Upload
others
View
2
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 1
DEEL I ALGEMENE BEPALINGEN
POSTBUS 303, 3830 AJ LEUSDEN
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 2
INHOUD DEEL I ALGEMENE BEPALINGEN Hoofdstuk 1 Reglementen en toepassing Hoofdstuk 2 Wedstrijden en toelating Hoofdstuk 3 Wedstrijdofficials Hoofdstuk 4 Wedstrijden Hoofdstuk 5 Schietbanen Hoofdstuk 6 Organisatie van wedstrijden Hoofdstuk 7 Financiën der wedstrijden Hoofdstuk 8 Deelname aan wedstrijden Hoofdstuk 9 Baanreglement Hoofdstuk 10 Wapens en uitrusting Hoofdstuk 11 Schijven en scorewaardering Hoofdstuk 12 Inschrijfgelden en prijzen der verplichte onderdelen Hoofdstuk 13 Regeling uitgifte KNSA-kruizen en -medailles Hoofdstuk 14 Uitrusting Hoofdstuk 15 Voorselectie deelname, limieten en klasse-indeling Hoofdstuk 16 Recordreglement Hoofdstuk 17 Internationale ontmoetingen Hoofdstuk 18 Protesten Hoofdstuk 19 Arbitrage Hoofdstuk 20 Reglement KNSA-vaardigheidsproeven Hoofdstuk 21 Reglement Ranking Hoofdstuk 22 Dopingreglement
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 3
HOOFDSTUK 1. REGLEMENTEN EN TOEPASSING 1.1 In het Schiet- en Wedstrijdreglement wordt verstaan onder: KNSA : de Koninklijke Nederlandse Schietsport Associatie; ESC : European Shooting Confederation; ISSF : International Shooting Sport Federation; MLAIC : Muzzle Loaders Associations International Confederation; WSPS : World Shooting Para Sport; Statuten : de Statuten van de KNSA; HR : het Huishoudelijk Reglement van de KNSA; Tuchtreglement : het Tuchtreglement van de KNSA; AB : het Algemeen Bestuur van de KNSA; DB : het Dagelijks Bestuur van de KNSA; LTC : Landelijke Technische Commissie; DTC : Districts Technische Commissie; Lid : een bij de KNSA aangesloten vereniging; Schutter : een lid, man of vrouw van een bij de KNSA aangesloten vereniging, als zodanig bij de KNSA aangemeld; Contributieve schutter : aanduiding van de schutter in de vereniging die hem als zodanig bij de KNSA heeft aangemeld en waarvoor de vereniging wordt aangeslagen voor de contributieafdracht; Contribuerende vereniging : de vereniging bedoeld onder de definitie "Contributieve schutter" Wedstrijd : een wedstrijd als bedoeld in artikel 2.1; NK : Nederlands Kampioenschap DK : Districtskampioenschap; AK : Afdelingskampioenschap; EK : Europees Kampioenschap; WK : Wereldkampioenschap; LKK : Landelijk Klasse Kampioenschap; Team : Een namens een lid aan een wedstrijd deelnemende groep
schutters; Postwedstrijd : wedstrijd waarvan de resultaten worden verzameld door verzending per post; SWR : dit Schiet- en Wedstrijdreglement; Hij : hij of zij; Categorie : indeling binnen een schietsportdiscipline, op grond van leeftijd en geslacht;
Klassering : indeling van sportschutters binnen een categorie van een schietsportdiscipline, uitsluitend op grond van prestatieniveau;
Classificatie : indeling van gehandicapte sportschutters op grond van functioneel vermogen, vastgesteld door een Classificatie-panel;
Official : wedstrijdorganisatorische KNSA-functionaris 1.2 Het SWR omschrijft de rechten en plichten van de verenigingen en schutters ten
aanzien van de organisatie, de uitvoering en de deelname aan de KNSA-schietwedstrijden.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 4
1.3 Het SWR is bindend voor alle verenigingen van de KNSA voor wedstrijden die namens, dan wel onder auspiciën van de KNSA worden verschoten.
1.4 Het SWR kan van toepassing zijn op wedstrijden die, zonder direct in dit reglement
te zijn genoemd, door de verenigingen worden georganiseerd. 1.5 Het SWR dient op de in artikel 1.2 en, indien van toepassing, op de in artikel 1.3
bedoelde wedstrijden ter inzage te liggen. 1.6 Wijzigingen van, en aanvullingen op het SWR dienen door het Algemeen Bestuur te
worden vastgesteld en in de eerstvolgende Algemene Vergadering te worden bekrachtigd.
1.7 In gevallen waarin niet is voorzien beslist het AB na van de desbetreffende LTC of
LTC's ingewonnen advies. 1.8 Van de in deel I van het SWR opgenomen algemene bepalingen kan in de voor de
afzonderlijke wapengroepen geldende reglementen, opgenomen in de delen II t/m X, niet worden afgeweken.
1.9 Het Schiet- en Wedstrijdreglement is van toepassing op alle door de KNSA
gereglementeerde disciplines. Niet door de KNSA gereglementeerde disciplines, maar wel erkende disciplines, zijn de nu volgende:
a. de disciplines Parcoursschieten met Pistool, Revolver en Geweer, zoals die zijn
gereglementeerd door de Nederlandse Parcours Schutters Associatie b. het Silhouetschieten met Pistool en Revolver, zoals gereglementeerd door de Nederlandse Silhouet Schutters Associatie c. het schieten met karabijnen .30M1 op 25-, 50- en 100-meter, zoals
gereglementeerd door de Schietvereniging .30M1 Nederland d. het schieten met Dynamic Service Rifle (DSR), zoals gereglementeerd door de
Association for Practical Shooting (APS) e. het traditioneel schieten in het verband van schutterijen en schuttersgilden, zoals
gereglementeerd door de Federatie van Gelderse Schuttersgilden en Schutterijen “St. Hubertus", de Noordbrabantse Federatie van Schuttersgilden en de Oud-Limburgse Schuttersfederatie
f. de disciplines Field Target, zoals die zijn gereglementeerd door de Dutch Field Target Association
g. de disciplines Vogelschieten, zoals die zijn gereglementeerd door de Vogelschiet Vereniging Twente
h. de disciplines Benchrest-schieten, zoals gereglementeerd door de Dutch Benchrest Shooters Association
i. het lange afstand-schieten met luchtdrukgeweren, zoals gereglementeerd door de schietvereniging De 100 Meter Crew.
HOOFDSTUK 2. WEDSTRIJDEN EN TOELATING 2.1 De KNSA organiseert, dan wel doet organiseren onder haar toezicht:
a. Internationale ontmoetingen in Nederland b. Deelname aan Internationale Postwedstrijden
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 5
c. Nederlandse Kampioenschappen d. Landelijke Klassekampioenschappen e. Nederlandse Competitiewedstrijden f. Nederlandse Postwedstrijden g. Districtskampioenschappen h. Afdelingskampioenschappen i. Districts Competitiewedstrijden j. Districts Postwedstrijden k. Selectiewedstrijden l. Klasseringswedstrijden
2.2 De data en het programma van de wedstrijden genoemd in artikel 2.1, onder a. worden goedgekeurd door het DB van de KNSA op voordracht of advies van de desbetref-fende LTC, of LTC's.
2.3 Alleen een schutter kan aan bovengenoemde wedstrijden deelnemen. Indien hij
uitkomt in een verenigingsteam dient de schutter als lid van die vereniging te staan geregistreerd bij de KNSA.
2.4 Internationale wedstrijden dienen te voldoen aan de in Hoofdstuk 17 opgenomen arti-
kelen. 2.5 Elk jaar dienen Nederlandse en Districtskampioenschappen te worden georganiseerd
voor elke discipline, tenzij daarvoor, per categorie, door minder dan drie teams of minder dan 10 schutters is ingeschreven.
2.6 Voor elke discipline kan een Nederlandse Competitie worden georganiseerd onder
controle van de desbetreffende LTC en onder vooraf door die LTC te stellen en te publiceren voorwaarden.
2.7 Nederlandse Postwedstrijden kunnen door de desbetreffende LTC of één of meer
verenigingen van de KNSA - onder controle van de desbetreffende LTC - worden georganiseerd.
2.8 Een Nederlandse postwedstrijd moet voldoen aan door de LTC te stellen en vooraf
te publiceren voorwaarden. 2.9 Een "Open Wedstrijd" is elke wedstrijd, niet zijnde de verplichte KNSA-
kampioenschappen, die toegankelijk is voor iedere schutter. Controle door de desbetreffende LTC wordt alleen verricht indien een verzoek hiertoe bij deze LTC is ingediend. De desbetreffende LTC draagt geen verantwoordelijkheid voor de gang van zaken tijdens deze wedstrijd tenzij dit uitdrukkelijk met de organisatie is overeengekomen en in het wedstrijdprogramma is vermeld.
2.10 Open Wedstrijden mogen niet worden gecombineerd met een Nederlands
kampioenschap in dezelfde discipline, behoudens afwijkende beslissing van de desbetreffende LTC.
HOOFDSTUK 3. WEDSTRIJDOFFICIALS
3.1 Wedstrijdcommissie:
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 6
De uitvoering van de wedstrijden berust bij de wedstrijdcommissie onder toezicht van de desbetreffende LTC, voor zover deze verantwoordelijk is.
3.2 De wedstrijdcommissie wordt benoemd en ontbonden door de instantie die
verantwoordelijk is voor de organisatie van de wedstrijden. 3.3 Wedstrijdjury: Behoudens bij postwedstrijden, dient bij elke wedstrijd een jury aanwezig te zijn
teneinde: a. erop toe te zien dat de reglementen worden nageleefd b. een oordeel te vellen over de zaken welke aan haar worden voorgelegd. 3.4 Behoudens bij postwedstrijden dient bij elke wedstrijd een keuring voor wapens en
uitrusting aanwezig te zijn. De desbetreffende LTC kan bij afzonderlijk reglement voorzien in een wapenkeuring bij postwedstrijden.
3.5 De leden van de jury zijn schutters die in het bezit zijn van een KNSA-licentie
afgegeven op naam. 3.6 De leden van de jury c.q. keuringscommissie mogen, behalve bij "open wedstrijden",
nimmer zelf aan de wedstrijd deelnemen. 3.7 In de jury hebben zitting leden die geen lid zijn van eenzelfde vereniging; indien blijkt
dat deze regel bij de samenstelling van de jury op onoverkomelijke bezwaren te stuiten, dan mag in ieder geval slechts één der juryleden, lid zijn van de organiserende vereniging.
3.8 De jury wordt benoemd door de desbetreffende LTC in geval van Nederlandse
Kampioenschappen en door de DTC in geval van Districts- en Afdelingskampioenschappen.
3.9 Zolang en voor zover er geen keuringscommissieleden of wedstrijdjuryleden zijn die
in het bezit zijn van een KNSA-licentie, is de LTC c.q. DTC bevoegd hierin te voorzien, telkens voor de duur van één wedstrijd.
HOOFDSTUK 4. WEDSTRIJDEN 4.1 Internationaal: Hieronder zijn te verstaan alle wedstrijden conform de door de KNSA erkende
internationale reglementen. Op deze wedstrijden zijn de bepalingen, genoemd in het SWR deel I t/m VIII en X, niet van toepassing.
4.2 Nationaal: Hieronder zijn te verstaan alle wedstrijden conform het SWR, m.u.v. de onder 4.1 en
4.3 genoemde. 4.3 Facultatief:
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 7
Hieronder zijn te verstaan alle wedstrijden opgenomen in het SWR niet zijnde
verplichte wedstrijden. 4.4 De facultatieve wedstrijden geven geen recht op KNSA record- of andere medailles. HOOFDSTUK 5. SCHIETBANEN 5.1 Schietbanen moeten voldoen aan de eisen zoals gesteld in de door de KNSA erkende
internationale reglementen c.q. KNSA-reglementen betreffende schietbanen; Voor de schietbaan moet zijn afgegeven een Certificaat van Meting, van de
desbetreffende LTC-officials. 5.2 Teneinde op een schietbaan een wedstrijd te mogen organiseren moeten de hieronder
opgesomde voorzieningen op de baan aanwezig zijn: a. een ruimte voor de wedstrijdleiding en de jury; b. een ruimte voor de uitgifte van schijven en het opslaan en keuren van de wapens
en uitrustingsstukken; c. een afgesloten ruimte voor de schijvencontrole; d. een verblijf waar deelnemende schutters zich kunnen ophouden gedurende de
tijd dat zij iet aan de wedstrijd deelnemen; e. een toilet en zo mogelijk een wasgelegenheid; f. EHBO-voorzieningen; g. een directe aansluiting op het telefoonnet; h. een ruimte waarin een toilet aanwezig is ten behoeve van een dopingcontrole Van het in dit artikel gestelde kan, als zij daarvoor aanleiding ziet, worden afgeweken
door de desbetreffende LTC, op voorwaarde dat de goede gang van zaken en de veiligheid bij de wedstrijd worden gewaarborgd. In geen geval mag worden afgeweken van de hierboven onder f en g gestelde eisen.
5.3 De volgende voorzieningen zijn wenselijk: a. een ruimte voor een wapenhersteller; b. een ruimte waar schutters zich kunnen omkleden en hun kleding en/of uitrusting
met inbegrip van wapens kunnen opbergen; c. een ruimte welke als restaurant of kantine kan dienen; d. onderlinge communicatiemiddelen tussen de wedstrijdleiding en de
baancommandant, de jurykamer, de schijventelling, de uitgifte van schijven, de wapen- en uitrustingskeuring voor zover deze niet in één ruimte zijn ondergebracht;
e. een duidelijke route-aanduiding naar de schietbanen, uit te zetten vanaf het punt waar de deelnemers de rijks- of provinciale weg verlaten;
f. een parkeerplaats voor de deelnemers; g. indien het een grote schietbaan betreft, een duidelijk verstaanbare
geluidsinstallatie. 5.4 Nadat de desbetreffende LTC een aanmelding voor de organisatie van een
kampioenschap heeft ontvangen, doet zij de aanvrager een controlelijst toekomen
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 8
waarin een aantal zaken zijn opgenomen welke betrekking hebben op de schietbanen en organisatie.
5.5 De schietbaan wordt circa twee maanden voor de aanvang van een wedstrijd gekeurd
door officials van de desbetreffende LTC. De organisatoren worden in de gelegenheid gesteld eventuele tekortkomingen te verhelpen tot uiterlijk 14 dagen voor de aanvang van de wedstrijd, op welk tijdstip een laatste controle wordt gehouden. In uitzonderlijke gevallen kan de LTC van genoemde termijnen afwijken.
HOOFDSTUK 6. ORGANISATIE VAN WEDSTRIJDEN 6.1 Voor de in de delen II t/m X omschreven niet facultatieve disciplines worden, jaarlijks
Nederlandse Kampioenschappen georganiseerd door de LTC's van de onderscheiden wapengroepen.
6.2 De LTC's stellen de data van de Nederlandse Kampioenschappen vast. 6.3 Van de Nederlandse Kampioenschappen in disciplines waarin namens de KNSA aan
internationale wedstrijden wordt deelgenomen, worden de data en de locaties, op voordracht van de desbetreffende LTC, door het Dagelijks Bestuur vastgesteld.
6.4 De Nederlandse Kampioenschappen worden te allen tijde, mits per categorie
minimaal tien (10) schutters zijn ingeschreven, in categorieën georganiseerd. In bijzondere situaties mag een LTC van het minimumaantal van tien (10) schutters per categorie afwijken, met dien verstande dat het totaalaantal deelnemers aan de Nederlandse Kampioenschappen nimmer minder dan tien (10) schutters mag bedragen.
6.5 Voor die disciplines waarvoor reglementair een Finale wordt gehouden, geldt dat de LTC’s bij Nederlandse Kampioenschappen mogen besluiten om geen Finale te houden wanneer het aantal deelnemers aan deze Nederlandse Kampioenschappen per categorie vier (4) of minder bedraagt. In dat geval is de einduitslag van de serie bepalend voor de einduitslag van het Nederlands Kampioenschap. 6.6 Het is LTC's toegestaan, tijdens Nederlandse Kampioenschappen, een klasse-indeling
vast te stellen. Wanneer de Nederlandse Kampioenschappen uitsluitend in categorieën worden verschoten en het aantal potentiële deelnemers groter is dan het aantal beschikbare inschrijvingen, is het mogelijk dat separaat van de Nederlandse Kampioenschappen een Landelijk Klasse Kampioenschap wordt georganiseerd. Een Landelijk Klasse Kampioenschap wordt uitsluitend in een individueel klassement en niet in teamverband verschoten.
6.7 Het wedstrijdseizoen heeft een duur van 13 maanden, lopende van 1 oktober van enig jaar tot en met 31 oktober van het daaropvolgende jaar. Binnen dat wedstrijdseizoen worden de verschillende kampioenschappen (indien van toepassing) in de volgende periodes georganiseerd: a. 1 oktober tot 1 maart : Afdelingskampioenschappen b. 1 januari tot 1 juni : Districtskampioenschappen c. 1 mei tot 1 november : Indien van toepassing Landelijke Klasse Kampioenschappen d. 1 mei tot 1 november : Nederlandse Kampioenschappen
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 9
De in dit artikel genoemde kampioenschappen moeten, binnen bovengenoemde
periode, tevens altijd voor elke afzonderlijke schietsportdiscipline, in een vaste volgorde gehouden worden, namelijk: eerst Afdelingskampioenschappen, vervolgens Districtskampioenschappen, daarna indien van toepassing een Landelijk Klasse Kampioenschap en ten slotte Nederlandse Kampioenschappen.
6.8 De data van de internationale KNSA-wedstrijden en Nederlandse
Kampioenschappen dienen door de LTC's te worden gecoördineerd opdat zij zo veel mogelijk op verschillende data worden georganiseerd.
6.9 Verenigingen die zich kandidaat stellen voor de organisatie van een bepaald
kampioenschap geven dit op aan het bestuur van de desbetreffende LTC. 6.10 Bij meer kandidaten voor één kampioenschap wordt de beslissing omtrent toewijzing
door de desbetreffende LTC genomen. 6.11 Indien zich geen verenigingen voor de organisatie van één of meer kampioenschappen
kandidaat stellen, kan de desbetreffende LTC zelf de organisatie ter hand nemen dan wel één of meer verenigingen verzoeken de organisatie te willen verzorgen, c.q. in samenwerking met de LTC te organiseren.
6.12 De secretaris van de LTC verstrekt na ontvangst van de aanvraag aan de organisator
van de wedstrijd richtlijnen voor de organisatie. 6.13 De LTC dient zonodig de organisatoren van advies en begeleidt de voorbereidingen. 6.14 Uiterlijk 2 weken vóór de aanvang van de wedstrijden dient op de organisatie controle
te worden gehouden door of namens de LTC. 6.15 De kampioenschappen moeten, met vermelding van plaats en tijd van inschrijving, in
het Bondsorgaan worden aangekondigd, op een zodanig tijdstip dat schutters en verenigingen ruimschoots de gelegenheid tot inschrijving wordt geboden. Zij worden daartoe bij het bondsbureau aangemeld op het daarvoor vastgestelde formulier, dat voor akkoord moet worden getekend door de DTC of LTC.
6.16 Een Nederlands Kampioenschap mag niet worden georganiseerd op dezelfde dag als
waarop een districtskampioenschap en/of afdelingskampioenschap wordt gehouden in dezelfde discipline. Een districtskampioenschap mag niet worden georganiseerd op dezelfde dag waarop een afdelingskampioenschap wordt gehouden in dezelfde discipline.
6.17 Wanneer vaststelling van een kampioenschap c.q. andere wedstrijd is geschied, zal de
organisatie die met de uitvoering is belast, een programma moeten opstellen en aan het bestuur der LTC ter goedkeuring voorleggen.
6.18 In dit programma moeten de onderstaande punten worden opgenomen: a. het soort van wedstrijd; wapen c.q. wapens; b. vermelding van plaats en datum c.q. data waar en waarop de wedstrijd(en)
wordt/worden gehouden; c. de sluitingsdatum van de inschrijving; d. de verschillende onderdelen van de wedstrijd(en) voorzover dat van toepassing
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 10
is, t.w. de verplichte onderdelen: - individueel kampioenschap - teamwedstrijd en de facultatieve onderdelen: - personele wedstrijd - vrije-baan wedstrijd 6.19 Het programma zal op verzoek aan de secretarissen van de verenigingen moeten
worden toegezonden. 6.20 De door de KNSA beschikbaar gestelde eremetalen worden omschreven in
Hoofdstuk 13. 6.21 Tijdens de wedstrijden dienen de voorlopige resultaten welke door het scorebureau
zijn vastgesteld, terstond te worden bekend gemaakt door middel van een scorebord. 6.22 De einduitslagen van internationale KNSA-wedstrijden en Nederlandse
Kampioenschappen dienen tezamen met een verslag van de wedstrijd, te worden aangeboden aan het Bondsorgaan.
6.23 Indien de aard van een wedstrijd dit toelaat moet de prijsuitreiking plaatsvinden op de
laatste wedstrijddag. 6.24 Indien artikel 6.23 niet uitvoerbaar is, moet de prijsuitreiking plaatsvinden binnen 30
dagen na de laatste wedstrijddag, of tijdens een centrale prijsuitreiking. 6.25 Prijzen welke tijdens de prijsuitreiking niet in ontvangst worden genomen, kunnen op
verzoek van de rechthebbenden ongefrankeerd en aangetekend aan hen worden gezonden.
6.26 Wedstrijduitslagen dienen aan de deelnemers bekend te worden gemaakt door
toezending van een uitslagenlijst. Indien prijzen niet binnen 60 dagen na de publicatie van de uitslagen door de rechthebbenden bij de wedstrijdorganisatie zijn opgevraagd, vervallen zij aan de instantie die voor de organisatie van de wedstrijden verantwoordelijk is.
HOOFDSTUK 7. FINANCIEN DER WEDSTRIJDEN 7.1 Teneinde te kunnen beschikken over de benodigde financiën is het toegestaan
deelnemende verenigingen en schutters een vooraf vastgesteld inleggeld te laten beta-len.
7.2 De hoogte van de inleggelden is aan de goedkeuring van de desbetreffende LTC
onderhevig; de bedragen dienen in het wedstrijdprogramma te worden vermeld. 7.3 Voor Nederlandse Kampioenschappen kan een bijdrage worden aangevraagd bij de
penningmeester van de desbetreffende LTC. 7.4 De in artikel 7.3 bedoelde bijdrage draagt het karakter van een garantie, tot een vooraf
vast te stellen maximum in een eventueel exploitatietekort van het kampioenschap. 7.5 Voorafgaand dient door de organiserende vereniging een begroting ter goedkeuring
te worden ingediend van de inkomsten en uitgaven bij het desbetreffende LTC-
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 11
bestuur. 7.6 Aan de hand van een definitieve afrekening, met geldige betalingsbewijzen gestaafd,
kan door het desbetreffende LTC-bestuur worden bepaald welk bedrag alsnog aan de organisatoren (organiserende vereniging) kan worden uitbetaald door de penningmeester van de desbetreffende LTC.
HOOFDSTUK 8. DEELNAME AAN WEDSTRIJDEN 8.1 Deelname aan wedstrijden die worden gehouden onder auspiciën van de KNSA is
alleen mogelijk voor schutters. 8.2 Deelname aan wedstrijden die worden georganiseerd geheel of gedeeltelijk conform
het SWR niet zijnde wedstrijden genoemd in SWR 2.1, is vrij voor elke schutter voorzover hij door de organisatoren hiertoe is uitgenodigd.
8.3 Deelname aan wedstrijden als bedoeld in SWR 2.1, onder a. geschiedt op voordracht
van de trainer/coaches van de kernploegen onder goedkeuring van het Dagelijks Be-stuur van de KNSA. Het DB kan eventueel ter regeling van de toelating tot genoemde wedstrijden, limieten vaststellen.
8.4 Deelname aan de wedstrijden genoemd in SWR 2.1, onder c., d., e. en j., wordt
geregeld door de LTC. 8.5 Deelname aan de wedstrijden, genoemd in SWR 2.1, onder f., g., h., i., wordt geregeld
door het districtsbestuur. 8.6 Inschrijving voor een wedstrijd wordt gedaan door een vereniging waarvan de
deelnemende schutter lid is; op het inschrijvingsformulier worden de volgende gegevens vermeld:
a. Naam der vereniging, adres en woonplaats van de secretaris c.q. de persoon
die de inschrijving doet en diens telefoonnummer; b. Naam, adres en woonplaats van de deelnemende schutter, alsmede het
nummer van zijn Bewijs van Inschrijving bij de KNSA; c. Opgave omtrent de aard van de deelname, of deze individueel is, of (ook) in
teamverband en de onderdelen waarop hij uitkomt; d. Bij deelname aan KNSA-wedstrijden, genoemd in SWR 2.1, verklaart de
deelnemende schutter, door middel van inschrijving, akkoord te gaan met vermelding van zijn naam en licentienummer ten behoeve van de uitslagen of andere publicaties. De schutter verklaart tevens akkoord te gaan met eventueel foto- en beeldmateriaal op de KNSA-website en in andere publicaties van de KNSA.
8.7 Indien geen inschrijving kan plaatsvinden conform artikel 8.6 mag een schutter zelf
zijn inschrijving verzorgen waarbij het gestelde in genoemd artikel volledig van toepassing is.
8.8 Een schutter mag alleen in teamverband uitkomen voor de vereniging waarvoor hij
op de ledenlijst van de desbetreffende vereniging in de administratie van de KNSA is vermeld.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 12
8.9 Als een schutter lid is van meer dan één bij de KNSA aangesloten verenigingen, mag hij in een team uitkomen, voor die verenigingen waarvan hij als "contributieve schutter" of "niet-contributieve schutter" in de registers van de KNSA voorkomt. De schutter mag, per wedstrijdseizoen, voor slechts één vereniging, per discipline, uitkomen.
8.10 Een schutter, lid van meer dan één bij de KNSA aangesloten verenigingen waarvan
de plaats van vestiging gelegen is in verschillende districten, kan bij de wedstrijden genoemd in SWR 2.1., onder f., g., h., en i., jaarlijks slechts éénmaal per discipline deelnemen aan een Districtskampioenschap en/of Afdelingskampioenschap. Indien deze wedstrijden tevens voor klassering worden aangemerkt kan deze slechts éénmaal gelden.
8.11 Als in een district geen wedstrijd op een bepaald onderdeel genoemd in SWR 2.1.
onder f. wordt georganiseerd, kan een schutter met toestemming van de desbetreffende DTC in staat worden gesteld in een ander district aan een DK deel te nemen.
8.12 Een schutter mag alleen onder zijn eigen naam aan een wedstrijd deelnemen. Hij moet
bij het in ontvangst nemen van zijn wedstrijdformulier c.q. wedstrijdboekje zijn voor het lopende jaar geldende Bewijs van Inschrijving bij de KNSA tonen.
8.13 Deelnemende schutters krijgen uiterlijk 7 dagen na sluiting van de voorinschrijving
een schriftelijke kennisgeving van plaats, datum en tijdstip waarop zij aan de wedstrijd moeten deelnemen.
8.14 Deelnemende schutters zijn gebonden aan de datum en het tijdstip waarop zij moeten
schieten. 8.15 Deelnemers moeten zich uiterlijk 1/2 (een half) uur voor het tijdstip waarop zij
moeten schieten bij het wedstrijdbureau melden. 8.16 Bij het niet nakomen van het in het vorige artikel bepaalde, zal uitsluiting van deelname
het gevolg zijn, waarbij de deelnemingskosten verschuldigd blijven. 8.17 In geval van tijdig aan de wedstrijdleiding gemelde overmacht zal de
wedstrijdleiding de schutter zo mogelijk opnieuw in de wedstrijd indelen. Indien dat niet mogelijk blijkt, zijn geen deelnemingskosten verschuldigd.
8.18 Wanneer het nodig blijkt het tijdschema te veranderen, dient de wedstrijdleiding dit
via de teamleiders of secretaris aan alle deelnemers tijdig te berichten op de dag vooraf-gaande aan de wedstrijd.
8.19 Indien door een vereniging aan een wedstrijd wordt deelgenomen met één of meer
teams moet zo’n team voldoen aan onderstaande eisen: a. Een team bestaat uit een aantal schutters conform het desbetreffende ISSF-
en MLAIC-reglement dan wel het specifieke deel van het SWR. b. De teamleider mag als reserveschutter van het team optreden. Dit moet
evenwel reeds bij de inschrijving vermeld worden. c. De leden zijn niet gebonden aan een maximum aantal teams dat mag worden
ingeschreven, tenzij door de wedstrijdleiding anders in het programma is vermeld.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 13
d. Behoudens het gestelde in SWR artikel 8.19 a. is het de vereniging vrij om, voorafgaande aan de wedstrijd, een aantal schutters op te geven waarvan de score zal meetellen voor het samenstellen van één of meerdere team(s) van de desbetreffende vereniging.
8.20 Schutters mogen niet in meerdere teams voor hetzelfde onderdeel worden opgesteld. 8.21 De wedstrijdleiding heeft het recht om in overleg met de desbetreffende LTC of DTC
de schutters in klassen in te delen. 8.22 Een schutter die deelneemt aan een wedstrijd waarbij in klassen wordt geschoten, mag
nimmer uitkomen in een lagere klasse dan die waarin hij is geklasseerd. 8.23 Een schutter die deelneemt aan een wedstrijd in een lagere klasse dan waarin hij is
ingedeeld, wordt van verdere deelname aan de wedstrijd uitgesloten, terwijl zijn reeds behaalde scores ongeldig worden verklaard, zulks onverminderd het recht van het bestuur om de in het HR vermelde sancties toe te passen.
8.24 Een team komt uit in de klasse waarvoor het is ingeschreven. De verhouding tussen
de klassering van de individuele schutters die het team vormen en de klassering van het team wordt geregeld in de desbetreffende specifieke reglementen.
8.25 Een schutter kan alleen in een team uitkomen als de schutter in diezelfde wedstrijd
tevens gerechtigd is daaraan individueel deel te nemen. HOOFDSTUK 9. BAANREGLEMENT 9.1 Bij wedstrijden en andere KNSA-evenementen, welke worden gehouden op
schietbanen die vallen onder het beheer van, dan wel eigendom zijn van het Ministerie van Defensie, zijn te allen tijde de vanwege enige instantie van het departement van Defensie uitgevaardigde veiligheidsmaatregelen en andere voorschriften op allen die deze plaatsen betreden, met of zonder het oogmerk aan enig evenement deel te ne-men, van toepassing.
9.2 Bij andere schietbanen dan de in artikel 9.1 genoemde, zijn de voor die schietbanen
geldende veiligheids- en andere voorschriften van toepassing op allen die deze schietbanen betreden met of zonder het oogmerk aan enige wedstrijd deel te nemen.
9.3 Iedere schutter is verplicht vooraf kennis te nemen van het SWR en eventuele andere
voorschriften, en zich aan de daarin gestelde regels onverkort te houden. 9.4 Elke aanwijzing van de wedstrijdleiding, de baancommandant of jury dient direct te
worden opgevolgd. 9.5 Het niet naleven van de voorschriften en reglementen kan uitsluiting van de wedstrijd
ten gevolge hebben. 9.6 Het niet naleven van de veiligheidsvoorschriften dan wel het niet opvolgen van
bevelen van de baancommandant kan eveneens uitsluiting ten gevolge hebben, zulks onverminderd de mogelijkheid van sancties als schorsing op grond van het HR.
9.7 De schutters mogen hun schietpunt pas betreden nadat hiertoe door de
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 14
baancommandant opdracht is gegeven. 9.8 De schutters mogen hun wapen pas laden nadat hiertoe het desbetreffende
commando door de baancommandant is gegeven. 9.9 Het laden dient te geschieden met de loop van het wapen in de richting van de schijf
c.q. kogelvanger en bij kleiduivenschieten in de schootsrichting. 9.10 De schutters mogen niet eerder met vuren aanvangen dan nadat hiervoor het
desbetreffende commando door de baancommandant is gegeven. 9.11 Bij het commando "staakt vuren en ontladen" dienen alle schutters onmiddellijk het
vuren te staken, het magazijn te ledigen of te verwijderen of - indien het een revolver betreft - de cilinder te ledigen en de kamer te ledigen dan wel deze op de aanwezigheid van een patroon te controleren en daarna te ontladen en met het sluitstuk open, of met de cilinder uitgedraaid, met de loop in de richting van de schijf c.q. kogelvanger op de schietbrits, borstwering of tafel neer te leggen.
9.12 Indien een onderbreking van de wedstrijd plaatsvindt waarbij door de
baancommandant het commando "staakt vuren" is gegeven, moeten de wapens worden ontladen en met de loop in de richting van de schijf worden neergelegd terwijl de schutters hun schietstand niet anders dan met toestemming van de baancomman-dant mogen verlaten. Indien technische omstandigheden zulks vereisen, kan de baancommandant afwijkend doen handelen.
9.13 Pas nadat de baancommandant het vuren weer heeft vrijgegeven, mogen de schutters
weer laden en de wedstrijd voortzetten. 9.14 Na afloop van de wedstrijd of wanneer de schutter zijn serie vóór het eindsignaal heeft
voltooid, moet hij zijn wapen ontladen alvorens het achter de schietstand te brengen. 9.15 De schutter moet zich na het beëindigen van het vuren er van overtuigen dat het
wapen geen patroon meer bevat. 9.16 Een schutter mag zich nimmer met een geweer of een ander vuurwapen met gesloten
grendel of sluitstuk in de lokalen of op de terreinen ophouden of deze wapens neerleggen c.q. -zetten.
9.17 Het is verboden op iemand aan te leggen, zelfs met een wapen waarvan men zich
persoonlijk heeft overtuigd dat het ongeladen is. 9.18 Het is eveneens verboden enig wapen anders dan in de richting van de schijven of de
kogelvanger, om welke reden dan ook, op de schietbaan in aanslag te hanteren. 9.19 Men mag nimmer enig wapen ter hand nemen dat hem niet persoonlijk toebehoort
zonder toestemming van de eigenaar of beheerder van het wapen. 9.20 Het is een ieder verboden zich te bevinden binnen de ruimte welke voor de schutters
is bestemd, tenzij met toestemming van de wedstrijdleiding of de baancommandant. 9.21 De wedstrijdleiding dient ervoor zorg te dragen dat de ruimte voor de schutters die
als schietpunt is bestemd, alsmede het eventuele perron daarachter duidelijk is aange-geven.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 15
9.22 De schutter mag tijdens het schieten niet worden gestoord. Dit verbod geldt niet voor
de baancommandant of een jurylid indien de regels worden overtreden of de veiligheid in het geding is.
9.23 Tijdens het schieten is het toegestaan een observatiekijker te gebruiken om te kunnen
constateren waar het schot de schijf heeft getroffen. 9.24 Het is iedere schutter toegestaan zich te doen vergezellen door een trainer/coach,
doch het is deze laatste verboden gedurende de tijd dat de schutter aan de wedstrijd deelneemt en zich op zijn schietpunt bevindt, deze op welke wijze dan ook te adviseren.
9.25 Wanneer een schutter tijdens het afgeven van een schot wordt gehinderd, zal hij dit
direct aan de baancommandant kenbaar dienen te maken, opdat deze na verkregen toestemming van de jury, de schutter kan toestaan het desbetreffende schot over te doen.
9.26 Indien het schieten om enige technische reden buiten de schuld van de deelnemers
moet worden onderbroken, waarbij het schieten niet kan worden hervat binnen 3 minuten, dan zal de toegestane schiettijd worden verlengd met de tijdsduur van de onderbreking.
9.27 Wordt het schieten langer dan 5 minuten onderbroken dan hebben de deelnemers het
recht een ongelimiteerd aantal extra proefschoten te lossen. 9.28 Wanneer een schutter om enige reden zijn schietpunt wenst te verlaten tijdens de
wedstrijd, zal hij de baancommandant en eventueel zijn teamleider hiervan in kennis dienen te stellen. De baancommandant zal bij inwilliging van het verzoek de wedstrijdleiding hiervan in kennis stellen.
9.29 Indien een schutter met toestemming zijn schietpunt heeft verlaten, dient hij er zelf
op toe te zien dat hij tijdig weer aanwezig is om de deelname aan de wedstrijd te kunnen voortzetten.
9.30 Een schutter die tijdens een storing van de wedstrijd zijn schietpunt op eigen verzoek
heeft verlaten, kan er zich nimmer op beroepen dat, wanneer hij bij het hervatten van de wedstrijd niet tijdig op zijn schietpunt is, hij hierdoor in tijdnood komt.
9.31 Indien de schutter ten aanzien van artikel 9.30 kan aantonen dat er van overmacht
sprake is, zal hem door de jury de tijd welke hij tekort is gekomen, extra kunnen wor-den toegewezen.
HOOFDSTUK 10. WAPENS EN UITRUSTING 10.1 Iedere deelnemende schutter moet zijn wapen(s) en uitrusting voor de deelname aan
een wedstrijd waarbij keuring van wapen(s) en/of uitrusting vereist is, ter keuring aanbieden.
10.2 Het wapen moet voldoen aan de voor dat desbetreffende wedstrijdonderdeel gestelde
eisen. Deze eisen staan vermeld bij de desbetreffende wapens in het SWR Deel II t/m X, c.q. het desbetreffende ISSF-, MLAIC- of WSPS-reglement.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 16
10.3 Schutters mogen gebruik maken van hulpmiddelen waarvoor dispensatie verleend is
op grond van de Classificatie volgens de WSPS Classification Rules and Regulations. Bij deelname aan een wedstrijd dient deze classificatie, met behulp van de classificatiepas en de daarop vermelde dispensatie, getoond te worden.
10.4 Het wapen dient tevens te worden gekeurd op deugdelijkheid en de aanwezigheid van
eventuele veiligheidsinrichting(en). 10.5 Voor wat betreft luchtdrukwapens is de schutter zelfstandig verantwoordelijk voor de luchtcilinder; het is niet toegestaan luchtcilinders te gebruiken waarvan de cilinder niet gecertificeerd veilig is gekeurd, dan wel de geldigheid van die certificering is verstreken. Het is voorts niet toegestaan een andere cilinder te gebruiken dan de cilinder die bij de wapenkeuring van de desbetreffende wedstrijd ter keuring is aangeboden. 10.6 De wapenkeuring dient te geschieden door één of meer leden van een
keuringscommissie. 10.7 Ieder lid van de keuringscommissie dient een schietverbod op te leggen voor een
wapen dat door hem is afgekeurd omdat er zodanige slijtage is opgetreden of zodanige wijzigingen in het technische gedeelte van het wapen zijn aangebracht dat daardoor gevaar voor de schutter of voor de omstanders kan ontstaan indien met dit wapen wordt geschoten.
10.8 Elk wapen dat de keuring met goed gevolg heeft doorstaan, moet worden voorzien
van een keurmerk vanwege de KNSA. Dit keurmerk kan bestaan uit een loodje, zegel of plakker welke op of aan het wapen wordt aangebracht. Terwijl daarvan tevens een aantekening op de startkaart wordt gemaakt.
10.9 Het keurmerk moet zodanig worden aangebracht dat het niet mogelijk is het zonder
beschadiging over te brengen op een ander wapen. 10.10 Het is niet toegestaan deel te nemen aan wedstrijden waarbij keuring is vereist, met
een wapen dat niet voorzien is van een geldig keurmerk. 10.11 Op verzoek van de jury kunnen tussentijdse keuringen plaatsvinden. Deze tussentijdse
keuringen dienen zoveel mogelijk tijdens de vuurpauzes te worden gehouden. 10.12 Blijkt tijdens deze keuring dat het wapen niet meer voldoet aan de te stellen eisen dan
wordt de schutter, indien blijkt dat hij een en ander opzettelijk heeft veroorzaakt, al dan niet met het oogmerk betere resultaten te behalen, gediskwalificeerd zonder teruggave van inleggelden.
10.13 Het besluit tot diskwalificatie wordt genomen door de wedstrijdjury, eventueel
gevolgd door sancties op grond van het HR. 10.14 De schutter dient voor de duur van de gehele wedstrijd gebruik te maken van het
goedgekeurde wapen dat met merk en wapennummer op de startkaart is omschreven. 10.15 Bij een defect aan het wapen hetwelk niet te wijten is aan moedwil of onkunde van de
schutter, zal de schutter tijdens de wedstrijd het wapen ter reparatie mogen aanbieden of een ander wapen ter hand mogen nemen.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 17
10.16 Na reparatie van het wapen, of indien de schutter een ander wapen mag nemen, dient
dit evenwel eerst ter keuring te worden aangeboden. 10.17 De jury kan, indien een defect optreedt als genoemd in artikel 10.15 beslissen of de
verloren tijd mag worden ingehaald. 10.18 Bij gebruik van eigen munitie dient deze van goede kwaliteit te zijn en niet door
overlading of andere oorzaken gevaar voor de schutter of andere aanwezigen kunnen opleveren.
10.19 Elk schot dat afgaat zonder dat de kogel de loop heeft verlaten, wordt geacht niet te
zijn gedaan en mag worden overgedaan. 10.20 Elk schot waarbij de kogel de loop heeft verlaten telt, tenzij door de jury in overleg
met de wapenkeuring anders wordt beslist. 10.21 Uitrusting welke door de fabrikant van een attest is voorzien dat zij voldoet aan de te
stellen eisen, moet op order van de jury eveneens ter keuring worden aangeboden. 10.22 Het gebruik van een ongekeurde of afgekeurde uitrusting heeft diskwalificatie tot
gevolg, waarbij geen teruggave van de inschrijfgelden zal plaatsvinden. HOOFDSTUK 11. SCHIJVEN EN SCOREWAARDERING 11.1 Op alle wedstrijden welke worden geschoten onder auspiciën der KNSA mogen alleen
door de KNSA goedgekeurde en als zodanig gemerkte schijven worden gebruikt. 11.2 Tijdens deze wedstrijden dienen de schijven doorlopend genummerd te zijn. 11.3 De nummers van de schijven dienen op het deelnemersformulier de schutter te
worden genoteerd. 11.4 Iedere schutter moet er zich bij ontvangst van vergewissen dat de hem verstrekte
schijven zijn voorzien van het KNSA-keur en een doorlopende nummering. Later inwisselen is niet meer mogelijk.
11.5 Elke schijf waarop de naam van de schutter is vermeld of die is voorzien van andere
opschriften welke niet door de wedstrijdleiding zijn aangebracht, dit voordat de score-telling heeft plaatsgevonden, wordt ongeldig verklaard.
11.6 Tijdens wedstrijden dienen de schijven welke beschoten zijn, reeds in de kuil dan wel
op het schietpunt te worden afgegeven aan de daarvoor aanwezige official. 11.7 De desbetreffende official neemt de schijven direct in ontvangst en bergt deze veilig
op. 11.8 Na afloop van elke wedstrijdserie moeten de schijven worden overgebracht naar het
scorebureau. 11.9 Schijven welke langs een andere weg dan door middel van een afgesloten schijvenkist
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 18
of door een official persoonlijk het scorebureau bereiken, worden ongeldig verklaard en mogen niet worden overgeschoten.
11.10 Tot het tellen van de score zijn alleen die personen gerechtigd die hiervoor vanwege
de wedstrijdleiding zijn aangewezen. 11.11 De telling mag alleen plaatsvinden in het scorebureau, tenzij hiervan wordt afgeweken
met medeweten en toestemming van de wedstrijdleiding en de jury. 11.12 De ruimte waar de score-telling plaatsvindt, moet afgezonderd zijn van de ruimte van
het wedstrijdbureau. 11.13 De toegang tot het score-bureau is aan iedereen verboden tenzij behorende tot de
wedstrijdleiding, de desbetreffende LTC of de jury. 11.14 Leden van de wedstrijdleiding, de desbetreffende LTC of andere officials welke zelf
actief aan de wedstrijd deelnemen, mogen eveneens het scorebureau niet betreden op het tijdstip dat de scores worden geteld.
11.15 Indien twijfel bestaat over de juiste waarde van enig schot, dan berust de eindbeslissing
bij de wedstrijdjury. 11.16 Er mag alleen gebruik worden gemaakt van door de KNSA goedgekeurde
instrumenten voor schotwaardering en indien gebruik gemaakt wordt van een schotmaatje mag dit slechts éénmaal worden ingestoken.
11.17 De resultaten worden aan de hand van de score op de schijven, op het
deelnameformulier en/of in het wedstrijdboekje van de schutter genoteerd. 11.18 Indien het resultaat van dien aard is dat het voor een erkenning als record in
aanmerking kan komen, dient de procedure genoemd in Hoofdstuk 16 te worden uitgevoerd.
11.19 Na het bekend worden van de voorlopige uitslagen is het de schutter toegestaan
protest aan te tekenen conform Hoofdstuk 18 tegen een zijns inziens onjuiste uitslag van zijn scores.
11.20 Indien in de uitslagenlijst een aantal schutters met een gelijke score voorkomt, zal de
rangvolgorde volgens de geldende ISSF- en MLAIC-regels worden vastgesteld. HOOFDSTUK 12. INSCHRIJFGELDEN EN PRIJZEN DER VERPLICHTE
ONDERDELEN 12.1 Aan de verplichte onderdelen zijn prijzen verbonden welke door de KNSA
beschikbaar worden gesteld voor de Nederlandse, Afdelings- en Districts-kampioenschappen.
12.2 De volgende prijzen worden door de KNSA, zonodig per klasse of categorie,
uitgereikt: a. Kampioenschap Nederlands: 1e, 2e en 3e prijs, respectievelijk: Geëmailleerd
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 19
Kruis met vergulde afslag KNSA, Geëmailleerd Kruis met verzilverde afslag KNSA, Geëmailleerd Kruis met bronzen afslag KNSA.
b. Kampioenschap District en Afdeling: 1e, 2e en 3e prijs respectievelijk: vergulde medaille, verzilverde medaille, bronzen medaille.
12.3 Het verstrekken van het in artikel 12.2 genoemde eremetaal door de KNSA is nader
gereglementeerd in Hoofdstuk 13. HOOFDSTUK 13. REGELING UITGIFTE KNSA-KRUIZEN EN -MEDAILLES 13.1 Een KNSA-kruis of -medaille moet worden gezien als een EREMETAAL dat wordt
uitgereikt na het behalen van een bijzondere prestatie. 13.2 KNSA-eremetaal wordt ter beschikking gesteld voor: a. Nederlandse Kampioenschappen (1 x per wedstrijdseizoen) b. Districtskampioenschappen (1 x per wedstrijdseizoen) c. Afdelingskampioenschappen (1 x per wedstrijdseizoen) d. Landelijke Klasse Kampioenschappen (1 x per wedstrijdseizoen) 13.3 Voor Nederlandse Kampioenschappen worden beschikbaar gesteld: 1. Geëmailleerde kruizen met vergulde afslag KNSA. 2. Geëmailleerde kruizen met verzilverde afslag KNSA. 3. Geëmailleerde kruizen met bronzen afslag KNSA
(alle voorzien van een rood/wit/blauw lintje met speldje; op verzoek van de desbetreffende LTC, kunnen de geëmailleerde kruizen worden voorzien van een lang rood/wit/blauw draaglint).
13.4 Voor de individuele deelnemers aan de wedstrijd genoemd in artikel 13.2., onder b en
c, worden beschikbaar gesteld: 1. vergulde medaille; 2. verzilverde medaille; 3. bronzen medaille (alle voorzien van een rood/wit/blauw lintje met speldje). 13.5 Voor individuele deelnemers aan de wedstrijd, genoemd in artikel 13.2 onder d,
worden beschikbaar gesteld: 1. vergulde kruizen; 2. verzilverde kruizen; 3. bronzen kruizen alle voorzien van een rood/wit/blauw lintje met speldje). 13.6 Aan de vereniging waarvoor het winnende team van de wedstrijd genoemd in artikel
13.2, uitkomt, wordt beschikbaar gesteld: 1. vergulde legmedaille;
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 20
2. verzilverde legmedaille; 3. bronzen legmedaille. 13.7 De Districtskampioenschappen en Afdelingskampioenschappen zullen in het
algemeen in klassen worden verschoten om alle schutters hieraan te kunnen laten deelnemen. Per wapengroep en per klasse wordt voor 1/3 deel van het aantal deelnemende schutters eremetaal beschikbaar gesteld, tot een maximum van 3 kruizen/medailles per discipline c.q. klasse.
13.8 Voor Landelijke Klasse Kampioenschappen wordt, per discipline, per klasse, voor 1/3
deel van het aantal deelnemende schutters eremetaal beschikbaar gesteld, tot een maximum van drie (3) kruizen per klasse.
13.9 Verstrekken van eremetaal: De kruizen/medailles zullen worden toegezonden op aanvraag van de desbetreffende
LTC of DTC. De eventueel teveel aangevraagde en niet uitgereikte kruizen/medailles worden tegelijk met de volledige uitslagen van de desbetreffende wedstrijd geretour-neerd op straffe van een boete waarvan de hoogte jaarlijks door de LTC wordt vastgesteld, voor elk ten onrechte achtergehouden exemplaar.
13.10 Eremetaal voor teams kan worden besteld door de desbetreffende LTC en DTC. De
kosten hiervan zullen in rekening worden gebracht. De kosten van medailles die worden aangevraagd boven de verstrekking, zullen eveneens in rekening worden gebracht, alsmede eventuele graveerkosten.
13.11 KNSA-kruizen en/of -medailles worden (met inachtneming van artikel 13.4)
beschikbaar gesteld voor: a. Groot Kaliber Geweer: Voor de wedstrijden omschreven in deel IV van het SWR Hoofdstuk 6. b. Klein Kaliber Geweer: Voor de wedstrijden omschreven in deel III, deel VIII en deel X van het SWR
Hoofdstuk 6. c. Luchtgeweer: Voor de wedstrijden omschreven in deel II, deel VIII en deel X van het SWR
Hoofdstuk 4. d. Kleiduiven: Voor de wedstrijden omschreven in deel V van het SWR, Hoofdstuk 3. e. Pistool: Voor de wedstrijden omschreven in deel VI, deel VIII en deel X van het SWR
Hoofdstuk 6. f. Historische Wapens: Voor de wedstrijden omschreven in deel VII van het SWR. g. Target Sprint: Voor de wedstrijden omschreven in deel IX van het SWR.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 21
HOOFDSTUK 14. UITRUSTING 14.1 Alle wedstrijden welke worden gehouden op onderdelen die vallen onder de door de
KNSA erkende internationale reglementen dienen te worden geschoten met een uitrusting welke geheel voldoet aan de eisen van die reglementen voor het desbetreffende onderdeel.
14.2 Een schutter die door een lichaamsgebrek niet kan schieten in één of meer van de
voorgeschreven houdingen, of gebruik moet maken van speciale hulpmiddelen om in een voorgeschreven houding te kunnen schieten, kan op zijn verzoek door de wedstrijdleiding toestemming worden verleend tot deelname aan de wedstrijd, onder de bepaling dat de deelneming geschiedt buiten mededinging.
14.3 Het gebruik van schouder-, hand- c.q. vuistvuurwapens, die een afgeleide zijn van c.q.
een gelijkenis vertonen met machinegeweren en machinepistolen, is verboden voor alle KNSA-disciplines.
HOOFDSTUK 15. VOORSELECTIE DEELNAME, LIMIETEN EN KLASSE-
INDELING 15.1 Iedere LTC/DTC heeft het recht kampioenschappen open te stellen voor een beperkt
aantal deelnemers, welke aan vooraf vastgestelde limieten moeten voldoen. 15.2 Teneinde iedere schutter in staat te stellen zich te klasseren voor de deelname aan enig
KNSA-kampioenschap, zal het desbetreffende kampioenschap moeten worden voorafgegaan door tenminste 2 selectiewedstrijden waar vrije aanmelding en deelname mogelijk is.
15.3 Deze selectie-/kwalificatie-wedstrijden mogen voor Districts-selectie als
postwedstrijd worden verschoten, volgens een door de desbetreffende LTC goed te keuren reglement.
15.4 Indien de selectiewedstrijden als postwedstrijd worden verschoten, dient eventuele
selectie voor deelname aan de Nederlandse Kampioenschappen te geschieden door middel van de Districtskampioenschappen.
15.5 Een kampioenschap met beperkte deelname, zonder de in artikel 15.2 genoemde
selectiewedstrijden, zal niet als kampioenschap worden erkend. 15.6 Voor deelname aan de Nederlandse Kampioenschappen kunnen jaarlijks limieten
worden vastgesteld, alsmede kunnen limieten worden vastgesteld voor een klasse-indeling. Deze limieten worden op voordracht van de LTC, door het Algemeen Bestuur vastgesteld. Deze limieten moeten zijn gepubliceerd alvorens met de selectiewedstrijden mag worden aangevangen.
15.7 Voor deelname aan de Nederlandse Kampioenschappen kunnen de LTC’s het
overzicht Ranking of de einduitslag Ranking gebruiken als selectiecriterium voor deelname. Al naar gelang het aantal beschikbare plaatsen voor deelname kunnen, aan de hand van die Ranking, deelnemers voor de NK’s worden uitgenodigd.
15.8 Teneinde te voorkomen dat schutters van sterk uiteenlopend niveau tegen elkaar
moeten uitkomen, kan elke LTC de schutters in verschillende klassen indelen.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 22
15.9 Een LTC mag maximaal 6 klassen instellen t.w.: H A B C D E/N. 15.10 Schutters die zich in de Hoofdklasse klasseren hebben daarna zonder verdere
voorselectie toegang tot de Nederlandse Kampioenschappen in het desbetreffende jaar. Indien het totaalaantal schutters hoger is dan om organisatorische redenen maximaal kan worden ingeschreven, wordt een nader selectiesysteem vastgesteld. Dit selectiesysteem wordt, op voordracht van de Landelijke Technische Commissie, door het Algemeen Bestuur vastgesteld.
15.11 De klassering van een schutter moet jaarlijks in de klasseringslijst worden vermeld dan
wel op zijn Bewijs van Inschrijving worden vermeld. 15.12 De LTC's en DTC's kunnen besluiten om voor de in artikel 2.1 van het Schiet- en
Wedstrijdreglement deel I genoemde wedstrijden, categorieën te benoemen. Bij minder dan tien (10) deelnemende schutters per categorie, behoeven de LTC's en DTC's geen aparte Dames-categorie en/of Junioren-A-, B-, C-categorie(ën) te benoemen.
15.13 De categorieën die overeenkomstig artikel 15.12 kunnen worden benoemd, zijn de nu
volgende: - Senioren Heren : 21 tot en met 54 jaar - Senioren Dames : 21 tot en met 54 jaar - Junioren-A Heren : 18 tot en met 20 jaar - Junioren-A Dames : 18 tot en met 20 jaar - Junioren-B Heren : 15 tot en met 17 jaar - Junioren-B Dames : 15 tot en met 17 jaar - Junioren-C Heren : 13 tot en met 14 jaar - Junioren-C Dames : 13 tot en met 14 jaar - Junioren-D Heren : 12 jaar en jonger - Junioren-D Dames : 12 jaar en jonger - Veteranen Heren : 55 jaar en ouder - Veteranen Dames : 55 jaar en ouder Van de in dit artikel genoemde categorie-indeling mag het KNSA-bestuur afwijken in
het Schiet- en Wedstrijdreglement deel IX – Target Sprint en deel X – Gehandicaptenreglement.
Voor de categorie-indeling is bepalend de leeftijd die de schutter in de periode van 1
oktober tot en met 30 september van enig wedstrijdseizoen bereikt, zoals genoemd in artikel 6.6, deel I SWR.
15.14 Een schutter kan een verzoek indienen voor indeling in een andere categorie dan die waarin deze schutter, op grond van zijn of haar leeftijd, is ingedeeld. Dat verzoek dient uiterlijk 1 september van enig jaar te worden ingediend bij het KNSA-bondsbureau. Wanneer het verzoek wordt gehonoreerd, treedt de indeling van een andere categorie in werking per 1 oktober daaropvolgend, zijnde de aanvang van het KNSA-wedstrijdseizoen.
Aan een verzoek om in een andere categorie te worden ingedeeld, zijn de volgende voorwaarden verbonden:
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 23
1. Een indeling in een andere categorie dan die waarin op grond van de geboortedatum, de schutter zou moeten zijn ingedeeld, is uitsluitend toegestaan wanneer het prestatie-niveau in die andere categorie significant hoger is. 2. Het uitkomen in een categorie, anders dan die waarin de schutter op grond van zijn of haar geboortedatum zou moeten zijn ingedeeld, is uitsluitend toegestaan wanneer het een categorie betreft die alleen afwijkt op grond van leeftijd. Een andere categorie-indeling op grond van geslacht is niet toegestaan. 3. Op grond van de onder 1 en 2 genoemde voorwaarden, is het uitkomen in een andere categorie uitsluitend mogelijk voor: a. junioren-A-heren; die mogen uitkomen in de categorie senioren-heren b. junioren-A-dames; die mogen uitkomen in de categorie senioren-dames c. veteranen-heren; die mogen uitkomen in de categorie senioren-heren d. veteranen-dames; die mogen uitkomen in de categorie senioren-dames e. junioren-schutters mogen binnen de vastgestelde junioren- categorieën (-A tot en met -D) maximaal één (1) categorie hoger uitkomen.
4. Het uitkomen in een andere categorie dan die waarin de schutter volgens zijn of haar geboortedatum conform de reglementen zou zijn ingedeeld, is uitsluitend toegestaan op eigen verzoek en dit verzoek dient, voorafgaande aan het wedstrijdseizoen, bij het Bondsbureau ingediend te worden.
5. Het uitkomen in een andere categorie dan die waarin de schutter volgens zijn of haar geboortedatum conform de reglementen zou zijn ingedeeld, is uitsluitend toegestaan voor het gehele wedstrijdseizoen.
6. Het uitkomen in een andere categorie dan die waarin de schutter volgens zijn of haar geboortedatum conform de reglementen zou zijn ingedeeld, is uitsluitend toegestaan wanneer dat geldt voor alle KNSA-disciplines in alle wapengroepen. Voor die disciplines waarbij geschoten wordt in klassen, geldt dat de betrokkene in dat geval altijd uitkomt in de hoogste klasse in alle disciplines.
7. Wanneer een verzoek om in een andere categorie te worden ingedeeld wordt gehonoreerd, blijft dit gehandhaafd totdat op grond van de leeftijd, de betrokkene automatisch in een andere categorie wordt ingedeeld en anders blijft dit gehandhaafd totdat de betrokkene zelf, voor een nieuw wedstrijdseizoen een verzoek om annulering van deze categorie-indeling indient. 8. Het uitkomen in een andere categorie dan die waarin de schutter volgens zijn of haar geboortedatum conform de reglementen zou zijn ingedeeld, is uitsluitend toegestaan wanneer de andere categorie waarom is verzocht,
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 24
ook door de LTC in de desbetreffende discipline is benoemd. 15.15 Elk Afdelingskampioenschap moet toegankelijk zijn voor alle schutters van de
desbetreffende Afdeling. Indien dit kampioenschap in klassen wordt geschoten, komen schutters die zich niet vooraf tijdens een selectie hebben geklasseerd, uit in de hoogste klasse of in de N(ieuwelingen)-klassse indien die voor het desbetreffende onderdeel bestaat. Datzelfde geldt voor elk Districtskampioenschap indien voor die discipline geen Afdelingskampioenschap wordt georganiseerd.
15.16 De duur van het Districtskampioenschap en/of Afdelingskampioenschap moet
zodanig worden gekozen dat de schutters in elke klasse in staat worden gesteld aan de wedstrijden deel te nemen.
15.17 De LTC’s en DTC’s kunnen besluiten schutters in de zin van artikel 9 van de
Statuten, toestemming tot deelname buiten mededinging te geven wanneer niet is voldaan aan de voorwaarden voor deelname aan deze wedstrijd. De scores die op wedstrijden worden behaald waaraan buiten mededinging wordt deelgenomen, komen niet voor erkenning van enig record in aanmerking. De deelname van schutters buiten mededinging mag niet ten koste gaan van de deelname door schutters die gerechtigd zijn deel te nemen aan de desbetreffende wedstrijd of kampioenschappen.
15.18 De scores, geschoten tijdens KNSA-westrijden zoals genoemd in artikel 2.1, kunnen
door een LTC ten behoeve van een klassering van de schutters, worden gehanteerd. Dat geldt tevens voor scores, behaald op die KNSA-wedstrijden waaraan buiten mededinging is deelgenomen.
HOOFDSTUK 16. RECORDREGLEMENT 16.1 Nederlandse records kunnen worden gevestigd voor: a. alle onderdelen van de door de KNSA erkende internationale reglementen. b. alle in het KNSA-wedstrijdprogramma voorkomende onderdelen waarvoor
het Nederlandse Kampioenschap wordt verschoten, een en ander met inachtneming van het terzake in het HR bepaalde.
16.2 Indien een wedstrijdonderdeel als bedoeld in artikel 16.1 van het KNSA-
wedstrijdprogramma wordt afgevoerd of de daarop betrekking hebbende voorschrif-ten ingrijpend worden gewijzigd, wordt het reeds bestaande record gefixeerd; het record blijft wel in HR bedoeld recordregister opgenomen, maar wordt niet meer op de in artikel 16.8 bedoelde recordlijst vermeld.
16.3 Het AB bepaalt na van de desbetreffende LTC ontvangen advies of een wijziging van
de voorschriften als bedoeld in artikel 16.2 als "ingrijpend" dient te worden aange-merkt.
16.4 Indien gedurende eenzelfde wedstrijd meer dan één resultaat een bestaand record of
een minimum limiet overtreft, komt behoudens de in artikel 16.5 vermelde uitzondering slechts het hoogste resultaat voor erkenning als record in aanmerking.
16.5 Indien door meer dan één schutter of ta tijdens eenzelfde wedstrijd met gelijke totaal-
score een (nieuw) record wordt gevestigd, kan door alle belanghebbende schutters of
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 25
teams erkenning van het record worden aangevraagd. In dit geval is alleen de totaal-score van belang en de onderlinge rangschikking van de betrokken schutters of teams niet ter zake dienende.
16.6 Bij erkenning van meer dan één gelijke score als record worden de betrokken schutters
of teams als gemeenschappelijke recordhouder aangemerkt en als zodanig in het recordregister vermeld.
16.7 Later geschoten scores waarbij een bestaand record wordt geëvenaard, blijven in deze
buiten beschouwing. 16.8 Elk jaar wordt in het jaarverslag der KNSA een overzicht gepubliceerd van de per 1
januari van dat jaar bestaande Nederlandse records met vermelding van de re-cordhouders, alsmede wanneer en waar deze records zijn gevestigd.
16.9 Deze publicatie geldt als de officiële lijst van Nederlandse schietrecords. 16.10 De secretarissen van de LTC's verschaffen de secretaris van de KNSA steeds tijdig de
terzake benodigde gegevens. 16.11 Nederlandse Records kunnen worden gevestigd op: a. De Olympische Spelen of Paralympische Spelen; b. Wereldkampioenschappen in het verband van de ISSF, MLAIC of WSPS; c. Europese Kampioenschappen in het verband van de ESC, MLAIC of WSPS; d. World Cups, Grands Prix, in het verband van de ISSF, ESC, MLAIC of
WSPS, waarvan de deelname is voorbehouden aan door nationale bonden aangewezen schutters en Continentale Kampioenschappen conform de door de KNSA erkende internationale reglementen;
e. De in Hoofdstuk 17 bedoelde internationale ontmoetingen en internationale wedstrijden conform artikel 16.12.a waarvan deelname is voorbehouden aan door nationale bonden aangewezen schutters;
f. Nederlandse Kampioenschappen; 16.12 Op de in artikel 16.11 e. bedoelde wedstrijden zijn de volgende voorwaarden
van toepassing: a. De deelname aan deze wedstrijden is uitsluitend mogelijk door schutters
en/of teams en juryleden van de deelnemende landen, die door de betrokken nationale bonden zijn aangewezen.
b. De wedstrijd dient geheel volgens de desbetreffende ISSF-, MLAIC-, WSPS- of KNSA-voorschriften te worden verschoten.
c. Tijdens de wedstrijden dienen voortdurend ten minste drie juryleden aanwezig te zijn.
16.13 De tijdens de wedstrijden genoemd in artikel 16.11 a.b.c.d. behaalde schietresultaten
komen zonder meer voor erkenning als Nederlands record in aanmerking, indien dit door de belanghebbende onder overlegging van de officiële wedstrijduitslag en door tussenkomst van de LTC bij het AB wordt aangevraagd.
16.14 Schietresultaten van de in artikel 16.11 e. en 16.11 f. genoemde wedstrijden of
Nederlandse Kampioenschappen komen alleen voor erkenning in aanmerking indien de vereiste bewijsvoering conform artikel 16.15 en 16.16 is geleverd.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 26
16.15 Indien een schutter of team op een in artikel 16.11 e. of 16.11 f. genoemde wedstrijd
of Nederlands Kampioenschap een prestatie heeft geleverd die naar zijn of hun mening als record dient te worden aangemerkt, kan de schutter of de vereniging waartoe het betrokken team behoort aan het AB erkenning van dit record aanvragen, hetgeen dan moet geschieden door bij de handtekening(en) voor akkoord op het desbetreffende scoreblad te vermelden: "verzoekt erkenning record".
16.16 De desbetreffende LTC is verantwoordelijk voor de bewijsvoering en verdere
completering van het scoreblad en het recordaanvraag formulier met: a. de handtekening van de griffier en baancommandant; b. een door drie gekwalificeerde juryleden ondertekende verklaring, inhoudende
dat: 1. de schietinstallatie, alsmede het (de) wapen(s) en de uitrusting(en) van
de recordaanvrager onmiddellijk voor de aanvang van de wedstrijd door hen zijn geïnspecteerd en in orde bevonden;
2. de wedstrijd geheel overeenkomstig de desbetreffende ISSF- of WSPS- (internationaal programma) c.q. KNSA- (nationaal programma) voorschriften is gehouden;
3. het resultaat door hen is geverifieerd en in orde is bevonden. 4. er binnen de daarvoor gestelde termijn geen protesten tegen de
uitslagen zijn ontvangen, dan wel dat alle protesten conform Hoofdstuk 18 zijn afgehandeld.
16.17 De schijven behoeven niet te worden ingenomen en bewaard. De verklaringen
genoemd in artikel 16.16 zijn garant voor de juiste waardering van het resultaat. 16.18 Indien de betrokken LTC van mening is dat het resultaat de aanvraag tot erkenning
als record wettigt, zendt zij het gecompleteerde aanvraagformulier aan het AB. 16.19 Indien het AB van mening is dat de aanvraag niet aan de redelijkerwijs te stellen eisen
van volledigheid voldoet, zendt zij de aanvraag aan de LTC terug met het verzoek deze te completeren.
16.20 De secretaris van de KNSA maakt aan het einde van het jaar een overzicht van alle
aanvragen om een record-erkenning. Dit overzicht wordt in de vergadering van het AB, voorafgaande aan de Algemene Vergadering als agendapunt opgenomen.
16.21 Het AB dient uiterlijk een maand na de vergadering de al of niet erkenning door de
secretaris KNSA bekend te laten maken. 16.22 Bij erkenning draagt de secretaris zorg voor inschrijving van het record in het
recordregister. 16.23 Indien het record niet voor erkenning in aanmerking komt, wordt dit de betrokken
schutter, dan wel de vereniging waartoe het betrokken team behoort, onder opgaaf van redenen schriftelijk medegedeeld.
16.24 Tegen de beslissing, waarbij een recordaanvraag is afgewezen, is geen beroep mogelijk.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 27
HOOFDSTUK 17. INTERNATIONALE ONTMOETINGEN 17.1 Onder internationale ontmoetingen binnen het kader der KNSA moeten worden
verstaan: alle wedstrijden tussen schutters welke namens de KNSA optreden en schutters uit een ander land welke hun nationale organisatie vertegenwoordigen.
17.2 Deze wedstrijden dienen, zo zij door of namens de KNSA worden georganiseerd,
door het DB te zijn goedgekeurd. Er dienen tenminste twee KNSA-officials, welke in deze functie door het DB zijn aangewezen, bij deze wedstrijden aanwezig te zijn. Ook de tegenpartij dient tenminste één official naar de wedstrijden af te vaardigen.
17.3 De correspondentie over deze ontmoetingen wordt verzorgd door de secretaris van
de KNSA, onder afschrift aan de betrokken trainer/coaches van de desbetreffende kernploegen.
17.4 De volledige voordracht voor deelname aan de internationale wedstrijd(en) moet ten
minste 30 dagen vóór de aanvang van deze wedstrijd(en) door de trainer/coach bij het Dagelijks Bestuur worden ingediend.
17.5 Een voordracht die niet uiterlijk 30 dagen vóór de aanvang van de ontmoeting bij het
Dagelijks Bestuur is ontvangen, wordt niet meer in behandeling genomen. De desbetreffende trainer/coach is verantwoordelijk voor het uitsluiten van zijn schutters door dit verzuim.
