnemingen op 5 verschillende plaatsen (Heverlee bos, Egenhover Ter Bank, Overijse, Tervuren en de Kesselberg) scoort Tiliacea citrago behoorlijk in onze regio. Zoals de Nederlandse naam doet vermoe­den leeft de rups op Linde (Tilia).

Trachea atriplicis (Linnaeus, 1758) - Meldevlinder - **

Trisateles emortualis ([Denis & Schiffermilller], 1775) - Geellijnsnuituil - *

Xanthia gilvago ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Iepengoud uil - ***

Ook voor Xanthia gilvago slechts één waarneming: Overijse, 14 oktober 2012 (P. & K. Nuyts). De rup leeft op Iep (Ulmus sp.).

Xanthia icteritia (Hufnagel, 1766) - Gewone gouduil - **

Xanthia ocellaris (Borkhau en, 1792) - Populierengouduil - ***

- -

"��-� _/nseaen . �

.

Alle waarnemingen van Xanthia ocellaris op een rijtje: 29 eptember 2009: 1 ex. op licht in Hol beek (R. Uyttenbroeck) 3 oktober 2010: 1 ex op smeer in de Molenbeekvallei te Erp -Kwerps (W. Veraghtert) 19 eptember 2011: 1 ex op meer in de Voervallei te Leefdaal (T. Deroover) 25 eptember 2011: 1 ex. op licht op de Kes eberg (T. Caer ) 30 eptember en 1 oktober 2011 : tel ken 1 ex. op licht in Tervuren-Moor el (B. & A. Mi onne) 2 oktober 2012: 1 ex. in het centrum van Leuven (P. Collaerts) De rup leeft op de katje van Populier (Pop11lus p.)

Xanthia togata (Esper, 1788) - Wilgengouduil - *

Xestia baja ([Deni & Schiffermüller], J 775) - Bruine zwartstipuil - **

Xestia c-nigrum (Linnaeus, 1758) - Zwarte-c uil - *

Xestia sexstrigata (Haworth, 1809) - Ze streepuil - ***

Xestia sexstrigata werd waargenomen op de Kessel­berg (24 augu tus 2011, K. Han en), te Overij e (18 augustu 2012, T. Deroover) en op 6 ver chillende dagen in augustus 2012 in de Doode Bemde (B. &

A. Mi onne). In totaal werden 21 ex. geteld. De rups leeft op ver chillende kruidachtige planten.

Xestia triangulum (Hufnagel, 1766) - Driehoekuil - *

Xestia xanthographa ([Denis & Schiffermüller], 1775) - Vierkantvlekuil - *

Xylocn111pn nreoln (Esper, 1789) - Kamperfoelie-uil - **

Zanclognatha tarsipennalis Treit chke, 1835 - Lijnsnuituil - **

Enkele soorten werden niet opgenomen omdat er bijvoorbeeld géén overtuigende foto van de soorten be chikbaar waren of omdat op basis van de foto onderscheid met een andere oort niet uit te sluiten was. Dat is onder andere het geval voor Amphipyra berbera, Noctun orbnnn en Oligin versicolor.

André Verboven,

[email protected]

De Boomklever - maart 2013 9

Page 12: De Boomklever Maart 2013

. . . - . :� �"

Biodiversiteit, · . . ·{:.i ·,"'" ... "

Watergebonden ongewervelden in

Wijgmaal In Wijgmaal werden tussen 14/04/2012 en 28/08/2012 9 locaties in het Wijgmaal­

broek en 3 locaties in het gebied 'Dijlemeander' (waarbij de meander zelf en de

greppels errond als 1 locatie ingegeven werden) onderzocht met behulp van een

waternet en een appelmoeszeef. De grote vijver in het Wijgmaalbroek werd ook

met een waterkeverfuik bemonsterd met ongezouten spek als lokaas. Dit leverde

een extra waarneming op namelijk van de Gewone geelgerande waterroofkever

(Dytiscus marginalis).

Dryops auriculatus (Ruighaarkevers, Dryopidae) i 4,3 tot 5,1 mm groot en wordt in Nederland vrij zeldzaam in het rivierengebied genoemd en komt daarbuiten verspreid voor op minerale gronden. Hij prefereert emipermanente en temporale kwelmilieu's , zoal zeggenmoerassen, en ontbreekt meestal in echte veenmoerassen. In zijn optimaal leefgebied (rivierengebied) komt de soort ook buiten kwelgebieden voor. Leeft tu en detrit11s. (Drost e.a., 1992) Het i een Noord- en Centraal-Europese soort, die in Engeland 'bijna in gevaar' is en leeft in ondiepe over tromende vegetatie in laaggelegen laagveenlandschap, inclusief drainagesloten in veengrasland en pingo-poelen alsook heideplassen. (Fo ter, 2010) In Vlaanderen gekend van 1 vegetatierijke poel in de Wingevallei te Hol beek (eigen waarneming, Kloo terbroek, 2011) en oevers van grote vijvers in de Doode Bemde te Neerijse (eigen waarneming, Kliniekvijver , 2011).

Limnebius crinifer (Waterkruipers, Hydraenidae) i een 1, tot 2,3 mm grote oort die algemeen i in geheel Nederland. Modderminnend, in ver chillende leefgebieden. Bewoner van oevers van voed elrijkere, til taande en langzaam stromende wateren. (Drost e.a., 1992) Het i een Noord- en Centraal-Europese soort , die in Engeland 'in gevaar' is en maar in 3 hok.ken voorkomt: enerzijds in een relict bosgebied met ondiepe poelen en anderzijds in een niet door bomen omsloten poel met veel vegetatie. Hol men (1987) zegt dat de soort in Fennoscandinavië vooral in stromend water leeft en Fo ter merkt hierbij op dat dit vooral in een gebied i waar de zustersoort L. nitidus zeldzaam is. L. crinifer i mogelijk een pioniersoort die recente poelen met mo bewoont. Landin (1980) geeft aan dat het onbekend i of deze oort kan vliegen (Foster, 2010). De volledige omschrijving in Holmen (1987) luidt: vooral in tromend water, waar de soort leeft in ondiep water tu en vegetatie of in natte modder aan de randen. Vooral gevonden in open, eerder zachtbodemige tromen en in drainagekanalen.

1 0 De Boomklever - maart 2013

Ook, maar minder frequent in stil taand water. Vooral in lente en herfst. In V laanderen zijn geen andere meldingen gekend, mogelijk omdat de soort zo klein is.

Hydrochus elongatus (Oeverkruipers, Hydrochidae) is 3,2 tot 4,0 mm lang en is zeldzaam in heel Nederland en leeft daar in schone, voed elrijkere, vegetatierijke, ondiepe stilstaande wateren, zoals poelen, moerassen en half verlandende sloten. Ook in brak water. Wordt wel samen met H. ignicollis gevonden (Drost e.a., 1992). Dit is een Centraal-Europese soort die in Engeland 'bijna in gevaar' is en voorkomt in ondiepe, vegetatierijke stilstaande wateren, dikwijls in rietvelden en andere terreinen met een rijke opgaande vegetatie op kleibodems, in laaggelegen gebieden. De adulten voeden zich met algen (Foster, 2010). In Denemarken is de soort wijdverspreid, in Zweden enkel sporadisch in de zuiderse provincies en ontbrekend in Noorwegen en Finland. In stagnerend 'vers' water, vooral voedselrijke, ondiepe poelen op kleibodem met een rijke vegetatie, waartussen de soort te vinden is. Een typische soort voor poelen in het open landschap, maar kan ook gevonden worden in gemengd loofbos hoewel de soort beschaduwde sites mijdt. Meestal gevonden in lente en herfst. Eileg in de lente. Zelden ook in aanspoelsel aan de kust. (Holmen, 1987) In V laanderen enkel nog gekend van Landschap de Liereman (Oud-Turnhout, 2010, Loos G., waarnemingen.be)

Bespreking locaties

De grote vijver in het Wijgmaalbroek is een toplocatie, vooral voor zuurminnende waterroof­kevers (Acilius canaliculatus,Agabus chalconatus, Hydroporus erythrocephalus, Hydroporus tristis) en voor oorten die gebonden zijn aan goed ontwikkelde oeverzones (Oeverkruipers, Waterkruipers, Ruighaarkevers, Snuitkevers, Veenmoslopertje Hebrus ruficeps).

Page 13: De Boomklever Maart 2013

Hydroc/111s elo11gnt11s, Wijg111nnlbroek, 2012

Nobby Thys

Dryops n11riwlnt11s, Wijg111nnlbroek, 2012

Nobby T/1ys

Voor deze laatste is het erg interessant dat de vijver in feite geleidelijk overgaat in het natte grasland. Dankzij het feit dat er aan één zijde bo is, komen zeldzamere bladvalrninnende soorten als Suphrodytes dorsalis en Helophorus strigifrons voor.

Het moeras nabij de grote VIJVer vormt het leefgebied voor de waterroofkever Ilybius quadriguttatus die voorkomt in kleine, voedselrijke stilstaande wateren met vegetatie en een modderbodem.

De oevers van de twee poelen langs het fietspad herbergen twee zeldzame vochtrninnende loopkevers. Bembidion varium jaagt er op aaltjes en larven van oevergraafkevers en waterkruipers. Bembidion obliquum geeft de voorkeur aan een modderige, beschaduwde bodem en zou vooral springstaarten eten. De gracht nabij deze twee poelen herbergt o.a. de Gewone beekloper (Velia caprai), een soort die gebonden is aan vrij zuiver stromend water.

De drie nieuwe poelen herbergen o.a. schrijvertjes (Gyrinidae) waarbij de waargenomen soort gekend staat als een pionier (die dus erg goed kan vliegen). Ze voeden zich met diertjes die op het water vallen en met dode ongewervelden.

De Dijlemeander is erg visrijk en daardoor eerder arm aan waterkevers. In de grachten langsheen de meander werden amper waterdieren aangetroffen. De poel bij de Dijlemeander was erg recent en leverde vooral algemene soorten met een pionierkarakter op.

-Biodiversiteit . �-.:�-- . . "tr·

Ee11 beln11grijk detenni11ntieke11111erk vn11 Dryops n11riwlnt11s: de pe11is met tn11djes. Deze foto werd ge111nnkt 111et ee11 So11y Nex 5 door ee11 stereo111icroscoop. Nobby Thys

Op p12-13 staat een overzicht van alle waarnemjngen tijdens het wateronderzoek m

Wijgmaalbroek en Dijlemeander.

L staat voor larve. Soortstatus V laanderen bij Waterroofkevers (Rode lijst 2012): 1 (niet bedreigd), 2 (kwetsbaar), 3 (bijna in gevaar). Soortstatus in België bij Waterroofkever (Rode lijst 2012): a (zeer algemeen), b (algemeen), c (gewoon), d (kwetsbaar), 0 (onbepaald).

Referenties

Nobby Thys, Nieuwe Prinsstraat 11, 3012 Leuven.

[email protected]

Drost, M. B. P., H. P.J. J. Cuppen, E.]. van Nieukerken &

M. Schreijer (eds.), 1992. De Waterkevers van Nederland. -Uitgeverij KNNV, Utrecht, 280 pp

Garth N. Foster, August 2010. A review of the carce and threatened Coleoptera of Great Britain. Part 3: Water beetles, Soft back, A4, 142pp., ISSN 1473-0154

Holmen, 1987 The aquatic adephaga of Fennoscandia and Denmark. Fauna Scanda Vol 20

De Boomklever - maart 201 3 1 1

Page 14: De Boomklever Maart 2013

-·· ." .E� . -�· . Biodiversiteit · ·-� . .. r...�·-

Wijgmaalbroek Dijlemeander

Overzicht van alle waarnemingen grote vijver lei beek moeras 2 poelen 3 poelen meander poel bij tijdens het wateronderzoek in bij grote bij grote lang fietspad meander Wijgmaalbroek en Dijlemeander. 14/04 en VIJVer vijver & gracht L staat v o or larve

28/08/2012 14/4/2012 14/ 4/2012 27 /5/2012 27/5/2012 27 /5/2012 28/5/2012

DYTISCIDAE- WATERROOFKEVERS Acili11s ca11alirnlat11s (1 / d) 1 Acili11s s11lcatus (2/ c) 1

Agab11s bipust11lat11s (1 /b) L 2L/l 1 1 Agab11s chalconatus (2/b) 1 2 1 Coelamb11s impressopu nctatus (1 / b) 2 Colymbetes fuscus (l / c) 1 L L 1

Copelatus haemorrhoidales (1 / d) 1 Dytiscus marginalis (l / a) 8 Hydroporns angustatus (1 / c) 20 Hydroporus e1ythrocephalus (3/ d) 8 1 Hydroporns nigrita (l / O) 3 1 Hydroporus palustris (l /b) 2 1 1 Hydroporus planus (l / c) 1 Hydroporus trist is (1 / O) 1 Hygrotus inaequalis (1 / b) 1 Hy{ihydrus ovatus (1 /b) 1 lly ius ater (3/ d) 1 1 Ilybius fuliginosus (l / c) 1 Ilybius quadriguttatus (3/ d) 1 Suphrodytes dorsalis (3/ d) 3 1 Rhantus suturalis (l /2) 1 1

NOTERIDAE - RUGGELAARS Noterus clavicornis 3

GYRINIDAE - SCHRIJVERTJES Gyrinus substriatu 2

HALIPLIDAE - WATERTREDERS Haliplus fluviatilis 1 Haliplus heydeni 2

Haliplus laminatus 1 Haliplus lineatocollis 4

Haliplus ruficollis 1

HYDROPillLIDAE ·SPINNENDE WATERTORREN

Anacaena filobulus 3 4 1 Anacaena imbata 1 5

Anacaena lutescens 1 6 1 3 Cercyon convexiusculus 1 Enochrus quadripunctatus 1 Helochares lividus 5 Helophorus aequalis 1 6 2 1 Helophorus brevipalpis 4 3 1 Helophorus grandis 3 1 1 Helophorus minutus 2 2 2 Helophorus obscurus 1 1 1 1 Helophorus strigifrons 2 Hydrobius fusc1pes 2 1 1 1 2 Limnoxenus niger 2

BLOEDZUIGERS Haemopis sanguisuga 1 1 Theromyzon tesselatum 1

VISSEN P1111giti11s p1111giti11s (Tiendoornige tekelbaar ) 5

12 De Boomklever - maart 2013

Page 15: De Boomklever Maart 2013

Overzicht van alle waarnemingen tijdens het wateronderzoek in W ijgmaalbroek en Dijlemeander. L staat voor larve

grote vijver

14/04 en

28/08/2012 HYDROCHIDAE - OEVERKRUIPERS Hydrochus carinatus 8

Hydroclms elongatus 1

HYDRAENIDAE - WATERKRUIPERS Limnebius crinifer 1

Ochthebius minimus 4

DRYOPIDAE - RUIGHAARKEVERS Dryops auriculatus 11 Dryops vrouwtje (/uridus ?) 1

HETEROCERIDAE - OEVERGRAAFKEVERS Heterocerus fenestratus

CURCULIONIDAE - SNUITKEVERS Bagous subcarinatus Notaris acridu/a

CARABIDAE - LOOPKEVERS Acupalpus dubius Bembidion articulatum Bembidion assimile Bembidion dentellum Bembidion lunulatum Bembidion obliquum Bembidion varium Dyschirius /uedersi Elaphrus cupreus Pterostichus nigrita s.l. Pterostichus versicolor

1 1

1

WATER- EN OPPERVLAK TEWANTSEN Gerris argentatus Gerris /acustris 3

Gerris thoracicus Hebrus ruftceps 1 Hesperocorixa linnei 2

Hesperocorixa sahlbergi 1 Nepa cinerea Notonecta glauca 1 Notonecta maculata 1 Velia caprai

SLAKKEN EN MOSSELEN Anisus leucostoma Balea biplicata Ga/ba truncatula Physa acuta Pisidium sp. Planorbarius corneus Planorbis planorbis Radix balthica Stagnicola palustris-complex Zonitoides nitidus

LARVEN EN POPPEN ONBEKEND Dytiscus larve langpootmug pop

1

1

1

1 1 1

1 1

·�

;,_;Biodiversiteit "

,,

Wijgmaal broek Dijlemeander

leibeek moeras 2 poelen 3 poelen meander poel bij meander bij grote bij grote lang fiet pad

vijver vijver & gracht 14/4/2012 14/4/2012 27/5/2012 27/5/2012 27/5/2012 28/5/2012

3

1 1

1

2

1

1

1

1

1

1

1

1 2

2

1

1

1

1

1 1

1 1 1

1

1

2

2

1 1

1

1 1

1

1

1

1

1

1 1

De Boomklever - maart 20 13 1 3

Page 16: De Boomklever Maart 2013

Biologie

Euraziati che bever (hierna gewoon bever genoemd) zijn emi-aquati che zoogdieren en komen zowel in tromend water als in stilstaande plassen voor. Een belangrijke voorwaarde voor permanente ve tiging is dat de waterloop of pla in de winter niet van oppervlakte tot bodem bevriest en in de zo­mer niet droog valt. Ze hebben een lichaamslengte tot 1 m, een taartlengte van 30 cm en een gewicht van gemiddeld 20-25 kg en zijn hiermee het grootste knaagdier van Europa. Bevers zijn territoriaal en monogaam. Een beverterritorium wordt meestal ingenomen door een familie bever . Deze familie be taat uit een volwas en mannetje en vrouwtje. Hiernaa t kunnen de jongen van dit jaar aanwezig zijn en ook de jongen van het vorige jaar kunnen nog binnen dit territorium leven (uitzonderlijk zelf nog jongen van 2 jaar geleden).

Bever hebben 1 tot 3 jongen per jaar. De grenzen van dit territorium worden met ca toreurn gemar­keerd (een product vanuit de castoreumklier) en andere bever worden binnen dit territorium niet toegelaten. Binnen een gebied i er dan ook maar plaat voor een beperkt aantal beverfarnilie (ook wel gekend al de draagkracht van een gebied). Ander dan bij andere knaagdieren hebben facto­ren zoal zachte winter of goede jaren met veel voed el weinjg invloed op de maximum draag­kracht van een gebied.

1 4 De Boomklever - maart 2013

Bevers zijn schemer- en nachtactieve dieren en strikte planteneters. Ze brengen de dag mee tal door in een burcht of hol. Burchten worden gebouwd als de oever niet steil is, holen worden gegraven in hogere oevers. De ingang hiervan is steeds onder water gelegen, en de kamers liggen hoger dan de ingang zodat deze wel droog zijn. Zo zijn deze kamers onbereikbaar voor mogelijke predatoren. Bevers zijn strikte planteneters en hun dieet bestaat 's winters vooral wt schors en twijgjes van zachte houtsoorten zoals wilg en populier. Door bomen om te knagen zijn de schors van de hele stam en de takken be chikbaar om gegeten te worden en kunnen de takken gebruikt worden in bouwsels. Om strenge winters door te komen leggen ze een wintervoorraad van takken en twijgen aan onder water. Op deze maruer kunnen ze, wanneer het water dichtgevroren is, en bomen en takken onbereikbaar zijn, toch aan voedsel komen zonder door het ijs te moeten breken. In de zo­mer eten ze ook veel waterplanten, wortelstokken, kruiden, gras en bladeren.

Page 17: De Boomklever Maart 2013

Herintroductie

In het begin van de 2oe eeuw waren er nog lecht 1200 bevers, verdeeld over 8 relictpopulatie , aanwezig in het wild. Reden van het bijna uit-

terven was de jacht omwille van de vacht, vlee en castoreum (een product dat gebruikt werd in medicijnen en parfums) en habitatdestructie. In Vlaanderen werd de laatste bever in 1848 gedood en in Wallonië gebeurde dit rond J 900. In België werden er tu en 1998 en 2001, lOJ bevers uitgezet in Wallonië en in 2003 werden er 20 in de Dijle- en Laanvallei uitgezet in Vlaanderen (in beide geval­len zonder toe temming van de autoriteiten). Toch i de bever vanaf het moment dat deze aanwezig i be chermd, zowel door Europese als nationale wetgeving. Ook burchten en dammen zijn door deze wetten beschermd en mogen niet verstoord, be chadigd of vernietigd worden zonder afwij­king van het oortenbe luit. Deze uitzettingen in België hebben de terugkeer ver neld, maar ook zonder deze actie zou de bever (weliswaar trager) teruggekeerd zijn omdat bever officieel geherintroduceerd werden in onze buurlanden: Nederland, Duit land en Frankrijk.

