196
STUDIES VOOR HET BEDRIJFSFONDS VOOR DE PERS / 517 De Nieuwe Reporter Jaarboek 2007 Journalistiek in Nederland: onderweg, maar waarheen? Maarten Reijnders, Theo van Stegeren & Martijn de Waal (samenstelling)

De Nieuwe Reporter Jaarboek 2007 - svdj.nl · Theo van Stegeren & ... ook Harm Taselaar, hoofdredacteur van RTL Nieuws Groep. En Henk van Ess, internetchef bij het Algemeen Dagblad:

  • Upload
    buitu

  • View
    214

  • Download
    1

Embed Size (px)

Citation preview

STUDIES VOOR HET BEDRIJFSFONDS VOOR DE PERS / 517

De Nieuwe Reporter Jaarboek 2007

Journalistiek in Nederland: onderweg, maar waarheen?

Maarten Reijnders, Theo van Stegeren

& Martijn de Waal (samenstelling)

ISBN 978 90 5589 286 ° © 2007, De Nieuwe Reporter & Het Spinhuis, Apeldoorn - Antwerpen

Niets van deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming

Inhoudsopgave

Woord vooraf vii

Peiling onder veertig experts: traditionele journalistiek verliest monopolie 1

Van medialandschap naar media-ecologie 10

Op weg naar nieuwe journalistieke repertoires 37

De voortvluchtige jongere 75

Burgerjournalistiek en us er generated content 101

Businessmodellen 129

Internet, journalistiek en de publieke sfeer 151

Colofon 184

Woord vooraf

Eenjaar geleden beschreven Martijn de Waal en ik in een van de eerste posts op De Nieuwe Reporter, hoe we per Thalys onderweg waren naar een bloggerscongres in Parijs.

"De komende jaren", filosofeerden we, "is de hele journalistiek onderweg, experimente­rend met nieuwe manieren van denken. En het spannende is: niemand weet nog waar naartoe. Daarover gaat vanaf vandaag het debat op De Nieuwe Reporter."

Nu dat debat een jaar gevoerd is, voldoen we graag aan het verzoek van het Bedrijfs­fonds voor de Pers even pas op de plaats te maken. Over welke thema's hebben we het gehad? Wat waren de belangrijkste bevindin­gen en standpunten? Vallen er overkoepe­lende conclusies te trekken? En hoe gaat het verder met de Nederlandse publieke sfeer?

Het is op De Nieuwe Reporter bepaald geen jaar van sombelte en doemdenkerij ge­worden. Integendeel, vernieuwende initiatie­ven en gedachten domineerden de agenda en bepaalden de toon van het debat. Diezelfde geest waart door dit jaarboek: al weten we nog

onderwerp, te spreken: "De leden van een denkende gemeenschap zoeken, schrijven, leggen verbindingen, consulteren, verken­nen ... Niet alleen ontsluit de 'cosmopedia' voor het collectieve intellect alle relevante kennis die op dat moment beschikbaar is, ze fungeert ook als plek voor collectieve discus­sie, onderhandeling en ontwikkeling."

Dit jaarboek maakt de oogst van dat col­lectieve proces zichtbaar. Het bevat uitslui­tend nieuwe, door de redactie geschreven, overzichtsartikelen, maar bouwt daarin voort op een selectie uit bijdragen van meer dan honderd medewerkers en een veelvoud aan reagerende bezoekers. Voor een belangrijk deel bepaalden zij (geholpen door de perso­nen en auteurs die zij weer raadpleegden) waarover we het in dit boek hebben en op welke wijze we dat doen.

Laat ik de hoofdstukken kort beschrijven. In een van de eerste interviews die we

voor De Nieuwe Reporter hielden, beschreef de Amerikaanse media-onderzoeker Chris

viii

welke strategische pleld<:en de journalistiek zich kan posteren.

Het tweede hoofdstuk inventariseert wel­ke eisen het ecosysteem aan het instrumenta­rium van de journalist stelt. Klassieke genres als nieuwsbericht, commentaar en reportage krijgen gezelschap van weblog, forum voor lezersreacties en hyperlink. Auteurs worden geconfronteerd met onorthodoxe verbindin­gen tussen ob- en subjectiviteit. Wanneer gebruik je wat?

Vandaar voeren we de lezer naar twee gebieden waar de verwarring het grootst is. Op de jongerenmarkt zijn de factoren die de journalistieke communicatie momenteel zo complex maken, in verhevigde mate aan­wezig. Het derde hoofdstuk biedt een inven­tarisatie van probleemanalyses en oplossin­gen op dit gebied.

Het vierde hoofdstuk verkent het omstre­den fenomeen burgerjournalistiek, een term waarvoor sommigen overigens liever de term 'publieke conversatie' reserveren.

Het vijfde hoofdstuk voert terug naar, in Marxistische termen, de onderbouw. Eco­systemen zijn mooi, maar zijn het ook econo­mische systemen? Kan el' geld mee verdiend worden? Diverse meer en minder vrolijk stemmende businessmodellen passeren de revue.

In het zevende en laatste hoofdstuk stel-

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

van het debat? Of krijgt die publieke sfeer met webloggers, allochtonenpOltals, wild­pedia, online petities en stemwijzers juist een nieuwe dynamiek?

De uitkomsten van de peiling die we aan het begin van het jaar onder veertig deskun­digen hielden, waren richtinggevend voor de koers van het DNR-debat. Ze geven een mooi beeld van de discussies die mediakenners een jaar geleden bezig hielden. Om die reden voegen we ze in verslagvorm aan dit overzicht toe.

Tot slot een woord van dank aan onze spon­sors, Stichting Democratie en Media en Be­drijfsfonds voor de Pers, aan onze enthou­siaste bestuursleden Frank van Vree, Piet van Wijk en Hedy d'Ancona, aan vormge­vers Auke Touwslager en Ursula Lavrencic, systeembeheerder Koen Mmtens, aan de nimmer versagende Henk Blanken en al die honderden anderen die De Nieuwe Repor­ter een dynamiek en actieradius gaven die we een jaar geleden toch echt niet hadden voor­zien. Wij als redactie gaan door: plannen en kwesties genoeg. Maal' alleen met uw of jouw actieve inbreng maken we een ecosysteem waarin onderzoek en debat evolueren, als waren ze het leven zelf.

Mede namens mederedacteuren Theo Der-

Peiling onder veertig experts: traditionele journalistiek verliest monopolie

Een jaar geleden, ter gelegenheid van de lan­cering van De Nieuwe RepOlter, gaven veertig hoofdredacteuren, omroepbestuurders, web­loggers, trendwatchers, hoogleraren en cul­tuurcritici hun visie op de toekomst van de Nederlandse journalistiek. Hun boodschap klonk luid en duidelijk: de traditionele jour­nalistiek is haar monopoliepositie kwijt en zal die niet heroveren. Integendeel, GoogIe, Yahoo, KPN, internetgemeenschappen, col­lectieve en individuele weblogs, commerciële aanbieders van gratis informatie zullen ver­der in betekenis toenemen.

Neergaande trend

De neergaande trend op de markt voor seri­euze journalistieke informatie voltrekt zich razendsnel. De helft van de ondervraagden zou niet vreemd opkijken als de gezamen­lijke oplage van betaalde papieren kranten de komende vijf jaar met meer dan dertig procent ging dalen. "De snelheid van het ver-

het Noorden. "Medium en concept (van de krant) voelen doomed", huiverde trendspot­ter Reinier Evers. En volgens de directeur van Nu.nl, Belt Wiggel's, is de papieren luant over vijf jaar zelfs al "compleet achterhaald". Met sardonisch genoegen voorspelde hij dat "de ambachtelijke journalist over vijftig jaar net zoiets als een mandenvlechter of ldom­penmaker zal zijn: leuk voor de braderie." Ad van Liempt, eindredacteur van Andere Tijden, richtte zijn zorgen vooral op de regi­onale pers. De met het Algemeen Dagblad gefuseerde kranten achtte hij ten dode opge­schreven. "Als andere regionale kranten dat voorbeeld gaan volgen", vond hij, "ziet het er voor de berichtgeving op regionale schaal heel slecht uit."

De publieke omroep, het tweede bolwerk van gevestigde journalistiek, zal het volgens de meeste respondenten niet veel beter ver­gaan. Vrijwel unaniem wordt een verdere daling van het marktaandeel voorzien; veer­tien van de bijna veertig gepeilden verwach­ten de komende viif iaar een afname van bo-

2

meekan. Men heeft vooral weinig fiducie in de plannen die de overheid met de publieke omroep heeft.

Frank van Vree, hoogleraar journalistiek en cultuur, stelde dat het bereik van de pu­blieke omroep redelijk constant zal blijven maar voorzag een laag marktaandeel voor de 'moeilijke' programma's, waaronder ui­teraard de journalistieke paradepaardjes. Evers vond de vraag naar toekomstige markt­aandelen al niet meer interessant omdat "om­roepen, zo niet zenders zullen verdwijnen en alles à la websites per item of per halfuur of uur zal verlopen".

Op de heilzame uitwerking van de digitale kanalen was niet iedereen gerust. "De start van digitale themakanalen van de publieke omroep is een aardige ontwild(eling", meende Robert Briel, hoofdredacteur van Broadband TV Nieuws, "maar houdt tegelijkertijd een bijzonder groot risico in: door te kiezen voor specialistische onderwerpen werkt men zelf een verdere marginalisering van de PO in de hand". Bauke Freiburg van Fabchannel vroeg zich sceptisch af of "andere organisaties der­gelijke themakanalen niet beter kunnen pro­duceren. Waarom zou het AVRO gezondheids­plein/kanaal wél en het VGZ gezondheids­kanaal niet gesubsidieerd worden?"

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

voor achtergrondnieuws is daar een voor­beeld van. Ook de grotere cultureel-etnische diversiteit in de samenleving speelt haar parten. "De toenemende cultureel-etnische diversiteit", voorspelde onderzoeker en con­sultant Bas Raijmakers (ex-Lost Boys), "zal het komende decennium de grootste invloed op de markt voor journalistieke informatie uitoefenen. Er komt meer behoefte aan ver­schillende perspectieven op informatie en de democratisering van de distributie kan dat goed ondersteunen. Iedereen kan in principe gaan 'uitzenden' zonder hoge kosten te hoe­ven maken."

Het woord 'versnippering' keerde in vele antwoorden terug. Van Vree verwachtte dat er een veelvoud aan media en bronnen zal zijn, de populariteit van elk ervan sterk aan spe­cifieke gebruikersgroepen (sociaal, etnisch, cultureel) gebonden: "Voor sommige (vnl. middle- en lowerclass ouderen) zal de tele­visie nummer één blijven, voor anderen (hoog­opgeleiden) de krant en internet, voor jonge­ren internet en gratis krant, enzovoorts."

De meeste respondenten zagen ook nieuwe kansen voor de journalistiek, waar­over verderop meer. Maar de vraag is of de ldappen voor 'oude partijen' als omroepen en krantenuitgevers niet te snel achtereen komen, of zij overtuigende nieuwe produc­ten of diensten op de markt brengen vóór de

Verslag peiling 2006

juist het moeizame financiële perspectief. Niet alleen de overheid weigert meer geld in kwaliteitsjournalistiek Oees: publieke om­roep) te steken (het tegendeel is het geval), ook het publiek trekt de pOltemonnee met steeds grotere tegenzin.

"De beschikbaarheid van 'gratis' nieuws­bronnen gaat het komende decennium de grootste invloed op de markt voor journalis­tieke informatie uitoefenen", voorspelde de hoofdredacteur van Elsevier, Arendo Joustra. "De neiging bij mensen om te betalen voor informatie zal nog verder afnemen", stelde ook Harm Taselaar, hoofdredacteur van RTL

Nieuws Groep. En Henk van Ess, internetchef bij het Algemeen Dagblad: "De afnemende prijs van informatie zal de Nederlandse jour­nalistiek de meeste schade toebrengen. De beleving van mensen is dat 'nieuws gratis' is, zie het web, Spits en Metro. En ook duiding kost niks, kijk maar naar de grote problemen bij pc-bladen; mensen halen de achtergron­den gratis van het web."

Vera Keur, voorzitter/directeur van de VARA, zag in het niet (willen) betalen voor goede informatie een bedreiging voor het voortbestaan en de onafhankelijkheid van de journalistiek, "temeer daar om adverten­ties kan worden heengezapt en reclame-in­komsten als inkomstenbron aan betekenis zullen inboeten. Op de commerciële televisie

3

spelden, zal inmiddels geen verbazing meer wekken (al tekende Nico van Eijk, hoog­leraar Media- en Telecommunicatierecht, terecht aan dat deze kranten niet echt 'gratis' zijn maar een ander businessmodel gebrui­ken). Een verdubbeling van de totale oplage zit erin, dacht een overgrote meerderheid van respondenten. "Meer grote uitgevers", schreef trendwatcher Frank Janssen, "zullen gratis edities gaan verzorgen. Het business­model voor een uitgever zal anders worden. Verder zullen nieuwe uitgevers en media nieuwe gratis titels starten, mogelijk niet op dagelijkse basis."

Voor de traditionele uitgevers levert dit een dilemma op, dat Hendrik-Jan Schoo goed verwoordde: "Voor het op de markt brengen van gratis kranten zijn financieel krachtige partijen nodig. peM zou wat dat betreft een kandidaat zijn voor een up-market gratis krant, maar dan begint men tegelijk de tak af te zagen waarop men thans nog zit. Het­zelfde geldt voor de - resterende - regionale krantenbedrijven." (Het verschijnen van een dergelijke krant is inmiddels aangekondigd, red.).

De respondenten zagen tal van vernieu­wingsmogelijkheden voor de gevestigde journalistiek, maar gaven haar ook waar­schuwingen mee. Ze zal steeds op de huid worden gezeten door andere. nieuwe SDe-

4

"De macht", stelde ze vast, "ligt hierdoor niet meer bij de uitgeverijen met de beste persen of het meeste geld".

Nieuwe spelers en opkomende trends

De naam 'GoogIe' lag menig respondent voor op de tong. Gevraagd welke technologische ontwikkeling de grootste invloed gaat uitoe­fenen op de ontwikkeling van de journalistiek meldde Arendo Joustra kortweg: "de Google­revolutie" . Zeven respondenten, onder wie Broertjes en Raijmakers, dachten dat par­tijen als GoogIe, Yahoo, MSN en KPN met hun multimediale aanbod de eerstkomende tien jaar tot de populairste brengers van journa­listieke, maatschappelijk relevante informa­tie zullen horen. Daarnaast zullen traditio­nele exploitanten van krant, radio en tv een rol blijven spelen, zij het voor een kleinere publieksgroepen dan voorheen.

De verschillende partijen zullen in toe­nemende mate met elkaar de concurrentie aangaan. "Journalistieke activiteiten", zo verwachtte bijzonder hoogleraar Media- en Telecommunicatierecht Nico van Eijk, "zul­len meer en meer losgekoppeld worden van een specifieke verschijningsvorm." Welke verschijningsvorm de lezer/kijker zal kiezen zal steeds sterk afhangen van zUn situatie,

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

betaalde) krant/tijdschrift gelezen en op het werk is er internet."

De meest geuite verwachting is dat er 'cross-mediaal' geïntegreerd zal worden. Volkskrant-hoofdredacteur Pieter Broertjes voorspelde winst voor de multimediale gra­tis krant op internet en het multimediale internet-aanbod van spelers als Yahoo, GoogIe, MSN, KPN/Planet. Ook bij veel an­deren is de gratis multimediale krant op internet favoriet. "Op internet", schreef Frank Janssen, "zullen we moeten denken in termen van grote aantallen van kleine titels. Deze titels zullen vooral kenmerken vertonen van het aanbod van een gratis multi­mediale krant, die volgens de principes van collectieve/ groepsweblogs (co-creation!) al­lerlei ldeine communities probeert op te bou­wen. Afhankelijk van interesses, moment en beschikbare devices wordt er informatie en communicatie op maat geboden."

Over het waarom van de integratie van tekst, beeld en geluid zei Bauke Freiburg: "Bewegend beeld zal een steeds belangrijker medium worden voor de overdracht van jour­nalistieke informatie om de simpele reden dat het niet prettig is om lange teksten vanaf een beeldscherm te lezen. Korte teksten in combinatie met gesproken woord en audio­visuele presentaties zullen steeds meer die­nen als 'ingang' tot een onderwerp."

Verslag peiling 2006

markt voor journalistieke informatie gezien). Daarnaast worden de individualisering en toenemende cultureel-etnische diversiteit als belangwekkende trends genoemd.

Inspelend op die trends hebbenjournalis­ten gelegenheid om te sturen en te scheppen. Onderzoeker David Nieborg: "Burgers zullen nieuws willen zien dat zij interessant vinden op het moment dat zij dat willen. Het idee van mass-customisation (het idee van 'een persoonlijke krant') zal, mijn inziens, een enorme vlucht nemen."

Ook trendwatcher Frank Janssen stond stil bij deze mass customisation. "Burgers zullen persoonlijker en meer op maat jour­nalistieke informatie willen ontvangen. Bij­voorbeeld direct in dialoog met een geestver­wante journalist, zoals je voorheen voor NRC

Handelsblad, de Vollcslcrant of De Telegraaf koos. Of met je neus bovenop het (virtuele) gesprek dat die journalist en een andere lezer (of zelfs co-creator!) met elkaar hebben."

Vera Keur, doordenkend in dezelfde richting, voorspelde een verbinding tussen 'mobiel' en rss: "Mensen zullen meer be­langstelling krijgen voor individuele verslag­geving door journalisten en mensen die hen aanspreken; met rss halen ze die berichten eenvoudig binnen en dankzij de mobiele com­municatie doen ze dat waar ze op dat moment ook zUn." Bas Raiimakers voorspelde dat

5

wanneer we willen. Journalisten en redacties leveren het materiaal hiervoor maar alle an­deren met een verhaal ook. De journalistiek krijgt dus concurrentie en moet zich profile­ren tussen de 'nieuwkomers'."

Robert Briel vermoedde dat nieuwe tech­nologieën de lezers en kijkers zullen bijstaan bij het selecteren van voor hen interessante bronnen: "steeds slimmere programme guides of search engines" die mensen helpen bij het vinden van de juiste programma's, be­richten of bronnen. "Dit zullen dynamische gidsen zijn, gebaseerd op een combinatie van eigen voorkeuren (zowel gedreven door eigen input als wel dool' feitelijk gedrag), die van vrienden en van 'gelijkgestemden'."

Samengevat in de woorden van Oscar Kneppers, directeur van TechMedia en uit­gever van Bright: "De verdere individualise­ring en de combinatie 'always on' /rss/mobile zullen het komende decennium de grootste invloed op de markt voor journalistieke informatie uitoefenen."

Journalistiek wacht gevecht aan meerdere fronten

Dejournalistiekzalmoetenaccepteren - som­migen vinden zelfs: stimuleren - dat de 'in­dividualiserende' en naar eigen inbreng ver-

6

gieën zorgen ervoor dat niet alleen bedrij­ven maar ook burgers media gaan maken en zenden."

Ook congresorganisator en journalist Monique van Dusseldorp voorzag die ontwik­keling: "De veranderende rol van het publiek zal grote invloed hebben: enerzijds de toe­nemende rol van het publiek in de productie van het nieuws door eigen bijdragen (beeld, video, live repOltage), anderzijds de sociaal bepaalde selecties die consumenten maken van het beschikbare nieuws." Jeroen Stee­man noemde een voorbeeld: "De mogelijk­heid om mobiel te bloggen met tekst, foto's en video leidt tot meer burgerjournalistiek. Bij grote rampen zullen burgers het eerste zijn met nieuws, zij publiceren razendsnel over de laatste ontwildcelingen, sneller dan verslaggevers ter plaatse kunnen zijn."

Deze actievere houding van het publiek vereist dat journalisten hun houding ten op­zichte van het publiek veranderen, meende Natasja van den Berg, Hoofd Politieke Pro­grammering De Balie. "Journalisten zullen in toenemende mate verantwoording moeten afleggen voor hun selectie van het nieuws."

Ervaringsdeskundige Carl Königel, hoofd­redacteur van Sargasso.nl, was op dit punt minder optimistisch. "Hoe graag ik ook zou zien", schreef hij, "dat interactieve nieuws­vergaring op het internet over tien jaar het

Jaarboek 2007 De Nieuwe RepOlter

net en collectieve weblogs, hoe goed ze ook zijn ... "

Ook Robelt Briel had zijn reserves. Hij zag de Woodstock-generatie weliswaar met vervroegd pensioen gaan ("zolang het nog kan") en het web als publishing-platform ontdekken, maar achtte niet elke burger even kansrijk in deze combinatie van burger­journalistiek en traditionele journalistiek: "Het fenomeen self publishing zal slechts een beperkte invloed hebben zolang het een hoog zondagschrijvers gehalte heeft. Alleen de besten zullen aansluiting vinden bij ge­renommeerde uitgevers, zoals nu bijvoor­beeld Emerce al een aantal webloggers heeft geadopteerd. De branding van Emerce geeft ze een zekere mate van autoriteit, Emerce profiteert van het fenomeen blogger." Web­loggers en gevestigde journalistiek zijn in die optiek niet twee partijen die tegenover elkaar staan; ze kunnen elkaar juist vooruit helpen. Webloggers leveren gespecialiseerde informatie, traditionele uitgevers bieden hen een institutioneel podium en daarmee geloofwaardigheid.

De respondenten identificeerden nog een derde belangrijke ontwildceling: de globalise­ring. Ook die zal de Nederlandse journalis­tiek stevig raken en volgens sommigen is dat niet zo slecht. Reinier Evers in zijn beeldende Engels: "Sourees are becoming completely

Verslag peiling 2006

there vs the 16 million here! De Volkskrant, het Journaal: nice for local news, followers wh en it co mes to everything else. And we all have access to the 'everything else'."

Niet minder beeldend schetste Hendrik­Jan Schoo zijn vergezicht: "Schaalverkleining volgt, zeker in een internationaal gezien on­beduidende markt als de Nederlandse. Staan­de legers worden ontbonden, verspreid ope­rerende guerrillero's nemen bezit van een gefragmenteerde openbaarheid. In de achter­grond neemt de rol van grote internationale nieuwsorganisaties toe."

Resteert de vraag of onze openbaarheid er niet alleen anders maar ook beter op wordt. Terugkijkend op het deel van de media­explosie dat inmiddels achter ons ligt, dach­ten bijna alle respondenten dat de Neder­landse bevolking, door de bank genomen, beter geïnformeerd is geraakt. Maar er ldonk ook scepsis. Frank van Vree signaleerde dat het mensen makkelijk wordt gemaakt media intensief te gebruiken en toch het serieuze nieuws te mijden. Bovendien, zei hij, het im­mens populaire medium televisie is voor de overdracht van serieuze informatie een ge­brekkig voertuig, zoals al vaak empirisch is aangetoond. Mede om die reden signaleerde Van Vree - en hij is niet de enige - een ver­groting van de tweedeling in de samenleving waar het gaat om geïnformeerdheid.

7

die ontwiU:eling. "Goede 'general interest' informatie, de kern van de 'ldassieke open­baarheid', zal schaarser worden." Al stelde hij daar een andere ontwild(eling tegenover: "Tegenover dit verlies staat ook winst: bijvoor­beeld 'globalisering' van het informatieregime en een groter 'special interest' aanbod."

Er wacht de journalistiek een gevecht aan meerdere fronten. Kijkend naar de toekomst zag Carel Kuyl een geloofwaardigheidscrisis naderen. "Met de opkomst van internet als primaire informatiebron", schreefhij, "wordt de vraag naar authenticiteit van bronnen steeds prangender. In het verleden stond de afzender garant voor authenticiteit en be­trouwbaarheid. Nu iedereen afzender en ont­vanger van nieuws kan zijn, is betrouwbaar­heid niet langer gegarandeerd. Dat kan grote gevolgen hebben voor de geloofwaardigheid van de journalistiek in algemene zin."

David Nieborg vreesde, en niet als enige respondent, "een toename van fake-news en nieuws dat bewust verspreid wordt via het net met een ander doel dan het informeren van pers en burgers."

De rol van commerciële belangen wordt belangrijker én schimmiger. Peter Schrurs, directeur VPRO: "De scheiding tussen redactie en commercie wordt steeds dunner en steeds moeilijker; ook al omdat bij de integratie van media, informatie en service moeilijker los te

8

ment komt er voor terug. Kortom, er zullen veel onduidelijke afzenders van informatie komen. Door digitalisering van televisie gaan ook websites daarmee te maken krijgen."

Harm Taselaar was bang voor een an­dere negatieve spiraal: "Het gevecht om de klant wordt zo heftig, dat de drang van me­dia om zich met opvallend nieuws te profile­ren de overhand krijgt. De nauwkeurigheid zal hieronder gaan lijden, met alle negatieve gevolgen van dien." Carl Königel zag dezelfde trend: "Over de hele linie zal de zucht naar snelle shockerende journalistiek toenemen: iedere dag een Haags relletje, een bommel­ding enjofliquidatie aub ... "

Weinig opwekkend was ook de prognose van Nico van Eijk. Hij verwachtte "een ver­dere afkalving van de betekenis van, en waar­dering voor journalistieke kwaliteitscriteria, zoals hoor en wederhoor, onafhankelijkheid van commerciële invloeden en zorgvuldig­heid."

Niet iedereen wist of de traditionele jour­nalistiek haal' kansen wel zal grijpen. Henk Blanken beschouwde "de journalistiek zelf' als de grootste bedreiging voor zijn vak. Het krachtige 'open source' -idee achter het web ziet h~j ze niet, ofte traag omarmen. Journa­listen, weet hij, hebben aïtijd de neiging alies bij het oude te laten. Ook Paul Aelen dichtte de beroepsgroep een 'gebrek aan innovatief

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

gedoe sowieso niks voorstelt". De Neder­landse journalistiek, fulmineerde hij, is "een handjevol opiniemakers bij VN, de VPRO en NRC Handelsblad, ( ... ) een clique die vooral aan zichzelfrefereert". Dat steeds meel' geïn­formeerde Nederlanders zich niks meer van hun 'gebabbel' aantreldzen, beschouwde hij als een positieve ontwildzeling. Tegelijkertijd wilde hij diezelfde journalistiek nog wel een welgemeende raad meegeven: "Het is niet de vraag wat journalisten met de technolo­gie doen, maar hoe zij zelf de richting waarin de technologie zich ontwildzelt, mede kunnen bepalen." Een schijnbaar simpel advies met verstreldzende implicaties: dat bepalen zou­den journalisten immers moeten leren, en snel ook.

Profit centre of community service?

De belangrijkste vraag is of de pers nieuwe, bruikbare businessmodellen onder de gesig­naleerde ontwildzelingen kan leggen. In april 2006 voorspelde The Economist dat we een mediawereld en samenleving krijgen waarin de gebruiker de 'programmeur' is en het niet om één groot publiek maal' om talloze publieksgroepjes draait. Succesvolle media­bedrijven zullen als 'marktplaatsen' fungeren waal' consumenten informatie zoeken en uit-

Verslag peiling 2006

hoe verander je je als majesteitelijk medium in 'a place for conversation', zeker als je ziet hoeveel levendige conversaties de blogosfeer al bevolken? En hoe ontwikkel je business­modellen die een mediabedrijf in staat stellen aan dit ingewikkelde journalistieke proces, waarin professionele en amateuristische in­formatie- en communicatie activiteiten vloei­end in elkaar overgaan, geld te verdienen? Niet voor niets zegt Craig Newmark, die erg veel geld verdiend heeft aan zijn befaamde advertentiesite Craigslist: "Journalism needs to become a community service rather than a profit centre."

9

Van medialandschap naar media-ecologie

Op 11 september 2001 was journalist en bladenmaker Jeff Jams - hij richtte ooit het Amerikaanse showbizztijdschrift Enter­tainment Weekly op - in het World Trade Center. Onmiddellijk begon hij als journalist verslag te doen van de gebeurtenissen. "Maar ik merkte dat ik lang niet al mijn ervaringen kwijt kon in de reguliere nieuwsbulletins." En zo begon Jams een weblog.

Dat, zo zegt hij vijf jaar later in een inter­view met De Nieuwe Reporter, bracht hem een revolutionair nieuw inzicht in de ma­nier waarop het internet werkt. "Ik schreef iets op mijn weblog en andere webloggers linkten naar mijn verhalen." De weblogs van onbekenden leidden zo vele bezoekers naar zijn site. En andersom: debatten die hij op zijn weblog begon, werden overgenomen door andere loggers. "De discussie werd niet gevoerd op een centrale plek, zoals op de opiniepagina van de krant, maar op allerlei verschillende plekken op internet."

Ziehier een voorbeeld van een van de belangriïkste ontwikkelingen in de digitale

Een medialandschap is relatief statisch en gesloten: een ldeine groep 'zenders' pro­duceert 'boodschappen', bundelt deze en ver­spreidt die naar de 'ontvangers'. Het aantal zenders is daarbij beperkt en daarmee treden zij ook op als 'poortwachter'. Het is het decen­nia oude model van de krant of de televisie.

Een media-ecosysteem daarentegen is een open landschap. Het publiek - of zoals media­wetenschapper Jay Rosen zegt: the people formerly known as the audience - produceert met behulp van goedkope technologie als digitale camera's of weblogs ook zelf 'bood­schappen', variërend van kiekjes van de hond en dagboekbeschrijvingen tot specialistische vakinformatie. Tegelijkertijd is er ook sprake van een democratisering van de distributie. Een pc of mobiele telefoon die verbonden is met het web kan bijvoorbeeld vrij maldzelijk op grote schaal zelfgemaakte foto's versprei­den. Al die amateur-content - in populaire buzzwords ook wel us er generated content of consumer generated media - maakt deel uit van hetzelfde netwerk waarin ook de web-

Van medialandschap naar media-ecologie

aanbod, zo constateert David Nieborg, wor­den in dat ecosysteem vervolgens "aan elkaar gekoppeld door 'filters', zoals GoogIe, blogs en de bestsellerlijsten van Amazon".

Twee ontwild(elingen zijn hierbij van be­lang. Een: de artikelen of videobestanden van traditionele media en amateurs zijn geen eindproduct, maar eerder een halffabrikaat. Ze worden - net als Janris verslagen - be­commentarieerd op weblogs, aangeraden via social software, gekopieerd via e-mail of aan­gevoerd als bewijs in uiteenlopende discus­sies, van politieke fora tot sites van samen­zweringstheoretici.

Twee: die bewerkingen beïnvloeden ver­volgens het uiterlijk van het ecosysteem. Wordt er bijvoorbeeld veel verwezen naar een weblog- of krantenaltikeI? Dan volgt een hogere 'pagerank' bij filters als Google of Technorati - en dus betere zichtbaarheid in het ecosysteem. Mede door al die verwijzin­gen van andere bloggers groeide Jarvis' site Buzzmachine uit tot een van de bekendste Amerikaanse weblogs.

Dit artikel gaat over deze opkomende media-ecologie. Traditionele media spelen daarbij een centrale rol. Nog altijd zijn zij de belangrijkste leveranciers van journalistieke content. Maal' zij weten zich omringd door tal van nieuwe partijen: webloggers, zoek­machines. newsDOltals. communitvsites. so-

11

bestaande nieuwsmedia: discussies die in kranten beginnen, worden voortgezet op internet. Sommige blogs zullen ook uitgroeien tot een 'waaldlOnd voor de journalistiek': blog­gers zullen lezers wijzen op fouten en onjuist­heden. En tot slot zullen weblogs, zoekmachi­nes en social networks ook een rol spelen bij het verspreiden van nieuws. Surfers zullen el­kaar op interessante stuld(en wijzen.

Hier willen we stilstaan bij een aantal ontwild(elingen die met de opkomst van zo'n media-ecosysteem te maken hebben. In de eerste plaats gaat het over het type content - de flora en fauna - van het ecosysteem. Daarna komt de rol van een aantal nieuwe spelers die het ecosysteem ordenen en filte­ren ter sprake - is er sprake van een evolutie van nieuwe sOOlten? Tot slot komt de vraag aan bod hoe mediaorganisaties - zowel tradi­tionele als nieuwe - op deze ontwild(elingen in kunnen spelen.

Flora en Fauna: user genel'ated content en pl'ofessionelejournalistiek

Het mediaanbod neemt dus toe. Die groei zit hem vooral in online dagboeken, kiekjes­albums, chatsites en social sites als Hyves en MySpace. Maar ook in nichesites voor gespe­cialiseerde Dnhliekfm. Ook hpP'innpn nm-tiipn

12

service - in Nederland inmiddels 1,5 miljoen actieve gebruikers. Muziekzender TMF telde 400.000 leden die chatten, filmbespreldngen schrijven ofweblogs maken in de TMF-omge­ving. Bijna de helft van de pageviews op de site wordt inmiddels gegenereerd door be­zoek aan door bezoekers geproduceerde con­tent. De Nederlandse Wildpedia, zo berichtte Theo van Stegeren, telt inmiddels vijfduizend vrijwilligers die regelmatig een bijdrage le­veren aan de online encyclopedie. Zo'n zes­tig procent van de Nederlanders, becijferde Ruigrok / Netpanel in juli 2006, maakt deel uit van een social network, variërend van Schoolbank tot Hyves en MySpace.

In de VS, zo blijkt uit cijfers van onder­zoeksinstituut Pew, is 35 procent van de on­line-Amerikanen in de weer geweest met ei­gen content. Onder tieners is dat 57 procent.

"De deelnamecijfers aan Schoolbank, MSN, Hyves, Flickr, TMF etc. laten zien dat we naar een massale share culture op weg zijn", concludeert Van Stegeren, "Of het daarbij voor 95 procent om amusement zal blijven draaien of ook om een grootschalige uitwis­seling van serieuze en journalistieke informa­tie hangt nog, om het zacht te zeggen."

Vooralsnog kunnen we stellen dat het overgrote deel van dit aanbod volgens de tra­ditionele definities niet journalistiek te noe­men is. Waarom we hier dan toch zo nadruk-

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

uit te laten over de financiële toekomst van mediabedrijven. "Mensen zullen altijd ver­maakt en geïnformeerd willen worden", zei hij, "maar ze bezitten slechts twee ogen en er zitten maar 24 uur in een dag. Vijftig of zes­tig jaar geleden bestonden de media voor de meeste mensen uit de plaatselijke bioscoop, radio en de lokale krant. Nu hebben mensen een veelvoud aan manieren om sneller (zij het niet noodzakelijkerwijs beter) geïnformeerd te worden en hebben ze ook meer entertain­mentopties. Maar niemand heeft een manier bedacht om de tijd die mensen aan het volgen van entertainment besteden, verder te laten toenemen."

De tweede reden is dat in dit ecosysteem nieuwe manieren van informatie-uitwisse­ling ontstaan, die wellicht niet voldoen aan klassieke definities van journalistiek, maar door het publiek wel degelijk worden ge­bruikt om zich te informeren en een mening te vormen. Denk aan politici die campagne voeren in Hyves en zich door Hyvers laten in­terviewen. Bridgebloggers die weblogs uit het Chinees naar het Engels vertalen, zodat ze een alternatief bieden voor de buitenlandbe­richtgeving in kranten. Filmpjes op YouTube, weblogverslagen van het dagelijkse leven, consumentenpanels, reviewsites, discussie­fora, allemaal maken ze deel uit van het media­ecosysteem.

Van medialandschap naar media-ecologie

us er generated content bouwt voort op eerder geproduceerde artikelen van kranten of tele­visiestations. Webloggers becommentariëren en raden altikelen in kranten of tijdschriften aan. In Hyves leggen Hyvers links naar film­pjes bij Uitzendinggemist.nl ofYouTube. The Economist telde in het vOOljaar van 2006

zo'n 55.000 links van verschillende weblogs naar artikelen in The New Yorlc Times en nog eens 40.000 naar de Washington Post. In Nederland maakte Paul Molenaar tijdens de conferentie Blognomies de balans op. Bij de weblogs van Web-log. nl werd op dat mo­ment ruim een half miljoen keer verwezen naar nieuwsberichten van Nu.nl. Er waren 116.000 links naar Folenl, een kleine 60.000

naar GeenStijl. De traditionele media deden het minder goed. Er waren slechts 839 links naar de Vollcslcrant en 512 naar Elsevier. Be­ter verging het De Telegraaf (144.000 links en het AD 19-400). Al deze netwerken zijn dus een alternatieve distributie gaan vormen voor de bestaande media.

Evolutie in het ecosysteem: de opkomst van filters

Daarmee komen we bij het tweede belangrijke thema: het toenemende belang van de rol van filters in het media-ecosysteem. Het is na-

13

Lezers van de digitale krant beginnen lang niet altijd bij de voorpaginajhomepage van de krant. Ze komen er via weblogs, social networks, zoekmachines of andere metasites die orde aanbrengen in dat almaar uitdijende medialandschap. Het afgelopen jaar is zelfs een groot aantal diensten gelanceerd met als expliciet doel om met behulp van sociale net­werken of algoritmes artikelen aan lezers aan te raden. Op sites als Newsvine, Del.icio.us, Netvibes, Digg of Ekudos kan de lezer mtike­len die elders op internet staan beoordelen en aanraden aan andere lezers. Bij Google News maken computeralgoritmes een analyse van het nieuwsaanbod.

News 2.0 wordt deze trend wel genoemd. Gatekeeping - het proces waarin journa­listen bepalen welk nieuws 'fit to print is', betoogt Matthijs van den Broek, wordt gate­watching - een proces waarin journalisten en lezers linkverzamelingen aanleggen rond een bepaald onderwerp. Populair werd het afgelopen jaar ook een onderdeel van An­dersons long tail-theorie: computeralgorit­mes zullen het lees- en kijkgedrag van con­sumenten analyseren en hen - 'lezers van dit boek lazen ook' of 'jouw vrienden vonden deze muziek goed' - op basis daarvan nieuwe boeken, films of cd's aanraden, afgestemd op hunsmaale

Op de conferentie Les Bloas noemde

14

een mooie plaats bovenaan verdienen. Social sites, News 2.0-diensten, zouden een demo­cratiserende werking hebben: boeken, artike­len of films met een ldein publiek zouden hun weg beter vinden naar dat publiek.

:> Artikel 1 Hoe lezers journalistieke filters worden. "Het selecteren van nieuws is niet meer louter voorbehouden aan journalisten. Op het web althans niet. Een nieuwe generatie websites ziet het levenslicht, sites waar de gebruikers annex lezers zelf suggereren wat mogelijk interessant is voor mede-lezers." (zie verder p. 20)

De nieuwste trend zijn de digitallifestyle ag­gregators: sites waar gebruikers hun eigen startpagina kunnen maken. Daar kunnen ze de rss-feeds van hun favoriete bronnen op­nemen, evenals weerberichten, hun elektro­nische agenda, e-mail en allerlei andere in­formatiebronnen. Het hele medialandschap wordt zo een grote database en deze sites ho­pen de voornaamste filter te worden. Het zijn niet de ldeinste spelers die hierop gold<en. Microsoft lanceerde haar Live.com dienst, en Google en Yahoo ontwild<elen sOOltgelijke diensten.

Toch is een woord van waarschuwing hier op zijn plaats. Veel van deze diensten

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

Of dergelijke sites ook echt succesvol zijn is nog onduidelijk. Volgens Ruigrok I Netpanel maakt 19 procent van de Nederlandse inter­netters gebruik van rss-feeds. Volgens Duits onderzoek is het gebruik van social sites als DeLicio.us en zelfs MySpace ofYouTube nog onmeetbaar ldein. Volgens sommigen zijn deze diensten vooral speeltjes voor nerds. An­deren zien daarin een voorbode voor wat ons te wachten staat. Als de technologie eenvou­diger wordt - doordat zij bijvoorbeeld op gebruiksvriendelijke manier wordt geïnte­greerd in de nieuwe Windows-versie - zal het vanzelf een tweede natuur worden.

:> Artikel 2 Ontwikkelt Web 2.0/sociale software zich ook bij ons tot (serieus) massamedium? "Een tijd werd gezegd dat Web 2.0 een hype-achtig bedenksel is van durfkapitalisten en congresorganisatoren. Klopt dat nog steeds? En heeft Web 2.0 journalistieke potentie?" (zie verder p. 24)

Ecologie: de wisselwerking tussen journalistieke organisaties, filtersÏtes en het publiek

In een ecosysteem, zo redeneerde de Ameri­kaanse mediaonderzoeker Chris Willis, heeft

Van medialandschap naar media-ecologie

organisaties desondanks inspelen op deze ontwildzelingen? Zijn er wetmatigheden in deze ecologie? Hoe verloopt de interactie tus­sen spelers? Wat is een goede overlevingsstra­tegie? Wanneer is er sprake van symbiose en wanneer moeten we van parasieten spreken?

De meningen daarover lopen uiteen. Sommigen raden aan om het ecosysteem te omarmen. Zo ontstond er een discussie op De Nieuwe Reporter naar aanleiding van een artikel in The Economist met de titel 'Jt's the linies, stupid!', met de volgende conclusie: leuk, een eigen website, maar dan begint het pas. Zorg dat je verhalen, artikelen, inter­views op zoveel mogelijk plaatsen te vinden zijn. Breek je databases open en laat gebrui­kers het woord voor je verspreiden. Publi­ceer je nieuws niet alleen op je eigen website maar maak het zo veel mogelijk weblogbaar, googlebaal', enzovoorts. In de woorden van Simon Waldman (de director van Guardian Unlimited), vorig jaar op een conferentie voor krantenuitgevers: "Jt's not good enough to merely be on the Web; you need to be part ofthe Web".

Een soortgelijk advies gaf ook Jeff Jarvis. Als voorbeeld verwees Janris in een DNR­podcast naar een interview dat het CNN-pro­gramma Crossfire hield met presentator en komiek Jon Stewmi. Stewart draaide in die uitzending de rollen om: normaal leggen de

15

150 duizend mensen naar gekeken. Op Ifilm werd het clipje 3,5 miljoen keer gedownload." Een gemiste kans voor CNN. "Als ze enig in­zicht hadden gehad, dan zouden ze die op­name zelf online hebben gezet met een com­mercial ervoor. [ ... ] Maar nee, ze zeiden: we hebben het al uitgezonden, het is voorbij. Als je onderdeel wilt worden van de conversatie, dan moet je zorgen dat je stuff out there is." Je moet, concludeeli Jarvis, de controle over je product deels opgeven. Het een plek ge­ven in het ecosysteem en dan maar zien wat ermee gebeurt.

In Nederland is Erwin Blom, hoofd di­gitaal van de VPRO, dezelfde mening toege­daan. "Je moet zijn waar het publiek is." Hij stelt een tweesporenbeleid voor. Aan de ene kant werkje aanje eigen merk. De VPRO doet dat met herkenbare sites als Cinema. nl en muziekstation 3V001'12. "Maar als je publiek uithangt bij YouTube, of Google Video, dan moetje daar ook zijn." De VPRO overweegt nu om een deel van haar content aan te bieden via deze videodiensten. De kunst is dan om te zorgen dat er ook wordt terugverwezen. "Dat als ze ons bij Google Video vinden, dat het terugverwijst, dat ze denken hey, dat is leuk dat ze dan bij ons weer terechtkomen."

Reuters lijkt deze gedachte ook te om­armen. In 2006 opende het persbureau een filiaal in de populaire online wereld Second

16

vertonen in Second Life? Moet iedere uitge­ver zijn hele archief zomaar openzetten voor GoogIe? Die vraag dook het afgelopen jaar onder meer op in de discussie rond Google News. Die site indexeelt berichten van kran­ten, tijdschriften, weblogs en andere nieuws­bronnen. Is dat gratis reclame voor een krant, een symbiotische relatie waar beide partijen van profiteren? Of is Google News een para­siet? En maakt het bedrijf mooie sier en hoge winsten met de producten die door anderen betaald zijn? Waalse kranten vonden het laatste en spanden een rechtszaak aan tegen Google News. Die werd gewonnen, waardoor verwijzingen naar Waalse (en ook Vlaamse) kranten ontbreken.

"Uiteindelijk", zo analyseelt Henk Blan­ken, "vindt Copiepresse, de belangenbehar­tiger van de Franstalige pers in België, het gewoon unfair dat Google zoveel miljoenen verdient met advertenties terwijl de oude media steeds meer inkomsten kwijtraken. En dat geldt wereldwijd ook voor uitgevers die nog niet naar de rechter zijn gestapt."

Amerikaanse kranten hebben als reactie op Google News inmiddels de handen ineen­geslagen. Zij verwijzen nu op hun websites ook door naar websites van concurrerende kranten die over hetzelfde onderwerp schrij­ven. "Zo worden wij zelf een zoekmachine", zei Kelly Dyer Fry, werkzaam bij de uitgeverij

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

van de wereld hierover te zeggen heeft. Men­sen willen niet maar één verslag lezen."

> Artikel 3 Google News zorgt voor ophef. "Dat was toch een discussie die zes jaar geleden werd gevoerd: of dieplinken naar een artikel nu inbreuk maakt op het copyright of juist een zeer welkome manier is om meer bezoekers te genereren?" (zie verder p. 26)

Het onderzoeksbureau Jupiter raadt media­bedrijven dan ook aan om in de media­ecologie van het internet een 'story-centric approach' aan te nemen, zo berichtte The Eco­nomist. Uitgevers moeten ervan uit gaan dat lezers niet op de voorpagina beginnen, maar midden in de site terechtkomen. "Dat bete­kent een grote verschuiving. Uitgevers moe­ten niet hun hele site als hun belangrijkste product uitventen, maar de losse artikelen."

Daar zijn niet alle spelers in de tradi­tionele media het mee eens. In een artikel waarin zij hun visie op de toekomst van de krant uiteenzetten, hielden Hans Wansink en Warna Oosterbaan een pleidooi voor een ge­specialiseerde krant die zich toelegt op poli­tiek, economie en cultuur.

"Compacte kranten zouden in het ge­fragmentariseerde media-aanbod weer een

Van medialandschap naar media-ecologie

informatiemakelaar. De lezer kan weblogs, zoekmachines, en social networks overslaan, in zijn krant vindt hij alles wat hij moet we­ten overzichtelijk bij elkaar. "Idealiter krijg je dan kranten die alles bevatten wat een burger moet weten en die zo compact zijn dat de kans dat ze gelezen worden ook toe­neemt."

Een tussenpositie wordt ingenomen door Henk Blanken. "Kranten moeten het in een wereld van onbeperkte keuze uit het nieuws steeds minder hebben van de verpakking, de verzameling, het pakhuis, en meer en meer van context." Wat niet wil zeggen dat ze zich enkel op het verkopen van losse artikelen zouden moeten concentreren. Juist jour­nalistieke organisaties zouden er volgens Blanken goed aan doen om bij nieuws ge­beurtenissen de context van zo'n gebeurte­nis in beeld te brengen. "Journalisten moe­ten niet meer vinden wat al vindbaar is, niet meer oplepelen wat al overvloedig uitgestald wordt. Journalisten moeten relaties leggen, verbanden aanbrengen in gefragmenteerde informatiestromen, ze moeten telkens wis­selende collecties van gegevens maken die betekenisvol zijn."

:> Artikel4 De koploze staart van het nieuws. "De waarde van de krant zit 'm, net als bij

17

Ook Geert-Jan Bogaerts, chef internet van de Volkskrant ziet een belangrijke rol weg­gelegd voor de traditionele pers in het media­ecosysteem. De consument, zo schrijft hij in een reactie op een DNR-mtikel op zijn eigen weblog, zit er ook helemaal niet op te wachten om voortdurend keuzes te maken. "Er wordt de laatste tijd veel gedacht en geschreven over de keuzemoeheid die de moderne consument teistelt: hij wordt continu geacht een bewuste en rationele keuze te maken voor zijn ener­gieleverancier, zijn ziektekostenverzekering en zijn telecom-provider. Hij heeft helemaal geen zin om altijd te moeten kiezen. Af en toe wil hij gewoon onderuit zakken en het nieuws uitgeserveerd krijgen door zijn favoriete jour­naaI of krant."

:> Artikel 5 News 2.0 nog grotere hype dan Web 2.0. "De grap is dat die systemen gevuld moeten worden. En waar worden ze mee gevuld? Juist, met de berichten die voor het overgrote deel van nieuwssites worden geplukt. En wie bepaalt de inhoud van die nieuwssites? Dat doen professionele journalisten." (zie verder p. 33)

Op de achtergrond sluimert hier een dubbele richtingenstrijd. Enerzijds is er de vraall wie

18

is er het idee dat de mediaconsument 'lui' is en zich graag een selectie voor laat schotelen door professionele journalisten. Daartegen­over staat het idee dat in de media-ecologie de consument de volledige controle naar zich toe wil treldcen: hij wil actief selecteren wat hij wanneer wil consumeren.

Onderzoeken en ervaringen wijzen uit dat wat betreft die tweede discussie beide trends naast elkaar bestaan. Wouter Maagdenberg van LinkinMedia en StartYourStation ver­telde op een discussieavond in Amsterdam hoe de online kanalen van zijn mediabedrijf worden gebruikt. "Soms zijn mensen actief op zoek naar informatie. Maar soms zijn ze ook lui en willen ze achteroverleunen op de bank. We merken het op de website van Raceworld.tv. Mensen kunnen daar kijken naar een stream van een programma. Maar ze kunnen ook on demand content uit het ar­chief opvragen. Wat blijkt uit onze statistie­ken? De meeste mensen kijken gewoon wat er op dat moment wordt uitgezonden. Het is soms leldcel' niet te hoeven kiezen."

Een onderzoeksrapPOlt van IBM liet een soortgelijke tweedeling zien. In het rappOlt The end ofTVas we know it schetsen de on­derzoekers hoe er in 2012 twee soorten con­sumenten zullen zijn: De 'massive passives' en de 'leading-edge users'. De eerste groep is de ldassieke televisiekijker die de afgelopen

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

gebruikers door te segmenteren, innoveren, experimenteren, mobiliseren, openheid te creëren en te reorganiseren.

Volgens DNR-auteur Jaap Stronlcs hoeven beide ontwildcelingen elkaar niet uit te slui­ten: "Het is misleidend om een analytisch onderscheid te maken tussen luanten die het nieuws op een presenteerblaadje aanleveren en de social software waar de burger zelf alle keuzes zou moeten maken. Want het vol­gende is heel belangrijk: juist voor een hand­zaam overzicht van het laatste technologie­nieuws moet de passieve, luie gebruiker naar Digg.com! Waarom staat daar in een paar koppen het belangrijkste nieuws? Omdat er een actieve voorhoede het meeste werk doet, een kritische massa van betroldeen bezoekers die gezamenlijk bepalen wat het belangrijk­ste nieuws is."

Daar sluit ook Henk Blanken zich bij aan: "De niet onbelangrijke les van de muziek­industrie en Amazon is dat we die verbanden niet allemaal zelf hoeven te leggen. Onze le­zers kunnen daarbij helpen door middel van tagging en andere aanbevelings- en reputa­tiesystemen. Dat er grenzen zitten aan die wisdom of crowds wordt langzaamaan ook duidelijk (Digg.com, Google News en Wilci­pedia zijn niet volmaakt als ultieme informa­tiebron, ze zijn eerder een goed begin)."

Ben Hammersley, adviseur van The

Van medialandschap naar media-ecologie

Bezoekcijfers geven precies aan welke berich­ten worden gelezen, wellce er worden opgepikt door weblogs en zo een plaats krijgen in het ecosysteem. "Op internet komen interessante artikelen bovendrijven, omdat lezers elkaar daar op wijzen." Hammersley schreef ooit een boekrecensie die als ldein artikel achterin het economiekatern werd geplaatst. In de krant viel het niet op. Maar op internet werd het zo vaak gelezen en gelinkt, dat het boek in En­geland binnen enkele dagen uitverkocht was. "Op internet is er niet zoiets als pagina 1 of pagina 57. Kleine artikelen kunnen plotseling worden opgepikt" en andersom: de politieke commentator die zichzelf zo belangrijk vindt, blijkt door bijna niemand te worden gelezen. "Ik mag niets zeggen over de bezoekcijfers van The Guardian, behalve dat de uitkomsten voor sommige [gerenommeerde namen] zeer pijnlijk zullen zijn."

De meeste auteurs onderschrijven impli­ciet de opkomst van wat Bowman en Willis het media-ecosysteem noemden. Het inter­net is een grote database waarin allerlei uitin­gen - van persoonlijke dagboeken tot en met lange wetenschappenlijke essays, van rod­deljournalistiek tot onderzoeksjournalistiek, van hobbyblogs tot specialistensites - dwars door elkaar staan, naar elkaar linken en el­kaars content bewerken.

De eb ruiker heeft de keus: gaat hij recht-

19

traditionele krant, omdat hij daar het werk van professionele journalisten vindt die hem door het informatie-aanbod leiden? Bij een weblogger die hem voortdurend bevestigt in zijn politieke voorkeur? Wordt het Google News omdat hij daar al het nieuwsaanbod bij elkaar gebracht ziet? Of gaat hij naar een so­cial site als Del.icio.us of Newsvine, waar hij kijkt wellce miikelen hem door vrienden of onbekenden worden aangeraden?

Bij welke bronnen zullen de lezers terug­keren? Dat zullen de bronnen zijn die ze door de tijd heen leren velirouwen en waar ze zich prettig voelen, waar ze op een overzichtelijke en gemaldcelijke manier vinden wat ze zoeken. Waar dat zal zijn, zal weer afhankelijk zijn van de specifieke informatiebehoefte op dat mo­ment. De ene lezer heeft op het ene moment behoefte aan een heldere uitleg, de ander wil graag een persoonlijke band opbouwen met zijn informatieleverancier, een derde zal zich graag in de discussie willen mengen.

Een verstandige strategie, zo lijkt op dit moment de belangrijkste conclusie, speelt daarop in. Mediabedrijven doen er goed aan sterke, herkenbare, betrouwbare merken te creëren die de consument bedienen met een kant- en klaarpakket. Maar tegelijkertijd is het slim om de structuur van die content zo open mogelijk te houden, zodat de content ook buiten de eigen site OD zoveel mogeliik

20

> Artikel 1

Ontwikkelt Web 2.0/sociale software zich ook bij ons tot (serieus) massamedium? Een overzicht

> 17 oktober, 2006 Theo van Stegeren

Web 2.0, sociale software, share culture, read­write culture: de termen duiden, ondanks onderlinge verschillen, allemaal op het ver­schijnsel dat steeds meer mensen actief mee­doen op het web. Hoe massaal dat verschijn­sel is? Een tijd werd gezegd dat Web 2.0 een hype-ach tig bedenksel is van durfkapitalisten en congresorganisatoren. Klopt dat nog steeds? En heeft Web 2.0 journalistieke potentie?

Eerst even de termen. Wikipedia omschrijft Web 2.0 als "een veronderstelde tweede ge­neratie internetdiensten en systemen - zoals sociale netwerksites, wiki's, communicatie­tools, and open opbergsystemen - die mensen in staat stellen met elkaar samen te werken en online informatie te delen op voorheen on­mogelijke manieren." Het is een erg 'open' definitie, vond ook Tim Q'Reilly, die gepro-

Jaarboek 2007 De Nieuwe RepOlter

ware die mensen in staat stelt 'zelf mee te doen' op het internet.

1. Nederlandse cijfers fragmentarisch

Het onderzoek naar het gebruik in ons land (voorzover ik dat heb kunnen opsporen), is weinig eenduidig. Zo lopen de schattingen van het aantal weblogs wild uiteen: het ligt er­gens tussen de 100.000 en 1.46 miljoen, daar moeten we het mee doen. Hulde voor Arjan Dasselaar die het journalistieke contingent in kaart heeft gebracht. Hij laat zien dat het journalistieke gebruik van weblogs in ons land bescheiden van omvang is, zeker vergeleken met de situatie in de vs. In cijfers: van de Ne­derlandse weblogs is tussen de 0,3 en 17,5% journalistiek van aard, in Amerika (let op: de vraagstellingen zijn niet identiek geweest) noemt 34% van de bloggers de eigen activi­teit 'journalistiek'. Wat niet wegneemt dat in absolute aantallen een aardig aantal journa­listieke bloggers actief is: Dasselaar taxeert het op tussen de 1.400 en 20.000 (waarbij het werkelijke aantal, lijkt me, dichter bij het eerste dan het laatste cijfer zal liggen).

Een ander Nederlands onderzoek, The Next Web, leert dat Web 2.0-toepassingen in ons land nog maar weinig worden gebruikt. Het populairst zijn de sociale netwerksites,

Van medialandschap naar media-ecologie

De auteurs van dit onderzoek baseren zich op een steekproef die alleen qua leeftijd en sekse representatief is (desgevraagd lieten ze me via de mail weten dat dit de twee belang­rijkste kenmerken zijn die van invloed zijn op het surfgedrag).

2. Wikipedia in Nederland

Daarnaast weten informatie uitwissel- en op­slagdiensten als Wikipedia (29%) en Flickr (2%) een wat groter publiek aan zich te binden.

Over het actief bijdragen aan Wikipedia meldt het onderzoek niets. Gelukkig maakte Wikipedia Nederland zelf deze zomer cijfers bekend. Telde de gratis online encyclopedie vorig jaar nog iets meer dan 2.000 actieve 'Wikipedianen', dat zijn er intussen meer dan 5.000. De harde kern van de vrijwilligers die regelmatig iets online zet - ruim 70 - beant­woordt grotendeels aan het stereotype: man, 35, nerd. Dat beeld schijnt echter wel steeds diverser te worden.

Het TNO-rapport bevat nog enkele losse cijfers. Volgens dit rapport kent MSN Spaces (Microsoft) 1,5 miljoen actieve Nederlandse gebruikers. Verder wordt gemeld dat bijna 400.000 'leden' van de televisiezen­der TMF foto's online zetten, chatten, film­bes rekingen schrijven of weblogs maken in

21

3. Nog weinig animo in Duitsland

Ontnuchterend werken de uitkomsten van een Duits onderzoek, maatgevend voor alle Duitse internetgebruikers boven de 14 jaar. Het gebruik van sociale software als MySpace. com, OpenBC, Del.icio.us of YouTube is er nog onmeetbaar klein. Alleen Wikipedia is uitge­sproken populair, zij het vooral in passieve, raadplegende zin. Van de 14-19 jarige Duitsers gebruikt maar liefst 57% de online encyclope­die, voor de totale online gemeenschap ligt dat percentage op 32%. Een eervolle tweede plaats is er voor Flickr: 20% in de groep 14-29 jaar, 12% bij alle surfers tezamen.