17.6 De voordracht moet worden voorzien van advies met inachtneming van de Regeling
Deelneming aan Buitenlandse Wedstrijden. 17.7 Deelname aan Internationale evenementen door schutters namens de KNSA is niet
toegestaan zonder goedkeuring van het DB. 17.8 Samenstelling team: Een KNSA-team kan bestaan uit: 1. De chef d'équipe; 2. De deelnemende schutters; 3. Begeleidende trainer/coaches. 17.9 De chef d'équipe wordt door het Dagelijks Bestuur aangesteld. 17.10 Hij wordt door het DB belast met de algehele leiding van de Nederlandse
schuttersploeg en verzorgt de niet-wedstrijdtechnische belangen van de uitgezonden schutters en de representatie van de KNSA-delegatie.
17.11 Gedetailleerde invulling van de in het vorige artikel aangeduide taken zal hem
schriftelijk worden verstrekt door het DB. 17.12 De deelnemende schutters worden door de desbetreffende trainer/coach uit de
deelnemers aan de centrale training geselecteerd. 17.13 Een schutter welke deelneemt aan een centrale training van een wapengroep moet
beschikbaar zijn voor deelname aan elk evenement waarvoor hij door de trainer/coach wordt aangewezen. Het niet-deelnemen zonder geldige reden (zulks ter
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 28
beoordeling van de trainer/coach) kan hem voor verdere deelname van de desbetreffende training doen uitsluiten.
17.14 Een schutter welke zonder geldige reden de training van een kernploeg verzuimt, kan
op grond hiervan van deelname aan één of meer wedstrijden worden uitgesloten. 17.15 Overmacht, deelname aan enig officieel KNSA Afdelings-, Districts- of Nederlands
Kampioenschap (dus géén districts- en nationale wedstrijd!) en vakantie op grond van verplichte bedrijfs-voorschriften mogen geen reden zijn tot uitvoering van het voorgaande artikel.
17.16 Schutters welke deelnemen aan een training waaruit voor uitzending naar, of deelname
aan een internationale ontmoeting wordt geselecteerd, mogen geen zitting hebben in het college dat over deze selectie beslist of adviseert.
17.17 Voor de begeleiding komt primair de officiële trainer van de kernploeg in aanmerking.
Indien de kernploeg niet over een als zodanig aangestelde trainer/coach beschikt, kan het Dagelijks Bestuur een vaste begeleider benoemen.
17.18 De trainer/coach ontvangt zijn instructie van het DB, als onderdeel van zijn
aanstelling. HOOFDSTUK 18. PROTESTEN 18.1 Ieder lid en iedere schutter heeft het recht een protest in te dienen tegen de gang van
zaken op een wedstrijd die vanwege de KNSA dan wel onder haar auspiciën plaatsvindt.
18.2 Protesten kunnen 3 zaken betreffen, t.w.: a. technische, zijnde overtredingen van het SWR; b. organisatorische, zijnde overtredingen van de KNSA-statuten of het HR; c. algemene, betrekking hebbende op het gedrag van personen. 18.3 Elk protest dient schriftelijk te worden ingediend binnen 7 dagen na afloop van de
desbetreffende wedstrijd. 18.4 Een protest tegen de einduitslag van een wedstrijd moet binnen 7 dagen na het
verschijnen van de officiële uitslagenlijst schriftelijk worden ingediend bij de secretaris van de betrokken wedstrijdjury.
18.5 Bij het indienen van een protest dient € 40,00 te worden overgemaakt op de rekening
van de penningmeester KNSA, dan wel indien het een districtsevenement betreft van het district waarbinnen het protest van toepassing is. Dit bedrag dient uiterlijk 5 dagen na het indienen van het protest in het bezit van de desbetreffende penningmeester te zijn.
18.6 Elk protest genoemd in artikel 18.2, onder a. moet bij de wedstrijdjury of de technische
commissie worden ingediend. 18.7 Een protest op districtsniveau, betrekking hebbende op een wedstrijd genoemd in
Hoofdstuk 2, artikel 2.1.f t/m i, of een districtswedstrijd of selectie, moet worden
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 29
ingediend bij de desbetreffende DTC die in deze ook uitspraak doet. 18.8 Is de DTC partij in het geschil dan treedt de LTC in haar plaats en brengt een bindend
advies uit. 18.9 Een protest, genoemd in SWR 18.2. onder b. respectievelijk onder c. moet bij een
wedstrijdjury respectievelijk het districtsbestuur worden ingediend indien het een protest op districtsniveau betreft.
18.10 Is bij een protest als bedoeld in SWR 18.2. onder c. het districtsbestuur partij, dan
treedt het AB in zijn plaats en brengt een bindend advies uit. 18.11 Een protest op nationaal niveau dient te worden behandeld door de desbetreffende
LTC dan wel het AB afhankelijk van de vraag of het een technisch, een organisatorisch of algemeen protest betreft.
18.12 Protesten op internationale wedstrijden dienen door de jury van die wedstrijd te
worden behandeld. 18.13 Inzake het protest wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een termijn van
ten hoogste 3 maanden na ontvangst, uitspraak gedaan, bij gebreke waarvan het protest ontvankelijk wordt verklaard en de klager in het gelijk wordt gesteld.
18.14 De indiener van een protest die zich door die uitspraak benadeeld acht, kan de
arbitragecommissie om herziening van die uitspraak te vragen. 18.15 Indien de indiener van het protest in het gelijk wordt gesteld, wordt het bij het protest
betaalde bedrag gerestitueerd. HOOFDSTUK 19. ARBITRAGE 19.1 Alle door of onder auspiciën van de KNSA georganiseerde wedstrijden zijn
onderworpen aan de in dit hoofdstuk opgenomen arbitragevoorschriften. 19.2 Artikel 19.1 is niet van toepassing op de in Nederland te houden Olympische Spelen,
Paralympische Spelen, Wereld-, Europese of Continentale kampioenschappen, CISM kampioenschappen alsmede andere daarvoor aangewezen internationale wedstrijden waarbij overeenkomstig de ISSF-, WSPS- of MLAIC-reglementen een jury d'appèl is benoemd.
19.3 Een lid of schutter die zich niet kan verenigen met de uitspraak terzake een door hem
ingediend protest kan een verzoek om arbitrage indienen bij de arbitragecommissie. 19.4 Evenzo kunnen het AB, een LTC, DTC of Districts-bestuur zich tot de arbitragecom-
missie wenden met een verzoek om een uitspraak met betrekking tot die gevallen, waarin twijfel bestaat aan de juistheid of geldigheid van een wedstrijdresultaat.
19.5 In de gevallen in SWR 19.3 en 19.4 bedoeld, wordt een geschil geacht aanwezig te zijn,
zolang door de arbitragecommissie geen uitspraak is gedaan. Een in het geding zijnd wedstrijdresultaat wordt gedurende het onderzoek door de commissie als "voorlopig" aangemerkt en wordt pas definitief na de uitspraak van de commissie.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 30
19.6 Het al dan niet erkennen van een Nederlands record door het AB is niet voor arbitrage vatbaar.
19.7 De arbitragecommissie telt 5 leden waarvan de voorzitter en de secretaris door het AB
voor onbepaalde tijd benoemd. De overige 3 leden worden voor elk geval afzonderlijk door het AB benoemd. Ten minste één van deze leden dient deel uit te maken van de betrokken LTC.
19.8 Voor het geval de voorzitter en/of secretaris van de arbitragecommissie of de
vereniging waartoe zij behoren bij een geschil betrokken zouden zijn, wordt door het AB incidenteel in hun vervanging voorzien.
19.9 Het verzoek om arbitrage dient binnen een maand nadat de uitspraak inzake een
protest is gedaan, per aangetekende brief te worden gezonden aan de secretaris van de KNSA.
19.10 Verenigingen en schutters zijn voor arbitrage een bedrag van € 100,00 verschuldigd,
aan de penningmeester van de KNSA te voldoen vóór of uiterlijk gelijktijdig met de indiening van het verzoek om arbitrage.
19.11 Het verzoek wordt niet in behandeling genomen, voordat het in het vorige artikel
genoemde bedrag bij de penningmeester is ontvangen. 19.12 Indien de klager in het gelijk worden gesteld, wordt het bij de aanvraag van de arbitrage
betaalde bedrag gerestitueerd. 19.13 De arbitragecommissie kan voor de uitoefening van haar taak alle maatregelen nemen
die zij noodzakelijk acht. 19.14 De commissie doet zo spoedig mogelijk uitspraak, in ieder geval binnen drie maanden
nadat om arbitrage is verzocht. De uitspraak wordt steeds gemotiveerd en per aangetekende brief gezonden aan:
a. de aanvrager(s) van de arbitrage; b. de secretaris KNSA; c. de betrokken LTC; 19.15 De uitspraak van de commissie is bindend en niet voor beroep vatbaar. 19.16 Wanneer bij een uitspraak titels en/of prijzen zijn betrokken, zijn verenigingen en
schutters verplicht eventueel ten onrechte toegekende titels en/of prijzen aan de rechthebbende over te dragen.
HOOFDSTUK 20. REGLEMENT KNSA-VAARDIGHEIDSPROEVEN 20.1 Door de KNSA zijn vaardigheidsproeven voor meesterscherpschutters ingesteld met
een daaraan verbonden onderscheidingsteken. De voorwaarden waaraan dient te worden voldaan om voor dit onderscheidingsteken in aanmerking te komen, kunnen op voorstel van de LTC door het AB worden gewijzigd c.q. ingetrokken.
20.2 Deelneming staat alleen open voor schutters.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 31
20.3 De eisen worden zonodig jaarlijks gewijzigd. Gemachtigd tot het afnemen van de proeven zijn de leden van de LTC's. Machtiging voor de duur van één wedstrijd kan door het Dagelijks Bestuur van de LTC worden verleend aan de vereniging die een wedstrijd organiseert waarop de proef kan worden afgelegd.
20.4 Algemene voorschriften voor het afleggen van de proeven: a. Een schutter wordt slechts éénmaal per jaar voor dezelfde proef een
onderscheidingsteken toegekend. b. De proeven kunnen worden afgelegd op alle door of onder auspiciën van de
KNSA georganiseerde klasseringswedstrijden, afdelings-, districts- en Nederlandse kampioenschappen en internationale wedstrijden, waar een vertegenwoordiger van de KNSA, gemachtigd tot het afnemen van deze vaardigheids-proeven, aanwezig is.
c. Bij het afleggen van de proef is de desbetreffende vertegenwoordiger van de KNSA verantwoordelijk voor de juiste toepassing van het SWR, c.q. de ISSF- of MLAIC-reglementen, voorzover deze van toepassing zijn.
d. Indien een schutter de vaardigheidsproef wil afleggen, dient hij dit vóór de aanvang van zijn serie aan de wedstrijdleiding kenbaar te maken en het inleggeld te betalen. Het inleggeld wordt vastgesteld door het AB.
e. Bij het afleggen van de proef kijkt de KNSA-vertegenwoordiger toe. Na het afleggen controleert hij de scorelijst en waarmerkt deze met zijn naam en handtekening. Op de scorelijst moet bovendien worden vermeld: het soort wedstrijd, de datum waarop het resultaat werd geschoten en het nummer van het Bewijs van Inschrijving bij de KNSA van de schutter.
f. Door de zorg van de wedstrijdleiding wordt zo snel mogelijk na het afleggen van de proef het door de gevolmachtigde getekend scoreformulier en het be-taalde inleggeld overgemaakt naar de KNSA.
g. De DTC kan kaartjes aanvragen. De kaartjes kunnen op een hiervoor in aanmerking komende wedstrijd worden aangeboden. De verlangde gegevens worden vóór aanvang van de wedstrijd op een kaartje vermeld; de score wordt na de wedstrijd ingevuld. De aanvrager - DTC - zendt de ontvangen gelden naar de KNSA. Hij laat dit vergezeld gaan van een lijst aan wie de kaartjes verkocht zijn en voor welk onderdeel de kaartjes zijn gebruikt.
h. De aanvrager van de kaartjes blijft altijd persoonlijk verantwoordelijk voor het opsturen van de kaartjes.
20.5 Schietregister vaardigheidsproeven: a. Van de afgelegde vaardigheidsproeven wordt door de KNSA een schietre-
gister vaardigheidsproeven bijgehouden. In dit register wordt elke afgelegde proef opgenomen met vermelding van: het ontvangen inschrijfgeld, het wedstrijd-onderdeel, de naam en het nummer van het Bewijs van Inschrijving van de schutter, het behaalde resultaat en de verstrekte ereteken(en). De afgelegde proeven worden in chronologische volgorde ingeschreven en van een doorlopend nummer voorzien.
b. De KNSA draagt zorg voor toezending van de onderscheidingstekenen aan de schutters die daarvoor op grond van de in het register ingeschreven resultaten in aanmerking zijn gekomen.
c. Iedere schutter kan ter plaatse van bijhouding van het register inzage daarvan verlangen. Voorts is het register op iedere Algemene Vergadering ter inzage aanwezig.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 32
20.6 Eretekenen: a. Het in artikel 20.1 genoemde onderscheidingsteken bestaat uit een
geëmailleerd verguld vaardigheidskruis. Het kruis wordt gedragen aan een 27 mm breed rood-wit-blauw lint met daarop een gesp.
b. Het modelkruis met lint en gesp wordt de schutter slechts éénmaal verstrekt en wel nadat de schutter voor de eerste maal daarvoor in aanmerking is geko-men.
c. De onder a. genoemde op het lint te bevestigen gesp is van het in de afbeelding opgenomen model en geeft aan de benaming van de proef, alsmede het aantal malen dat daaraan werd voldaan.
d. Aan de schutter die in totaal 25 maal met goed gevolg een proef heeft afgelegd zal een verzilverde draagspeld worden uitgereikt.
e. Aan de schutter die in totaal 50 maal een proef met goed gevolg heeft afgelegd, wordt een vergulde draagspeld uitgereikt.
f. Voor ieder onderdeel wordt een vaardigheidskruis uitgegeven. Als de proef
voor de eerste maal wordt afgelegd, ontvangt de schutter het kruis met gesp. Alle volgende keren dat aan de eis voor hetzelfde onderdeel voldaan wordt, ontvangt de schutter een nieuwe gesp met een hoger volgnummer. Voor de gesp is een door het AB vast te stellen bedrag verschuldigd.
20.7 In voorkomende gevallen kan het Dagelijks Bestuur eenmalig ontheffing verlenen van
de bepalingen zoals vermeld in artikel 20.2 en 20.4 b. HOOFDSTUK 21. REGLEMENT RANKING
21.1 ALGEMEEN 21.1.1 De KNSA houdt bij, per discipline, per categorie, een overzicht van schutters op volgorde van prestatieniveau, volgens vastgestelde normen. Deze plaatsing c.q.
positionering van schutters in enige discipline wordt genoemd "ranking". 21.1.2 Binnen de regels van ranking worden begrippen en benamingen als volgt gedefinieerd: Ranking : de benaming voor een ranglijst per discipline en
per categorie, op volgorde van een gemiddelde
prestatie in enig wedstrijdseizoen Gerankte schutter : diegene die voorkomt op het overzicht ranking
Overzicht ranking: de ranking wordt gepubliceerd; deze publicatie heet het "overzicht ranking"
Ranking-wedstijden : die wedstrijden waarvan de prestaties meetellen voor ranking worden genoemd “ranking- wedstrijden"
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 33
Ranking-seizoen : de ranking wordt bijgehouden in de periode van 1
oktober van enig jaar tot en met 31 oktober van het daaropvolgende jaar. Deze periode wordt genoemd het "ranking-seizoen"
Einduitslag ranking : jaarlijks wordt op de laatste dag van het ranking-
seizoen, de ranking afgesloten en een definitief overzicht vastgesteld. Dit definitieve overzicht
wordt genoemd de "einduitslag ranking". De eindranglijst ranking wordt tevens verwerkt als volwaardige score in het ranking-overzicht van het daaropvolgende nieuwe ranking-seizoen als “eindscore voorafgaand ranking-seizoen”
21.1.3 Een "gerankte" schutter is een schutter die in enig wedstrijdseizoen voorkomt op de ranking, conform artikel 21.1.1. 21.1.4 De ranking wordt bijgehouden in de periode van 1 oktober in enig jaar tot en met
31 oktober van het daaropvolgende jaar, conform artikel 6.7 deel I SWR. 21.1.5 Bij uitzondering mag ranking worden bijgehouden in een combinatie van disciplines, wanneer vanwege een zo gering aantal schutters en/of wedstrijden in
enige discipline, daartoe aanleiding geeft. Die uitzondering wordt verstrekt door het Dagelijks Bestuur, zo mogelijk op voordracht van de desbetreffende Landelijke Technische Commissie.
21.2 VOORWAARDEN 21.2.1 Teneinde in de ranking te kunnen worden opgenomen, dient de schutter lid te zijn van een bij de KNSA aangesloten vereniging, en derhalve te beschikken over de
status van schutter, conform artikel 9 van de KNSA-statuten. 21.2.2 Teneinde te kunnen worden opgenomen in de ranking, dient de schutter aan vooraf door het KNSA-bestuur vastgestelde wedstrijden te hebben deelgenomen. 21.2.3 De in artikel 21.2.2 genoemde wedstrijden waaraan de schutter moet deelnemen teneinde in de ranking te kunnen worden opgenomen, bedragen minimaal drie (3)
wedstrijden in enig wedstrijdseizoen. 21.2.4 De wedstrijden waarop scores die meetellen voor ranking, kunnen worden behaald,
zijn de nu volgende: a. Nederlandse Kampioenschappen b. Landelijke Klasse-Kampioenschappen c. Districtskampioenschappen d. Afdelingskampioenschappen e. Overige ranking-wedstrijden f. Voorronde-wedstrijden KNSA-juniorencompetitie 21.2.5 De in artikel 21.2.4 genoemde overige ranking-wedstrijden worden jaarlijks
vastgesteld door het Dagelijks Bestuur van de KNSA, op voorstel van de
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 34
desbetreffende Landelijke Technische Commissie. Voorstellen voor ranking-wedstrijden die worden gehouden in het desbetreffende wedstrijdseizoen, dienen uiterlijk 30 dagen vóór aanvang van de eerste wedstrijddag bij het Dagelijks Bestuur te worden ingediend.
21.2.6 Voor de overige ranking-wedstrijden geldt dat, per wedstrijdseizoen, minimaal vier
(4) en maximaal 24 wedstrijden moeten worden aangewezen. Het maximale aantal overige ranking-wedstrijden per district bedraagt zes (6).
21.2.7 Voor de overige ranking-wedstrijden geldt dat bij de vaststelling deze wedstrijden
zoveel mogelijk geografisch over geheel Nederland moeten worden verspreid. 21.2.8 Voor ranking geldt dat de schutter in ieder geval moet hebben deelgenomen aan
een Districts- of een Afdelingskampioenschap om in de ranking te kunnen worden opgenomen.
21.2.9 Alle voor ranking aangewezen wedstrijden dienen te worden verschoten conform
het KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement. 21.2.10 De verplichte deelname aan een Afdelingskampioenschap geldt uitsluitend voor die
disciplines waarvoor binnen het desbetreffende District waarin de schietvereniging waarvan de schutter lid is is gevestigd, een Afdelingskampioenschap wordt georganiseerd.
21.2.11 De score van een Afdelingskampioenschap en/of Districtskampioenschap, niet
zijnde een Afdelings- of Districtskampioenschap binnen de Afdeling of het District waarin de schietvereniging waarvan de schutter lid is is gevestigd, telt tevens mee voor ranking.
21.2.12 In bijzondere situaties kan het KNSA Dagelijks Bestuur, eventueel op voorstel van
de desbetreffende LTC, besluiten een vooraf aangewezen ranking-wedstrijd met terugwerkende kracht uit het overzicht ranking-wedstrijden te schrappen wanneer door welke omstandigheid dan ook, het wedstrijdverloop ernstig is geschaad.
21.2.13 Indien een schutter op één dag deelneemt aan meer dan één (1) ranking-wedstrijd
in een en dezelfde discipline, telt voor de ranking-scores één (1) ranking-uitslag, te weten de eerst verschoten score op die dag.
21.3 SCOREBEPALING 21.3.1 De score op het overzicht van ranking gedurende het ranking-seizoen, is de
gemiddelde score van de drie (3) hoogste scores. Het gemiddelde van de drie (3) hoogste scores bepaalt tevens de einduitslag ranking.
21.3.2 De scores in de ranking worden vermeld met één decimaal, zo nodig afgerond. 21.3.3 De ranking per 31 oktober is de einduitslag ranking van het desbetreffende
ranking-seizoen. 21.3.4 Indien op 31 oktober, bij vaststelling van de einduitslag ranking, de schutter niet
heeft voldaan aan de voorwaarden voor ranking, zoals deelname aan de verplichte wedstrijden, de status van schutter, enzovoorts, wordt de schutter niet vermeld op
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel I, 01-01-2021, pagina 35
de einduitslag ranking. 21.3.5 De einduitslag ranking en de daarop vermelde eindscore ranking wordt opgenomen
als volwaardige score in het ranking-overzicht van het daaropvolgende nieuwe ranking-seizoen.
21.3.6 Het Dagelijks Bestuur kan bij een groot aantal gerankte schutters op het overzicht
ranking in enige discipline, per categorie, besluiten het overzicht ranking in klassen op te delen.
21.3.7 Een schutter die op 31 oktober niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor ranking
en derhalve niet op de einduitslag ranking voorkomt, ontvangt geen score voor het daaropvolgende nieuwe ranking-seizoen per 1 oktober.
HOOFDSTUK 22
NATIONAAL DOPINGREGLEMENT 20211
AUTEUR: Dopingautoriteit
DATUM: 10 november 2020 / vastgesteld door KNSA-bestuur op 15-12-2020
Inhoudsopgave
Titel I Begrippen
Artikel 1: Begripsomschrijvingen
Artikel 2: Doping
Titel II Dopingovertredingen
Artikel 3: Aanwezigheid
Artikel 4: Gebruik
Artikel 5: Gebrekkige medewerking Artikel 6: Whereabouts-fouten
Artikel 7: Manipulatie
Artikel 8: Bezit
Artikel 9: Handel Artikel
Artikel 10: Toediening
Artikel 11: Medeplichtigheid
Artikel 12: Verboden samenwerking
Artikel 13: Ontmoediging
Titel III Verboden stoffen en verboden methoden
Artikel 14: Dopinglijst
Artikel 15: Dispensaties
Titel IV Anti-Doping Activiteiten
Artikel 16: Anti-doping activiteiten
Artikel 17: Opsporing en onderzoek
Artikel 18: Dopingcontrole
Artikel 19: (Her)analyse
Artikel 20: Registered testing pool (RTP)
Artikel 20a: Hervatten wedstrijdbeoefening
Titel V Resultaatmanagement
Artikel 21: Algemeen
Artikel 22: Beoordeling dopingzaken
Artikel 23: Analyse B-monster
Artikel 24: Communicatie controleresultaten en dopingovertredingen
Artikel 25: Vervolgonderzoek
Artikel 26: Ordemaatregel
Artikel 27: Aanvaarding dopingovertreding en sanctie (schikking)
1 NDR 2021
Titel VI Tuchtrechtelijke behandeling
Artikel 28: Algemeen
Artikel 29: Aanhangig maken dopingzaken (aangifte)
Artikel 30: Behandeling dopingzaken
Artikel 31: Conclusie
Artikel 32: Verstek
Titel VII Bewijs van doping
Artikel 33: Bewijslast
Artikel 34: Methoden vaststellen feiten en aannamen
Titel VIII Spelsancties en wedstrijdresultaten
Artikel 35: Automatisch vervallen wedstrijdresultaten
Artikel 36: Spelsancties en boetes
Titel IX Sancties
Artikel 37: Sanctie overtreding artikel 3, 4 en 8
Artikel 38: Opzet voor de toepassing van Titel IX en Titel X
Artikel 38a: Verzwarende omstandigheden
Artikel 38b: Drugs
Artikel 39: Sanctie overtreding artikel 5 en 7
Artikel 40: Sanctie overtreding artikel 6
Artikel 41: Sanctie overtreding artikel 9, 10 en 13
Artikel 42: Sanctie overtreding artikel 11
Artikel 43: Sanctie overtreding artikel 12
Titel X Strafmaat en sanctiereductie
Artikel 44: Geen schuld of nalatigheid
Artikel 45: Geen aanmerkelijke mate van schuld of nalatigheid
Artikel 46: Substantiële ondersteuning
Artikel 47: Bekentenis voorafgaand aan vermoeden dopingovertreding
Artikel 48: Bekentenis na kennisgeving
Artikel 49: Meerdere opties sanctiereductie
Artikel 50: Meerdere overtredingen
Titel XI Overige sanctiebepalingen
Artikel 51: Aanvang van de periode van uitsluiting
Artikel 52: (Status gedurende) uitsluiting en ordemaatregel Artikel 53: Consequenties teams (indien van toepassing)
Artikel 54: Herziening
Artikel 55: Verjaringstermijn
Artikel 56: Automatische toepassing van beslissingen
Artikel 57: Bekendmaking
Titel XII Beroep
Artikel 58: Beroep
Artikel 59: Voor beroep vatbare besluiten
Artikel 60: Beroepsrecht
Artikel 61: Beroep/interventie WADA
Artikel 62: Beroep dispensaties
Artikel 63: Beroepstermijnen
Titel XIII Restbepalingen
Artikel 64: Taken en verantwoordelijkheden van de Dopingautoriteit
Artikel 65: Taken en verantwoordelijkheden van leden
Artikel 66: Taken en verantwoordelijkheden van begeleidend personeel
Artikel 67: Taken en verantwoordelijkheden van de Bond
Artikel 68: Privacy
Artikel 69: Kosten
Artikel 70: Verhouding reglementen
Artikel 71: Interpretatie
Artikel 72: Overgangsbepalingen
Artikel 72a: Herzieningsverzoeken drugs
Artikel 72b: Herzieningsverzoeken van recreatieve sporters
Artikel 73: Bijlagen
Artikel 74: Slotbepaling
Titel I Begrippen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
1.1. Aanwijzen: het mondeling op de hoogte stellen van de betrokkene dat deze is geselecteerd voor een dopingcontrole.
1.2. Afbraakproduct: stof die ontstaat bij een biologisch omzettingsproces.
1.3. Afnameprocedure: de procedure vanaf de melding van de betrokkene in het
dopingcontrolestation tot en met de ondertekening van het relevante
(dopingcontrole)formulier.
1.4. Anti-doping organisatie (ADO): een Nationale Anti-Doping Organisatie (NADO),
een internationale federatie, het Wereld Anti-Doping Agentschap (WADA), het
Internationaal Olympisch Comité (IOC), het Internationaal Paralympisch Comité
(IPC), een organisator van een evenement of een andere instantie of organisatie
die bevoegd is tot het (laten) uitvoeren van een dopingcontrole. Alleen
zogenaamde ‘Code Signatories’ kunnen ‘ADO’ zijn.2
1.5. Assistent-Dopingcontroleofficial: een door de dopingcontrole-uitvoerende
organisatie aangewezen persoon, die de dopingcontroleofficial ondersteunt. De
benaming van deze functionaris kan per dopingcontrole-uitvoerende organisatie
verschillen (bijvoorbeeld: chaperonne, steward).
1.6. Atypische bevinding: een uitslag van een door een door WADA geaccrediteerd of
goedgekeurd laboratorium uitgevoerde analyse, waaruit voortvloeit dat het in de
dopinglijst, de International Standard for Laboratories (ISL) of een andere
International Standard bedoelde vervolgonderzoek dient plaats te vinden,
teneinde te bepalen of sprake is van een belastend analyseresultaat.
1.7. Atypisch paspoortresultaat: een rapport dat als zodanig is benoemd in de van
toepassing zijnde International Standard(s). 1.8. Begeleidend personeel: elke coach, trainer, manager, zaakwaarnemer,
teammedewerker, official, (para)medische begeleider, ouder en elke andere
persoon die werkt met een of meer leden die deelnemen aan of zich voorbereiden
op sportwedstrijden, deze leden behandelt, assisteert, ondersteunt en/of
begeleidt.
1.9. Begeleider: de persoon die door de betrokkene is gevraagd hem te vergezellen bij
de afnameprocedure.
1.10. Belastend analyseresultaat: een rapport van een door WADA geaccrediteerd of
goedgekeurd laboratorium, dat in overeenstemming met de ISL, in een monster de aanwezigheid van een verboden stof of afbraakproducten en/of markers
daarvan of bewijs van het gebruik van een verboden methode, vaststelt.
1.11. Belastend paspoortresultaat: een rapport dat als zodanig is benoemd in de van
toepassing zijnde International Standard(s).
1.12. Beschermd persoon: een lid of andere natuurlijke persoon dat/die ten tijde van
de dopingovertreding: (i) nog niet de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt; (ii)
nog niet de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en niet opgenomen is in een
RTP en nog nooit heeft deelgenomen in een open categorie tijdens een
Internationaal Evenement; of (iii) volgens van toepassing zijnd nationaal recht
om redenen anders dan leeftijd niet als rechtsbekwaam wordt aangemerkt.
1.13. Beslissingswaarde: de waarde van het analyseresultaat voor een verboden stof waarvoor een grenswaarde3 geldt waarboven een belastend analyseresultaat
wordt gerapporteerd, zoals gedefinieerd in de ISL.
1.14. Betrokkene: het lid (i) dat een dispensatieverzoek heeft ingediend, (ii) dat is
geselecteerd voor een dopingcontrole, (iii) dat onderworpen is of wordt aan een
dopingcontrole, (iv) dat onderwerp is van een onderzoek naar een mogelijke
2 De actuele lijst met Code Signatories is te vinden op: www.wada-ama.org. 3 De ISL gebruikt voor het begrip ‘grenswaarde’ de term ‘threshold substance’.
dopingovertreding, (v) dat substantiële ondersteuning verleent of wil verlenen,
(vi) dat op grond van dit reglement iets moet aantonen, (vii) aan wie een
ordemaatregel is opgelegd4, (viii) tegen wie aangifte is gedaan, (ix) dat bekend
heeft een dopingovertreding te hebben begaan en/of schuldig is bevonden aan
het begaan van een dopingovertreding, (x) dat beroep heeft ingesteld tegen een
op hem betrekking hebbende beslissing of uitspraak, (xi) dat onderwerp is van
een uitspraak of beslissing waartegen beroep is ingesteld, of (xii) aan wie
consequenties zijn opgelegd, waaronder een periode van uitsluiting.
1.15. Bevestigen: in de zin van de analyse van het B-monster wil bevestigen zeggen
dat in het B-monster dezelfde verboden stof en/of verboden methode wordt
aangetroffen als in het A-monster. Indien een stof alleen verboden is bij het
overschrijden van een bepaalde hoeveelheid, is voor het bevestigen nodig dat ook
in het B-monster die verboden hoeveelheid van de in het A-monster aangetroffen
stof overschreden wordt, tenzij sprake is van een exogene verboden stof
waarvoor een specifieke grenswaarde geldt op basis van de dopinglijst en/of de
ISL, in welk geval voor bevestiging slechts nodig is dat in het B-monster enige
hoeveelheid van dezelfde verboden stof wordt aangetroffen.
1.16. Binnen wedstrijdverband: de periode die aanvangt om 23:59 uur op de dag
voorafgaand aan een wedstrijd, en voortduurt tot en met (i) de afronding van de
betreffende wedstrijd, dan wel (ii) de afronding van de na afloop van de wedstrijd
geplande dopingcontrole(s) (indien daarvan sprake is).
1.17. Biologisch paspoort: het programma en de methoden voor het verzamelen en
verwerken van gegevens zoals benoemd in de ISTI en de ISL.
1.18. Buiten wedstrijdverband: elke periode die niet binnen wedstrijdverband is.
1.19. CAS: Court of Arbitration for Sport.
1.20. Consequenties: onder consequenties vallen (a) het vervallen van
wedstrijdresultaten, (b) de uitsluiting, (c) de ordemaatregel, (d) financiële
gevolgen, waaronder een voor een dopingovertreding opgelegde financiële
sanctie (indien van toepassing) of het terugvorderen van aan een
dopingovertreding verbonden kosten (indien van toepassing), en (e)
bekendmaking (zie artikel 57). Voor teams in teamsporten omvatten
consequenties ook de gevolgen die zijn beschreven in artikel 53.
1.21. Controleresultaten: alle gegevens voortvloeiend uit een (poging tot)
dopingcontrole, waaronder (doch niet uitsluitend) de gegevens voortvloeiend uit
de uitgevoerde analyse(s). Onder controleresultaten vallen in ieder geval:
belastende analyseresultaten, atypische bevindingen, resultaten van
vervolgonderzoek, belastende paspoortresultaten, atypische paspoortresultaten.
1.22. Dispensatie: een conform de Dispensatiebijlage en/of de International Standard
for Therapeutic Use Exemptions (ISTUE) door de Dopingautoriteit of een andere bevoegde ADO genomen besluit, inhoudende de verlening van een ontheffing.
1.23. Dopingautoriteit: het zelfstandig bestuursorgaan Dopingautoriteit, de door de
Nederlandse overheid aangewezen NADO voor Nederland, die de taken en
bevoegdheden heeft zoals die zijn beschreven in dit reglement en de wet.5
1.24. Dopingcontrole: het onderdeel van het dopingcontroleproces dat de aanwijzing
ter dopingcontrole, alsmede de afname van het monster omvat.
1.25. Dopingcontroleproces: alle stappen en processen vanaf het verdelen en inplannen
van dopingcontroles tot en met de definitieve uitkomst van beroepszaken,
alsmede het toezicht op de naleving van consequenties , met inbegrip van alle
stappen en processen daartussen, waaronder maar niet beperkt tot, het
testproces, het doen van onderzoek naar mogelijke dopingovertredingen, whereabouts, dispensaties, laboratoriumonderzoek, resultaatmanagement, de
4 Hieronder valt tevens de vrijwillig aanvaarde ordemaatregel als bedoeld in artikel 26 lid 9. 5 De Wet uitvoering antidopingbeleid (Wuab) kent aan de Dopingautoriteit de volgende taken toe: (a) het bestrijden van doping in de sport, (b) het uitvoeren van het dopingcontroleproces, (c) het verzamelen en onderzoeken van informatie over mogelijke overtredingen van een dopingreglement, (d) het geven van voorlichting over doping, (e) andere door Onze Minister opgedragen taken die verband houden met het bestrijden van toepassing van doping in de sport.
tuchtrechtelijke behandeling, en onderzoeken of procedures met betrekking tot
schendingen van artikel 52 lid 1.
1.26. Dopingcontroleofficial: een door de dopingcontrole-uitvoerende organisatie
benoemde en getrainde persoon die is belast met de gedelegeerde bevoegdheid voor de uitvoering van de dopingcontrole.
1.27. Dopingcontrole-uitvoerende organisatie: de instantie of organisatie die met de
uitvoering van een dopingcontrole is belast.
1.28. Dopinglijst: de als bijlage van dit reglement deel uitmakende, door WADA als de
Prohibited List International Standard vastgestelde lijst met verboden stoffen en
verboden methoden.
1.29. Dopingovertreding: een overtreding van een dopingreglement.
1.30. Dopingreglement: (i) het door of namens6 de Bond vastgestelde dopingreglement
met de door WADA of de Dopingautoriteit vastgestelde bijlagen7 (hierna: dit
reglement), en (ii) een door een ADO of andere instantie, dan wel organisatie
vastgesteld dopingreglement, ook al is dit dopingreglement bij de desbetreffende
ADO of andere instantie, dan wel organisatie, anders genaamd. Door een
overheid of wetgever vastgestelde regels inzake doping worden voor de
toepassing van dit reglement ook beschouwd als dopingreglement.
1.31. Dopingzaak: een mogelijke dopingovertreding.
1.32. Drugs: voor de toepassing van Titel IX en Titel X vallen onder drugs die verboden
stoffen die op de dopinglijst specifiek als ‘drugs’ (‘Substances of Abuse’ in de oorspronkelijke Engelse versie van de dopinglijst) zijn aangemerkt. Voor deze
drugs geldt dat er buiten de context van sport in de maatschappij regelmatig
misbruik van wordt gemaakt.
1.33. Evenement: een reeks individuele of afzonderlijke wedstrijden die
gemeenschappelijk wordt georganiseerd onder verantwoordelijkheid van één koepel of organisatie, bijvoorbeeld een internationale federatie, of een nationale
sportbond.8
1.34. Internationaal evenement: een evenement of een wedstrijd georganiseerd door of
onder auspiciën van het IOC, het IPC, een internationale federatie of een andere
internationale sportorganisatie (zoals de continentale organen die zijn
aangesloten bij internationale federaties of bij het IOC, en andere internationale
organisaties voor meerdere sporten die optreden als bestuursorgaan van een continentaal of regionaal evenement).
1.35. International-Level Athlete: sporter die op internationaal niveau een sport
beoefent, volgens de definitie van de verantwoordelijke internationale federatie,
in overeenstemming met de International Standard for Testing and Investigations
(ISTI).
1.36. International Standard: door WADA vastgestelde internationale standaard
behorend bij de World Anti-Doping Code, waaronder in ieder geval: de Prohibited
List International Standard (de dopinglijst), de ISTI, de ISL, de ISTUE, de
International Standard for Results Management (ISRM), de International
Standard for Education (ISE), de International Standard for Code Compliance by
Signatories (ISCCS) en de International Standard for the Protection of Privacy
and Personal Information (ISPPPI). De International Standards zijn van
toepassing op dit reglement en worden geacht hiervan deel uit te maken. De bij
een International Standard behorende Technical Documents worden geacht
onderdeel uit te maken van de betreffende International Standard.
1.37. Lid: de natuurlijk persoon die, via lidmaatschap, licentie, overeenkomst,
deelname aan een wedstrijd (van de Bond of een internationale federatie) of op
andere wijze, is gebonden aan de statuten, reglementen en besluiten van de
Bond, dan wel van een bij de Bond aangesloten rechtspersoon. Als lid worden
6 Voor bonden die voor doping bij het Instituut Sportrechtspraak (ISR) zijn aangesloten, stelt het ISR namens
de Bond het Dopingreglement vast. 7 De bijlagen worden gepubliceerd op de website van de Dopingautoriteit: www.dopingautoriteit.nl. 8 Voorbeelden van evenementen zijn: de Olympische Spelen, de Paralympische Spelen, een
Wereldkampioenschap en een Europees Kampioenschap.
tevens beschouwd in de sport of de Bond actieve of werkzame personen
(bijvoorbeeld personen die actief of werkzaam zijn voor een binnen de Bond
actieve vereniging of voor een team dat uitkomt in een sport), die niet via
lidmaatschap, licentie of enige overeenkomst zijn aangesloten bij de Bond.
1.38. Marker: een stof of groep van stoffen of biologische variabelen, die duidt of
duiden op het gebruik van een verboden stof en/of de toepassing van een
verboden methode.
1.39. Minderjarige: een persoon die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt.
1.40. Monster: enig biologisch materiaal (inclusief DNA-dragend materiaal), zoals urine, bloed, zweet of speeksel, dat is verzameld ten behoeve van het
dopingcontroleproces.
1.41. National-Level Athlete: sporters die zijn opgenomen in de RTP.
1.42. Nationale Anti-Doping Organisatie (NADO): de door elk land aangewezen
instantie met de primaire bevoegdheid en verantwoordelijkheid om dopingregels
vast te stellen en toe te passen, dopingcontroles aan te sturen en uit te voeren,
de controleresultaten te beheren en op nationaal niveau hoorzittingen te
organiseren.
1.43. Nationaal evenement: een sportevenement of wedstrijd waarin International-
Level Athletes en/of National-Level Athletes participeren dat geen internationaal
evenement is.
1.44. Ondertekenaar: een Anti-Doping Organisatie die de World Anti-Doping Code heeft
aanvaard en daarmee heeft toegezegd deze Code te implementeren.9
1.45. Persoon: een natuurlijke persoon of een organisatie of andere instantie.
1.46. Poging: opzettelijk gedrag vertonen dat een essentiële stap vormt in de richting
van gedrag dat bedoeld is om te leiden tot een dopingovertreding. Een poging
vormt geen dopingovertreding, indien het lid afziet van de poging voordat deze
wordt ontdekt door een derde partij die niet bij de poging is betrokken.
1.47. Recreatieve sporter: (a) sporters die niet vallen onder de definitie van
International-Level Athlete en/of National-Level Athlete, (b) sporters die niet
(gaan) deelnemen of hebben deelgenomen aan wedstrijden die de
Dopingautoriteit als nationaal kwalificeert10, en (c) sporters die in de periode van
vijf jaar voorafgaand aan het begaan van een dopingovertreding, niet hebben
behoord tot een van de volgende categorieën: (i) sporters van internationaal
niveau, (ii) sporters die zijn opgenomen in een RTP die wordt beheerd door een
internationale federatie of een NADO (inclusief de Dopingautoriteit) en (iii)
sporters die een land hebben vertegenwoordigd in een internationaal evenement
in een open categorie.
1.48. Registered testing pool (RTP): een door de Dopingautoriteit, een andere NADO of
internationale federatie vastgestelde groep sporters.
1.49. Schuld: elk plichtsverzuim en/of elk gebrek aan zorgvuldigheid die in een
bepaalde situatie passend is.
1.50. Selecteren: het selecteren van een lid voor een dopingcontrole. Selectie kan
geschieden op basis van loting, wedstrijdresultaten, dan wel elke andere door een
ADO te bepalen wijze.
1.51. Specifieke stof: de als zodanig aangemerkte (categorieën van) stoffen op de
dopinglijst.11
1.52. Teamsport: een sport waarbij het vervangen van deelnemers tijdens een wedstrijd is toegestaan.
1.53. Technical Document: door WADA vastgesteld en gepubliceerd document,
waarnaar wordt verwezen in een International Standard, dat inzake specifieke
technische onderwerpen verplichte specificaties bevat.
9 Ondertekenaars worden door WADA en de World Anti-Doping Code aangeduid als zogenaamde ‘(Code) Signatories’, en worden door WADA aan het overzicht van ‘Code Signatories’ toegevoegd. 10 De Dopingautoriteit zal deze lijst op haar website publiceren met als aanduiding voor deze categorie
wedstrijden: ‘wedstrijden nationaal niveau B’. 11 De Engelstalige dopinglijst hanteert voor de term ‘specifieke stoffen’ de volgende term: specified substances.
1.54. Testproces: het onderdeel van het dopingcontroleproces dat (i) de planning van
de dopingcontrole(s), (ii) de aanwijzing ter dopingcontrole, (iii) de afname van
het monster, (iv) de verwerking van het monster, alsmede (v) het transport van
het monster naar het laboratorium omvat.
1.55. Tuchtcollege: het orgaan of college, inclusief het CAS, dat op grond van dit
reglement, de statuten en/of een (ander) reglement van de Bond of een ADO,
bevoegd is tuchtrecht te spreken.
1.56. Uitsluiting: sanctie waarbij de betrokkene gedurende een bepaalde
periode aan geen enkele wedstrijd, competitie, evenement of andere activiteit mag deelnemen, en in geen enkele hoedanigheid mag acteren of participeren.
1.57. Verboden methode: een methode die op de dopinglijst is beschreven.
1.58. Verboden stof: een stof, dan wel een categorie stoffen, die op de dopinglijst is
beschreven.
1.59. Vervallen wedstrijdresultaten: het ongeldig verklaren van de individuele
resultaten van de betrokkene met betrekking tot een bepaalde wedstrijd,
competitie of evenement, met alle daaruit voortvloeiende consequenties zoals het
teruggeven van medailles, prijzen(geld) en het verliezen van punten.
1.60. Vervuild product: een product dat een verboden stof bevat (i) die niet staat
vermeld op het etiket en (ii) die niet wordt genoemd in informatie die beschikbaar
is via een redelijke zoekinspanning op internet.
1.61. Voorlopige hoorzitting: een hoorzitting die plaatsvindt in het kader van een
opgelegde ordemaatregel, en die is bedoeld is om de betrokkene de gelegenheid te geven om schriftelijk of mondeling te worden gehoord.12
1.62. Wedstrijd: een enkele race, match of spel, of een afzonderlijk nummer of
onderdeel.13
1.63. Whereabouts-fout: een conform de ISTI of de Whereabouts-bijlage vastgestelde
foutieve inzending of missed test.14
1.64. Whereabouts-gegevens: de in de ISTI en de Whereabouts-bijlage bedoelde
gegevens, die een lid dat is opgenomen in de RTP, aan de Dopingautoriteit of een
andere ADO dient te verschaffen.
1.65. World Anti-Doping Code: de actuele door WADA vastgestelde World Anti-Doping
Code, waarop dit reglement is gebaseerd.
Waar dit reglement begrippen in enkelvoud weergeeft, geldt ook de meervoudvorm van
dat begrip en omgekeerd, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.
Waar dit reglement bepalingen in het heden stelt, geldt de bepaling ook voor
gebeurtenissen in het verleden, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.
De door WADA vastgestelde documenten kunnen worden geraadpleegd op: www.wada-
ama.org.
Artikel 2 Doping
2.1. In dit reglement wordt onder doping verstaan de overtredingen zoals vermeld in
artikel 3 tot en met artikel 13.
2.2. Elk lid en begeleidend personeel wordt geacht de inhoud van dit reglement en de
bij dit reglement behorende bijlagen te kennen, te weten wanneer sprake is van
een dopingovertreding, alsmede bekend te zijn met de door de dopinglijst
beschreven (categorieën van) verboden stoffen en verboden methoden. Ieder lid
12 De voorlopige hoorzitting houdt geen volledige behandeling en beoordeling van de feiten van de zaak in. 13 Voorbeelden van wedstrijden zijn: een voetbal- of basketbalwedstrijd, of de finale van de Olympische 100 meter hardlopen in atletiek. Voor etappekoersen en andere sportcompetities waar dagelijks of op een andere tussentijdse basis, prijzen worden toegekend, wordt in de reglementen van de betreffende internationale federaties voorzien in het verschil tussen een wedstrijd en een evenement. 14 De in de ISTI gebruikte term voor foutieve inzending is ‘filing failure’.
is verplicht zich op de hoogte te houden van de geldige dopinglijst, zoals
gepubliceerd op de websites van WADA en de Dopingautoriteit.
2.3. Elk lid en begeleidend personeel dient zich op de hoogte te stellen van de inhoud
van dit reglement en de bij dit reglement behorende bijlagen. Bij deelname aan
een internationaal evenement of een wedstrijd of evenement in het buitenland
dient een lid zich voorafgaand aan deze deelname op de hoogte te stellen van de
voor de betreffende wedstrijd of evenement geldende regels en procedures inzake doping(controles).
2.4. Voor artikel 3 en artikel 4 geldt dat risicoaansprakelijkheid van toepassing is. Dit
wil zeggen dat het voor het vaststellen van een overtreding van artikel 3 of artikel
4 niet noodzakelijk is dat zijdens de betrokkene opzet, schuld, nalatigheid of
bewust gebruik wordt aangetoond.
Titel II Dopingovertredingen
Artikel 3 Aanwezigheid
3.1. De aanwezigheid van een verboden stof en/of een verboden methode, de
afbraakproducten daarvan en/of markers in een monster van een lid vormt een
dopingovertreding.
3.2. Met uitzondering van die stoffen waarvoor een beslissingswaarde geldt op basis
van de dopinglijst en/of een Technical Document, is bij elke gerapporteerde
aanwezigheid van een verboden stof, een verboden methode, een afbraakproduct
daarvan en/of een marker in een monster van een lid, sprake van een
dopingovertreding.
3.3. De dopinglijst, International Standards of Technical Documents kunnen speciale
criteria bevatten voor het rapporteren van of de beoordeling van (de
aanwezigheid van en/of de aangetroffen hoeveelheid van) bepaalde verboden
stoffen.
3.4. Van voldoende bewijs voor een overtreding van artikel 3 is sprake:
a. bij aanwezigheid van een verboden stof of afbraakproducten of markers
daarvan in het A-monster van een betrokkene waarbij de betrokkene heeft
afgezien van het laten analyseren van het B-monster en het B-monster niet
wordt geanalyseerd;
b. wanneer het B-monster van een betrokkene wordt geanalyseerd en deze
analyse de aanwezigheid van de in diens A-monster gevonden verboden stof
of afbraakproducten of markers daarvan, bevestigt;
c. wanneer het A-monster of B-monster in twee delen is gedeeld, en de analyse
van het tweede deel van het gesplitste monster de aanwezigheid van de in het
eerste deel van het gesplitste monster gevonden verboden stof of
afbraakproducten of markers daarvan bevestigt; en/of
d. wanneer de betrokkene afziet van analyse van het tweede deel van het
gesplitste monster.
3.5. De Dopingautoriteit heeft het recht het B-monster te laten analyseren, ook als de
betrokkene afziet van het laten analyseren van het B-monster.
3.6. Het is de persoonlijke plicht van elk lid ervoor te zorgen dat geen verboden
stoffen, verboden methoden, de afbraakproducten daarvan en/of markers in zijn
lichaam binnenkomen. Leden zijn verantwoordelijk voor alle verboden stoffen,
verboden methoden, de afbraakproducten daarvan en/of markers, die worden
aangetroffen in hun monsters. Dientengevolge hoeft geen opzet, schuld,
nalatigheid van of bewust gebruik zijdens een lid te worden aangetoond om een
overtreding inzake artikel 3 te kunnen vaststellen.
3.7. Bij elke aanwezigheid van een verboden stof, een verboden methode, een
afbraakproduct daarvan en/of een marker in een monster van een lid, is sprake van een overtreding inzake artikel 3, ongeacht wanneer de betreffende verboden
stoffen en/of verboden methoden zijn ingenomen, gebruikt of toegediend.
Artikel 4 Gebruik
4.1. Gebruik of poging tot het gebruik van een verboden stof of een verboden methode
vormt een dopingovertreding. Het slagen of mislukken van (de poging tot) het
gebruik van een verboden stof of verboden methode is niet relevant voor de
beoordeling of sprake is van een dopingovertreding.
4.2. Onder gebruik wordt verstaan: het gebruiken, aanbrengen, innemen, injecteren,
aanwenden of op wat voor wijze dan ook tot zich nemen van een verboden stof
en/of een verboden methode.
4.3. Van voldoende bewijs voor een overtreding van artikel 4 is in ieder geval sprake:
a. bij aanwezigheid van een verboden stof of afbraakproducten of markers
daarvan in het A-monster van een betrokkene waarbij de betrokkene heeft
afgezien van het laten analyseren van het B-monster en het B-monster niet
wordt geanalyseerd;
b. wanneer het B-monster van een betrokkene wordt geanalyseerd en deze
analyse de aanwezigheid van de in het A-monster van de betrokkene
gevonden verboden stof of afbraakproducten of markers daarvan bevestigt;
c. indien sprake is van (i) betrouwbare analytische gegevens afkomstig van het
A-monster of het B-monster en (ii) een afdoende verklaring kan worden
gegeven voor het ontbreken van bevestiging in het andere monster.
4.4. Onverminderd het gestelde in artikel 4 lid 3 kan gebruik of poging tot het gebruik
van een verboden stof of een verboden methode in ieder geval worden
aangetoond met betrouwbare bewijsmiddelen, zoals bekentenissen,
getuigenverklaringen, schriftelijk bewijs, conclusies van longitudinale profielen,
inclusief gegevens verzameld in het kader van het biologisch paspoort, of andere
analytische informatie, ook als die analytische informatie niet voldoet aan alle
vereisten om als zelfstandig bewijsmiddel een overtreding van artikel 3 aan te
tonen.
4.5. Het is de persoonlijke plicht van elk lid ervoor te zorgen dat geen verboden
stoffen, verboden methoden, afbraakproducten daarvan en/of markers zijn
lichaam binnenkomen, en geen verboden methode wordt gebruikt.
Dientengevolge hoeft geen opzet, schuld, nalatigheid van of bewust gebruik door
een betrokkene te worden aangetoond om een dopingovertreding te kunnen
vaststellen. Om een poging tot gebruik van een verboden stof of een verboden
methode te kunnen vaststellen, dient wel opzet zijdens de betrokkene te worden
aangetoond.
Artikel 5 Gebrekkige medewerking
5.1. Het ontwijken van het testproces vormt een dopingovertreding.
5.2. Het zonder zwaarwegende reden weigeren medewerking te verlenen aan, of
nalaten zich te onderwerpen aan het testproces na daartoe (mondeling of
schriftelijk) te zijn aangewezen, vormt een dopingovertreding.
Artikel 6 Whereabouts-fouten
6.1. Elke combinatie van drie missed tests en/of foutieve inzendingen, zoals
gedefinieerd in de ISRM, door een lid dat is opgenomen in een RTP, binnen een
periode van twaalf maanden, vormt een dopingovertreding.
6.2. Voor leden die zijn opgenomen in een RTP gelden de verplichtingen zoals die zijn
omschreven in de ISTI en de Whereabouts-bijlage.
Artikel 7 Manipulatie
7.1. Manipuleren of poging tot manipuleren, vormt een dopingovertreding.
7.2. Van manipulatie is sprake bij opzettelijk gedrag dat het dopingcontroleproces
ondermijnt, doch niet valt onder de omschrijving van verboden methoden op de
dopinglijst.
7.3. Onder manipuleren wordt in ieder geval verstaan:
a. gedrag dat het dopingcontroleproces ondermijnt;
b. het aanbieden of aanvaarden van steekpenningen om een handeling te
verrichten of na te laten;
c. het beletten van het afnemen van een monster;
d. het beïnvloeden of onmogelijk maken van de analyse van een monster;
e. het vervalsen van bij een ADO, dispensatiecommissie of tuchtcollege
ingediende documenten;
f. het verkrijgen van een valse verklaring van een getuige;
g. het begaan van (andere) frauduleuze handelingen tegenover een ADO of een
tuchtcollege om het resultaatmanagement of het opleggen van consequenties
te beïnvloeden;
h. elke andere vergelijkbare opzettelijke belemmering of poging tot belemmering
van enig aspect van de dopingcontroleproces;
i. het beïnvloeden van voedingssupplementen of andere producten;15
j. het op enigerlei wijze vervalsen van een dispensatie(verzoek) en/of het op
onjuiste wijze beïnvloeden en/of achterhouden van informatie die van belang
is of kan zijn voor een dispensatie(verzoek); en/of
k. vergelijkbare handelingen.
7.4. (Poging tot) manipuleren vormt een dopingovertreding, ongeacht de
omstandigheid dat de dopingcontrole waarbij de (poging tot) manipulatie heeft
plaatsgevonden, correct is uitgevoerd.
Artikel 8 Bezit
8.1. Bezit: a. van een buiten wedstrijdverband verboden stof of verboden methode; en
15 Bijvoorbeeld met als oogmerk te verklaren hoe een verboden stof of afbraakproducten of markers daarvan, in het lichaam van een betrokkene terecht is gekomen.
b. binnen wedstrijdverband van enige binnen wedstrijdverband verboden stof of
verboden methode,
vormt een dopingovertreding, tenzij het lid (i) aantoont dat het bezit in
overeenstemming is met een conform de Code verleende dispensatie of dit lid (ii) een andere acceptabele rechtvaardiging kan verschaffen.
8.2. Bezit binnen wedstrijdverband van een verboden stof of een verboden methode
door begeleidend personeel vormt een dopingovertreding, tenzij het begeleidend
personeel:
a. aantoont dat het bezit in overeenstemming is met een conform de Code aan
een lid of sporter verleende dispensatie; of
b. een andere acceptabele rechtvaardiging kan verschaffen.
8.3. Bezit buiten wedstrijdverband van een verboden stof of een verboden methode
die buiten wedstrijdverband verboden door begeleidend personeel gerelateerd
aan een (i) sporter, (ii) wedstrijd of (iii) training, vormt een dopingovertreding, tenzij het begeleidend personeel:
a. aantoont dat het bezit in overeenstemming is met een conform de Code aan
een lid of sporter verleende dispensatie; of
b. een andere acceptabele rechtvaardiging kan verschaffen.
8.4. Er is sprake van bezit wanneer:
a. een lid (i) het eigenlijke, fysieke bezit heeft van een verboden stof en/of een
verboden methode, (ii) de intentie heeft het eigenlijke, fysieke bezit van een
verboden stof en/of een verboden methode te verkrijgen en/of (iii) het lid de
intentie heeft controle over de verboden stof en/of de verboden methode te
verkrijgen;
b. uitsluitend een lid controle heeft over de verboden stof en/of de verboden
methode dan wel het terrein of de plaats waar de verboden stof en/of
verboden methode zich bevindt, maar geen sprake is van het eigenlijke,
fysieke bezit als bedoeld in artikel 8 lid 4 sub a;
c. niet uitsluitend een lid controle heeft over de verboden stof en/of verboden
methode dan wel het terrein of de plaats waar de verboden stof en/of
verboden methode zich bevindt, maar het lid zich bewust was van de
aanwezigheid van de verboden stof en/of verboden methode en de bedoeling
had daarover macht uit te oefenen; en/of
d. een lid een of meer verboden stoffen en/of verboden methoden heeft
aangeschaft, verworven of gekocht, via het internet en/of op andere wijze.
8.5. Voor de toepassing van dit reglement wordt de aankoop van een verboden stof
gelijk gesteld met bezit, ook indien de verboden stof de koper niet (heeft) bereikt,
bijvoorbeeld omdat het product niet aankomt, door iemand anders wordt
ontvangen of naar het adres van een derde wordt gestuurd.
8.6. Enkel en alleen bezit vormt geen dopingovertreding indien het lid voorafgaand aan
het door hem ontvangen van enige kennisgeving omtrent een dopingzaak inzake
bezit concrete actie heeft ondernomen die aantoont dat (i) het nimmer zijn
intentie is geweest de bewuste verboden stof en/of verboden methode te
bezitten; en (ii) hij afstand heeft gedaan van zijn bezit door dit specifiek bij de
Dopingautoriteit of een andere ADO te melden.
Artikel 9 Handel
9.1. Handel of poging tot handel in enige verboden stof en/of verboden methode
vormt een dopingovertreding.
9.2. Onder handel wordt verstaan het fysiek, elektronisch en/of op enige andere wijze
aan of naar een derde verkopen, geven, verstrekken, vervoeren, verzenden,
leveren, verspreiden van een of meer verboden stoffen of verboden methoden, of
het in bezit hebben voor een van deze doeleinden, van een of meer verboden
stoffen of verboden methoden.
9.3. Er is geen sprake van een overtreding wegens handel indien het handelingen
betreft door te goeder trouw handelend medisch personeel met betrekking tot een verboden stof of een verboden methode die wordt gebruikt (i) voor oprechte
en legale therapeutische doeleinden of (ii) om een andere aanvaardbare reden.
9.4. Er is geen sprake van een overtreding wegens handel indien het handelingen
betreft met betrekking tot een verboden stof die niet verboden is buiten
wedstrijdverband, tenzij het geheel der omstandigheden aantoont dat deze
verboden stof (a) niet bedoeld is voor oprechte en legale therapeutische
doeleinden, dan wel (b) beoogt de sportprestatie te verbeteren.
Artikel 10 Toediening
10.1. Toediening of poging tot toediening aan een lid, op enig moment of enige plaats,
van een buiten wedstrijdverband verboden stof of verboden methode vormt een
dopingovertreding.
10.2. Toediening of poging tot toediening binnen wedstrijdverband aan een lid van een
binnen wedstrijdverband verboden stof en/of verboden methode, vormt een
dopingovertreding.
10.3. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder toediening verstaan:
a. het toedienen (waaronder in ieder geval, doch niet uitsluitend, dient te
worden begrepen: injecteren en infuseren) van een verboden stof en/of
verboden methode aan een persoon;
b. het geven, voorzien van, leveren, verschaffen, bezorgen en/of verstrekken van een verboden stof of een verboden methode;
c. het houden van toezicht op (een poging tot) het gebruik door een andere
persoon van een verboden stof of een verboden methode;
d. het faciliteren van (een poging tot) het gebruik door een andere persoon van
een verboden stof of een verboden methode; en
e. het anderszins deelnemen aan (een poging tot) het gebruik door een andere
persoon van een verboden stof of verboden methode.
10.4. Er is geen sprake van een overtreding wegens toediening indien het handelingen
betreft door te goeder trouw handelend medisch personeel met betrekking tot
een verboden stof of een verboden methode die wordt gebruikt (i) voor oprechte
en legale therapeutische doeleinden of (ii) om een andere aanvaardbare reden.
10.5. Er is geen sprake van een overtreding wegens toediening indien het handelingen
betreft met betrekking tot een verboden stof die niet verboden is buiten
wedstrijdverband, tenzij het geheel der omstandigheden aantoont dat deze
verboden stof niet bedoeld is voor oprechte en legale therapeutische doeleinden,
dan wel beoogd is om de sportprestatie te verbeteren.
Artikel 11 Medeplichtigheid
11.1. Het hulp verlenen aan, steunen van of bij, het assisteren bij, het meewerken aan,
het bijstaan in, het stimuleren van, het bevorderen van, het aanmoedigen tot, het
helpen bij, het aanzetten tot, het aanstoken tot, het samenzweren tot, het
samenwerken bij, het verhullen van, het verdoezelen van, en/of elke (andere)
vorm van opzettelijke medeplichtigheid aan of bij:
a. (het begaan van) een dopingovertreding;
b. een poging tot (het begaan van) een dopingovertreding; en/of
c. het door een betrokkene niet naleven van het gestelde in artikel 52 lid 1,
vormt een dopingovertreding. (Poging tot) medeplichtigheid kan zowel fysieke
als psychologische ondersteuning omvatten.
11.2. Een poging tot medeplichtigheid vormt een dopingovertreding.
11.3. Het door begeleidend personeel of een ander lid ondersteunen van een
betrokkene bij het overtreden van het gestelde in artikel 52 lid 1 vormt
een dopingovertreding (van artikel 11).
Artikel 12 Verboden samenwerking
12.1. Samenwerking door een lid hetzij beroepshalve, hetzij in een sportgerelateerde
hoedanigheid, met begeleidend personeel dat een periode van uitsluiting is
opgelegd wegens het begaan van een dopingovertreding, welke periode van uitsluiting nog niet is verstreken, vormt een dopingovertreding. De periode
gedurende welke deze overtreding kan plaatsvinden, is gelijk aan de periode van
uitsluiting die aan het betreffende begeleidend personeel is opgelegd.
12.2. Samenwerking door een lid hetzij beroepshalve, hetzij in een sportgerelateerde
hoedanigheid, met begeleidend personeel dat (i) niet onder de jurisdictie van een
ADO valt, en (ii) in een strafrechtelijke of tuchtrechtelijke procedure is
veroordeeld voor, of schuldig bevonden is aan, handelingen die een
dopingovertreding zouden hebben gevormd indien de desbetreffende persoon wel
onder de jurisdictie van een ADO had gevallen, vormt een dopingovertreding.
12.3. Voor de toepassing van artikel 12 lid 2 leidt de in die bepaling bedoelde
veroordeling of schuldig bevinding tot de uitsluiting van het betreffende
begeleidend personeel, welke uitsluiting inhoudt dat het de in het vorige lid
bedoelde leden niet is toegestaan met dit begeleidend personeel samen te
werken. Deze uitsluiting, gedurende welke de in het vorige lid bedoelde
overtreding kan plaatsvinden, bedraagt de langste van de volgende perioden:
a. zes jaar te rekenen vanaf de uitspraak in de strafrechtelijke of
tuchtprocedure; of
b. de duur van de in de strafrechtelijke of tuchtprocedure opgelegde sanctie.
12.4. Samenwerking door een lid hetzij beroepshalve, hetzij in een sportgerelateerde
hoedanigheid, met begeleidend personeel dat optreedt als stroman, tussenpersoon of bemiddelaar voor begeleidend personeel als bedoeld in artikel
12 lid 1 of artikel 12 lid 2, vormt een dopingovertreding.
12.5. Teneinde een overtreding van artikel 12 aan te tonen moet de Bond of de
Dopingautoriteit aantonen dat het lid wist dat het begeleidend personeel een
uitsluiting was opgelegd zoals bedoeld in artikel 12 lid 1 of artikel 12 lid 2.
12.6. Het is aan het lid om aan te tonen dat enige samenwerking met begeleidend
personeel dat valt onder het gestelde in artikel 12 lid 1 en/of artikel 12 lid 2, niet
beroepsmatig of sportgerelateerd is en/of dat die samenwerking redelijkerwijs
niet kon worden vermeden.
12.7. Indien de Bond beschikt over informatie inzake begeleidend personeel dat voldoet
aan een van de in artikel 12 lid 1, artikel 12 lid 2 en/of artikel 12 lid 4 genoemde
criteria, dient de Bond deze informatie direct door te geven aan de
Dopingautoriteit.
12.8. Indien de Dopingautoriteit beschikt over informatie inzake begeleidend personeel
dat voldoet aan een van de in artikel 12 lid 1, artikel 12 lid 2 en/of artikel 12 lid 4
genoemde criteria, dient de Dopingautoriteit deze informatie door te geven aan
WADA.
12.9. Vormen van op grond van dit artikel verboden samenwerking zijn, onder meer:
a. het inwinnen van trainings-, strategisch, technisch, voedings- of medisch
advies;
b. het verkrijgen van (i) een therapie, (ii) een behandeling of (iii) voorschriften;
c. het aanbieden van monsters voor analyse; en/of
d. toestaan dat als zaakwaarnemer, agent of vertegenwoordiger wordt
opgetreden.
12.10. Voor het vaststellen dat sprake is van een verboden samenwerking hoeft geen
sprake te zijn van enige vorm van vergoeding.
Artikel 13 Ontmoediging
13.1. Elke handeling waarmee een persoon wordt bedreigd of geïntimideerd met als
doel deze persoon ervan te weerhouden te goeder trouw informatie in verband
met een vermeende dopingovertreding of vermeende niet-naleving van de Code
te melden bij WADA, een ADO, de politie, een regelgevende of tuchtrechtelijke
instantie, een tuchtcollege of een persoon die voor WADA of een ADO onderzoek
verricht, vormt een dopingovertreding.
13.2. Onder ontmoediging vallen:
a. alle handelingen van een lid om dergelijke meldingen te ontmoedigen en/of
represailles te nemen tegen de melder. Dergelijke handelingen kunnen tevens
een overtreding vormen van artikel 7 (manipulatie); en
b. represailles tegen een persoon die te goeder trouw bewijs of informatie in
verband met een vermeende dopingovertreding of vermeende niet-naleving
van de Code heeft verstrekt aan WADA, een ADO, de politie, een
regelgevende of tuchtrechtelijke instantie, een tuchtcollege, of een persoon die voor WADA of een ADO onderzoek verricht.
13.3. Voor de toepassing van dit artikel vallen onder represailles, bedreiging en
intimidatie alle handelingen tegen een persoon die niet te goeder trouw zijn of als
buitenproportionele reactie kunnen worden beschouwd.
Titel III Verboden stoffen en verboden methoden
Artikel 14 Dopinglijst
14.1. De geldige dopinglijst is steeds de meest recente door WADA vastgestelde en in werking getreden dopinglijst. De dopinglijst noch enige op deze lijst voorkomende
categorie, indeling, stof of methode kunnen in het kader van een dopingzaak ter
discussie worden gesteld.
14.2. Een nieuwe dopinglijst treedt als zodanig in werking op de daarvoor door WADA
bepaalde datum.
14.3. Indien de dopinglijst spreekt over ADO’s, betreft het voor de toepassing van dit
reglement de Dopingautoriteit, tenzij andere ADO’s (ook) bevoegd zijn.
14.4. Indien in (de toepassing van) dit reglement wordt gesproken van een verboden stof vallen hieronder, indien van toepassing, tevens de aan deze
verboden stof gerelateerde precursors, afbraakproducten en markers.
14.5. Voor de toepassing van Titel IX en Titel X zijn alle verboden stoffen specifieke
stoffen, tenzij anders vermeld op de dopinglijst. Een verboden methode is geen
specifieke methode, tenzij een verboden methode uitdrukkelijk als een specifieke
methode op de dopinglijst is aangemerkt.16
14.6. Het besluit van WADA over (i) de verboden stoffen en verboden methoden die op
de dopinglijst worden opgenomen, (ii) de indeling van stoffen in categorieën van
de dopinglijst, (iii) de classificatie van een stof als altijd of alleen binnen
wedstrijdverband verboden, (iv) de classificatie van een stof of methode als een
specifieke stof, specifieke methode of als drugs, is definitief en bindend.
Dientengevolge kan hier door een lid, sporter of andere persoon geen bezwaar
tegen worden gemaakt, waaronder (maar niet beperkt tot) enig bezwaar dat is
gebaseerd op het argument dat de stof of methode geen maskeringsmiddel is
en/of niet voldoet aan een of meer van de in de World Anti-Doping Code
genoemde criteria om een stof of methode op de dopinglijst op te nemen.
Artikel 15 Dispensaties
15.1. De aanwezigheid van een verboden stof of afbraakproducten of markers daarvan
en/of het gebruik of een poging tot gebruik, bezit of toediening of poging tot
toediening van een verboden stof of een verboden methode wordt niet gezien als
een dopingovertreding indien verenigbaar met de voorwaarden van een
dispensatie die in overeenstemming met de ISTUE is afgegeven.
15.2. De Dispensatiebijlage bevat nadere regels, voorwaarden en beperkingen inzake het verkrijgen en de geldigheid van een dispensatie.
15.3. Leden zijn gebonden aan besluiten van de Geneesmiddelen Dispensatie
Sporter (GDS)-commissie zoals beschreven in de Dispensatiebijlage.