Twee bPvers in Grootbroek, Sint-Agnthn-Rorie Kristij11 Swi1111e11

Ecosysteemingenieur

Bevers zijn ecosysteem ingenieurs Qones et al., 1994). Ze veranderen het landschap, en creëren nieuwe habitats waar andere soorten van kun­nen profiteren. Bevers kunnen op verschillende manieren invloed uitoefenen op het landschap. Eerst en vooral knagen bevers bomen om. Op deze manier wordt er een hoeveelheid dood hout gecreëerd dat beschikbaar is voor andere soorten en wordt de lichtinval beïnvloed waardoor jonge zaailingen en zaden de kans krijgen om op te groe­ien en de plaats in te nemen van de gevelde boom. De omgeknaagde boom schiet ook in vele geval­len terug uit.

,r-c-• -·· :Zpogdieren

�\ � .

Door dammen te bouwen oefenen ze ook grote effecten op de omgeving uit. Stromende waterlopen worden afgedamd waardoor er een waterstandverhoging ont taat en een vernatting of over troming van een aantal troomopwaarts gelegen gebieden. Dammen worden meestal gebouwd omwiile van een te lage waterstand. Zoal reeds aangehaald moet de ingang van hol of burcht steed onder water taan, en al dit niet (meer) het geval i kan er een dam aangelegd worden. Ook voelen bever zich veiliger in het water dan op het land. Door 'bevervijver ' te cre­eren i er extra voedsel be crukbaar zonder dat ze het water moeten verlaten. Het effect van deze dammen is uiteraard afhankelijk van het reliëf. Zo zal er in diep uitgesneden dalen maar een kleine oppervlakte overstromen. In landschappen met weinig reliëf kan een dam grote overstroomde oppervlaktes veroorzaken. Teven kunnen de ver crullende dammen werken al kleine spaar­bekken en op deze marueren bij hevige regenval voorkomen dat overstromingen troomafwaarts plaat vinden ( yssen et al., 2011). Bever hebben positieve effecten op tal van soor­tengroepen en de biodiver iteit tijgt (gemiddeld genomen) al bevers aanwezig zijn. Onder andere vleermuizen profiteren van de aanwezigheid van bever , maar ook amfibieën doen het gemiddeld beter en sommige eendensoorten behalen een hoger broedsucces (Ciechanow ki et al., 2011; Dalbeck et al., 2007; Nummi 201 J ) .

Bevers in Vlaanderen

ln Vlaanderen kan er ge proken worden van 2 'geclu terde' populatie . Dit zijn de bevers ten zuiden van Leuven die de Dijle en de Laan bevolken (ongeveer 17 territoria, gegevens van beverwerkgroep en persoonlijke gegevens), en de bever van de grensmaas in Limburg die een aantal grindplassen en natuurgebieden innemen (15 territoria, persoonlijke gegeven ). Deze 2 'populatie ' bevinden zich re pectievelijk in het Schelde en Maasbekken, en uitwisseling is moei­lijk vermit bevers zich bij voorkeur via het water verplaatsen. Verder zijn er een aantal territoria die eerder geïsoleerd zijn. Dankzij het gebruik van ca­meravallen weten we echter dat ook in veel van deze territoria voortplanting plaat vindt en er zich dus ganse families gevestigd hebben. ln 2010 werd zo de eerste voorplanting in Oost-Vlaanderen (Vlassenbroek) en Antwerpen (Vier el) va tge-teld ind de herintroductie van de bever in

Vlaanderen. Momenteel wordt er ge chat dat er 120 tot 140 bevers leven in Vlaanderen.

De Boomklever - maart 2013 1 5

Page 18: De Boomklever Maart 2013

. . : - !-i�H

.:.���� Zoogdieren �;.r

- " ... . : . �-.�

Beverdn111 i11 Grootbroek, Sint-Agnt/1e-Rode - Kristij11 Swi1111e11

Mogelijke problemen met bevers

Bevers veroorzaken soms vraatschade aan land­bouwgewa sen. Zo worden bieten en maï graag gegeten. Percelen kunnen afgeschermd worden door gebruik te maken van draad of schrikdraad. Vaak weegt de chade echter niet op tegen de kost van het nemen van preventieve maatregelen. Po­pulieren worden ook aangeknaagd, en zulke pro­blemen betreffende waardevolle bomen kunnen opgelost worden door de individuele bomen te omra teren. Een tweede categorie van problemen is gerela­teerd met graafactiviteiten. Graafactiviteiten in grote dijken (winter en zomerdijken van grote waterlopen) bleken uit een Nederlandse studie zeldzaam en voorspelbaar (Niewold 2007). Zo konden er gericht maatregelen uitgevoerd wor­den, zoal het ingraven van draad, het afschuinen van dijken of electief kappen van bomen op be­paalde delen van de dijk. Holen in kleine dijkjes (veelal kun tmatige dijkje tussen verschillende vijvers) kunnen extra verbindingen veroorzaken waardoor waterniveau niet meer apart geregu­leerd kunnen worden. Ook kunnen deze holen in torten wanneer er op getrapt of over gereden wordt. In Vlaanderen zijn deze problemen nog zeer beperkt. Beverdammen zorgen voor de grootste bezorgd­heid binnen on dicht bevolkte land chap. Vaak i het niet te accepteren dat bepaalde gebieden onder water lopen (woon, indu trie of landbouw­gebied maar ook in natuurgebieden zijn er al con­flicten opgetreden).

16 De Boomklever - maart 2013

Etende bevers in Grootbroek Sint-Agntlie-Rode Kristijn Swinnen

Ook worden er soms beverdammen (met vergun­ning) verwijderd om mogelijke problemen met hoog water preventief op te lossen. Om dammen af te breken moet er een vergunning aangevraagd worden. Het afbreken van bever­dammen is vaak niet (kosten) efficiënt omdat dit kan leiden tot een uitputtingsslag tussen dammen afbrekende mensen en dammen opbouwende bevers. Andere mogelijkheden zijn voor handen, zoals het aanbrengen van een 'flow device'. Dit is een buis die door de dam aangebracht wordt met als doel om het waterniveau te reduceren, en een compromis te bereiken dat aanvaardbaar is voor mens en bever. Op deze manier kan het waterni­veau gereduceerd worden, maar blijft er voldoen­de water over zodat de bever niet dadelijk op een andere locatie een dam gaat bouwen. Er is veel er­varing met deze flow devices in het buitenland en sinds vorig jaar werd de eerste toegepast in V laan­deren. Momenteel wordt er nagegaan welke fac­toren verklaren dat bevers wel een dam in het ene en niet in het andere territorium maken. Met deze gegevens zal vervolgens een voorspellingsmodel opgesteld worden. Momenteel ontbreekt een dui­delijk kader om te bepalen wanneer dammen wel of niet in aanmerking komen voor een afwijking op het soortenbe 1 uit.

Page 19: De Boomklever Maart 2013

Wat gebeurt er in de Dijlevallei?

In samenwerking met de Beverwerkgroep wordt zowel de Dijle als de Laan 1 tot enkele keren per jaar afgevaren om de ituatie op te volgen en na te gaan of alle burchten nog in gebruik zijn, of er nieuwe zijn bijgekomen en of de meest actieve zones nog steeds in dezelfde gebieden gesitueerd zijn. Je hoeft echter niet de kajak in om bevers te onderzoeken. Elk jaar organiseert de bever­werkgroep in samenwerking met de Universiteit Antwerpen een bevermonitoring. Gedurende 3 avonden proberen we een zicht te krijgen in bezetting van de gebieden en aanwezigheid van jongen. De laat te jaren kunnen we rekenen op bijna 20 vrijwilliger per dag die op ver chillende geselecteerde locatie po t vatten. Gegeven worden nauwgezet genoteerd en achteraf worden ervaringen en gegeven uitgewisseld in een plaatselijk café. Dit i een goede manier om interessante gegevens te verzamelen gecombineerd met goede kansen om bevers in levende lijve waar te nemen. Uiteraard is succes nooit gegarandeerd (het blijven wilde dieren) maar geïnteresseerden kunnen zich op de bevernieuwsbrief in chrijven en worden op deze manier op de hoogte gehouden van de monitoringen.

Er wordt gewerkt aan een model om na te gaan welke gebieden nog geschikt zijn voor bevers, maar momenteel nog niet ingenomen werden. Wel lijkt de directe omgeving van de Laan en de Dijle ten zuiden van Leuven bijna gebiedsdek­kend ingenomen. Bevers die hier geboren worden en na enkele jaren een eigen territorium moeten vinden hebben maar enkele opties: bevers uit een nu reed ingenomen territorium verjagen, zich stroomafwaarts door Leuven laten afzakken of zich 'landinwaarts' begeven en zich vestigen op vijvers die verderaf gelegen zijn, en mogelijk niet rechtstreeks in verbinding staan met Dijle en Laan.

Beverb11rc/1t 011d-Hever/ee Kristij11 Swi1111e11

l:'" " ·�;:'-:-Zoogdieren

� �7,"

0111gek11nngde boo111 i11 Grootbroek Si11t-Agntlie-Rode Kristij11 Swi1111e11

Tenslotte een oproep aan natuurliefhebbers die al gedurende een aantaJ jaren oorten in de Dijlevallei be tuderen en registreren. In het buitenland zijn er positieve effecten van de aanwezigheid van bever op tal van oortengroepen zoal libellen en andere ongewervelden, amfibieën, vogels en vleermuizen aangetoond. Misschien hebben jullie gegevens ver­zameld van voor de aanwezigheid van de bever tot nu. Het zou zeer intere ant zijn om deze gegeven te bekijken en na te gaan of er effecten aangetoond kunnen worden van bever op soorten amen tel­ling in België. De Dijlevallei is zeer geschikt om na te gaan of deze effecten er zijn. Indien je over zuJ­ke gegevens beschikt en je zou wel willen weten of deze geschikt zijn voor dit oort analy e kan je al­tijd contact met mij opnemen.

Kristijn Swinnen Doctoraatstudent Evolutionaire Ecologie

Universiteit Antwerpen [email protected]

Referenties Ciechanowski, M., Kubic, \V., Rynkiewicz, A., & Zwolicki, A.

(2010). Reintroduction of beavers Castor fiber may im­prove habitat quality for vespertiliortid bats foraging in small river valleys. European Journal of \Vildlife Research, 57(4), 737-747.

Dalbeck, L., Lüscher, B., & Ohlhoff, D. (2007). Beaver ponds as habitat of amphibian communities in a centra] Euro­pean highland. Amphibia-Reptilia, 28(4), 493-501.

iewold, F.J.J. (2007). Graverij van bevers in rivierdijken in de Gelderse Poort. \Vagertingen, AJterra, Alterra-rapport 1604. 1-48.

umrrti, P. 2011. Keystone effect of beaver on other artimal . pp. 221-227 dan : Re toring the European beaver - In: 50 year of experience (Sjöberg, G. et Bali, P.B.). Pen oft Publi hers, Sofia, Bulgarie

yssen, J., Pontzeele, J., & Billi, P. (2011 ). Effect of beaver dams on the hydrology of mall mountain stream : Example from the Chevral in the Ourthe Orientale basin, Ardennes, Belgium. Joumal of Hydrology, 402(1-2), 92-102.

De Boomklever - maart 2013 1 7

Page 20: De Boomklever Maart 2013

Bijzondere broedvogels in het Dijleland,

broedseizoenen 2008-2012, deel 1.

Wat kunnen

we afleiden uit

www.dijleland.waarnemi Jie�.be?

� ..

'�

Bln11we kieke11dief (v), jngend op Leefdnnl plnten11, 2011

Het BBV-project en het Dijleland

De aantallen broedparen van een 90-tal bijzondere broedvogel oorten worden in Vlaanderen reeds sind 1994 jaarlijks in kaart gebracht binnen het project Bijzondere Broedvogels Vlaanderen (BBV). Op deze manier wordt getracht een gebiedsdek­kend beeld te krijgen van de evolutie van het broedbestand van het geselecteerde soortenpalet, dat zowel zeldzame broedvogels als kolonievor­mende en exoti che soorten omvat. Deze moni­toring startte als gemeenschappelijk initiatief van het toenmalige Instituut voor Natuurbehoud (nu

amen met het Instituut voor Bos- en Wildbeheer gefusioneerd tot het In tituut voor Natuur- en Bo onderzoek (INBO)) en Vlavico (Vlaamse Or­nithologi che Commissie, nu gefusioneerd met Natuurpunt), en wordt tegenwoordig door het 1 BO van verdere profe sionele begeleiding voorzien.

1 8 De Boomklever - maart 201 3

Smn De Bncker & Kntrie11 Retp1ders

De methodiek (Anselin et al. 2007; te downloaden op http://www.inbo.be/ content/ page.asp?pid=­FAU_ VO_BBV _start) is gebaseerd op de uitgebrei­de territoriumkartering zoals beschreven door van Dijk (1993), en de verzamelde gegevens worden onder meer gebruikt als basis voor het beheer van natuurgebieden, en kunnen op langere termijn wor­den verbonden aan habitat- en landschapstrends, en gebruikt ter evaluatie van het gevoerde beleid.

Voor de coördinatie van het veldwerk (dat hoofd­zakelijk door vrijwilligers wordt uitgevoerd) en het verzamelen van de gegevens wordt Vlaande­ren binnen het BBV-project opgedeeld in 29 regio's, waaronder regio Leuven (hier ook Dijleland ge­noemd). Helaas blijkt het aanhoudend en gebieds­dekkend opvolgen van onze bijz0ndere broed­vogels lokaal erg moeilijk te realiseren (te grote inspanning om jaarlijks te leveren, bv. van toepas­sing op bossoorten), en hebben we onze regio nooit tot de actiefste BBV-regio's kunnen rekenen . . .

Page 21: De Boomklever Maart 2013

Tijdens de jaren 2000-2002 werd er in het Dijleland wel een grote inventarisatie-inspanning geleverd in het kader van de Atlas van de V laamse Broed­vogels 2000-2002 (Vermeersch et al. 2004), en ook tijdens de daarop volgende jaren coördineerde de Natuur tudiegroep Dijleland nog meerdere broedvogelinventari atie (de ene keer met focu op akkergebieden, een andere keer op vallei- of bosgebied), maar intu sen gaat er echter reeds enkele jaren geen specifieke aandacht meer naar de bijzondere broedvogels van onze regio, op enkele van de mee t zeldzame soorten na. Dit betekent echter niet dat er verder helemaal geen gegevens voorhanden zijn, de grote lokale densi­teit aan waarnemer en het nauwkeurig invoeren op www.dijleland.waarnemingen.be creëerde im­mer een schat aan informatie. In bepaalde geval­len i deze informatie recht treeks bruikbaar in een broedvogelcontext. Zo levert bijvoorbeeld een melding van een bezet nest, of van pulli of net uit­gevlogen jongen, onmiddellijk een lokaal broed­bewij . Een overzicht van de aantallen bijzondere broedvogel in het Dijleland in de jaren 2008-2011,

dat op deze manier werd samengesteld op ba i van de gemeenschappelijke waarnemingen van alle invoerder , werd begin 2012 ter di cu sie ge­pre enteerd op de Algemene Vergadering van de NSG Dijleland. Uit de analyse bleek echter vooral dat deze aanpak enkel resultaat oplevert voor een beperkt aantal soorten met een erg hoge zicht­baarheid, en werd gesuggereerd het een over een andere boeg te gooien. De databank bevat immers ook een grote hoeveelheid onrechtstreeks bruik­bare informatie, die dient te worden getoetst aan de interpretatiecriteria uit de gevolgde handlei­ding. Zo dient men bij reeksen van waarnemingen van een bepaalde soort in een bepaald gebied na te kijken of er voldoende waarnemingen binnen de datumgrenzen voor geldige waarnemingen vallen vooraleer men tot territoria mag besluiten, dienen verschillende zangposten te worden ge­toetst aan de relevante fusie-afstand om tot één of meerdere territoria te besluiten, enz. Maar het veldwerk wordt bij een broedvogelmo­nitoring doorgaans door één- en dezelfde persoon uitgevoerd, die zijn gebiedsbezoeken zo plant (spreidt in tijd en ruimte) dat er een maximale hoeveelheid waarnemingen kan worden verza­meld die informatief zijn in de broedvogelcontext. De interpretatiemethodiek werd echter niet ont­worpen om deze los te laten op een set toevallige, niet-gestandaardiseerd verzamelde waarnemingen.

. .

"·�:�.::::.:- Vogels

Broedgevallen/ territoria waartoe op deze wijze kan worden be loten zullen weli waar correct ge­ïnterpreteerd zijn, maar door de afwezigheid van coördinatie tussen waarnemers die niet actief aan het inventariseren zijn kan er niet worden gesteld dat de waarnemingsdata in alle gevallen optimaal waren met het oog op het verkrijgen van even­tuele hogere broedzekerheden, noch dat de ge­meenschappelijk geleverde inspanning ruimtelijk evenwichtig verdeeld was. De bekomen aantallen zullen voor veel oorten dan ook eerder onder­schattingen zijn, vooral voor oorten uit minder bezochte habitattypes en/ of met een onopvallen­de broedcycl us.

In deze bijdrage geven we een overzicht van de cijfers die op de hoger be chreven ma.nier konden worden bekomen voor het Dijlelandse broedsei­zoen 2012, en geven we bij elke oort aan in hoe­verre de gepresenteerde gegevens volgen ons een betrouwbare maat zijn voor de werkelijke situatie. We beperken on tot het Dijleland sensu

stricto (de gemeenten Kortenberg, Herent, Bertem, Leuven, Oud-Heverlee, Huldenberg, Tervuren en Overijse + aangrenzende delen van Meerdaal­woud en het Dorenveld), en gebruiken voor deze analy e dus enkel waarnemingen uit www.dijle­land.waarnemingen.be (detailstudie in bepaal­de gebieden en/ of soortengroepen - zoals de wa­tervogels in het Park van Tervuren - worden ook meegegeven). Voor de interpretatiecriteria volgen we hierbij van Dijk & Boele (2011), de mee t re­cente update van een broedvogelhandleiding met relevantie voor onze regio. Het soortenlijstje omvat alle nationale BBV-soorten die tijden 2008-

2012 binnen het Dijleland tot broeden kwamen (of broedverdacht waren), uitgebreid met enkele andere soorten die voorkomen op Bijlage I van de Europese Vogelrichtlijn (speciale beschermings­maatregelen vereist) en/ of op de V laam e Rode Lijst (Devo et al. 2004; categorieën 'kwet baar', 'bedreigd' en 'met uitsterven bedreigd'). Aanvul­lend werden ook nog enkele regionaal zeldzame broedvogelsoorten opgenomen die niet aan deze criteria voldoen. In dit eerste deel bespreken we een eerste set van soorten, de overige komen in een volgende Boomklever aan bod.

De Boomklever · maart 20 1 3 1 9

Page 22: De Boomklever Maart 2013

Bijzondere broedvogels in het Dijleland anno 2012

Bij elke opgenomen oort wordt weergegeven op ba i van welke criteria de oort werd geselecteerd of dat het een extra oort van 'regionale interesse' betreft: BBV = project Bijzondere Broedvogel V laanderen (ex= exoot, kol =koloniebroeder), RL = Rode Lij t V laanderen (K = kwet baar, B =bedreigd, MUB =met uit terven bedreigd), VRL =Vogelrichtlijn Europa. Ook details over de interpretatiecriteria (fusie-af-

tanden, benodigde aantallen geldige waarnemin­gen etc.) worden wanneer relevant meegegeven (naar van Dijk & Boele 2011, maar we wensen uitdrukkelijk op te merken dat we niet preten­deren een volledige handleiding voor broedvo­gel-inventarisatie te presenteren, zo spreken we bijvoorbeeld niet over normbezoeken etc.). Hierbij worden de volgende codes gebruikt :

DG =datumgrenzen # ob =minimaal aantal vereiste waarnemingen (niet altijd gespecifieerd) # obs DG = minimaal aantal vereiste waarne­mingen binnen de datumgrenzen FA = fu ieafstand (in meters) GW =geldige waarnemingen: adult (waarne­mingen van volwassen mannetje of vrouwtje in geschikt broedgebied), paar (man en vrouw

amen in geschikt broedgebied), territoriaal gedrag (waaronder zang), nestindicerend ge­drag en/ of peciale nesttellingen.

Kwartel Coturnix coturnix

extra soort Dijleland DG = 20 mei - 31 juli ; # obs DG = 1 ; FA = 1000 ; GW =ad, paar, terr. & ne tind. gedrag

We grijpen de be preking van deze eerste soort aan al een gelegenheid om de toegepaste metho­diek in detajl toe te lichten, en kritisch te reflecte­ren over de gebruikte gegevens. Bij het interpreteren van waarnemingen van Kwartel hebben we du min ten één geldige waarneming nodig tu en 20 mei en 31 juli (en geen aanvullende tweede waarneming binnen of buiten deze datumgrenzen) om tot een broedterri­torium te mogen be luiten.

