1
8 I Medi-Sfeer 442 ]30 april 2014 O ok al zijn er bibliotheken volge- schreven over het medisch be- roepsgeheim en bestaat er een overvloedige rechtspraak, toch wordt het niet altijd goed begrepen en toegepast. Voor de Antwerpse rechter Frederic Blockx vormde dat de aanleiding voor een doc- toraat bij prof. medisch recht Thierry Van- sweevelt (UA). De interesse bij de magis- traat voor dit onderwerp kwam overigens niet uit de lucht gevallen: zijn beide ouders zijn arts, net als zijn zus, en zijn grootva- der was raadsheer in het hof van beroep in Antwerpen. Gezondheidsrecht brengt die twee domeinen netjes bij elkaar. In juni van vorig jaar verdedigde Blockx zijn proefschrift ‘Het medisch beroepsgeheim’ succesvol aan de Universiteit Antwerpen, om het vervolgens in een boek te gieten, waarin hij ook de situatie voor niet-medi- sche beroepen onder de loep neemt. Vertrouwensfunctie? In ‘Het beroepsgeheim’ ontleedt Blockx de manier waarop het beroepsgeheim vandaag de dag functioneert. “We mogen de invulling van het beroepsgeheim niet ingewikkelder maken dan nodig”, vindt hij. “In de loop der jaren heeft de wetge- ver honderden beroepen en functies on- der ‘de geheimhoudingsverplichting’ van art. 458 Sw. geplaatst, terwijl dat in fei- te overbodig was. Het beroepsgeheim is van toepassing voor die beroepsgroepen die een wettelijk monopolie hebben. Al wie bijstand nodig heeft van iemand uit een van deze categorieën, mag niet afge- schrikt worden om diens hulp in te roepen uit vrees dat zijn vertrouwelijke informa- tie tegen hem gebruikt zou kunnen wor- den. Die toets volstaat om uit te maken wie onder de geheimhoudingsverplichting valt en wie niet.” De toepassing van het medisch beroeps- geheim hoeft zich dan ook niet te beper- ken tot louter artsen, waarschuwt Blockx. “Ik geef hier graag volgend voorbeeld: en- kele koperdieven wilden kabels stelen op een spoor dat nog onder stroom stond en kregen daarbij een schok van 10.000 volt door hun lichaam. Een van hun kompanen kon de spoedgevallendienst opbellen, en de geëlektrocuteerde dieven belandden uiteindelijk in een ziekenhuis uit de buurt. Het personeel van dat ziekenhuis dacht correct te zijn en verwittigde meteen de politie. Maar die tip zal waarschijnlijk on- bruikbaar zijn. Waarom? Omdat zowel de instelling als het personeel gebonden was door het medisch beroepsgeheim.” Onbruikbare info “Het ziekenhuis mocht dan wel beweren dat het de politie had verwittigd vanwe- ge een ‘noodtoestand’, dat klopte hoege- naamd niet. De slachtoffers betekenden immers geen gevaar voor de andere bur- gers”, gaat Frederic Blockx verder. “Net voor dergelijke voorvallen is het medisch beroepsgeheim cruciaal. Het moet ver- hinderen dat wie (dringend) zorg nodig heeft, niet naar een arts of een ziekenhuis durft te stappen uit vrees om ‘verklikt’ te worden. Trouwens, niet enkel de artsen uit dat ziekenhuis waren gebonden door het beroepsgeheim, ook het andere personeel: verpleegkundigen, mensen van de schoon- maakploeg, receptionisten,… Als zij de po- litie hadden ingelicht, waren ze misschien niet aangeklaagd wegens een schending van het beroepsgeheim – aangezien ze geen wettelijk monopolie genieten – maar hun info was wel onbruikbaar geweest: de patiënt mag verwachten dat de gegevens die hij of zij aan ‘het ziekenhuis’ geeft, veilig zijn.” “Let wel: niet elke handeling van wie principieel onder een beroepsgeheim- verplichting kàn vallen, valt er effectief onder”, aldus Blockx. “Een apotheker moet zich bijvoorbeeld aan het beroepsgeheim houden als het gaat over de geregistreer- de medicijnen die hij verkoopt. Maar bij de verkoop van andere producten die je ook vrij in de winkel kan kopen, zoals bijvoor- beeld cosmetica, geldt die verplichting niet.” Privacy geen hoofddoel Een veelvoorkomende misvatting over het beroepsgeheim is dat de privacybescher- ming van de patiënt – en ruimer, de ge- heimgerechtigde – de hoofddoelstelling is. “Maar dat klopt