15.4. De GDS-commissie voert haar taken uit op basis van de Dispensatiebijlage. De
Dopingautoriteit stelt deze commissie in. Samenstelling, werkwijze,
besluitvorming en andere noodzakelijke aspecten met betrekking tot de GDS-
commissie worden bepaald door de Dopingautoriteit, voor zover deze aspecten
niet zijn bepaald in de Dispensatiebijlage.
16 Specifieke methoden zijn de als zodanig aangemerkte (categorieën van) methoden op de dopinglijst. De Engelse term is: ’specified methods’.
Titel IV Anti-Doping Activiteiten
Artikel 16 Anti-Dopingactiviteiten
16.1. De World Anti-Doping Code verstaat onder anti-doping activiteiten: anti- dopingvoorlichting, het plannen van de verdeling van dopingcontroles, het
beheren van een RTP, het beheer van biologische paspoorten, de werkzaamheden
in het kader van het uitvoeren van dopingcontroles, het organiseren van de
analyse van monsters, het verzamelen van informatie en het uitvoeren van
onderzoeken, het verwerken van dispensatieverzoeken, resultaatmanagement, hoorzittingen, het monitoren en handhaven van de naleving van eventueel
opgelegde consequenties en alle andere door of namens een ADO te verrichten
activiteiten met betrekking tot anti-doping zoals omschreven in de World Anti-
Doping Code en/of de International Standards.
16.2. De Bond is verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van dit
reglement, de World Anti-Doping Code, alsmede de International Standards. De
bond is verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de ISE, alsmede de daaruit voortvloeiende (voorlichtings)activiteiten van de Dopingautoriteit.
16.3. Handhaving van de in dit reglement gestelde verboden vindt plaats door middel
van het uitvoeren van dopingcontroles, alsmede door het doen aan opsporing en
het doen van onderzoek.
16.4. Dopingcontroles zijn gericht op het verkrijgen van analytisch bewijs en informatie
in het kader van het toezicht op de naleving van (met name maar niet alleen)
overtredingen van artikel 3 (aanwezigheid) en artikel 4 (gebruik).
Dopingcontroles hebben tevens tot doel het voorkomen en afschrikken van
dopinggebruik.
16.5. ADO’s zijn bevoegd onderzoek te doen naar dopingzaken. Zij kunnen hierbij
gebruik maken van analytische en niet-analytische informatie en gegevens.
Artikel 17 Opsporing en onderzoek
17.1. De Dopingautoriteit verzamelt, beoordeelt en verwerkt informatie uit alle
relevante en beschikbare bronnen, ten behoeve van het uitvoeren van
dopingcontroles en/of het doen van onderzoek naar mogelijke
dopingovertredingen. De ISTI stelt nadere regels inzake het doen van onderzoek.
De Dopingautoriteit is bevoegd informatie, waaronder persoonsgegevens, te
verzamelen en te onderzoeken over mogelijke overtredingen van een
dopingreglement.
17.2. De Dopingautoriteit kan in het kader van het onderzoeken van een of meer
dopingzaken, informatie uitwisselen met (internationale) sportorganisaties,
buitenlandse ADO’s, WADA en met (internationale) opsporingsinstanties en
justitiële instellingen.
17.3. Ieder lid is verplicht mee te werken aan een onderzoek van de Dopingautoriteit naar dopinggeruchten en vermeende dopingzaken.
17.4. Leden kunnen dopingzaken en elke inlichting of informatie inzake een mogelijke
dopingovertreding, melden bij de Dopingautoriteit of de Bond. De Bond is
verplicht dergelijke meldingen binnen veertien dagen, te rekenen vanaf de dag
dat de melding door de Bond is ontvangen, te melden bij de Dopingautoriteit.
17.5. Indien uit eigen onderzoek van de Bond en/of een bondsfunctionaris blijkt dat
mogelijk sprake is van een dopingzaak, dient de Bond, respectievelijk de
bondsfunctionaris, dit zo spoedig mogelijk te melden bij de Dopingautoriteit.
17.6. De Dopingautoriteit is gerechtigd op elk moment:
a. een heranalyse en/of een additionele analyse van het monster van de
betrokkene uit te laten voeren;
b. door de betrokkene geproduceerde urine of afgestaan bloed te laten
analyseren en/of te laten onderzoeken, ongeacht de hoeveelheid geproduceerde urine of afgestaan bloed;
c. elk (ander) vervolgonderzoek dat en/of elke andere analyse of (vervolg)stap
uit te laten voeren die volgens de World Anti-Doping Code en de International
Standards is toegestaan, dan wel niet uitdrukkelijk is verboden;
d. elk onderzoek uit te laten voeren naar elke gedraging van de betrokkene in
het kader van de bij hem uitgevoerde dopingcontrole dat relevant is met
betrekking tot de bij hem uitgevoerde dopingcontrole; en
e. alle mogelijk relevante informatie, documentatie, materialen, en andere
lichaamsmonsters (dan de door de betrokkene geproduceerde urine of
afgestaan bloed) te laten onderzoeken in het kader van het beoordelen of
sprake is van het begaan van een overtreding van een van toepassing zijnd
dopingreglement door de betrokkene en/of anderen.
17.7. Alle in dit artikel bedoelde handelingen en/of onderzoeken vinden plaats in het
kader van de handhaving van het van toepassing zijnde dopingreglement. Deze
handhaving is expliciet niet beperkt tot de beoordeling of sprake is van een
enkele dopingovertreding, doch strekt zich ook uit tot de beoordeling of de
betrokkene en/of anderen een andere dopingovertreding heeft/hebben begaan.
Artikel 18 Dopingcontrole
18.1. Elk lid is op elk moment en op elke plaats, in Nederland en daarbuiten, verplicht
medewerking te verlenen aan een door een daartoe bevoegde ADO uit te voeren
dopingcontrole. Dopingcontroles kunnen binnen het verband van elke wedstrijd
en elke evenement, en buiten wedstrijdverband worden uitgevoerd. Artikel 5 van
de World Anti-Doping Code is van overeenkomstige toepassing.
18.2. De uitvoering van de dopingcontrole vindt plaats in wezenlijke overeenstemming
met het gestelde in de ten tijde van de dopingcontrole van kracht zijnde ISTI.
18.3. De volgende organisaties hebben het recht bij leden dopingcontroles binnen en buiten wedstrijdverband uit te (laten) voeren:
a. de Dopingautoriteit;
b. de internationale federatie (bij evenementen georganiseerd onder auspiciën
van deze federatie);
c. WADA;
d. de Dopingautoriteit bij onder auspiciën van de internationale federatie
georganiseerde wedstrijden en/of evenementen in Nederland, indien (i) de
betreffende internationale federatie bij die evenementen geen dopingcontroles
uitvoert, dan wel (ii) de Dopingautoriteit wordt verzocht namens de
internationale federatie dopingcontroles uit te voeren; en
e. enige andere instantie of organisatie met de wettelijke of reglementaire bevoegdheid dopingcontroles uit te (laten) voeren in het kader van een
wedstrijd of evenement waarin een lid uitkomt (bijvoorbeeld de organisatie
die een bepaald evenement organiseert).
18.4. Tijdens nationale evenementen worden dopingcontroles geïnitieerd,
georganiseerd en gecoördineerd door de Dopingautoriteit.
18.5. De Dopingcontrole-bijlage stelt nadere regels inzake de uitvoering van de
dopingcontrole.
Artikel 19 (Her)analyse
19.1. Artikel 6 van de World Anti-Doping Code stelt nadere regels over de analyses van
monsters. Deze regels zijn van overeenkomstige toepassing.
19.2. Laboratoria dienen de monsters te analyseren en de resultaten te rapporteren in
wezenlijke overeenstemming met de ISL.
19.3. Her- en verdere analyse vinden plaats in wezenlijke overeenstemming met het
gestelde in de ISL en, indien van toepassing, de ISTI.
19.4. Indien de Dopingautoriteit de opdrachtgever is voor de dopingcontrole, kan de
Dopingautoriteit elk monster op elk moment, dat wil zeggen voor en na de
kennisgeving aan de betrokkene inzake de uitslag van de analyse van het A- of
het B-monster, laten heranalyseren en/of verder laten analyseren.
19.5. Indien de Dopingautoriteit de opdrachtgever is voor de dopingcontrole kan, nadat
de kennisgeving aan de betrokkene is verstuurd inzake de uitslag van de analyse
van het A- of het B-monster, naast de Dopingautoriteit ook WADA elk monster op
elk moment laten heranalyseren en/of verder laten analyseren.
19.6. Een weigering van de Dopingautoriteit een monster te heranalyseren of verder te
analyseren en/of beschikbaar te stellen voor heranalyse, heeft geen invloed op (i)
het belastende analyseresultaat, op (ii) de vaststelling van een
dopingovertreding, noch (iii) op enig ander aspect inzake de (tuchtrechtelijke)
behandeling van een dopingzaak.
Artikel 20 Registered testing pool (RTP)
20.1. De Dopingautoriteit stelt een RTP samen, en beheert deze.
20.2. De Dopingautoriteit bepaalt:
a. welke leden tot deze RTP behoren;
b. op welke moment leden aan deze RTP worden toegevoegd, dan wel eruit
worden verwijderd.
De Dopingautoriteit communiceert hieromtrent schriftelijk met de betrokken
leden.
20.3. De verplichtingen die gelden voor leden die deel uit maken van de RTP zijn
beschreven in dit reglement, de bij dit reglement behorende bijlagen en/of de
International Standards.
20.4. De Bond dient de Dopingautoriteit te ondersteunen in het verkrijgen van namen,
adres- en contactgegevens van leden ten behoeve van het beheren van de RTP, indien de Dopingautoriteit de Bond hier om verzoekt.
Artikel 20a Hervatten wedstrijdbeoefening
20a.1. Indien een lid dat is opgenomen in de RTP stopt met wedstrijdbeoefening, dient
hij dit schriftelijk bij de Dopingautoriteit en de internationale federatie (als het lid
is opgenomen in de RTP van de internationale federatie) te melden.
20a.2. Een lid dat stopt met de wedstrijdbeoefening terwijl hij is opgenomen in de RTP,
en dat vervolgens de sportbeoefening in wedstrijdverband wenst te hervatten, mag pas deelnemen aan een internationaal of nationaal evenement nadat hij zich
beschikbaar heeft gesteld voor de uitvoering van dopingcontroles. Hiertoe dient
dit lid zowel de relevante internationale federatie als de Dopingautoriteit niet later
dan zes maanden voor aanvang van het betreffende nationale of internationale
evenement schriftelijk van zijn wens tot deelname op de hoogte te stellen. De
termijn van zes maanden vangt aan vanaf de datum dat zowel de relevante
internationale federatie als de Dopingautoriteit de bedoelde schriftelijke
kennisgeving hebben ontvangen.
20a.3. WADA kan, in overleg met de relevante internationale federatie en de
Dopingautoriteit, een lid geheel of gedeeltelijk ontheffen van de in het vorige lid
beschreven verplichtingen, indien de strikte toepassing van de in het vorige lid
beschreven regel evident onredelijk zou zijn voor het lid. Tegen een besluit van
WADA in dit kader staat beroep open overeenkomstig het gestelde in Titel XII.
20a.4. Een lid dat gedurende een aan hem wegens een dopingovertreding opgelegde
periode van uitsluiting stopt met sportbeoefening, moet de ADO die de periode van uitsluiting heeft opgelegd schriftelijk in kennis stellen van het feit dat hij stopt
met wedstrijdbeoefening. Indien dit lid vervolgens de sportbeoefening in
wedstrijdverband wenst te hervatten, mag hij pas deelnemen aan een
internationaal of nationaal evenement nadat hij zich beschikbaar heeft gesteld
voor de uitvoering van dopingcontroles door zes maanden voor deelname zijn internationale federatie en de Dopingautoriteit daarvan schriftelijk in kennis te
stellen. Als een lid bij de internationale federatie en de NADO heeft aangegeven
de sportbeoefening te willen hervatten en op dat moment nog een periode van
uitsluiting voor een dopingovertreding uitzit die langer is dan zes maanden, dan
dient hij zich voor de resterende duur van deze periode van uitsluiting
beschikbaar te stellen voor de uitvoering van dopingcontroles.
20a.5. Indien een lid hangende het resultaatmanagement, stopt met wedstrijdbeoefening,
behoudt de ADO die het resultaatmanagement uitvoert de bevoegdheid dit proces
af te ronden. Indien een lid stopt met wedstrijdbeoefening voordat het
resultaatmanagement is gestart, is de ADO die bevoegd zou zijn het
resultaatmanagement voor dit lid te starten op het moment dat het lid een
dopingovertreding beging, bevoegd het resultaatmanagement uit te voeren.
20a.6. Als de betrokkene op het moment van het ontstaan van een dopingzaak valt
onder de definitie van lid en/of begeleidend personeel, blijft dit reglement voor de
duur van de (tuchtrechtelijke) afhandeling van deze dopingzaak, inclusief
eventuele beroepszaken, onverkort op hem van toepassing, ook indien een of
meer veranderingen in zijn status optreden, bijvoorbeeld door het beëindigen van
zijn lidmaatschap bij de Bond en/of het beëindigen van een
(arbeids)overeenkomst.
Titel V Resultaatmanagement
Artikel 21 Algemeen
21.1. Het resultaatmanagement betreft het proces dat de stappen en het tijdsbestek omvat vanaf de beoordeling als bedoeld in artikel 5 van de ISRM tot en met de
tuchtrechtelijke behandeling van een (mogelijke) dopingovertreding, inclusief het
beroep (indien beroep werd ingesteld).
Het is in dopingzaken expliciet toegestaan dat verschillende aspecten van het
resultaatmanagement door verschillende ADO’s worden uitgevoerd.
21.2. Artikel 7.1 van de World Anti-Doping Code stelt nadere regels over wie
verantwoordelijk is voor het uitvoeren van het resultaatmanagement. Deze regels
zijn van overeenkomstige toepassing.
21.3. Het resultaatmanagement wordt uitgevoerd door de Dopingautoriteit, tenzij dit
reglement anders bepaalt of het resultaatmanagement (deels) wordt uitgevoerd
door een andere ADO (in overeenstemming met de Code en de ISRM).
21.4. Bij internationale evenementen kan de Dopingautoriteit akkoord gaan met het
(geheel of gedeeltelijk) op zich nemen van de verantwoordelijkheid voor het
resultaatmanagement, indien een internationale federatie (al dan niet via de
Bond) daarom verzoekt.
Artikel 22 Beoordeling dopingzaken
22.1. De Dopingautoriteit beoordeelt in het kader van het resultaatmanagement alle
belastende analyseresultaten, atypische bevindingen, andere controleresultaten
en andere (onderzoeken van en naar) mogelijke dopingzaken. De Dopingautoriteit
past hierbij de relevante bepalingen uit de World Anti-Doping Code, de ISTI en de
ISRM toe.
22.2. De Dopingautoriteit kan in het kader van de in het vorige lid bedoelde beoordeling
in overleg treden met de betrokkene, de Bond, andere NADO’s, de internationale
federatie en WADA, en in dat kader (gevoelige persoons)gegevens met deze
organisaties uitwisselen.
22.3. De Dopingautoriteit bepaalt, op grond van het hieromtrent bepaalde in de World
Anti-Doping Code en de ISRM, of sprake is van een dopingzaak.
22.4. Indien de Dopingautoriteit na de beoordeling als bedoeld in dit artikel van mening is dat sprake is van een dopingzaak, wordt een belastend analyseresultaat (als
daarvan sprake is) voorlopig aangemerkt als positieve uitslag.
22.5. Beoordeling en kennisgeving met betrekking tot een dopingovertreding wordt in
overeenstemming met de ISRM uitgevoerd.
Artikel 23 Analyse B-monster
23.1. De betrokkene heeft bij een belastend analyseresultaat in het A-monster recht op
analyse van het B-monster, mits hij tijdig en correct heeft aangegeven van dit recht gebruik te willen maken in overeenstemming met het hieromtrent gestelde
in de ISRM.
23.2. De Dopingautoriteit kan aan het in het vorige lid genoemde recht op analyse van
het B-monster voorwaarden verbinden, waaronder het door de betrokkene
vergoeden van de kosten van de analyse van het B-monster voorafgaand aan de
uitvoering van deze analyse. Indien de betrokkene niet tijdig en volledig voldoet
aan de gestelde voorwaarden, wordt de betrokkene geacht af te zien van zijn
recht tot het laten analyseren van het B-monster, waarmee het analyseresultaat
van het A-monster definitief wordt en als positieve uitslag wordt aangemerkt.
23.3. De datum, het tijdstip en de locatie waarop de analyse van het B-monster zal
plaatsvinden in overeenstemming met het hieromtrent gestelde in de ISRM.
23.4. Aanwezigheid, op eigen kosten, bij het analyseren van het B-monster in het
laboratorium vindt plaats in overeenstemming met het hieromtrent gestelde in de
ISL. De onmogelijkheid aanwezig te zijn bij de analyse van het B-monster leidt
niet tot ongeldigheid van de uitslag van de analyse van het B-monster. De ISL
kan (nadere) regels stellen omtrent de aanwezigheid van personen bij de analyse
van het B-monster, alsmede inzake de rechten van de betrokkene in dit kader.
Indien de ISL op dit punt afwijkt van hetgeen in dit reglement is bepaald, gaan de
regels in de ISL voor.
Artikel 24 Communicatie controleresultaten en dopingovertredingen
24.1. De communicatie van controleresultaten en dopingovertredingen vindt plaats in
overeenstemming met het hieromtrent gestelde in de ISRM.
24.2. De omstandigheid dat de betrokkene op de hoogte is gesteld van een negatieve
uitslag, betekent niet dat met betrekking tot de uitgevoerde dopingcontrole:
a. definitief geen sprake is van een overtreding van artikel 3 (aanwezigheid).
Heranalyse of (ander) vervolgonderzoek kan op enig later moment leiden tot de vaststelling dat alsnog sprake is van een positieve uitslag; en
b. ten aanzien van de betrokkene geen tuchtrechtelijke vervolging kan
plaatsvinden op basis van een overtreding van artikel 3 (aanwezigheid), dan
wel enige andere dopingovertreding.
24.3. Overschrijding van de in dit artikel bedoelde termijnen leidt niet tot de niet-
ontvankelijkheid van de dopingzaak. Het kan daarentegen wel leiden tot het
eerder ingaan van een periode van uitsluiting (in overeenstemming met het
daaromtrent bepaalde in artikel 51).
Artikel 25 Vervolgonderzoek
25.1. De Dopingautoriteit kan in een monster al het onderzoek laten uitvoeren dat
noodzakelijk is om na te gaan of sprake is van enige dopingovertreding. Het kan
hierbij gaan om een atypische bevinding of om onderzoek dat volgens een
International Standard of een ander door WADA vastgesteld document wordt
genoemd. Indien een laboratorium een atypische bevinding rapporteert, zal de
Dopingautoriteit beoordelen of sprake is van (i) een van toepassing zijnde
relevante dispensatie en/of (ii) een afwijking in de zin van artikel 34.
25.2. De Dopingautoriteit kan het B-monster laten analyseren voordat het
vervolgonderzoek is voltooid. In dit geval dient de Dopingautoriteit de betrokkene
voorafgaand aan de analyse van het B-monster op de hoogte te stellen op de
wijze als beschreven in dit reglement.
25.3. Indien in het A-monster een of meer niet-specifieke stoffen en/of verboden
methoden (in verboden hoeveelheden) in combinatie met een atypische bevinding
worden aangetroffen, kan bij de tuchtrechtelijke afhandeling worden uitgegaan van
de aangetroffen niet-specifieke stof en/of verboden methode, ook als de atypische
bevinding nog niet is onderzocht. In een dergelijk geval bepaalt de
Dopingautoriteit of het in dit reglement en/of de dopinglijst bedoelde
vervolgonderzoek (direct) plaatsvindt of niet.
Artikel 26 Ordemaatregel
26.1. Ordemaatregelen in dopingzaken worden uitsluitend geregeld in dit reglement,
ook als een dergelijke maatregel in een ander bondsreglement (i) een andere
naam heeft, zoals voorlopige voorziening of voorlopige schorsing, en (ii) door een
tuchtcollege wordt opgelegd.
26.2. Een ordemaatregel heeft dezelfde gevolgen als de periode van uitsluiting (zie
artikel 52 lid 1).
26.3. Indien sprake is van een belastend analyseresultaat of een belastend
paspoortresultaat, legt de Bond of ADO de betrokkene prompt, na: a. afronding van de beoordeling zoals bedoeld in artikel 22 en de kennisgeving
aan de betrokkene van dit resultaat; of
b. afronding van het beoordelingsproces van een belastend paspoortresultaat en
de kennisgeving aan de betrokkene van dit resultaat,
een ordemaatregel op, tenzij dit resultaat een specifieke stof of specifieke
methode betreft.
26.4. De verplichte ordemaatregel zoals bedoeld in het vorige lid, kan door de Bond, de
ADO of het bevoegde tuchtcollege worden opgeheven indien:
a. de betrokkene (i) in het kader van de voorlopige hoorzitting als bedoeld in
artikel 26 lid 8 of (ii) voor het bevoegde tuchtcollege aantoont dat de
overtreding betrekking had op een vervuild product;
b. de overtreding betrekking heeft op drugs en de betrokkene (i) in het kader
van de voorlopige hoorzitting of (ii) voor het bevoegde tuchtcollege aantoont
dat hij recht heeft op een gereduceerde periode van uitsluiting in
overeenstemming met het daaromtrent bepaalde in artikel 38b;
c. de analyse van het B-monster de analyse van het A-monster voor geen van
de in het A-monster gevonden verboden stoffen of afbraakproducten of
markers daarvan, bevestigt; of
d. een retroactieve dispensatie wordt verleend als gevolg waarvan artikel 15 lid
1 van toepassing is.
Tegen beslissingen van het bevoegde tuchtcollege als bedoeld in artikel 26 lid 4
sub a en sub d om de verplichte ordemaatregel niet op te heffen, staat geen beroep open.
26.5. De Bond is gerechtigd de betrokkene in dopingzaken die niet vallen onder artikel
26 lid 3, een ordemaatregel op te leggen.
26.6. De ISRM stelt nadere regels inzake het ingaan en beëindigen van een opgelegde ordemaatregel. Deze zijn van overeenkomstige toepassing.
26.7. De Bond kan de in de voorgaande lid bedoelde bevoegdheid tot het opleggen van
ordemaatregelen, delegeren aan (bijvoorbeeld) een afzonderlijk
vertegenwoordigingsbevoegd bestuurslid of lid van de directie van de Bond.
26.8. De Bond of de ADO (indien de ADO de ordemaatregel heeft opgelegd) dient de
betrokkene de mogelijkheid te bieden van een voorlopige hoorzitting binnen
eenentwintig dagen na het opleggen van een ordemaatregel. De voorlopige
hoorzitting wordt belegd door het bondsorgaan dat de voorlopige ordemaatregel
heeft opgelegd.
26.9. Betrokkenen die niet participeren in wedstrijden kunnen op eigen initiatief
vrijwillig de toepassing van een ordemaatregel aanvaarden, indien zij dit binnen
tien dagen na de kennisgeving van de dopingovertreding doen.17 Andere
betrokkenen kunnen op eigen initiatief vrijwillig een ordemaatregel aanvaarden
indien zij dit doen voorafgaand aan:
a. het verstrijken van tien dagen vanaf (i) de kennisgeving van het
analyseresultaat van het B-monster, (ii) het afzien van analyseren van het B-
monster of (iii) de kennisgeving van een andere dopingovertreding; of (indien
dat later plaatsvindt);
b. de datum waarop de betrokkene na een dergelijke kennisgeving voor het
eerst in een wedstrijdverband participeert.
Bij een vrijwillige aanvaarding als bedoeld in dit lid heeft de ordemaatregel de
volledige werking als bedoeld in het tweede lid van dit artikel, met dien verstande dat een betrokkene op enig moment na de vrijwillige aanvaarding van een
ordemaatregel die aanvaarding kan intrekken, in welk geval de tot dan toe
volbrachte duur van een ordemaatregel niet op een periode van uitsluiting in
mindering mag worden gebracht.
De betrokkene dient de vrijwillige aanvaarding van een ordemaatregel direct
schriftelijk te melden bij de Dopingautoriteit. Alleen als de betrokkene aan deze
voorwaarde heeft voldaan, kan de duur van de vrijwillig aanvaarde ordemaatregel op een periode van uitsluiting in mindering mag worden gebracht.
De Dopingautoriteit zal de relevante internationale federatie, alsmede WADA
informeren over een vrijwillig aanvaarde ordemaatregel.
26.10. In gevallen waarin de dopingzaak betrekking heeft op artikel 3 (aanwezigheid)
wordt de ordemaatregel beëindigd als de analyse van het B-monster de analyse
van het A-monster voor geen van de in het A-monster gevonden verboden stoffen
of afbraakproducten of markers daarvan, bevestigt. Indien vanwege meerdere
dopingzaken een ordemaatregel is opgelegd, blijft de ordemaatregel van kracht,
ook indien het onderzoek van het B-monster geen van de in het A-monster
gevonden verboden stoffen of afbraakproducten of markers daarvan, bevestigt.
26.11. In de gevallen waarin de betrokkene of het team van de betrokkene op basis van
dit reglement is verwijderd uit een wedstrijd, competitie of evenement en de
analyse van het B-monster de analyse van het A-monster niet bevestigt, kan de
betrokkene of het team, als dat mogelijk is zonder het verloop van de wedstrijd,
het evenement of de competitie (verder) te beïnvloeden, na de kennisgeving
conform de ISRM, zijn deelname aan de competitie voortzetten.
26.12. De Dopingautoriteit of de Bond kan in die gevallen waarin dat noodzakelijk of
relevant is, bijvoorbeeld vanwege het competitieverloop, of een selectieprocedure
voor een internationale wedstrijd, besluiten andere betrokkenen (bijvoorbeeld een
of meer relevante teams, verenigingen of andere rechtspersonen) op de hoogte te
stellen van een opgelegde ordemaatregel. Deze berichtgeving zal niet ingaan op de aard en omstandigheden van de dopingzaak, en geen specifieke informatie
hieromtrent bevatten.
26.13. De omstandigheid dat een ordemaatregel niet conform het gestelde in dit artikel
17 Het door een betrokkene vrijwillig aanvaarden van de toepassing van een ordemaatregel wil zeggen dat deze betrokkene de werking, strekking en toepassing van artikel 52 lid 1 direct, volledig en onverkort aanvaardt.
en/of de ISRM is opgelegd, is niet van invloed op de vaststelling of sprake is van
een dopingovertreding.
26.14. In alle gevallen waarin de Dopingautoriteit of de Bond de betrokkene schriftelijk
in kennis heeft gesteld van een dopingzaak die niet leidt tot de oplegging van een
ordemaatregel, dient de betrokkene in de gelegenheid te worden gesteld vrijwillig
een ordemaatregel te aanvaarden, in afwachting van de beslechting van de
dopingzaak.
26.15. Onverminderd het gestelde in artikel 26 lid 4 en artikel 26 lid 6 eindigt de
ordemaatregel in alle gevallen met:
a. de schriftelijke einduitspraak van het bevoegde tuchtcollege;
b. het definitief en bindend worden van de schikking; en
c. het definitief en bindend worden van de substantiële
ondersteuningsovereenkomst.
Artikel 27 Aanvaarding dopingovertreding en consequenties (schikking)
27.1. Wanneer de betrokkene, nadat hij door de Dopingautoriteit is geïnformeerd over
een dopingzaak, de dopingovertreding bekent en akkoord gaat met de
consequenties die in de ogen van de Dopingautoriteit en WADA (elk naar hun
eigen inzicht) passend zijn, kan de betrokkene van de Dopingautoriteit een
reductie van de periode van uitsluiting aangeboden krijgen op basis van een
beoordeling die de Dopingautoriteit en WADA gezamenlijk maken van: a. de toepassing van Titel IX-Titel XI (en de hiermee corresponderende
bepalingen in de World Anti-Doping Code), uitgezonderd de artikelen 48-51, op de geconstateerde dopingovertreding;
b. de ernst van de overtreding;
c. de mate van schuld zijdens de betrokkene; en
d. hoe prompt de betrokkene de overtreding heeft bekend.
Deze periode van uitsluiting kan op zijn vroegst aanvangen op de dag waarop de
(laatste) dopingovertreding is begaan. In geval van een overtreding van artikel 3
wordt hiermee gedoeld op de dag waarop het monster is afgenomen dat tot de
positieve uitslag heeft geleid.
27.2. Bij de toepassing van dit artikel moet de betrokkene in ieder geval ten minste de helft van de in het vorige lid bedoelde periode van uitsluiting uitzitten vanaf:
a. de datum waarop de betrokkene de oplegging van een sanctie heeft aanvaard
en deze sanctie vervolgens heeft gerespecteerd; of (indien dit eerder valt)
b. de datum waarop de betrokkene een ordemaatregel heeft aanvaard en
vervolgens in acht heeft genomen.
27.3. De beslissing van WADA en de Dopingautoriteit om (i) al dan niet een
schikkingsvoorstel aan te bieden en/of een schikking overeen te komen, (ii) de
mate van de sanctiereductie die bij de toepassing van dit artikel wordt
aangeboden en/of overeengekomen, en (iii) de aanvangsdatum van de periode van uitsluiting bij een overeengekomen schikking, kunnen niet door een
tuchtcollege worden vastgesteld of beoordeeld. Dientengevolge er is tegen een
(overeengekomen) schikking of schikkingsvoorstel geen beroep op grond van Titel
XII mogelijk.
27.4. Indien de betrokkene hier in het kader van het verkennen van een mogelijk
schikkingsvoorstel om verzoekt, biedt de Dopingautoriteit de betrokkene de
gelegenheid om onder voorbehoud (vast te leggen in een overeenkomst) een
bekentenis van een dopingovertreding met de Dopingautoriteit te bespreken.
27.5. Het aanvaarden van een schikkingsvoorstel houdt in dat de betrokkene:
a. het begaan van de betreffende dopingovertreding(en) bekent en aanvaardt;
b. het schikkingsvoorstel aanvaardt, waaronder in ieder geval de consequenties, alsmede de ingangsdatum van de periode van uitsluiting; en
c. alle consequenties van de uitsluiting aanvaardt zoals deze zijn benoemd in dit
reglement en de World Anti-Doping Code.
27.6. Het door de Dopingautoriteit aanbieden van een schikkingsvoorstel en het
overeenkomen van een schikking kan te allen tijde plaatsvinden voorafgaand aan
de uitspraak van de tuchtcommissie.
27.7. Indien, nadat een schikking is overeengekomen, bij WADA en/of de
Dopingautoriteit nieuwe feiten en/of eerder bij hen onbekende feiten bekend
worden die betrekking hebben op de in het eerste lid van dit artikel bedoelde
dopingovertreding(en), dan kunnen zowel WADA als de Dopingautoriteit, na
onderling overleg, de geschikte zaak heropenen. Voor het heropenen van een
geschikte zaak geldt geen termijn, anders dan de in de World Anti-Doping Code
genoemde verjaringstermijn.
27.8. Tegen een besluit van WADA en/of de Dopingautoriteit om een geschikte zaak te
heropenen zoals bedoeld in het vorige lid, staat beroep open bij de
tuchtcommissie die in eerste aanleg bevoegd zou zijn een mogelijke
dopingovertreding te behandelen. Voor het instellen van dit beroep gelden de in
artikel 63 genoemde regels en termijnen.
27.9. Het heropenen van een geschikte zaak heeft geen opschortende werking. Indien
op het moment dat de geschikte zaak wordt heropend, de overeengekomen
periode van uitsluiting nog niet is afgelopen, blijft deze derhalve van kracht.
Indien op het moment dat de geschikte zaak wordt heropend, de
overeengekomen periode van uitsluiting reeds wel is afgelopen, kan de Bond of
ADO aan de betrokkene een ordemaatregel opleggen. De betrokkene kan tegen
het opleggen van deze ordemaatregel beroep instellen conform het bepaalde in
Titel XII.
27.10. Indien de betrokkene het schikkingsvoorstel van de Dopingautoriteit aanvaardt,
zal geen verdere uitvoering worden gegeven aan het resultaatmanagement en zal
in relatie tot de betreffende dopingovertreding geen (verdere) tuchtrechtelijke
vervolging plaatsvinden. Indien reeds aangifte is gedaan van een
dopingovertreding en de dopingzaak in behandeling is bij de tuchtcommissie,
trekt de partij die aangifte heeft gedaan nadat de schikking is overeengekomen
de aangifte in en stopt de tuchtcommissie de (verdere) (tuchtrechtelijke)
behandeling van de dopingzaak.
27.11. Het niet correct, volledig en/of tijdig naleven van de in de schikking
overeengekomen consequenties valt onder de toepassing van artikel 52 lid 5.
Titel VI Tuchtrechtelijke behandeling
Artikel 28 Algemeen
28.1. Tuchtrechtelijke vervolging en behandeling, waaronder in ieder geval het bepalen
van de strafmaat en de consequenties, geschieden overeenkomstig het gestelde
in dit reglement en het van toepassing zijnde tuchtrecht, tenzij (i) dit reglement
anders bepaalt of (ii) deze aspecten van het resultaatmanagement worden
uitgevoerd door een andere ADO.
28.2. Een internationale federatie kan de tuchtrechtelijke behandeling van een
dopingzaak, indien deze een lid betreft, overdragen aan de Dopingautoriteit en de
Bond.
28.3. Dopingzaken betreffende leden kunnen, indien zij niet door de Bond worden
behandeld, worden behandeld door elke bevoegde ADO. In dergelijke gevallen is
de Dopingautoriteit, om de vertrouwelijkheid van procedure te bewaken,
gerechtigd de melding van deze zaken bij de Bond uit te stellen, uiterlijk tot de
tuchtrechtelijke behandeling is voltooid.
28.4. Indien een tuchtcollege definitief oordeelt dat het niet bevoegd is van een
dopingzaak kennis te nemen, dan wel bepaalt dat de Bond en/of de
Dopingautoriteit in de voorliggende zaak geen jurisdictie hebben, dan komt deze
bevoegdheid, respectievelijk deze jurisdictie automatisch toe aan de
internationale federatie.
Artikel 29 Aanhangig maken dopingzaken (aangifte)
29.1. Indien de Dopingautoriteit van mening is dat sprake is van een dopingzaak, meldt
de Dopingautoriteit dit schriftelijk en met redenen omkleed bij de Bond, tenzij:
a. de Dopingautoriteit de dopingzaak meldt bij een andere relevante ADO;
b. artikel 27 wordt toegepast;
c. artikel 46 wordt toegepast; of
d. de Dopingautoriteit oordeelt dat in het kader van een of meer (andere) nog
lopende onderzoeken, de dopingzaak nog niet kan worden gemeld.
29.2. Indien de Dopingautoriteit een dopingzaak zelf aanhangig maakt bij het bevoegde
tuchtcollege, kan de Dopingautoriteit de Bond voorafgaand aan deze aangifte
informeren over de dopingzaak. De Dopingautoriteit is hiertoe echter niet
verplicht.
29.3. De Bond en/of de Dopingautoriteit maken dopingzaken aanhangig bij het
bevoegde tuchtcollege. De Dopingautoriteit zal in beginsel slechts van deze
bevoegdheid gebruik maken indien en voor zover de Bond bij het doen van
aangifte in gebreke blijft.
29.4. Voor alle dopingzaken geldt dat aangifte dient te geschieden binnen de in artikel
55 bedoelde verjaringstermijn. Voor zover het overtredingen van artikel 3
(aanwezigheid) betreft, dient de Bond de dopingzaak aanhangig te maken binnen
zes weken nadat de Dopingautoriteit of de internationale federatie (indien de
dopingcontrole door of namens de internationale federatie is uitgevoerd) de Bond
schriftelijk van de definitieve positieve uitslag op de hoogte heeft gesteld. Indien
deze termijn wordt overschreden, kan de Dopingautoriteit aangifte doen. In een
dergelijk geval geldt voor het door de Dopingautoriteit doen van aangifte een
termijn van zes weken, te rekenen vanaf de dag waarop de Dopingautoriteit
kennis heeft genomen van het inzake het doen van aangifte in gebreke blijven van de Bond. Tenzij de in artikel 55 bedoelde verjaringstermijn is overschreden,
leidt het niet tijdig aanhangig maken van een dopingzaak uitdrukkelijk niet tot
niet-ontvankelijkheid van de aangifte. Het kan daarentegen wel leiden tot de
toepassing van artikel 51 lid 2.
29.5. Andere ADO’s dan de Dopingautoriteit kunnen dopingzaken melden bij de
Dopingautoriteit en/of de Bond. Zowel de Dopingautoriteit als de Bond kunnen
dergelijke dopingzaken aanhangig maken. Hiervoor geldt alleen de in artikel 55
genoemde verjaringstermijn.
29.6. De Bond (of indien van toepassing de Dopingautoriteit) dient de betrokkene zo
spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen eenentwintig dagen, te rekenen vanaf de
dag van aangifte, door middel van een aangetekende brief op de hoogte te stellen
van het aanhangig maken van de dopingzaak. Indien alleen de Dopingautoriteit
aangifte doet, stelt de Dopingautoriteit tegelijkertijd de betrokkene en de Bond schriftelijk op de hoogte, tenzij dit reeds door middel van de aangifte is gebeurd.
29.7. In gevallen waarin artikel 27 of artikel 46 zijn toegepast, wordt geen aangifte
gedaan van een dopingzaak, tenzij de met de betrokkene gesloten overeenkomst
komt te vervallen. Indien een in het kader van de toepassing van artikel 27 of
artikel 46 gesloten overeenkomst komt te vervallen, is de in artikel 29 lid 4
genoemde termijn niet van toepassing op het aanhangig maken van de
dopingzaak. In een dergelijk geval geldt de in artikel 55 genoemde
verjaringstermijn, welke in dat geval aanvangt op de dag waarop de
Dopingautoriteit schriftelijk kennis heeft genomen van het vervallen van de
bedoelde overeenkomst.
29.8. Bij ernstige overtredingen van artikel 9 (handel) en/of artikel 10 (toediening), zal
tevens aangifte worden gedaan bij bevoegde autoriteiten buiten de Bond.
29.9. Alvorens een betrokkene te informeren dat sprake is van een dopingzaak, zal de
Dopingautoriteit nagaan of de betrokkene reeds eerder een dopingovertreding
heeft begaan.
Artikel 30 Behandeling dopingzaken
30.1. De bepalingen in de World Anti-Doping Code (met name, maar niet alleen artikel
8), alsmede de ISRM zijn van toepassing op de tuchtrechtelijke behandeling van
dopingzaken.
30.2. De Dopingautoriteit is bij de tuchtrechtelijke behandeling van alle dopingzaken,
ook in beroep, bevoegd aan de mondelinge behandeling, alsmede elke andere in
het kader van de behandeling van een dopingzaak belegde zitting, door het
bevoegde tuchtcollege deel te nemen en aldaar het woord te voeren. Voor de
Dopingautoriteit gelden tijdens de behandeling dezelfde rechten en verplichtingen
als voor de betrokkene.
30.3. De Dopingautoriteit ontvangt alle documenten, correspondentie en informatie
inzake de tuchtrechtelijke behandeling welke de betrokkene en het tuchtcollege
ontvangen. De Bond, dan wel het tuchtcollege stellen de Dopingautoriteit op
hetzelfde moment in bezit van alle documenten, correspondentie en informatie
als de andere betrokken partijen, alsook van alle documenten, correspondentie en
informatie welke de betrokkene aan de Bond en/of het tuchtcollege doet
toekomen.
30.4. De Bond doet de schriftelijke met redenen omklede uitspraak van het tuchtcollege toekomen aan de betrokkene, de Dopingautoriteit en de internationale federatie.
De Dopingautoriteit draagt zorg voor de verdere kennisgeving van de uitspraak
aan WADA en (indien van toepassing) andere relevante ADO’s.
Artikel 31 Conclusie
31.1. De Dopingautoriteit en de Bond zijn bevoegd in een dopingzaak 31 dagen na
ontvangst van het verweerschrift en het verzoek daarop te reageren, een
schriftelijke conclusie te nemen waarin zij hun standpunt schriftelijk kenbaar
maken aan het bevoegde tuchtcollege. De Dopingautoriteit en de Bond kunnen bij
het nemen van een conclusie tevens stukken overleggen. Wanneer de betrokkene
geen verweerschrift heeft ingediend, zijn de Bond en de Dopingautoriteit bevoegd na het verstrijken van de termijn voor het indienen van het verweerschrift, een
conclusie te nemen.
31.2. De betrokkene ontvangt zo spoedig mogelijk van de Bond de genomen conclusie
en eventueel overgelegde stukken.
31.3. Indien tegen een uitspraak van het bevoegde tuchtcollege beroep is ingesteld,
kunnen de Dopingautoriteit en de Bond in beroep een schriftelijke conclusie
nemen en stukken overleggen, ook als de Dopingautoriteit of de Bond de partij is
die het beroep heeft ingesteld. Voor het nemen van een conclusie geldt een
termijn van 31 dagen nadat de Dopingautoriteit respectievelijk de Bond het
(inhoudelijke) beroepschrift hebben ontvangen. Indien de Dopingautoriteit en/of
de Bond het beroep hebben ingesteld, geldt voor het nemen van een conclusie
een termijn van 31 dagen nadat de Dopingautoriteit respectievelijk de Bond het
verweerschrift in beroep hebben ontvangen.
31.4. Indien de betrokkene op enig moment na het indienen van een verweer- of
beroepschrift aanvullend verweer voert, aanvullende beroepsgronden aanvoert
en/of met andersoortige (additionele) schriftelijke inbreng komt, is de
Dopingautoriteit in alle gevallen gerechtigd een aanvullende conclusie te nemen
(ook als de Dopingautoriteit degene is geweest die het beroep heeft ingesteld en
ook als het tuchtcollege de Dopingautoriteit niet in de gelegenheid stelt,
bijvoorbeeld via een verzoek, een aanvullende conclusie te nemen). Voor het
nemen van een aanvullende conclusie geldt een termijn van 31 dagen nadat de
Dopingautoriteit het aanvullende verweer en/of de aanvullende beroepsgronden
heeft ontvangen.
31.5. Indien de Dopingautoriteit in een dopingzaak een conclusie neemt of beroep
instelt, kunnen medewerkers van de Dopingautoriteit in die dopingzaak niet als
deskundige maar wel als getuige worden gehoord.
Artikel 32 Verstek
Indien sprake is van een mogelijke dopingovertreding en van de betrokkene geen
(correcte) adres- en/of contactgegevens bekend zijn, ook nadat een redelijke poging (waaronder het contacteren van diens nationale bond en/of de relevante internationale
federatie) is ondernomen deze te verkrijgen, vindt de (tucht)afhandeling van de
dopingzaak conform dit reglement plaats zonder communicatie met, inbreng en/of
participatie van de betrokkene, zonder dat dit strijdigheid met het bepaalde in artikel 30
of enige andere bepaling van dit reglement oplevert.
Titel VII Bewijs van doping
Artikel 33 Bewijslast
33.1. Op de Bond of op een ADO (in gevallen waarin de ADO aangifte heeft gedaan of
een ADO tegen een besluit als bedoeld in artikel 59 lid 1 beroep heeft ingesteld) rust de bewijslast dat een dopingovertreding heeft plaatsgevonden. Het bewijs
van de dopingovertreding zal zijn geleverd, indien de Bond deze overtreding
genoegzaam aannemelijk heeft gemaakt aan het bevoegde tuchtcollege, waarbij
rekening gehouden wordt met de ernst van de geuite beschuldiging. Deze
bewijslast houdt in alle zaken meer in dan alleen een afweging van
waarschijnlijkheid, maar minder dan een onomstotelijk vaststaand bewijs.
33.2. Uitgezonderd de toepassing van artikel 34 wordt door een lid dat wordt
beschuldigd een dopingovertreding te hebben begaan, aangedragen bewijs
gewogen op basis van een afweging van waarschijnlijkheid.
33.3. Indien dit reglement de bewijslast neerlegt bij de Bond, is het expliciet
toegestaan dat de Dopingautoriteit naast of in plaats van de Bond het benodigde
bewijs levert. Dit geldt zowel voor dopingzaken waarin de Dopingautoriteit
aangifte heeft gedaan, dan wel beroep heeft ingesteld, als voor dopingzaken
waarin de Bond aangifte heeft gedaan dan wel beroep heeft ingesteld.
33.4. Voor de vaststelling dat sprake is van een dopingovertreding kan één
bewijsmiddel volstaan, mits dit bewijsmiddel voldoet aan de in dit reglement
aan een bewijsmiddel gestelde voorwaarden.
Artikel 34 Methoden voor het vaststellen van feiten en aannamen
34.1. Feiten die verband houden met dopingovertredingen kunnen worden bewezen
met elk betrouwbaar middel, waaronder in ieder geval analyseresultaten, een
(enkele) bekentenis, een verklaring van een dopingcontroleofficial en het
vergelijken en koppelen van gegevens verkregen uit DNA-materiaal. Binnen het
kader van de tuchtrechtelijke behandeling van een dopingzaak, vindt de
beoordeling van de betrouwbaarheid van de bewijsmiddelen plaats door het
bevoegde tuchtcollege, met inachtneming van het in het vervolg van dit artikel
bepaalde.
34.2. De door WADA geaccrediteerde of goedgekeurde laboratoria worden verondersteld
de analyse van monsters en de bewaarprocedures te hebben uitgevoerd in
overeenstemming met de ISL. De betrokkene kan deze veronderstelling
weerleggen door aan te tonen dat (i) een afwijking van deze International
Standard heeft plaatsgevonden, die (ii) redelijkerwijs het belastende
analyseresultaat of de feitelijke basis voor de dopingovertreding kan hebben
veroorzaakt.
34.3. Als de betrokkene de in het vorige lid bedoelde veronderstelling weerlegt, door
aan te tonen dat op de in dat lid bedoelde wijze van de ISL is afgeweken, dient de
Bond aan te tonen dat deze afwijking niet heeft geleid tot het belastende
analyseresultaat.
34.4. Afwijkingen van dit reglement, de World Anti-Doping Code en/of enige
International Standard maken de controleresultaten of ander bewijs van een
dopingovertreding niet ongeldig en kunnen geen verweer vormen tegen een
dopingovertreding, met dien verstande dat indien de betrokkene aantoont dat een
afwijking van een van de hieronder vermelde specifieke bepalingen van een
International Standard redelijkerwijs een dopingovertreding op grond van een
belastend analyseresultaat of een whereabouts-fout kan hebben veroorzaakt, het
dan aan de Bond is om aan te tonen dat die afwijking niet het belastende
analyseresultaat of de whereabouts-fout heeft veroorzaakt.
34.5. De in het vorige lid genoemde afwijkingen kunnen alleen en bij uitsluiting
betrekking hebben op de volgende International Standards en alleen op de onderstaand in deze bepaling beschreven wijze:
a. een afwijking van de ISTI met betrekking tot monsterafname of
monsterverwerking die redelijkerwijs een dopingovertreding op basis van een
belastend analyseresultaat kan hebben veroorzaakt, in welk geval het aan de
Bond is te bewijzen dat die afwijking niet het belastende analyseresultaat
heeft veroorzaakt; b. een afwijking van de ISRM of de ISTI met betrekking tot atypische
paspoortresultaten waardoor redelijkerwijs een dopingovertreding kan zijn
veroorzaakt, in welk geval het aan de Bond is te bewijzen dat die afwijking
niet de dopingovertreding heeft veroorzaakt;
c. een afwijking van de ISRM met betrekking tot het vereiste om de betrokkene
in kennis te stellen van het openen van het B-monster die redelijkerwijs een
dopingovertreding op basis van een belastend analyseresultaat kan hebben
veroorzaakt, in welk geval het aan de Bond is te bewijzen dat die afwijking het belastende analyseresultaat heeft veroorzaakt;
d. een afwijking van de ISRM in verband met het aanwijzen van de Sporter die
redelijkerwijs een dopingovertreding op basis van een whereabouts-fout kan
hebben veroorzaakt, in welk geval het aan de Bond is te bewijzen dat die
afwijking niet de whereabouts-fout heeft veroorzaakt.
34.6. Afwijkingen van een International Standard of andere regel die geen verband
houden met (i) de afname, verwerking en/of analyse van een monster, met (ii)
een belastend paspoortresultaat of met (iii) een kennisgeving aan een lid in
verband met een (mogelijke) whereabouts-fout of met het openen van een B- monster kunnen geen verweer vormen in een procedure inzake een
dopingovertreding en zijn niet relevant voor de vraag of een lid een
dopingovertreding heeft begaan.
34.7. Als in een dopingzaak de betrokkene geen afwijking van enige International
Standard heeft aangetoond, dan wel enige afwijking van een International
Standard niet het belastende analyseresultaat of de feitelijke basis voor de
dopingovertreding heeft veroorzaakt, vormt de positieve uitslag betrouwbaar en
onomstotelijk bewijs dat sprake is van een dopingovertreding.
34.8. De in een juridische procedure niet-betwiste feiten, alsmede de door de
oordelende instantie vastgestelde feiten gelden als onweerlegbaar bewijs in een
dopingzaak, tenzij de uitspraak in voornoemde procedure nog niet definitief is
geworden, dan wel in voornoemde procedure aantoonbaar beginselen van
behoorlijk procesrecht zijn geschonden.
34.9. Indien de betrokkene gedurende de tuchtrechtelijke behandeling van een
dopingzaak, in een situatie waarin tegen hem zwaarwegend bewijs is overlegd
(zoals controleresultaten en/of verklaringen van dopingcontroleofficials), naar
aanleiding van een binnen een redelijke termijn voorafgaand aan de hoorzitting
gedaan verzoek, weigert voor het bevoegde tuchtcollege te verschijnen (in
persoon, telefonisch of via een beeldverbinding) en weigert vragen van het
tuchtcollege of de betrokkene ADO’s met betrekking tot deze dopingzaak te
beantwoorden, kan het tuchtcollege hieruit een voor de betrokkene negatieve
conclusie trekken.
34.10. Door WADA vastgestelde analytische methoden en/of beslissingswaarden worden
verondersteld wetenschappelijk valide te zijn.
34.11. Analytische methoden of beslissingswaarden die, na raadpleging van de relevante
wetenschappelijke gemeenschap, door WADA zijn goedgekeurd of die zijn
onderworpen aan collegiale toetsing, worden verondersteld wetenschappelijk
valide te zijn. Elke betrokkene die de in het vorige lid bedoelde veronderstelling
van wetenschappelijke validiteit wil weerleggen dient, voorafgaand aan het
betwisten van de wetenschappelijke validiteit, als opschortende voorwaarde eerst
WADA in kennis dient te stellen van (i) de betwisting, alsmede (ii) de gronden
waarop deze betwisting berust. Het tuchtcollege in eerste aanleg, de
beroepsinstantie of het CAS kan WADA ook op eigen initiatief in kennis stellen van
dat bezwaar. Na ontvangst van een dergelijke kennisgeving en het dossier met
betrekking tot dat bezwaar, heeft WADA het recht binnen tien dagen nadat WADA
(i) door de betrokkene, dan wel het CAS in kennis is gesteld van de betwisting en
(ii) het betreffende zaakdossier heeft ontvangen, in de betreffende procedure:
a. te interveniëren als partij;
b. op te treden als amicus curiae; of
c. anderszins bewijs aan te voeren.
Titel VIII Spelsancties en wedstrijdresultaten
Artikel 35 Automatisch vervallen wedstrijdresultaten
Een dopingovertreding naar aanleiding van een dopingcontrole binnen wedstrijdverband
in een sport die geen teamsport is, leidt automatisch tot het vervallen van in de
desbetreffende wedstrijd behaalde wedstrijdresultaten.
Artikel 36 Spelsancties en boetes
36.1. In aanvulling op het gestelde in artikel 35 kan een dopingovertreding die wordt begaan tijdens of in verband met een evenement, als het bevoegde orgaan
daartoe besluit, leiden tot het vervallen van alle (andere) wedstrijdresultaten die
de betrokkene in het kader van dat evenement heeft behaald. Factoren die
meespelen bij de afweging om andere tijdens een evenement behaalde
wedstrijdresultaten te laten vervallen zijn bijvoorbeeld: de ernst van de door de
betrokkene begane dopingovertreding, of de omstandigheid dat andere
gedurende het evenement bij de betrokkene uitgevoerde dopingcontroles negatief
waren.
36.2. Als de betrokkene kan aantonen dat van zijn kant met betrekking tot de in het
vorige lid bedoelde overtreding geen sprake is van schuld of nalatigheid in de zin
van artikel 44, komen de in het vorige lid bedoelde (andere) wedstrijdresultaten
niet te vervallen, tenzij het waarschijnlijk is dat deze resultaten zijn beïnvloed
door de overtreding.
36.3. In aanvulling op het in de voorgaande leden gestelde geldt dat alle
wedstrijdresultaten komen te vervallen die zijn behaald nadat een
dopingovertreding heeft plaatsgevonden, tot en met het moment van aanvang
van de naar aanleiding van deze overtreding opgelegde ordemaatregel (indien
daarvan sprake was) of (indien geen ordemaatregel is opgelegd) de periode van
uitsluiting, tenzij de rechtvaardigheid anders vereist.
36.4. Overtreding van artikel 7 (manipulatie) door een bij de Bond aangesloten
vereniging en/of rechtspersoon wordt bestraft met een door het bevoegde
tuchtcollege vast te stellen geldboete. Indien als gevolg van bedoelde gebrekkige
medewerking een geplande dopingcontrole buiten wedstrijdverband geen
doorgang kan vinden, wordt deze omstandigheid tevens gezien als een
overtreding van artikel 7 door de betrokkene bij wie de geplande dopingcontrole
geen uitvoering kon vinden.
36.5. Alle tijdens een periode van uitsluiting behaalde wedstrijdresultaten, inclusief die
welke zijn behaald tijdens een periode van uitsluiting die met terugwerkende
kracht is opgelegd, komen te vervallen.
36.6. Alle door een lid in strijd met artikel 20a lid 2 en/of artikel 20a lid 4 behaalde
wedstrijdresultaten komen automatisch te vervallen (met inbegrip van alle
bijbehorende consequenties), tenzij de betrokkene kan aantonen dat hij
redelijkerwijs niet had kunnen weten dat hij participeerde in een internationaal
evenement of een nationaal evenement.
Titel IX Sancties
Artikel 37 Sanctie overtreding artikelen 3, 4 en 8
37.1. Behoudens de eventuele toepassing van artikel 38b, bedraagt de periode van
uitsluiting voor een eerste overtreding van artikel 3 (aanwezigheid), artikel 4
(gebruik) of artikel 8 (bezit): a. vier jaar indien de dopingovertreding geen verband houdt met een specifieke
stof, tenzij de betrokkene kan aantonen dat bij het begaan van de
dopingovertreding van zijn kant geen sprake was van opzet;
b. vier jaar indien de dopingovertreding verband houdt met een specifieke stof
en de ADO kan aantonen dat bij het begaan van de dopingovertreding zijdens
de betrokkene sprake was van opzet.
37.2. Behoudens de eventuele toepassing van artikel 38b lid 1 sub a, bedraagt de
periode van uitsluiting twee jaar:
a. indien de dopingovertreding geen verband houdt met een specifieke stof, en
de betrokkene kan aantonen dat bij het begaan van de dopingovertreding van
zijn kant geen sprake was van opzet;
b. indien de dopingovertreding verband houdt met een specifieke stof, en de
ADO niet kan aantonen dat bij het begaan van de dopingovertreding zijdens
de betrokkene sprake was van opzet.
37.3. Indien de positieve uitslag zowel een specifieke stof (of specifieke methode) als
een niet-specifieke stof betreft, dient per aangetroffen verboden stof of verboden
methode de toepassing van artikel 37 lid 1 en artikel 37 lid 2 te worden getoetst.
37.4. Afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval kan reductie of
opschorting van de in dit artikel genoemde standaardsancties eventueel mogelijk
zijn op grond van de toepassing van Titel IX-Titel XII.
Artikel 38 Opzet voor de toepassing van Titel IX en Titel X
38.1. Voor de toepassing van Titel IX wordt met opzet gedoeld op het volgende:
a. zijdens de betrokkene is sprake van een of meer handelingen waarvan hij wist
dat ze een dopingovertreding vormden; en/of
b. zijdens de betrokkene is sprake van een of meer handelingen waarvan de
betrokkene wist dat een aanzienlijk risico bestond dat zij (i) een
dopingovertreding zouden kunnen vormen of (ii) een dopingovertreding tot gevolg zouden kunnen hebben, en de betrokkene heeft dat risico evident
genegeerd.
38.2. Een dopingzaak betreffende een stof die alleen verboden is binnen
wedstrijdverband, kan, tot het tegendeel is bewezen, als niet opzettelijk worden
beschouwd als de betrokkene kan aantonen dat:
a. de verboden stof een specifieke stof is; en
b. de verboden stof buiten wedstrijdverband is gebruikt.
38.3. Een dopingzaak betreffende een stof die alleen verboden is binnen
wedstrijdverband, wordt niet als opzettelijk beschouwd indien:
a. de stof geen specifieke stof is; en
b. de betrokkene kan aantonen dat de verboden stof buiten wedstrijdverband
werd gebruikt in een context die geen verband houdt met een sportprestatie.
38.4. Alle verwijzingen in Titel IX naar de term opzet, betreffen verwijzingen naar opzet
in de zin van artikel 38 lid 1.
Artikel 38a Verzwarende omstandigheden
38a.1. Indien de Bond of de Dopingautoriteit in een individueel geval betreffende een
andere dopingovertreding dan overtredingen van artikel 9 (handel), artikel 10
(toediening), artikel 11 (medeplichtigheid) of artikel 13 (ontmoediging) aantoont
dat sprake is van verzwarende omstandigheden die het opleggen van een langere
periode van uitsluiting dan de standaardsanctie rechtvaardigen, wordt de anders
geldende periode van uitsluiting verlengd met een extra periode van uitsluiting
van ten hoogste twee jaar, afhankelijk van:
a. de ernst van de overtreding; en
b. de aard van de verzwarende omstandigheden,
tenzij de betrokkene kan aantonen dat hij de dopingovertreding niet bewust heeft begaan.
38a.2. Onder verzwarende omstandigheden vallen omstandigheden waarbij een
betrokkene betrokken is of waarbij de betrokkene handelingen heeft verricht, die
het opleggen van een langere periode van uitsluiting dan de standaardsanctie
kunnen rechtvaardigen. Dergelijke omstandigheden en handelingen omvatten in
ieder geval:
a. de betrokkene heeft meerdere verboden stoffen of verboden methoden
gebruikt of in bezit gehad;
b. de betrokkene heeft bij meerdere gelegenheden een verboden stof of
verboden methode gebruikt of in bezit gehad;
c. de betrokkene heeft meerdere andere dopingovertredingen (dan die inzake
artikel 4 (gebruik) of artikel 8 (bezit)) begaan;
d. een normaal persoon zou na de anders toepasselijke periode van uitsluiting
waarschijnlijk nog voordeel hebben van de prestatiebevorderende werking van
de dopingovertreding(en);
e. de betrokkene heeft misleidend of obstructief gedrag vertoond om te
voorkomen dat een dopingovertreding wordt ontdekt, tuchtrechtelijk wordt
behandeld en/of berecht; en f. de betrokkene is tijdens het resultaatmanagement en/of tijdens de hoorzitting
betrokken geweest bij handelingen en/of gedragingen die vallen onder artikel
7 (manipulatie).
De in dit lid beschreven voorbeelden van omstandigheden en gedrag(ingen) zijn
niet limitatief. Ook andere vergelijkbare omstandigheden of vergelijkbaar
gedrag(ingen) kunnen derhalve het opleggen van een langere periode van
uitsluiting rechtvaardigen.
Artikel 38b Drugs
38b.1. Onverminderd de toepassing van artikel 37 en artikel 38, geldt wanneer de
dopingovertreding alleen betrekking heeft op drugs het volgende:
a. indien de betrokkene kan aantonen dat de inname of het gebruik buiten
wedstrijdverband plaatsvond en geen verband hield met sportprestatie(s),
bedraagt de periode van uitsluiting drie maanden, die gereduceerd kan
worden tot een maand, indien de betrokkene tot tevredenheid van de
Dopingautoriteit een door de Dopingautoriteit goedgekeurd
behandelprogramma voor drugsmisbruik volbrengt. De bewijslast om aan te
tonen dat een door de Dopingautoriteit goedgekeurd behandelprogramma is
volbracht, rust op de betrokkene. Deze periode van uitsluiting kan niet worden
gereduceerd op grond van de toepassing van artikel 45; en
b. indien de inname, het gebruik of het bezit plaatsvond binnen
wedstrijdverband en de betrokkene kan aantonen dat de omstandigheden van
de inname, het gebruik of het bezit geen verband hielden met
sportprestatie(s), dan worden de inname, het gebruik en/of het bezit niet als
opzettelijk in de zin van artikel 38 beschouwd en bieden deze geen grondslag
voor de vaststelling dat sprake is van verzwarende omstandigheden conform
artikel 38a.
38b.2. Dit artikel kan alleen worden toegepast bij de volgende dopingovertredingen:
artikel 3 (aanwezigheid), artikel 4 (gebruik) en artikel 8 (bezit).
Artikel 39 Sanctie overtreding artikel 5 en artikel 7
Behoudens een eventuele reductie of opschorting van de sanctie overeenkomstig de
artikelen 45 tot en met 49, bedraagt de periode van uitsluiting voor een eerste
overtreding van artikel 5 (gebrekkige medewerking) of artikel 7 (manipulatie) vier jaar,
tenzij: a. de betrokkene, voor zover het een overtreding van artikel 5 betreft, kan
aantonen dat bij het begaan van de dopingovertreding van zijn kant geen sprake
was van opzet, in welk geval de periode van uitsluiting twee jaar bedraagt;
b. de betrokkene uitzonderlijke omstandigheden kan aantonen die een reductie van
de periode van uitsluiting rechtvaardigen, in welk geval de periode van uitsluiting
twee tot vier jaar bedraagt, afhankelijk van de mate van schuld zijdens de
betrokkene; of
c. de betrokkene een beschermd persoon en/of een recreatieve sporter is, in welk
geval de periode van uitsluiting ten hoogste twee jaar bedraagt en ten minste een
berisping zonder enige periode van uitsluiting, afhankelijk van de mate van
schuld van de betrokkene.
Artikel 40 Sanctie overtreding artikel 6
40.1. De periode van uitsluiting bedraagt voor een eerste overtreding van artikel 6
(whereabouts-fouten) twee jaar, welke periode, afhankelijk van de mate van
schuld zijdens de betrokkene, kan worden verminderd tot een periode van
uitsluiting van ten minste 1 jaar.
40.2. De in het vorige lid genoemde mogelijkheid de standaard periode van uitsluiting van twee jaar te verminderen, is niet beschikbaar indien:
a. de betrokkene zijn whereabouts-gegevens herhaaldelijk op het laatste
moment heeft gewijzigd; en/of
b. sprake is van andere handelingen die een ernstig vermoeden doen rijzen dat
de betrokkene heeft getracht niet beschikbaar te zijn voor een dopingcontrole.
40.3. Factoren die bij de toepassing van dit reglement dienen te worden meegenomen
bij de beoordeling van de mate van schuld zijdens de betrokkene, zijn
bijvoorbeeld (i) de ervaring van de betrokkene, (ii) de omstandigheid dat de
betrokkene ten tijde van het begaan van de dopingovertreding een beschermd
persoon was, (iii) het risico waarvan de betrokkene bewust had moeten zijn, (iv)
de zorgvuldigheid en de voorzichtigheid die de betrokkene heeft betracht met
betrekking tot wat het gepercipieerde risico had moeten zijn, en (v) bijzondere
overwegingen, zoals een handicap. Bij de beoordeling van de mate van schuld
zijdens de betrokkene moeten de in overweging genomen omstandigheden
specifiek en relevant zijn voor de verklaring waarom de betrokkene is afgeweken
van het gedrag dat van een (top)sporter mag worden verwacht.
Artikel 41 Sanctie overtreding artikel 9, 10 en 13
41.1. Behoudens een eventuele reductie of opschorting van de sanctie overeenkomstig
de artikelen 45 tot en met 49, bedraagt de opgelegde periode van uitsluiting voor
een eerste overtreding van artikel 9 (handel) of artikel 10 (toediening) ten minste
vier jaar en maximaal levenslang, afhankelijk van de ernst van de overtreding.
41.2. Een overtreding van artikel 9 of artikel 10 waarbij een beschermd persoon is
betrokken, wordt als bijzonder ernstig gezien, en leidt tot levenslange uitsluiting,
indien:
a. de overtreding is begaan door begeleidend personeel; en
b. de overtreding geen verband houdt met een specifieke stof.
41.3. De periode van uitsluiting bedraagt voor een eerste overtreding van artikel 13
(ontmoediging) ten minste twee jaar tot maximaal levenslang, afhankelijk van de
ernst van de gedragingen die in het kader van de overtreding zijn begaan.
Artikel 42 Sanctie overtreding artikel 11
Behoudens een eventuele reductie of opschorting van de sanctie overeenkomstig de
artikelen 45 tot en met 49, bedraagt de periode van uitsluiting voor een eerste
overtreding van artikel 11 (medeplichtigheid) ten minste twee jaar en maximaal
levenslang, afhankelijk van de ernst van de overtreding.
Artikel 43 Sanctie overtreding artikel 12
De periode van uitsluiting bedraagt voor een eerste overtreding van artikel 12 (verboden
samenwerking) twee jaar, welke periode, afhankelijk van de mate van schuld zijdens de
betrokkene en de andere omstandigheden van het geval, kan worden verminderd tot
een periode van uitsluiting van ten minste 1 jaar.
Titel X Strafmaat en sanctiereductie
Artikel 44 Geen schuld of nalatigheid
44.1. Er is geen sprake van schuld of nalatigheid indien de betrokkene heeft
aangetoond dat hij niet wist of vermoedde, en zelfs met de grootst mogelijke
voorzichtigheid niet redelijkerwijs had kunnen weten of vermoeden, dat hij:
a. de verboden stof en/of verboden methode had gebruikt, ingenomen of had
toegediend gekregen; of
b. een dopingovertreding beging.
44.2. Indien de dopingovertreding een overtreding van artikel 3 (aanwezigheid) betreft, geldt als aanvullende eis dat alleen sprake kan zijn van geen schuld of
nalatigheid, als de betrokkene heeft aangetoond hoe de verboden stof en/of de
verboden methode in zijn lichaam terecht is gekomen. Deze aanvullende eis geldt
niet indien de betrokkene ten tijde van het begaan van de dopingovertreding een
beschermd persoon en/of een recreatieve sporter was.
44.3. Indien de betrokkene in een individueel geval heeft aangetoond dat bij het door
hem begaan van een dopingovertreding van zijn kant geen sprake was van schuld
of nalatigheid, vervalt de toepasselijke periode van uitsluiting.
44.4. Dit artikel is alleen van toepassing op uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld indien
een betrokkene heeft aangetoond dat de door hem begane dopingovertreding,
ondanks alle door hem genomen voorzorgsmaatregelen en door hem betrachte
zorgvuldigheid, het gevolg is van sabotage door een derde.
44.5. Dit artikel is in ieder geval niet van toepassing op de volgende gevallen:
a. een positieve uitslag die het gevolg is van de inname, het gebruik, de
toediening en/of toepassing van een vervuild product, een verkeerd gelabeld
of een verontreinigd voedingssupplement. Leden zijn zelf verantwoordelijk
voor hetgeen zij gebruiken of innemen, en zij dienen bekend te zijn met de
risico’s inzake het gebruik van voedingssupplementen;
b. de toediening van een verboden stof of een verboden methode door
begeleidend personeel zonder dat dit aan de betrokkene is gemeld. Leden zijn
zelf verantwoordelijk voor de keuze van hun begeleidend personeel, en
moeten hun begeleidend personeel meedelen dat zij geen verboden stof of
verboden methode toegediend mogen krijgen; en/of
c. sabotage van voeding of drank van een betrokkene door een echtgenoot of
echtgenote, een huisgenoot of (ander) gezinslid, een coach of een andere
persoon die tot het begeleidend personeel van de betrokkene behoort. Leden
zijn zelf verantwoordelijk voor hetgeen zij gebruiken of innemen, alsmede
voor het gedrag van de personen die zij toegang geven tot hun voeding en
drank.
44.6. Dit artikel is alleen van toepassing op de vaststelling van de strafmaat, en niet op
de vaststelling of sprake is van een dopingovertreding.
44.7. In tegenstelling tot de overige bepalingen van Titel X waar de term schuld wordt
gebruikt, is de definitie van schuld expliciet niet van toepassing op artikel 44.
Evenmin zijn van toepassing op artikel 44 de in artikel 40 lid 3 genoemde
factoren voor het beoordelen van de mate van schuld zijdens de betrokkene.
44.8. Onverminderd het hiervoor gestelde in dit artikel, kan artikel 44 niet worden
toegepast indien:
a. de betrokkene de opzetpresumptie als bedoeld in artikel 37 lid 1 sub a niet
kan weerleggen;
b. sprake is van opzet, hetzij voor de vaststelling of sprake is van een dopingovertreding, hetzij in de zin van artikel 38 lid 1.