20 De Boomklever - maart 2013

Elke waarneming van een levend individu ter plaat e is daarbij een geldige waarneming (du zowel een zichtwaarneming van één of meerdere individuen als een auditieve waarneming van een roepend/ zingend ex.) en op zich du voldoende om tot een territorium te mogen besluiten. Verschillende waarnemingen binnen een afstand van lOOOm dienen vervolgens tot hetzelfde ter­ritorium te worden gerekend, tenzij er imul­taanwaarnemingen in het spel zijn (die kunnen immers wel op meerdere territoria binnen de fu­sieaf tand wijzen). In andere gevallen wijzen na­burige waarnemingen pas op een tweede terri to­ri urn wanneer ze verder dan lOOOm van de eerste waarnemingsplaats verwijderd waren, waarbij de fusieafstand maar naar één kant tegelijk toe­gepast mag worden om geen onderschattingen te bekomen. Indien elke waarneming een geografisch zeer nauwkeurig ingegeven individu zou betreffen, kunnen we deze kennis snel toepassen op de gegevens van Dijlelandse Kwartels uit www.dij­leland.waamemingen.be om het aantal territoria uit 2012 te bepalen (omwille van het ontbreken van exacte posities gebruiken we geen waarne­mmgen die op andere manieren werden doorge­geven). Helaas zijn deze gegevens niet allemaal zo clean (ze werden dan ook niet met het oog op broedvogeltellingen verzameld en ingevoerd), en kunnen er vaak vragen gesteld worden bij de exacte positie (vooral van belang als er fusieaf­standen moeten worden toegepast). Ook worden verschillende individuen binnen eenzelfde gebied niet altijd afzonderlijk ingevoerd (vooral bij talrij­kere soorten) waardoor we het raden hebben naar de juiste posities van de afzonderlijke individuen en dus niet kunnen inschatten hoeveel territoria in het spel waren. Kwartels staan bovendien bekend om het feit dat de mannetjes heel wat afstand kunnen afleggen tussen de verscrullende roepse­ries door, waardoor een individueel mannetje de verkeerde indruk kan wekken dat het om meer­dere mannetjes gaat. We vertrouwen erop dat het toepassen van de gepubliceerde fusieafstand van lOOOm hier correct aan tegemoet komt, maar zul­len er in het geval van waarnemmgen van meer­dere exemplaren op dezelfde plaats en datum ook op moeten vertrouwen dat de verscrullende waar­nemers ten tijde van de waarneming een correcte interpretatie van de betrokken aantallen maakten.

Page 23: De Boomklever Maart 2013

2008Cb) 2009 2010 2011 2012 Opmerking

Kwartel 12 16 25 42 13 minima

Patrij 6 24 22 26 25 minima

Knobbelzwaan<•> 1 7 3 5 8 betrouwbaar

Zwarte Zwaan<•> 1 0 0 0 0 betrouwbaar

Grote Canade e Gan <•> 4 2 1 5 13«> minima

Nijlgans<•> 10 10 4 12 13<c) minima

Bergeend<•> 1 2 1 0 0 betrouwbaar

Mandarijneend<•> 1 1 0 1 2<c) minima

Krakeend ? ? ? ? ? ongekend

Slobeend 1 5 11 11 12 onbetrouwbaar

Zomertaling 2 5 3 3 4 betrouwbaar

Wintertaling 1 3 2 2 1 betrouwbaar

Aal cholver 0 0 3-4 3-4 15 betrouwbaar

Roerdomp 0 0 0 0 1 betrouwbaar

Woudaap 1 0 0 1 1 betrouwbaar

Blauwe Reiger ? ? ? ? 14-19 minima

Wespendief 10-11 1 0-11 12-14 12-14 12-14 betrouwbaar

Bruine Kiekendief 0 0 0 1 1 betrouwbaar

Havik 18-20 18-20 18-20 18-20 18-20 schatting

Boomvalk 5 5 5 4 5 betrouwbaar

Slechtvalk 0 0 0 1 1 betrouwbaar

Tabel 1 : Aantallen territoria van bijzondere broedvogels in regio Leuven tijden de periode 2008-2012

(bron www.dijleland.waarnemingen.be).

(a) niet volgens interpretatiecriteria

(b) voor vele soorten onbetrouwbaar/ niet vergelijkbaar omwille van lager aantal waarnemer

(c) gecorrigeerd aan de hand van detailstudie

De Boomklever - maart 2013 21

Page 24: De Boomklever Maart 2013

• • • ,-�:.. l.

Vogels·." :�::t�:,�" l, "-: : �

". \_ •

Voor het broed eizoen 2012 levert deze benade­ring 13 territoria van Kwartels in het Dijleland op : 1 te Haasrode/Konijnenhoek, 1 te Bertem/Koe­heide, 2 te Korbeek-Dijle/ plateau, 1 te Leefdaal/ plateau, 1 te Huldenberg/ plateau en 7 op het Do­ren veld (Erps-Kwerps tot Steenokkerzeel). Het Dorenveld wa daarbij het enige gebied waar met de fusieafstand moest worden gewerkt.

De totale dataset bestond echter uit slechts 33 ge­geven . Aangezien de waarnemingsintensiteit erg laag i op zomer e avonden in het open veld, zal de be chikbaarheid van een beperkte dataset wel­licht altijd een probleem blijven bij deze soort. In dit geval kan men zich du terecht de vraag stellen of de gebruikte data wel toelaten om betrouwbare aantallen te bepalen, niet de methode. We wensen du niet te veel vertrouwen te stellen in het beko­men ab olute totaal voor de Kwartel, dat we eer­der al een onderschatting, of een minimum, zien. Maar mogelijk geeft een tijdsreeks van dergelijke gegevens wel informatie over de trend in de Dij­leland e broedpopulatie? Wanneer we dezelfde methode toepassen op de gegevens uit 2008-2011 bekomen we de volgende aantallen territoria : 42 in 2011, 25 in 2010, 16 in 2009 en 12 in 2008 (Tabel 1 en Figuur 1). We krijgen dus de indruk van een toename van 2008 tot 2011 (met 350% ), gevolgd door een erg !echt broed eizoen 2012. Aangezien waarnemingen.be in het voorjaar van 2008 werd gelanceerd, en !echt weinig waarnemers al hun oudere waarnemingen in dit portaal hebben inge­voerd, kunnen we deze benadering niet doortrek­ken naar de jaren voor 200 .

22 De Boomklever - maart 2013

Br11i11e kiekendief Axel Smets

Maar ook tijdens de eerste jaren van waarnemingen.be groeide het aantal invoerders nog zeer sterk (lijkt nu gestagneerd te zijn), wat de lagere aantallen in de eerste jaren kan helpen verklaren. Verder zou het aantal waarnemers, en de geografi che sprei­ding en intensiteit van het veldwerk, tussen de verschillende jaren constant moeten zijn opdat de berekende aantallen territoria rechtstreeks met elkaar vergeleken mogen worden. Helaas kun­nen we hier niet van uitgaan, zodat we naast de absolute aantallen ook de trend niet echt durven vertrouwen. Zo springt het 'goede' jaar 2011 qua geografische spreiding tussen de andere jaren uit, met bijvoorbeeld heel wat waarnemingen uit het zuidwesten van onze regio (rondom Over­ij e) vanwaar in alle andere jaren nauwelijks of zelfs geen Kwartels werden ingevoerd. Maar ook wanneer we deze gevallen uit de dataset van 2011 weren om een betrouwbaardere trend te bekomen komen we nog steeds uit op een totaal van 35 ter­ritoria in 2011, wat het hoogste aantal uit het rijtje blijft.

Wat de situatie van de Kwartel betreft durven we dus niet verder gaan dan stellen dat er in 2012 13 territoria konden worden aangetoond in het Dijle­land, maar dat dit aantal als een absoluut minimum dient te worden beschouwd. Aangezien de waarne­m

.ingsintensiteit in het grootste deel van de regio

niet opvallend verschilde tussen de laatste drie ja­ren, durven we wel stellen dat Kwartels tijdens het broedseizoen 2012 opvallend schaarser waren dan in 2010 en vooral 2011, en lokaal dus zeker niet hun beste broedseizoen kenden (zie ook Moreau 2012a).

Page 25: De Boomklever Maart 2013

45

40

35

30

25 �Kwartel

20 -Patrijs

15

10

5

"' .

t:' •. � _ Voae/s -�----- b

Figuur 1:

Aantal territoria voor Kwartel en Patrij in regio Leuven tijden de periode 2008-2012

(bron wvl'\\1.dijleland. waarnemingen.be).

(b): voor veel oorten onbetrouwbaar / ruet vergelijkbaar omwille van lager aantal waarnemer

0 -.- -.,..-----.,..------,

2008(b) 2009 2010

Patrijs Perdix perdix RL (K)

2011 2012

DG = 15 feb - 20 juni;# ob DG = 1; FA= 500; GW = terr. & nestind. gedrag DG = 15 feb - 20 juni;# ob = 2; # ob DG = 1; FA = 500 ; GW = ad, paar

Voor het bepalen van Patrijsterritoria zijn er twee sets van regels : bij territorium- en nestindiceren­de waarnemingen vol taat één observatie tussen 15 februari en 20 juni om tot een broed territorium te mogen besluiten, maar in het geval van waarne­mingen van solitaire of gepaarde individuen heb­ben we minstens twee waarnemingen nodig waar­van er zeker één binnen de datumgrenzen moet vallen. Het wordt de lezer onmiddellijk duidelijk dat het toepassen van deze regels heel wat meer werk betekent dan in het geval van de Kwartel. Niet alleen is het aantal ingevoerde waarnemin­gen van Patrijs veel hoger dan dat van Kwartel, de fusieafstand is ook de helft kleiner (wat tot poten­tieel meer af-te-bakenen territoria kan leiden) en we moeten bij deze soort ook rekening houden met waarnemingen buiten de datumgrenzen om vast te stellen of deze in combinatie met andere waarne­mingen tot extra territoria kunnen leiden. Verder gelden uiteraard dezelfde opmerkingen in verband met datakwaliteit en onderlinge vergelijk­baarheid van de verschillende jaren (zie Kwartel).

Het toepassen van de criteria op de Patrijsgege­vens leidt tot het volgende opmerkelijk constan­te resultaat : 25 territoria in 2012, 26 in 2011, 22 in 2010 en 24 in 2009 (slechts 6 in 2008 maar dit kan bijna niet anders dan een effect van het kleinere aantal invoerders zijn, bovendien alle 6 rondom het plateau Leefdaal - Korbeek-Dijle terwijl de geografische spreiding in de latere jaren veel gro­ter is) (Tabel 1 en Figuur 2).

Aangezien de periode waarin broedende Patrijzen geïnventari eerd kunnen worden beter overeen komt met de voorjaarspiek in waarnemersacti­viteit dan voor de Kwartel, en Patrijzen zich ook overdag makkelijker laten opmerken dan hun kleinere neven, zou men kunnen verwachten dat de cijfer in het geval van de Patrijs een accurater beeld van de ituatie in het veld geven. Toch die­nen ook deze cijfers met de nodige voorzichtigheid benaderd te worden. Bepaalde deelregio 's (zoals het plateau van Korbeek-Dijle en Leefdaal) waren tijden de jaren 2009-2012 immer constant goed vertegenwoordigd in de Patrijzen-data et (gro­tendeel dankzij de inspanning van slechts enkele waarnemers), maar we merkten bij de analyse ver­der op dat de geografi che zwaartepunten buiten deze kernen verschillen van jaar tot jaar (variatie in waarnemersgedrag die het beeld op onze broe­dende Patrijzen vertroebelt). Bovendien ontbre­ken systematisch waarnemingen uit grote delen van de regio die voor Patrijzen geschikt broedge­bied vormen aangezien deze gebieden ofwel niet meer werden bezocht ofwel bijvoorbeeld !echt één keer, en werd er die keer - helaa - geen of slechts één individu waargenomen (wat voor de Kwartel voldoende was, maar du niet voor de Patrijs - die in V laanderen ab urd genoeg zowel tot de kwetsbare broedvogel al tot het jachtwild wordt gerekend).

Samenvattend kunnen we dus stellen dat er in 2012 25 Dijlelandse territoria va11 Patrijs ko11de11 worden afgebakend, maar dat ook deze aa11tallen onderschattingen zijn. We krijgen de indruk dat het lokale broedbestand ten mi11ste tijdens de jaren 2009 - 2012 constant bleef, wat wordt be­vestigd door details uit systematisch goed onder­zochte gebieden.

De Boomklever - maart 201 3 23

Page 26: De Boomklever Maart 2013

Knobbelzwaan Cygn11s olor BBV DG = 20 apr - 20 juli ; # obs = 2; # obs DG = 1 ; FA= 2500; GW =paar, terr. & nestind. gedrag

Hoewel er dus ook interpretatiecriteria voor

broedterritoria be taan voor eendachtigen, beslis­

en we deze in het geval van de Knobbelzwaan

niet toe te pa en omwille van de alomtegenwoor­digheid van niet-broedende exemplaren van deze

oort in onze regio. Het toepassen van de regels zou in dit geval vermoedelijk tot overschattingen leiden. Aangezien de meeste vijvergebieden in onze regio intensief door vogelkijkers bezocht worden, en niet alleen de jongen maar ook de nesten van Knobbelzwanen daarbij bijna altijd worden opge­merkt en ingevoerd, menen we dat waarnemin­gen van bezette ne ten en pulli voor deze soort een betrouwbare basis vormen om het broedbe-

tand in onze regio in te schatten. Op deze manier bekomen we voor 2012 een totaal van 8 broed pogin­gen van Knobbelzwanen in het Dijleland : telkens één te Sint-Agatha-Rode/ Grootbroek, Leefdaal/ Voervallei, Neerijse/ Kliniekvijvers, Neerijse/ Grote Bron, Oud-Heverlee/ Z, Oud-Heverlee/ N, Oud-Heverlee/ Zoete Waters en Heverlee/ Abdij van Park. Daarmee kende elke vijver uit de Dij­levallei tussen Leuven en de taalgrens dus zijn broedpoging, maar waren er nauwelijks territoria buiten deze vallei. De resultaten van de voorgaan­de jaren tonen een ietwat onverwachte variatie in het aantal territoria: 5 in 2011, 3 in 2010, 7 in 2009, en slechts 1 in 2008 (Tabel 1). De enige locatie waar in alle vijf jaren gebroed werd was de Abdij van Park, en de belangrijkste blanco locatie in 2012 wa het Leopoldspark in Kessel-Lo (wel broedge­vallen in 2009 en 2011). Het is ons niet duidelijk hoe deze opvallende ver chillen door waarnemer­seffecten tot stand zouden kunnen zijn gekomen, de vijvergebieden worden immers elk jaar goed bekeken en het lijkt erg onwaarschijnlijk dat het ene jaar veel broedindicerende waarnemingen worden doorgegeven terwijl dat in een ander jaar systemati ch minder wordt gedaan. Merk op dat we in het geval van de Knobbelzwaan niet over territoria (dr. de hoger behandelde hoen­der ) maar over broedpogingen spreken, waarvoor het bewij du kan bestaan uit observaties van bv. nestbouw, bebroede nesten, ne ten met eieren, pulli of opgroeiende niet-vliegvlugge jongen.

24 De Boomklever - maart 2013

Misschien kan het werkelijke aantal territoria (be­komen door toepassing van de interpretatiecrite­ria) gemiddeld hoger en mogelijk ook constanter zijn, maar komen niet alle paren elk jaar tot broe­den? Of verklaart variatie in broedsucce deels de sterk verschillende aantallen broedende Knobbel­zwanen tussen opeenvolgende jaren? De meeste informatie over broedende Knobbelzwanen komt immers van waarnemingen van pulli. Indien er wel wordt gebroed maar het broedsel mislukt, dan komen deze broedgevallen bij de huidige benade­ring niet in onze telling terecht. Tenzij er een ne t werd ingegeven, maar dat gebeurt minder courant.

Conclusie: in 2012 kon in het Dijleland broedbe­wijs worden geleverd in 8 territoria van Knobbel­zwanen, en we hebben e�n redelijk groot vertrou­wen in de accuraatheid van dit cijfer. Gegevens uit de voorgaande jaren illustreren dat de variatie tussen jaren groter is dan werd verwacht, maar aangezien we hier niet onmiddellijk een oorzaak voor kunnen aanwijzen werden zo mogelijk toch de werkelijke aantallen achterhaald.

Zwarte Zwaan Cygnus atratus BBV (ex) 2008 Tervuren DG = 1 maa - 31 juli ; # obs = 2 ; # obs DG = 1 ; FA= 2500; GW =paar, terr. & nestind. gedrag

Allereerst een kritische noot bij de da turngrenzen voor deze exotische soort : als inheemse broedvo­gel van Australië vergissen Zwarte Zwanen zich in onze streken al eens van seizoen wanneer het op broeden aankomt (de Australische zomer komt overeen met onze winter), wat de datumgrenzen in de praktijk grotendeels betekenisloos maakt. Maar ook buiten deze wetenschap zouden we de inter­pretatiecriteria voor deze soort niet gebruikt heb­ben, aangezien nesten en pulli van Zwarte Zwanen zeer zichtbaar zijn, en vermoedelijk in alle gevallen worden opgemerkt en doorgegeven. De laatste keer dat er in het Dijleland nestbouw werd vastgesteld is intussen reeds geleden van ok­tober 2008 te Tervuren (Moreau 2009c), en de laatste pulli (tevens de enige, voor zover bekend) werden opgemerkt in de najaren van 1998 en 1999 te Flori­val en in het Arenbergpark te Heverlee (Fluyt 2004). Overige gevallen van nestbouw zonder verder re­sultaat werden genoteerd in maart 2002, maart 2003 en april 2004 te Florival/Z (Fluyt 2004; Moreau 2002, 2004, 2005) en in oktober 2005 te SAR (Moreau 2009c).

Page 27: De Boomklever Maart 2013

'

,

De Zwarte Zwaa11 kan i1l het Dijleland een ac­cidentele exotische broedvogel worden genoemd. Het is niet ondenkbaar dat de broedgevallen en -pogingen uit de periode 1998-2005 allen op naam van hetzelfde koppel kunnen worden geschreven. Het aantal waarnemingen reduceerde over de loop van de voorbije 15 jaren van enkele tientallen per jaar tot slechts 4 in 2012.

Grote Canadese Gans Branta canadensis BBV (ex) DG = 1 apr - 30 juni;# ob = 2; # ob DG = 1; FA= 2500; GW =paar, terr. & nestind. gedrag

Al zijn Canadese Ganzen doorgaan di creter in hun nestplaatskeuze en hiervoor minder aan open water gebonden dan Knobbelzwanen, toch schat­ten we de zichtbaarheid van het broedgebeuren van deze soort voldoende hoog in om voor dezelf­de benadering te gaan al bij de Knobbelzwaan, en du geen gebruik te maken van de interpretatiecri­teria. Het risico op het missen van broedgevallen zal voor deze soort waarschijnlijk wel iets hoger zijn, zeker in het geval van mislukte pogingen. Nesten van Canadese Ganzen worden in de regio immers weinig gevonden en/ of doorgegeven dus gaan we hoofdzakelijk voort op waarnemingen van pulli en niet-vliegvlugge jongen, maar die zijn er natuurlijk niet bij mislukte broedgevallen. De resultaten dan : 4 zekere broedgevallen in 2008, 2 in 2009, 1 in 2010, 5 in 2011 en 6 in 2012 (Tabel 1). Ook hier dienen we weer de nodige voorzich­tigheid aan de dag te leggen bij de interpretatie van deze aantallen. De Dijlevallei kent ongetwij­feld een voldoende hoge waamemersdensiteit om de cijfers uit dat deel van de regio te vertrouwen, maar hier werden tijdens de jaren 2008-2011 nau­welijks broedverdachte Canadese Ganzen opge­merkt. In 2012 werd dat plots anders, met geval­len te Heverlee/Langestaart, Oud-Heverlee/N en Sint-Agatha-Rode/Veeweide. In 2011 werden echter gevallen aangetoond te Moorsel, Herent, Meerbeek en Everberg, waar broedindicatieve waarnemingen van Canadese Ganzen in alle an­dere jaren ontbraken. Het lijkt weinig aannemelijk dat alle broedende Ca­nada's na 2011 weer verdwenen zijn uit deze deel­regio, we denken eerder aan een waarnemerseffect. erder was er tijdens de besproken jaren slechts één regelmatige broedlocatie : de Abdij van Park te He­verlee waar jaarlijks succesvol gebroed werd.