Met weblogs hebben Duitsers weinig. Slechts 7% van alle onliners bezoekt weleens een weblog, bij de jongeren van 14-19 jaar ligt dat iets hoger (11%).

Op de vraag of men actief informatie aan Wikipedia heeft toegevoegd, antwoordt 7% van de Wikipedia-bezoekers bevestigend (dat is in absolute cijfers overigens nog niet zo slecht). De bezoekers van Flickr en weblogs zijn actiever: respectievelijk 42% en 35% van hen heeft weleens een foto of informatie toe­gevoegd.

4. Amerika: alle bevolkingsgroepen doen mee

22

inmiddels meer dan een kwart (26%) van alle Amerikaanse surfers zelfgemaakte content (foto, verhaal, video etc.) met anderen ge­deeld. Verder heeft 13% bijgedragen aan ge­meenschappelijke weblogs of webpagina's, vervaardigde 14% een webpagina, en maakte 8% een eigen online journaal of weblog. Alles bijeen is 35% van de online Amerikanen met eigen content in de weer geweest. In absolute aantallen: 43 miljoen mensen.

Het opmerkelijkste uit dit Pew onderzoek is dat het genereren van content geen speeltje van een blanke, mannelijke, hoger opgeleide elite meer is. Content publicerende mensen komen in alle Amerikaanse inkomens- en op­leidingsniveau's en etnische groepen (onge­veer) evenveel voor. Mannen hebben nog een kleine voorsprong op vrouwen.

Opvallend is ook de spectaculaire groei in de VS van Second Lile, een realistische spelomgeving die zeker tot de categorie soci­ale software gerekend moet worden, daaraan volgens sommigen zelfs een revolutionaire wending geeft. Het aantal Second Lifers be­draagt nu 747.000 en groeit maandelijks met 20%. "Spending part of your day in a virtual world wilt become commonplace" en "pro­foundly normal" , voorspelt SL -bestuurder Mitch Kapor (de uitvinder van Lotus spread­shees).

Social bookmarkinl~ systemen als Del. icio.

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

5. Geen harde conclusies mogelijk

Deze collage heeft geen wetenschappelijke pretenties; het aangehaalde onderzoek is ver­moede lij k incompleet en gebruikt uiteenlopen­de vraagstellingen en terminologie.

Duidelijk is wel dat het actieve gebruik van sociale software in Duitsland tegenvalt. Alleen Wikipedia heeft er de weg naar de massa ge­vonden. Vast staat ook dat dezelfde software in de VS door meer dan eenderde van de be­volking wordt gebruikt om zelf content te cre­eren. De massale Amerikaanse sharing culture - deels commercieel, deels niet-commercieel - wordt door iemand als BenkIer (The Wealth ot Networks) op haar economische mogelijk­heden geanalyseerd.

Wat de content kwalitatief voorstelt, valt moeilijk te meten. Aanwijzingen zijn er wel. Zo noemt het Pew-rapport A pOl'trait ol the intemet's new stonl tellers enkele cijfers die de aspiraties van veel Amerikaanse bloggers onderstrepen:

57% van de Amerikaanse bloggers plaatst soms of vaak links naar de bronnen waar ze hun informatie vandaan halen 56% van de bloggers besteedt soms of vaak extra tijd aan het verifiëren van feiten die ze op hun blog willen publiceren

• 45% van de bloggers zegt zijn informatie het liefst te betrekken van bronnen die

Van medialandschap naar media-ecologie

De Nederlandse cijfers lijken tussen die van Duitsland en de VS in te zitten. Delen we veel content? Ja. Gaat het daarbij over serieuzere zaken? Soms ... Het gebruik van sociale soft­ware ligt bij ons vooral in de sfeer van ken­nismaking, schoolherinneringen en fun. Dat beeld spoort met de inhoud van Nederlandse weblogs, waarvan ook het merendeel eerder als venster op de eigen psyche of huiskamer dan op 'de wereld' fungeert.

Een voordehandliggende conclusie is dat onze dominante trend een andere is dan de Amerikaanse. Maar een contra-indicatie vor­men het groeiende aantal Wikipedia-contri­buanten en het in absolute aantallen aardi­ge aantal journalistieke weblogs. Bovendien, ook de zakelijke netwerken als OpenBc en Linkeclln zeggen hier snel te groeien. Dit alles kan op een ontwakende belangstelling voor het actief delen van andersoortige infor­matie duiden.

6. Discussie: cultuurverschillen?

De deelnamecijfers aan Schoolbank, MSN, Hyves, Flickr, TMF etc. laten zien dat we naar een massale share culture op weg zijn. Of het daarbij voor 95% om amusement zal blijven draaien of ook om een grootschalige uitwisse­ling van serieuze en journalistieke informatie

23

Iedere cultuur krijgt de hoeveelheid en soort gedeelde content die ze verdient. Das­selaar veronderstelt dat Amerikanen eerder een journalistieke weblog beginnen omdat het politiek polemiseren hen traditioneel in het bloed zit. Dat zal zeker een factor zijn maar ik vraag me af of er meer verklaringen voor het verschil tussen de VS en Nederland zijn. Levert het gedeeltelijk belangeloos weg­geven van informatie ons te weinig geld op? Geloven we niet in Benklers 'non-market common-based peer production'? Denken we dat de overheid het wel allemaal regelt? Of is het een kwestie van tijd, zijn die 5.000 ac­tieve Wikipedianen en paar duizend journalis­tieke bloggers de voorbodes van iets groters? Wie het weet, mag het zeggen.

24

> Artikel 2

Hoe lezers journalistieke filters worden

::> 7 mei, 2006 Erwin Boogert

Het selecteren van nieuws en het filteren van wat belangrijk is en wat niet, is niet meer louter voorbehouden aan journalisten. Op het web althans niet. Een nieuwe generatie websites ziet het levenslicht, sites waar de gebruikers annex lezers zelf suggereren wat mogelijk interessant is voor mede-lezers. Het zijn niet (primair) nieuwssites maar 'filter­sites' .

Lezers en computers bepalen op deze sites wat op ieder gegeven moment belang­rijk is, over welke onderwerpen het meest gesproken wordt online. De sites bieden hun lezers hulpmiddelen om aan te geven of een nieuwstip interessant genoeg is om onder de aandacht van een grote lezersgroep te bren­gen. Digg.com is een van de voorbeelden van zo'n site.

Op Digg.com sturen lezers nieuwssugges­ties op en andere geregistreerde lezers geven een waardeoordeel over de nieuwstip. Hoe

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

Naast de suggesties van lezers bestaat er een tweede filterfunctie om interessante ko­pij te vinden. Deze functie is te ontwaren bij foto- en videosites als Flickr, Hyves. tv, You­Tube en bijvoorbeeld DailyMotion. Hier publi­ceren particulieren hun zelf geschoten foto- en videomateriaal. Maar niet alleen dat. Ze voe­gen ook trefwoorden toe aan de kopij. Deze trefwoorden (ook wel: 'tags') zijn inhoudelijk verwant aan het gepubliceerde beeld en zijn publieke toegankelijk.

Gebruikers die op bijvoorbeeld 'auto' zoeken, krijgen een overweldigend aanbod voorgeschoteld met beelden van auto's. Ge­registreerde gebruikers kunnen hun reacties op de beelden achterlaten, wat een volgende filterfunctie mogelijk maakt. Niet enkel kan een gebruiker zoeken op trefwoorden, hij ziet ook welke foto's of video's het meest bekeken worden en onder welke kopij de meeste lezer­reacties worden gepubliceerd.

Voorbeelden van gebruikersgedreven nieuws­en tipsites: • Reddit • DeLicio.us - popular • YouTube

Nieuw is het gegeven niet dat weblezers nieuws aandragen dat vervolgens gepubliceerd wordt. Technologienieuwssites als Slashdot.org en, in

Van medialandschap naar media-ecologie

fende berichten weten ook. Fouten worden direct afgestraft, nuances in de berichtgeving worden besproken en aanvullende informatie wordt er in no time bij de haren bijgesleept in de vorm van externe verwijzingen.

Een belangrijk verschil tussen traditionele media en deze digitale nieuwsfilters is, dat ze zelf zelden of niet over een centrale redactie beschikken, noch maken ze zelf nieuws. De lezers zijn het werkkapitaal. Voor hun bron­materiaal putten zij uit persberichten, online nieuwsartikelen van kranten of tv-zenders, maar ook meldingen of discussies op weblogs en fora.

Met name afgelopen jaar ontstond er een breed scala aan websites die de filterrol van traditionele media overnemen. Naast de eer­dergenoemde is wellicht Google Nieuws in Ne­derland een van de bekendere. Anders dan bij de hierboven aangehaalde sites, werkt Google Nieuws zonder menselijke tussenkomst. Het Google-zoekalgoritme put uit een kleine 500 Nederlandse nieuwssites, ook blogs. Google brengt berichten over hetzelfde onderwerp gebundeld in beeld. Het belangrijkste of re­centste nieuws verschijnt bovenaan de kater­nen. De filtering is dus een geautomatiseerd proces, een proces waarvan de onderliggende details tot Googles bedrijfsgeheimen beho­ren.

25

• Newsvine • Topix • Daypop

Op Frankwatching benoemde auteur Frank Janssen de unieke filterfuncties van 30 ver­schillende filtersites. Er blijken verscheidene manieren te zijn om berichten te filteren en vindbaar te maken: • Geautomatiseerd, via een zoekalgoritme

Linkpopulariteit, hoe vaker belinkt hoe hoger op de voorpagina

• Aantal reacties • Aantal keer bekeken of gelezen • Tags annex trefwoorden

Ratings, lezers geven waardeoordeel met cijfer / sterren

• Linksuggesties in combinatie met waarde­oordelen lezers

De belangrijkste overeenkomst tussen alle beschreven sites is, dat ze verwijzen naar een externe bron. Met hun label-, lees- of re­ageergedrag kennen gebruikers er een zekere autoriteit toe.

Nederlandse krantensites lopen online be­zoekers mis omdat lang niet alle dagelijks ge­publiceerde kopij behalve op papier ook met een hyperlink verschijnt. Geen hyperlink, geen lezers die online kletsen over het verhaal.

De 'nieuwsmachines' Google Finance en

26

machines tonen de blogberichten overigens louter in de marge van de zoekresultaten, om een duidelijk onderscheid te maken.

De eerder genoemde filtersites zijn te bestempelen als nieuwssites, maar niet als journalistieke sites. Journalistiek is een werk­wijze, geen uitingsvorm. Is dit verschraling van het nieuws of zijn lezers en filtersites di­gitale maatjes van de journalist?

Journalisten kunnen hun voordeel doen met filtersites. Ze signaleren wat op dit mo­ment populair is binnen bepaalde lezersgroe­pen. De sites vertellen wat er leeft onder de lezer. Bovendien maakt diezelfde lezer een voorselectie van het nieuws. Voorts stellen filtersites de journalist in staat om relevante bronnen en discussies te vinden en te volgen.

Grondiger bestudering van de onderwer­pen en discussies brengt ook de kampen, de voors en tegens in beeld. Deze informatie op zfch is bronmateriaal voor nieuwe verhalen. Kopij die op zijn beurt als basis kan dienen voor volgende discussies.

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

> Artikel 3

Google Nieuws zorgt voor ophef

> 3 februari, 2006 Jeroen van Bergeijk

Dat was toch een discussie die zes jaar ge­leden werd gevoerd: of dieplinken naar een artikel nu inbreuk maakt op het copyright of juist een zeer welkome manier is om meer be­zoekers te genereren? Maar nee, deze week laaide het debat weer op met de Nederlandse introductie van Google Nieuws.

Wat is er aan de hand? Google Nieuws is een voortreffelijke nieuwssite die in één oog­opslag een overzicht biedt van de belang­rijkste nieuwsartikelen uit zo'n 400 verschil­lende bronnen. De selectie is geheel geau­tomatiseerd, er komt geen mens aan te pas, en werkt grofweg net zoals de Google-zoek­machine: wanneer er vaker naar een onder­werp of artikel wordt verwezen maakt het meer kans in de selectie te worden opgeno­men. Gebruikers kunnen bovendien de selec­tie naar eigen inzicht aanpassen.

Van sommige artikelen geeft Google Nieuws de kop en de intro (de eerste ander-

Van medialandschap naar media-ecologie

vraagd hun content overneemt en daar moet voor betaald worden. Komt er geen financi­ele compensatie dan stappen in ieder geval de Belgen naar de rechter. En deze twee clubs zijn echt niet de enigen die zich boos maken. De World Association of Newspapers spreekt bij diensten als Google Nieuws van de 'nap­sterisation' van hun content. De kern van het bezwaar: Google maakt gratis mooie sier met ons duurbetaalde nieuws. Ook andere interna­tionale uitgeversorganisaties willen stappen ondernemen. Ook hier worden grote woor­den ('kleptomanie') in de mond genomen. De clubs hopen in Brussel een gewillig oor te vinden. En tot slot wist al eerder het Franse persbureau AFP met succes hun content uit Google News geweerd te krijgen. Waarmee maar gezegd is dat de bezwaren tegen Google Nieuws echt niet alleen van koude, benepen Hollandse bodem komen.

Ik had graag met Google over deze kwes­tie gesproken maar woordvoerders van Google zijn de laatste dagen consequent telefonisch onbereikbaar. Na lang aandringen kwam per e-mail van Sidney Mock, marketing manager Benelux, de volgende reactie:

"Google heeft voor de lancering van Goo­gle Nieuws in Nederland de grote Nederlandse uitgevers geïnformeerd. Op Google Nieuws wordt het nieuws als zoekresultaten weer-e even met uitsluitend de kODDen van een

27

vertoont dus geen nieuwsberichten, maar ver­wijst de bezoeker door naar de website van de uitgevers. Hiermee 'levert' Google Nieuws de uitgevers gratis bezoekers. Op Google Nieuws worden vooralsnog geen advertenties vertoond en Google heeft dus ook geen com­mercieel voordeel met Google Nieuws. Google creëert hiermee nieuwe kansen voor de uit­gevers en ziet niet in hoe hogere bezoekers­aantallen tot bezwaren zouden kunnen leiden bij de uitgevers."

Dat lijkt mij een uitstekende redene­ring, maar helemaal kloppen doet hij toch niet want Google Nieuws doet meer dan al­leen koppen overnemen, ze publiceert soms ook de eerste regels van een bericht, en soms minifoto's. En dat Google geen commercieel voordeel zou behalen met Google Nieuws lijkt mij ook niet helemaal juist: Google Nieuws werkt wel degelijk mee aan meer naams­bekendheid voor Google en zorgt voor meer bezoekersaantallen voor de zeer commer­ciële zoekmachine.

En er zijn nog wel andere vraagtekens te plaatsen bij Google Nieuws. Op basis van welke criteria bijvoorbeeld zijn de genoemde 400 nieuwsbronnen geselecteerd. Waarom geen nieuws van GeenStijl.nl biîvoorbeeld. Of van Indymedia? Waarom is er zo weinig regionaal nieuws? Google komt, wederom npr p-mnil. hplnn" nipt vprrlpr rhn ril'> hn",I'>

28

berichten worden geselecteerd op basis van algoritmes, afhankelijk van factoren zoals hoe vaak en op welke sites een artikel online wordt weergegeven. Google Nieuws werkt met hetzelfde principe als Google Zoeken, wat afhankelijk is van de gezamenlijke be­oordeling van online uitgevers om te bepalen welke sites de meest waardevolle en actuele informatie bieden. Google Nieuws bepaalt aan de hand van de redactionele beoordeling van online nieuwsorganisaties welke artikelen waar moeten worden opgenomen op de Goo­gle Nieuws-startpagina.

Maar dat geeft geen antwoord op de vraag waarom GeenStijl.nl en Indymedia niet in het overzicht staan. Google zegt op haar eigen website dat de selectie wordt gemaakt "zon­der dat rekening wordt gehouden met poli­tieke denkbeelden of ideologie", maar het heeft er toch alle schijn van dat bronnen met uitgesproken meningen actief uit het over­zicht wordt gehouden.

re (1) Henk Rijks 3 februari

Deze reactie maar even op persoonlijke titel (want voor je het weet denkt de huisjurist er anders over). Om te beginnen bestrijd ik Jeroens stelling dat Google Nieuws een voortreffelijke nieuwssite is. Daarvoor is de

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

Google plaatst bij zo'n artikel gewoon plompverloren een aanduiding als 'tien minu­ten geleden', maar dat heeft vermoed ik meer betrekking op het tijdstip dat Google het artikel heeft geïndexeerd.

Een tweede bezwaar is de keuze van Google's automatische beeld redacteur. Zo zie je thumbnails van bron X geplaatst wor­den bij artikelen (pardon: links naar artike­len) van bron Y. Ik weet dat mashups populair zijn, maar dit lijkt me juridisch niet hele­maal in de haak.

Derde bezwaar: Google News zet secun­daire bronnen hoger op de homepage dan de initiële bronnen. Een praktijkvoorbeeld: maandag 30/1 openen wij vanaf 8 uur de site met eigen nieuws dat Unilever gaat leveren aan prijsvechters Aldi en Lidl. Maar de hele dag geen enkele link of verwijzing naar dit artikel vanuit Google News. Wél bovenaan de pagina een link naar Zibb.nl, dat hetzelfde verhaal met minimale aanpassingen van ons overneemt, en er nog net het regeltje 'Dat schrijft Het Financieele Dagblad maandag" aan toevoegt. Verder een uitputtende lijst met links naar hetzelfde verhaal op tamelijk uiteenlopende sites.

Naar aanleiding hiervan heb ik gemaild met [email protected], maar de antwoorden die je daarvan terugkrijgt ziin zo generiek en nietszeggend dat ook

Van medialandschap naar media-ecologie

re (2) Henk Blanken 4 februari

De vraag is niet of uitgevers gelijk hebben met hun strijd tegen Google News, maar of ze hun gelijk moeten willen halen. Hun gelijk is groter geworden naarmate nieuws korter werd: sinds Teletekst is nieuws vaak niet langer dan een regel op pagina 101 - de behoefte van een nieuwsconsument is dan bevredigd. Kijk naar je eigen patroon. Als nieuwsjunk heb ik, net als veel anderen denk ik, permanent 101 aanstaan, op de televisie of het net, en bij meer dan de helft van de items hoef ik niet eens meer te weten dan die ene regel.

Google News is een parasiet, een soort die uitsluitend kan bestaan dankzij ande­ren. Voor de soort die leeggezogen wordt, voelt dat beroerder naarmate de parasiet meer aanzien geniet. Hoe meer consumen­ten genoeg hebben aan Google News voor hun nieuwsbehoefte, des te vervelender het voelt.

Dit tekent het morele gelijk van de uit­gevers. Dat ze er onverstandig aan doen dat gelijk ook te willen halen, is iets anders. De parasiet die Google is, is een natuur­verschijnsel, een gril van de door internet mogelijk geworden netwerksamenleving. Die samenleving gaat niet meer weg, Google aat niet meer weg.

re (3) Martijn de Waal 4 februari

Deze zaak roept echter wel een aantal vra­gen op.

29

1) Waarom laten uitgevers en omroepen het initiatief voor dit soort diensten eigenlijk over aan partijen als GoogIe? Vinden ze dat aggregatie van content zich niet verhoudt met het zelf produceren van content (een aggregatiedienst kan lezers/kijkers immers ook naar de producten van de concurrent sturen?)

2) Zouden uitgevers misschien op een andere manier over hun product na moeten denken? Ik zie een dubbele ontwikkeling: enerzijds wordt in zo'n enorm onoverzich­telijk medialandschap een merknaam (bij­voorbeeld de Volkskrant of De Telegraaf) nog belangrijker dan die nu al is. Anderzijds zie je dat het product (de Volkskrant) door lezers niet meer per se als een eenheid wordt ervaren, maar als een verzameling losse artikelen die ze op allerlei plekken tegen kunnen komen. Om een voorbeeld te geven: als ik een film uit wil zoeken, ga ik eerder naar een aggregator als Filmladder. nl, dan naar de site van de Volkskrant. Vanaf Filmladder.nl kan ik gemakkelijk doorklikken naar de recensies van verschillende kranten. ik vind het prettiger om verschillende recen­sies met elkaar te vergelijken, dan OP de

30

niseer zelf dergelijke aggregatiediensten. Vraag is natuurlijk wat het businessmodel precies is.

3) Hoe zit het eigenlijk met de logica en algoritmes van die filters. Zou dat soort informatie openbaar moeten zijn? En is het wenselijk dat er naast commerciële par­tijen ook publieke filters komen, een Google Nieuws van de publieke omroep, die wel ver­antwoording aflegt over haar keuzes?

re (4) Henk Blanken 5 februari

Martijn stelt drie sixtythousanddollar­questions. De eerste twee hangen natuurlijk nauw samen, en het venijn zit in het staartje van vraag 2.

Eerst 1. Waarom hebben uitgevers niet zelf een aggregatiedienst bedacht? Het ant­woord: omdat ze niets zelf hebben bedacht. Yahoo niet, Google niet, ICQ niet, Monster­board niet, Ebay niet, Blogger niet, Flickr niet. Niets niet. Met hier en daar een kleine uitzondering kun je stellen dat de traditio­nele media de afgelopen tien jaar elke inno­vatie op internet hebben gemist.

Hoe dat zo kwam? Ze misten de verbeel­dingskracht die nodig is om op het idee te komen, ze misten de ontregelende invloed van jongeren in hun raden van bestuur om te

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

vertenties van de ene op de andere dag over, net als nu Google News de nieuwsaggregatie overneemt.

Bij het afschermen van de eigen markt hoort Het Merk als grootste goed. Dat is begrijpelijk. Het ging immers meer dan hon­derd jaar goed dankzij het merk. Maar in een markt waarin de consument de macht overneemt, heb je als Merk niet zoveel meer te vertellen. Dom genoeg zijn ook de ver­dienmodellen daar telkens aan getoetst. Wat levert het op voor Merk? Minder dan ons hui­dige model? Dan doet we het niet!

Daar zit, tragisch genoeg, iets redelijks in. Kranten verdienen alleen al in Nederland nog pakweg 800 miljoen euro aan bestaande lezers, die helemaal niet van plan zijn hun dagblad op te zeggen zolang dat dagblad niet te veel verandert. Met die 800 miljoen, en de paar honderd miljoen van adverteerders, houdt een industrie zichzelf niet onaardig in stand. De beslissing om je eigen grootste concurrent te worden door te investeren in moderniteiten die maar een fractie ople­veren van je bestaande handel, is een hele moeilijke.

Terug naar de vraag van Martijn. Bestaande uitgevers aggregeren geen content, omdat ze concurrenten zijn op bestaande markten. Gek genoeg werken ze op tal van manieren samen (bezorging,

Van medialandschap naar media-ecologie

moet worden. Is om die reden ook niet het samen organiseren van 'oude' artikelen in archiefdiensten mislukt?

Vraag 2: moet het niet anders? Graag, dank u. En dat begint met de simpele gedachte: hoe wil de lezer worden geïnfor­meerd? Wil hij Filmladder voor het overzicht? Dan krijgt hij Filmladder. Wel hij kunnen zoe­ken over alle kranten heen? Dan maken we dat voor hem. Et cetera. Er is geen ontsnap­pen meer aan, tenzij je als uitgever er voor kiest zolang mogelijk je bestaande lezers zo goed mogelijk te bedienen. Dat is heel legitiem, die keuze voor een steeds kleinere nichemarkt, maar het is wel een doodlopend pad.

De subvraag: wat is het businessmodel is even legitiem als onverstandig. Google is op dit moment 112.768.000.000 dollar waard, en daarmee het duurste mediabedrijf in de wereld. Zeer waarschijnlijk is het verdien­model van Google daar de verklaring voor.

> Artikel 4

De koploze staart van het nieuws

> 22 oktober, 2006 Henk Blanken

31

Alles van waarde wordt gratis in een digitale economie, schreef ik toen de Encyclopedia Britannica besloot gratis online te gaan. Toen al, we hebben het over de vorige eeuwen de vorige internethype, was duidelijk dat de verpletterende gratistrend ook gevolgen zou hebben voor het nieuws, voor de media en de journalistiek. Maar pas na het verschijnen van The Long Tail van Chris Anderson begrijp ik wat er precies aan de hand is.

The Long Tail, het oorspronkelijke arti­kel in Wired, Andersons website en het boek, gaat over de economie in een digitale, genet­werkte samenleving. Over de marketing en verkoop van massaproducten als muziek-cd's, boeken, en dvd's. Andersons belangrijkste in­zicht: doordat opslag en distributie van gedi­gitaliseerde producten vrijwel gratis wordt, ontstaat een hele nieuwe markt van talloze niches.

Die markt is The Long Tail. De kop van die

32

verdwijnen om plaats te maken voor nieuwe losers. Dankzij het internet zijn ze echter aan een tweede leven begonnen: van al die niet-hits worden kleine beetjes gekocht en de beetjes bij elkaar tellen op tot een enorme markt.

Het probleem van een encyclopedie als de Britannica is verwant aan The Long Tail. De waarde van een naslagwerk zit vrijwel uitslui­tend in de losse lemma's. Die zijn voor enkele gebruikers buitengewoon belangrijk. Om dat ene artikel te vinden, moest je vroeger alle twintig delen bestellen die pontificaal in de boekenkast terecht kwamen.

Andersons verhaal laat zien hoe in een digi­tale wereld de kosten van 'opslag' - warehous­ing - naar nul tenderen. Wie geen boeken meer in voorraad hoeft te houden (omdat derden dat doen of omdat je ze op bestelling drukt, beide praktijk bij Amazon), maakt ook die kosten niet meer. Een encyclopedie is vergelijkbaar met een voorraadschuur. Het gaat om de keuze, nie­mand is geïnteresseerd in alles.

De encyclopedie is een hele lange, platte staart zonder kop. Een encyclopedie verdient niets aan hits. Niemand leest hem van voor tot achter. De waarde zit 'm slechts in de beschik­baarheid van al die artikelen. Iets soortgelijks geldt - zij het minder extreem - voor kranten en andere media. Een krant is een dagelijks geheel opnieuw gevuld pakhuis dat maar voor

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

De waarde van de krant zit 'm, net als bij naslagwerken, gidsen en catalogi, in de losse artikelen, in de staart en steeds minder in de hits, in het nieuws dat iedereen wil weten en nog niet weet. Dat laatste is natuurlijk een gevolg van internet. De krant doet er zo lang over om bij de lezer te komen dat het meeste reguliere nieuws oud nieuws is, Schnee von gestern. Dat maakt van de krant steeds meer een koploze staart.

Terwijl ik me moeilijk kan voorstellen dat er nog veel encyclopedieën worden verkocht, en ik zeker weet dat telefoonboeken hun lang­ste tijd hebben gehad, blijft de krant nog ja­ren verkocht worden. Daar zijn twee goede verklaringen voor. Om te beginnen biedt een krant nog steeds voor veel mensen gebruiks­gemak dat niet wordt geëvenaard door Google News c.s. - al is dat moeilijk voorstelbaar voor jongeren die niet snappen dat tabloid niet al lang het enige formaat is.

Dat gebruiksgemak is hoe dan ook betrek­kelijk en sterft uit met de gebruikers. Een tweede verklaring is hoopgevender voor uit­gevers van oude media. Waar de waarde van het nieuws in de lange staart zit, meer dan in de kop die geen hits kent en hooguit een statusverhogend salontafelitem is, valt er nog steeds waarde toe te voegen door an­dere vormen van journalistiek te bedrijven. "In a world of infinite choice, context - non

Van medialandschap naar media-ecologie

het nieuws steeds minder hebben van de verpakking, de verzameling, het pakhuis, en meer en meer van context. Journalisten moe­ten niet meer vinden wat al vindbaar is, niet meer oplepelen wat al overvloedig uitgestald wordt. Journalisten moeten relaties leggen, verbanden aanbrengen in gefragmenteerde informatiestromen, ze moeten telkens wisse­lende collecties van gegevens maken die be­tekenisvol zijn.

De niet onbelangrijke les van de muziek­industrie en Amazon is dat we die verbanden niet allemaal zelf hoeven te leggen. Onze le­zers kunnen daarbij helpen, door middel van tagging en andere aanbevelings- en reputatie­systemen. Dat er grenzen zitten aan die wis­dom of crowds wordt langzaamaan ook duide­lijk (Digg.com, Google News en Wikipedia zijn niet volmaakt als ultieme informatiebron, ze zijn eerder een goed begin).

Dat de krant als pakhuis minder van waarde wordt, is een hard gelag voor kran­tenuitgevers en dagbladjournalisten die - net als ik - gehecht zijn aan dat onhandige papier, aan de zwarte vingers op de deurpost en aan de toevallige ontdekkingen die je al dwalende door de krant toch doet. Maar wie beseft dat The Long Tail een axioma bevat dat grote gevolgen zal hebben, ziet ook de kansen.

:> Artikel 5

GJ Bogaerts: News 1.0 nog grotere hype dan Web 1.0

> Redactie, 12 mei, 2006

33

Geert-Jan Bogaerts, chef internet van de Volkskrant, schrijft vandaag in de papieren krant en op zijn web log een reactie op de screencast die Jaap Stronks eerder deze week op DNR publiceerde over News 2.0.

Bogaerts lijkt weinig te zien in de trend waarin lezers nieuws van verschillende bron­nen zelf bij elkaar sprokkelen via rss-feeds of elkaar via social networks artikelen aan­raden:

"De grap is dat die systemen gevuld moeten worden. En waar worden ze mee gevuld? Juist, met de berichten die voor het overgrote deel van nieuwssites worden geplukt. En wie be­paalt de inhoud van die nieuwssites? Dat doen professionele journalisten.

Natuurlijk struinen die geavanceerde fil­tersystemen en zoekmachines ook de weblogs af. De invloedrijkste weblogs zijn die van spe­cialisten - mensen die heel goed zijn in een

34

de meerwaarde van een krant of een nieuws­programma op radio of televisie. Op die podia worden verbanden gelegd die de lezer, luis­teraar of kijker niet uit zichzelf zou leggen. Het brengt ogenschijnlijk op zichzelf staande nieuwsfeiten met elkaar in aanraking en cre­eert zo een meerwaarde. De nieuwsconsu­ment wordt verrast: hij komt ook berichten tegen die hij uit zichzelf, had hij de keuze om ze al dan niet in zijn rss-feed of filtersysteem op te nemen, nooit zou hebben uitgekozen. Dat is een heel belangrijke functie van de pro­fessionele journalistiek.

En er is een derde bezwaar. Hoe gemak­kelijk die nieuwe technieken ook kunnen zijn, op dit moment zijn ze nog vooral interessant voor een betrekkelijk selecte groep van web­savvy geeks, bebrilde techneuten die elke nieuwe techniek snel omarmen."

re (1) Martijn de Waal 12 me;

Dit is volgens mij het verschil tussen Web 1.0 en Web 2.0:

in web 1.0 moest je voor een artikel van een krant naar de website van die krant. Bij web 2.0 kun je diezelfde pagina opslaan en delen bij Del.icio.us, op je eigen weblog, hem aanraden bij Furl, bediscussieren bij Newsvine, opnemen in je 'gepersonaliseerde

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

vollopen op je eigen weblog. Kortom, het hele internet wordt een enorme database, en alle artikelen, foto's, muziekbestanden daarin laten zich op allerlei manieren combi­neren op talloze webdiensten, webpagina's.

Geert-Jan Bogaerts heeft denk ik deels gelijk: die database zal voor een groot deel door professionele journalisten gevuld blij­ven worden. En sommige mensen zijn lui en zullen de aggregatiedienst van een door hun vertrouwd merk graag gebruiken (dat kan de Volkskrant zijn, maar ook MSN). Maar daar­naast vermoed ik dat velen ook van al die verwijsdiensten gebruik gaan maken. Vraag is: is dit iets voor digitale liefhebbers of ook aantrekkelijk voor een groot publiek? Grote mediabedrijven als Yahoo (kocht Del.icio.us en Flickr op) en Microsoft (lanceerde onlangs Live.com) gokken op het laatste.

re (2) Jaap Stronks 12 me;

Ten eerste: te stellen dat News 2.0-diensten volledig de rol zouden overnemen van pro­fessionele journalisten, lijkt me inderdaad niet juist. Journalisten zullen echter hun exclusieve rol in de samenleving als filters en selecteerders van nieuws moeten opge­ven; die delen ze voortaan met webloggers, nieuwsaggregatiediensten en social software.

Van medialandschap naar media-ecologie

gelegd die de lezer, luisteraar of kijker niet uit zichzelf zou leggen." En: de gemiddelde nieuwsconsument "heeft helemaal geen zin om altijd te moeten kiezen. Af en toe wil hij gewoon onderuit zakken en het nieuws uit­geserveerd krijgen door zijn favoriete jour­naal. "

Dit is een verkeerde voorstelling van zaken. Het is misleidend om een analytisch onderscheid te maken tussen kranten die het nieuws op een presenteerblaadje aanle­veren, en de social software waar de burger zelf alle keuzes zou moeten maken. Want het volgende is heel belangrijk: juist voor een handzaam overzicht van het laatste techno­logienieuws moet de passieve, luie gebruiker naar Digg.com!

Waarom staat daar in een paar koppen het belangrijkste nieuws? Omdat er een actieve voorhoede het meeste werk doet, een kritische massa van betrokken bezoekers die gezamenlijk bepalen wat het belangrijk­ste nieuws is.

Jeff Jarvis schrijft over de =-r-=-=-==-=­regel. De essentie van de internet-media­economie is dat 1 procent van de gebruikers het werk doet voor de rest. Journalisten nodig omdat de mens te lui is? Mis, de meeste mensen zijn te lui om actief te fil­teren. Een actieve 1 procent doet het graag voor hen, en kunnen het met z'n allen in

35

heid een krantenabonnement is te slijten en de huidige abonnees met drommen tege­lijk weghollen en toch echt op internet hun nieuwskostje bij elkaar scharrelen.

Is dat een mythe, die kiezende consu­ment? Nee, die luie keukentafelconsument, die zappende couch potato - nou ja, die is evenmin een mythe, maar daar zijn er wel steeds minder van.

Want die Journaal-zappende couch potato, die zal inderdaad blijven. Het getuigt echter van een grenzenloze zelfoverschat­ting en een geringschatting van het publiek om te geloven dat het de journalistieke redactie zal zijn die dat journaal samenstelt. Want wat doet Google News? Die levert het belangrijkste nieuws ook op een presenteer­blaadje. Ja, die verhalen zijn oorspronkelijk geschreven door dagbladjournalisten, maar die veranderen in toenemende mate in ANP­nieuwsdienst-werknemers. Ik zie daarin geen weerlegging van de argumentatie dat het niet langer journalisten zijn die de samen­stelling van het nieuwsdieet bepalen.

Nog 1 citaat: "De invloedrijkste weblogs zijn die van specialisten - mensen die heel goed zijn in een specifiek vakgebied. Deze weblogs zijn dan ook vooral interessant voor andere specialisten, niet voor het brede publiek."

Nee, het brede publiek wil van alles een

de gratie van het idee van een breed geïn­formeerde burger, die van alles een graantje meepikt. Dat de meeste mensen van een paar onderwerpen heel veel weten en willen weten is een notie die bij kranten redacties begrijpelijk genoeg niet in wil. Maar de toe­komst is aan de specialisten, aan de experts

dat kan ook niet anders in een kennisinten­sieve samenleving.

Interessant hieraan is dat dit voorname­lijk een strijd tussen wereldbeelden lijkt te zijn. Uiteraard zijn dit extremen van een continuum - en dat is in elk geval in bewe­ging. Welke ook het dichtst bij de waarheid zit: ik vind het mijne alvast een stuk mooier en nastrevenswaardiger.

Jaarboek 2007 De Nieuwe RepOlter

Op weg naar nieuwe journalistieke repertoires

Bij tachtig van de honderd Amerikaanse kranten zijn de journalisten de afgelopen ja­ren aan het webloggen geslagen, meldde een Amerikaans onderzoeksinstituut medio 2006.

En ook op Nederlandse krantensites wordt inmiddels door professionele journalisten gelogd, onder meer bij NRC Handelsblad, de Volkskrant en Het Financieele Dagblad.

"Het past in een bredere trend", zegt Freek Staps, correspondent in New York voor NRC

Handelsblad. "Webloggen maakt de band met de lezer nauwer. We boren nieuwe lezers aan die de IU'ant niet meer noodzakelijkerwijs dagelijks lezen, maar wel elke dag even op het weblog kijken." Voor het aantal lezers hoef je het vooralsnog niet te doen, concludeert Bart Dirks die vanuit Brussel blogt op de website van de Volkskrant. Maar: "daar staat tegen­over dat je wél veel meer reacties krijgt. Het geeft je ook een gevoel van wat er op inter­net wel en niet interessant wordt gevonden." "Bloggen", zegt Vin Ray - hoofd van het Col­lege of Journalism binnen de BBC, "geeft het

ubliek ook een idee van het îournalistieke

De experimenten met weblogs maken deel uit van een brede discussie die afgelopen jaar meerdere malen op De Nieuwe Reporter werd gevoerd. Welke vormen van journalis­tiek passen het beste bij de verschuiving van een medialandschap naar een online media­ecologie? Van welke 'journalistieke repertoi­res' kunnen journalisten zich het beste bedie­nen? Over die vraag gaat dit hoofdstuk.

Het begrip 'journalistiek repertoire', stelt Frank van Vree, kan het best worden om­schreven als een bepaalde 'set' van professi­onele vaardigheden, opvattingen en attitudes die kenmerkend zijn voor de manier waarop journalisten hun beroep uitoefenen. KOlt sa­mengevat gaat het bij repertoires om terug­kerende patronen in opvattingen, conventies, idealen, wereldbeelden die richting geven aan het gedrag van journalisten, alsmede de middelen waarvan zij zich in hun beroepsuit­oefening bedienen.

Hoe nu kunnen journalistieke organisa­ties in het digitale tijdperk relevant blijven voor hun publiek? Hoe kunnen nieuwe en

Hier zullen een aantal visies de revue pas­seren, die we voor het gemak zullen indelen in een aantal 'scholen'. Eerst komt de de Cali­fornische school aan bod, die propageert dat journalisten geen lezingen meer moeten hou­den, maar conversaties moeten voeren met hun publiek. Daarna volgt de Rotterdamse school van Leon de Wolft die een vraagge­stuurde journalistiek propageert.

Vervolgens staan we stil bij de oproep - vanuit onder meer Hilversum, Londen en Panama - tot meer transparantie in de jour­nalistiek. Daarmee komen we uit bij de vol­gende discussie: moet de journalist zich in alle opzichten op de vlakte houden bij het presenteren van informatie? Of ligt de toe­komst juist bij de betrokken journalist die vanuit een duidelijk perspectief bericht? Moet, zoals Theo Dersjant van Fontys Hoge­school Journalistiek uit Tilburg voorstelt, de newspaper veranderen in een viewspaper? Of is er juist in een media-ecologie die bolstaat van meningen behoefte aan een journalistiek die zich concentremt op de oude vertrouwde waarden van objectiviviteit, neutraliteit en hoor-en-wederhoor - gedachtes uit onder meer Hilversum en Londen?

Van lezingen naar conversaties

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

We Media dat is uitgevoerd in opdracht van The Media Center, onderdeel van het Ameri­can Press Institute. De theorie leunt op twee 'wetten': 'Conversations, not lectures', en 'My readers know more than I do'. Beide wetten schrijven voor dat journalisten op een meer informele en bevlogen toon met hun publiek moeten communiceren. Ook zouden journa­listen meer interactie moeten zoeken met het publiek.

Eerst dat laatste punt. In de meest ortho­doxe interpretatie van deze theorie wordt het onderscheid tussen journalisten en het pu­bliek opgeheven. Op internet heeft iedereen de technische middelen om verhalen te pu­bliceren en zo wordt iedereen vanzelf 'bur­gerjournalist'. Journalistieke organisaties zouden dan een rol kunnen spelen om deze bijdragen van the people formerly known as the audience (een term van de Amerikaanse media-watcher Jay Rosen) te organiseren. Over de mogelijkheden en problemen die dat met zich meebrengt gaat een apart hoofdstuk in deze bundel.

Er zijn ook minder radicale interpretaties van de we-media-Ieer: de meeste mensen zit­ten er helemaal niet op te wachten om zelf journalist te worden. Wel willen ze graag be­troldzen worden bij en inzicht krijgen in het journalistieke proces. De journalist is daarin nog altijd de expelt die het verhaal veltelt,

Op weg naar nieuwe journalistieke repertoires

mor, maal' journalisten zouden daar ook hun voordeel mee kunnen doen. Ze zouden reac­tiemogelijkheden bij hun artikelen kunnen creëren, zodat lezers hun kennis over het on­derwerp kunnen toevoegen. Uit de conversa­tie die volgt ontstaat zo een completer beeld van het artikelonderwerp - zoals ook bij een artikel in Wikipedia de gezamenlijke kennis van de gebruikers kan leiden tot een interes­sant artikel.

Dat is tenminste de theorie. Uit de prak­tijk blijkt dat het lastig is om een - in de ogen van professionele journalisten - zinvolle dis­cussie op gang te krijgen bij nieuwsberichten. Het meest succesvol zijn gespecialiseerde si­tes die een publiek met een specifieke kennis aanspreken. Maal' bij algemene nieuwssites, zo constateerden redacteuren van Trouw, Nu.nl en het Dagblad van het Noorden, be­staan veel van de reacties uit 'bagger'. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om racistische bij­dragen. "Maar ook om religieuze zienswijzen van allerlei pluimage en andere ideologieën, de één minder fraai dan de ander", aldus Rogier Swagerman, tot begin 2006 hoofd­redacteur van Nu.nl.

Reden om er dan maar vanaf te zien? Nee, meent Henk Blanken. Lezers vinden het prettig als hun reacties worden geplaatst. "Mensen praten graag terug online", stelt hij. Bepaalde onderwerpen, onderschrijft

39

doen? "Goed modereren is dan het devies." Sturm schat dat het bekijken van de circa honderd reacties die er dagelijks binnenko­men, een halfuur à een uur kost. "Dat is goed te behappen."

> Artikel 1 Lezersreacties: waardevolle bijdrage of bagger? "De grote hoeveelheid onzinnige reacties is voor NU.nl reden om helemaal geen lezersbijdragen te plaatsen. Volgens Rogier Swagerman, hoofdredacteur van Nu.nl, zou het modereren van de reacties te veel tijd kosten. Hij zet zijn redacteuren liever in voor zaken 'waar bezoekers meer aan hebben'. "Ik denk dat een site een bepaalde focus moet hebben om succesvol te zijn. NU.nl brengt nieuws en is geen forum." (zie verder p. 49)

Niet iedereen denkt er zo over. "Ik haat dis­cussies en reacties", stelde Martin Bril. "Ze zijn meestal van het niveau 'Lul, hou je bek dicht'. Zichtbare reacties van lezers leiden af van wat er te lezen is en leggen de nadruk van de logte veel op wat de mensen er van vinden. Dat zoeken ze maar uit op hun eigen logs." Maar is het leuke van een blog nu juist niet dat de schrijver in discussie kan met zijn le­zers en dat lezers met elkaar van gedachten

40

Een nog lichtere interpretatie van de We-Media theorie legt de nadruk niet zozeer op de interactie met de lezer, maar op de toon die de journalist aanslaat in zijn artike­len. De journalist doet er dan goed aan zich als persoonlijkheid te profileren die deskun­dig is op zijn vakgebied en daar met enthou­siasme over weet te schrijven. Maar dan wel zonder de pretentie de absolute waarheid in pacht te hebben. Een enigszins informele, persoonlijke en conversationele toon past daar beter bij dan het stellige 'and that's the way it is', waarmee de Amerikaanse nieuws­coryfee Walter Cronkite enkele decennia ge­leden nog dagelijks het televisiejournaal af­sloot.

Te veel journalistiek bestaat uit het na­bellen en overschrijven van droge ANP-be­richten, betoogt Paul Molenaar vanuit het Ilse-hoofdkwaltier in Amsterdam. Maar op internet is dat somt nieuws een commodity. Omdat het overal verkrijgbaar is, is het las­tig om je ermee te onderscheiden. Molenaars advies aan jonge journalisten luidt dan ook: vergeet alles wat met ldassieke journalistiek te maken heeft. Volgens de Ilse-directeur is er toekomst voor journalistiek die met pas­sie wordt gemaakt. "De informatiebehoefte wordt steeds meer bevredigd door partijen die passie voor een onderwerp hebben."

Soortgelijke gedachten tekenden we op uit

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

zoekmachines, die in de media-ecologie het publiek naar gespecialiseerde informatie­diensten zullen leiden. Bij een zoekopdracht naar Irak of de lokale gemeenteraad ko­men die bronnen bovenaan te staan die het meest geciteerd worden. En dat, zo vermoedt Scoble, zullen dan die sites zijn die zich he­lemaal in dat onderwerp hebben gespecia­liseerd. "Een journalist moet zich speciali­seren. Hij moet uitgroeien tot iemand die bekend staat als deskundige en die enthou­siast is over zijn onderwerp. Als iemand een blog bijhoudt over de gemeenteraad, dan moet hij ook naar iedere vergadering. Pas dan zal hij serieus genomen worden, opge­pikt worden en gelinkt worden door andere blogs." Chris Willis noemt deze ontwikke­ling het 'sociale model'. Journalisten moeten hun persoonlijkheid duidelijk laten zien, ze moeten door hun deskundige enthousiasme een band opbouwen met hun publiek. Onder meer The New York Times experimenteert met deze gedachte. "Ons credo luidt: volg je specialisten", zo vertelde Neil Chase op een conferentie in Londen. "Hun sterkte kan ook de sterkte van een website worden. Immers: er zijn zoveel goede websites 'out there'. Wat ons onderscheidt is dat we New York Times­repOlters hebben. Wij willen een website waar onze journalisten zelf van houden. Vandaar ook dat we het belangrijk vinden in

Op weg naar nieuwe journalistieke repertoires

buitenstaander loslaten", zegt Paul Grabo­wicz, docent aan de master Journalistiek aan De Berkeley aan de Amerikaanse Westkust. "Dat is volgens mij iets dat niet meer in de hedendaagse journalistiek past. We moeten op zoek gaan naar een minder formele relatie met het publiek."

> Artikel 2 Onze Webloggende Man in ... Het weblog als journalistiek repertoire. "Weblogs hebben als journalistiek genre een enorm potentieel. Journalisten kunnen er snel en voortdurend het laatste nieuws kwijt over een afgebakend onderwerp. Ze kunnen er net iets persoonlijker schrijven dan in de krant, en toch tegelijkertijd hun deskundigheid over een bepaald onderwerp (of dat nou auto's, Amerika of asielzoekers is) tonen. Via linklijstjes of linkdumps kan de lezer ook op artikelen in andere media over hetzelfde onderwerp worden gewezen. Al die bijdragen en links kunnen na verloop van tijd weer een interessant dossier gaan vormen." (zie verder p. 52)

Bij de Nederlandse NOS experimenteert on­der meer Tim Overdiek met een weblog. "Een journalistiek weblog is wel een nieuw genre, maar verandert volgens mii het journalistieke

41

contact met de nieuwsconsument die nu ook kan reageren.

Overdiek is nu in staat voortdurend iets van zich te laten horen. "Het gaat vooral om zaken die te klein zijn voor uitgebreide re­portages, om onderwerpen die nooit over de drempel van de eindredactie zullen gaan maar die wel iets heel bijzonders of treffends over je land kunnen vertellen. [ ... ] Ik zie mijn weblog als een puur journalistiek medium, met de mogelijkheid om een heel persoon­lijke draai aan het nieuws te geven. Ik wil me onderscheiden door het aanldeden van nieuwsfeit jes met persoonlijke ervaringen. Journalistieke abc'tjes met literaire vrijheid. Net voldoende om de lezer er zich een paar seconde over te laten opwinden, er zich in kan herkennen, er even om kan lachen, om vervolgens weer door te ldildzen naar werke­lijk inhoudsvolle informatie.'

Vraaggerichte journalistiek

Vanuit het Nederlandse Rotterdam legt media-adviseur Leon de Wolff een ander accent. Hij houdt een pleidooi voor het re­pertoire van de 'vraaggerichte journalistiek'. Om relevant te blijven in de media-ecologie moet de journalist, zo betoogde hij in een podcast-interview en in ziin boek De krant

42

geen vragen. De journalist heeft dan de taak die vraag te bedenken waarvan het publiek achteraf denkt: dat is nu precies wat ik wilde weten."

Een goed voorbeeld vindt hij sites als MSN. 'Zij spelen in op hoe de jeugd nieuws defini­eert. De traditionele definitie van nieuws is beschouwing, politiek, onderwerpen als de gezondheidszorg. Op MSN zie je: ik heb ru­zie in mijn relatie; hoe maak ik het goed? Dat soort onderwerpen wordt in de journalistiek niet serieus genomen, maar het is wel wat jongeren bezighoudt."

Journalisten moeten daarbij oppassen dat ze zich geen onderwerpen voor laten schrijven door de adveltentie-afdeling, stelt De Wolft. Maar minstens zo erg is het wan­neer een journalistieke organisatie afziet van dienstverlening, omdat dat te commercieel zou zijn. De Wolft vindt het een vreemde gedachte dat je niet bij een product dat je bespreekt mag zetten wat het kost en waar je het kan kopen. "Dan denk je als lezer: nou dat is iets leuks, maar waar ik het kan krij­gen en wat het kost weet ik niet, want dat was te commercieel om af te druldcen." In het media-ecosysteem krijgt dat vraagstuk nog weer een nieuwe dynamiek. Want de boek­handel is dan potentieel slechts een ldik ver­wijderd van een online recensie.

Internet biedt nog meer mogelijlmeden

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

informatie. Ze willen naar de film, maar naar welke? Ze willen een nieuwe camera kopen. Een school uitkiezen voor de ldnderen. Kran­ten, zo schrijft hij in zijn boek, zouden vooral hier op in kunnen spelen:

"Internet maakt het mogelijk dat rubrieken zoals service en lifestyle zich ontwikkelen tot uitputtende databases met informatie over producten en diensten. [ ... ] [Dit dwingt] de journalist een vorm te ldezen die afwijkt van het denken in termen van het betoog. Geen lopend verhaal met een producten overzicht, maar een handzame lijst, of een overzichte­lijke matrix met de producttypen in de rijen en de gewenste informatie in kolommen."

> Artikel 3 Kranten vinden ondanks landkaarten de weg niet op het web. Erwin Boogert beschrijft een mogelijke toepassing van de 'database-journalistiek' die Leon de Winter bepleit. Door gebruik te maken van kaarten als Google Maps kunnen journalisten nieuws en achtergronden op een alternatieve manier presenteren. (zie verder p. 56)

Pleidooi voor transparante journalistiek

Op weg naar nieuwe journalistieke repertoires

staat van persoonlijke verhalen en waarin feiten en meningen door elkaar heenlopen, kunnen juist journalisten een meerwaarde leveren. Het publiek moet ervan op aan kun­nen dat hun verhalen betrouwbaar zijn. Maar dat vertrouwen in journalistieke actoren - of dat nu traditionele instituties of nieuwe spe­lers zijn - is niet vanzelfsprekend. Betrouw­baarheid, stelt Henk Blanken, is een afspraak. "Het berust op perceptie, meer dan op feiten. Je bent zo betrouwbaar als het publiek denkt dat je bent. Het is een afspraak tussen twee partijen die voortdurend bevestigd moet wor­den. Het is een imago dat bevochten moet worden. Het is een reputatie en soms een vooroordeel." De institutionele media, stelt Blanken, worden lang niet zo betrouwbaar geacht als ze zelf denken dat ze zijn. "Dat is deels eigen schuld: schandalen over verzon­nen verhalen (Cooke, Blail', Haerynck) en gemanipuleerde foto's (Haij) hebben weinig goeds gedaan voor het imago van oude me­dia, evenmin als de flirt met amusement en infotainment.

Veltrouwen moet je verdienen. Transpa­rantie speelt daarbij een belangrijke rol. Zo stelde Marc Josten, eindredacteur van het KRO-programma Reporter: "We vinden dat een beroepsgroep die van iedereen trans­parantie eist, zelf ook transparant hoort te zïn. l'S en kiikers moeten weten wie ne

43

Ook Vin Ray, hoofd opleidingen binnen de BBC, vindt het van belang dat zijn orga­nisatie transparanter gaat werken. "De BBC is een sterk merk", stelt hij. "Maar we kun­nen niet stilzitten en wachten tot we links en rechts worden ingehaald." Om relevant te blijven, vindt hij, is het goed om een di­rectere band met het publiek te zoeken. De BBC-weblogs zijn daar een goed voorbeeld van, vindt hij. "Daar krijgt de lezer een ge­voel voor het journalistieke proces. Je ziet de draden er als het ware nog uitsteken. Dat willen we nu graag."

In Nederland zou Erik van Heeswijk, vice­voorzitter van de NVJ, een soortgelijke ont­wikkeling toejuichen. "Vroeger vertrouwde je de journalist als ie een bron voor zijn verhaal had", stelt hij. "Nu heeft die bron een eigen weblog, zijn artikel staat online, zijn site ver­meldt het persbericht." Van Heeswijk denkt dat het goed zou zijn om de lezer die bron te laten zien, zodat hij daar terecht kan voor meer informatie, of wanneer hij wil checken of de journalist de feiten wel juist weergeeft. "Dat nieuwssites nog steeds nauwelijks ge­bruikmaken van die veranderende rol van de bron kan ik nauwelijks (behalve dan in di­recte commerciële zin) begrijpen. Dat anno 2006 nog steeds weinig linkjes verschijnen naast of in online krantenartikelen vind ik eerliik p'e'Zep'n nOÇT111 11 hmwl pn Vl1n ppn to-

44

> Artikel4 Hyperlink nog weinig gebruikt door journalisten. "In de bloggersgemeenschap vormt de externe hyperlink vaak de basis voor een verhaal. Door het aanbrengen van links vergroot je de aannemelijkheid van je verhaal, omdat lezers zelf kunnen beoordelen of de bronnen die je gebruikt de waarheid spreken. Het is bovendien 'not done' om verhalen van andere bloggers over te nemen zonder te linken." (zie verder p. 60)

Vanuit Panama mengde journalist Okke Orn­stein zich in het debat. Lezers en kijkers kun­nen tegenwoordig gemakkelijk meerdere bronnen naast elkaar raadplegen, schreef hij. "We hebben geen parlementaire verslaggever meer nodig om te weten te komen wat zich in het parlement afspeelt; de debatten zijn zelfs hier in Panama live via internet te volgen. De consument haalt zijn nieuws niet meer uit één bron die hij maar heeft te vertrouwen, maar gaat via Google News en andere zoek­machines op onderzoek naar meer, andere invalshoeken, dingen die hij nog niet weet. En, weinig genoemd maar heel belangrijk: het is door de online archieven van kranten en andere publicaties ook steeds eenvoudiger om zélf research te doen; die politicus zegt nu dit. maar een iaar geleden zei hii in een inter-

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

zijn gekomen. "Waarom worden de journa­listen van de oude media niet verplicht om zelf een weblog, een reporter's notebook bij te houden, zodat we zelf kunnen lezen hoe het nieuws vergaard wordt, welke feiten er op welke manier zijn verzameld en hoe deze zijn gewogen en gepresenteerd? Ik zou dolgraag willen lezen hoe de beruchte Zembla-uitzen­ding over Hirsi AH is gemaakt, wat precies de verslaggevers in Somalië hebben gedaan, hoe en wat er geresearcht is. Het weblog van Leon de Winter verschaft mij meer informatie over dezelfde affaire én de contacten en overleg­gen achter de schermen bij Nova dan die rubriek zelf."

Net als Ornstein geeft ook Jaap Stronks aan dat juist het opkomende media-eco­systeem transparantie een steeds belangrij­kere waarde wordt. "Meer informatie over journalistieke werkwijzen en redactionele afwegingen kan bijdragen aan een betere af­stemming van een controlemechanisme dat zich al heeft bewezen: dat van het publiek dat op internet de gevestigde media nauw­lettend in de gaten houdt. Wanneer het ge­bruikelijker zou worden om het publieke debat te voeden met meer informatie over de omstandigheden waaronder journalistiek wordt bedreven, waarbij redactionele be­sluitvormingsprocessen inzichtelijk worden gemaakt, krijgt het publiek het gereedschap

Op weg naar nieuwe journalistieke repelioires

opnames aan van gehouden interviews. Dat vereist wellicht een cultuuromslag, omdat de journalistiek zich daarbij kwetsbaarder moet opstellen, maar het is voor een goed doel: het verhogen van de betrouwbaarheid en kwali­teit van de journalistiek"

> Artikel 5 Maak oorlogsjournalistiek transparanter. "Hoog tijd om de balans op te maken. Belangrijkste conclusie alvast: met het ontslag van manipulerende fotografen is het vertrouwen in de oorlogsjournalistiek niet hersteld. Die moet transparanter, zodat het publiek in staat wordt gesteld te kijken naar andere vormen van journalistieke manipulatie of vooringenomenheid dan de meest in het oog springende." (zie verder p. 63)

Newspaper ofviewspapel'

Wanneer we bovenstaande discussies bij el­kaar nemen, dringt zich een nieuwe discussie op. Is objectiviteit nog een nastrevenswaar­dig doel voor de journalist die op persoon­lijke toon converseert met zijn lezers en die steeds laat zien hoe hij te werk gaat? Of is het juist beter om een positie in te nemen in het debat, om op een bevlogen manier iour-

45

weblogs opgroeiende nieuwsconsument niet een mening?

Charles Groenhuijsen beschreef een der­gelijke trend. "Jonge kijkers/lezers zijn geen passieve consumenten meer. Ze lezen of par­ticiperen naar hmielust in chats, blogs en opiniepeilingen. Daarin is geen plaats voor nuance. Kijk in Nederland maar naar de toon van webreacties op tv-uitzendingen of kran­tenartikelen. Onveranderlijk zijn de scriben­ten heftig vóór, maar nog veel vaker ontzet­tend tégen iets: Bush, Balkenende, Wildel's, Pastors, de EU, 'kut-Marold(anen' of eenvou­dig 'de politiek'." Bovendien, beargumenteert Groenhuijsen, is de markt voor objectieve journalistiek afgenomen. "Daar komt bij dat je niet meer op het tv-journaal of de krant hoeft te wachten om van het laatste nieuws op de hoogte te geraken. Je kunt lang daar­voor al elk nieuwsfeit aanklild<en. Of je slaat die nieuws-fase over en plugt rechtstreeks in op het lekker in het gehoor liggende opinie­circus. Dus is er steeds minder plaats voor de oersaaie, ouderwetse berichtgeving van een meneer in een strak pak of mevrouw in nette blouse."