Artikel 45 Geen aanmerkelijke mate van schuld of nalatigheid
45.1. Er is geen sprake van een aanmerkelijke mate van schuld of nalatigheid indien de
betrokkene heeft aangetoond dat zijn schuld of nalatigheid, naar de
omstandigheden van het geval en rekening houdend met de criteria zoals
genoemd in artikel 44 lid 1, niet significant was in relatie tot de
dopingovertreding.
45.2. Indien de dopingovertreding een overtreding van artikel 3 betreft, geldt als
aanvullende eis dat alleen sprake kan zijn van geen aanmerkelijke mate van
schuld of nalatigheid, als de betrokkene heeft aangetoond hoe de verboden stof
en/of de verboden methode in zijn lichaam terecht is gekomen. Deze aanvullende
eis geldt niet indien de betrokkene ten tijde van het begaan van de
dopingovertreding een beschermd persoon en/of een recreatieve sporter was.
45.3. Als (i) sprake is van een overtreding van artikel 3, artikel 4 of artikel 8, (ii) de
dopingovertreding verband houdt met een specifieke stof (niet zijnde drugs) of
een specifieke methode, en (iii) de betrokkene heeft aangetoond dat van zijn kant
sprake is van geen aanmerkelijke mate van schuld of nalatigheid, dan is de
sanctie ten minste:
a. een berisping zonder oplegging van enige periode van uitsluiting; en
b. maximaal een periode van uitsluiting van twee jaar,
afhankelijk van de mate van schuld zijdens de betrokkene.
45.4. Als (i) sprake is van een overtreding van artikel 3, artikel 4 of artikel 8, (ii) de
betrokkene heeft aangetoond dat van zijn kant sprake is van geen aanmerkelijke
mate van schuld of nalatigheid, en (iii) de betrokkene heeft aangetoond dat de
gedetecteerde verboden stof (niet zijnde drugs) afkomstig is van een vervuild
product, dan is de sanctie ten minste:
a. een berisping zonder oplegging van enige periode van uitsluiting; en
b. maximaal een periode van uitsluiting van twee jaar,
afhankelijk van de mate van schuld zijdens de betrokkene.
45.5. Als (i) sprake is van een overtreding van artikel 3, artikel 4 of artikel 8, (ii) de
betrokkene in een individueel geval, waarin artikel 45 lid 3 en artikel 45 lid 4
niet van toepassing zijn, heeft aangetoond dat bij het door hem begaan van
een dopingovertreding van zijn kant sprake was van geen aanmerkelijke mate
van schuld of nalatigheid, kan de anders van toepassing zijnde periode van
uitsluiting afhankelijk van de mate van schuld zijdens betrokkene, worden
gereduceerd, doch nooit minder zijn dan de helft van de anders van toepassing zijnde periode van uitsluiting. Indien de anders van toepassing zijnde periode van
uitsluiting levenslang zou bedragen, mag de overeenkomstig dit artikel
gereduceerde periode van uitsluiting niet minder dan acht jaar bedragen.
45.6. Wanneer (i) de dopingovertreding door een beschermde persoon of
recreatieve sporter wordt begaan en (ii) deze beschermde persoon of
recreatieve sporter kan aantonen dat van zijn kant sprake was van geen
aanmerkelijke mate van schuld of nalatigheid, dan geldt als sanctie ten minste
een berisping zonder enige periode van uitsluiting en ten hoogste een periode van
uitsluiting van twee jaar, afhankelijk van de mate van schuld zijdens de betrokken beschermde persoon of recreatieve sporter. Dit artikellid kan niet
worden toegepast als de dopingovertreding (deels) betrekking heeft op drugs.
45.7. Dit artikel is alleen van toepassing op de vaststelling van de strafmaat, en niet op
de vaststelling of sprake is van een dopingovertreding.
45.8. Als de Bond, de Dopingautoriteit en/of een andere ADO bij een overtreding van
artikel 3, artikel 4 en artikel 8 inzake een specifieke stof, heeft aangetoond dat
zijdens de betrokkene sprake was van opzet:
a. kan artikel 45 niet worden toegepast; en
b. bedraagt de periode van uitsluiting vier jaar, tenzij artikel 46, artikel 47 en/of artikel 48 wordt toegepast.
45.9. Als de Bond, de Dopingautoriteit en/of een andere ADO bij een overtreding van
artikel 3, 4 en artikel 8 inzake een specifieke stof, niet heeft aangetoond dat
zijdens de betrokkene sprake was van opzet:
a. kan artikel 45 worden toegepast, doch alleen als de betrokkene kan aantonen in aanmerking te komen voor sanctiereductie op grond van artikel 45; en
b. is de sanctie ten minste een berisping en maximaal een periode van uitsluiting
van twee jaar, afhankelijk van de mate van schuld zijdens de betrokkene.
Hierbij geldt dat sanctiereductie alleen mogelijk is als (i) de betrokkene heeft
aangetoond dat van zijn kant sprake is van geen aanmerkelijke mate van schuld of nalatigheid, en (ii) de betrokkene heeft voldaan aan de voorwaarden
voor de toepassing van artikel 45 lid 3, artikel 45 lid 4 of artikel 45 lid 5.
Indien de betrokkene niet aan deze voorwaarden kan voldoen, bedraagt de
periode van uitsluiting twee jaar, tenzij artikel 46, artikel 47 en/of artikel 48
wordt toegepast.
45.10. Als de betrokkene bij een overtreding van artikel 3, artikel 4 en artikel 8 inzake
een niet-specifieke stof niet heeft aangetoond dat van zijn kant geen sprake was
van opzet:
a. kan artikel 45 niet worden toegepast; en
b. bedraagt de periode van uitsluiting vier jaar, tenzij artikel 46, artikel 47 en/of artikel 48 wordt toegepast.
45.11. Als de betrokkene bij een overtreding van artikel 3, artikel 4 en artikel 8 inzake
een niet-specifieke stof heeft aangetoond dat van zijn kant geen sprake was van
opzet:
a. kan artikel 45 worden toegepast, doch alleen als de betrokkene kan aantonen
in aanmerking te komen voor sanctiereductie op grond van artikel 45; en
b. kan de periode van uitsluiting worden gereduceerd afhankelijk van de mate
van schuld zijdens de betrokkene, doch nooit minder zijn dan de helft van
anders van toepassing zijnde periode van uitsluiting. Hierbij geldt dat
sanctiereductie alleen mogelijk is als (i) de betrokkene heeft aangetoond dat
van zijn kant sprake is van geen aanmerkelijke mate van schuld of
nalatigheid, en (ii) de betrokkene heeft voldaan aan de voorwaarden voor de
toepassing van artikel 45 lid 3, artikel 45 lid 4 of artikel 45 lid 5. Indien de
betrokkene niet aan deze voorwaarden kan voldoen, bedraagt de periode van uitsluiting twee jaar, tenzij artikel 46, artikel 47 en/of artikel 48 wordt
toegepast.
45.12. Voor de toepassing van artikel 45:
a. dient het bevoegde tuchtcollege eerst te beoordelen welke bepaling eventueel
van toepassing is: artikel 45 lid 3, artikel 45 lid 4 of artikel 45 lid 5;
b. dient het bevoegde tuchtcollege vervolgens te beoordelen of de betrokkene
heeft aangetoond dat bij het begaan van de dopingovertreding van zijn kant
sprake was van geen aanmerkelijke mate van schuld of nalatigheid. Daartoe
dient het bevoegde tuchtcollege artikel 45 lid 1, artikel 1 lid 49 en artikel 40
lid 3 toe te passen, in samenhang met artikel 44 lid 1. Indien de dopingzaak een dopingovertreding van artikel 3 betreft, dient het bevoegde tuchtcollege
tevens artikel 45 lid 2 toe te passen;
c. dient het bevoegde tuchtcollege, indien het van oordeel is dat de betrokkene
heeft aangetoond in aanmerking te komen voor sanctiereductie op grond van
artikel 45, de mate van sanctiereductie te bepalen aan de hand van de mate
van schuld zijdens de betrokkene, waarbij het bevoegde tuchtcollege artikel 1
lid 49 en artikel 40 lid 3 moet toepassen.
45.13. Artikel 45 lid 5 kan niet worden toegepast in de volgende situaties:
a. er is zijdens de betrokkene sprake geweest van opzet;
b. er is sprake van een dopingovertreding waarbij opzet een element is van de
overtreding (bijvoorbeeld artikel 7, artikel 9, artikel 10 en artikel 11);
c. er is sprake van een dopingovertreding waarbij opzet een element is van een
bepaalde sanctie (bijvoorbeeld artikel 37); en d. er is al sprake van mogelijke sanctiereductie op basis van de mate van schuld
zijdens de betrokkene (zie artikel 40 lid 1 en artikel 43).
45.14. Alle opties voor sanctiereductie zoals deze zijn opgenomen in artikel 45 sluiten
elkaar uit en zijn niet cumulatief.
Artikel 46 Substantiële ondersteuning
46.1. De Dopingautoriteit kan voorafgaand aan (a) een op grond van artikel 59 voor
beroep vatbare uitspraak van het bevoegde tuchtcollege in een dopingzaak, dan
wel (b) het verstrijken van de op de uitspraak van het bevoegde tuchtcollege van
toepassing zijnde beroepstermijn, een deel van de opgelegde, dan wel op te
leggen consequenties (met uitzondering van het vervallen van wedstrijdresultaten en de verplichte openbaarmaking op grond van de World Anti-Doping Code)
opschorten indien de betrokkene substantiële ondersteuning heeft verleend aan
een ADO, een justitiële instantie en/of een professioneel disciplinair orgaan. De
Dopingautoriteit kan hiertoe met de betrokkene een substantiële
ondersteuningsovereenkomst sluiten.
46.2. Van substantiële ondersteuning is sprake indien aan de volgende voorwaarden is
voldaan: a. de ondersteuning heeft tot gevolg (gehad) dat een ADO een dopingzaak wordt
ontdekt of van een dopingovertreding aangifte wordt gedaan, welke
dopingzaak of dopingovertreding is begaan door een andere persoon dan de
betrokkene die de substantiële ondersteuning heeft verleend;
b. de ondersteuning heeft tot gevolg (gehad) dat een justitiële instantie of
disciplinair orgaan een strafbaar feit of een overtreding van beroepsregels ontdekt, meldt of daarvan aangifte doet, welk strafbaar feit of welke
overtreding is begaan door een andere persoon dan de betrokkene die de
substantiële ondersteuning heeft verleend en de informatie die wordt
verstrekt door de substantiële ondersteuning verlenende persoon, beschikbaar
wordt gesteld aan de Dopingautoriteit;
c. de ondersteuning heeft tot gevolg (gehad) dat WADA een procedure start
tegen een ondertekenaar van de World Anti-Doping Code, een WADA-
geaccrediteerd laboratorium of een management unit voor biologische
paspoorten18 wegens niet naleving van de World Anti-Doping Code, een
International Standard of een Technical Document; of d. de ondersteuning heeft tot gevolg (gehad) dat een justitiële instantie of
disciplinair orgaan een strafbaar feit of een overtreding van beroeps- of sportregels inzake integriteit in de sport, niet betreffende doping, aantoont.
Deze vorm van substantiële ondersteuning om te komen tot het opschorten
van consequenties op grond van artikel 46, is alleen mogelijk met
toestemming van WADA.
46.3. De Dopingautoriteit kan in situaties waarin artikel 46 lid 1 niet van toepassing
is, een deel van de opgelegde consequenties (met uitzondering van het vervallen
van wedstrijdresultaten en de verplichte openbaarmaking op grond van de World
Anti-Doping Code), opschorten: a. indien de betrokkene substantiële ondersteuning heeft verleend; en
b. met goedkeuring van zowel de internationale federatie als WADA.
De Dopingautoriteit kan hiertoe met de betrokkene een substantiële
ondersteuningsovereenkomst sluiten.
46.4. Aanvullende voorwaarden om sprake te laten zijn van substantiële ondersteuning
zijn: a. de betrokkene heeft alle hem beschikbare informatie inzake
dopingovertredingen, strafbare feiten of overtredingen van beroeps- of
sportregels inzake integriteit in de sport, niet betreffende doping, correct en
volledig verstrekt, in een schriftelijke door hem ondertekende verklaring of in een gespreksopname;
b. de betrokkene verleent zijn volledige medewerking aan het onderzoek naar,
alsmede de (tuchtrechtelijke) vervolging van elke (doping)zaak waarop de
door hem verschafte informatie betrekking heeft, door onder andere als
getuige te verklaren bij een hoorzitting indien de Dopingautoriteit of het
bevoegde tuchtcollege daarom verzoekt; en
c. de door de betrokkene verschafte informatie dient geloofwaardig te zijn, en dient (i) een belangrijk onderdeel te vormen van een zaak die tot
(tuchtrechtelijke) vervolging heeft geleid, dan wel (ii), indien geen
(tuchtrechtelijke) vervolging heeft plaatsgevonden, voldoende grond te
hebben verschaft op basis waarvan (tuchtrechtelijke) vervolging had kunnen
plaatsvinden.
46.5. De mate waarin de periode van uitsluiting op grond van artikel 46 kan worden
opgeschort, is afhankelijk van:
a. de ernst van de dopingovertreding die de betrokkene heeft begaan; en
b. het belang van de verleende substantiële ondersteuning voor het elimineren
van (i) doping in de sport, (ii) de niet-naleving van de Code en/of (iii)
overtredingen van integriteitsregels in de sport.
De mate waarin de periode van uitsluiting kan worden opgeschort, kan echter niet meer bedragen dan driekwart van de periode van uitsluiting die zonder de
toepassing van artikel 46 zou worden opgelegd. Indien de periode van uitsluiting
zonder de toepassing van artikel 46 een levenslange periode van uitsluiting zou
bedragen, kan de niet-opgeschorte periode van uitsluiting niet minder dan acht
jaar bedragen. Voor het bepalen van de periode van uitsluiting die op grond van
artikel 46 zou kunnen worden opgeschort, wordt geen rekening gehouden met een eventuele additionele periode van uitsluiting op grond van artikel 38a.
46.6. Indien de betrokkene die substantiële ondersteuning wil leveren, hierom heeft
verzocht, is het de Dopingautoriteit toegestaan met voornoemde betrokkene een
18 Athlete Passport Management Unit (APMU), zoals bedoeld in de ISL.
zogenaamde overeenkomst onder voorbehoud te sluiten, binnen welk kader de
betrokkene onder voorbehoud informatie kan verstrekken betreffende
substantiële ondersteuning. Met een overeenkomst onder voorbehoud wordt gedoeld op een schriftelijke
overeenkomst tussen de Dopingautoriteit en een betrokkene, die deze betrokkene in staat stelt binnen een bepaald tijdskader informatie te verstrekken aan de
Dopingautoriteit, met dien verstande dat indien de Dopingautoriteit en betrokkene
(a) geen substantiële ondersteuningsovereenkomst of (b) een schikking
overeenkomen, de informatie die binnen het kader van de overeenkomst onder
voorbehoud is verstrekt, niet door de Dopingautoriteit tegen betrokkene mag
worden gebruikt, en dat informatie die in het kader van de overeenkomst onder
voorbehoud door de Dopingautoriteit is verstrekt, niet door de betrokkene tegen
de Dopingautoriteit mag worden gebruikt.
46.7. Indien de Dopingautoriteit vaststelt dat de betrokkene onvoldoende medewerking
verleent19 en/of zijn ondersteuning niet langer voldoet aan de hiervoor benoemde
voorwaarden voor substantiële ondersteuning, zal het de substantiële
ondersteuningsovereenkomst beëindigen, en: a. wordt, indien sprake is van de toepassing van artikel 46 lid 1, alsnog aangifte
gedaan van de door de betrokkene begane dopingovertreding(en), tenzij (i) in
deze reeds aangifte was gedaan (in welk geval deze aangifte weer in
behandeling wordt genomen) of (ii) met betrokkene een schikking wordt
overeengekomen op grond van artikel 27; of
b. wordt, indien sprake is van de toepassing van artikel 46 lid 3, de opgeschorte
uitspraak van het tuchtcollege weer van kracht.20
Tegen een besluit van de Dopingautoriteit om een substantiële
ondersteuningsovereenkomst te beëindigen, staat beroep open conform het
gestelde in Titel XII.
46.8. Op verzoek van (i) de Dopingautoriteit of (ii) een persoon die (beweerdelijk) een
dopingovertreding heeft begaan, kan WADA voor het verlenen van substantiële
ondersteuning in elke fase van het resultaatmanagement, inclusief nadat een
bevoegd tuchtcollege in een dopingzaak uitspraak heeft gedaan en deze uitspraak
definitief is geworden, instemmen met wat het beschouwt als een passende
opschorting van (a) de opgelegde periode van uitsluiting en andere consequenties
of (b) de zonder toepassing van artikel 46 toepasselijke periode van uitsluiting en
andere consequenties.
In uitzonderlijke omstandigheden kan WADA voor het verlenen van substantiële
ondersteuning akkoord gaan met een opschorting van de gehele periode van
uitsluiting en andere consequenties die verder gaat dan de opschortingen die
anderszins mogelijk zijn op grond van artikel 46. In dergelijke gevallen kan WADA
akkoord gaan met (i) de volledige opschorting van de (opgelegde of op te leggen)
periode van uitsluiting, (ii) het niet terugbetalen van prijzengeld, (iii) geen
verplichte openbaarmaking en/of (iv) het niet betalen van boetes of kosten.
Indien de Dopingautoriteit de substantiële ondersteuningsovereenkomst beëindigt
conform het gestelde in artikel 46, komt daarmee automatisch WADA’s
goedkeuring zoals bedoeld in dit lid te vervallen. Een beslissing van WADA om wel
of geen goedkeuring te verlenen zoals bedoeld in dit lid, is niet voor beroep
vatbaar.
46.9. Indien de Dopingautoriteit een (deel van een) periode van uitsluiting opschort
vanwege verleende substantiële ondersteuning, dient zij dit besluit met redenen
19 Van onvoldoende medewerking kan bijvoorbeeld sprake zijn indien de betrokkene een fatale termijn overschrijdt of benodigde informatie niet aanlevert, dan wel aangeeft dat hij de benodigde informatie niet kan aanleveren. 20 Nadat de substantiële ondersteuningsovereenkomst is ontbonden, wordt de uitspraak van het tuchtcollege wordt weer van kracht.
omkleed te melden bij de ADO’s met een recht op beroep op grond van artikel 60.
In unieke omstandigheden, waarin WADA oordeelt dat dit in het beste belang van
de strijd tegen doping is, kan WADA de Dopingautoriteit toestemming geven een
geheimhoudingsovereenkomst aan te gaan, welke de bekendmaking van de in het
kader van de substantiële ondersteuning gesloten overeenkomst en/of de aard
van de verleende substantiële ondersteuning beperkt of uitstelt.
46.10. Het opschorten van (een deel van) de periode van uitsluiting is alleen mogelijk op grond van de toepassing van artikel 46.
Artikel 47 Bekentenis voorafgaand aan vermoeden dopingovertreding
47.1. Indien:
a. een betrokkene, hetzij voorafgaand aan het door hem kennisnemen van
een bij hem uit te voeren dopingcontrole die kan leiden tot constatering
van een dopingovertreding, hetzij (bij andere overtredingen dan artikel 3)
voorafgaand aan kennisgeving inzake een dopingzaak door de
Dopingautoriteit, de Bond, de internationale federatie en/of een
buitenlandse nationale sportbond of NADO, vrijwillig bekent een
overtreding als genoemd in Titel II te hebben begaan, en
b. deze bekentenis op dat moment het enige betrouwbare bewijs is van
bedoelde overtreding,
kan de op te leggen periode van uitsluiting worden verkort, doch niet minder
bedragen dan de helft van de zonder deze bekentenis van toepassing zijnde
periode.
47.2. Dit artikel kan slechts worden toegepast in omstandigheden waarin een lid
vrijwillig een dopingovertreding bekent en die bekentenis op het moment van het
doen van de bekentenis het enige betrouwbare bewijs van de overtreding is. Dit
artikel kan alleen worden toegepast wanneer een lid een dopingovertreding
bekent in omstandigheden waar geen enkele ADO een vermoeden heeft dat een
mogelijk een dopingovertreding heeft begaan. Dit artikel kan niet worden
toegepast in omstandigheden waarin de bekentenis plaatsvindt nadat het lid
denkt dat hij zal worden betrapt.
47.3. De mate waarin de periode van uitsluiting wordt verkort, dient te zijn gebaseerd op de kans dat het lid zou zijn betrapt indien hij niet vrijwillig had bekend.
Artikel 48 Bekentenis na kennisgeving
Indien de betrokkene, na kennisgeving door de Dopingautoriteit inzake een mogelijke
dopingovertreding waarvoor een periode van uitsluiting van vier of meer jaar geldt (met
inbegrip van elke (additionele) periode van uitsluiting op grond van artikel 38a), binnen
twintig dagen ontvangst van deze kennisgeving:
a. de dopingovertreding bekent; en
b. de periode van uitsluiting aanvaardt,
kan de betrokkene een reductie van een jaar krijgen van de initieel door de
Dopingautoriteit bepaalde periode van uitsluiting. Indien de betrokkene op grond van dit
artikel de reductie van een jaar op de gestelde periode van uitsluiting krijgt, is een
verdere reductie van de gestelde periode van uitsluiting op grond van enig ander artikel
van dit reglement niet toegestaan.
Artikel 49 Meerdere opties sanctiereductie
49.1. Voor de toepassing van artikel 49:
a. dient de betrokkene eerst aan te tonen dat hij in aanmerking komt voor
sanctiereductie op basis van meer dan een van de volgende artikelen: artikel
44, artikel 45, artikel 46, artikel 47 en artikel 48; en
b. dient voorafgaand aan de eventuele toepassing van artikel 46, artikel 47 of
artikel 48, eerst de van toepassing zijnde periode van uitsluiting te worden bepaald aan de hand van (i) de bepalingen in Titel IX, en (ii) artikel 44 en
artikel 45.
49.2. Indien de betrokkene heeft aangetoond in aanmerking te komen voor
sanctiereductie of -opschorting op grond van artikel 46, artikel 47 en/of artikel
48, kan de periode van uitsluiting worden gereduceerd, doch niet minder dan een
kwart bedragen van de op basis van artikel 49 lid 1 sub b bepaalde periode.
Artikel 50 Meerdere overtredingen
50.1. Voor een tweede dopingovertreding bedraagt de periode van uitsluiting de
langste van de volgende perioden:
a. zes maanden;
b. een periode van uitsluiting in het bereik tussen:
(i) de som van de voor de eerste dopingovertreding opgelegde periode van
uitsluiting en de periode van uitsluiting die van toepassing zou zijn
geweest op de tweede dopingovertreding indien deze zou zijn behandeld
alsof het een eerste dopingovertreding betrof; en
(ii) tweemaal de voor de tweede dopingovertreding geldende periode van
uitsluiting, indien deze wordt behandeld alsof het een eerste overtreding
zou zijn geweest,
waarbij de periode van uitsluiting binnen dit bereik wordt bepaald aan de hand
van het geheel van omstandigheden en de mate van schuld van de
betrokkene met betrekking tot de tweede overtreding.
50.2. Een derde dopingovertreding leidt altijd tot de oplegging van een levenslange
periode van uitsluiting, tenzij de betrokkene kan aantonen dat hij ter zake de
derde dopingovertreding in aanmerking komt voor de toepassing van artikel 44 of
artikel 45, dan wel de derde dopingovertreding een overtreding van artikel 6
betreft, in welk geval de periode van uitsluiting ten minste acht jaar en maximaal
levenslang bedraagt.
50.3. De op basis van de vorige twee leden van deze bepaling vastgestelde periode van
uitsluiting kan worden gereduceerd op grond van en in overeenstemming met de
eventuele toepassing van artikel 46, artikel 47 of artikel 49.
50.4. Indien de betrokkene inzake een dopingovertreding heeft aangetoond dat van zijn
kant geen sprake is van schuld of nalatigheid in de zin van artikel 44, wordt deze
overtreding niet als dopingovertreding beschouwd voor de toepassing van artikel
50. Evenmin wordt een dopingovertreding waarbij op grond van artikel 38b sub a
een periode van uitsluiting is opgelegd, als dopingovertreding beschouwd voor de
toepassing van artikel 50.
50.5. Behoudens de toepassing van artikel 50 lid 6 en artikel 50 lid 7 wordt een
dopingovertreding voor het opleggen van sancties op grond van artikel 50
beschouwd als een tweede overtreding, als kan worden aangetoond dat de
betrokkene de additionele dopingovertreding heeft begaan nadat (i) de
betrokkene de kennisgeving inzake de eerste dopingzaak heeft ontvangen, dan
wel (ii) een redelijke poging is gedaan hem deze kennisgeving te doen toekomen.
Als dit niet kan worden bewezen, worden de overtredingen samen beschouwd als
één afzonderlijke eerste overtreding en wordt de op te leggen sanctie gebaseerd
op de overtreding waarop de zwaarste sanctie staat, met inbegrip van de
toepassing van verzwarende omstandigheden (op grond van artikel 38a). Alle
behaalde wedstrijdresultaten die de betrokkene heeft behaald sinds de eerdere
dopingovertreding komen te vervallen.
50.6. Indien de Dopingautoriteit of de Bond aantoont dat:
a. een lid een additionele dopingovertreding heeft begaan voorafgaand aan de
kennisgeving inzake de eerste of eerder opgemerkte dopingzaak; en
b. die additionele overtreding plaatsvond ten minste twaalf maanden voordat of
nadat de eerste of eerdere overtreding is begaan,
dan wordt de periode van uitsluiting voor de additionele dopingovertreding
berekend alsof de additionele overtreding een opzichzelfstaande eerste
overtreding was en gaat deze periode van uitsluiting in na het aflopen van de
opgelegde periode van uitsluiting voor de eerste of eerder opgemerkte
overtreding (en kan dus niet gelijktijdig met deze laatstgenoemde periode van
uitsluiting aanvangen). Wanneer dit lid van toepassing is, vormen de
dopingovertredingen gezamenlijk een enkele overtreding voor de toepassing van
artikel 50 lid 1-3.
50.7. Indien de Dopingautoriteit of de Bond aantoont dat een lid een overtreding van
artikel 7 (manipulatie) met betrekking tot het dopingcontroleproces heeft begaan
voor een onderliggende vermeende dopingovertreding, wordt de overtreding van
artikel 7 behandeld als een opzichzelfstaande eerste overtreding en gaat deze
periode van uitsluiting in na het aflopen van de opgelegde periode van uitsluiting
(indien van toepassing) voor de onderliggende overtreding (en kan dus niet
gelijktijdig met deze laatstgenoemde periode van uitsluiting aanvangen).
Wanneer dit lid wordt toegepast, vormen de overtredingen gezamenlijk een
enkele overtreding voor de toepassing van artikel 50 lid 1-3.
50.8. Indien de Dopingautoriteit of de Bond aantoont dat een lid tijdens een periode
van uitsluiting een tweede of een derde dopingovertreding heeft begaan, lopen de
periodes van uitsluiting voor meerdere overtredingen aansluitend op elkaar in
plaats van gelijktijdig.
50.9. Voor de toepassing van dit artikel dient een tweede of volgende
dopingovertreding binnen tien jaar van de vorige overtreding(en) te hebben
plaatsgevonden.
Titel XI Overige sanctiebepalingen
Artikel 51 Aanvang van de periode van uitsluiting
51.1. Indien een lid vanwege een dopingovertreding reeds een periode van uitsluiting is
opgelegd welke nog niet is afgelopen, begint iedere nieuwe periode van uitsluiting
op de eerste dag nadat de nog lopende periode van uitsluiting afloopt. In alle
andere gevallen vangt, tenzij in dit reglement anders is bepaald, de periode van
uitsluiting aan op (i) de dag van de tuchtrechtelijke uitspraak, (ii) de dag die in het kader van de toepassing van artikel 27 of artikel 46 wordt aanvaard, of (iii)
de dag waarop de periode van uitsluiting anderszins wordt opgelegd. Met dit
laatste wordt gedoeld op de volgende situaties: (a) WADA, de bevoegde
internationale federatie en/of een buitenlandse ADO leggen een periode van
uitsluiting op of zijn partij bij een schikking op grond van regeling die is
gebaseerd op artikel 10.7.1 dan wel artikel 10.8.2 van de World Anti-Doping
Code, (b) een bij het CAS dienende dopingzaak wordt door de partijen geschikt,
of (c) de periode van uitsluiting wordt bepaald bij rechterlijke uitspraak.
51.2. Indien (a) sprake is geweest van aanmerkelijke vertragingen in de in Titel V en/of
Titel VI bedoelde procedures, en (b) de betrokkene kan aantonen dat deze
vertragingen de betrokkene niet zijn aan te rekenen, kan het bevoegde
tuchtcollege of de andere bevoegde instantie die de periode van uitsluiting oplegt,
de periode van uitsluiting op een eerder dan het in het vorige lid bedoelde
moment laten ingaan, tot op zijn vroegst de dag waarop de (laatste)
dopingovertreding is begaan. In geval van een overtreding van artikel 3
(aanwezigheid) wordt hiermee gedoeld op de dag waarop het monster is
afgenomen dat tot de positieve uitslag heeft geleid. Alle tijdens de periode van
uitsluiting behaalde wedstrijdresultaten komen te vervallen, inclusief de wedstrijdresultaten die zijn behaald tijdens een met terugwerkende kracht
opgelegde de periode van uitsluiting.
51.3. Inzake dopingovertredingen die geen betrekking hebben op artikel 3
(aanwezigheid), kan een ADO veel tijd nodig hebben om feiten te ontdekken en bewijs te verzamelen dat nodig is om een dopingovertreding aan te tonen,
bijvoorbeeld wanneer een lid maatregelen heeft genomen om opsporing van een
dopingovertreding te voorkomen. In deze omstandigheden bestaat niet de
mogelijkheid om de sanctie op een eerder tijdstip te laten ingaan.
51.4. Indien een lid de ordemaatregel heeft nageleefd, wordt de duur van deze
ordemaatregel in mindering gebracht op de eventueel uiteindelijk opgelegde
periode van uitsluiting. Indien een lid de ordemaatregel niet heeft nageleefd (dat
wil zeggen: correct, volledig en tijdig), dan wordt een eventueel volbrachte duur
van een ordemaatregel niet in mindering gebracht op de eventueel uiteindelijk
opgelegde periode van uitsluiting. Hetzelfde geldt voor een door een bevoegd
(tucht)orgaan opgelegde ordemaatregel, voorlopige schorsing of voorlopige
uitsluiting.
51.5. De periode waarin (i) geen ordemaatregel is opgelegd en (ii) geen sprake is van
de zelf opgelegde uitsluiting (en de naleving daarvan) als bedoeld in het vorige
lid, kan niet worden afgetrokken van een (uiteindelijk) opgelegde periode van
uitsluiting, ongeacht de omstandigheid dat de betrokkene (vrijwillig) heeft
afgezien van het deelnemen aan wedstrijden, competities en/of evenementen.
51.6. Anders dan de in artikel 51 beschreven opties bestaan geen mogelijkheden een
op te leggen periode van uitsluiting eerder te laten ingaan dan op het in artikel 51
lid 1 genoemde moment.
51.7. Indien in een teamsport een periode van uitsluiting wordt opgelegd aan een
team, gaat deze periode van uitsluiting, tenzij de rechtvaardigheid anders vereist,
in op:
a. de dag van de tuchtrechtelijke uitspraak; of
b. indien afstand is gedaan van het recht op een hoorzitting, op de dag waarop
de periode van uitsluiting wordt aanvaard of anderszins wordt opgelegd, tenzij
de rechtvaardigheid anders vereist.
Een periode van een aan een team opgelegde ordemaatregel of vrijwillig zelf door
een team opgelegde ordemaatregel (overeenkomstig het hieromtrent bepaalde in
artikel 26 lid 9) zal in mindering worden gebracht op de totale periode van uitsluiting die wordt opgelegd.
51.8. Het is niet mogelijk de in dit reglement genoemde sancties geheel of gedeeltelijk
voorwaardelijk op te leggen, tenzij expliciet anders is bepaald.
51.9. De eventuele (ontbrekende) prestatiebevorderende werking van een verboden
stof en/of verboden methode kan niet worden meegewogen bij:
a. de beoordeling of sprake is van een dopingovertreding; en
b. de beoordeling van de strafmaat, dat wil zeggen het vaststellen van de
wegens een dopingovertreding op te leggen sanctie.
Artikel 52 (Status gedurende) uitsluiting en ordemaatregel
52.1. Oplegging van een (periode van) uitsluiting of een ordemaatregel houdt in dat de
betrokkene vanaf het moment dat deze consequentie is opgelegd: a. is uitgesloten van deelname, in welke hoedanigheid dan ook, aan enige onder
auspiciën van (i) de Bond (inclusief bij de Bond aangesloten, of op andere
wijze aan de Bond verbonden clubs, teams of andere rechtspersonen), (ii) een
Ondertekenaar, een lid van de Bond of Ondertekenaar, of (iii) een andere
ledenorganisatie die bij de Bond of een Ondertekenaar (of een lid daarvan) is
aangesloten, georganiseerde wedstrijd, competitie en/of evenement;
b. is uitgesloten van elke andere activiteit, in welke hoedanigheid dan ook21, bij of binnen (i) de Bond (inclusief bij de Bond aangesloten, of op andere wijze
aan de Bond verbonden clubs, teams of andere rechtspersonen), (ii) een
Ondertekenaar, een lid van de Bond of Ondertekenaar, of (iii) een andere
ledenorganisatie die bij de Bond of een Ondertekenaar (of een lid daarvan) is
aangesloten, noch enige (financiële) vergoedingen, zoals is bedoeld in artikel
52 lid 3, mag ontvangen;
c. is uitgesloten van deelname aan een door een overheidsinstantie
gefinancierde sportactiviteit op nationaal of topsportniveau. Personen aan wie
een uitsluiting of ordemaatregel is opgelegd, kunnen bijvoorbeeld niet
deelnemen aan een trainingskamp, demonstratie of training22 georganiseerd
door hun bond of een club/vereniging die lid is van of aangesloten is bij die
bond of die wordt gefinancierd door een overheidsinstelling;
d. geen onderdeel mag uitmaken van enige nationale selectie en/of nationaal team;
e. niet geselecteerd mag worden voor enige nationale selectie, nationaal team
en/of enige andere (internationale) vertegenwoordiging van de Bond, op
individuele noch op teambasis;
f. geen training mag geven of actief mag zijn als begeleidend personeel, noch enige training mag volgen of ondergaan bij of binnen (i) de Bond (inclusief bij
de Bond aangesloten, of op andere wijze aan de Bond verbonden clubs, teams
of andere rechtspersonen), (ii) een Ondertekenaar, een lid van de Bond of
Ondertekenaar, of (iii) een andere ledenorganisatie die bij de Bond of een
Ondertekenaar (of een lid daarvan) is aangesloten. Hieronder valt in ieder
geval het trainen bij de Bond, het trainen bij een bij de Bond aangesloten
club, vereniging of andere bij de Bond aangesloten rechtspersoon, het trainen
onder (bege)leiding van een voor de Bond (als vrijwilliger of anderszins)
werkzame persoon, alsmede het trainen met een persoon die een trainerslicentie of een daarmee gelijk te stellen document heeft;
g. is uitgesloten van deelname aan wedstrijden of sportactiviteiten die worden
erkend of georganiseerd door of onder auspiciën van een professionele bond
of organisatie die geen ondertekenaar is van de World Anti-Doping Code; en
h. is uitgesloten van deelname aan wedstrijden of sportactiviteiten die worden
erkend of georganiseerd door of onder auspiciën van organisatoren van
21 Activiteit en hoedanigheid omvatten, naast posities als medewerker, official of bestuurslid, bijvoorbeeld ook administratieve activiteiten, vrijwilligerswerk en het volgen van en/of meedoen aan trainingen. 22 Mits sprake is van nationaal of topsportniveau.
nationale of internationale evenementen die geen ondertekenaar zijn van de
World Anti-Doping Code.
De betrokkene mag wel participeren in antidoping educatieprogramma’s en/of rehabilitatieprogramma’s. Geen enkele prestatienorm die tijdens een periode van
uitsluiting of ordemaatregel wordt behaald, wordt (ongeacht het doel) door de
Bond of een ondertekenaar.
52.2. Op een betrokkene aan wie een periode van uitsluiting of een ordemaatregel is
opgelegd zit, blijven de verplichting om medewerking te verlenen aan
dopingcontroles en (indien van toepassing) het aanleveren van whereabouts-
informatie van toepassing.
52.3. Een dopingovertreding waarbij geen sanctiereductie is toegepast op grond van
artikel 44 of artikel 45, leidt tot de gehele of gedeeltelijke intrekking van de
financiële steun, vergoedingen en andere voordelen in relatie tot de
sportbeoefening, die de betrokkene van de Bond ontvangt.
52.4. Degene die een periode van uitsluiting is opgelegd van langer dan vier jaar kan,
als vier jaren van de periode van uitsluiting zijn verstreken, in de hoedanigheid
van actief sporter deelnemen aan en/of participeren in lokale evenementen die
niet worden georganiseerd door of onder auspiciën van de Bond (inclusief bij de
Bond aangesloten, of op andere wijze aan de Bond verbonden clubs, teams of
andere rechtspersonen), een Ondertekenaar, een lid van de Bond of
Ondertekenaar, of een andere ledenorganisatie die bij de Bond of een
Ondertekenaar (of een lid daarvan) is aangesloten, indien wordt voldaan aan de
volgende voorwaarden:
a. deze evenementen bieden niet direct of indirect de mogelijkheid tot
kwalificatie voor deelname aan een nationaal kampioenschap, internationaal
evenement of internationale wedstrijd;
b. deze evenementen kunnen niet direct of indirect punten opleveren die nodig
zijn voor kwalificatie voor, dan wel deelname aan een nationaal
kampioenschap, internationaal evenement of internationale wedstrijd; en c. de betrokkene werkt tijdens deze lokale sportevenementen in geen enkele
hoedanigheid met beschermde personen.
52.5. Indien de betrokkene gedurende een hem opgelegde periode van uitsluiting of ordemaatregel, participeert in een in artikel 52 lid 1 bedoelde activiteit en/of
hoedanigheid:
a. komen eventueel behaalde wedstrijdresultaten automatisch te vervallen; en
b. wordt aan de betrokkene een nieuwe periode van uitsluiting opgelegd, welke
gelijk is aan de aan de oorspronkelijk aan de betrokkene opgelegde periode van uitsluiting. Deze nieuwe periode van uitsluiting treedt in vanaf het
moment dat de oorspronkelijk aan de betrokkene opgelegde periode van
uitsluiting afloopt. Deze nieuwe periode van uitsluiting, waaronder een
reprimande en geen periode van uitsluiting, kan worden aangepast,
afhankelijk van de mate van schuld zijdens de betrokkene en andere
omstandigheden van het geval.
De Dopingautoriteit bepaalt of de betrokkene artikel 52 lid 1 niet heeft nageleefd,
bepaalt de nieuwe periode van uitsluiting en legt deze op, en bepaalt of de
betrokkene in aanmerking komt voor enige reductie van de nieuw op te leggen
periode van uitsluiting. Tegen de beslissing van de Dopingautoriteit staat beroep open overeenkomstig het gestelde in Titel XII.23
23 De Dopingautoriteit heeft voor de uitvoering van de in artikel 52 lid 5 genoemde taak een onafhankelijke
commissie opgericht: de Commissie Naleving Dopingsancties (CND). De taak, opzet en werkwijze van de CND
zijn vastgelegd in het Reglement Naleving Dopingsancties, dat deel uitmaakt van dit reglement.
49
52.6. In afwijking van artikel 52 lid 1 mag een betrokkene weer beginnen te trainen24
met een team of weer gebruik beginnen te maken van de faciliteiten van een bij
de Bond aangesloten club of vereniging, tijdens de kortste van de volgende
perioden:
a. de laatste twee maanden van de aan de betrokkene opgelegde periode van
uitsluiting; of
b. het laatste kwart van de aan de betrokkene opgelegde periode van uitsluiting.
52.7. Indien een betrokkene aan wie een ordemaatregel is opgelegd of vrijwillig een
ordemaatregel heeft aanvaard, zich niet houdt aan het gestelde in artikel 52 lid 1,
dan wordt de eventueel volbrachte duur van die ordemaatregel niet in mindering
gebracht op enige periode van uitsluiting en worden eventueel behaalde
wedstrijdresultaten te vervallen.
Artikel 53 Consequenties teams (indien van toepassing)
53.1. Als blijkt dat in een teamsport meer dan twee leden van hetzelfde team een
dopingovertreding hebben begaan tijdens een evenement, dient het daartoe
bevoegde (tucht)orgaan een team een of meer gepaste maatregelen op te leggen
(bijvoorbeeld diskwalificatie van het betreffende team, het vervallen van een of
meer wedstrijd- en/of competitieresultaten van dit team en/of het verlies van
medailles, punten en prijzen(geld)) in aanvulling op consequenties die aan
individuele teamleden worden opgelegd wegens het begaan van een
dopingovertreding.
53.2. De Bond kan, voor onder zijn auspiciën georganiseerde evenementen, besluiten
tot het vaststellen van zwaardere consequenties voor teams met betrekking tot
evenementen dan zijn vermeld in het vorige lid.
53.3. Bij sporten die geen teamsporten zijn maar waarbij prijzen worden uitgereikt aan
teams, geschiedt diskwalificatie, alsmede de oplegging van enige andere
disciplinaire maatregel tegen het team als één of meer teamleden zich schuldig
hebben gemaakt aan dopingovertredingen, volgens de van toepassing zijnde
regels van de relevante internationale federatie.
53.4. Indien meer dan één lid van een team conform Titel V op de hoogte wordt gesteld
van een mogelijke dopingovertreding in verband met een evenement, zal de Bond
(indien het evenement wordt georganiseerd door of onder auspiciën van de Bond)
zorg dragen voor het uitvoeren van (passende) gerichte dopingcontroles bij het
betreffende team gedurende het bewuste evenement.
Artikel 54 Herziening
54.1. Indien met betrekking tot een verboden stof of verboden methode een verbod is
geformuleerd, en dit verbod nadien wordt gewijzigd of opgeheven, kan een
betrokkene die op grond van de oorspronkelijke bepaling een straf is opgelegd
daarvan herziening vragen. Indien een verboden stof van de dopinglijst wordt
verwijderd, kan een betrokkene die op dat moment nog een periode van
uitsluiting uitzit vanwege een dopingovertreding die alleen aan deze eerder nog
verboden stof is gerelateerd, verzoeken om een reductie van de opgelegde
24 Onder trainen wordt niet verstaan: oefen- of trainingswedstrijden die worden gehouden tussen verschillende clubs of verenigingen. Oefen- of trainingswedstrijden binnen de club of vereniging vallen wel onder trainen, tenzij er punten te verdienen zijn, de wedstrijden meetellen voor het clubkampioenschap en/of de betreffende wedstrijd wordt erkend door de Bond.
50
periode van uitsluiting. Het volledig kwijtschelden van de opgelegde sanctie is
niet mogelijk.
54.2. Indien met betrekking tot een dopingovertreding de strafmaat wordt gewijzigd of
opgeheven, kan een betrokkene die op grond van de oorspronkelijke bepaling een
straf is opgelegd daarvan herziening vragen.
54.3. De betrokkene richt een schriftelijk en gemotiveerd verzoek tot herziening aan het bevoegde tuchtcollege, dat het verzoek toezendt aan de Dopingautoriteit.
54.4. Het verzoek tot herziening wordt schriftelijk behandeld. De Dopingautoriteit heeft
het recht op het nemen van een conclusie.
54.5. Van een uitspraak van het bevoegde tuchtcollege staat beroep open conform Titel
XII.
54.6. Een herziening kan niet ten nadele van de betrokkene strekken.25
Artikel 55 Verjaringstermijn
Een dopingovertreding verjaart als niet binnen tien jaar, te rekenen vanaf de datum
waarop de overtreding beweerdelijk heeft plaatsgevonden, de betrokkene schriftelijk
over de dopingzaak in kennis is gesteld conform het gestelde in Titel V, dan wel een
redelijke poging daartoe is gedaan.
Artikel 56 Automatische toepassing van beslissingen
56.1. Een beslissing van (i) een ondertekenaar, (ii) een tuchtcollege, (iii) een
beroepsinstantie of (iv) het CAS, inzake een dopingovertreding is (na het in
kennis stellen van de partijen bij de procedure), naast voor de bij de procedure
betrokken partijen, automatisch bindend voor de Bond (inclusief bij de Bond
aangesloten, of op andere wijze aan de Bond verbonden clubs, teams of andere
rechtspersonen), een Ondertekenaar, een lid van de Bond of Ondertekenaar, of
een andere ledenorganisatie die bij de Bond of een Ondertekenaar (of een lid
daarvan) is aangesloten en heeft de hieronder beschreven werking:
a. indien een dergelijke beslissing de oplegging van een ordemaatregel inhoudt
(na een voorlopige hoorzitting of nadat de betreffende persoon de
ordemaatregel heeft aanvaard of heeft afgezien van het recht op een in
overeenstemming met de World Anti-Doping Code aangeboden voorlopige
hoorzitting, versnelde hoorzitting of versneld beroep), is het voor de persoon op wie de ordemaatregel betrekking heeft automatisch verboden actief te zijn
en/of te participeren (zoals bedoeld in artikel 52 lid 1) binnen de hiervoor
bedoelde organisaties, inclusief alle (andere) sporten, evenementen en
rechtspersonen binnen de jurisdictie van die organisaties;
b. indien een dergelijke beslissing de oplegging van een periode van uitsluiting
inhoudt (nadat een hoorzitting heeft plaatsgevonden of daarvan is afgezien), is het voor de persoon op wie de periode van uitsluiting betrekking heeft
automatisch verboden actief te zijn en/of te participeren (zoals bedoeld in
artikel 52 lid 1) binnen de hiervoor bedoelde organisaties, inclusief alle
(andere) sporten, evenementen en rechtspersonen binnen de jurisdictie van
die organisaties;
c. een dergelijke beslissing waarbij het begaan van een dopingovertreding wordt
aanvaard, is automatisch bindend voor alle hiervoor bedoelde organisaties,
25 Een herzieningsverzoek kan worden ingewilligd of afgewezen. Het kan niet leiden tot een zwaardere sanctie.
26 De World Anti-Doping Code hanteert hier de term ‘Major Event Organization’.
51
inclusief alle (andere) sporten, evenementen en rechtspersonen binnen de
jurisdictie van die organisaties; en
d. indien een dergelijke beslissing inhoudt dat wedstrijdresultaten voor een
specifieke periode komen te vervallen (conform artikel 36 of het daaromtrent bepaalde in de World Anti-Doping Code), komen alle tijdens deze specifieke
periode binnen de jurisdictie van de hiervoor bedoelde organisaties, inclusief
alle (andere) sporten, evenementen en rechtspersonen binnen de jurisdictie
van die organisaties, behaalde wedstrijdresultaten automatisch te vervallen.
56.2. De Bond, alsook elke ondertekenaar, is verplicht om zonder dat daarvoor een
nadere maatregel nodig is de in artikel 56 lid 1 bedoelde beslissingen, alsmede de
werking daarvan (zoals beschreven in het vorige lid) te erkennen en toe te
passen op de eerdere van de volgende data:
a. de datum waarop de ondertekenaar de feitelijke kennisgeving van de
beslissing ontvangt; of
b. de datum waarop WADA de beslissing in het Anti-Doping Administration &
Management System (ADAMS) heeft ingevoerd.
56.3. Een beslissing tot opschorting of opheffing van consequenties door (i) een ADO,
(ii) een tuchtcollege, (iii) een beroepsinstantie of (iv) het CAS is zonder dat
daarvoor een nadere maatregel nodig is, bindend voor elke ondertekenaar,
alsmede voor de Bond, op de eerdere van de volgende data: a. de datum waarop de ondertekenaar de feitelijke kennisgeving van de
beslissing ontvangt; of
b. de datum waarop WADA de beslissing in het Anti-Doping Administration &
Management System (ADAMS) heeft ingevoerd.
56.4. Onverminderd enige bepaling van dit artikel is, conform het bepaalde in artikel
15.1.4 van de World Anti-Doping Code, een door een organisator van een groot
evenement (in de zin van de World Anti-Doping Code26) in een versnelde procedure tijdens een evenement genomen beslissing inzake een
dopingovertreding niet bindend voor andere ondertekenaars, noch voor de Bond,
tenzij de regels van de voornoemde organisator erin voorzien dat de persoon op
wie deze beslissing betrekking heeft, de gelegenheid heeft beroep in te stellen op
basis van een niet-versnelde procedure.
56.5. Ondertekenaars, alsook de Bond, kunnen besluiten ook niet in artikel 56 lid 1 genoemde dopinggerelateerde beslissingen van ADO’s te implementeren.
56.6. Een dopinggerelateerde beslissing van een instantie die geen ondertekenaar is,
wordt door elke ondertekenaar, alsmede door de Bond, toegepast indien de
ondertekenaar, dan wel de Bond, oordeelt dat:
a. de beslissing de strekking heeft binnen de bevoegdheid van voornoemde
instantie te vallen; en
b. de anti-dopingregels van die instantie in overeenstemming zijn met de World
Anti-Doping Code.
Artikel 57 Bekendmaking
57.1. Artikel 10 en artikel 14 van de World Anti-Doping Code bevatten regels inzake
het, in overeenstemming met nationale wetgeving:
a. communiceren met en tussen ADO’s in dopingzaken, alsmede de inhoud van
deze communicatie;
52
b. communiceren met de betrokkene in dopingzaken, alsmede de inhoud van
deze communicatie;
c. publiceren en/of het anderszins bekendmaken van (i) tuchtrechtelijke
beslissingen in dopingzaken, en (ii) opgelegde consequenties wegens het begaan van een dopingovertreding.
57.2. De World Anti-Doping Code bevat regels inzake:
a. de te betrachten vertrouwelijkheid bij de communicatie in dopingzaken;
b. de beslissingen inzake dopingovertredingen welke een volledige motivering
moeten omvatten, met (indien van toepassing) inbegrip van de reden waarom
de maximum sanctie niet is opgelegd; en
c. de ADO’s die het recht hebben op het ontvangen van het volledige bij een
dopingzaak behorende dossier, alvorens binnen vijftien dagen na ontvangst te
mogen beslissen beroep in te stellen tegen de beslissing of uitspraak.
57.3. De Dopingautoriteit en de Bond laten zich door deze regels leiden, tenzij nationale
wet- en regelgeving dit niet toestaat.
Titel XII Beroep
Artikel 58 Beroep
58.1. Beroep kan slechts worden aangetekend en behandeld in overeenstemming met
het bepaalde in Titel XII. De bij dit reglement behorende bijlagen kunnen inzake
het instellen en behandelen van beroep aanvullende regels bevatten.
58.2. Besluiten waartegen beroep is aangetekend blijven van kracht tijdens de
beroepsprocedure, tenzij het tuchtcollege dat bevoegd is de zaak in beroep te
behandelen (hierna: het beroepscollege) anders bepaalt.
58.3. In beroep kunnen de feitelijke en de juridische gronden volledig opnieuw worden
beoordeeld. Het beroepscollege is bevoegd de in eerdere instantie opgelegde
sanctie te verhogen tot aan de maximale reglementair toegestane strafmaat of te
verlagen tot de minimale strafmaat. Elke partij in een beroep kan
bewijsmateriaal, juridische argumenten en stellingen aanvoeren die in eerste
aanleg niet aan de orde zijn gekomen, zolang deze voortvloeien uit dezelfde
handelingen of betrekking hebben op dezelfde algemene feiten of
omstandigheden die in eerste aanleg zijn aangevoerd of behandeld.
58.4. Beroepen worden behandeld door het bevoegde tuchtcollege van de bond, dan
wel het CAS (conform het gestelde in lid 5 van dit artikel), met uitzondering van de volgende gevallen:
a. beroep tegen in eerste aanleg genomen besluiten van de Dopingautoriteit:
i. dat sprake is van de niet-naleving van consequenties zoals bedoeld in
artikel 52 lid 1;
ii. inzake herzieningsverzoeken als bedoeld in artikel 72a en artikel 72b;
en
iii. inzake het beëindigen van een substantiële
ondersteuningsovereenkomst in de zin van artikel 46,
b. beroep tegen besluiten tot het afwijzen van een dispensatieverzoek, in welke
gevallen de beroepen worden behandeld door de bezwaarcommissie Nationaal
53
Dopingreglement (BND).27
Van de besluiten van de Bezwaarcommissie Nationaal Dopingreglement inzake de
in artikel 58 lid 4 sub a en b genoemde beroepen staat geen beroep open bij het
CAS.
58.5. Van een uitspraak:
a. van het in eerste aanleg bevoegde tuchtcollege in een (mogelijke)
dopingovertreding staat beroep open bij het beroepscollege, tenzij binnen de
Bond geen beroepsoptie bestaat, in welk geval beroep openstaat bij het CAS;
b. van het beroepscollege staat beroep open bij het CAS.28
Artikel 59 Voor beroep vatbare besluiten
59.1. Tegen de volgende besluiten kan beroep worden aangetekend:
a. een besluit dat (g)een dopingovertreding heeft plaatsgevonden, inclusief een
besluit tot schuldigverklaring zonder strafoplegging;
b. een besluit om aan het begaan van een dopingovertreding (geen)
consequenties te verbinden;
c. een besluit van een tuchtcollege dat het (geheel of gedeeltelijk) niet bevoegd
is een zaak in behandeling te nemen;
d. een besluit dat de Bond, de Dopingautoriteit en/of een andere ADO in een
dopingzaak (geheel of gedeeltelijk) niet ontvankelijk is;29
e. een beslissing van WADA als bedoeld artikel 20a lid 2 om geen uitzondering te
maken op de daar opgenomen zes-maanden-regel;
f. een besluit een ordemaatregel (niet) op te leggen (inclusief een besluit dat is
genomen in strijd met artikel 26 lid 3), alsmede het besluit een ordemaatregel op te heffen naar aanleiding van een voorlopige hoorzitting;30
g. een besluit op grond van artikel 46 om consequenties op te schorten, alsmede
het besluit van de Dopingautoriteit een besluit om een substantiële
ondersteuningsovereenkomst te beëindigen;
h. een besluit dat is genomen op grond van artikel 52 lid 5, artikel 54, artikel
72a en artikel 72b;
i. een besluit tot het afwijzen van een dispensatieverzoek; en
j. een besluit dat is genomen in strijd met artikel 46 lid 9, artikel 48, artikel 51
lid 10, artikel 51 lid 11 of artikel 56.
59.2. Indien na afloop van een periode van dertig dagen nadat WADA met betrekking
tot een betrokkene schriftelijk bericht heeft ontvangen van een derde
whereabouts-fout, geen aangifte is gedaan van een dopingovertreding, wordt
27 De Bezwaarcommissie Nationaal Dopingreglement is een onafhankelijke door de Dopingautoriteit ingestelde beroepscommissie, die in artikel 58 lid 4 sub a en b bedoelde gevallen zowel het bestuursrechtelijke bezwaar als het verenigingsrechtelijke beroep (op grond van het NDR) beoordeelt. De taken, opzet en werkwijze van de Bezwaarcommissie Nationaal Dopingreglement zijn vastgelegd in het Reglement Bezwaarcommissie Nationaal Dopingreglement en (aanvullend) in (i) het Reglement Naleving Dopingsancties en (ii) het Reglement Herzieningsverzoeken Overgangsbepalingen World Anti-Doping Code 2021. Voornoemde reglementen maken deel uit van dit reglement. De Dopingautoriteit kan besluiten de in deze bepaling genoemde taken van de Bezwaarcommissie Nationaal Dopingreglement extern te delegeren. 28 Op een beroep bij het CAS zijn de regels en voorwaarden van het CAS aanvullend op dit reglement van toepassing. 29 Onder het gestelde in artikel 59 lid 1 sub b en sub c vallen in ieder geval de volgende besluiten en oordelen: (i) dat in een dopingzaak de verjaringstermijn is verstreken, dan wel te laat aangifte is gedaan, (ii) dat de Bond en/of de Dopingautoriteit in een dopingzaak geen jurisdictie hebben (bijvoorbeeld om consequenties op te leggen), (iv) dat een tuchtcollege niet bevoegd is om van een dopingzaak kennis te nemen (bijvoorbeeld vanwege het ontbreken van lidmaatschap of een arbitrageovereenkomst), en (v) een besluit dat een dopingzaak om procedurele redenen niet in behandeling kan worden genomen. 30 Indien de Bond niet conform artikel 26 lid 3 overgaat tot het opleggen van een ordemaatregel, wordt deze
omstandigheid voor de toepassing van artikel 59 aangemerkt als een besluit dat is genomen in strijd met artikel 26 lid 3.
54
deze omstandigheid voor de toepassing van Titel XII aangemerkt als een besluit
dat geen dopingovertreding heeft plaatsgevonden.
Artikel 60 Beroepsrecht
60.1. Tenzij in dit reglement anders is bepaald, hebben de volgende partijen het recht
beroep in te stellen tegen besluiten als bedoeld in artikel 59: a. de betrokkene voor wie het besluit waartegen beroep wordt aangetekend,
geldt;
b. de Bond;
c. de in het betreffende geval relevante internationale federatie en elke andere
tot het (laten) uitvoeren van dopingcontroles bevoegde organisatie volgens
wier dopingreglement een sanctie had kunnen worden opgelegd;
d. de Dopingautoriteit;
e. de NADO van het land(en) waarvan de betrokkene de nationaliteit heeft, waar hij woonachtig is of waar de betrokkene licentiehouder is;
f. het IOC of het IPC, indien van toepassing, als het besluit een effect kan
hebben dat betrekking heeft op respectievelijk de Olympische Spelen of de
Paralympische Spelen, waaronder besluiten die van invloed (kunnen) zijn op
de bevoegdheid tot deelname aan de Olympische Spelen of Paralympische
Spelen; en
g. WADA.
60.2. In dopingzaken (i) betreffende (begeleidend personeel van) betrokkenen die op
het moment dat de dopingovertreding plaatsvond, waren opgenomen in de RTP
van de internationale federatie, dan wel (ii) voortvloeiend uit participatie in een
onder auspiciën van de internationale federatie georganiseerde wedstrijd en/of
evenement, mogen de in artikel 60 lid 1 genoemde partijen direct tegen het
besluit van het tuchtcollege in eerste aanleg beroep instellen bij het CAS.31
60.3. Indien een tot het instellen van beroep gerechtigde partij tegen een besluit in
beroep is gekomen bij het CAS, zijn alle andere tot het instellen van beroep
gerechtigde partijen expliciet gerechtigd tot het instellen van incidenteel beroep.
Indien een partij van dit recht gebruik wenst te maken, dient deze partij het
incidenteel beroep uiterlijk in te stellen met het door de partij bij het CAS in te
dienen verweerschrift.
60.4. Alle partijen bij een beroepsprocedure bij het CAS moeten ervoor zorgen dat
WADA en alle andere partijen met recht op beroep tijdig van het beroep bij het
CAS in kennis zijn gesteld.
60.5. Tegen een besluit tot het opleggen van een ordemaatregel kan alleen beroep
worden ingesteld door de betrokkene aan wie de ordemaatregel is opgelegd.
60.6. Tegen een besluit inzake een dispensatieverzoek kan alleen beroep worden
ingesteld door de betrokkene die het dispensatieverzoek heeft ingediend.
Artikel 61 Beroep/interventie WADA
61.1. Indien WADA overeenkomstig het bepaalde in Titel XII het recht heeft tegen een
besluit in beroep te gaan, en geen andere in artikel 60 lid 1 genoemde partij
anders dan WADA beroep heeft aangetekend, mag WADA zonder de andere
beroepsmogelijkheden uit te putten direct beroep aantekenen bij het CAS.
31 Het betreft hier geen verplichting, maar een recht. Het is aan de betrokkene om te bepalen of hij van dat recht gebruik maakt of dat hij bij het bevoegde nationale tuchtcollege beroep instelt.
55
61.2. WADA heeft het recht in een aanhangig gemaakte dopingzaak te interveniëren
indien het bevoegde tuchtcollege of beroepscollege niet binnen een redelijke door
WADA vast te stellen termijn, tot een uitspraak is gekomen. Op het moment dat
voornoemde termijn verstrijkt, wordt dit aangemerkt als een besluit van het
bevoegde tuchtcollege of beroepscollege dat geen dopingovertreding heeft
plaatsgevonden. WADA mag in dat geval direct beroep aantekenen bij het CAS.
Indien het CAS oordeelt dat (i) in de betreffende dopingzaak sprake is van een
dopingovertreding, en (ii) het besluit van WADA om direct beroep in te stellen bij
het CAS redelijk was, dient de Bond WADA’s kosten (waaronder in ieder geval de
kosten voor de juridische bijstand), voor het beroep bij het CAS te vergoeden.
Artikel 62 Beroep dispensaties
62.1. Een besluit tot het afwijzen van een dispensatieverzoek geldt als een voor beroep
vatbaar besluit in de zin van artikel 59. Titel XII is van overeenkomstige
toepassing, tenzij in dit reglement anders is bepaald.
62.2. Tegen een besluit van WADA met betrekking tot het herzien van een dispensatie,
staat alleen beroep open bij het CAS. Beroepsgerechtigd in deze zijn de
betrokkene, de relevante internationale federatie en de Dopingautoriteit.
62.3. Tegen een besluit van een internationale federatie dat niet door WADA wordt
beoordeeld of dat door WADA wordt beoordeeld doch niet wordt herzien, staat
alleen beroep open bij het CAS. Beroepsgerechtigd in deze zijn de betrokkene en
de Dopingautoriteit.
62.4. Dispensaties die op enig moment door WADA worden herzien, blijven van kracht
tot het moment waarop de betrokkene schriftelijk door WADA van dit besluit op
de hoogte is gesteld.
62.5. Indien een besluit inzake een dispensatieverzoek niet binnen de in de ISTUE
genoemde termijnen is genomen, wordt voor de toepassing van artikel 62 het dispensatieverzoek geacht te zijn afgewezen.
Artikel 63 Beroepstermijnen
63.1. De termijn voor het instellen van beroep is eenentwintig dagen te rekenen vanaf
de dag dat de tot het instellen van beroep bevoegde partij schriftelijk van het
voor beroep vatbare besluit in kennis is gesteld.
63.2. De beroepstermijn voor een door WADA in te stellen beroep, dan wel een door
WADA te plegen interventie, is de laatst aflopende van de volgende termijnen: a.
eenentwintig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de beroepstermijn voor
de andere tot beroep gerechtigde partijen is verlopen; dan wel
b. eenentwintig dagen te rekenen vanaf de dag waarop WADA het volledige dossier inzake het voor beroep vatbare besluit heeft ontvangen, waaronder in
ieder geval een vertaling van dit besluit. WADA heeft vanaf het ontvangen van
het voor beroep vatbare besluit veertien dagen om het volledige dossier op te
vragen.
63.3. Het in artikel 63 lid 2 sub b gestelde met betrekking tot WADA, is tevens van
toepassing op de voor de Dopingautoriteit geldende beroepstermijn.
56
63.4. De termijn om beroep in te stellen voor andere partijen dan WADA wordt bepaald
in de regelgeving van de ADO die het resultaatmanagement uitvoert.
Titel XIII Restbepalingen
Artikel 64 Taken en verantwoordelijkheden van de Dopingautoriteit
64.1. De Dopingautoriteit is de NADO van Nederland in de zin de World Anti-Doping
Code en de Wet uitvoering antidopingbeleid (Wuab).
64.2. De Dopingautoriteit heeft de volgende taken, verantwoordelijkheden en
bevoegdheden:
a. het geven van voorlichting over doping;
b. het vaststellen van de van dit reglement onderdeel uitmakende bijlagen
(uitgezonderd de dopinglijst);
c. het opsporen van, en doen van onderzoek naar, dopingzaken in binnen- en
buitenland, het in dit verband beleggen van hoorzittingen, gesprekken en
interviews, alsmede het in dit verband uitwisselen van kennis en informatie
met andere ADO’s;
d. het bewaken van en toezicht houden op de correcte toepassing en naleving van dit reglement en de World Anti-Doping Code, alsmede het in dit kader
waar nodig corrigeren en interveniëren (bijvoorbeeld door middel van het
gebruik maken van het beroepsrecht);
e. het in voorkomende gevallen zorgdragen voor de bewijsvoering;
f. het in overeenstemming met dit reglement zorgdragen voor het uitvoeren van
het dopingcontroleproces, waaronder in ieder geval: het beheren van de
nationale RTP, het beheren van whereabouts-informatie (inclusief het
toepassen van de Whereabouts-bijlage), het verwerken, behandelen en
beoordelen van dispensatieverzoeken, het verlenen van dispensaties, alsmede
het toepassen van de Dispensatiebijlage, het plannen en uitvoeren van
dopingcontroles, het laten analyseren van monsters en het uitvoeren van het resultaatmanagement;
g. het onderhouden van contacten met leden en/of betrokkenen, of hun
vertegenwoordigers, specifiek, maar niet uitsluitend, in het kader van de
toepassing van artikel 27 en artikel 46;
h. het in voorkomende gevallen doen van aangifte in dopingzaken;
i. het deelnemen aan de tuchtrechtelijke behandeling van dopingzaken;
j. het samenwerken met politie, justitie, douane, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, het Openbaar Ministerie en de Nederlandse Voedsel en
Warenautoriteit en andere justitiële instellingen en instanties (en de
buitenlandse equivalenten van deze organisaties) met betrekking tot
dopingzaken, alsmede het uitwisselen van informatie met deze instanties
inzake dopingzaken;
k. het beheren van biologische paspoorten, waaronder het plannen en (laten)
uitvoeren van monsterafname in dit verband, het laten analyseren van
monsters, het (laten) beoordelen en/of vergelijken van resultaten, het
benoemen van een commissie die de relevante gegevens beoordeelt, en alle
andere aspecten zoals deze zijn bepaald in de richtlijn(en) voor dergelijke paspoorten zoals opgesteld door WADA;
l. het verlenen van volledige medewerking aan door WADA geïnitieerde
onderzoeken naar (i) dopingovertredingen, en (ii) activiteiten die doping
kunnen faciliteren;
m. het toezien op de correcte toepassing en/of tenuitvoerlegging van de wegens
een overtreding van dit reglement opgelegde sancties;
57
n. het afhandelen van gevallen waarin een aan een betrokkene wegens een
overtreding van dit reglement opgelegde sanctie niet (volledig) wordt
nageleefd; o. alle andere in dit reglement, de World Anti-Doping Code en/of de International
Standards aan de Dopingautoriteit in haar hoedanigheid als (N)ADO opgelegde taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden;
p. het beoordelen van de in artikel 58 lid 4 bedoelde beroepen; en
q. het verrichten van alle overige werkzaamheden en taken die bijdragen aan
het terugdringen van dopinggebruik in de sport.
64.3. Aan de Dopingautoriteit komen de bevoegdheden toe die behoren bij het op
effectieve en efficiënte wijze uitvoering en invulling (kunnen) geven aan de in dit
artikel bedoelde taken en verantwoordelijkheden.
Artikel 65 Taken en verantwoordelijkheden van leden
Onverminderd het gestelde in de andere Titels van dit reglement, heeft elk lid de
volgende taken en verantwoordelijkheden:
a. het zich houden aan de op hem van toepassing zijnde dopingreglementen en
andersoortige dopingregels, inclusief wetgeving;
b. het te allen tijde beschikbaar zijn voor het uitvoeren van een dopingcontrole;
c. het voorkomen dat een verboden stof of verboden methode in zijn lichaam
terecht komt;
d. het voorkomen dat hij een dopingovertreding begaat;
e. het informeren van begeleidend personeel, waaronder in iedere geval het
medische personeel, inzake (i) de voor leden geldende verplichting om geen
verboden stoffen en verboden methoden te gebruiken of toegediend te krijgen,
en (ii) de verantwoordelijkheid van het begeleidend personeel ervoor te zorgen
dat geen verboden stoffen en/of verboden methoden in het lichaam van een lid dat zij begeleiden, behandelen en/of waarmee zij werken, terecht komen;
f. het in kennis stellen van de Dopingautoriteit en de internationale federatie van
elke uitspraak of besluit van een niet onder de World Anti-Doping Code vallende
organisatie of instantie, inhoudende dat hij in de voorgaande tien jaar een
dopingovertreding heeft begaan; en
g. het verlenen van medewerking aan door ADO’s geïnitieerde onderzoeken naar (i)
dopingovertredingen, en (ii) activiteiten die doping kunnen faciliteren.
