Upload
others
View
4
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE
ACADEMIEJAAR 2013 – 2014
Export Processing Regime als
ontwikkelingsstrategie –
Een goed idee voor Afrika?
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van
Master of Science in de
Toegepaste Economische Wetenschappen: Handelsingenieur
Isabeau Haelterman
onder leiding van
Prof. dr. B. Merlevede
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE
ACADEMIEJAAR 2013 – 2014
Export Processing Regime als
ontwikkelingsstrategie –
Een goed idee voor Afrika?
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van
Master of Science in de
Toegepaste Economische Wetenschappen: Handelsingenieur
Isabeau Haelterman
onder leiding van
Prof. dr. B. Merlevede
I
PERMISSION
Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of
gereproduceerd worden, mits bronvermelding.
Isabeau Haelterman
II
WOORD VOORAF
Voor u ligt een Masterproef die het resultaat is van anderhalf jaar hard werken. Deze kon slechts tot
stand komen dankzij de expertise en steun van enkele mensen.
Vooreerst zou ik mijn Promotor, Pr. Dr. Bruno Merlevede, hartelijk willen danken om mij de
mogelijkheid te bieden een Masterproef te schrijven rond een onderwerp van mijn interesse, mijn
onderzoek in de juiste richting te sturen en vooral voor zijn geduld in verband met de
gegevensverwerking in Stata. Zijn deur en mailbox stonden steeds open voor vragen.
Verder bedank ik graag mijn vrienden (de XOXO-bende) en vriend, Julien, om mijn uren in en om de
faculteit zo aangenaam te maken. De boog kan niet altijd gespannen staan! Met vele lunches in de
Kantienberg, terrasjes en etentjes hebben we elkaar door de zware thesisperiode getrokken.
Last but not least, en eigenlijk bovenal, bedank ik mijn ouders.
Mijn papa, Luk Haelterman, voor al de tijd die hij gestoken heeft in het aanreiken van nieuwe
informatie en inzichten, voor de contacten met experts in het domein van mijn Masterproef, voor
het meermaals nalezen van mijn werk, en vooral voor de mentale steun.
Mijn mama, Martine Geeroms, omdat ze mij onvoorwaardelijk heeft gesteund en aangemoedigd en
omdat ze altijd met een luisterend oor (en een lekkernijtje) klaar stond.
Het was fijn om op jullie te kunnen rekenen ook al waren we meer dan 6000km van elkaar
verwijderd.
Bedankt!
Isabeau Haelterman
Juni 2014
III
INHOUDSTAFEL PERMISSION ................................................................................................................................................................................ I
WOORD VOORAF ..................................................................................................................................................................... II
LIJST MET AFKORTINGEN ................................................................................................................................................. IV
LIJST MET FIGUREN ................................................................................................................................................................ V
LIJST MET TABELLEN ........................................................................................................................................................ VII
1. INLEIDING .............................................................................................................................................................................. 1
2. THEORETISCHE ACHTERGROND ................................................................................................................................. 4
2.1. Export Processing Regime ...................................................................................................................................... 4
2.1.1. Export Processing Regime – Het principe ................................................................................................ 4
2.1.2. Export Processing Regime en de Wereldhandelsorganisatie ......................................................... 8
2.1.3. Gevaren van Export Processing Regimes ............................................................................................. 10
2.2. Export Processing Regime in de wereld ......................................................................................................... 14
3. HISTORIEK .......................................................................................................................................................................... 17
3.1. Afrikaanse economie, het potentieel ............................................................................................................... 17
3.2. Afrika en Export Processing Regimes ............................................................................................................. 21
3.3. Gevallenstudies ......................................................................................................................................................... 22
3.3.1. China – een lappendeken van export processing zones .................................................................. 22
3.3.2. Mexico – maquiladora’s, een bijdrage voor de binnenlandse economie of niet? .................. 26
3.3.3. Nigeria: hoe het niet moet ........................................................................................................................... 30
4. Kwantitatief onderzoek ................................................................................................................................................. 38
4.1. Data ................................................................................................................................................................................ 38
4.1.1. Tijdreeksanalyse .............................................................................................................................................. 42
4.1.2. Paneldata methode ........................................................................................................................................ 42
4.2. Tijdreeksanalyse ...................................................................................................................................................... 46
4.2.1. Methodologie ................................................................................................................................................... 46
4.2.2. Resultaten .......................................................................................................................................................... 47
4.3. Paneldata-analyse.................................................................................................................................................... 58
4.3.1. Methodologie ................................................................................................................................................... 58
4.3.2. Resultaten .......................................................................................................................................................... 62
5. ALGEMEEN BESLUIT ...................................................................................................................................................... 86
6. BIBLIOGRAFIE ................................................................................................................................................................... 88
IV
LIJST MET AFKORTINGEN
AGOA = African Growth and Opportunity Act
ARIMA = Autoregressive Integrated Moving Average
ACF = Autocorrelatie Functie
BIP = Border Industrialisation Program
BNP = Bruto Nationaal Product
ECOWAS = Economic Community of West African States
EPA = Export Processing Agreement
EPR = Export Processing Regime
EPZ = Export Processing Zone
ETDZ = Economic and Technological Development Zone
FDI = Foreign Direct Investment
FE = Fixed Effects
FTA = Free Trade Agreement
GDP = Gross Domestic Product
GE = Gravity Equation
HIDZ = High-tech Industry Development Zone
ILO = International Labor Office
NAFTA = North American Free Trade Agreement
NEPZA = Nigerian Export Processing Zone Association
OKFTZ = Olokola Free Trade Zone
PACF = Passive Autocorrelation Function
PPP =Public Private Partnership
RTA = Regional Trade Agreement
SEZ = Special Economic Zone
SSA = Sub Sahara Afrika
UNIDO = United Nations Organization for Industrial Development
WEPZA = World Export Processing Zone Association
WTO = World Trade Organization
V
LIJST MET FIGUREN
FIGUUR 1: HET EPR-PRINCIPE SCHEMATISCH VOORGESTELD
FIGUUR 2: AANTAL EPR’S IN DE VERSCHILLENDE WERELDDELEN
FIGUUR 3: GROEIVOETEN EN JAARLIJKSE OPBRENGSTEN VAN AFRIKA
FIGUUR 4: VERDELING VAN ALLE EPR’S OVER DE WERELD
FIGUUR 5: FIT EXPORT ARIMA-MODEL MET INVOERING EPR CHINA
FIGUUR 6: FIT IMPORT ARIMA-MODEL MET INVOERING EPR MADAGASKAR
FIGUUR 7: FIT EXPORT ARIMA-MODEL MET INVOERING EPR INDIA
FIGUUR 8: FIT IMPORT ARIMA-MODEL MET INVOERING EPR VIETNAM
FIGUUR 9: FIT EXPORT ARIMA-MODEL MET INVOERING EPR DOMINICAANSE REPUBLIEK
FIGUUR 10: FIT IMPORT ARIMA-MODEL MET INVOERING EPR DOMINICAANSE REPUBLIEK
FIGUUR 11: FIT EXPORT ARIMA-MODEL MET INVOERING EPR MAURITIUS
FIGUUR 12: FIT IMPORT ARIMA-MODEL MET INVOERING EPR MAURITIUS
FIGUUR 13: FIT IMPORT ARIMA-MODEL MET INVOERING EPR NICARAGUA
FIGUUR 14: FIT IMPORT ARIMA-MODEL MET INVOERING EPR PAKISTAN
FIGUUR 15: EFFECT VAN EPR OP BILATERALE EXPORTSTROMEN GEDURENDE DE EERSTE 15
JAAR , EPR IN 1 LAND EN EPR IN BEIDE LANDEN
FIGUUR 16: EFFECT VAN EPR OP BILATERALE EXPORTSTROMEN GEDURENDE DE EERSTE 15
JAAR , EPR IN 1 LAND, MET BETROUWBAARHEIDSINTERVALLEN
FIGUUR 17: EFFECT VAN EPR OP BILATERALE EXPORTSTROMEN GEDURENDE DE EERSTE 15
JAAR , EPR IN BEIDE LANDEN, MET BETROUWBAARHEIDSINTERVALLEN
VI
FIGUUR 18: EFFECT VAN EPR OP BILATERALE EXPORTSTROMEN GEDURENDE DE EERSTE 15
JAAR , EPR IN 1 LAND EN IN BEIDE LANDEN, MET
BETROUWBAARHEIDSINTERVALLEN
VII
LIJST MET TABELLEN
TABEL 1: EVOLUTIE EPR TUSSEN 1975 EN 2007
TABEL 2: OVERZICHT LANDEN MET EPR
TABEL 3: JAARTALLEN VAN INTRODUCTIE EPR PER LAND
TABEL 4: BESCHRIJVENDE STATISTIEKEN
TABEL 5: SCHATTING ARIMA-MODELLEN, IMPORTDATA
TABEL 6: SCHATTING ARIMA-MODELLEN, EXPORTDATA
TABEL 7: FIT ARIMA-MODELLEN MET EPR-VARIABELE, IMPORTDATA
TABEL 8: FIT ARIMA-MODELLEN MET EPR-VARIABELE, EXPORTDATA
TABEL 9: FIT ARIMA-MODELLEN MET EPR-VARIABELE, IMPORTDATA MET TIJDSTREND
TABEL 10: FIT ARIMA-MODELLEN MET EPR-VARIABELE, EXPORTDATA MET TIJDSTREND
TABEL 11: PANEL STANDAARD GRAVITY EQUATION, MET TIJDSTREND EN COUNTRY FIXED
EFFECTS, BILATERAL EXPORT
TABEL 12: PANEL AUGMENTED GRAVITY EQUATION, BILATERAL EXPORT
TABEL 13: PANEL AUGMENTED GRAVITY EQUATION, LAGS VAN 5 JAAR, BILATERAL EXPORT
TABEL 14: PANEL AUGMENTED GRAVITY EQUATION, LAGS VAN 10 JAAR, BILATERAL EXPORT
TABEL 15: PANEL AUGMENTED GRAVITY EQUATION, LAGS VAN 5 EN 10 JAAR, BILATERAL
EXPORT
TABEL 16: PANEL AUGMENTED GRAVITY EQUATION, FASE1 FASE2 FASE3, BILATERAL
EXPORT
TABEL 17: PANEL AUGMENTED GRAVITY EQUATION, TIJDSTREND EN COUNTRY FIXED
EFFECTS, BILATERAL EXPORT
TABEL 18: PANEL AUGMENTD GRAVITY EQUATION, COUNTRY- EN TIME FIXED EFFECTS,
BILATERALE EXPORT
VIII
TABEL 19: PANEL AUGMENTED GRAVITY EQUATION, MET JAARLIJKS EPR-EFFECT
EERSTE 15 JAAR, COUNTRY FIXED EFFECTS ZONDER EN MET TIME FIXED
EFFECTS, BILATERAL EXPORT
TABEL 20: PANEL AUGMENTED GRAVITY EQUATION, COUNTRY- EN TIME FIXED EFFECTS,
EFFECT VAN EPR IN AFRIKA, BILATERAL EXPORT
1
1. INLEIDING
Afrika behoort tot de derde wereld1, een synoniem voor het geheel van alle ontwikkelingslanden en
door De Velder en De Cnuydt (2009) omschreven als “een groep landen met grote armoede in
vergelijking met de rijke landen, dikwijls gaat dit gepaard met technologische, economische en
medische achterstand. Het betreft dan ook meestal landen die nog geen aanzienlijk niveau van
industrialisatie bereikt hebben, en die geen of een slecht ontwikkelde dienstensector, een grote
landbouwsector en lage levenstandaarden en BNP/capita hebben”.
De Afrikaanse economie, zeker Sub-Sahara Afrika, gaat gebogen onder relatief hoge schulden, een
laag aandeel in de exportmarkt, verdwijnende buitenlandse investeringen en toenemende
financiële afhankelijkheid (Kahn & Ajayi, 2000). Dit is ook vandaag nog grotendeels het geval. Sub-
Sahara Afrika is een kleine speler in handel op wereldschaal. Daarbij komt nog dat er onderscheid
moet worden gemaakt tussen import en export van mineralen die vandaag enkel bijdragen tot de
verrijking van enkele individuen enerzijds, en de import en export die wel bijdraagt aan de
algemene welvaart anderzijds. Afrika wordt nog steeds geteisterd door kapitaalvlucht en de
gerepatrieerde vergoedingen van Afrikaanse werknemers in het buitenland dragen maar enkele
luttele percenten bij tot het BNP (Lawson-Remer & Greenstein, 2012).
Bijstand, zowel financiën als voeding, is tot vandaag voor Afrika van grotere betekenis dan
buitenlandse investeringen.
Naast financiële problemen heeft Afrika ook te kampen met problemen op het vlak van
bevolkingsgroei en verstedelijking. De bevolking van het Afrikaanse continent is de laatste vijftig
jaar extreem snel gegroeid, in de tweede helft van de 20e eeuw is het bevolkingsaantal
1 Het begrip “derde wereld” werd ingevoerd in de jaren 50. Het betrof een groep landen die niet behoorden tot
de twee heersende machten van dat moment: NAVO en het Warschaupact. Deze landen maakten geen deel uit
van een militaire alliantie met een van bovenstaande machten. Leidende landen binnen deze beweging waren
Joegoslavië, India, Egypte en Indonesië. De meeste derde wereld landen liggen in Afrika, Zuid-Amerika en Azië.
Dikwijls betreft het landen die ooit werden gekoloniseerd.
2
vervierdubbeld, van 230 miljoen naar een miljard in 2010 (World Population Statistics, 2013),
voornamelijk als gevolg van verbeterde zorg en hygiëne, geloofsovertuiging, onderhoud behoeftes
en laag opleidingsniveau. Verstedelijking is er alom tegenwoordig, de bevolking trekt massaal naar
stedelijke gebieden, zo ontstaan “miljoenensteden” zoals Lagos, Johannesburg en Nairobi, die erg
lijden onder een hoge populatieconcentratie. In 2010 bedroeg het aandeel stedelingen ongeveer
36%; voorspellingen geven aan dat dit aandeel zal stijgen naar respectievelijk 50% en 60% tegen
2030 en 2050, tegen die tijd zal de helft van de Afrikaanse bevolking in een stad wonen (Ncube,
2012).
Ook scholing is een struikelblok voor Afrika; slechts 76% van de kinderen volgt lager onderwijs en
slechts 35% van de jongeren volgt secundair onderwijs. Bijkomend is nog het feit dat het niveau
van het onderwijs ondermaats is en dat technisch vormend onderwijs zelfs grotendeels afwezig is.
Dit dwarsboomt voor de schoolgaande jongeren de mogelijkheid om in onze geglobaliseerde
wereld goed aan de kost te komen. Het niveau van het openbaar onderwijs is van een bedenkelijk
peil door een gebrek aan financiering en leerkrachten, zij krijgen te maken met grote klassen, geen
degelijke gebouwen, heel beperkt onderwijsmateriaal en slechte verloning, wat dikwijls leidt tot
staking van het onderwijspersoneel. Het privéonderwijs is slechts weggelegd voor de ‘happy few’,
die zich de schoolgelden kunnen veroorloven (minder dan 5% van de bevolking) (Roxburgh et Al.,
2010).
Echter, uit onderzoek is een mogelijke economische vooruitgang en potentie van Afrika gebleken.
Er zijn een groot aantal ontwikkelingen die het continent aantrekkelijk maken voor lange termijn
investeringen (Roxburgh et al., 2010).
Gezien de derdewereldproblematiek al jaren een veelbesproken thema blijft, is er reeds een
rijkelijke hoeveelheid literatuur voorhanden, die de oorzaak, gevolgen en mogelijke oplossingen
bestudeert en beschrijft. Met deze masterproef wil ik bijdragen aan de zoektocht naar
hulpmiddelen en oplossingen voor ontwikkelingslanden en de zoektocht naar een manier om het
Afrikaanse potentieel een eerlijke kans te geven.
Deze masterproef stelt Export Processing Regimes (EPR) voor als een van de
ontwikkelingsstrategieën voor Afrika en zal nagaan welke mogelijkheden EPR’s Afrika kunnen
bieden, met als illustratie een analyse van situatie in Nigeria en zijn grootste EPR-project. Deze
masterproef zal aan de hand van een tijdreeksanalyse en een paneldata analyse handelsstromen
bestuderen en welke invloed de invoering van een Export Processing Regime in het verleden heeft
gehad op de import en export van landen verspreid over de hele wereld. Zo zal een vergelijking
3
gemaakt worden tussen Afrikaanse landen en niet-Afrikaanse landen, om te kunnen afleiden of
Export Processing Regimes een mogelijke ontwikkelingsstrategie zijn voor het Afrikaanse
continent. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van data uit de periode 1948-2012.
Het empirisch onderzoek bouwt verder op artikels van en Carrère (2006), Baier & Bergstrand
(2007) en Baier et Al. (2008). De methodologie van deze studie leunt het dichtst aan bij de twee
laatstgenoemde.
De voorbije 40 jaar werd het Gravity Model veelvuldig toegepast om effecten van bijvoorbeeld
handelsakkoorden op handelsstromen te analyseren. Carrère, Baier & Bergstrand en Baier et Al.
onderzoeken het effect van Regional Trade Agreements op handelsstromen. De onderzoeken
maken gebruik van paneldata gebaseerd op de Gravity Equation. Vervolgens schat Carrère het
effect van de Regional Trade Agreements op handelsstromen met Random Effects. Baier &
Bergstrand en Baier et Al. daarentegen schatten het effect met behulp van Fixed Effects. Dit
onderzoek gebruikt de ex post technieken van Baier & Bergstrand en Baier et Al. om de invloed van
een EPR op Afrikaanse handelsstromen en economie na te gaan.
Deze studie verschilt van de hierboven besproken bouwstenen in twee opzichten. Vooreerst wordt
in dit onderzoek de invloed van het invoeren van een EPR op de economie en welvaart van een land
onderzocht. Bovenvermelde werken beschreven de invloed van verschillende types
handelsakkoorden en handelsakkoorden in het algemeen op bilaterale handelsstromen.