> Artikel 6 Weg met de nuance! Leve de opinie! leder is zijn eigen chef nieuwsdienst. "Dit is een hele nieuwe vorm van

journalistiek wel even bepaalde wat die lieve lezertjes en kijkertjes wel en niet moesten weten?" (zie verder p. 67)

Dat hoeft niet per se uit te monden in de ver-Foxing van het medialandschap, maar kan ook leiden tot meer betroldzen of aan­sprekende vormen van journalistiek. "In de dagbladsector", schrijft Theo Dersjant, "zijn nogal wat geluiden te horen die erop wijzen dat kranten ruwweg twee richtingen kunnen kiezen: die van de traditionele 'newspaper', de krant die focust op het brengen van nieuws en dat op een professionele, kwalitatieve manier. Aan de andere kant is er de ontwik­keling van de 'viewspaper' , kranten die een visie, een mening willen uitdragen."

:> Artikel 7 Het wordt weer tijd voor kranten met een mening. "Een blik op het Europese krantenlandschap zegt eigenlijk al genoeg. Kranten die nadrukkelijk etaleren wat ze van ontwikkelingen vinden, doen het traditioneel goed. Bild Zeitung ('Wir sind Papst') is niet zomaar de grootste Europese krant (oplage 2006: 3,55 miljoen exemplaren) geworden. In Oostenrijk laat de Kronen Zeitung (bijkans een miljoen) zien dat stelling nemen werkt. The Sun (ruim drie

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

Nederlandse journalisten kijken vreemd aan tegen dergelijke 'subjectieve' journalistiek, stelt Dersjant. Het zou vooral een techniek zijn die 'ranzige boulevardkranten' toepas­sen. Inmiddels maakt echter een groot deel van de Britse pers - ook de serieuze - gebruik van het 'kunstje'. Uit lezersonderzoek van de Duitse Main Post bleek twee jaar geleden dat de lezers een mening van de krant op prijs stelden. Ook een door journalisten zelf hoog­gewaardeerd blad als The Economist zou tot de viewspapers gerekend kunnen worden. De redactie spreekt zich in de commentaren waarmee het tijdschrift iedere week opent regelmatig uit vóór de neoliberale globalise­ringsagenda.

Niet iedereen is overtuigd. Juist in een tijd waarin het media-ecosysteem bol staat van de meningen, is het belangrijk dat de journalis­tiek zich onderscheidt door objectiviteit en onafhankelijkheid. Carel Kuyl, hoofdredac­teur van Nova, zet zich bijvoorbeeld af tegen de opruldzende 'actiejournalistiek'. "Tot nu toe is het journalistiek gebruik om - als pro­gramma - zelf geen stelling te nemen. Nova is er om objectief te informeren; niet om partij te kiezen. Dus niet alleen oog te hebben voor de misstand zelf, maar ook voor de bestuurlijke dilemma's die er aan ten grondslag liggen."

Kuyl ziet wel waar het pleidooi aan actie­journalistiek vandaan komt. De opmars van

Op weg naar nieuwe journalistieke repertoires

te nemen zou de journalist de vertrouwens­kloof kunnen dichten. Kuyl ziet er weinig in. "De journalistiek kan het vertrouwen van de nieuwsconsument alleen terugwinnen door afstand te houden; niet door alle muren te slechten. Dat is de paradox. Objectiviteit, on­afhankelijkheid. Het zijn misschien hoogdra­vende begrippen, maar Nova houdt er toch maar aan vast."

Ook Vin Ray, hoofd van de college of jour­nalism, het scholingsinstituut voor BBC-jour­nalisten, vindt het voor zijn organisatie be­langrijk om juist objectief te blijven. Ook al gaat dat tegen de trend in: "In Amerika is Fox zeer succesvol, juist doordat ze géén objec­tieve journalistiek brengen." In het hele me­dialandschap lijkt dat een trend, constateert Ray. In plaats van te pretenderen objectief te zijn, geven mediaorganisaties expliciet aan waar zij in het debat staan. Maar een lande­lijke omroep die wordt betaald door de bur­gers kan zich dat niet permitteren. "Wanneer anderen onpartijdigheid als uitgangspunt la­ten varen, wordt het voor ons des te belang­rijker." De manier waarop de BBC reporter­blogs omarmt, is exemplarisch voor die hou­ding. Voor berichten online gaan, worden de weblogs van BBC-medewerkers nog gelezen en gecheckt door een redacteur. "We probe­ren iets informeler te zijn en transparanter, maar onze blogs zijn zeker geen vrijplaats."

47

vraag", stelt Ray. "Misschien zijn onze blogs dan wat minder interessant, dat zou kunnen. We weten het nog niet."

Theo van Stegeren oppert dat er wel­licht een middenweg mogelijk is. Hij ziet een voorbeeld in de Amerikaanse journalist Greg Palast. Wie Palast wil 'plaatsen', stelde van Stegeren, heeft weinig aan de dichotomie tussen enerzijds met hun eigen mening pron­kende bloggers, anderzijds de objectieve journalsitiek die "bronnen onderzoekt, feiten controleert en scheidt van meningen en hoor­en wederhoor toepast - kOltom betrouw­bare en evenwichtige informatie verstrekt." "Palast tart die tweedeling, belichaamt het beste van beide kampen. Hij kiest partij, komt ronduit voor zijn (door kwaadheid over onrecht gekleurde) visie uit, maar is óók meester in bronnenonderzoek, pleegt óók hoor en wederhoor (al wil de tegenpartij hem soms niet te woord staan). Juist die combi­natie maakt hem voor veel mensen/bronnen tot een betrouwbare boodschapper, aan wie ze graag en vaak veltrouwelijke informatie toespelen."

Zo staan een aantal verschillende ziens­wijzen op journalistieke repertoires tegen­over en naast elkaar. Journalistiek, zo ldinkt het gebod vanuit Californië, moet een 'con­versatie' worden. Om te worden opgemerkt in het media-ecosysteem moeten journalis-

Anderen zijn het daar niet mee eens. Jour­nalisten moeten doen wat ze altijd hebben gedaan: op een zo objectief mogelijk manier verhalen vertellen. Meningen zijn er immers al genoeg, in het media-ecosysteem.

Sommige partijen proberen beide inzich­ten te verenigen. Op de conferentie Blog­nomics belichtte Hans Laroes de positie van het NOS Journaal. Tussen veel relativerende woorden door ("De meeste mensen kijken nog gewoon om 8 uur het Journaal en dat zal echt niet zo snel veranderen."), gaf hij aan dat vooral jongeren een andere houding hebben ten opzichte van het nieuws. Uit onderzoek van Irene Costera Meijer bleek dat jongeren niet zo veel kunnen met de traditionele ma­nier van nieuws brengen. Ze willen graag zelf ergens iets van vinden, hun mening geven. Daarom experimenteert de NOS nu ook met NOS Headlines, een site waar nieuws op een andere manier wordt gebracht. Er kan onder meer over het nieuws worden gediscussieerd en kijkers kunnen foto's en videobijdragen uploaden.

De opmars van digitale media zal volgens Laroes leiden tot een verdere democratisering van het medialandschap en daar moet een nieuwsorganisatie op inspelen. Laroes kiest voor een meersporenaanpak. De journalist heeft verschillende taken. Enerzijds blijft hij - of misschien nog wel meer dan ooit - ie-

Jaarboek 2007 De Nieuwe RepOlter

"Eén keer per dag veltellen wij ons verhaal, leggen wij uit wat er in de wereld is gebeurd."

Maar op andere plekken en andere mo­menten (bijvoorbeeld op de website) zal een journalistieke organisatie een andere rol krijgen. Dan zijn journalisten eerder bemid­delaars die discussies sturen of kijkers hel­pen hun verhaal te vertellen. Als voorbeeld gaf Laroes de rol van het NOS Journaal na de tsunami. Op de website van de NOS kon­den mensen die op zoek waren naar vermiste familieleden in Thailand berichten met el­kaar uitwisselen.

Het Journaal, of de omroep, heeft op dat somt momenten een maatschappelijke rol, vindt Laroes. En die rol zal misschien nog wel verder toenemen. Nu zowel het media­landschap en de samenleving fragmenteren in allerlei nichemedia en kleine, 'lichte ge­meenschappen', zijn het de grote nieuws- en sportevenementen die een samenleving meer dan ooit binden, aldus Laroes.

Op weg naar nieuwe journalistieke repertoires

> Artikel 1

Lezersreacties: waardevolle bijdrage of bagger?

:> 28 december, 2005 Maarten Reijnders

Kunnen brave burgers de journalistiek redden, zoals de Amerikaanse journalist Dan Gillmor denkt? Of ontstaan er 'Iraakse toestanden' en hebben hooligans en trollen de overhand als je lezers de mogelijkheid geeft om te reageren op online artikelen? Henk Blanken (Dagblad van het Noorden), Rogier Swagerman (Nu.nl) en Edo Sturm (Trouw) over de zin en onzin van lezersreacties.

Bagger. Het is een woord dat je meer dan eens tegenkomt wanneer je journalisten vraagt naar hun ervaringen met lezersreacties via internet. Zelfs Henk Blanken, adjunct­hoofdredacteur van het Dagblad van het Noor­den en één van de grote Nederlandse prota­gonisten van het idee dat journalisten meer moeten luisteren naar hun lezers, geeft grif toe dat het experiment van zijn krant om le­zers op artikelen te laten reageren, regelma­tig tot ongewenste bijdragen leidt.

Het was iets waar Blankens voormalige

49

is: telkens als een medium iets publiceert wat een groep tegen de borst stuit, krijg je Iraakse toestanden op je website", schreef Van de Weijer op het weblog van Blanken. "Enige se­lectie aan de poort is volgens mij noodzakelijk om interessante bijdragen te krijgen."

Een kleine drie maanden later moet Blan­ken Van de Weijer enigszins gelijk geven. "Wat ik heb onderschat is de wet van behoud van bagger", analyseert Blanken. "Je krijgt op internet gegarandeerd je portie. Ik houd niet van censuur en niet van filters, maar de wet stelt ook zijn grenzen: belediging en smaad en nog zo wat zaken kunnen wij niet onge­modereerd laten staan. En dat willen we ook niet."

Te veel lager opgeleiden

Het is inderdaad niet denkbeeldig dat een nieuwssite wordt aangesproken op de reac­ties die (doorgaans anonieme) lezers achter­laten. Het Hamburgse Hof van Eerste Aanleg bepaalde onlangs dat de Duitse ict-nieuwssite Heise verantwoordelijk is voor de bijdragen van zijn lezers. In Nederland bestaat er geen jurisprudentie in een vergelijkbare zaak, al komt de zaak van Deutsche Bahn tegen Indy­media dicht in de buurt. In dit kort geding be-

hostingproviders. "Kort gezegd komt dat erop neer dat de houder van de website aanspra­kelijk is zodra hij van het onwettige karakter van de uiting van de lezer op de hoogte is ge­steld en hij niet in actie komt om deze te ver­wijderen", legt Christiaan Alberdingk Thijm, destijds raadsman van Indymedia, uit. Volgens de internetadvocaat bestaat er voor sites ech­ter geen verplichting om bijdragen van bezoe­kers te 'monitoren'.

Ook los van eventuele juridische conse­quenties zullen veel serieuze internetmedia reacties die de fatsoensgrenzen overschrij­den, weigeren of verwijderen. Zelfs veelbe­zochte weblogs zoals GeenStijl.nl en VKmag stellen grenzen aan de commentaren van le­zers. Beide blogs laten alleen reacties toe van mensen die zich hebben geregistreerd. Be­zoekers die zich misdragen, worden bestraft met een ip-ban: zij kunnen geen commenta­ren meer posten. "Omdat er iets te veel lager opgeleiden de comments verzieken, moet je tegenwoordig een VK Member zijn om je on­gezouten mening te kunnen geven", schrijft VKmag.

Ook het Dagblad van het Noorden, waar de redactie de reacties pas na publicatie (even­tueel) modereert, heeft last van 'een klein groepje trollen, ofwel lastpakken, ofwel lie­den die niets liever doen dan de site het leven zuur maken', aldus Blanken. "Het heeft even

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

Islamgerelateerde kwesties

De grote hoeveelheid onzinnige reacties is voor NU.nl reden om helemaal geen lezers­bijdragen te plaatsen. Volgens Rogier Swager­man, hoofdredacteur van Nu.nl, zou het mo­dereren van de reacties te veel tijd kosten. Hij zet zijn redacteuren liever in voor zaken 'waar bezoekers meer aan hebben'. "Ik denk dat een site een bepaalde focus moet hebben om succesvol te zijn. NU.nl brengt nieuws en is geen forum. Als ik de reacties bij bijvoor­beeld De Telegraaf op de site zie, zit daar niet zoveel toegevoegde waarde bij."

Ook zonder directe reactiemogelijkheid ontvangt de redactie van de grootste Neder­landse nieuwssite al ongeveer vijfhonderd re­acties per dag. Daar zitten bruikbare tips bij, maar ook 'heel veel troep'. "Het sturen van een mailtje is veel laagdrempeliger en totaal iets anders dan het schrijven én versturen van een brief naar een krant: dan denk je wel even na over wat je schrijft", stelt Swager­man. "Het meerderdeel van de reacties die wij binnenkrijgen, is bagger." Het gaat daarbij bijvoorbeeld om racistische bijdragen. "Maar ook om religieuze zienswijze van allerlei plui­mage en andere ideologieën, de één minder fraai dan de ander", aldus Swagerman.

Het is een fenomeen dat bij elke online redactie bekend is. Bepaalde onderwerpen

Op weg naar nieuwe journalistieke repertoires

reren is dan het devies." Sturm schat dat het bekijken van de circa honderd reacties die er dagelijks binnenkomen, een half uur à een uur kost. "Dat is goed te behappen."

Lezers vinden het prettig als hun reacties worden geplaatst. "Mensen praten graag terug online", stelt Blanken. "Uit onderzoek weten we dat de ene helft het vanzelfsprekend vindt dat ze ongemodereerd kunnen reageren, ter­wijl de andere helft het even vanzelfsprekend vindt dat je als redactie vooraf modereert. We proberen de lezers, die dat ook niet gewend zijn, duidelijk te maken dat ze een rol heb­ben, als een soort collectieve moderator, en dat gaat steeds beter."

Hardhouten dakgoten

Is de reactiemogelijkheid alleen een uitlaat­klep voor de lezer of kunnen journalisten er ook van profiteren? De Amerikaanse journalist Dan Gillmor denkt van wel. Hij schrijft in zijn boek We the media (op De Nieuwe Reporter ~~~~Q door Martijn de Waal) dat de media beter moeten luisteren naar de lezer. En hoe kan dat nu beter dan via lezersreac­ties? Gillmor heeft er zelf goede ervaringen mee. Via zijn weblog ontving hij regelmatig aanvullingen of kritiek op zijn artikelen. "Mijn lezers weten meer dan ik", is de conclusie die

51

van hun kwaal weten dan zij zelf. Journalisten zullen zich eveneens aan moeten passen aan de veranderde samenleving, vindt Blanken. "Ook onze lezers weten - net als patiënten bij artsen - meer dan wij, zij het van heel weinig. Van dat ene ongeluk in de straat. Van de re­gelgeving over hardhouten dakgoten. Van de ruzies in de raad van bestuur."

"Ik geloof erg in het credo van Dan Gillmor die zegt dat je lezers per definitie meer weten dan jij, en dat je dus open moet zijn. En ik zie ook dat lezers wel degelijk bereid zijn nieuws te corrigeren, of tips te geven", stelt Blanken. "Overigens zien ook mijn collega's bij Dagblad van het Noorden met enige regelmaat dat het nuttig is dat lezers direct op hun berichten kunnen reageren."

Bij Trouw, dat vier jaar geleden als eer­ste landelijke dagblad begon met het toelaten van lezersreacties onder artikelen, lezen re­dacteuren eveneens wat voor commentaar ze van de internetlezers krijgen. Sturm: "Peilen kan ik natuurlijk niet, maar ik hoor het wel meer en meer om me heen van collega's die elkaar wijzen op de lezersreacties die ze heb­ben gehad."

Chatroom

"Bij NU.nl leest elke redacteur de reacties

52

hoe minder interessant. Nieuwssites die zich richten op een bepaalde hobby of vakgebied, trekken lezers die helemaal in de materie zit­ten. Zo'n groep is het beste in staat om een vruchtbare discussie op te zetten. Webwereld en Emerce zijn in mijn ogen al te algemeen om iets toe te voegen. Tweakers.net is een goed voorbeeld, maar daar is het meer het forum dat interessant is."

Sturm en Blanken denken dat ook alge­mene nieuwssites prima in staat zijn om in­teressante lezersdiscussies te entameren. Blanken noemt het weblog-experiment van de Volkskrant en de lezersdiscussies van de Noorse krant VG als voorbeelden, terwijl Sturm 'chauvinistisch' voor Trouw kiest. "Wij kaarten maatschappelijke problemen aan die meer mensen dieper raken dan bijvoorbeeld de onderwerpen op Webwereld. "

Blanken is tussen de reacties op de site van het Dagblad van het Noorden nog 'geen bur­gerjournalistiek van niveau' tegengekomen. De kwaliteit van de commentaren valt nog tegen. "Omdat het zo direct is, is de neiging groot er een chatroom van te maken."

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

> Artikel 2

Onze Webloggende Man in ... Het web log als journalistiek repertoire (slot)

> 24 maart, 2006 Tomas Kaan en Martijn de Waal

Weblogs hebben als journalistiek genre een enorm potentieel. Dat was althans mijn idee toen Tomas Kaan en ik (MdW) deze reeks in­terviews over webloggende correspondenten bedachten. Journalisten kunnen er snel en voortdurend het laatste nieuws kwijt over een afgebakend onderwerp. Ze kunnen er net iets persoonlijker schrijven dan in de krant, en toch tegelijkertijd hun deskundigheid over een bepaald onderwerp (of dat nou auto's, Amerika of asielzoekers is) tonen. Via link­lijstjes of linkdumps kan de lezer ook op ar­tikelen in andere media over hetzelfde on­derwerp worden gewezen. Al die bijdragen en links kunnen na verloop van tijd weer een interessant dossier gaan vormen. Tot slot kan een journalist via een weblog ook de deskun­digheid van zijn lezers activeren, hen betrek-

Op weg naar nieuwe journalistieke repertoires

misschien zitten lezers en journalisten ook wel helemaal (nog?) niet te wachten op deze mogelijkheden?

Is een web log vooral geschikt voor persoonlijk, klein nieuws?

Wat na een aantal interviews opvalt, is dat de meeste ondervraagde journalisten hun web­log vooral zien als een extraatje. "Mijn web­log is een schoolkrant je, vooral bedoeld om te amuseren, nieuws te brengen dat net niet fit to print is", stelt (oen van Zwol. Het weblog is een genre dat zich vooral leent voor het bren­gen van persoonlijk klein nieuws dat normaal gesproken de krant niet zo snel zal halen.

Tim Overdiek: "Je geeft als journalist in­formatie door, je doet het alleen sneller, be­knopter, meer persoonlijk getint. Het gaat vooral om zaken die te klein zijn voor uitge­breide reportages, om onderwerpen die nooit over de drempel van de eindredactie zullen gaan maar die wel iets heel bijzonders of tref­fends over je land kunnen vertellen. [Nieuws waar je] even om kan lachen, om vervolgens weer door te klikken naar werkelijk inhouds· volle informatie."

Thomas Erdbrink: "De primeurs en diepte interviews zijn natuurlijk voor de krant."

Is een web log geschikt voor achtergronden?

Ja en Nee, zegt Harald Doornbos.

53

"Een krantenverhaal is vaak niet meer dan 700 woorden, een blog is onbeperkt. Dat geeft mogelijkheden voor interessante uitleg­verhalen en reportages waarbij je ook de de­tails kunt melden." Maar de GPD-correspon­dent weerlegt bijna direct zijn eigen woor­den. "Het probleem daarvan is dat niet veel mensen lange stukken tekst op hun computer lezen."

Roland Soong uit Hong Kong stelt daar· tegenover dat een weblog wel degelijk de mo­gelijkheid heeft tot verdieping. Alleen zit hem dat niet zo zeer in het schrijven van hele lange stukken, maar eerder van korte stukken die aan elkaar gekoppeld zijn. Door bijvoorbeeld met tags te werken, aan dossiervorming te doen en onderwerpen goed te archiveren kun je ontwikkelingen over langere tijd volgen.

"Kranten zijn eigenlijk niet zo'n goed me· dium om buitenlands nieuws te volgen dat zich afspeelt over een langere tijd, en waar veel personages bij zijn betrokken. Een bui­tenlandse krant kan niet wekenlang iedere dag over zo'n ontwikkeling schrijven. En als een krant er op terug komt, moeten ze in elk artikel weer de hele achtergrond van het ver­hi'li'll ~rhpt~tpn ;p kllnt I'>r n;",t 7" 1Y'I""r ""n.

54

daar steeds de nieuwe ontwikkelingen aan toevoegen."

Multimediale mogelijkheden

De geïnterviewde correspondenten zijn vooral te spreken over de multimediale mogelijk­heden van het weblog. (oen van Zwol: "Het rijke vocabulaire dat een wegblog biedt om lezers te laten voelen wat Rusland is. Een tekst is maar een tekst, maar op een weblog kan ik tekst met liedjes, filmpjes of vreemde links combineren."

Communicatie tussen journalist en publiek?

Weblogs zouden de band tussen journalist en zijn publiek sterker kunnen maken. Vooral in Amerika maakt de gedachte school dat goede journalistiek een conversatie moet zijn, en geen lezing.

Paul Grabowicz: "Maar tegelijkertijd moe­ten we op een weblog het idee van een jour­nalist als een emotieloze, objectieve buiten­staander loslaten. Dat is volgens mij iets dat niet meer in de hedendaagse journalistiek past. We moeten op zoek gaan naar een min­r/""r fnrm""l"" r",,1 ;'ltip mpt hpt nl Jhl ipk. die meer

Jaarboek 2007 De Nieuwe RepOlter

van een weblog lijkt geen van de correspon­denten hoog op zijn prioriteitenlijstje te heb­ben staan. Er is dus overal nog sprake van eenrichtingsverkeer. Van fora waarop wordt gediscussieerd naar aanleiding van de infor­matie die de correspondent verschaft is dan ook nergens sprake.

In Nederland ziet Martin Bril weinig in de interactieve mogelijkheden van weblogs: "Ik haat discussies en reacties; ze zijn meestal van het niveau 'Lul, hou je bek dicht'. En daar reageert dan weer iemand anders op en die roept: 'Wat nou! Respect man!' Zichtbare re­acties van lezers leiden af van wat er te lezen is, en leggen de nadruk van de log te veel op wat de mensen er van vinden. Dat zoeken ze maar uit op hun eigen logs."

Maar is het leuke van een blog nu juist niet dat de schrijver in discussie kan met zijn le­zers, en dat lezers met elkaar van gedachten kunnen wisselen over wat ze net gelezen heb­ben? Bril: "Ik schrijf niet om te discussiëren, ik schrijf om het schrijven. In mijn beleving heb je schrijvers en lezers. Daarin ben ik een professional.

Wat verder opvalt is dat veel van de kran­tenweblogs los staan van de rest van de blo­gosphere. De weblogs van NRC en NOS kennen bijvoorbeeld geen permalinks, een technische term waarmee wordt bedoeld dat iedere bij­drage een eigen internetadres heeft. Zonder

Op weg naar nieuwe journalistieke repertoires

bijhouden kennen deze mogelijkheden overi­gens wel.

En wat levert het op?

Het bijhouden van een goede weblog bete­kent veel extra tijd. Het gebrek aan tijd is dan ook de voornaamste reden dat veel weblogs van correspondenten niet regelmatig worden bijgehouden en ze vaak wat eendimensionaal zijn. Op het moment dat het nog niet econo­misch aantrekkelijk is om je via het internet te profileren als journalistiek producent, lijkt het onmogelijk om een hoogwaardige, jour­nalistieke en multimediale weblog te onder­houden.

Daarbij komt ook nog dat de lezersaantal­len van de correspondentenweblogs tegenval-1en. De correspondenten die onder de vleugels van een grote naam opereren hebben vanzelf­sprekend een voordeel door in de etalage van bekende - en veelbezochte - websites te staan. GPD-correspondent HaraId Doornbos heeft een particuliere blog en moest het in Beirut doen met 50 hits per dag. Een score die hem de handdoek in de ring heeft doen wer­pen. Maar ook voor de correspondenten van bekende media is de relatieve hoeveelheid bezoekers nihil vergeleken bij een gemid­delde oplage van hun krant. of IIJi"tprririr" Vrin

55

Het succes van een weblog valt of staat bij het trouwe onderhoud van de redacteur(en). Vaak schiet dit er - door een van bovenge­noemde redenen - bij in. Net als bij alle an­dere blogs geldt dat een weblog van een cor­respondent nooit een trouwe schare afnemers krijgt als deze niet regelmatig wordt bijge­werkt.

> Artikel 3

Kranten vinden ondanks landkaarten de weg niet op het web

> 21 augustus, 2006 Erwin Boogert

Het Algemeen Dagblad is lange tijd geroemd om de infographics die de krant gebruikte ter illustratie bij zijn verhalen. Maar de mogelijk­heden die de animatietechniek Flash biedt, worden nu door geen van de Nederlandse kranten gebruikt om duiding en achtergrond te geven in hun webedities.

Met landkaarten, zoals die van Google Maps, kunnen webuitgaven eenvoudig grote hoeveelheden informatie helder ontsluiten. Een Nederlandse database die zich bij uitstek leent om geplot te worden op een landkaart­site is die met de schoolprestaties, zoals jaar­lijks onderzocht door dagblad Trouw. Die data worden nu als PDF-bestanden ontsloten via de site van Trouw, een ongebruiksvriendelijke interface. Ook de resultaten van de landelijke onderzoeken die het Algemeen Dagblad regel-................. .:~ h,..llrlf- "'7;;1"\ I dtC'h::altQnn \A1~t=lr tp opvpn on

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

Google Maps

Verscheidene nationale en internationale in­ternetbedrijven bieden sinds enige tijd dien­sten aan waarbij sitebezoekers plattegronden en satellietbeelden van nagenoeg alle grote steden in de wereld tot in detail kunnen be­kijken. In Nederland is Lokatienet daar een voorbeeld van. In de Verenigde Staten zijn dat onder meer Google en Microsoft, met res­pectievelijk Google Maps en Windows Live Local.

Google biedt programmeurs als één van de weinigen een extraatje. Het zoek- annex ad­vertentiebedrijf biedt externe ontwikkelaars de optie om hun eigen informatie op de land­kaarten te plotten. Dat kan via een gratis te gebruiken zogeheten API. Het maakt niet uit wat voor soort informatie men op de landkaar­ten wil plotten. Het kunnen foto's zijn, maar ook verkeersinformatie of nieuwsberichten. Bezoekers van sites die daarvan gebruikma­ken, kunnen tot op straatniveau actuele infor­matie en achtergronden tot zich nemen.

Het web log Google Maps Mania beschrijft aan de lopende band nieuwe initiatieven van ontwikkelaars, particulieren en professionals, die landkaarten verrijken met nuttige infor­matie.

Op weg naar nieuwe journalistieke repertoires

mogelijk interessant huis ziet, kan via het tab­blad 'kaart' zien waar het object zich geo­grafisch gezien bevindt. Funda plot een icoon van het object op de kaart aan de hand van de lengte- en breedtegraad. eBay Nederland past een vergelijkbare techniek toe bij zijn proeftuintje Marktkijker.nl. Marktkijker is een zoekmachine die put uit de informatie van zowel veilingsite eBay.nl als Marktplaats. nl. Gebruikers van de zoekmachine kunnen er­voor kiezen om de zoekresultaten te tonen op de kaart van Nederland, geen tekst dus maar een infographic. Dat biedt overzicht in één oogopslag. Concurrent Speurders. nl biedt een vergelijkbare optie, maar gaat behoedzaam om met de privacy van zijn klanten.

Journalistieke toepassingen

Dit soort landkaarten kan ook van nut zijn voor journalisten. En wel op twee manieren, als maker en als gebruiker. Het eenvoudigste voorbeeld is het volgende. De redactie van een webuitgave plaatst een verhaal online dat een gebeurtenis in de fysieke wereld beschrijft. De redactie kan beslissen om de exacte loca­tie van de gebeurtenis aan te duiden op een landkaart. Moeilijk en tijdrovend? Nee, het is een handeling die een matig technisch onder­legd computen;!ebruiker in hnnOl oit ",,:,n '" w ~~I

57

API-sleutel aan te vragen. Dat is gratis. Na aanmelding toont Google een brok HTML-code die direct naar de betreffende site gekopieerd kan worden. De kaart staat nu al online. De Google-documentatie geeft uitvoerige in­structies over het plotten van 'ballonnetjes' op een landkaart, om locaties aan te duiden, en daar al dan niet foto's of hyperlinks in te verwerken.

De kaart die nu online staat, zal overigens de Verenigde Staten laten zien. Met de vol­gende handeling is het focaal punt naar Ne­derland te sturen: ga naar Maps.google.com en navigeer naar Nederland. Zoom in op de gezochte locatie. Klik vervolgens de rechts­boven op 'Link to th is page'. Op het eerste oog is er niets veranderd. De scherpe kijker zal echter constateren dat het internetadres van de pagina is gewijzigd. In de adresbalk staat nu de lengte- en breedtegraad van de aangewezen locatie. Kopieer de betreffende coördinaten naar de eigen Google Map en het focaal punt is gewijzigd.

Bovenstaand voorbeeld is een betrekke­lijk eenvoudige, maar voor de lezer al een nuttige verrijking van een tekst. Met de na­vigatieknoppen van de landkaart kan hij bo­vendien door de bUUït of stad navigeren en ervoor kiezen een 'stratenboek' -interface te gebruiken of satellietbeelden, of een combi-'"' _I..! _ ~I-

58

Voortvloeisel of ondersteuning journalistiek

Robert Jan de Heer zette een stap verder toen hij Misdaadkaalt.nl ontwikkelde. Hij plot geen statische informatie op de landkaart van Nederland, maar dynamische. De site toont per stad in welke straat of buurt welk soort ongeval, wantoestand of misdaad is gebeurd. De bezoeker van Misdaadkaart. nl navigeert naar een stad naar keuze en ziet een overzicht van recente 'misdaden'. Iedere gebeurtenis is op de landkaart geplot en voorzien van een ei­gen kleur en hyperlink. De getoonde informa­tie past zich constant aan aan de actualiteit en bouwt, voor het historisch perspectief, een databestand op met alle vroegere voorvallen. De bezoeker ziet derhalve niet enkel wat er zojuist is gebeurd in een buurt, maar ook wat er afgelopen maanden gebeurde. Kortom, een karakterisering van een wijk of stad. Misdaad­kaart.nl is geïnspireerd op Chicagocrime. QIg.

De Heer, afgelopen jaren in dienst bij de Volkskrant, Trouwen het Nederlands Dagblad, licht toe: "De site is gebaseerd op publicaties van de Nederlandse politie, persberichten op de sites en via e-mail. Aangezien er geen cen­traal bestand is, moet ik die mails zelf inle­zen en verwerken. Dat is een geautomatiseerd

• -- ~...J .... ............... ....In. h':l.nrl

Jaarboek 2007 De Nieuwe RepOlter

op dat moment nog niet voorzien van lengte­en breedtegraad. Die toevoeging vindt plaats bij een externe partij. Dat kan bijvoorbeeld bij Geodan of Locatienet. " De retour ontvan­gen data worden vervolgens op de Google Map geplot.

Per maand ontvangt De Heers site tussen de 80.000 en 100.000 unieke bezoekers, die in totaal en half miljoen pageviews genere­ren. Dat is omgerekend ruim 5 pagina's per unieke bezoeker per maand. De bouw van de site vergde in de avonduren tussen een half jaar en drie kwart jaar tijd. De site is kosten­dekkend met behulp van tekstadvertenties en beeldreclame .

Misdaadkaart. nl is niet de enige site die is ontwikkeld met een krantenredactie op de achtergrond. NRC Handelsblad onderhoudt de site We The People, een debatsite over Nederland in Europa. Een vast onderdeel van de NRC-site is een Google Map. Lezers van de krantensite kunnen zelf gemaakte foto's op­sturen met een beschrijving erbij. Daarmee brengt de lezer zijn 'Europa-gevoel' in beeld.

De Heer: "Redacties laten op internet veel liggen. Er is veel informatie beschik­baar in databases, maar men klooit met de wijze waarop die informatie op het web ge­zet kan worden. Er wordt nu veel met lijstjes gewerkt. Maar een landkaart maakt informa­tip <:nf'l en helder inzichtelijk. De rol van de

Op weg naar nieuwe journalistieke repertoires

slim om een internetbedrijf achter de hand te hebben, om snel technisch te kunnen han­delen indien nodig."

Voorloper

De landkaarten en ge plotte informatie blijven altijd publiek beschikbaar en kunnen zonder al te veel inspanning automatisch worden bijgewerkt, zoals niet enkel Misdaadkaart.nl laat zien maar ook de landkaarten op sites als Funda, Marktkijker en Speurders. Perma­nente bronnen van actuele informatie en his­torische naslagwerken blijken zich op inter­net veelal te ontwikkelen tot vaste ankers die zich mogen verheugen in groeiende aantallen terugkerende bezoekers. Bovendien kunnen de historisch opgebouwde gegevens van een landkaartsite (bijvoorbeeld de meest bekeken locaties of populairste zoekopdrachten) een bron zijn voor nieuws.

De Engelse publieke omroep BBC is wereld­wijd een voorloper in de wijze waarop het zijn digitale informatie ontsluit. De organisatie biedt vele tientallen RSS-feeds, XML-data die op bijvoorbeeld kaarten geplot kunnen wor­den, met nieuws, weer- en verkeersinforma­tie. De omroep biedt eveneens een zoek-API en een API om geografische locaties te bepa­len. Anders verwoorrl' rf" "mrn~~ J...'_-'. -_ ..

59

gebruikt kunnen worden om nieuws, foto's en andere typen informatie te plotten.

re (1) Remco 2 november

Sinds kort tracht ik de Nederlandse ontwik­kelingen mbt google maps (etc) bij te hou­den op www.nederkaart.nl Misschien dat het bijdraagt aan een grotere bekendheid met de (technische) mogelijkheden. Ben het ove­rigens met jullie eens dat er nog heel veel kansen gemist worden.

re (2) Fons Sonnemans 25 november

Met www.objectmap.nl kan iedereen zijn eigen objecten op een Google Maps kaart plaatsen zonder te hoeven programmeren. Daarna kan je heel eenvoudig een link op­nemen op je eigen website om de kaart te tonen.

60

> Artikel 4

Hyperlink nog weinig gebruikt door journalisten

> 18 juni, 2006 Camiel Donicie

In de bloggersgemeenschap vormt de externe hyperlink vaak de basis voor een verhaal. Door het aanbrengen van links vergroot je de aan­nemelijkheid van je verhaal, omdat lezers zelf kunnen beoordelen of de bronnen die je gebruikt de waarheid spreken. Het is boven­dien 'not done' om verhalen van andere blog­gers over te nemen zonder te linken. Dat is niet alleen onbeleefd, want er hangt veel af van zo'n hyperlink: je Google-pagerank, en of er bezoekers naar je site komen. Alleen een gehyperlinkte bronvermelding telt dan ook als een echte bronvermelding.

Op journalistieke nieuwssites is van deze code weinig te merken. Wie een rondje langs de Nederlandse journalistieke sites surft, merkt al snel dat de hyperlink maar mond­jesmaat wordt ingezet, behalve om naar de eigen archieven te verwijzen. Dat heeft onge­twiifeld te maken met de prominente plek die

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

De Telegraaf, alleen in de rubrieken met consumenteninformatie (Dagje Eropuit en i-Mobile) regelmatig een verwijzing naar bui­ten. De sites van het Algemeen Dagblad en de PCM-kranten geven hetzelfde beeld. Het AD bedient zijn lezers bijvoorbeeld vrijwel alleen in het multimediakatern met verwijzingen, Trouw vooral in de servicegerichte rubriek 'De Gids' en enkele dossiers in 'De Verdieping'. NRC Handelsblad en de Volkskrant linken wel in andere rubrieken, zij het spaarzaam. Op de onlangs vernieuwde Volkskrant-site zijn de ar­tikelen met links gemakkelijk te vinden; ze krijgen een icoontje mee, alsof het om een zeldzame diersoort gaat. Schaars zijn ze ze­ker: op 6 juni vind ik drie van die icoontjes, op 14 juni niet één.

Trekken de traditionele media zich be­wust terug op hun eigen hyperlink-arme ei­landjes? Vincent van Twillert, als blogger ac­tief op Zesser, vermoedt van wel. Hij ergert zich aan journalisten die wel een bron noe­men, maar niet de moeite nemen om een link toe te voegen, als service naar de lezer. Als voorbeeld noemt hij een bericht op zijn eigen blog, dat ook op de website van De Telegraaf verscheen, al dan niet ge'inspireerd door zijn bericht.

Ook Paul Molenaar, directeur van Ilse Media (o.a. Nu.nl), mist verwijzingen naar weblogs ,.- .J_ "~,lMI"nrlc", krrlntpn. "Ik wil eigenlijk

Op weg naar nieuwe journalistieke repertoires

langer het gevoel hebben dat ze iets missen. NRC neemt zijn advies direct ter hand, door een aantal online bronnen onder het artikel te vermelden. Grappig genoeg zijn de links niet actief, wat vaker voorkomt.

Een voor de hand liggende reden voor het ontbreken van hyperlinks is de angst dat de lezer de weg kwijtraakt en zijn vertrouwde nieuwsbron in de steek laat. Geert-Jan Bo­gaerts, chef internet bij de Volkskrant, ont­kent dat die overweging een rol speelt. "Ik zie graag meer links op de site." In ons vo­rige cms (Open Market), dat we tot januari gebruikten, hadden we niet de mogelijkheid om gemakkelijk links toe te voegen aan een artikel; dat moest inderdaad handmatig ge­html'd worden. En hoewel iedereen bij ons op de redactie dat kunstje wel machtig is, is dat een extra hoeveelheid werk waarvoor we niet de mankracht hadden om dat constant en consequent te doen.

In ons nieuwe cms zit het vanzelfsprekend wel ingebouwd; maar is het puur een kwes­tie van prioriteiten stellen. We vinden andere journalistieke dienstverlening op onze site (multimedialiteit, interactiviteit) belangrij­ker dan het doorlopen van elk gepubliceerd artikel op de mogelijkheid van het plaatsen van een nieuwe link. Bij uitzondering doen we dat echter wel."

Komt het ontbreken Vnn rf A h\ln~.I;~r, _'_L

61

binnen ons cms hun stuk, waarna het ook op papier verschijnt."

Gezaghebbende bronnen

Een andere reden om niet te linken zou kun­nen zijn dat journalisten niet al hun bronnen willen prijsgeven. Het is overduidelijk dat journalisten vaak te rade gaan bij blogs, maar als bron worden ze nog weinig opgevoerd. Vincent van Twillert (van Zesser) heeft de in­druk dat nieuwssites eerder geneigd zijn om te verwijzen naar hun professionele collega's, dan naar de blogger waar ze een idee van overnemen. NU.nl linkt regelmatig naar een weblog als GeenStijl, maar journalisten van de Volkskrant en NRC zijn wellicht minder be­reid om hun krant te associëren met dit shock­log. Bogaerts zegt geen problemen te hebben met het plaatsen van links naar een dergelijke site, "al plaatsen we de bron vaak in de con­text en laten we sommige sites wel, en andere niet binnen ons domein toe".

Steeph en (arlos van het groepsblog Sar­gasso hebben over het algemeen goede erva­ringen met kranten die doorlinken naar hun site, getuige deze voorbeelden. Alleen toen Nrc.next citaten van Sargasso afdrukte in de papieren editie, vergat het dagblad de eXnrtA

62

de voorpagina van een domein, onderaan of naast het artikel. Vaak moet de lezer zelf de tekst in zijn browser kopiëren.

Van de Nederlandse sites springt Elsevier. nl er positief uit. Het opinieblad onderhoudt sinds vorig jaar een nieuwssite en maakt daarop regelmatig en soms uitbundig gebruik van geïntegreerde (deep)links. Bijvoorbeeld in een artikel over Uruzgan, waarin direct gelinkt wordt naar een definitie van posttrau­matische stressstoornis in de open source­encyclopedie Wikipedia.

René van Rijckevorsel, chef internet bij EI­sevier, vat het beleid ten aanzien van hyper­links als volgt samen: "Linken, linken, en nog eens linken. Alles staat bij ons in dienst van de lezer. Wij vinden het een belediging van onze lezers om informatie te onthouden." Dat de lezer weg zou kunnen lopen is volgens Van Ryckevorsel onvermijdelijk. "Dat is internet. Ik ben daar niet zo bang voor, atle links ope­nen in een nieuw scherm."

"Een protocol klinkt wat deftig", maar Elsevier hanteert wel enkele hyperlink­regels, legt Van Rijckevorsel uit: "Liever niet een luie link naar de voorpagina, maar direct naar het artikel waar je naar verwijst. Als we naar sites met registratieprocedures linken, zetten we dat er tussen haakjes bij. Dat geldt niet voor links binnen ons eigen betaalde

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

sites. "Als we naar een 'shocklog' verwijzen zetten we dat er misschien bij, zodat mensen weten dat ze niet bij zoiets als de Frankfurter Algemeine uitkomen."

Link en gij zult geUnkt worden

Het verwijzen naar andere internetsites heeft zijn voordelen, zoals een hogere Googlepage­ranking, waardoor je makkelijker gevonden wordt. Weblogs vormen door veelvuldig lin­ken een fijnmazig, wijdvertakt netwerk van onderling naar elkaar verwijzende sites. Wie veel extern linkt en makkelijk laat linken, kan rekenen op meer verwijzingen van andere sites. Dat is de conclusie die je kunt trekken op basis van zoekgegevens in Technorati, dat bijhoudt welke links er in blogs verstopt zit­ten. Tik je www.volkskrant.nlin. dan rollen er ruim 2.800 links uit de zoekmachine (peil­datum 6 juni). De zoekopdracht levert voor andere dagbladen en nieuwssites de volgende resultaten op: • Telegraaf.nl: 2.883 • Nrc.nl: 2.454 • Ad.nl: 2.107 • Nos. nl: 2.091 • Trouw. nl: 1.063 • Parool.nl: 664

Op weg naar nieuwe journalistieke repeltoires

maar in verhouding tot het aantal unieke be­zoekers (ruim een kwart van het aantal op Telegraaf.nl, volgens recente cijfers van Alexa) veel beter dan de meeste online kran­ten. Elsev;er scoort met ruim 1.000 links niet overdreven hoog, maar de site is nog niet zo lang in de lucht. Ook blogs die zich op een minder groot publiek richten doen het naar verhouding goed. Zo zijn er in het blogdomein al 427 links naar De Nieuwe Reporter te vin­den.

De belangrijkste verklaring voor het feit dat bloggers liever naar NU.nl linken dan naar andere nieuwssites is niet dat zij Nu.nl interessanter vinden. Zoals al eerder op De Nieuwe Reporter te lezen was, gaat het vooral om het gemak waarmee gelinkt kan worden. Registratieprocedures en betaalde archieven frustreren een soepele verwijzing en worden daarom vermeden. Kranten lijken dat te be­seffen en ruimen de barrières weer op. Zo meldt de Volkskrant bij de vernieuwing van de site dat de verplichte registratie tot het verleden behoort. Ook op andere nieuwssites verdwijnt de registratieprocedure geruisloos naar de achtergrond. Van Rijckevorsel: "Je kunt je helemaal suflinken naar de Elsevier­site."

> Artikel 5

Maak oorlogsjournalistiek transparanter

> 16 augustus, 2006 Jaap Stronks

Ruim een week is verstreken sinds Ameri­kaanse weblogs aantoonden dat verscheidene persfoto's van Reuters digitaal zwaar waren gemanipuleerd, resulterend in een discussie die sindsdien behalve op talloze weblogs ook in toonaangevende kranten als de Los Angeles Times en, gisteren en eergisteren, in de Volks­krant is gevoerd. Hoog tijd om de balans op te maken. Belangrijkste conclusie alvast: met het ontslag van manipulerende fotografen is het vertrouwen in de oorlogsjournalistiek niet hersteld. Die moet transparanter, zodat het publiek in staat wordt gesteld te kijken naar andere vormen van journalistieke manipula­tie of vooringenomenheid dan de meest in het oog springende.

Eerst de aanleiding. Zaterdag 5 augustus jongstleden plaatste de Amerikaanse blogger Charles Johnson op zijn weblog, de erg popu­laire site Little Green Footballs, een Reuters-

dere keren voorkomt op dezelfde foto. (Een eenvoudige vergelijking met het origineel is te vinden op de weblog van Arjan Dasselaar.) Niet veel later werd bekend dat ook met een tweede foto, eveneens geproduceerd door de Libanese freelance-fotograaf Adnan Hajj, di­gitaal is gerommeld. Reuters was onmiddelijk overtuigd en besloot alle ruim negenhonderd foto's van de inmiddels ontslagen Hajj offline te halen voor nadere bestudering.

De discussie die sindsdien is gevoerd heeft verschillende dimensies en invalshoeken. Ten behoeve van helderheid, een puntsgewijze opsomming van de belangrijkste inzichten. • De discussie met de kleinste inhoudelijke reikwijdte is die zoals geëntameerd door Reu­ters zelf. Strekking: nabewerking van foto's is van alle tijden en volkomen verantwoord - bin­nen bepaalde grenzen welteverstaan. Kleur­stelling verbeteren en vlekjes verwijderen is toegestaan, objecten toevoegen of verwijde­ren niet. "What we in the news photo commu­nity need to regulate is what tools are used [or photojournalism and what are not." Het is een heel technische benadering: fotografen moeten goed weten wat mag en wat niet, en daarmee is de kous af. Henri Beunders komt eergisteren in de Volkskrant (niet online) met vergelijkbare aanbevelingen: "De remedie tegen fotomanipulatie is drastisch maar sim-

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

gewoonste zaak van de wereld? Interessant is alvast de vaststelling van de Los Anqeles Times dat de gevestigde media die vraag lij­ken te ontwijken. Want als het vaker voorkomt (gezien de knullige Photoshop-bewerkingen in de foto is het niet ondenkbaar dat de beter ge­lukte trucages nooit worden ontdekt), zouden de journalistieke media zich in alle openheid moeten afvragen wat het probleem precies is, welke oorzaken het heeft en hoe het moet worden opgelost. Saillant detail: het was juist de LA Times die drie jaar geleden al door het­zelfde Little Green Footballs is betrapt op !lQg

veel grovere fotomanipulaties. Helemaal uniek is Hajj in elk geval dus niet

in zijn praktijken. Laten we daarom eens na­denken over redenen voor en achtergronden van het verschijnsel. De LA Times noemt een mogelijke financiële drijfveer: dramatisch ogende foto's verkopen beter. Een gerela­teerde reden is volgens deze krant dat dank­zij de vermeende anti-Israël-stemming in de niet-Amerikaanse pers er een grote behoefte zou zijn aan schrijnende beelden uit door Is­raëlische militaire acties getroffen gebieden, hetgeen de vraagprijs voor dramatische kiek­jes van slachtoffers nog behoorlijk zou kunnen opstuwen. Een andere oorzaak is wellicht dat er nauwelijks Westerse fotografen aanwezig zijn in oorlogsgebieden zoals Irak zuid-Liba­nrm 7mtls Beunders in de Volkskrant meldt.

Op weg naar nieuwe journalistieke repertoires

enkel het al dan niet oneigenlijk gebruik van de clone-tooI in Adobe Photoshop: van de rel­len naar aanleiding van de cartoon-oorlog is bijvoorbeeld bekend dat veel foto's in scène zijn gezet.

Dat laatste brengt ons op een ander as­pect van dit probleem: nieuwsfotografen zijn geen onzichtbare buitenstaanders. Vaak ma­ken ze zelfs deel uit van de sociale gemeen­schappen in welke zij opereren, waardoor ze zonder twijfel sterk emotioneel en ideo­logisch betrokken bij de gebeurtenissen die zij moeten verslaan. Wanneer je wat min­der nadruk legt op het vernislaagje profes­sionaliteit dat de fotograaf scheidt van zijn omgeving, en iets méér nadruk legt op het gegeven dat terroristische organisaties als Hezbollah actief medewerking verlenen aan fotografen zodat ze dramatische foto's kun­nen maken, zoals blijkt uit -"'-=-==--=-=~:c=.:=­reportage, zou je kunnen zeggen dat het de strijdende partijen en de slachtoffers zijn die vanuit politiek-strategische overwegin­gen fotomateriaal produceren en aan inter­nationale persagentschappen aanbieden. Wanneer je daarbij bedenkt dat men zich in Israël juist veel terughoudender opstelt wanneer het gaat. over het fotograferen van slachtoffers, en dientengevolge met name in Europese kranten disproportioneel meer li­banese dan Israëlische slil,htnff.,'r< wnrrlön

65

Om de discussie daarom nog maar iets breder te trekken: Mark Deuze verbaast zich in een prikkelende bijdrage op zijn weblog over de hypocrisie die wordt tentoongespreid in dit debat. Hij stelt - terecht - dat nieuws een geconstrueerde realiteit is: elke foto is gemanipuleerd door de vele keuzes die een fotograaf maakt bij het nemen van een foto, zoals onderwerpkeuze en compositie, waarbij het zelfs gebruikelijk en nastrevenswaardig is om een foto symbolische betekenis mee te geven. We zijn als publiek collectief veront­waardigd als een Amerikaanse militair in wer­kelijkheid een andere lichaamshouding had dan op een foto is afgebeeld, maar vinden het niet bezwaarlijk dat het origineel feite­lijk eveneens (maar vooraf) is gemanipuleerd: de compositie van die foto is opzettelijk en heeft dezelfde, geconstrueerde boodschap als de achteraf gemanipuleerde foto. Is het ver­schil tussen beide technieken nu werkelijk zo fundamenteel dat het ene volledig geoorloofd is, en het andere volstrekt onverantwoord?

Het antwoord op de laatste vraag is natuur­lijk ontkennend. Digitale inhoudelijke mani­pulatie van nieuwsfoto's is en blijft terecht verboden, daaraan hoeft niet te worden ge­twijfeld. Maar de enorme stampij die wordt gemaakt over een paar extra rookpluimpjes ___ .... _lrL _-'-' ,.°, .. , ....

66

kan zelfs schadelijk zijn voor de journalistiek: de huidige crisis biedt Reuters en andere me­diaorganisaties gelegenheid de gelederen te sluiten, te bezweren dat de foto's van Hajj een anomalie waren en dat de objectiviteit weer is gewaarborgd, dankuwel alstublieft. Terwijl er ongetwijfeld nog veel méér fouten worden gemaakt, overigens om soms begrij­pelijke redenen, waarvoor echter systemen zouden kunnen worden bedacht om ze tegen te gaan of de schade die zij veroorzaken te verminderen.

Hoe? Wel, wat in elk geval alvast een ver­betering zou zijn, zo bepleit bijvoorbeeld ook Henk Blanken, is meer transparantie - zeker voor de oorlogsjournalistiek, waar verslag­geving afhankelijk is van lokale en daarom minder betrouwbare fotografen, embedded verslaggevers die onder de - journalistiek be­perkende - bescherming van het leger opere­ren en strijdende partijen die hun persbeleid volledig afstemmen op hun eigen, vanzelf­sprekend sterk gekleurde politieke agenda (waarover vorige week alles te lezen was in een special van de Volkskrant).

Het gaat dus om meer dan foto's. Een transparantere werkwijze van freelance fo­tografen is een prima idee, maar iets meer openheid en discussie over de totstandkoming van alle andere aspecten van het oorlogs-

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

dat op internet de gevestigde media nauwlet­tend in de gaten houdt. Nu komen voorname­lijk de overduidelijke manipulaties aan het licht, omdat elke leek ze kan waarnemen om er vervolgens luidkeels schande van te spre­ken - men is domweg niet getraind om kritisch naar andere journalistieke aspecten te kij­ken, mede omdat daartoe geen gelegenheid wordt gegeven. Wanneer het gebruikelijker zou worden om het publieke debat te voeden met meer informatie over de omstandighe­den waaronder journalistiek wordt bedreven, waarbij redactionele besluitvormingsproces­sen inZichtelijk worden gemaakt, krijgt het publiek het gereedschap om de journalistiek ook op andere aspecten te controleren. Maak inzichtelijk welke druk regeringen uitoefe­nen, vertel wie je fotografen zijn, vermeld wanneer een interview wordt aangeboden, bied volledige transcripties of opnames aan van gehouden interviews. Dat vereist wellicht een cultuuromslag, omdat de journalistiek zich daarbij kwetsbaarder moet opstellen, maar het is voor een goed doel: het verho­gen van de betrouwbaarheid en kwaliteit van de journalistiek. Want die is met het ontslag van een knoeiende Photoshop-fotograaf niet zomaar hersteld.

Op weg naar nieuwe journalistieke repertoires

> Artikel 6

Weg met de nuance! Leve de opinie! leder is zijn eigen chef nieuwsdienst

> 2 april, 2006 Charles Groenhuijsen

Wordt het een trend? Of dooft het ongemerkt uit zoals het kwam: sluipend. Eerst had je Fox TV, dat minder rechts is dan veel Bush­hatende landgenoten ons willen doen geloven maar inderdaad fors naar de conservatieve kant overhelt. En de kijkers vinden het heer­lijk. Fox verslaat in de kijkcijfers bijvoorbeeld CNN dat voor veel Amerikanen te links is.

De 'Clinton News Network' doet er van al­les aan om dat imago bij te buigen.

In de ochtend show treedt elke dag de rechtse brombeer Jack Cafferty op die met zelfverzekerde 'gezond verstand' -analyses linkse CNN-kijkers schoffeert en rechtse toe­schouwers naar de mond praat.

Tomeloze toorn en smaad

Wallstreet-verslaggever (MoneyLine). Wall Street trekt doorgaans niet de meest linkse types aan. Maar Dobbs vliegt nu op volle vaart rechts uit de bocht. Hij interviewt graag men­sen die het ontzettend met hem eens zijn. En als er al eens een dissidente gast voor de ca­mera van Dobbs mag verschijnen dan moet hij de tomeloze toorn en smaad van de CNN-ster trotseren.

Want een stér is Dobbs vooral nu blijkt dat zijn eenzijdige rechtse praatjes veel kij­kers nogal bevallen. De doorgaans schamele kijkcijfers van CNN schieten omhoog als de donkerbruine stem van Dobbs uit de speakers galmt.

Hij is tegen immigranten en tegen globali­sering. Dobbs heeft een zwarte lijst aangelegd met Amerikaanse bedrijven die banen expor­teren. Wee degene die op de 'Exporting Ame­rica' -lijst van scherprechter Dobbs belandt. Als we zo doorgaan, betoogt de CNN-journa­list/activist, zakt Amerika af naar de status van een derdewereldland.

Nieuws of nonsens?

Is CNN 's Dobbs andeïs dan de veel rechtsere en nóg bozere Bill O'Reilly van Fox die een permanente kruistocht aanvoert tegen alles ...... "- .. ~ --

68

Maar kijkers nemen beide soorten program­ma's even serieus. Net als de komische, linkse Daih, Show van Jon Stewart. Alles is informa­tie. Bijna niemand vraagt zich nog af: Is dit nieuws of nonsens?

De vraag is dus: is dit een trend? Ik denk het wel. Jonge kijkers/lezers zijn geen pas­sieve consumenten meer. Ze lezen of partici­peren naar hartelust in chats, blogs en opinie­peilingen. Daarin is geen plaats voor nuance. Kijk in Nederland maar naar de toon van web­reacties op tv-uitzendingen of krantenartike­len. Onveranderlijk zijn de scribenten heftig vóór, maar nog veel vaker ontzettend tégen iets: Bush, Balkenende, Wilders, Pastors, de EU, 'kut-Marokkanen' of eenvoudig 'de poli­tiek'. Dankzij internet groeit en bloeit de ge­individualiseerde massa-democratie. Iedereen heeft altijd, overal verstand van en toetert dat luidkeels in de rondte.

Daar komt bij dat je niet meer op het tv­journaal of de krant hoeft te wachten om van het laatste nieuws op de hoogte te geraken. Je kunt lang daarvoor al elk nieuwsfeit aan­klikken. Of je slaat die nieuws-fase over en plugt rechtstreeks in op het - lekker in het ge­hoor liggende - opinie-circus. Dus is er steeds minder plaats voor de oeïsaaie, ouderwetse berichtgeving van een meneer in een strak pak of mevrouw in nette blouse.

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

wederhoor onontbeerlijk. Maar alles is nu anders: Iedereen is verslaggever, baasjes heb je niet meer nodig en hoor en wederhoor, ach, hoor hem ... ! Iedereen is nu zijn eigen chef nieuwsdienst.

Dit is een hele nieuwe vorm van nieuwscon­sumptie. Het is de arrogantie van de individu­ele consument, die zelf wel bepaalt wat waar en onwaar is. Wijkt die arrogantie trouwens heel erg af van de arrogantie waarmee de ouderwetse journalistiek wel even bepaalde wat die lieve lezertjes en kijkertjes wel en niet moesten weten? Om nog maar te zwijgen van de vermaledijde geëngegaarde journalis­tiek van links (Volkskrant, VARA, Waarheid) en rechts (Telegraaf, Elsevier, weekblad Accent) in de karen 60 en 70.

Daarna kwam bij links én rechts de ma­tiging. De journalistiek werd genuanceerder. Beter dus ook. De Volkskrant is nu minder links. De Telegraaf minder rechts. En juist op dat moment implodeert de ouderwetse nieuwsconsumptie. De traditionele media hebben het nakijken. Door kabel en internet groeit een nieuwe generatie op die gewend is aan eindeloze keuzes. Links of rechts, leuk of saai, oppervlakkig of diepgaand, publiek of commercieel, tv of web. Je stelt je eigen in­formatie-menuutje samen.

In dat klimaat floreren types als Lou Dobbs ~~ Q;l1 (VR",il", In Npclerland heb ie het ook

Op weg naar nieuwe journalistieke repertoires

wereld. Lekker makkelijk. Voor de maker en voor de kijker. Als het maar geopinieerd is. Als iets 'vreselijk', 'fantastisch' of 'verbijste­rend' is, hoef je niet meer op zoek naar nuan­cerende feiten. Alles is opinie omdat de ver­wende consument het zo wil.