Artikel 66 Taken en verantwoordelijkheden van begeleidend personeel
Onverminderd het gestelde in de andere Titels van dit reglement, heeft begeleidend
personeel de volgende taken en verantwoordelijkheden:
a. het verlenen van medewerking aan de uitvoering van dopingcontroles bij leden;
b. het bij leden stimuleren van een afwijzende houding ten aanzien van doping;
c. het voorkomen dat een verboden stof of verboden methode in het lichaam terecht
komt van leden die door het begeleidend personeel worden begeleid en/of
waarmee het begeleidend personeel werkt;
d. het in kennis stellen van de Dopingautoriteit en de internationale federatie van
elke uitspraak of besluit van een niet onder de World Anti-Doping Code vallende
organisatie of instantie, inhoudende dat hij in de voorgaande tien jaar een
dopingovertreding heeft begaan;
e. het verlenen van medewerking aan door ADO’s geïnitieerde onderzoeken naar (i)
dopingovertredingen, en (ii) activiteiten die doping kunnen faciliteren;
f. het bekend zijn met en zich houden aan elk (doping)reglement dat op hen van
toepassing is en/of van toepassing is op het lid of de leden die het begeleidend
personeel begeleidt;
58
g. het verlenen van medewerking aan de toepassing en naleving van dit reglement;
en
h. het verlenen van medewerking aan de uitvoering van de taken en verantwoordelijkheden van de Dopingautoriteit als bedoeld in artikel 64.
Artikel 67 Taken en verantwoordelijkheden van de Bond
Onverminderd het gestelde in de andere Titels van dit reglement, heeft de Bond de
volgende taken en verantwoordelijkheden:
a. het verlenen van medewerking aan de uitvoering van dopingcontroles bij leden;
b. het verlenen van medewerking aan door ADO’s geïnitieerde onderzoeken naar (i)
dopingovertredingen, en (ii) activiteiten die doping kunnen faciliteren;
c. het direct bij de Dopingautoriteit en de internationale federatie melden van alle informatie die mogelijk wijst op of mogelijk verband houdt met een
dopingovertreding;
d. het verlenen van medewerking aan de toepassing en naleving van dit reglement;
en
e. het verlenen van medewerking aan de uitvoering van de taken en verantwoordelijkheden van de Dopingautoriteit als bedoeld in artikel 64.
Artikel 68 Privacy
68.1. Het maken van opnamen in beeld of geluid van de dopingcontrole, alsmede het
tonen, weergeven of openbaar maken van beeld- en/of geluidsopnamen van de
dopingcontrole, is slechts toegestaan na toestemming van de betrokkene en de
dopingcontrole-uitvoerende organisatie.
68.2. De persoonsgegevens van de betrokkene, waaronder zijn whereabouts-
informatie, dispensatiegegevens en controleresultaten, kunnen worden verzonden
aan de Bond, de dopingcontrole-uitvoerende organisatie, het laboratorium en de
relevante ADO’s, waaronder in ieder geval de Dopingautoriteit, de internationale
federaties, alsmede WADA.
68.3. De Dopingautoriteit en de Bond kunnen informatie verspreiden inzake
controleresultaten en/of dopingzaken in overeenstemming met het daaromtrent
bepaalde in dit reglement, de World Anti-Doping Code en/of een of meer
International Standards.
Artikel 69 Kosten
69.1. Voor zover het de uitvoering van de analyse betreft, voldoet de betrokkene de
kosten van het in artikel 23 bedoelde onderzoek van het B-monster, tenzij:
a. de analyse van het B-monster geschiedt op verzoek van de Dopingautoriteit,
in welk geval de bedoelde kosten, ongeacht het analyseresultaat, voor
rekening komen van de Dopingautoriteit; dan wel
b. de analyse van het B-monster de analyse van het A-monster niet bevestigt, in
welk geval de bedoelde kosten voor rekening van de Dopingautoriteit komen.
69.2. De overige kosten die de betrokkene maakt in het kader van het laten analyseren
van het B-monster, zoals het aanwezig zijn van de betrokkene zelf en/of een door
hem aangewezen persoon in het laboratorium, komen voor rekening van de
betrokkene.
59
69.3. De kosten die de betrokkene maakt in het kader van diens verdediging bij een
dopingzaak, komen voor eigen rekening, tenzij een bevoegd tuchtcollege,
arbitragecollege of rechter anders beslist.
Artikel 70 Verhouding reglementen
70.1. Dit dopingreglement is opgezet als een waar mogelijk zelfstandig toepasbaar
reglement. Dientengevolge zijn andere bondsreglementen, bondsregels en/of
bondsbesluiten slechts van toepassing voor zover deze aanvullend werken op dit
dopingreglement en daarmee niet in strijd zijn.
70.2. De toepassing van dit reglement wordt niet beperkt door andere reglementen van
de Bond. Derhalve is het tuchtrecht van de Bond slechts van toepassing, voor
zover het tuchtrecht niet in strijd is met de inhoud en/of de strekking van dit
dopingreglement.
Artikel 71 Interpretatie
71.1. In relevante gevallen geschiedt interpretatie van dit reglement aan de hand van
de Engelstalige tekst van de ten tijde van de dopingcontrole, dan wel (indien geen
sprake was van een dopingcontrole) het (beweerdelijk) plaatsvinden van de dopingovertreding van kracht zijnde World Anti-Doping Code en/of International
Standards.
71.2. De World Anti-Doping Code dient te worden geïnterpreteerd als een
onafhankelijke en autonome tekst, en niet aan de hand van wetten of statuten,
tenzij dit reglement uitdrukkelijk anders bepaalt.
71.3. De opschriften van de artikelen in dit reglement dienen slechts voor
gebruiksgemak, maken geen onderdeel uit van de inhoud van de artikelen, en
zijn niet van invloed op de interpretatie van de bijbehorende bepalingen.
71.4. Dit reglement is overeenkomstig de van toepassing zijnde bepalingen in de World
Anti-Doping Code en bijbehorende International Standards opgesteld, en dient te
worden geïnterpreteerd op een wijze die verenigbaar is met deze bepalingen van
de World Anti-Doping Code en International Standards.
71.5. De toelichtingen bij de bepalingen in de World Anti-Doping Code maken onderdeel
uit van deze Code, en dienen te worden gebruikt bij het interpreteren van dit
reglement. Hetzelfde geldt voor een door de Dopingautoriteit opgestelde
toelichting bij dit reglement, als een dergelijke toelichting beschikbaar is.
71.6. Alle voor het resultaatmanagement geldende termijnen vangen aan op de
eerstvolgende dag nadat de betrokkene, de Bond en/of de Dopingautoriteit
schriftelijk de bedoelde kennisgeving of informatie hebben ontvangen.
71.7. De datum van ontvangst wordt bij schriftelijke correspondentie geacht vijf dagen
na de datum van verzending te zijn gelegen. Bij correspondentie die alleen op
elektronische wijze wordt verstuurd, wordt de datum van ontvangst geacht een
dag na de datum van verzending te zijn gelegen.
71.8. Het doel, het toepassingsgebied en de organisatie van het wereld anti-doping
programma en de bij de World Anti-Doping Code behorende bijlage (inzake
definities (appendix 1)) maken integraal deel uit van de World Anti-Doping Code.
60
71.9. Bij de interpretatie van dit reglement dient de World Anti-Doping Code te worden
gebruikt. Indien sprake is van een tegenstrijdigheid tussen dit reglement en de
World Anti-Doping Code, geldt de World Anti-Doping Code.
71.10. De in Titel II genoemde overtredingen kunnen door elk lid worden begaan, uitgezonderd:
a. overtredingen van artikel 3 (aanwezigheid), artikel 4 (gebruik), artikel 5
(gebrekkige medewerking) en artikel 6 (whereabouts-fouten). Deze kunnen
alleen worden begaan (i) door leden die vallen onder de definitie van
International-Level Athlete, National-Level Athlete of recreatieve sporter, (ii)
leden die uitkomen op Nationaal niveau B32 en/of (iii) door leden die, al dan
niet in wedstrijdverband, aan (actieve) sportbeoefening doen, plannen te doen
en/of zich daarop voorbereiden;
b. overtredingen van artikel 8 (bezit). Deze kunnen alleen worden begaan door de onder artikel 71 lid 10 sub a bedoelde leden en/of leden die vallen onder
de definitie van begeleidend personeel (artikel 1 lid 8).
Artikel 72 Overgangsbepalingen
72.1. Artikel 50 en artikel 55 zijn procedurele bepalingen die met terugwerkende kracht
kunnen worden toegepast.
72.2. Elke dopingzaak:
a. die reeds aanhangig is op de datum van de inwerkingtreding van World Anti-
Doping Code 202133; of
b. die aanhangig wordt gemaakt na de datum van de inwerkingtreding van de
World Anti-Doping Code 2021 in verband met een dopingovertreding die
plaatsvond vóór deze datum van inwerkingtreding,
valt onder de inhoudelijke dopingregels die golden op het moment dat de
betreffende (mogelijke) dopingovertreding plaatsvond en niet onder de
inhoudelijke dopingregels van de World Anti-Doping Code 2021, tenzij het
bevoegde tuchtcollege dat de zaak behandelt (ofwel de Dopingautoriteit in het
geval van een mogelijke schikking), bepaalt dat in de omstandigheden van het
geval het beginsel van Lex Mitior van toepassing is.
72.3. Voor de toepassing van artikel 72 lid 2 zijn artikel 50 en artikel 55 procedurele
regels, geen inhoudelijke regels, die tegelijk met alle andere procedurele regels
uit de World Anti-Doping Code 2021 met terugwerkende kracht moeten worden
toegepast (met dien verstande dat artikel 55 alleen met terugwerkende kracht
wordt toegepast indien de verjaringstermijn van de overgangsbepaling op de
datum van inwerkingtreding van de World Anti-Doping Code 2021 nog niet is
verstreken).
72.4. Bij het bepalen van de periode van uitsluiting voor een tweede dopingovertreding
op basis van artikel 50, waarbij de sanctie voor de eerste dopingovertreding is
bepaald op basis van dopingreglementen die van toepassing waren voorafgaand
aan de inwerkingtreding van de World Anti-Doping Code 2021, dient de periode
van uitsluiting te worden toegepast die voor voornoemde eerste
dopingovertreding zou zijn opgelegd indien de World Anti-Doping Code 2021 (en
het daarop gebaseerde Nationaal Dopingreglement) van toepassing zou zijn
geweest.
32 Zie artikel 1 lid 47. 33 De datum van inwerkingtreding van de World Anti-Doping Code 2021 is 1 januari 2021. Deze datum wordt in de World Anti-Doping Code 2021 de ‘Effective Date’ genoemd.
61
72.5. Wijzigingen van de Dopinglijst en Technical Documents met betrekking tot stoffen
op de dopinglijst worden niet met terugwerkende kracht toegepast, tenzij
uitdrukkelijk anders is bepaald in de dopinglijst of het betreffende Technical
Document.
Artikel 72a Herzieningsverzoeken inzake drugs
72a.1. Als een betrokkene een dopingovertreding van artikel 3 (aanwezigheid), artikel 4
(gebruik) of artikel 8 (bezit) heeft begaan die alleen betrekking heeft op drugs, en
deze betrokkene op grond van de World Anti-Doping Code die tot 1 januari 2021
van kracht was, een periode van uitsluiting is opgelegd die nog niet is verlopen,
dan kan de betrokkene herziening aanvragen van deze periode van uitsluiting op
basis van de strafmaat zoals deze voor de betreffende dopingovertreding in
combinatie met drugs is opgenomen in dit reglement.
72a.2. De betrokkene richt een schriftelijk en gemotiveerd verzoek tot herziening zoals
bedoeld in het vorige lid aan de Dopingautoriteit.
72a.3. Het herzieningsverzoek wordt behandeld door de Dopingautoriteit. Het verzoek
tot herziening wordt schriftelijk behandeld, tenzij de betrokkene verzoekt om een
mondelinge behandeling.
72a.4. Van een beslissing van de Dopingautoriteit staat conform Titel XII beroep open bij
de Bezwaarcommissie Nationaal Dopingreglement.
72a.5. Een herziening kan niet ten nadele van de betrokkene strekken.34
Artikel 72b Herzieningsverzoeken van recreatieve sporters
72b.1. Als een betrokkene (i) een dopingovertreding heeft begaan, (ii) deze betrokkene
op grond van de World Anti-Doping Code die tot 1 januari 2021 van kracht was,
een periode van uitsluiting is opgelegd die nog niet is verlopen, (iii) en deze
betrokkene ten tijde van het door hem begaan van de dopingovertreding viel
onder de definitie van recreatieve sporter (artikel 1 lid 47), dan kan deze
betrokkene herziening aanvragen van deze periode van uitsluiting op basis van de
strafmaat zoals deze voor de betreffende dopingovertreding is opgenomen in dit
reglement.
72b.2. De betrokkene richt een schriftelijk en gemotiveerd verzoek tot herziening zoals
bedoeld in het vorige lid aan de Dopingautoriteit.
72b.3. Het herzieningsverzoek wordt behandeld door de Dopingautoriteit. Het verzoek
tot herziening wordt schriftelijk behandeld, tenzij de betrokkene verzoekt om een
mondelinge behandeling.
72a.4. Van een beslissing van de Dopingautoriteit staat conform Titel XII beroep open bij
de Bezwaarcommissie Nationaal Dopingreglement.
72b.5. Een herziening kan niet ten nadele van de betrokkene strekken.35
34 Een herzieningsverzoek kan worden ingewilligd of afgewezen. Het kan niet leiden tot een zwaardere sanctie. 35 Een herzieningsverzoek kan worden ingewilligd of afgewezen. Het kan niet leiden tot een zwaardere sanctie.
62
Artikel 73 Bijlagen
73.1. De in dit reglement genoemde bijlagen maken integraal deel uit van dit
reglement en vormen een onlosmakelijk onderdeel van dit reglement. Verder
maken de volgende reglementen deel uit van dit Nationaal Dopingreglement:
a. het Reglement Bezwaarcommissie Nationaal Dopingreglement;
b. het Reglement Naleving Dopingsancties; en
c. het Reglement Herzieningsverzoeken Overgangsbepalingen World Anti-
Doping
Code 2021.
73.2. De bij dit Nationaal Dopingreglement behorende en van dit reglement
onderdeel uitmakende bijlagen en reglementen worden, uitgezonderd de
dopinglijst, vastgesteld door de Dopingautoriteit.
73.3. De in het vorige lid bedoelde bijlagen treden in werking vanaf het moment
van plaatsing op de website van de Dopingautoriteit:
www.dopingautoriteit.nl. De dopinglijst treedt telkens in werking op een door WADA te bepalen datum.
Artikel 74 Slotbepaling
In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de Dopingautoriteit. In
dergelijke gevallen consulteert de Dopingautoriteit, voorafgaand aan het nemen van
een beslissing, de Bond.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel II, 01-10-2020, pagina 1
DEEL II LUCHTGEWEER
POSTBUS 303, 3830 AJ LEUSDEN
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel II, 01-10-2020, pagina 2
INHOUD DEEL II LUCHTGEWEER Hoofdstuk 1 Reglementen en toepassingen Hoofdstuk 2 Wedstrijden en toelatingen Hoofdstuk 3 Wedstrijdofficials Hoofdstuk 4 Schietwedstrijden Hoofdstuk 5 Schietbanen en schijven Hoofdstuk 6 Organisatie van de schietwedstrijden Hoofdstuk 7 Financiën der schietwedstrijden Hoofdstuk 8 Deelname aan wedstrijden Hoofdstuk 9 Baanreglement Hoofdstuk 10 Wapens en uitrusting Hoofdstuk 11 Schijven en scorewaardering Hoofdstuk 12 Eremetaal verbonden aan de verplichte onderdelen Hoofdstuk 13 KNSA-kruizen en -medailles Hoofdstuk 14 Kleding en schiethouding Hoofdstuk 15 Voorselectie deelname, limieten en klassering Hoofdstuk 16 Recordreglement Hoofdstuk 17 Protesten
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel II, 01-10-2020, pagina 3
HOOFDSTUK 1. REGLEMENTEN EN TOEPASSINGEN 1.0 Zie hoofdstuk 1 deel I SWR KNSA. 1.1 In die gevallen waarin dit reglement niet voorziet, is van toepassing het ISSF-
reglement. 1.2 Dit reglement wordt toegepast in samenhang met deel I van het SWR KNSA. 1.3 Gevallen, waarin geen der reglementen voorzien, worden beslist door de LTC-LG.
Tijdens wedstrijden beslist in dergelijke omstandigheden de jury, onder gehoudenheid haar beslissing(en) zo spoedig mogelijk aan de LTC-LG te melden.
HOOFDSTUK 2. WEDSTRIJDEN EN TOELATINGEN 2.0 Zie Hoofdstuk 2 deel I SWR KNSA. HOOFDSTUK 3. WEDSTRIJDOFFICIALS 3.0 Zie Hoofdstuk 3 deel I SWR KNSA. 3.1 De LTC is bevoegd om leden van een keuringscommissie toestemming te verlenen
tot deelname aan enig kampioenschap, waaraan zij als lid van voornoemde commissie meewerken.
HOOFDSTUK 4. SCHIETWEDSTRIJDEN 4.0 Zie Hoofdstuk 4 deel I SWR KNSA. 4.1 Additioneel op de in 4.0 genoemde wedstrijden, worden Nationaal door de LTC-LG
de volgende Kampioenschappen individueel en voor teams erkend: 4.1.1 Luchtgeweer staand 10 meter Afdelings-, Districts en Nederlandse Kampioenschappen - Senioren-Heren, Junioren-A-Heren, Senioren-Dames, Junioren-A-Dames Wedstrijdprogramma : 60 schoten. - Veteranen, Junioren-B-Heren, Junioren-B-Dames, Junioren-C Wedstrijdprogramma : 40 schoten. Junioren-C-wedstrijden staan zowel voor Junioren-Dames als Junioren-Heren open.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel II, 01-10-2020, pagina 4
4.1.2 Luchtgeweer knielend 10 meter Afdelings-, Districts- en Nederlandse Kampioenschappen - Senioren-Heren, Senioren-Dames, Veteranen, Junioren-A-Heren, Junioren-
A-Dames, Junioren-B en Junioren-C. Wedstrijdprogramma : 40 schoten. Junioren-B- en Junioren-C-wedstrijden staan zowel voor Junioren-Dames als
Junioren-Heren open. 4.1.3 Luchtgeweer liggend 10 meter Afdelings-, Districts- en Nederlandse Kampioenschappen - Senioren-Heren, Senioren-Dames, Veteranen, Junioren-A-Heren, Junioren-
A-Dames, Junioren-B en Junioren-C. Wedstrijdprogramma : 40 schoten. Junioren-B- en Junioren-C-wedstrijden staan zowel voor Junioren-Dames als
Junioren-Heren open. 4.1.4 Luchtgeweer 3 houdingen 10 meter Afdelings-, Districts- en Nederlandse Kampioenschappen - Senioren-Heren, Senioren-Dames, Veteranen, Junioren-A-Heren, Junioren-
A-Dames, Junioren-B en Junioren-C. Junioren-B- en Junioren-C-wedstrijden staan zowel voor Junioren-Dames als
Junioren-Heren open. Schietvolgorde: knielend, liggend en staand. Tijdsduur voor 3 keer 20 schoten is 115 minuten, inclusief 15 minuten voorbereiding
en proefschoten. 4.1.5 Luchtgeweer staand opgelegd Afdelings-, Districts- en Nederlandse Kampioenschappen - Veteranen, Junioren-C en Junioren-D. Wedstrijdprogramma : 40 schoten. Junioren-C- en Junioren-D-wedstrijden staan zowel voor Junioren-Dames als
Junioren-Heren open. 4.1.6 Tijdsindeling wedstrijden op papieren doelen:
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel II, 01-10-2020, pagina 5
Voor een wedstrijd van 60 schoten een tijdsduur van 90 minuten, voor 40 schoten een tijdsduur van 60 minuten, exclusief voorbereiding en proefschoten. Voor wedstrijden op elektronische doelen: zie ISSF 7.7.4. 4.2 Facultatief: (niet verplichte wedstrijden) Alle andere wedstrijden - al dan niet conform het SWR verschoten - voor enig
projectiel aangedreven door lucht of veerkracht. HOOFDSTUK 5. SCHIETBANEN EN SCHIJVEN 5.0.1 Zie Hoofdstuk 6 T.R./ISSF en Hoofdstuk 5 deel I SWR KNSA. 5.0.2 Bij LG-binnenbanen 10 meter moet het midden van de schijven, gemeten vanaf het
vloerniveau van het schietpunt, binnen de volgende grenzen vallen: - voor de staande houding : 140 cm +/- 5 cm - voor de knielende houding : 75 cm +/- 5 cm - voor de liggende houding : 45 cm +/- 5 cm - voor 3 houdingen dient het schietpunt instelbaar te zijn op de bovenvermelde
grenzen staande houding, knielende houding en liggende houding. 5.0.3 Voor de discipline Luchtgeweer Opgelegd dient de baliediepte minimaal 40 cm te
bedragen. 5.1 De LTC-afgevaardigden, die met keuring van schietbanen en de technische uitrusting
daarvan zijn belast, mogen kleine afwijkingen van de gestelde eisen goedkeuren. 5.2 Afwijkingen van schietafstanden, schijfhoogte en schijfafmetingen, welke buiten de
gegeven toleranties vallen, mogen niet worden goedgekeurd. HOOFDSTUK 6. ORGANISATIE VAN DE SCHIETWEDSTRIJDEN 6.0 Zie Hoofdstuk 6 deel I SWR KNSA. 6.1 De data voor enig KNSA kampioenschap worden vóór 1 juni van het voorafgaande
wedstrijdseizoen vastgesteld. Voor een Nederlands Kampioenschap door de LTC; voor een Afdelings- en Districtskampioenschap door de DTC. Voor Nederlandse Kampioenschappen in Olympische disciplines wordt vóór 1 juni een voordracht voor datum en locatie bij het Dagelijks Bestuur ingediend.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel II, 01-10-2020, pagina 6
6.2 Kandidaatstelling voor enig NK, LKK, AK en DK dient schriftelijk te geschieden vóór 1 mei van het voorafgaande wedstrijdseizoen. Voor een NK en LKK bij de secretaris van de LTC, voor een AK en DK bij de voorzitter van de DTC in het desbetreffende district.
6.3 Zodra de keuze op een kandidaat is gevallen ontvangt deze daarvan zo spoedig
mogelijk bericht. 6.4 6.4.1 Voorbereidingen voor enig KNSA-kampioenschap kunnen (door een TC en de
organiserende vereniging) plaatsvinden aan de hand van een door de LTC te verstrekken draaiboek.
6.4.2 Leden van TC's, belast met de voorbereiding van een kampioenschap, zijn bevoegd
kleine afwijkingen in administratieve procedures goed te keuren. 6.4.3 Afwijkingen, als bedoeld in het voorgaande lid, die voor de deelnemers van belang
zijn, moeten in de uitnodiging worden opgenomen. 6.5 Alle wedstrijden, behalve NK's, moeten via de DTC's worden aangemeld bij de LTC,
om te worden opgenomen in de wedstrijdkalender van het Bondsorgaan. 6.6 Aanmelding voor wedstrijden, niet zijnde kampioenschappen, dient minstens 5
maanden tevoren te geschieden, door middel van het daarvoor bestemde aanmeldingsformulier. De LTC tracht samenloop van wedstrijden te voorkomen en zorgt voor doorzending van de aanmelding naar het Bondsbureau.
6.7 6.7.1 Organisatoren van schietwedstrijden zijn gehouden om binnen één maand na de
wedstrijd een exemplaar van de definitieve uitslagenlijst op te sturen naar het klasseringsbureau. Uitslagenlijsten moeten ten minste zijn voorzien van Licentienummer, Naam, Verenigingscode en de score. Uitslagen van Rankingwedstrijden dienen voor verwerking voor de Rankinglijst te worden ingediend bij de desbetreffende DTC of LTC volgens een vastgesteld Format.
6.7.2 In geval van nalatigheid kan de LTC/DTC besluiten voor een volgende wedstrijd
geen akkoord-verklaring meer af te geven en blijft vermelding in het Bondsorgaan achterwege.
HOOFDSTUK 7. FINANCIËN DER SCHIETWEDSTRIJDEN 7.0 Zie Hoofdstuk 7 deel I SWR KNSA. 7.1 De hoogte van de inleggelden bij AK's en DK's is aan de goedkeuring van het
Districtsbestuur onderhevig. 7.2 De kosten voor een AK en DK, exclusief die van de door de KNSA te verstrekken
prijzen, worden door de DTC in overleg met de organiserende vereniging geregeld. 7.3 Indien kan worden aangenomen, dat een AK of DK een exploitatie-tekort zal gaan
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel II, 01-10-2020, pagina 7
opleveren, dient vooraf door de organiserende vereniging via de DTC een begroting te worden ingediend bij het Districtsbestuur.
7.4 In voorkomende gevallen kan het Districtsbestuur een garantie-subsidie vaststellen in
een eventueel exploitatie-tekort, tot een vooraf te bepalen maximum. 7.5 Aan de hand van de definitieve afrekening zal worden bekeken of de gestelde garantie
moet worden aangesproken. Een en ander met inachtneming van de goedgekeurde districtsbegroting.
HOOFDSTUK 8. DEELNAME AAN WEDSTRIJDEN 8.0 Zie Hoofdstuk 8 deel I SWR KNSA. 8.1 Voor wedstrijden bedoeld in deel 1 SWR KNSA, art. 2.1.c, 2.1.f, 2.1.g, 2.1.h en 2.1.j
geldt dat Dames, Veteranen en Junioren verplicht zijn om individueel in hun eigen categorie uit te komen.
8.2 Voor individuele deelnemers in de categorieën Dames, Veteranen en Junioren, is het
geen beletsel om voor hun vereniging uit te komen in een seniorenteam. Men is dan wel gehouden aan het aantal schoten, dat voor het desbetreffende team geldt. Het eerste deel van de serie telt voor de individuele rangschikking. Uitgezonderd zijn die wedstrijden waar teams uitsluitend in categorieën schieten.
8.3 Alleen deelnemers aan de individuele wedstrijd kunnen in een team worden
opgesteld. 8.4 Voor elke klasse of categorie moeten er - zowel individueel als voor een team – ten
minste drie deelnemers zijn aangemeld. Indien zulks niet het geval is, kan de wedstrijdleiding in overleg met de LTC of de DTC besluiten tot samenvoeging of een andere passende oplossing.
8.5 Teams bestaan uit drie schutters. De hoogst gekwalificeerde schutter in een team is
bepalend voor de klasse, waarin het team uitkomt. 8.6 Voor meerdaagse wedstrijden, waaraan een finale verbonden is, kan de LTC
aangepaste regels voor deelname aan de finale geven, zulks in afwijking van het daar-omtrent door de ISSF gestelde. Indien geen passende oplossing kan worden gevonden om een volwaardige finale te realiseren, kan de LTC besluiten deze achterwege te laten.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel II, 01-10-2020, pagina 8
HOOFDSTUK 9. BAANREGLEMENT 9.0 Zie Hoofdstuk 9 deel I SWR KNSA en ISSF Technical Rules en Rifle Rules. 9.1 De wedstrijd begint met het commando "START". 9.2 Het gebruik van een geluidsinstallatie bij wedstrijden verdient de voorkeur. Indien
geen geluidsinstallatie aanwezig is, wordt tien (10) minuten en vijf (5) minuten vóór het einde van de wedstrijdtijd een kaart getoond aan de schutter met daarop de tekst "NOG 10 MINUTEN"en "NOG 5 MINUTEN".
9.3 De wedstrijd eindigt met het commando "STOP, ONTLADEN". HOOFDSTUK 10. WAPENS EN UITRUSTING 10.0 Zie Hoofdstuk 6 T.R./ISSF en Hoofdstuk 7 R.R./ISSF, alsmede Hoofdstuk 10 deel
I SWR KNSA en de WSPS Technical Rules and Regulations. 10.1 Alleen loden kogeltjes kaliber 4,5 mm, model "diabolo", met platte voorkant, zijn
toegestaan. 10.2 Alleen voor Nationale wedstrijdonderdelen in de houding knielend en het
knielende deel van de wedstrijden 3 Houdingen is het gebruik van twee kussens toegestaan, waarbij een kussen onder de wreef van het liggende steunbeen wordt geplaatst en het tweede kussen op de hiel van hetzelfde been. De maximale afmetingen van het knielkussen zijn 25 cm lang en een diameter van 18 cm.
10.2.1 Voor nationale wedstrijden is het, uitsluitend voor Veteranen, toegestaan gebruik te
maken van een in de diopter ingebouwd, corrigerend, niet vergrotend verstelbaar optisch systeem.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel II, 01-10-2020, pagina 9
10.3 Voor opgelegd schieten wordt een schietstandaard gebruikt. Voor de afmetingen van deze standaard: zie onderstaande tekening.
10.3.1 Indien de standaard van rond materiaal is gemaakt, is de maximale afmeting 30 mm
doorsnede. Indien de standaard van vierkant materiaal is gemaakt, is de maximale afmeting 30 x 30 mm. Het oplegpunt van de standaard dient echter altijd van rond materiaal te zijn.
10.3.2 Op het oplegpunt van de standaard mag beschermingsmateriaal voor het wapen
worden aangebracht. De materiaalkeuze moet echter zodanig zijn, dat zolang het wapen op de standrust rust, er geen vlakke ondergrond of zijwaarts steunvlak ontstaat.
10.3.3 Op of aan de schietstandaard en wapen mogen geen middelen worden aangebracht
met de bedoeling om het wapen in een gefixeerde positie in of op de standaard vast te maken of te klemmen.
10.3.4 De schietstandaard mag met maximaal 3 steunpunten de balie/grond raken. De
buitenkant van de steunpunten past binnen een cirkel van 350 mm. Tussen de steunpunten en het oplegpunt is iedere uitvoering van de standaard toegestaan, mits de afmetingen van het gebruikte materiaal voldoen aan de gestelde afmetingen in artikel 10.3.1.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel II, 01-10-2020, pagina 10
HOOFDSTUK 11. SCHIJVEN EN SCOREWAARDERING 11.0 Zie Hoofdstuk 6 T.R./ISSF, alsmede Hoofdstuk 11 deel I SWR KNSA. 11.1 Schijven, anders dan omschreven in de ISSF-regels of het SWR KNSA, die worden
gebruikt bij wedstrijden, welke niet overeenkomstig voornoemde regels worden geschoten, zijn bij facultatieve wedstrijden toegestaan.
11.2 Schijven moeten in numerieke volgorde worden geschoten en evenzo weer ingeleverd. 11.3 Het is niet toegestaan meer dan één schijf gelijktijdig op te zetten; bij overtreding
worden 10 punten van het eindresultaat afgetrokken. HOOFDSTUK 12. EREMETAAL VERBONDEN AAN DE VERPLICHTE ONDERDELEN 12.0 Zie Hoofdstuk 12 deel I SWR KNSA. 12.1 Het verstrekken van een herinnering aan de deelnemers aan een Afdelings- en
Districtskampioenschap wordt geregeld in overleg met de DTC. 12.2 Het verstrekken van een herinnering aan de deelnemers van een NK wordt geregeld
in overleg met de LTC. HOOFDSTUK 13. KNSA-KRUIZEN EN -MEDAILLES 13.0 Zie Hoofdstuk 13 deel I SWR KNSA. HOOFDSTUK 14. KLEDING EN SCHIETHOUDING 14.0 Zie Hoofdstuk 7 R.R./ISSF en de WSPS Technical Rules and Regulations. 14.1 Regelgeving opgelegd schieten. 14.1.1 Het geweer mag uitsluitend met de onderzijde van het voorhout haaks op het
oplegpunt worden geplaatst, waarbij de trekkerbeugel de standaard niet mag raken.
14.1.2 Tijdens het afvuren van het schot mag de schutter de schietbalie en de standaard niet met enig lichaamsdeel aanraken.
14.1.3 De schutter mag met beide handen het wapen vastnemen. De voorste hand mag niet
voorbij de standaard komen.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel II, 01-10-2020, pagina 11
HOOFDSTUK 15. VOORSELECTIE DEELNAME, LIMIETEN EN KLASSERING 15.0 Zie Hoofdstuk 15 deel I SWR KNSA. 15.1 Het klasseringsbureau dient jaarlijks, uiterlijk vóór 31 augustus, een overzicht van
geklasseerde schutters ter publicatie, aan te leveren. Dit overzicht maakt melding van Luchtgeweer-schutters met hun klasseringen voor alle ingestelde Luchtgeweer-
disciplines. Het overzicht van geklasseerde schutters en de klasseringen wordt jaarlijks
gepubliceerd op de KNSA-website. 15.2 De LTC bepaalt uit welke wedstrijden de klassering wordt berekend. 15.3 De LTC doet tijdig mededeling in het Bondsorgaan op welke wijze de
klasseringsberekening geschiedt. 15.4 Een klassering is 1 jaar geldig. 15.5 De LTC is steeds bevoegd een schutter te herklasseren, indien zijn/haar resultaten
daartoe aanleiding geven. 15.6 Nieuwe schutters met een licentienummer dat hoger is dan het, jaarlijks vóór aanvang
van het wedstrijdseizoen, door de LTC vastgestelde licentienummer, schieten in de laagste klasse in de categorie waarin zij uitkomen.
Ongeklasseerde schutters schieten in de H-klasse. Een klasssering kent een geldigheid van één (1) wedstrijdseizoen.
HOOFDSTUK 16. RECORDREGLEMENT 16.0 Zie Hoofdstuk 16 deel I SWR KNSA. HOOFDSTUK 17. PROTESTEN 17.0 Zie Hoofdstuk 18 deel I SWR KNSA. 17.1 Een protest tegen een voorlopige uitslag kan alleen mondeling worden uitgebracht bij
de wedstrijd-jury, welke zo spoedig mogelijk een beslissing neemt. 17.2 Een protest, als in het vorig lid omschreven, dient te worden ingediend binnen ½ uur
nadat het scorebiljet is uitgereikt. 17.3 Aan een mondeling protest zijn geen kosten verbonden. 17.4 De uitspraak over een mondeling protest tegen een voorlopig resultaat is niet
onderworpen aan arbitrage.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel III, versie 23-06-2020, pagina 1
DEEL III - KLEIN KALIBER GEWEER
POSTBUS 303, 3830 AJ LEUSDEN
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel III, versie 23-06-2020, pagina 2
INHOUD DEEL III KLEIN KALIBER GEWEER Hoofdstuk 1 Algemeen Hoofdstuk 2 Veiligheid Hoofdstuk 3 Normen voor schietbanen en schijven Hoofdstuk 4 Uitrusting en munitie Hoofdstuk 5 Wedstrijdleiding Hoofdstuk 6 Schiet- en wedstrijdreglementen Hoofdstuk 7 Voorbereidende wedstrijdadministratie Hoofdstuk 8 Storingen Hoofdstuk 9 Gedragsregels voor schutters en teamleiders Hoofdstuk 10 Controle van de uitrusting Hoofdstuk 11 Procedure voor de schotwaardering Hoofdstuk 12 Gelijke eindstanden Hoofdstuk 13 Protesten en beroepsprocedures Hoofdstuk 14 Protocol: onderscheidingen en records Hoofdstuk 15 Relatie met de media Hoofdstuk 16 Klasseringen Hoofdstuk 17 Klein Kaliber Karabijn Hoofdstuk 18 Nederlandse Kampioenschappen KKG Hoofdstuk 19 Klein Kaliber Semi-automatisch Geweer
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel III, versie 23-06-2020, pagina 3
HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN 1.1 Zie ISSF-reglementen. 1.2 Voor zo ver niet anders vermeld, zijn de ISSF-reglementen van toepassing.
Wanneer in de volgende artikelen verwezen wordt naar de ISSF-reglementen wordt specifiek verwezen naar Hoofdstuk 6, General Technical Rules, alsmede Hoofdstuk 7, Rifle Rules.
HOOFDSTUK 2. VEILIGHEID 2.1 Zie ISSF-reglementen. HOOFDSTUK 3. NORMEN VOOR SCHIETBANEN EN SCHIJVEN 3.1 Zie ISSF-reglementen. 3.2 Nationaal worden de volgende schijven toegepast, c.q. banen gebruikt: 3.2.1 Klein Kaliber Schijf KNSA 12-meter model 1986 10-ring: - 1,4 mm (+/- 0,05 mm) 9-ring: + 2,7 mm (+/- 0,10 mm) 8-ring: + 6,8 mm (+/- 0,10 mm) 7-ring: + 10,9 mm (+/- 0,20 mm) 6-ring: + 15,0 mm (+/- 0,20 mm) 5-ring: + 20,0 mm (+/- 0,20 mm) 4-ring: + 25,0 mm (+/- 0,30 mm) 3-ring: + 30,0 mm (+/- 0,30 mm) 2-ring: + 35,0 mm (+/- 0,50 mm) 1-ring: + 40,0 mm (+/- 0,50 mm) Waardering: 1 t/m 9 : ring geraakt, dan telt de hoogste waarde. 10 : als schotmaat de 10 = witte punt geheel bedekt. Mouche : wanneer het schot geheel binnen de ring van de 8 valt. Wit = ring 1 t/m 3 Zwart = ring 4 t/m 9 Wit = 10 De onderlinge afstand van de visueels op de 5-visueelsschijf is 83-85 mm, gemeten
tussen de 10-ringen; de afstand van de visueels tot de rand van de schijf bedraagt 40 mm minimaal, gemeten vanaf de 10-ring. De afstand van de onderste visueels tot de onderkant schijf moet tenminste 70 mm bedragen, gemeten vanaf de 10-ring. In het midden onderaan de schijf moet in verticale richting een score-telstrook zijn aange-bracht met een totale maat van ongeveer 10-15 bij 45-60 mm. De totale schijfafmeting
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel III, versie 23-06-2020, pagina 4
dient 170 x 200 mm te zijn. Bij 1 (één) schots visueel-kaarten is de buitenmaat 100 x 100 mm en het visueel is daarin centrisch verdeeld. De lijndikte van het visueel moet 0,1 mm zijn. De schijf dient linksonder voorzien te zijn van de opdruk: KNSA 12-meter KKG Model 1986.
3.2.2 Geweerschijven 100-meter KNSA ("Woerden") Zie voor afmetingen en omschrijving artikel 3.3 voor GKG deel IV. 3.2.3 In geval van gebruik bij Optiek Klein Kaliber Geweer en Optiek Klein Kaliber
Karabijn, wordt een Mouche gewaardeerd wanneer het schot geheel binnen de mouchering valt.
3.2.4 Klein Kaliber Karabijn schijven 100-, 50- en 12-meter Zie voor beschrijving het KKK-Reglement, artikel 17.7. 3.2.5 Van alle soorten schijven die worden gebruikt op kampioenschappen waarvan de re-
sultaten worden erkend door de KNSA moeten tenminste zes maanden voor de aanvang van een dergelijk kampioenschap 5 exemplaren aan de LTC ter beschikking worden gesteld ter beproeving en controle op de afmetingen.
3.2.6 Op wedstrijden waar Wereldrecords kunnen worden gevestigd wordt bij KKG 50-
meter één (1) schot per schijf afgegeven. 3.2.7 Op KKG 50-m wedstrijden waar Nederlandse Records kunnen worden gevestigd
worden maximaal twee (2) schoten per schijf afgegeven. 3.2.8 Op de KKG 50-meter-wedstrijden worden maximaal twee (2) schoten per schijf afge-
geven. Op de KKG-100-meter-wedstrijden worden maximaal vijf (5) schoten per schijf afgegeven.
3.2.9 KKG binnenbaan 12-meter Als binnenbaan-standaard voor 10-meter. Zie ISSF Technical Rules for all Shooting
Disciplines. Bij de Nederlandse Kampioenschappen, Districtskampioenschappen en eventuele
finales van Afdelingskampioenschappen dient de schijf na ieder schot te worden gewisseld. Bij open wedstrijden en de series van de Afdelingskampioenschappen is de organiserende vereniging vrij om te kiezen tussen één (1) of vijf (5) schoten per schijf.
3.2.10 Bij een KKG binnenbaan 50 meter moet de verlichting zijn conform de verlichting
op de binnenbaan-standaard voor 10 meter. Zie ISSF Technical Rules for all Shooting Disciplines.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel III, versie 23-06-2020, pagina 5
3.2.11 Bij KKG-binnenbanen voor 12 meter moet het midden van de schijven, gemeten vanaf het vloerniveau van het schietpunt, binnen de volgende grenzen vallen: - voor de liggende houding : 45 cm +/- 5 cm - voor de staande houding : 140 cm +/- 5 cm - voor de knielende houding : 75 cm +/- 5 cm HOOFDSTUK 4. UITRUSTING EN MUNITIE 4.1 Zie ISSF-reglementen. 4.2 Schietmatten Deze moeten voldoen aan de eisen zoals vermeld in de ISSF Technical Rules for all
Shooting Disciplines. 4.3 Knielkussens Alleen voor de Nationale wedstrijdonderdelen 12 meter knielend, 12 meter drie
houdingen, 50 meter knielend en 100 meter knielend is het gebruik van twee knielkussens toegestaan, waarbij één kussen onder de wreef van het liggende steunbeen wordt geplaatst en het tweede kussen op de hiel van dat zelfde been.
4.4 Alleen .22 LR-randvuurmunitie met loden kop of andere zachte legering is toegestaan.
De wedstrijdleiding kan het gebruik van high-speed c.q. high-velocity munitie voor een wedstrijd verbieden.
HOOFDSTUK 5. WEDSTRIJDLEIDING 5.1 Zie ISSF-reglementen. HOOFDSTUK 6. SCHIET- EN WEDSTRIJDREGLEMENTEN 6.1 Zie ISSF-reglementen. 6.1.1 Het is niet toegestaan meer dan één schijf gelijktijdig op te zetten; bij overtreding
worden 10 punten van het eindresultaat afgetrokken. 6.1.2 Een schijvenwisselaar bij de 12 meter KKG-/KKK-disciplines is niet toegestaan. 6.2 Door de LTC-KKG worden de volgende wedstrijd-onderdelen erkend:
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel III, versie 23-06-2020, pagina 6
6.2.1 Internationaal Heren: a. 50 meter Geweer 3-houdingen 120 schoten b. 50 meter Geweer liggend 60 schoten 6.2.2 Internationaal Dames: a. 50 meter Geweer 3-houdingen 120 schoten b. 50 meter Geweer liggend 60 schoten 6.2.3 Internationaal Junioren: a. 50 meter Geweer 3-houdingen 120 schoten b. 50 meter Geweer liggend 60 schoten 6.2.4 Nationaal Heren: a. Vrij Geweer 100 meter liggend 60 schoten b. Vrij Geweer 100 meter knielend 60 schoten c. Vrij Geweer 100 meter Optiek 30 schoten d. Vrij Geweer 50 meter 3-houdingen 120 schoten e. Vrij Geweer 50 meter liggend 60 schoten f. Vrij Geweer 50 meter knielend 60 schoten g. Vrij Geweer 12 meter 3-houdingen 120 schoten h. Vrij Geweer 12 meter liggend 60 schoten i. Vrij Geweer 12 meter knielend 60 schoten j. K.K. Karabijn 12 meter 3-houdingen 60 schoten k. K.K. Karabijn 12 meter liggend 60 schoten l. K.K. Karabijn 12 meter knielend 60 schoten m. K.K. Karabijn 50 meter liggend 60 schoten n. K.K. Karabijn 50 meter knielend 60 schoten o. K.K. Karabijn 100 meter liggend 60 schoten p. K.K. Karabijn 100 meter knielend 60 schoten q. K.K. Karabijn 100 meter Optiek 30 schoten 6.2.5 Nationaal Dames: a. Vrij Geweer 100 meter liggend 60 schoten b. Vrij Geweer 100 meter knielend 60 schoten c. Vrij Geweer 100 meter Optiek 30 schoten d. Vrij Geweer 50 meter 3-houdingen 120 schoten e. Vrij Geweer 50 meter liggend 60 schoten f. Vrij Geweer 50 meter knielend 60 schoten g. Vrij Geweer 12 meter 3-houdingen 120 schoten h. Vrij Geweer 12 meter liggend 60 schoten i. Vrij Geweer 12 meter knielend 60 schoten j. K.K. Karabijn 12 meter 3-houdingen 60 schoten k. K.K. Karabijn 12 meter liggend 60 schoten
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel III, versie 23-06-2020, pagina 7
l. K.K. Karabijn 12 meter knielend 60 schoten m. K.K. Karabijn 50 meter liggend 60 schoten n. K.K. Karabijn 50 meter knielend 60 schoten o. K.K. Karabijn 100 meter liggend 60 schoten p. K.K. Karabijn 100 meter knielend 60 schoten q. K.K. Karabijn 100 meter Optiek 30 schoten 6.2.6 Nationaal Junioren: a. Vrij Geweer 100 meter liggend 60 schoten b. Vrij Geweer 100 meter knielend 60 schoten c. Vrij Geweer 100 meter Optiek 30 schoten d. Vrij Geweer 50 meter 3-houdingen 120 schoten e. Vrij Geweer 50 meter liggend 60 schoten f. Vrij Geweer 50 meter knielend 60 schoten g. Vrij Geweer 12 meter 3-houdingen 120 schoten h. Vrij Geweer 12 meter liggend 60 schoten i. Vrij Geweer 12 meter knielend 60 schoten j. K.K. Karabijn 12 meter 3-houdingen 60 schoten k. K.K. Karabijn 12 meter liggend 60 schoten l. K.K. Karabijn 12 meter knielend 60 schoten m. K.K. Karabijn 50 meter liggend 60 schoten n. K.K. Karabijn 50 meter knielend 60 schoten o. K.K. Karabijn 100 meter liggend 60 schoten p. K.K. Karabijn 100 meter knielend 60 schoten q. K.K. Karabijn 100 meter Optiek 30 schoten 6.2.7 Nationaal Veteranen: a. Vrij Geweer 100 meter liggend 60 schoten b. Vrij Geweer 100 meter knielend 60 schoten c. Vrij Geweer 100 meter Optiek 30 schoten d. Vrij Geweer 50 meter 3-houdingen 120 schoten e. Vrij Geweer 50 meter liggend 60 schoten f. Vrij Geweer 50 meter knielend 60 schoten g. Vrij Geweer 12 meter 3-houdingen 120 schoten h. Vrij Geweer 12 meter liggend 60 schoten i. Vrij Geweer 12 meter knielend 60 schoten j. K.K. Karabijn 12 meter 3-houdingen 60 schoten k. K.K. Karabijn 12 meter liggend 60 schoten l. K.K. Karabijn 12 meter knielend 60 schoten m. K.K. Karabijn 50 meter liggend 60 schoten n. K.K. Karabijn 50 meter knielend 60 schoten o. K.K. Karabijn 100 meter liggend 60 schoten p. K.K. Karabijn 100 meter knielend 60 schoten q. K.K. Karabijn 100 meter Optiek 30 schoten 6.3 Binnen een wedstrijd worden de volgende onderdelen onderkend:
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel III, versie 23-06-2020, pagina 8
1. Individueel 2. Team, samengesteld uit individuele scores 6.4 Proefschijven: 6.4.1 Klein Kaliber Geweer - 50 meter: elke 60-schoten wedstrijd : 4 schijven 40-schoten wedstrijd (3x40) per houding : 4 schijven 20-schoten wedstrijd (3x20) per houding : 4 schijven 6.4.2 Klein Kaliber Geweer - 12 meter: elke 60-schoten wedstrijd : 4 schijven 20-schoten wedstrijd (3x20) per houding : 4 schijven 6.4.3 Proefschijven dienen in de rechterbovenhoek voorzien te zijn van een op de te
gebruiken afstand duidelijk waarneembare zwarte hoek of diagonale brede zwarte str-eep.
6.5 Omschrijving van de nationale onderdelen: 6.5.1 Klein Kaliber Geweer liggend 12 meter Beschikbare tijd bij elektronische banen 1 uur en 5 minuten inclusief de tijd voor de
proefschoten. Bij schijventransport 1 uur en 15 minuten inclusief de tijd voor de proefschoten. Schijf: KNSA-KKG 12 meter Model 1986 (artikel 3.2.1) 6.5.2 Klein Kaliber Geweer liggend 100 meter Beschikbare tijd bij elektronische banen 1 uur en 5 minuten inclusief de tijd voor de
proefschoten. Bij schijventransport 1 uur en 15 minuten inclusief de tijd voor de proefschoten. Schijf: KNSA-schijf "Woerden" (artikel 3.2.2)
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel III, versie 23-06-2020, pagina 9
6.5.3 Klein Kaliber Geweer 12 m. 3-houdingen 3 x 40 schoten Heren en dames : Vrij Geweer Wedstrijdprogramma : 120 schoten in 3-houdingen (ISSF Rifle Rules) 40 schoten knielend 40 schoten liggend 40 schoten staand Beschikbare tijd elektronische banen 3 uur en 15 minuten voor de 120
wedstrijdschoten en de proefschoten. Bij schijventransport heeft men 3 uur en 30 minuten voor de 120 wedstrijdschoten en de proefschoten.
Schijf: Klein Kaliber KNSA 12 meter Model 1986 (artikel 3.2.1) Tussen de knielende en de liggende en de liggende en de staande houding zijn
proefschoten toegestaan. Bij de daarvoor in aanmerking komende wedstrijden (NK, DK, AK waar zowel
knielend, liggend en 3-houdingen wordt verschoten, kan de schutter c.q. wedstrijdleiding een combinatie maken van deze houdingen, waarbij men in volgorde Knielend, Liggend en Staand schiet. Uit de al verschoten knielende serie worden de eerste 40 schoten meegeteld, 40 schoten liggend en dan een staande serie waarvan de eerste 40 schoten meetellen voor de 3-houdingen. Wel is het verplicht om in aansluitende series en in de volgorde Liggend, Knielend en Staand te schieten. Dit wedstrijdreglement geldt tevens voor de 3-Houdingen ISSF 50 meter 3x40.
6.5.4 Klein Kaliber Geweer 50 meter knielend Beschikbare tijd bij elektronische banen 1 uur en 5 minuten inclusief de tijd voor de
proefschoten. Bij schijventransport 1 uur en 15 minuten inclusief de tijd voor de proefschoten. Schijf internationaal, conform ISSF General Technical Rules. 6.5.5 Klein Kaliber Geweer 12 meter knielend Beschikbare tijd op elektronische banen 1 uur en 5 minuten inclusief de tijd voor de
proefschoten. Schijf internationaal, conform ISSF General Technical Rules. Bij schijventransport 1 uur en 15 minuten inclusief de tijd voor de proefschoten. Schijf Klein Kaliber KNSA 12 meter Model 1986 (artikel 3.2.1) 6.5.6. Klein Kaliber Geweer 100 meter knielend Beschikbare tijd bij elektronische banen 1 uur en 5 minuten inclusief de tijd voor de
proefschoten.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel III, versie 23-06-2020, pagina 10
Bij schijventransport 1 uur en 15 minuten inclusief de tijd voor de proefschoten. Schijf KNSA 100 m. “Woerden” (artikel 3.2.2) 6.5.7 Klein Kaliber Geweer Optiek, 100 meter
Geen categorieën, geen klassen: Vrij Geweer, gewicht inclusief optische richtmiddelen en een in de looprichting links en rechtsom zwenkbare tweepoot maximaal 8,25 kg. Wedstrijdprogramma: 30 schoten liggend
Beschikbare tijd, proefschoten inbegrepen: 45 minuten. Schijf: KNSA 100 meter “Woerden”. Proefschoten: onbeperkt, er mogen maximaal 4 schijven worden verstrekt.
De tweepoot dient uitsluitend ter ondersteuning van het wapen. Fixatie van het wapen op de tweepoot is in geen enkele vorm toegestaan. Blokkeer of vastzet-inrichting van een zwenkbare tweepoot is volledig losgedraaid en wapen valt door eigen gewicht links en rechtsom. Het geheel wordt en blijft verzegeld tot en met einde wedstrijd. Aan het voorhout en de kolf mogen geen accessoires worden aangebracht die invloed hebben op de ondersteuning.
Los opgelegd op een knielrolkussen of steun mag het voorhout maximaal over een lengte van 7 cm worden ondersteund. De steun moet voorzien zijn van een Benchrest-kussen waarin het voorhout ondersteund wordt. Het voorhout moet zijdelings een speling van +/- 5 mm in de steun hebben en moet in alle richtingen geheel vrij kunnen bewegen. Gebruik van een “Benchreststeun” die het wapen zijdelings klemt, is niet toegestaan. Knielrolkussen is geheel gevuld en cilindrisch van vorm.
De achterkant van het geweer mag niet ondersteund worden d.m.v. steun of kussen, noch contact maken met de ondergrond. Het is toegestaan het geweer te laten rusten of ondersteunen op gebalde vuist van de hand (afb. 1) of op de onderarm (afb. 2), doch uitsluitend achter de trekkerbeugel. De kolf rustend op een vlakke hand of vingers als ondersteuning is niet toegestaan. Gebalde vuist moet zichtbaar zijn voor de baancommissaris.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel III, versie 23-06-2020, pagina 11
(afb. 1) (afb. 2)
Gebruik van schietjas, schietbroek en schiethandschoen is niet toegestaan. Bij gebruik van confectiejas moet de voorkant van de jas geheel open zijn en de zakken leeg.
6.5.8 Op niet-elektronische banen met schijventransport mogen de voorgeschreven tijden
voor de 60 wedstrijdschoten met 15 minuten worden verlengd, derhalve tot 65 minuten.
Bij een zeer traag transportsysteem mogen nogmaals 10 minuten aan de tijd voor de
60 wedstrijdschoten worden toegevoegd, derhalve tot 75 minuten; een en ander ter beoordeling van de jury.
De totale tijd van de 60 wedstrijdschoten mag echter nimmer meer dan 75 minuten
bedragen. 6.6 Facultatieve Wedstrijdonderdelen Door de KNSA (LTC) worden de volgende wedstrijdonderdelen die uitsluitend op
OPEN wedstrijden (geen Kampioenschappen) kunnen worden verschoten, erkend: 6.6.1 Personele Baan 6.6.1.1 De wedstrijd kan alleen worden verschoten in iedere houding afzonderlijk. 6.6.1.2 Programma: 10 schoten, eventueel 10 schoten steun. 6.6.1.3 Beschikbare tijd: per 10 schoten 15 minuten, inclusief 5 proefschoten. 6.6.1.4 Tijdens een wedstrijd mag dit onderdeel slechts éénmaal worden verschoten. 6.6.1.5 Onderbreking van de wedstrijd op dit onderdeel is niet toegestaan. 6.6.2 Vaste Baan: 6.6.2.1 Als 6.6.1.1. 6.6.2.2 Programma: 6 series van 5 schoten, waarvan de 3 hoogste series in aanmerking komen
voor de rangschikking; de 3 overige series worden als steunserie aangemerkt. 6.6.2.3 Beschikbare tijd, proefschoten inbegrepen: 45 minuten. 6.6.2.4 Als 6.6.1.4. 6.6.3 Vrije Baan: 6.6.3.1 Deelname aan de wedstrijd verlangt voor elke serie schoten een inleg.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel III, versie 23-06-2020, pagina 12
6.6.3.2 Een serie bestaat uit vijf of drie schoten. 6.6.3.3 Het aantal series dat een schutter wenst te schieten is gebonden aan stamkaarten met
maximaal 20 series per stamkaart. 6.6.3.4 De grootte van de inleg (per serie) wordt bepaald door de organiserende vereniging.
De nodige redelijkheid dient in acht te worden genomen. 6.6.3.5 De rangschikking geschiedt: 6.6.3.5.1 Naar het totaal aantal punten van de 5 hoogste series; 6.6.3.5.2 Bij gelijk aantal punten naar de beste steunseries. 6.6.4 Voor alle wedstrijdschijven geldt dat ze van nummers voorzien moeten zijn en dat ze
uitsluitend in volgorde van nummering verschoten worden. 6.7 Wedstrijdregels. Zie ISSF-reglementen. 6.8 Overtredingen en Disciplinaire Maatregelen. Zie ISSF-reglementen. HOOFDSTUK 7. VOORBEREIDENDE WEDSTRIJDADMINISTRATIE 7.1 Zie ISSF-reglementen. HOOFDSTUK 8. STORINGEN 8.1 Zie ISSF-reglementen. HOOFDSTUK 9. GEDRAGSREGELS VOOR SCHUTTERS EN TEAMLEIDERS 9.1 Zie ISSF-reglementen. HOOFDSTUK 10. CONTROLE VAN DE UITRUSTING 10.1 Zie ISSF-reglementen. HOOFDSTUK 11. PROCEDURE VOOR DE SCHOTWAARDERING 11.1 Zie ISSF-reglementen.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel III, versie 23-06-2020, pagina 13
11.2 Het aanwijzen in de waarnemingspost. Zie ISSF Rifle Rules. 11.3 Het aanwijzen van de schoten. Zie ISSF Rifle Rules. HOOFDSTUK 12. GELIJKE EINDSTANDEN 12.1 Zie ISSF-reglementen. HOOFDSTUK 13. PROTESTEN EN BEROEPSPROCEDURES 13.1 Zie ISSF-reglementen. HOOFDSTUK 14. PROTOCOL : ONDERSCHEIDINGEN EN RECORDS 14.1 Zie KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel I algemene bepalingen, hoofdstuk 16. 14.2 Nederlandse Records. Zie het S&W-reglement Deel 1, Hoofdstuk 16. HOOFDSTUK 15. RELATIES MET DE MEDIA 15.1 Zie ISSF-reglementen. HOOFDSTUK 16. KLASSERINGEN 16.1 Basis: Basis voor de klassering zijn de volgende wedstrijden: Afdelingskampioenschappen,
Districtskampioenschappen, Nederlandse Kampioenschappen, en de door de desbetreffende DTC aangewezen open wedstrijden.
16.1.1 Verenigingen zijn verplicht de uitslagen van onder 16.1. genoemde wedstrijden door
te zenden aan het klasseringsbureau, met vermelding van de volledige personalia en het licentienummer van de schutters.
16.2 Limieten 16.2.1 Jaarlijks stelt de LTC-KKG de limieten voor de klasseringen vast. 16.2.2 Deze limieten worden jaarlijks, voorafgaande aan het wedstrijdseizoen, gepubliceerd. 16.3 Werking van het klasseringsbureau
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel III, versie 23-06-2020, pagina 14
16.3.1 Het klasseringsbureau houdt van iedere schutter een register bij, waarin wordt vermeld:
16.3.1.1 Zijn/haar personalia; 16.3.1.2 Zijn/haar licentienummer; 16.3.1.3 De vereniging waarvan hij/zij lid is; 16.3.1.4 Zijn/haar gemiddelde score. 16.3.2 De klassering van een schutter wordt bepaald door al zijn behaalde resultaten op de
wedstrijden genoemd onder 16.1 te herleiden tot een gemiddelde. 16.4 Vaststellen klassering 16.4.1 Ieder jaar worden per 1 oktober de voor het komende seizoen geldende klasseringen
vastgesteld, waarbij de resultaten van het gehele voorgaande wedstrijdseizoen als grondslag worden genomen.
16.4.2 De klassering van het wedstrijdseizoen, voorafgaande aan het wedstrijdseizoen waar-
van de resultaten grondslag zijn voor de nieuwe klassering, wordt bij de vaststelling van de nieuwe klassering eveneens in aanmerking genomen.
16.4.3 Zijn van een schutter geen gegevens gedurende het in aanmerking komende
wedstrijdseizoen opgezonden, dan blijven de voor hem geldende gegevens van het vorige jaar van kracht (onder voorbehoud). Dit geldt ook als te weinig gegevens worden opgezonden.
16.4.4 Een schutter in een lagere klasse indelen kan langer dan een wedstrijdseizoen duren, doch ten hoogste 3 wedstrijdseizoenen.
16.4.5 Er wordt jaarlijks een klasseringsboek uitgegeven, waarin zowel de 12-meter, 50-
meter als de 100-meter klasseringen zijn verwerkt. 16.5 Verwerken van de klasseringsgegevens 16.5.1 Elk jaar per 1 oktober deelt het klasseringsbureau aan alle DTC's mede hoe de
klassering voor de schutters voor het komende seizoen is bepaald. 16.5.2 Elke vereniging die een wedstrijd organiseert, moet inzage hebben in het meest
recente overzicht klasseringen. 16.5.3 De klasse-indeling van een wedstrijd dient uitsluitend te geschieden aan de hand van
de gegevens in het klasseringsboek of aan het bewijs van een tussentijdse klassering. 16.6 Tijdsduur van de klassering 16.6.1 De klassering blijft een wedstrijdseizoen geldig. 16.7 Indeling bij wedstrijden
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel III, versie 23-06-2020, pagina 15
16.7.1 Tijdens Nederlandse Kampioenschappen, Districtskampioenschappen, Afdelings-
kampioenschappen en overige wedstrijden, geldt uitsluitend de klassering zoals die uit de gegevens van het klasseringsbureau blijkt.
16.7.2.1 Indien een niet geklasseerde schutter tussentijds klassering verlangt, kunnen door het
bestuur van zijn vereniging tegen betaling gewaarmerkte schijven voor 3 series van 60 schoten worden aangevraagd, of moeten de scoreformulieren van 3 geschoten wedstrijden worden opgezonden.
16.7.2.2 Het bedrag benodigd voor 16.7.2.1. wordt jaarlijks door de LTC-KKG vastgesteld. 16.7.3.1 Toezending van deze schijven voor 3 series van 60 schoten geschiedt na ontvangst
van het verschuldigde bedrag. 16.7.3.2 Nadat de schutter deze schijven op zijn eigen baan heeft beschoten, moeten deze
schijven met een scoreformulier aan het klasseringsbureau worden opgezonden. 16.7.4 Het klasseringsbureau geeft een gewaarmerkt certificaat af waarop staat vermeld in
welke klasse de desbetreffende schutter tot na afloop van de lopende klassering-termijn mag uitkomen.
16.7.5 Iedere schutter is gerechtigd om in een hogere klasse uit te komen dan in welke hij
geklasseerd is. Een ongeklasseerde schutter komt uit in de H-klasse. 16.7.6 Aan Nederlandse Kampioenschappen kunnen alleen geklasseerde schutters
deelnemen. 16.8 Klasse-indeling van teams. Om een team in een bepaalde klasse in te delen wordt als volgt te werk gegaan: 16.8.1 Aan iedere teamschutter wordt op grond van zijn persoonlijke klassering een aantal
punten toegekend: Een H-klasse schutter : 4 punten Een A-klasse schutter : 3 punten Een B-klasse schutter : 2 punten Een C-klasse schutter : 1 punt 16.8.2 Het puntentotaal van een team wordt als volgt vastgesteld: 16.8.3 Een team bestaat uit drie (3) schutters en de klasse-indeling van het desbetreffende
team wordt aan de hand van het vastgestelde totaal als volgt bepaald: Een team met 11 punten of meer is een H-team; Een team met 8 punten of meer is een A-team; Een team met 5 punten of meer is een B-team; Een team met minder dan 5 punten is een C-team;
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel III, versie 23-06-2020, pagina 16
16.8.4.1 De opstelling van een reserve-schutter in een team is mogelijk. 16.8.4.2 Deze reserve-schutter kan alleen worden opgesteld indien hij nog niet geschoten
heeft. Hij mag dus nooit schieten vóór de in het team opgestelde schutters. 16.8.4.3 Het opstellen van een reserve-schutter kan nimmer tot gevolg hebben dat het team
in een lagere klasse dan de oorspronkelijk opgegeven klasse uitkomt. 16.8.4.4 Komt een vereniging met meerdere teams uit, dan is het niet mogelijk om in een lager
geklasseerd team een schutter te plaatsen met een klassering welke hoger is dan de laagst geklasseerde schutter in het hoger geklasseerde team.
16.8.5 Bij 3-houdingen NK's, DK's, AK's en overige wedstrijden komen de teams in één (1)
klasse uit.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel III, versie 23-06-2020, pagina 17
HOOFDSTUK 17. KLEIN KALIBER KARABIJN 17.1 Omschrijving Klein Kaliber Karabijn: 17.1.1 Alle normaal uitziende geweren, die voldoen aan de hierna te noemen eisen zijn
toegelaten: 17.1.1.1 Het kaliber is 5,6 mm (.22 LR.). 17.1.1.2 De karabijn wordt bediend door middel van een grendel en is uitgevoerd als enkel-
lader of met een magazijn of patroonhouder. Ook een semi-automatische uitvoering is toegelaten. Een semi-automatische uitvoering mag echter geen gelijkenis vertonen met een semi-automatisch militair geweer, dan wel voorzien zijn van een vrijstaande pistoolgreep. Van deze bepaling zijn afgeleide versies van de M1-karabijn uitgezonderd.
17.1.1.3 De trekkerdruk moet minimaal 1.000 gram zijn. Een versneller is niet toegestaan. 17.1.1.4 Het gewicht inclusief de richtmiddelen en de eventuele patroonhouder mag het volgende gewicht niet te boven gaan: karabijn met keep/korrel of peepsight 3,8 kg. 17.1.1.5 De maximum totale lengte is 115 cm. 17.1.1.6 De kolf en de wangplaat mogen niet verstelbaar en/of bewerkt zijn, dusdanig dat dit
invloed kan hebben op de schiethouding. De kolf mag verlengd worden. De maximale totale lengte van 115 cm van het geweer mag echter niet overschreden worden. De schouderplaat mag niet zijdelings buiten de kolf uitsteken.
17.1.1.7 Duimgat, duimrust, palm- of handsteun, waterpas, loop- en/of balanceergewichten
zijn niet toegestaan. 17.1.1.8 De diameter bij de monding van de loop mag niet meer dan 18 mm bedragen. 17.2 Richtmiddelen: 17.2.1 Er zijn twee soorten vizieren toegestaan, nl. zogenaamde open vizieren, d.w.z. Keep
en Korrel, en zogenaamde peep sights (zoals bij het ERMA-karabijntje) met een vaste minimum-opening van 1,5 mm.
17.2.1.1 De maximale afmetingen van een "peep sight" zijn: Lengte van het huis : 45 mm Breedte van het huis, dus zonder stelschroeven : 27 mm Hoogte incl. vizier-opening : 25 mm 17.2.1.2 Ringkorrel, lenzenstelsel of lichtfilters zijn niet toegestaan. 17.2.2 Telescopen zijn niet toegestaan.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel III, versie 23-06-2020, pagina 18
17.2.3 De korrels moeten in de vorm van dak, paal of parel zijn uitgevoerd. De open vizieren
mogen in aan deze korrels aangepaste vorm zijn uitgevoerd. 17.2.3.1 Een ringkorrel is niet toegestaan. Korrelbeschermers zijn toegestaan mits de dikte van
het materiaal niet groter is dan 2 mm. Een ronde korrelbeschermer dient, indien de wanddikte groter is dan 2 mm, aan de
bovenzijde van de ring open te zijn over een breedte van minimaal 7 mm. 17.2.4 Correctielenzen mogen uitsluitend door de schutter zelf worden gedragen. 17.3 Accessoires: 17.3.1 Het gebruik van een schiet- of draagriem is niet toegestaan. 17.3.2 Het gebruik van een kijker voor schotwaarneming is toegestaan. 17.3.2.1 Een kijker op de karabijn is niet toegestaan. 17.3.3 Ten behoeve van het schieten in de knielende houding zijn twee cilindrische kussens
toegestaan, maximum 25 cm lang en 18 cm in diameter (zie ISSF Rifle Rules). 17.4 Veiligheid: 17.4.1 Wanneer het geweer is voorzien van een magazijn of patroonhouder mag deze
geladen zijn met maximaal 5 patronen. 17.4.2 Het wapen dient voor de aanvang van een wedstrijd ter keuring te worden aangebo-
den. 17.5 Schiethoudingen. Zie ISSF Rifle Rules. 17.5.1 Knielend: Zie ISSF Rifle Rules. Een tweede kussen mag worden gebruikt en dit moet tussen
hiel en zitvlak worden geplaatst. 17.6 Kledingbepalingen. 17.6.1 Voor Klein Kaliber Karabijn zie ISSF-reglementen. Met uitzondering van de
schietriem als vermeld in lid 17.3.1.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel III, versie 23-06-2020, pagina 19
17.7 Schijven 17.7.1 Voor de 12 meter. Gebruikt wordt een schijf met de afmetingen: hoogte 22 cm en breedte 20 cm met 5
visuelen. 17.7.1.1 Ieder visueel heeft een telling van 6 t/m 10. Ring 6 wit afmeting 62,5 mm Ring 7 zwart afmeting 50,0 mm Ring 8 zwart afmeting 37,5 mm Ring 9 zwart afmeting 25,0 mm Ring 10 wit afmeting 12,5 mm Mouche wanneer het schot geheel binnen de ring 10 wit valt. 17.7.2 Voor de 50 meter. Schijf internationaal, conform ISSF General Technical Rules 17.7.3 Voor de 100 meter. KNSA 100 meter “Woerden”, conform artikel 3.2.2 17.7.4 Bij gelijke eindscores, zie ISSF Technical Rules for all Shooting Disciplines. 17.8 Wedstrijdonderdelen: 17.8.1 Klein Kaliber Karabijn 60 schoten liggend 17.8.1.1 Programma: 60 schoten in de liggende houding 17.8.1.2 Schijven: 12 meter KKK-schijf (artikel 17.7) 17.8.1.3 Beschikbare tijd bij elektronische banen 1 uur en 5 minuten inclusief de tijd voor de
proefschoten. Bij schijven transport 1 uur en 15 minuten inclusief de tijd voor de proefschoten.