Daarenboven wordt er naast de controle op bilaterale handelsstromen eerst een tijdreeksanalyse
uitgevoerd. Hierbij worden export- en importdata bestudeerd, om na te gaan of de aanwezigheid
van EPR in een land een directe invloed heeft op de export en import in dat land.
Het eerstvolgende hoofdstuk geeft een theoretische achtergrond van het principe achter EPR en
beschrijft EPR op wereldschaal. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van de recente historiek, meer
bepaald van de Afrikaanse economie en wat EPR vandaag voor Afrika betekent en het hoofdstuk
bevat enkele gevallenstudies in specifieke landen binnen en buiten Afrika. Hoofdstuk 4 voorziet in
een bespreking van het kwantitatief onderzoek, de gehanteerde methodologie, de data en de
resultaten. Hoofdstuk 5, tot slot, vat de belangrijkste bevindingen van deze studie samen.
4
2. THEORETISCHE ACHTERGROND
2.1. Export Processing Regime
Een Export Processing Regime kan omschreven worden als een duidelijk afgebakende industriële
zone waar vrije handel kan gevoerd worden, meer specifiek buiten het binnenlandse douane- en
handelsregime om. Het gaat dus om een zone waar handel gedreven kan worden onder een meer
vrije wetgeving dan de wetgeving van het gastland en waar handeldrijven dus een incentive
betekent voor investeerders. De geproduceerde goederen zijn voornamelijk voor export
voorbestemd. In de kern is een EPR een quid pro quo tussen de overheid van het gastland en de
investerende bedrijven; in ruil voor creatie van tewerkstelling, technologietransfer, economische
ontwikkeling, etc. verkrijgen de investeerders fiscale incentives zoals vrijstelling van belastingen
(Waters, 2013) en een zo optimaal mogelijke industriële werkomgeving.
2.1.1. Export Processing Regime – Het principe
Redenen van invoering voor EPR’s zijn verscheiden. Sommige landen doen het voor de
opbrengsten uit wisselkoersen, terwijl anderen als doel hebben de productie van “niet-traditionele”
exportproducten zoals elektronica en auto-industrie te laten toenemen, daarnaast worden ze ook
gebruikt om werkloosheid aan te pakken, buitenlands kapitaal aan te trekken en knowhow en
technologie het land binnen te brengen.
Bepaalde landen maken onderscheid tussen EPR’s op basis van de uitgevoerde activiteiten en/of de
geldende regelgeving en maken dit ook duidelijk met behulp van de naamgeving. Zo zijn
development zones, free trade zones, free investment zones, free economic zones, economic and
technology development zones, industrial estates,… andere benamingen voor export processing
regime.
EPR biedt een oplossing voor de conflicterende belangen van het gastland, die tewerkstelling en
wisselkoersopbrengsten willen genereren, de buitenlandse producenten, die goedkoop willen in-
5
en uitvoeren, en de lokale producenten die niet kunnen concurreren op wereldschaal (Schrank,
2001). Schrank ziet EPR als een middel om buitenlandse exportgerichte producenten aan te
trekken en tegelijkertijd de binnenlandse industrie te beschermen. Dit basisconcept is over de jaren
heen door verschillende landen gepersonaliseerd. Zo wordt EPR in sommige landen gebruikt als
hulpmiddel bij een economische hervorming. Elders, wordt er niet langer gefocust op fiscale
voordelen om buitenlandse investeerders aan te trekken, maar worden EPR’s aangeboden als een
internationaal competitief ‘business environment’. De voorziening van goede transport, logistieke-
en drijfkrachtinfrastructuur, goede communicatienetwerken, efficiënte douaneprocedures,
efficiënte administratie, etc. worden gebruikt om buitenlandse investeerders aan te trekken
(Engman et Al., 2007). Om de bestaande industrie van het gastland te beschermen wordt wel
opgelegd dat op de verkoop van binnen het EPR geproduceerde goederen aan het gastland wel
invoerrechten worden geheven om valse concurrentie met de in het land gevestigde industrieën te
voorkomen (uiteraard alleen op het ingevoerde materiaalgedeelte van deze geproduceerde
goederen); deze protectionistische regelgeving kan wel variëren van land tot land.
EPR’s brengen voordelen voor zowel de investeerders als het gastland waarin de EPR gevestigd
wordt:
Het voornaamste doel voor de investeerder is zijn opbrengst maximaliseren. Een EPR kan
daar toe bijdragen door het feit dat investeringskosten gedrukt worden doordat in vele
gevallen infrastructuur reeds voorzien is en ontwikkeld tot een zeer bevorderend niveau.
Meestal genieten de bedrijven gevestigd in een EPR van de voordelen van het cluster-
principe, vele zaken zijn gemeenschappelijk binnen het EPR zoals bijvoorbeeld veiligheid,
IT en supply chainvoordelen. De investeerder kan veel besparen door het wegvallen van
douanerechten en belastingen op invoer, van zowel zijn investeringsgoederen als van de
materialen. Men kan eigenlijk spreken over een low-cost-center voor investeringen. De
investeerder bespaart tijd door te opereren in een EPR aangezien import- en exportlicenties
overbodig zijn, douanecontroles achterwege worden gelaten en men geen last ondervindt
van allerhande bureaucratische formaliteiten. Meestal fungeert het Zone Management als
een ‘one stop shop’ voor alle bureaucratische beslommeringen zoals oprichting van een
vennootschap, aankoop of leasen van gronden, registreren van zekerheden, etc. Het EPR
biedt de investeerders een betrouwbaar communicatiesysteem, constante energie- en
waterbevoorrading, veiligheid en een duurzaam en kwaliteitsvol werkterrein. Ook een
voordelig inkomstenbelastingenregime en een (in de meeste gevallen) recht tot uitkering
6
van 100% van de gereserveerde winsten zijn elementen die een investeerder als muziek in
de oren klinken.
De regelgeving is afhankelijk van regime tot regime, maar er zijn een drietal algemene
kenmerken:
taksvrije invoer van grondstoffen en productiemateriaal
taksvrije uitvoer van afgewerkte producten
een aantrekkelijk systeem van inkomstenbelastingen
Ook het gastland heeft tal van voordelen bij de invoering. EPR’s dragen bij tot de sociale en
economische ontwikkeling van het gastland. In een EPR draait het hoofdzakelijk om
exporthandel, dit genereert samen met de kapitaalinbreng opbrengsten uit wisselkoersen.
EPR’s creëren werkgelegenheid, voor Afrika betekent dit een kans voor aangroei in de
beschikbare arbeid en voor de vele werknemers in de landbouwsector een kans om over te
stappen naar een beter betaalde job in de industrie. Zo kan verdere fractionering van het
landbouwareaal vermeden worden, en kan de landbouwproductiviteit verhoogd worden
(m.a.w. een overgang van landbouwen als levensonderhoud naar een meer gerichte
agricultuur). Zowel binnenlandse als buitenlandse ondernemingen worden aangetrokken,
wat leidt tot een diversificatie van de economische activiteiten binnen het land. Voor Afrika
is dit een zeer interessant pluspunt omdat in veel Afrikaanse landen de economie enkel
gericht is op slechts een of enkele producten (monoculturen), aan andere sectoren wordt
geen of weinig aandacht besteed, en dit leidt dan in de meeste gevallen tot enkele rijke
machthebbers en armoede voor de rest van de bevolking en een lage economische
productiviteit.
Een EPR bevordert ook de binnenlandse handel aangezien er beroep wordt gedaan op
lokale ondernemers. Bijvoorbeeld voor de telecommunicatie en de constructie van de
infrastructuur en voor andere toeleveringen. De lokale ondernemers moeten dan naar
voldoende kwaliteitsniveaus evolueren om te leveren naar internationaal aanvaarde
standaardnormen. Industrieën buiten het EPR kunnen zo hun voordeel halen uit het feit dat
ze gedwongen worden om op zeer hoog niveau te opereren als ze competitief willen blijven;
dit vraagt scholing van de werknemers en management.
Niet te vergeten is de wetenschap en technologie, die door buitenlandse ondernemingen
worden meegebracht naar EPR’s. De rest van het land zal daar wel bij varen omdat
werknemers deze kennis kunnen overdragen naar binnenlands personeel en
7
ondernemingen. Zeker in landen waar de educatieve sector onderontwikkeld is, zoals in het
merendeel van de Sub Sahara Afrikaanse landen, nemen deze buitenlandse investeringen
een groot deel van de technische opleidingen voor hun rekening. Meer en meer raken de
gastlanden zich bewust van dit fenomeen en ze ontwikkelen van langs om meer een ‘local
content’-policy, die er vooral op gericht is om over een gespecifieerde periode de meeste
expatriates te vervangen door lokale werkkrachten.
Echter, men moet wel inzien dat de belastingvoordelen zich vaak beperken tot een bepaalde duur
van bijvoorbeeld 10 jaar. De overheid van het gastland hoopt natuurlijk dat de bedrijven na het
verstrijken van deze periode in het land gevestigd zullen blijven. Aangezien het voor de bedrijven
veelal om het belastingvoordeel te doen is, verhuizen de multinationals na het verstrijken van de
gunstige periode dikwijls naar een ander land om in een ander EPR van de fiscale voordelen te
profiteren.
FIGUUR 1
Het EPR-principe schematisch voorgesteld (Jayanthakumaran, 2003)
Intermediate and capital goods,
management and technical knowledge
Profit remittance
EPR
Labor, capital goods, raw materials, utilities
and subsidies
Taxes, processed goods, profit and external effects
Rest of the world Domestic economy
8
2.1.2. Export Processing Regime en de Wereldhandelsorganisatie
Het World Trade Organization (WTO) is de organisatie die instaat voor de regelgeving omtrent
handel tussen landen, wereldwijd. Centraal staan de WTO overeenkomsten, onderhandeld en
ondertekend door het merendeel van de handel voerende landen over de hele wereld. Hun doel is
om wereldwijd producenten, exporteurs en importeurs probleemloos internationale handel te
laten drijven, algemeen gezien heffen ze handelsbarrières op tussen landen van het WTO.
Export Processing Regimes worden niet specifiek behandeld in een van de WTO overeenkomsten,
toch vallen incentives die EPR’s bieden, zoals besproken in hoofdstuk 2.1.1., onder de WTO
regelgeving. Landen die bij het WTO aangesloten zijn, moeten aan de volledige WTO regelgeving
voldoen, ook hun EPR’s (Creskoff, Walkenhorst, 2008).
EPR-incentives kunnen in drie categorieën onderverdeeld worden:
incentives die voldoen aan de WTO overeenkomsten
incentives die WTO overeenkomsten verbreken
incentives waarvan het van situatie tot situatie afhangt of ze aan de WTO overeenkomsten
voldoen of niet
Rekening houdend met het feit dat weinig ontwikkelde leden van het WTO (BNP/capita lager dan
US$1000 (in 1990 dollars)) worden vrijgesteld van de regelgeving omtrent subsidies en andere
compensaties (Agreement on Subsidies and Countervailing Measures) en het feit dat momenteel
nog een 16-tal landen voor bepaalde redenen nog vrijgesteld worden van de WTO-regelgeving tot
en met 2015, kan men concluderen dat de WTO-regelgeving vooral slaat op WTO-leden met een
gemiddeld inkomen.
Volgende WTO-incentives voldoen aan de WTO-regelgeving:
vrijstelling van invoerrechten op exportgoederen
vrijstellen van indirecte belasting op exportgoederen
vrijstelling van invoerrechten en indirecte belastingen op grondstoffen en afval wanneer
deze gebruikt worden/voortkomen voor/uit de productie van exportgoederen
vrijstelling van heffingen en indirecte belastingen op goederen opgeslagen in EPR’s
9
Volgende WTO-incentives verbreken de WTO-regelgeving:
subsidies op export
voorkeursbehandeling voor transport en kosten van transport voor export
gebruik van binnenlandse grondstoffen i.p.v. geïmporteerde grondstoffen, wanneer het
gebruik van binnenlandse grondstoffen voordeliger blijkt
subsidies op het gebruik van binnenlandse grondstoffen i.p.v. geïmporteerde grondstoffen
vrijstelling of vermindering van directe belastingen of maatschappelijk welzijn wanneer
gerelateerd aan export
etc. (Creskoff, Walkenhorst, 2008)
In volgende gevallen is het afhankelijk van land tot land of de EPR-incentives voldoen aan de WTO-
regelgeving of niet:
vrijstelling van belastingen en heffingen op productieapparatuur in EPR’s
voorzieningen voor materialen en onderdelen in ruil voor een vergoeding die niet gelijk is
aan de marktwaarde
overheidssubsidies voor de ontwikkeling van de EPR-infrastructuur
Men moet wel in gedachten houden dat de WTO-regelgeving enkel slaat op maatregelen/incentives
opgelegd door WTO-leden, met andere woorden, maatregelen/incentives aangeboden door
overheden. Een meerderheid van de EPR’s in de wereld is private eigendom, werd privé ontwikkeld
en wordt privé uitgebaat. Maatregelen en incentives in deze EPR’s zijn niet onderhevig aan de
WTO-regelgeving, tenzij een bepaalde incentive uitgaat van de overheid (Creskoff, Walkenhorst,
2008).
Het is belangrijk in te zien dat een EPR niet zomaar van de ene dag op de andere kan ingevoerd
worden en aan alle stakeholders voordelen kan aanbieden met als doel de lokale economie een
boost te geven en de welvaart te verbeteren. Export Processing Regimes vallen nog steeds onder de
WTO-regelgeving.
10
2.1.3. Gevaren van Export Processing Regimes
Naast de brede waaier van nagestreefde positieve effecten (tewerkstelling, buitenlandse
investeringen, winst uit wisselkoersen, overdracht van knowhow, vorming, industriële
discipline,....) kunnen EPR’s ook aanleiding geven tot zeer uiteenlopende negatieve gevolgen, o.a.
het verstoren van bepaalde maatschappelijke evenwichten. Zeker aangaande de arbeid
gerelateerde gevaren bestaat heel wat literatuur, de problematiek werd ook ruim aangekaart door
het International Labour Office (ILO) (2003).
De gevaren kunnen opgedeeld worden in arbeid gerelateerde effecten, sociologische, financiële en
economische (gesprek met de heer Sina Agboluaje (vorig Managing Director van NEPZA), 12 april
2014, Lagos (Nigeria)).
a. Arbeid en sociale politiek:
de voornaamste kritiek is hier zeker de veel voorkomende beperking in de vrijheid
tot vereniging (“freedom of association”), waardoor vakbonden niet toegelaten zijn
in EPR en dus ook de verdediging van de rechten van de werknemers in het gedrang
kunnen komen. Dikwijls laat het niveau van sociale dialoog tussen werkgevers en
werknemers daardoor veel te wensen over. Verscheidene studies hebben dit
fenomeen onderzocht en voor enkele landen werd dit effect aangetoond door
middel van een vergelijking van de vergoedingsevolutie binnen EPR en erbuiten. De
verloning is hier natuurlijk slechts één van de elementen naast bescherming van de
arbeid, gezondheid en veiligheid, discriminatie naar geslacht, kinderarbeid, ....
uitvoergeoriënteerde industrialisering in de EPR’s is in vele gevallen nog zeer sterk
op vrouwelijke arbeidskrachten gericht omdat deze export zich meestal situeert in
laag technische sectoren zoals textiel en machinebouw (UN, 1999). Dit geeft in
eerste instantie de kans aan deze vrouwen om te ontsnappen aan de uitermate lage
lonen in landbouw en huishouding, maar de combinatie van de bovengenoemde
beperking in vrijheid van vereniging en de tweederangs rol, die in de meeste van
deze ontwikkelende landen nog wordt toebedeeld aan vrouwen, maakt hun nog een
gemakkelijker slachtoffer voor uitbuiting.
11
een terugkerend fenomeen is ook dat de gecreëerde arbeidsplaatsen zeer tijdelijk
zijn. Laag kapitaalintensieve sectoren, bijvoorbeeld textielateliers, leiden er immers
toe dat de industrie zich relatief gemakkelijk kan verplaatsen als reactie op
veranderende internationale handelsstromen, wijzigende factoren in EPR
(bijvoorbeeld arbeidskost, milieuregels, taks wetgeving, etc.), met als gevolg zware
reducties in tewerkstelling. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld de terugloop in
tewerkstelling in de Mexicaanse maquiladora’s als gevolg van de verhoogde
concurrentie uit China juist na de eeuwwisseling (Hall, 2002), de 70% reductie in
tewerkstelling als gevolg van de onlusten in Madagaskar in dezelfde periode, de
verplaatsing van tewerkstelling van Azië naar Afrika als gevolg van het
“Multivezelakkoord” (African Growth and Opportunity Act (AGOA)).
een laatste fenomeen dat we willen vermelden betreffende de arbeidsrelaties is dat
de EPR’s meestal gekenmerkt zijn door een hoge turnover in werknemers. Dit zal
zonder meer te maken hebben met de intensiteit van de productie , met culturele
factoren en met contracten van beperkte termijn. Maar de grote werkgeversvrijheid
in de relatie met de werknemers , die dikwijls resulteert in weinig human relations
beleid en slechte arbeidsverhoudingen, is hier zeker ook niet vreemd aan.
b. Maatschappelijke impacten:
zeker in landelijke gebieden kunnen EPR’s resulteren in een aanslag op de
maatschappelijke structuren. De rurale agrarische gebieden ondervinden al vlug
urbanisatiedruk, met als gevolg dat de voorheen eenvoudige landbouwbevolking
kleine winkels en commerciële activiteiten starten of in de industrie gaan werken.