FoxNews heeft als slogan 'We report, you decide'. Dat is eigenlijk allang omgevormd tot 'We report what you decide'. Let op mijn woorden: Nederland volgt. In Amerika heeft vooral rechts van die trend geprofiteerd. Zal ons brave landje ook op dat vlak Grote Broer Amerika volgen?

Denk daar nou zélf maar eens over na. Ik houd mijn gepeperde mening - heel ouder­wets - voor me.

re (1) Hugo 3 april

Wat is het verschil tussen geëngageerde en tendentieuze journalistiek? Volgens mij heeft de journalistiek in Nederland in de periode van eind jaren 60 en jaren 70 veel aan kwaliteit gewonnen. Dit was nog een periode waarin kranten een eigen identiteit bezaten die gereflecteerd werd in het volgen van een eigen agenda. lüanten had­den daarmee de macht om de politiek te beinvloeden. Ik verwacht juist van media dat zii zich de mi'lrht "",n '",nQnrl.,<~",~~' .--

69

tendentieuze berichtgeving, emotiejourna­listiek en conflict journalistiek à la Dobbs en 0' Reilly. Ik denk niet dat dit tot gevolg heeft dat de media linkser of rechtser worden, want ze preferen zelf liever links VERSUS rechts om de aandacht van de consument te trekken. Zelfs als de problemen niet zo zwart-wit liggen als links vs rechts, dan representeren de media het wel zo. Hiermee worden ze voorspelbaar en een prooi voor politieke invloeden (direct leverbaar in de vorm van soundbites en oneliners).

Afgezien van de verslaggeving van de wekelijkse politieke hypes, wordt er bij een aantal kranten nog wel kwalitatieve journa­listiek gebracht, die een eigen richting kiest (bijv. Volkskrant of NRC). Alleen zijn zij min­der de bepalende agendasetters die ze ooit waren.

Ik ben van mening dat een ommekeer naar een meer publieke journalistiek (de maatschappij als belangrijkste bron) een negatieve wending, zoals Groenhuijsen deze ziet in Amerika, kan tegengaan. Deze omme­keer moet wel natuurlijk op het internet plaats gaan vinden, want daar hangt het potentiële publiek rond. Geëngageerde jour­nalistiek moet zeker op het internet niet bij voorkeur als fout worden gezien, want het aanbod aan nieuws is toch al heel divers

70

re (2) Jaap Stronks 3 april

Ik zou het niet beter kunnen zeggen dan Mark Deuze doet: journalistieke objecti­viteit is slechts een bewijs van een goede verkoopstrategie. Zowel objectiviteit als het idee dat één nieuwsmedium enorm diverse bevolkingsgroepen aan zich moet binden, mede door over alle denkbare onderwerpen tegelijk te schrijven, is een product van spe­cifieke sociaal-culturele en technologische omstandigheden. Die golden in de twintig­ste eeuw, en laten zich niet vertalen in het internettijdperk. Daar zie je fragmentatie en diversifiëring, en verdwijnt de noodzaak tot dat malle, geforceerde streven naar objecti­viteit.

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

:> Artikel 7

Het wordt weer tijd voor kranten met een mening

> 16 oktober, 2006 Theo Dersjant

Terwijl Nederland langzaam volloopt met gra­tis dagbladen, piekeren de 'traditionals' zich suf over een counter-strategie. Investeren in kwaliteit lijkt één antwoord op de al jaren af­kalvende lezersschare. Het herontdekken van een mening zou wel eens een tweede moge­lijkheid kunnen zijn die voor meer klantenbin­ding zorgt. Maar kunnen Nederlandse dagbla­den dat wel? En: wat is de prijs van een eigen mening?

Een blik op het Europese krantenlandschap zegt eigenlijk al genoeg. Kranten die nadruk­kelijk etaleren wat ze van ontwikkelingen vin­den, doen het traditioneel goed. Bild Zeitung ('Wir sind Papst') is niet zomaar de grootste Europese krant (oplage 2006: 3,55 miljoen exemplaren) geworden. In Oostenrijk laat de Kronen Zeitung (bijkans een miljoen) zien dat stelling nemen werkt. The Sun (ruim drie mil­joen) doet het in Groot-Brittannië al jaren. En ... ,~~ ~~ I ~nrl", h",,,,ft f)p TeteQraaf immer garen

Op weg naar nieuwe journalistieke repertoires

talende lezers. Niettemin: zo' n elf miljoen Duitsers (volgens de krant zelf) hunkeren da­gelijks naar seks, schandaal, sport en sensa­tie. De krant adverteert met de slogan: 'Bild Dir Deine Meinung' (volgens criticasters mag dat worden vertaald met: 'wij hebben een mening voor je, zodat je er zelf niet een hoeft te hebben').

Wie dergelijke gekleurde vogels beziet, moet vaststellen dat het Nederlandse kranten­landschap zich - zeker voor buitenstaanders - kenmerkt door een doodse sufheid. Geen vette boulevardkranten die hel en verdoeme­nis schreeuwen als het zo uitkomt. Geen ge­politiseerde pers (meer) waar het partijbelang tussen de kolommen doordruipt. Nederland is, valt te vrezen, nogal saai, nogal neutraal en daardoor nogal voorspelbaar.

De Telegraaf is in vergelijking met zuster· kranten over de grenzen een beschaafde ga­zet die heden ten dage zelfs klachten bij de Raad voor de Journalistiek serieus neemt (als het zo uitkomt). De scherpe kantjes zijn er door de ontzuiling fors vanaf gesleten. Wat resteert zijn dagbladen die vooral angstig zijn hun mening al te nadrukkelijk in de redactio­nele kolommen door te laten klinken.

Dat is ongetwijfeld het toppunt van pro­fessioneel werken. Maar kan het publiek zich nog identificeren met dagbladen met inwissel­bare inhoud? Is het look) ppn rorJon ".----.--

71

Meninkjes

Toegegeven, in een krant als de Volkskrant staan tegenwoordig voldoende meninkjes. Volgens sommigen zelfs te veel. Maar waar staat de krant nou precies voor? Wat is de op­telsom van al die individuele opinietjes? Voor wie komt de krant op?

Schrijnender nog is de situatie bij de regi­onale dagbladen. Daar sloeg in de jaren zestig de angst over het publiceren van een (aan een zuil gelieerde) mening in de benen. Sindsdien hebben regio kranten zich ontwikkeld tot pro­ducten die vooral te allen tijde de kerk in het midden moeten houden. Er mocht eens een lezer opzeggen omdat de mening van de krant niet de zijne is. Fusieprocessen hebben zelfs de kleinste sedimenten van de verzuiling la­ten wegsijpelen. Een regiokrant is er immers 'voor iedereen'.

Maar als straks (nog meer) gratis kranten over ons land neerdwarrelen, is er meer dan voldoende bedrukt papier waarop vanuit de neutraliteit aan feitelijke berichtgeving wordt gedaan.

Voor betaalde kranten lijken zich op dat moment drie scenario's aan te dienen. Met het eerste scenario zijn veel uitgevers hard bezig: zelf de markt van de free papers betreden. Een vlucht voorwaarts met onvoorsDPlh;:,rp

72

in moet gaan zitten. Hoogwaardige verslagge­ving? Goede columnisten? Kwalitatief beeld? Intelligente aanpak? Diepgravend onderzoek? De beste journalisten? Een nietje? (Tip voor uitgevers: in Finland worden kranten in de rug gelijmd. Erg innovatief en onderscheidend van de concurrentie.)

Een derde mogelijkheid is in Nederland niet aan de orde, maar wellicht op de lange termijn niet onlogisch: ontwikkel weer een uitgesproken mening. Zorg ervoor dat abon­nees zich kunnen identificeren met 'hun' krant. Omdat die krant onomwonden opkomt voor hun belangen. Ofwel: denk na over de gezamenlijkheid van de doelgroep en sta pal voor de belangen van die groep.

Verzuiling 2.0

Dat betekent een forse breuk met de huidige journalistieke werkwijze die streeft naar ob­jectiviteit tot in alle voegen. Het betekent een (beetje) restauratie van de verzuiling. Maar dan een nieuwe verzuiling. Laten we het - in het jargon van de moderne mensch - 'verzui­ling 2.0' noemen. Betaalde kranten groeperen zich niet langer rond religieuze of politieke groeperingen, maar rond groepen met een opmpenschappelijk maatschappelijk belang.

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

een gratis boekenpakket voor lerende kinde­ren? En ga nog maar even door.

Nederlandse journalisten kijken vreemd aan tegen dergelijke 'subjectieve' journa­listiek. Het zou vooral een techniek zijn die 'ranzige boulevardkranten' toepassen. In­middels maakt echter een groot deel van de Britse pers - ook de serieuze - gebruik van het 'kunstje'. Zie ook het artikel Hold the front page. We have a point to make in The Obser­ver van 2003: "The subjects we have chosen are those we know wW touch the hearts of the readers."

Twee jaar geleden liet de Duitse regio­nale krant Main Post het gedrag van lezers onderzoeken (via de ReaderScan-methode). Na afloop van het onderzoek analyseerde de redactie zelf de uitkomsten in een document dat de gewichtige titel kreeg: 'De wetten van het krantenmaken' . Een van die wetten, bleek uit de onderzoekscijfers: lezers stel­len een mening op prijs. Ofwel: betoon meer moed door als krant stelling te nemen in re­levante kwesties in het verspreidingsgebied! (uit: presentatie van de Main Post op het Eu­ropean Newspaper Congress, Wenen, 2004).

Daar komt een ethische kwestie om de hoek gluren. Moet een krant ervoor kiezen stelling te nemen omwille van de oplage? In dat geval gaat het om een opportunistische , .- -'-"-~ ~=t dQrhtc: rif> rinkelende kassa als

Op weg naar nieuwe journalistieke repertoires

De discussie is wellicht eerder een theo­retische dan een praktische. De enige Neder­landse krant die regelmatig een eigen geluid laat horen, De Telegraaf, schroomde niet tot een enigszins aangepast standpunt over Pim Fortuyn toen bleek dat lezers van de krant de politicus massaal omarmden. In die zin is het lonend het oor te luisteren te leggen bij le­zers.

Veiligheid

Voor regionale dagbladen ligt de kwestie nog iets lastiger. De belangengroep van een re­gio-dagblad wordt uiteraard gevormd door de inwoners van die regio. En die inwoners heb­ben allerlei conflicterende belangen. Maar die inwoners hebben ook allerlei belangen die overeenkomen. Veiligheid op straat. Een be­trouwbare overheid. Een prettig leefklimaat (vooral voor kinderen). Genoeg onderwerpen waar ook een regionaal dagblad z'n volle ge­wicht in de schaal kan gooien om op te komen voor het belang van die lezer.

Dat hoeft niet iedere dag. En het hoeft ook niet ranzig. Maar de dagbladlezer zal zich bin­nen een paar jaar de prangende vraag stel­len wat-ie (een krant is helaas nog altijd een product dat voornamelijk door mannen voor mannen wordt gemaakt) nnI! ",;n",nl;;I, ,,~~-

73

lezer het gevoel heeft dat de krant schouder­aan-schouder met hem opkomt voor zijn be­langen. Een kompaan in het dagelijks leven, om het wat dramatisch te zeggen. Zo valt het niet te verwachten dat lezers van het Neder­lands Dagblad en het Reformatorisch Dagblad hun abonnement zullen opzeggen omdat ze nu gratis kranten kunnen krijgen. Beide titels zijn kranten met een mening. In dit geval een mening die is afgeleid van de 'oude verzui­ling' .

Een krant die opkomt voor z'n lezers wijkt fors af van het imago dat kranten op dit (post­Fortuyn) moment (deels) hebben: met de macht heulende scribenten.

Het ontstaan van de veronderstelde kloof tussen lezer en krant (zie ook het onderzoek van Mark Deuze) kent waarschijnlijk vele oor­zaken. Een ervan zou wel eens kunnen zijn dat kranten zich in hun professionaliteit (in de ogen van lezers) afstandelijk zijn gaan op­stellen. Die afstandelijkheid wordt blijkbaar niet erg op prijs gesteld. De opkomst van de civiele journalistiek is er een antwoord op (al moet worden vastgesteld dat civiele journa­listiek behoudens enkele experimenten nooit vaste voet aan de grond heeft gekregen in Nederland).

\ I! __

74

het brengen van nieuws en dat op een profes­sionele, kwalitatieve manier. Aan de andere kant is er de ontwikkeling van de 'viewspa­per' , kranten die een visie, een mening willen uitdragen. In de analyse hebben beide typen dagbladen een toekomst. Maar de uitgever die er niet in slaagt een heldere keuze tussen een van beide modellen te maken, mag de over een paar jaar wellicht de laatste abonnee vaarwel zeggen.

Welke van de beide modellen ook gekozen wordt, dagbladen zullen de komende jaren rekening moeten houden met een verlies van lezers. De trend is al tien jaar zichtbaar en het ziet ernaar uit dat de bedrijven die de grootste paniek aan de dag leggen (frequent wisselen van formule en formaat) het snelst de lezers zullen zien vertrekken. Die kranten mikken immers op lezers (jong) die ze nog niet hebben en ze vergeten daarbij de trouwe klant die nooit heeft gevraagd om opgewon­den wijzigingen.

Ook de uitgever die kiest voor een 'views­paper' , zal rekening moeten houden met - in het begin - verlies van lezers. Niet iedereen stelt een 'paper with an attitude' op prijs. Maar wellicht blijft uiteindelijk een lezers­schare over die een veel grotere binding met de krant heeft dan nu. En daar zit meteen het grote probleem. Uitgevers moeten ook op

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

geloofwaardig standpunten kan innemen, na eerst via de ontzuiling een bijkans profiel­loos product te hebben gemaakt. De theorie van de krant-met-een-mening lijkt aanlok­kelijk, in de praktijk zal het er - in Neder­land - waarschijnlijk niet van komen. We zijn waarschijnlijk toch een beetje een te braaf krantenland.

re (1) Henk Blanken 17 oktober

Het grote verschil tussen de verzuiling en verzuiling 2.0 is dat we nu geen meningen meer willen die zich verschuilen achter een merk, een politieke stroming of een zuil, maar van zichzelf zijn. Ja, Theo Dersjant heeft wat mij betreft volkomen gelijk met zijn - wat behoedzame - pleidooi voor een wat meer uitgesproken pers, maar loopt het risico dat dat pleit verzandt door zijn verge­lijking met de oude verzuiling.

Ik denk dat kranten weer herkenbare meningen zullen bevatten, dat ze weer standpunten zullen innemen, dat ze zelf activistisch zullen zijn, maar nooit meer voorspelbaar. En dat waren de media van de verzuiling natuurlijk per definitie. Het zal grilliger zijn, en hopelijk niet te opportunis­tisch, maar in elk geval niet meer zo kleur­I~~. nn hr""f ,,1<: het nu is.

De voortvluchtige jongere

Veel journalisten verliezen het contact met het jongere publiek en kijken onzeker naar de eigen toekomst van hun medium. We kun­nen de jongeren niet meer bereiken, luidt de veelgehoorde ldacht.

Nu is die ldacht niet helemaal terecht. Honderdduizenden jongeren houden zich via gratis kranten, radionieuwsbulletins, mo­bieltjes en websites op de hoogte en zijn bij calamiteiten binnen de kortste keren geïn­formeerd. Maar het is ook waar dat het hier hoofdzakelijk 'flitsnieuws' betreft; de belang­stelling voor duiding en achtergronden ver­vluchtigt wel degelijk. Bovendien willen de meeste jongeren hun journalistieke infor­matie gratis, waardoor de exploitatie van 'serieuze' media gevaar loopt.

Als we ons in dit hoofdstuk afvragen of er iets bijgebogen kan worden, zijn twee waar­schuwingen op hun plaats. Jongeren bestaan weliswaar als leeftijdscategorie (laten wc die tussen de 18 en 34 jaar situeren) maar niet als groep met identiek, collectief mediagedrag. On elp mprli!:llYl'-lvlrf- h ...... n-l-n ..... 'YOo .... 1~_1_.L_ -- •

groepen het meest naar nieuwsprogramma's zoals Nova, NOS Journaal, 2 Vandaag en Netwerk. Tegelijkertijd wordt druk gezapt van Goede Tijden Slechte Tijden naar een Ma­roldmanse soap of Latijns-Amerikaanse - in het Arabisch nagesynchroniseerde - tele­novella's die op de Arabische satelliet wor­den uitgezonden." Ze citeelt ondezoeker D'Haenens, die zegt: "Deze groep jongeren heeft geen eenvormige culturele identiteit, hierdoor is het mediagebruik zo divers. Ei­genlijk tweesporig."

> Artikel 1 Nederlands-Marokkaanse jongeren zijn schotelantenne tijdperk ver voorbij. Het mediagebruik van deze jongeren blijkt zo breed en gevarieerd dat ze juist breder geïnformeerd zijn dan hun autochtone leeftijdsgenoten. (zie verder p. 83)

Hassan Amouch meldt in een ander artikel dat Noord-Afrikaanse jongeren op hond er-

van de Islam niet langer in handen van een beroepsgroep maar van de best gemotiveerde en zelfbenoemde cyberimams en predikers. Of zoals de Franse socioloog Olivier Roy het zegt, internet zorgt ervoor dat iedereen kan produceren en ontvangen. (zie verder p.86)

De sites verschillen enorm in aanbod, doel­stelling en strategie. Bijna alle Noord-Mri­kaanse sites gebruiken Europese talen als het Frans, Nederlands en Engels om hun doelgroep te bereiken. Hierbij zijn de Frans­talige websites verreweg de drukstbezochte. Ze kunnen rekenen op een doelgroep ver­spreid over Frankrijk, België, Zwitserland, Canada en Noord-Afrika.

De diversiteit wordt niet alleen veroor­zaakt door etnische en religieuze affiniteiten; de algemenere trend van individualisering en toename van het aantal vrijetijds-verlei­dingen spelen ook een rol. Omdat die twee factoren niet leeftijdsgebonden zijn, verschil­len 'jongeren' qua mediagedrag minder van ouderen dan vaak wordt aangenomen: ook ouderen volgen het nieuws minder trouwen langdurig dan voorheen.

"Weliswaar", concludeert Frank van Vree na een debat over Jongeren en de publieke

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

en 'kwalitatief goed' vinden, blijken de ver­schillen grotendeels parallel te lopen aan een 'normale' verdeling naar sociale en culturele achtergrond en opleiding."

Het debat over dit thema heeft zich op De Nieuwe Reporter geconcentreerd rond twee boeken, waarin probleemanalyses en mo­gelijke oplossingen worden geschetst. Het eerste, van de Amerikaan David Mindich, is getiteld Tuned out - Why Americans Under 40 Don't Follow the News. Volgens Mindich, mediacriticus en voormalig cNN-redacteur, hoorde het bij het 'actieve burgerschap' van de naoorlogse volwassenen (ook wel civic generation genoemd) om het nieuws te vol­gen. De krant paste in het rij1;je vanzelfspre­kende voorzieningen als 'water, gas, elektra'. Vaak ging het volgen van het nieuws samen met het lidmaatschap van politieke partij en vakbond, vrijwilligerswerk, deelname aan het verenigingsleven en de gang naar de stembus, zoals door Robert Putnam in zijn inmiddels klassieke Bowling Alone is gedo­cumenteerd.

Maar vanaf de late jaren zestig maakte elke nieuwe generatie zich een stukje los­ser van de samenleving en de daarbij ho­rende burgerplichten, met de 'nieuwsarme' generatie van nu als voorlopig eindresultaat. Hendrik-Jan Schoo concludeert in zijn be-

___ L' __ ~-~~ '1' .. ~nrl n"j- "l\!T;nt1;('h~ ::ln::llvse

De voortvluchtige jongere

en houdt daar in grote lijnen aan vast. Een krant en serieus nieuws zitten steeds vaker niet in het pakket."

> Artikel 3 Waarom we niet meer naar het nieuws kijken. Hendrik-Jan Schoo las de boeken van David Mindich en Irene Costera Meijer en kiest na ampele overweging de zijde van laatstgenoemde auteur. (zie verder p.89)

De suggesties van Mindich om opnieuw een vanzelfsprekende relatie tussen Gongere) burgers en het nieuws te creëren, worden door Schoo als volgt samengevat: "Draai de deregulering uit de jaren tachtig terug, ver­sterk de publieke functie van - commerciële -media, ga mediaconcentraties en cross-own­ership (tv, krant, internet) tegen, verplicht fa­brikanten om news pOltals op al hun pc's te installeren, stop meer burgerschapskunde in het onderwijs, maak de politiek 'weer' bete­kenisvol, laat 'public journalism' het publiek daarbij betreldzen."

Schoo's oordeel over die oplossingen is ovelwegend negatief, misschien omdat hij minder dan Mindich in een maakbare samen­leving gelooft. Hij beluistert er "de echo (in) van de beatmis, die toch vooral de wanhoop en irrelev:lntip v"n ppn ]pprr]nnpnrlo lrm.l. ~~

77

passie en emotie niet per definitie rechts zijn. Wat Fox doet, kunnen neutrale, onpaltijdige nieuwsmedia ook. Kom uit de plooi, vindt Mindich, weg met die uitgestreken gezichten en stropdassen. Stop meer jonge mensen in het nieuws, praat niet over hen, laat ze zelf aan het woord, kruip in hun huid, sluit aan bij hun belevingswereld.

Wellicht mag de lancering van Nrc.next als proef op de som van laatstgenoemde op­lossing gelden: hier versterkt een commer­cieel medium de publieke functie en wordt serieus nieuws voor een jonger publiek be­tekenisvol gemaakt. Bij de geboorte van Nrc. next schreef de redactiechef, Hans Nijen­huis: "We beginnen een hant voor mensen die geen betaalde kranten lezen! (Dat doen ze niet omdat het niet meer in hun leven past: er zijn zoveel andere dingen te doen en trou­wens, het nieuws dat er in staat kennen ze meestal al, via radio, tv, internet en de gra­tis kranten.) Hoe gaan we dat doen? Door zeer scherp te selecteren. Nrc.next brengt het meeste nieuws heel kOlt of zelfs helemaal niet. We kiezen enkele ondelwerpen die eltoe doen en gaan daar dan dieper."

In comments werd het initiatief direct kritisch de maat genomen. "Waarom maakt NRC Handelsblad niet een eerste echte inter­netkrant?", mopperde iemand. "Je kunt denk !l_ L_.1.. __ ~ -,. ~-

een grote, nog blanco aanhang bloot. Koppel veelgebruikte diensten als een netwerksite (bv. Hyves), mail (bv. Gmail) en een politieke partij aan elkaar. Internet biedt grote moge­lijkheden tot blokvorming."

Maar er waren ook enthousiaste com­mentaren: "Ik ben 25 jaar,afstuderend stu­dent en zit helemaal in de doelgroep. Ik lees elke ochtend de Metro en de Spits en ik zal je zeggen, nadat ik de Next heb gelezen, zijn dit saaie kranten geworden. Het meeste wat ik in de Metro en de Spits lees heb ik de dag ervoor nog gelezen op het internet, Teletekst of gewoon op televisie gezien. Dus het boeit gewoon niet meer. Als Next doorgaat met dit concept is het zeker iets vernieuwends. Ik hoop wel dat ze online deze lijn ook door gaan zetten en zich daar ook verder profileren."

Ook het opinieweekblad Elsevier zet in op de behoefte aan 'verdieping' onder jonge­ren. In het artikel De jacht op de jonge ogen beschrijft Maaike Bos hoe het opinieblad de eigen site als tactisch instrument gebruikt om jongeren uit de krantenmarkt weg te lokken. Het achterliggende idee van hoofdredacteur Joustra is dat hij de dagelijks verschijnende krant overbodig wil maken. "Ik zie het om me heen gebeuren", zegt hij, "ik krijg e-mails van lezers dat ze niet toekomen aan de krant, het nieuws via andere media al kennen en in het

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

spelen nieuwtjes van persconferenties juist naar de webredactie door als ze die voor het eind van die week toch niet meer kunnen gebruiken." Overigens kan de door Joustra nagestreefde overloop van krant naar opi­nieblad nog niet met cijfers worden gestaafd. "Wishful thinking", noemt de hoofdredacteur van het marketingblad Marketing Tribune, Fred Sengers, het zelfs.

Een tweede probleemanalyse-annex­oplossingsstrategie wordt gepresenteerd door Irene Costera Meijel' in het boek De toekomst van het nieuws. Haar op eigen onderzoek ge­baseerde analyse - die alleen over televisie en internet, niet over kranten gaat - is helder. Nederlandse jongeren tussen de 15 en 25 jaar tonen weinig belangstelling voor het nieuws, zeker niet als het over buitenland, economie of binnenlandse politiek gaat. En misschien nog belangrijker: de schaamte hierover ver­dwijnt. "Steeds minder jongeren", schrijft Costera Meijel', "voelen zich ongemakkelijk of beschaamd als ze aangeven dat ze liever naar soaps kijken dan naar het nieuws. Ze komen er openlijk voor uit dat ze nieuws saai vinden en niet met al die narigheid geconfronteerd willen worden." Daar komt volgens haar nog bij dat de dagindeling en het levensritme van jongeren niet bij het volgen van nieuwspro­gramma's op vaste tijdstippen passen.

ppin7.f~nrl over oulossingen legt Costera

De vOOltvluchtige jongere

beleid. Enerzijds vindt ze niet dat de tradi­tionele journalistiek helemaal het veld moet ruimen. Haar onderzoek maakt immers dui­delijk dat jongeren willen kunnen terugval­len op het Journaal, RTL Nieuws en CNN als er echt iets loos is in de wereld. Net als ou­dere generaties beschouwen zij de formeel gepresenteerde, feitelijke nieuwsbulletins als openbare nutsvoorzieningen. Houd die 'saaie' bulletins in stand, luidt hun bood­schap, maar verwacht niet dat we dagelijks langskomen.

Tegelijkertijd vindt Costera Meijel' dat het traditionele nieuws met ander, eigentijds aanbod moet worden aangevuld. Ze denkt daarbij aan vormen van mensgerichte jour­nalistiek en uitgekiende combinaties van 'snack' en 'slow nieuws'. Onder 'slow nieuws' verstaat ze goed verbeelde menselijke verha­len die de kijker het achterliggende nieuws doen 'verstehen'. Zulke verhalen, denkt ze, kunnen jongeren weer richting journalistieke media trekken.

Schoo heeft waardering voor dat idee: "Tegenover - of naast - de 'moderne nieuw­staal' plaatst ze een 'postmoderne informa­tietaal' . Daarin wegen ervaring, meemaken, 'verstehen' zwaarder dan kennis en inzicht, wint participatie het van afstandelijkheid, zegt beeld meer dan tekst, verdringt binding autonomie. heerst anarrhif' OVf'r hipr"r"1,;,, "

79

der starrig. De journalist moet aangeleerd worden meer lol met het vak te hebben, te spelen met nieuwswaarden, garingsmetho­den, taalvormen en aanspreektonen. Waar is het plezier? In ieder geval bij de redactie van RTL Boulevard."

David Nieborg heeft in een aantal interes­sante bijdragen beschreven hoe speltechno­logie en virtuele werelden gebruikt (kunnen) worden om jongeren in hun eigen territorium op te zoeken. Het is een terrein dat zeker in Nederland nog maar nauwelijks verkend is, laat staan benut.

Op televisie is volgens Costera Meijel' be­hoefte aan relaxende reality programma's die niet onmiddellijk met nieuws en ook niet met 'jongeren' worden geassocieerd. Voorwaarde is dat zo'n programma ruimte biedt aan be­langrijke onderwerpen die aansluiten bij de brede interessesfeer van jongeren, wellicht in een formule van 'mode, gadgets en nieuws'. Voorzover het programma NSE van Talpa een poging was om haar idee gestalte te geven, is het niet werkbaar gebleken (NSE is wegens tegenvallende kijkcijfers van de buis verdwe­nen). Maar we zien ook hoe programma's als RTL Boulevard en De wereld draait door met fusion-keukens van entertainment en se­rieuzer nieuws experimenteren - het laatste woord over deze strategie (en over de effecti-

80

bevatten. Internet is in haar ogen het beste medium voor die meerstemmigheid, bij­voorbeeld in de vorm van niche-websites. Zo haakt ze in op het, aan het begin van dit hoofdstuk al gememoreerde, gegeven dat 'de' jongere niet bestaat.

Hoewel Costera Meijel' er in haar boek niet dieper op ingaat, raakt ze hier aan het be­langrijke gegeven dat veel jongeren, vergele­ken met leden van oudere generaties, een ac­tievere rol in het communicatieproces willen spelen. Een oveltuigende illustratie van dat gegeven levelt de urban radiozender FunX, te beluisteren in Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag. Met een wekelijks be­reik van 41 procent onder jongeren is deze publieke zender het populairste radiosta­tion in de Randstad. FunX draait hiphop, rai, turkpop, r&b, latin en nog veel meer, kOltom, een mix van stijlen en culturen.

Deze muzieldzeuze is niet de enige suc­cesfactor van FunX. Belangrijk is ook dat de luisteraars over alles mogen meepraten en beslissen. Programmadirecteur Mezen Dan­nawi in een mtikel van Evelien Hoekstra over de radiozender: "Toen in 2002 staatssecre­taris Rick van der Ploeg een etherfrequentie vrij wilde houden voor een radiostation voor grootstedelijke jongeren, hebben de initiatief­nemers van de vier lokale omroepen de tradi-

Jaarboek 2007 De Nieuwe RepOlter

gewoon Nederlands, mijn vader kijkt naar de satelliet, dat is al erg genoeg.' We vroegen ze naar hun muzieldzeuze, naar onderwerpen, naar de ldeur van het logo, naar de naam van de zender. De luisteraars hebben FunX be­dacht. Wij zijn er voor en door alle jongeren in de steden. Dat is onze kracht."

Dagelijks kiezen jonge luisteraars op Funx.nl hun favoriete muzieknummer. Als er een onderwerp wordt besproken, geven ze hun mening in programma's als FunX Start, FunX Talk en Love Lounge, of op het forum en in de poll van de website. Luisteraars wor­den niet als onderdeel van een etnische groep gezien, maar worden als individuen aange­sproken. Zoals de slogan zegt: 'FunX: Wel­kom bij jezelf. De luisteraar staat centraal, de interesse is oprecht.

Omdat FunX een publieke zender is, moet vijftig procent van de zendtijd besteed wor­den aan informatie, cultuur en educatie. Elke dag gaan FunX-reporters de straat op om aan jongeren te vragen - zonder microfoon - wat ze bezighoudt, wat er speelt. Schulden, re­laties, files, seks, moord op Theo van Gogh, familie, games, kleding, Prinsjesdag: van al­les. Dannawi: "Het gaat er niet om wat je vraagt, maar hoe je het vraagt. Jongeren heb­ben over alles een mening en zijn echt niet alleen bezig met hun mobieltje. Je moet ze upliikw>'l>'lrflig hen aderen. Wii praten nooit

De voortvluchtige jongere

Op het gebied van informatie brengt FunX kOlt de hoofdlijnen van het nieuws, daarnaast over gevarieerde onderwerpen die spelen bij de jongeren en in de stad. "Jonge­ren vinden de regio interessant, houden van dichtbij -nieuws."

Zeker bij de allerjongsten gaat de behoefte aan actief meedoen verder. Martijn de Waal signaleert dat de groep van 9-15 jarigen zeel' gericht is op het zelf maken van content, dan wel het uitloldeen van reacties. Hij citeert uit een onderzoek van bureau Qrius: "Met deze nieuwe communicatiemiddelen komt het principe van sharing mee; volwassenen hou­den kennis en informatie vaak voor zichzelf en bouwen zo een voorsprong op, jongeren hebben de neiging om kennis en informatie te delen."

NOS Headlines, een op jongeren gerichte nieuwssite van het NOS Journaal, speelt in op deze trend. Het hart van Headlines is de website, waal' dagelijks tussen de 5.000 en 10.000 bezoekers (hoofdzakelijk tussen de 15 en 25 jaar oud) het dool' jongeren-ogen gebrachte en becommentarieerde nieuws­aanbod bekijken. De onderwerpen liggen vaak in de sfeer van school, werk, gezond­heid, geweld, alcohol.

De voornamelijk uit stagiairs bestaande redactie van NOS Headlines houdt dagelijks de nÎellwsvnnl"Tjpnina hl; rn", rrr.l ..... -I- ...... l~~.1-- - -~--

81

stan werd door middel van een - overigens pittig bekritiseerd - carnavalslied op de jon­geren agenda gedropt. Toen staatssecretaris Ross over voorleescursussen voor allochtone ouders begon, reageerde de redactie met de, op eigen ervaring stoelende, stelling dat al­lochtonen hun kinderen echt wel 'voorlezen', zij het zonder boek. En de stille tocht na de dood van de AmersfoOltse jongen Babak werd van binnenuit, en daardoor met over­tuigender resultaten dan die van het gewone Journaal, gefilmd.

Met de publieke belangstelling voor NOS Headlines wil het nog niet vlotten, deels om­dat er via radionieuwsbulletins, Spits, Metro, Nu.nl, Teletekst en de dagbladsites al zoveel dagelijks nieuws op jongeren wordt afge­vuurd, deels omdat jongerensites als Geen­Stijl en Fok al vóór de komst van Headlines een grote schare fans hadden opgebouwd. Denkbaar is ook dat jongeren het van NOS­

wege gestarte Headlines als een project met pedagogische bedoelingen wordt ervaren, terwijl GeenStijl en Fok overduidelijk als me­dia van de eigen groep en generatie kunnen worden ervaren:

Het belang van de 'generatiefactor' bleek uit de boze reacties op het mtikel Waarom bloggers rechts zijn, van Henk Blanken.

82

wat de traditionele, door babyboomers gedomineerde kranten en tijdschriften en publieke omroep allemaal niet zijn. Ze zijn open, dwars, tegendraads, rellerig, obstinaat en vaak nogal leuk. (zie verder p. 93)

Een van de tientallen commentschrijvers: "Deze (babyboom) generatie is mede vanwege diens grote getalen als ook de welvarende achtergrond telkenmale het middelpunt van het maatschappelijk denken geweest, met desastreuze gevolgen voor de zelfrelativering van deze groep. Door hun aantallen en hun krachtige positie in de ambtenarij, de poli­tiek, de media, het onderwijs en de weten­schap kan deze generatie wetgeving en beleid die voortkomen uit de meest achterhaalde denkbeelden zonder pardon handhaven. En voor entiteiten die zich niet aansluiten bij of onttrekken aan dit establishment is altijd wel een portie ideologische en terminologische oorlogvoering paraat. ( ... ) Doe es gewoon in­schildzen, laat volgende generaties eens het recht hun eigen voortschrijdende inzichten te praktiseren en staakt er eens mee de eigen denkbeelden als een verlammend gifgas over de toekomst van anderen te spuien."

In de jaren zestig en zeventig heeft de baby-

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

de huidige generatie jongeren op haal' beurt de babyboomers niet hun media heeft afge­pakt, heeft alles te maken met de opkomst van het internet. Laat die babyboomers hun kranten en omroepen maar mee het graf in nemen, hoor je ze denken, wij bedenken wel iets digitaals.

Een laatste belangrijk element in het vraagstuk van de jeugd-media relatie is de (vooral op het internet aanwezige) 'netwerk­factor'. Veel jongeren fladderen als vlinders over het web, overal iets van hun gading vin­dend en contacten aanknopend, maar zelden een vaste thuisbasis kiezend. Maltijn de Waal beschrijft dat fenomeen in zijn artikel over de MSN-generatie: "Ik zie eerder de opkomst van verschillende domeinen die elkaar soms tijdelijk kunnen overlappen. Daarbij gaat het niet zozeer om het slaan van permanente bruggen, maar eerder om het vinden van een manier om je tijdelijk tot de ander te kunnen verhouden."

De Waal spreekt in dit verband van een 'network-ethos'; in dat ethos zou, naar zijn idee, de toekomst van de publieke sfeer ge­zocht moeten worden.

De meeste traditionele media hebben het juiste antwoord op de diversiteit, de behoefte aan meedoen onder jongeren en het netwerk­ethos nog niet gevonden. In Groot -Brittan­~;;; ,,';1 rio "t""t<!oml'opn BBC recht doen aan

De vOOltvluchtige jongere

off-screen; hij noemt dit een essentiële voor­waarde om jongeren ervan te overtuigen dat de BBC met hen in contact staat respectieve­lijk wil staan. Maar dat doel zou nog weleens erg lastig kunnen zijn. Kan iedere jonge, oude linkse, rechtse, islamitische, hindoestaanse en Anglicaanse Brit die oer-Britse BBC als 'zijn' of 'haar' omroep zien?

:> Artikel 5 'Broer en zus' Thompson en Bennett sleuren BBC toekomst binnen. De Engelse staatsomroep neemt radicaal afscheid van analoge televisie en oude platforms; de kaarten worden hoofdzakelijk op pc, mobiel en andere handheld apparaten gezet, beschrijft Theo van Stegeren. (zie verder p. 98)

Traditionele media zullen hun ambitie om de massamarkt met een paar zenders en ser­vices te bedienen, moeten laten varen. Dat is de reden dat de BBC voor de jongerenmarkt grote aantallen services en 'merken' ontwik­kelt. Daarnaast neemt ze Mindichs suggestie ter harte om ook de samenleving te bewer­ken: men streeft naar parterschappen tussen nieuws en educatieve wereld, met als doel de journalistiek bij elke middelbare school naar binnen te brengen. Zoals bij alle hier bespro­ken initi!ltlpVAn -ie< con ................... ~! _L ---

> Artikel 1

Nederlands-Marokkaanse jongeren zijn schotelantenne­tijdperk ver voorbij

:> 31 mei, 2006 Evelien Hoekstra

Maroc. nl lanceert over een paar maanden het nieuwe digitale nieuwsmagazine Ahlan.nl. Het Bedrijfsfonds voor de Pers heeft 180.000

euro beschikbaar gesteld. De populaire website voor de Nederlands­

Marokkaanse gemeenschap trekt veel bezoe­kers op het forum, waar de actualiteit door vooral Marokkaanse jongeren wordt bediscus­sieerd. Daarnaast is er op de site aandacht voor dating, games, islam en het nieuws. Het meeste nieuws wordt momenteel door de be­zoekers zelf geleverd.

MetAhlan.nl wil Mohamed El Aissati , oprich­ter van Maroc.nl, een eigen digitaal nieuwsma­gazine maken met een onafhankelijke redac­tie. De nieuwspagina van Maroc.nl zal verdwij­nen en worden omgebouwd tot Ahlan.nl. Hoe Ahlan.nl er uit komt te zien, is nog onduide-

bericht over de actualiteit, maar ook achter­gronden van het nieuws zullen niet ontbreken. Daarnaast ligt er het plan om een keer per week de talkshow Radioactief uit te zenden via internet en tweemaandelijks het tijdschrift Focus uit te geven. Behalve nieuws komen er ook maatschappelijke thema's als emancipa­tie, integratie en cultuur aan de orde.

Juist bredere kijk op wereld

De komst van Ahlan.nl betekent een verdere uitbreiding van het toch al gevarieerde (en overwegend Nederland-gerichte) informatie­pakket van Nederlands-Marokkaanse jonge­ren. Tijd, kortom, om definitief af te rekenen met het schotelantenne-syndroom. In tegen­stelling tot het beeld dat de vele schotelan­tennes in de achterstandswijken oproepen, zijn allochtone jongeren juist breder geïn­formeerd dan hun autochtone leeftijdsgeno­ten, stelt Leen d'Haenens, onderzoeker aan de Universiteit van Nijmegen. "Hun blik op de wereld is ruimer. Het is niet zo dat deze jon­geren door de Turkse en Marokkaanse zenders worden gebrainwashed, zoals men soms nog wel eens wil geloven, ze hebben juist een bre­dere kijk op de wereld", zegt zij.

Dit resulteert in zeer divers mediagebruik.

Jaarboek 2.007 De Nieuwe Reporter

het arabisch nagesynchroniseerde - telenovel­la's die op de Arabische satelliet worden uit­gezonden. D'Haenens: "Deze groep jongeren heeft geen eenvormige culturele identiteit, hierdoor is het mediagebruik zo divers. Eigen­lijk tweesporig."

Naast informatie uit de directe omgeving, vinden allochtone jongeren het belangrijk om informatie uit hun land van herkomst te krij­gen. Een complexe identiteit zorgt voor com­plexere behoeften: GTST alleen is niet bevre­digend.

Twee-sporen mediagedrag blijft

Het twee-sporen gedrag wordt bevestigd door verschillende onderzoeken. Van de Marokkaan­se jongeren kijkt 18 procent naar een zender uit het moederland, blijkt uit onderzoek van de publieke omroep (ter vergelijking: 35 pro­cent van de Turken doet dit). Dit is aanzienlijk minder dan de kijkers boven de 34 jaar.

Verdeling kijktijd (%) Marokkanen 13-34 jaar: • Nederlandse zenders: 71 % • Zenders moederland: 18% • Overige zenders: 11 %

Op het gebied van kranten blijkt dat elf pro-l- .!----- U ............. I"I,..:=lonon \A/plppnc;, een

De voortvluchtige jongere

Wat betreft het internetgebruik geldt dat zowel Marokkaanse, Turkse als autochtone jon­geren veel tijd besteden aan surfen, chatten, e-mailen, downloaden en online spelletjes, met dien verstande dat allochtone jongeren toch meer informatie-en functiegericht online zijn dan autochtone jongeren die eerder con­sumptief en meer entertainment gericht met internet omgaan (d'Haenens et aL, 2004). Po­pulair onder allochtone jongeren zijn vooral Nederlandstalige pagina's zoals Maroc.nl, Ta­wiza.nl en het Turkse Lokum.nl waarop aan­dacht wordt besteed aan hoe je Marokkaan, Turk etc. kan zijn in Nederland. Jongeren heb­ben op de websites de mogelijkheid om met anderen van gelijke afkomst of met gelijke in­teresse te praten en discussiëren over geloof, seks en werk en andere zaken. De mogelijk­heid om te praten met gelijkgestemden maakt de sites zo populair.

De vraag is of dit tweesporige mediage­bruik bijdraagt aan segregatie of juist aan in­tegratie. Bridging en bonding, zoals Putnam in 2000 schreef, gaan bij jonge allochtonen hand in hand aangezien zij zich voortbewegen in verschillende culturen. Internet en andere massamedia kunnen een belangrijke rol spe­len bij het versterken van deze processen. Het biedt een mogelijkheid die de traditionele media niet boden, namelijk die van interactie

85

landse cultuur toch de Marokkaanse identiteit behouden? Of hoe kun je die Marokkaanse identiteit moderniseren en/of aanpassen aan de Nederlandse samenleving?

Ook contact tussen groepen

Het is dan ook deels achterhaald, stelt onder­zoeker Leo Jeffres in zijn studie naar etniciteit en etnisch mediagebruik, dat immigranten as­simileren. Zij houden juist voor een deel vast aan de eigen identiteit, media spelen hierin een grote rol.

Door de toegankelijkheid en laagdrempe­ligheid biedt internet daarnaast ook mogelijk­heden voor een ander proces, namelijk dat van 'bridging', de interactie met mensen uit andere groepen. Autochtonen, Grieken, Anti­lianen, ze zijn allemaal te vinden op Maroe. nl en vergelijkbare sites waardoor er contact is tussen groepen. Dat moet er steeds meer komen, vindt d'Haenens. "We moeten niet te veel nadruk leggen op de verschillen maar eerder op de gezamenlijke kenmerken. Radio­zender FunX is een voorbeeld van hoe succes­vol dit kan zijn. Dat soort zenders moeten er steeds meer komen."

Tot slot nog enkele ciifers dip ril" intAnda,,~

86

• Website Maroc.nl: 48.294 leden, 139.699 discussies op forum, 2.078.371 reacties.

• Maghreb.nl- het virtuele huis van Marokko in Nederland - sinds de oprichting in maart 2000 al meer dan 1,5 miljoen bezoekers, ongeveer 2500 per dag.

• Marokko.nl heeft 110.284 leden, 238.988 ondelWerpen, 6.853.216 reacties. Forum, chat, nieuws en actualiteiten en thee­lounge zijn te vinden op de site.

• Yasmina.marokko.nl is onderdeel van Marokko.nl. Deze week aandacht voor 'Ken je rechten .. .' over maagdelijkheid, partnerkeuze, trouwen, huiselijk geweld en loverboys. De site besteedt verder aan­dacht aan mode, lifestyle, fun stuff en heeft een cyber-imam.

• Amazigh.nl - 6670 geregistreerde leden, 6245 onderwerpen, 133.163 berichten. Deze website is speciaal gericht op Ber­bers met aandacht voor de eigen geschie­denis, taal en tradities. Daarnaast op het prikbord dezelfde thema's als bij de an­dere websites, zoals vrouwenzaken of de Islam.

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

> Artikel 2

Moslim-jongeren op internet: een overzicht

> 21 april, 2006 Hassan Amouch

Veel jongeren in Nederland proberen een nieuwe, op Islam gebaseerde identiteit voor zichzelf te formuleren. Dat proces is niet zon­der risico. De actualiteit hiervan werd begin maart nog eens door minister Remkes in het blad Spits benadrukt, toen hij vaststelde dat de invloed van internet op radicalisering al groter is dan die van islamitische gebedshui­zen en verenigingen. De moskee als fysieke ruimte is langzaam maar zeker ingeruild voor de virtuele wereld van internet.

Door het internet is de kennis van de Islam niet langer in handen van een beroepsgroep maar van de best gemotiveerde en zelfbe­noemde cyberimams en predikers. Of zoals de Franse socioloog Olivier Roy het zegt, internet zorgt ervoor dat iedereen kan produceren en ontvangen.

Noord-Afrikaanse jongeren kunnen op hon­derden websites terecht voor hun vragen over

- --_L~ll ........... l""Iol'''''"\t*rr\ in :::l~nh()cI_

De voortvluchtige jongere

kunnen rekenen op een doelgroep verspreid over Frankrijk, België, Zwitserland, Canada en Noord-Afrika.

Niet de groep maar het individu is het doel geworden van de prediking. Jongeren die zich niet langer in de moskee thuisvoelen, kunnen de vrijdagpreek ook als kopie downloaden. Het hoeft bovendien niet langer in klassiek­Arabisch, een taal die maar weinig jongeren machtig zijn. Het gros van de religieuze lite­ratuur op internet is tegenwoordig ook in het Frans, Engels en Nederlands beschikbaar. Het gevolg hiervan is dat klassiek-Arabisch niet langer de enige taal is die toegang tot de Islam verschaft (net als in Frankrijk waar het Frans wordt gebruikt, zal ook hier in de moskee het Nederlands moeten worden ingevoerd om jon­geren te blijven aantrekken).

Lang niet alle Noord-Afrikaanse islami­tische websites zijn radicaal. Toch moet de invloed van de radicalen niet onderschat worden. Volgens het laatste onderzoek van DeQ2!ah Touboul zijn er twee categorieën websites. De eerste is duidelijk gericht op community building: het zijn online ontmoe­tingsplaatsen waar allerlei sociaal -ethische vragen aan bod komen. Meest relevante on­derwerpen zijn liefde, huwelijk, seks, omgaan met niet-moslims, werk, discriminatie, posi­tie van vrouwen, situatie in het thuisland ... De belangriikçt", \fr""M 1-.' __ '--'" ••.

natie, Jihad en de wereldpolitiek zijn vaste onderwerpen op de fora. De meest besproken brandhaarden zijn Irak en de bezette gebie­den. Maar tot een echt debat komt het vaak niet. Jongeren worden beïnvloed door mid­del van oneliners en beeld- en geluidmateri­aal van verslagen uit allerlei gebieden in de wereld. Een teken dat dit soort websites over contacten in meerdere landen buiten Europa beschikt. Verder worden ellenlange teksten en verhandelingen over religieuze dogma's eindeloos herhaald. Dezelfde morele vraag­stukken komen keer op keer aan bod. En het­zelfde geklaag ook. Hierbij wordt populisme niet geschuwd. Er is minder ruimte voor zelf­kritiek en nuance. Voorbeelden hiervan zijn o.a. te vinden op Ribaat.org.

De belangrijkste vraag op deze sites is niet langer hoe je als jonge moslim je plaats in de samenleving vindt maar hoe je de omgeving kunt beïnvloeden en tegelijk zo ver mogelijk van het moderne verdorven leven verwijderd blijft. Dit brengt jongeren niet alleen in con­flict met hun omgeving maar ook met andere gematigde moslims. Verder is de stemming op deze websites ronduit antiwesters. De groot­ste boemannen zijn bijna altijd Amerika en Israël. In een eeuwigdurend geklaag over on­recht in de wereld komen steevast dezelfde samenzweringsthpnd",ön ~~~- .. _."

88

Ook Nederlandstalige websites trekken veel jongeren. Hun invloed blijft beperkt tot Nederland en Vlaanderen, maar de doelstel­ling en strategie blijven grotendeels dezelfde als bij de rest van de Noord-Afrikaanse sites. Voorbeeld hiervan is: Marokko.nl. Een belang­rijk verschil met de Franstalige websites is dat bijna alles wordt geïmporteerd. Het gros van de religieuze literatuur wordt uit het klas­siek-Arabisch, Frans of Engels vertaald. Er is zelden sprake van producties van Nederlandse bodem. Wellicht verklaart het ontbreken van een eigen Nederlandse elite en eigen onaf­hankelijke mediakanalen het gemis op dit ge­bied.

Daarnaast is de rol van de Marokkaans-Ne­derlandse "elite" in het proces van radicalise­ring zo goed als nihil. De politieke correctheid weerhoudt menigeen ervan zich te bemoeien met het broodnodige debat over de gevolgen van radicalisering van de jeugd op de rest van de samenleving. Daardoor laten Marokkaanse politici en opinie- en beleidmakers te veel ruimte vrij voor religieuze populisten uit bin­nen en buiten Nederland. Ik was daarom blij deze week te horen dat wethouder Aboulateb voorstander is van de afschaffing van sociale bijstand voor vrouwen die een burqa dragen. Hier is iemand die wél zijn nek uitsteekt.

- L -'---•• ~ ~"'n hptrnllwbare gezagsdra-

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

broedplaats van extremisme maar een online ontmoetingplaats van een virtuele gemeen­schap op zoek naar haar plaatst in de samen­leving.

Lang niet alle digitale ontwikkelingen bij Noord-Afrikaanse jongeren in West-Europa zijn overigens in kaart gebracht. Uit een re­cent artikel van de Franse journalist Rezki (Rezki.net) over bezoekersgedrag van jonge­ren is een nieuwe trend af te leiden. Naast Islam wint ook een ander onderwerp aan po­pulariteit, namelijk geschiedenis, taal en cul­tuur van de Berbers. Niet echt verrassend, want het gros van de migranten uit Noord­Afrika is van Berber afkomst. Islam wordt op deze sites weliswaar ook behandeld, maar dan als een van de vele facetten van de identiteit. Wellicht is er ook een alternatieve seculiere identiteit in opkomst.

In zijn onderzoek De globalisering van de Islam stelde Olivier Roy dat de immigratie van Moslims in West-Europa niet gelijk staat aan de import van een bevolkingsgroep die de Is­lam van de oorspronkelijke samenleving be­houdt. De hier geboren jongeren zullen zich niet snel aan het heersende Westerse model aanpassen.

De voortvluchtige jongere

> Artikel 3

Waarom we niet meer naar het nieuws kijken (tod at er echt iets aan de hand is)

> 24 februari, 2006 Hendrik Jan Schoo

Recensie van David T.Z. Mindich: Tuned Out. Why Americans Under 40 Don' t Follow the News (2005) en Irene Costera Meijer: De toe­komst van het nieuws (2006)

Hele generaties stonden met het nieuws op en gingen ermee naar bed. Letterlijk. De haard aanmaken, thee zetten, ontbijt met krant en radionieuws. De luiken gingen weer dicht na het middernachtelijk nieuws en het Wilhel­mus. Je vraagt je af wat er allemaal zo be­langrijk was dat het op de voet gevolgd moest worden. Geen kattendrek, dat staat vast. In­dië, Korea, Berlijn, de AOW, watersnood, be­stedingsbeperkingen, Soekarno, Boedapest, Spoetnik, de Andrea Doria, Suez, Kennedy, Cuba, Luther King, Vietnam, Praag. Gebeurte­nissen van jewelste met veelal de Koude Oor­log als master ni'lrrMÏl/A

van de civic generation, zoals de Amerikaanse politicoloog Robert Putnam die geëngageerde naoorlogse volwassenen heeft genoemd. De krant had dezelfde vanzelfsprekendheid als 'water, gas, elektra'. Vaak ging het samen met het lidmaatschap van politieke partij en vakbond, vrijwilligerswerk, deelname aan het verenigingsleven en, uiteraard, de plechtige gang naar de stembus. De 'stille generatie' kende haar burgerplicht.

Bowling alone In Bowling A/one (2000) schetste Putnam

hoe hier in de VS al midden jaren zestig de klad in kwam en de participatie op alle fron­ten begon terug te lopen. Niet omdat de ci­vic generation afhaakte - die volhardde in haar eenmaal gevormde gewoonten. Nee, elke nieuwe generatie liet het er nadien een beetje meer bij zitten. Bijgevolg gaat ieder­een nu moederziel alleen naar de kaatsbaan: 'bowling alone' . Dit beproefde schema van gestage maatschappelijke onthechting is het uitgangspunt voor Tuned Out van de Ameri­kaanse perswetenschapper David T.Z. Min­dich. Ondertitel: Why Americans Under 40 Don' t Follow the News. Mindichs analyse is onbarmhartig. Nee, we gaan het nieuws met het klimmen der jaren niet beter volgen. En nee, internet heeft zich niet ontpopt tot ver­vangende serieuze nieuwsbron. Elkp opnAr,,-

90

over tijdbesteding, mediaconsumptie, lees­, kijk-, luister- en internetgedrag bekend is. Feiten die een eind komen om de snelle da­ling van krantenoplagen te verklaren. Vervol­gens werpt hij een blik achter al die cijfers via diepte-interviews met high-schoolleerlingen, (journalistiek)studenten, bankbediendes, Sur­vivor-kijkers, college basketballers, acteurs. In totaal 58 jonge mensen. Waarom volgen zij het nieuws niet - zijn daar uitzonderingen op? -, wat doen ze wel, wat beweegt hen, wat zijn hun behoeften, emoties?

Zo komt hij te weten dat hun kennis van traditionele nieuwsfeiten abominabel is. Zelfs gevorderde studenten kunnen niet ook maar een lid van het Hooggerechtshof noemen. Zangeres Alicia Keys kennen ze daarentegen bijna allemaal, net als basketbalidool Allen Iverson. Voor de doorsnee veertig-minner heeft de klassieke nieuwsagenda geen urgen­tie meer - een enkele uitzondering daarge­laten. Nieuws doet er nauwelijks toe, heeft niets met hun leven te maken. Bovendien zijn de media oppervlakkig, onbetrouwbaar, onge­loofwaardig, corrupt zelfs. Geen tijd wegens druk, druk, druk, zoals ze zelf beweren? Niks daarvan, tijd zat, alleen besteden ze die aan entertainment, soaps, realityshows. Daarover lezen ze zelfs - op internet - en kleppen ze pindeloos met elkaar. Die namaakwereld boeit

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

dergang wordt. Bitter nieuws voor de demo­cratie, die niet zonder geïnformeerde burgers en een levendige openbaarheid kan. Als on­miskenbaar politiek-correcte liberal stelt hij met merkbare tegenzin zelfs de rechtse reto­riek van het - ook onder jonge kijkers - popu­laire Fox News ten voorbeeld. Zo kan het ook. Nieuws doordrenkt van emotie en opinie. Het breekt weliswaar met de - liberale? - objec­tiviteit, maar biedt kansen voor 'een nieuw soort journalistiek voor jonge mensen'.

Meer Britney, minder W

Waaruit zou die kunnen bestaan? Mindich ziet niets in wat zo'n beetje alle Amerikaanse kranten en nieuwsprogramma's nu doen: meer Britney Spears, minder George W. Die wanhoopspoging om voor jonge mensen rele­vant te zijn, maakt ze voor iedereen irrele­vant. Maar zijn eigen restauratieve oplossin­gen overtuigen evenmin. Draai de deregule­ring uit de jaren tachtig terug, versterk de publieke functie van - commerciële - media, ga mediaconcentraties en cross-ownership (tv, krant, internet) tegen, verplicht fabrikanten om news portals op al hun pc's te installeren, stop meer burgerschapskunde in het onder­wijs, maak de politiek 'weer' betekenisvol,

• L_ -'-"- '~".~~licm' hpt nllbliek daarbij

De voortvluchtige jongere

door zou laten veranderen. Interessanter en pertinenter is Mindich' notie dat passie en emotie niet per definitie rechts zijn. Wat Fox doet, kunnen neutrale, onpartijdige nieuws­media ook. Kom uit de plooi, weg met die uitgestreken gezichten en stropdassen. Stop meer jonge mensen in het nieuws, praat niet over hen, laat ze zelf aan het woord, kruip in hun huid, sluit aan bij hun belevingswereld. Het zijn de voornaamste concessies die Min­dich doet aan de conventionele 'moderne' nieuwsagenda om jonge mensen weer in het nieuws te interesseren.

Postmoderne informatietaal

Irene Costera Meijer, communicatieweten­schapper aan de Universiteit van Amsterdam, gaat in De toekomst van het nieuws fikse stap­pen verder. In opdracht van het NOS Journaal onderzocht ook zij waarom jonge mensen serieus nieuws doorgaans smaden. Zij stelde honderden vijf tien- tot vijfentwintigjarigen - scholieren en studenten - vergelijkbare vra­gen, liet student-onderzoekers diepte-inter­views afnemen en komt op hoofdlijnen tot de­èelfde bevindingen als haar Amerikaanse coun­~erpart. Nieuws is als levertraan: het is goed loor je, moet eigenlijk, maar lekker is anders. ~elfc;; inllrn~Hr .... ~ ...... I,,,,,," .. .-.I-

91

Meijer veel minder vooringenomen en norma­tief met die feiten om. Haar analyses graven uiteindelijk dieper en haar 'oplossingen' zijn origineler en gedurfder.