De overige twee gevallen uit 2012 kwamen van het Park van Tervuren en het Meer van Genval te Overijse, ook beide nieuwe locatie in de data et. Een detailstudie in het Park van Tervuren (per . med. A. Reygel) wees echter uit dat er daar in 2012 maar lief t 8 ge laagde broedgevallen plaat -vonden, waar op waarnemingen.be du bijna niets van te merken viel. Wanneer we deze geval­len meerekenen komen we du uit op een totaal van 13 broedgevallen (6 uit waarnemingen.be+ 7

additionele uit de detail tudie te Tervuren).

Voor de Canadese Gans gaan we dus niet verder da11 te stellen dat er in 2012 13 broedgeva/len konden worden aangetoond in het Dijle/and, wat tot op heden het hoogste aantal is voor deze soort. Niet­temin gaat het wellicht toch om onderschattingen. Omwille van waarnemerseffecten in bepaalde jaren durven we ons echter niet uit te spreken over ee11 trend, hoewel het plotse opduiken van verschillen­de broedgevallen van deze soort i11 de goed-bekeken Dijlevallei indicatief kan zijn voor een vooruitgang.

Nijlgans Alopochen aegyptiacus BBV (ex) DG = 15 maa -15 mei;# obs= 2; # ob DG = 1; FA= 2500; GW =paar, terr. & ne tind. gedrag

Voor de lezer die de interpretatiecriteria voor Nijl­gans wenst te gebruiken geven we allereerst een punt van kritiek mee, met name in verband met de datumgrenzen. Er werden in het Dijleland immer reed meermaals Nijlganzen met pa uitgekomen pulli geobserveerd ver buiten deze datumgren­zen, maar niemand zal eraan twijfelen om deze gevallen toch bij de totalen te tellen. Anderzijd kunnen we er niet het hele jaar van uitgaan dat elke waargenomen Nijlgans ook daadwerkelijk op dat moment in die buurt aan het broeden is, wat maakt dat de datumgrenzen ook voor de Nijlgan toch enig houvast bieden. Wij passen hier echter dezelfde benadering toe als bij de voorgaande twee soorten, al gelden dezelfde opmerkingen die reeds werden aangehaald bij de Canade e Gans. Meerdere broedgevallen op eenzelfde loca­tie maar in sterk verschillende periodes van het jaar beschouwen we als afzonderlijke gevallen, al is het niet ondenkbaar dat er hetzelfde koppel bij betrokken wa . Uit de verzamelde gegeven kun­nen de volgende aantallen zekere broedgevallen worden afgeleid : 10 in 2008, 10 in 2009, 5 in 2010, 12 in 2011 en 8 in 2012 (Tabel 1).

De Boomklever - maart 2013 25

Page 28: De Boomklever Maart 2013

Voge�s . . . ::.:;:�:-� ·

ijlganzen broeden ongeh·vijfeld talrijker in het Dijleland dan uit deze data et kan worden afge­leid . We weten immers met zekerheid dat er op bepaalde locaties (bv. Oud-Heverlee/ Zoete Waters en Ke el-Lo/Leopoldspark) jaarlijks meerdere

ucce volle broedgevallen worden afgerond, ter­wijl waarnemingen van Nijlganzen met pulli in

ommige jaren compleet ontbreken van deze lo­catie . Minsten in 2012 wa dat ook het geval te Tervuren/Park, met vijf geslaagde broedgevallen waarvoor op www.dijleland.waarnemingen.be alle evidentie ontbreekt (pers. med. A. Reygel). Boven­dien merken we ook wat de overige locaties betreft een variatie tussen de jaren die veel groter is dan werd venvacht, wat ons vermoeden in de richting van zware onderschattingen ondersteunt.

Samenvattend geven we mee dat 2012 goed was voor 13 bewezen broedgevallen van Nijlganzen in het Dijleland, waarbij zowel i1l waterrijke gebie­den als op de plateaus wordt gebroed. We maken ons sterk dat het hier om ee11 zware onderschatting gaat, en kunnen omwille van te grote verschillen in doorgeef-intensiteit per gebied tussen opeenvolgen­de jaren geen uitspraak doen over een trend.

Bergeend Tadorna tadorna extra Dijleland DG = 30 apr-1 5 juli;# obs= 2; # obs DG = 1; FA= 2500; GW =paar, terr. & nestind. gedrag

Ook voor de Bergeend, die vermoedelijk altijd wordt doorgegeven, kijken we enkel naar geslaagde broed­gevallen die konden worden bewezen aan de hand van waarnemingen van pulli en/ of niet-vliegvlugge jongen die vergezeld werden door hun ouders. En­kel zo kon met zekerheid worden uitgesloten dat ju­veniele vogels werden meegeteld die buiten de regio werden geboren, maar vanaf midzomer in de streek kunnen opduiken op weg naar de najaars-ruigebie­den (zulke waarnemingen vinden doorgaans ove­rigen pa plaats na afloop van de datumgrenzen, maar uitzonderlijk reeds in de eerste helft van juli). De overige waarnemingen binnen de datumgrenzen hebben nagenoeg altijd betrekking op de restanten van overwinterende groepen, waarop de interpre­tatiecriteria niet van toepassing zijn. Achtereenvol­gens werden de volgende geslaagde broedgevallen bewezen : 1 te SAR in 2008, 2 te Tervuren/ Park in 2009, 1 te NGB in 2010 en geen in 2011 en 2012 (Mo­reau 2008, 2009b, 2010a&b, 201lb, 2012b) (Tabel 1). We hechten veel geloof aan deze aantallen.

De Bergeend is in het Dijleland een regelmatige, doch niet-jaarlijkse, broedvogel in lage aantallen

(1-2 paren).

26 De Boomklever - maart 2013

Mandarijneend Aix galericulata BBV (ex) DG = 15 apr -30 juni ; # obs = 2 ; # obs DG = 1 ; FA= 1000; GW =ad, paar, terr. & nestind. gedrag

Ook voor deze exotische eend tellen we enkel de broedgevallen waar jongen werden geobserveerd. Tijdens de vijf behandelde jaren kon er enkel in 2010 geen dergelijk geval worden geïdentificeerd. In 2008 werd er succesvol gebroed te Neerijse/ Grote Bron, in 2009 te Tervuren/ Kapucijnenbos, in 2011 te Oud-Heverlee(N) en in 2012 te Tervu­ren/ Park. Volgens de detailstudie ging het in het laatste geval echter om twee broedgevaJlen in hetzelfde park (pers. med. A. Reygel). Volledig is dit plaatje echter niet. Mandarijneenden broeden immers veelal in boomholtes in ondergelopen bosgebieden, per definitie moeilijk toegankelijke gebieden waar broedgevallen makkelijk worden gemist. Wanneer de adulten zich na het broedsei­zoen met hun jongen op meer open water wagen is vaak niet meer duidelijk dat het om jongen van dat jaar gaat. Dijlelandse gebieden waar deze soort zo makkelijk onopgemerkt kan broeden (en waar de soort ook effectief reeds jaren aanwezig is) zijn bijvoorbeeld het verdronken bos ten zui­den van Oud-Heverlee/ Z, het Langerodebos te Neerijse, de bosgebieden van Tervuren, ...

Conclusie : Er werden in 2012 twee succesvolle broedgevallen van Mandarijneend aangetoond in regio Leuven. Wellicht is dit een lichte onderschat­ting van de werkelijke situatie. Er zijn verder geen indicaties voor een voor- of achteruitgang.

Krakeend Anas strepera extra Dijleland DG = 20 apr -15 juni;# obs= 2; #obs DG = 1; FA= 1000; GW =ad, paar, terr. & nestind. gedrag

Broedende Krakeenden worden reeds van voor de eeuwwisseling in het Dijleland aangetroffen (Hens 2000; Moreau 2001), maar minstens tijdens de laatste decade leeft de perceptie dat de broedende aantallen een merkbare stijging hebben ondergaan. Inciden­tele waarnemingen van pulli vormen hiervoor het ultieme bewijs, en detailtellingen uit de halfweg de jaren '00 illustreren dat het toen in de Dijlevallei reeds om meerdere paartjes verspreid over de hele Dijlevallei ging (archief Natuurstudiegroep Dijle­land), en in ieder geval meer dan tijdens de atlasja­ren 2000-2002 toen er slechts in één inventarisatiehok (25 km2, met de vijvers van Oud-Heverlee erin) zeke­re broedgevallen van Krakeend werden vastgesteld (Beyen 2004).

Page 29: De Boomklever Maart 2013

Tijdens de in deze bijdrage besproken jaren werden er o� w�w.dijleland.waarnemingen.be echter bij­na u1tslu1tend totaaltellingen per vijver ingevoerd, waarbij bovendien slecht zelden de geslachtsver­houding werd ge pecifieerd. Dit laat niet toe het aantal territoriale paren te bepalen. We kunnen voor deze oort dan ook niet werken met de interpretatie­criteria en chuiven du geen populatiegrootte voor­op. Vast taat echter wel dat de welwillende inven­tari eerder voor deze oort op meerdere vijver in de treek meerdere territoria zal kunnen afbakenen (2 waarnemingen van een adult individu waarvan min ten één binnen de datumgrenzen zijn immers voldoende), en heel wat uitsluitende waarnemin­gen zal kunnen noteren binnen de fu ieaf tand van lOOOm. Of de aJdu verkregen re uitaten echter een reali ti che afspiegeling van de reële situatie zouden vormen is een andere vraag ...

De Krakeend heeft in het Dijleland vaste voet

aan de grond als broedvogel, maar over popula­

tie-schattingen en trends kan op basis van de be­

schikbare data geen uitspraak worden gedaan.

Slobeend Anas clypeata extra Dijleland DG = 20 apr - 30 juni;# obs= 2; # ob DG = 1;

FA= 1000; GW =ad, paar, terr. & nestind. gedrag

Broedge�eve�s v� Slobeend (waarnemingen v�� puJh

.of

.�et-vhegvlugge juvenielen) zijn in de

D11levalle1 tijdens de voorbije decaden steed een erg schaars gegeven geweest, zeker wanneer we e�el �oortgaan

. op �aarnemingen van pulli en

ruet-vhegvlugge 1uveruelen. Deze soort i voor zijn broedcyclu grotendeels afhankelijk van natte wei­degebieden die worden doorsneden door beken en grachten, en kan aldus tot de weidevogels wor­den gerekend. In het Dijleland broedde de soort in 2000-2002 enkel met zekerheid aan de vijver van Oud-Heverlee (Devos 2004), maar daarna bleef het bij toevallige broedindicatieve waarnemingen of ver�oedens. Hoewel de meeste waarnemingen van D11lelandse Slobeenden binnen de datumgren­zen op de vele vijvers van de streek worden op­getekend (allen omgeven door meer geschikt wei­dehabitat), testten we de interpretatiecriteria voor Slobeend toch eens uit op de verzamelde data wt www.dijleland.waarnemingen.be. Waarnemingen van groepen foeragerende Slo­beend�:1 werden hierbij uit de dataset geweerd. Dergeh1ke groepen - die zeker uit niet-broedende �xemplaren bestaan - worden in de meeste jaren immers tot begin mei in de streek waargenomen

(dus tot een tweetal weken na aanvang van de da­tumgrenzen), en zouden wanneer meegerekend tot ubstantiële overschattingen leiden. Deze benade­

ring levert de volgende verrassende re uitaten op :

12 territoria in 2012 (2 te OH , 3 te OHZ, 2 te GB, 5

te SAR), 11 territoria in 2011 (2 te OHZ, 5 te NGB, 4 te SAR), 11 territoria in 2010 (2 te OHZ, 2 te Oppem, 3

te NGB, 4 te SAR), 5 territoria in 2009 (1 te Oppem, 1

te NGB, 1 te NKV, 2 te SAR) en 1 territorium in 2008

(SAR) (Tabel 1). Aangezien er tijden deze vijf jaren nooit broedbewijs werd genoteerd onder de vorm v�n pulli plaatsen we echter een groot vraagteken bij de betrouwbaarheid van deze re uitaten.

Het toepassen van de interpretatiecriteria leidt voor de Slobeend tot een populatieschatting va11 12 broedparen i1I het Dijlela11d in 2012. Vergelijkillg met de voorgaande jaren suggereert dat het hier 0111 een stabiele populatie gaat, maar hoe betrouwbaar de resultaten zijn kunnen we moeilijk inschatten.

Zomertaling Anas querqueduln BBV, RL (B) DG = 20 apr - 30 juni;# ob = 2; # ob DG = 1;

FA= 1000; GW =ad, paar, terr. & ne tind. gedrag

De Zomertaling -onze enige echte zomereend, en te­vens een erg bedreigde broedvogel oort in Vlaande­ren - i ongetwijfeld de eend die in broedvogelcon­text de groot te interes e van de inventari eerder wegdra�gt. Helaas heeft dat inventari eren tijden recente 1aren niet veel positief nieuws opgeleverd voor deze soort, zeker niet wanneer we enk.el naar waar.nemingen van pulli kijken. Zo'n waarneming kon immers enk.el in juli 2010 worden genoteerd, wanneer 3 pulli werden gezien te Sint-Agatha-Ro­de/Grootbroek (nota bene buiten de datumgrenzen; Moreau 2010b ). Nochtans zijn er jaar lijk tijden de g�se �omer Zomertalingen in de treek aanwezig .

GeU:�p1reerd op een uitspraak van een collega-vo­gelkijker (genre "Ge maakt mij niet wij dat die beesten elk jaar helemaal van We t-Afrika naar de Dijlevallei vliegen om hier de gan e zomer alleen maar toertjes te draaien op één of andere vijver!") passen we de interpretatiecriteria voor Zomerta­ling dus een toe op de verzamelde gegeven om te achterhalen hoeveel territoria er op die manier kun­nen worden gevormd, waarbij we opmerken dat twee waarnemingen van een volwa en individu in broedbiotoop (waarvan één tu sen de datumgren­zen) du reed vol taan voor deze oort . . . Dit levert voor broed eizoen 2012 maar lief t vier te�ri�ori�. Neerijse/ Grote Bron (NGB), Neerij e/ Khruekv11vers (op, telken eentje te Oud-Heverlee ! Z (OHZ), NKV ) en Sint-Agatha-Rode/ Groot­broek (SAR).

De Boomklever - - maart 2013 2 7

Page 30: De Boomklever Maart 2013

Vogels ------�'?' �:- �

In 2011 en 2010 ging het zo om drie territoria (dezelf­de al in 2012 maar ruet te NGB) en in 2009 om vijf (zoals 2012 +een territorium te Oppem). 2008 lever­de slecht twee territoria op (OHZ en SAR), waar we voor deze oort meer vertrouwen durven in te stel­len aangezien de broedverspreiding beperkt is tot de i:nten ief bekeken Dijlevallei en we hier dus geen waarnemer effect vermoeden (Tabel 1). In principe geldt voor aJle jaren dat de bekomen aantaJlen mo­gelijk lichte onderschattingen betreffen aangezien de Zomertaling zich tijden het broedseizoen bijzon­der onopvallend gedraagt, en voor zijn broedcyclus ook \Veinig bekeken natte weilanden en ontoegan­kelijke gebieden (bv. de L-vijver in de Doode Bemde te eerijse) kan gebruiken. Anderzijds zijn de beko­men aantallen veel hoger dan verwacht, du stellen we al comprorni dat we de uiteindelijke aantallen vertrouwen.

In het geval van de Zomertaling leidde het toepas­sen van de interpretatiecriteria tot het afbakenen van vier territoria in 2012, hoewel er nergens jon­gen werden waargenomen. Waarnemers met veel ervaring in de streek en met het inventariseren van deze soort zullen dit wellicht als een realistisch cijfer aanvaarden. Het aantal territoria lijkt de laatste jaren redelijk constant te zijn (3 à 5).

Wintertaling Anas crecca extra Dijleland

DG = 30 apr - 30 juni ; # obs = 2; # obs DG = 1 ; FA= 1000; GW = terr. & nestind. gedrag DG = 15 mei - 30 juru; # obs= 2; #obs DG = 1 ; FA= 1000; GW =ad, paar

Voor de Wintertaling - naar we aannemen een re­latief recente toevoeging op het Dijlelandse broed­vogellij tje - pas en we net dezelfde strategie toe al voor de Zomertaling, met dat verschil dat we hier met twee et van regels dienen rekerung te houden (al blijkt in ons geval vooraJ de tweede regel toepasbaar, terri tori urn- en nesti ndi cerend gedrag wordt voor deze soort immers zelden ge­meld). Teruggaand in de tijd bekomen we zo één territorium in 2012 (OHZ) en telkens twee in 2011 en 2010 (OHZ en SAR). Verra ender waren echter de re uitaten uit 2009, met maar lief t drie territo­ria (OHN, Oppem en SAR). 2008 kende één terri­torium (SAR) (Tabel 1). Ter verduidelijking geven we nog mee dat voor het selecteren van bruikbare waarnemingen buiten de datumgrenzen veilig­heidshalve een periode van slechts één week voor en na deze grenzen werd gebruikt.

28 De Boomklever - maart 2013

Niet-broedende WintertaJingen zijn tot eind april en vanaf eind juli immer in het Dijleland aanwe­zig. Waarnemingen uit die periode meenemen in de analyse zou tot een onrealistisch hoog aantal terri­toria leiden. We zien ruet onmiddellijk redenen om de hoger vermelde aantallen ruet te vertrouwen. Wanneer we echter enkel naar waarnemingen van jongen hadden gekeken zouden we een heel an­der beeld hebben gekregen : slechts één geslaagd broedgeval tijden de vijf geanaly eerde jaren, in 2010 te SAR (7 pulli eind juni; Moreau 2010b). Vol­gen de toegepaste methode blijkt de soort moge­lijk dus reeds langer in de streek te broeden dan we dachten. Velen gingen er immer van uit dat het be­wezen geval uit 2010 ook daadwerkelijk het eer te broedgeval voor de regio betrof. En dan keken we nog niet naar de jaren voor 2008 ...

De Wintertaling blijkt als Dijlelandse broedvogel vastere voet aan de grond te hebben dan werd ver­moed, met jaarlijks 1-3 territoria tijdens de periode 2008-2012. Over een trend kunnen we bij dergelijke lage aantallen geen uitspraak doen.

Aalscholver Phalacrocorax carbo sinensis BBV (kol) DG = 15 maa - 30 juru ; # obs DG = 1 ; FA = 500 ; GW = nesttelling

Uit de interpretatiecriteria voor deze eerste kolo­niebroedende soort uit dit overzicht blijkt dat enkel speciale nesttellingen als geldige waarneming tel­len bij een broedvogelinventarisatie. Aangezien de aantallen nesten in Aalscholverkolonies doorgaans realistisch te tellen zijn en onmiddellijk een hoge broedzekerheid geven houden we hier verder geen rekening met datumgrenzen en fusie-afstanden, maar gaan we onmiddellijk over tot een historisch overzicht van het broedvoorkomen van deze soort in het Dijleland. Het eerste broedindicerende gedrag van Aalscholvers werd in deze streek vastgesteld tij­dens de periode 2000-2002, toen de inventariseerders niet langer genoegen namen met het noteren van de aanwezige aantallen, maar ook extra aandacht begonnen te besteden aan de betekenis van bepaal­de gedragingen van de vogels. Zo werden in deze periode enkele keren Aalscholvers opgemerkt die met takken rondvlogen of deze aan een potentiële partner aanboden. In 2001 werd in de Doode Bem­de voor het eerst de bouw van een nest opgemerkt, maar verder dan dat kwam het niet.

Page 31: De Boomklever Maart 2013

De volgende nestbouw vond plaat in 2003 te SAR, maar na een korte broed periode werd het ne t verla­ten (Moreau 2003). Vervolgen wa het de beurt aan de Abdij van Park te Heverlee, waar in 2006 twee ne ten werden gebouwd. Eén hiervan werd een tijdje bebroed, maar er werden ook hier geen jongen grootgebracht (archief NSG Dijleland). In 2010 ken­de de oort dan voor het eerst Dijlelands broed uc­ce ! Dat jaar broedden vanaf half maart immers 3-4 paartje Aalscholver te Tervuren/Park KMMA, wat leidde tot jongen in twee van de ne ten (Moreau 2010a). Ook in 2011 vonden er op deze locatie 3-4

ucce volle broedgevallen plaats (Moreau 2011a), en in 2012 breidde de kolonie uit tot vijf succesvolle nesten (pers. med. A. Reygel; archief NSG Dijleland). Begin 2012 had echter nog een verras ing in petto, met de ontdekking van een kolonie van 10 bezette Aalscholverne ten op een dra sig privéterrein (!) op de gren van Overijse en Hoeilaart (pers. med. S. Wera & I. Nel), wat we voor de gelegenheid (en in af­wezigheid van een gecoördineerde vogelwerking in dat gebied) tot ons werkingsgebied rekenen (Tabel 1). Gezien de omvang van deze kolonie is het erg waar-chijnlijk dat ze reed enkele jaren onopgemerkt

door het leven ging

Na enkele jaren van vergeefse nestelpogingen op verschillende Dijlelandse locaties kreeg de Aal­scholver in 2010 vaste voet aan de grond in onze regio, met het ontstaan van een kleine kolonie in het Park van Tervuren. In 2012 werd op de grens van Overijse en Hoeilaart een tweede, wat grotere, ko­lonie ontdekt. Het totale Dijlelandse broedbestand bedroeg dit jaar 15 bezette nesten. Aangezien laatst­genoemde kolonie tijdens de voorgaande jaren niet gekend was, maar wellicht wel reeds bestond, is een exacte inschatting van de populatie-evolutie niet mogelijk, maar alles wijst op een stijgende trend.