Meestal worden bij de onteigening van de gronden aan de bewoners van de streek
grote verbeteringen in infrastructuur, gezondheid, opleiding, etc. beloofd, maar de
bewoners beseffen niet dat ze hierdoor een cultuur- en maatschappelijke
verandering zullen ondergaan, en blijken dan ook bij latere navraag niet overtuigd
dat ze er zijn op vooruitgegaan.
in bepaalde gevallen leiden EPR’s ook tot zware migratiegolven. Dit kan zoals
hiervoor gezegd tot grote cultuurveranderingen leiden, maar in de meeste gevallen
12
komen deze migranten ook in een zeer zwakke maatschappelijke positie terecht. Dit
fenomeen werd aangetoond in onder andere de Chinese provincies Shenzhen en
Guangdong en Mauritius(ILO, 2003).
er werd ook vastgesteld dat sommige van deze EPR’s een stijging veroorzaken in de
prostitutie en de misdaad. Dit is het gevolg van het aantrekken van industriële
werkkrachten, die over een vast inkomen beschikken en heel dikwijls ook voor
langere periodes van huis zijn.
c. Financiële aspecten:
de zwakkere overheidscontrole in de EPR’s kan ook leiden tot een verhoging van het
smokkelrisico. De meeste goederen in de zone zijn immers niet-gededouaneerde
goederen en deze overbrengen naar het gebied errond brengt natuurlijk de
besparing van de douanerechten (die soms zeer hoog kunnen oplopen, bv. kent
Nigeria een toeslag van 110 % op de invoer van rijst, 70 % op de invoer van auto’s).
in het verleden werd ook vastgesteld dat deze EPR’s al eens gebruikt werden voor
het witwassen van geld via de investeringen en op basis van de weinige controle op
de mobiliteit van kapitalen.
door de incentives, die de staten introduceren bij de oprichting van EPR’s, moet men
er wel opletten dat de netto-voordelen van EPR’s opwegen tegen de gemiste
inkomsten voor de staat (inkomstenbelasting, indirecte belastingen, douanerechten,
voorheffingen allerhande). Dit is des te meer waar als men vaststelt dat industrieën
worden aangetrokken, die anders ook in het land zouden aanwezig zijn
(bijvoorbeeld olie- en gasverwerking in de buurt van de vindplaatsen).
d. Economische impacten:
een eerste probleem kan ontstaan bij de onteigening van de gronden voor de EPR
door de staat. Het betreft hier meestal agrarische gronden, die echter niet
noodzakelijk structureel verbouwd zijn (bv. savannegebied of woud). De
13
onteigenende staat is verondersteld om de gronden ,eigenlijk de oogsten, te
compenseren en, indien er verhuizing noodzakelijk is, de onteigenden minstens
evenwaardige levensomstandigheden te bezorgen. In de beginperiode is het wat dit
betreft zeker hier en daar fout gelopen, maar grote inspanningen van de
Wereldbank om hiervoor standaarden op te stellen, die als minimum conditie
gelden voor een eventuele financiering, en ook onderschreven werden door de
bankwereld, hebben tot een sterke verbetering geleid.
natuurlijk leidt het creëren van een EPR, een zone waar een concentratie van
industrie komt, tot grondspeculatie in de wijde omgeving van het project. Gewiekste
speculanten misbruiken dikwijls de onwetendheid van de oorspronkelijke niet-
ontwikkelde bevolking om reuze winsten te maken. Dit resulteert er dan in dat de
lokale bevolking bij de nieuw geldende grond- en woningprijzen zich niet meer kan
handhaven en dus de vruchten van de ontwikkeling niet kan plukken en eerder,
althans gevoelsmatig, verarmt of, zelfs, moet verhuizen. Het leidt natuurlijk ook tot
een verdere vermindering van het landbouwareaal en mogelijks tot een moeilijkere
voedselvoorziening.
EPR’s kunnen ook aanleiding geven tot grote verschillen in welvaart, niet alleen
tussen individuen, maar ook tussen regio’s onderling (dit leidde bv in China tot
zware interregio concurrentie, zie hoofdstuk 3.3.1). Deze interregionale verschillen
kunnen volgens Balasubramanyan (1988) ook resulteren in een duale economische
structuur met mogelijks negatieve gevolgen: enerzijds een export-georiënteerde
enclave, waar de investeringen vooral arbeidsintensief zijn, en anderzijds een
binnenlandse markt, die vooral kapitaalsintensieve investeringen kent gericht op
importsubstitutie. Dit leidt tot een inefficiënte bedeling van de middelen op
nationaal niveau en bijgevolg tot een overall verlies aan welvaart.
Het is dus duidelijk dat er hier sprake is van een groeiproces, waarbij de beleidsbepalers moeten
leren uit de ervaringen van andere ontwikkelende landen. Een meer flexibele benadering van de
EPR-instrumenten kan hier veel onheil voorkomen en het comparatief voordeel van het land
veiliger stellen.
14
2.2. Export Processing Regime in de wereld
Het concept van EPR is bijna zo oud als onze westerse beschaving gezien EPR reeds werd toegepast
in 300 voor Christus op het Griekse eiland Delos, dat later ten andere één van de rijkste eilanden
werd. Sinds het begin zijn ze een doorn in het oog van het niet-economische staatsapparaat wegens
te zelfstandig, het Romeinse rijk trachtte dergelijke zones te onderdrukken omdat ze zogezegd
destructief waren voor het centralisme in het Rijk. Tot vandaag blijven vele
overheidsdepartementen felle tegenstanders van EPR.
Export Processing Regimes in hun huidige vorm bestaan reeds een halve eeuw. Puerto Rico en
Ierland waren de eerste landen om EPR te implementeren. Het Ierse Shannon Free Zone staat
bekend als model voor EPR. Shannon Free Zone werd opgericht in 1959 door de Ierse overheid met
het oog op het verhogen van de tewerkstelling in landelijk gebied, het in gebruik nemen van een
kleine lokale luchthaven en inkomsten genereren voor de Ierse economie (OECD, 2009). Het project
was uitermate succesvol. Sindsdien heeft het EPR principe zich golfsgewijs verspreid over de rest
van de wereld.
In Azië was India de pionier met zijn eerste EPR in 1965, ongeveer gelijktijdig met China. De
Republiek Korea volgde in 1970, vervolgens Maleisië in 1971, de Filipijnen in 1972 en Indonesië in
1973 Ook Bangladesh, Sri Lanka en Thailand volgden in de jaren ’77 tot 1980 (World Bank, 1992).
Mauritius was het eerste Afrikaanse land om het principe van EPR in te voeren, in 1970.
Verscheidene andere Afrikaanse landen, onder andere Liberia, Ghana en Senegal volgden in de
jaren ’70. De EPR-golf bereikte Latijns Amerika sneller, daar werd het eerste EPR ontwikkeld in
Colombia in 1964. Daarna volgden Dominicaanse Republiek in 1965, Mexico in 1070, Guatemala en
Honduras in 1972, El Salvador in 1973, Jamaica in 1976 en Costa Rica in de jaren ’80.
De golf zette zich verder over de hele wereld, Oost-Europa en Sub Sahara Afrika kwamen erbij in de
jaren ’90 (Engman, Onodera, Pinali, 2007).
Tabel 1 geeft een overzicht van de EPR-evolutie sinds 1975. Van de 3500 bestaande EPR in 2007
bevinden er zich 3126 in ontwikkelingseconomieën en deze voorzien 64,9 miljoen van de 66
miljoen tewerkstelling (Stein, 2008).
15
TABEL 1
Evolutie EPR tussen 1975 en 2007 (Engman et Al., 2007)
1975 1986 1997 2002 2007
No. countries with EPR 25 47 93 116 130
No. EPR’s 79 176 845 3000 3500
Employment (millions) N/A N/A 22,5 43 66
- of which China N/A N/A 18 30 40
- of which other countries with figures
available 0,8 1,9 4,5 13 26
Tabel 2 (infra, p31) geeft een overzicht van alle 132 landen die een vorm van EPR hebben.
De sterke groei van het aantal EPR’s betekent echter niet dat ze plots een groot deel van de
wereldwijde tewerkstelling gaan betekenen. De grote percentages van aandeel in tewerkstelling
zijn eerder uitzondering dan regel en eerder beperkt tot kleinere landen (uitzondering op de regel
is China). In 2002 bereikte de EPR-tewerkstelling 18% van de totale tewerkstelling in Mauritius en
ongeveer 10% in Hong Kong en Tunesië (Milberg, Amengual, 2008). Voor alle landen met EPR ligt
het gemiddelde eerder bij 3%, de under-performers inbegrepen. Dit is macro-economisch nog altijd
een zeer betekenisvolle tewerkstelling, en uiteraard mag men niet vergeten dat de voordelen zich
niet beperken tot tewerkstelling alleen.
16
FIGUUR 2
Aantal Export Processing Regimes in de verschillende werelddelen, met de verdeling tussen private
eigendom of eigendom van de overheid (Akinci, Crittle, 2008)
17
3. HISTORIEK
In wat volgt wordt de recente Afrikaanse economie en het potentieel van het Afrikaanse continent
besproken, en daarna enkele gevallenstudies.
3.1. Afrikaanse economie, het potentieel
Zoals beschreven door Roxburgh et Al. (Mckinsey Global Institute, 2010) is de Afrikaanse economie
er de laatste jaren al sterk op vooruit gegaan. Afrika heeft veel baat gehad bij de commodity-boom
van het voorbije decennium. Niet alleen de olieprijzen, maar ook de prijs van andere mineralen,
graan en andere grondstoffen zijn gestegen als gevolg van de wet van vraag en aanbod. Ook andere
sectoren zoals retail, transport en telecommunicatie waren in het algemeen een bron van
vooruitgang. Aan de basis van deze vooruitgang liggen meer politieke en macro-economische
stabiliteit en micro-economische hervormingen. Schulden en kastekorten werden afgebouwd, de
inflatie is gematigd, ondernemingen in handen van de staat werden grotendeels geprivatiseerd,
handelsbarrières zijn afgezwakt en de vennootschapsbelastingen zijn verlaagd. De vraag blijft
natuurlijk of deze vooruitgang blijvend is en of deze zal standhouden.
Bij de olie-boom, die in Afrika plaatsvond in de jaren ’70, hebben we gedurende de eerste tien jaar
een duidelijke vooruitgang gezien, maar gedurende de volgende twee decennia heeft Afrika
opnieuw een sterke achteruitgang gekend.
Gezien de veranderingen van het laatste decennium niet alleen te danken zijn aan prijsstijgingen,
maar ook aan politieke veranderingen, is er reden te veronderstellen dat de vooruitgang zich dit
maal zou kunnen verderzetten, ook al moeten we er blijven op wijzen dat de situatie per land sterk
kan verschillen. Goede leerlingen waren in een recent verleden Ghana, Ivoorkust, Ethiopië en
Botswana, minder succesvol zijn landen als Nigeria, Zimbabwe en Congo.
Het geloof in een blijvende economische verbetering voor Afrika en alle Afrikanen wordt gesterkt
door de groeiende band met de rest van de wereld, gecreëerd door de vraag naar olie, gas,
mineralen en andere grondstoffen. Handel met de rest van de wereld is 200% toegenomen sinds
2000, ook al loeren hier echter wel enkele beperkende toekomstfactoren om de hoek, zoals bv. de
18
zoektocht naar alternatieve energiebronnen in het Westen, zo liep bv. de export van olie en gas
vanuit Nigeria naar de V.S. terug van 53% naar 24% als gevolg van de resultaten van investeringen
in de ontwikkeling van schalie-gas en schalieolie, en ook de zoektocht naar natuurlijke energie,
zoals zon en wind-toepassingen, zullen de uitvoer beperken.
De arbeidsproductiviteit neemt jaarlijks zo een 2,7% toe en tijdens de jaren 90 is inflatie gezakt met
22% en het laatste decennium met 8% (The Economist, 2011).
Een verdere motivatie is zeker dat Afrika meer en meer buitenlands kapitaal ter zijner beschikking
krijgt. In 2012 namen de Foreign Direct Investments (FDI) met 5% toe tot 50 miljard US$ terwijl
wereldwijd FDI met 18% afnam (UNCTAD, 2013).
FIGUUR 3
Groeivoeten en jaarlijkse opbrengsten van Afrika (Roxburgh et Al, Mckinsey Global Institute., 2010)
19
Figuur 3 toont aan dat het potentieel van Afrika niet onderschat mag worden. De studie geeft aan
dat Afrikaanse organisaties tegen 2020 een mogelijke jaarlijkse opbrengst van $2.6 triljoen kunnen
genereren. Het grootste potentieel zit in de verbruiksgoederen, de telecommunicatie- en de
bankensector. De vijf grootste consumentenmarkten op het Afrikaanse continent in 2020,
Alexandrië, Caïro, Kaapstad, Johannesburg en Lagos, zullen elk jaarlijks 25 miljard dollar aan
gezinsuitgaven hebben, en zullen in grootte vergelijkbaar zijn met Mumbai en New Delhi. En meer
dan een tiental andere Afrikaanse steden, onder andere Dakar, Ibadan en Rabat, zullen
consumentenmarkten hebben van meer dan 10 miljard dollar (Roxburgh et Al, Mckinsey Global
Institute., 2010).
De voorbije tien jaar werd de groei van de East Asian Tigers overtroffen door de groei van de Lion
Economies. Zes van de tien snelst groeiende landen in de wereld zijn Afrikaans (Gordon, 2012).
Handel tussen West Afrika en Azië alleen al is voorspeld om jaarlijks met 14% toe te nemen het
komende decennium. Als Sub-Sahara Afrika in de toekomst grondig investeert in infrastructuur om
handel te drijven, staat hen een toename van wel liefst 51% in export en daarbij een jaarlijkse
toename van 20 miljard US$ in GDP te wachten (Spies, 2012). Echter, men moet wel in gedachten
houden dat de demografische groei zeer hoog is, dit maakt dat bovenstaande spectaculaire
vooruitzichten sterk gerelativeerd moeten worden als men het over welvaart heeft.
Echter, Afrika blijft lijden onder de zogenaamde “resource curse”, ook wel “paradox of plenty”
genoemd. Deze paradox stelt dat landen met een overvloed aan natuurlijke grondstoffen neigen tot
een kleinere economische groei en ontwikkeling. Redenen voor dit fenomeen zijn onder andere de
volatiliteit van de opbrengsten van deze grondstoffen wegens fluctuaties in de wereldwijde
commoditymarkt, het slecht beheer van de grondstoffen door de overheid en de
alomtegenwoordige corruptie. De zogenaamde “Dutch disease” is nog een oorzaak van de resource
curse. De Dutch disease geeft een relatie weer tussen de toename in de exploitatie van grondstoffen
en de afname van de productiesector en agricultuur. De opbrengsten van de natuurlijke
grondstoffen zorgen ervoor dat de koers van de lokale munt sterker wordt in vergelijking met die
van andere landen wat er op zijn beurt toe leidt dat het duurder wordt voor andere landen om
exportgoederen van het land te kopen. Dit alles leidt ertoe dat de agricultuur en landbouwsector
veel minder competitief worden, en resulteert dus ook in een toenemende ongelijkheid van
inkomen binnen het land, zowel tussen regio’s als tussen individuen.
Algemeen gezien zijn er twee mogelijke manieren om de Dutch disease te voorkomen:
20
Enerzijds kunnen de opbrengsten van de natuurlijke grondstoffen op geleidelijke wijze het
land ingebracht worden in plaats van ineens. Door op bovenstaande wijze te werk te gaan
wordt inflatie niet alleen afgezwakt, het levert het land ook een constante, stabiele stroom
van inkomsten op. Echter, voor ontwikkelingslanden is dit een eerder lastig uit te voeren
oplossing aangezien zij het liefst alle opbrengsten zo snel mogelijk spenderen, enerzijds om
problemen zoals armoede aan te pakken en anderzijds wegens corruptie. De resource curse
wordt niet voor niets een vloek genoemd, het is een vloek voor het volk. De wensen van het
volk en de regering (in handen van een elite, politiek en/of economisch)verschillen op vele
vlakken; er woedt een strijd tussen verschillende partijen binnen de overheid om
inkomsten te spenderen binnen hun departement, en dit ten koste van problemen die
bestaan onder het volk.
Anderzijds kan sparen gestimuleerd worden, onder andere door de belastingen op inkomen
en winst te drukken. Door te sparen kan een land de nood aan financiering van het
overheidstekort en FDI verlagen.
Daarbovenop kan de competitiviteit van de productiesector gestimuleerd worden door te
investeren in onderwijs en infrastructuur. De overheid kan ook terugvallen op
protectionisme, op zijn minst als een tijdelijke maatregel, dit is één van de redenen waarom
de ondertekening van het Export Processing Agreement (EPA) tussen Europa en ECOWAS
reeds twaalf jaar aansleept. Echter, dit kan ook het Dutch disease-effect verergeren.
Namelijk, de grote instromen van buitenlands kapitaal zijn grotendeels afkomstig van de
exportsector en worden opgekocht door de importsector. Wanneer door het
protectionistische regime tol geheven wordt op ingevoerde goederen, doet dit de vraag naar
buitenlandse munt dalen, wat leidt tot een nog meer toenemende wisselkoers.
Maar, zoals Gordon (2012) het zo mooi formuleert kunnen we eigenlijk voor Afrika in de huidige
omstandigheden concluderen: “Many problems remain, but the rhetoric has quickly changed from
aid case to investment opportunity, not least from Wall Street and other investors in flat-line
northern economies”.
21
114 4%
1034 41%
741 30%
365 15%
240 10%
Sub Sahara Afrika
Zuid-Oost Azië
Latijns Amerika
Europa en Centraal Azië
Midden Oosten en Noord Afrika
3.2. Afrika en Export Processing Regimes
De EPR-groeitendenzen zoals beschreven in hoofdstuk 2.2., kunnen we spijtig genoeg niet
terugvinden in Afrika. Volgens een studie van het ILO (Milberg, Amengual, 2008) stond Afrika in
1990 voor ongeveer 9% van alle zones in ontwikkelingslanden. Een achttal landen hadden EPR
opgenomen in hun economische politiek, maar slechts een drietal (Egypte, Mauritius en Tunesië),
hadden er een tewerkstelling van enige significantie. In 2006 waren er reeds een twintigtal landen
met echter een eerder beperkte totale tewerkstelling van 1 miljoen werknemers in 91 zones
(slechts 2,6% van het totaal voor de ontwikkelingslanden (zie figuur 4)) en daarvan was dan nog
meer dan 51% van de tewerkstelling in Sub-Sahara Afrika terug te vinden in één land, nl. Zuid-
Afrika. Daarnaast hadden enkel Mauritius, Lesotho, Kenia, Nigeria en Madagaskar volgens officiële
cijfers een EPR-tewerkstelling van meer dan 35000 werknemers. Waar in de meeste landen de
tewerkstelling in de EPR’s snel tot een paar procent van de totale tewerkstelling is geëvolueerd,
bleef Sub Sahara Afrika steken op 0,2% (Milberg, Amengual, 2008).