Het grote verschil is dat Costera Meijer de populaire cultuur niet walgend afwijst. Voor haar is het 'postmoderne' pandemonium een vocabulaire dat op eigen wijze, met andere middelen, genres, formats en stijlfiguren, waardevolle publieke functies kan vervullen. In een achtbaan van adembenemende para­doxen voert ze haar tegenstribbelende, tra­gisch ouderwetse 'moderne' lezer die andere 'openbaarheid' binnen. Tegenover - of naast - de 'moderne nieuwstaal' staat een 'post­moderne informatietaal' . Daarin wegen er­varing, meemaken, 'verstehen' zwaarder dan kennis en inzicht, wint participatie het van afstandelijkheid, zegt beeld meer dan tekst, verdringt binding autonomie, heerst anarchie over hiërarchie.

Costera Meijers voorbeeldige en fasci­nerende verhandeling staat mijlenver van Mindich' defensieve ideeën om de kijker/le­zer / luisteraar keuzes te ontfutselen en zijn 'opleuken' van het nieuws - die echo van de beatmis, die toch vooral de wanhoop en ir­relevantie van een leeglopende kerk onder­streepte. Ook levertraan met een smaakje is onverteerh;:,;:,r !-laf- ,,~-_ . . c.,_

92

echt iets aan de hand is, willen ze kunnen terugvallen op de moderne nieuwsagenda en -behandeling. Jasje, dasje, feitelijk, ont­hecht. Zulk nieuws moet er zijn als water uit de kraan, onvervuild door subjectivering en infantilisering. Want paradoxaal genoeg er­kennen zij de scheidslijn tussen de 'echte' wereld en het escapistisch universum, iro­nisch, empathisch, relationeel, meer com­municatief dan informatief, waarin zij zich dagelijks wentelen. Dat spiegelpaleis is niet heel de wereld, wel een cruciaal deel van de postmoderne wereld. Zelfs vervult het daar­in allerlei nuttige - democratische, morele, gemeenschapsvormende, infomerende - pu­blieke functies. Zoveel maakt Costera Meijer overtuigend duidelijk. Maar ook dat er een toekomst is voor enkele bastions van hopeloos 'moderne' kwaliteitsjournalistiek. Voor als er echt iets aan de hand is.

re (1) Peter Luit 24 februari

We moeten over dit verschijnsel niet zo ver­baasd zijn. En al helemaal niet ergens met de vinger naar wijzen. Wij zijn zelf de ingre­diënten van de informatie explosie. Onze kinderen groeien op met een overload aan

-"' - 1- h~ .. rbn opk rlrlt zii de krant,

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

Onze kinderen? Nee, zij willen de leuke din­gen van het leven beleven en niet op het NOS Journaal 20 minuten ellende zien van 5000 kilometer verderop. Natuurlijk moet dat een onderdeel zijn van de opvoeding van onze kinderen, maar elke dag is wel wat veel. We hoeven echt geen studies te verrichten naar dit soort verschijnselen. Het is het gevolg van het door ons laten exploderen van de hoeveelheden informatie ....

re (2) Mark Deuze 25 februari

Allereerst: prachtrecensie! Ook mooi om te zien hoe toponderzoek bij ons ten lande - Irene Meijer's werk - vergelijkbaar Ame­rikaans werk volkomen te kijk zet. 58 hap­snap gesprekken tegenover honderden semi-gestructureerde diepte-interviews ... en daarbij een meer afgewogen en bruikbare conclusie.

Hoewel... Irene heeft in haar eerdere werk - in tijdschriften als Joumalism Stud­ies gepubliceerd - al gepleit voor het ontwik­kelen van een 'derde' vorm van journalistiek, die erkent dat er grote waarde te vinden is in zowel het klassieke model (van de onthechte en op negatief nieuws gerichte journalistieke elitecultuur) en het 'postmoderne' (waarbij

I 1- -," ... ",I,I,..~::!onhQirl pn inclu~

De voortvluchtige jongere

dominantie (mannen zijn biologisch eerder gericht op negatief en zgn. 'hard' nieuws bij­voorbeeld), terwijl het tweede model veel­eer feminien oogt.

De kunst is om als 'nieuwe' journalist moeiteloos beide jassen te kunnen verwisse­len al naar gelang het weer daar om vraagt, en daarnaast ook een eigen 'remix' te maken van alle mogelijke manieren om journalistiek te bedrijven.

Als de gevestigde orde in de journalis­tiek hier defensief op reageert, heeft dat toch wel met een 'paradigma-verschuiving' te maken, alleen is die niet partij-politiek, maar eerder politiek-persoonlijk.

De boodschap is zo simpel en blijkt toch o zo ingewikkeld: journalistiek moet com­plexer, gedifferentieerder, multi-perspectie­ver, responsiever, inclusiever en vooral: min­der starrig. De journalist moet aangeleerd worden meer lol met het vak te hebben, te spelen met nieuwswaarden, garings­methoden, taalvormen en aanspreektonen. Waar is het plezier? In ieder geval bij de redactie van RTL Boulevard.

93

:> Artikel 4

Waarom bloggers rechts zijn

> 1 juli, 2006 Henk Blanken

De heftige toon. Het verongelijkte en onge­likte. Wat-kan-mij-het-schelen. Dat ongeveer is de populaire en populistische toon van een tweede generatie veelgelezen weblogs. Ze zijn de stem van de onderbuik, de vehikels voor het deel van Nederland dat vindt dat je altijd moet zeggen wat je denkt, behalve als het politiek correct is. GeenStijl is het be­kendste voorbeeld.

GeenStijl en andere "shockblogs" zijn wat Pim Fortuyn was voor politiek Den Haag. Wat Andreas Gerardus Hazes, volgens Jan Blokker "de Pim Fortuyn onder de vocalisten", was voor het Nederlandse lied. Ze zijn even direct als authentiek, even rauw als sentimenteel. Ze zijn de stem van het volk dat zich miskend voelt door de elite. Vooral zijn ze populis­tisch.

Populisten zijn per definitie anti autoritair, tegen het politiel<e establishment en eigenlijk nergens voor, behalve voor 7irh7"lf \"'''~ rI~

94

was tegen van alles en zette zich af tegen de zittende politieke macht, terwijl zijn anti­islam-agenda ronduit rechts genoemd kon worden, maar bij dat alles was Fortuyn in zo'n mate excentriek dat hij nooit alléén maar rechts kon zijn.

Fortuyns relatie tot de media was com­plex. Zoals alle populisten, van Goebbels tot Berlusconi (zijn grote voorbeeld - Berlusconi uiteraard, niet Goebbels), bestond Fortuyn dankzij de media, bespeelde hij de media, ge­noot hij van de media. Maar in het Nederland van rond de eeuwwisseling waren de media dermate links en onderdeel van het establish­ment, dat Fortuyns verbond met de media tenminste nogal dubbel was.

Veruit de meeste blogs zijn a-politiek. Maar als ze een politieke boodschap heb­ben, zijn ze - althans in Nederland, althans nu - eerder rechts dan links. Waarom? Om­dat blogs zich afzetten tegen de oude media. Blogs zijn zo rechts als media links zijn; het omgekeerde kan ook, in een ander land, in een andere tijd. Nu en hier zijn politieke blogs vooral wat de traditionele, door babyboomers gedomineerde kranten en tijdschriften en publieke omroep allemaal niet zijn. Ze zijn open, dwars, tegendraads, rellerig, obstinaat en vaak nogal leuk.

I pt wel. dat zijn ze niet altijd geweest.

Jaarboek 2007 De Nieuwe RepOlter

het techno-adagium "de waarheid is wat werkt".

Bloggers van de tweede generatie keren zich tegen de gevestigde media, misschien om geen andere reden dan dat het sinds de uitvinding van het internet als do-it-yourself­medium mogelijk was geworden tegen de oude, gesloten, hiërarchisch georganiseerde media te zijn. Hoe linkser die oude media wa­ren, hoe rechtser de bloggers. Als deze rede­ring klopt, verklaart ze misschien ook de ken­tering. Langzaam komen linkse bloggers op. Als blogs zich nu afzetten, doen ze dat tegen een dominante stroom en die is in vergelijking met tien jaar geleden een stuk rechtser.

re (1) Jan flier 3 juli

Dit commentaar is geschreven vanuit het idee dat 'links' goed is en 'rechts' slecht, hierdoor is geheel Nederland (politiek en media) besmet. Daarom heb ik o.a. mijn lidmaatschap van de VPRO en abonnement op NRC opgezegd. Als ik andere meningen wil horen over bepaalde ontwikkelingen kan ik alleen bij Elsevier en HP/DeTijd terecht en op de diverse uitstekende blogs: Ayaan­hirsiali. web-log.nl; Hoeiboei.web-log.nl; Peterbreedveld.com enz. Er is een mentali-

- J - .• ,-- _~";r< "0Tl hpt link<;p {mar-

De voortvluchtige jongere

re (2) w.G. 3 juU

Is het wel een discussie links vs rechts? De nieuwe media komt voort uit de oude en heeft dus een vader (Laius)/zoon (Oedipus) relatie. De zoon concurreert met zijn vader om de gunst van zijn moeder (de lezer) en begint zich daarom af te zetten. Dit heet in het dagelijks leven volwassen worden. Als volwassene vermijd je wel de fouten die je ouders gemaakt hebben, maar alleen om zelf nieuwe fouten te maken. Waartegen jouw kinderen zich af kunnen zetten. En zo golft het voort.

re (3) Superjan 3 juH

Henk ... GeenStijl is niet rechts. Omdat Links en rechts niet meer bestaan.

Zijn moslims links? Bwoehahaha. Femke Halsema ... links? Wel popi op GS

trouwens. Is Wouter Bos links? gelul. Is Geert Wilders wel rechts? Waarop is

zuks gebaseerd? Wat is Ayaan? Rechts of toch links of toch ... En Theo van Gogh? Links en rechts is een idioom van oude

mannen en vrouwen als Clairy Polak. Een idi-

95

Tegenwoordig mag gelukkig alles gezegd worden. Ook al kost het de moedigsten hun leven. Dat is niet links of rechts. Dat is nou GeenStijl.

Word wakker grijze oude man.

re (4) Iko Nal 3juU

En weer ééntje die het niet snapt... De nieuwe generatie is niet te dwingen

in het keurslijf van links of rechts. Zij kiest standpunten van beide kampen en voelt zich derhalve niet thuis bij de oude politiek en de oude media. Fortuyn begreep dit en was daarom zo populair. De huidige politieke partijen kunnen niet aan dit nieuwe inzicht voldoen en staan daarom iedere keer weer buitenspel op het moment dat er zich een alternatief voordoet die pragmatisch met de maatschappij durft om te gaan en zich niet vast laat roesten door ideologie.

re (5) Guy 3 juH

Interessant, maar ik weet niet of blogs nou wel zo links of zo rechts zijn. GeenStijl han­teert, mijns bescheiden inziens, gewoon de stelregel: Als je niet schreeuwt, word je niet

96

den. Binnen elke concentratie heb je dan nog het echo chamber effect waardoor ze steeds extremer worden. Plus dat webloggers en hun publiek sowieso al vrij marginaal zijn vergeleken met de globale populatie.

Plus dat blogs ook vooral ontspanning zijn, hier in Europa voorlopig toch nog, en veel mensen zich er graag uitleven.

Hoe dan ook. Iemand die zo eerlijk, nuch­ter en objectief mogelijk de zaken neerpent op zijn blog zal minder mensen aantrekken dan iemand die z'n kont tegen de kar gooit.

Althans, dat idee heb ik toch.

Jaarboek 2007 De Nieuwe RepOlter

Waarom Bloggers Rechts Zijn, Update december 2006

:> 5 dec, 2006 Henk Blanken

Bovenstaande [voor dit jaarboek op enkele kleine punten aangepaste] post trok afgelopen zomer nogal wat aandacht in de blogosfeer, vooral omdat GeenStijl zich eraan stoorde. "Ga eens deaud" was zowat de aardigste reactie. Op een handvol instemmende "rea­guurders" na, stortte het publiek van Geen­Stijl een kar bagger over me uit die me meer vertelde over de mores dan de verzamelde af­studeervisies van een jaargang communicatie­wetenschappers had kunnen doen.

Een halve dag nadat het artikel op De Nieuwe Reporter en MediaBlog verscheen, vatte Pritt Stift het samen. Toontje lichtge­raakt, gepikeerd, tikje over de top, gewoon GS dus. Dat ik GS "ordinair rechts" noemde (niet gedaan) terwijl ik toch wel wist dat GS niets moet hebben van "de kale pederast uit 010 en zijn volgelingen". Ondertiteling: met die pederast werd Pim Fortuyn bedoeld en "ga eens deaud" was op GS lang niet de onvrien­delijkste verwensing,

Pritt Stift had een puntje. Bloggers zijn niet zo rechts als ik beweerde, althans niet

De voortvluchtige jongere

meerderheid. Daar doen ze ook niet zo moei­lijk over. En waarom zouden ze ook?

Onder de stevige laag excrementen die de pakweg 200 "reaguurders" over mij en DNR hebben uitgestort, zaten zinnige en gees­tige opmerkingen. "Het zijn altijd de rechtse die ontkennen dat ze rechts zijn". "Vind nog steeds de stofzuiger van internet een goede omschrijving" (van blogs). "Blogs zijn com­plex, net als de bezoekers". "Linkse mensen zijn te dom voor het internet". "Geen Stijl is gewoon leuk en anarchistisch".

Zinnig vond ik de kritiek waar die stelt dat het links-rechts-schema niet meer deugt. De typering "populistisch" was veel beter, omdat daar associaties als anti-autoritair en "relle­rig" of "onderbuik" aan kleven. Die term riep ook minder weerzin op bij de reaguurders, waarna ze vrolijk aan het bekvechten gingen over de vraag of ze nou wel of niet op een lijn gezet mogen worden met de populist Fortuyn. De ene helft vond dat een belediging, de an­dere vond het vanzelfsprekend.

Zijn bloggers rechts? Ik zou het, een half jaar later, niet meer zo plompverloren durven beweren, ook niet met wat slagen om de arm. Dat een bepaalde categorie blogs in het ik­zeg-wat-ik-denk-Nederland van na Fortuyn op­vallend goed gedijt, houd ik wel overeind. Ze zijn een anonieme uitlaatklep voor wat juist

97

[Bovenstaande is een bewerking van drie posts over het verband tussen de Fortuyn­revolte en politieke weblogs die afgelopen zo­mer werden gepubliceerd op MediaBlog]

98

> Artikel 5

'Broer en zus' Thompson en Bennett sleuren BBC toekomst binnen

:> 30 oktober, 2006 Theo van Stegeren

Terwijl de terugtocht van de Nederlandse te­levisie gemaskeerd wordt door geflatteerde kijkcijfers, heeft de BBC-top de naderende machtsovername van computerscherm en mobiele media voluit erkend. Eerder dit jaar is dan ook met overtuiging voor de afslag 'di­gitaal' gekozen. Terwijl een reorganisatie plaatsvindt waarbij meer dan 3.000 banen verdwijnen, tracht de rest van het personeel te wennen aan het perspectief dat handhelds, computers en mobiele telefoons de televisie en radio grotendeels, misschien zelfs hele­maal gaan verdringen.

Directeur-generaal Mark Thompson heeft gezegd een 'grote schok' te zien naderen. "De tweede digitale golf gaat vernietigender uit­werken dan de eerste", voorspelt hij. "Deze golf zal de fundamenten onder de traditio-

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

Thompsons stap getuigt van lef. Deels schijnt hij zich te laten inspireren door voor­malig televisiejournaliste J ana Bennett, die de positie van BBC's 'director of vision' bekleedt. Beiden studeerden in Oxford en zijn de vijftig net gepasseerd. Een ingewijde claimt in The Guardian dat de twee een prima verstandhou­ding hebben. "Thompson luistert naar haar", zegt hij. "Ze is als een van de weinige mana­gers bereid en in staat om Thompson moeilijk verteerbare waarheden te verkopen." Sommi­gen menen er een soort broer-en-zus relatie in te zien. Nou, een kibbelende tweeling-relatie dan, stelt een ander.

Consumenten lopen voor op televisiemakers

Bennett, die onder meer aan Panorama, Planet Earth en Walking with Dinosaurs werkte, ziet de klassieke televisie niet compleet van het toneel verdwijnen. "Niet iedereen wil voort­durend aan een toetsenbord zitten ( ... ), en er blijft een honger naar gemeenschappelijke ervaringen", zegt ze, wijzend op program­ma's als WK Voetbal, Eurovisie Songfestival en Big Brother. Tegelijkertijd ziet ze veel andere programma's, zeker ook in het informatieve genre, in de versukkeling raken. De vroegere

De voortvluchtige jongere

Engelse jongeren (18-34 jaar) brengen meer tijd op het internet dan achter de televisie door. Een op de vier jongeren tussen 16 en 24 jaar komt helemaal niet meer met BBC-con­tent in aanraking, waarbij jongeren uit alloch­tone hoek nog weer extra onbereikbaar zijn.

Bennett heeft kernachtig samengevat waar het nu om gaat: "They expect a package around a good brand. In many ways, consu­mers are ahead of the broadcasters. "

Verlanglijstje jongeren

De BBC denkt te weten wat de jongeren van haar verwachten. Volgens Thompson ziet het verlanglijstje er zo uit:

kwalitatief goed drama • comedy • feitelijke informatie • creativiteitsondersteuning door beschik­

baarstelling van mediatraining en websites waar jongeren hun filmpjes en muziek met elkaar kunnen delen

• content die rechtstreeks betrekking heeft op hun leven en hun zorgen meer in zijn algemeenheid: elementen in belangrijke televisieprogramma's die aan­trekkingskracht op jongeren en jong-vol­wassenen uitoefenen.

99

somehow di/ute or weaken our care offering, of which we' re rightly proud."

Wat hij en Bennett dan wel willen? Ziehier hun voornemens op journalistiek gebied:

verschuiving van energie, toptalent en middelen naar de continu doorlopende nieuwsservices (ook via BBC World Service News 24 wordt de showcase van optimale BBC-journalistiek prioriteit voor de ontwikkeling van on de­mand nieuwsaanbod, met groter gebruiks­gemak, searchmogelijkheden en voorzien van video/audio context

• ontwikkeling van services voor mobiele telefoons en andere draagbare media, zodat gebruikers het nieuws op elke ge­wenste plek tot hun beschikking hebben

• verbetering van kwaliteit en diepte van sport- en entertainment journalistiek nieuwe formats en vormgeving voor actua­liteitenprogramma 's.

Documentaires van kwartier

Wat dat laatste betreft, actualiteitenpro­gramma's gaan mogelijk losgeweekt worden uit de traditionele 40-minuten slots. Onder het motto 'dat kan korter' wil de BBC experi-

100

dat veel BBC-insiders het programma opge­brand vinden. Maar de voorzichtigheid van de BBC-top is begrijpelijk: juist in deze tijd zijn merknamen als Panorama kostbaar - boven­dien wil men het oudere publiek onder geen beding kwijt.

Interessant en ambitieus is de strategie waarmee de BBC de Britse jeugd voor zich wil terugwinnen. Kanalen en services rond 'mer­ken' spelen daarin een belangrijke rol: • kanaal en webservices Cbeebies voor kin­

deren tot 6 jaar • kanaal en webservices CBBC voor groep

7-11 jaar lancering van nieuw "tiener merk" voor leeftijdscategorie 12-16 jaar, te versprei­den via bestaande breedband, tv- en ra­dio, mobiele en andere nieuwe apparaten (commerciële spelers op Britse mediamarkt hebben hier al tegen geprotesteerd); als content wordt gedacht aan nieuwe lang­lopende dramaseries, comedy, muziek en feitelijke informatie parterschappen tussen nieuws en educa­tieve wereld, met als doel de journalistiek bij elke middelbare school naar binnen te brengen

• gebruik van sportprogramma's om jong publiek aan sport te laten deelnemen

• een veel grotere inspanning om etnische

Jaarboek 2007 De Nieuwe RepOlter

Burgerjournalistiek en user generated content

In tegenstelling tot de notaris, de advocaat en de arts is de journalist geen beschermd be­roep. Iedereen kan zich journalist noemen. En de laatste jaren zijn er ook steeds meer mensen die dat doen. "Het wordt steeds mak­kelijk om zelf voor journalist te spelen. Ei­genlijk is iedereen met een weblog een ldeine journalist", schreef Jelmer de Jong eind 2005

op zijn weblog. De Jong is niet de enige die er zo over

denkt. Uit een onderzoek van Pew Internet naar weblogs dat in juli 2006 verscheen, bleek dat 34 procent van de 233 ondervraagde Amerikaanse bloggers de eigen site als 'een vorm van journalistiek' beschouwt. In vrij­wel alle gevallen betreft het mensen die niet aan een traditioneel medium zijn verbonden en hun werk zonder financiële tegenprestatie verrichten.

De opkomst van deze 'nieuwe journalis­ten' (als je ze zo mag noemen, meer daarover verderop) is niet los te zien van de opkomst van internet. Internet heeft veel obstakels

Bovendien is het maldeelijker dan ooit voor mensen om zich met de journalistiek te bemoeien. Wie een brief schrijft naar een re­dactie moet een drempel over. Bij het sturen van een mailtje is die drempel veel lager. Ook stellen veel redacties zich op internet meer open voor de meningen en ideeën van lezers.

Journalistiek is door deze technische ont­wikkelingen niet langer voorbehouden aan een handvol professionals, stellen optimis­ten. Burgers zijn niet langer alleen maar con­sument van nieuws, maar ook producent. Dit fenomeen (burgers die nieuws 'produceren') wordt burgeljournalistiek genoemd.

Burgeljournalistiek is zonder twijfel een controversieel onderwerp. Op De Nieuwe RepOlter leiden artikelen over burgerjourna­listiek steevast tot de flinke aantallen reacties. Vrijwel elk aspect van de burgeljournalistiek is omstreden. Hoe moet je burgeljournalis­tiek definiëren? Stelt burgerjournalistiek wel wat voor? En is deze nieuwe vorm van jour­nalistiek eigenlijk wel wenselijk?

102

Bloggers versus elitaire 'mainstream media'

Een deel van de bloggers die zichzelf als bur­gerjournalisten beschouwen, ziet een belang­rijke rol voor zichzelf weggelegd. Zij zetten zich nadrukkelijk af tegen de traditionele media, die zij vaak aanduiden als de 'main­stream media'. De rol die deze bloggers voor zichzelf zien weggelegd, is zonder twijfel het best in beeld gebracht in een cartoon van Cox & Forkum. In de prent zien we de mainstream media die zich hebben verschanst achter de muren van een fort. Buiten demonstreren de bloggers. "Weer die bloggers? Wat willen ze nu weer", vraagt één van de vertegenwoor­digers van de mainstream media. Zijn col­lega antwoordt: "Het gebruikelijke." Wat dat 'gebruikelijke' is, zien we op de protestbor­den van de bloggers: 'feiten', 'objectiviteit' en 'de waarheid'.

Het beeld is duidelijk: de traditionele media zijn elitair, zij weten nauwelijks wat er onder de bevolking leeft. In Nederland kwam dit veronderstelde tekOlt van de media on­der meer aan het licht na de moord op Pim Fortuyn. "Wouke en Wim, hebben jullie nuje zin?", luidde de tekst op een spandoek. Dui­delijke kritiek aan het adres van de toenma­lige premier Wim Kok én Den Haag Vandaag-

Jaarboek 2007 De Nieuwe RepOlter

Net zomin als de Tweede Kamer een goede afspiegeling vormt van de samenleving, geldt dat voor de journalistiek. "Journalisten [zijn] in de meeste (Westerse) landen e. .. ) veel link­ser, veel hoger opgeleid en over het algemeen veel liberaler in hun opvattingen dan het publiek", schrijft Mark Deuze op basis van onderzoek van D.H. Weaver, The globaljour­naZist: news people around the world.

De vraag of de kritiek op de manier waarop de media zijn omgegaan met FOltUyn terecht is, valt buiten het onderwerp van dit hoofd­stuk. We beperken ons hier tot de vaststelling dat de vermeende ldoof tussen media en bur­gers geen uniek Nederlands verschijnsel is. In de Verenigde Staten winden veel mensen zich bijvoorbeeld ook al jaren op over de linkse vooringenomenheid (liberal bias) die de media zouden hebben. Met name een krant als The New York Times en de nieuwspro­gramma's van de grote televisienetwerken moeten het ontgelden.

:> Artikel 1 Duns Ouray schrijft over zijn ervaringen met de website HetVrijeVolk.com. Iedereen kan artikelen insturen. Hoor en wederhom· zijn niet belangrijk. Objectiviteit evenmin. Het is Ouray te doen om authentieke opinies.

Burgeljournalistiek en user generated content

de laatste jaren gezelschap gekregen van tal­loze bloggers met journalistieke ambities die eveneens een broertje dood hebben aan de 'liberal media'.

Het bekendste voorbeeld in deze categorie is wellicht Little Green Footballs (LGF) van de Californische webdesigner Charles Johnson. LGF heeft bekendheid velworven met het aan de kaak stellen van journalistieke fraude. In het najaar van 2004 toonde LGF aan dat de makers van het journalistieke tv-programma 60 Minutes zich hadden gebaseerd op valse documenten over de diensttijd van presi­dent George W. Bush. En in de zomer van 2006 ontdekte het blog dat Reuters-fotograaf Adnan Hajj een foto vanuit Beiroet had ge­manipuleerd met Photoshop.

Niet alleen conservatieve bloggers her­kennen zich niet meer in de traditionele media, ook aan de andere kant van het po­litieke spectrum is er volop kritiek op de 'mainstream media', bijvoorbeeld op de sites Daily Kos en Crooks and Liars. De belangrijk­ste scalp van de linkse bloggers betreft Witte­Huis-correspondent James Guckert. Het linkse weblog Daily Kos ontdekte vorig jaar februari dat Gannon in werkelijkheid Jim Guckert heette. Guckert, die werkte voor de conservatieve site Talon News, bleek boven­dien diverse homosites te hebben. De onthul-

103

media corrigeren - zoals in de gevallen van 60 Minutes, Hajj en Guckert. Maar daar houdt de rol van de burgerjournalistiek niet op: uiteindelijk zou deze nieuwe vorm van journalistiek de maatschappelijke rol van de klassieke journalisten wel eens kunnen over­nemen.

Het is een idee waarvan Volkskrant-jour­nalist Martin Sommer gruwt. Burgerjourna­listiek leidt namelijk niet noodzakelijk tot meer 'feiten', 'objectiviteit' en 'waarheid' - de zaken waarom de bloggers in de cartoon van Cox & Forkum vragen. Integendeel: ook de complotdenkers die denken dat de terreur­aanslagen van 11 september 2001 een 'in­side job' (lees: bedacht en uitgevoerd door de regering-Bush) waren, moeten ineens serieus worden genomen. "De moeilijkheid is dat dit soort ldetsmajoors tegenwoordig burgeljour­nalisten heten", sombelt Sommer.

Definitie burgerjournalistiek

Maar wat is burgeljournalistiek precies? Die vraag laat zich niet eenvoudig beantwoor­den. Zo geeft Dan Gillmor in zijn boek We the media - volgens de Financial Times 'een beetje de bijbel voor de mensen die denken dat internet de journalistiek zal verbeteren'

104

deelnemers aan het debat het eens werden over een heldere omschrijving van burger­journalistiek.

Zo meent Dick van Eijk, redacteur van NRC Handelsblad, dat veel teksten en foto's ten onrechte de term 'burgeljournalistiek' opgeplakt krijgen. "Het zijn veelal anekdo­tes, verhalen, belevenissen of verzinsels - of opinies. Niets mis mee, maar dat zijn andere genres dan journalistiek."

De term 'publieke conversatie' is volgens Van Eijk meer op zijn plaats voor de zaken die nu vaak worden aangeduid als 'burgerjourna­listiek'. "Veel 'burgerjournalistiek' is e. .. ) het digitale equivalent van een conversatie aan de dorpspomp. Waarnemingen, opinies, rod­dels en feiten gaan naadloos in elkaar over. Gezellig, prikkelend - ja. Maar waarheids­zoekend? Feiten checkend? Hoor en weder­hoor toepassend? Hooguit soms."

Van Eijk komt na lang wiklcen en wegen zelf met de volgende definitie van journalis­tiek: "Journalistiek is waarheidzoekend ver­halen vertellen zonder wettelijke grondslag, primair ten dienste van burgers. Daarmee is de journalistiek redelijk afgebakend ten op­zichte van de belangrijkste aanpalende disci­plines zoals politiek, wetenschap, literatuur, recht en accountancy."

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

publieke conversaties is van groot belang. (zie verder p. 111)

Van Eijks opponenten menen dat zijn defi­nitie van journalistiek allang achterhaald is. "In deze vloeibare tijd zijn definities per de­finitie ondefinieerbaar", schrijft Mark Deuze bijvoorbeeld. Om daar aan toe te voegen: "Van Eijles definitie is een zombiedefinitie, een definitie die in de praktijk al lang niet meer werkt."

Ook Jaap Stronles vindt dat Van Eijk ge­bruikmaakt van 'een versteende definitie van de journalistiek'. "Nieuwe ontwikkelingen kun je C •.. ) niet begrijpen met een oud refe­rentiekader. Webloggers bijvoorbeeld plegen veel minder hoor en wederhoor omdat ieder­een toegang heeft tot het publieke debat en het dus niet noodzakelijk is dat één persoon wordt aangewezen om alle meningen te ver­zamelen en ze samen in een coherent ver­haaltje te gieten."

Van Eijks opponenten komen zelf niet met een alternatieve definitie voor (burger)jour­nalistiek - hetgeen wellicht niet zo vreemd is als je de gedachte aanhangt dat vandaag de dag 'definities per definitie ondefinieer­baar' zijn. Zij houden het bij een beschrij· ving van het fenomeen. Stronks doet dat het meest kernachtig. Volgens hem omvat de

Burgerjournalistiek en us er generated content

begin van dit artikel ("Eigenlijk is iedereen met een weblog een ldeine journalist.").

Journalistieke gehalte weblogs

Het nadeel van de benadering van Stronks en Deuze is dat zij elke discussie over het jour­nalistieke gehalte van weblogs doodslaat: alles is immers al burgerjournalistiek. Toch zijn er de nodige vraagtekens te zetten bij de journalistieke kwaliteiten van het gros van de weblogs.

Zo constateerde Aljan Dasselaar in zijn scriptie The Fifth Estate - On the Journalis­tic Aspects of the Dutch Blogosphere dat de meeste Nederlandse weblogs niet in aanmer­king komen voor het predikaat 'journalis­tiek'. Afhankelijk van welke maatstaf wordt gebruikt, varieelt het percentage journalis­tieke blogs tussen de 0,3 en 17,5 procent, zo concludeerde Dasselaar op basis van onder­zoek onder 292 bloggers.

Herbelt Blankesteijn formuleerde het in januari 2006 in de Volkskrant nog wat scher­per: "Het is een tragisch misverstand dat webloggen een inherent journalistieke activi­teit is. Er is inderdaad wel eens een primeur uit een weblog gekomen ( ... ) maar dat is bijna onvermijdelijk aangezien er astronomisch vppl l"Arahln.n-r< ..... ~..:_ Al_

105

zeldzaam. De grote schare der hobby-Kuif­jes heeft nog niet voor spectaculaire journa­listiek gezorgd. "Ik moet de eerste geweldige voorbeelden nog zien. Kan iemand mij vijf amateursites noemen die het afgelopen jaar een uniek journalistiek item brachten?"

Trouw-journalist Joost van Velzen deed een vergelijkbare oproep om voorbeelden van burgeljournalistiek te melden. En evenals na de vraag van Van Heeswijk bleven de aan­sprekende voorbeelden uit. "Speurend naar journalistiek gedegen weblogs, kwam ik ( ... ) tot één conclusie: ze bestaan bijna niet. Ten­minste, als je onder 'journalistiek gedegen' verstaat dat je erop kunt vertrouwen. Dat je er een keertje nieuws vandaan haalt dat niet van traditionele media is overgenomen. Zelf nieuws maken, de zaak natrekken, hoor en wederhoor toepassen. Die dingen. Je ziet het haast niet en daarom durf ik de stelling wel aan dat weblogs niet onder het edele ambacht van de journalistiek vallen."

"Weblogs kunnen heus helpen bij de dui­ding van nieuws. Als een krant geen corres­pondent heeft in een door een ramp getrof­fen land, bijvoorbeeld. Dan kan een lokale bloggel' van pas komen om toch een beeld te krijgen van de toestand daar. Maar het zijn uitzonderingen."

Het kwam Van Velzen OD dp. nnrlio-p 1,,·;_

106

journalistiek redeneert hier vanuit zichzelf en dat zouden we eens moeten afleren; beter is het de vraag te stellen hoe mensen zich zon­der ons over de wereld informeren."

Contraire tegenstelling

De discussies over burgerjournalistiek vol­trekken zich in veel gevallen langs vaste scheidslijnen. Aan de ene kant zijn er de mensen die menen dat internet de journa­listiek voorgoed zal veranderen en mogelijk zelfs overbodig zal maken. Zij zijn van me­ning dat de 'people formerly known as the audience' zelf journalisten worden en dat deze nieuwe burgerjournalisten de oude jour­nalistiek steeds minder of helemaal niet meer nodig zullen hebben.

Aan de andere kant is er een groep.die vindt dat de traditionele journalistiek een be­langrijke maatschappelijke functie vervult. Burgerjournalisten kunnen deze rol onmo­gelijk overnemen. Webloggers baseren zich immers voornamelijk op verhalen uit de tra­ditionele media: het bewijs dat internet nau­welijks impact heeft op de journalistiek.

Maar is dit niet een valse tegenstelling? Erik van Heeswijk denkt van wel. "Teveel ar­P"llmenteert men in termen van wat filosofen

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

drogredeneringen, zoals: Er komen meer media voor kleine doelgroepen, dus dan be­staan massamedia helemaal niet meer. Pro­fessionele journalisten hebben geen informa­tiemonopolie (meer), dus dan hebben ze geen functie meer en sterven uit."

Internet zorgt wel degelijk voor grote ver­anderingen voor de media, maar dat betekent nog niet dat we de traditionele journalistiek zomaar kunnen afserveren, betoogt Van Hees­wijk. De traditionele journalistiek en de blog­gers kunnen prima naast elkaar bestaan.

User generated content

Bijdragen van het publiek hoeven niet per se (burger)journalistiek te zijn om toch waar­devol te zijn. Dankzij internet is het bij­voorbeeld mogelijk om kennis te nemen van talloze rijkgeschakeerde discussies. De ver­kondigde standpunten zijn veel diverser dan je ooit in de traditionele media zult tegen­komen.

Er zijn in Nederland diverse initiatieven van traditionele media om gebruik te maken van us er generated content. Zo heeft RTV

Utrecht de site Unieuws.nl waarop inwoners van de provincie Utrecht verhalen, foto's en video kunnen insturen. M en toe blijken de

, _-'.l ~~1-.~~lr1n~ ITOCPhikt v()()r llit-

Burgeljournalistiek en us er generated content

> Artikel 3 Eén van de Nederlandse media die de burgerjournalistiek omarmen, is RTV Utrecht. In februari 2006 ging de omroep van start met de site Unieuws.nl, waarop bewoners van de provincie Utrecht hun nieuws kwijt kunnen. Op De Nieuwe Reporter blikte hij terug op de ervaringen van de eerste week. (zie verder p. 116)

Ook Talpa en PCM, die in oktober de site Skoeps.nllanceerden, hopen dat hun gebrui­kers beelden kunnen leveren die (professi­onele) journalisten niet hebben. Nu.nl, dat eveneens van plan is om een site met user ge­nerated content te introduceren, heeft allan­gel' ervaring met bijdragen van lezers.

De bezoekers van Nu.nl voorzien de re­dactie elke dag van foto's van nieuwsgebeur­tenissen. "Dagelijks krijgen we meer dan honderd foto's van het publiek", vertelde Ilse-directeur Paul Molenaar tijdens het Ilse Media 2.0 evenement in Amsterdam. Slechts een klein deel daarvan wordt gebruikt: een aparte burgeljournalistieksite zou dan ook een uitkomst zijn.

RoalteNet

107

Lorkeers, beheerder van RoalteNet, ontdekte dat de burgemeester onder valse namen be­richten plaatste op zijn site.

Jansen of Lorkeers speelde de informa­tie door aan de lokale krant De Stentor, die burgemeester Bolhuis het vuur na aan de schenen legde. De gemeenteraad van Raalte had vervolgens geen andere keus dan Bolhuis naar huis te sturen.

> Artikel4 Voor voorbeelden van burgerjournalistiek - ook wel citizen journalism of we media - wordt vaak gekeken naar Amerika of Zuid-Korea. Maar ook in Raalte, Goor of in een Haarlemse volkswijk worden amateur-journalisten ingezet om het lokale nieuws te verslaan. Leendert Valk maakte een inventarisatie van burgerjournalistiek in Nederland. (zie verder p. 119)

"Raalte kan in mijn ogen als voorbeeld die­nen voor hoe het wél kan. Burgeljournalistiek naast de profs kan prima. Daar moeten beide partijen dan wel voor open staan", schrijft Jansen of Lorkeers. "Redacteur [Boudewijn] Warbroek (van De Stentor, MR) staat geluk­ldg open voor de manier waarop RoalteNet bezig is al kijkt hij af en toe hoofdschuddenil

108

manier van werken hebben we inmiddels een vertrouwensband opgebouwd. Zonder de tip over het bericht van de burgemeester was De Stentor het verhaal nooit op het spoor geko­men. Aan de andere kant had RoalteN et nooit het resultaat bereikt dat nu bereikt is."

Volkskrant-blogs

De vraag is hoe media moeten omgaan met deze user generated media. Zoals Martijn de Waal schrijft: "Hoe verhoud je je als jour­nalistieke organisatie tot het fenomeen We Media (waarin the people formerly knowas the audience zelf schrijven, blog gen, video­maken enzovoorts): Geef je mensen daar een podium voor? Stel je je organisatie hiervoor open? ( ... ) Verwijs je naar de beste of meest interessante content buiten je eigen organi­satie? Maakje het makkelijk voor webloggers om jouw content op hun weblogs ter discus­sie te stellen? Of onderscheid je je juist door dat allemaal niet te doen en te benadrukken dat jouw organisatie volgens hele strenge journalistieke codes werkt? Ga je je journa­listieke conventies aanpassen aan de andere conventies die in de blogosphere gelden, of juist niet? En wat betekent dat alles voor de hetrouwbaarheid van je titel?"

Jaarboek 2007 De Nieuwe RepOlter

Volkskrant een simpele dienstverlener of strekt de verantwoordelijkheid van de krant verder?

> Artikel 5 Schiet de Volkskrant wat op met zijn we blogs? Michiel Maas, zelf blogger bij Sargasso, denkt van niet. De kwaliteiten van we blogs worden overschat. Nieuwsonderwerpen op weblogs zijn bijvoorbeeld zelden origineel. (zie verder p.125)

Terwijl ombudsman Theo Meens dat de Volks­krant een verantwoordelijkheid heeft voor de weblogs die onder de vlag van de Volks­krant worden gepubliceerd, stelt chef inter­net Geert-Jan Bogaerts zich op het standpunt dat de redactie buitengewoon terughoudend moet zijn met het ingrijpen op weblogs.

"Het Volkskrant-blog is een groot succes en vaak ook erg lezenswaardig. Maar wat mij verbaast is dat er nauwelijks enige controle is op wat er opkomt. Ja, je kunt de redactie waarschuwen bij ongein, maar een garantie is dat niet", schreef Thom Meens begin 2006

op De Nieuwe Reporter. Meens zag zijn stelling bevestigd toen in

september bekend werd dat Malthijn Uitten­bogaard van de PNVD (beter bekend als de

Burgeljournalistiek en user generated content

Wat gebeurt er nog meer op dat blog waarvan de redactie niets weet?", vroeg Meens zich af.

Bogaerts verdedigde het recht van Uitten­bogaard om zijn mening op een Volkskrant­blog te publiceren. "Moeten wij een partij het recht ontzeggen gebruik te maken van een pu­bliek podium als het Volkskrant-blog, alleen omdat we het niet eens zijn met hun stand­punten? Sony, dat is wel erg gemald<elijk."

> Artikel 1

HetVrijeVolk: kracht en tragiek van de anonieme burgerjournalist

> 20 juni, 2006 Duns Ouray

109

De website HetVrijeVolk.com heeft zich ont­wikkeld tot een platform voor burgerjourna­listiek. Dagelijks krijgen wij artikelen opge­stuurd van 'Jan en Alleman'. Sommigen wor­den vaste scribent, anderen leveren een een­malige bijdrage.

Wat levert dat op? In ieder geval 'authen­tieke opinies', soms gelardeerd met spelfou­ten: er wordt nog wel eens een 'd' en een 't' verwisseld. Het verschil in kwaliteit is groot, zowel qua betoog als qua inhoud.

Naar objectiviteit of onafhankelijk wordt niet gestreefd. Maar dat wordt ook niet gepre­tendeerd! Bij 'hoor en wederhoor' denken wij vooral aan de echo-put in Hoog Soeren.

De redactie is enkel een doorgeefluik. Wij kijken niet naar de inhoud van de artikelen. Praktisch alles wordt geplaatst. De scribenten

110

de marge, gelezen door een specieke doel­groep van ontevreden burgers? Enkele over­peizingen.

Het zal niemand verbazen dat de bood­schapper net zo belangrijk is als de inhoud van de boodschap. Als ik roep dat Amerika 'addicted to oil' is, kijkt niemand daarvan op. Toen George Bush het zei, was dat we­reldnieuws.

In het tv-tijdperk is de boodschapper ei­genlijk belangrijker. De mening van Bono en Angelina Jolie over armoede wordt gehoord, zonder dat iemand zich zorgen maakt over de feitelijke deskundigheid van deze sterren. Er zal ook veel media-tijd beschikbaar zijn voor Paris Hilton, wanneer zij zich uitspreekt over de oorlog in Irak.

In Nederland hebben we Jan Mulder, de voetballer die opiniemaker werd, zonder überhaupt de schijn van deskundigheid op te houden. Zijn bijdrage aan het debat is het be­lachelijk maken van eenieder die niet in zijn straatje past. Intolerantie als essentie.

Het is een veelgehoord verwijt aan de me­dia dat zij allerlei inhoudsloze talking heads op een voetstuk plaatsen. Dat verwijt is te­recht, maar op tv is het ook onvermijdelijk.

Wat dat betreft is de burgerjournalistiek van HetVrijeVolk.com een verademing. Im­mers, onze scribenten publiceren onder pseu-

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

Daar tussenin staat de 'oude' journalis­tiek, bij welke we een diepere kennis van zaken veronderstellen, eenvoudig omdat het hier professionals betreft. Hier zijn de naam van de journalist, en van zijn krant, het 'han­delsmerk'. Wij geloven iets omdat het in NRC Handelsblad staat, of omdat Paul Witteman het zegt.

Dát mechanisme, iets geloven omdat het van een bepaalde boodschapper komt, zit diep geworteld in de menselijke natuur. Het is voor kinderen de primaire manier van kennisoverdracht .. , ze geloven alles wat hun ouders zeggen. Op latere leeftijd blijft dat 'authoritarianisme' belangrijk, ook bijvoor­beeld in dat bastion van De Zuivere Kennis .. , de wetenschap. Wetenschappers baseren zich probleemloos op de publicaties van anderen.

Ziehier de ultieme grens die de burger­journalistiek niet kan oversteken. De anoni­miteit garandeert een geloofwaardigheidspro­bleem. De massa zal zich niet in de boodschap verdiepen, omdat de boodschapper niet her­kenbaar is.

Maar burgerjournalistiek heeft wel een waarde. Het is een bron van authentieke, verrassende opinies. Oorspronkelijke ideeën. Daar kan de gevestigde pers nooit mee concur­reren, omdat zij nu eenmaal gevestigd is.

Tegelijkertijd is het onze tragiek dat wei-

Burgerjournalistiek en user generated content

[1] Onze statistieken zijn openbaar (begin april zijn wij 'om technische redenen' overgestapt naar een andere registratie-methode, zo werd mij verteld door onze technische man).

> Artikel 2

Dick van Eijk antwoordt zijn critici

> 10 juli, 2006 Dick van Eijk

111

Het is mooi als een bijdrage veel debat los­maakt, maar het is jammer als de meeste re­acties voorbijgaan aan waarom het in de oor­spronkelijke bijdrage gaat. Dat laatste is het geval: mij worden dingen verweten die ik de verste verte niet geschreven heb, en mij wor­den motieven in de schoenen geschoven die ik niet heb (om vervolgens die motieven te be­strijden). Ik ben blij met de reactie van Frank van Vree, die probeert enige lijn in de reacties te brengen. Tot dusverre grotendeels tever­geefs, helaas. Daarom voor alle duidelijkheid enkele reacties op de reacties.

@Jaap Stronks. Hij schrijft: "Het is Van Eijk volgens mij te doen om het behoud van de huidige journalistieke instituten." Daar is het mij dus expliciet NIET om te doen. Integen­deel: ik heb betoogd dat ik juist wil kunnen onderzoeken of journalistiek ook buiten insti-

112

dedigen. Ik vind namelijk dat de journalistiek een waardevolle bijdrage heeft geleverd aan de moderne samenleving. Daarmee is niet ge­zegd dat de journalistiek het eeuwige leven heeft of zou moeten hebben. Het is best denk­baar dat nieuwe communicatievormen een wereld helpen creëren die mooier en beter is dan waartoe journalistiek ooit zou kunnen leiden. Ik ben alleen niet bereid dat op voor­hand, zonder nader onderzoek, te geloven. Stronks heeft wel gelijk als hij schrijft dat journalistieke kernwaarden "producten [zijn] van de sociaal-culturele (en technologische) context waarbinnen ze tot wasdom zijn geko­men". Daarin verschilt journalistiek overigens niet van politiek, literatuur of wetenschap. Dat neemt niet weg dat je onderzoek kunt doen naar politiek, literatuur of wetenschap - en naar journalistiek. Maar daarvoor moet je wel weten wát je dan wilt onderzoeken. Het is best denkbaar dat journalistiek alleen kan bestaan binnen bepaalde maatschappelijke randvoorwaarden, en dat die aan het verdwij­nen zijn. Dát wil ik kunnen onderzoeken.

@Henk Blanken. Hij mist waar ik naartoe wil. Welnu, dat is eenvoudig: onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om journalistiek te be­houden als de belangrijkste drager ervan - de krant - het loodje legt. Let wel, ik zeg niet dat

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

antwoorden. Mijn bijdrage is NIET defensief bedoeld, maar onderzoekend. Ik wil ook NIET 'schuilen' achter een definitie. Ik betwist ner­gens het recht van welke burger dan ook om bijdragen te leveren aan publieke conversa­ties, wat de aard van die bijdragen ook moge zijn: politiek, literair, wetenschappelijk, jour­nalistiek of wat dan ook. Maar ik acht het wel zinvol om die bijdragen van elkaar te onder­scheiden naar genre, intenties en pretenties van de auteur, en maatschappelijk effect. En dat er in de journalistiek nog veel te verbete­ren valt, dat ben ik volledig met Henk Blanken eens.

@René Zonneveld. Hij heeft het over een 'lul­lige burgerjournalist' . Dat is een term die ik niet voor mijn rekening zou willen nemen. De definitie van journalistiek die ik heb gegeven (er zijn heel veel andere mogelijk) was be­doeld om journalistiek als intellectuele disci­pline, als verhalend genre, te onderscheiden van belendende disciplines als politiek, litera­tuur en wetenschap. Er zijn ook definities van journalistiek die niet het genre, maar de ma­ker betreffen. Zo moeten heel veel instanties dagelijks beslissingen nemen over wie ze als journalist erkennen en bijvoorbeeld toegang tot een bepaald evenement geven. Het moge duidelijk zijn dat je dan een heel andere defi-

- ~ -'.!~ '-_1-. .... AA~ ........ rt~':'Ir nino miin hiiclraQe

Burgerjournalistiek en us er generated content

derzoek doen. Als je iets wilt onderzoeken, moet je afbakenen waarover je het hebt, an­ders wordt het zwamwerk. In tegenstelling tot wat hij schrijft, sluit ik niemand uit van wat voor debat dan ook. In tegenstelling tot wat hij schrijft, komt de definitie ook niet voort uit drang tot zelfbehoud. Ik ben slechts nieuwsgierig, ik wil onderzoeken, en daarvoor moet ik definiëren wát ik wil onderzoeken. Hij verwijt me zelfs een 'Enige Echte Ware Journalistiek definitie' te poneren. Dat heb ik echter nergens gedaan. Sterker nog: ik heb er voortdurend op gewezen dat er allerlei moge­lijke definities zijn van journalistiek, en dat je er een uit moet kiezen die past bij wat je ermee wilt doen.

@Jeroen Mirck. Hij concludeert terecht dat uit de definitie die ik gaf volgt dat iedereen in beginsel journalistiek kan bedrijven, professi­oneel of niet. Het is immers een kenmerk van genre, niet van auteur.

Nog een poging om aan te scherpen wat ik be­doel:

Miljoenen mensen nemen deel aan publieke conversaties door bijdragen in tekst, beeld of geluid. Voor alle duidelijkheid: niets op tegen. Die bijdragen verschillen naar hun aard, naar de intenties Vrln ri" m:>uor on n~~" ___ • __ L

113

tief standpunt te verdedigen (niks op tegen, maar geen journalistiek; soms politiek, maar lang niet altijd), of door in de eerste plaats met schoonheid de lezer te beroeren (dat is literatuur of kunst, geen journalistiek). Ik ben nog niemand tegengekomen die een pleidooi van Rita Verdonk in de Tweede Kamer of een roman van Thomas Rosenboom 'journalistiek' zou noemen. Ik zie niet in waarom bijdragen aan publieke conversaties op internet die lij­ken op die van Verdonk of Rosenboom ineens 'burgerjournalistiek' genoemd zouden moeten worden. Dat schept alleen maar verwarring.

Mijn pleidooi: noem online bijdragen alléén 'journalistiek' als ze journalistiek zijn; of ze door een professional of een amateur zijn ver­vaardigd doet er daarvoor helemaal niets toe. En gebruik een ander begrip als je het over een veel bredere categorie bijdragen wilt hebben, die ook literaire, politieke en andere genres omvat. 'Publieke conversaties' lijkt me daarvoor een betere term.

re (1) Mark Deuze 10 jul;

Compliment voor De Nieuwe Reporter en Dick van Eijk dat het debat levende wordt gehou­den en dat er ruimte is voor uitgebreide

114

Van Eijks woorden, die mij oorspronkelijk ook al leidden tot een kritische noot.

In mijn reactie probeerde ik een meer open en creatieve benadering van het klas­sieke definitieprobleem voor te staan. Waarom dat direct tot "zwamwerk" zou lei­den is een betreurenswaardig starre reactie - en dat terwijl Van Eijk en ik het waarschijn­lijk in de kern eens zijn over het feit dat wat journalistiek is niet per definitie (!) voorbe­houden is aan zij die als professioneel jour­nalist werkzaam zijn.

Verder ook een opmerking als academi-cus n.a.v. van Van Eijks opmerking: "Als je iets wilt onderzoeken, moet je afbakenen waarover je het hebt." Dat 'afbakenen' kan alleen maar als er gerede consensus bestaat over datgene wat je onderzoekt - anders onderzoek je vooral om bewijzen te ver­zamelen voor hetgeen je vooraf bedacht en afgebakend hebt. Laat nu juist in deze discussie de kern van de zaak - wat 'jour­nalistiek' is - ter discussie staan! Dus kan je helemaal niets afbakenen en zal je zo open en vrij mogelijk rond moeten kijken naar wie zich journalist noemt, wat en voor wie voor journalistiek doorgaat, en waarom dat zo is. Dat is een zeer zuivere, inductieve methode die voortkomt uit oprechte nieuwsgierigheid

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

re (2) Edk van Heeswijk 11 juli

Ik zie hier weer een voorbeeld van wat ik al eerder constateerde: wanneer een journalist niet direct bereid is alle aspecten van 'de burgerjournalistiek' te omarmen, wanneer hij ook kritisch wil blijven kijken naar wat er gebeurt in de opwindende samenkomst van medium internet en journalistiek, moet hij hemel en aarde bewegen om niet direct voor een aartsconservatief te worden uitgemaakt. Terwijl Van Eijk een lovenswaardige afstan­delijkheid incorporeert die ik ook al jaren tot de mijne probeer te maken.

Hij schrijft: "Het is best denkbaar dat nieuwe communicatievormen een wereld helpen creëren die mooier en beter is dan waartoe journalistiek ooit zou kunnen lei­den. Ik ben alleen niet bereid dat op voor­hand, zonder nader onderzoek, te geloven." Of zoals ik mezelf altijd voorhoud: in elke verandering moet je het goede proberen te behouden en het slechte wegwerpen. En dat impliceert je juist niet op te werpen als een starre gelovige, of een vasthoudende cyni­cus. We moeten juist uit die stellingen. Want dat verhindert je er goed naar te kijken.

Van Eijks pleidooi de zaken een beetje uit elkaar te houden spreekt me daarom bijzon­L._ --- L~~ ",~t <tr:>kkprp rlpfiniërinQ van

Burgerjournalistiek en us er generated content

nalisten zijn wonderlijk genoeg nauwelijks in staat aan te geven waar men het precies over heeft, of precies te onderscheiden wat de ander bedoelt. Maar we moeten toch in staat zijn de belangrijkste vraag eens helder op tafel te leggen, analytisch of normatief. Meestal komt in mijn ervaring het probleem neer op vier verschillende vragen - allemaal de moeite van het stellen waard - die hele­maal door elkaar lopen. Even heel simpel en schematisch:

1. Definiëring: welke aspecten reken je tot de (ideale) journalistiek?

2. Analytisch: a- Welk aspect van de journalistiek wordt gaandeweg vervangen door een ander? b- Welk aspect van de journalistiek zal niet verdwijnen?

3. Normatief: a- Welk aspect van de journalistiek wil je behouden? b- Welk aspect van de journalistiek zie je liever verdwijnen?

Op elk van de vragen kun je een heleboel deelaspecten van de huidige of ideale jour­nalistiek noemen (het institutionele karakter, het rhprk,::ln \I~n foHr..1'\ .....I ...... __ L _~.-1-'_

115

scheidingen onder journalisten enz. enz.), en het zou heel aardig zijn de lijstjes van een aantal journalisten/wetenschapperslNieu­wereporters eens naast elkaar te leggen. Ben benieuwd wie het allemaal stiekem met elkaar eens zijn ...

re (3) Dick van Eijk 11 juli

®Mark Deuze. De formulering van zijn reac­tie is dit keer een stuk constructiever. Hij schrift: "terwijl Van Eijk en ik het waar­schijnlijk in de kern eens zijn over het feit dat wat journalistiek is niet per definitie (!) voorbehouden is aan zij die als professioneel journalist werkzaam zijn." Tja, dat heb ik tot drie keer toe expliciet gesteld: in Nrc.next, in mijn eerste bijdrage op De Nieuwe Repor­ter, en in mijn reactie op de reacties daarop. Het woordje 'waarschijnlijk' mag dus wat mij betreft wel weg.

Niet eens ben ik het met zijn stelling "Dat 'afbakenen' kan alleen maar als er gerede consensus bestaat over datgene wat je onderzoekt". Het afbakenen van je onder­werp is in de eerste plaats noodzakelijk voor jezelf, om te weten wat je wilt onderzoe­ken. Die afbakening mag best origineel of

116

werden gedeeld. Maar het hóeft natuurlijk niet zo te gaan. Vaak kun je beter aan­sluiten bij definities die inderdaad worden gedeeld, omdat je bijdrage aan de litera­tuur dan gemakkelijker met die van anderen kan worden vergeleken. Dus wanneer Deuze schrijft dat "je zo open en vrij mogelijk rond [zal] moeten kijken naar wie zich journalist noemt, wat en voor wie voor journalistiek doorgaat, en waarom dat zo is" ben ik dat met hem eens, met bovenstaande kantteke­ning. Het is ook de benadering die ik in grote lijnen heb gebruikt om tot de definitie te komen die ik in mijn bijdrage heb genoemd: Journalism is truth-seeking storyte/ling, primarily serving citizens, without alegal foundation. Deze definitie bleef over na een analyse van sterke en zwakke punten van tal van definities die in de literatuur werden gebezigd. Andere definities zijn mogelijk en zeker niet per se minder valide of zin-vol - het hangt er onder meer van af wat je ermee wilt. De kern van mijn argument is immers dát het nuttig is om journalistiek af te bakenen en te onderscheiden van andere verhalende disciplines. Hóe je dat dan doet is vers twee. Ik zou het al een flinke stap voorwaarts vinden als de notie dat het zinvol is online bijdragen te onderscheiden naar Qenre en niet alles' (burger)journalistiek' te

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

@Erik van Heeswijk. Hij schrijft "de spraak­verwarring heerst in dit gesprek en ik heb in vele zaaltjes gezeten waar ik eigenlijk al in de pauze huiswaarts had kunnen keren" - een gevoel dat ik alleen maar kan delen, niet alleen naar aanleiding van deze discussie op De Nieuwe Reporter. Journalisten zijn in het algemeen niet zo sterk in het definiëren van wat ze doen en in het uitleggen waaruit hun bijdrage aan de samenleving nu precies bestaat. Dus als dit debat daaraan een bij­drage kan leveren juich ik dat toe. Het is mooi dat er nu een forum is om dit te doen. Dat hebben we lang gemist in Nederland.

BurgeIjournalistiek en us er generated content

> Artikel 3

Unieuws.nl: burgerjournalistiek in de regio

> 17 februari, 2006 Wim Kramer

Bij het publieke regionale radiostation RTV Utrecht is men zojuist met burgerjournalis­tiek begonnen. Wim Kramer, Hoofd Nieuws bij de zender, blikt terug na de eerste week.

De directe aanleiding was het instellen van een tiplijn voor onze nieuwsgaring, vorig jaar sep­tember. Het viel ons op dat er dagelijks nieuw­sitems door kijkers en luisteraars werden aan­gedragen. Dat riep vragen op: kan een regionaal radio- en tv-station gebruik maken van burger­journalisten? Hoe kunnen wij als publieke regio­nale omroep een community feeling opbouwen en wat is daarbij de rol van weblogs?

Al surfend over het net stuitte ik op het rapport van Willes en Bowman, We Media, thinking paper. Een heldere beschrijving van het gebruik en de invloed van 'citizen jour­nalism'

117

Daily Me maar als The Daily We: don't own the story, share the story.