niet. Hoofdzaak is de garantie dat mensen geheimplichtigen kunnen vertrouwen, en dus ongehinderd hun hulp kunnen inroepen. De bescher- ming van de privacy vloeit daar logisch uit voort”, argumenteert Blockx. “De hele regeling van het medisch beroepsgeheim kan eigenlijk op artikel 23 van de Grond- wet geënt worden, dat het recht op ge- neeskundige verzorging waarborgt. (Dat- zelfde artikel waarborgt overigens ook het recht op juridische bijstand, zodat het- zelfde geldt voor het beroepsgeheim van de advocaat.) Op die manier zouden we tot een grondwetconforme interpretatie komen van zowel art. 458 Sw. als van de andere regels en beginselen waaruit het beroepsgeheim is opgebouwd. De huidige lezing van art. 458 volstaat grotendeels, maar dan moet het belang van de pati- ent centraal geplaatst worden. De patiënt moet nooit verwachten dat zijn of haar eigen arts opduikt als ‘spookrijder’ (*), niet enkel door te spreken, maar ook niet door onnodig te zwijgen.” Een voorbeeld van ‘onnodig zwijgen’ vindt Blockx in de Wet Patiëntenrechten, die pa- tiënten een wettelijk subjectief recht op informatie over hun gezondheidstoestand geeft. “Dat recht voor patiënten brengt tegelijkertijd een informatieverplich- ting met zich mee langs de kant van de arts”, zegt hij. “In sommige gevallen heb- ben ook derden recht op informatie over de patiënt. Die laatste kan de informa- tie uiteraard zelf meedelen, maar als dat niet gebeurt, kan de arts ze in zijn belang doorgeven aan zijn naasten, zelfs aan zijn nabestaanden, aan andere behandelende artsen of aan zijn advocaat. Doet hij dit niet, dan kan je dit opvatten als onnodig zwijgen.” Commissie Seksueel Misbruik Het spreekrecht dat de commissie- Dutroux invoerde en de Commissie Sek- sueel Misbruik in de Kerk uitbreidde voor hulpverleners die misbruik vaststellen bij kwetsbare personen, vindt Blockx con- traproductief. “Deze uitzondering had nooit in de wet ingeschreven moeten worden, want ze bestond reeds via de rechtspraak, en zelfs ruimer”, stelt hij. “Bij een ernstig en onmiddellijk gevaar voor een persoon – de noodtoestand – kunnen hulpverleners immers beslissen om hun zwijgplicht te doorbreken. De maatregel van de commissie was dan ook overbodig. Daarenboven zorgt hij voor verwarring: artsen en andere hulpverleners denken dat deze aangifte alleen mogelijk is in de (be- perktere) gevallen opgesomd in de uitzon- dering. En tot slot ontstaat een fout beeld: men heeft het over een ‘spreekrecht voor hulpverleners’, wat de indruk wekt dat het beroepsgeheim een recht is voor hen, en niet voor de burgers. Maar de uitzondering nu afschaffen is niet aangewezen, dat zou voor een tegenstrijdig signaal zorgen.” ] Tijs Ruysschaert (*) Vred. Roeselare 10 maart 1999, R.W. 1999-2000, 567 met noot H. Nys; Vred. Roeselare 29 novem- ber 2005, R.W. 2006-07, 487 en Vred. Roeselare 19 december 2007, T. Vred. 2009, 96 met noot H. Nys. MS8497N ‘Essentie van beroepsgeheim terug centraal’ Meestal wordt over de gevolgen van het beroepsgeheim gespro- ken, en niet over de essentie zelf, stelt rechter Frederic Blockx. Nochtans is die essentie uitermate belangrijk: het beroepsge- heim moet patiënten garanderen dat de informatie die ze geven aan hun arts opdat die hen zou kunnen verzorgen, vertrouwelijk blijft. Zo moet iedereen die nood heeft aan medische hulp, die met een gerust gemoed kunnen zoeken. BEROEPSNIEUWS Meer weten over dit onderwerp? 15% korting Uitgeverij Intersentia biedt de lezers van Medi-Sfeer de mogelijkheid om dit boek aan te kopen tegen 84,15 in plaats van 99 euro. Wilt u profiteren van deze korting van 15%, surf dan naar http://medisfeer. intersentia.be. Daar vindt u de antwoordcoupon terug, die u moet invullen en terugsturen naar de uitgeverij, per post, per fax of per e-mail. Het aanbod loopt tot 31 mei. Meer info? Bel naar 03/680.15.50. Beroepsgeheim, Frederic Blockx, Uitgeverij Intersentia, januari 2014, ISBN 978-94-0000-459-7, xxiv+510 blz., 99