Schijven: 12 meter KKK-schijf (artikel 17.7.1) 17.8.1.4 Proefschoten: onbeperkt, maximaal 4 schijven. 17.8.2 Klein Kaliber Karabijn 60 schoten knielend 17.8.2.1 Programma: 60 schoten in de knielende houding. 17.8.2.2 Schijven: 12 meter KKK-schijf (artikel 17.7) 17.8.2.3 Beschikbare tijd bij elektronische banen 1 uur en 5 minuten inclusief de tijd voor de
proefschoten. Bij schijventransport 1 uur en 15 minuten inclusief de tijd voor de
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel III, versie 23-06-2020, pagina 20
proefschoten. Schijven: 12 meter KKK-schijf (artikel 17.7.1) 17.8.2.4 Proefschoten: onbeperkt, maximaal 4 schijven. 17.8.3 Klein Kaliber Karabijn 3-houdingen 3 x 20 17.8.3.1 Programma: 60 schoten in 3 houdingen te weten: 20 schoten knielend 20 schoten liggend 20 schoten staand 17.8.3.2 Schijven: 12 meter KKK-schijf (artikel 17.7) 17.8.3.3 Beschikbare tijd 2 uur bij elektronische banen en 2 uur en 10 minuten bij
schijventransport inclusief de tijd voor de proefschoten. Proefschoten onbeperkt. Tussen de knielende en de liggende houding en de liggende en de staande houding zijn proefschoten toegestaan.
Schijven: 12 meter KKK-schijf (artikel 17.7.1) 17.8.3.4 Proefschoten onbeperkt, per houding maximaal 4 schijven. 17.8.3.5 Bij daarvoor in aanmerking komende nationale wedstrijden (NK, LKK, DK, AK)
waar zowel liggend, knielend als 3-houdingen worden verschoten, kan de schutter c.q. wedstrijdleiding een combinatie maken van deze houdingen, waarbij men in volgorde Knielend, Liggend en Staand schiet. Uit de al verschoten serie worden de eerste 20 schoten Knielend meegeteld, 20 schoten Liggend en dan een Staande serie waarvan de eerste 20 schoten meetellen voor de 3-houdingen. Wel is het verplicht om in aansluitende series en in de volgorde Knielend – Liggend en Staand te schieten.
17.8.4 Klein kaliber karabijn 50 meter liggend 17.8.4.1 Programma: 60 schoten in de liggende houding 17.8.4.2 Schijven: ISSF General Technical Rules (artikel 17.7) 17.8.4.3 Beschikbare tijd bij elektronische banen 1 uur en 5 minuten inclusief de tijd voor de
proefschoten. Voor deze discipline is er geen categorie- en klasse indeling. Bij schijven transport 1 uur en 15 minuten inclusief de tijd voor de proefschoten. Schijf internationaal, conform ISSF General Technical Rules (artikel 17.7.2) 17.8.5 Klein kaliber karabijn 50 meter knielend 17.8.5.1 Programma: 60 schoten in de knielende houding
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel III, versie 23-06-2020, pagina 21
17.8.5.2 Schijven: ISSF General Technical Rules (artikel 17.7) 17.8.5.3 Beschikbare tijd bij elektronische banen 1 uur en 5 minuten inclusief de tijd voor de
proefschoten. Voor deze discipline is er geen categorie- en klasse indeling. Bij schijven transport 1 uur en 15 minuten inclusief de tijd voor de proefschoten. Schijf internationaal, conform ISSF General Technical Rules (artikel 17.7.2) 17.8.6 Klein kaliber karabijn 100 meter liggend 17.8.6.1 Programma: 60 schoten in de liggende houding 17.8.6.2 Schijven: KNSA 100 meter “Woerden” (artikel 17.7) 17.8.6.3 Beschikbare tijd bij elektronische banen 1 uur en 5 minuten inclusief de tijd voor de
proefschoten. Voor deze discipline is er geen categorie- en klasse indeling. Bij schijven transport 1 uur en 15 minuten inclusief de tijd voor de proefschoten. Schijf KNSA 100 m. “Woerden” (artikel 17.7.3) 17.8.7 Klein kaliber karabijn 100 meter knielend 17.8.7.1 Programma: 60 schoten in de knielende houding 17.8.7.2 Schijven: KNSA 100 meter “Woerden” (artikel 17.7) 17.8.7.3 Beschikbare tijd bij elektronische banen 1 uur en 5 minuten inclusief de tijd voor de
proefschoten. Voor deze discipline is er geen categorie- en klasse indeling. Bij schijven transport 1 uur en 15 minuten inclusief de tijd voor de proefschoten. Schijf KNSA 100 m. “Woerden” (artikel 17.7.3) 17.8.8 Klein kaliber karabijn Optiek, 100 meter 17.8.8.1 Programma: 30 schoten liggend 17.8.8.2 Schijven: KNSA 100 meter “Woerden” (artikel 17.7) 17.8.8.3 Beschikbare tijd, hulpmiddelen en specifieke eisen conform artikel 6.5.7 Klein Kaliber
Geweer Optiek. Voor Klein Kaliber Karabijn Optiek, geldt een gewicht inclusief optische
richtmiddelen, grendel, magazijn en een in de looprichting links en rechtsom zwenkbare tweepoot, van maximaal 5,5 kg.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel III, versie 23-06-2020, pagina 22
17.8.9 Voor niet-elektronische banen met schijven- transport is het bepaalde in artikel 6.5.8 van toepassing.
17.8.10 Facultatieve wedstrijd-onderdelen. 17.8.10.1 Personele Baan. Zie artikel 6.6.1 17.8.10.2 Vaste Baan. Zie artikel 6.6.2 17.8.10.3 Vrije Baan. Zie artikel 6.6.3 17.9 De LTC KKG kan de categorieën benoemen, zoals die in deel I van het SWR zijn
vastgesteld.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel III, versie 23-06-2020, pagina 23
17.10 Teams 17.10.1 Een team KKK bestaat uit 3 schutters. 17.11 Verdere Bepalingen 17.11.1 De Hoofdstukken 1 t/m 16 (KKG) van dit Reglement zijn eveneens voor KKK van
toepassing, voorzover niet een der artikelen 17.1 t/m 17.10 (KKK) anders luidt. HOOFDSTUK 18. NEDERLANDSE KAMPIOENSCHAPPEN KKG 18.1 Voor de Olympische en de niet Olympische onderdelen zijn de ISSF-reglementen
van toepassing, in zoverre dat de puntentelling bij de voorronde Senioren Heren niet in tienden doch in hele getallen geschiedt.
18.2 De schutters voor deelname aan de NK KKG worden geselecteerd uit de hoogste
LKK-schutters in de categorieën, alsmede de besten uit de ranking. De NK Finale wordt geschoten door de beste 8 schutters uit de categorie Senioren
Heren. HOOFDSTUK 19. KLEIN KALIBER SEMI-AUTOMATISCH GEWEER 19.1 Omschrijving Klein Kaliber Semi-automatisch Geweer 19.1.1 Alle op Militair Geweer gelijkende geweren, die voldoen aan de hierna te noemen eisen zijn toegelaten: 19.1.1.1 Het kaliber is 5,6 mm (.22 LR.). 19.1.1.2 Het KKSG is semiautomatisch en wordt bediend door gasdruk of blowback system en is uitgevoerd met een magazijn of patroonhouder. Het wapen is voorzien van een vrijstaande pistoolgreep en moet origineel vanuit fabriek op een militair geweer lijken. 19.1.1.3 De trekkerdruk moet minimaal 1.000 gram zijn. Een versneller is niet toegestaan. 19.1.1.4 Het gewicht inclusief de richtmiddelen en de eventuele patroonhouder mag het volgende gewicht niet te boven gaan: KKSG met keep/korrel of peep sight 3,8 kg. 19.1.1.5 De maximum totale lengte is 100 cm, de minimale lengte is 60cm, loop moet minstens 30cm lang zijn.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel III, versie 23-06-2020, pagina 24
19.1.1.6 Eventuele kolfplaat of wangplaat moeten origineel vanaf fabriek geleverd worden, aanpassingen zijn niet toegestaan. 19.1.1.7 Waterpas, loop- en/of balanceergewichten zijn niet toegestaan. 19.1.1.8 De diameter bij de monding van de loop mag niet meer dan 18 mm bedragen. Vlamdemper is toegestaan, mondingsrem is echter niet toegestaan. 19.2 Richtmiddelen 19.2.1 Er zijn drie soorten vizieren toegestaan, namelijk zogenaamde open vizieren, d.w.z. Keep en Korrel, Keep en tunnel en zogenaamde peep sights. Deze moeten echter origineel vanuit de fabriek op het wapen gemonteerd zijn. 19.2.2 Lenzenstelsel of lichtfilters zijn niet toegestaan. 19.2.2.1 Richtkijkers zijn niet toegestaan. 19.2.3 De korrels moeten in de vorm van dak, paal of parel zijn uitgevoerd. De open vizieren mogen in aan deze korrels aangepaste vorm zijn uitgevoerd. 19.2.3.1 Een ringkorrel is toegestaan. Hij moet echter wel origineel vanaf fabriek zo geleverd zijn, aanpassingen worden niet toegestaan. 19.2.4 Correctielenzen mogen uitsluitend door de schutter zelf worden gedragen. 19.3 Accessoires 19.3.1 Het gebruik van een schiet- of draagriem is niet toegestaan. 19.3.2 Het gebruik van een kijker voor schotwaarneming is toegestaan. 19.3.3 Ten behoeve van het schieten in de knielende houding zijn twee cilindrische kussens toegestaan, maximum 25 cm lang en 18 cm in diameter (zie ISSF Rifle Rules). 19.4 Veiligheid 19.4.1 Wanneer het geweer is voorzien van een magazijn of patroonhouder mag deze geladen zijn met maximaal 5 patronen. Het magazijn of de patroonhouder mogen echter niet zo lang zijn dat deze tijdens een liggende wedstrijd als steun gebruikt kunnen worden. 19.4.2 Het wapen dient voor de aanvang van een wedstrijd ter keuring te worden aangeboden.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel III, versie 23-06-2020, pagina 25
19.5 Schiethoudingen 19.5.1 Knielend: Een tweede kussen mag worden gebruikt en dit moet tussen hiel en zitvlak worden geplaatst. 19.6 Kledingbepalingen 19.6.1 Schietjas en schietriem zijn niet toegestaan. 19.7 Schijven 19.7.1 Voor de 12 meter. Gebruikt wordt een schijf met de afmetingen: hoogte 22 cm en breedte 20 cm met 5 visuelen. 19.7.1.1 Ieder visueel heeft een telling van 6 t/m 10. Ring 6 wit afmeting 62,5 mm Ring 7 zwart afmeting 50,0 mm Ring 8 zwart afmeting 37,5 mm Ring 9 zwart afmeting 25,0 mm Ring 10 wit afmeting 12,5 mm Mouche wanneer het schot geheel binnen de ring 10 wit valt. 19.7.1.2 Bij gelijke eindscores, zie de ISSF-reglementen. 19.8 Wedstrijdonderdelen 19.8.1 Klein Kaliber Semi-automatisch Geweer 60 schoten liggend 19.8.1.1 Programma: 60 schoten in de liggende houding 19.8.1.2 Schijven: 12 meter KKK-schijf 19.8.1.3 Beschikbare tijd, proefschoten inbegrepen: 1 uur 30 min 19.8.1.4 Proefschoten: onbeperkt, maximaal 4 schijven.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement deel III, versie 23-06-2020, pagina 26
19.8.2 Klein Kaliber Semi-automatisch Geweer 60 schoten knielend 19.8.2.1 Programma: 60 schoten in de knielende houding. 19.8.2.2 Schijven: 12 meter KKK-schijf 19.8.2.3 Beschikbare tijd, proefschoten inbegrepen: 1 uur 30 min. 19.8.2.4 Proefschoten: onbeperkt, maximaal 4 schijven. 19.8.3 Klein Kaliber Semi-automatisch Geweer 3-houdingen 3 x 20 19.8.3.1 Programma: 60 schoten in 3 houdingen, te weten:
20 schoten knielend 20 schoten liggend 20 schoten staand
19.8.3.2 Schijven: 12 meter KKK-schijf 19.8.3.3 Beschikbare tijd, proefschoten inbegrepen: 2 uur 30 min voor de gehele wedstrijd. 19.8.3.4 Proefschoten onbeperkt, per houding maximaal 4 schijven. 19.8.4 Klein Kaliber Semi-automatisch Geweer Optiek 100 meter 19.8.4.1 Klein Kaliber Semi-automatisch Geweer Optiek 100 meter geheel conform de
regels onder art.17, Klein Kaliber Karabijn Optiek 19.8.5 Facultatieve wedstrijdonderdelen 19.8.5.1 Personele Baan. Zie artikel 6.6.1 19.8.5.2 Vaste Baan. Zie artikel 6.6.2 19.8.5.3 Vrije Baan. Zie artikel 6.6.3
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IV, 23-06-2020, pagina 1
DEEL IV - GROOT KALIBER GEWEER
POSTBUS 303, 3830 AJ LEUSDEN
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IV, 23-06-2020, pagina 2
INHOUD DEEL IV GROOT KALIBER GEWEER
Hoofdstuk 1 Algemeen
Hoofdstuk 2 Wapens, uitrusting en munitie
Hoofdstuk 3 Schijven
Hoofdstuk 4 Schiethoudingen
Hoofdstuk 5 Schietbanen
Hoofdstuk 6 Wedstrijdonderdelen
Hoofdstuk 7 Schietbanen zonder waarnemingspost
Hoofdstuk 8 Wedstrijdregels
Hoofdstuk 9 Baancontroles
Hoofdstuk 10 Wedstrijdofficials
Hoofdstuk 11 Ploegfunctionarissen en hun taken
Hoofdstuk 12 Werkzaamheden van de Telcommissie
Hoofdstuk 13 Regels voor de bepaling rangvolgorde
Hoofdstuk 14 Protesten
Hoofdstuk 15 Klassering
Hoofdstuk 16 Records en limieten
Hoofdstuk 17 Inschrijfgelden en prijzen
Hoofdstuk 18 Limitering deelname
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IV, 23-06-2020, pagina 3
HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN
1.1 Voor de toepassing van dit reglement wordt verwezen naar Hoofdstuk 1 van deel I
van het Schiet- en Wedstrijdreglement.
1.2 Voor zo ver niet anders vermeld, zijn de ISSF-reglementen van toepassing.
Wanneer in de volgende artikelen verwezen wordt naar de ISSF-reglementen wordt
specifiek verwezen naar Hoofdstuk 6, General Technical Rules, alsmede Hoofdstuk
7, Rifle Rules.
HOOFDSTUK 2. WAPENS, UITRUSTING EN MUNITIE
2.1 Definitie:
Onder het begrip "Groot Kaliber Geweer" (GKG) wordt verstaan: elk geweer,
ingericht voor het verschieten van munitie met centraalontsteking en met een
kaliber, niet groter dan 8 mm, c.q. 0.323 inch.
2.2 Disciplines:
Onderscheiden wordt:
a. Vrij Geweer
b. Standaard Geweer
c. Militair Geweer
d. Veteranengeweer
e. Precisie Geweer
2.3 Omschrijving der wapens in gebruik bij de onderscheiden wapengroepen, zoals
vermeld in artikel 2.2::
2.3.1 a. Vrij Geweer:
Zie Hoofdstuk 7.4.0 ISSF Rifle Rules.
b. Standaard Geweer:
Zie Hoofdstuk 7.4.0 ISSF Rifle Rules.
c.1. Militair Geweer:
Elk geweer, dat behalve voldoet aan hetgeen is omschreven in artikel 2.1, in
gebruik is, of in gebruik is geweest bij enige gewapende reguliere eenheid
van de krijgsmacht van een erkende of erkend geweest zijnde natie.
Prototypes of types in ontwikkeling geweest zijnde met het oogmerk deze
t.z.t. toe te voegen aan de bewapening vallen ook onder deze wapengroep,
evenals de directe civiele afleidingen van het desbetreffende wapen.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IV, 23-06-2020, pagina 4
- Originele uitvoering (indien origineel, is een dioptervizier
toegestaan);
- Niet toegestaan zijn: een ringkorrel of optische richtmiddelen;
- Gebruik van een tweepoot of steun is niet toegestaan;
- Een van het origineel afwijkende rubberen handgreep is toegestaan,
mits deze niet is voorzien van een handpalmstop;
- Een mondingsvlamdemper is toegestaan, een mondingsrem echter
niet;
- Indien de originele uitvoering uitsluitend is geproduceerd met een
gecombineerde mondingsvlamdemper - mondingsrem, is dit toe-
gestaan;
- Een gewicht van maximaal 8 kg compleet;
- Een trekkerdruk van ten minste 1500 gram;
- Het gebruik van de geweer- of schietriem is toegestaan. Voor de
uitvoering van de riem en de armbevestiging, zie de ISSF-
reglementen, Hoofdstuk 7, Rifle Rules;
- De riem mag alleen aan het geweer worden bevestigd door middel
van het originele bevestigingspunt (of cordonbeugel). Zèlf aan het
geweer aangebrachte beugels etc. zijn niet toegestaan.
- Een geplaatst magazijn mag niet steunen op hand, pols of
onderarm.
c.2. Militair Geweer Optiek:
Conform Militair Geweer met de volgende wijzigingen en aanvullingen:
- Het gewicht mag, met kijker en kijkerbevestiging, alsmede met de
gemonteerde tweepoot, de 8,5 kg niet te boven gaan.
- Opgelegd schieten, gebruik van tweepoot of schietriem of steun is
toegestaan.
- Ondersteuning aan voorkant van het geweer mag maximaal 7 cm
zijn, in de lengterichting gemeten. Dit mag een cilindervormig
knielkussen zijn; het kussen mag het voorhout niet klemmen. De
kolf/lade moet vrij kunnen bewegen in/op de steun en moet een
zijdelingse ruimte hebben van tenminste 5 mm. Gebruik van een
zgn. “Benchreststeun”, welke het wapen zijdelings klemt, is niet
toegestaan.
- Een tweepoot dient opklapbaar, eenvoudig afneembaar en mag
inschuifbaar zijn. Er mag geen verband zijn, anders dan de
scharnierpunten, tussen de twee poten.
- Een schiethandschoen en een schietjas zijn niet toegestaan.
- De kolf mag niet bewerkt zijn indien dit het schietresultaat
gunstig kan beïnvloeden.
- Geen enkel ander extra hulpmiddel aan hand of kolf is
toegestaan; de kolf mag geen contact met de ondergrond c.q. de
schietmat maken.
- Als er vaste verhogende ondersteuning en/of een monopod
deel uitmaakt van de achterkant kolf, dan dient deze verwijderd te
worden/ingetrokken/ingedraaid/ingeklapt te zijn en verzegeld te
worden door de wedstrijdleiding. Indien de ingeklapte/
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IV, 23-06-2020, pagina 5
ingedraaide toestand kolfverhogend werkt mag dit niet als
steunpunt voor de niet-schiethand worden gebruikt.
- Licht-emitterende hulpmiddelen zijn niet toegestaan.
d. Veteranengeweer:
Elk geweer, dat behalve voldoet aan hetgeen is omschreven in artikel 2.1,
bovendien voldoet aan de volgende eisen:
- Type of modeljaar van vóór 1960, met een minimaal kaliber van 6,5
mm (0,26 inch);
- Ongeacht het bouwjaar, dient het geweer geheel te voldoen aan de
uitvoering en specificaties van het oorspronkelijke type of model
van vóór 1960;
- Het vervangen van een versleten onderdeel door niet originele
onderdelen uit een nieuwe productie is toegestaan, indien deze
onderdelen gefabriceerd zijn volgens de oorspronkelijke
fabrieksspecificaties. Dat wil zeggen dat vormgeving, maatvoering
en afwerking zo nauwkeurig mogelijk overeenkomen met de
oorspronkelijke fabrieksonderdelen;
- Originele uitvoering (indien origineel, is een dioptervizier
toegestaan. Niet toegestaan zijn echter een ringkorrel of optische
richtmiddelen. Afwijkingen in dikte van de korrel en diameter van
een aanwezig dioptergat zijn toegestaan. Vorm en uitvoering van de
richtmiddelen dient verder origineel te zijn;
- Het gebruik van een schietriem is toegestaan, conform het gestelde
in artikel 2.3.1-c.1;
- De schietriem mag alleen aan het geweer worden bevestigd indien
gebruik wordt gemaakt van het originele bevestigingspunt (of
cordon-beugel). Voor de uitvoering van de riem en de
armbevestiging, zie de ISSF-reglementen Hoofdstuk 7, Rifle
Rules. Zélf aan het geweer aangebrachte bevestigingspunten zijn
niet toegestaan.
- Alleen het gebruik van munitie van een bij het originele wapen
behorend kaliber is toegestaan;
- Het wapen moet in gebruik zijn geweest of beproefd door de
krijgsmacht van een erkende of een erkend geweest zijnde natie.
Prototypes of types in ontwikkeling geweest zijnde met het
oogmerk deze t.z.t toe te voegen aan de standaard-bewapening en
mits zij voldoen aan de overige eisen vallen onder deze
wapengroep;
- Een gewicht van maximaal 8 kg compleet; Een trekkerdruk van ten
minste 1500 gram.
e. Precisie Geweer:
Algemeen:
- Een mondingsrem is toegestaan.
- Een flimmerband is toegestaan.
- Actieve koeling van de loop door geforceerde lucht of vloeistof is
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IV, 23-06-2020, pagina 6
niet toegestaan.
- De loopmonding dient minimaal 4 cm voorbij de kolf te steken.
Buiten een mondingsrem, vlamdemper of een ring voor
bevestiging van een flimmerband mogen er geen onderdelen
voorbij de loopmonding komen.
- De tweepoot dient niet op de schietmat te staan. De tweepoot
dient zowel vóór als na de wedstrijd duidelijk zichtbaar op de
baan te staan. Een tweepoot dient makkelijk opklapbaar en
inschuifbaar te zijn. Tevens dient er geen bevestiging tussen de
twee poten te zitten en dient de tweepoot niet permanent deel uit
te maken van het geweer of door middel van gereedschap te
moeten worden verwijderd.
- Als een monopod (achter op de kolf) vast deel uitmaakt van de
originele kolf dient deze volledig ingetrokken te zijn en zal
worden verzegeld door de wedstrijdleiding. Monopods die niet
geïntegreerd zitten in de kolf dienen volledig verwijderd te
worden.
- Vóór de wedstrijd dient de schutter zijn wapen zo in te stellen dat
het richtkruis van de kijker boven de wedstrijdkaart uit komt, dit
terwijl er onder het laagste punt van de greep of achterkant kolf
een plaatje van 12 mm dik is gelegd.
- Ondersteuning aan de achterkant dient onder het laagste punt van
de kolf te zijn. De kolf mag tijdens het schieten niet op de grond
c.q. schietmat steunen en dient in ruststand met het richtpunt
boven de kaart te staan. De ondersteuning moet tijdens het
schieten zichtbaar zijn en mag niet worden afgedekt waardoor
deze aan het zicht onttrokken wordt voor de wedstrijdleiding.
- Het is toegestaan om bescherming aan te brengen rond of onder
de kolf. Aan de onderzijde van de kolf mag dit echter niet meer
zijn dan 5 mm.
- Een timer is toegestaan mits deze geen geluid maakt.
- Externe apparatuur ter bevordering van het schot of het zicht is
niet toegestaan.
- Het gebruik van windmeters is niet toegestaan.
e.1. Precisie Geweer / TR (Target Rifle):
- Elk grendelgeweer met een kaliber van .223 Remington, alsmede
.308 Winchester, dan wel hun metrische equivalenten,.
- Maximum gewicht van 8,25 kg (inclusief alle accessoires als
richtkijker, tweepoot, magazijn, flimmerband, mondingsrem,
enzovoorts).
- De trekkerdruk moet minimaal 1 kg zijn (trekkerversnellers zijn
niet toegestaan).
- Bij een semi-automatisch wapen mag een voor het wapen
originele tweepoot worden gebruikt die niet inschuifbaar is maar
enkel opklapbaar. Deze dient dan wel origineel bij het
desbetreffende wapen te horen. Indien men niet de originele
tweepoot gebruikt, dan dient men te voldoen aan de standaard
regelgeving voor de tweepoot.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IV, 23-06-2020, pagina 7
e.2. Precisie Geweer Open:
- Elk grendelgeweer met een kaliber tot 8 mm en een maximum
gewicht van 10 kg.
- Maximum gewicht van 10 kg (inclusief alle accessoires als
richtkijker, tweepoot, magazijnen, flimmerband, mondingsrem,
enzovoorts).
- Trekkerdruk vrij (trekkerversnellers zijn toegestaan).
2.4 Richtmiddelen
Voor de wapens omschreven in 2.3.1-a en 2.3.1-b conform de ISSF-reglementen.
Voor de wapens omschreven in 2.3.1.e, 2.3.1.e1 en 2.3.1.e2:
- De vergroting van de richtkijker is vrij een verlicht richtkruis is toegestaan.
- Indien gebruik wordt gemaakt van een zonnekap mag deze niet aan de
voorzijde van de loop uitsteken.
- Er mogen geen licht-emitterende hulpmiddelen worden gebruikt.
- Geen red-dot, holografische of andere richtmiddelen zonder vergrotende
werking.
2.5 Kledingbepalingen
Conform de ISSF-reglementen. Bij Militair Optiek is het gebruik van een schietjas
echter niet toegestaan.
Bij Precisie Geweer is het gebruik van kleding met een ondersteunende of
verstevigende werking niet toegestaan. Hieronder vallen o.a. schietjas, schietbroek,
schietriem, schietschoenen en schiethandschoen.
2.6 Munitie
In het algemeen geldt dat slechts zijn toegestaan de voor het betrokken geweer
geëigende patronen met:
- Een kruitlading, die door soort en hoeveelheid uitsluitend is bedoeld het
projectiel zonder gevaar voor de schutter en - uitgezonderd in de richting
van het doel - voor zijn omgeving, de loop te doen verlaten;
- Een uiterlijk zichtbaar projectiel;
- Projectielen, niet voorzien van een lichtspoor- brand- of explosieve lading.
2.6.1 Mits tevens voldoend aan het voorgaande is het gebruik van herladen munitie
toegestaan.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IV, 23-06-2020, pagina 8
HOOFDSTUK 3. SCHIJVEN
3.1 300-m wedstrijden, nationaal en internationaal:
conform de ISSF-reglementen.
3.2 300/400/500-m wedstrijden nationaal:
conform de ISSF-reglementen.
3.3 100-m wedstrijden nationaal:
Schijf Geweer nummer 1 ("Woerden")
Afmetingen van de schijf:
10 Ring 28 mm zwart (+/- 0,2 mm)
9 Ring 61 mm zwart (+/- 0,4 mm)
8 Ring 95 mm zwart (+/- 0,4 mm)
7 Ring 128 mm zwart (+/- 0,6 mm)
6 Ring 161 mm zwart (+/- 0,6 mm)
5 Ring 195 mm zwart (+/- 0,6 mm)
4 Ring 228 mm wit (+/- 1,0 mm)
3 Ring 261 mm wit (+/- 1,0 mm)
2 Ring 295 mm wit (+/- 1,0 mm)
1 Ring 328 mm wit (+/- 1,0 mm)
Mouche 11 mm zwart (+/- 0,1 mm)
- Diameter van de zwarte roos : 195 mm (+/- 0,6 mm)
- Ringdikte : 0,4 tot 0,5 mm
- Minimum zichtbare gedeelte van de schijf: 40 x 45 cm (buitenafmetingen)
- De schijf moet voorzien zijn van een opdruk "SCHIJF WOERDEN".
3.4 300-m wedstrijden Precisie Geweer nationaal:
Schijf “PG300"
Afmetingen van de schijf : 126 cm x 86 cm
Aantal visuelen per schijf : 6
Afmeting visuelen : 30 cm x 30 cm
Afmeting per visueel:
10 ring 30 mm grijs
9 ring 57 mm wit
8 ring 85 mm wit
7 ring 112 mm wit
6 ring 139 mm grijs
5 ring 166 mm wit
4 ring 194 mm wit
3 ring 221 mm wit
2 ring 248 mm wit
1 ring 275 mm grijs
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IV, 23-06-2020, pagina 9
Mouche (Inner-ten) 11 mm (oranje)
Schijf PG 300
Visueel op de schijf PG300
3.5 100-m wedstrijden Precisie Geweer nationaal:
3.5.1 100-m wedstrijden Precisie Geweer Open nationaal:
Schijf “PG100 Open"
Afmetingen van de schijf : 40 cm x 60 cm
Aantal visuelen per schijf : 30
Afmeting per visueel:
10 ring 3 mm wit
9 ring 10 mm wit
8 ring 20 mm grijs
7 ring 30 mm grijs
6 ring 40 mm grijs
5 ring 50 mm grijs
4 ring 60 mm wit
De visuelen dienen genummerd te zijn.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IV, 23-06-2020, pagina 10
3.5.2 100-m wedstrijden Precisie Geweer Target Rifle nationaal:
Schijf “PG100 Target Rifle"
Afmetingen van de schijf : 40 cm x 60 cm
Aantal visuelen per schijf : 30
Afmeting per visueel:
10 ring 10 mm wit
9 ring 20 mm wit
8 ring 30 mm grijs
7 ring 40 mm grijs
6 ring 50 mm grijs
5 ring 60 mm grijs
De visuelen dienen genummerd te zijn.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IV, 23-06-2020, pagina 11
3.6 Insteekschijven:
In bepaalde gevallen, ter beoordeling van de LTC-GKG, is het toegestaan z.g.
insteekschijven te gebruiken, omvattende de telling 5 t/m 10.
3.7 Wedstrijdaanwending der schijven:
3.7.1 300-m wedstrijden nationaal en internationaal, alsmede de 300/400/500-m
wedstrijd nationaal:
Conform ISSF-reglementen 300-m.
3.7.2 100-m wedstrijden nationaal, schijf No. 1:
Per wedstrijd-schijf niet meer dan 5 schoten. Op banen zonder waarnemingspost
niet meer dan 10 schoten. Op deze banen dient men gebruik te maken van een
kartonnen schijf, dan wel een papieren schijf voorzien van een kartonnen "backing"
(schaduwschijf).
HOOFDSTUK 4. SCHIETHOUDINGEN
4.1 Liggend: conform de ISSF-reglementen.
Precisie Geweer
- Het wapen dient tijdens het schieten geschouderd te worden;
- Voor een verstelbare onderkant aan de achterzijde van de kolf geldt
hetzelfde als voor het instellen van de tweepoot: vóór de wedstrijd instellen.
Tijdens de wedstrijd is het niet toegestaan deze te verstellen.
- Ondersteuning aan de achterkant van het wapen mag met de hand. Het
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IV, 23-06-2020, pagina 12
gebruik van een ondersteunende schiethandschoen, schietriem,
zandzakken, opgerolde matten, en dergelijke, is niet toegestaan.
4.2 Staand: conform de ISSF-reglementen.
4.3 Knielend: conform de ISSF-reglementen.
4.4 Opgelegd: Voor Militair Optiek geldt:
- De kolf moet in de schouder gezet zijn. Aan de achterkant mag de kolf
met de gebalde vuist of arm ondersteund worden. Ondersteuning met een
vlakke, al dan niet licht gebolde hand, is niet toegestaan.
- de niet-schiethand moet zich achter de trekkerbeugel bevinden en mag de
kolf ondersteunen. Dit is enkel toegestaan met een voor de
baancommandant zichtbare blote vuist, welke zich achter de trekkerbeugel
bevindt (A- zone, zie afb. 1), maar mag de schiethand niet raken.
De achterkant van het geweer mag niet ondersteund worden d.m.v steun of
kussen, anders dan de vuist of arm. De kolf mag geen contact maken met
de ondergrond.
HOOFDSTUK 5. SCHIETBANEN
5.1 Voor banen zonder waarnemingspost wordt verwezen naar Hoofdstuk 7 van dit
reglement. Zowel t.a.v. de nationale als de internationale wedstrijden en zowel
m.b.t. de schietbanen als de inrichting daarvan: zie het KNSA SWR Deel I,
Hoofdstuk 5 en zie ISSF-reglementen General Technical Rules.
HOOFDSTUK 6. WEDSTRIJDONDERDELEN
6.1 De Landelijke Technische Commissie Groot Kaliber Geweer (LTC-GKG) erkent
de volgende wedstrijden:
6.1.1 Nationaal en internationaal, onder de voorschriften van de ISSF:
a. Vrij Geweer, 300-m liggend, 60 schoten;
b. Vrij Geweer, 300-m 3-h,120 schoten (3x40);
c. Standaard Geweer, 300-m 3-h, 60 schoten (3x20).
6.1.2 Nationaal, onder de reglementen van de KNSA:
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IV, 23-06-2020, pagina 13
a. Standaard Geweer, 100-m liggend, 30 schoten;
b. Standaard Geweer, 300-m liggend, 30 schoten;
c. Vrij Geweer, 300/400/500-m liggend, 30 schoten;
d. Militair Geweer, 100-m liggend, 30 schoten;
e. Militair Geweer, 300-m liggend, 30 schoten;
f. Militair Geweer Optiek, 100-m liggend, 30 schoten;
g. Militair Geweer Optiek, 300-m liggend, 30 schoten;
h. Veteranengeweer, 100-m liggend, 30 schoten;
i. Veteranengeweer, 300-m liggend, 30 schoten;
j. Precisie Geweer Open, 100-m; liggend, 25 schoten;
k. Precisie Geweer Target Rifle, 100-m; liggend, 25 schoten;
l. Precisie Geweer Open, 300-m; liggend, 25 schoten;
m. Precisie Geweer Target Rifle, 300-m; liggend, 25 schoten
6.2 Individueel
6.2.1.1 Vrij Geweer, internationaal:
Conform de ISSF-reglementen.
6.2.1.2 Vrij Geweer, nationaal:
Kampioenschap 300-m liggend, 60 schoten. Proefschoten en beschikbare tijd
conform ISSF-reglementen.
6.2.1.3 Vrij Geweer, nationaal:
Kampioenschap 300-m 3-houdingen 120 schoten. Per houding 40 schoten in de
volgorde: liggend, staand, knielend. Proefschoten en beschikbare tijd conform
ISSF-reglementen.
6.2.2.1 Standaard Geweer, internationaal:
Conform de ISSF-reglementen.
6.2.2.2 Standaard Geweer, nationaal:
Kampioenschap 300 meter liggend, 30 schoten.
Beschikbare tijd: 40 minuten inclusief proefschoten.
6.2.2.3 Standaard Geweer, nationaal:
Kampioenschap 300-m 3-houdingen. Zie ISSF-reglementen.
6.2.2.4 Standaard Geweer, nationaal:
Kampioenschap 100-m 3-houdingen, 60 schoten. Proefschoten en beschikbare tijd
conform ISSF-reglementen.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IV, 23-06-2020, pagina 14
6.2.2.5 Standaard Geweer, nationaal:
Kampioenschap 100 meter liggend, 30 schoten.
Beschikbare tijd: 40 minuten inclusief proefschoten
6.2.2.6 Vrij Geweer, nationaal:
Kampioenschap 300/400/500-m liggend, 30 schoten. Per afstand 10 schoten in de
volgorde 300, 400, en 500 meter. Beschikbare tijd, inclusief de proefschoten: 20
minuten per afstand. Maximum wisseltijd tussen de afstanden: 5 minuten.
6.2.3.1 Militair Geweer Standaard, nationaal:
Kampioenschap 100 meter liggend, 30 schoten.
Beschikbare tijd: 40 minuten inclusief proefschoten
6.2.3.2 Militair Geweer Standaard, nationaal:
Kampioenschap 300 meter liggend, 30 schoten.
Beschikbare tijd: 40 minuten inclusief proefschoten
6.2.3.3 Militair Geweer Optiek, nationaal:
Kampioenschap 100 meter liggend, 30 schoten.
Beschikbare tijd: 40 minuten inclusief proefschoten
6.2.3.4 Militair Geweer Optiek, nationaal:
Kampioenschap 300 meter liggend, 30 schoten.
Beschikbare tijd: 40 minuten inclusief proefschoten
6.2.4.1 Veteranengeweer, nationaal:
Kampioenschap 100 meter liggend, 30 schoten.
Beschikbare tijd: 40 minuten inclusief proefschoten
6.2.4.2 Veteranengeweer, nationaal:
Kampioenschap 300 meter liggend, 30 schoten.
Beschikbare tijd: 40 minuten inclusief proefschoten
6.2.5.1 Precisie Geweer, nationaal Open:
Kampioenschap 300 meter liggend, 25 schoten.
Beschikbare tijd: 30 minuten inclusief proefschoten.
Maximaal 5 schoten per wedstrijd visueel
Aantal proefschoten vrij.
6.2.5.2 Precisie Geweer, nationaal Target Rifle:
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IV, 23-06-2020, pagina 15
Kampioenschap 300 meter liggend, 25 schoten.
Beschikbare tijd: 30 minuten inclusief proefschoten.
Maximaal 5 schoten per wedstrijd visueel.
Aantal proefschoten vrij.
6.2.5.3 Precisie Geweer, nationaal Open:
Kampioenschap 100-m liggend, 25 schoten.
Beschikbare tijd, inclusief proefschoten: 30 minuten.
Maximaal 1 schot per wedstrijd visueel
Aantal proefschoten vrij.
6.2.5.4 Precisie Geweer, nationaal Target Rifle:
Kampioenschap 100-m liggend, 25 schoten.
Beschikbare tijd, inclusief proefschoten: 30 minuten.
Maximaal 1 schot per wedstrijd visueel.
Aantal proefschoten vrij.
6.2.6 Voor alle groot-kalibergeweeronderdelen geldt dat trainingen en wedstrijden, als
bedoeld in deel I, Algemene Bepalingen, onder artikel 2.9, kunnen worden
gehouden op schietbanen met een lengte van 50 meter.
6.3 Teams
6.3.1 Op alle nationale GKG-onderdelen, uitgezonderd zij die staan vermeld in de
artikelen 6.2.1.3 en 6.2.5, bestaat de mogelijkheid om een nationaal kampioenschap
voor teams te verschieten.
6.3.2 Een team wordt samengesteld uit drie tot vijf schutters, waarbij de drie hoogste
scores uiteindelijk het teamresultaat en de samenstelling van het team bepalen. Bij
zes tot acht deelnemers wordt automatisch een tweede team gevormd, waarbij de
zes beste resultaten in aflopende reeks het eerste en het tweede team bepalen, enz.
enz. De namen van de schutters die in een team schieten dienen vóór aanvang van
de wedstrijd te worden bekend gemaakt. Per deelnemende schutter wordt een
vastgesteld bedrag betaald (zie Hoofdstuk 17, artikel 17.1.1).
6.3.3 Indien teams in klassen worden ingedeeld, wordt die klasse bepaald door de hoogst
geklasseerde schutter in het desbetreffende team.
6.4 Overige, geen kampioenswedstrijden
6.4.1 Nationale Selectiewedstrijden, eventueel te combineren met een Nationale Open
Wedstrijd, en verschoten conform KNSA SWR Deel I, Hoofdstuk 2, artikel 2.9.
6.4.2 Districts Selectiewedstrijden: conform artikel 6.4.1.
6.4.3 Open Kampioenschappen voor een bepaald wapen, e.e.a. conform het KNSA
SWR Deel I, Hoofdstuk 2, artikel 2.9.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IV, 23-06-2020, pagina 16
6.4.4 Nationale competitie GKG:
a. Deelname door maximaal één team per district. De betrokken teams
kunnen zijn samengesteld uit de schutters van één of meer verenigingen
binnen dat zelfde district;
b. De teams kunnen, volgens een door de LTC-GKG vast te stellen rooster,
een hele of halve competitie schieten;
c. De competitie wordt verschoten in een der houdingen liggend of knielend;
per schutter 30 schoten, afstand 100 meter, dan wel in drie houdingen, per
schutter 60 schoten, afstand eveneens 100 meter.
6.4.5 Districtscompetitie GKG:
Geheel overeenkomstig artikel 6.4.4, met dien verstande dat de teams worden
samengesteld per vereniging.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IV, 23-06-2020, pagina 17
HOOFDSTUK 7. SCHIETBANEN ZONDER WAARNEMINGSPOST
7.1 Aantal schoten
Op schietbanen zonder waarnemingspost ("kuil") worden 10 schoten per
wedstrijdschijf afgegeven.
7.2 Bevestiging schijven
7.2.1 De schijven moeten op een vierkant bevestigingsvlak worden aangebracht, waarbij
de proefschijf altijd links-boven wordt bevestigd.
7.2.2 De eerste wedstrijdschijf wordt op gelijke hoogte rechts naast de proef-schijf
bevestigd, de tweede wedstrijdschijf in lijn onder de proefschijf, de derde
wedstrijdschijf rechts op gelijke hoogte naast de tweede wedstrijdschijf. Tussen
de schijven onderling moet zodanige afstand zijn dat zij op het schietpunt
duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn.
7.3 Nummering der schijven
Alle schijven dienen te worden genummerd conform het KNSA SWR Deel I,
Hoofdstuk 11, artikel 11.2.
7.4 Schietvolgorde
De wedstrijdschijven dienen te worden beschoten in de volgorde waarin zij zijn
genummerd en geplaatst.
7.5 Proefschoten
7.5.1 Op banen zonder waarnemingspost is het aantal proefschoten beperkt tot 10 per
wedstrijd, c.q. houding.
7.5.2 Het afgeven van proefschoten tijdens de wedstrijdserie zal onmiddellijke
diskwalificatie tot gevolg hebben, tenzij de jury anders beslist.
7.5.3 Op de wedstrijd genoemd onder 6.1.2-b moet het baanpersoneel de proefschijf
tijdens het wisselen van de houding afplakken, c.q. vervangen.
7.5.4 De schutter maakt door middel van een signaal(bordje) aan de baancommandant
kenbaar dat hij overgaat op de wedstrijdserie. De baancommandant controleert
hierop m.b.v. een kijker het aantal proefschoten en maakt daarvan aantekening op
het baanindelingsformulier.
7.6 Schiettijd per serie
7.6.1 Voor alle wedstrijden zonder waarnemingspost gelden de beschikbare tijden
inclusief proefschoten als omschreven onder artikel 6.2.
7.7 Controle
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IV, 23-06-2020, pagina 18
7.7.1 De baancommandant en/of een andere daartoe aangewezen functionaris telt na
afloop van de serie het aantal zichtbare schotgaten, alvorens de beschoten
wedstrijdschijf van het bevestigingsvlak wordt verwijderd.
7.7.2 Afzwaaiers buiten de wedstrijdschijf worden door de baancommandant
aangetekend op de desbetreffende schijf, danwel door hem gemeld aan de
telcommissie.
7.7.3 Na het aanbrengen van de nieuwe schijven controleert de baancommandant of alle
schotgaten buiten de schijven zijn afgeplakt.
HOOFDSTUK 8. WEDSTRIJDREGELS
8.1 Voor de internationale onderdelen, zie ISSF Rifle Rules.
8.2 Voor de nationale onderdelen, zie de in dit hoofdstuk vermelde artikelen, alsmede
het KNSA SWR Deel I. Waar het KNSA-reglement niet voorziet wordt verwezen
naar het ISSF-reglement, c.q. het IBS-reglement.
8.3 Wapenkeuring:
Direct voorafgaande aan de wedstrijd-deelname dienen de te gebruiken wapens aan
een keuring te worden onderworpen en bij goedkeuring van een geldig keurzegel te
worden voorzien. De wedstrijdleiding of de jury behoudt zich het recht voor om bij
gegronde twijfel te allen tijde een herkeuring te laten uitvoeren. Deze herkeuring
dient zo mogelijk plaats te vinden vóór aanvang van de serie(s).
8.4 Aanvang series:
Indien de schietbaan is uitgerust met twee of meer schietpunten dienen de
onderdelen, c.q. series, gelijktijdig aan te vangen.
8.5 Score-aanduiding
8.5.1 Internationaal:
Conform de ISSF-reglementen.
8.5.2 Nationaal:
Conform de ISSF-reglementen m.u.v. artikel 7.11.2.2.1. Naast de aanduiding van de
waarde mag hier eveneens de richting van het schot worden aangegeven.
8.6 Markering proefschijf:
Conform de ISSF-reglementen.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IV, 23-06-2020, pagina 19
8.7 Baangedrag:
Conform de ISSF-reglementen.
8.8 Voorbereiding schietserie:
Conform de ISSF-reglementen.
8.9 Kruisschoten:
Conform de ISSF-reglementen.
8.10 Treffers buiten de tellende ringen:
Conform de ISSF-reglementen.
8.11 Te veel schoten:
Conform de ISSF-reglementen.
8.12 Gebruik magazijnen bij Vrij- en Standaard Geweer:
Conform de ISSF-reglementen.
HOOFDSTUK 9. BAANCONTROLES
9.1 Op de dag van, en ruimschoots vóór de aanvang van enige wedstrijd genoemd
onder 6.1.1, 6.1.2 of 6.1.3, indien daarvoor limieten ter vaststelling van een
kampioenschap zijn ingesteld, dient door of namens de LTC of DTC een
baancontrole te worden uitgevoerd, waarbij aandacht wordt besteed aan de punten,
gesteld in het KNSA SWR Deel I, hoofdstuk 5, c.q het IBS-reglement.
HOOFDSTUK 10. WEDSTRIJDOFFICIALS
10.1 Nationaal:
Zie het KNSA SWR Deel I, Hoofdstuk 3, en verder de ISSF-reglementen.
10.2 Internationaal:
Conform de ISSF-reglementen.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IV, 23-06-2020, pagina 20
HOOFDSTUK 11. PLOEGFUNCTIONARISSEN EN HUN TAKEN
11.1 Nationaal:
Zie het KNSA SWR Deel I hoofdstuk 8, artikel 8.21, en verder de ISSF-
reglementen.
11.2 Internationaal:
Zie de ISSF-reglementen.
HOOFDSTUK 12. WERKZAAMHEDEN VAN DE TELCOMMISSIE
12.1 Nationaal:
Conform de ISSF-reglementen.
12.2 Internationaal:
Conform de ISSF-reglementen.
12.3 --
12.4 Schotmaten:
Voor de onderdelen genoemd in artikel 2.2-a t/m -f conform de ISSF-reglementen.
HOOFDSTUK 13. REGELS VOOR DE BEPALING RANGVOLGORDE
13.1. Zie de ISSF-reglementen, c.q. het IBS-reglement, alsmede het gestelde in artikel 7.4.
HOOFDSTUK 14. PROTESTEN
14.1 Nationaal:
Zie het KNSA SWR Deel I, Hoofdstuk 18.
14.2 Internationaal:
Zie ISSF-reglementen.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IV, 23-06-2020, pagina 21
HOOFDSTUK 15. KLASSERING
15.1 Voor de klasse-indeling van de schutter komen de scores in aanmerking die worden
behaald tijdens de volgende wedstrijden:
- Nationale kampioenschappen;
- Nationale selectiewedstrijden onder auspiciën der KNSA en de LTC-GKG;
- Districtskampioenschappen;
- Districts selectiewedstrijden onder auspiciën der KNSA en de DTC-GKG;
- Overige, door de LTC-GKG vastgestelde wedstrijden.
15.2 Voor de klassering geldt het gemiddelde resultaat van de scores van het voorgaande
wedstrijdseizoen.
15.3 Voor de klassering is één resultaat per onderdeel voldoende.
15.3.1 Ongeklasseerde schutters worden in de H-klasse ingedeeld.
15.4 Verenigingen zijn verplicht de uitslagen van de onder artikel 15.1 genoemde
wedstrijden toe te zenden aan het Klasseringsbureau, met vermelding van de
volledige voorletters, achternaam en het licentienummer van de schutters.
15.5 Een klassering blijft maximaal twee jaar na de laatst ontvangen wedstrijd-resultaten
van kracht.
15.6 Het is de schutter toegestaan op een voor zijn klasse opengestelde wedstrijd op
eigen verzoek - mits vóór aanvang van de wedstrijd gedaan - in een hogere klasse
uit te komen.
15.7 Het "gemiddelde resultaat" blijft eveneens twee jaar na de laatst ontvangen
wedstrijduitslagen van kracht.
15.8 De klasseringslimieten worden jaarlijks door het klasseringsbureau der LTC-GKG
bekend gemaakt.
15.9 Voor klassering teams:
Zie artikel 6.3.3.
HOOFDSTUK 16. RECORDS EN LIMIETEN
16.1 Teneinde een Nederlands Record te kunnen vestigen dient door de betrokken
schutter de vastgestelde scorelimiet te worden geëvenaard of overschreden.
16.2 Erkenning van een record geschiedt conform het KNSA SWR Deel I, Hoofdstuk
16.
16.3 Voor erkenning van een Nederlands record zijn uitsluitend de schijven toegestaan
welke in Hoofdstuk 3 worden omschreven.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IV, 23-06-2020, pagina 22
16.4 De Nederlandse records en limieten worden jaarlijks door de LTC-GKG bekend
gemaakt.
HOOFDSTUK 17. INSCHRIJFGELDEN EN PRIJZEN
17.1 Inschrijfgelden
17.1.1 Voor een team conform artikel 6.3 en in verband met een der wedstrijden,
genoemd in artikel 15.1: niet meer dan een jaarlijks door de LTC vast te stellen
bedrag per schutter en per wedstrijdonderdeel.
17.1.2 Voor individuele deelname aan een der onderdelen, genoemd in artikel 6.1.1, 6.1.2
en 6.1.3, en in verband met een der wedstrijden genoemd in artikel 15.1: niet meer
dan een jaarlijks door de LTC vast te stellen bedrag per wedstrijdonderdeel.
17.2 Prijzen
Met inachtneming van het gestelde in het KNSA SWR Deel I, Hoofdstuk 12 en 13.
HOOFDSTUK 18. LIMITERING DEELNAME
18.1 De LTC-GKG behoudt zich het recht voor Nationale Kampioenschappen slechts
open te stellen voor een beperkt aantal deelnemers, afhankelijk van de
wedstrijdresultaten en/of de klassering, e.e.a. conform het KNSA SWR Deel I,
Hoofdstuk 15.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel V, 21-12-2010, pagina 1
DEEL V - KLEIDUIVEN
POSTBUS 303, 3830 AJ LEUSDEN
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel V, 21-12-2010, pagina 2
Inhoud: Hoofdstuk 1 Algemeen Hoofdstuk 2 Wedstrijden Hoofdstuk 3 Deelname Hoofdstuk 4 Wedstrijdleiding Hoofdstuk 5 Klasseringen Hoofdstuk 6 Rangschikking en finale Hoofdstuk 7 Verenigingsteams Hoofdstuk 8 Klasseringswedstrijden Hoofdstuk 9 Uitrusting en munitie Hoofdstuk 10 Specifieke regels voor zowel Sporting Skeet als Sporting Trap Hoofdstuk 11 Specifieke regels voor Sporting Skeet Hoofdstuk 12 Specifieke regels voor Sporting Trap Hoofdstuk 13 Slotbepalingen
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel V, 21-12-2010, pagina 3
Hoofdstuk 1 - Algemeen 1.1. Dit reglement is van toepassing op de volgende Kleiduivendisciplines:
- Automatic Trap - Double Trap - Kleiduivenparcours - Kleiduivenparcours Compact - Olympisch Skeet - Olympisch Trap - Sporting Skeet - Sporting Trap
1.2 In die gevallen waarin dit reglement niet voorziet, is van toepassing het ISSF-reglement (de
Technical Rules for all Shooting Disciplines, alsmede de Shotgun Rules for Trap, Automatic Trap, Double Trap and Skeet) en/of de reglementen van de FITASC (Fédération Internationale de Tir aux Armes Sportifs de Chasse). Daarvan mag in dit reglement worden afgeweken.
1.3 Dit reglement wordt toegepast in samenhang met deel I van het SWR KNSA. Hoofdstuk 2 - Wedstrijden 2.1 De volgende wedstrijden worden erkend:
- Klasseringswedstrijden - Districtskampioenschappen - Nederlandse Kampioenschappen
2.2 Klasseringswedstrijden kunnen, na verkregen toestemming van de LTC Kleiduiven,
worden georganiseerd door bij de KNSA aangesloten verenigingen. 2.3 Jaarlijks worden Nederlandse Kampioenschappen gehouden voor alle in hoofdstuk 1
genoemde disciplines. Voor de disciplines Automatic Trap, Double Trap, Olympisch Trap, Olympisch Skeet, Sporting Skeet en Sporting Trap worden tevens Nederlandse Kampioenschappen voor verenigingsteams georganiseerd.
Hoofdstuk 3 - Deelname 3.1 Deelname aan alle wedstrijden staat open voor schutters met een geldige KNSA-licentie. 3.2 Schutters dienen te beschikken over een geldige klassering, of in het te organiseren jaar
deelgenomen te hebben aan tenminste 1 (één) klasseringswedstrijd om deel te kunnen nemen aan een Nederlands Kampioenschap.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel V, 21-12-2010, pagina 4
3.3 Deelnemers aan Klasseringswedstrijden, DK’s en NK’s kunnen zich aanmelden voor
wedstrijden zoals die in de KNSA-wedstrijdkalender zijn vermeld, volgens de eventueel daar vermelde aanmeldingsprocedure. Voor aanmelding dienen de volgende gegevens te worden verstrekt:
- naam - adres - postcode - woonplaats - geboortedatum - geslacht - KNSA-licentienummer - klassering (volgens klasseringlijst LTC Kleiduiven) - vereniging waarvan de schutter lid is
3.4 Het aantal deelnemers aan Klasseringswedstrijden, DK’s en NK’s kan aan een maximum
gebonden worden en indien zich meer dan het maximale aantal schutters aanmelden zullen de schutters, die zich aanmelden nadat het maximale aantal is bereikt, op een reservelijst worden geplaatst.
3.5 De verstrekte startnummers dienen ongeschonden te worden gedragen, op straffe van
diskwalificatie. Hoofdstuk 4 - Wedstrijdleiding 4.1 De Districtskampioenschappen worden voorbereid en geleid door de daartoe benoemde
voorzitter DTC Kleiduiven. Eventueel kan het Districtsbestuur besluiten de organisatie en uitvoering van Districtskampioenschappen te delegeren aan een bij de KNSA aangesloten schietvereniging.
4.2 De Nederlandse Kampioenschappen worden voorbereid en geleid door de LTC
Kleiduiven. De LTC kan besluiten de organisatie en uitvoering van deze kampioenschappen te delegeren aan een bij de KNSA aangesloten schietvereniging.
4.3 De LTC en/of voorzitter DTC Kleiduiven benoemt (eventueel op voordracht) voor een
wedstrijd scheidsrechters die zijn belast met de leiding van de wedstrijd op de aan hen toegewezen baan.
4.4 Behoudens scheidsrechters, worden tevens andere personen aangezocht, teneinde de
uitvoering van de wedstrijd te verzorgen. De LTC Kleiduiven kan een organiserende vereniging verzoeken de wedstrijdleiding te vormen.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel V, 21-12-2010, pagina 5
Hoofdstuk 5 - Klasseringen 5.1 Schutters worden jaarlijks geklasseerd aan de hand van de behaalde resultaten op door de
LTC Kleiduiven goedgekeurde wedstrijden, behalve in de disciplines Kleiduivenparcours en Kleiduivenparcours Compact.
5.2 Voor de disciplines Kleiduivenparcours en Kleiduivenparcours Compact worden de
wedstrijden verschoten volgens een dagklassement. 5.3 Een dagklassement wil zeggen dat de deelnemers ongeklasseerd aan een wedstrijd
aanvangen en vervolgens, op basis van de scores na een nader te bepalen aantal rondes, worden ingedeeld in enige klasse.
5.4 De LTC Kleiduiven kan open wedstrijden tevens aanwijzen als klasseringswedstrijden. 5.5 Uitsluitend de door de (wedstrijd)secretariaten van de organiserende verenigingen
opgegeven resultaten zullen worden verwerkt en hiervoor zijn speciale formulieren beschikbaar, te verkrijgen via de LTC Kleiduiven.
5.6 De klasseringnormen per discipline zullen jaarlijks door de LTC Kleiduiven bekend
worden gemaakt. Hoofdstuk 6 – Rangschikking en finale 6.1 De rangschikking in de klassen wordt bepaald door de resultaten van de reguliere
wedstrijd en bij gelijke scores voor de eerste drie (3) plaatsen in een klasse vindt een shoot-off plaats.
6.2 Als de schutters tot de deelnemers aan de finale behoren, te weten de zes (6) schutters
met de hoogste scores per categorie, zullen de resultaten van de finale beslissend zijn. Mochten ook dan de scores gelijk zijn, dan volgt een shoot-off.
6.3 De finale van een Nederlandse Kampioenschap wordt te allen tijde in categorieën
verschoten en daarvoor zijn de volgende categorieën van toepassing:
- Junioren-dames - Junioren-heren - Senioren-dames - Senioren-heren
6.4 Voor de Nederlandse Kampioenschappen in de volgende disciplines moet een finale
worden georganiseerd: - Automatic Trap - Double Trap - Olympisch Skeet - Olympisch Trap
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel V, 21-12-2010, pagina 6
6.5 Voor die disciplines waarin geen finale moet worden georganiseerd, staat het de
wedstrijdleiding vrij om wel een finale te houden. 6.6 Op Klasseringswedstrijden en Districtskampioenschappen mogen finales worden
geschoten waarbij de rondes worden ingedeeld vanuit verschillende categorieën, wanneer het aantal deelnemers per categorie te klein is om een volwaardige finale te organiseren.
Hoofdstuk 7 - Verenigingsteams 7.1 Op de in aanmerking komende Nederlandse Kampioenschappen kan een bij de KNSA
aangesloten vereniging deelnemen met maximaal vier (4) teams van drie (3) schutters, ongeacht de categorie.
7.2 Voorwaarden voor de samenstelling van verenigingsteams: 7.2.1 de schutter dient lid te zijn van de vereniging waarvoor hij of zij uitkomt. 7.2.2 de schutter dient over een geldige KNSA-licentie te beschikken. 7.3 De verenigingen kunnen, bij voorkeur via e-mail, hun team(s) aanmelden bij de LTC
Kleiduiven onder vermelding van:
- naam van de vereniging; - nummer waaronder de vereniging is aangesloten bij de KNSA; - naam, adres, postcode en woonplaats, KNSA-licentienummer en de geboortedatum van iedere schutter (inclusief eventuele reserve-schutters); - naam en functie van het bestuurslid dat de aanmelding verzorgt; - (eventueel) naam van de trainer of teamleider
7.4 De scores van de schutters van een team worden samengeteld voor de bepaling van de
totaalscore van een team. 7.5 Indien twee (2) of meer teams dezelfde scores hebben voor de eerste drie (3) plaatsen,
moet de stand worden beslist door de gezamenlijke score van de teamleden in de laatste ronde, daarna de voorlaatste ronde, enzovoorts, totdat er uitsluitsel is.
7.6 Door de LTC Kleiduiven wordt eremetaal beschikbaar gesteld voor de plaatsen 1 tot en
met 3 en het team met de hoogste score ontvangt de wisselbokaal in de desbetreffende discipline voor één jaar.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel V, 21-12-2010, pagina 7
Hoofdstuk 8 - Klasseringswedstrijden 8.1 Jaarlijks kan een vereniging een aanmelding doen bij de LTC Kleiduiven om één of
meerdere wedstrijden, in welke discipline dan ook, op te laten nemen in de KNSA-wedstrijdkalender. Dat kan via de op het bondsbureau verkrijgbare formulieren, per gewone brief en/of per e-mail.
8.2 Uiterlijk medio oktober van ieder jaar dienen die aanmeldingen door de LTC Kleiduiven
ontvangen te zijn. 8.3 Indien er geen speciale vermeldingen bij een in de KNSA-wedstrijdkalender opgenomen
wedstrijd staan, dient de wedstrijd in ieder geval te voldoen aan de volgende voorwaarden:
a. een klasse en/of categorie instellen bij minimaal vier (4) deelnemers in de
desbetreffende klasse en/of categorie; b. indelen in klassen volgens de klasseringslijst LTC Kleiduiven; c. indien voor een klasse onvoldoende deelnemers zijn, indelen in de naasthogere klasse; d. indien voor een categorie onvoldoende deelnemers zijn, indelen in een andere
categorie en vervolgens in de klasse volgens de klasseringslijst LTC Kleiduiven; e. ongeklasseerde schutters indelen na drie (3) rondes, waarbij één ronde uitgeloot wordt
8.4 Indien een vereniging een wedstrijd wil houden op basis van dagklassement, moet dat
duidelijk in de uitnodiging vermeld worden, evenals de datum, of het tijdstip van uiterste inschrijving.
8.5 Door de organiserende verenigingen dienen ten minste twee (2) prijzen ter beschikking te
worden gesteld in elke klasse en/of categorie, indien daarin wordt deelgenomen door minimaal vier (4) schutters.
8.6 De organiserende verenigingen dienen binnen één (1) week na de wedstrijden de
uitslagen in te zenden aan het klasseringbureau LTC Kleiduiven door middel van de speciaal hiervoor bestemde formulieren.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel V, 21-12-2010, pagina 8
Hoofdstuk 9 – Uitrusting en munitie 9.1 In afwijking van de ISSF- en FITASC-reglementen, is in alle genoemde
kleiduivendisciplines slechts het gebruik van een dubbelloops hagelgeweer toegestaan, bij voorkeur in de uitvoering superposé en met een enkel, selectief, trekkersysteem. Het maximaal toegestane kaliber is 12.
9.2 In afwijking van de ISSF- en FITASC-reglementen, mogen in alle genoemde kleiduiven-
disciplines alleen patronen met staalhagel gebruikt worden, waarbij per discipline de volgende waarden niet mogen worden overschreden:
- Automatic Trap, Double Trap, Kleiduivenparcours, Kleiduivenparcours
Compact, Olympisch Trap en Sporting Trap: maximaal 28 gram en maximaal hagelnummer 5 (tolerantie conform ISSF)
- Olympisch Skeet: maximaal 24 gram en maximaal hagelnummer 7 (tolerantie conform ISSF) - Sporting Skeet: maximaal 28 gram en maximaal hagelnummer 7 (tolerantie conform ISSF)
9.3 Indien op een schietbaan het gebruik van loodhagel is toegestaan, dient deze te voldoen aan de voorwaarden overeenkomstig de ISSF-reglementen voor munitie. Deze bepaling geldt uitsluitend voor schutters aan wie ontheffing is verleend voor het gebruik van loodhagel.
Hoofdstuk 10 – Specifieke regels voor zowel Sporting Skeet als Sporting Trap 10.1 Op het schietvest moet een strip aangebracht te zijn conform de ISSF-reglementen,
rechts voor een rechtse schutter, links voor een linkse schutter. Dit geldt zowel voor Sporting Skeet als voor Sporting Trap in verband met het feit, dat er in beide disciplines niet geschouderd mag worden voor de duif/duiven zichtbaar is/zijn.
10.2 De onderkant van de kolf bevindt zich tijdens de afroep op of onder deze strip en moet
contact met het lichaam maken. 10.3 De duif/duiven wordt/worden bij Sporting Skeet en bij Sporting Trap direct na afroep
gepresenteerd. 10.4 Weigert bij een enkele duif het tweede schot, dan wordt een nieuwe duif geworpen en
moet met het eerste schot de duif met opzet worden gemist en met het tweede schot de duif beschoten. Indien de duif met het eerste schot wordt geraakt, dan wordt dat als een misser genoteerd.
10.5 Het aantal duiven bij een wedstrijd in de disciplines Sporting Skeet en Sporting Trap
bedraagt 100 duiven. Er mag een finale geschoten worden; een en ander ter beoordeling van de wedstrijdleiding.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel V, 21-12-2010, pagina 9
10.6 Indien er na de reguliere wedstrijd gelijke scores zijn voor de plaatsen 1 tot en met 3, zal de uiteindelijke rangschikking uitgemaakt worden middels een shoot-off en wel als volgt:
a. Bij Sporting Skeet: Doubletten op post 2 (twee) b. Bij Sporting Trap : Conform de ISSF-reglementen
10.7 Bij Sporting Trap, mag er tijdens de shoot-off en een eventuele finale maar één (1)
patroon per post geladen worden. Hoofdstuk 11 - Specifieke regels voor Sporting Skeet 11.1 Inrichting van de baan voor Sporting Skeet is conform de reglementen voor Olympisch
Skeet van de ISSF. Echter bij Sporting Skeet bedraagt de vluchtafstand van de duiven 60 - 65 meter.
11.2 Een ronde Sporting Skeet bestaat uit 25 duiven, verdeeld over de posten 1 tot en met 7 in de volgorde:
post 1: enkel hoog, enkel laag, doublet hoog/laag; post 2: enkel hoog, enkel laag, doublet hoog/laag; post 3: enkel hoog, enkel laag; post 4: enkel hoog, enkel laag; post 5: enkel hoog, enkel laag, doublet laag/hoog; post 6: enkel hoog, enkel laag, doublet laag/hoog; post 7: enkel hoog, enkel laag, doublet laag/hoog, enkel laag.
11.3 Bij Sporting Skeet mag, in tegenstelling tot Olympisch Skeet, tweemaal op de enkele
duiven worden geschoten. 11.4 Bij een doublet mag niet tweemaal op dezelfde duif geschoten worden en gelden dezelfde
regels als bij Olympisch Skeet van de ISSF voor wat betreft No-Bird situaties. Hoofdstuk 12 - Specifieke regels voor Sporting Trap 12.1 Sporting Trap kan worden geschoten worden op een Automatic- of een Olympisch
Trap-baan, waarbij de volgende kenmerken in acht dienen te worden genomen:
- De vluchtafstand is bij rustig weer 65 - 70 meter, bij een werphoek van circa 30 graden; - De gemiddelde hoogte van de door de duif te volgen baan is 2,5 meter, maar de
hoogte op 10 meter voor de werpmachine(s) mag niet minder dan 1,5 meter en niet meer dan 3,5 meter bedragen;
- De duiven worden in verschillende zijdelingse richtingen geworpen met een maximale hoek van 45 graden links en rechts van de baan-as; - De 5 schietposten liggen op een radius van 11 meter achter de werpmachine(s),
waarbij de hartafstand tussen de tegels minimaal 3,0 meter en maximaal 3,3 meter
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel V, 21-12-2010, pagina 10
is; - De volgorde en wijze van schieten is conform de ISSF-reglementen voor
Olympisch Trap, maar bij Sporting Trap mag pas geschouderd worden als de duif zichtbaar is
12.2 Sporting Trap kan worden geschoten op een Olympisch Trap-baan indien er zodanige
aanpassingen zijn gedaan, dat de baan voldoet aan de hierboven gestelde regel. In de praktijk wil dat zeggen, dat machine 8 vervangen moet worden door een Automatic Trap-machine.
12.3 Lay out Sporting Trap-baan
Hoofdstuk 13 - Slotbepalingen 13.1 Als er een verschillende uitleg wordt gegeven aan een Hoofdstuk in een door de KNSA
uitgegeven vertaling van de ISSF-reglementen, dan is het gestelde in de originele, Engelstalige ISSF-uitgave bindend.
13.2 Als er een verschillende uitleg wordt gegeven aan een Hoofdstuk in een door de KNSA
uitgegeven vertaling van de FITASC-reglementen, dan is het gestelde in de originele, Franstalige FITASC-uitgave bindend.
13.3 In alle gevallen, waarin dit reglement niet voorziet, beslist de LTC Kleiduiven.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VI 10-11-2020, blz. 1
DEEL VI - PISTOOL
POSTBUS 303, 3830 AJ LEUSDEN
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VI 10-11-2020, blz. 2
INHOUD DEEL VI PISTOOL Hoofdstuk 1 Algemeen Hoofdstuk 2 Veiligheid Hoofdstuk 3 Banen en schijven Hoofdstuk 4 Wapens, uitrusting en munitie Hoofdstuk 5 Wedstrijdfunctionarissen Hoofdstuk 6 Schiet- en wedstrijdregels Hoofdstuk 7 Voorbereidende wedstrijdorganisatie Hoofdstuk 8 Storingen Hoofdstuk 9 Gedragsregels voor schutters en teamleiders Hoofdstuk 10 Controle van de uitrusting Hoofdstuk 11 Procedures voor de schotwaardering Hoofdstuk 12 Gelijke eindstand Hoofdstuk 13 Protesten en beroepsprocedures Hoofdstuk 14 Protocol: onderscheidingen en records Hoofdstuk 15 10 meter 5-schots Luchtpistool Hoofdstuk 16 Action shooting Hoofdstuk 17 Wedstrijden en klasseringen
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VI 10-11-2020, blz. 3
HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN 1.1 Zie ISSF General Technical Rules en ISSF Pistol Rules. 1.2 De bepalingen van het Schiet- en Wedstrijdreglement deel I zijn op dit reglement van
toepassing. 1.3 Voor meerdaagse wedstrijden, waaraan een finale verbonden is, kan de LTC-Pistool
aangepaste regels voor deelname aan de finale geven, zulks in afwijking van het daaromtrent door de ISSF gestelde.