Zo111ertnl i11ge11 Roel Uyttenbroeck

Roerdomp Botaurus stellaris BBV, V RL, RL (MUB) DG = 1 apr - 10 juni ; # ob DG = J ; FA= 1000; GW =ad, paar, terr. & ne tind. gedrag

Uit de geciteerde interpretatiecriteria blijkt dat een enkelvoudige waarneming van een Roerdomp tus-

en 1 april en 10 juni reed vol taat om tot een ter­ritorium te mogen be luiten. On gezond ver tand flui tert on echter in dat deze aanpak in onze treek tot over chattingen kan leiden (al worden Roerdom­pen binnen deze datumgrenzen zeker niet jaarlijks in de regio opgemerkt). Daarom beperken we on voor deze oort tot waarnemingen op locatie waar de soort ook herhaaldelijk roepend werd va tge teld, al­vorens tot een territorium te be luiten. En ja hoor, in 2012 leverde dit een territorium op te OHZ, waar een Roerdomp werd opgemerkt van 25 mei tot 8 augu -tus (Moreau 2012a,b ). Indien we de interpretatiecri­teria letterlijk hadden genomen zou ook SAR in 2012 een territorium hebben gehad. Tijdens de besproken jaren vonden er enkel in 2010 ook Roerdompwaarne­mingen plaats binnen de datumgrenzen, en ook toen wa dat zowel te OHZ al SAR het geval (Moreau 2010a). Maar deze tellen we dus niet mee in de broedvogel­context. Verder is on slechts één histori ch gevaJ van een Roerdompterritorium bekend uit de treek (betrouwbare regiogegeven voor deze oort gaan terug tot 1938), namelijk in 1997 (mei-juli) te NGB (Hens 2000).

2012 was met een geval te OHZ slechts het tweede jaar waarin in het Dijleland een Roerdomp-te

.rri­

torium kon worden aangetoond. Het eerste geval dateert van 1997 te NGB.

De Boomklever - maart 2013 2 9

Page 32: De Boomklever Maart 2013

- -- --'jo--.

.. "i ... Vogels_ �---it.

. . : . . t�·�

Woudaap Ixobryclms minutus

BBV, VRL, RL (MUB) DG = 15 mei - 10 juli ;# obs DG = 1 ; FA= 500; GW =ad, paar, terr. & nestind. gedrag

Voor de Woudaap maken we dezelfde opmerking al voor de Roerdomp in verband met de nood­zaak van herhaalde auditieve waarnemingen op eenzelfde locatie alvorens we van een territori­um spreken. ln 2012 werd hieraan beantwoord te OHZ, met waarnemingen (meestal enkel auditief) van een mannetje van 1 juni tot 26 juli (Moreau, 2012b). Een vrouwtje en/ of jongen werden dit jaar evenwel niet vastgesteld. Over het reilen en zeilen van de Woudaap in het Dijleland tijdens de 21 c eeuw werd voorts reeds veel geschreven. Een korte samenvatting van alle broedrelevante infor­matie: 1 geslaagd broedgeval (1 uitgevlogen juv) te Heverlee/ Abdij van Park (AVP) in 2002, jaar­lijks 1 territorium te AVP in 2003-2005, 2 territoria te AVP in 2006, 1 kort bezet territorium te AVP in 2007, 1 geslaagd broedgeval (1 uitgevlogen juv) te SAR in 2008 en 1 geslaagd broedgeval (1 uitgevlo­gen juv) te OHZ in 2011 (+een juv in augustus te LP en een geslaagd broedgeval net buiten de regio te Haacht) (Moreau et al. 2002; Moreau 2006, 2007, 2008, 2010b) (Tabel 1). Het i opmerkelijk, maar niet verrassend, dat de Dijlelandse broedlocaties die Woudapen in de 2F eeuw benutten (AVP, SAR, OHZ) alle geko­loni eerd werden nadat herinrichtingswerken de rietpartijen hier gevoelig hadden doen uitbreiden!

3 0 De Boomklever - maart 2013

Voor de start van de 21 c eeuw stond de Woudaap in het Dijleland te boek als een voormalige broedvogel, maar op basis van de beschikbare gegevens vermoe­den we dat de soort hier wellicht nooit talrijk zal ge­weest zijn. De laatste historisch broedgevallen (pre 21c eeuw) vonden plaats in 1964 te Kessel-L o en te Florival (Hens 2000).

Wo11daap, 2011 Stéplian Peten

Met één territorium in 2012 te OHZ bevestigde de Woudaap nogmaals het Dijle land naar waarde te kunnen schatten. Tot jaarlijks broeden komt het echter nog niet (tijdens de behandelde jaren werd er bv. geen territoriaal gedrag vastgesteld in 2009 en 2010). Na bijna 40 jaar van afwezigheid von­den geslaagde broedgevallen in de 21e eeuw plaats in 2002, 2008 en 2011.

Page 33: De Boomklever Maart 2013

Kwak Nycticorax nycticorax DG = 30 april - 15 juli ; ti obs DG = 2 ; FA= 2500 ; GW =ad, paar, terr. & ne tind. gedrag

We horen het jullie aJ opmerken ... "Wat doet de Kwak in god naam in dit overzicht?" Wel, nu er reeds drie jaar op rij zomer e Kwakken worden opgemerkt te SAR, en ook enkele andere Dijle­land e locatie deze oort in de 21 c eeuw op be­zoek kregen, wilden we de te t toch eens doen en pa ten we de interpretatiecriteria toe op de ver­zamelde waarnemingen. Maar geen nood, zoaJs verwacht leverde dit geen territoria op. Te SAR ging het binnen de datumgrenzen immers om individuen in 2c zomerkleed (20 11 en 2012, met pa waarnemingen van olitaire adulte en/ of ju­veniele ex. na afloop van deze grenzen) of om een enkelvoudige waarneming van een adult (2010), terwijl het ook op aJle andere locaties waar de

oort sind 2001 werd waargenomen (Tervuren/ Park, NKV, NGB/ Langerodebo , OHZ) nooit om meer dan één waarneming ging. Voor deze soort zijn er echter twee waarnemingen binnen de da­tumgrenzen nodig.

Blauwe Reiger Ardea cinerea

BBV (kol) DG = 15 maart -10 mei;# obs DG = 1 ; FA = 500 ; GW = ne ttelling

De Blauwe Reiger is reeds geruime tijd een va te broedvogel in het Dijleland, en stond vooraJ aJs du danig gekend omwille van de broedkolonie in de Dijlevallei te Korbeek-Dijle. In 1994 werden hier ca 50 bezette nesten geteld, terwijl het tijden de atlasperiode (2000-2002) ging om 41-43 bezette nesten (Fluyt 2004). Nadien ontbreken tellingen van deze kolonie tot en met 2011 in het archief van de NSG Dijleland. De enige andere kolonie van enige omvang ontstond tijdens de jaren 2000-2002, toen een nest werd gevonden net buiten de Doode Bemde te Neerijse. (Fluyt 2004), maar ook rond deze kolonie werd het nadien angstvaJ­lig stil. De enige andere nesten uit de 2 1 c eeuw -telkens geïsoleerde gevaJlen - werden eveneens tijdens de atlasjaren aangetroffen in de IjsevaJlei te Huldenberg en in de Laanvallei te Sint-Agatha­Rode/ Onderbos (Fluyt 2000, 2004). Voor wat de in deze bijdrage besproken periode betreft werden er uit de jaren 2008-20 11 geen Dijlelandse waar­nemingen van bezette nesten van Blauwe Reigers ingevoerd op www.dijleland.waarnemingen.be.

. - ,· - . . I,,._:�; .. · .. voae/s

,,;: b ' ,..-". � t,

In 20 12 leverden enkele waarnemer terug een ho­gere in panning, wat minimaaJ 10 bezette ne ten (mogelijk iet meer) opleverde in de kolonie van Korbeek-Dijle (K. van Scharen), 3-4 bezette ne ten op de locatie nabij NKV (L. Hendrickx, M. Walra­ven ) , 1-4 ne ten in het Langerodebo te Neerij e (M. WaJraven ) en 1 waar chijnlijk ne t te OH (R. Gy bert en). Uit de Ij e- en Laanvalleien wer­den ook in 2012 geen gegeven ontvangen. Voor de gan e treek kunnen we op ba i van de be-

chikbare gegeven du een broedpopulatie van 14-19 broedparen in 20 12 voorop tellen, een cijfer dat we niet aJ absolute waarde vertrouwen maar wel aJ indicatief voor het reële broedbestand. De vergelijking met 2000-2002 (ca 45 paren) illu treert wel dat we op 10 jaren tijd tot 2 / 3" van onze broe­dende Blauwe Reiger zijn kwijtge peeld.

Nesttellingen van Blauwe Reigers in regio Leu­ven leverden in 2012 slechts 14-19 broedparen op, waarmee de soort duidelijk ee11 negatieve tre11d kent ten opzichte van de vorige tellingen een tie11-tal jaren geleden.

Wespendief Pernis apivon1s V RL DG = 20 mei - 10 augustu ; # ob = 2; tJ ob DG = 1; FA= 1000; GW =paar, terr. & nestind. gedrag

DG = 20 mei -10 augustu ; tJ ob = 3; tJ ob DG = 1 ; FA = 2000 ; GW = ad

De Wespendief is pas de derde soort uit dit overzicht waarvoor er twee sets van interpretatie-criteria zijn, afhankelijk van het type waarnemingen. ieuw i hier dat er in de twee sets van een ver chillende fu­sie-af tand gebruik wordt gemaakt, en voor het eer t zien we ook dat er in het geval van waarnemingen van een volwassen individu drie geldige waarne­mingen vereist zijn. Hoewel We pendieven in het Dijleland relatief goed vertegenwoordigd zijn, wa de verwachting dat bij het interpreteren van de ver­zamelde waarnemingen zou blijken dat het bijna on­mogelijk is om op basis van de ingevoerde informa­tie te onderscheiden welke waarnemingen aan welk mogelijk territorium dienen te worden toegewezen. We maken ons immer sterk dat voed elzoekende Wespendieven zich veel verder van hun ne tplaat kunnen verplaat en dan de fu ie-af tanden van 1000 en 2000m uggereren, en zeker broedbewij onder de vorm van vondsten van bezette ne ten i een zeer schaars gegeven.

De Boomklever - maart 2013 3 1

Page 34: De Boomklever Maart 2013

20 •

18

16

,.F 12 .

10 •

8

6

4

2

0 2008 (b)

Il • • •

� ��

• •

2009 2010 2011 2012

Zo illustreerden enkele toevallige nestvondsten van voor de besproken periode dat de nesten vaak in naaldbomen te vinden zijn (en dus zeer moeilijk zichtbaar, vooral in sparrenbos), en ook op eerder onverwachte plaatsen kunnen worden gebouwd, zoals in kleine plateaubosjes. Een beetje tegen de verwachtingen in konden we in het kader van deze bijdrage toch clusters van waarnemingen afbakenen die elk wellicht een broedterritorium vertegenwoordigen, en we zijn enigszins verrast door de betrouwbaarheid die we aan deze aan­tallen menen te kunnen verbinden. Op basis van deze oefening kwamen we tot de volgende - voor velen wellicht ongeloofwaardige - schattingen: 10-11 territoria in 2008-2009, en 12-14 territoria in 2010-2012 (Tabel 1 en Figuur 2). Opmerkelijk is dat de afgebakende territoria in alle jaren relatief mooi ge preid liggen over de regio, zij het met een wat grotere concentratie langsheen de centrale NO­ZW-as die de Dijlevallei vormt. Maar ook enkele meer noord westelijke gebieden (bv. Dorenveld, Molenbeekvallei Erps-Kwerps)en het meer zuid­oo telijke Meerdaalwoud waren consistent in de da­tareeksen vertegenwoordigd, wat maakt dat het to­tale broedgebied een kruisvorm over de regio maakt. Vooral in het CW-deel van de regio (vrunl. Tervu­ren) lijkt de oort echter te ontbreken, wat enerzijds kan worden geïnterpreteerd als gevolg van een re­latief lage waarnemersdichtheid in vergelijking met de rest van de regio, en anderzijds kan wijzen op een beperkte marge voor toekomstige toename van deze oort.

Het toepassen van de interpretatiecriteria op de ver­zamelde waarnemingen van Wespendieven leidde tot het afbakenen van 12-14 Dijlelandse territoria in 2012. Hiermee lijkt er een lichte toename te zijn ten opzichte van vijf jaren geleden.

3 2 De Boomklever - maart 2013

Figuur 2:

Gemiddelde van de schattingen van het aantal territoria voor Wespendief en Havik in regio Leuven tijdens de periode 2008-2012

�Wespendief (bron wwvv.clijleland.waarnerningen.be).

-Havik (b): voor veel soorten onbetrouwbaar / niet vergelijkbaar omwille van lager aantal waarnemer

Bruine Kiekendief Circus aeruginosus BBV, VRL DG = 20 april - 30 juni; # obs = 3; # obs DG = 2 ;

FA= 1000; GW =paar, terr. & nestind. gedrag

Hoewel er uit meerdere van de voorbije 20 jaren (maar zeker niet jaarlijks) waarnemingen van Brui­ne Kiekendieven binnen de datumgrenzen voorlig­gen, werd er in het Dijleland slechts enkele keren broedindicatief gedrag van deze soort vastgesteld. Dat was het geval in de Doode Bemde tijdens twee jaren in de tweede helft van de jaren '90 (K. Moreau), maar beide gevallen doorstonden de toets aan de interpretatiecriteria niet. Ook alle andere goed-ge­timede waarnemingen werden geïnterpreteerd als betrekking hebbend op overzomerende niet-territo­riale vogels (Fluyt, 2000). In de zomer van 2011 werd het echter weer spannend, aangezien er lange tijd een verdacht koppel rondhing te OHZ. Dit bestond uit een mannetje in zijn tweede kalenderjaar en een adult vrouwtje, die veelvuldig voedselvluchten on­dernomen in de Dijlevallei en naar de nabijgelegen plateaus van Korbeek-Dijle en Leefdaal. Het toepas­sen van de regels leidt tot de interpretatie dat het hier om een bewezen territorium ging, maar een vaste nestlocatie en jongen werden nooit vastgesteld (Moreau 20llb, Anselin 2012). In 2012 werd de hoop dat het in 2011 om een prospectieronde ging inge­willigd, want dat jaar vestigde zich terug een koppel te OHZ, nu met adult mannetje. Nu kon de nestlo­catie wel worden gelokaliseerd, maar broedsucces bleef ook in 2012 uit (Tabel 1 en Figuur 3).

2011 en 2012 waren de eerste jaren (sinds eer lange tijd) waarin een territoriaal koppel Bruine Kieken­dieven zich gedurende een langere periode vestigde in de Dijlevallei, meer bepaald te OHZ. Elk jaar nam de informatie-inhoud van de waarnemingen toe (in 2011 was het mannetje nog niet volwassen, in 2012 wel en werd er voor het eerst een nestlocatie geïden­tificeerd), wat ons hoopvol stemt voor de toekomst.

Page 35: De Boomklever Maart 2013

1: 4

3

2

1

- - -�- -�Bruine Kiekendief/

Slechtvalk

-Boomvalk

Figuur 3:

f';,1 • .

.<:"\' l · ··::.lr voge s � ; , . .

Aantal territoria voor Bruine kiekendief, Slechtvalk en Boomvalk in regio Leuven tijdens de periode 2008-2012

(bron www.dijleland.waarnemingen.be).

(b):

t • • 2008(b) 2009

z-�---··--_ .....

__ _. ___ 20.lo -r 2011 -.---- 2

-0_-

1_2� ---- --- J

voor veel soorten onbetrouwbaar / niet vergelijkbaar omwille van lager aantal waarnemers

2011 en 2012 waren de eerste jaren (sinds eer lange tijd) waarin een territoriaal koppel Bruine Kieken­dieven zich gedurende een langere periode vestigde in de Dijlevallei, meer bepaald te OHZ. Elk jaar nam de informatie-inhoud van de waarnemingen toe (i11 2011 was het mannetje nog niet volwassen, in 2012

wel en werd er voor het eerst een nestlocatie geïden­tificeerd), wat ons hoopvol stemt voor de toekomst.

Blauwe Kiekendief Circus cyaneus

BBV DG = 15 april - 30 juni; # ob = 3; tt obs DG = 2; FA= 1000; GW =paar, terr. & nestind. gedrag

Voor deze soort zijn we zeer kort, broedindiceren­de waarnemingen van Blauwe Kiekendieven zijn ons uit de laatste decaden immers niet bekend uit het Dijleland. Langsheen de taalgrens ten oosten van onze regio werden tijdens de voorgaande jaren echter wel enkele broedgevallen bewezen. De nesten waren daarbij soms - enigszins onver­wacht - gelokaliseerd in bosranden langsheen plateaugebieden, en experten terzake menen dat er een realistische kans bestaat dat er in zuidelijk V laams-Brabant broedgevallen gemist worden (med. R. Guelinckx). Dat er in 2012 net ten zuiden van onze regio (in Waals-Brabant dus, we geven bewust geen verdere details over de locatie) een broedpoging plaatsvond zal ons zeker aanmanen om ook in onze regio de ogen goed open te houden!

Havik Accipiter gentilis extra Dijleland

DG = 1 februari - 15 juli; tt obs = 3; tt obs DG = 2 ; FA= 1000; GW =paar, terr. & nestind. gedrag

Voor de Havik (met een periode van maar liefst 5 1h

maand tussen de datumgrenzen) verwachtten we, net zoals voor de Wespendief, dat het toepassen van de interpretatiecriteria op de ingevoerde waar­nemingen zeer problematisch zou zijn.

In het geval van de Havik dat bleek inderdaad zo te zijn ... De combinatie van het feit dat onze bosge­bieden tot de min t door vogelkijker bezochte ge­bieden behoren, en dat uitge proken bo vogels als Haviken zich veel minder in open landschap ver­tonen dan Wespendieven (zeker tijden het broed­gebeuren), maakt dat de kan op broedindicatieve waarnemingen voor deze oort veel kleiner i . Toch pasten we de criteria een toe, wat de volgende absoluut ongeloofwaardige resultaten opleverde: geen enkel territorium in 2008, 2 terri tciria in 2009 (Heverleebos en Overij e), 2 territoria in 2010 (SAR en Meerdaalwoud), 3 territoria in 2011 (Bertem­bos en Mollendaalwoud(2)) en 6 territoria in 2012 (Bertembo , Heverleebos, Mollendaalwoud, Meer­daalwoud(2) en ljsevallei tussen Huldenberg en Overijse). ische bolwerken van de Havik in V laan­deren behoort, en dat gegevens uit andere V laam­se regio's geenszins op een afname wijzen (lokale studies buiten de bolwerken wijzen zelf eerder op een toename) (Vermeersch & Anselin 2009), veron­derstellen we dat ook onze regio reed vele jaren een stabiele broedpopulatie van Havik heeft. Om tot een populatieschatting te komen gaan '"'e er dan ook van uit dat de ge chikte broedgebieden, die in de bovenvermeldde analyse opdoken, tij­dens de besproken periode jaarlijks bezet waren. Wat Heverleebos, Meerdaal en Mollendaal betreft, gaan we uit van de resultaten van de atla perio­de 2000-2002, toen in deze bosgebieden in totaal 9 territoria werden aangetoond (K. Moreau). Voor de hele regio komen we aldus tot een minimum van 13 territoria tijden 2008-2012, wat we omwille van het ontbreken van waarnemingen uit bijvoor­beeld Eikenbos, Rodebos en de hele regio rond Tervuren durven corrigeren tot een schatting van 18 à 20 broedparen (Tabel 1 en Figuur 2). Tijden de atlasperiode 2000-2002 behoorden Tervuren en Overijse nog niet tot het inventari atiegebied van de Dijleland e broedvogel peurder , wat de lage­re schatting van 14 territoria uit die periode (Fluyt 2004) helpt verklaren.