FIGUUR 4
Verdeling van alle EPR’s over de wereld (Thahaya)
22
Deze zeer trage ontwikkeling is teleurstellend, maar biedt anderzijds een kans om de gevolgde
politieken in een vroeg stadium bij te sturen. Het grote probleem ligt hier duidelijk in het feit dat in
de andere continenten (Azië, Latijns-America) de EPR-politiek een deel vormde van een breder
industrieel geheel van maatregelen, daar waar in Afrika in heel veel gevallen EPR werd gezien als
een doel op zichzelf dikwijls gedreven door hulpinstellingen en toegang tot donor-programma’s
(Stein, 2008).
Daarenboven worden de Afrikaanse douane en andere bestuurlijke organismen maar al te vaak
gekenmerkt door een zware bureaucratie en corruptie, en is er een groot gebrek aan continuïteit en
stabiliteit in de politiek betreffende het aantrekken van buitenlands investeringskapitaal. Dit wordt
nog versterkt door een bijna algemeen zeer laag niveau van ontwikkeling van het menselijk
kapitaal, vooral wat betreft technische vorming. In vele gevallen ontbreekt ook de nodige
infrastructuur om van ‘acceptabele’ industriële omstandigheden te kunnen praten.
3.3. Gevallenstudies
3.3.1. China – een lappendeken van export processing zones
In de jaren ’50 en ’60 waren EPR’s populair in bepaalde Aziatische ontwikkelingslanden. Deze
populariteit is volgens F.S. Victor (1985) gedeeltelijk te wijten aan de teleurstellende resultaten van
de ingevoerde importsubstitutie2 strategie en aan de interesse in buitenlandse investeerders.
Importsubstitutie veroorzaakte in deze landen een trage economische groei terwijl op hetzelfde
2 Importsubstitutie staat ook wel bekend als import-substituting industrialization. Dit is een handelspolitiek gebaseerd op
de hypothese dat een land er naar zou moeten streven haar afhankelijkheid van het buitenland te reduceren door lokaal
goederen te produceren, die anders ingevoerd zouden moeten worden. Importsubstitutie werd in de periode tussen 1930
en de late jaren 80 van de twintigste eeuw toegepast in veel Latijns-Amerikaanse landen, en vanaf de jaren '50 in enkele
Aziatische en Afrikaanse landen. (Wikipedia)
23
ogenblik andere regio’s, die een exportgerichte strategie toepasten (zoals Hong Kong en
Singapore), wel een gestage economische groei kenden. Enkele Aziatische ontwikkelingslanden
zoals Sri Lanka en Thailand hebben de economische draad terug trachten op te nemen door EPR’s
te ontwikkelen. Uit een onderzoek uit 1975 bleek dat de redenen voor het invoeren van een EPR
voornamelijk waren:
1) toenemen van de overheidsinkomsten
2) exportmarkt uitbreiden en economische activiteiten diversifiëren
3) afnemen van de werkloosheid
4) overdracht van technologie en wetenschap
Aangezien deze bestaansredenen voor de meeste Aziatische EPR’s golden en ze zich allemaal op
dezelfde klanten richtten, was er een zeer sterke onderlinge competitie.
Zoals Victor (1985) opmerkt in zijn paper is het eerder vreemd dat een land dat relatief sterk
geïndustrialiseerd is en volledig op zijn binnenlandse markt gefocust is, zich ineens open stelt voor
buitenlandse investeerders. Tot voor 1978 aanvaardde China geen buitenlandse investeringen door
hun antikapitalistisch beleid en de import en export droegen maar voor 10% bij aan het nationaal
inkomen. China opende pas in 1976 haar deuren voor de rest van de wereld en in 1979 werd
toestemming gegeven voor de ontwikkeling van vier SEZ’s (Shenzhen, Zhuhai, Shantou en Xiamen).
Dit ter ondersteuning van het invoeren van het “open door policy”3. De eerste SEZ’s waren niet
alleen afgebakende zones, die buitenlandse investeringen dienen aan te trekken, maar bovenal was
de invoering van SEZ’s een methode om de Chinese bureaucratie en economie te hervormen met als
doel een verbetering van de levensomstandigheden van de Chinese bevolking te creëren. Voor de
Chinezen is het dat wat hun SEZ zo onderscheidt van een EPR.
De voorbije decennia hebben de bestaande SEZ’s sterk bijgedragen tot het aantrekken van
buitenlandse investeringen en het uitbouwen van de export. De eerdergenoemde SEZ’s
ontwikkelden zich zeer snel en ze slaagden er al snel in, begin de jaren ’80, om mooie economische
resultaten te behalen. Al snel besloot de Chinese overheid om ETDZ’s (economic and technological
development zone) op te bouwen, het verschil met EPZ zit hem in de ontwikkelingsmogelijkheden.
SEZ’s worden beschouwd als onafhankelijke steden, dergelijke zones bestaan niet alleen uit
industriezone maar bieden een totaalpakket aan. Een ETDZ daarentegen is een louter economische
3 In 1979 ontwikkelde de Volksrepubliek China het opendeurbeleid met als doel de Chinese economie en markt open te
stellen voor de rest van de wereld.
24
zone, ze zijn afhankelijk van bestaande steden en dorpen voor arbeidskrachten en infrastructuur en
daarbovenop hebben ze slechts een beperkte autonomie. Aan het einde van jaren ’80 nam China het
succes van de hightechindustrie waar en installeerde verschillende HIDZ’s (hightech development
zone), uitgerust met de meest hoogstaande infrastructuur.
De voorbije twintig jaar werden bestaande ETDZ’s en HIDZ’s versmolten, om de zones
multifunctioneel en nog aantrekkelijker te maken voor buitenlandse investeerders.
EPR’s hebben in China zeer sterk bijgedragen aan de openstelling naar de wereld toe, de
ontwikkeling van de exportmarkt en aan de ontwikkeling van technologische en wetenschappelijke
knowhow. Alle activiteiten, die in de EPZ’s ontstaan zijn dankzij buitenlandse investeerders,
brachten een toename van tewerkstelling van de lokale bevolking en een toename van de
grondstoffenconsumptie met zich mee.
Het voorgaande belicht echter enkel de rooskleurige kant van het verhaal. Zoals Wong en Tang
(2005) beschrijven in hun onderzoek, is er over de jaren heen een SEZ-boom ontstaan, deze
overschaduwt deels de positieve kant van het SEZ-verhaal. Deze SEZ-boom word ook wel ‘zone
fever’ genoemd en wordt toegeschreven aan het slechte bestuur, misbruik van de voordelen die
SEZ’s bieden, misbruik van het Chinese administratief systeem en speculatie in onroerend goed.
Laatstgenoemde bracht veel problemen met zich mee, zo ging er o.a. veel landbouwgrond verloren
en kregen bepaalde regio’s met milieuverontreiniging te maken. Schattingen geven aan dat tussen
1986 en 1995 maar liefst 6% van de Chinese landbouwgronden werd opgeëist voor niet-
landbouwactiviteiten.
Zoals eerder vermeld opende China haar eerste development zone in 1984. Tegen Januari 1985
waren reeds in 15 andere kuststeden gelijkaardige projecten opgestart. De eerste development
zones zijn opgestart in opdracht van de centrale regering, maar de lokale Chinese overheden zagen
al snel in dat deze development zones heel sterk kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van hun
gebied. Dat was de start van het opbouwen van talrijke development zones in opdracht van de
lokale overheden. Eind 1992 stond de teller al op 1951 zones, goed voor 15300 vierkante
kilometer.
Om de groei van het aantal zones te kunnen laten toenemen zijn de lokale overheden moeten
overstappen van het gebruik van eigen grond naar het gebruik van private grondeigendom.
Landbouwgrond werd massaal opgekocht. Development zones popten massaal op uit het niets met
als gevolg dat velen nooit investeerders vonden en dus grote oppervlakten nuttige landbouwgrond
25
bleven braak liggen. De centrale overheid voerde daarna een nieuwe maatregel in: de ontwikkeling
van een nieuwe zone op lokaal niveau moest eerst goedgekeurd worden, bijkomend werden een
heleboel bestaande niet-productieve zones opgedoekt. Echter, deze maatregelen baatten niet, het
aantal zones bleef massaal toenemen, in 1996 sprak men van 4120 zones.
In 1997 en 1998 werd de omzetting van landbouwgrond naar bouwgrond uiteindelijk verboden.
Desondanks deze maatregel begon het vanaf 2000 toch weer fout te lopen. Het afkopen van
landbouwgrond van kleine boeren tegen lage prijzen werd gewoon verder gezet. Dit fenomeen
wordt “enclosure movement” genoemd. In 2003 stond de teller op 6866, verspreid zo’n 38600
vierkante kilometer innemend.
In 2003 kwam er dan finaal een einde aan de oncontroleerbare boom toen de centrale overheid een
limiet van 1 development zone per provincie heeft opgelegd. Alle bestaande zones gemachtigd door
een andere overheid dan de centrale werden verplicht opgedoekt en het land werd teruggegeven
om dienst te doen als landbouwgrond. Ook de zones die operationeel mochten blijven, moesten de
bezette oppervlakte terugschroeven. Eind 2006 kon deze opkuis afgerond worden en het aantal
development zones was teruggebracht tot 1568, goed voor 9949 vierkante kilometer.
De vraag rijst natuurlijk wat de oorzaak van deze boom was? Het antwoord ligt eigenlijk bij de
hervorming van China als socialistische staat naar een staat met fiscale decentralisatie:
Voor 1980 controleerde de centrale overheid alle bronnen van inkomsten, zowel haar eigen als die
van de provincies en die van sub-provinciale regeringen. Met andere woorden de lokale regeringen
hadden geen eigen budget.
De fiscale decentralisatie creëerde een systeem met fiscale contracten. Lokale regeringen
ondertekenden een contract dat stelde dat ze vanaf dat ogenblik een eigen budget beheerden en
een bepaald percentage dienden af te dragen aan de centrale regering. Bijkomend werd aan de
lokale regeringen ook een grotere autonomie toegekend inzake grondstoffen- en
investeringsbeslissingen. De lokale overheden werden dus sterk gestimuleerd om economische
groei na te streven. Zij zagen in de development zones een grote bron van inkomsten.
In 1994 werd afgestapt van het systeem met fiscale contracten. Men ging over op een “tax sharing
system”, waarin bepaalde taksen volledig naar de centrale overheid gaan en de overige volledig
inkomsten voor de lokale regering zijn. Dit nieuw systeem had als doel de fiscale positie van de
centrale regering te versterken, maar het zwakte de incentives voor lokale regeringen om
26
economische groei na te streven niet af. Dit statensysteem heeft een heftige concurrentiële strijd
tussen lokale regeringen opgewekt om hun lokale economie te laten opbloeien. Ze werkten hard
om kapitaal voor hun regio aan te trekken (Zhang, 2011). Zo is China een lappendeken van
development zones geworden.
In 2001 is China toegetreden tot de World Trade Organisation. Volgens S-W Wong en B-S Tang
(2005) bracht dit zowel positieve als negatieve gevolgen voor de EPR’s met zich mee. Enerzijds zou
het buitenlands kapitaal, binnengebracht door investeerders, en de handel nog toenemen, o.a. door
de toegang tot nieuwe sectoren. EPR’s hebben hier een groot competitief voordeel omwille van de
zeer kwaliteitsvolle aangeboden infrastructuur en wegens de rijke ervaring in het beheren van
buitenlandse investeringen.
Anderzijds kunnen de regelgevingen binnen bepaalde EPR’s niet voldoen aan de WTO-
overeenkomsten. De Chinese regering heeft voor de toetreding tot de WTO bepaalde regels in de
ERP-wetgeving omtrent belastingvoordelen en privileges moeten aanpassen om aan de WTO-
overeenkomsten te kunnen voldoen, maar ook om de binnenlandse industrie te beschermen opdat
deze competitief zou kunnen blijven. Door deze wijzigingen hebben de EPR’s in China wat aan
aantrekkelijkheid verloren.
3.3.2. Mexico – maquiladora’s, een bijdrage voor de binnenlandse
economie of niet?
Sinds het begin van de jaren ’80 gebruikt Mexico maquiladora’s, de Mexicaanse vorm van een EPR,
als ontwikkelingsstrategie. De ontwikkeling van de maquiladora’s was gebaseerd op de EPR’s in
Azië (Thailand, Sri Lanka,..) en de stimulans was het Border Industrialization Program (BIP).
Tijdens de tweede wereldoorlog was er in de VS een groot tekort aan arbeidskrachten. Ten gevolge
van dit tekort is het “Bracero Program” ontstaan; miljoenen Mexicaanse arbeiders kregen het recht
om in de VS als seizoenarbeider te werk te worden gesteld. Dit bracht een verhuis naar grenssteden
met zich mee, zo zijn steden als Tijuana, Mexicali en Matamoros ontstaan.
In 1964 is het “Bracero Program” door de VS stopgezet, met een groot werkloosheidsprobleem in
Mexico als gevolg. Het BIP werd in 1965 ingevoerd als poging om dit probleem op te lossen; het
27
moest aan duizenden seizoenarbeiders woonachtig in de grenssteden een job bieden. Deze
tewerkstelling moest gecreëerd worden door arbeidsintensieve producenten uit de VS, die zich aan
de grens in Mexico kwamen vestigen. Het BIP liet hen toe fabrieken neer te zetten in een twintig
kilometer lange strook langs de grens met de VS, grondstoffen te importeren zonder er te worden
op belast wanneer de afgewerkte producten bestemd waren voor export, en daarbovenop bood de
Mexicaanse overheid subsidies aan voor het bouwen van fabrieken en industriezones. In 1973
werd het gebied dat aan de Amerikanen werd voorgelegd, uitgebreid en de grenzen werden
opgeheven.
In de jaren ’80 kende Mexico een economische crisis, dit heeft bijgedragen aan de snelle groei van
de activiteiten in de maquiladora’s. Deze crisis bracht economische hervormingen met zich mee;
handelsbarrières werden afgezwakt, overheidsbedrijven werden geprivatiseerd en de munt werd
gedevalueerd. Deze hervorming heeft de arbeidskost zwaar laten dalen en aangezien de kost van
arbeid een bestaansreden is van deze EPR’s, heeft dit een grote rol gespeeld in de ontwikkeling
(Biles, 2004).
Een van de Mexicaanse staten waar maquiladora’s gevestigd zijn is Yucatán. Tot aan de jaren 80
werd de industrie in Yucatán gedomineerd door de productie van henequen4. Door de ontwikkeling
van synthetische vezels en het opduiken van concurrenten in Zuid-Amerika, Afrika en Azië is de
vraag naar henequen in Mexico zeer sterk gedaald. In de jaren ’80 werd besloten dat er iets moest
gedaan worden aan de ondergang van de henequenindustrie. Het Henequen Zone Restructuring
Program werd in 1984 ingevoerd. In Yucatán werd de ontwikkeling van maquiladora’s door dit
programma gestimuleerd.
Yucatán had 1.7 miljoen inwoners (2002), waarvan 40% in de hoofdstad, Mérida, woonden. Ook de
helft van alle tewerkstelling bevond zich in Mérida. Het BNP binnen de staat Yucátan was zo een
82% lager dan het gemiddelde BNP van alle Mexicaanse staten (32 staten). Een hoge graad van
ongeletterdheid en een laag scholingsniveau zijn bijkomende factoren, die aangeven dat Yucatán
4 Henequen (Agave fourcroydes Lem.) is an agave, whose leaves yield a fiber also called henequen, which is suitable for
rope and twine, but not of as high a quality as sisal. It is the major plantation fiber agave of eastern Mexico, being grown
extensively in Yucatán, Veracruz, and southern Tamaulipas. It is also used to make Licor del henequén, a traditional
Mexican alcoholic drink. (Wikipedia)
28
balanceerde op de rand van de marginaliteit. In 1995 was Yucatán dan ook opgenomen in een lijst
van 12 Mexicaanse regio’s met een hoog tot zeer hoog niveau van marginaliteit.
Van 1995 tot 2001 heeft de overheid dan het State Development Plan ingevoerd waarin export
georiënteerde industrie werd gepromoot. De maquiladora’s werden verplaatst naar meer landelijke
gebieden binnen de staat om zo de tewerkstelling en de overbevolking van Mérida af te zwakken.
In 2000 droegen de maquiladora’s 4% van het staatsinkomen bij (Biles, 2004).
In 1994 is de North American Free Trade Agreement (NAFTA), ingevoerd. NAFTA, een
vrijhandelszone die Mexico, de VS en Canada omvat, is een overeenkomst omtrent het verlagen of
afschaffen van importtarieven, en het afschaffen van restricties op buitenlandse bezittingen en
investeringen. Het NAFTA bracht zowel positieve als negatieve gevolgen voor de maquiladora’s met
zich mee. Het doel was enerzijds om de maquiladora’s zo veel mogelijk in de binnenlandse
economie te integreren en anderzijds Mexico zo veel mogelijk open te stellen voor handel met de VS
en Canada.
NAFTA heeft de belastingvrijstelling op ingevoerde goederen afkomstig uit landen, die niet aan de
NAFTA-regels voldoen, opgeheven. Voordien konden goederen afkomstig van bijvoorbeeld Japan
geïmporteerd worden in de VS en samen met andere Amerikaanse producten naar Mexico verder
doorgevoerd worden. Zo werden deze Japanse producten belastingvrij in Mexico ingevoerd.
Wanneer het afgewerkt product terug naar de VS verscheept werd, werden er wel belastingen op
geheven.
Vanaf de invoering van NAFTA had Mexico het recht om belastingen te heffen op de invoer van
buitenlandse producten. Echter, NAFTA staat Mexico toe om de belastingen, die door de
maquiladora’s aan de VS en Canada werden betaald, gedeeltelijk terug te vorderen. Deze laatste
maatregel was voor de maquiladora’s een onvoldoende tegemoetkoming en zij kwamen in opstand.