1.4 De Internationale wedstrijden worden geregeld volgens de ISSF reglementen. 1.5 Ter voorbereiding op de wedstrijden in de 25-meter-disciplines, zijn trainingen op
kortere afstanden toegestaan. 1.6 Over zaken die niet geregeld zijn in de ISSF Technical Rules, de ISSF Pistol Rules of
dit reglement, beslist de LTC Pistool. HOOFDSTUK 2. VEILIGHEID 2.1 Zie ISSF General Technical Rules. 2.1.1 Het overtreden van de veiligheidsregels leidt tot onvoorwaardelijke diskwalificatie
voor de gehele wedstrijd. 2.1.2 Behalve tijdens het geoorloofde schieten en droogoefeningen met de wapens moeten altijd zogenaamde “Safety Flags“ in de wapens geplaatst zijn. Bij luchtwapens door de gehele lengte van de loop. 2.1.3 Er mogen niet meer patronen geladen worden dan het, volgens dit reglement, opgegeven aantal schoten per wedstrijdschijf of serie. 2.1.4 Bij een weigeraar, op het schietpunt of op de baanzool, dient als volgt gehandeld te
worden: Handvuurwapen minimaal 1 minuut richting kogelvanger houden en daarna: Pistool : Magazijn verwijderen en doorladen; Revolver : Cilinder uitklappen en alle patronen verwijderen. 2.1.5 Het gebruik van een holster is alleen toegestaan bij de discipline Service Pistol en
Action Shooting, mits dit holster het handvuurwapen kan bergen inclusief een geplaatste veiligheidsvlag die zichtbaar is voor iedereen.
2.1.6 Een wapen is geladen wanneer het in contact is met een patroon, kogeltje of magazijn
met patronen. 2.1.7 Bij de disciplines Militair Pistool en Service Pistol is het de schutter niet toegestaan
om in de schietstand te zijn of te komen wanneer zich enige activiteit op de schietbaanzool afspeelt.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VI 10-11-2020, blz. 4
HOOFDSTUK 3. BANEN EN SCHIJVEN 3.1 Verlichting: Zie ISSF General Technical Rules. 3.2 Tijdmeting: 3.2.1 Een START/STOP signaal kan gegeven worden door middel van het gebruik van
een stopwatch (fluitsignaal) of het gebruik van een elektronische tijdwaarneming (akoestisch signaal).
3.2.2 Ter ondersteuning van een akoestisch signaal mag ook verlichting (rood/groen)
worden gebruikt als START/STOP signaal. 3.3 Afstanden, installatie en Benodigdheden: 3.3.1 Militair Pistool en Service Pistol: 3.3.1.1 Militair Pistool wordt alleen op vaste schijven verschoten; het gebruik van een
bewegende duel-installatie is verboden. Service Pistol daarentegen mag zowel op vaste schijven als op bewegende duel-installatie verschoten worden.
3.3.1.2 De volgende schietafstanden dienen gehandhaafd te worden behoudens de volgende
toegestane afwijking: 25-m baan : +/- 0,10 m 20-m baan : +/- 0,08 m 15-m baan : +/- 0,07 m 10-m baan : +/- 0,05 m 3.3.1.3 In een groep van twee of drie schijven moet de onderlinge afstand tussen het midden
van de schijven 75 cm (+/- 1 cm) bedragen. 3.3.1.4 De hoogte van het centrum van de schietschijf (visueel) wordt gemeten vanuit het grondvlak schietpunt. De hoogte is 1,40 meter +10 cm/-20 cm. 3.3.1.5 Schietschijf middelpunten dienen allemaal dezelfde hoogte te hebben +/- 1 cm. 3.3.1.6 Bij het knielend schieten dient er een mat voor de schutter aanwezig te zijn. 3.3.2 Klein Kaliber Pistool: 3.3.2.1 De schietafstand is 10 meter: +/- 0,05 meter. 3.3.2.2 De hoogte van het centrum van de schietschijf (visueel) wordt gemeten vanuit het
grondvlak schietpunt. De hoogte is 1,40 meter: +/- 0,10 meter/- 0,20 meter.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VI 10-11-2020, blz. 5
3.3.3 Meesterkaart Licht en Zwaar 25 meter: 3.3.3.1 Zie ISSF Pistol Rules betrekking hebbend op de 25-meterdisciplines. 3.3.4 5-schots Duel Luchtpistool: 3.3.4.1 Wordt verschoten op een elektronische schietkast.
De elektronische schietkast bestaat uit 5 visuelen. De schiettijd wordt aangegeven door middel van groene led-verlichting onder ieder visueel voorafgegaan door rode led-verlichting. De schietkast wordt door een Baancommandant bediend.
3.3.4.2 De schutter blijft in “vaardige” houding totdat de lampjes “groen” branden; daarna
lost de schutter op elk visueel 1 (een) schot. Wanneer er een treffer is, gaan de “groene” lampjes boven deze treffer uit. Na het bereiken van de maximale tijd van 10 seconden gaan de alle "groene" lampjes uit. De baancommandant noteert vervolgens het aantal treffers.
3.4 Algemene eisen voor schijven: 3.4.1 Militair Pistool en Service Pistol Groot Kaliber:
3.4.1.1 De schijf is 76 cm hoog en 45 cm breed en uitgevoerd conform het schaalmodel zoals weergegeven in afbeelding 1.
3.4.1.2 De schijf is zwart en heeft een ongeveer 1 cm brede witte rand.
3.4.1.3 De schijf is door middel van ongeveer 1 mm brede witte lijnen verdeeld in 5 zones.
3.4.1.4 De centrale zone (10 punten) wordt gevormd door twee verticale lijnen van 5 cm lang en 10 cm uit elkaar welke met elkaar verbonden zijn door twee halve cirkels met een straal van 5 cm. De centrale zone is dus 10 cm breed en 15 cm hoog.
3.4.1.5 De zones met telling 9 tot 6 zijn soortgelijk gevormd. Hun breedte wordt steeds vermeerderd met 10 cm (5 cm aan elke zijde) en hun hoogte wordt steeds vermeerderd met 15 cm (7,5 cm aan elke zijde).
3.4.1.6 De verticale lijnen die de zijdelingse begrenzing vormen van de zones worden tel- kens 5 cm langer en de middelpunten van de halve cirkels schuiven steeds extra 2,5 cm op.
3.4.1.7 Het middelpunt van de 10-zone ligt op 37,5 cm onder het hoogste punt van de 6- ring.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VI 10-11-2020, blz. 6
3.4.1.8 Op de afmeting van de 10-zone is een tolerantie van +/- 0,5 mm en op de andere zones een tolerantie van +/- 1 mm toegestaan. De zones worden gemeten vanaf de buitenzijde van de witte scheidingslijnen. 3.4.1.9 De zones zijn gemerkt met cijfers welke overeenstemmen met hun waarde (9, 8, 7, 6). Deze cijfers zijn geplaatst op ieder van de vier onderlinge loodrechte horizontale en verticale richtingen. De cijfers dienen 30 mm hoog en 15 mm breed te zijn, terwijl de lijndikte ervan ongeveer 2 mm bedraagt. De 10-zone is niet genummerd. 3.4.1.10 Iedere deelnemer start de wedstrijd op nieuwe schietschijven.
Afbeelding 1 Schijf Militair Pistool 3.4.2 Klein Kaliber Pistool: 3.4.2.1 Klein Kaliber Pistool wordt verschoten op de 10 meter Luchtpistool-schijf. 3.4.3 Meesterkaart Licht en Zwaar 25 meter: 3.4.3.1 Zie ISSF General Technical Rules. 3.4.4 Service Pistol Klein Kaliber: 3.4.4.1 De schijf is 50 cm hoog en 35 cm breed en uitgevoerd conform het schaalmodel zoals
weergegeven in afbeelding 2. 3.4.4.2 De schijf is zwart en heeft een ongeveer 1 cm brede witte rand. 3.4.4.3 De schijf is door middel van ongeveer 1 mm brede witte lijnen verdeeld in 5 zones.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VI 10-11-2020, blz. 7
3.4.4.4 De centrale zone (10 punten) wordt gevormd door twee verticale lijnen van 3 cm lang en 6 cm uit elkaar die met elkaar verbonden zijn door twee halve cirkels met een straal van 3 cm. De centrale zone is dus 6 cm breed en 9 cm hoog.
3.4.4.5 De zones met telling 9 tot 6 zijn soortgelijk gevormd. Hun breedte wordt steeds
vermeerderd met 6 cm (3 cm aan elke zijde) en hun hoogte wordt steeds vermeerderd met 9 cm (4,5 cm aan elke zijde).
3.4.4.6 De verticale lijnen die de zijdelingse begrenzing vormen van de zones worden telkens
3 cm langer en de middelpunten van de halve cirkels schuiven steeds extra 1,5 cm op. 3.4.4.7 Het middelpunt van de 10-zone ligt op 22,5 cm onder het hoogste punt van de 6-ring. 3.4.4.8 Op de afmeting van de 10-zone is een tolerantie van +/- 0,5 mm en op de andere
zones een tolerantie van +/- 1 mm toegestaan. De zones worden gemeten vanaf de buitenzijde van de witte scheidingslijnen.
3.4.4.9 De zones zijn gemerkt met cijfers die overeenstemmen met hun waarde (9, 8, 7, 6).
Deze cijfers zijn geplaatst op ieder van de vier onderlinge loodrechte horizontale en verticale richtingen. De cijfers dienen 18 mm hoog en 9 mm breed te zijn, terwijl de lijndikte ervan ongeveer 2 mm bedraagt. De 10-zone is niet genummerd.
3.4.4.10 Ieder deelnemer start de wedstrijd op nieuwe schietschijven.
Afbeelding 2 Service Pistol klein kaliber
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VI 10-11-2020, blz. 8
HOOFDSTUK 4. WAPENS, UITRUSTING EN MUNITIE 4.1 Zie ISSF Pistol Rules. 4.2 Wapens: 4.2.1 Onder het niet toegestane gebruik van enkelschots-pistolen op de 25-meter-
disciplines (ISSF Pistol Rules), wordt mede begrepen het gebruik van semi-automatische pistolen als enkelschots-pistolen.
4.2.2 Het is niet toegestaan om een pistool met meer patronen te laden dan de patroonhouder kan bergen.
4.3 Kleding: Zie ISSF General Technical Rules en ISSF Pistol Rules. Met uitzondering van de
disciplines Militair Pistool en Service Pistol. 4.4 Munitie:
4.4.1 Alle kogels die worden gebruikt moeten van lood zijn gemaakt of een gelijksoortig zacht materiaal.
4.4.2 Mantelmunitie is niet toegestaan (met uitzondering van Militair Pistool en Service Pistol Groot Kaliber).
4.4.3 Het gebruik van "magnum"-munitie of -lading is niet toegestaan, behoudens in de disciplines Militair Pistool en Action Shooting, voor zover het Veiligheidsreglement van de desbetreffende accommodatie het gebruik van die munitie toestaat. 4.4.4 Munitie die het inslaggat vergroot is verboden. 4.4.5 Munitie die door de wedstrijdorganisatie als onveilig wordt beschouwd dient door de
schutter uit de wedstrijd te worden genomen. Tegen deze beslissing is geen beroep mogelijk.
4.5 Speciale regels voor opgelegd Luchtpistool:
4.5.1 Opgelegd Luchtpistool is toegestaan voor de categorieën Junioren-D, -C en Veteranen.
4.5.2 Bij opgelegd schieten wordt het luchtpistool met de onderzijde van de kolf op een steun geplaatst en mag niet zijdelings “aangeleund” zijn/worden tegen de installatie.
4.5.2.1 Tijdens het afvuren mag de “niet” schiethand niet boven de gordel geplaatst worden.
4.5.2.2 Het aanbrengen van speciale kolfplaten is toegestaan mits het wapen binnen de afmetingen van de meetkist blijft.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VI 10-11-2020, blz. 9
4.5.2.3 De greepdiepte voor de pink, zowel in de greep als in de speciale kolfplaat, mag niet dieper zijn dan 40 mm gemeten vanaf de verticale lijn die gelijk is aan het meest naar voren uitstekende punt van de greep (zie onderstaande tekening)
4.5.3 Voor opgelegd schieten wordt een schietstandaard gebruikt. Voor de afmetingen van deze standaard: zie onderstaande tekening.
4.5.3.1 Indien de standaard van rond materiaal is gemaakt, is de maximale afmeting 30 mm doorsnede. Indien de standaard van vierkant materiaal is gemaakt, is de maximale afmeting 30 x 30 mm. Het oplegpunt van de standaard dient echter altijd van rond materiaal te zijn. 4.5.3.2 Op het oplegpunt van de standaard mag beschermingsmateriaal voor het wapen worden aangebracht. De materiaalkeuze moet echter zodanig zijn, dat zolang het wapen op de standrust rust, er geen vlakke ondergrond of zijwaarts steunvlak ontstaat.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VI 10-11-2020, blz. 10
4.5.3.3 Op of aan de schietstandaard en wapen mogen geen middelen worden aangebracht met de bedoeling om het wapen in een gefixeerde positie in of op de standaard vast te maken of te klemmen. 4.5.3.4 De schietstandaard mag met maximaal 3 steunpunten de balie/grond raken. De
buitenkant van de steunpunten past binnen een cirkel van 350 mm. Tussen de steunpunten en het oplegpunt is iedere uitvoering van de standaard toegestaan, mits de afmetingen van het gebruikte materiaal voldoen aan de gestelde afmetingen in artikel 4.5.3.
4.6 Speciale regels voor Militair Pistool en Service Pistol Groot Kaliber:
4.6.1 Iedere schutter die aan een wedstrijd deelneemt, alsmede het op de schietbaan
aanwezige kader, is verplicht om tijdens het schieten een veiligheidsbril te dragen. Het aanbrengen van enig hulpmiddel aan de buitenzijde is niet toegestaan.
4.6.2 Handvuurwapens, ingericht voor het verschieten van centraalvuurmunitie, zijn
toegestaan met een kaliber van 7.62 tot en met 11.66 mm (.30 - .459) met een maximale looplengte van 6 inch (152,4 mm).
4.6.2.1 Alleen open vizieren inclusief fiber optiek zijn toegestaan; kijkers, lasers “ook
uitschakelbaar”, spiegel-vizieren en optische richtmiddelen zijn verboden. 4.6.3 Handvuurwapens dienen verder te voldoen aan de volgende specificaties: 4.6.3.1 Mantelmunitie is toegestaan, mits het baanveiligheids-reglement dit veroorlooft. 4.6.3.2 Mondingsremmen of andere soortgelijk werkende middelen zijn niet toegestaan. 4.6.3.3 Balanceer- en loopgewichten, een vooruit geplaatste duimrust of een op het frame
aangebrachte duimrust (tweede hand), evenals alle losse hulpmiddelen zoals trekker-schoen - al dan niet verbreed -, verbrede hamer e.d. zijn niet toegestaan.
4.6.3.4 De korrel mag niet voor de loopmonding zijn aangebracht en de keep mag niet zijn
aangebracht achter het meest naar achter liggende gedeelte van het mechanisme van het wapen.
4.6.3.5 De trekkerdruk moet minstens 1360 gram bedragen. 4.6.3.6 De greep mag niet verstelbaar zijn en een vaste of verstelbare palmsteun is niet
toegestaan. De greep mag niet breder zijn dan 44 mm. 4.6.3.7 Het achterste deel van de greep dat rust op de bovenkant van de hand tussen duim
en wijsvinger mag niet langer zijn dan 30 mm. De afstand wordt gemeten vanaf de rechte hoek op de verlengde hartlijn van de loop tussen de punten A en B van de afbeelding, zoals opgenomen in de ISSF Pistol Rules.
4.6.3.8 Pistolen mogen niet uitsluitend ingericht zijn voor het verschieten van wadcutter-
munitie. 4.6.3.9 Het gebruik van een hulzenvanger is niet toegestaan.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VI 10-11-2020, blz. 11
4.7 Speciale regels voor Klein Kaliber Pistool 10 meter en Meesterkaart licht kaliber 25 meter: 4.7.1 Het wapen moet zijn ingericht voor het verschieten van munitie van het type
kaliber .22 long rifle. De loop mag niet langer zijn dan 6 inch (152,4 mm). 4.7.2 Mondingsremmen of andere hulpmiddelen die een vergelijkbare werking hebben,
zijn niet toegestaan. 4.7.3 Alle randvuurmunitie van het type kaliber .22 long rifle is toegestaan; de kogels
dienen van lood of van een ander soortgelijk zacht materiaal te zijn gemaakt. 4.7.4 Handvuurwapens dienen verder te voldoen aan de volgende specificaties: 4.7.4.1 Het gewicht van het wapen, inclusief de balanceergewichten en een leeg magazijn,
mag niet meer zijn dan 1.400 gram. De balanceergewichten dienen vast te zijn aangebracht.
4.7.4.2 De afstand tussen keep en korrel mag niet groter zijn dan 220 mm. De afstand en
de afmeting van de richtmiddelen mogen niet meer veranderd worden nadat de wedstrijd is begonnen. De korrel mag niet zijn aangebracht vóór de loopmonding en de keep mag niet zijn aangebracht achter het meest naar achter liggend gedeelte van het mechanisme van het wapen.
4.7.4.3 Alleen open vizieren, inclusief fiber optiek zijn toegestaan; kijkers, lasers “ook
uitschakelbaar”, spiegelvizieren en optische richtmiddelen zijn verboden. 4.7.4.4 De richtmiddelen mogen zijn voorzien van micrometerschroeven voor het
aanbrengen van horizontale en verticale correcties. 4.7.4.5 De trekkerdruk moet minimaal 1.000 gram bedragen, gemeten bij verticaal
gehouden loop. 4.7.4.6 Gewichten mogen niet vóór de loopmonding uitsteken. 4.7.4.7 De “neus” van de greep of het gedeelte van het frame van het wapen dat naar
boven en naar achteren uitsteekt tussen duim en wijsvinger mag niet langer zijn dan 3 cm., gemeten in de richting van de loop-as vanaf het tipje van de neus tot aan het meest diepe punt van het holle deel.
4.7.4.8 De afmetingen van het wapen zijn in zoverre beperkt dat het wapen geheel moet
passen in een rechthoekige doos die de binnenafmetingen 300 x 150 x 50 mm heeft.
4.7.4.9 De greep moet zodanig zijn uitgevoerd dat deze niet verstelbaar is tijdens de
wedstrijd. De greep mag de hand, handpalm en de duim niet inklemmen en niet breder zijn dan 50 mm.
4.7.4.10 Duimopleg en handsteun zijn toegestaan voor zover de afmetingen daarvan in
overeenstemming zijn met de bepalingen voor de totale afmeting.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VI 10-11-2020, blz. 12
4.8 Speciale regels voor Meesterkaart zwaar kaliber 25 meter: 4.8.1 Het wapen moet zijn ingericht voor het verschieten van centraalvuurmunitie met
een kaliber van 7.60 tot en met 9.65 mm (.30 tot en met .38). De loop mag niet langer zijn dan 6 inch (152,4 mm).
4.8.2 Mondingsremmen of andere hulpmiddelen die een vergelijkbare werking hebben
zijn niet toegestaan. 4.8.3 Alle centraalvuurmunitie met een kaliber 7.60 tot en met 9.65 mm is toegestaan;
de kogels dienen van lood of van een ander soortgelijk zacht materiaal te zijn gemaakt.
4.8.4 Handvuurwapens dienen verder te voldoen aan de volgende specificaties: 4.8.4.1 Het gewicht van het wapen, inclusief de balanceergewichten en een leeg magazijn,
mag niet meer zijn dan 1.400 gram. De balanceergewichten dienen vast te zijn aangebracht.
4.8.4.2 De afstand tussen keep en korrel mag niet groter zijn dan 220 mm. De afstand en
de afmeting van de richtmiddelen mogen niet meer veranderd worden nadat de wedstrijd is begonnen. De korrel mag niet zijn aangebracht vóór de loopmonding en de keep mag niet zijn aangebracht achter het meest naar achter liggend gedeelte van het mechanisme van het wapen.
4.8.4.3 Alleen open vizieren, inclusief fiber optiek zijn toegestaan; kijkers, lasers “ook
uitschakelbaar”, spiegelvizieren en optische richtmiddelen zijn verboden. 4.8.4.4 De richtmiddelen mogen zijn voorzien van micrometerschroeven voor het
aanbrengen van horizontale en verticale correcties. 4.8.4.5 De trekkerdruk moet minimaal 1.000 gram bedragen, gemeten bij verticaal
gehouden loop. 4.8.4.6 Gewichten mogen niet vóór de loopmonding uitsteken. 4.8.4.7 De “neus” van de greep of het gedeelte van het frame van het wapen dat naar
boven en naar achteren uitsteekt tussen duim en wijsvinger mag niet langer zijn dan 3 cm., gemeten in de richting van de loop-as vanaf het tipje van de neus tot aan het meest diepe punt van het holle deel.
4.8.4.8 De afmetingen van het wapen zijn in zoverre beperkt dat het wapen geheel moet
passen in een rechthoekige doos die de binnenafmetingen 300 x 150 x 50 mm heeft.
4.8.4.9 De greep moet zodanig zijn uitgevoerd dat deze niet verstelbaar is tijdens de
wedstrijd. De greep mag de hand, handpalm en de duim niet inklemmen en niet breder zijn dan 50 mm.
4.8.4.10 Duimopleg en handsteun zijn toegestaan voor zover de afmetingen daarvan in
overeenstemming zijn met de bepalingen voor de totale afmeting.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VI 10-11-2020, blz. 13
4.9 Speciale regels voor 5-schots Duel Luchtpistool: 4.9.1 Ieder 4.5 mm (.177”) samengeperst lucht- of CO2-wapen, dat overeenstemt met de
volgende specificaties, mag worden gebruikt:
4.9.2 Het wapen mag slechts zijn geladen met vijf (5) luchtkogeltjes.
4.9.3 Het gewicht van het wapen inclusief alle accessoires, mag niet zwaarder zijn dan 1.500 gram.
4.9.4 De totale afmetingen van het wapen moeten dusdanig zijn dat het wapen past in een doos of kist met inwendige maten van 420 x 200 x 50 mm. Een fabricage-tolerantie van 0.0 en 1.0 mm in de afmetingen is toegestaan. Het magazijn hoeft niet in het wapen te zitten bij controle op de afmetingen.
4.9.5 Compensatoren (separators) en loopdoorboringen zijn toegestaan, op voorwaarde dat het pistool voldoet aan alle andere voorwaarden, inclusief de afmetingen.
4.9.6 De trekkerdruk moet zijn minimaal 500 gram.
4.9.7 Geen enkel deel van de greep noch van de hulpmiddelen mag de hand omsluiten. De handsteun en andere uitsteeksels van de greep mogen geen kleinere hoek vormen dan 90 graden. De duim moet vrij omhoog en zijwaarts te bewegen zijn ten opzichte van de duimrust. 4.10 Speciale regels voor Service Pistol Klein Kaliber: 4.10.1 Het wapen moet zijn ingericht voor het verschieten van munitie van het type
kaliber .22 long rifle. De loop mag niet langer zijn dan 152,4 mm (6 inch). 4.10.2 Mondingsremmen of andere hulpmiddelen die een vergelijkbare werking hebben,
zijn niet toegestaan. 4.10.3 Alle randvuurmunitie van het type kaliber .22 long rifle is toegestaan; de kogels
dienen van lood of van een ander soortgelijk zacht materiaal te zijn gemaakt. 4.10.4 Handvuurwapens dienen verder te voldoen aan de volgende specificaties: 4.10.4.1 Het gewicht van het wapen, inclusief de balanceergewichten en een leeg magazijn,
mag niet groter zijn dan 1.400 gram. 4.10.4.2 De afstand tussen keep en korrel mag niet groter zijn dan 220 mm. De afstand en
de afmeting van de richtmiddelen mogen niet meer veranderd worden nadat de wedstrijd is begonnen. De korrel mag niet zijn aangebracht vóór de loopmonding en de keep mag niet zijn aangebracht achter het meest naar achter liggend gedeelte van het mechanisme van het wapen.
4.10.4.3 Alleen open vizieren, inclusief fiber optiek zijn toegestaan; kijkers, lasers “ook
uitschakelbaar”, spiegelvizieren en optische richtmiddelen zijn verboden. 4.10.4.4 De richtmiddelen mogen zijn voorzien van micrometerschroeven voor het
aanbrengen van horizontale en verticale correcties.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VI 10-11-2020, blz. 14
4.10.4.5 De trekkerdruk moet minimaal 1.000 gram bedragen, gemeten bij verticaal gehouden loop.
4.10.4.6 Gewichten mogen niet vóór de loopmonding uitsteken. 4.10.4.7 De “neus” van de greep of het gedeelte van het frame van het wapen dat naar
boven en naar achteren uitsteekt tussen duim en wijsvinger mag niet langer zijn dan 3 cm., gemeten in de richting van de loop-as vanaf het tipje van de neus tot aan het meest diepe punt van het holle deel.
4.10.4.8 De afmetingen van het wapen zijn in zoverre beperkt dat het wapen geheel moet
passen in een rechthoekige doos die de binnen-afmetingen 300 x 150 x 50 mm heeft.
4.10.4.9 Hand- op palmsteun is niet toegestaan. 4.10.4.10 Duimopleg en handsteun zijn toegestaan voor zover de afmetingen daarvan in
overeenstemming zijn met de bepalingen voor de totale afmeting. HOOFDSTUK 5. WEDSTRIJDFUNCTIONARISSEN 5.1 Zie ISSF General Technical Rules. HOOFDSTUK 6. SCHIET- EN WEDSTRIJDREGELS 6.1 Zie ISSF Pistol Rules. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op de discipline Action Shooting. 6.1.1 Alle pistoolonderdelen worden eenhandig verschoten, met uitzondering van de
disciplines Action Shooting en Service Pistol. 6.1.2 De schutter staat geheel vrij, zonder ondersteuning en met beide voeten en/of
schoenen binnen zijn/haar toegewezen schietpunt. 6.1.3 Tijdens het afvuren van het wapen dienen de schiethand en –arm geheel vrij naar
voren gehouden te worden in de richting van de schietschijf. 6.1.4 Vaardige Houding: In deze houding staat de schutter met zijn/haar wapen naar beneden gericht op
max. 45˚ van de lichaams-as. Het wapen mag niet gericht zijn op de vloer binnen de schietlijn.
6.1.5 Knielend:
1e De schutter knielt op de knie aan dezelfde zijde als de hand waarmee het wapen wordt vastgehouden en afgevuurd.
2e De schutter knielt op de knie aan de andere zijde dan de hand waarmee
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VI 10-11-2020, blz. 15
het wapen wordt vastgehouden en afgevuurd, waarbij het lichaam (beide schouders) één lijn moet vormen met de schiet-as.
Hierbij mag men zodanig zitten dat een deel van het zitvlak op de hiel rust. Het
gebruik van een knielkussen is verboden. De andere hand of arm mag niet worden gebruikt om het lichaam of delen van het lichaam te ondersteunen. Onder “ondersteunen” wordt verstaan het kiezen van een steunpunt buiten het lichaam.
6.2 De LTC Pistool erkent de volgende disciplines: 6.2.1 Internationaal, nationaal en Ranking Luchtpistool 10 meter Senioren-heren, Senioren-dames, Junioren-A-heren en Junioren-A-dames 60 schoten Vrij pistool 50 meter 60 schoten Olympisch Snelvuur pistool 25 meter 60 schoten Standaard pistool 25 meter 60 schoten Sportpistool Zwaar 25 meter 60 schoten Sportpistool Licht 25 meter 60 schoten
Uitsluitend nationaal en Ranking Luchtpistool Veteranen-heren, Veteranen-dames, Junioren-B en Junioren-C 10 meter 40 schoten Luchtpistool opgelegd 10 meter 40 schoten Meesterkaart Licht kaliber 25 meter 40 schoten Meesterkaart Zwaar kaliber 25 meter 40 schoten Klein kaliber pistool 10 meter 40 schoten Militair pistool 25-20-15 meter 24 schoten Service Pistol klein kaliber 25-20-15-10 meter 24 schoten Service Pistol groot kaliber 25-20-15-10 meter 24 schoten Uitsluitend nationaal Action Shooting Klein kaliber pistool standaard 10 meter 13 schoten Action Shooting Groot kaliber pistool standaard 10 meter 13 schoten Action Shooting Groot kaliber revolver standaard 10 meter 13 schoten Action Shooting Klein kaliber pistool vrij 10 meter 13 schoten Action Shooting Groot kaliber pistool vrij 10 meter 13 schoten Action Shooting Groot kaliber revolver vrij 10 meter 13 schoten 5-schots Duel luchtpistool 10 meter Junioren-B en Junioren-C 40 schoten. Senioren-heren, Senioren-dames, Veteranen, Junioren-A-heren, Junioren-A-dames
60 schoten 6.3 Aantal schoten per wedstrijdschijf: 6.3.1 Klein Kaliber Pistool : 5 schoten per schijf 6.3.2 Meesterkaart Licht kaliber : 5 schoten per schijf 6.3.3 Meesterkaart Zwaar kaliber : 5 schoten per schijf 6.3.4 Militair Pistool:
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VI 10-11-2020, blz. 16
Serie 1 en 2 : 6 schoten per schijf; Serie 3 : maximaal 3 schoten per schijf; Serie 4 : maximaal 2 schoten per schijf 6.3.5 Service Pistol klein en groot kaliber: Serie 1 : 6 schoten linker schijf Serie 2 : 3 schoten linker schijf 3 schoten rechter schijf Serie 3 : 2 + 2 + 2 schoten rechterschijf Serie 4 : 3 schoten linker schijf 3 schoten rechter schijf 6.4 Aantal proefschijven: 6.4.1 Klein Kaliber Pistool : 2 proefschijven 6.4.2 Meesterkaart Licht kaliber : 1 proefschijf 6.4.3 Meesterkaart Zwaar kaliber : 1 proefschijf 6.4.4 Militair Pistool : 1 proefschijf 6.4.5 Service Pistol klein en groot kaliber : geen 6.5 Aantal proefschoten: 6.5.1 Klein Kaliber Pistool : onbeperkt in een tijd van 10 minuten 6.5.2 Meesterkaart Licht kaliber : 2 x 5 proefschoten 6.5.3 Meesterkaart Zwaar kaliber : 2 x 5 proefschoten 6.5.4 Militair Pistool : 6 proefschoten 6.5.5 5-schots Duel luchtpistool : 10 proefschoten 6.5.6 Service Pistol klein en groot kaliber : geen 6.6 Wedstrijdregels Klein Kaliber Pistool: 6.6.1 Deze discipline wordt als volgt verschoten: 1) De 40 wedstrijdschoten worden afgevuurd op acht (8) schietschijven in
series van vijf (5) schoten. 2) De totale schiettijd exclusief proefschoten is 50 minuten. 3) Voorafgaande aan de wedstrijd krijgen de deelnemers 10 minuten voor-
bereidingstijd inclusief proefschieten.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VI 10-11-2020, blz. 17
6.7 Wedstrijdregels voor Meesterkaart Licht en Zwaar kaliber: 6.7.1 Elk van de twee disciplines wordt als volgt verschoten:
1) Er wordt geschoten op de 25-meter-precisieschijf; 2) De 40 wedstrijdschoten worden afgevuurd in acht series van vijf schoten; 3) De tijd voor elke serie is vijf minuten; 4) Voordat de wedstrijd begint mogen er tien proefschoten worden afge- vuurd in twee series van vijf schoten in vijf minuten; 5) Proefschijven moeten dezelfde opeenvolgende nummers hebben als de
wedstrijdschijven; 6) Voor elke serie geeft de baancommandant het nummer van de serie aan en
het commando "LADEN". Na voldoende tijd te hebben gegeven het wapen te laden, begint het vuren na het desbetreffende commando of signaal.
6.8 Wedstrijdregels voor Militair Pistool: 6.8.1 Deze discipline wordt verschoten met 24 wedstrijdschoten en is verdeeld in 4 series
van 6 schoten. 6.8.2 De eerste serie bestaat uit een precisieserie van 6 schoten op 1 schijf, afstand 25 meter
in 3 minuten in de staande houding. 6.8.3 De tweede serie bestaat uit een snelvuurserie van 6 schoten op 1 schijf, afstand 20
meter in 15 seconden in de staande houding. 6.8.4 De derde serie bestaat uit vuurverdelen van 6 schoten op 2 schijven, afstand 20 meter
in 12 seconden in de knielende houding (max. 3 schoten per schijf). 6.8.5 De vierde serie bestaat uit vuurverdelen van 6 schoten op 3 schijven, afstand 15 meter
in 9 seconden in de staande houding (max. 2 schoten per schijf). 6.8.6 Voordat de wedstrijd begint, mogen 6 proefschoten worden afgevuurd in 3 minuten
(gelijk aan de eerste serie). 6.8.7 Voordat er proefschoten worden gelost en aan de wedstrijd wordt begonnen, krijgt
de schutter drie (3) minuten de tijd om zich te installeren. 6.8.8 Op de toegewezen schietstand worden alleen magazijnen en de cilinder van de
revolver gevuld. 6.8.9 Alvorens de serie te starten neemt de schutter de houding aan die is voorgeschreven
voor de desbetreffende serie. De baancommandant start daarna de serie met het commando “WAPENS LADEN” en noemt de serie en tijd. De schutter mag nu de veiligheidsvlag verwijderen, magazijn plaatsen en het wapen doorladen en voor revolvers de cilinder in het frame kantelen en de haan spannen. Binnen de tijdsduur van 30 seconden mogen de schutters proefaanslagen maken. Daarna volgt het commando “ATTENTIE”. Op dit commando moet de "VAARDIGHOUDING" worden aangenomen of een schutter moet te kennen geven "NIET GEREED" te zijn. Gebeurt dit niet binnen 3 seconden dan begint de serie. Als een schutter binnen
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VI 10-11-2020, blz. 18
3 seconden "NIET GEREED" meldt, dan wacht de baancommandant 15 seconden en geeft opnieuw het commando “ATTENTIE” en start vervolgens de serie.
6.8.10 Een serie wordt begonnen door middel van een KORT startsignaal. Elk schot hierna
afgevuurd, telt mee in de wedstrijd. 6.8.11 Aan het eind van elke serie volgt het commando “WAPENS ONTLADEN”. De
schutter ontlaadt dan op de volgende manier. Bij pistolen het magazijn uitnemen, de kamer leeg maken en met geopende slede het wapen ter inspectie aan de baancommandant laten zien. Bij revolvers de cilinder buiten het frame kantelen, leegmaken en voor inspectie aan de baancommandant laten zien. Nadat de baancommandant zich er daadwerkelijk van overtuigd heeft dat het wapen ontladen is en de veiligheidsvlag is aangebracht, brengt de schutter zijn wapen naar zijn/haar toegewezen schietpunt. De baancommandant geeft hierna de baan vrij.
6.8.12 Vaardighouding
De series 2 - 3 en 4 van de discipline Militair Pistool starten vanuit de "VAARDIG-HOUDING". In deze houding wacht de schutter op het KORT startsignaal*. De schiettijd eindigt ook met een signaal*. Dit signaal* vangt aan 2 seconden "VOOR" en eindigt "OP" het einde van de toegestane schiettijd. Tijdens dit signaal* mag er nog gevuurd worden. * Dit signaal dient duidelijk hoorbaar te zijn voor de deelnemers.
6.9 Wedstrijdregels voor 5-schots Duel Luchtpistool: 6.9.1. Algemeen: 6.9.1.1 De wedstrijd bestaat uit: 1) 40 wedstrijdschoten voor Junioren-B en Junioren-C. 2) 60 wedstrijdschoten voor Senioren-heren, Senioren-dames, Veteranen, Junioren-A-heren en Junioren-A-dames. De wedstrijd wordt verschoten in series van 5 schoten verdeeld over de 5 visuelen in
10 seconden.
6.9.1.2 De schutter krijgt 3 minuten voorbereidingstijd vóór aanvang van de wedstrijd. Gedurende deze voorbereidingstijd mag er geen schot worden afgevuurd, maar is droogvuren toegestaan.
6.9.1.3 Voordat de baancommandant het commando “LADEN” geeft, moet hij het rangtelwoord van de serie afroepen (bijvoorbeeld 1e 10-seconden-serie, enzovoorts).
6.9.1.4 Aan het einde van elke serie of bij een onderbreking dient de schutter onmiddellijk zijn wapen te ontladen.
6.9.1.5 Wanneer een schutter zich terugtrekt uit de wedstrijd na het afgeven van het eerste proefschot, mag hij niet meer worden vervangen.
6.9.1.6 Vóór het begin van ieder gedeelte, mag de schutter 1 proefserie schieten in 10 seconden.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VI 10-11-2020, blz. 19
6.9.1.7 Bij een storing, moet de serie waarin de storing plaatsvindt eerst worden afgehandeld door diegenen die het aangaat, voordat de schutters uit deze groep de volgende serie kunnen starten.
6.9.1.8 Bij het einde van elke serie wordt het commando “ONTLADEN” gegeven. 6.9.1.9 De eindranglijst voor een wedstrijd wordt vastgesteld op basis van het hoogste aantal
treffers. Bij een gelijke eindstand zie artikel 12.3.1. 6.10 Wedstrijdregels voor Luchtpistool: 6.10.1 Zie Band 1, Deel I SWR KNSA, Hoofdstuk 8. 6.10.2 Dames, veteranen en jeugd zijn niet verplicht om in hun eigen categorie individueel
uit te komen. Zij mogen zich desgewenst laten inschrijven in de klasse, als vermeld in het klasseringsboek van de LTC-Pistool, maar zijn dan ook gehouden aan het aantal schoten welke voor deze klasse geldt.
6.10.3 Alleen deelnemers aan de individuele wedstrijd kunnen in een team worden
opgesteld. 6.10.4 Voor individuele deelnemers in de categorieën dames, veteranen en jeugd, is het geen
beletsel voor hun vereniging uit te komen in een senioren-team. Men is dan wel gehouden aan het aantal schoten, dat voor het desbetreffende team geldt. Het eerste deel van de serie telt voor de individuele rangschikking.
6.10.5 Voor elke klasse of categorie moeten er, zowel individueel als voor teams, ten minste
drie deelnemers zijn aangemeld. Indien zulks niet het geval is kan de wedstrijdleiding in overleg met de LTC of de DTC besluiten tot samenvoeging of een andere passende oplossing vinden.
6.11 Wedstrijdregels voor Service Pistol: 6.11.1 Gezien de snelheid van enige series is het bij het gebruik van een fluit, verplicht
daarvoor een aparte official aan te wijzen, zodat de baancommandant zich geheel kan bezighouden met de veiligheid.
6.11.2 Deze discipline wordt verschoten met 24 wedstrijdschoten en is verdeeld in 4 serie
van 6 schoten. Het staat de schutter vrij om een- of tweehandig te schieten. 6.11.3 Voor elke serie geldt tevens dat het bekijken van de score tussentijds niet is toegestaan. 6.11.4 Bij telling mogen er niet meer dan twaalf schietgaten in een schietschijf zitten. De hoogst te waarderen schoten vallen dan af. 6.11.5 Vaardige houding: Alle series van de discipline Service Pistol starten vanuit de “VAARDIG-
HOUDING” (zie 6.1.4). In deze houding wacht de schutter op het korte startsignaal. De schiettijd eindigt ook met een signaal. Dit signaal vangt aan op het einde van de
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VI 10-11-2020, blz. 20
toegestane schiettijd. Het gebruik van elektronische tijdmeting of kleuren leds (groen/rood) is toegestaan. Een signaal dient duidelijk hoor-/zichtbaar te zijn voor de deelnemers.
6.11.6 Voordat de serie wordt begonnen krijgt de schutter voldoende gelegenheid om een
magazijn of de cilinder van de revolver te vullen. 6.11.6.1 Een serie wordt begonnen door middel van een KORT startsignaal. Elk schot hierna
afgevuurd, telt mee in de wedstrijd. 6.11.7 Alvorens de serie te starten neemt de schutter de houding aan die is voorgeschreven
voor de desbetreffende serie. De baancommandant start daarna de serie met het commando “WAPENS LADEN” en noemt de serie en tijd. De schutter mag nu de veiligheidsvlag verwijderen, magazijn plaatsen en het wapen doorladen en voor revolvers de cilinder in het frame kantelen en de haan spannen. Binnen de tijdsduur van 30 seconden mogen de schutters proefaanslagen maken. Daarna volgt het commando “ATTENTIE”. Op dit commando, moet de "VAARDIGHOUDING" worden aangenomen of een schutter moet te kennen geven "NIET GEREED" te zijn. Gebeurt dit niet binnen drie (3) seconden dan begint de serie. Als een schutter binnen drie (3) seconden "NIET GEREED" meldt, dan wacht de baancommandant 15 seconden en geeft opnieuw het commando “ATTENTIE” en start vervolgens de serie.
6.11.8 De eerste serie wordt verschoten vanaf de 25 meter en bestaat uit een precisieserie
van 6 schoten op de linker schietschijf in de tijd van 15 seconden. Pas na het aanbrengen van de veiligheidsvlag en inspectie door en het commando van
de baancommandant is verder oplopen naar de 20 meter lijn toegestaan. 6.11.9 De tweede serie wordt verschoten vanaf de 20-meter-lijn en bestaat uit een serie van
6 schoten verdeeld over de twee schietschijven, ieder 3 schoten in de tijd van 10 seconden.
Pas na het aanbrengen van de veiligheidsvlag en inspectie door en het commando van
de baancommandant is verder oplopen naar de 15-meter-lijn toegestaan. 6.11.10 De derde serie wordt verschoten vanaf de 15-meter-lijn en bestaat uit een serie van 6
schoten op de rechter schietschijf.
De verdeling is als volgt: 2 schoten in 3 seconden, daarna 3 seconden om weer de VAARDIGE HOUDING aan te nemen waarna de volgende twee schoten gelost moeten worden in 3 seconden. Dit herhaalt zich nog eenmaal.
Pas na het aanbrengen van de veiligheidsvlag en inspectie door en het commando van de baancommandant is verder oplopen naar de 10-meter-lijn toegestaan.
6.11.11 De vierde serie wordt verschoten vanaf de 10-meter-lijn en bestaat uit een serie van 6 schoten verdeeld over de twee schietschijven, ieder 3 schoten, in de tijd van 6 seconden.
Hierna wacht de schutter op het commando "WAPEN ONTLADEN".
6.11.12 Aan het eind van de wedstrijd volgt het commando "WAPEN ONTLADEN". De
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VI 10-11-2020, blz. 21
schutter ontlaadt dan op de volgende manier: Bij pistolen het magazijn uitnemen, magazijn en de kamer leeg maken en met geopende slede het wapen en leeg magazijn voor inspectie aan de baancommandant laten zien. Bij revolvers de cilinder buiten het frame kantelen, leegmaken en voor inspectie aan de baancommandant laten zien.
Nadat de baancommandant zich er daadwerkelijk van overtuigd heeft dat het wapen ontladen is en de veiligheidsvlag is aangebracht mag het wapen worden geholsterd of naar het toegewezen schietpunt worden gebracht. De baan-commandant geeft hierna de baan vrij voor telling van het resultaat.
6.11.13 Mocht de duelinstallatie ouderdomsgebreken vertonen en verdere actie weigeren dan wordt het draaien van de schijven door een fluitcommando of andere signaal vervangen (zie 6.11.5).
6.12 Overtredingen en disciplinaire maatregelen: Zie ISSF General Technical Rules en ISSF Pistol Rules. 6.12.1 Uitzonderingsregels voor Militair Pistool en Service Pistol zwaar
6.12.1.1 Te late schoten
Indien schoten vallen na het fluitsignaal, wordt de hoogste score als 0 (nul) gewaardeerd.
6.12.1.2 Te veel schoten
1) Wanneer een schutter meer schoten op een schijf lost dan het wedstrijdprogramma voorschrijft, zal het hoogst gewaardeerde schot of schoten worden gewaardeerd als een misser.
2) Wanneer een schutter meer proefschoten afvuurt dan in het programma is toegestaan of is toegestaan door de baancommandant of jury, wordt hij gestraft met het in mindering brengen van 2 punten van zijn eerste wed-strijdserie voor ieder te veel afgevuurd proefschot.
6.13 Finale Sport Pistool Licht kaliber Dames: 6.13.1 Bij minder dan 4 deelnemers zal er geen finale verschoten worden conform de regels
van de ISSF, maar zal de kwalificatiewedstrijd tellen als zijnde de einduitslag. 6.14 Teams: 6.14.1 Teams bestaan uit drie schutters. De namen van deze drie schutters moeten vóór
aanvang van de wedstrijd bekend zijn bij de wedstrijdorganisatie. 6.14.1.1 Deelnemende teams aan een wedstrijd worden te allen tijde ingedeeld volgens de
geldende categorie-indeling van de KNSA. 6.14.2 --
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VI 10-11-2020, blz. 22
6.14.3 Voor Junioren-teams: zie SWR deel VIII – Juniorenreglement. 6.15 Licentienummer niet ouder dan één jaar: 6.15.1 Elk Afdelings- en Districtskampioenschap is toegankelijk voor de schutters uit de
desbetreffende Afdeling en/of District. Indien de kampioenschappen in klassen worden verschoten, komen schutters die zich niet vooraf hebben geklasseerd, uit in de hoogst deelnemende klasse. Nieuwe schutters worden ingedeeld in de laagste deelnemende klasse in de categorie waarin zij uitkomen. Nieuwe schutters zijn schutters met een licentienummer dat gelijk of hoger is dan het jaarlijks, vóór aanvang van het schietseizoen, door de LTC vast te stellen licentienummer. Dit licentienummer, peildatum 1 mei, zal ieder jaar worden vermeld in het klasseringsboek.
HOOFDSTUK 7. VOORBEREIDENDE WEDSTRIJDADMINISTRATIE 7.1 Zie ISSF Pistol Rules.
7.2 Bij de discipline Militair Pistool mag de volgende serie pas beginnen nadat alle schutters de voorgaande serie hebben beëindigd.
HOOFDSTUK 8. STORINGEN 8.1 Zie ISSF General Technical Rules en ISSF Pistol Rules. 8.2 Specifieke regels voor Militair Pistool:
8.2.1 De schutter moet 6 schoten afvuren in elke herhalingsserie. De 6 laagste treffers tellen voor de serie. Niet afgevuurde schoten en schoten die in de herhalingsserie de schijf niet raken, worden als missers beschouwd.
8.2.2 Het herhalen van een serie naar aanleiding van een storing is toegestaan:
a) Eén maal in de series 1 en 2 samen, en: b) Eén maal in de series 3 en 4 samen.
8.2.3 Als na 1 (één) storing in een gedeelte van de wedstrijd weer een storing optreedt, worden alleen de werkelijke afgevuurde schoten genoteerd voor de schutter. De serie mag niet worden herhaald en de niet afgevuurde schoten worden gewaardeerd als missers. De schutter mag de wedstrijd verder vervolgen.
8.3 Specifieke regels voor Service Pistol:
8.3.1 De discipline Service Pistol kent geen storingen. Het niet vlekkeloos verlopen van een serie wordt toegeschreven aan de schutter. Wapenstoringen, munitiestoringen, laadfouten enzovoorts leiden niet tot herhaling van de serie.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VI 10-11-2020, blz. 23
HOOFDSTUK 9. GEDRAGSREGELS VOOR SCHUTTERS EN TEAMLEIDERS
9.1 Zie ISSF General Technical Rules. HOOFDSTUK 10. CONTROLE VAN DE UITRUSTING
10.1 Zie ISSF General Technical Rules en ISSF Pistol Rules. HOOFDSTUK 11. PROCEDURES VOOR DE SCHOTWAARDERING
11.1 Om de treffers op te meten moet gebruik worden gemaakt van een schotmaatje met een flensmaat volgens onderstaande diameter:
Klein Kaliber Pistool : flens 5.6 mm (+ 0,05/ - 0,00) (.22) Service Pistol Klein : flens 5.6 mm (+ 0,05/ - 0,00) (.22) Luchtpistool, negatief : flens 11.5 mm (+ 0,00/ - 0,05) pen 4.5 mm Meesterkaart Licht : flens 5.6 mm (+ 0,05/ - 0,00) (.22) Meesterkaart Zwaar : flens 9.65 mm (+ 0,05/ - 0,00) (.38) Militair Pistool : flens 11.66 mm (+ 0,05/ - 0,00) (.459) Service Pistol Groot : flens 11.66 mm (+ 0,05/ - 0,00) (.459) Sportpistool licht : flens 5.6 mm (+ 0,05/ - 0,00) (.22) Sportpistool zwaar : flens 9.65 mm (+ 0,05/ - 0,00) (.38) Standaard Pistool : flens 5.6 mm (+ 0,05/ - 0,00) (.22) Vrij Pistool : flens 5.6 mm (+ 0,05/ - 0,00) (.22)
Het gebruik van een schotmaat met een paspen van het verschoten kaliber is verplicht.
11.1.1 Bij positief meten (richting centrum visueel) krijgt het schot de waarde van de hogere ring als de flens deze ring raakt, bij negatief meten (richting buitenzijde visueel) krijgt het schot de waarde van de hogere ring als de flens de ring niet heeft onderbroken.
11.1.2 Het schotmaatje mag slechts eenmaal in het schotgat worden geplaatst. Daarom moet
het gebruik van een schotmaatje door de functionaris op de schijf worden vermeld. HOOFDSTUK 12. GELIJKE EINDSTAND 12.1 Zie ISSF General Technical Rules. 12.2 Specifieke regels voor Militair Pistool: 12.2.1 Individueel Bij gelijke eindresultaten wordt de plaatsing beslist door: 1) Het grootste aantal treffers. 2) De hoogste score in de gedeelten 4, 3, 2.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VI 10-11-2020, blz. 24
3) Het hoogste aantal tienen, negens, achten, enz. in het eerste gedeelte. 12.2.2 Teams Gelijke eindresultaten bij teams worden beslist door het totaal van de resultaten van
de leden van het team en volgens de procedure voor individuele schutters, als om-schreven in artikel 12.2.1.
12.3 Specifieke regels voor Service Pistol: 12.3.1 Individueel Bij gelijk eindresultaat wordt de plaatsing beslist door: 1) De totaalscore op de linkerschijf, vervolgens de totaalscore op de
rechterschijf. 2) Het hoogste aantal tienen, negens, achten, enz. op de linkerschijf,
vervolgens het hoogste aantal tienen, negens, achten, enz. op de rechterschijf.
12.3.2 Teams Gelijke eindresultaten bij teams worden beslist door het totaal van de resultaten van
de leden van het team en volgens de procedure voor individuele schutters, als omschreven in artikel 12.3.1.
12.4 Specifieke regels voor 5-schots duel Luchtpistool: 12.4.1. Gelijke scores voor de eerste drie plaatsen worden doorbroken door een shoot-off.
Bij gelijke scores vanaf plaats vier wordt gekeken naar het hoogste aantal treffers in de series, beginnend bij de laatste serie, enzovoorts. Wanneer geen verschil ontstaat krijgen de desbetreffende schutters hetzelfde plaatsingsnummer.
HOOFDSTUK 13. PROTESTEN EN BEROEPSPROCEDURES 13.1 Zie ISSF General Technical Rules. HOOFDSTUK 14. PROTOCOL: ONDERSCHEIDINGEN EN RECORDS 14.1 Nationale records: Zie het SWR Deel I, Hoofdstuk 16. HOOFDSTUK 15. 10 METER 5-SCHOTS LUCHTPISTOOL 15.1 Voordat de baancommandant het commando “LADEN” geeft, moet hij de tijd
van de serie afroepen (bijvoorbeeld 1e 10-seconden-serie, enzovoorts). Als de baancommandant het commando “LADEN” heeft gegeven, moeten de schutters
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VI 10-11-2020, blz. 25
zich binnen één (1) minuut voorbereiden op de series. Als de baancommandant beslist dat de schutters hun voorbereiding hebben afgerond, moet hij de volgende commando’s geven:
15.1.1 Elektronische installatie:
* “ATTENTIE” (Het “rode” licht gaat branden) De schutter neemt de “VAARDIGHOUDING” aan * Na 3 seconden gaat het “groene” licht branden; dit is het moment waarop de schutter kan richten en vuren Na 10 seconden gaat het “rode” licht weer branden en dient de schutter het vuren te staken.
15.1.2 Een serie wordt geacht te zijn begonnen na het commando “ATTENTIE”. Elk
schot hierna afgevuurd, telt mee in de wedstrijd. HOOFDSTUK 16. ACTION SHOOTING 16.1 Wapens, uitrusting en munitie: 16.1.1 Wapens
Handwapens, ingericht voor het verschieten van randvuur- en centraalvuurmunitie, zijn toegestaan met een maximale looplengte van 8 3/8 inch. Klein-kaliber : kaliber .22, Groot-kaliber : kaliber 7.62 tot en met 11,66 mm
Er is geen beperking met betrekking tot het minimumgewicht van de trekkerdruk, mits het wapen deugdelijk en veilig functioneert.
16.1.2 Richtmiddelen/hulpmiddelen
Standaard wapens:
In deze disciplines zijn loopgewichten (niet voor de loop uitstekend), beaver tails, vergrote magazijn-uitwerpknoppen/veiligheden, enzovoorts, toegestaan en compensators of magna-porting verboden. Als richtmiddelen zijn slechts open vizieren toegestaan (kijkers, lasers, optische richtmiddelen en dergelijke zijn verboden).
16.1.3 Munitie
Munitie met een extra metaal-doorborend effect, ontvlambare en lichtspoormunitie alsmede meervoudige projectielen (waaronder hagelmunitie) zijn te allen tijde verboden. Munitie die door de wedstrijdorganisatie als onveilig wordt beschouwd dient door de schutter uit de wedstrijd te worden genomen. Tegen deze beslissing is geen beroep mogelijk.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VI 10-11-2020, blz. 26
16.1.4 Kleding De kleding is vrij, tenzij de wedstrijdorganisatie dit in de wedstrijdaankondiging
anders vermeldt. 16.2 Doelen: 16.2.1 Er worden geen beperkingen gesteld aan de doelen die gebruikt worden voor het
action schieten. De doelen dienen zodanig geconstrueerd te worden dat ze de veiligheid van de schutter niet in gevaar brengen. Stalen, breekbare en andere doelen mogen het gevaar op een ricochet niet vergroten.
16.2.1.1 De maten van de doelen voor Nederlandse, Districts- en Afdelings-
kampioenschappen zijn als volgt: Klein kaliber : Ø 10 cm +/- 5 mm Groot kaliber : Ø 20 cm +/- 5 mm 16.2.2 Metalen doelen dienen om te vallen of om te slaan zodat de score direct zichtbaar is.
Ze dienen dusdanig te zijn geconstrueerd dat ze bij een treffer niet zijwaarts weg kunnen draaien. Het oppervlakte van een metalen doel dient zo glad mogelijk te zijn, zodat de kans op ricochets wordt verminderd. Als doelen kunnen onder andere stalen plates, stalen poppers, stalen bowlingpins etc. worden gebruikt.
16.2.3 Houten en plastic bowlingpins, houtblokken en andere doelen mogen worden
gebruikt, mits zij van een dusdanige kwaliteit zijn dat het versplinteren geen gevaar oplevert voor de deelnemers, de toeschouwers en het baanpersoneel.
16.2.4 Breekbare doelen zijn toegestaan voor zover het breken geen gevaar oplevert voor de
deelnemers, de toeschouwers en het baanpersoneel. Als breekbare doelen kunnen onder andere kleiduiven worden gebruikt.
16.3 Schiethouding en startpositie: 16.3.1 De startpositie is de VAARDIGHOUDING waarbij het wapen onder een hoek van
45 graden met het horizontale vlak wordt gehouden (eventueel "steunen op de balk"). Het trekken van een wapen uit een holster is verboden.
16.3.2 Als schiethouding kan staand vrije hand maar ook een tweehandige schiethouding
gelden, tenzij dit uitdrukkelijk anders vermeld is in de wedstrijdomschrijving. 16.4 Beschrijving wedstrijdonderdelen: 16.4.1 Voor Nederlandse, Districts- en Afdelingskampioenschappen en Competitie-
wedstrijden is het aantal doelen vastgesteld op 13 waarvan 1 stopplate. De wijze van opstelling is vrij.
16.4.1.1 De afstand tot de doelen voor Nederlandse, Districts- en Afdelings-kampioen-
schappen en Competitiewedstrijden is vastgesteld op 10 meter +/- 0,5 meter.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VI 10-11-2020, blz. 27
16.4.1.2 Deze wedstrijden bestaan uit 5 series waarvan het totaal van de 3 hoogste series tellen
voor de einduitslag. 16.4.1.3 De handwapens mogen geladen worden met: Revolver : maximaal 6 patronen Pistool Standaard : maximaal 8 patronen Pistool Vrij : aantal patronen vrij, echter minimaal één
magazijnwissel tussen het eerste en het laatste doel. Het gebruik van meerdere speedloaders/magazijnen is toegestaan. Hulp bij het
bijladen is niet toegestaan. 16.4.2 Door het diverse karakter van het action schieten is het niet mogelijk om voor overige
open wedstrijden een exacte omschrijving van de schietonderdelen te geven in dit reglement. De wedstrijdorganisatie dient echter voorafgaande aan de wedstrijd een duidelijke wedstrijdomschrijving te publiceren waar tenminste de volgende zaken zijn omschreven:
startpositie, schiethouding, aantal doelen, afstand tot de doelen, baanprocedures,
kalibers, welke kalibers en munitie is uitgesloten, eventuele kleding, aantal patronen per magazijn, hulp bij het laden, baancommando's, alle toepasbare strafpunten, de gebruikte soort tijdmeting, het eventuele gebruik van een stopplate (eindmarkering bij tijdmeting).
16.5 Tijdlimiet: 16.5.1 De maximum tijdlimiet wordt door de wedstrijdorganisatie bepaald en in de
wedstrijdpublicatie gepubliceerd. Een algemeen bruikbare tijdlimiet bedraagt 120 seconden (2 minuten).
16.6 Bepalingen aangaande de wedstrijd en handelingen op de baan: 16.6.1 Proefaanslagen Het maken van proefaanslagen is toegestaan, tenzij uitdrukkelijk verboden door de
wedstrijdorganisatie. 16.6.2 Voor Nederlandse, Districts- en Afdelingskampioenschappen gelden de volgende disciplines:
Klein kaliber pistool standaard Groot kaliber pistool standaard Groot kaliber revolver standaard Klein kaliber pistool vrij Groot kaliber pistool vrij Groot kaliber revolver vrij
16.6.2.1 Bij open wedstrijden kan de wedstrijdorganisatie bepalen of er onderscheid wordt
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VI 10-11-2020, blz. 28
gemaakt naar type of model van het vuurwapen. Revolvers en pistolen kunnen in dezelfde klasse deelnemen, dit dient de wedstrijdorganisatie in de wedstrijdomschrijving te vermelden.
16.6.3 Procedurefouten Indien de schutter afwijkt van de gepubliceerde wedstrijdomschrijving krijgt hij hier-
voor de maximumtijd welke in de wedstrijdomschrijving staat vermeld. 16.6.4 Recht van beroep De schutter heeft het recht om tegen een beslissing van het baanpersoneel in beroep
te gaan bij de commissie van beroep. Is er geen commissie van beroep dan beslist de wedstrijdcommissie.
16.7 Het waarderen van de treffers: 16.7.1 De doelen dienen zo afgesteld te zijn dat deze, bij een treffer door een kogel,
omvergeschoten kunnen worden. Klein kaliber Een treffer door een .22 standaard fabriekspatroon op 1/3 van de onderzijde van het
doel. Groot kaliber Een treffer door een kogel met een minimale energiefactor van 120 op 1/3 van de
onderzijde van het doel. De factor wordt bepaald door het kogelgewicht (grains) te vermenigvuldigen met de snelheid van de kogel (feed/second) en de uitkomst te delen door 1.000.
16.7.2 De wedstrijdorganisatie dient er voor zorg te dragen dat de doelen voor elke
deelnemende schutter gelijk of nagenoeg gelijk zijn. Dit heeft met name betrekking op bowling pins, houtblokken, e.d. De met projectielen gevulde plastic bowling pins vormen door het meergewicht een moeilijker om te schieten obstakel voor de schutter en dienen daarom indien mogelijk vermeden te worden.
16.7.3 De tijdmeting dient bij voorkeur te geschieden door middel van elektronische
waarneming. Dit kan geschieden door bevestiging van een contact aan het laatste te beschieten doel (voor het gebruik van een stop-plate zie ook 17.4.2). De tijdwaar-neming kan ook geschieden door het gebruik van een zogenaamde timer. De tijdmeting dient minimaal tot één decimaal achter de komma (van de seconde) te gebeuren.
16.7.4 Indien de schutter tijdens een wedstrijdonderdeel last heeft van een storing, dan dient
de schutter deze in zijn eigen tijd te verhelpen. Het hebben van een storing mag nooit leiden tot het geven van een tellende herkansing. Tijdens het verhelpen van een storing dient de schutter de veiligheidsregels strikt in acht te nemen.
16.7.5 Indien de schutter om wat voor reden dan ook het onderdeel of de wedstrijd niet
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VI 10-11-2020, blz. 29
afmaakt krijgt hij de in de wedstrijdomschrijving aangegeven maximale tijd als score toegekend, tenzij de wedstrijdomschrijving anders vermeldt.
16.8 Regels bij gelijke einduitslagen: 16.8.1 Bij een gelijke eindstand van twee of meer schutters geldt de volgende regel: bij de
drie (3) snelste series telt de vierde (4e) serie c.q. vijfde (5e) serie als steunserie en wel in volgorde van afgelegde series.
16.8.2 Bij open wedstrijden kan de wedstrijdleiding zich het recht voorbehouden bij een
gelijke einduitslag een andere procedure te volgen, dit dient echter wel in de wedstrijdomschrijving vermeld te worden.
16.9 Baanprocedures: 16.9.1 De baancommando's kunnen zowel in de Nederlandse of in de Engelse taal worden
gegeven. 16.9.2 Baancommando's Nadat de schutter op de baan geroepen is krijgt hij/zij het commando: "LADEN EN
PROEFAANSLAGEN MAKEN", "LOAD AND MAKE READY". Wanneer de schutter hiermee gereed is vraagt de baanofficial: "IS DE SCHUTTER GEREED?", "ARE YOU READY?". De schutter geeft aan dat hij/zij gereed is om zijn/haar oefening te beginnen door de in de wedstrijdomschrijving genoemde starthouding aan te nemen waarna de baanofficial roept: "ATTENTIE", "STAND-BY", waarna er tussen 0 en 5 seconden later het startsignaal klinkt. Het startsignaal kan gegeven worden door een veelvoud van manieren: Bij elektronische tijdwaarneming kan dit geschieden door middel van een piep van het gebruikte apparaat. Nadat de schutter gereed is met zijn oefening vraagt de baanofficial: "ONTLADEN EN WAPEN LEEG TONEN", "UNLOAD, SHOW CLEAR". De schutter ontlaadt pas NA dit commando op de volgende manier:
Bij pistolen het magazijn uitnemen, de kamer leeg maken en met de slede geopend
het wapen ter inspectie aanbieden aan de baanofficial te laten zien. Bij revolvers de cilinder leegmaken en buiten het frame gekanteld laten zien. Nadat de baanofficial zich daadwerkelijk ervan heeft overtuigd dat het wapen
ontladen is geeft hij het volgende commando: "WAPEN VEILIG, SLUITEN EN HAMER NAAR VOREN, WAPEN HOLSTEREN, C.Q. OPBERGEN", "CLOSE WEAPON, HAMMER DOWN, HOLSTER". Het naar voren doen van de gespannen hamer dient te gebeuren door de trekker daadwerkelijk te bedienen. Het wapen dient op het schietpunt geholsterd te worden of te worden opgeborgen in een tas of schietkoffer.
De schutter verlaat NOOIT het schietpunt met het wapen in zijn of haar hand. Als
dit alles naar tevredenheid van de baanofficial is afgewerkt geeft deze het commando: "BAAN VRIJ", "RANGE CLEAR". Pas nadat dit commando gegeven is mag de vuurlijn overschreden worden.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VI 10-11-2020, blz. 30
16.10 Veiligheidsregels: 16.10.1 Het overtreden van de veiligheidsregels leidt tot onvoorwaardelijke diskwalificatie
voor de gehele wedstrijd. Commando's van de baancommandant dienen onvoorwaardelijk te worden opgevolgd.
16.10.2 Het is verboden om vuurwapens te hanteren anders dan onder het commando van
de baanofficial of in de fumble zone. Het hanteren van vuurwapens in de door de wedstrijdorganisatie daarvoor ontworpen fumble zone dient bij voorkeur door een baanofficial begeleid te worden. In de fumble zone mogen wapen en de magazijnen worden getest en eventueel uit het holster worden getrokken. Verder mogen er in de fumble zone onder toezicht van een baanofficial reparaties aan de vuurwapens worden verricht. Het is echter verboden om in de fumble zone munitie met zich mee te dragen of te hanteren.
16.10.3 Het is verplicht op de schietbaan oog- en gehoorbeschermers te dragen. 16.10.4 Het is verboden om een wapen te laden anders dan op commando van een baanoffi-
cial. Onder een geladen wapen wordt verstaan: een patroon in de kamer of cilinder of een gevuld magazijn in het wapen.
16.10.5 Het is verboden om het schietpunt te verlaten met een geladen wapen. Indien het
wapen door een storing niet ontladen kan worden dient de wedstrijdorganisatie zodanig passende maatregelen te nemen dat de veiligheid van eenieder is gewaar-borgd.
16.10.6 Gedurende het schieten van het wedstrijdonderdeel, het laden, het naladen en het
ontladen dient het wapen in de richting van de kogelvanger te wijzen. 16.10.7 De schutter mag een gevallen wapen niet oprapen, tenzij hij of zij daarvoor
toestemming heeft gekregen van een baanofficial. 16.10.8 Het is verboden met een ongeladen of geladen wapen in de richting van het publiek
te wijzen. 16.10.9 Het is verboden een ongecontroleerd schot af te vuren. Onder een ongecontroleerd
schot (accidental discharge) wordt verstaan: elk schot dat in het holster wordt gedaan (voor zover gebruikt), elk schot dat per ongeluk wordt afgevuurd en terecht komt buiten het gebied dat bestemd is voor het opvangen van kogels, elk schot dat iets anders dan een doel treft binnen drie meter afstand van de schutter en elk schot dat wordt afgevuurd in een onveilige richting, zulks ter beoordeling van de wedstrijd-organisatie.
Voorbeelden: a) een schot dat afgaat tijdens het laden of ontladen of het verhelpen van een
storing; b) een schot dat afgaat tijdens het verplaatsen naar een andere schietpositie tenzij
er gericht op doelen wordt geschoten. 16.10.10 Trekkerschoenen mogen niet buiten de trekkerbeugel uitsteken.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VI 10-11-2020, blz. 31
16.10.11 Het is te allen tijde verboden om voor of tijdens de wedstrijd alcoholhoudende dranken te nuttigen.
HOOFDSTUK 17. WEDSTRIJDEN EN KLASSERINGEN 17.1 De wapengroep Pistool kent de volgende wedstrijden voor de internationale en
nationale disciplines:
a. Selectiewedstrijden; b. Afdelings-Kampioenschappen; c. Districts-Kampioenschappen en d. Nederlandse Kampioenschappen.
17.2 -- 17.3 Selectiewedstrijden: 17.3.1 Ter bepaling van deelname in een vertegenwoordigend team c.q. voor uitzending naar
enig internationaal evenement, is de LTC-Pistool bevoegd om te bepalen welke Nederlandse dan wel andere wedstrijden zullen gelden als selectiewedstrijd. Daarnaast kan de LTC-Pistool aparte wedstrijden voor dit doel uitschrijven, waarbij de deelne-mers aan van tevoren bekend gemaakte eisen dienen te voldoen. Dit artikel is eveneens van toepassing op districtsniveau en de desbetreffende DTC-Pistool.
17.4 Afdelings-kampioenschappen: 17.4.1 Iedere DTC Pistool organiseert voor elk der disciplines Afdelings-kampioenschappen
in de periode van 1 oktober tot 1 februari. Deze kampioenschappen dienen tijdig bij de DTC Pistool te worden aangevraagd met het oog op publicatie in het Bondsorgaan.
17.4.2 Elk Afdelings-Kampioenschap moet toegankelijk zijn voor alle schutters uit de
desbetreffende afdeling. Schutters uit andere afdelingen/districten mogen "Buiten Mededinging" deelnemen om een klassering te verkrijgen.
17.4.2.1 De Afdelings-Kampioenschappen worden, mits er voldoende deelnemers zijn, in
klassen verschoten. Een afgelasting kan nooit leiden tot een automatische H-klasse-klassering.
17.4.3 Schutters die zich in het voorafgaande klasseringsjaar niet hebben geklasseerd, komen
uit in de hoogste deelnemende klasse. 17.4.4 De duur van het Afdelings-Kampioenschap moet zodanig worden gekozen dat alle
aangemelde schutters aan de wedstrijd kunnen deelnemen. 17.4.5 De Afdelingskampioenschappen zijn te allen tijde tevens klasseringswedstrijden. 17.4.6 Notering van het resultaat
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VI 10-11-2020, blz. 32
Bij deelname door schutters van buiten de afdeling zal dezelfde notering plaatsvinden.