De Boomklever · maart 2013 3 3

Page 36: De Boomklever Maart 2013

Op basis vmz de verzamelde waarnemingen, ken-11is uit nauwkeurigere studies van een tiental jarell terug, en in de veronderstelling dat de Dij­lelandse Havikpopulatie sindsdien stabiel bleef, durven we de huidige populatieomvang schatten op 18-20 broedparen. Het zou natuurlijk leuk zijn om de hoge densiteit in Heverleebos en Meerdaal/ Molle11daalwoud nog eens bevestigd te zien.

Boomvalk Falco subbuteo extra Dijleland

DG = 1 mei - 31 augustus; # obs = 3; # obs DG = 2 ; FA= 1000 ; GW =paar, terr. & nestind. gedrag

We kunnen de bespreking van deze soort op de­zelfde manier inzetten als bij de Wespendief: lage verwachtingen in verband met de aanpak van het toepa en van de interpretatiecriteria op de waar­nemingen uit www.dijleland.waarnerningen. be, en toch verrassend goede resultaten. Boomvalken prefereren in onze streek de valleien als broedge­bied en zijn daar omwille van hun gedrag en ha­bitat zeer zichtbaar. Het broeden gebeurt blijkbaar echter discreter, want tussen de grote hoeveelheid ingevoerde informatie zitten er nauwelijks waarne­mjngen met een grote informatie-inhoud in broed­context. Dus blijven we voor deze soort steken op het afbakenen van clusters van waarnemingen (met de interpretatiecriteria zoveel mogelijk in het ach­t�rhoofd) w�t voor de periode 2008-2012 een jaar­lijkse chattmg van 4-5 territoria oplevert voor de Dijlevallei van Oud-Heverlee tot Sint-Agatha-Rode (4 in 2008 en 2011, 5 in 2009, 2010 en 2012) (Tabel 1 en Figuur 3). Het enige territorium dat kon worden afgebakend buiten de Dijlevallei bevond zich in 2008 te Korbeek-Dijle/ plateau. Op basis van kennis die ;verd oP.gebouwd in de tweede helft van de ja­ren 90 en tiJdens de atlasperiode 2000-2002 lijkt dit on een geloofwaardig resultaat. Indien we het aan­tal territoria enkel op waarnemingen van juveniele Boomvalken hadden gebaseerd, er van uitgaand dat �et telkens om lokaal geboren juvenielen ging en ruet om doortrekkers, waren we blijven steken op de

. volgende aantallen geslaagde broedgeval­

len: 1 m 2008, 2009 en 2011, 2 in 2010 en 2-3 in 2012 (Moreau 2008, 2009b, 2010b, 2011b, 2012b). Hoewel er bij velen nog steeds verwarring bestaat tussen juveniele en 2c kalenderjaar vogels (voor info over de d��erminatie van verschillende leeftijdsklassen verwIJzen we naar Faveyts & Moreau 2009), stelden we bij alle waarnemingen van juveniele vogels in augu tu en eptember vertrouwen in de correcte in chatting van de leeftijd.

34 De Boomklever - maart 2013

Voor de Boomvalk konden in 2012 vijf territoria worden afgebakend in de Dijlevallei tussen Leu­ven en de taalgrens. Alles lijkt erop te wijzen dat het hier om een stabiele broedpopulatie gaat.

Slechtvalk Falco peregrinus BBV, V RL

DG = 1 februari - 30 juni; # obs = 3; # ob DG = 2 ; FA= 2500 ; GW =paar, terr. & nestind. gedrag

Voor het inschatten van de broedstatus van de Slechtvalk in het Dijleland pas en we geen inter­pretatiecriteria toe. Omwille van de afwezigheid van natuurlijke rotswanden (en na het verdwijnen van de NW-Europese boombroedende populatie) is deze soort in onze streken immers dermate af­hankelijk van hoge artificiële structuren en veelal ook van nestkasten dat het makkelijk is om het aantal broedparen op te volgen. Reeds sinds half­weg de jaren '00 hangen er in onze regio enkele Slechtvalkenkasten op, maar pa in 2011 werd er voor het eerst gebruik van gemaakt. Dat jaar broedde er immers voor het eerst succesvol een koppel in de nestkast op het Sint-Pieterszieken­huis in Leuven-centrum (Moreau 2011a), een ge­beurtenis die in 2012 onmiddellijk werd herhaald (Tabel 1 en Figuur 3). Er werden in beide jaren vier jongen uitgebroed en geringd, maar hoeveel er uiteindelijk overleefden is ruet bekend.

Lokale vogelkijkers wachtten er al jaren op: in 2011 en 2012 kon de Slechtvalk eindelijk worden bijgeschreven op de Dijlelandse broedvogellijst.

Slotbemerking De analyses die in deze bijdrage worden gepre­senteerd waren enkel mogelijk dankzij de massale hoeveelheid vogelgegevens die werden ter be­sc��ng gestel

.d door een horde van lOOen vrij­

w1lhger-natuurhefhebbers (via www.dijleland. waarnemingen.be, de Dijlelandse mafüijst of pri­vé-communicatie met de auteur). We verwelko­

?1en �i�eraard. alle bijkomende informatie die nog

m notitieboekjes, persoonlijke archieven en goede geheugens is achtergebleven, alsook opmerkin­gen en kritiek op de interpretaties van de auteur.

Kelle Moreau, ke/[email protected]

Page 37: De Boomklever Maart 2013

Referenties

Anselin A. Bruine Kiekendief in V laanderen. Aantallen en verspreiding in 2011. Aanwezigheid binnen de Vlaamse Vogelrichtlijngebieden. Vogelnie11ws, 18(mei 2012);4-7.

Anselin A., K. Devos & G. Vermeersch. 2007. Handleid­ing Project Bijzondere Broedvogels Vlaanderen. Instituut voor Natuurbehoud, Brussel, 29 p.

Beyen D. 2004. Krakeend. In: Atlas va11 de Vlaamse broedvogels 2000-2002 (G. Ver111eerscli, A. A11seli11, K. Devos, M. Herre111a11s, /. Steve11s,]. Gabriëls & B. Va11 Der Krieke11, Eds.). Mededelingen van het Instituut voor Natuurbe­houd 23, Brussel, 142-143 p.

Devos K. 2004. S lobeend. In: Atlas va11 de V/amnse broed­vogels 2000-2002 (G. Ver111eerscli, A. A11seli11, K. Devos, M.

Herre111a11s, f. Steve11s, ]. Gabriëls & B. Va11 Der Krieke11, Eds.). Mededelingen van het Instituut voor Natuurbe­houd 23, Bru sel, 150-151 p.

Devo K., A. Anselin & G. Vermeersch. 2004. Een nieuwe Rode Lijst van de broedvogels in Vlaanderen (versie 2004). In: Atlas va11 de Vlaamse broedvogels 2000-2004 (G. Ver111eerscli, A. A11seli11, K. Devos, M. Herre111a11s,]. Steve11s, J Gabriëls & B. Va11 Der Krieken, Eds.). Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud 23, Brussel, 61-75 p.

Faveyts W. & K. Moreau. 2009. Een vroeg broedgeval van Boomvalk Fa/co s11bb11teo, met aandacht voor de herkenning van verschillende leeftijdsklassen. Nat1111r. oriol 11s, 75: 1-4.

Fluyt, F. 2000. Broedvogelinventarisatie regio Leuven. Resultaten inventarisatiejaar 2000. De Boo111k/ever, 28:82-91.

Fluyt, F. 2004. Bijzondere broedvogels in regio Leuven. Resultaten van het BBV-project 2003. De Boo111klever, 32:6-10.

Hens M. 2000. Avifauna van het Dijleland. Gedocumen­teerde soortenlijst 1901-2000. In: Vogels in liet Dijle/and (M. Hens, Ed.). De Vrienden van Heverleebos en Meer­daalwoud i.s.m. De Wielewaal afdeling Leuven, Leuven, 185-238 p.

Moreau K. 2001. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, juni - augustus 2001. De Boo111k/ever, 29:77-86.

Moreau K. 2002. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, maart - mei 2002. De Boo111-klever, 30:44-61.

Moreau K. 2003. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, maart - mei 2003. De Boom­klever, 31:50-69.

Moreau K. 2004. Exoten onder de vogels in regio Leuven, 2003. De Boo111klever, 32:78-83.

Moreau K. 2005. Exoten onder de vogel in regio Leu­ven, 2004. De Boo111klever, 33:32-36.

Moreau K. 2006. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, juni - augustus 2006. De Boo111klever, 34:101-111.

Moreau K. 2007. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, juni - augu tus 2007. De Boomklever, 35:96-103.

Moreau K. 2008. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, maart - augu tus 200 . De Boomklever, 36: 108-125.

Moreau K. 2009a. Exoten in het Dijleland: een update (januari 2005 - augustus 2009). De Boomklever, 37: 103-108.

Moreau K. 2009b. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, juni - augustus 2009. De Boo111klever, 37:124-130.

Moreau K. 2010a. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, maart - mei 2010. De Boomklever, 38:74-86.

Moreau K. 2010b. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, juni - augustus 2010. De Boomklever, 38:101-110.

Moreau K. 20lla. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, december 2010 - mei 2011. De Boo111klever, 39:79-94.

Moreau K. 2011b. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, juni - augu tus 2011. De Boomklever, 39: 112-118.

Moreau K. 2012a. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, maart - mei 2012. De Boo111k/ever, 40:59-69.

Moreau K. 2012b. Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dijlevallei en omgeving, juni - augu tu 2012. De Boo111klever, 40:103-111.

Moreau K.,]. Grootjans, W. Coucke & C. Vanden Haute. 2002. Broedseizoen 2002 brengt broedende Woudaap Jxo­bryclws min11t11s naar Heverlee. De Boomklever, 30: 4- 5.

van Dijk A.J. 1993. Handleiding SOVON Broed voge­londerzoek. SOVON, Beek-Ubbergen.

van Dijk A.J. & A. Boele. 2011. Handleiding SOVON Broedvogelonderzoek. SOVON Vogelonderzoek Ned­erland, Nijmegen, 60 p.

Vermeer ch G., A. Anselin, K. Devos, M. Herreman , ]. Stevens, J Gabriëls & B. Van Der Krieken. 2004. Atla van de V laamse broedvogel 2000-2004. Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud 23, Bru el, 496 p.

De Boomklever - maart 2013 35

Page 38: De Boomklever Maart 2013

Voae/s . . .. :: . .-· �;· b ...,.(, - ·--· -�-.... � • ' ' I�

Opmerkelijke vogelwaarnemingen in

de Dijlevallei en omgeving, september - november 2012 Dit overzicht van opmerkelijke en interessante vogelwaarnemingen in het Dijleland beslaat voornamelijk de periode eptember - november 2012. De bestreken regio omvat de gemeenten Kortenberg, Herent, Bertem, Leuven, Oud-Heverlee, Huldenberg, Overijse, Tervuren en de aangrenzende gebieden. De volgende rubriek zal de periode december 2012 - februari 2013 omvatten. Waarnemingen worden voor 5 maart 2013 ingevoerd op www.waarnemingen.be, of bezorgd aan Kelle Moreau, Meibloempje -laan 2, bu 3, 8400 Oostende, 0486/ 12.58.77, [email protected].

Waarnemingen van onder meer Patrijs, Knobbel­zwaan, Krakeend, Slobeend, Pijlstaart, Wintertaling, Tafeleend, Kuifeend, Dodaars, Fuut, Aalscholver, Blauwe Reiger, Wespendief, Bruine Kiekendief, Havik, Waterral, K-ievit, Witgat, Houtsnip, Watersnip, Stormmeeuw, Zilvermeeuw, Kleine Mantelmeeuw, Koekoek, alle uilen, Ijsvogel, alle spechten, Veldleeuwerik, alle zwaluwen, Gele Kwikstaart, Grote Gele Kwikstaart, Graspieper, Blauwborst, Kramsvogel, Koperwiek, Cetti's Zanger, Vuurgoudhaan, Glanskop, Matkop, Kuifmees, Zwarte Mees, Roek, Ringmus, Keep, Putter, Kneu, Goudvink, Appelvink, Geelgors, Rietgor en alle exoten werden niet in dit verslag opgenomen maar wel verwerkt. Waarnemingen die op www.waarnemingen.be als onzeker werden gelabeld of waar niet tot exacte soortdeterminatie kon worden overgegaan, werden voor dit overzicht niet weerhouden. Meerdere waarnemingen dienen door het Belgisch Avifaunisti ch Homologatiecomité (BAHC) beoordeeld te worden vooraleer ze definitief op de Dijleland e lijst kunnen bijge chreven worden, en worden du onder voorbehoud gepubliceerd.

3 6 De Boomklever - maart 2013

Gebiedsafkortingen

WLS =W ilsele/ V ijvers Bellefroid,

LP = Kessel-Lo/ Leopoldspark,

AVP= Heverlee/ Abdij van Park,

Z W = Oud-Heverlee/ Zoete Waters,

OHN = Oud-Heverlee/ N,

OHZ =Oud-Heverlee/ Z,

Oppem = weilanden tussen Bogaardenstraat

(Oud-Heverlee - Korbeek-Dijle) en NGB,

NGB =Neerijse/ Grote Bron (deel Doode Bemde), NKV = Neerijse/ Kliniekvijvers (deel Doode Bemde),

SA R = Sint-Agatha-Rode/ Grootbroek en Tervuren/

KMMA =Koninklijk Museum voor Midden-Afrika.

Kwartel Coturnix coturnix

Er waren nog twee septemberwaarnemingen op het plateau Leefdaal - Korbeek-Dijle, van telkens 1 ex. op 14 en 16/ 09 (D. von Werne, J. Nysten).

Page 39: De Boomklever Maart 2013

Grauwe Gans Anser anser

We beperken ons tot de overtrekkende Grauwe Ganzen : 07/10 1 ex. ZW te Kessel-Lo/ Kesselberg

(T. Vandezande) 08/ 10 2 ex. ZW te plateau Sterrebeek-Moorsel

(0. Hendrick) 27 /10 5 ex. 0 te Huldenberg/Spitsberg

(F. Fluyt), 37 ex. over Kessel-Lo/ Kesselberg (T. Vandezande),

53 ex. ZW te LP (R. Gy bertsen) 28/ 10 21 ex. NW te Huldenberg/ plateau

11 /11 24/11 28/11 28/11

(F. Fluyt), 4 ex. 0 te Leefdaal/ plateau (D. von Werne) 20 ex. 0 te Bertem/Koeheide (E. Macquoy) 7 ex. N te NKV (B. Nef) en OHZ Q. Nysten) 45 ex. NW te Wijgmaal (L. Smets) 8 ex. NW te Kessel-Lo/Kesselberg (T. Vandezande)

Kolgans Anser albifrons

21/10 2 ex. over OHZ (L. Hendrickx), min. 1 ex. over OH/ dorp Q. Rutten)

27/10 7 ex. NO te Kessel-Lo/ Kesselberg (T. Vandezande), 39 ex. ZO te Meerbeek/ pompstation (A. Smets)

28/ 10 10 ex. ZW te Bertem/ Koeheide (G. Bleys) 28/ 11 135 ex. NW te Bertem/ dorp Q. De Rycke),

110 ex. NO te Bierbeek (G. Vanautgaer­den), 2 1 ex. over NKV (C. Deschepper), 200 ex. ZW te 130 ex. N / NW te Erps/ Do­ren veld (P. Moysons), 30 ex. NW te Over­ijse/ stad (1. Nel), 26 ex. ZW te Wijgmaal (L. Smets)

K11ifd11iker NGB 27/10/2012 Mnrc Wnlrnve11s

Bergeend Tadorna tadorna De maanden eptember tot november vormen traditioneel een wat minder goede periode om Bergeenden waar te nemen in het Dijleland. ln 2012 verbleef de soort tijdens deze maanden voor­al in het uiterste zuiden van de V laamse Dijleval­lei, met te SAR 32 waarnemingen van max. 4 ex. (mooi ge preid over de periode; versch. waarn.). Buiten SAR waren er enkel meldingen van telkens 1 ex. te GB op 19/11 en te OH op 30/11 (I. Nel).

Smient Anas penelope

We geven als statistiekje voor deze oort enkel het verloop van het aantal vogeldagen per maand weer : 37 in september, 44 in oktober en 154 in november.

Zomertaling Anas querquedula

Er waren nog waarnemingen van resp. 6, 4, 2 & 1 Zomertalingen te GB op 4, 9, 13 & 19 / 09 (I. el, M. Walravens, L. Hendrickx), 1 ex. te Heverlee/ Langestaart op 30/09 (M. Nicolai) en 1 ex. te SAR op 15/10 ( K. van Scharen).

Topper Aythya marila

27/10 1 v te NGB ( K. van Scharen)

Grote Zaagbek Mergus merganser

29/11 lmlv te SAR (C. Fery)

Geoorde Fuut Podiceps nigricol/is

06/09 11 c win te LP (R. Gysbertsen, B. Verstraete)

Kuifduiker Podiceps auritus

27/10 11 c kj te NGB (L. Hendrickx, J. ysten, D. von Weme e.a.)

Deze vogel betreft het 12c geval ( 15" ex.) van Kuif­duiker in het Dijleland, maar slechts het derde ex. sinds 2000 (na 1 ad win te OHN op 27/12/ 02 en 1 le win te SAR op 14-15/12/07). Ook gaat het om de eerste oktober- en de vroegste najaarswaar­neming. De maandverdeling (aantal gevaJlen) bedraagt nu februari 2, maart 2, mei 1, oktober 1, november 4, december 2.

Roerdomp Botaurus stellaris

02, 10/10 & 25/llresp. 1 ex. Z, 1 ex. tpl & 1 ex. tpl te OHZ Q. Rutten, G. Vanautgaerden, L. Hend­rickx, M. Nicolai) 17 & 29/11 telkens 1 ex. te SAR (I. Nel, J. Buys, C. Fery)

De Boomklever - maart 2013 3 7

Page 40: De Boomklever Maart 2013

. . : � - .+--·�t:-

�ogels _ _ ·., · .. :!_�:fi�� ·

Zwnrte miter SAR 08/09/2012 Gerdn Fluyt

Purperreiger Ardea purpurea

09 / 09 2 ex. ZW te Meerbeek/ pompstation (A. Smets e.a.)

.........

Visnre11d nc/1tervolgd door Hnlsbn11dpnrkiete11 OHZ 06/09/2012

38 De Boomklever - maart 2013

Grote Zilverreiger Casmerodius albus

De periode eptember - november wa in het Dijleland goed voor maar liefst 362 ingevoerde waarnemingen van Grote Zilverreiger (versch. waarn.), waarvan 57% (207 waarn.) afkomstig was van SAR. De grootste aantallen verbleven doorgaans echter te NGB (tot max. 21 ex. op 12/09; R. Polfliet). Over de maanden heen was er een aflopende trend in het aantal waarnemingen, met 40% van de waarnemingen in eptember, 33% in oktober en 27% in november. De maximale groepsgrootte vertoonde dezelfde trend : 21 ex. in september, 13 ex. in oktober en 4 ex. in november. 34 waarnemingen (9% van het totaal) hadden betrekking op overvliegende vogels, maar zowel binnen als buiten de trekcorridor van de Dijlevallei vlogen deze vaker in noordelijke dan in zuidelijke richting (15 keer N tot O; 11 keer ZO, Z, ZW tot W; 8 keer richting niet gespecifieerd).

Axel Smets

Page 41: De Boomklever Maart 2013

Kleine Zilverreiger Egretta garzetta

22/10 25/10

2 ex. te Leefdaal/ plateau (M. Nollet) 3 ex. te SAR (G. Vanautgaerden)

Koereiger Bubulcus ibis

De 8c Koereiger voor het Dijleland werd op 15 / 09 eer t aangetroffen te Oppem, verplaatste zich dan wat naar het noorden, en kon nadien nog door een tiental vogelaars worden waargenomen in de wei­landen ter hoogte van OHZ O. Nysten, K. Moreau, 1. Nel, D. von werne e.a.). Het 7c ex. werd eerder dit jaar gezien (23 / 06, over NKV), waarmee de toene­mende trend van deze soort in de ons omringende landen wordt geïllustreerd (1998 - 2001 - 2006 -2010/2 - 2011 - 2012/2). Het ging bij de recentste waarneming bovendien om de eerste in september (huidige maandverdeling: maart 1, april 1, mei l,

juni 1, juli 1, september 1, november 2).