‘Essentie van beroepsgeheim terug centraal’

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Meestal wordt over de gevolgen van het beroepsgeheim gesproken, en niet over de essentie zelf, stelt rechter Frederic Blockx. Nochtans is die essentie uitermate belangrijk: het beroepsgeheim moet patiënten garanderen dat de informatie die ze geven aan hun arts opdat die hen zou kunnen verzorgen, vertrouwelijk blijft. Zo moet iedereen die nood heeft aan medische hulp, die met een gerust gemoed kunnen zoeken.

Citation preview

Page 1: ‘Essentie van beroepsgeheim terug centraal’

8 I

Medi-Sfeer 442 ]�30 april 2014

Ook al zijn er bibliotheken volge-schreven over het medisch be-roepsgeheim en bestaat er een

overvloedige rechtspraak, toch wordt het niet altijd goed begrepen en toegepast. Voor de Antwerpse rechter Frederic Blockx vormde dat de aanleiding voor een doc-toraat bij prof. medisch recht Thierry Van-sweevelt (UA). De interesse bij de magis-traat voor dit onderwerp kwam overigens niet uit de lucht gevallen: zijn beide ouders zijn arts, net als zijn zus, en zijn grootva-der was raadsheer in het hof van beroep in Antwerpen. Gezondheidsrecht brengt die twee domeinen netjes bij elkaar. In juni van vorig jaar verdedigde Blockx zijn proefschrift ‘Het medisch beroepsgeheim’ succesvol aan de Universiteit Antwerpen, om het vervolgens in een boek te gieten, waarin hij ook de situatie voor niet-medi-sche beroepen onder de loep neemt.

Vertrouwensfunctie?

In ‘Het beroepsgeheim’ ontleedt Blockx de manier waarop het beroepsgeheim vandaag de dag functioneert. “We mogen de invulling van het beroepsgeheim niet ingewikkelder maken dan nodig”, vindt hij. “In de loop der jaren heeft de wetge-ver honderden beroepen en functies on-der ‘de geheimhoudingsverplichting’ van art. 458 Sw. geplaatst, terwijl dat in fei-te overbodig was. Het beroepsgeheim is van toepassing voor die beroepsgroepen die een wettelijk monopolie hebben. Al wie bijstand nodig heeft van iemand uit een van deze categorieën, mag niet afge-schrikt worden om diens hulp in te roepen uit vrees dat zijn vertrouwelijke informa-tie tegen hem gebruikt zou kunnen wor-den. Die toets volstaat om uit te maken wie onder de geheimhoudingsverplichting valt en wie niet.”

De toepassing van het medisch beroeps-geheim hoeft zich dan ook niet te beper-ken tot louter artsen, waarschuwt Blockx. “Ik geef hier graag volgend voorbeeld: en-kele koperdieven wilden kabels stelen op een spoor dat nog onder stroom stond en kregen daarbij een schok van 10.000 volt door hun lichaam. Een van hun kompanen kon de spoedgevallendienst opbellen, en de geëlektrocuteerde dieven belandden uiteindelijk in een ziekenhuis uit de buurt. Het personeel van dat ziekenhuis dacht

correct te zijn en verwittigde meteen de politie. Maar die tip zal waarschijnlijk on-bruikbaar zijn. Waarom? Omdat zowel de instelling als het personeel gebonden was door het medisch beroepsgeheim.”

Onbruikbare info

“Het ziekenhuis mocht dan wel beweren dat het de politie had verwittigd vanwe-ge een ‘noodtoestand’, dat klopte hoege-naamd niet. De slachtoffers betekenden immers geen gevaar voor de andere bur-gers”, gaat Frederic Blockx verder. “Net voor dergelijke voorvallen is het medisch beroepsgeheim cruciaal. Het moet ver-hinderen dat wie (dringend) zorg nodig heeft, niet naar een arts of een ziekenhuis durft te stappen uit vrees om ‘verklikt’ te worden. Trouwens, niet enkel de artsen uit dat ziekenhuis waren gebonden door het beroepsgeheim, ook het andere personeel: verpleegkundigen, mensen van de schoon-maakploeg, receptionisten,… Als zij de po-litie hadden ingelicht, waren ze misschien niet aangeklaagd wegens een schending van het beroepsgeheim – aangezien ze geen wettelijk monopolie genieten – maar hun info was wel onbruikbaar geweest: de patiënt mag verwachten dat de gegevens die hij of zij aan ‘het ziekenhuis’ geeft, veilig zijn.”

“Let wel: niet elke handeling van wie principieel onder een beroepsgeheim-verplichting kàn vallen, valt er effectief

onder”, aldus Blockx. “Een apotheker moet zich bijvoorbeeld aan het beroepsgeheim houden als het gaat over de geregistreer-de medicijnen die hij verkoopt. Maar bij de verkoop van andere producten die je ook vrij in de winkel kan kopen, zoals bijvoor-beeld cosmetica, geldt die verplichting niet.”