We zijn niet zo geïnteresseerd in wat het individu bezighoudt (Daily Me) omdat dat lang niet altijd een maatschappelijk belang verte­genwoordigt. We zijn wel ge'interesseerd in wat een groep mensen (Daily We) bezighoudt. Daarom willen we ook reacties op het eigen nieuws vragen: het verhaal kan er alleen maar groter of interessanter door worden, en mis­schien komen er ook oplossingen uit voort. We bieden niet alleen een plaats voor nieuws, maar kijken ook of nieuws via Unieuws.nl de weg kan vinden naar onze radio- en tv-uit­zendingen; en bij grote issues willen we de Unieuws.nl community inschakelen.

Unieuws.nl is nu een kleine week actief. De site is begonnen met een vaste kern van 25 bloggers die door RTV Utrecht zijn bena­derd. Omdat de eerste fase van Unieuws.nl in het teken staat van de gemeenteverkiezin­gen zijn de eerste bloggers ook in die hoek gezocht, actieve burgers en plaatselijke po­litici. Inmiddels is die groep uitgebreid naar ruim 120 spontane aanmeldingen, zijn er al zo'n tachtig artikelen verschenen en wordt er gereageerd.

Na een week zijn wij dan ook meer dan verrast.

118

Eén van de vragen die blijft boeien is hoe we de site actief kunnen houden. Moet er bijvoorbeeld content op de site om de blog­gers actief te houden? Denk aan extra oproe­pen voor bijvoorbeeld foto's in een bepaald thema. We zitten erover te denken om een veiligheidskaart van de provincie te maken: waar in Utrecht wordt onveiligheid ervaren? Kortom probeer een interactie op gang te brengen tussen bloggers, lezers en redactie. Bedenk streeds nieuwe zaken die burgers naar de site trekken.

RTV Utrecht is gelukkig in staat om aan crosspromotion te doen. Via onze radio- en televisie-uitzendingen roepen wij mensen op om hun eigen nieuws te melden. In onze tv­actualiteitenrubriek U Vandaag melden wij dagelijks de laatste topics op het net en laten we ook nieuws zien dat door de burgers is ge­maakt. Met dien verstande: burgers melden op de site hun nieuws, de redactie doet de jour­nalistieke check om er vervolgens een item over te maken. Datzelfde gebeurt op radio; een eigen Unieuws.nl-rubriek waar de laatste nieuwsitems te horen zijn en waar bloggers door de presentator worden gevraagd een ei­gen verhaal toe te lichten. RTV Utrecht neemt de bloggers serieus en geeft hun nieuws een eigen plek.

Jammer alleen dat wij als publieke omroep

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

Een andere belangrijke vraag was: hoe voorkomen wij discussies over anonimiteit zo­als bijvoorbeeld bij de blog van de Volkskrant? Bij ons was het antwoord op die vraag eigen­lijk niet zo moeilijk. Deelnemers aan de site moeten zich aanmelden. Bloggers zijn niet anoniem en reacties zijn te traceren.

Bloggers kunnen aangeven of ze hun ei­gen nieuws willen toelichten op radio en/of tv. Voor te stellen is dat een discussie die nu gaande is over huurwoningen in de stad Utrecht ook kan leiden tot een begin van een oplossing. Dan is het aardig om bloggers daar­over te bevragen voor radio en/ of tv.

We hebben huisregels opgesteld waarbij helder is wat wel en wat niet mag. Bloggers moeten akkoord gaan met die voorwaarden. De achtergrond hiervan: met open vizier dis­cussiëren, reageren en nieuws plaatsen.

Unieuws.nl is nog volop in ontwikkeling. Bouwer Sitepeople en RTV Utrecht zijn net klaar met fase 1. De site staat in het teken van de komende verkiezingen waarbij de ge­dachte is om burgers en politiek bijeen te brengen. Maar zoals iedereen kan lezen, is het niet alleen gemeentepolitiek die de site vult. Ook het terugvinden van gestolen kliko's, dis­cussie over een voetbalschool in Bunschoten/ Spakenburg en een wake bij het detentiecen­trum Zeist zijn te volgen.

,,- ..J - .. -_I"-~'n,..~n 'tr\lnt f",,,,, 7 f'n wordt

Burgeljournalistiek en us er generated content

ternetradio? Binnenkort komen daartoe con­crete plannen.

Opzet site

Bij het opzetten van de site hebben we na­drukkelijk samengewerkt met een externe partner, William Valkenburg van Omroep. nl en sitebouwer Sitepeople uit Hilversum.

Uitgangspunt was en is de laagdrempe­ligheid. Iedere Utrechter moet in staat zijn nieuws te plaatsen en/of te reageren op Unieuws.nl.

Ook lag er onze wens om de discussies in eerste instantie per gemeente te voeren waarbij niet is uitgesloten dat onderwerpen ook weer door andere gemeentelijke bloggers worden overgenomen of dat ideeën worden uitgewisseld. De problematiek van huurhuizen zoals die nu in de stad Utrecht speelt, is ook in Amersfoort bekend.

De site zelf wordt deze week verder in­gevuld. Zo wordt de navigatie nog deze week uitgebreid en vereenvoudigd.

Reacties

De reacties op de redactie: enthousiast, af-wachtenrl. ;,rhtcrrlrv·ht;n --_ ..... --

119

En de provinciegenoten: RTV Utrecht heeft via mail en telefoon enthousiaste reacties ge­had, de moderator van de site is drie dagen bezig geweest om een lO-jarige man uit te leggen hoe hij zijn stuk kon plaatsen, en blog­gers helpen ons om de site te verbeteren.

Unieuws.nl is onze invulling van civil jour­nalism en we zullen heus nog wel tegen za­ken aanlopen waar we niet 1,2,3 een oplos­sing voor hebben. Belangrijkste is echter dat wij nieuwsgierige en actieve inwoners van de provincie een plek geven.

En voor al die achterdochtige collega's; wees niet bang voor een uitholling van het journalistieke vakmanschap, onze producten kunnen alleen maar beter worden als we onze lezers, luisteraars en kijkers betrekken bij ons vak.

120

> Artikel 4

Voorbeelden van burgerjournalistiek in Nederland

> 9 februari, 2006 Leendert van der Valk

Voor voorbeelden van burgerjournalistiek - ook wel citizen journalism of we media -wordt vaak gekeken naar Amerika of Zuid-Ko­rea. Maar ook in Raalte, Goor of in een Haar­lemse volkswijk worden amateur-journalisten ingezet om het lokale nieuws te verslaan. Hoe ziet de dagelijkse praktijk van burgerjourna­listiek eruit? Voor welke dilemma's komen re­dacteuren te staan en wat verwachten zij van hun lezers? De Nieuwe Reporter onderzocht vijf initiatieven. Twee daarvan zijn opgezet door regionale kranten, een door een lokale politicus. De overige twee zijn grass-roots initiatieven. Enkele conclusies: het kostte de regionale kranten veel moeite om de lezeïs daadwerkelijk aan het schrijven te krijgen. Burgerjournalisten stelden bovendien hulp

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

GMSbuurt

Het Limburgs Dagblad begon in 2004 een ex­periment in drie Heerlense wijken. De be­doeling was de buurt te laten meeschrijven aan een eigen nieuwslog. In het meest ideale geval zou uiteindelijk zelfs de professionele redacteur overbodig worden en zou de buurt zijn eigen nieuwsmedium beheren. Het pakte anders uit.

Beheerder en redacteur Michiel Metsaars wil niet van een mislukking spreken, het gaat tenslotte om een experiment. Maar hij is te­leurgesteld. Sinds 1 januari 2006 bestaat het weblog niet meer. "We hadden ons er meer van voorgesteld. Men leest het graag, maar zelf er iets voor doen, ho maar.» Ondanks lobby van Metsaars wilde niemand schrijven. Volgens hem zien Limburgers, en zeker de bewoners van de volkswijken waarover hij schrijft, niet graag hun naam in de krant. "Veel mensen denken dat ze niet kunnen schrijven en wor­den daarom liever geen buurt journalist. Het is een erg hoge drempel voor ze. Ze willen niet met hun hoofd boven het maaiveld." Wel kwamen er via e-mail soms tips van bewoners binnen, maar ook dat gebeurde minder vaak dan gehoopt. De meeste berichtgeving kwam van Metsaars' tochten door de buurt en het aanspreken van zijn netwerk aldaar.

1 J' _L.!_I u_ .................... ..,.~Nr 'n"'Iot rnmnr\,c:;,ip' over

Burgeljournalistiek en user generated content

Hij legt zich grotendeels de regels op zoals hij die vanuit de krantenwereld kent, maar merkt wel dat er verschillen zijn tussen het bloggen en het schrijven voor de krant. Met name als het gaat om journalistieke regels. Over GMSbuurt zegt Michiel Metsaars: "Dit is een pilotproject waarin we de grens van het journalistieke willen opzoeken. Je moet een aantal journalistieke regels die je leert tij­dens je opleiding loslaten. Voornamelijk je opvattingen over de vraag 'wat is nieuws?'. Een losliggende stoeptegel is te klein voor de krant, maar niet voor de buurtsite. " Een an­der verschil ziet hij in de toon van schrijven. Die moet worden aangepast op het publiek. Het krantenpubliek is volgens hem hoger op­geleid dan de gemiddelde bewoner van de drie Heerlense buurten.

Het Limburgs Dagblad koos ervoor om de drempel voor participatie zo laag mogelijk te houden door anonieme reacties toe te laten. Toch vielen de reacties op nieuwsstukken te­gen. Veel onderwerpen verdwenen onbespro­ken naar de onderkant van de site.

Amsterdamsebuurten.nl

Een soortgelijk project als in Limburg werd gestart in de Amsterdamse buurten van Haar-Ipm \I~nll'Ït h.o.f- L/ ......... .,../-._- ,.... ~ -, I • ••

121

aansluit bij de publiekprivate stichting Digi­taal Trapveld Haarlem, een project ter bevor­dering van buurtcommunicatie.

De twee redacteuren van het Haarlems Dagblad die het weblog beheerden, Dineke Sanders en Fleur Leeflang, slaagden er wel in burgerjournalisten te vinden. Ze ondervon­den echter dat zij mensen constant moeten stimuleren om mee te werken. Uit zichzelf draagt vrijwel niemand iets bij. In bijna an­derhalf jaar is het gelukt om een aantal vaste burgerjournalisten te krijgen. Op de site wor­den acht namen genoemd van bewoners die op verschillende manieren bijdragen leveren, columns, foto's of tekst. Er komen ook rede­lijk veel tips binnen en de twee redacteuren hebben een goed netwerk in de buurt. Maar zonder de begeleiding van Sanders en Leef­lang (tezamen 1 fte) kan de site niet bestaan. Leeflang: "Niet iedereen is journalist, dat was een denkfout die we in het begin maak­ten." Veel lezers stellen het op prijs als een professionele journalist nog even kijkt naar hun bijdrage voor het wordt gepubliceerd. Desalniettemin hebben enkele bewoners nu toch het heft in eigen handen genomen. Zij wachten het besluit van de gemeente Haar­lem over de toekomst van de site niet af. Twee weken geleden begon een van de lezers een eigen weblog, zonder tussenkomst Viln

122

speelplein. Daaronder stond een reactie van iemand die zich in zijn pseudoniem voordeed als woordvoerder van de Haarlemse Groen­Links fractie. Vijf dagen en vele reacties later werd dit uiteindelijk gecorrigeerd door een echte Groenlinkser. Die correctie staat vrij­wel helemaal onderaan de pagina, een flink eind scrollen. Volgens de redacteuren Leeflang en Sanders is daarmee de kous af. "We heb­ben ook niets meer gehoord van Groenlinks, dus we nemen aan dat het zo in orde is." Zij zeggen over dergelijke zaken (censureren of corrigeren van reacties) vaak langdurig met elkaar te spreken en er geen vaste werkwijze voor te hebben. Er wordt per geval een afwe­ging gemaakt.

In Haarlem verscheen naast het weblog eens per twee weken een printversie van de buurtkrant, die erg succesvol is gebleken. De redactie van Amsterdamsebuurten zit in een buurthuis waar alle bewoners zo kunnen bin­nenlopen.

Amsterdamcentraal

De huidige fractievoorzitter van de PvdA in Amsterdam, Lodewijk Asscher, had bij de vo­rige gemeenteraadsverkiezingen wel oren naar het olan van Merel Roze om via een weblog de

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

mensen die zij al kende uit de weblogscene. Inmiddels zijn de laatste banden met de PvdA doorgesneden en betaalt de plaatselijke zen­der AT5 de hosting van Amsterdamcentraal. nl.

Er schrijven 15 correspondenten voor Am­sterdamcentraal, voornamelijk over onder­werpen uit hun eigen stadsdeel. Geen van al­len hebben ze een journalistieke opleiding.

Er verschijnt elke dag een stuk, wat in­houdt dat de correspondenten volgens een strak schema eens in de twee weken publi­ceren. De prioriteit ligt niet bij het nieuws, maar bij discussie. Tips en persberichten ko­men soms wel binnen op de site, maar niet regelmatig. Er is ook geen sprake van een uit­gebreid netwerk onder buurtbewoners.

Merel Roze voelt zich geen journalist wan­neer ze voor het weblog werkt. Ze vertelt dat Amsterdamcentraal in het begin zelfs journa­listen heeft geweigerd die wilden meewerken aan de site, omdat het van' de gewone burger moest zijn'. Voor haar betekent een journa­listieke werkwijze dat de publicaties niet het nieuws volgen, maar het juist onthullen. Am­sterdamcentraal is volgens haar daarom geen journalistieke site, hoewel ze er wel aan wil werken om dat te worden. Feiten worden niet altijd gecheckt. Dat heeft volgens haar ove­rigens nog geen nare gevolgen gehad. Als er

.... --- ,h ol, "n Amdprnrlfficentraal

Burgeljournalistiek en us er generated content

Dergelijke stukken zijn dan altijd onderwerp van debat in de zeswekelijkse vergadering.

Roalte.net

Beheerder Frank Jansen of Lorkeers is Roalte­Net begonnen uit onvrede met het nieuwsaan­bod in Raalte. Hij wil in zijn berichtgeving op­komen voor de underdog en zegt dat hij overal zijn 'mening in drukt'. Hij heeft als proces­operator in een kaasfabriek geen journalis­tieke achtergrond. Zijn vrouw schrijft soms ook voor het weblog, verder is er niemand die stukken kan plaatsen. Er is wel een fotograaf die voor ander werk constant in Raalte rond­rijdt en Jansen of Lorkeers voorziet van foto' s en tips. Ander nieuws komt van persberichten van de gemeente. Af en toe krijgt hij tips van bewoners.

Toen Jansen of Lorkeers in 1999 begon met een website was dat een nieuwspagina die hij onderhield bij wijze van hobby. In­middels heeft het web log status gekregen in Raalte. Hij moet ervoor waken dat het een hobby blijft.

Jansen of Lorkeers publiceert over zaken die hij zelf interessant vindt. Hoewel hij zegt nog niet de helft van de feiten te checken, is hij nooit tot de conclusie gekomen dat op Rrt.:::r.1 to ..... ll""d· + ...... .:4- ...... 1.:..: 1._

123

tot onjuiste berichtgeving kan leiden, maar vertrouwt op zijn methodes.

Hij leunt sterk op de reactiemogelijkheid als corrigerend instrument. Mocht hij iets pu­bliceren wat onjuist is, kan dat achteraf, via de reacties of in direct contact met hem wor­den rechtgezet. "Ik kreeg een e-mail van een docent journalistiek die mij vertelde dat ik door de reactiemogelijkheid open te houden, voldoe aan de eis van hoor en wederhoor, dus daar vertrouw ik op." Over de vraag of hij een uitspraak van de Raad voor de Journalistiek zou erkennen heeft hij nog nooit nagedacht. Het is ver van zijn bed. Dat neemt niet weg dat hij wel bereid is verantwoordelijkheid te nemen voor zijn publicaties. Hoewel hij onder 'RoalteNet' publiceert, is zijn echte naam di­rect op de site te vinden.

Als een onderwerp hem te groot wordt, speelt hij het door aan de regionale media. Over een zaak in Raalte waarbij de landelijke over­heid betrokken is: "Ik ben maar een amateur, wat moet ik bij het ministerie van VROM?"

In een artil<el in het NRC Handelsblad zei hij "niet gehinderd te worden door enige jour­nalistieke kennis", En in het interview voor dit onderzoek zei hij: "Ik geloof dat ande· ren RoalteNet serieuzer nemen dan ik." An­derzijds voelde hij zich wel gepasseerd toen de gemeente Raalte besloot hem pppn n",r~-

124

Goorsnieuws

Goorsnieuws wordt beheerd door Paul Schab­bink. Hij is sportjournalist voor RTV Oost en heeft door het succes van Goorsnieuws inmid­dels een viermans redactie, één commercieel medewerker en een webmaster aangesteld. Schabbink begon Goorsnieuws omdat er door krantenfusies en gemeentelijke herindeling nauwelijks meer aandacht werd besteed aan lokaal nieuws.

De berichtgeving op de site is kort en za­kelijk. Alle redacteuren hebben een journa­listieke achtergrond. Schabbink hecht veel waarde aan de journalistieke mores. Uit een rondvraag onder lezers bleek dat zij graag een roddelplatform op de site wilden, maar dat is wat hem betreft uit den boze. Alleen geregi­streerde leden kunnen reageren op de posts. Op één columnist na, publiceren lezers niet zelf, ze kunnen wel foto' s aanleveren. Goor­snieuws (voor Goor, door Goor) roept op om tips te geven aan zodat de redacteuren daar mee aan de slag kunnen.

Het liefst wil Schabbink een professio­nelere redactie die vanuit huis werkt en ge­steund wordt door een aantal vaste tipgevers en ooggetuigen die hun waarde hebben be­wezen. Of die ook betaald kunnen worden, wPpt hii nOQ niet zeker. Goorsnieuws komt

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

Om bezoekers te trekken heeft Goor­snieuws een aantal subsites, zoals een 'lief en leed pagina' en een evenementenagenda. Maar ook andere middelen worden ingezet zoals de te downloaden samenvatting van de plaatselijke voetbalderby GFC - VV Twenthe en een Goorse oudejaarsconference. Goor­snieuws is aan het professionaliseren, maar Schabbink heeft er een hard hoofd in dat de redactie er ooit een goed belegde boterham aan zal overhouden.

Alle hier besproken weblogs worden in de ge­meenschap waarvoor zij schrijven serieus ge­nomen. De redacties ontvangen persberichten van de gemeente en politie. Andere regionale media kijken naar de blogs en ook politici pro­beren op de hoogte te blijven. Toch blijven de bloggers de lat hoger leggen, want er zijn nog veel punten die verbeterd kunnen worden. De belangrijkste factor daarin is het publiek. De weblogs die zoeken naar burgerjournalisten, merken dat de meeste bewoners niet staan te trappelen. Wat uiteraard ook van het publiek verwacht wordt is dat zij de discussie over het nieuws uit hun buurt aangaan. Soms ge­beurt dit helemaal niet en als het wel gebeurt dan raken de meeste bloggers teleurgesteld in het niveau. Hoewel ze zeggen weinig re­acties te verwijderen, omdat het merendeel

... -'- '--. 'M_I I,~n nnthrppkt het

Burgeljournalistiek en us er generated content

In het lezersgedrag wordt hier en daar echter wel een verandering waargenomen. Naarmate een weblog langer bestaat, een min of meer vast publiek krijgt en laat blij­ken een serieus en actueel medium te zijn, worden ook de lezersbijdragen waardevoller. Weblogger Merel Roze van Amsterdamcentraal toonde zich bijvoorbeeld zeer verguld met de discussie over het nut van kraken in Amster­dam. Lezers bestookten elkaar met hele es­says. Waarbij het overigens wel nodig bleek een aantal reacties te verwijderen. Steeds vaker worden mensen ook aangesproken op hun anonimiteit en verzocht met naam en toe­naam te reageren.

> Artikel 5

De krant kan weinig met weblogs

> 15 juli, 2006, Michiel Maas

125

De vraag of webloggers een vorm van journa­listiek bedrijven wordt door commentatoren bij de Volkskrant op verschillende wijze be­antwoord. Maar het feit dat de vraag wordt gesteld zegt meer over de identiteitscrisis van de krant dan over de journalistieke kwaliteit van webloggers.

In zijn column 'digitale berichten' van 7 juli betoogt Geert-Jan Bogaerts dat de Volks­krant-weblogs een grotere plaats in de krant verdienen: "De krant is geen meneer meer, maar moet zich opstellen als de buurman met wie je in debat kunt." Volgens Bogaerts is de journalistiek kennelijk te elitair, en hebben journalisten te weinig contact met de basis. De vraag is echter of webloggers die basis ver­tegenwoordigen, en of ze iets aan de krant kunnen toevoegen.

Het fenomeen weblog bestaat in Nederland al bijna tien jaar. Maar pas onlangs heeft de

126

serieuze journalistieke baan vonden bij radio, krant en internetsites. Zij wezen hun minder internet-ervaren collega's op de discussies en soms aanvullende informatie op nieuwsfeiten die bij weblogs te vinden waren.

Voor sommige hoofdredacties was dat een eye-opener. Hier was de verklaring te vinden voor de teruglopende oplages: de burger had de krant niet meer nodig om ge'informeerd te worden. Bovendien boden weblogs de lezer een podium om de eerste gevoelens na het le­zen van het nieuws direct neer te pennen. Al­les wat de kranten niet hadden, bleken web­logs wel te hebben. Originaliteit, een hechte relatie met lezer en een platform voor discus­sie. Kortom, wat zij hebben, moet de krant ook krijgen.

Maar is dat wel zo? Zijn weblogs, met hun unieke watercooler-discussies en scherpe commentaren, een aanvulling voor de krant?

Het antwoord is: nee. Veel van de kwalitei­ten die we blogs door de 'oude media' worden toegedicht, bezitten ze in veel mindere mate. Laten we eens beginnen met originaliteit. Het overgrote merendeel van de Nederlandse we blogs zijn persoonlijke dagboeken. Het grootste deel daarvan is oninteressant en on­leesbaar, en de stukjes die wel origineel zijn, zijn veel te persoonlijk om het krantenlezend publiek aan te spreken. Niemand koopt de

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

de nieuwsonderwerpen zelden origineel. De meeste stukken worden geschreven om zoveel mogelijk reacties te krijgen. De schrijvers prikkelen de lezers om hun mening te geven. De gebruikte nieuwsbronnen zijn bijna zonder uitzondering de traditionele media. De origi­naliteit ligt niet in de nieuwsgaring, maar in de selectie en de benadering van het nieuws dat door andere, professionele journalisten is opgeschreven.

Ten tweede zijn de weblogs niet minder elitair dan de kranten. Het lijkt soms niet zo, maar het deel van de Nederlandse bevolking dat weblogs leest is nog steeds zeer klein. Met de deelnemers aan de discussies op weblogs is het nog veel erger: het gaat vaak om een kleine groep vaste reageerders, die elkaars standpunten kennen en alleen reageren onder een schuilnaam. Ze reageren iedere dag on­der verschillende berichten op hun favoriete weblog. Dat doen ze op uiteenlopende wijze, van ongenuanceerd tot zeer beschaafd. Maar de reacties op weblogs vallen moeilijk te beti­telen als' de stem van het volk' .

Daarmee is niet gezegd dat we blogs geen waarde kunnen hebben voor de journalist. Sommige discussies kunnen inzichtelijk zijn, en de trouwe lijst van lezers van weblogs kun­nen de schrijvers wijzen op nieuwsfeiten die nog niet zijn onderzocht. Maar de relevantie .... ~~~'~n "',"r np krnntenlezer. die het nieuws

Burgerjournalistiek en user generated content

als discussieforum, bijvoorbeeld door reac­ties mogelijk te maken op de eigen websites. Voorwaarde is wel dat journalisten zelf bereid zijn om op die plaats verantwoording voor hun artikelen af te leggen, want vrijblijvende poli­tieke discussiefora zijn er al genoeg.

Maar het zelf starten van lezers-weblogs, zoals de Volkskrant doet, voegt niets toe. De krant als medium bestaat al eeuwen, en de waarde ervan staat nog steeds als een huis, afnemende abonnementen ten spijt. Toegan­kelijke media als radio en televisie hebben dat in het verleden niet verminderd. Het is een gebrek aan zelfvertrouwen om te denken dat weblogs dat wel zouden doen.

(Dit artikel van Michie{ Maas verscheen op vrijdag 14 juli in licht gewijzigde vorm op de opiniepagina van de Volkskrant.)

re (1) Marco Raaphorst 15 juli

Ben het hier totaal niet mee eens. 911 heeft aangetoond dat de burgers nieuws kunnen brengen. Dat gebeurde toen ineens mas­saal en daar kon geen krant tegenop. Een weblogger is klein onafhankelijk en kan snel handelen. En dat werkt vaak in zijn of haar voordeel.

127

veel onderwerpen die niet aan bod komen bij kranten. Welke krant brengt nog echt regio­naal nieuws, vertelt echt iets wat de burgers aanspreekt? Dit is bijvoorbeeld de laatste jaren helemaal misgelopen met de Haagsche Courant, nu het AD.

Een krant moet scoren. Sommige weblog­gers hoeven niet veel, doen het omdat ze het gewoon leuk vinden maar dragen wel bij aan ander nieuws. Kranten en weblogs staan gewoon naast elkaar en vullen elkaar aan. En zeker; van papier lezen is vaak prettiger, maar om nu gelijk te zeggen, beter, nee!

re (2) Sipke 17juli

In deze discussie wordt continu geschermd met het niks toevoegen van weblogs aan de inhoud van kranten. En dat klopt voor waar de kranten over schrijven. Maar het probleem zit hem er juist in dat kranten er maar zeer beperkt in slagen om over inte­resses van hun lezers te schrijven. Als ik voor mijzelf spreek is er bitter weinig in een krant te vinden over sportklimmen, electro muziek, online marketing, games, de nieuw­ste mobiele telefoons en info over beleggen. Dat zijn onderwerpen die mij interesseren

128

Een andere manier om de relevantie van weblogs onderuit te halen is het wijzen op de weblogs over het persoonlijke leven van mensen of hun huisdieren. Dat is appels met peren vergelijken. Natuurlijk zijn de persoonlijke weblogs het merendeel van de weblogs, maar kijk ook eens naar al die inhoudelijke weblogs (zoals deze) en verge­lijk die met de traditionele media. Anders zou het argument ook kunnen worden omge­draaid door te wijzen op de journalistieke irrelevantie van het gemiddelde buurt­krantje. Het is een beetje flauw om de ere­divisie van het ene medium te vergelijken met een veteranen hobby voetbal team van het andere medium!

re (3) Anneke van Ammelrooy 17 juli

Waarom alleen naar Nederland gekeken? Blogsites geven burgers in landen waar cen­suur heerst, de mogelijkheid onwelkome fei­ten te presenteren. Het heeft even geduurd bijvoorbeeld voordat er een technische tooI was om eenvoudig in het Arabisch en Koer­disch te bloggen, maar nu zijn die er.

Er is inmiddels een nieuwe mengvorm van bloggen & journalistiek: een professio­nele redactie redigeert nieuwsgaring-blogs,

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

Wat ik in de discussie over kranten & blogs mis, zijn de blogs als correctie op de nieuwsgaring, selectie van nieuws en gekleurde voorstellingen van gebeurtenis­sen in de mainstream media. Die blogs, niet met voorspelbare anti-meningen, maar met de ervaringen van ooggetuigen e.d., bestaan wel degelijk. Tja, het is even zoeken natuur­lijk en het duurt ook even voordat je min of meer weet dat deze of gene blog betrouw­baar is. Maar zeker zodra er meerdere blogs zijn van ooggetuigen van dezelfde gebeurte­nissen, wordt het interessant voor kranten en andere media om hen als nieuwe bron te gebruiken. De buitenlandjournalistiek is in Nederland half dood, de oorlogsjournalistiek afgeschaft, onderzoeksjournalistiek is te duur, we moeten allemaal dezelfde onder­werpen doen, infotainment rukt op, en vanaf middernacht zit je op zes KPN-digitaal-kana­len naar porno en prostitutie te kijken - de blogs kunnen dat allemaal niet vervangen maar wel de vlam levend houden.

Businessmodellen

Paul Molenaar, directeur van Ilse Media, houdt ervan om de knuppel in het hoender­hok te gooien. Zijn kinderen zou hij nooit adviseren om journalist te worden, vertelde hij in september 2006 op een door de Neder­landse Vereniging van Journalisten (NVJ) be­legde bijeenkomst. De toekomst van de jour­nalistiek ziet er namelijk slecht uit.

Tachtig procent van de klassieke journa­listiek gaat verdwijnen, voorspelde Molenaar. "Redacties van honderd man zijn voorbij. Als je kijkt naar Google News, dan zie je dat tach­tig procent van het nieuws doubleeIi in de kranten. Dat is natuurlijk vragen om proble­men." De ontslagen journalisten hoeven niet op veel mededogen te rekenen van Molenaar. "Middelmatige journalisten die persberich­ten bewerken, verdienen het om de WW in te gaan."

Enkele weken later, tijdens het Ilse Me­dia 2.0-evenement in Amsterdam, gooide Molenaar er nog een schepje bovenop. Niet alleen de kranten met grote redacties zullen het moeiliik kriip-pn ""lr rln b~l,~ __ L - '

wanneer hij naar een tv-programma kijkt -en dat hoeft dankzij Uitzendinggemist.nl en YouTube allang niet meer op het moment te zijn dat de tv-zenders het programma uit­zenden.

De wijsheid dat media altijd zullen blij­ven bestaan, ondanks de uitvinding van nieuwe media, gaat er bij Molenaar niet in. Om zijn stelling te onderbouwen had hij op Marktplaats gekeken hoeveel encyclo­pedieën er te koop werden aangeboden en hoeveel mensen op zoek waren naar een en­cyclopedie. De mensen die een encyclopedie wilden kopen, waren op de vingers van een hand te tellen, terwijl degenen die juist van hun encyclopedie aOOlden, bijna niet meer te tellen waren. Wie tegenwoordig iets wil opzoeken, gebruikt geen encyclopedie, maar Google of Wikipedia.

Molenaars toekomstvoorspellingen doen in eerste instantie wellicht denken aan de verhalen die eind jaren negentig vaak ldon­ken. In de hoogtijdagen van de dotcom-hvnp

130

Maar Molenaar wordt tekort gedaan door hem te vergelijken met de dwaallichten die eind jaren negentig dachten dat winst er niet meer toe deed en dat werkloosheid en inflatie definitief tot het verleden behoorden. Want hoewel Molenaar overdrijft, heeft internet wel degelijk ingrijpende gevolgen voor de businessmodellen van de traditionele media.

Kranten

Of Molenaars sombere toekomstvisie over het einde van grote Iu-antenredacties bewaarheid zal worden, is de vraag. Zeker is wel dat de Iu-anten het moeilijk hebben. De oplagecijfers van de betaalde kranten dalen al jaren. De to­tale binnenlandse verspreide oplage nam af van ruim 4,5 miljoen in 1998 tot iets boven de 4 miljoen in 2004.

Betalen voor nieuws wordt steeds minder vanzelfsprekend. "De onstuimige beginjaren van het internet die we net achter ons hebben, hebben de jongere generaties de indruk gege­ven dat informatie normaal gesproken gratis is. Je bent nog net geen loser als je ervoor betaalt", constateert bijzonder hoogleraar bi­bliotheekwetenschap Frank Huysmans.

:> Artikel1

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

verdient overeind gehouden te worden. (zie verder p. 136)

Terwijl Huysmans de gratis-trend betreurt, ziet Jan Dijkgraaf, hoofdredacteur van Ma­nagement Team en voorheen hoofdredacteur van Metro, het juist als een positieve ontwik­keling. "Dat de gratisering van de krantenwe­reld (en die van de tijdschriftenwereld volgt spoedig) een vooruitgang is, staat wel vast", schrijft hij. Met het geld datje uitspaart door je krantenabonnement de deur uit te doen, kun je immers op vakantie. "Dat heet een win-win-situatie", stelt Dijkgraaf die voor­spelt dat er binnen twintig jaar geen Neder­landse krant meer is met een oplage van meer dan 100.000 exemplaren.

:> Artikel 2 Jan Dijkgraaf voorspelt dat er over twintig jaar geen betaalde kranten meer zullen bestaan. Gratis kranten bieden simpelweg te veel voordelen. Met het geld dat je uitspaart, kun je bijvoorbeeld op vakantie. (zie verder p. 139)

Internet

De gratis-trend is ook duidelijk zichtbaar op ,--~~ .. ~~+ T ... 0()()1 h:lilrlen de Nederlandse

Businessmodellen

de gratis lunch is voorbij. Bijna", zei de toen­malige adjunct-hoofdredacteur van Trouw, Wim Jansen, in oktober 2001. Vijf jaar later duurt de gratis lunch echter nog altijd voort.

Er is voor de lezer doorgaans geen echte noodzaak om online nieuws per se bij een be­paalde pmiij te kopen. Veel van de content die op internet wordt aangeboden, is niet uniek Vaak zijn de nieuwsberichten op IU'anten­sites aflmmstig van persbureaus of is hetzelfde nieuws elders ook gratis te bekomen.

Alleen specialistische (lees: financiële) kranten kunnen het zich permitteren hun ar­tikelen achter een tolpoortje te stoppen. Het Financieele Dagblad, The Wall Street JoUl'­nal en de Financial Times: allemaal zijn ze redelijk succesvol met het aanbieden van on­line abonnementen.

Online advertenties en het Marktplaats-effect

Gewone kranten zijn voor hun online inkom­sten aangewezen op advertenties. En dat is een probleem. Want de banners en buttons op de krantensites leveren nog lang niet zo­veel op als de advertenties in de papieren krant. Vin Crosbie van het consultingbedrijf Digital Deliverance becijferde dat kranten tussen de twintip- pn hnnr1Q~rl ~_1!_ - 1

131

eind 2005 niet verder preciseren dan 'enkele miljoenen' per jaar. De inmiddels velirokken PCM-topman Theo Bouwman wond er okto­ber 2005 geen doekjes om. "Kranten halen voorlopig geen relevante inkomsten uit hun websites", verklaarde hij in een interview met Planet.

Dit alles zou niet per se tot problemen hoe­ven te leiden, als de inkomsten voor adver­tenties in de papieren kranten maar gestaag zouden blijven groeien. Dat is echter niet het geval. De inkomsten staan onder druk en op­nieuw is dat het gevolg van internet.

Het is wat de in Shanghai woonachtige in­ternetondernemer Fons Tuinstra het Markt­plaats-effect noemt. Sites als Craigslist, eBay en Marktplaats zorgen ervoor dat rubrieks­advelienties in de kranten voor veel mensen steeds minder aantrekkelijk worden. Werk­gevers en werknemers vinden elkaar steeds vaker via vacaturesites en steeds minder via personeelsadvertenties. En de meeste hui­zenkopers verkiezen het enorme huizenaan­bod op Funda boven de onroerend-goed­advelienties in de kranten. Sommige mensen bieden hun huis zelf via internet aan - daar­mee wordt niet alleen de krant, maar ook de makelaar uitgeschakeld als middle-man.

:> Artikel 3

132

Tuinstra wijst Op de teruglopende inkomsten die kranten halen uit rubrieksadvertenties. "Enkele cijfers: in 2003 boekte De Telegraaf twintig procent minder omzet in deze cate­gorie, het jaar daarop verloor de krant nog eens tien procent. PCM noteerde in 2005 een terugloop van -8,9 procent."

Het goede nieuws is dat er op internet nog een wereld valt te winnen voor de krantenuit­gevers. De uitgaven aan online advertenties stijgen nog flink. Zo verwacht het lnterac­tive Advertising Bureau Nederland (lAB) dat Nederlandse adverteerders binnen een paar jaar meer uitgeven aan online reclame dan aan reclame-uitingen op de radio. Het slechte nieuws voor de krantensites is dat slechts een beperkt deel van de online reclame-uitgaven bij hen terecht zal komen.

Weblogs die geld verdienen

Op internet hebben kranten namelijk te kam­pen met veel meer concurrenten. Het gaat daarbij niet alleen om portals van internet­aanbieders en belangrijke online spelers als Googie. Ook 'amateurs', zoals beheerders van discussiefora en webloggers, eten mee uit de advertentieruif.

H O2:e kauitaalinvesteringen (drukpersen,

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

Blogs die er in slagen een (echte of vir­tuele) gemeenschap aan zich te binden, zijn zelfs commercieel interessanter dan glossy magazines of drukbezochte internetportals waar de meeste bezoekers zich van elkaars aanwezigheid niet of nauwelijks bewust zijn, betoogde de econoom Michael Suk-Young Chwe enkele jaren geleden in The New York Times.

De waarde van weblogs bleek onder meer in oktober 2005. Toen nam 's werelds groot­ste internetaanbieder, America Online (AOL), Weblogs lnc. over. Weblogs lnc. is onder meer verantwoordelijk voor Engadget (over consumentenelektronica), The Unofficial Ap­ple Blog (TUAW) en Autoblog. Met de over­name was naar verluidt een bedrag van 25

miljoen dollar gemoeid. In Nederland nam De Telegraafin maart

2006 een belang van veertig procent in het populaire weblog GeenStijl.nl. Hoewel beide paltijen nooit bekend hebben gemaakt hoe­veel geld er met de deal gemoeid was, zou het volgens Peter de Jong (adjunct directeur bij Reed Business lnformation), die het nieuws van de overname als eerste (op zijn weblog!) meldde, gaan om een bedrag van 2,6 miljoen euro. Daarmee komt de totale waardering van GeenStijl.nl uit op 6,5 miljoen euro.

Businessmodellen

man. Als je geïnteresseerd bent in nieuws over pak 'm beet Nigeria heb je daar vandaag de dag geen krant meer voor nodig: hetzelfde nieuws en meer is immers ook op gespeciali­seerde sites te vinden.

> Artikel4 Een van de discussies die zo nu en dan in wisselende gedaantes opduikt op De Nieuwe Reporter is het debat over de middle man - de bemiddelaar tussen creatief talent en publiek. Denk aan uitgevers, kranten redacties, televisieomroepen, kabelaars en platenbazen. Verdwijnt-ie nu wel of verdwijnt-ie juist niet? (zie verder p. 144)

Het verdwijnen van de middle man treft niet alleen kranten, maar bijvoorbeeld ook omroe­pen en uitgevers van boeken. Fons Tuinstra beschrijft op De Nieuwe RepOlter hoe auteurs steeds maldzelijker zelf een boek kunnen uit­geven. "Uitgevers lijken nog wel een rol te hebben voor de Hany-Potter-achtigen met een hoge oplage, waar de traditionele boek­handel, marketing en public re1ations een belangrijke rol vervullen. Maar is dat ook zo voor boeken die wat lager in de voedselketen zitten?", vraagt Tuinstra zich af. "Is er voor de traditionele uitgevers nog wel een taak nu hun functies zOlll" h"t "nrl~ .. ~~~··- _.-

133

> Artikel 5 Door de opkomst van internet verdwijnen traditionele tussenpersonen. Fons Tuinstra vraagt zich af wat de toegevoegde waarde van een boekenuitgever is. Voor het drukken en distribueren van een boek bestaan nu immers alternatieven. (zie verder p. 148)

Auteurs kunnen dankzij internet een directe relatie aanknopen met hun publiek. Martin Bril bijvoorbeeld kan ook maldzelijk zonder de Volkskrant een publiek bereiken. Via in­ternet. "Ik wil een complete wereld ontwer­pen op het net en tegen betaling kan men daar toegang toe krijgen", vertelde hij in maart aan Jeroen van Bergeijk.

Dat de middle man verdwijnt is echter al­lerminst zeker. Sommigen betogen juist dat dankzij het enorme informatie aanbod op internet de rol van informatiebemiddelaar steeds belangrijker wordt. Mensen hebben behoefte aan pmtijen die content aggregeren en de consument wijzen op het belangrijkste en interessantste nieuws.

"De logica achter deze ontwikkeling is [ ... ] niet zozeer het perspectief van de creatief, maar dat van het publiek", schrijft Maltijn de Waal. "Leuk, al die creatieven die voor zich­zelf beginnen. Maar waar vind ik ill" kiik",·

134

TiVo: een in de Verenigde Staten populair apparaat voor het opnemen van televisiepro­gramma's. Zij wijzen de consument de weg naar interessante artikelen en tv-program­ma's.

Muziekindustrie

Wacht de kranten hetzelfde lot als de muziek­industrie? De parallellen zijn opmerkelijk. De platenmaatschappijen hebben door de opkomst van internet een flink deel van hun omzet verloren. Via uitwisselnetwerken als Napster, Kazaa, Limewire en Bittorrent kun­nen consumenten gratis muziek downloaden. En concurreren met gratis - Jan Dijkgraaf schreef het al - is moeilijk.

Kranten en andere nieuwsmedia die geld vragen aan hun gebruikers hebben met een probleem te kampen dat enigszins vergelijk­baar is met het probleem van de muziekindu­strie. Door de opkomst van gratis kranten en gratis nieuws op internet is het moeilijker ge­worden om lezers te bewegen om te betalen voor hun nieuwsconsumptie.

En ook de reactie van de kranten doet af en toe denken aan die van de muziekindu­strie. Zo spanden de Belgische krantenuitge­"pre: ppn rechtszaak aan tegen Google News.

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

som van 1 miljoen euro per dag moest stop­pen met het doorgeven van het nieuws uit de Belgische kranten.

De juridische winst van de Belgische krantenuitgevers zou wel eens een Pyrrus­overwinning kunnen blijken - vergelijkbaar met de door de muziekindustrie gewonnen rechtszaak tegen de online muziekruilbeurs Napster. De rechtszaak luidde weliswaar het einde in van de muziekuitwisseling via Nap­ster, maar elders gingen internetgebruikers onverminderd dool' met het aanbieden en downloaden van muziek.

Ringtones en mp3

Hoewel de muziekindustrie er vandaag de dag een stuk slechter voorstaat dan een de­cennium geleden, lijkt het er wel op dat de muziekbedrijven el' in slagen om het tij te ke­ren. De belangrijkste redenen: beter luisteren naar de consument en innovatie.

Omdat de vraag naar cd's daalt, zijn de platenmaatschappijen zich meer gaan rich­ten op andere producten. Zo wordt muziek vandaag de dag ook aangeboden via muziek­dvd's, als l'ingtone en in mp3-formaat. Jon­geren die Vl'oeger de single kochten van hun favoriete artiest, downloaden vandaag de

Businessmodellen

En de platenmaatschappijen hebben ook hun jarenlange verzet tegen het aanbieden van muziek op internet opgegeven. Daardoor kon Apple in het vOOljaar van 2003 begin­nen met de online verkoop van muziek van alle grote muziekbedrijven. In februari 2006 bereikte Apple de mijlpaal van een miljard verkochte nummers. Dat is weliswaar niets in vergelijking met de hoeveelheid muziek die gratis wordt uitgewisseld via p2p-netwer­ken, maar toch: iTunes biedt de consument die wél bereid is om te betalen in ieder geval een goed alternatief.

De aandacht voor alternatieve manieren om muziek aan de man te brengen, werpt zijn vruchten af. De groei die de muziekverkopen via het internet en mobiele telefoons in 2005 doormaakte, overtreft de daling in de wereld­wijde cd-verkopen.

Nieuwe initiatieven

Kranten kunnen leren van de ervaringen van de muziekindustrie. Net als de muziekindu­strie moeten kranten nieuwe manieren ver­zinnen om geld te verdienen. Aan nieuwe initiatieven lijkt geen gebrek bij de kranten­uitgevers. Er gaat vrijwel geen week voorbij of er wordt weer een nieuwe gratis krant aan­p-p],nnrlio-rl n~lT ~~- _! ----

135

alle rubrieksadvertenties naar Marktplaats zouden verdwijnen, besloot De Telegraafzelf een Marktplaats-Idoon op te zetten: Speur­ders.nl. Met enig succes: in het eerste halfjaar van 2006 stond Speurders.nl volgens Mul­tiscope op de achtste plaats in het overzicht van best bezochte Nederlandse sites (Markt­plaats.nl was derde).

Tot slot worden kranten steeds multime­diaIer. De Volkskrant biedt video's aan via zijn site. En NRC Handelsblad maakt voor RTL Z het programma Who' s next. Het bedrijf dat de multimediastrategie het verst heeft doorgevoerd is de FD Mediagroep, verant­woordelijk voor Het Financieele Dagblad / BNR Nieuwsradio.

Voor Het Financieele Dagblad en BNR

Nieuwsradio ligt crossmediaal werken meer voor de hand dan voor andere media, signa­leerde Theo van Stegeren in maalt. Er is im­mers een duidelijk gemeenschappelijk thema. "Waar veel kranten en bijbehorende sites let­terlijk over alles gaan en daardoor in redac­tioneel en commercieel opzicht verwateren, delen de FD-media hun specifieke interesse in economie en financiën (al heeft BNR deels ook een bredere scope), waardoor ze voor pu­bliek en advelteerder herkenbaar zijn. Het is een model dat andere media ook zouden kun­nen toepassen door consequenter deelrpc!!l('-

Onmisbaarder dan ooit

Of alle nieuwe activiteiten voldoende zijn om de doemscenario's van Paul Molenaar en Jan Dijkgraaf af te wenden, is moeilijk te voor­spellen.

De betaalde kranten hebben hun oplages de laatste jaren zien afnemen en er is voor­alsnog weinig reden om aan te nemen dat deze trend zal worden doorbroken. Daar staat tegenover dat de gratis kranten er in zijn geslaagd om een nieuwe doelgroep aan te boren. Wie regelmatig met het openbaar vervoer reist, kan het met eigen ogen zien: jongeren lezen meer kranten lezen dan ooit.

Bij de werkgelegenheid in de journalistiek doet zich een vergelijkbare paradox voor. De personeelsbestanden van kranten als Trouw en het Algemeen Dag blad zijn - al dan niet door gedwongen ontslagen - flink geslonken. Tegelijkertijd is er op andere plaatsen - bij nieuwssites bijvoorbeeld - een flink toegeno­men vraag naar journalisten.

Erik van Heeswijk, vice-voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Journalisten, verwacht dat de professionele journalist in het internettij dperk onmisbaarder is dan ooit. "De journalistiek verandelt, maar het is mijn vaste oveltuiging dat journalisten - mits on­"fh:ml<eliik - zich over de toekomst van het

Jaarboek 2007 De Nieuwe RepOlter

> Artikel 1

Pers en openbare bibliotheken: goede informatie heeft een prijs

> 4 oktober, 2006 Frank Huysmans

De Volkskrant gaat een gratis krant beginnen, die qua inhoud ergens tussen de Spits en de Volkskrant in komt te staan. De nieuwe krant "zal zich niet richten op verdieping en ach­tergrond zoals de overige kranten van PCM dat doen", aldus een woordvoerder van het uitgeefconcern tegenover NRC Handelsblad. Vanuit een marktlogica heeft de Volkskrant gelijk dat ze op deze manier proberen jonge­ren en jongvolwassenen te trekken die nu het medium dagblad links laten liggen. Vanuit een maatschappelijk oogpunt zijn er wel vragen bij te stellen.

Wat betekent het op termijn voor de kwa­liteit en diepgang van het maatschappelijk debat als men alleen de zogenaamde 'feiten' tot zich neemt en de context waarin die fei­ten betekenis krijgen voor lief neemt? Uiter-

- ~ -.I_~- .: ................ llinl'1an rI~ nnpnhare

Businessmodellen

Karl Popper

Vrijheid van informatiegaring en -verspreiding is een groot goed dat het verdient overeind gehouden te worden. Enkele weken geleden verklaarde (toen nog) minister Donner dat hij graag de wettelijke middelen ter beschikking had gehad om Madonna van het kruis te halen. Voor Eddy Terstall en Hans Teeuwen was dat reden om weer eens op de bres te springen voor de vrijheid van meningsuiting.

De verhitte discussies over informatie- en uitingsvrijheid volgend op de moord op Theo van Gogh hebben ons bijna doen vergeten dat die vrijheden eigenlijk geen doelen op zich zijn, maar middelen om iets anders in stand te houden: de publieke sfeer. Een vrije sa­menleving heeft baat bij ge'informeerde bur­gers die het politieke en maatschappelijke debat volgen en er indien gewenst actief aan deelnemen. Ook heeft die samenleving be­hoefte aan het aan het licht komen van mis­standen en de onderlinge confrontatie van meningen en argumenten. De evolutionaire kennisleer van Karl Popper indachtig zege­vieren in de strijd der meningen in een open samenleving de goede ideeën en argumenten en delven de slechte het onderspit. De sa­menleving is voor haar ontwikkeling bij juist die ideeën gebaat.

OndertlJ~~pn IA!l"lrrH ~. ~_I. -- _. ,

137

instituties die aan het recht op informatie da­gelijks gestalte geven. Zo is daar de pers. Elke dag verschijnen er ruim vier miljoen kranten­exemplaren en worden de nieuwsbulletins op radio en tv door honderdduizenden beluisterd en bekeken. Op deze wijze wordt gestalte ge­geven aan de actuele nieuwsvoorziening en de uitwisseling van meningen, zeg maar de infor­matieproductie en -verspreiding. Dan zijn er de gezamenlijke openbare bibliotheken, met ruim 1000 vestigingen, meer dan vier miljoen leden (van wie de helft kinderen en jongeren) en zo'n 250.000 bezoeken per dag. Zij maken informatie en cultuur - zowel actuele als die van eerder datum - toegankelijk voor wie ze maar ter kennis wil nemen. Met die vrijheid van informatie zit het dus wel goed, ben je geneigd te denken.

Crisissfeer

Toch heerst er een crisissfeer rond de pu­blieke sfeer. De negatieve stemming wordt gevoed door de negatieve tendensen in zowel dagbladoplages als boekuitleencijfers. Waar gaat dat heen, is de vraag die op veler lip­pen brandt. Op internet wemelt het van de gratis nieuwsdiensten voor het harde nieuws en weblogs voor de meningen. Zopkm;,rhino r

zoeken naar de signatuur van de gezochte boeken in de boekenkasten.

Het gemak dient de mens en dus is inter­net een zegen. Maar er blijft iets knagen. Hoe betrouwbaar zijn die internetbronnen eigen­lijk? Van de goede oude pers en bibliotheek weet je zeker dat ze onafhankelijkheid hoog in het vaandel hebben staan, al definiëren ze die zeer verschillend. De pers moet vooral van overheidsinmenging niets hebben. Sub­sidie wordt alleen aangevraagd als het echt niet meer anders kan. Ze leveren zich wel uit aan de vrije markt, aan adverteerders die dan liever geen vervelende verhalen over zichzelf in de redactionele kolommen tegenkomen. Met redactiestatuten wordt de commerciële inmenging zo goed en zo kwaad als het gaat op een afstand gehouden.

Bibliotheken moeten daarentegen van de markt weer niets hebben. Ze wentelen zich behaaglijk in de schoot van de (gemeente­lijke) overheid. Een vaste geldstroom garan­deert een collectiebeleid dat aan alle maat­schappelijke wensen tegemoetkomt - zo­wel een ongekleurd, algemeen deel als een pluriform palet aan levensovertuigingen en leefstijlen. Hoe dan ook, pers en bibliothe­ken knallen niet zomaar alles in het publieke domein maar maken afwegingen. Elk op hun piof>n wiize streven ze naar onafhankelijk-

Jaarboek 2007 De Nieuwe RepOlter

Doodlopende weg

Die investeringen zijn op de lange termijn al­leen op te brengen wanneer de klant bereid is voor kwaliteit te betalen. Daar wringt mo­menteel de schoen. De onstuimige beginjaren van het internet die we net achter ons heb­ben, hebben de jongere generaties de indruk gegeven dat informatie normaal gesproken gratis is. Je bent nog net geen loser als je er­voor betaalt. Ondertussen pompen diezelfde jongeren wel duizenden euro's in de ringtone­economie en de sms-diensten van RTL, SBS en Talpa. Kranten en bibliotheken spelen op de trend in door gratis kranten te gaan versprei­den en contributievrijheid voor de jeugd tot 18 jaar te bepleiten in plaatsen waar die niet meer bestaat.

Op termijn is dat een doodlopende weg. Zeker de dagbladen, maar ook de bibliothe­ken kunnen het verdampen van de gebruikers­bijdragen wel een tijdje opvangen, maar er komt een moment waarop op de kwaliteit van de dienstverlening moet worden ingeleverd. Wat nodig is, is het verbreiden van het besef dat kwaliteit geld kost, zeker als het om in­formatie gaat. Het is misschien geen slecht idee als pers en bibliotheken deze handschoen gezamenlijk oppakken. Staan voor je zaak: ja, wij bieden kwaliteit en overzichtelijkheid in , '.-&_-~-.;~;, .nni", vrm vilndaaQ, en ja, daar

Businessmodellen 139

zijn. De taakverdeling is helder: de pers maakt actuele ontwikkelingen openbaar, de biblio- > Artikel 2 theken houden deze informatie beschikbaar voor de openbaarheid.

Waarom nog twijfelen aan gratis?

> 10 oktober, 2006 Jan Dijkgraaf

Over zestig jaar zijn er geen betaalde kran­ten meer. Wat zeg ik: over twintig jaar zijn er geen betaalde kranten meer. Niet met oplages boven de 100.000 althans.

Nu PCM, Marcel Boekhoorn/Cornelis van den Berg, de FD Media Groep, een stel ver­dwaalde Ijslanders en enkele anderen die bij Metro het vak hebben geleerd allemaal bezig zijn of lijken met het opzetten van een gratis (kwaliteits)dagblad in Nederland, voeren de traditionele dagbladen een achterhoedege­vecht.

De Volkskrant, De Telegraaf en NRC Han­delsblad maken nog winst, maar ook hun opla­ges dalen al (veel) meer dan tien jaar achter­een en sinds de komst van gratis kranten als Metro en Spits met gezwinder spoed.

Nrc.next strooit de traditionals weer zand in de ogen. Zie je wel! Het kan wel, een be­taalde krant! Ja, een betaald krantje. Dat

140

Krant is achterhaald fenomeen

Alsoud-hoofdredacteurvan een gratis krant(je) ben ik niet onverdacht. Maar ik werkte langer bij serieuze en door traditionele journalisten ooit goed gewaardeerde kranten als het Rot­terdams Nieuwsblad en de Haagsche Courant, dus ik geef mezelf maar recht van spreken.

De stelling is: over twintig jaar zijn er geen grote betaalde kranten meer. Het bewijs: de geschiedenis.

Iedereen die traditionele dagbladen een warm hart toedraagt, benadrukt dat ze zich al eeu­wen handhaven en dat ze cultureel en maat­schappelijk van belang zijn. Dat zijn ze mis­schien (ik vind van niet, maar de discussie is niet belangrijk), maar dat waren ze niet voor ze ontstonden. En ze ontstonden toen van ra­dio, televisie, laat staan internet, nog geen teken was vernomen.

De krant - an sich - is echt een achterhaald fenomeen, waaraan merkwaardig genoeg meer Nederlanders hechten dan ooit tevoren. Er worden, inclusief de gratis kranten, meer kranten gelezen dan ooit. Maar wat men over het hoofd ziet: bijna een kwart vooral op mo­menten van verveling - in trein, tram en bus. Bij gebrek aan beter. Dat beter is onderweg en

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

Die hard believers

Nog even een klein lesje in economie voor de die hard believers in betaalde massakranten als De Telegraaf, het AD, de Volkskrant en ook nog een beetje Het Parool: de komst van extra gratis kranten gaat jullie echt de kop kosten. Niet in 2006, niet in 2007, maar ruim voor 2027 (als jullie met pensioen zijn, zeg ik er dan vilein bij).

Waarom? Wel, stel dat De Telegraaf een BMW is, de Volkskrant een Saab en het AD een VWo En stel nu eens dat zes van die gratis­krantenboeren besluiten allemaal een een tikkeltje uitgeklede Opel te ontwikkelen die voor de berijder gratis is. Die Opel is natuur­lijk niet zo mooi als die BMW, Saab of VW, maar hij rijdt, hij brengt je van A naar B, je kunt er eigenlijk wel mee leven (want luxe haal je wel van elders, mogelijkheden zat!) en je bespaart heel veel geld door 'm te ac­cepteren. En dan koop je dus geen BMW, Saab of VW meer. Het afscheid nemen duurt een tijdje (dat heb je met die automatische ver­volgaankopen ... ) en doet een beetje pijn (je vader reed immers al BMW, en diens vader ... ), maar onvermijdelijk komt het moment dat je die gratis Opel bij de Opel-dealer gaat halen. Wat zeg ik? Die Opel (gratis krant) wordt bin­nenkort aan je deur afgeleverd.

u~. ~~;N~ ",,,t tr"rlitirlnplp kranten echt

Businessmodellen

gang. Want dat de gratisering van de kran­tenwereld (en die van de tijdschriftenwereld volgt spoedig) een vooruitgang is, staat wel vast. Voor 50-minners. Die zijn er immers al langzaam aan gewend geraakt dat niet de prijs de kwaliteit bepaalt, maar de waarde­ring van de ontvanger. Dus als alle (dure) ge­drukte media gratis worden, blijft er jaarlijks een mooie extra vakantie over. Dat heet een win-win-situatie.

re (1) Archoz 10 oktober

Over 20 jaar bestaat het krantenformat zoals die er nu is natuurlijk niet meer. Internet verandert in rap tempo alle standaarden. Alles is van iedereen en je krijgt waar je zelf om vraagt. Alles op een open source medium waar alles op bekeken/gelezen wordt. Over 20 jaar is er echt geen redactie meer die in een gebouwtje nieuws zit te tikken.

Alle verschillende kranten, nieuwszenders en andersoortige organisaties verdwijnen op den duur. Tot de e-paper revolutie lijkt het me dus voor kranten als De Telegraaf verstandig om geld te blijven vragen voor de kosten van het papier. Maar zodra er geen winst meer gemaakt wordt, direct kappen. En dan is het voor ap inllrn~lic::tf=ln m~~r to hnn.o.n rI~f- ~r..

141

tiviteit etc., maar zij zouden eens moeten kijken naar de technologische mogelijkheden die internet heeft te bieden (vooral over 20 jaar gezien). Alles is mogelijk.

re (2) Newsy 11 oktober

Maar het een hoeft het ander toch niet uit te sluiten? Niet iederen zal een gratis auto wil­len: de zakenman zal nog steeds een knappe auto onder z'n kont willen; en de urban jon­gere zal nog steeds voor veel geld z' n auto wil pimpen. Zo ook met nieuws, opinie en achtergronden. Mensen zullen best bereid blijven te betalen voor een gedegen verhaal over een onderwerp dat het interesseert, anderen zullen genoegen nemen met gratis nieuws. En of dat via papier of internet gaat, doet eigenlijk niet zoveel terzake.