Deze schutters dienen op een aparte klasseringslijst te worden geplaatst met vermelding van het district. Deze lijst moet worden opgestuurd naar de DTC-Pistool van het desbetreffende district.
17.4.7 De namen en verdere gegevens van de schutters moeten zo snel mogelijk worden
gezonden (uiterlijk 5 juli) naar de DTC-Pistool of een andere aangewezen functionaris, dit in verband met het samenstellen van het landelijke klasseringsboek. Formulieren zijn verkrijgbaar bij de desbetreffende DTC.
17.5 Districts-kampioenschappen: 17.5.1 Iedere DTC Pistool organiseert voor elk der disciplines Districts-kampioenschappen
in de periode van 1 februari tot 1 mei. Deze kampioenschappen dienen tijdig bij de DTC Pistool te worden aangevraagd met het oog op publicatie in het Bondsorgaan.
17.5.2 Elk Districts-Kampioenschap moet toegankelijk zijn voor alle schutters uit het
desbetreffende district. Schutters uit andere Districten mogen "Buiten Mededinging" deelnemen om een klassering te verkrijgen.
17.5.2.1 De Districts-Kampioenschappen worden, mits er voldoende deelnemers zijn, in
klassen verschoten. Een afgelasting kan nooit leiden tot een automatische H-klasse-klassering.
17.5.3 Schutters welke zich in het voorafgaande klasseringsjaar niet hebben geklasseerd
komen uit in de hoogste deelnemende klasse. 17.5.4 De duur van het Districts-Kampioenschap moet zodanig worden gekozen dat alle
aangemelde schutters aan de wedstrijd kunnen deelnemen. 17.5.5 De Districtskampioenschappen zijn te allen tijde tevens klasseringswedstrijden. 17.5.6 Notering van het resultaat Bij deelname door schutters van buiten het district zal dezelfde notering plaatsvinden.
Deze schutters dienen op een aparte klasseringslijst te worden geplaatst met vermelding van het district. Deze lijst moet worden opgestuurd naar de DTC-Pistool van het desbetreffende district.
17.5.7 De namen en verdere gegevens van de schutters moeten zo snel mogelijk worden
gezonden (uiterlijk 5 juli) naar de DTC-Pistool of een andere aangewezen functio-naris, dit in verband met het samenstellen van het landelijke klasseringsboek. Formulieren zijn verkrijgbaar bij de desbetreffende DTC.
17.6 Nederlandse Kampioenschappen: 17.6.1 Nederlandse Kampioenschappen voor nationale en internationale disciplines worden
gehouden in de periode van 1 mei tot 1 oktober. 17.6.2 Deelname aan de Nederlandse Kampioenschappen is alleen mogelijk door schutters
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VI 10-11-2020, blz. 33
die het voorafgaande klasseringsjaar aan de door de LTC-Pistool vastgestelde eis hebben voldaan.
17.6.2.1 Voor deelname aan de Nederlandse Kampioenschappen kunnen limieten worden
vastgesteld. Deze limieten worden op voordracht van de LTC, door het Algemeen Bestuur vastgesteld; de LTC Pistool zal, indien nodig, die limieten jaarlijks bekend maken.
17.6.3 De secretaris LTC-Pistool brengt de organiserende vereniging tijdig op de hoogte van
de namen en adressen van de schutters die recht op deelname hebben. 17.6.4 De schutters dienen echter zelf na uitnodiging in te schrijven. In verband hiermee
dient de wedstrijdkalender, tezamen met voldoende details, tijdig te worden gepubliceerd in het Bondsorgaan.
17.6.5 Bij de Nederlandse kampioenschappen, waar ook teamwedstrijden worden
verschoten, kunnen verenigingen teams aanmelden voor deze teamwedstrijden. 17.7 De eisen/klassegrenzen: 17.7.1 Jaarlijks, vóór aanvang van het nieuwe wedstrijdseizoen, worden de nieuwe of
aangepaste eisen voor de diverse klassen van de verschillende disciplines vastgesteld en gepubliceerd in het Bondsorgaan.
17.7.2 Gelijktijdig met de publicatie van de in 17.7.1 vermelde eisen worden de eisen voor
het Vaardigheidskruis vermeld. 17.7.3 Indien er in een bepaalde discipline een dames-/junioren-klasse bestaat, dan worden
de eisen hiervoor vermeld onder "omschrijving van de discipline". 17.8 De klasseringsmethode: 17.8.1 De klassering wordt bepaald door de scores behaald in alle volgens de KNSA schiet-
en wedstrijdreglementen georganiseerde wedstrijden, de Districts-kampioenschappen en Afdelings-kampioenschappen.
Alle scores worden bij elkaar opgeteld en door het aantal wedstrijden gedeeld. Dit
gemiddelde bepaalt de klasse.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VII, 06-05-2021, pagina 1
DEEL VII - HISTORISCHE WAPENS
POSTBUS 303, 3830 AJ LEUSDEN
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VII, 06-05-2021, pagina 2
INHOUD Deel VII HISTORISCHE WAPENS
Hoofdstuk 1 Algemeen
Hoofdstuk 2 Nederlandse disciplines
Hoofdstuk 3 Deelname
Hoofdstuk 4 Klassering
Hoofdstuk 5 Merken van schietschijven
Hoofdstuk 6 Scores bij teams
Hoofdstuk 7 Wapens en munitie
Hoofdstuk 8 Kleiduivenschieten
Hoofdstuk 9 Kanonschieten
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VII, 06-05-2021, pagina 3
HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN
1.1 Toepassing Nederlands Reglement:
Voor de toepassing van dit reglement voor wat betreft Nederlandse, Districts- en
Afdelingswedstrijden wordt verwezen naar het Schiet- en Wedstrijdreglement Deel
I, Hoofdstuk 1.
1.2 Bij het organiseren van een WK dan wel EK zijn uitsluitend en onverkort de
MLAIC-reglementen betreffende organisatie en deelname van toepassing.
1.3 Bij de organisatie van Nederlandse kampioenschappen wordt voor alle
onderwerpen die in dit reglement niet nader zijn geregeld verwezen naar:
- 1e naar de MLAIC-reglementen;
- 2e naar het SWR Deel I van de KNSA.
1.4 Een Nederlandse regel heeft voor de Nederlandse kampioenschappen van de in dit
reglement opgenomen disciplines voorrang boven een MLAIC-regel.
1.5 De in de reglementen van de MLAIC genoemde disciplines Donald Malson,
Remington en de Youth disciplines worden in Nederland niet geschoten.
HOOFDSTUK 2. NEDERLANDSE DISCIPLINES
Nederlands zijn de volgende, niet door de MLAIC gereglementeerde, disciplines:
2.1 Voorlaadwapens:
2.1.1 N 53 Gereserveerd
2.2. Achterlaadwapens
2.2.1 N 54 Webley - individueel - (team Stevens)
A Revolver: Elk type achterlaadrevolver, ontworpen voor het gebruik van
zwartkruit-patronen, model van vóór 1900, kaliber minimaal .22CF (5,6
mm), met uitzondering van kaliber .22” randvuur.
B Vizierring: Originele richtmiddelen of replica's naar origineel model.
Korrelhoogte vrij maar profiel naar origineel model.
C Schijf: ISSF 50-meter pistoolschijf.
D Houding: Staand.
E Afstand: 25 meter.
2.2.2 N 55 Twigg - individueel - (geen team)
A Pistool: Elk type enkelschots achterlaadpistool in patent- en/of
centraalvuurontsteking, ontworpen voor het gebruik van zwartkruit
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VII, 06-05-2021, pagina 4
patronen, model van vóór 1900, kaliber minimaal .22CF (5,6 mm), met
uitzondering van kaliber .22” randvuur.
B Vizierring: Originele richtmiddelen of replica's naar origineel model.
Korrelhoogte vrij maar profiel naar origineel model.
C Schijf: ISSF 50-meter pistoolschijf.
D Houding: Staand.
E Afstand: 25 meter.
2.2.3 N 56 Pope - individueel - (team Walpole)
A Geweer: Elk type enkelloops achterlaad-kogelgeweer met getrokken loop,
zowel enkelschots als repeterend, ontworpen voor het gebruik van
zwartkruit-patronen, model van vóór 1900, kaliber minimaal .22CF (5,6
mm), met uitzondering van kaliber .22” randvuur.
B Vizierring: Originele richtmiddelen of replica's naar origineel model.
Korrelhoogte vrij maar profiel naar origineel model. Diopter en ringkorrel
toegestaan, indien origineel van model.
C Schijf: ISSF 50-meter pistoolschijf.
D Houding: Staand.
E Afstand: 50 meter.
2.2.4 N 57 Dreyse - individueel - (team Sömmerda)
A Geweer: Elk type militair enkelloops achterlaadgeweer, zowel enkelschots
als repeterend, in de uitvoering zoals die bij enig land met dat kaliber en die
hulsvorm in gebruik is geweest, ontworpen voor het gebruik van zwartkruit
patronen, model van vóór 1900, kaliber 8 mm (.323") of groter.
B Vizierring: Originele richtmiddelen of replica's naar origineel model.
Korrelhoogte vrij maar profiel naar origineel model.
C Schijf: ISSF 50-meter pistoolschijf.
D Houding: Staand.
E Afstand: 50 meter.
F Het is niet toegestaan om de loop gedurende de serie te wissen.
G Een trekkerversneller is niet toegestaan.
2.2.5 N 58 Creedmoor - individueel - (team Bisley)
A Geweer: Elk type enkelloops achterlaad-kogelgeweer met getrokken loop,
zowel enkelschots als repeterend, ontworpen voor het gebruik van
zwartkruit patronen, model van vóór 1900, kaliber minimaal .22CF (5,6
mm), met uitzondering van kaliber .22” randvuur.
B Vizierring: Originele richtmiddelen of replica's naar origineel model.
Korrelhoogte vrij maar profiel naar origineel model. Diopter en ringkorrel
toegestaan, voor zover origineel van model.
C Schijf: ISSF 50-meter pistoolschijf.
D Houding: Liggend.
E Afstand: 100 meter.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VII, 06-05-2021, pagina 5
2.2.6 N 59 Beaumont - individueel - (team Hembrug)
A Geweer: Elk type enkelloops militair achterlaadgeweer, zowel enkelschots
als repeterend, in de uitvoering zoals die bij enig land met dat kaliber en die
hulsvorm in gebruik is geweest, ontworpen voor het gebruik van zwartkruit
patronen, model van vóór 1900, kaliber 8 mm (.323") of groter.
B Vizierring: Originele richtmiddelen of replica's naar origineel model.
Korrelhoogte vrij maar profiel naar origineel model.
C Schijf: ISSF 50-meter pistoolschijf.
D Houding: Liggend.
E Afstand: 100 meter.
F Het is niet toegestaan om de loop gedurende de serie te wissen.
G Een trekkerversneller is niet toegestaan.
2.2.7 N 60 Francotte - individueel - (team Greener)
A Geweer: Elk type enkel- of dubbelloops hagel-geweer, model van vóór
1900, kaliber vrij, zowel in centraal- als patent-ontsteking. Geweren die
uitsluitend zijn goedgekeurd voor z.g. "Nitro" patronen zijn niet toegestaan.
B Vizierring: Origineel model voor op de loop.
C Wedstrijd: Over 25 schotels op 5 posten op 8 m achter de werpmachine.
2.2.8 N 61 Kartouw - individueel - (geen team)
A Kanon: Elk type gladloops(miniatuur) kanon met lont-ontsteking en een
maximale inwendige looplengte van 750 mm inclusief de kamer, kaliber
maximaal 40 mm.
B Vizierring: Originele richtmiddelen of replica's naar origineel model.
Korrelhoogte vrij maar profiel naar origineel model.
C Schijf: ISSF 50-meter pistoolschijf.
D Houding: n.v.t.
E Afstand: 25 meter.
2.2.9 N 62 Bombarde - individueel - (geen team)
A Kanon : Elk type gladloops(miniatuur) kanon met lont-ontsteking en een
maximale inwendige looplengte van 750 mm inclusief de kamer, kaliber
maximaal 40 mm.
B Vizierring: Originele richtmiddelen, of replica naar origineel model.
Korrelhoogte vrij maar profiel naar origineel model.
C Schijf : ISSF 50- meter pistoolschijf.
D Houding: n.v.t.
E Afstand: 50 meter.
2.2.10 Bij de disciplines 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61 en 62 worden origineel en replica
gemengd geschoten en bestaan niet als aparte onderdelen.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VII, 06-05-2021, pagina 6
HOOFDSTUK 3. DEELNAME
3.1 Kosten van deelname:
3.1.1 Voor de team-disciplines wordt in verband met de kosten van het eremetaal een zo
nodig jaarlijks door de LTC vast te stellen startgeld gevraagd.
3.2 Deelname aan een discipline Origineel en/of Replica:
3.2.1 Op Nederlandse kampioenschappen mag een schutter aan beide onderdelen
deelnemen.
3.2.2 Het is tijdens alle KNSA-wedstrijden met Historische Wapens toegestaan dat de
leden van de jury, de keuringscommissie en alle andere commissies aan deze
wedstrijden deelnemen.
3.3 Erkenning records:
De resultaten die worden geschoten door Nederlandse schutters kunnen alleen bij
een door de MLAIC erkende Interland voor erkenning als een recordprestatie in
aanmerking komen als de wedstrijden voldoen aan de in het SWR Deel I gestelde
eisen.
3.4 Samenstelling deelnemende teams:
3.4.1 Een team bestaat uit 3 leden van dezelfde vereniging.
3.4.2 De team-inschrijving moet op een voor ieder zichtbare plaats bij het inschrijfbureau
worden opgehangen voordat enige schutter van het betreffende team geschoten
heeft. Het niet hieraan voldoen betekent uitsluiting van het betreffende team.
3.4.3 Team-wedstrijden worden niet in klassen geschoten.
3.4.4 Men mag slechts éénmaal in een team voor dezelfde discipline aan het
kampioenschap deelnemen.
HOOFDSTUK 4. KLASSERING
4.1 Binnen de wapengroep Historische Wapens kent men drie mogelijkheden tot
klassering:
- tijdens een Afdelingskampioenschap;
- tijdens een Districtskampioenschap;
- tijdens een Nederlands Kampioenschap;
- tijdens een Districts-klasseringswedstrijd (indien er geen Afdelingskampioenschap
is) of tijdens een Afdelingskampioenschap (indien er geen Districts-klasserings-
wedstrijd is).
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VII, 06-05-2021, pagina 7
4.2 Tevens bestaat de mogelijkheid (indien men niet in de gelegenheid zou zijn geweest
bovenstaande drie mogelijkheden te benutten) om met toestemming van de DTC
van het district waartoe men behoort, één maal per jaar in een ander district aan een
klasseringswedstrijd deel te nemen met het oogmerk zich aldaar te klasseren.
4.3 Mocht men ook hier niet toe in staat zijn geweest, kan bij de eigen DTC een
(her)klasseringsmogelijkheid aangevraagd worden. Het is aan de DTC om te
bepalen of er mogelijkheden zijn om hieraan tegemoet te komen (baan, tijd etc.)
waarbij in onderling overleg ook naar een ander district uitgeweken kan worden.
4.4 Deze laatste mogelijkheid is alleen bedoeld om te kunnen klasseren indien men
buiten zijn schuld niet aan de andere klasseringen heeft kunnen deelnemen.
Hieronder valt te verstaan:
- langdurig verblijf in het buitenland zijnde geen vakantie;
- ziekte of:
- gedwongen afwezigheid.
4.5 De hoogste score geschoten op een van de klasseringswedstrijden telt als klassering
voor het volgende wedstrijdseizoen.
4.6 Een klassering is 3 jaar geldig.
HOOFDSTUK 5. MERKEN VAN SCHIETSCHIJVEN
Zie hiervoor SWR Deel I, hoofdstuk 11.
HOOFDSTUK 6. SCORES BIJ TEAMS
6.1 Mocht ook dit identiek zijn, dan wint het hoogste aantal tellende schoten in elke
ring vanaf de hoogste waarde.
HOOFDSTUK 7. WAPENS EN MUNITIE
7.1 Gebruik door derden:
7.1.1 Bij Nederlandse wedstrijden mag gebruik worden gemaakt van wapens die geen
persoonlijk eigendom zijn van de schutter, behalve wanneer het selectie-wedstrijden
betreft met als doel uitzending naar en deelname aan internationale
MLAIC-wedstrijden.
7.1.2 Bij Nederlandse kampioenschappen mag een wapen in één discipline door
meerdere schutters, met inachtneming van het gestelde in 7.1.1, gebruikt worden.
7.2 Bij Nederlandse wedstrijden worden de wapens onderscheiden in twee onderdelen:
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VII, 06-05-2021, pagina 8
7.2.1 - Voorlaadwapens, zijnde wapens welke worden geladen via de voorzijde van
de loop en:
7.2.2 - Achterlaadwapens, zijnde wapens welke door middel van een grendel of
andere vorm van een afsluiting via de achterzijde van de loop kunnen
worden geladen. Alleen fabrieksmatige wijzigingen in replica’s aan het
afvuur-mechanisme, welke zijn toegepast om de veiligheid van het wapen
te bevorderen, zijn toegestaan.
7.3 Deze wapens kunnen zowel worden geladen met los kruit en een los projectiel als
met een eenheidspatroon, waarin projectiel, kruit en ontsteking tot een geheel zijn
samengevoegd. Achterladers dienen van een modeljaar vóór 1900 te zijn en
ontworpen voor het gebruik van zwart kruit (patronen) en hun vorm ongewijzigd
te hebben behouden. De te gebruiken munitie moet eveneens van een model van
vóór 1900 zijn en gebruikt zijn in het type wapen waarmee geschoten wordt.
Kogelvorm vrij; alleen van lood, naar origineel model en eventueel voorzien van
een papieromwikkeling c.q. paper patch. Het gebruik van mantelkogels en/of gas-
checks is niet toegestaan.
7.4 Originele vuurwapens:
7.4.1 Een origineel vuurwapen is:
7.4.1.1 Een vóór 1945 vervaardigd en geheel ongewijzigd origineel antiek
voorlaadvuurwapen met originele kolf, loop en slot, en richtmiddelen naar origineel
model.
7.4.1.2 Een vóór 1945 vervaardigd en model van vóór 1900 origineel en geheel
ongewijzigd antiek achterlaadgeweer met originele kolf, systeemkast, loop en slot,
en richtmiddelen naar origineel model ontworpen voor het gebruik van zwart kruit
(patronen).
7.4.2 Als oorspronkelijk worden ook beschouwd de zogenaamde arsenaal-ombouwen
van de ontstekingsvorm, bijvoorbeeld: van vuursteenontsteking naar per-
cussieontsteking.
7.4.3 Het deelnemen met originele wapens aan het onderdeel Replica is niet toegestaan
met hetzelfde wapen als waarmee ook het onderdeel Origineel geschoten wordt.
7.4.4 Indien met hetzelfde wapen zowel de discipline Militair als de discipline Vrij wordt
geschoten, dient eerst de discipline Militair geschoten te worden.
7.4.5 Gebruik van een (veiligheids)bril is verplicht.
7.5 Replica's:
7.5.1 Alle vuurwapens die zijn vervaardigd na de onder 7.4.1.1. en 7.4.1.2. genoemde
data vallen in dit reglement onder de replica's.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VII, 06-05-2021, pagina 9
HOOFDSTUK 8. KLEIDUIVENSCHIETEN
8.1 Dit geschiedt geheel conform de MLAIC-reglementen.
HOOFDSTUK 9. KANONSCHIETEN
9.1 Disciplines:
9.1.1 61 Kartouw:
Elk type gladloops(miniatuur) kanon met lont-ontsteking met een maximale
inwendige looplengte van 750 mm inclusief de kamer, kaliber maximaal 40 mm.
Schietafstand: 25 meter.
9.1.2 62 Bombarde:
Elk type gladloops(miniatuur) kanon met lont-ontsteking met een maximale
inwendige looplengte van 750 mm inclusief de kamer, kaliber maximaal 40 mm.
Schietafstand: 50 meter.
9.2 Algemeen reglement voor het kanonschieten:
9.2.1 --
9.2.2.1 Alle handelingen zoals: opstellen, het laden van elk schot, het poetsen, het richten,
het plaatsen van pankruit en lont en het afvuren gebeuren alleen op bevel van de
baancommandant.
9.2.2.2 De schutter mag tijdens de voor het schieten beschikbare tijd geen hulp van derden
ontvangen. Behalve de baanofficials mag tijdens de wedstrijd niemand de schutter
aanspreken.
9.2.2.3 Het opvullen van de ruimte tussen de baanzool en de wielen van de affuit t.b.v. het
richten is niet toegestaan. De affuit, al dan niet voorzien van wielen, moet direct op
de baanzool dan wel op de grond van het verhoogde plateau zijn opgesteld.
9.2.2.4 Fixatie van de wielen door aandraaien van de wielbouten is verboden
9.2.2.5 Fixatie van de wielen door middel van keggen is verboden.
9.2.2.6 Het kanon moet een vrije terugloop hebben, ook als origineel een teruglooprem
wordt toegepast.
9.2.2.7 Ingraven van één der wielen is verboden, alleen voor egalisatie mag er ondergrond
verwijderd worden, echter zodanig dat de vrije uitloop gewaarborgd wordt.
9.2.3. Het aantal schoten is 4, geen proefschot.
9.2.3.1 De schietafstand bedraagt 25 of 50 meter.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VII, 06-05-2021, pagina 10
9.2.3.2 De serie van 4 schoten is in verband met de veiligheid niet aan tijd gebonden.
9.2.4 --
9.2.5 --
9.2.6.1 --
9.2.6.2 Bij kanonnen met een maximaal kaliber tot 60 mm is het gebruik van een
insteekloop om tot het toegelaten kaliber te komen, toegestaan.
9.2.6.3 --
9.2.6.4 De schietbuis is inwendig glad geboord. Het gebruik van lopen die zijn voorzien
spiraalvormige dan wel rechte trekken en velden is niet toegestaan.
9.3 Lading:
9.3.1.1 De lading mag uitsluitend bestaan uit zwart kruit waarbij de maximale hoeveelheid
zwart kruit per schot niet meer mag zijn dan 500 grain c.q. 32,4 gram (1 grain =
0,0648 gram).
9.3.1.2 De in een kanon toe te passen lading moet in verhouding tot het kaliber van het
wapen staan.
9.3.2 Men is verplicht te laden vanuit van te voren gereed gemaakte containers,
bevattende de lading voor één schot.
9.3.3 De kruithoorn voor pankruit mag niet meer dan 16,2 gram (250 grain) zwart kruit
bevatten; deze kruithoorn mag uitsluitend gebruikt worden om een weigering te
verhelpen.
9.3.4 Er mogen uitsluitend rondkogels van lood gebruikt worden.
9.3.5 Het is verplicht de loop na ieder schot vochtig te poetsen, om na smeulende resten
te doven.
9.4 Overige voorschriften kanonschieten.
9.4.1 Het stuk (schietbuis + affuit) moet steeds in goede staat van onderhoud verkeren.
9.4.2 De schietbuis dient door een officieel erkende instantie te worden gekeurd
(beschoten) en te zijn voorzien van een keuringsstempel.
9.4.3 De schietbuis moet zodanig op de affuit zijn bevestigd dat bij het afgaan van het
schot de schietbuis op de affuit blijft liggen.
9.4.4 --
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VII, 06-05-2021, pagina 11
9.4.5 Het schieten moet steeds plaats vinden onder leiding en verantwoordelijkheid van
een deskundige schietmeester (baancommandant), waarbij de instructie van de
schietmeester met betrekking tot de veiligheid moet worden opgevolgd.
9.4.6 --
9.4.7 Er mag uitsluitend worden geschoten met schietbuizen met een kaliber tot
maximaal 40 mm, onder gebruikmaking van ronde, loden projectielen; de maximale
hoeveelheid zwart kruit per schot mag niet meer dan 500 grain (1 grain = 0,0648
gram) zijn.
9.4.8 Tijdens het schieten moet een onveilige zone in acht genomen worden zoals
hieronder is aangegeven. Tijdens het afvuren mag men zich niet in de onveilige
zone van het kanon bevinden. Dit is voor de schietbuis van het kanon en boven
het zundgat van het kanon.
9.4.9 Indien de schietbaan is voorzien van een zandkogelvanger, hoog tenminste 4,75 m
kan de diepte van de onveilige zone worden teruggebracht tot 500 meter.
9.4.10 Indien een stuk niet op de baanzool maar op een (verhoogd) plateau is opgesteld
dient, ook bij een baan met een kogelvanger, een onveilige zone van 1000 meter te
worden aangehouden.
9.4.11 Uitzondering:
Wanneer het hoogteverschil tussen het plateau en de bovenzijde van de
kogelvanger tenminste 4,75 meter bedraagt, kan de diepte van de onveilige zone
worden teruggebracht tot 500 meter.
9.4.12 Rondom de onveilige zone moeten waarschuwingsborden zijn geplaatst met het
opschrift; "Schietterrein; het achter dit bord gelegen terrein is levensgevaarlijk
wegens schietoefeningen wanneer op dit bord een rode vlag is geplaatst"; deze tekst
moet in rood zijn aangegeven op een witte achtergrond; de hoogte van de letters
"Schietterrein" moet tenminste 80 mm zijn.
9.4.13 Er mag niet worden geschoten indien zich iemand binnen de onveilige zone
bevindt.
9.4.14 Bij het schieten op een schermenbaan behoeft geen onveilige zone in acht
genomen te worden.
9.4.15 Er mag uitsluitend geschoten worden op zachte doelen.
9.4.16 Er mag uitsluitend op de baanas worden geschoten.
9.4.17 Vóór aanvang van de schietoefening dient door de schietmeester te worden
gecontroleerd of:
a. de affuit horizontaal (op de baanzool) is opgesteld;
b. het stuk globaal in de hoofdschootsrichting is gericht;
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VII, 06-05-2021, pagina 12
c. bij een schietbaan, voorzien van een kogelvanger, een rechtstreeks schot
niet langs de kogelvanger kan gaan.
9.4.18 Indien met meerdere stukken tegelijk wordt geschoten dienen de stukken op één
lijn te zijn opgesteld in volgorde van kaliber. Het kleinste kaliber op de meest linkse
of rechtse baan. Het ontsteken dient van klein naar groot te geschieden.
9.4.19 Na het laden en richten dienen alle brandbare zaken (kruit en lont) achter het
kanon te worden opgeborgen.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VIII, 01-10-2018, pagina 1
DEEL VIII - JUNIORENREGLEMENT
POSTBUS 303, 3830 AJ LEUSDEN
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VIII, 01-10-2018, pagina 2
INHOUD DEEL VIII JUNIORENREGLEMENT Hoofdstuk 1 Toepassingen Hoofdstuk 2 Uitrusting en munitie Hoofdstuk 3 Wedstrijdreglement Hoofdstuk 4 Wedstrijddeelname
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VIII, 01-10-2018, pagina 3
HOOFDSTUK 1. TOEPASSINGEN 1.0 Toepassingen: 1.1 Er wordt geschoten volgens het ISSF- (International Shooting Sport Federation)
reglement voor zover dit kan worden toegepast en er in dit junioren-reglement geen afwijkende regels zijn vermeld.
1.2 Indien het ISSF-reglement en/of het junioren-reglement geen uitkomst bieden,
gelden deel I, II, III en VI van het KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement. In alle overige gevallen beslissen de desbetreffende LTC's in overleg met de wedstrijdleiding en/of jury.
1.3 Dit reglement is van toepassing voor alle junioren. 1.4 Junioren worden ingedeeld naar leeftijd in de volgende categorieën: D -junioren : 12 jaar en jonger C -junioren : 13 tot en met 14 jaar B -junioren : 15 tot en met 17 jaar A -junioren : 18 tot en met 20 jaar Voorafgaande aan wedstrijden kan besloten worden om juniorencategorieën te
combineren. 1.5 De indeling van categorieën is geregeld in het Schiet- en Wedstrijdreglement deel I
Algemene Bepalingen. HOOFDSTUK 2. UITRUSTING EN MUNITIE 2.0 Uitrusting en munitie: 2.1 De regels voor de wapens en schietsportuitrusting staan vermeld in het
ISSF-reglement. 2.2 Voor luchtdrukwapens mogen uitsluitend loden kogeltjes kaliber 4,5 mm, model
"diabolo", met platte voorkant, worden gebruikt. 2.3 Voor kleinkaliber-geweren mogen uitsluitend kleinkaliber randvuur-patronen van het
kaliber .22 LR (5,6 mm) met een kogel van lood of een ander zacht materiaal, worden gebruikt.
2.4 Het gebruik van High Speed-/Velocity- of lichtspoor-patronen is verboden.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VIII, 01-10-2018, pagina 4
HOOFDSTUK 3. WEDSTRIJDREGLEMENT 3.0 Wedstrijdreglement: 3.1 Voor de D- en C-junioren opgelegd en C- en B-junioren vrije houding (Luchtgeweer
en Luchtpistool): Luchtgeweer Liggend : 40 schoten Luchtgeweer Staand : 40 schoten Luchtgeweer Knielend : 40 schoten Luchtgeweer 3 Houdingen : 3 x 20 schoten Luchtgeweer Opgelegd : 40 schoten Luchtpistool : 40 schoten Luchtpistool Opgelegd : 40 schoten 3.2 De in artikel 3.1 vermelde bepalingen gelden voor zowel Dames als Heren. 3.3 Toegestane tijd: Voor 40 schoten : 75 minuten inclusief proefschoten. Voor 3 x 20 schoten : 150 minuten inclusief proefschoten. 3.4 Voor de A-junioren: Dames (Luchtgeweer en Luchtpistool): Luchtgeweer Liggend : 40 schoten Luchtgeweer Staand : 60 schoten Luchtgeweer Knielend : 40 schoten Luchtgeweer 3 Houdingen : 3 x 20 schoten Luchtpistool : 40 schoten 3.5 Toegestane tijd: Voor 40 schoten : 75 minuten inclusief proefschoten. Voor 60 schoten : 150 minuten inclusief proefschoten. Voor 3 x 20 schoten : 150 minuten inclusief proefschoten. 3.6 Voor de A-junioren: Heren (Luchtgeweer en Luchtpistool): Luchtgeweer Liggend : 40 schoten Luchtgeweer Staand : 60 schoten Luchtgeweer Knielend : 40 schoten Luchtgeweer 3 Houdingen : 3 x 20 schoten Luchtpistool : 60 schoten 3.7 Toegestane tijd: Voor 40 schoten : 75 minuten inclusief proefschoten. Voor 60 schoten : 105 minuten inclusief proefschoten. Voor 3 x 20 schoten : 150 minuten inclusief proefschoten.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel VIII, 01-10-2018, pagina 5
3.8 Voor de A-junioren: (Klein Kaliber Geweer): Liggend : 60 schoten Knielend : 60 schoten 3 Houdingen : 3 x 20 schoten 3.9 De in 3.8 vermelde bepalingen gelden voor zowel Dames als Heren. 3.10 Toegestane tijd: Voor 60 schoten : 90 minuten inclusief proefschoten. Voor 3 x 20 schoten : 150 minuten inclusief proefschoten. Voor 60 schoten 12 meter knielend : 115 minuten inclusief proefschoten. HOOFDSTUK 4. WEDSTRIJDDEELNAME 4.0 Wedstrijddeelname: 4.1 Deelname in een junioren-team: een team bestaat uit drie (3) junioren welke zijn
ingedeeld in dezelfde categorie. 4.2 In een junioren-team mogen alleen junioren worden opgesteld die aan de individuele
wedstrijd deelnemen. Het individuele resultaat telt tevens voor het team-resultaat.
POSTBUS 303, 3830 AJ LEUSDEN
DEEL IX
TARGET SPRINT
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IX, 09-05-2017, pagina 2
INHOUD DEEL IX TARGET SPRINT Hoofdstuk 1 Reglementen en toepassingen Hoofdstuk 2 Wedstrijdofficials Hoofdstuk 3 Wedstrijden Hoofdstuk 4 Terrein- en parcoursinrichting Hoofdstuk 5 Schietbaan en schijven Hoofdstuk 6 Organisatie van de wedstrijden Hoofdstuk 7 Wapens en uitrusting Hoofdstuk 8 Training en inschieten Hoofdstuk 9 Vervangen van geweer(onderdelen), reparaties en hulp Hoofdstuk 10 Beschieten van de schijven tijdens de wedstrijd Hoofdstuk 11 Finish, wedstrijdtijd en resultaten Hoofdstuk 12 Disciplinaire bepalingen
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IX, 09-05-2017, pagina 3
HOOFDSTUK 1. REGLEMENTEN EN TOEPASSINGEN 1.1 In gevallen waarin dit reglement niet voorziet is van toepassing deel I en II van het
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement. 1.2 De start bij een wedstrijd vindt massaal plaats voor alle deelnemende sporters, waarbij
het aantal deelnemers per serie is gerelateerd aan het aantal beschikbare schietpunten. De organisatie dient ernaar te streven zoveel mogelijk sporters uit dezelfde categorie in een serie te laten deelnemen.
1.3 De ranglijst wordt gerangschikt aan de hand van de tijd waarop door de sporters de
finish wordt gepasseerd, onder voorbehoud van eventuele straffen of bijstelling in tijd. 1.4 Bij de start wordt het startsignaal gegeven met behulp van een startpistool, een vlag of
een combinatie van beide. 1.5 Wanneer een sporter door eigen schuld te laat bij de start is, mag hij starten, maar
wordt de tijd gemeten vanaf het moment dat hij had moeten starten volgens de startlijst. Wanneer hij echter door overmacht te laat aan de start verschijnt, wordt de tijd opgenomen door de wedstrijdjury.
1.6 Wanneer een valse start wordt gemaakt moeten de daarvoor verantwoordelijke
wedstrijdleider en officials de sporters aan het eind van de 50-meterzone laten stoppen. Hierna moet opnieuw worden gestart.
1.6.1 De sporter die de derde valse start in een en dezelfde serie veroorzaakt, krijgt een
tijdstraf van 30 seconden. De tijdstraf-regeling van 30 seconden zal na de derde valse start voor iedere sporter gelden die een valse start veroorzaakt.
1.7 De sporters dienen de gehele afstand van het desbetreffende wedstrijdparcours, in de
juiste volgorde en richting, af te leggen. 1.8 Wanneer een sporter ziet dat een andere sporter een ongeval heeft of heeft gehad,
dient hij dat bij de volgende controlepost te melden. 1.9 Wanneer een sporter zich terugtrekt uit de wedstrijd voordat de finish wordt bereikt,
dient hij dat aan de eerste official die hij tegenkomt te melden bij wie hij het startnummer dient in te leveren.
1.10 Het is verboden om andere sporters te hinderen. Daarbij is het onbelangrijk of het
hinderen expres of per ongeluk gebeurt. Hinderen van deelnemers aan de wedstrijd kan tot diskwalificatie leiden.
1.11 Het geweer wordt door de sporter tijdens het lopen niet meegenomen, maar wordt
direct na de schietbeurt in het geweerrek gezet. De schietpunten worden door de organisatie volgens planning toegewezen. Tijdens de wedstrijd wordt er niet van schietpunt gewisseld en dient het wapen te allen tijde ongeladen, veiliggesteld en met de loop omhoog in het geweerrek te worden weggezet. Het vervoer van en naar het geweerrek geschiedt uitsluitend in een gesloten koffer of foedraal. Het openen van de
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IX, 09-05-2017, pagina 4
koffer op een andere locatie dan het schietpunt is alleen toestaan na toestemming van een official.
1.12 De sporters schieten steeds nadat zij de voorgeschreven deelafstand hebben afgelegd,
met uitzondering van het laatste gedeelte van het loopparcours, dat eindigt bij de finish.
1.12.1 De sporter is verplicht de vastgestelde looprichting op de schietbaan aan te houden. 1.13 De sporter moet vrij en zonder ondersteuning staan. Alleen de handen, schouder,
wang en het aan de schouder grenzende deel van de borst mag het geweer aanraken.
1.14 Voor iedere schietronde krijgt de sporter de beschikking over een onbeperkt aantal diabolokogels. Het is de sporter vrij om eigen kogels te gebruiken.
HOOFDSTUK 2. WEDSTRIJDOFFICIALS 2.1 Voor elke wedstrijd wordt een Jury aangesteld, die voor alle op het evenement
betrekking hebbende zaken beslissingsbevoegdheid heeft. 2.2 Bij wedstrijden conform het SWR deel I, artikel 2.1, lid c, d, g en h, moet de
wedstrijdjury bestaan uit de drie (3) volgende leden:
Een lid van de LTC dan wel DTC als voorzitter De vertegenwoordiger van de organisatie van de wedstrijd De door de organisatie benoemde extern deskundige
2.2.1 De samenstelling van de Jury wordt door de LTC dan wel de DTC bepaald. Bij
wedstrijden op Districts- en Afdelingsniveau bepalen de Voorzitter DTC en de vertegenwoordigers van de organisatie de samenstelling van de Jury.
2.3 Beslissingen van de Jury worden genomen door de desbetreffende voorzitter, in
overleg met de twee overige leden. 2.4 De Jury neemt beslissingen met betrekking tot de organisatie van de wedstrijden en alle
daarmee verband houdende zaken om zodoende een eerlijk verloop van de wedstrijd en correct gedrag zeker te stellen. De Jury legt straffen op bij door de Baancommandanten geconstateerde overtredingen van reglementen, evenals bij door hen zelf geconstateerde overtredingen. Daarboven waarborgt de Jury de tijdwaarneming en beslist in die gevallen waarin de desbetreffende reglementen niet voorzien.
2.5 De voor een wedstrijdevenement in te stellen Jury dient niet later dan één dag voor de
wedstrijd benoemd te worden. 2.6 De Jury moet, wanneer dat nodig is, op de kortst mogelijke termijn op aanwijzing van
de Voorzitter bijeenkomen.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IX, 09-05-2017, pagina 5
2.6.1 De Jury moet, na het bekend worden van de resultaten, nog ter beschikking blijven om uitspraken te kunnen doen.
2.7 Voordat de Jury een straf uitspreekt, moet de betrokken sporter de gelegenheid krijgen
om de toedracht vanuit zijn oogpunt te geven. 2.7.1 Tegen de beslissing van de Jury kan geen beroep worden aangetekend. HOOFDSTUK 3. WEDSTRIJDEN 3.1 Loopgedeelte
Een ronde dient 400 meter (+/- 50 meter) te zijn en vrij van obstakels. De richting van het parcours dient duidelijk te worden aangegeven. Het start- en finish-punt moet op een vlak onderdeel van het loopparcours zijn opgezet en voldoende breed zodat meerdere sporters naast elkaar kunnen finishen. Bezoekers en media dienen te allen tijde zicht te hebben op de sporters in de serie.
3.2 Schietgedeelte
Er wordt alleen in de staande houding geschoten. Een treffer is gemaakt wanneer de sporter door middel van een schot het zwarte doel heeft geraakt en vervolgens de schietschijf geheel wit is. De sporters mogen het schietpunt pas verlaten nadat er vijf (5) treffers gemaakt zijn en alle zwarte doelen wit zijn. Er is geen beperking in het maximale aantal schoten of tijd dat een sporter nodig heeft.
3.2.1 De organisatie is om organisatorische redenen vrij om, in afwijking van artikel 3.2, een
maximumaantal schoten of een maximale tijdsduur per schietbeurt te bepalen. 3.3 Categorieën
Categorie-indeling Leeftijd Masters II 65 jaar en ouder Masters I 50 tot en met 64 jaar Senioren II Heren 35 tot en met 49 jaar Senioren II Dames 35 tot en met 49 jaar Senioren I Heren 21 tot en met 34 jaar Senioren I Dames 21 tot en met 34 jaar Junioren-A Heren 18 tot en met 20 jaar Junioren-A Dames 18 tot en met 20 jaar Junioren-B Heren 14 tot en met 17 jaar Junioren-B Dames 14 tot en met 17 jaar Junioren-C 12 tot en met 13 jaar Junioren-D 12 jaar en jonger
Het is sporters in de categorie Junioren-C en Junioren-D toegestaan om opgelegd te schieten (voor verdere bepalingen zie SWR Deel II – Luchtgeweer).
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IX, 09-05-2017, pagina 6
3.4 Bij alle wedstrijden krijgen de sporters door loting, onwillekeurig met de hand dan wel met behulp van een computer-programma, een startnummer toegewezen. De loting wordt gedaan onder verantwoordelijkheid van de Jury.
3.5 Elke vorm van begeleiding op de schietbaan, inclusief vanuit een tien (10) meter breed
gebied, zowel links als rechts van de schietbaan, is verboden. 3.5.2.2 Tijdens de wedstrijden is de organisatie verplicht de sporters de gelegenheid te geven
het parcours te verkennen. 3.5.2.3 Tussen 50 meter vóór de schietbaan en 50 meter na de schietbaan en de laatste 50
meter vóór de finish, is het verboden om naast de sporter mee te lopen. 3.5.3 De Speaker brengt vóór aanvang van de wedstrijd de toeschouwer van deze regels op
de hoogte en waarschuwt dat overtreding van deze regels tot verwijdering kan leiden. 3.5.3.1 Bij overtredingen door begeleiders kunnen disciplinaire maatregelen genomen worden. 3.5.4 Binnen het daarvoor aangemerkte gebied van parcours en schietbaan mogen zich uitsluitend de deelnemende sporters en officials bevinden. HOOFDSTUK 4. TERREIN- EN PARCOURSINRICHTING 4.1 Het wedstrijdterrein is dat gebied waarin de wedstrijden worden gehouden. Het
wedstrijdterrein bestaat uit de schietbaan en het loopparcours. Binnen dit gebied bevinden zich het start- en finishgebied, de schietbaan, het gedeelte voor het publiek en de voor de organisatie benodigde behuizing.
4.1.1 Het terrein moet technisch zo geconditioneerd zijn, dat op basis van deze reglementen
alle wedstrijden daar gehouden kunnen worden. 4.1.2 Het wordt aanbevolen de wedstrijden op een atletiekbaan te houden waarbij het
schietgedeelte in de directe nabijheid van de loopronde gepositioneerd is. 4.2 De loopronde en de schietbaan moeten dicht bij elkaar aangelegd worden, zodat deze
voor de toeschouwers goed te aanschouwen is. Start en finish, schietbaan en andere kritieke punten in het parcours moeten dusdanig worden beveiligd, dat de sporters niet gehinderd kunnen worden en niet verkeerd kunnen lopen. Ten behoeve van de sporters en de wedstrijdofficials moet er voldoende bewegingsvrijheid zijn, evenals voor begeleiders, pers, fotografen en toeschouwers.
4.3 In de nabijheid van de accommodatie, moet een wedstrijdbureau of dergelijke ingericht
worden. Dit bureau moet gedurende de wedstrijddag geopend zijn en moet als officiële verbinding dienen tussen sporters en de organisatie. In dit bureau moeten de sporters hun meldingen ten behoeve van de wedstrijd kunnen doorgeven en informatie over het evenement en de wedstrijden kunnen ophalen.
4.4 Het startgebied moet bij alle wedstrijdvormen vlak zijn en goed te zien voor
toeschouwers. De startlijn moet haaks op de looprichting aangelegd zijn.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IX, 09-05-2017, pagina 7
4.6 Tijdens een Nederlands Kampioenschap moet in het startgebied ten behoeve van de
wedstrijd een klok aanwezig zijn, die zo moet worden opgesteld, dat deze vanuit de startlijn goed leesbaar is. De klok en het startsignaal moeten synchroon lopen.
4.7 De plaats voor de controle van de uitrusting dient in de nabijheid van de start ingericht
te worden. 4.8 Het parcours moet dusdanig breed zijn, dat inhalen zonder problemen kan geschieden. HOOFDSTUK 5. SCHIETBAAN EN SCHIJVEN 5.1 De schietaccommodatie is het gedeelte waarin tijdens wedstrijden het schieten
plaatsvindt. Zowel de doelen, als de schietpunten moeten voor het grootste gedeelte van de toeschouwers te aanschouwen zijn. De schietaccommodatie moet in een vlak gedeelte van het terrein worden aangelegd en aan de zijkant en achter de doelen voorzien zijn van bescherming ten behoeve van de veiligheid. De schietaccommodatie moet, met betrekking tot het loopparcours en de omgeving, zo ingebouwd zijn dat veiligheid voorop staat. Bovendien moet de schietaccommodatie bij voorkeur op het noorden gericht zijn.
5.2 De schietafstand bedraagt 10 meter (+/- 0,05 meter). 5.3 Het maximumaantal schietpunten dat opgebouwd mag worden is vijftien (15) van
ieder 1 meter breed en 1 meter diep. Het eerste en het laatste schietpunt dienen als reservebaan en worden alleen gebruikt indien er een defect geconstateerd is in de dertien (13) wedstrijdbanen. Ieder schietpunt moet duidelijk zijn gemarkeerd en voorzien van een nummer. Tussen ieder schietpunt is een geweerrek geplaatst met een capaciteit voor minimaal drie (3) geweren en een maximale breedte van één (1) meter.
5.4 Bij de training en de wedstrijd moeten de sporters van rechts de schietaccommodatie
inlopen en aan de linkerzijde verlaten. Hiervan kan worden afgeweken bij vaste schietaccommodaties.
5.5 Het schietpunt moet zich zo mogelijk op hetzelfde niveau bevinden als het niveau
waarop de wedstrijdschijven zijn opgesteld. 5.6 Aan de achterzijde van de schietpunten moet een afgeschermd gebied aangelegd
worden, dat zich uitstrekt over de gehele breedte van de schietaccommodatie. Toegang hebben alleen de sporters, officials en leden van de Jury. Direct daarachter moet een tweede, twee (2) meter breed afgeschermd gebied worden gemaakt waarin zich officials en het maximale door de organisatie toegestane aantal afgevaardigden van de media mogen bevinden. Dit gedeelte moet zo zijn gesitueerd dat de media goed zicht hebben op de schietpunten en de schijven.
5.6.1 Bij vaste schietaccommodaties moeten de plaatselijke mogelijkheden optimaal benut
worden.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IX, 09-05-2017, pagina 8
5.7 Het schietpunt is het gedeelte aan de achterzijde van de schietbaan, van waaruit de
sporters schieten. Het gehele, door de sporters tijdens de wedstrijd benutte gedeelte moet vlak zijn.
5.8 Bij de in- en uitgang van de accommodatie moet 10 meter vóór de meest linker- en de
meest rechter-schietbaan een duidelijke markering worden aangebracht. Deze markeringen geven de uiterste grenzen van de schietaccommodatie weer, waartussen geen informatie gegeven mag worden. De looproutes van de geweerrekken naar de diverse schietpunten en weer terug moeten zo veel mogelijk even lang zijn.
5.9 De schijven moeten parallel aan de vuurlijn, in een rechte lijn, geplaatst worden. 5.10 De schijf moet zo worden geplaatst, dat het middelste doel van de schijf zich in het
midden van de schietbaan bevindt. 5.10.1 Het hart van de schijf bevindt zich op een hoogte van 140 cm (+/- 10 cm). 5.11 Reservegeweren dienen duidelijk als zodanig te worden gekenmerkt. 5.12 Het finishgebied begint op het wedstrijdparcours aan de finishlijn en loopt tot het
begin van de keuringszone in het finishbureau. Dit gebied moet minstens 30 meter lang en 6 meter breed zijn. De laatste 50 meter van het parcours tot aan de finishlijn moet vlak zijn en ook 6 meter breed. In het finishgebied mogen zich alleen finishende sporters bevinden. De finishlijn moet haaks op het loopparcours gemarkeerd worden.
5.13 Grenzend aan het finishgebied moet een afgeschermd gebied ten behoeve van de pers
ingericht worden, zodat direct na de finish foto- en filmopnames gemaakt en interviews afgenomen kunnen worden.
5.14 Het aantal en soort van de te gebruiken wedstrijdschijven worden door de organisatie
vastgesteld. 5.14.1 Soorten schijven zijn:
Wedstrijd: metalen klapschijven Training en inschieten: metalen klapschijven
5.15 Bij klapschijven wordt een treffer aangeduid doordat door de kogel de klapschijf wordt
omgeduwd en er een wit plaatje te voorschijn komt. Bovendien kunnen de klapschijven simpel door het trekken aan een touw weer gebruiksgereed gemaakt worden voor de volgende schutter.
5.15.1 Metalen doelen moeten onder alle weersomstandigheden betrouwbaar functioneren.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IX, 09-05-2017, pagina 9
HOOFDSTUK 6. ORGANISATIE VAN DE WEDSTIJDEN 6.1 De organisatie is verantwoordelijk voor de algehele voorbereiding en de correcte
uitvoering van het evenement. 6.2 De LTC is verantwoordelijk voor de controle op de voorbereiding van de wedstrijd,
de organisatie, de schietbaan, het loopparcours en andere voorzieningen. De controle dient ruim vóór aanvang van de wedstrijd te worden gedaan, zodat veranderingen of verbeteringen nog mogelijk zijn.
6.3 De LTC heeft tegenover de organisatie de bevoegdheid opdrachten te geven inzake de
regelgeving en technische voorwaarden. 6.4 De LTC kan wedstrijdafhankelijke kleine afwijkingen van de reglementen toestaan,
met uitzondering van schietafstanden en schijfafmetingen, mits het doel van de reglementen niet wordt aangetast.
6.4.1 Deze veranderingen moeten aan alle deelnemers bekend worden gemaakt. Deze
veranderingen moeten tijdens de technische bespreking worden uitgelegd of verduidelijkt.
HOOFDSTUK 7. WAPENS EN UITRUSTING 7.1 De uitrusting omvat alles wat voor de wedstrijd wordt gebruikt. 7.2 De sporter is verplicht voorafgaand aan de start van de wedstrijd zijn uitrusting te
laten keuren. sporters mogen uitsluitend deelnemen met uitrusting die door de wedstrijdleiding is goedgekeurd.
7.3 Het laden en ontladen van het geweer mag niet automatisch gebeuren maar moet door
een handeling van de schutter plaatsvinden. 7.3.1 De trekkerdruk voor alle geweren is niet aan een minimum gebonden. 7.3.2 Het gebruik van een magazijn is toegestaan mits deze met maximaal één diabolo is
geladen. 7.4 Alleen loden kogeltjes kaliber 4,5 millimeter, model "diabolo" met platte voorkant, zijn
toegestaan. 7.5 sporters mogen uitsluitend schoeisel gebruiken waarmee de atletiekbaan betreden mag
worden.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IX, 09-05-2017, pagina 10
7.6 Voor het inschieten wordt een algemene controle van de uitrusting doorgevoerd. Gecontroleerd wordt:
Startnummer Kleding en schoeisel Het geweer wordt met het startnummer gemarkeerd
7.6.1 De sporters moeten zich uiterlijk 15 minuten vóór hun start in de startcontroleruimte
melden. HOOFDSTUK 8. TRAINING EN INSCHIETEN 8.1 De sporters en hun begeleiders moeten de gelegenheid krijgen zich op de wedstrijden
voor te bereiden. Voor dit doel dient de organisator, tijdens het NK, officiële trainingstijden vast te stellen en de sporters in de gelegenheid te stellen de geweren voor de wedstrijd in te schieten en zich op te warmen.
8.2 De Jury kan naar behoefte de gehele wedstrijdaccommodatie sluiten of de training
beperken tot bepaalde gedeelten van de accommodatie of tijden. 8.3 Voor een wedstrijd moet de wedstrijdaccommodatie minstens één maal vóór de eerste
wedstrijd vrijgegeven worden ten behoeve van verkenning en training, waarbij de accommodatie reeds wedstrijdklaar dient te zijn en de verkenning en/of training bij daglicht mogelijk moet zijn.
8.3.1 De inofficiële training is de tijdspanne waarin de organisator de training op de
accommodatie buiten de officiële training toestaat. Hierbij is het niet noodzakelijk dat de accommodatie wedstrijdklaar is. De organisatoren moeten voor de inofficiële training zoveel tijd als mogelijk ter beschikking stellen.
8.4 Vóór aanvang van een wedstrijd moeten de sporters in de gelegenheid worden gesteld
gedurende 10 tot 20 minuten (wordt bepaald door organisatie) het wedstrijdgeweer in te schieten. Het inschieten eindigt op zijn laatst 10 minuten vóór de eerste start. Het inschieten van de geweren waarvoor de wedstrijdschijven gebruikt mogen worden, moet op de schietaccommodatie plaatsvinden.
8.5 Tijdens de wedstrijddag mogen, ten behoeve van de warming-up vóór en tijdens de
wedstrijd, de door de wedstrijdleider vastgestelde delen alleen door de sporters die aan deze wedstrijd deelnemen in de looprichting benut worden. sporters mogen niet het loopparcours gebruiken voor de warming-up.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IX, 09-05-2017, pagina 11
HOOFDSTUK 9. VERVANGEN VAN GEWEER(ONDERDELEN), REPARATIES EN HULP 9.1 Wanneer een geweer gerepareerd dient te worden, kan de sporter dat zelf doen of zich
laten helpen door een wedstrijdfunctionaris. Indien het geweer niet gerepareerd kan worden, mag het worden geruild met het reservegeweer. De rest van de wedstrijd dient met het reservegeweer te worden geschoten.
9.2 Reservegeweren moeten bij de uitrustingscontrole gekeurd en gemerkt worden en vóór
aanvang van de wedstrijd in de daarvoor bestemde geweerrekken bij de schietpunten geplaatst te worden.
9.3 De sporter laat door het heffen van een hand zien dat zijn geweer vervangen dient te
worden. Hij wijst op zijn geweer en roept: "geweer vervangen" en noemt zijn naam. 9.4 Voor het repareren of ruilen van een geweer wordt geen tijdcompensatie gegeven. HOOFDSTUK 10. BESCHIETEN VAN DE SCHIJVEN TIJDENS DE WEDSTRIJD 10.1 Sporters mogen uitsluitend schoten afgeven op schijven waarvan het nummer
overeenkomt met het nummer van het schietpunt. 10.2 Wanneer een wedstrijdschijf niet functioneert, moet de sporter een andere schijf
worden toegewezen. De Jury bepaalt voor de verloren tijd een tijdcompensatie. 10.3 Wanneer op een wedstrijdschijf wordt geschoten waarop op dat moment een sporter
zijn wedstrijd schiet door een sporter van een andere baan, moet de incorrect schietende sporter onmiddellijk gestopt worden. Indien door de incorrect schietende sporter geen enkel doel is geraakt, kan de sporter zijn wedstrijd verder afschieten. Indien een doel wel is getroffen, dient de wedstrijdschijf opnieuw opgetrokken te worden en kan de sporter verdergaan met het schieten.
HOOFDSTUK 11. FINISH, WEDSTRIJDTIJD EN RESULTATEN 11.1 De eindtijd is het tijdstip waarop de sporter de finishlijn met één voet overschrijdt. 11.2 De wedstrijdtijd is die tijd in de wedstrijd aan de hand waarvan de plaats van een
sporter op de uitslagenlijst wordt bepaald. De tijd op de uitslagenlijst is inclusief de eventuele door de Jury opgelegde straffen en/of toegekende tijdcompensaties.
11.3 De finishtijd van de sporters is de tijd die tussen de start en finish ligt. 11.3.1 De eerste sporter die de finishlijn passeert is, onder voorbehoud van eventuele
straffen, de winnaar. Deze finish geldt evenzeer voor de plaatsing van de navolgende sporters.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IX, 09-05-2017, pagina 12
11.4 Wanneer twee of meer sporters bij een wedstrijd dezelfde wedstrijdtijd hebben, worden zij in de uitslagenlijsten als zodanig verwerkt.
11.5 De tijdwaarneming moeten tot op 0,1 seconden worden geregistreerd. 11.6 De resultaten zijn het bewijs van een prestatie door een sporter in een wedstrijd. De
organisator is verplicht de resultaten op papier vast te leggen en voldoende te verdelen. De lijsten met eindresultaten dienen de volgende informatie te bevatten:
11.6.1 Algemene informatie:
Plaats van de wedstrijd Tijd en datum van de wedstrijd Wedstrijdparcours en weersomstandigheden Namen van de Juryleden en indien van toepassing de technisch gedelegeerde Handtekening van de wedstrijdleider Aantal aangemelde sporters en aantal sporters dat de wedstrijd heeft uitgelopen Aantal sporters dat niet is gestart Opmerkingen over opgelegde straffen
11.6.2 Ranglijsten:
Plaatsingen van alle gestarte sporters Startnummers Namen, voornamen Vereniging, organisatie Looptijden tot op 0,1 seconde nauwkeurig Totaaltijd
11.7 Dit resultaat geeft de tussenstand weer tijdens de wedstrijd. 11.7.1 De voorlopige uitslag is het eerste officiële resultaat van de wedstrijd dat door de
organisatie, na de finish van de laatste sporter, bekend wordt gemaakt. Voorlopige uitslagen gelden altijd onder voorbehoud van protesten en moeten in het finishgebied en het wedstrijdbureau zo spoedig mogelijk na de finish van de laatste sporter worden openbaar gemaakt en opgehangen. Het tijdstip van het uitbrengen van deze lijst moet op de lijst worden aangegeven.
11.7.2 Het openbaar maken van de voorlopige uitslagen moet algemeen bekend worden
gemaakt. 11.7.3 Na publicatie van de voorlopige uitslagenlijst heeft iedere deelnemer 15 minuten om
bij de Jury protest in te dienen. 11.7.4 De einduitslagen zijn de onherroepelijk officiële uitslagen van een wedstrijd. Zij
worden, direct na afloop van de protesttijd of nadat de Jury over een protest heeft beslist, openbaar gemaakt.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel IX, 09-05-2017, pagina 13
HOOFDSTUK 12. DISCIPLINAIRE BEPALINGEN 12.1 Sporters worden bij overtredingen van de reglementen, op grond van incorrect en
onsportief gedrag of overtredingen van de veiligheidsbepalingen tijdens training en wedstrijd, bestraft. Straffen kunnen alleen door de Jury worden opgelegd.
12.2 Een sporter of begeleider wordt bij een overtreding van regels waarvoor geen
disciplinaire maatregelen zijn bepaald, bestraft met een waarschuwing. 12.3 Een tijdstraf van één (1) minuut wordt opgelegd:
aan de sporter die een andere sporter die aanzet om in te halen, hindert; voor iedere niet gelopen honderd (100) meter, die gelopen had moeten worden ten
behoeve van het af te leggen parcours; de niet gelopen meters zullen per honderd (100) naar boven afgerond worden;
Indien een sporter op een schijf schiet die niet overeenkomst met zijn schietpunt (kruisvuur).
12.3.1 Diskwalificatie wordt opgelegd bij:
het aannemen van niet toegestane hulp; het ontduiken van de startcontrole; deelname aan de wedstrijd met een niet volgens de voorschriften gemerkt geweer ontoelaatbare verandering aan het wapen na de controle en markering bij de
startcontrole; deelname aan de wedstrijd met een niet met de startlijst overeenkomstig
startnummer; afwijken van de gemarkeerde looproute of het lopen van een verkeerde route,
waardoor een tijdvoordeel ontstaat, of het lopen van loopgedeelten in de verkeerde richting of volgorde;
het niet dragen van het geweer met de loop omhoog gericht; het hinderen van andere sporters op de route of op de schietaccommodatie door
ernstige vormen van storen; volharden in een niet toegestane schiethouding, nadat de sporter daarover werd
aangesproken; overtreden van de veiligheidsbepalingen bij het schieten of ernstige overtreding van
andere veiligheidsregels; niet volgen van de voorgeschreven volgorde van het schieten.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel X, versie 01-10-2018, pagina 1
DEEL X
GEHANDICAPTENREGLEMENT
POSTBUS 303, 3830 AJ LEUSDEN
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel X, versie 01-10-2018, pagina 2
INHOUD DEEL X GEHANDICAPTENREGLEMENT Hoofdstuk 1 Toepassingen Hoofdstuk 2 Uitrusting en munitie Hoofdstuk 3 Wedstrijdreglement Hoofdstuk 4 Wedstrijddeelname Hoofdstuk 5 Classificatiekeuringen Hoofdstuk 6 Speciale voorzieningen schietbaan Hoofdstuk 7 Visueel gehandicapten
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel X, versie 01-10-2018, pagina 3
HOOFDSTUK 1. TOEPASSINGEN 1.1 Er wordt geschoten volgens het ISSF- (International Shooting Sport Federation) en het
WSPS- (World Shooting Para Sport) reglement, voor zover dit kan worden toegepast en er in dit gehandicaptenreglement geen afwijkende regels zijn vermeld.
1.2 Indien het ISSF- en het WSPS-reglement en/of het Gehandicaptenreglement geen
uitkomst bieden, gelden deel I, II, III en VI van het KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement. In alle overige gevallen beslissen de desbetreffende LTC’s in overleg met de wedstrijdleiding en/of jury.
1.3 Dit reglement is van toepassing op alle gehandicapte schutters die uitkomen in één van de
disciplines voor gehandicapten. 1.4 Gehandicapte schutters worden binnen enige discipline ingedeeld op grond van hun
Classificatie (zie voor specificaties de WSPS Classification Rules and Regulations):
SH1 Geweer- en Pistoolschutters die in staat zijn het gewicht van hun wapen gedurende de wedstrijd zonder hulp te dragen.
SH2 Geweerschutters die niet in staat zijn het gewicht van een geweer gedurende de wedstrijd zonder hulp te dragen en een schietstandaard nodig hebben. SH3 Schutters met een visuele handicap.
En vervolgens naar leeftijd en geslacht in de volgende categorieën: - Veteranen : 55 jaar en ouder - Senioren : 21 tot en met 54 jaar - Junioren : tot 21 jaar
1.5 De indeling op grond van Classificatie is geregeld in de WSPS Technical Rules and
Regulations en WSPS Classification Rules and Regulations. 1.6 Schutters met de classificatie NE (non eligible) nemen deel als valide schutter en mogen
daarbij gebruik maken van het attribuut waarvoor dispensatie verleend is. Het desbetreffende attribuut moet vermeld zijn op de classificatiepas.
HOOFDSTUK 2. UITRUSTING EN MUNITIE 2.1 De regels voor de wapens en schietsportuitrusting en hulpmiddelen staan vermeld in het ISSF-reglement, alsmede de WSPS Technical Rules and Regulations en de WSPS
Classification Rules and Regulations. 2.2 De regels voor het gebruik van munitie staan vermeld in de daarvoor van toepassing zijnde ISSF-reglementen.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel X, versie 01-10-2018, pagina 4
HOOFDSTUK 3. WEDSTRIJDREGLEMENT 3.0 Wedstrijdreglement: 3.1 Indien de baancommandant van mening is dat de gehandicapte schutter niet goed op zijn
baan kan schieten, zonder gevaar voor anderen op te leveren, zal hij in eerste instantie trachten de schutter te verplaatsen naar een meer geschikte baan. Indien dat niet mogelijk is kan hij besluiten de desbetreffende schutter uit te sluiten van verdere deelname.
3.2 Voor gehandicapte schutters met de classificatie SH1 en SH2 zijn de volgende disciplines
met bijbehorend aantal schoten vastgesteld:
Voor de tijdsindeling zie het Schiet- en Wedstrijdreglement deel I Algemene Bepalingen.
Wapengroep
Disciplines Schoten
Luchtgeweer Luchtgeweer staand SH1, Luchtgeweer staand SH2, Luchtgeweer liggend SH1, Luchtgeweer liggend SH2, Luchtgeweer knielend SH1, Luchtgeweer knielend SH2
40 schoten
Luchtgeweer 3-houdingen 3x20 SH1, Luchtgeweer 3-houdingen 3x20 SH2
60 schoten
Klein Kaliber Geweer KK Vrij Geweer liggend SH1, KK Vrij Geweer liggend SH2, KK Sport Geweer liggend SH1, KK Sport Geweer liggend SH2, KK Vrij Geweer knielend SH1, KK Vrij Geweer knielend SH2, KK Sport Geweer 3-houdingen 3x20 SH1
60 schoten
KK Vrij Geweer 3-houdingen 3x40 SH1 120 schoten
Klein Kaliber Karabijn
KK Karabijn liggend SH1, KK Karabijn liggend SH2, KK Karabijn knielend SH1, KK Karabijn 3x20 SH1
60 schoten
Pistool Luchtpistool SH1, 10 meter 5-schots Luchtpistool SH1
40 schoten
Vrij Pistool SH1, Sportpistool Licht Kaliber SH1,
60 schoten
Zie hoofdstuk 7.0 voor de disciplines voor gehandicapten met de classificatie SH3.
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel X, versie 01-10-2018, pagina 5
HOOFDSTUK 4. WEDSTRIJDDEELNAME 4.0 Wedstrijddeelname: 4.1 Zie Hoofdstuk 8 deel I, SWR KNSA. 4.2 Voor wedstrijden bedoeld in deel I SWR KNSA, artikel 2.1, geldt dat gehandicapte
schutters verplicht zijn om individueel in hun eigen categorie uit te komen. Deze discipline wordt bepaald door de classificatie, het geslacht en de leeftijd.
4.3 Een gehandicapte sportschutter kan alleen deelnemen aan de in deel I SWR KNSA, artikel 2.1 genoemde wedstrijden, indien hij een Classificatie heeft verkregen. 4.4 Deelname aan het NK geschiedt op basis van het selectiesysteem van de desbetreffende
discipline. 4.5 Gehandicapte schutters met de classificatie SH1 en SH2 nemen deel in categorieën conform
deel I SWR KNSA, artikel 15.13. HOOFDSTUK 5. CLASSIFICATIEKEURINGEN 5.0 Classificatiekeuringen bepalen aan welk onderdeel een gehandicapte schutter mag deelnemen en welke hulpmiddelen, kleding en uitrusting hij mag gebruiken. 5.1 Classificatiekeuringen vinden plaats conform de bepalingen in de WSPS Classification Rules and Regulations. 5.2 Classificatiekeuringen worden uitgevoerd door een Classificatiepanel van het Classificatie
Instituut van NOC*NSF. 5.3 Een gehandicapte sportschutter dient zelf een Classificatiekeuring aan te vragen bij het
Classificatie Instituut van NOC*NSF. HOOFDSTUK 6. SPECIALE VOORZIENINGEN SCHIETBAAN 6.0 Zie Hoofdstuk 5 deel I, SWR KNSA. 6.1 Teneinde een wedstrijd voor gehandicapte schutters te mogen organiseren zijn de
hieronder opgesomde extra voorzieningen vereist:
a. Een aparte ruimte waarin de mannelijke schutter zich kan omkleden; b. Een aparte ruimte waarin de vrouwelijke schutter zich kan omkleden; c. Een invalidentoilet; d. Rolstoel toegankelijk;
e. Drempelloos; f. Een standaard contactdoos 230 Volt bij het schietpunt ten behoeve van additionele
KNSA Schiet- en Wedstrijdreglement, deel X, versie 01-10-2018, pagina 6
apparatuur voor visueel gehandicapte schutters. HOOFDSTUK 7. VISUEEL GEHANDICAPTEN 7.0 Uitsluitend schutters met een classificatie SH3 mogen deelnemen in de volgende
disciplines:
Gehandicapte schutters met de classificatie SH3 maken gebruik van de ISSF Luchtpistool- schijf 10 meter.
7.1 Schutters mogen een zogenaamd 'akoestisch vizier' gebruiken zoals beschreven in het
IBSA-(International Blind Sports Federation) reglement. Het geluidssignaal mag andere schutters niet storen. Indien het vizier gemonteerd is wordt het maximale toegestane gewicht van het geweer 6,0 kilogram.
7.2 Schutters mogen additionele spotverlichting op de schietschijf richten. Deze verlichting wordt
door de schutter zelf verzorgd en dient in overleg met de wedstrijdorganisatie geplaatst te worden en mag in geen geval andere schutters hinderen.
7.3 Schutters mogen gebruik maken van een assistent/begeleider voor assistentie bij het laden, het
verwisselen van schijven en het opnoemen van de resultaten. De begeleider mag in geen geval coachen of trainen en dient de overlast voor andere schutters tot een minimum beperken. De begeleider bevindt zich tijdens het schot minimaal 100 cm achter de schutter.
7.4 De tijdsindeling voor wedstrijden op papieren doelen: Voor een wedstrijd van 60 schoten geldt een tijdsduur van 90 minuten, voor 40 schoten een
tijdsduur van 60 minuten, 15 minuten voorbereidingstijd en proefschieten. Voor wedstrijden op elektronische doelen: zie ISSF 7.9.
Discipline Categorie Classificatie Schoten Tijd incl. proefschoten
10 meter Luchtgeweer staand SH3 Senioren Heren SH3 60 1:45 minuten 10 meter Luchtgeweer staand SH3 Senioren Dames SH3 40 1:15 minuten 10 meter Luchtgeweer staand SH3 Veteranen SH3 40 1:15 minuten 10 meter Luchtgeweer staand SH3 Junioren SH3 40 1:15 minuten 10 meter Luchtgeweer liggend SH3 Senioren Heren SH3 40 1:30 minuten 10 meter Luchtgeweer liggend SH3 Senioren Dames SH3 40 1:30 minuten 10 meter Luchtgeweer liggend SH3 Veteranen SH3 40 1:30 minuten 10 meter Luchtgeweer liggend SH3 Junioren SH3 40 1:30 minuten