Dit leidde tot de invoering van de Sectoral Promotion Programs; bepaalde specifieke industrieën
kregen het recht verlaagde tarieven toe te passen (Truett, Truett, 2007).
Volgens J. Biles (2004) telde Mexico in 2001 3600 exportgerichte organisaties, zij boden een job aan
ongeveer 1.3 miljoen arbeiders. In 1999 was 26% van alle industriearbeiders in de maquiladora’s
tewerkgesteld. Aan het begin van de jaren 2000 brachten de maquiladora’s meer dan twee derden
van alle Mexicaanse export op.
Guajardo Quiroga (1998) daarentegen houdt er een meer negatieve mening op na. Hij schat
namelijk dat de economische effecten teweeggebracht door de maquiladora’s relatief gezien meer
dan de helft minder zijn dan de economische effecten van binnenlandse organisaties.
29
Maquiladora’s zijn een specifieke toepassing van het export processing regime; de handel beperkt
zich zowat tot de VS en Canada. In 2009 is men tot de constatatie gekomen dat de dalende
tewerkstelling in de maquiladora’s samenhangt met economische schommelingen in de Verenigde
Staten. Aangezien Mexico in 2006 zijn rapporteringswetgeving heeft aangepast, zijn er sindsdien
geen exacte cijfers i.v.m. tewerkstelling meer te vinden. Niettemin is het zeer duidelijk dat voor
2006 de laatste grote afname in tewerkstelling plaatsvond tussen 2000 en 2003. Meer dan 200.000
jobs, 15,3% van de totale tewerkstelling, werden opgezegd in de maquila industriesector. Dit was
de vierde keer in de geschiedenis dat de afvloeiingen meer dan 10% van de tewerkstelling
bedragen. Opmerkelijk is dat deze afvloeiingen keer op keer samenvallen met een economische
recessie in de VS. Ongeveer 80% van de export die uit de maquiladora’s voortkomt, is immers
bestemd voor de VS; ze zijn dan ook onlosmakelijk verbonden aan de Amerikaanse economie.
De maquiladora’s hebben ook te kampen met andere knelpunten; de financiële crisis en de dreiging
van China. “The China threat” is het grootste probleem waar Mexico mee te maken heeft sinds de
toetreding van China tot het WTO in 2001. China biedt goedkopere arbeid aan en bezit het voordeel
van economics of scale en economics of scope. China biedt zijn klanten volledige oplossingen aan,
ze kunnen het product van grondstof tot afgewerkt product vervaardigen. Mexico daarentegen is
voor zijn productie grotendeels afhankelijk van de invoer van half afgewerkte producten. Echter,
“the China threat” is niet van toepassing op alle producten en, China staat ook bekend om piraterij
en slechte bescherming van intellectuele eigendommen.
De voornoemde gebeurtenissen hebben als effect dat de maquiladora’s de productie moeten
terugschroeven naar een lager niveau, minder kunnen exporteren en minder FDI’s ontvangen
(Hadjimarcou, Brouthers, McNicol, Michie, 2013).
Het hele Mexicaanse export processing regime wordt gedreven door het overgrote aanbod van
arbeid verspreid over heel Mexico. Families migreren naar Noord-Mexico met hoop op een goed
betaalde job in een maquiladora, en daarbij een kans op een beter leven (maquiladora’s keren een
ietwat hoger loon uit dan de binnenlandse werkgevers). Het ogenblik dat een maquiladora een job
of project misloopt volgen er honderden ontslagen, de werknemers zijn van de ene dag op de
andere terug bij af. Deze tijdelijke welvaart en om de hoek glurende werkloosheid leidt tot een lage
toeweiding en motivatie bij de werknemers. De Mexicaanse versie van export processing regime, de
maquiladora, zou eens grondig moeten herzien worden in het belang van de Mexicaanse economie
en bevolking. Enkele mogelijke strategieën worden aangereikt door J. Hadjimarcou et. Al (2013).
30
3.3.3. Nigeria – hoe het niet moet
(gesprek met de heer Yagyavalkya Misra, 8 april 2014, Lagos (Nigeria)).
a. Nigeria binnen Afrika
Als gevolg van een recente rebasing-oefening staat het Nigeriaanse BNP nu op 510 miljard dollar,
dit is ongeveer 38 % groter dan de tweede grootste Sub Sahara Afrikaanse economie Zuid-Afrika.
De economie van Nigeria is de vierentwigste in de wereld, juist na Polen en Noorwegen, en juist
voor België en Taiwan. De economische groei was gedurende het laatste decennium jaarlijks
ongeveer 7%. Nominaal trekt Nigeria ook de tweede hoogste waarde van FDI aan in Afrika. Volgens
recente UNCTAD-cijfers voor 2013, een totaal van $5,5 miljard, wat echter wel een sterke daling is
tegenover vorige jaren).
Het land kent een continu hoge bevolkingsgroei, ongeveer 3% per jaar, en met zijn 174 miljoen
inwoners betekent dit dat één op vijf SSA-Afrikanen in Nigeria woont. UN-experten verwachten dat
er tegen 2050 ongeveer 440 miljoen inwoners zullen zijn, wat ruim meer is dan de 400 miljoen
Amerikanen.
Het land is dan misschien wel een reus, maar het kent daarnaast heel wat problemen die typisch
zijn voor de meeste landen in SSA. Op de UN’s Human Development Index-rangschikking bekleedt
Nigeria de 153-ste plaats op 187 landen. De aanhoudende groei van het laatste decennium kan niet
beletten dat de werkloosheid gestaag toeneemt, de officiële 23% moet minstens met een hoop
korrels zout worden genomen, en ook al staat het BNP per capita vandaag op 2700 dollar (ter
vergelijking Zuid-Afrika heeft in 2012 7300 dollar en België 43400 dollar per capita volgens World
Bank), toch brengt de zeer grote span in inkomen mee dat 66% van de bevolking leeft met een
inkomen van minder dan 1.25 dollar per dag, wat gecatalogeerd wordt als ‘extreem arm’. De
gemiddelde levensverwachting hangt dan ook nog altijd beneden de 50 jaar.
De Mo Ibrahim Index, een index die ‘good governance’ tracht te beoordelen op basis van veiligheid,
wettelijkheid, participatie en mensenrechten, economische kansen en human development, plaatste
Nigeria als 43ste op 52 Afrikaanse landen. Na een verslechtering tegenover het vorige jaar, net
zoals in de andere Afrikaanse grootheden: Zuid-Afrika, Egypte en Kenya. In alle grote landen van
Afrika was er een verslechtering voor mensenrechten, politieke vrijheid, openheid en
31
aanrekenbaarheid. Nigeria heeft daarnaast een groot probleem qua veiligheid (zie onlangs de
kidnapping van meer dan 200 schoolmeisjes), bureaucratie en corruptie. Door het lekke
inningssysteem bedragen de belastinginkomsten slecht 12% van het BNP.
Het land is ook een typisch voorbeeld van de Dutch disease (zie hoofdstuk 3.1.). De rijkdom aan olie
en gas en de export ervan heeft de agrarische en chemische sector en de lichte verwerkende
productie zoals textiel, die in de eerste decennia na de onafhankelijkheid sterk waren toegenomen,
zwaar teruggedrongen. De uitvoer van niet-olieproducten daalde van 97% bij de onafhankelijkheid
(1960) naar 42% in 1970 en naar 2 % in 2005. Dit probleem werd nog versterkt door de voorkeur
van Nigerianen voor buitenlandse ingevoerde producten. Dit alles leidde tot een zeer hoge
invoerfactuur en zware nood aan vreemde sterke munt, waar de regering op heeft gereageerd met
protectionistische douanetarieven om de binnenlandse industrie van de totale ondergang te
redden. In recente jaren nam de verwerkende industrie en de dienstensector toe, maar bepaalde
sectoren kennen pas nu een wedergeboorte en vragen dus nog om enige (tijdelijke) bescherming
om van de grond te kunnen komen in de wereldmarkt . Dit laatste is vandaag vooral het geval voor
landbouwproducten zoals rijst, suiker, palmolie, etc.
Al het bovenstaande maakt duidelijk dat het belichten van Nigeria in verband met een economische
topic als EPR , zeker representatief is voor het geheel van Sub Sahara Afrika.
b. Evolutie van EPR in Nigeria
Als deel van een pakket maatregelen tot hervorming van de economie werd in 1989 het EPR-
concept ingevoerd in Nigeria: de NEPZA-Act 63 (Nigerian Export Processing Zone Association),
onder ander op basis van een UNIDO-rapport (United Nations Industrial Development
Organization). Deze wet werd later uitgebreid en gedetailleerd door een decreet in 2004:
Investment procedures, Regulations and Operational Guidelines for Free Zones in Nigeria.
De eerste zone in Nigeria was de Calabar Free Trade Zone die, alhoewel opgericht in 1989, slechts
operationeel werd einde 2001. Daarna volgde een lange rij van andere Free Trade Zones, in totaal
26 op vandaag, waarvan echter slechts een beperkt aantal echt operationeel werd. De grootste
projecten zijn zonder meer Olokola Free Trade Zone (OKFTZ) en Lekki free Trade Zone, de meest
succesrijke is Onne Free Trade Zone. De voornoemde drie zones zijn in tegenstelling tot Calabar,
32
maar wel zoals de meerderheid van de andere zones Public Private Partnerships (PPP) met een
minderheid voor de staat (in de meeste gevallen niet de federale staat, maar één van de 36
deelstaten). Enkele uitzonderingen zijn zuiver privé-zones.
Voor wettelijke regelgeving en economische transacties moet elke zone in Nigeria beschouwd
worden als een ‘offshore’ locatie, dus afgescheiden van de rest van Nigeria. De vrijstellingen en
incentives zijn in de basiswet voorzien:
- in de tijd onbeperkte vrijstelling van alle taksen en belastingen, zowel federaal,
staats als lokaal
- douanerechtvrije invoer van kapitaalgoederen, verbruiksgoederen, ruwe materialen
en componenten
- vrijstelling van pre-invoer inspectie voor goederen bestemd voor de zone
- vrijstelling van de wettelijke voorschriften betreffende belastingen, heffingen,
taksen en vreemde munt regelgeving
- vrije repatriatie van buitenlandse kapitaalinvesteringen en interesten
- vrije distributie van winsten en dividenden voor buitenlandse investeerders
- vrijstelling van in- en uitvoervergunningen
- huurvrij land gedurende de bouwperiode
- geen beperking van eigendomspercentage voor buitenlanders
- geen beperking van tewerkstelling van buitenlands personeel.
Het ‘offshore’ karakter brengt natuurlijk ook mee dat (1) verkopen vanuit de zone naar het
Nigeriaanse hinterland en (2) verkopen vanuit het hinterland naar de zone, beide betaald moeten
worden in vreemde munt (dollar) en ook onderhevig zijn aan de normale regels van invoer en
repatriatie van opbrengsten.
Rond 2000 werd besloten dat een zuiver EPR-regime niet in staat zou zijn om het industriële en
commerciële landschap van Nigeria structureel te veranderen als dergelijke zones er niet zouden in
slagen hun deel van de internationale investeringen aan te trekken, alleen al omdat de meeste
zones wereldwijd flexibel werden gemaakt voor alle commerciële, industriële en diensten
industrieën, ook deze die een (al of niet) belangrijk deel van hun productie uitvoeren naar het
nationale hinterland. De zones werden dus toegestaan ook grotere hoeveelheden op de
binnenlandse markt te verkopen.
33
c. Gebreken van EPZ in Nigeria
Het gebrek aan succes van de EPR-regimes in Nigeria is tekenend voor het falen ervan in de meeste
Afrikaanse landen en de oorzaken kunnen samengevat worden in een drietal groepen: de politieke
en maatschappelijke omstandigheden, de wettelijke regelgeving, en de voorziene industriële
infrastructuur.
politieke en maatschappelijke omstandigheden:
- de lange geschiedenis van Nigeria als een land met een incompetent economisch
bestuur, een hoog niveau van corruptie, bureaucratie en economische criminaliteit,
politieke en sociale instabiliteit zijn zeker een rem.
- de afwezigheid van een duidelijk comparatief voordeel van de Nigeriaanse
economie, die eigenlijk weinig voorziet voor export door gebrek aan o.a. goed
technisch geschoold personeel, grondstoffen voor industriële verwerking,
ondersteunende diensten (bijvoorbeeld banken en verzekeringen handelen niet op
een internationaal niveau).
- de ‘wafelijzer’-politiek van de regering (Nigeria is een federaal land met 36 staten, 6
regio’s en een viertal overheersende volkeren) heeft er toe geleid dat een deel van
de bestaande EPR-zones werden opgericht in onmogelijke locaties. Zo zijn er zones
op 800 km van elke grens of haven, het moge duidelijk zijn dat dit niet de ideale
plaats is voor een EPR gericht op export en dan nog meestal, deels, op basis van
ingevoerde basismaterialen of componenten. Er is zelfs een EPR-zone op een eiland
zonder haven of brug, die dus enkel verbonden is met het vasteland via een kleine
veerpont.
- de alomtegenwoordige bureaucratie blijft er steeds voor vechten om ook op de
transacties van de EPR’s vat te krijgen. Ook al zijn de wettelijke voorschriften
duidelijk, de wettelijke afdwingbaarheid laat veel te wensen over, en in elk geval
blijft het slachtoffer zitten met de vervelende verdedigingslast. Hier doelen we op de
douane en belastingautoriteiten, de politie en de immigratiediensten voor
vergunningen voor expatriates. Dit heeft uiteraard te maken met de typisch
Afrikaanse toestand waarbij ambtenaren hun meestal laag en soms onbetaald
34
salaris proberen aan te vullen met ‘aanmoedigingspremies’ om een dossier te
behandelen.
- de perceptie van onveiligheid, die Nigeria in de gehele wereld heeft, is zeker geen
stimulans om investeringen en de daarmee gepaard gaande ex-pats aan te trekken.
wettelijke regelgeving:
- ondanks de lange lijst van voordelen en incentives voor de EPR-zones blijft er toch
een afwezigheid van voordelen voor de investeerders in EPR’s, gezien gelijkaardige
voordelen worden verleend op soms willekeurige basis aan startende bedrijven in
het binnenland. Alles heeft te maken met de politieke druk die men kan uitoefenen,
bijvoorbeeld in olie en gas zijn er decennialange vrijstellingen van belastingen.
- de verplichting om alle transacties in en met de EPR’s in vreemde munt (dollar) te
houden heeft natuurlijk het voordeel dat het de investeerder afschermt van
devaluaties van de Naira en dat het ook een influx betekent van broodnodige harde
wisselkoers, maar het creëert terzelfdertijd een barrière voor het aanboren van
lokaal investeringskapitaal. De wet voorziet in dit verband in een verbod op (1) het
toestaan van leningen in Naira, (2) het opnemen van Naira-leningen van
Nigeriaanse ingezetenen, inclusief banken en (3) het sourcen van vreemde munt via
de binnenlandse forex-markt. De investerende bedrijven zijn dus voor hun
financiering gedwongen naar buitenlandse forex-markten.
- de Nigeriaanse wetgeving is niet altijd compleet en soms zelfs tegenstrijdig. De
wetgeving betreffende de EPR’s is om verschillende redenen niet sluitend zoals
bijvoorbeeld betreffende de rechtspersoon (de verwoording van de NEPZA-Act is
zodanig dat interpretatieverschillen mogelijk zijn, waarbij een EPR-entiteit geen
erkende rechtspersoon zou vormen buiten de zone), de registratie van gronden (de
Land Act is deel van de grondwet en dus niet wijzigbaar door de NEPZA-Act, die een
normale parlementaire wet is, dus van een lager hiërarchisch niveau), bepaalde
taksen en rechten worden geheven door de staat en eigenlijk kan het federaal
parlement niet beslissen over vrijstellingen ervan, etc.
35
voorziene infrastructuur:
- de logistieke infrastructuur van het land in het algemeen laat veel te wensen over.
De Nigeriaanse havens zijn niet aangepast aan de huidige internationale normen
betreffende diepgang van de toegang tot de grote oceaan en het management ervan
verloopt op zijn minst weinig efficiënt, sinds meer dan een decennium strijden een
zevental locaties om een nieuwe diepzeehaven te bouwen, maar door de interne
concurrentie en het gebrek aan focus bij de overheid is er tot vandaag geen enkel
project in geslaagd om de financiering rond te krijgen. Het wegennetwerk is niet
echt uitgebreid en zeer slecht onderhouden. Het spoorwegnet is omzeggens
onbestaande en verouderd. Ook de luchthavens zijn niet ‘up to standard’, ook al
wordt daar nu wel aan gewerkt.
- de elektriciteitsvoorziening in het land staat werkelijk op een onwerelds laag
niveau, wat de meeste bedrijven en inwoners ertoe dwingt om te investeren in
generatoren (en back-up’s), die draaien op basis van diesel of benzine, en zeer kost-
inefficiënt werken.
- de infrastructuur in en rond de zones laat meestal ook te wensen over. Dit gaat van
een degelijk wegennet zowel binnen de zone (dit valt onder de
verantwoordelijkheid van de zone management vennootschap) als rond de zone
(valt onder de verantwoordelijkheid van de overheid), tot het voorzien van
elektriciteit of ten minste de bron om elektriciteit te genereren.
d. OKFTZ – historiek en link naar voorgaande gebreken
De Olokola Free Trade Zone werd gestart in 2004 in de geboortestreek van toenmalig president
Obasanjo. De zone ligt gespreid over de grens van twee staten (Ondo en Ogun), aan de kust en op
minder dan honderd kilometer van Lagos, de grootste stadsagglomeratie van Afrika. In oppervlakte
is OKFTZ het grootste EPR-project van Nigeria met 10000 hectaren in een eerste fase, uitbreidbaar
tot ongeveer 22500 hectares (225 vierkante km). De zone zou ook worden vergezeld van een nieuw
te bouwen diepzeehaven. Het ligt in een zeer onderontwikkeld gebied met een relatief lage
bevolking, maar was bedoeld als een ontlastingsproject voor Lagos.