142

> Artikel 3

Het Marktplaats-effect

> 28 februari, 2006 Fons Tuinstra

In de soms hoogoplopende discussies tussen de Goliath van de professionele journalistiek en de David van de burgerjournalistiek die ook hier op De Nieuwe Reporter worden gevoerd, wordt wel eens vergeten dat er nog een ander scenario mogelijk is, namelijk dat waarin geen van beide bijbelse figuren overleeft.

De Amerikaanse professor Philip Meyers maakte het in artikelen, lezingen en zijn boek The Vanishing Newspaper al duidelijk: niet de aanstormende horden burgerjournalisten bedreigen de traditionele media, het gevaar schuilt in de technologie die de kranten eco­nomisch overbodig maakt. Vooral personeels­advertenties en rubrieksadvertenties worden op internet efficiënter georganiseerd dan op het krantenpapier; grote en kleine adver­teerders kunnen hun doelgroepen er beter en goedkoper door bereiken. Nieuwe partijen hebben zich de afgelopen jaren op die markt gestort, met als gevolg teruglopende adver-

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

vroegen in de jaren negentig juist meer geld voor hun kleine advertenties, de classifieds, ook al liepen hun lezersaantallen terug. "Ze presteerden slechter en vroegen meer geld", concludeert de Amerikaanse hoogleraar. Dat maakte het gemakkelijk voor internetsites om de concurrentie aan te gaan. Kranten bleven zich als quasi-monopolisten gedragen, terwijl ze dat niet langer waren.

De gevolgen zijn enorm. De schade te­kende zich in 1995 vooral af bij de perso­neelsadvertenties (waarover morgen meer), maar McKinsey verwacht dat het effect nu ook zichtbaar gaat worden voor de onroerend goed advertenties en de auto-advertenties. Het bu­reau voorspelt voor 2007 een afname van de inkomsten uit rubrieksadvertenties voor de Amerikaanse dagbladen van 20 procent. In to­taal verwacht McKinsey dat de inkomsten uit advertenties 9 procent ofwel vier miljard US dollar gaan dalen.

Campagnes van Amerikaanse kranten om adverteerders gratis advertentieruimte aan te bieden, hadden onvoldoende succes. Het kostte de kranten te veel geld om de cam­pagnes gaande te houden (desondanks is nu op de Duitse krantenmarkt een vergelijkbare campagne gestart).

<:111"1"1"" De Telellraaf voor korte termijn?

Businessmodellen

in deze categorie, het jaar daarop verloor de krant nog eens 10%. PCM noteerde in 2005 een terugloop van -8,9%.

De Telegraaf probeert de trend te pare­ren door zelf te investeren in nieuwe online diensten. Met het succes van haar Speurders maakt de krant goede sier op congressen van bijvoorbeeld de World Association of Newspa­pers, waar collega's van andere kranten ja­loers naar deze inkomstenstroom kijken.

Speurders.nl staat op de vijfde plaats van meest bezochte sites in Nederland, terwijl Ebay-concurrent Marktplaats. nl op de tweede plaats staat. Met 35.000 advertenties per dag voor minimaal 3 euro levert dat minimaal tus­sen de 35 en 40 miljoen euro per jaar op. Dat is heel redelijk voor een online operatie die, als zij eenmaal functioneert, anderhalve man en een paardenkop aan onderhoud vergt.

Door een intelligent gebruik van online middelen en een groot bereik onder haar be­staande lezerspubliek heeft De Telegraaf een aantrekkelijke stroom aan inkomsten gegene­reerd - al bewijst Marktplaats.nl dat het ook best zonder zo'n traditioneel medium kan.

De strategie ondermijnt op lange termijn wel de klassieke advertentiestroom voor de papieren Telegraaf. Door te proberen aanbie­ders diensten op te kopen of op andere manie­ren van de markt te houden kan het model een jaar of viif iaar mee. tpn7ii FII_rnmm;cc"e;c

143

Variatie aan strategieën

Vooral Ebay geeft een aardig overzicht in haar variatie aan strategieën voor het online ver­kopen van spullen in verschillende landen. In Nederland, maar ook DUitsland, betalen de gebruikers geld. In meer concurrerende markten zonder impliciete of expliciete kar­telvorming is de service gratis. Bijvoorbeeld in China bleek de concurrentie van online ver­koopmachines zo groot te zijn dat Ebay vorige maand haar dienst gratis moest maken.

Omdat het aanbieden van Ebay-achtige diensten na de aanvankelijke investeringen vrijwel niets hoeft te kosten, lijkt het ondenk­baar dat de huidige kartels die geld vragen voor hun diensten op langere termijn kun­nen overleven. Craigslist, opgezet door Ame­rikaanse ondernemer Craig Newmark als een gratis dienst, is de nagel aan de doodskist van betaalde rubrieksadvertenties, aanvankelijk vooral in de grote Amerikaanse steden, maar nu ook buiten de Verenigde Staten. Microsoft en Google hebben dergelijke gratis diensten ook al in het vooruitzicht gesteld. Als Neder­landse internetgebruikers binnenkort drie euro kunnen uitsparen op hun online verko­pen, dan gaan ze dat zeker doen. Tegen die tijd zal ook De Telegraaf een nieuwe strategie nodig hebben. De advertentie-industrie blijft h ............... ""I. ur ... _'-: _ _ J._~._.L

144

re (1) Marco Raaphorst 28 februari

Maar dit is toch ook simpel te verklaren? Als je een dienst gaat aanbieden die goedkoop (of zelfs gratis) en handiger is dan bestaande media ... tja, wat denk je dat het publiek dan zal doen? Daarom denk ik ook dat bestaande media als televisie het nog heel moeilijk gaan krijgen als zij niet heel snel laat toe­staan dat hun materiaal hergebruikt wordt op internet en zij de programma's online gaan aanbieden via streams en bittorrent files. Tuurlijk, je hebt nu al Uitzendinggemist.nl maar dit is een zeer zwak aftreksel van wat er uitgezonden wordt op televisie. Bovendien is het van magere kwaliteit. Ik begrijp ook dat de publieke omroep tegen copyright­problemen aanloopt. Daarom zeg ik: gebruik Creative Commons en ga eisen van de makers dat zij hun materiaal alleen onder deze licenties verkopen aan de omroepen. Maar als we de onderzoeken moeten geloven, met name uit Amerika, dan kijkt de jeugd van tegenwoordig al helemaal niet meer naar tv. Tja ... Watskeburt?

Jaarboek 2007 De Nieuwe RepOlter

> Artikel 4

De 'middle man': verdwijnt-ie nu wel of juist niet?

> 14 augustus, 2006 Martijn de Waal

Zo'n regenachtige zomerweek heeft ook zo zijn voordelen: een mooi moment om eens rustig terug te kijken op de debatten die we het eerste half jaar voerden hier op De Nieuwe Reporter. Een van de discussies die zo nu en dan in wisselende gedaantes opduikt is het debat over de middle man - de bemiddelaar tussen creatief talent en publiek. Denk aan uitgevers, kranten redacties, televisieomroe­pen, kabelaars en platenbazen. Verdwijnt-ie nu wel of verdwijnt-ie juist niet?

De middleman verdwijnt

Neem bijvoorbeeld Martin Bril. Waarom nog via een uitgever met het publiek communice­ren als dat op internet direct kan? Heeft de creatief die tussenhandelaar nog wel nodig? Bril denkt vast vooruit:

Businessmodellen

ontwerpen op het net, en tegen betaling kan men daar toegang toe krijgen.

Of neem Fons Tuinstra, die uitlegt hoe auteurs via hun weblog zelf een band met een gespe­cialiseerd publiek op kunnen bouwen:

"Ik weet niet of ik hier nog wel toegevoeg­de waarde heb." Het klonk eerlijk, maar ook een tikje depressief uit de mond van de uitgever die eerder had gezegd wel be­langstelling voor mijn boek te hebben.

Nog een voorbeeld, uit een recent stuk van Theo van Stegeren:

Volgens Mike Walsh draait het niet langer om aggregatie maar om 'content brands'. Immers, als elk stukje media-inhoud over­al voor iedereen beschikbaar is (tv-shows, muziek, artikelen, foto's), keert de macht terug naar degeen die de originele content produceert: die kan onder de nieuwe om­standigheden zelf een directe relatie met het publiek aanknopen in plaats van dat over te laten aan een aggregator.

Daar zit natuurlijk een kern van waarheid in. Maar is het ook niet al te simpel gedacht? Wat mij opvalt is dat in deze discussie er vaak van­uit wordt gegaan nrlt rli", mirlrllo n-.~~ rl~~"'_

145

Kijk bijvoorbeeld eens naar deze analyse op Indiebusiness van de TiVo, een digitale video­recorder uit de VS:

Newer TiVo boxes can connect directly to the internet. Since theyare internet ena­bIed, they con download internet content. Combine that with the hard-drive and on­demand abilities, and TiVo is now a tele­vision network. Maybe even the television network.

Another way to describe a TiVo is "a box that saves your favorite content, whene­ver it is played, and allows you to watch it anytime you want." This is the way many people watch Tv. The network is ir­relevant. With some marketing savvy, any show could bypass the network gatekee­pers and go direct to TiVo. Rocket Boom did - and the resulting talent fallout shows a glimpse of what happens when the net­work is no longer relevant. The balance of power shifts to the talent, or at least equalizes it.

Volop mogelijkheden dus voor de creatief die niet meer afhankelijk is van tussenpersonen. Toch is dat maar de helft van het verhaal. Want hoe weet het publiek dat Rocket Boom -' - .---

of televisieomroep) naar filtering (software als zoekmachines of social networks die de consument een filter geven op het enorme in­formatie-aanbod op internet).

De middle man verdwijnt niet

Vandaar dat we juist ook overal nieuwe mid­dle men zien opduiken. TiVo zelf zou hier een voorbeeld van kunnen zijn. Want hoe komt een aflevering van Rocket Boom op de TiVo? Om een abonnement op Rocket Boom te ne­men, moet je je abonneren op een webpagina van de producent van de PVR met de titel 'Ex­clusive Content for Broadband Users'. Zonder hulp van nieuwe middle man TiVo dus geen Rocket Boom.

En zo zijn er meer voorbeelden. Google News verzamelt krantenkoppen en biedt le­zers een overzicht van al het nieuws. Ameri­kaanse kranten besloten in reactie daarop on­langs om op hun websites ook door te verwij­zen naar het nieuws van hun concurrenten. Zo aggregeren ze niet alleen eigen nieuws, maar ook dat van andere nieuwsaanbieders. Of be­ter: ze positioneren zich als zoekmachine voor het nieuws.

"This lets us be a search engine," said

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

the world is saying about it. [ ... l "People aren' t just reading one story, They' /l click deeper because of this, and f can load ads deeper into those pages. ft rea/ly beefs up the site."

Ook zie je dat contentaanbieders zich gaan organiseren. In Nederland richtte een aantal bloggers het bloggersnetwerk Dutch Directi­ons op. Kijk eens hoe zij zichzelf omschrij­ven:

Dutch Directions bundelt de beste Ne­derlandse en Vlaamse we blogs onder één overzichtelijk dak. Weblogs over de meest uiteenlopende onderwerpen met één ding gemeen: inhoudelijke topkwaliteit en je bezoek waard!

De Dutch-Directions-banner moet zo voor le­zers een herkenbaar stempel zijn: hier vindt u kwaliteit. Voor deelnemende we blogs heeft het ander voordeel: leden van het netwerk kunnen bezoekers naar elkaar verwijzen en zo een groter publiek bereiken. Samen sta je sterk. In Amerika zijn soortgelijke netwerken aan het ontstaan. Deze netwerken worden zo hun eigen middle man. Nieuwe bloggers kun­nen zich aanmelden, maar wat precies de toe­latingseisen zijn is niet altijd duidelijk.

f)o I"oir" "rhtpr deze ontwikkeling is zoals

Businessmodellen

weer om de hoek kijken. De middle man is niet een bemiddelaar die gemakkelijk overge­slagen kan worden. Hij is deskundig en voegt daardoor waarde toe. Een documentaire uit­gezonden op de publieke omroep heeft - als het goed is - een zekere toets doorstaan en is uw tijd waard. Van een boek uitgegeven door Augstus mag u meer verwachten dan een self­published verhalenbundel op Lulu.nl. Boven­dien, het is toch juist prettig dat professionals het informatielandschap voor de consument scannen, de krenten uit de pap pikken en een handig bij elkaar gebracht overzicht bie­den van alles wat de burger dient te weten of wellicht interessant zou kunnen vinden? Wie heeft tijd om dat allemaal zelf uit te zoeken?

Er verschijnen nieuwe middle men

Een derde ontwikkeling leidt tot nog weer een nieuwe type middle man. Want inder­daad, zo'n aggregatiedienst is handig. Maar doen die traditionele middle men hun werk wel goed? Niet iedereen is daarvan overtuigd. Hun invalshoek en selectie zou teveel gericht zijn op de belangen van de gevestigde orde. Bovendien zijn ze - voor een groot deel ouwe blanke mannen - lang niet zo deskundig als ze wel beweren, zo luidt de kritiek.

Het Dubliek krln rfi., mi """ ~;,.j .. I1~ ---

147

uit dat enorme medialandschap. Dat is in ie­der geval de belofte van sites als Digg.com, Del.icio.us, Rojo.com, of ook Amazon.com. Met dank aan de collectieve selectiekracht van de 'wisdom of the crowds' en de aanraad­algoritmes van 'the long tail'. Draait eigenlijk die hele Web 2.0-hype niet om de vraag: wie wordt onze nieuwe middle man? Wordt het Mi­crosoft Live? GoogIe? TiVo? Amazon.com? de Volkskrant? De publieke omroep? Dutch Direc­tions?

United Bloggers

Zal er zo een consolidatie plaats vinden bij een paar sterke merken die vervolgens weer net zo' n sterke positie krijgen als de traditi­onele media? Of is er juist ruimte voor een voortdurende vernieuwing, waardoor geen enkele partij goed grip zal krijgen op het me­dialandschap? Ontstaat er misschien een dub­bele ontwikkeling: een aantal sterke middle men die hun publiek op hele diverse manie­ren bedienen? Kan een netwerkstructuur van kleine zelfstandige creatieven zich daarnaast handhaven? Wie het weet mag het zeggen. Wel lijkt het emp dat beide kampen voorals­nog gelijk hebben: middle men verdwijnen, en verschijnen. En zij sluiten voortdurend wis-

148

gen in een netwerk? Dan kunnen ze wellicht een breder publiek bereiken. Dat begint met bezoekers naar elkaar doorverwijzen. Samen bouwen ze aan een 'content·brand'.

Als ze slim zijn sluiten ze een deal met TiVo die dan inmiddels ook in Nederland ac­tief is, zodat hun videocolumns vanzelf op alle harddrives van TiVo-abonnees terecht komen. Ze zetten trailers neer bij You Tube, en sluiten deals met mobiele telefoonaanbieders. Onder­tussen worden hun filmpjes en columns door fans ook weer aangeraden op sites als Digg of Del.icio.us. Op Amazon.com duiken ze op in listmania-lijstjes met de beste online-colum­nisten wiens filmpjes ook daar tegen betaling online zijn te downloaden. Al snel ontdekt een van het trio een talentvolle, eenzame blogger en besluit het jonge talent een kans te ge­ven in het eigen netwerk. En voor je het weet heb je een United Columnists-netwerk, een nieuwe omroep, een crossmediabrand.

En na verloop van tijd wordt die onbekende blogger beroemd. de Volkskrant probeert hem weg te kopen, maar de blogger denkt: waarom begin ik met mijn enorme fanbase eigenlijk niet een kanaal voor mijzelf?

Jaarboek 2007 De Nieuwe RepOlter

> Artikel 5

Heeft een boekenuitgever nog wel toegevoegde waarde?

> 16 juni, 2006 Fons Tuinstra

"Ik weet niet of ik hier nog wel toegevoegde waarde heb." Het klonk eerlijk, maar ook een tikje depressief uit de mond van de uitgever die eerder had gezegd wel belangstelling voor mijn boek te hebben.

Toegegeven, mijn plan begon voor een tra­ditionele uitgever steeds meer bizarre vormen aan te nemen. Aanvankelijk zou het moeten gaan over de communicatierevolutie in China, waar in tien jaar tijd het leven van 115 mil­joen Chinezen dramatisch is veranderd nu ze toegang tot internet hebben. De plannen om dat aantal in de komende vijf tot tien jaar te verdubbelen zou, in mijn ogen, een aardig boek over China's tweede communicatierevo­lutie opleveren.

Natuurlijk zou dat in het Engels moeten en bovendien wilde ik het boek samen schrijven met de achterban die ik via mijn web log heb opgebouwd. Het is een methode die internet---____ r ~Ic n"n r..Hlmnr pn Robert Scoble bij-

Businessmodellen

met de rol die een goede uitgever kan spe­len voor zijn schrijvers. Dat is een functie van een uitgeverij die dankzij internet kan wor­den vervangen. In India kan ik bovendien voor weinig geld het boek laten corrigeren als mijn lezers dat nog niet hebben gedaan.

Vroeger had je een uitgeverij ook nodig om economische redenen: het drukken van boeken was alleen mogelijk bij een bepaalde oplage. Een uitgever kon dat financiële risico dekken, en bovendien relatief snel voor de distributie zorgen. Maar dankzij Amazon.com en andere online distributienetwerken zijn de uitgevers en boekhandels een deel van hun distributiefunctie kwijtgeraakt.

Het online distribueren van boeken mag schadelijk zijn voor de boekhandel, het heeft wel een positief effect op de boekenverkoop. In 2005 steeg de online verkoop van boeken in Nederland met 50 project, terwijl de totale boekenomzet achterblijft bij de inflatie, het­geen duidt op een dalende trend. De Neder­landse cijfers zijn in lijn met de gegevens over de boekenverkoop in de Verenigde Staten die is geëxplodeerd door de online distributie. Le­zers kunnen daar nu ook die boeken vinden die vroeger om financiële redenen de boekhandel niet haalden.

In Nederland werkt dat systeem nog niet optimaal, omdat Amazon nog geen Neder-

149

voordat ook in de Nederlandstalige boeken­wereld de Amazon-achtigen het oude distri­butiemodel op z'n kop zullen zetten.

Hebben we de uitgever dan misschien nog nodig om het boek te drukken? Technologische veranderingen maken het financieel mogelijk boeken in een oplage van één te laten ver­schijnen en de financiële risico's blijken niet langer zodanig dat daarvoor een uitgever no­dig is. Deze maand openende het Amerikaanse bedrijf Lulu.com zijn Nederlandse vestiging. Lulu.com maakt het mogelijk het drukken ge­heel in eigen beheer te doen.

In het TROS-radioprogramma Radio Online doet de Nederlandse Lulu-manager Mathijs Zuidman zijn best de taak van zijn bedrijf te relativeren. "Wij zijn een heel saai bedrijf", zegt hij. "Wij bieden alleen faciliteiten aan onze klanten en in tegenstelling tot een uitge­verij maken wij geen keuzes.)) Lulu.com zegt alleen geld te verdienen als haar klanten geld verdienen.

Lulu.com vangt in principe 20 procent van de opbrengst, die door de auteur wordt vast­gesteld - na aftrek van de uiterst schappelijke drukkosten. Standaard blijven die drukkosten onder de vijf euro per boek. De transportkos­ten kornen dan nog wel voor rekening van de ontvanger: de koper van het boek. Lulu.com maakt gebruik van de technische vernieuwing

15°

mum terug te brengen. Grotere oplages verla­gen niet langer de drukkosten per boek.

De auteur krijgt dan wel een boek, maar kan daar dan nog weinig meer mee doen dan deze op de eigen boekenplank neerzetten of via internet verspreiden. Voor hen die hun ge­drukte boek ook echt willen verkopen, vraagt Lulu.com wel geld voor aanvullende diensten. Noodzakelijk voor echte schrijvers is een dis­tributieplan inclusief ISBN-nummer (€ 43,95) of in mijn geval zelfs wereldwijde distributie­diensten (€ 149,95). Dat zijn wat hinderlijke kleine lettertjes in het Lulu-pakket die pas na enig zoeken opduiken, maar ook weer niet zulke kosten dat ze een veelbelovend auteur zullen tegenhouden.

Is er voor de traditionele uitgevers nog wel een taak nu hun functies zoals het ondersteu­nen van schrijvers, het drukken en distribue­ren van boeken steeds vaker ook zonder hen kan? Uitgevers lijken nog wel een rol te heb­ben voor de Harry-Potter-achtigen met een hoge oplage, waar de traditionele boekhandel, marketing en public relations een belangrijke rol vervullen. Maar is dat ook zo voor boeken die wat lager in de voedselketen zitten?

Meer industrietakken zoals de filmindu­strie, de muziekindustrie, de media en vele andere moesten zich onder druk van de digi­taliserende markt aanpassen aan de nieuwe

Jaarboek 2007 De Nieuwe RepOlter

bij het Nederlands Uitgeversverbond (NUV) eerder deze maand over weblogs. Slechts eenderde van de aanwezige uitgevers bleek het fenomeen weblog überhaupt te kennen en slechts een handvol met een eigen weblog kon de term rss thuisbrengen.

Het onderwerp van de bijeenkomst was de vraag in hoeverre weblogs iets konden beteke­nen voor de uitgeverswereld. De omgekeerde vraag, of de uitgevers nog wel iets kunnen be­tekenen in dit internettijdperk, daar zijn ze blijkbaar nog helemaal niet aan toe. In het En­gelse taalgebied waart de paniek al wel rond, beschrijft de International Herald Tribune. De traditionele uitgever lijkt niet echt te gaan verdwijnen, maar zal bij ongewijzigd beleid wel ernstig gemarginaliseerd worden.

Internet, journalistiek en de publieke sfeer

"Een vTije samenleving", zo schreef bijzon­del' hoogleraar bibliotheekwetenschap Frank Huysmans begin oktober, "heeft baat bij ge­informeerde burgers die het politieke en maatschappelijke debat volgen en er indien gewenst actief aan deelnemen. Ook heeft die samenleving behoefte aan het aan het licht komen van misstanden en de onderlinge con­frontatie van meningen en argumenten."

Nieuw is dat inzicht niet. En toch was Huysmans lang niet de enige die deze grond­beginselen van onze samenleving het afge­lopen jaar onder de aandacht bracht in een altikeI op De Nieuwe RepOlter.

Want, zo vroegen velen zich af, hoe zit het met deze uitgangspunten op internet? Ne­men in het 'online media-ecosysteem' de mo­gelijkheden voor het maatschappelijk debat toe of af? Hebben burgers meer mogelijkhe­den zich te informeren of juist minder? Som­migen zagen volop kansen, anderen spraken juist hun zorgen uit.

De optimisten wijzen op de toename van het aantal sneler.<: l1,m h",t rlahn+ T ~-- ----,

dien zelf in de gaten gehouden door waak­zame webloggers.

De pessimisten wijzen op tegenoverge­stelde trends: informatie in het media-eco­systeem van het internet zou onbetrouwbaar zijn. De maatschappelijke discussie raakt versplinterd. Webloggers voeren vanaf hun virtuele zeepkisten vooral monologen. En door gebruik van zoekmachines of de geper­sonaliseerde diensten als de krant-op-maat worden burgers alleen nog maar bevestigd in hun eigen voorkeuren.

Oplossingen voor de gesignaleerde pro­blemen werden er ook gegeven. Enerzijds claimen journalisten dat zij een belangrijke ordenende en beherende rol kunnen spelen in dit ecosyteem. Anderzijds is er het geloof dat er allerlei nieuwe mechanismen - zoals reputatiesystemen - zullen ontstaan die die functie overnemen van de journalistiek.

Behalve bovenstaande ontwikkelingen worden vaak ook nog twee externe bedrei­gingen voor de publieke sfeer gesignaleerd.

152

Alhoewel van groot belang, zullen we deze economische bedreigingen hier niet behande­len. We zullen in dit artikel stilstaan bij twee ontwild(elingen die rechtstreeks te maken hebben met de opkomst van het internet als media-ecosysteem. Allereerst is dat de demo­cratisering van de productie en de vraag wat dat voor de betrouwbaarheid van informatie betekent. Daarnaast de vraag of die demo­cratisering van productie al dan niet tot een bevredigend publiek debat leidt. De termen vertrouwen, mediawijsheid, houding en be­heer zullen daarbij sleutelbegrippen zijn.

Democratisering van productie en de betrouwbaarheid van informatie

De democratisering van de informatiepro­ductie ('iedereen is journalist') behoeft een ldeine relativering. "We kennen sinds het midden van de 20ste eeuw voorbeelden van piraatradio en muurkranten en het gebruik van de kopieermachine als the 'people's prin­ting press'" , stelt Mark Deuze terecht. En ook in het pre-internet tijdperk gaven politieke partijen wetenschappelijke tijdschriften, pamfletten en jaarboeken uit.

Wat wel nieuw is, is de enorme omvang van de do-it-yourself-publishing op internet

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

gebracht door dezelfde spiders van zoek­machines als GoogIe. De rss-feed van de web­log van mijn buurmeisje staat naast die van een wetenschappelijk tijdschrift.

De optimisten zien hier een gunstige ont­wild(eling in. Vooral enkele fanatieke com­ment-schrijvers op De Nieuwe Reporter wij­zen erop dat zij zich niet vmtegenwoordigd voelen door de traditionele pers. Haar onaf­hankelijkheid en objectiviteit wordt betwist en de nieuwe bronnen van internet bieden voor deze groep de mogelijkheid tot een wel­kom tegengeluid.

Vanuit de wetenschap hield Mark Deuze een aantal malen een verwant betoog. De traditionele journalistieke instituties, zo ar­gumenteelt hij, zouden veel te eenzijdig zijn in hun taakopvatting en berichtgeving. Ze zouden te weinig aansluiting vinden bij de belevingswereld van de geïndividualiseerde burgers.

Maar, zo werpen de pessimisten tegen, hoe zit dat dan met de kwaliteit en de betrouw­baarheid van de informatie van al die nieuwe auteurs? Het is toch van oudsher de taak van de journalist om informatie kritisch te beoor­delen voordat deze wordt doorgegeven aan het publiek? Op internet lossen deze professi­onele mechanismen van hoor-en-wederhoor en check-en-double-check op in het niets.

~ ,-- ---- ..l~ ~~"~Qn ,-1 ""1'1-.ii 1.<: (lp nieuwe ac-

Internet, journalistiek en de publieke sfeer

"De journalistiek heeft nooit een infor­matiemonopolie gehad", stelt ook Erik van Heeswijk, "maar daarvan is nu helemaal geen sprake meer. Jan Marijnissen richt zich met zijn weblog nu rechtreeks tot zijn kiezers, Greenpeace heeft een online nieuwsbrief en Shell zet de jaarverslagen zelf ook op de site. Daarmee wordt Jan Marijnissen of de web­redacteur van Shell geen journalist, maar het betekent wel dat de bronnen zich ook recht­streeks aan de lezers kunnen richten." Aan deze ontwikkeling zitten twee kanten, denkt Van Heeswijk. Enerzijds is het verfrissend dat een politicus direct tot het publiek kan spreken. "Maar de journalistiek in Nederland heeft de pretentie (even afgezien van de vraag of dat lukt) om het volledige verhaal te veltel­len, om verschillende partijen aan het woord te laten. Maar dat doet Jan Marijnissen ui­teraard niet! Stelling: hoe meer mensen hun informatie halen van de weblog van de SP, de site van de Shell, de nieuwsbrief van Green­peace, hoe eenzijdiger geïnformeerd de Ne­derlander zal zijn."

Ach, dat zal wel meevallen, redeneren de optimisten. Betrouwbaarheid van informatie blijft belangrijk, alleen werkt dat op internet anders. Net als bij papieren publicaties geldt: iedere bron zal zijn vertrouwen bij de lezer dool' de tijd heen moeten opbouwen. Maar in ppn ()nlinp Pr>"Q,rtAPlYl '71;" 01~ i,..,iC'T r}l1cn~ln.~ YV\ .....

153

die heeft een autoriteit opgebouwd. Je gaat er vanuit dat het nieuws door de handen van professionele journalisten is gemaakt, dat er een hoofdredacteur is die je boos op kunt bel­len als ze hun feiten niet op orde hebben." Dat is de 'old school' -methode, vindt Scoble. 'New school' is datje de controle-mechanismes uit­besteedt aan je lezers en critici. Het proces begint ná publicatie. "Stel: ik zou [op mijn weblog] schrijven: er is hier een bom. Bezoe­kers van mijn weblog zullen dan in het reac­tiepaneel schrijven: waar heeft hij het over, dat is niet waar. Mensen zullen het verhaal gaan checken. Bij blogs moet je altijd even afwachten, het verhaal de kans geven zich te bewijzen. In de oude wereld kreegje maar één versie van het verhaal te lezen. Maar niet al­les wat in kranten staat, klopt ook. Maar daar kun je niets aan doen. Deze nieuwe manier zal de journalistiek veranderen. Ook jour­nalisten weten dat ze gefactchecked kunnen worden."

Deze 'eeuwig durende eindredactie' zal zo juist tot betrouwbaardere informatie leiden. "Luie journalisten die hun informatie niet goed controleren", voorspelt J.D. Lasica, re­dacteur bij Online Journalism Review, "zul­len hun baan verliezen, want er zullen altijd bloggers zijn die dat wél doen!"

In sommige gevallen organiseren critici 1"7~ ..... h ........... l-C .... .:~ ~~~ ____ . __ ..:I _ ___ L_l_1 1

154

grootste en invloedrijkste krant, Bild Zei­tung, om het waarheidsgehalte ervan te chec­ken. Het resulteert in een stroom weblogbij­dragen die opvallen door hun bondigheid, illustraties en tongue-in-cheek humor.'

> Artikel 1 Bild-blog: watchblog op eenzame hoogte. Codes, Raden voor Journalistiek, ombudslieden: omwegen genoeg om het werk van de pers te controleren. Er bestaan directere wegen. In Duitsland knappen de redacteuren en lezers van Bild-blog het controlewerk zelf op. Dag aan dag stropen ze de mouwen op, spellen ze de berichtgeving van Duitsland's grootste en invloedrijkste krant, Bild Zeitung, om het waarheidsgehalte ervan te checken. (zie verder p. 162)

Dergelijke theorieën en voorbeelden van een eeuwige eindredactie ldinken natuurlijk mooi. Maar werkt het ook echt?

Zou je andersom niet eerder kunnen stel­len dat juist op internet samenzweringstheo­rieën welig tieren? En hoe zit het precies met die correcties van externe critici? Bereiken die het publiek ook wel? Wanneer foutieve informatie eenmaal is gepubliceerd, is het r71"'\ ..... ,~ 1I")cd"-~(T Ta l"ora+it1racn .. tJon nA nnr~nrnnl{pliil(p

Jaarboek 2007 De Nieuwe RepOlter

Maarten Reijnders doet nog een andere interessante suggestie. Hij vraagt zich af of het controlemechanisme van het internet niet vooral goed werkt bij ideologische discussies. In een artikel vergeleek hij een aantal recente journalistieke fraudezaken, die door bloggers waren ontdekt. Steeds ging het om zaken waar politieke lobbygroepen de door journalisten naar voren gebrachte informatie nog eens goed checkten. Maar worden verhalen over ruimtevaalt of computervirussen ook zo gron­dig gedeconstrueerd? Het tijdschrift Wired moest dit jaar een aantal verhalen van een freelance medewerker herroepen nadat bleek dat die deels waren verzonnen. De fraude kwam jaren later pas aan het licht na een door het tijdschrift opgezet controlemechanisme. Geen bloggel' die het was opgevallen.

> Artikel 2 Journalistieke fraude en de rol van het publiek Zijn bloggers inderdaad 'de waarkhond van de journalistiek'? En werkt dat mechanisme evengoed bij alle onderwerpen? Dat vraag Maarten Reijnders zich af, nadat bij toeval aan het licht kwam dat een Wired-verslaggevers citaten hadden verzonnen: " ... misschien is de politieke betrokkenheid van de bloggers wel de doorslaggevende reden nrlt hpt hpnroo hii 60 Minutes. Reuters

Internet, journalistiek en de publieke sfeer

journalistiek over computervirussen of ruimtevaart." (zie verder p. 164)

Oplossingen om iets aan de onbetrouwbaar­heid van informatie op internet te doen, wer­den er ook gegeven. Grofweg waren die in drie categorieën in te delen. Enerzijds wa­ren er auteurs die een belangrijke rol voor de journalistiek zagen weggelegd. Journalistieke instituties presenteren zichzelf van oudsher als betrouwbare informatieverwerkers en die rol zullen ze op internet meer dan ooit op zich moeten nemen.

Marc Josten, eindredacteur van het KRO­

programma Reporter, pleitte el' zelfs voor om een Iso-certificering voor onafhanke­lijke journalistiek in te stellen. Een keur­merk waardoor de lezer weet: de informatie uit deze bron voldoet aan een aantal eisen. "Een multimediawet zou er in moeten voor­zien dat deze bladen en televisierubrieken in hun logo's, colofons, leaders of aftitelingen duidelijk moeten maken dat dit de publica­ties zijn van deze bedrijven. Diezelfde wet zou termen als 'onafhankelijk' uitsluitend mogen toebedelen aan publicaties/rubrieken die ook daadwerkelijk onafhankelijk zijn. De verdere invulling van dat begrip moet de be­roepsgroep zelf invoeren, waarbij te denken valt aan een vorm van Iso-certificering voor

155

kaar te vertrouwen, daarbij geholpen door krachtige en snelle databases waarin wordt opgeslagen wat iemand doet, of hij zich aan zijn afspraken houdt (of de lduit belazert) en wat anderen daarvan denken. Op basis van zullce mechanieken, ondenkbaar en onbe­staanbaar zonder internet, werken commer­ciële websites als Ebayen Amazon en steeds meer sociale netwerken als Hyves." Reputa­tiesystemen, gekoppeld aan sociale netwer­ken zouden lezers een idee kunnen geven van wellce informatie de moeite van het lezen waard is.

> Artikel 3 Hoe verhoog je de kwaliteit van een virtuele gemeenschap? Fukuyama stelt dat gemeenschappen op het internet afhankelijk zijn van 'mutual trust': hoe hoger het vertrouwen tussen gebruikers onderling, hoe hoger de kwaliteit van de discussie. Immers, een inhoudelijke kwalitatieve reactie zal je eerder geven op een topic dat gestart is door een gebruiker met wie goede ervaringen zijn (geweest). Deze 'goede ervaringen' kunnen transparant worden door het invoeren van een reputatiesysteem, de andere belangrijke pijler in een virtuele gemeenschap. (zie verder p. 166)

tijdschrift ze zijn geknipt. Hier biedt Googles PageRank-systeem geen soelaas. Want 's we­relds beste zoekmachine rangschikt gevon­den pagina's primair op basis van impliciete waardering (als er veel naar verwezen wordt, moet het wel goed zijn). Waaruit die waarde­ring bestaat, is voor Google volstrekt irrele­vant. De beweringen van de professor doctor kunnen uiterst omstreden zijn zonder dat je het weet, of erger: volstrekte apekool die niet eens meer weersproken wordt."

Een derde categorie auteurs wijst op de rol van de lezer. De burger, zo heet het dan in onder meer de taal van de Raad voor Cul­tuur, moet 'mediawijs' worden. Hij moet niet blind vertrouwen op informatie op internet, maar deze kritisch beschouwen. Uit onder­zoek blijkt overigens dat dat allang gebeurt: Duitse onderzoekers ontdekten vorig jaar dat bezoekers nieuwssites op minder 'ingewik­kelde' wijze beoordelen dan zijzelf. De on­derzoekers letten op de journalistiek-inhou­delijke kwaliteit van een site maar vonden interactieve mogelijkheden, links, toeganke­lijkheid, snelheid, veiligheid en grafisch de­sign even belangrijk. Zo niet hun proefper­sonen. Voor hen was content king: ze letten vooral op de inhoud en vroegen zich voortdu­rend af of de berichten wel actueel, volledig, geloofwaardig en vrij van commerciële bijbe-

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

clusie dat de plaatsing van advertenties voor serieuze producten en diensten rond nieuws­berichten niet zoveel kwaad kan maar dat re­clame voor lollige en vrijetijdsproducten de geloofwaardigheid van de berichten ertussen aantast.

De verschillende oplossingen sluiten el­kaar natuurlijk niet uit: journalisten kunnen zich onderscheiden door transparanter te werken. Mediawijsheid en een kritische hou­ding van de lezer blijven een belangrijk goed. En reputatiesystemen - ook al zijn die lang niet volmaakt - kunnen bezoekers daarbij wellicht van dienst zijn.

Monoloog of dialoog?

Naast de discussie over betrouwbaarheid van de online publieke sfeer kwam ook een ander thema regelmatig terug: de angst voor maat­schappelijke fragmentatie. Als de publieke discussie niet meer op een vast aantal plek­ken - zoals de opiniepagina's van de kran­ten - wordt gevoerd, maar op talloze weblogs, hyves, fora, e-zines en bulletinboards, hoe kan die dan nog gevolgd worden? Is er niet een risico dat al die weblogs vooral voor eigen parochie preken? En leiden al die individuele weblags met hun individuele meningen waar ~r\":L .... 't~nClo'" YY1 (), 0:11"' '7orrt HT':lt rI;a. rlpn lz-t ()f) k nipt tnt

Internet, journalistiek en de publieke sfeer

Zoektechnologie nu, schrijft Henk Blan­ken, is nog lang niet uitontwild<eld. "Wat dat betekent, wordt voelbaar als je je voorstelt dat een zoeluesultaat bij Google ook rekening houdt met jouw persoonlijke voorkeuren en smaak, met al je eerdere zoekacties, met wat je in je Gmail zoal hebt besproken, met wat je op je pc hebt staan."

Maar, zo vraagt hij zich retorisch af, vin­den gebruikers van dergelijke intelfaces ooit nog wel eens iets waar ze niet specifiek naar op zoek waren? Verliezen we zo niet' de kunst van het afdwalen?' Een kunst, die het lezen van kranten zo prettig maakt.

"Naast het noodzakelijke nieuws, waar­van je als lezer weet dat je het wilt weten, het lOl-nieuws zeg maal', bieden dagbladen ook verhalen waarnaar je nooit zelf zou hebben gezocht .... Hoeveel armer zou onze cultuur worden als we als nieuwsconsumenten onze blik zouden vernauwen tot alleen die infor­matie waarom we vragen?"

Niet alleen kunnen we onze informatie­inname beperken, ook de manier waarop we met anderen discussiëren verandert op in­ternet. In zijn recente boek Zero Comment zet Geelt Lovink uiteen hoe een groot aantal webloggers nieuwsbronnen en andere web­logs vooral ziet als aanleiding om sneren uit te delen. Lovink introduceelt damtoe de En­Q"else tp.1'm 'sn~rkv' w"t UTP] UTfwelt "prt""l,-l

157

to improve their page-rank by idiotie tirades about their supposed insights into my ehar­aeter." Het mechanisme van het door Google­gedomineerde internet keelt zich hiel' tegen zichzelf. Die logica werkt als volgt: hoe meer pagina's naar een weblog linken, hoe zicht­baarder die wordt bij GoogIe. Harde, cynische humor zal sneller worden opgepikt dool' an­dere webloggers dan genuanceerde opinies. Broadcasting wordt op weblogs ego casting - het draait el' niet om het debat, maar om de persoonlijkheidscultuur waarin de web­logger vooral blogt tel' meerdere eer en glorie van zichzelf.

Leidt zo'n online cultuur er dan toe dat verschillende individuen en groepen zich terugtrekken op hun eigen viltuele turf, en elkaar van afstand beschimpen in plaats van de discussie aan te gaan?

Dat is toch te simpel gesteld, vindt Jaap Stronks. Onze voorkeuren en meningen komen niet in een vacuüm tot stand, maar juist in interactie met anderen. "We commu­niceren en consumeren informatie om ons­zelf tot de wereld en tot elkaar te kunnen blij­ven verhouden. De wereld waarin iedereen informatie en entertainment consumeert die alleen voor hemzelf belangrijk is, die hyper­individualistische samenleving bestaat niet. Zolang de confrontatie met kennis-waar-

eigen gelijk. Maar het is uiteindelijk de hou­ding van de mediagebruikeI' die bepaalt of hij daarvan gebruik wil maken, of dat hij juist de confrontatie opzoekt.

Onderzoek van het Pew Internet & American Life Project lijkt zijn standpunt te onderschrij­ven. Internetgebruikers, zo blijkt uit het rap­port The Internet and Democratie Debate, horen meer verschillende politieke stand­punten dan offliners. De kritiek dat internet­gebruikers juist alleen maar informatie zou­den zoeken die hun standpunt ondersteunt, verwerpen de onderzoekers. Het tegendeel is waar. Ze baseren zich op een survey gehou­den onder Amerikanen in aanloop naar de presidentsverkiezingen van 2004. Daaruit blijkt ook dat meer Amerikanen het internet gebruiken om hun keuze te bepalen. Veertig procent van de internetgebruikers kwam met politieke content in aanraking.

Voor de situatie in Nederland zijn twee hoofdstuldzen uit het afgelopen jaar versche­nen Jaarboek ICT en Samenleving van het sCP illustratief. Daarin wordt gekeken naar het mediagebruik van allochtonen. Het ge­drag op internet, zo concluderen de auteurs, wijkt eigenlijk niet zoveel af van dat in de 'echte' wereld. Zo'n tien tot twintig procent van de allochtonen is in hun mediagedrag ur\f,l'!ll tln;lp. P1CTpn OTf'lpn O"prlrht.

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

Nederlandse sites als websites die vooral op de eigen cultuur zijn gericht. Voor de auteurs het bewijs dat er op internet - in de termen van de Amerikaanse socioloog Robert Put­nam - niet alleen aan bonding (het aangaan van banden met de eigen groep) wordt ge­daan, maar ook bridging (het onderhouden van banden met leden van andere groepen) plaats vindt.

Andersom bleken ook Nederlanders met enige regelmaat allochtonenportals als Maroc. nl te bezoeken. En, zo voegden de auteurs er aan toe, dat zijn heus niet alleen ruziezoekers op zoek naar een digitaal opstootje. Nee, er wordt pittig gediscussieerd tussen allochto­nen en autochtonen.

Maar: helemaal vanzelf gaat die uitwisse­ling niet. Een actieve opstelling van forumbe­heerders is nodig om de ergste querulanten uit elkaar te treldzen of zelfs helemaal van het forum te weren. De technologie van weblogs of internet als geheel vormen niet vanzelf een interessante publieke sfeer. Ze worden dat pas door zorgvuldig beheer. Goede weblogs spreken de grootste ruziezoekers aan op hun gedrag en doen hun best om interessante ge­zichtspunten bij elkaar te zoeken, ook buiten de eigen parochie.

> Artikel4 Jaarboek ICT en SamenlevinQ: Het

Internet, journalistiek en de publieke sfeer

waar iedereen zich terugtrekt in zijn eigen idiosyncratische subcultuur, waar iedereen maar plompverloren zegt wat die denkt (in vakterminologie: 'het Pim Fortuyn-syndroom'), en die een gevaar vormt voor de democratie waarin toch juist massamedia als kranten en televisie zo'n belangrijke structurerende rol spelen? Wie dat beweert maakt de denkfout door de nieuwe media puur vanuit het perspectief van de oude media te beschouwen." (zie verder p. 172)

Naast houding is dus ook beheer een belang­rijk thema. Maar daarmee wordt het pro­bleem slechts verlegd. Want wie neemt dat beheer dan het beste voor zijn rekening? Ook hier zien we weer verschillende mogelijke oplossingen: een aantal journalisten wijst er opnieuw op dat hier bij uitstek een taak ligt voor de journalist.

De journalist wordt een aanwijzer, be­toogt Erik van Heeswijk. "Hij/zij wordt veel meer een samenvatter, een richtingwijzer, een bronnenduider, een spin in het steeds complexere web dat informatiemaatschap­pij is gaan heten. De journalistiek verandert, maar het is mijn vaste overtuiging dat jour­nalisten - mits onafhankelijk - zich over de toekomst van het vak geen zorgen hoeven te maken. De journalist worilt ;nist nnmid"'!H'r-

159

reviews, en collectieve kennisopbouw op zich? Is dat iets wat we met een gerust hart aan commerciële partijen als Google en Amazon over kunnen laten? Of zijn publieke alternatieven nodig? (zie verder p. 175)

Ook Geelt-Jan Bogaerts ziet een belangrijke rol weggelegd voor de pers in het media-eco­systeem. "Het is juist een rol voor professio­nele journalisten om een selectie te maken uit het enorme media-aanbod. In een krant of een nieuwsprogramma op radio en televisie wor­den verbanden gelegd die de lezer, luisteraar of kijker niet uit zichzelf zou leggen", schrijft hij op zijn eigen weblog in een reactie op een artikel op De Nieuwe Reporter. "Het brengt ogenschijnlijk op zichzelf staande nieuwsfei­ten met elkaar in aanraking en creëert zo een meerwaarde. De nieuwsconsument wordt verrast: hij komt ook berichten tegen die hij uit zichzelf, had hij de keuze om ze al dan niet in zijn rss-feed of filtersysteem op te nemen, nooit zou hebben uitgekozen. Dat is een heel belangrijke functie van de professionele jour­nalistiek. "

Ben Hammersley sluit zich daarbij aan. "Het overgrote deel van de weblogs bestaat uit totale onzin", stelt hij in een podcast­interview met DNR, "en nu moeten we al-

160

waardevolle nieuws en drukken dat dage­lijks af op een handzaam en behapbaar for­maat.

Anderen zetten daar vraagtekens bij. Niet alleen de productie, ook het beheer van con­tent is op internet gedemocratiseerd. En het zijn niet per se de professionals die die taak het best uitvoeren, meent Theo van Stegeren. Hij verwijst naar het boek The Wisdom of Crowds waaruit blijkt dat "groepjes experts, waartoe ik ook redacties reken, doorgaans niet de beste beslissers zijn. Zeker, profes­sionele journalisten zijn degenen die kiezen waarvan wel en niet verslag wordt gedaan in de wereld; zij verzorgen de eerstelijns ver­slaggeving (met een groeiende aanvulling door sommige bloggers en burgerjournalis­ten). Daarnaast zijn ze degenen die analyse­ren en context creëren. Maar dat betekent niet dat zij ook de aangewezen partij zijn om de duizelingwekkende hoeveelheid nieuws­berichten uit te dunnen tot er precies genoeg overblijft voor een krant, webpagina of om­roepbulletin. De auteur van The Wisdom of Crowds, James Surowiecki, bewijst aan de hand van series wetenschappelijke voorbeel­den dat de massa het bij veel beslissingen be­ter weet dan de experts."

"Onder de juiste omstandigheden", schrijft de auteur, die ook een vaste finan-

" .. 711n

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

nieuwshiërarchie bepaalt, superieur is aan het systeem waar een professionele nieuws­redactie dat doet.

> Artikel 6 Wisdom of crowds, oftewel: de menigte versus de redactie. "Het boek The Wisdom ot Crawds levert het wetenschappelijke bewijs dat groepjes experts, waartoe ik ook redacties reken, doorgaans niet de beste beslissers zijn. Zeker, professionele journalisten zijn degenen die kiezen waarvan wel en niet verslag wordt gedaan in de wereld; zij verzorgen de eerstelijns verslaggeving (met een groeiende aanvulling door sommige bloggers en burgerjournalisten). Daarnaast zijn ze degenen die analyseren en context creëren. Maar dat betekent niet dat zij ook de aangewezen partij zijn om de duizelingwekkende hoeveelheid nieuwsberichten uit te dunnen tot er precies genoeg overblijft voor een krant, webpagina of omroepbulletin." (zie verder p. 179)

Mark Deuze wijst erop, dat ook dergelijke systemen hun zwakke kanten hebben. "De be­slissing van 'de meeste' mensen is niet nood­zakelijkerwijs de beste", schrijft hij als reac­tip on hpt flrtih~l. "zeker niet wat betreft het

Internet, journalistiek en de publieke sfeer

common denominator' . Dat is prachtig van­uit klassiek commercieel uitgangspunt (hoe meer mensen samen voor één product kiezen, hoe groter de afzetmarkt), maar desastreus voor evenzeer klassieke opvattingen over de publieke sfeer."

In een democratische samenleving, zo kun­nen we concluderen, blijft de publieke sfeer van groot belang. Het is belangrijk dat er be­trouwbare informatie wordt geleverd en dat machthebbers worden gecontroleerd. Daar­naast is ook het beheren van de informatie­en meningenstroom een belangrijke taak. Verschillende gezichtspunten moeten bij el­kaar worden gebracht, de discussie moet worden georganiseerd en beheerst. Dat gaat niet vanzelf.

Van oudsher voorzien journalistieke in­stituten in deze functies. Op internet zijn er nu zowel nieuwe partijen die informatie-en opinies aanbieden, als ook nieuwe beheer­ders. In sommige gevallen nemen ook social software of de algoritmes van zoekmachines deze beheersfunctie over.

Informatie-aanbod en beheer kunnen op internet van elkaar worden ontkoppeld - sommige weblogs organiseren discussies op basis van artikelen die elders zijn versche­nen. Watchblogs kunnen optreden als waak­honden van de iournalistipk 7.nplm"<lf'hinAC

161

debat kan gemald<elijk verruwen. Maar dat wil niet zeggen dat de publieke sfeer per defi­nitie verdwijnt. Goed beheer van de publieke sfeer blijft van groot belang voor de democra­tische samenleving. Journalistieke instituties zullen daarin een belangrijke rol blijven spe­len, maar zij worden daarbij steeds meer aan­gevuld door tal van nieuwe spelers.

162

> Artikel 1

Bild-blog: watchblog op eenzame hoogte

:> 24 september, 2006 Theo van Stegeren

Codes, Raden voor Journalistiek, ombudslie­den: omwegen genoeg om het werk van de pers te controleren. Er bestaan directere we­gen. In Duitsland knappen de redacteuren en lezers van Bild-blog het controlewerk zelf op. Dag aan dag stropen ze de mouwen op, spel­len ze de berichtgeving van Duitsland's groot­ste en invloedrijkste krant, Bild Zeitung, om het waarheidsgehalte ervan te checken. Het resulteert in een stroom weblogbijdragen die mede door hun bondigheid, illustraties en tongue-in-cheek humor (wie zei dat Duitsers daar geen gevoel voor hadden?) lekker lees­baar zijn.

Zonder ergens een hetzerig toontje aan te slaan is het op Bild-blog toch menig dag 'ge­haktdag' : steeds opnieuw worden berichten in de Bild Zeitung als (gedeeltelijk) onwaar, ten­dentieus of onnodig kwetsend ontmaskerd .

. . _.L._I-l...I_ ....... "' .... .....1 ... ,....11, ...... rI~N rlnny An nnn

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

anderd, die deels uit advertenties en giften wordt bekostigd.

In een verantwoording op de site vertel­len de redacteuren waarom hun telescoop uit­sluitend op Bild Zeitung gericht staat: "Nog steeds is Bild in Duitsland de krant met de grootste oplage (3.8 miljoen), die ook het veelvuldigst door andere media wordt geci­teerd. Bovendien bepaalt ze de gesprekken van vele mensen. Wij vinden dat een krant die zoveel aandacht genereert, een bijzondere verantwoordelijkheid ten opzichte van haar lezers draagt. Een verantwoordelijkheid die de makers van Bild vaak niet waarmaken."

De aanvankelijke scepsis in de buitenwe­reld of het flu'ide medium 'weblog' een zo pre­cies werkje zou kunnen dragen, heeft plaats­gemaakt voor erkenning. Juist een weblog, die 'allways-on' is en de communicatie tussen redactie en bezoekers makkelijk faciliteert, is het aangewezen platform voor de taak. Voor­waarde voor kwaliteit blijkt wel dat de leiding in handen van geschoolde journalisten is.

Van de kant van de Bild Zeitung zijn tot nu toe slechts laatdunkende commentaren over de bloggers uitgestort. "Wat zijn nu 40.000 bezoekers tegenover onze 12 miljoen lezers", schamperde de chef-redacteur van Europa's grootste boulevardkrant. De krant ontkent ook dat zijn redacteuren de weblog volgen. Tnrh wnrnpn ilf en toe. toeval of niet, op de

Internet, journalistiek en de publieke sfeer

trend. In Nederland hebben we een tijdje een site voor mediakritiek gehad, waarvan de ruïnes nog op het internet te bezichtigen zijn. In de VS leek het begrip watchblog twee jaar geleden vleugels te krijgen toen bloggers in het hele land besloten om - in het kader van de actie 'Adopt a journalist' - individuele verslaggevers tijdens de verkiezingscampagne te volgen. Het gerenommeerde blad Columbia Journalism Review deed mee en richtte een eigen campaign desk in een groepsweblog die de verkiezingsberichtgeving in de media volgde en becommentarieerde.

De Campaign Desk functioneerde naar be­horen, maar al snel bleken de meeste andere watchbloggers hun eigen politieke voorkeur nadrukkelijk mee te wegen in hun beschouwin­gen, zodat de vraag wie eigenlijk de watch­dogs controleert steeds luider werd gesteld. Het zou flauw zijn alleen met het stellen van die vraag de waarde van individuele media­watching bloggers teniet te doen - Maarten Reijnders liet onlangs nog zien wat die blog­gers zoal vermogen. Maar politieke vooringe­nomenheid maakt natuurlijk wel degelijk af en toe bijziend.

Bild-blog ontloopt die valstrik en ontvangt in menig serieus medium aandacht en lof. De jury van de Grimme Online Award ziet er een voorbeeld in dat navolging verdient: "Bild­blo is de belanQriikstp nllit~t"lio" 'w"trh_

belangen van collega 's en uitgeverijen zouden laten hangen. Bild-blog' benut de vrijheid die het internet biedt, en kan als voorbeeld voor andere, soortgelijke projecten dienen."

In Nederland, bijvoorbeeld?

> Artikel 2

Journalistieke fraude en de rol van het publiek

> 17 augustus, 2006 Maarten Reijnders

Wired News moest vorige week voor de tweede maal toegeven dat een freelancer in artikelen niet-bestaande bronnen had opgevoerd. Op­merkelijk is dat Wired News de journalistieke fraude in beide gevallen zelf ontdekte. Dat is al lang niet meer vanzelfsprekend. Internet­ters en bloggers spelen steeds vaker een rol bij het aan de kaak stellen van twijfelachtige journalistiek.

Op 9 mei 2001 publiceerde Wired News een artikel over drie Nederlandse tieners die een virus hadden gemaakt dat geïnfecteerde com­puters naar pornosites leidde. Een mooi ver­haal. Het was een artikel dat ik graag zelf had willen schrijven voor mijn toenmalige werk­gever Webwereld. Maar de drie Nederlandse virusmakers hadden contact opgenomen met Wired i'lews en niet met ons.

Ik stuurde de auteur van het artikel, Mi­chelle Delio, daarom een e-mail met het

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

Ik was het voorval al bijna vergeten, toen Delio precies vier jaar later, op 9 mei 2005, zelf een nieuwsonderwerp werd. Op die dag plaatste Wired News een verklaring waarin de integriteit van Delio in twijfel werd ge­trokken. Bestudering van 160 van de ruim 700 artikelen die Delio voor Wired News had ge­schreven, had uitgewezen dat haar bronnen in sommige gevallen niet konden worden achter­haald. Met andere woorden: ze had de betref­fende bronnen verzonnen.

Ruimtevaart

Naar aanleiding van de Delio-affaire besloot Wired News om van freelancers te eisen dat ze contactinformatie zouden verstrekken van alle met name genoemde bronnen in hun arti­kelen. Deze werkwijze leidde ertoe dat Wired News vorige week drie artikelen van freelan­cer Philip Chien van zijn site verwijderde.

Ruimtevaartverslaggever Chien bleek bronnen en citaten te hebben verzonnen. De e-mailadressen van twee van Chiens bron­nen bleken van de journalist zelf te zijn. Eén van de bronnen in kwestie zou volgens Chien bovendien al in 1997 zij n overleden - hij ge­bruikte de citaten van de overledene omdat hij ze zo mooi vond.

J..jpt dprt Wirprl News dat de uitQave zo

Internet, journalistiek en de publieke sfeer

andere uitgaven, Infoworld en MIT Techno­logy Review Online, twijfels waren ontstaan over de betrouwbaarheid van Delio's bronnen. Wired News riep daarop de hulp in van een hoogleraar journalistiek die Delio's stukken met hulp van zijn studenten tegen het licht hield. Chien liep tegen de lamp dankzij de controlemechanismen bij Wired News.

Rathergate

Het is al lang niet meer vanzelfsprekend dat media zelf het voortouw nemen bij het on­derzoek naar journalistieke misstanden van eigen medewerkers. Dankzij internet zijn het de laatste jaren steeds vaker burgers die on­derzoek doen naar journalistieke missers.

Met name in de Verenigde Staten heb­ben webloggers een aantal spectaculaire re­sultaten geboekt. Verreweg het bekendste voorbeeld is de rol die bloggers speelden bij het ten val brengen van de Amerikaanse tv­journalist en presentator Dan Rather. Rather kon met pensioen nadat webloggers aantoon­den dat hij zich in het programma 60 Minutes had gebaseerd op valse documenten over de diensttijd van president Bush.

'Rathergate' is niet het enige voorbeeld van actieve bloggers die journalistieke mis­er blootleQQen. Vorio w",,,,k,,,nrl dt>lrlt>n A.-nc'-

165

trok de foto terug en verbrak de banden met freelancer Hajj.

Politieke overtuiging

De verbetenheid waarmee de bloggers in de gevallen van Rather en Hajj te werk gingen, kan niet helemaal los worden gezien van hun politieke overtuiging. Het was hen in beide gevallen niet louter te doen om het verbete­ren van de journalistiek, zij hebben ook een duidelijke politieke agenda: de bestrijding van de zogeheten liberal bias (linkse voorin­genomenheid) in de media.

Een dergelijke politieke agenda is overi­gens niet voorbehouden aan rechtse Ameri­kaanse bloggers, ook in de linkse Amerikaanse blogosphere worden uitspraken van conser­vatieve talkshowhosts en journalisten op een goudschaaltje gewogen. De belangrijkste scalp van de linkse bloggers betreft Witte-Huis-cor­respondent James Guckert. Het linkse web­log Daily Kos ontdekte vorig jaar februari dat Gannon in werkelijkheid Jim Guckert heette. Guckert, die werkte voor de conservatieve site Talon News, bleek bovendien diverse ho­mosites te hebben. De onthulling betekende het einde van zijn carrière als Witte-Huis-cor­respondent.