Kwak Nycticorax nycticorax

De adulte Kwak die reeds in augustus 2012 te SAR verbleef (de 1oe voor het Dijleland sinds 2000) werd hier nog op 1-2 en 6-9 / 09 waargenomen OM Penne, I. Nel, J. Nysten e.a.).

Ooievaar Ciconia ciconia

01/09 11 ex. ZW te Erps/Dorenveld (S. Boddington)

09/09 3 ex. te SAR (eerst 2 toekomend, later de derde) (M. Walravens, N. Terorde, I. Nel e.a.), 1 ex. te NGB (D. Van Quickelberghe, B. Pasau), 1 ex. te Sint-Joris-Weert O. Kempeneers)

10/09 1 ex. over SAR (I. Nel, N. Terorde) 12/ 09 4 ex. langs E40 te Korbeek-Dijle

(P. Van Dorsselaer) 12-13/09 3 ex. langs E40 te Oud-Heverlee

20/09 25/09 27/09 09/10

(P. Van Dorsselaer, P. Collaerts, G. Vanautgaerden), 5 ex. te Oud­Heverlee/ Ormendael (R. Vuylsteke) 1 ex. te NKV (G. Vanautgaerden) 2 ex. te SAR OM Penrie, 1. Nel) 2 ex. te OHZ (R. Stoks) 2 ex. Z te Heverlee/Terbank (R. Gysbertsen)

"•,,.

,··��l�-, :v'?gels - ,:-"�-

Lepelaar Platalea leucorodia

Een eenzame eerstejaar Lepelaar maakte in sep­tember een einde aan het be te jaar ooit voor Le­pelaars in het Dijleland. Deze vogel werd op 4/09 voor het eerst opgemerkt te NGB (T. Vandau­denard), en verbleef nadien nog tot op 17 / 09 te SAR (versch. waarn.). Van hieruit maakte hij op 6, 12-13 en 15/09 nog uit tapjes naar NGB (K. van Scharen, R. Polfliet, I. Nel e.a.).

Rode Wouw Milvus milvus

21/09 30/09 12/10 20/10

21/10

22/10

31/10

02/11

1 ex. N te Leefdaal/ plateau (J. Nel) 1 ex. Z te Erps/Dorenveld (R. Stok ) 1 ex. Z te SAR (M. Walravens) 1 ex. ZO te Meerbeek/ pomp tation (F. Fluyt), 1 ex. Z te Leefdaal/ plateau (K. van Scharen)

3 ex. Z te Kessel-Lo/ Kessel berg (T. Vandezande), 1 ex. Z te LP (R. Gysbertsen, B. Verstraete), 1 ex. tpl te Bertem/Koeheide (G. Bleys)

1 ex. tpl te Leefdaal/ plateau (M. Nollet), 1 ex. Z te Overijse/Terlanenveld (T. Ysebaert) 1 ex. ZW te Kessel-Lo/Kesselberg (T. Vandezande), 2 ex. W te LP (R. Gysbertsen) 1 ex. Z te Everberg (PM De Iemos Esteves)

Slangenarend Circaetus gallicus

Nadat de 6c Slangenarend voor het Dijleland op 26/06/12 werd gemeld te Korbeek-Dijle, was het op 30 / 09 al de beurt aan het zevende exemplaar. Deze keer ging het om een ex. naar 0 over Oud-He­verlee/Ormendael (K. Van Scharen). Het gaat om de eerste mekting voor de maand september (april l, mei 3, juni l, augustus 1, september 1).

Blauwe Kiekendief Circus cyaneus 1

De najaarstrek van Blauwe Kiekendieven kwam begin oktober op gang, wat op de Dijlelandse trektelposten resulteerde in waarnemingen van 13 overtrekkende exemplaren tussen 2 en 31/10 (versch. waarn.). Oktober leverde voorts nog 7 waarnemingen van pleisteraars op, gevolgd door 17 dergelijke waarnemingen in november (versch. waarn.). Op geen enkele datum of plaats ''"erden echter meerdere exemplaren samen opgemerkt, en ook voor slaapplaatsen waren er dus geen in­dicaties. Opmerkelijk was wel het relatief hoge aandeel adulte mannetjes : maar liefst 6 van de overtrekkers (46%) en 12 van de pleisteraar (50%, hier wel mogelijk dubbeltellingen) waren in dit kleed (versch. waarn.).

De Boomklever - maart 2013 39

Page 42: De Boomklever Maart 2013

Ruigpootbuizerd B11teo lngop11s

27 & 28/ 10 tel ken 1 1" win Z te Kessel-Lo/ Ke selberg (T. Vandezande)

Visarend Pmuiion hnlinetus

02/09

06/09 09/09

13/09

16/09 17/09 23/09 28/09 29/09

1 1 ,, win te SAR (M. Walraven , L. Hendrickx, 1. Nel, J. Nysten) 1 ex. te OHZ (A. Smets) 1 1 e win tpl + 1 ex. Z te SAR (H. Roo en, D. Van Quickelberghe, I. Nel e.a.) 1 ex. ZW te plateau Sterrebeek-Moor el (A.

Smets, 0. Hendrick), 1 ex. W te SAR (1. Nel) 1 ex. te SAR U. ysten, K. Moreau, A. Smets) 1 ex. over Korbeek-Dijle (T. De Smedt) 1 ex. Z te OHZ (L. Hendrickx, H. Roo en) 1 ex. Z te SAR (A. Smet ) 1 ex. over Leefdaal/ plateau (H. Roosen)

Boomvalk Fa/co subbuteo We beperken ons tot de enige waarnemingen van juveniele vogel in potentiële broedgebieden : 1 juv te NGB op 8-9/09 O. Nysten) en te Oppem op 16/09 (K. Moreau).

Smelleken Fa/co columbarius

16/09, 7, 8/10 & 1/11 telken 1 ex. ZW te Meerbeek/ pompstation (A. Smets, F. Fluyt, R. Uyttenbroeck e.a.)

27 / 09 1 ad v over te Bierbeek/ zandgroeve (D. von Werne)

08/ 1 0 1 ad v Z te plateau Sterrebeek - Moorsel (0. & M. Hendrick)

01 / 11 1 ex. over Vo sem (P. Standaert)

Slechtvalk Fa/co peregrinus

Slec/1tvnlk C/1.De c/1epper

Wie dit 20 jaar geleden voorspelde werd voor

gek verklaard : er werden tijdens de drie behandelde maanden 148 waarnemingen van Slechtvalken

opgetekend binnen de grenzen van

regio Leuven.

40 De Boomklever - maart 2013

Kraanvogel Grus grus

10/ 10 min. 2 ex. over Ottenburg (F. Vandeputte) 28/ 10 1 ex. aud te Haa rode/ zandgroeve (D. van Weme) 28/11 75 ex. over Leuven/centrum (M. Nicolai),

67 ex. Z te Wijgmaal (L. Smets) 29/11 1 ex. aud te Leuven/centrum (M. Nicolai)

Porseleinhoen Porzana porzana

01-04/ 091 juv te SAR (M. O'Briain, J. Nel, M. Walraven e.a.)

09/09 1 juv te NGB (M. Walravens)

Kluut Recurvirostra avosetta

9/10 1 ex. te SAR (JM Penne, I. Nel, E. Etienne)

Griel Burhinus oedicnemus Dit hou je niet voor mogelijk : nadat de vierde Griel voor het Dijleland net voor de behandelde periode werd gemeld (auditief over Oud-Hever­lee op 21/08), liet deze oort zich op 7 /10 terug opmerken in de regio. Die dag (8u30) zagen de trektellers te Meerbeek/ pompstation immer een ex. in noordwestelijke richting voorbijvliegen (F. F luyt, A. Smets, F. Vandeputte). Het wa het begin van een opmerkelijke reeks waarnemingen. Wel­licht keerde deze vogel kort na de waarneming te Meerbeek weer om, en was het dezelfde vogel die anderhalf uur later (lOu) in zuidelijke richting werd opgemerkt boven Korbeek-Dijle/ plateau (L. Van Hellemont). Alsof nog niet genoeg was werd dezelfde avond (19u25) een Griel opgemerkt in westelijke richting over Sint-Joris-Weert (R. Stoks) en werd op 8/ 10- de dag nadien dus- alweer een overtrekkende Griel gemeld (10u30), nu naar het zuiden over het plateau Sterrebeek - Moorsel (O. & M. Hendrick). Ook deze beide waarnemingen kunnen makkelijk op hetzelfde individu betrek­king hebben, dat zich tussen de waarnemingen van Korbeek-Dijle en Sint-Joris-Weert (overdag) mogelijk op het plateau van Korbeek-Dijle - Leef­daal ophield, en ook tijdens de nacht van 7 op 8/10 nog in de regio verbleef om dan op 8/10 zuidwaarts te worden opgemerkt over het plateau tussen Moorsel en Sterrebeek.

Zilverplevier Pluvialis squatarola

20/10 1 ex. ZO te Meerbeek/pompstation (F. Fluyt) Het gaat hier om de 17c Zilverplevier voor het Dijleland, en de tweede in 2012 (na een ex. op 8 / 06 te Leefdaal/ plateau). Voor de 21 c eeuw is het reeds de 1oc, als volgt verdeeld over de maanden: mei 2, juni 2, augustus 2, oktober 4.

Page 43: De Boomklever Maart 2013

Kleine Plevier Charadrius d11bius

21 & 28-29/09 resp. 1 ex. & 1 juv te SAR (S. Hotton, A. Smets, R. Stoks e.a.)

Bontbekplevier Charadrius hiaticula

07 /09 1 juv te SAR (1. Nel,]. Ny ten, L. Hendrickx e.a.)

08-09/09 1 juv te NGB (L. Hendrickx, H. Roosen, M. Walraven e.a.)

21-23/09 1 juv te SAR (L. Hendrickx, 1. Nel, F. Yandeputte e.a.)

Groe11pootr11iter SAR 06/09/2012 l11grid Nel

•• <

-�:�- vogels --- cj, :"" �·--;"

Drietee11strm1dloper SAR 02/09/2012 Luc He11drickx

Goudplevier Pluvinlis apricarin

15,29/09&21/10 re p.2,5&1 ex.ZteMeerbeck/

pompstation (K. Moreau, R. Stoks, A. Smet )

06/10,1&10/11 re p. 1,12&19e .ZteKe el- Lo/

Kesselberg (T. Vandezande) 13/ 10 1 ex. Z te Oppem en NGB (1. Nel, L. Hendrickx)

25 & 28/10 re p. 1 ex. over & 9 ad win tpl op het

plateau Sterrebeek-Moor el (0. Hendrick)

28/10, 17 & 24/11 re p. 9 ex. tpl, l ex. ZW & 1 ex.

over te Korbeek-Dijle/ plateau (D. von Wernc,

]. Ny ten)

De Boomklever · maart 20 1 3 4 1

Page 44: De Boomklever Maart 2013

Drieteenstrandloper Calirlris nlba

2-4/09 1 juv te SAR (R. Ghijsen, L. Hendrickx, I. Nel e.a.) Deze vogel vertegenwoordigt het se gevaJ van Drieteen trandloper voor het Dijleland, en het lOc exemplaar. Eerdere waarnemingen vonden plaat in 1964 (2 ex.), 1967 (2 ex.), 1971, 1972, 1978 en 2005 (2 x 1 ex.), wat illustreert dat het hier noo-o

teed - zeker tijdens de laatste decennia - om een ab olute topsoort voor de regio gaat! Na de waarnemingen van 19/09/72 (SAR) en 7 /09/78 (FlorivaJ) gaat het bovendien slechts om de derde najaar waarneming! De maandverdeling is nu aJs volgt: maart 1 - april 1 - mei 3 - september 3.

Krombekstrandloper Calidris ferruginea 21-23/091 1c kj te NGB (L. Hendrickx,

K. van Scharen, I. Nel, H. Roosen) 28/09-3/10 1 l c kj te SAR (A. Smets, P. Selke,

H. Roosen e.a.) Het gaat hier om de 12c en 13e gevaJlen van deze

oort voor het Dijleland, en het 16c en 17c ex. Met vijf gevallen (incl. de twee van 2012) is september de beste maand voor deze soort (vervolgens 3 ge­vallen in juli, 2 in augustus en telkens 1 in april, mei en oktober).

Bonte Strandloper Calidris alpina

Bonte Strandlopers pleisterden tijdens het najaar van 2012 hoofdzakelijk te SAR, en er werden en­kel exemplaren in juveniel/ 1 c winterkleed door­gegeven: 1 op 7-13/09, 1 op 18/09, 3 op 19-22/09, 1 op 23-29/09, 2 op 30/09, 7 op 1/10 en 9 op 2-4/ 10. Buiten SAR werd de soort enkel te NGB opgetekend, met resp. 1 ex. & 2 juv op 18 en 26/09 (R. P olfliet, 1. Nel).

Regenwulp Numenius phaeopus

11/09 1 ex. W over het plateau Sterrebeek - Moorsel (O. Hendrick)

Wulp Numenius arquata

08/ 09 2 1 c win te SAR (L. Hendrickx, 1. Nel, D. von Werne e.a.)

15/09 1 ex. ZW te Everberg/Vrebos (A. Smets) 07/11 1 ex. W te SAR (1. Nel)

42 De Boomklever - maart 2013

Zwarte Ruiter Tringa erythropus

05/09-06/10 70 waarnemingen van 1-2 ex. te SAR (wanneer vermeld ging het in september telken om juvenielen en in oktober om adulten in winterkleed; ver ch. waarn.); op 6/10 ook waarge­nomen te NGB (B. Nef)

Tureluur Tringa totanus

6-7, 29/09 & 3/lOresp. 1, 2 & 1 ex. te SAR (H. Van den Broeck, I. Nel, F. Vandeputte e.a.)

15-16, 21-23 & 26 / 09 resp. 4, 1 & 1 ex. te NGB Q. Nysten, K. Moreau, R. Stoks e.a.)

22/09 1 ex. te NKV (L. Hendrickx)

Groenpootruiter Tringa nebularia

Groenpootruiters verbleven tijden het najaar van 2012 overwegend te SAR, met waarnemingen van 1-4 ex. op 38 data van 1/09 tot 15/10 (versch. waarn.). Buiten SAR waren er waarnemingen te NGB (resp. 2, 3 & 2 ex. op 3-4, 16 & 23/09; 1. Nel, H. Roosen, K. Moreau e.a.), Oppem (re p. 2 & 1 ex. op 6 & 13/10; B. Nef, L. Hendrickx, 1. Nel) en OHZ (telkens 1 ex. op 8 & 13/ 10; G. Ryken, L. Hend­rickx, 1. Nel).

Oeverloper Actitis hypoleucos

De maand september leverde in de Dijlelandse vijvergebieden nog 85 waarnemingen van Oever­lopers op (versch. waarn). 60 van deze waarne­mingen (71%) kwamen van SAR, met maximaaJ 8 ex. op 11/09 (M. WaJravens). Andere waarne­mingsplaatsen waren Heverlee/Langestaart (6 waarnemingen van 1-2 ex. tss 1 & 25/09; R. Gys­bertsen, M. Nicolai, E. Toorman e.a.), NGB (16 waarnemingen van 1-2 ex. tss 2 & 23/09; 1. Nel, K. van Scharen, L. Hendrickx e.a.), NKV (1 ex. op 22/09; L. Hendrickx), OHZ (5 ex. op 18/09; F. Van­deputte) en Wilsele/ dorp (1 ex. aud op 2/09; R. Uyttenbroeck).

Kemphaan Philomachus pugnax

29/09 1 juv te OHZ (R. & S. Ghijsen) 1-3/10 1 imm te SAR (F. Vandeputte, J. Rutten,

H. Vandevoorde e.a.)

Page 45: De Boomklever Maart 2013

Dwergmeeuw Hydrocoloeus minutus

28-29/091 juv te SAR (R. & S. Ghij en, P. Selke, R. Polfliet e.a.)

Pontische Meeuw Lanis cachinnans

3/ 11 1 3c win te SAR (1. Nel)

Zwarte Stem Chlidonias niger 16/09 2 ex. te NGB (H. Roosen) 27-28/091 ex. te Overijse/Meer van Genval

(S. Beni ch, R. Gailly, F. Vandeputte e.a.)

Oehoe Bubo bubo

Op 5/10 omstreeks 3u30 werd te Ke el-Lo (om­geving achterkant tation Leuven) een Oehoe waargenomen (P. Smets). De vogel zat aanvanke­lijk op de weg en vloog later het station over. Het wa helaa te donker om een ring of riempje op te kunnen merken.

Boomleeuwerik Lullula arborea

De Boomleeuwerik werd tussen 29/09 en 9/11 48 keer ingevoerd op dijleland.waarnemingen. be. Een overzicht per locatie : Meerbeek/ pomp­station (resp. 5, 6, 1, 69, 5, 4 & 55 ex. 'ZW op 29, 30/09, 7, 8, 12, 13 & 20/10; R. Stoks, F. Fluyt, F.

Vandeputte, R. Uyttenbroeck, A. Smets e.a.), Ber­tem/ Koeheide (re p. 2, 3 & 7 ex. ZW op 30/09, 7 & 13/ 10; G. Bleys), Bierbeek/ zandgroeve (re p. 1, 1, 8, 1 & 7 ex. over op 30/09, 15, 17, 19/10 & 4/11; D. von Werne), Sint-Joris-Weert/ centrum (resp. 1 & 2 ex. Z op 30/09 & 7 /10; R. Stoks), plateau Ster­rebeek-Moorsel (resp. 6, 6, 14, 1, 3, 10 & 12 ex. ZW op 30/09, 3, 8, 9, 10, 21 & 22/10; 0. Hendrick, A. Smets), Kessel-Lo/Kesselberg (resp. 3, 7, 3 & 2 ex. Z op 3, 7, 31/10 & 1/11; T. Vandezande), Haasro­de/ zandgroeve (21 ex. ter plaatse op 7/10; D. von Werne), Leefdaal/ plateau (resp. 1 ex. aud, 4 ex. tpl & 1 ex. 'ZW op 7, 10/10 & 9/11; D. von Werne, H. Roosen), Overijse/Maleizen (resp. 8 ex. tpl &

9 ex. 'ZW op 8 & 22/10; S. Peten), Oud-Heverlee/ Meerdaalwoud (10 ex. over op 11/10; R. Gue­linckx, J. Lambrechts), Heverlee/Terbank (28 ex. ZW op 14/10; H. Roosen), Leuven/centrum (1 ex. Z op 27 /10; F. Fluyt) en Bertem/rand Bertembos (1 ex. 'ZW op 9/11; G. Bleys).

. -� .

· :..�;; _ Vogels �-. ·.

Duinpieper Anthus campestris

2, 9 & 16/09 re p. 3, 1 & 1 ex. ZW te Meerbeek/ pompstation (A. Smets, F. Fluyt, R. Stoks, K. Moreau, F. Vandepu tte)

10/09 1 ex. ZW te Erps/Dorenveld (A. Smet ) 13/ 09 2 ex. ZW op het plateau Sterrebeek­

Moorsel (A. Smet , 0. Hendrick)

Grote Pieper Anthus richardi

Er werden dit jaar maar lief t twee Grote Pieper opgemerkt in de regio : 27 / 09 1 ex. ZW te Leefdaal/ plateau (F. Vandeputte) 22/ 10 1 ex. ZW te Heverlee/Terbank (H. Roo en) Deze vogel vertegenwoordigen het 6c en 7c geval van deze soort voor het Dijleland. Eerdere waarne­mingen vonden plaat in 1946 (maart, het enige voor­

jaarsgeval), 1963 ( ep), 2000, 2003 en 2011 (3 x okt).

Boompieper Anthus trivia/is

De Boompieper verging het tijden de maanden eptember - november 2012 als volgt in het Dijle­

land : plateau Sterrebeek-Moor el (6 waarnemin­gen van 1-4 ex. tss 1/09 & 10/10; 0. Hendrickx, A. Smet ), Bertem/Koeheide (8 waarnemingen van 1-5 overvliegende ex. ts 7 & 30/09; G. Bley ), Haasrode/ zandgroeve (telkens 1 ex. tpl op 7, 16 & 21/09; D. von Werne), Ke sel-Lo/Ke elberg (resp. 1 & 2 ex. Z op 9 / 09 & 7/10; T. Vandezande), LP (1 ex. over op 9/09; T. Vandezande), Sint-Jori -Weert/ centrum (telkens 1 ex. Z op 10 & 16/ 09; R. Stoks), Bierbeek/ zandgroeve (1 ex. aud op 15 / 09; D. von Werne), Heverlee/Terbank (2 ex. tpl op 15/09; H. Roosen), NKV (1 ex. over op 15/09; W.