36
Tot 2007 gebeurde heel weinig, slechts één project werd opgetekend, OKLNG een reusachtige LNG-
gas productie, deels gesponsord door Shell, Chevron en British Gas, en daarom werd besloten een
privé-partner in te brengen. Eind 2007 werden hiervoor akkoorden getekend met het Belgische
Rent-A-Port NV, ontwikkelaar en manager van haven- en industriële zones en een dochter van
Ackermans-van Haaren. Wegens vooral politieke beslommeringen werd de ontwikkeling verder
belet en zelfs het aantrekken en optekenen van drie andere reuze-projecten, die daardoor de
gehandtekende investeringen op 26 miljard dollar stelden, bracht geen ontwikkeling.
Het eerste project werd steeds maar uitgesteld, voornamelijk wegens het niet stemmen van de
noodzakelijke wetgeving en wordt nu waarschijnlijk irrealistisch als gevolg van de evolutie in de
wereldmarkt van gas (schaliegas en nieuwe gasvindingen op de oostkust van Afrika). De andere
projecten gingen recentelijk verloren wegens het ontstaan van een conflict tussen de gouverneur
van de staat Ogun en de hoofd-investeerder (de Dangote-Group, de grootste Afrikaanse industriële
groep), die ook Rent-A-Port als aandeelhouder verving. Deze laatste projecten werden verplaatst
naar een andere EPZ, en zijn dus niet verloren voor Nigeria.
De conclusie blijft dezelfde, nl. dat na 10 jaar deze, voor Nigeria zeer belangrijke zone, nog steeds
geen ontwikkeling kent. Een blik in het intern strategisch plan bevestigt de in de vorige bladzijden
beschreven problemen van de Nigeriaanse EPR-toepassing. Een uittreksel eruit (New Proposed
Strategy, 2014), een lijst van sterktes en zwakten van het project, spreekt voor zichzelf:
Strengths:
Free Zone Status
Available Land on a very good location
Only large industrial zone with a water link to the major existing ports
Link to the major east-west highway
Proximity of recent off shore oil and gas fields
Rather good soil conditions compared to other coastal industrial zones
Weaknesses:
No connection to (and far from) the gas grid and no other power source
No connection to Ogun, nor to Lagos, the major market
The only road connection to the zone is not completed and (partly) dilapidated
No connection to the sea or to ports and no immediate plan for an own port
No internal infrastructure because of lack of means (funding)
37
No complete legal structure for FZE’s in Nigeria
No skilled labour availability
Necessary costs to prepare the land (reclamation and levelling)
No clear and uniform approach between the shareholders, partly due to a not updated
shareholders’ agreement
The duration of the existing lease is reduced to less than 34 years. This is far below other
industrial zones (example Lekki offers a remaining lease period of 91 years).
Dit weerspiegelt de meeste redenen voor het falen van EPR’s in Nigeria, die we ook terugvinden in
de literatuur betreffende de zwakheden van EPR’s in Afrika (op een paar uitzonderingslanden na).
Er blijft dus nog een lange weg af te leggen.
38
4. Kwantitatief onderzoek
In dit hoofdstuk wordt het kwantitatief onderzoek van deze masterproef besproken, beginnend bij
de beschrijving van de gebruikte data gevolgd door achtereenvolgend de methodologie en
resultaten van de tijdreeks analyse en de paneldata analyse.
4.1. Data
Om het effect van de aanwezigheid van EPR te bestuderen, werden in dit artikel data verzameld van
het tijdstip van oprichting van EPR over de periode 1960 – 2012. Hiervoor werd gebruik gemaakt
van zowel de World Economic Processing Zone Association (WEPZA), de nationale Export
Processing Zone Associations, de International Labor Organisation (ILO), alsook de websites van de
verschillende landen en hun ambassades.
WEPZA geeft een overzicht van alle landen die een vorm van EPR hebben, zie Tabel 2.
TABEL 2
Overzicht landen met EPR (WEPZA)
Country or
Territory
WA SA IS PS
ALGERIA x
AMERICAN
SAMOA
x
ANGOLA x
ARGENTINA x
ARUBA x
AUSTRALIA x
AUSTRIA x
BAHAMAS x
BANGLADESH x
BELIZE x
BERMUDA x
Country or
Territory
WA SA IS PS
LYBIA x
LIECHTENSTEIN x
LITHUANIA x
MACAO x
MADAGASKAR x
MALAWI x
MALAYSIA x
MAURITIUS x x
MEXICO x x
MOLDOVA x
MONACO x
MONGOLIA x
39
BOLIVIA x
BRAZIL x x
BULGARIA x
BURUNDI x
CAMEROON x
CAPE VERDE x
CAYMAN
ISLANDS
x
CHILE x
CHINA
(MAINLAND)
x x x x
COLOMBIA x
COSTA RICA x
CROATIA x
CUBA x
CURACAO,
NETHERLANDS
ANTILLES
x
CYPRUS x
DENMARK x
DJIBOUTI x
DOMINICAN
REPUBLIC
x x
ECUADOR x
EGYPT x
EL SALVADOR x
FIJI x
FINLAND x
FRANCE x x
GABON x
GAZA STRIP
ADMNSTD BY
ISRAEL
x
MOROCCO x
MOZAMBIQUE x
NAMIBIA x
NEW ZEALAND x
KUWAIT x
KYRGYZSTAN x
LATVIA x
LEBANON x
LESOTHO x
LIBERIA x
NICARAGUA x
NIGERIA x
NORTH KOREA x
OMAN x
PAKISTAN x
PANAMA x x
PERU x
PHILIPPINES x x
POLAND x
PORTUGAL x
PUERTO RICO x
ROMANIA x
RUSSIA x x
SENEGAL x
SERBIA x
SEYCHELLES x
SINGAPORE x x
SLOVAKIA x
SLOVENIA x
SOUTH AFRICA x
SPAIN x
SRI LANKA x x
ST. KITTS-NEVIS x
40
GERMANY x x
GHANA x
GIBRALTAR x
GREECE x
GUADELOUPE x
GUAM x
GUATEMALA x
HAITI x
HONDURAS x
HONG KONG x x x
HUNGARY x
ICELAND x
INDIA x x x x
INDONESIA x
IRAN x
IRELAND x
ISRAEL x
ITALY x
IVORY COAST x
JAMAICA x
JAPAN x x
JORDAN x
KAZAKHSTAN x
KENYA x
KOREA,
REPUBLIC OF
x x
ST. LUCIA x
SUDAN x
SWEDEN x
SYRIAN ARAB
REPUBLIC
x
TAIWAN x x
TANZANIA x
THAILAND x
TOGO x
TRINIDAD AND
TOBAGO
x x
TUNISIA x
TURKEY x
UKRAINE x
UNITED ARAB
EMIRATES
x
UNITED
KINGDOM
x
URUGUAY x
USA x x
VANUATU x
VENEZUELA x
VIETNAM x
WEST BANK
ADMNSTD BY
ISRAEL
x
YEMEN x
YUGOSLAVIA x
ZIMBABWE x
41
WEPZA definieert vier mogelijke types van EPR:
SA: small area: zones kleiner dan 1000 hectare
WA: wide area; grote zones met eigen bevolking
IS: industry specific; zones gecreëerd speciaal voor een bepaalde sector zoals olie, textiel,
etc. Het gaat hier niet om een afgebakend gebied waarbinnen participerende bedrijven zich
moeten vestigen, vb. Indiase “Jewelry Zones”
PS: performance specific; zones die enkel investeerders toelaten die aan bepaalde vereisten
voldoen zoals exportniveau, niveau van technologie en knowhow, bedrag van investering,
etc. Ook hier gaat het niet om een afgebakend gebied waarbinnen de participerende
bedrijven zich moeten vestigen, vb. Indiase “export oriented factories”
In dit onderzoek wordt er gefocust op een selectie landen, 35 om precies te zijn, behorende tot de
twee eerst genoemde categorieën. Tabel 2 geeft een overzicht met daarbij de jaartallen waarin
EPR’s er hun intrede hebben gedaan.
TABEL 3
Jaartallen van introductie EPR
Land Jaartal
introductie EPR
Kenia 1990
India 1965
China 1979
Dominicaanse Republiek
1965
Mauritius 1970
Togo 1989
Honduras 1972
Bangladesh 1983
Costa Rica 1981
Mexico 1970
Ghana 1995
Indonesië 1986
Madagaskar 1995
Maleisië 1985
Namibië 1996
Nigeria 1989
Oman 2006
Kameroen 1990 Tanzania 2006
Land Jaartal
introductie EPR
Vietnam 1991
Argentinië 1994
Burundi 1992
Djibouti 1994
Gabon 2000 Guatemala 1971
Filipijnen 1972
Jordanië 1973
Senegal 1974
Liberia 1975 Nicaragua 1976
Thailand 1981
Pakistan 1983
Jamaica 1976
Ukraine 1996
Malawi 1995
42
4.1.1. Tijdreeksanalyse
Om het effect van de aanwezigheid van EPR op import- en exporttijdreeksen te bestuderen,
controleren we de tijdreeksen van de 35 landen beschreven in Tabel 2.
De afhankelijke variabele, de variabele die bestudeerd wordt, is het eerste verschil van het
natuurlijk logaritme van de import- en exportdata van bovenstaande 34 landen over een periode
van 64 jaar, van 1948 tot en met 2012. Deze data werden verkregen van de UNCTADSTAT database.
De EPR variabele is een dummy variabele die varieert over de tijd. Ze neemt waarde 1 aan vanaf het
jaartal waarop EPR is ingevoerd in een bepaald land, EPR is 0 voor de jaartallen waarin het land
nog geen EPR heeft ingevoerd.
4.1.2. Paneldata-analyse
Om het effect van de aanwezigheid van EPR op bilaterale exportstromen te bestuderen, controleren
we de bilaterale handelsstromen tussen 147 landen, waaronder zowel landen met EPR als landen
zonder. Van deze 147 landen zijn er 99 die op een bepaald moment in de tijd een EPR hebben
geïntroduceerd, de overige 48 landen niet. Van de 99 landen met EPR kennen we voor slechts 35
landen het jaar waarin EPR werd geïntroduceerd. Daarom is er beslist om de testen uit te voeren op
83 landen, 35 met EPR en 48 zonder EPR.
De afhankelijke variabele, de variabele die bestudeerd wordt, is het natuurlijk logaritme van de
bilaterale exportstromen tussen de 83 landen.
Voor dit onderzoek zijn een oneindig aantal controlevariabelen beschikbaar. Aangezien het niet
mogelijk is deze allemaal op te nemen, worden in dit onderzoek alleen de meest gangbare en meest
verklarende controlevariabelen opgenomen. De controlevariabelen worden opgesplitst in drie
categorieën: geografische, economische en EPR variabelen. Tabel 4 geeft een overzicht van de
beschrijvende statistieken.
43
TABEL 4
Beschrijvende statistieken
Variabele Aantal
Observaties
Gemiddelde Standaard
Afwijking
Minimum Maximum
Afhankelijke
Bilaterale Export 29670 6.108 3.182 -6.908 15.676
Geografische
Area reporter 30296 12.692 2.132 5.756 16.116
Area partner 30044 12.096 2.285 3.970 16.116
Landlocked
reporter 30296 0.104 0.305 0 1
Landlocked
partner 30044 0.138 0.345 0 1
Contingent 27092 0.054 0.226 0 1
Distance 27092 8.620 0.873 4.656 9.868
Language 27633 0.200 0.400 0 1
Economische
GDP reporter 29319 10.901 1.889 4.372 14.641
GDP partner 29635 9.489 2.187 3.924 14.641
Crossrate 27059 -0.507 3.829 -22.333 22.486
Agreement 30332 0.228 0.420 0 1
EPR
EPR reporter 30332 0.558 0.497 0 1
EPR partner 30332 0.411 0.492 0 1
Area wordt gedefinieerd als het natuurlijk logaritme van het totale geografische landoppervlak.
Landlocked duidt aan of het land al dan niet volledig omgrensd wordt door landoppervlak.
Derhalve neemt ze de waarde 1 aan wanneer een land geen rechtstreekse toegang heeft tot de zee.
De coëfficiënt van Landlocked wordt verwacht negatief te zijn (Grigoriou, 2007), aangezien een
land makkelijker zal kunnen handel drijven als het vrije toegang tot de zee heeft.
Contingent neemt de waarde 1 aan wanneer de partnerlanden een grens gemeenschappelijk
hebben. De coëfficiënt van deze variabele wordt verwacht positief te zijn aangezien buurlanden
sneller handel zullen drijven (Márquez-Ramos et al., 2011).
Distance geeft het natuurlijk logaritme afstand tussen beide handeldrijvende landen weer.
Distance wordt verondersteld een negatieve determinant te zijn.
44
Language neemt de waarde 1 aan wanneer de handeldrijvende landen een gemeenschappelijke
landstaal hebben en 0 in het andere geval. Taal wordt verondersteld een positieve determinant te
zijn.
De data ter constructie van bovenstaande geografische variabelen is afkomstig van de CEPII dataset
(Mayer & Zignago, 2011).
Het Bruto Binnenlands Product , GDP, wordt gebruikt als maatstaf voor de economische grootte
van een land. Mansfield et al. (2002) stellen dat landen met een grote thuismarkt minder
afhankelijk zouden zijn van internationale handel. De variabele GDP wordt gedefinieerd als het
natuurlijk logaritme van het Bruto Binnenlands Product van het land.
Ook een variabele die het bevolkingsaantal en de tewerkstelling van het land weergeeft zou
interessant voor dit onderzoek, maar we kiezen ervoor om ze niet op te nemen om dat ze sterk
samenhangen met GDP.
Crossrate geeft het natuurlijk logaritme van de bilaterale wisselkoersen tussen twee landen. Bij
een panel die vele jaren overspant, in dit geval 27 jaar, is het belangrijk om de evolutie van
competitiviteit op te nemen. Een toename van de bilaterale wisselkoers tussen 2 landen betekent
een verzwakking van de munt van de importeur t.o.v. de wisselkoers van de exporteur. Men
verwacht dat crossrate als een negatieve determinant wordt geschat.
De data ter constructie van bovenstaande variabelen is afkomstig van de UNCTADSTAT database.
Agreement is een controlevariabele die weergeeft of er tussen twee landen
handelsovereenkomsten, Free Trade Agreements (FTA), bestaan. De data is afkomstig van de World
Trade Organisation. Bestaat er een akkoord tussen twee landen, vastgesteld door het WTO, dan
neemt de variabele Agreement de waarde 1 aan, bestaat er geen akkoord tussen de twee landen
dan neemt Agreement de waarde 0 aan. De aanwezigheid van een handelsakkoord tussen twee
landen wordt verondersteld een grote invloed te hebben op de bilaterale exportstromen tussen
beide, vandaar is het belangrijk om deze variabele op te nemen in de panel. Een voorbeeld van een
FTA opgenomen in de variabele Agreement is het handelsakkoord tussen Canada en Costa Rica
inzake handel van goederen dat in werking is getreden in 2002 (GATT: article XXIV).
De verschillende EPR-variabelen zijn dummyvariabelen, die meer informatie geven over de
aanwezigheid van EPR in een land. De basis EPR-controlevariabele neemt waarde 1 aan vanaf het
jaartal waarop EPR is ingevoerd in een bepaald land, EPR is 0 voor de jaartallen waarin het land
nog geen EPR heeft ingevoerd. In de paneldata analyse worden verschillende afgeleiden van deze
dummyvariabele gebruikt.
EPRL5 en EPRL10 geven de EPR dummy vertraagd over respectievelijk vijf en tien jaar.
45
EPRFASE1, EPRFASE2 en EPRFASE3 zijn ook afgeleiden van de EPR-variabele, deze geven weer in
welke fase het EPR zich bevindt. Fase 1 is de eerste vijf jaar dat EPR aanwezig is, fase 2 zijn de jaren
tussen het vijfde en het tiende jaar en EPR is in fase 3 vanaf tien jaar bestaan.
46
4.2. Tijdreeksanalyse
4.2.1. Methodologie
In de tijdreeksanalyse worden tijdreeksen van export- en importdata bestudeerd om na te gaan of
de aanwezigheid van EPR in een land een directe invloed heeft op de export en import in dat land.
We testen de import- en exportdata van 35 landen met een EPR over een periode van 64 jaar, van
1948 tot en met 2012.
Een tijdreeks wordt gekenmerkt door auto-regressieve processen, processen met voortschrijdend
gemiddelde , seizoeneffecten, en/of een combinatie van voorgaande. Een tijdreeks kan beschreven
worden met behulp van een ARIMA-model (autoregressive integrated movingaverage). De eerste
stap in deze tijdreeksanalyse is het schatten van een ARIMA-model voor elke tijdreeks voor elk
land. Voor het bepalen van het passende ARIMA-model doorlopen we drie stappen. Eerst bepalen
we aan de hand van de autocorrelatie functie (ACF), partial autocorrelatie functie (PACF) en unit
roots de parameters d, p en q van het ARIMA(p,d,q)-model. De parameter p geeft een maat van
autoregressie weer, q is een maat voor het voortschrijdend gemiddelde en d geeft het aantal
differentiaties weer die nodig zijn om de data stationair te maken. Vervolgens testen we de
significantie van het bekomen model gebruik makend van de arima-functie in STATA. Bijkomend
wordt er gecontroleerd of de residuen zich op correcte wijze gedragen, er wordt met andere
woorden nagegaan of er white noise is.
Vervolgens worden de geschatte ARIMA-modellen per land gecontroleerd of er een significante
verandering optreedt vanaf de invoering van EPR. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een EPR
variabele die per land aangeeft in welk jaar EPR er werd ingevoerd. De ARIMA-modellen voor de
import- en exportdata worden gefit met deze EPR variabele. Omdat de aanwezigheid van factoren
die we niet kunnen voorspellen/betrekken in de tijdreeksanalyse ook een invloed kan hebben op
de tijdreeks wordt ook de fit van het ARIMA-model met de EPR variabele getest in aanwezigheid
van een tijdstrend.