\A/ ........................ .... I ....... -~ '-I ____ .~

166

cumenten en foto's). Wie technisch onderlegd is, kon de vervalsingen in kwestie eenvoudig 'herkennen'. Controleren of een journalist wel heeft gesproken met de bronnen die hij /zij noemt in een artikel, is vaak een stuk moeilij­ker. Zo verzon Delio bij voorkeur bronnen met veel voorkomende namen en beroepen.

Maar misschien is de politieke betrokken­heid van de bloggers wel de doorslaggevende reden dat het bedrog bij 60 Minutes, Reuters en Talon News wél werd ontdekt door lezers, en bij Wired News niet. De gemiddelde blog­ger maakt zich wellicht eerder druk om ge­knoei met politiek gevoelige informatie dan over dubieuze journalistiek over computervi­russen of ruimtevaart.

Terug naar het virus artikel van Michelle Delio. Heeft Delio in 2001 daadwerkelijk een e-mail ontvangen van drie Nederlandse virus­makers? Waarschijnlijk zal dat altijd een mys­terie blijven. Alleen de betreffende virusma­kers kunnen - als ze bestaan - uitsluitsel ge­ven. Ze zijn hierbij van harte uitgenodigd om te mailen. Discretie verzekerd.

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

> Artikel 3

Hoe verhoog je de kwaliteit van een virtuele gemeenschap? Het antwoord van Slashdot, Ebayen Ekudos

> 16 mei 2006, Matthijs van den Broek

Het van de grond trekken van een goed lopen­de virtuele gemeenschap met interessante, le­zenswaardige content is geen eenvoudige klus. In eerdere artikelen op De Nieuwe Reporter is al aangestipt dat het raten van de reacties van gebruikers dóór gebruikers de oplossing is voor het binnenhalen en waarborgen van kwa­liteit (zie ook het commentaar van Gerard Smit). Ook in de sCl'eencast van Jaap Stronks kwam naar voren dat het beoordelen van con­tent steeds meer gemeengoed wordt in on­line-omgevingen. Aan (beoordelingssystemen voor) consumer generated media (cgm) liggen in mijn ogen twee zeer belangrijke concepten ten grondslag: vertrouwen en reputaties.

De kwaliteit van discussie is op platformen van cgm volledig afhankelijk van de inbreng ""n riF> ophruikers. enkele moderatieregels en

Internet, journalistiek en de publieke sfeer

cussie. Immers, een inhoudelijke kwalitatieve reactie zal je eerder geven op een topic dat gestart is door een gebruiker met wie goede ervaringen zijn (geweest). Deze 'goede er­varingen' kunnen transparant worden door het invoeren van een reputatiesysteem, de andere belangrijke pijler in een virtuele ge­meenschap.

Hieronder bekijk ik hoe Ebayen Slashdot als twee bekende vormen van online gemeen­schappen (en volledig afhankelijk van de 'bij­drage van de gewone burger') omgaan met reputatiesystemen. Daarna zal ik ingaan op de onlangs gestarte democratische nieuwssite Ekudos (de Nederlandse variant van het door Erwin Boogert besproken Digg.com).

Slashdot

'A single story might have a thousand replies - and let's be realistic: not all of the cam­ments are that great. In fact, same are down right terrible, but others are truly gems'

Niet alle reacties op Slashdot zijn interes­sant en lezenswaardig: naarmate de popula­riteit groeit, komen er meer trolls en gebrui­kers die off-topic reageren. De oplossing van Slashdot is een ratingsysteem van de reacties, genaamd 'tresholds'. Een threshold is de mini­male score die een comment moet hphhpn wil

Een logisch gevolg van het raten van com­ments is de koppeling die ontstaat tussen de rating en de gebruiker. Gebruikers krijgen na­melijk aan de hand van de rating van hun com­ments een bepaalde reputatie. Bij Slash dot heet dat 'karma', een waarde die weergeeft hoe je comments in het verleden op waarde zijn geschat, uit te drukken in: Terrible, Bad, Neutral, Positive, Good en Excellent. Sommige gebruikers (met constant hoge Kar­ma's) worden uitgenodigd om moderator te worden, en dus comments en topics te raten aan de hand van de hierboven gestelde cri­teria en schalen. Maar ook hier weer een de­mocratisch beginsel: als je moderator wordt, krijg je slechts vijf 'moderator points'. Die kan je gebruiken voor 5 reacties of topics, daarna ben je moderator af, en is het de beurt aan de volgende.

Ebay

Ebay is een voorbeeld van een handelsgemeen­schap waar de voorgeschiedenis (= reputatie) van de gebruiker een belangrijk criterium kan zijn voor een lid dat een financiële transactie overweegt. Is er geleverd en op tijd? Is alles goed gegaan met de betaling? Bij Ebay heet het reputatie-ratingssysteem 'feedbackpro-fil=ll' n;tt hoct!:l::lt Ili,.. 'oon rr ................ ... , .,. .............. l-.. ... _I,

168

de positieve, negatieve of neutrale punten die anderen aan hem toekennen. Een hoge reputa­tie bereik je dus als gebruiker alleen dan wan­neer je veel verschillende (handels)interacties hebt met veel verschillende andere gebruikers. Gebruikers worden op die manier door 'het sy­steem' uitgenodigd tot handelen: als je veel en vaak verkoopt, en je dat doet op een correcte manier, kan je steeds meer verkopen omdat je een betrouwbare partner bent geworden. Trek­ken we deze lijn door, dan kan dit natuurlijk ook gelden voor de inhoudelijke kwaliteit van de informatie die gebruikers onderling uitwis­selen.

Ekudos

Ekudos is een Nederlandse versie van Digg, een democratische nieuwssite uit de VS, en startte vorige week vrijdag (12 mei). Het idee is: gebruikers voegen zelf nieuwsartikelen toe, die vervolgens worden gewaardeerd met 'ku­dos' door andere gebruikers. Lezers worden dus (vormen van) journalistieke filters, zoals eerder hier op De Nieuwe Reporter gemeld. Als je net een artikel hebt geplaatst, komt dit artikel nog niet op de voorpagina omdat er te weinig kudos gegeven zijn aan het artikel. De door gebruikers toe te voegen bestaande ar-J,..:I,_I .................... .....1 ......... 1"I""n.1 ~"'ltC"r ;n \I':toc:tct:Ä::lnrl~ r;:\tp-

Jaarboek 2007 De Nieuwe RepOlter

oorspronkelijke bericht dus. Daarmee is Eku­dos een verzameling van berichten, met als enige eigen content de samenvatting (of in­leiding op het bericht) die geschreven is door de gebruiker zelf.

Uit de voorbeelden Ebayen Slash dot kwam naar voren dat deze vormen van cgm vooral drijven op de opgebouwde reputatie (die weergegeven wordt in het profiel) van de ge­bruikers. Opmerkelijk bij Ekudos is dat het profiel van de gebruiker bestaat uit de arti­kelen die per gebruiker ingezonden zijn en de artikelen waaraan hij Kudos heeft gegeven. Dat is eigenaardig, en een duidelijk andere benadering dan bij Ebay of Slashdot. Volgens de prima functionerende ratingsystemen van deze sites zou hier informatie terug te vin­den moeten zijn over bijvoorbeeld de totale aantal reacties en artikelen, de waardering daarvan, de leeftijd, de datum waarop je als gebruiker geregistreerd bent enzovoort.

Nog intelligentere systemen

Laten we niet te ver op de zaken vooruit lo­pen, want Ekudos is nog 'under construction ': er komen volgens Robert Gaal van Stillpoint Media (blogt zelf op Blueace.nl) meer func­ties aan, want er zijn ideeën genoeg. Gelukkig mrlrlr. want we ziin benieuwd naar de ontwik-

Internet, journalistiek en de publieke sfeer

worden en autoriteit verwerven. Binnen een context waarin content gekoppeld is aan de reputatie van gebruikers leidt dit tot kwalita­tief hoogstaande bijdragen: de discussie wordt interessanter en beter te volgen. Het intelli­gente is, dat gebruikers op deze manier zelf verantwoordelijk worden voor de kwaliteit van cgm, en dat die kwaliteitsnorm in stand zal worden gehouden. Er komen geen externe scheidsrechters of zedenmeesters aan te pas: de 'gewone' burger is aan het woord en levert een belangrijke bijdrage aan de informatie­voorziening.

Verder lezen

http://Frankwatching .com - Hoe zit het met je online identiteit en reputatie (11-05-2006) http://www.scottburkett.com - Pothole on the Infobahn - The lifecycle of online com­munity members. (09-01-2006) http://www.upstream.nl - Vanstranger tot evangelist. Over model succesfactoren blogcommunity (06.04.2006 e.v.)

re (1) Gerard Sm;t 17 mei

Het interessante verhaal wm Mrltthik n\1/:>Y

169

Matthijs laat zien hoe verschillende vir­tuele gemeenschappen zoals Ebay, Slashdot en Ekudos manieren bedenken om de inter­subjectieve overeenstemming over kwaliteit te borgen. Simpel gezegd komt dit neer op het principe: de meeste stemmen gelden. Als veel gebruikers tevreden zijn over een bepaalde verkoper op Ebay dan vergroot dat het vertrouwen en de reputatie van de ver­koper waardoor hij nog meer kan verkopen en waardoor anderen zullen proberen ook zo' n reputatie te verwerven. De stilzwij­gende veronderstelling is dat de verkoper met een goede reputatie zich houdt aan algemeen gerespecteerde regels van het eco­nomisch verkeer zoals het leveren van een optimale prijs-kwaliteit verhouding en goede service.

Het mechanisme van de vrije markt op zijn best.

Moet de journalistiek ook op die manier werken? Mijn eerste antwoord is: ja, leuk. Je ontwikkelt een manier van nieuwsproductie waarvan de grootste gemene deler van de gebruikers bepaalt wat er toe doet en wat niet. Dat lijkt een uiterst democratisch prin­cipe dat ervan uitgaat dat we door elkaar te corrigeren en te beoordelen tot een voor ons allen waardevol product komen.

Ook in de wetenschap geldt het principe

Nu mijn bedenking. De kracht van de wetenschap is dat de intersubjectiviteit, of onderlinge overeenstemming, zich baseert op expliciet verwoorde regels, zoals het prin­cipe van de verificatie: alleen die theorieën zijn waar die empirisch zijn getoetst. Dit principe geldt voor iedereen en wordt ook geaccepteerd door leden buiten de gemeen­schap van wetenschappers. Een alternatieve genezer die zijn reputatie wil opvijzelen, zal zijn uiterste best doen om wetenschappelijk bewijs te leveren voor de juistheid van zijn inzichten.

De kracht van het expliciet verwoorden van je uitgangspunten, zoals dat van de veri­ficatie, is ook dat dat uitgangspunt zelf ter discussie kan komen te staan. Zoals dat in de wetenschap ook is gedaan door bijvoorbeeld de filosoof Karl Popper die aannemelijk heeft gemaakt dat het verificatiebeginsel zwak is omdat je altijd wel lukt om ergens bewijzen voor je theorie te vinden. Dus, zei hij, moe­ten we van een ander principe uitgaan en wel het falsificatiebeginsel: je moet je bewe­ringen zo formuleren dat het mogelijk is om ze te weerleggen. Dit beginsel is nu, naast het verificatiebeginsel, gemeengoed onder wetenschappers.

Wat betekent dit voor cgm en in het bij­zonder voor de journalistieke professie? Ik

.- - _I .. __ " .................. ~, ..... t"\ rt"f..,.....

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

en een grote dienst bewijzen aan de gebrui­kers.

2. Opkomst en populariteit van cgm bie­den een broodnodige correctie op de intel­lectuele lethargie van de journalistiek.

Nu het nadeel van cgm en de daarmee verbonden noodzaak de journalistiek te pro­fessional iseren.

Het nadeel van groepsdenken dat zijn eigen principes niet expliciet maakt, is dat kwaliteit waar weinig mensen oog voor heb­ben, niet naar boven komt drijven, of dom­weg niet bestaat.

In de wetenschap, de filosofie en de kunst zijn het vaak de randfiguren, de types die juist niet door het grote publiek worden gewaardeerd, die voor de grote veranderin­gen zorgen. Natuurlijk, ook in de wetenschap gelden sterke uitsluitingsmechanismen, maar het commitment aan een regel die het groepsdenken te boven gaat, schept de mogelijkheid het groepsdenken te doorbre­ken ten faveure van een hoger staand alge­meen beginsel.

Op deze manier doordenkend zou een goed functionerende journalistiek zich moe­ten houden aan algemeen geformuleerde regels waarvan nagenoeg iedereen de waarde inziet. In principe is dat ook de bestaans­voorwaarde van de journalistieke profes-<;if>. Alleen. het intellectuele debat over die

Internet, journalistiek en de publieke sfeer

ziet. Dat zie je ook wel aan de discussie over de gewraakte Zembla-uitzending over Ayaan Hirsi Ali: het gaat voornamelijk om de vraag: was het wel of geen nieuws? Geen woord over de waarde en functie van nieuws.

De bestaansvoorwaarde, en de noodzaak, van een krachtige journalistieke professie, schuilt in het vermogen te handelen volgens kwaliteitscriteria waarvan het publiek de belang inziet, maar dat onafhankelijk is van het tijdelijk oordeel van dat zelfde publiek. Dat vraagt om een hoge mate van intellec­tuele training van die professionals en een voortdurend en open debat over zin en bete­kenis van de journalistiek.

Dat de journalistiek een open beroep is, en dat niet iedereen zich aan de hoge beroepseisen hoeft te confirmeren, is duide­lijk, maar dat betekent niet dat een demo­cratische samenleving niet gebaat is met een hoogopgeleide kaste van journalisten.

re (2) Jaap Stronks 17 me;

Nog een link: de Unkeynote van Jeff Jarvis, waar hij het heeft over het fenomeen 'inte­restingness' dat Flickr hanteert. Het kijkt naar populariteit van foto's in combinatie met sociale relaties. Oftewel, het kijkt naar wat populair is bii mpnçpn rli" ;n CM-hl",

171

Wat dat betreft zou het interessant kun­nen worden als sociale netwerken als Hyves zich met nieuws zouden bezighouden. Je kunt nu bloggen, maar zelfs een rss-feed wordt niet aangeboden en het enige 'soci­ale' eraan is dat artikelen op de persoonlijke pagina's van je hyves-vrienden verschijnen. Maar nog voor de zomer schijnt Hyves een API te publiceren, wellicht dat dit perspec­tieven biedt.

172

> Artikel 4

Jaarboek ICT en Samenleving: Het network-ethos van de MSN -generatie

:> 26 mei, 2006 Martijn de Waal

Het Jaarboek IeT en Samenleving van het SCP besteedt dit jaar aandacht aan de online mores van de 'Digitale Generatie' - ook wel bekend als Generatie C (content) Generatie M (Media) de MySpace-generatie, of de MSN-ge­neratie. In meer wetenschappelijke termen: het demografische cohort dat na 1980 is ge­boren. Het internet, zo schrijven de samen­stellers van deze bundel, is voor hen wat voor eerdere generaties de ruimte achter het fiet­senhok was: een plek waar ze elkaar ontmoe­ten, waar ze - dat hoort immers bij de leef­tijd - experimenteren met identiteiten, waar wordt gepest en verkeringen ontstaan en weer uitgaan, waar jongeren ideeën en informatie uitwisselen en met elkaar delen.

Het internet is voor deze generatie zo vooral ook een publieke sfeer. Al is het een

Jaarboek 2007 De Nieuwe RepOlter

vooral horizontaal plaats: jongeren nemen meer dan ooit elkaar de maat. Het aloude 'generatieconflict' zou zelfs plaats hebben gemaakt voor een 'generatiestilte' .

Wat voor een publieke sfeer is dat dan precies, die bestaat uit Hyves, MSN-lijsten, MySpaces en Sugababes-profielen? Is het, zo­als critici beweren, een plek waar iedereen zich terugtrekt in zijn eigen idiosyncratische subcultuur, waar iedereen maar plompverlo­ren zegt wat die denkt (in vakterminologie: 'het Pim Fortuyn-syndroom'), en die een ge­vaar vormt voor de democratie waarin toch juist massamedia als kranten en televisie zo'n belangrijke structurerende rol spelen?

Wie dat beweert, zo stellen de auteurs, maakt de denkfout door de nieuwe media puur vanuit het perspectief van de oude me­dia te beschouwen. Het digitale medialand­schap biedt ook zonder centrale structuren wel degelijk nieuwe mogelijkheden tot bin­dingen tussen groepen, tot uitwisselingen en confrontatie. De fora van websites als Maroc. nl worden bijvoorbeeld ook door autochtonen bezocht, en dat zijn heus niet alleen ruzie­zoekers op zoek naar een digitaal opstootje. Maar helemaal vanzelf gaat die uitwisseling ook weer niet. Actieve opstelling van forum­beheerders is nodig om de ergste querulanten uit elkaar te trekken of zelfs helemaal van het fnr •• m tp wprpn - iets wat overigens voor veel

Internet, journalistiek en de publieke sfeer

intensief gebruik van het internet. Van de jon­geren tussen de 9 en 15 jaar besteedt 60 pro­cent het grootste deel van zijn tijd aan het internet. Televisie volgt op grote afstand met 28 procent. MSN-en is veruit de populairste activiteit op internet. Status verkrijg je bij deze generatie door een zo lang mogelijke lijst met MSN-contacten lijsten met 100 vir­tuele vrienden zijn geen uitzondering.

Over het gebruik van traditionele media (of zelfs maar de websites van kranten en tijdschriften) lezen we vrijwel niets in deze bundel. Er is vooral gekeken naar al het ge­game, gechat, geblog en ge-IM. Met deze -voor tieners wellicht niet al te verrassende -conclusie: voor jongeren draait vrijwel alles om 'Vitamine R': het onderhouden van soci­ale Relaties. Interessanter is dat deze gene­ratie zeer gericht is op het zelf maken van content, dan wel het uitlokken van reacties. Het network-ethos wordt deze houding ook wel genoemd, en die wordt in de conclusie samengevat met deze quote uit een eer­der onderzoek van bureau Qrius: "met deze nieuwe communicatiemiddelen komt het principe van sharing mee; volwassenen hou­den kennis en informatie vaak voor zichzelf en bouwen zo een voorsprong op, jongeren hebben de neiging om kennis en informatie te delen".

En alhoewel dat Dositief liikt. klinkt pr

173

Microsoft de regels bepalen. Zijn jongeren mediawijs genoeg om door de strategieën van slimme reclamebureaus heen te prikken? Moe­ten ze daartoe worden opgeleid?

Andere auteurs vragen zich af of een over­maat van digitaal contact wellicht tot gevoe­lens van depressie of eenzaamheid kan leiden. Nee, zegt het grootste deel van de jongeren. Het commentaar dat ze bijvoorbeeld op hun Superdudes- of Sugababes-profiel krijgen van leeftijdgenoten, geeft ze juist meer zelfver­trouwen. Aan de andere kant is er wel dege­lijk een risicogroep die online niet mee kan komen. Vaak zijn dat dezelfde jongeren die er ook op het fysieke schoolplein wat verloren bijstaan. De nieuwe media kunnen de proble­men van de oude media niet oplossen.

Ook niet wanneer het gaat om integratie van minderheden, zo blijkt uit twee artikelen die gewijd zijn aan het mediagebruik van al­lochtone jongeren. Zo'n tien tot twintig pro­cent van alle allochtonen is vooral op de ei­gen cultuur gericht en doet weinig moeite te integreren. Dat beeld is ook op internet terug te vinden.

Daar tegenover staat dat 51 procent van de Turkse jongeren vooral op Nederland georiën­teerde websites bezoekt, bij de Marokkanen is dat 63 procent. En nog eens respectievelijk 34 en 22 procent bezoeken zowel Nederlandse

174

(het onderhouden van banden met leden van andere groepen) plaats vindt.

Die conclusie lijkt mij iets te snel getrok­ken. Het feit dat iemand kennis neemt van de opvattingen van andere groepen in de sa­menleving betekent niet ook meteen dat er duurzame relaties (sociaal kapitaal) worden gevormd. Ik vraag me zelfs - nu moet ik toe­geven dat ik begin met speculeren - af of de auteurs met het gebruik van de oppositionele termen 'bonding' en 'bridging' niet in de door henzelf gesignaleerde val trappen: het gebrui­ken van oude termen voor een veranderende samenleving en een veranderend publiek do­mein.

In de mediasamenleving lijkt er steeds minder sprake van een door iedereen gedeeld publiek domein, en van gedeelde normen en waarden die altijd door iedereen worden ge­deeld. Ik zie eerder de opkomst van verschil­lende domeinen die elkaar soms tijdelijk kun­nen overlappen. Daarbij gaat het niet zozeer om het slaan van permanente bruggen, maar eerder om het vinden van een manier om je tijdelijk tot de ander te kunnen verhouden. Om - in de geest van Putnam - een nieuwe term te introduceren: bending.

Dat is ook precies wat er vaak gebeurt op sites als Maroc.nl. Het is bijvoorbeeld vrijwel onmogelijk om deze site in te delen in een

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

leving? Hoe kun je je verhouden tot de an­der zonder jezelf te kort te doen? Hoe kun je - eventueel tijdelijk beide posities tege­lijkertijd innemen? In een goede beheersing van dat network-ethos zou naar mijn idee de toekomst van de publieke sfeer gezocht moe­ten worden.

Internet, journalistiek en de publieke sfeer

> Artikel 5

Een lange staart is goud waard

;:. 31 augustus, David Nieborg

Begin augustus schreef Theo van Stegeren een lovende recensie over het pas versche­nen boek The Long Tail - Why the Future of Business is Selling Less of More. Kort gezegd beschrijft Chris Anderson een nieuwe - groei­ende - economie die bestaat naast de 'oude' economie. Theo van Stegeren ziet het boek van Anderson terecht als een instant klas­sieker. Aan de andere kant is de ironie van Anderson's succesverhaal dat zijn boek een enorme hit is. Niche producten mogen dan makkelijker toegankelijk zijn door efficiën­tere distributiekanalen, het boek van Ander­son is nou net de hit die hij wil afschrijven. Vooropgesteld: het concept dat Anderson be­schrijft, uitwerkt en onderbouwt, is overtui­gend. Maar wat niet in het boek staat, noch in de vele recensies, zijn de implicaties van zijn model. Als The Long Tail daadwerkelijk een klassieker wil blijven, dan kan een kriti­sche blik geen kwaad. Wat ziin de mOQeliike

175

Klassieke problematiek

Kort gezegd wordt de 'nieuwe economie' mo­gelijk door drie ontwikkelingen. Ten eerste hebben zowel producenten als consumenten toegang tot goedkope en makkelijk hanteer­bare productiemiddelen, zoals de pc. Ander­son noemt het de 'democratisering van pro­ductie' .

Ten tweede is er de 'democratisering van distributie'. Een pc die verbonden is met het web kan vrij makkelijk op grote schaal zelfge­maakte foto's verspreiden. Ten derde worden vraag en aanbod aan elkaar gekoppeld door 'filters', zoals Goog/e, blogs en de bestsel­lerlijst van Amazon. De beschrijving van deze drie ontwikkelingen is allesbehalve revolutio­nair en wordt al jaren door journalisten en we­tenschappers geanalyseerd en bekritiseerd.

Wat wel nieuw is, is het hele 'long tail mo­del' zelf. Een belangrijk onderliggend gegeven van het concept (dat massamedia een homo­geniserende Uitwerking hebben op de cultuur) is al decennia onderwerp van discussie. Onder invloed van de heersende kapitalistische ide­ologie zouden massamedia als televisie en film steeds meer dezelfde pulp verspreiden. Indi­rect bouwt Anderson voort op deze stelling. Hij betoogt dat juist de door hem beschreven ontwikkelingen ervoor zorgen dat ook niche nrnrlllrh:::~n tnAn~nl/"l=lHHr \Aln!"rI ............ " ................ L.... ..... 4- --_.1--

is hoofdredacteur van Wit·ed. Het geloof dat technologie een bevrijdende en democratise­rende werking heeft en daardoor losstaat van (politiek) economische en sociaal-culturele krachten, klinkt door in zowel zijn boek als elke maandelijkse uitgave van Wired. Ander­son schrijft dan ook in zijn boek:

"The main effect of all this connectivity is unlimited and unfiltered access to culture and content of all sorts, from the mainstream to the farthest fringe of the underground."

Iedereen met een internetverbinding heeft toegang tot de lange staart met leuke, rare muziek en uniek leesvoer.

Iedereen? Hoewel Anderson het nergens in zijn boek expliciet noemt, beschrijft hij ei­genlijk een nieuwe Amerikaanse economie. Het internet mag dan een globaal medium zijn, Anderson heeft het alleen over Googie, Amazon en iTunes. Van oorsprong allemaal Amerikaanse bedrijven. Nergens in het boek worden niet-Amerikaanse consumenten, we­tenschappers of bedrijven genoemd. Speelt de 'long tail' ook een rol in opkomende eco­nomieën in het oosten? Geen idee. The long tail is nu vooralsnog een westers fenomeen. Maar dat zou een rare conclusie zijn. Met de toenemende globalisering ben ik benieuwd naar Anderson's visie op het multinationale karakter van de 'nieuwe economie'.

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

toog in het economische model dat hij han­teert. Dit model valt, zoals eerder gezegd, uiteen in drie delen. Anderson betoogt dat door de 'explosie van nieuwe technologieën' consumenten (co- )producenten worden. Daar is geen speld tussen te krijgen.

De grote vraag is wie er belang heeft bij grote groepen consumenten die hun kostbare tijd en inzicht inzetten om bijvoorbeeld re­views te schrijven voor webwinkel Amazon? Anderson kiest als bijna vanzelfsprekend de kant van Amazan. Het is dan ook des te op­merkelijker dat Anderson veelvuldig Wikipe­dia aanhaalt als voorbeeld van wat hij het 'Pro-Am-principe' noemt; professionals die sa­menwerken met amateurs. Maar consumenten die met hun bijdragen waarde genereren voor bedrijven als Amazan doen iets fundamen­teel anders dan gebruikers die een Wikipedia­entry schrijven of een eigen blog bijhouden. De activiteiten van deze laatste groep zijn be­ter te beschrijven als 'nan-market camman­based peer productian', een term geleend van Yale-professor Yochai Benkler.

In zijn laatste boek The WealtlUJ1 Net­worlcs: How Social Production TmTls{o1'ms =::.:..::=,-=~-"-'-==..c: beschrijft Benkler de economische voorwaarden voor de 'lang tail economie'. Niet geheel toevallig komt Benkler met exact dezelfde drie voorwaarden als An­derson en hij gebruikt dezelfde voorbeelden,

Internet, journalistiek en de publieke sfeer

Een model waarbij gebruikers op gelijke voet met elkaar staan en voor en met elkaar cultuur produceren, zoals bij Wikipedia, noemt Benkler 'non-market cammon-based peer pro­duction'. De open source software beweging is Benkler's belangrijkste voorbeeld. Gebrui­kers (peers) die relatief gelijk aan elkaar zijn ontwikkelen iets zonder een direct monetair belang. Deze vorm van produceren leidt vol­gens Benkler tot meer vrijheid, gelijkheid en democratie. In mijn ogen een zeer terechte conclusie. Een review schrijven voor Amazon mag anderen dan helpen, het is een essentieel andere bezigheid dan een en try schrijven voor Wikipedia. De ongekende productie en distri­butiemogelijkheden die genetwerkte pc's bie­den dienen dan ook niet in dienst gesteld te worden van bedrijven in de 'long tail', maar in dienst van de maatschappij.

Aggregeren kun je leren

Naast betere productiemogelijkheden is de tweede belangrijke strategie voor bedrijven in de 'long tail' het aggregeren van (niche) content. Anderson: " ... The lower the casts of selling, the more you con sell. As such ag­gregators are a manifestation of the second force, democratizating distribution." Dat is natuurliik niet helemrlrll \AI;>;>r I=r ",nN~n ,.j~n

177

democratiserend effect heeft? Wat Anderson propageert met zijn aggregatiemodel is in feite een trend die al decennialang te zien is, namelijk de verdere groei van (media) moguls (mega bedrijven als AOL Time Warner, Disney en Sony).

Hoe goed de diensten van Google ook mo­gen zijn en hoe verbluffend de techniek ach­ter de beminde zoekmachine ook is, Google is een monopolist. Op een andere manier mis­schien dan Microsoft, maar een monopolist is een monopolist. En niemand is gebaat bij mo­nopolisten. Monopolies staan vrijheid, gelijk­heid en democratie in de weg.

De techniek achter Google is niet onfeil­baar en een daling in de zoekresultaten om wat voor reden dan ook kost een website be­zoekers. En: wat als Google zelf beslist dat het een bepaald soort resultaten niet meer toont? Bijvoorbeeld omdat aandeelhouders dat op prijs stellen of omdat de Amerikaanse wet dat vereist.

Uiteindelijk is het boek van Anderson het lezen waard. Het is belangrijk dat we de nieuwe economie begrijpen. Maar ook dat we de keuzes zien die er liggen. Anderson gaat te makkelijk voorbij aan deze keuzes. Ster­ker nog, hij maakt geen enkel onderscheid. De tweede regel van zijn negen 'Long Tale Rules' aan het einde van zijn boek is: 'Iet custo-......... _~_ -1_ i.' __

Amazon, Google en iTunes daarentegen bieden geen enkele garantie. Hoe handig, cool en veelgebruikt deze diensten ook zijn, de vraag is of Amazon zijn aanbod uitbreidt om de consument ten dienste te zijn of om haar aandeelhouders tevredener te maken. Uiteindelijk is een lange staart goud waard. Wie de Long Tail wil lezen en de nieuwe eco­nomie écht wil begrijpen moet ook de finan­ciële bijsluiter lezen. Gelukkig is deze ~ pagina diklze pil (gratis) onder een 'creative commons licentie' verkrijgbaar.

re (1) Theo van Stegeren 8 september

David, je schrijft: 'Een review schrijven voor Amazon mag anderen dan helpen, het is een essentieel andere bezigheid dan een entry schrijven voor Wikipedia. De ongekende productie en distributiemogelijkheden die genetwerkte pc's bieden dienen dan ook niet in dienst gesteld te worden van bedrijven in de 'long tail', maar in dienst van de maat­schappij. '

Ik ben het met je eens dat het schrijven van Amazon-reviews een andere bezigheid is dan het maken van Wikipedia entries; maar is het daarmee ook een essentieel andere bezigheid? Mij lijkt dat je het verschil te

Jaarboek 2007 De Nieuwe RepOlter

ben veel te hopen maar zeker ook van alles te vrezen van het vrijmoedige oordeel dat consumenten via internet over hun produc­ten uitspreken. Door de komst van consumer generated media is, met andere woorden, een terrein ontstaan waar belangen van bedrijf en maatschappij elkaar overlappen en het tweede het soms wint van het eerste. Dat dit tot produktverbetering kan leiden en daardoor - op lange termijn - tot grotere winstgevendheid van het bedrijf, doet daar­aan niets af.

Internet, journalistiek en de publieke sfeer

> Artikel 6

Wisdom of crowds, oftewel: de menigte versus de redactie

> 30 mei, 2006 Theo van Stegeren

Een paar weken geleden betoogde Geert-Jan Boogaerts, chef internet van de Volkskrant, dat professionele redacties een onmisbare schakel vormen in de nieuwsselectie. Re­dacties brengen volgens hem ogenschijnlijk op zichzelf staande nieuwsfeiten met elkaar in verband en creëren zo meerwaarde. "De nieuwsconsument wordt verrast", schreef Boogaerts, "hij komt ook berichten tegen die hij uit zichzelf, had hij de keuze om ze al dan niet in zijn rss-feed of filtersysteem op te ne­men, nooit zou hebben uitgekozen."

Het boek The Wisdom of Crowds levert het wetenschappelijke bewijs dat groep­jes experts, waartoe ik ook redacties reken, doorgaans niet de beste beslissers zijn. Zeker, professionele journalisten zijn degenen die kiezen waarvan wel en niet verslag wordt ge­daan in de wereld; zij verzorgen de eerstelijns verslaggeving (met een groeiende aanvulling door c:;nmmiOA hinnnarc- 01"1. hl ................... ..:-.. . . ~ __ I!_L - - \

179

voor een krant, webpagina of omroepbulletin. De auteur van The Wisdom of Crowds, James Surowiecki, bewijst aan de hand van series wetenschappelijke voorbeelden dat de massa het bij veel beslissingen beter weet dan de experts. "Onder de juiste omstandigheden", schrijft de auteur, die ook een vaste financiële column in de New Yorker heeft, "zijn groepen opmerkelijk intelligent, en vaak slimmer dan de slimsten in hun midden."

Met andere woorden, de kans is groot dat een systeem als dat van Digg.com, waar een breed publiek de positie van berichten in de nieuwshiërarchie bepaalt, superieur is aan het systeem waar een professionele nieuwsredac­tie dat doet. Er bestaan veel meer niet-redac­tionele filtersystemen - zie de lezens- en be­zienswaardige bijdragen daarover van Erwin Boogert en Jaap Stronks - maar mij gaat het nu even om het principe.

lotto Weekend Miljonairs

Een aansprekend voorbeeld levert de tele­visiequiz Who Wants To Be A Millionaire?, in Nederland uitgezonden onder de titel Lotto Weekend lv1iljol1airs. Gemeten over een groot aantal shows vonden deelnemers in 65% van de gevallen het goede antwoord als ze tele-

180

val of uitzondering. Laat een groep naar iets raden - het aantal bonen in een pot, bij voor­beeld - en slechts een kleine minderheid van individuen zal dichter bij het correcte ant­woord in de buurt komen dan de gemiddelde schatting van de gehele groep.

Evenzo blijkt het oordeel van de menigte vaak superieur bij het diagnosticeren van oor­zaken van problemen (zoals na de ramp met de Challenger) en bij het voorspellen van uit­komsten van politieke, economische of mili­taire processen.

"Bij de meeste dingen staat het gemid­delde voor middelmatigheid", zegt Suro­wiecki, "maar bij collectieve intelligentie staat het juist voor excellentie. You could say it's as if we've been programmed to be col­lectively smart."

Wel, en dat is essentieel, moet aan een paar voorwaarden worden voldaan. In de eer­ste plaats moet de beslissende crowd redelijk geïnformeerd en gemotiveerd zijn. Daarnaast moet zij, om optimaal effectief te zijn, drie kenmerken bezitten: gevarieerdheid in stand­punt, onafhankelijkheid van elkaars mening, en decentralisatie (met de mogelijkheid om 'lokale kennis' te ontsluiten en benutten). En er moet uiteraard een mechanisme zijn waar­mee alle prive-oordelen tot een collectieve beslissing worden geaggregeerd.

...-... 1 ., L ___ I .....

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

terecht op dat menigten vaak buitengewoon slechte beslissingen nemen als niet aan de drie voorwaarden is voldaan (zoals de gang van za­ken onder beleggers tijdens de internet-bubble of onder automobilisten in een file bewijst!).

Redactie als kleine crowd?

Ook bij de nieuwsselectie draait het om het nemen van een beslissing, en wel over de vraag welke informatie belangrijk is voor een gemeenschap, welke berichten een bredere distributie waard zijn. Met een beroep op Surowiecki kun je zeggen dat geen instantie daartoe beter geëquippeerd is dan die ge­meenschap zelf. Maar, zou iemand daar te­genin kunnen brengen, ook de redactie vormt toch een (kleine) crowd? Waarom de besluit­vorming dan toch niet aan haar overgelaten?

Die vlieger gaat om meerdere redenen niet op, lijkt me. Ten eerste bepalen redacties hun nieuwsselectie niet door de besluiten van alle individuele redacteuren te aggregeren. In de tweede plaats weten we sinds Warren Breed (Social Contral in the Newsroom) en Herbert Gans (Deciding What's News) hoe conformis­tisch de meeste professionele redactiecultu­ren in elkaar zitten; het soort pluriformiteit dat we in de menigte buiten vinden, wordt ~nnH ;n rorbrtiplnk:'llpn geëvenaard.

Internet, journalistiek en de publieke sfeer

keningen behoeden die elke besluitvormende elite nu eenmaal eigen zijn. Het zou tot ver­rassende en verfrissende resultaten leiden. Zo durf ik, afgaande op de massale discussies op het web, wel te wedden dat de gemeenschap het nieuws over Ayaan Hirsi Ali en de nieuwe feiten omtrent de moord op John F. Kennedy - door veel journalisten tot 'oud nieuws' be­stempeld - meteen hoger in de hiërarchie zou hebben geplaatst.

The Wisdom ofCrowds: Why theManyAre Smarter Than the Few and How Collective Wisdom Shapes Business, Economies, Societies and Nations. By James Surowiecki. Doubleday; 320 pages; $24.95. Little, Brown; E16.99

re (1) Henk Blanken 30 me;

Is de vraag niet wat we precies verstaan onder 'de beste journalistieke beslissingen'? Ik geloof heilig in de wijsheid van de massa waar het gaat om het voorspellen van poli­tieke verkiezingen - ooit zette ik met mate­loos plezier de politieke aandelenmarkt voor de Volkskrant op - en ja, ik ben bereid te geloven dat honderd Japanse toeristen beter in staat ziin het gewicht wm ppn I<nA tA r:>rlon

181

ben, wat vindt de buitenwereld de moeite waard, hoe denken ze echt over de positie van die bungelende minister. Mechanismen die daar slim gebruik van maken, vormen een tegengif tegen journalistieke pendanterie, vooringenomenheid, betweterigheid en con­servatisme.

Het dwingt je tot nadenken, bedoel ik maar. Het had, bijvoorbeeld, in de jaren negentig tot andere, betere afwegingen kun­nen leiden in de berichtgeving over de multi­culturele samenleving.

Maar journalistieke keuzes hebben ook alles te maken met smaak en missie. We reproduceren niet alleen de waarheid van gisteren, maar vinden gemiddeld dat we iets moeten vinden van de waarheid van morgen: wat er toe doet, of toe zou moeten doen. Daarbij hoort dat we ons soms niets van de wisdom of crowds aantrekken (dat berichten over seks het best worden gelezen is althans voor mij geen reden steeds meer van die berichten te maken).

Tenslotte is er een belangrijk technisch argument tegen de wijsheid van de massa als nieuwsselectie-instrument. Terecht her­innert Theo eraan dat de 'crowd' aan drie voorwaarden moet voldoen, waarvan 'onaf­hankelijkheid van elkaars mening' mij de belangrijkste lijkt. Wat er mis gaat op finan-

182

waarna je andermaal selecteert. Zou een massa niet van dag tot dag steeds afhanke­lijker worden van de al genomen beslissin­gen en de eerder gemaakte nieuwsselectie? Ik vermoed dat je een zichzelf steeds verder beperkende nieuwsselectie krijgt, steeds armer en schraler, als grond die je uitput.

re (2) Rutger van Waveren 31 mei

Zeer interessante materie inderdaad, maar het is jammer dat je redactionele beslissin­gen als voorbeeld noemt en Digg als expo­nent van de wijsheid van de massa. Ten eer­ste zijn redactionele beslissingen niet goed of fout. Het is dus niet zoals het raden van het aantal bonen in een pot. De wijsheid van de massa is dus erg goed te meten bij kwan­titatieve opdrachten, maar bij kwalitatieve zaken is het al moeilijker.

Digg voldoet naar mijn mening niet geheel aan twee van de drie criteria voor massa­wijsheid. De onafhankelijkheid is er soms niet, omdat mensen zien wat andere men­sen gestemd hebben, dit kan leiden tot een vicieuze cirkel van populariteit (de zeepbel waarnaar je refereerde). Wat je ook ziet bij dit soort services is dat voornamelijk de tech­nologie-crowd het heeft opgepikt, wat leidt -'---'- .--_1 '- __ t... ................... I ..................... yr!o nnrlonAJ,:::t.rnpn

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

re (3) Mark Deuze 31 mei

Even advocaat van de duivel spelend: er zijn twee enorme problemen bij deze notie van de 'wijsheid' van de groep, dan wel Levy's 'collectieve intelligentie'.

Allereerst is, zoals Henk ook betoogt, de beslissing van 'de meeste' mensen niet noodzakelijkerwijs de beste, zeker niet wat betreft het creatieve werk dat de journa­listiek bijvoorbeeld is. Daarnaast wijst de geschiedenis uit dat wat 'de meeste' mensen beslissen uiteindelijk leidt tot minder vari­atie - zie de idee van de grootste gemene deler, of de 'lowest common denominator' . Dat is prachtig vanuit klassiek commercieel uitgangspunt (hoe meer mensen samen voor 1 produkt kiezen, hoe groter de afzetmarkt), maar desastreus voor evenzeer klassieke opvattingen over de publieke sfeer.

Een tweede probleem is dat bij Pierre Levy's collectieve intelligentie van cyber­space de rol van internet centraal staat - dito bij de 'succesverhalen' in populaire zakenboekjes zoals dit Wisdom of Crawds. Maar het is niet toevallig wie wel, en wie niet toegang hebben tot internet, wie wel en wie niet mee kunnen of willen beslissen en wie en wie niet tot de bepalende groep behoren. Met andere woorden: 'the wisdom of crowds' is de Wijsheid van de meest gefor-

Internet, journalistiek en de publieke sfeer

Aan de andere kant zit in het principe waar Theo het over heeft iets anders beslo­ten: de inmiddels diepgewortelde afkeer van steeds meer mensen ten opzichte van op (vooringenomen) collectiviteit en (top-down) gebaseerde instanties en zgn. 'expertsyste­men' - en laten dat nu juist de systemen zijn waar de journalistiek zich sinds jaar en dag op richt voor het Nieuws. Ook daar zit een deel van de verklaring voor het zombie­gehalte van traditionele journalistiek.

re (4) Frissewind 3 juni

Ik deel de visie uit deze interessante bij­drage. Succesvolle items op Digg.com gaan overigens nooit over sex, eerlijk gezegd. Het zijn juist zeer opmerkelijke en interessante berichten.

Mijns inziens zouden redacties zich niet zo druk moeten maken over hun voorrecht op nieuwsselectie. Er zijn al zoveel goede technologieën om gebruikers te laten partici­peren in dit proces, dat het mij een achter­haalde discussie lijkt.

De rol van redacties in de toekomst lijkt mij veel meer gelegen in het waarborgen van de drie voorwaarden die hierboven worden genoemd:

4. Decentraliseer (met de mogelijkheid om "lokale kennis" te ontsluiten en benutten).

Op die manier wordt een journalist een gespreksleider en -moderator die de gespreksdeelnemers uitdaagt en informeert. Dat lijkt mij een lovenswaardige rol.

lets heel anders betreft overigens de com­merciële kansen die een dergelijke aan-pak biedt. Een bijdrage van lezers aan de nieuwsselectie garandeert immers dat jour­nalisten veel beter weten wat er speelt. Dat geeft hen ook de kans om met scherpere vervolgverhalen te komen die beter aanslui­ten op de informatiebehoefte van de lezers­groep. Het lijkt me dat dit de afzet van kranten of het bezoek aan websites sterk ten goede komt.

Colofon

De Nieuwe Reporter is een onafhankelijk groepsweblog over journalistiek, technolo­gie, nieuwe media en de publieke sfeer. De nadruk ligt op discussies over en onderzoek naar de invloed van nieuwe media en bredere sociaal-culturele ontwikkelingen op de jour­nalistiek. Maar ook bredere ontwikkelingen op het gebied van media, samenleving en publieke sfeer komen aan bod. De weblog is te vinden op www.denieuwereporter.nl.

Auteurs met diverse achtergronden sig­naleren trends, bediscussiëren en onder­zoeken veranderingen in het Nederlandse en internationale medialandschap. Eigen research en ander onderzoeksmateriaal naar ontwikkelingen op dit gebied worden op de site gearchiveerd.

De Nieuwe Reporter is een initiatief van Theo van Stegeren (manager Masteroplei­ding Journalistiek en Media UvA), Frank van Vree (hoogleraar Journalistiek en Cultuur, vakgroep Mediastudies UvA) en Martijn de Waal (freelance journalist en onderzoeker).

De Nieuwe Reporter wordt mede moge­lijk gemaakt door financiële steun van het Bedrijfsfonds voor de Pers en de Stichting Democratie en Media. De Universiteit van Amsterdam biedt o.a. ondersteuning in de administratieve en logistieke sfeer.

De staf van De Nieuwe Reporter bestaat uit Theo van Stegeren (hoofdredacteur) Maarten Reijnders (eindredacteur), Theo Dersjant (eindredacteur) en Martijn de Waal (coördinator speciale projecten).

De Nieuwe Reporter is het best te bereiken via e-mail: [email protected]

Colofon

De Nieuwe Reporter in 2006

De Nieuwe Reporter werd gelanceerd op 4 december 2005. Tot en met november 2006 verschenen er 468 berichten, recensies, opi­nie-altikelen en onderzoeksverslagen. 1768 keer werd er op een artikel gereageerd. Het aantal dagelijkse bezoekers steeg van 480 in december 2005 via 1103 in maart 2006 en 1422 injuni 2006 naar 1984 in oktober 2006. Het aantal unieke bezoekers in oktober 2006 bedroeg 20788. Bij elkaar brachten zij 61526 bezoeken aan De Nieuwe Reporter.

De Nieuwe Reporter werkt graag samen met andere organisaties en staf-medewerkers verzorgen met enige regelmaat ook lezingen of dragen bij aan discussie-bijeenkomsten. In 2006 werd er samen met Mediadebat en het Wereld Audio-festival een discussie-bijeen­komst georganiseerd over citizen journalism. De Nieuwe Reporter werkte mee aan een lunch-bijeenkomst op de Hogeschool voor Journalistiek in Utrecht, aan een seminar ge­organiseerd door het Radiolab en het Walter Maashuis over Nieuwe media en Radiornaken, aan een bundel die wordt samengesteld door de opleiding Journalistiek en Nieuwe Media van de Universiteit Leiden, aan de lezingen­reeks Nieuwe Media in Nederland georgani­seerd door de Hogeschool van Amsterdam en het Institute of Network Cultnrps T.P'Zinuc.>n

185

Jaarboek 2007

Het initiatief voor dit Jaarboek kwam van Rick van Dijk en Lou Lichtenberg van het Bedrijfsfonds voor de Pers. Het jaarboek is samengesteld door Theo van Stegeren, Maarten Reijnders en Martijn de Waal. Zij schreven ook de inleidende essays bij ieder hoofdstuk. Theo Dersjant en Maarten Reijn­ders verzorgden de eindredactie.

186

Auteurs Jaarboek De Nieuwe Reporter

Hassan Amouch (www.amouch.com) is Master of Arts, studeerde aan de Universiteit van Agadir (Marokko) en aan de Rijksuniver­siteit van Utrecht. Freelance journalist. Inte­resses: globalisering, nieuwe media en samen­leving.

Jeroen van Bergeijk is journalist en schrij­ver. Van 1996 tot 2002 woonde hij in NewYork en schreef daar onder andere voor NRC Han­delsblad, de VPRO Gids en HP/De Tijd. In 2000

en 2001 maakte hij voor de NRc-website De Digitale Leestafel, dat je met een beetje goede wil een weblog avant la lettre zou kunnen noe­men.

In april 2006 verscheen bij uitgeverij Augustus zijn boek Mijn Mercedes is niet te koop. In 2003 publiceerde hij U.S.l - Amerika na 11 september. Sinds maart 2006 schrijft een wekelijks verslag uit de blogosfeer voor Nrc. next. Henk Blanken is publicist. Schrijft over me­dia op www.henkblanken.nl. aka MediaBlog. Blanken is sinds 1977 journalist. Hij was eerder werkzaam bij Het Vrije Volk en de Volleskrant. Nu is hij adjunct-hoofdredacteur bij het Dag­blad van het Noorden. Henk Blanken is, met

Jaarboek 2007 De Nieuwe Reporter

Erwin Boogert is journalist, gespecialiseerd in verslaggeving over ontwikkeling rondom in­ternet en telecom. Hij is in dienst bij VNu-uit­gave Emerce en levert daarnaast bijdragen aan andere vakbladen. Boogelt studeerde in 1999

af aan de Rijksuniversiteit Groningen, faculteit Nederlandse Taal en Letterkunde, vakgroep Taal & Communicatie.

Matthijs van den Broek studeerde Com­municatiewetenschap aan de RU Nijmegen en schreef zijn scriptie over cgm en journalistiek. Hij was van 2003 tot 2004 hoofdredacteur van het Algemeen Nijmeegs Studentenblad (ANS) (www.ans-online.nl) en houdt een weblog bij op www.ditdanweerwel.nl. Momenteel is hij student aan de master Journalistiek van de Universiteit van Amsterdam.

Theo Dersjant (1957) is mediajournalist en hogeschooldocent (Fontys Hogeschool Jour­nalistiek in Tilburg). Hij werkte voor De Mor­gen, De Gooi- en Eemlander, De Journalist en de Tilburgse journalistenopleiding.

Freelance droeg hij bij aan het tv-pro­gramma De Leugen Regeert. Hij is jmylid bij de European Newspaper Awards en bij de prijs voor de 'dapperste hoofdredacteur'.

In 2000 verscheen van zijn hand het boek Uit onbetrouwbare bron - de mooiste missers in (Ir'? media (Plataan). Hii is vOOlts betrok-

Colofon

Jan Dijkgraaf ([email protected], www.dsdays.nl) Jan Dijkgraaf (1962) is hoofd­redacteur van Management Team, colum­nist, personal coach, mediaconsultant en oud­hoofdredacteur van Metro.

Camiel Donicie (camiel.donicie@orange. n1) is freelance journalist. Hij studeerde begin 2005 af aan de Universiteit van Amsterdam, met masters in politicologie en journalistiek. Zijn interesses lopen uiteen van nieuwe media en technologie tot politiek gedrag, economi­sche globalisering en duurzame ontwild<eling.

Dick van Eijk is redacteur van NRC Handels­blad. Daar bekleedde hij verschillende func­ties, waaronder die van chef internet. De be­ginselen van het vak werden hem bijgebracht aan de School voor de Journalistiek in Utrecht. Hij geldt als een van de pioniers van computer­assisted reporting in Europa. Op dat terrein geeft hij ook presentaties en trainingen aan journalisten in diverse landen. Naast zijn werk studeerde hij sociologie aan de Univer­siteit van Amsterdam. Dick van Eijk is mede­oprichter en was vier jaar bestuurslid van de Vereniging van Onderzoeksjournalisten, de VVOJ. Hij is samensteller en hoofdauteur van het boek Investigative Journalism in Europe (vvOJ, 2005).

1983) en freelance bij de Volkskrant, Utrechts Universiteitsblad en ANP (1973-1977).

Hij schreef vijf boeken, waaronder (met Ad van Liempt): LIVE! Macht, missers en me­ning van de nieuwsmakers op tv (SDU, 1994) en Amerikaanse Zaken, een bundeling van columns (Kluwer, 2004).

Groenhuijsen werkt nu vanuit Hilversum en Washington De als columnist, schrijver, spreker en presentator. Hij schrijft columns voor Kluwel', Planet, Wereldomroep en De Nieuwe Reporter.

Nos-kijkers riepen hem bij het 50-jarig ju­bileum van het Journaal met Haye Thomas uit tot de Beste Correspondent. In 2003 werd hij genomineerd voor de onderscheiding 'Om­roepman van het Jaar'.

Evelien Hoekstra ([email protected], www.evelienhoekstra.nl) Evelien Hoekstra is freelance journalist. Zij studeerde begin 2005 af aan de Universiteit van Amsterdam, met masters in sociale geografie en journalistiek. Haar voorname ondelwerpen zijn jongeren en mediagebruik, hoger ondelwijs en ontwikke­lingsvraagstuld<en. Evelien is nu onder meer freelancer bij Het Parool.

Frank Huysmans ([email protected]) is bijzonder hoogleraar Bibliotheekweten-

188

Tomas Kaan is regisseur en journalist. Drie jaar geleden richtte hij met twee collega's het journalistieke productiebedrijf Prospektor op. Met foto's, films, artikelen en campagnes probeert Prospektor het heden en verleden in beeld en woord te vatten. Prospektor reist daarvoor regelmatig af naar gebieden die aan ingrijpende veranderingen onderhevig zijn. De afgelopen jaren publiceerde Kaan diverse reportages in landelijke weekbladen en regis­seerde hij programma's en documentaires voor IKON, NCRV, MTV en Net 5. Hij bezocht hiervoor onder andere Kosovo, de Oekraïne, Irak, Iran en Zuidelijk Afrika.

Wim Kramer is hoofd Nieuws bij de zender RTV Utrecht en betrokken bij Unieuws.nl. Michiel Maas is verslaggever bij het dagblad Cobol/wen schrijft regelmatig bijdragen voor het weblog Sargasso.nl.

David B. Nieborg (www.gamespacc.nl) is docent aan de Universiteit van Amsterdam en als onderzoeker verbonden aan de Amsterdam School for Cultural Analysis (ASCA). Hij schrijft voor diverse websites en bladen over games en game cultuur. Zijn onderzoeksinteresses rich­ten zich of de hedendaagse game cultuur in het algemeen en First Person Shooter PC games in het bijzonder. In diverse wetenschappelijke

Jaarboek 2007 De Nieuwe RepOlter

Duns Ouray is redacteur van HetVrijeVolk com

Maarten Reijnders is freelance journalist. Van 2000 tot en met mei 2006 was hij redac­teur bij Webwereld. Daarvoor werkte hij voor dagblad Trol/w. Hij studeerde politicologie aan de Universiteit van Amsterdam en de Lon­don School of Economics and Political Science (LSE). In 1996 richtte hij met Koen Vrancken het e-zine SmallZine op. Toen SmallZine eind 2004 stopte, had het meer dan dertigduizend abonnees.

Hendrik-Jan Schoo is columnist, schrijft opinie-artikelen en boeken en is media consul­tant.

Theo van Stegel'en is programmamana­ger Journalistiek en Media aan de Universi­teit van Amsterdam. Studeerde andragologie (vu) en massacommunicatie (UvA), volgde later in Parijs een opleiding tot documentaire­maker. Doceerde massacommunicatie aan de School voor Journalistiek in Utrecht en was van 1994 tot 2001 directeur van Forum voor Communicatie en Journalistiek, cursus­bedrijfvoor post-hoger onderwijs van de Hoge­school van Utrecht.

Richtte in 1986 met anderen het vakblad _._--._.~- 1,;; ~~~ u'''' ""nfrlrprl:1p-

Colofon

Jaap Stronl& is programmamaker Debat & Nieuwe Media bij LUX en freelance internet­journalist.

Fons Tuinstra is voormalig correspondent, mediatrainer en internetondernemer en -advi­seur in Shanghai. Hij is de oprichter van de grootste e-mail service/website over zaken­doen in China: www.cbiz.cn. Begin 2007 lan­ceert hij een China Speakers' Bureau en later in 2007 de Chinese editie van de Loonwijzer. Zijn weblog is te volgen op www.chinaherald.net. Zijn meest recente boek is Het Wilde Oosten. 15 misverstanden over China en de Chinezen.

Leendert van der Valk (leendertvander­[email protected]) is freelance journalist. Hij is afgestudeerd als communicatiewetenschapper (Radboud Universiteit Nijmegen) en journalist (Universiteit van Amsterdam). Zijn afstudeer­onderzoek aan de UvA was getiteld De bur­ger blogt. Een verkennend onderzoek naar de toepassing van burgeljournalisnek op lokale nieuwsweblogs. Leendert werkte onder andere bij het AD/Utrechts Nieuwsblad en is nu free­lancer voor onder meer Nrc.next.

Martijn de Waal (martijn@martijndewaal. nl) is onderzoeker en docent aan de Universi­teit van Amsterdam (opleiding media en cul-

189

pondent in Silicon Valley voor onder meer de Volkskrant, HP/De Tijd en Teleac Radio. Ook is hij als maker betrold,en bij diverse cross-mediale projecten, waaronder 'Zeven weken in China', een documentairereeks voor zowel internet als radio, in opdracht van de VPRO (2003). Hij stu­deerde Culturele Studies en Film- en Televisie­wetenschappen aan de Universiteit van Am­sterdam (1998) en volgde tijdens zijn studies ook college bij de Graduate School of Journal­ism aan de University of California at Berke­ley (1996). Momenteel werkt hij aan een proef­schrift over nieuwe media en stedelijke cultuur aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Medewerkers De Nieuwe Reporter

De volgende personen werkten het afgelopen jaar - voor of achter de schermen - mee aan De Nieuwe Reporter:

Zaid Abdoelrahman, Anneke van Ammelrooy, HassanAmouch, Hedy d'Ancona, Chris Bajema, Olivier van Beemen, Wim Beldzers, Simon van den Berg, J eroen van Bergeijk, Henri Beunders, Arjan van Bijnen, Henk Blanken, Erwin Boogelt, Kees Boonman, Erik Borra, Maaike Bos, Gerda Bosman, Robelt Briel, Tijs van den Brink, Mmtine Brinkhuis, Matthijs van den Broek, Stijn Bronzwaer, Simone van der Burg, Mmtijn van Dam, Wim Dankbaar, Aljan Dasselaar, Flore Deroose, Theo Dersjant, Mark Deuze, José van Dijck, Jan Dijkgraaf, Camiel Donicie, Kees Driehuis, Monique van Dusseldorp, Dick van Eijk, Ruud Elmendorp, Wabe van Enk, Henk van Ess, Huub Evers, Robin Gareus, Barbra van Gestel, Al'ne Gielen, Jur van GinkeI, Charles Groen­huijsen, Cyntha van Gorp, Femke Halsema, Erik van Heeswijk, HaraId Hendrix, Robbert van Heuven, Evelien Hoekstra, Joop van' Holsteyn, Josta de Hoog, Frank Huysmans, Ursula LaVl'encic, Frank Jansen of Lorkeers, Marc Josten, Arendo Joustra, Hille van der Tl"" 'T'nm".<: T(""n. Wim Kramer. Carel Kuyl,

Jaarboek 2007 De Nieuwe RepOlter

Marco Raaphorst, Bas Raijmakers, Joost Ramaer, Maarten Reijnders, Ben Rogmans, MeIvin Rook, Jay Rosen, Kees Schaepman, Hendrik Jan Schoo, Kees Spaan, Jeroen Steeman, Theo van Stegeren, Pieter van der Straaten, Jaap Stronks, Auke Touwslager, Fons Tuinstra, Job Twisk, Leendelt van der Valk, Peter Vasterman, Leen Vervaeke, Henny de Vos, Frank van Vree, Martijn de Waal, Sake an der Wall, Fons van Westerloo, Huub Wijfjes, Piet van Wijk, Paul Witteman, Leon de Wolff, Esther Wouters.