Privacy geen hoofddoel

Een veelvoorkomende misvatting over het beroepsgeheim is dat de privacybescher-ming van de patiënt – en ruimer, de ge-heimgerechtigde – de hoofddoelstelling is. “Maar dat klopt niet. Hoofdzaak is de garantie dat mensen geheimplichtigen kunnen vertrouwen, en dus ongehinderd hun hulp kunnen inroepen. De bescher-ming van de privacy vloeit daar logisch uit voort”, argumenteert Blockx. “De hele regeling van het medisch beroepsgeheim kan eigenlijk op artikel 23 van de Grond-wet geënt worden, dat het recht op ge-neeskundige verzorging waarborgt. (Dat-zelfde artikel waarborgt overigens ook het recht op juridische bijstand, zodat het-zelfde geldt voor het beroepsgeheim van de advocaat.) Op die manier zouden we tot een grondwetconforme interpretatie komen van zowel art. 458 Sw. als van de andere regels en beginselen waaruit het beroepsgeheim is opgebouwd. De huidige lezing van art. 458 volstaat grotendeels, maar dan moet het belang van de pati-ent centraal geplaatst worden. De patiënt moet nooit verwachten dat zijn of haar eigen arts opduikt als ‘spookrijder’ (*), niet enkel door te spreken, maar ook niet door onnodig te zwijgen.”

Een voorbeeld van ‘onnodig zwijgen’ vindt Blockx in de Wet Patiëntenrechten, die pa-tiënten een wettelijk subjectief recht op informatie over hun gezondheidstoestand geeft. “Dat recht voor patiënten brengt tegelijkertijd een informatieverplich-

ting met zich mee langs de kant van de arts”, zegt hij. “In sommige gevallen heb-ben ook derden recht op informatie over de patiënt. Die laatste kan de informa-tie uiteraard zelf meedelen, maar als dat niet gebeurt, kan de arts ze in zijn belang doorgeven aan zijn naasten, zelfs aan zijn nabestaanden, aan andere behandelende artsen of aan zijn advocaat. Doet hij dit niet, dan kan je dit opvatten als onnodig zwijgen.”

Commissie Seksueel Misbruik

Het spreekrecht dat de commissie- Dutroux invoerde en de Commissie Sek-sueel Misbruik in de Kerk uitbreidde voor hulpverleners die misbruik vaststellen bij kwetsbare personen, vindt Blockx con-traproductief. “Deze uitzondering had nooit in de wet ingeschreven moeten worden, want ze bestond reeds via de rechtspraak, en zelfs ruimer”, stelt hij. “Bij een ernstig en onmiddellijk gevaar voor een persoon – de noodtoestand – kunnen hulpverleners immers beslissen om hun zwijgplicht te doorbreken. De maatregel van de commissie was dan ook overbodig. Daarenboven zorgt hij voor verwarring: artsen en andere hulpverleners denken dat deze aangifte alleen mogelijk is in de (be-perktere) gevallen opgesomd in de uitzon-dering. En tot slot ontstaat een fout beeld: men heeft het over een ‘spreekrecht voor hulpverleners’, wat de indruk wekt dat het beroepsgeheim een recht is voor hen, en niet voor de burgers. Maar de uitzondering nu afschaffen is niet aangewezen, dat zou voor een tegenstrijdig signaal zorgen.” ]

Tijs Ruysschaert

(*) Vred. Roeselare 10 maart 1999, R.W. 1999-2000, 567 met noot H. Nys; Vred. Roeselare 29 novem-ber 2005, R.W. 2006-07, 487 en Vred. Roeselare 19 december 2007, T. Vred. 2009, 96 met noot H. Nys.

MS8

497N

‘Essentie van beroepsgeheim terug centraal’Meestal wordt over de gevolgen van het beroepsgeheim gespro-ken, en niet over de essentie zelf, stelt rechter Frederic Blockx. Nochtans is die essentie uitermate belangrijk: het beroepsge-heim moet patiënten garanderen dat de informatie die ze geven aan hun arts opdat die hen zou kunnen verzorgen, vertrouwelijk blijft. Zo moet iedereen die nood heeft aan medische hulp, die met een gerust gemoed kunnen zoeken.

BEROEPSNIEUWS

Meer weten over dit onderwerp? 15% korting

Uitgeverij Intersentia biedt de lezers van Medi-Sfeer de mogelijkheid om dit

boek aan te kopen tegen 84,15 in plaats van 99 euro.

Wilt u profiteren van deze korting van 15%, surf dan naar http://medisfeer.

intersentia.be. Daar vindt u de antwoordcoupon terug, die u moet invullen

en terugsturen naar de uitgeverij, per post, per fax of per e-mail.

Het aanbod loopt tot 31 mei. Meer info? Bel naar 03/680.15.50.

Beroepsgeheim, Frederic Blockx, Uitgeverij Intersentia, januari 2014,

ISBN 978-94-0000-459-7, xxiv+510 blz., !99