47
4.2.2. Resultaten
Tabel 5 en tabel 6 geven de resultaten weer van de schatting van ARIMA-modellen voor
respectievelijk de import- en exporttijdreeksen voor de 35 eerder vermelde landen. Voor de
importtijdreeksen kon slechts voor 19 van de 35 landen een ARIMA-model worden geschat. Voor
de exporttijdreeksen kon voor 18 landen een ARIMA-model geschat worden. Voor import zijn 7 van
de 19 landen Afrikaanse landen, voor export 9 van de 18. Dit is voldoende om aan het einde van de
tijdreeksanalyse een besluit te nemen omtrent de Afrikaanse import en export als een geheel in
vergelijking met de rest van de wereld, gebaseerd op deze 7 en 9 landen.
Voor alle geschatte modellen van zowel export- als importtijdreeksen is er sprake van white noise,
wat erop wijst dat er geen autocorrelatie aanwezig is.
TABEL 5
Schatting ARIMA-modellen, importdata
Land Startjaar EPR
ARIMA-model p-waarde AR p-waarde MA White noise*
Argentinië 1994 (1,0,1) 0 0 0.304
Bangladesh 1983 (0,0,1) - 0.005 0.557
Burundi 1992 (1,0,0) 0.004 - 0.803
China 1979 (2,0,2) 0 0 0.311
Djibouti 1994 (1,0,2) 0.004 0.026 0.978
Dominicaanse
Rep.
1965 (3,0,0) 0.003 - 0.962
Ghana 1995 (0,0,1) - 0.005 0.173
India 1965
Indonesië 1986
Jordanië 1973 (2,0,2) 0.01 0 1
Kameroen 1990 (0,0,2) - 0.005 0.156
Liberia 1975
Madagaskar 1995 (1,0,2) 0 0.003 0.433
Malawi 1995
Maleisië 1985 (0,0,1) - 0.015 0.608
Mauritius 1970 (2,0,2) 0 0.007 0.976
48
Mexico 1970 (2,0,0) 0 - 0.473
Nicaragua 1976 (2,0,2) 0 0.013 0.607
Oman 2006 (1,0,2) 0.002 0.001 0.978
Pakistan 1983 (2,0,1) 0.029 0.01 0.284
Filipijnen 1972
Senegal 1974
Thailand 1981 (0,0,1) - 0.016 0.825
Togo 1989 (1,0,1) 0.001 0 0.962
Vietnam 1991 (3,0,2) 0.025 0 0.903
* De coëfficiënt voor white noise werd bepaald met behulp van de portmanteau-test. H0: geen autocorrelatie, white noise
TABEL 6
Schatting ARIMA-modellen, exportdata
Land Startjaar EPR
ARIMA-model p-waarde AR p-waarde MA White noise*
Argentinië 1994
Bangladesh 1983
Burundi 1992 (0,0,2) - 0.006 0.458
China 1979 (2,0,2) 0.000 0.000 0.311
Djibouti 1994
Dominicaanse
Rep.
1965 (3,0,0) 0.003 - 0.962
Ghana 1995 (0,0,1) - 0.005 0.173
India 1965 (1,0,1) 0.000 0.000 0.928
Indonesië 1986 (1,0,3) 0.000 0.045 0.010
Jordanië 1973
Kameroen 1990 (0,0,2) - 0.005 0.156
Liberia 1975 (0,0,1) - 0.033 0.994
Madagaskar 1995 (1,0,2) 0.000 0.003 0.433
Malawi 1995 (1,0,1) 0.000 0.001 0.882
Maleisië 1985 (0,0,1) - 0.015 0.608
Mauritius 1970 (2,0,2) 0.000 0.007 0.976
Mexico 1970 (2,0,0) 0.000 - 0.473
49
Nicaragua 1976
Oman 2006 (1,0,1) 0.002 0.000 0.968
Pakistan 1983
Filipijnen 1972 (2,0,1) 0.043 0.023 0.714
Senegal 1974 (1,0,0) 0.050 - 0.769
Thailand 1981
Togo 1989 (1,0,1) 0.001 0.000 0.962
Vietnam 1991 (3,0,2) 0.025 0.000 0.903
* De coëfficiënt voor white noise werd bepaald met behulp van de portmanteau-test. H0: geen autocorrelatie, white noise
Tabel 7 en 8 geven de resultaten weer van de fitting van de geschatte ARIMA-modellen met de EPR-
variabele. De testen zijn significant voor Madagaskar en Vietnam voor import, en China en India
voor export. Voor deze landen werden grafieken uitgezet die de evolutie van de export en import
weergeven voor en na de invoering van een EPR, zie figuur 5, 6, 7 en 8.
In India en China is een significante groei van de export zichtbaar sinds het jaar van invoering van
EPR, meerbepaald, voor China wordt de EPR-coëfficiënt geschat op 0,067 en voor India op 0,104,
dit is een toename van 6,9% en 10,9% in export voor China en India respectievelijk.
In Madagaskar en Vietnam is een significante groei van de import zichtbaar sinds de invoering van
EPR, voor Madagaskar wordt de coëfficiënt van EPR geschat op 0,058 en voor Vietnam bedraagt de
geschatte coëfficiënt 0,115, dit is een toename van 5,9% en 12,2% in import voor Madagaskar en
Vietnam respectievelijk.
50
TABEL 7
Fit ARIMA-modellen met EPR-variabele, importdata
Land Startjaar EPR
ARIMA model
EPR coëfficiënt
Standaard afwijking
constante p-waarde
Fit
Argentinië 1994 (1,0,1) 0.025 0.098 0.052 0.797 Nee
Bangladesh 1983 (0,0,1) 0.009 0.042 0.080 0.830 Nee
Burundi 1992 (1,0,0) -0.042 0.049 0.096 0.396 Nee
China 1979 (2,0,2) 0.041 0.044 0.106 0.359 Nee
Djibouti 1994 (1,0,2) -0.003 0.066 0.055 0.968 Nee
Dominicaanse Rep.
1965 (3,0,0) 0.042 0.035 0.056 0.233 Nee
Ghana 1995 (0,0,1) 0.059 0.041 0.059 0.148 Nee
India 1965
Indonesië 1986
Jordanië 1973 (2,0,2) 0.055 0.054 0.059 0.302 Nee
Kameroen 1990 (0,0,2) -0.006 0.051 0.083 0.907 Nee
Liberia 1975
Madagaskar 1995 (1,0,2) 0.058 0.019 0.041 0.002 Ja
Malawi 1995
Maleisië 1985 (0,0,1) -0.004 0.056 0.096 0.948 Nee
Mauritius 1970 (2,0,2) 0.058 0.035 0.037 0.100 Nee
Mexico 1970 (2,0,0) 0.070 0.049 0.052 0.152 Nee
Nicaragua 1976 (2,0,2) -0.057 0.045 0.119 0.205 Nee
Oman 2006 (1,0,2) 0.018 0.164 0.131 0.910 Nee
Pakistan 1983 (2,0,1) -0.012 0.072 0.082 0.870 Nee
Filipijnen 1972
Senegal 1974
Thailand 1981 (0,0,1) -0.029 0.053 0.132 0.579 Nee
Togo 1989 (1,0,1) -0.054 0.076 0.108 0.473 Nee
Vietnam 1991 (3,0,2) 0.115 0.049 0.066 0.019 Ja
51
TABEL 8
Fit ARIMA-modellen met EPR-variabele, exportdata
Land Startjaar EPR
ARIMA model
EPR coëfficiënt
Standaard afwijking
constante p-waarde
Fit
Argentinië 1994
Bangladesh 1983
Burundi 1992 (0,0,2) -0.045 0.073 0.078 0.534 Nee
China 1979 (2,0,2) 0.067 0.015 0.092 0.000 Ja
Djibouti 1994
Dominicaanse Rep.
1965 (3,0,0) 0.042 0.045 0.040 0.347 Nee
Ghana 1995 (0,0,1) 0.087 0.055 0.040 0.114 Nee
India 1965 (1,0,1) 0.104 0.026 0.003 0.000 Ja
Indonesië 1986 (1,0,3) -0.020 0.083 0.103 0.807 Nee
Jordanië 1973
Kameroen 1990 (0,0,2) -0.029 0.053 0.087 0.581 Nee
Liberia 1975 (0,0,1) -0.121 0.067 0.122 0.072 Nee
Madagaskar 1995 (1,0,2) 0.011 0.039 0.051 0.787 Nee
Malawi 1995 (1,0,1) 0.006 0.041 0.065 0.881 Nee
Maleisië 1985 (0,0,1) 0.012 0.041 0.084 0.762 Nee
Mauritius 1970 (2,0,2) 0.071 0.057 0.015 0.212 Nee
Mexico 1970 (2,0,0) 0.083 0.052 0.044 0.112 Nee
Nicaragua 1976
Oman 2006 (1,0,1) 0.009 0.362 0.164 0.981 Nee
Pakistan 1983
Filipijnen 1972 (2,0,1) 0.039 0.037 0.057 0.287 Nee
Senegal 1974 (1,0,0) 0.051 0.042 0.012 0.221 Nee
Thailand 1981
Togo 1989 (1,0,1) -0.023 0.053 0.084 0.667 Nee
Vietnam 1991 (3,0,2) 0.121 0.351 0.071 0.730 Nee
52
FIGUUR 5
FIGUUR 6
FIGUUR 7
FIGUUR 8
De resultaten van de fit van de ARIMA-modellen met de EPR variabelen rekening houdend met een
tijdstrend, worden weergegeven in tabel 9 en 10. De testen zijn significant voor Bangladesh,
Dominicaanse Republiek, Mauritius, Nicaragua en Pakistan voor import, en Dominicaanse
Republiek en Mauritius voor export. Een tijdstrend in rekening nemen levert meer significante
resultaten op, dit wijst erop dat er veel externe factoren zijn die export en import beïnvloeden.
Figuren 9, 10, 11, 12, 13 en 14 zetten de evolutie van import en export uit voor bovenvermelde
landen waar de invoering van EPR een significante invloed blijkt te hebben. Voor Mauritius en
0
0.2
0.4
0.6
0.8
1
1.2
19
48
19
53
19
58
19
63
19
68
19
73
19
78
19
83
19
88
19
93
19
98
20
03
20
08
Fit export ARIMA-model met invoering EPR
CHINA
constante EPR
constante + EPR
0
0.2
0.4
0.6
0.8
1
1.2
19
48
19
53
19
58
19
63
19
68
19
73
19
78
19
83
19
88
19
93
19
98
20
03
20
08
Fit import ARIMA-model met invoering EPR MADAGASKAR
constante EPR
constante + EPR
0
0.2
0.4
0.6
0.8
1
1.2
19
48
19
53
19
58
19
63
19
68
19
73
19
78
19
83
19
88
19
93
19
98
20
03
20
08
Fit export ARIMA-model met invoering EPR
INDIA
constante EPR
constante + EPR
0
0.2
0.4
0.6
0.8
1
1.2
19
48
19
53
19
58
19
63
19
68
19
73
19
78
19
83
19
88
19
93
19
98
20
03
20
08
Fit import ARIMA-model met invoering EPR
VIETNAM
constante EPR
constante + EPR
53
Dominicaanse Republiek is deze invloed positief, meerbepaald, de invoering van EPR in deze
landen laat de import en/of export toenemen. In Mauritius neemt de import toe met 16,8% (EPR
coëfficiënt bedraagt 0,155) sinds de invoering van EPR en de export met 20% (ERP coëfficiënt
bedraagt 0,182). In Dominicaanse Republiek neemt de import toe met 11,2% (EPR coëfficiënt
bedraagt 0,106) en de export met 14,1% (EPR coëfficiënt bedraagt 0,132).
Voor Nicaragua en Pakistan daarentegen blijkt de invoering van EPR een negatief effect op export
te hebben. In Nicaragua bedraagt de EPR-coëfficiënt bij import -0,154 wat wil zeggen dat de import
gedaald is met 16,7%. In Pakistan bedraagt de EPR-coëfficiënt bij import -0,157 wat wijst op een
daling van de import met 17%.
54
TABEL 9
Fit ARIMA-modellen met EPR-variabele, importdata met tijdstrend
Land Startjaar EPR
ARIMA model
EPR coëff.
Standaard afwijking
constante T coëff.
p-waarde
EPR
p- waarde
T
Fit
Argentinië 1994 (1,0,1) -0.114 0.134 -8.536 0.004 0.394 0.198 Nee
Bangladesh 1983 (0,0,1) -0.096 0.035 -6.600 0.003 0.007 0.001 Ja
Burundi 1992 (1,0,0) -0.091 0.110 -2.998 0.002 0.408 0.588 Nee
China 1979 (2,0,2) -0.003 0.087 0.082 0.001 0.977 0.552 Nee
Djibouti 1994 (1,0,2) -0.009 0.136 -0.347 0.000 0.950 0.945 Nee
Dominic.
Rep.
1965 (3,0,0) 0.106 0.043 0.073 -0.002 0.015 0.088
Ja
Ghana 1995 (0,0,1) 0.036 0.060 0.041 0.001 0.551 0.664 Nee
India 1965
Indonesië 1986
Jordanië 1973 (2,0,2) 0.103 0.093 3.347 -0.002 0.267 0.471 Nee
Kameroen 1990 (0,0,2) 0.003 0.086 0.088 0.000 0.974 0.883 Nee
Liberia 1975
Madagaskar 1995 (1,0,2) 0.070 0.045 0.048 0.000 0.123 0.791 Nee
Malawi 1995
Maleisië 1985 (0,0,1) -0.076 0.088 0.051 0.002 0.389 0.333 Nee
Mauritius 1970 (2,0,2) 0.155 0.035 0.094 -0.004 0.000 0.000 Ja
Mexico 1970 (2,0,0) 0.147 0.079 0.081 -0.002 0.062 0.181 Nee
Nicaragua 1976 (2,0,2) -0.154 0.073 -5.810 0.003 0.034 0.174 Ja
Oman 2006 (1,0,2) 0.031 0.218 0.941 0.000 0.889 0.933 Nee
Pakistan 1983 (2,0,1) -0.159 0.065 -9.209 0.005 0.014 0.004 Ja
Filipijnen 1972
Senegal 1974
Thailand 1981 (0,0,1) -0.092 0.087 -3.720 0.002 0.292 0.392 Nee
Togo 1989 (1,0,1) -0.075 0.113 0.093 0.001 0.505 0.843 Nee
Vietnam 1991 (3,0,2) 0.007 0.072 -0.002 0.003 0.926 0.049 Nee
55
TABEL 10
Fit ARIMA-modellen met EPR-variabele, exportdata met tijdstrend
Land Startjaar EPR
ARIMA model
EPR coëffi.
Standaard afwijking
constante T coëffi.
p-waarde
EPR
p- waarde
T
Fit
Argentinië 1994
Bangladesh 1983
Burundi 1992 (0,0,2)
-0.013 0.127 2.167 -0.001 0.920 0.797 Nee
China 1979 (2,0,2) 0.063 0.054 0.090 0.000 0.247 0.930 Nee
Djibouti 1994
Dominic.
Rep.
1965 (3,0,0) 0.132 0.013 0.042 -0.002 0.000 0.000 Ja
Ghana 1995 (0,0,1) 0.047 0.077 0.010 0.001 0.536 0.518 Nee
India 1965 (1,0,1) 0.039 0.036 0.001 0.002 0.280 0.010 Nee
Indonesië 1986 (1,0,3) -0.033 0.160 -0.591 0.000
0.838 0.918 Nee
Jordanië 1973
Kameroen 1990 (0,0,2) -0.001 0.084 0.107 -0.001 0.994 0.678 Nee
Liberia 1975 (0,0,1)
-0.153 0.180 -1.775 0.001
0.396 0.805 Nee
Madagaskar 1995 (1,0,2) 0.027 0.065 0.064 -0.001 0.680 0.758 Nee
Malawi 1995 (1,0,1)
Maleisië 1985 (0,0,1) -0.064 0.070 0.037 0.002 0.362 0.130 Nee
Mauritius 1970 (2,0,2) 0.182 0.020 0.084 -0.004 0.000 0.000 Ja
Mexico 1970 (2,0,0) 0.137 0.087 0.065 -0.002 0.116 0.375 Nee
Nicaragua 1976
Oman 2006 (1,0,1)
0.058 0.466 3.423 -0.002 0.901 0.859 Nee
Pakistan 1983
Filipijnen 1972 (2,0,1)
0.111 0.057 4.442 -0.002 0.053 0.087 Nee
Senegal 1974 (1,0,0)
0.039 0.063 -0.737 0.000 0.538 0.840 Nee
Thailand 1981
Togo 1989 (1,0,1) -0.024 0.088 0.083 0.000 0.786 0.990 Nee
Vietnam 1991 (3,0,2) -0.139 0.371 -0.116 0.008 0.708 0.227 Nee
56
FIGUUR 9
FIGUUR 10
FIGUUR 11
FIGUUR 12
0
0.5
1
1.5
19
48
19
53
19
58
19
63
19
68
19
73
19
78
19
83
19
88
19
93
19
98
20
03
20
08
Fit export ARIMA-model met invoering EPR
DOMINICAANSE REPUBLIEK
constante
EPR
constante + EPR + T
0
0.5
1
1.5
19
48
19
53
19
58
19
63
19
68
19
73
19
78
19
83
19
88
19
93
19
98
20
03
20
08
Fit import ARIMA-model met invoering EPR
DOMINICAANSE REPUBLIEK
constante
EPR
constante + EPR + T
0
0.5
1
1.5
19
48
19
53
19
58
19
63
19
68
19
73
19
78
19
83
19
88
19
93
19
98
20
03
20
08
Fit export ARIMA-model met invoering EPR
MAURITIUS
constante
EPR
constante + EPR + T
0
0.5
1
1.5
19
48
19
53
19
58
19
63
19
68
19
73
19
78
19
83
19
88
19
93
19
98
20
03
20
08
Fit import ARIMA-model met invoering EPR
MAURITIUS
constante
EPR
constante + EPR + T
57
FIGUUR 13
FIGUUR 14
De fitting kon slechts voor acht Afrikaanse landen worden uitgevoerd voor zowel import en export.