Claes), Meerbeek/ pompstation (re p. 9, 5, 2, 3 &

1 ex. Z op 16, 23, 29, 30/09 & 2/10; K. Moreau, F.

Fluyt, R. Stoks e.a.), Leefdaal/ plateau (resp. 1 ex. aud & 2 ex. NW op 21 & 23/09; D. von Weme, B. Forget) en SAR (1 ex. Z op 23/09; R. Stok ).

De Boomklever · maart 2013 43

Page 46: De Boomklever Maart 2013

Waterpieper Anthus spinoletta

De eer te Waterpieper voor het najaar van 2012 waren 8 ex. op 21/10 te OHZ (L. Hendrickx). Nadien werden er nog 31 waarnemingen geno­teerd (versch. waarn.), met 25 ex. op 16/11 te SAR (R. Uyttenbroeck) als groot te concentratie.

Pestvogel Bombycilla gnrrulus

08/ 11 1 ex. kort tpl en dan ZW te Wilsele/ dorp (W. Claes)

19/11 3 ex. kort tpl en dan ZW te Heverlee/ Carnpu 200 (B. Willaert)

21/11 1 ex. 0 te Wilsele-Putkapel/Kwade Hoek Q. De Rycke)

De vorige Pe tvogel in de streek dateerden )echt van de winter 2010/2011.

Grauwe Klauwier Lanius collurio

21, 30/09, 2, 4 & 7 /10 1 1c win te Leefdaal/ plateau (D. von Weme, R. Stoks, I. Nel e.a.) Het gaat hier om de 11 c Grauwe Klauwier voor het Dijleland in de 21 c eeuw, maar slechts om de derde in het najaar. Het is bovendien veruit de laat te (de eerdere najaar gevallen vielen immers op 14/08/05 en 21 /08/00). Alle voorjaarsgevallen komen uit de maand mei.

Gekraagde Roodstaart Phoenicurus phoenicurus

04/09 1 1c kj m te Heverlee/Terbank (H. Roo en)

06 / 09 1 ad v te Leefdaal/ plateau (K. van Scharen) 08/09 1 ad v te LP (B. Verstraete) 18/09 1 ad v te Tervuren/KMMA (C. Willis) 3-4 & 6/10 1 ex. te Heverlee/Oost (K. Gielen) 09/10 1 l"kj m te Leuven/centrum (R. Uyttenbroeck) 20/10 1 ex. te Bierbeek/Korbeek-Lose traat (D. von Werne)

Roodborsttapuit Saxicola rubicola

Hoewel er voor de periode september - oktober 41 waarnemingen van Roodborsttapuiten werden ontvangen uit het Dijleland, kwamen deze slechts van 6 locatie : Meerbeek/ pompstation (lm op 2/09; A. Smet ), plateau Sterrebeek Moorsel (9 waarnemingen van 1-4 ex. tu en 4/09 & 9/10; A. Smet , 0. Hendrick, R. Polfliet, E. Etienne), Leefdaal/ plateau (19 waarnemingen van 1-6 ex. tu en 29/09 en 15/10; ver ch. waarn.), Erps/Do­renveld (re p. 4 & 2 ex. op 30 / 09 & 7/10; R. Stoks), SAR (resp. lv, 1 lc win & lm op 1, 13 & 21/10; R. Stoks, 1. Nel, L. Hendrickx) en Korbeek-Dijle/ plateau (lmlv op 7 /10; L. Van Hellemont, E. Toor­man).

44 De Boomklever - maart 20 13

Paapje Saxicola rubetra

Er werden tijden de eerste helft van de behan­delde periode 42 waarnemingen van Paapje ont­vangen uit het Dijleland. Een overzicht per locatie : Erps/ Dorenveld (resp. 9, 12, 2, 1 & 4 ex. op 1, 3, 4, 30/09 & 7/10; M. Mergaerts, S. Boddington, A. Smets e.a.), plateau Sterrebeek-Moor el (re p. 2, 5, 3, 1 & 1 ex. op 1, 4, 15, 20 & 30/09; 0. Hendrick, A. Smet , R. Polfliet), Meerbeek/ pompstation (resp. 5 & 1 ex. op 2/09 & 21/10; A. Smet ), Neerij e/ Tersaert (2 ex. op 2/ 09; R. & S. Ghij en), OHZ (2 ex. op 9 / 09; M. Walraven ), Haa rode/industrie­terrein (1 ex. op 10/09; D. von Werne), Leefdaal/ plateau (19 waarnemingen van 1-11 ex. op 12 data tussen 14/09 en 11/10; ver ch. waarn.) en Kor­beek-Dijle/plateau (resp. 2, 2 & 1 ex. op 16, 30/09 & 7 /10.; ]. Nysten, R. Stok, L. Van Hellemont).

Tapuit Oenanthe oenanthe

Er werden tussen 1/09 en 9/10 32 waarnemingen van Tapuiten genoteerd op 13 ver chillende loca­ties in het Dijleland (ver ch. waarn.). Het groot te aantal betrof slechts 6 ex. op 3/ 09 te Erps/ Doren­veld (A. Smets).

Beflijster Turdus torquatus

Met op 26 / 09 reeds een ex. te Leefdaal/ plateau (P. Standaert) en een man over Meerbeek (A. Smets) waren de eerste Beflijster voor het najaar van 2012 er relatief vroeg bij. Te Leefdaal/plateau werd de soort nadien nog gespot op 29, 30/09, 2, 7, 17 (2 ex.) & 20/10 (allen pleisteraars, de laatste in een tuin) (R. Stoks, H. Roosen, F. Vandeputte, K. van Scharen), te Meerbeek wa dat het geval op 7 (2 ex. ZW), 8 (1 ex. ZW), 12 (5 ex. ZW) en 13/10 (1 ex. ZW) (A. Smets, F. Fluyt, R. Uyttenbroeck, H. Roo­sen). Overige waarnemingsplaatsen waren Kes­sel-Lo/Kesselberg (resp. 2 & 1 ex. Z op 6 & 20/10; T. Vandezande), Heverlee/Terbank (1 ex. kort pleisterend op 13/10; H. Roosen) en Bierbeek/ zandgroeve (1 ex. Z op 20/10; D. von Werne).

Buidelmees Remiz pendulinus

Tijdens het najaar van 2012 verbleven gedurende

langere tijd enkele Buidelmezen te SAR, al zat er soms veel tijd tussen twee opeenvolgende waar­nemingen. Een overzicht : 3 ex. (lm, 1 v, ljuv) op

22/ 09 (L. Hendrickx, 1. Nel), 2 ad op 28/ 09 (R. Stoks), 2 ex. op 03/ 10 (1. Nel, F. Vandeputte), 1 ex. aud op 06/10 (R. Stoks), lmlv op 11/10 (I. Nel) en

1 ex. op 12/ 10 (F. Rarnpelbergh, M. WaJravens). Op 2/11 vloog tenslotte nog een ex. naar N over SAR (A. Baccaert).

Page 47: De Boomklever Maart 2013

Bonte Vliegenvanger Ficedula hypoleuca 01/09 1 v op het plateau Sterrebeek - Moorsel

(O. Hendrick)

Grauwe Vliegenvanger Muscicapa striata 01/09 1 ex. te Erp /Dorenveld (S. Boddington) 02/09 1 ex. in Mollendaalwoud (G. Vanautgaerden) 8, 9 & 11/09 resp. 2, 1 & 2 ex. te LP

(B. Ver traete, R. Gysbert en) 09 / 09 1 ex. te OHZ (M. Wal raven ) 16/ 09 1 ex. te Bierbeek/ Korbeek-Lo e traat

(D. von Werne)

Gaai Garrulus glandarius Najaarsinvasies van Gaaien lijken de laatste jaren wat frequenter voor te komen. Nadat de vorige Gaaiengolf ons pas zo recent als in 2010 over­spoelde was het in 2012 terug zo ver, zij het dat de huidige invasie van iets minder grote omvang was. Vooral tijdens september en oktober wa­ren er opvallend meer pleisterende Gaaien aan­wezig in de hele regio. Ter vergelijking : in 2011 (een normaaJ jaar) werden er tijdens de periode september - november 69 waarnemingen van Gaaien ingevoerd op dijleland.waarnemingen.be, met een groepsgrootte van doorgaans 1-4 ex. en een enkele uitschieter tot 10 ex. Tijdens dezelfde periode in 2012 ging het om 233 waarnemingen (+238%), de gemiddelde groepsgrootte was echter niet opvallend gestegen (aJ waren er nu wel meer uitschieters van grotere 'lokaJe' groepen tot 19 ex.). Maar vooral de trektellingen lenen zich goed om de doortocht te illustreren: 488 ingevoerde ex. in 2012 tegenover slechts 1 in 2011.

. " .... --- .

· .- ·· .. :.:. Vogels 'I_,"_ ·- --

Europese Kanarie Serinus serinus 7 /10 lml v tpl te Haasrode/ zandgroeve

(M. Abts, D. von Werne, R. Stoks) 7, 8 & 13/10 resp. 1, min. 2 & 2 ex. Z

te Meerbeek/ pompstation (F. Fluyt,

A. Smets, H. Roosen) 17/10 1 ex. ZW te Leefdaal/plateau (H. Roo en) 10/ 11 1 ex. over te Oud-Heevrlee/ dorp Q. Rutten)

Kleine Barmsijs Carduelis cabaret 13/10 1 ex. over Sint-Jori -Weert (R. Stok ) 14/10 & 15/11 resp. 1 ex. W & 3 ex. 0

te Oud-Heverlee/ dorp Q. Rutten) 27 /10 & 7 /11 re p. 1 & 2 ex. te OHZ

28/10 14/11 17 /11

(P. Collaerts, D. Michiel , J. Rutten) 1 ex. te OHN (D. von Werne) 1 ex. over in Heverleebos Q. Rutten) 17 ex. te Sint-Agatha-Rode - Terlanen/ LaanvaJlei - Onderbo (S. Peten)

30/ 11 4 ex. te SAR (G. Fluyt)

Grote Barmsijs Carduelis Jlnmmen 23/ 11 2 ex. te Everberg/Vrebo (A. Smet )

barmsijs sp. Carduelis cabaretlfl.am111en 21/10, 11 & 25/ll re p. 1, 2 & 1 ex. over

Bertem/Koeheide (G. Bley ) 14 & 29/11 re p. aud over e n 1 ex. te LP

27/10 4/11 24/11 29/11

Q. Lambrecht , B. Ver traete) 1 ex. Z\V te Ke el-Lo/Ke elberg (T. Vandezande) 2 ex. ZW te Bierbeek/ zandgroeve (0. von Werne) 1 ex. te K V (B. ef) 5 ex. te SAR (C. Fery)

De Boomklever - maart 2013 45

Page 48: De Boomklever Maart 2013

. - - �-.· - " - ----� ... ��

Vogels · �.�.�� " - - - ·- - ....

Kruisbek Loxia curvirostra

Er werden 26 waarnemingen van Kruisbekken ontvangen, waarvan minstens 20 zuidwaarts overvliegende groepje betroffen (versch. waarn.). De groot te groep (11 ex.) vloog op 13/10 echter NW te Sint-Jori -Weert (R. Stoks).

Grauwe Gors Emberiza calandra

01/11 1 ex. te Haasrode/ zandgroeve (D. von Werne) 9, 10 & 11/11 resp. 4, 3 & 2 ex. te

Korbeek-Dijle/ plateau Q. Nysten) 24/11 3 ex. te Leefdaal/plateau Q. Nysten)

Ortolaan Emberiza hortulana

10/09 1 ex. ZW te Erps/Dorenveld (A. Smets) Het betreft de 11 c Ortolaan voor het Dijleland inds 2000 (geen in 2003, 2010 en 2011).

Ijsgors Calcarius lapponicus

28/09 1 ex. Z te Bierbeek/zandgroeve (D. von Werne) 20/ 11 1 ex. ZW te Meerbeek/ pompstation (A. Smets) Het gaat hier reeds om de 17c en 18c gevallen van deze oort in het Dijleland sinds 1975 (waarvan

!echts drie voor 2000).

Samenstelling

Kelle Moreau, kei le.morea u@gma il .com

46 De Boomklever - maan 20 13

Grauwe gors Leefnnl Plnten11 11/11/2012 jo/in11 Nyste11

Page 49: De Boomklever Maart 2013

2de Oproep

hernieuwing

abonnement

-1r.:· --= .

��--�;- ·-�'..;." L

U kan zich (opnieuw) abonneren op

de Boomklever door

overschrijving van 10 EUR

op rekeningnummer

BE86001155216850 (IBAN)

met BIC GEBABEBB van

de N atuurstudiegroep Dijleland,

met vermelding van

AB02013 +

naam en adres.

Een steunabonnement kost 15 EUR of meer.

Het bestuur van de Natuurstudiegroep Dijleland dankt u bij voorbaat

De Boomklever · maart 2013 47

Page 50: De Boomklever Maart 2013

. - -".�"''

Aaiviteiten _ ·. -:.� .; � - - --- _ ... _ -: . , _ .

Activiteiten

Aue activiteiten van de Natuurstudiegroep Dijleland en eventuele wijzigingen

zullen ook aangekondigd worden via de Dijlevallei-maillijst

(http:/ /groups.yahoo.com/group/Dijlevallei/).

Woensdag I mei 2013 l 4u00-l 7u00

Stadsbijen in Leuven

Steden zijn over het algemeen net iets warmer dan het platteland in de parken, langs de stadse Dijle en in en rond de historische gebouwen gaan we op zoek naar warmteminnende soorten. Verras­singen zijn dus niet uitgesloten.

Afspraak: Hoofdingang Station Leuven Leiding: Koen Vandenberghe

[email protected]) Koenraad Reynaert

(koe111:[email protected] of 0497 /53 21 51)

Zaterdag 4 mei 2013

Big Day

De vierde Big Day : ga voor een topscore en geniet ondertus en van onze mooie Dijlevallei die vorig jaar meer dan honderd soorten op één dag te bieden had!

Voor meer informatie en inschrijvingen : Kri Van Scharen ([email protected])

Zaterdag 25 mei 2013 14u00-l 7u00

Insectenexcursie

De eer te van drie insectenexcursies in Meerdaalwoud in 2013.

Afspraak: Parking Speelberg lang de Weert edreef nabij kruispunt met Meerdaalweg, Sint-Joris-Weert Leiding: Roel Uyttenbroeck

([email protected] of 0495 / 62 88 63)

48 De Boomklever - maart 2013

Zaterdag 15 juni l 4u00-l 7u00

Mierenexcursie Kesselberg

Op de warme hellingen van de Kes el berg zijn heel wat soorten mieren te vinden. Onder leiding van El Lom­melen gaan we op zoek naar deze mysterieuze beestjes. Afspraak: Parking Kesselberg in de Koning traat Leiding: Els Lomrnelen

([email protected] of 0483/ 45 46 30)

Zaterdag 13 juli 2013 10u00-17u00

Op zoek naar de Knautiabij in het

Dijleland

Met deze activiteit willen we de zeldzame knautiabij, die enkel op beemdkroon vliegt, verder inven­tariseren in het Dijleland in het kader van een project rond deze soort. We gaan eerst een kijkje nemen op de enige gekende vliegplaats van deze mooie bij in het L euvense, waarbij ook uitleg zal gegeven worden over levenswijze en voorkomen in ons landje. Vervolgens zullen we in. de buurt gekende groeiplaatsen van beemdkroon afzoeken op het voorkomen van de knautiabij. Hierbij zullen onder andere de Koeheide en het plateau van Korbeek-Dijle aangedaan worden. Uiteraard zullen ook andere bijen niet aan ons speurend oog ontsnappen. Gelieve op voorhand contact op te nemen met de leiding voor de organisatie van het transport.

Afspraak: de kerk van Everberg Leiding: Pieter Vanormelingen

([email protected] of 0487/53 01 63) of Koen Vandenberghe ([email protected] of 0485/162619)

Page 51: De Boomklever Maart 2013

aa

1

)

selfoto De eerste raadselfoto werd beantwoord door 7 le­

zers, een bescheiden succes, zeker in vergelijking

met de analoog in Oriolus die meestal ook maar

enkele tientallen inzendingen telt...

De meesten hadden er geen echt probleem mee,

maar 1 stem(14%) ging naar een bleek uitgevallen

Kemphaan Philomachus pugnax. Al bij al nog niet

zo'n gekke keuze want onze vogel heeft wel wat kenmerken die bij Kemp­

haan zouden passen maar de toch duidelijke wenkbrauwstreep sluit Kemp­

haan uit. Mogelijke verwarring vanwege de witte stuit maar ook deze is bij

Kemphaan beperkt tot een witte V. Er is het iets grotere formaat maar dat is

moeilijk te beoordelen als men geen andere vogel als referentie heeft ... Bo­

vendien is het kleinste wijfje Kemphaan wellicht niet groter dan het grootste

exemplaar van de raadselvogel.

De Bonapartes Strandloper Calidris fuscicollis die een ander deelnemer

wakker hield, heeft dan weer wél die opvallende witte wenkbrauwstreep. Bo­

napartes heeft bovendien ook een witte stuit en een lange handpenprojectie

en vermits de bek niet te zien is ... Op schouder en mantel heeft deze strand­

loper opvallende witte V-'s die de gezochte vogel mist. Maar de belangrijkste

reden waarom het geen Bonapartes kan zijn is dat het een vogel uit de Dij­

lelandse natuur moest zijn en Bonapartes Strandloper is (helaas) daar nog

nooit waargenomen!

Zes (6) stemmen of 85% hadden het dus bij het rechte eind en kozen voor

Krombekstrandloper Calidris ferruginea: duidelijke wenkbrauwstreep,

witte stuit , een veeleer grijs kleed en regelmatige geschubde bovendelen, vage bruin-roze borst en keel, wijst bovendien op een juveniele vogel wat

drie(3) opmerkzame deelnemers niet was ontgaan! (foto door Axel Smets te

Overijse-Terlanenveld eind augustus 2011)

De immer beschikbare onschuldige kinderhand besliste dat Pieter Moysons uit Erps-Kwerps, dus een jaarabonnement op de Boomklever 2014 wint.

Proficiat!

Opgave raadselfoto 2

Kan u me vertellen waar in de Dijlevallei deze foto werd gemaakt? An tw.:

gemeente en elementaire oriëntatie. (bv: Florival , kijkend in oostelijke

richting) Antwoorden uiterlijk 15 mei 2013 bij kris.van.scharen@telenet.

be of Korbeekstraat 27 te Leefdaal.

NATUURPRAATCAFE

Vond/ zag u een "vreemd "

dier of plant en wil u hulp om

te weten wat het is ? Of zit

u al langer met vragen over

dingen die u in de natuur

kon zien? Misschien heeft u

vragen over het milieu in het

algemeen? Wie weet zijn er

dingen die u als meer ervaren

waarnemer liever niet aan

de grote waarnemingen.be­

klok hangt? Ook als meer

ervaren medewerker heeft

u mogelijk toch vragen over

de Bijzondere Broedvogel

Inventarisatie? Of zou u er

graag aan meewerken ... Of

heeft u gewoon zin om wat te

babbelen met gelijkgezinden!

Kortom vanaf nu kan u elke

eerste en derde donderdag

van de maand terecht van 20-

22u in de ViaVia te Heverlee,

Naamse Steenweg 227-229

vlak bij overweg en station,

om bij een pint of een koffie

uw vragen te stellen aan een

aantal bestuursleden van de

Natuurstudiegroep Dijleland.

We starten er mee na de

Paasvakantie op donderdag

18 april 2013.

(Vraag aan de toog even waar

de NSGD-ers zich ophouden!}

De Boomklever - maart 201 3

Page 52: De Boomklever Maart 2013

'L

Inhoud • 1 �.

EDITORIAAL

INSECTEN

De dag- en nachtvlinders van het Dijle/and

Deel VII: Noctuidae (Uilen)

André Verboven

BIODIVERSITEIT

Watergebonden ongewervelden in W ijgmaal

NobbyThys

ZOOGDIEREN

De bever in Vlaanderen en in de Dij/eva/lei

Kristijn Swinnen

VOGELS

Bijzondere broedvogels in het Dijle/and,

broedseizoenen 2008-2012, deel I

Kelle Moreau

Opmerkelijke vogelwaarnemingen in de Dij/eva/lei

en omgeving, september - november 2012

Kel/e Moreau

OPROEP

ACTIVITEITEN

Activiteiten

RAADSELFOTO ZIE KEERZIJDE

NATUURPRAATCAFE ZIE KEERZIJDE

Coverfoto: Winterkoning begroet de lente ©Erik De Clercq

, -

I

2

10

14

18

36

47

48