Van de acht landen blijkt Mauritius het enige Afrikaanse land te zijn waar EPR een significante
invloed heeft gehad op import. De import van de zeven andere Afrikaanse landen; Burundi,
Djibouti, Ghana, Kameroen, Liberia, Madagaskar en Togo, blijkt onveranderd door invoering van
EPR. Kijkend naar export blijkt Mauritius ook het enige van de acht Afrikaanse landen dat beïnvloed
wordt door invoering van EPR. De export van de zeven andere landen, Burundi, Ghana, Kameroen,
Liberia, Madagaskar, Senegal en Togo, blijkt onveranderd door invoering van EPR.
-8
-6
-4
-2
0
2
19
48
19
53
19
58
19
63
19
68
19
73
19
78
19
83
19
88
19
93
19
98
20
03
20
08
Fit import ARIMA-model met invoering EPR
NICARAGUA
constante
EPR
constante + EPR + T
-10
-5
0
5
19
48
19
53
19
58
19
63
19
68
19
73
19
78
19
83
19
88
19
93
19
98
20
03
20
08
Fit import ARIMA-model met invoering EPR
PAKISTAN
constante
EPR
constante + EPR + T
58
4.3. Paneldata-analyse
4.3.1. Methodologie
Bij de paneldata-analyse wordt gecontroleerd of de aanwezigheid van een EPR een invloed heeft op
de bilaterale exportstromen tussen twee landen.
De panel is opgebouwd vertrekkende van 83, landen waarin al dan niet EPR’s actief zijn. Voor de
duidelijkheid spreken we van een bilaterale exportstroom tussen home en partner. De stroom van
home naar de partners is export voor home, en de stroom van de partner naar home is import voor
home. De afhankelijke variabele is de bilaterale exportstroom tussen deze 83 landen. Van de 83
opgenomen landen hebben er 35 minstens één actief EPR. Naast de bilaterale exportstromen zijn
voor zowel home als partner verschillende controlevariabelen ingevoerd, die een invloed kunnen
hebben op de bilaterale exportstromen: GDP, afstand, taal, etc. Daarnaast zijn EPR-
dummyvariabelen gecreëerd die meer informatie geven over het EPR, het al dan niet actief zijn van
EPR in een land, het jaar van ontstaan, etc. De controlevariabelen zijn meer gedetailleerd
beschreven in hoofdstuk 5.1.
We testen over een periode van 27 jaar, van 1980 tot 2007. De datadownload was gelimiteerd,
daarom werd beslist om te controleren tot aan het begin van de crisis van 2008.
Voor de paneldata-analyse wordt de werkwijze van Baier en Bergstrand (2007) toegepast. We
bouwen een panel (met time-series cross-sectional data) gebaseerd op de Gravity Equation (GE) en
schatten het effect van EPR’s op de bilaterale exportstromen tussen landenparen gebruik makende
van Country en Time Fixed Effects. In haar onderzoek naar het effect van Regional Trade
Agreements maakte Carrère (2006) gebruik van Random Effects i.p.v. Fixed Effects, voor dit
onderzoek wordt toch gekozen om Fixed Effects te gebruiken, zoals Baier en Bergstrand (2007).
Random Effects verondersteld dat er geen enkele variabele bestaat die niet opgenomen is in de
panel die gecorreleerd is met de EPR variabele en de bilaterale exportstromen. Wij gaan ervan uit
dat er wel tijd invariante bilaterale variabelen bestaan die niet in de panel zijn opgenomen en die
een invloed hebben op zowel de aanwezigheid van EPR als op de bilaterale exportstromen. In dit
geval kan het best gewerkt worden met Fixed Effects.
59
(1)
(2)
De voorbije 40 jaar werd het Gravity Equation aanzien als dé methode om de ex-post invloed van
handelsakkoorden en customs unions op bilaterale handelsstromen te onderzoeken (Baier &
Bergstrand, 2007). De GE relateert het natuurlijk logaritme van de geldwaarde van
handelsstromen tussen twee landen aan het natuurlijk logaritme van ieders GDP, en verschillende
factoren die de handelsstromen tussen twee landen beïnvloeden, in dit geval de afstand tussen
beide, aanwezigheid van gemeenschappelijke landsgrens en aanwezigheid van gemeenschappelijke
taal.
Allereerst schatten we een standaard Gravity Equation.
Vervolgens bouwen we een augmented Gravity Equation. We breiden bovenstaande functie uit met
controlevariabelen die mogelijks een invloed hebben op bilaterale exportstromen: de oppervlakte
van beide landen, de crossrate tussen beide landen en handelsakkoorden tussen beide landen.
Bovendien wordt hier ook de controlevariabelen EPR toegevoegd die het mogelijk maken om de
invloed van de aanwezigheid van EPR op exportstromen na te gaan.
( )
In het volgende deel van de paneldata-analyse passen we de schatting van de augmented GE aan
door aan te nemen dat de invloed van het EPR op de handelsstromen pas zichtbaar wordt na vijf tot
tien jaar. Voorheen hebben we de basis EPR variabele gebruikt, deze geeft aan in welk jaar EPR
ontstaan is in het land. Het jaar van ontstaan verschilt van het jaar van operationeel worden, in
eerste instantie doordat niet alle investeringsprojecten vanaf de eerste dag worden aangevangen,
de meeste zones zijn slechts compleet na vele jaren, daarnaast is er ook de bouwperiode van elk
project. Aangezien het EPR pas een invloed kan hebben op de handelsstromen vanaf het moment
dat het operationeel wordt passen we de EPR variabele in dit deel aan. We gaan ervanuit dat een
EPR minimaal vijf jaar nodig heeft om zich operationeel-klaar te maken.
We genereren vertragingen van vijf en tien jaar in de EPR-variabele en controleren zo of er een
verschillend effect op exportstromen is afhankelijk van de leeftijd van het EPR.
60
(3)
(4)
( )
( )
Vervolgens wordt gecontroleerd voor drie fasen waarin de aanwezigheid van EPR zich kan
bevinden, 0-5 jaar bestaan, 5-10 jaar bestaan en langer dan 10 bestaan. Deze methode is een
alternatief voor model (3), beide modellen onderzoeken of de invloed van EPR op bilaterale
exportstromen afhankelijk is de leeftijd van het EPR. Model (4) gaat concreet na of EPR vooral een
invloed heeft in het begin en vervolgens afzwakt, of eerder versterkt met jaren, of gelijk blijft over
de jaren heen.
( )
Voor alle modellen, behalve model 1, worden vier scenario’s geschat;
- het standaard model
- model met tijdstrend
- model met Country Fixed Effects
- model met tijdstrend en Country Fixed Effects
De Fixed Effects scenario’s worden gebruikt in analyses waar gecontroleerd wordt op impact van
variabelen die variëren over de tijd. FE onderzoekt de relatie tussen afhankelijke en onafhankelijke
variabelen binnen een entiteit, bv. een land, persoon, bedrijf. Elke entiteit, in ons geval, elk land,
heeft persoonlijke eigenschappen die mogelijks een invloed hebben op de afhankelijke variabele. FE
verwijdert de invloed van eigenschappen van de entiteit die niet variëren over de tijd, zodat de
impact van de te onderzoeken onafhankelijke variabele zo goed mogelijk kan geschat worden
(Baier et Al., 2008). Voor dit onderzoek zijn er ongetwijfeld tijd-invariante factoren, die een invloed
hebben op handelsstromen en het bestaan van EPR, die niet opgenomen werden in het panel, die
dus endogene bias veroorzaken. De schatting van de GE met FE zal deze invloeden absorberen
zodat we de impact van EPR zo goed mogelijk kunnen schatten.
61
(5)
(7)
De scenario’s met tijdstrend en Country Fixed Effects worden voor modellen 1 tot en met vier als
meest realistisch beschouwd. Daarom worden in het verdere verloop van de paneldata analyse
alleen nog schattingen gedaan met Country Fixed Effects en eventueel tijdstrend.
We verfijnen het model tot de standaard Gravity Equation uitgebreid met alleen de controle
variabelen voor EPR in home- en partnerland en tijdstrend. Vervolgens wordt dit model ook
geschat met Time Fixed Effects.
( )
Vervolgens willen we het effect van EPR op bilaterale exportstromen bekijken jaar per jaar,
gedurende de eerste vijftien jaar. Hiervoor wordt model (5) uitgebreid met een EPR variabele voor
zowel home als partner voor elk jaar, dit resulteert in model (6). Dit model wordt geschat met en
zonder Time Fixed Effects.
Om tenslotte een besluit te kunnen vormen over het effect van EPR in Afrikaanse landen schatten
we standaard GE uitgebreid met de basis EPR-variabelen en daarbij nog een extra variabele die het
effect weergeeft van EPR in Afrikaanse landen, voor zowel home als partner.
( )
De geschatte coëfficiënt voor de EPRafrika-variabelen geeft dan het verschil in invloed van EPR op
bilaterale exportstromen in vergelijking met de landen in de rest van de wereld, dit verschil kan
zowel positief als negatief zijn. Dit model wordt geschat met en zonder tijdstrend en Time Fixed
Effects.
62
4.3.2. Resultaten
Tabel 11 geeft de resultaten weer van de schatting van de standaard GE (model (1)) met tijdstrend
en Country Fixed Effects (FE). Alle controle variabelen hebben een significante invloed op de
handelsstromen tussen een EPR-land en een ander land.
De coëfficiënt van GDP van home is kleiner dan 1, m.a.w. GDP beïnvloedt niet zo sterk zijn
exportstromen. Het GDP van de partner heeft een grotere invloed op de exportstroom van home
naar partner.
TABEL 11
Panel Standaard Gravity Equation, met tijdstrend en Country Fixed Effects, Bilateral Export
Model (1)
Variabele Coefficiënt p-waarde
ln GDPh 0.452 0.00
(0.049)
ln GDPp 0.996 0.00
(0 .040)
ln DISThp -
CONTIGhp -
COMLANGhp -
YEAR 0.0002 0.954
(0.002)
Overall R² 0.239
Within R² 0.116
No. observaties 96684
63
Tabel 12 geeft de resultaten van de schatting van de augmented GE (model(2)) zonder en met
tijdstrend en Country Fixed Effects (CFE). Kolom (1) geeft de schatting weer van de augmented GE
zonder tijdstrend en/of CFE. Alle controle variabelen van zowel home als partner hebben een
significante invloed op de bilaterale exportstromen tussen beide. De schatting levert voor EPRh een
coëfficiënt op van 0,361, gebruik makend van de methode van Baier et Al. (2008); gezien e0,361=
43,5%, concluderen we dat de aanwezigheid van EPR bij het home-land zijn exportstromen
significant laat toenemen met 43,5% ,de aanwezigheid van EPR bij de partner, en dus aanwezigheid
van EPR in beide landen, laat de exportstromen van home naar de partner significant toenemen
met 53,1%. De aanwezigheid van handelsakkoorden tussen twee landen heeft ook een sterke
significante invloed op hun bilaterale exportstromen, de coëfficiënt wordt geschat op 0,840, dit
betekent dat de aanwezigheid de export laat toenemen met om en beide 130%. De overige
controlevariabelen worden geschat zoals werd verwacht, de afstand tussen beide landen heeft een
negatieve invloed op de bilaterale handelsstromen, als beide landen een gemeenschappelijke taal
hebben blijkt dit ook een positief effect te hebben op de handel tussen beide en, tot slot, het feit of
twee handelspartners aan elkaar grenzen, heeft een enorme invloed op de handel tussen beide, de
coëfficiënt wordt geschat op 0,890.
Kolom (2) geeft de schatting weer van de augmented GE met tijdstrend. Na toevoeging van een
tijdstrend aan het model is de coëfficiënt van de variabele EPRh sterk toegenomen naar een waarde
van 0,530, wat betekent dat de exportstomen van home met 69,9% toenemen door de
aanwezigheid van EPR. De geschatte coëfficiënt van EPRp is ook toegenomen, in aanwezigheid van
EPR in beide landen neemt de exportstroom toe met 53,1%. De geschatte invloed van de
aanwezigheid van handelsakkoorden is licht gestegen. De geschatte coëfficiënten voor de andere
tijdsinvariabele factoren zijn zo goed als onveranderlijk gebleven na invoering van een tijdstrend.
Toepassing van Country Fixed Effects op de augmented GE brengt een grote verandering aan in de
resultaten. Zie de resultaten in kolom (3). De coëfficiënt van EPRh is sterk gedaald, de geschatte
coëfficiënt bedraagt nog slechts 0,070. De geschatte invloed van EPRp is zo goed als onveranderlijk
gebleven. De geschatte invloed van de aanwezigheid van handelsakkoorden is sterk gedaald. Door
de Fixed Effects test zijn de tijd invariante controle variabelen weggevallen, dit wordt weergegeven
door een streepje.
Kolom (4) geeft de resultaten na toevoeging van een tijdstrend en Country Fixed Effects aan de
augmented GE. De EPRh coëfficiënt is opnieuw toegenomen en heeft nu een waarde van 0,111. De
inlvoed van EPRp en de aanwezigheid van handelsakkoorden tussen beide landen is zo goed als
gelijk gebleven.
Kolom (4) kan beschouwd worden als het optimale scenario voor het model waarin de GE wordt
aangevuld met enkele relevante controlevariabelen. Algemeen kan geconcludeerd worden dat de
64
aanwezigheid van een EPR in het home-land een positief effect heeft op zijn exportstromen,
concreet wordt dit effect op een toename van de export van 11,7% geschat. Wanneer ook in het
partnerland EPR’s actief zijn heeft dit een toename van 57,5% tot gevolg.
Baier et Al. (2008) voerden deze schatting uit om het effect van onder andere EU-lidmaatschap op
bilaterale handelsstromen na te gaan. Het EU-lidmaatschap bleek een significante positieve invloed
uit te oefenen op de bilaterale handelsstromen, concreet zijn ze 127,1% hoger.
Tabel 13 geeft de resultaten van de schatting van de augmented GE zonder en met tijdstrend en FE
en met de vertraagde EPR-variabele, een vertraging van 5 jaar, de basis EPRh en EPRp variabelen
zijn weggelaten in dit model (model (3)). De vertraagde EPR variabelen worden bij elk van de vier
modellen als positieve significante determinant geschat, zo wordt de EPRh-coëfficiënt met Country
Fixed Effects en tijdstrend geschat op 0,319 , dit betekent dat de export van home naar partner
37,6% hoger is na de eerste vijf jaar van de invoereing van een EPR. De invloed van EPRp, de
invloed op de exportstroom van home naar partner wanneer in beide landen een EPR actief is
wordt geschat op 0,368, zo is de export 44,5% hoger.
Dit model, waar rekening wordt gehouden met de mogelijkheid dat een EPR enkele jaren nodig
heeft om goede resultaten te behalen en een werkelijke invloed uit te kunnen oefenen, levert betere
resultaten op dan vorig model. De invloed van een EPR in het home-land na de eerste vijf jaar laat
zijn bilaterale exportstromen toenemen met 37,6%, en de aanwezigheid van EPR in beide landen
laat de bilaterale exportstromen van home toenemen met 44,5%.
Tabel14 toont de resultaten van de schatting van de augmented GE zonder en met tijdstrend en
Country Fixed Effects en met de vertraagde EPR-variabelen, met een vertraging van 10 jaar, ook
hier worden de basis EPRh- en EPRp-variabelen weggelaten (model (3)). Ook in dit model worden
de vertraagde EPR variabelen in alle scenario’s als significante positieve determinant geschat. Dit
betekent dat de aanwezigheid van langer dan tien jaar van EPR in het home-land en in beide landen
een positieve invloed heeft op de bilaterale exportstromen. De invloed van de met tien jaar
vertraagde EPRh is wel heel sterk afgenomen, de coëfficiënt wordt nog maar op 0,102 geschat. De
aanwezigheid van handelsakkoorden tussen twee handelspartners heeft nog steeds een significante
positieve invloed op de bilaterale exportstromen.
Algemeen kan uit dit scenario besloten worden dat de aanwezigheid van EPR in een of beide
handelspartners na tien jaar nog steeds een positieve invloed heeft op de bilaterale exportstromen
van home naar partner. Concreet is de home’s export 58,7% hoger na tien jaar activiteit van EPR in
het home-land, maar slechts met 10,7% na tien jaar aanwezigheid van EPR in beide landen.
65
Tabel 15 geeft de resultaten van de schatting van de augmented GE zonder en met tijdstrend en
Country Fixed Effects en met beide vertraagde EPR-variabelen voor een vertraging van vijf en tien
jaar (model (3)). Kolom (4) toont dat een schatting met tijdstrend en Country Fixed Effects de met
vijf jaar en tien jaar vertraagde EPRh-variabelen een significante positieve invloed hebben op de
exportstromen van home naar partner, ook de met vijf jaar vertraagde EPRp-variabele wordt als
significante positieve determinant geschat. Alleen de met tien jaar vertraagde EPRp-variabele is
geschat als negatieve maar statistisch insignificante determinant.
Algemeen kan uit de schatting van dit model geconcludeerd worden dat bij de aanwezigheid van
EPR bij home van langer dan vijf jaar en zelfs tien jaar de exportstromen van home naar partner
hoger zijn. Concreet is de export van home naar partner na vijf jaar EPR-activiteit 17,8% hoger en
na tien jaar activiteit 76% (de som van de coëfficiënten van de met vijf en tien jaar vertraagde EPRh
variabelen bedraagt 0,562, volgens de methode van Baier et Al. (2008) staat dit voor 76%). Bij de
activiteit van EPR bij zowel home als partner is de export na vijf jaar zo’n 45,1% hoger. Na tien jaar
activiteit in beide landen is er geen siginificant extra effect bovenop het effect na vijf jaar.
Tabel 16 geeft de resultaten weer van de schatting van de augmented GE met de controlevariabelen
FASE1, FASE2 en FASE3 (model (4)). Deze schatting is een alternatief voor de schattingen met de
vertraagde EPR-variabelen (model (3)). In de optimale schatting (kolom (4)), worden alle fases van
de EPRh-variabele als negatieve determinant geschat, echter alleen de invloed van fase 1 en 2 is
statistisch significant. Met andere woorden, in de eerste twee fases van activiteit van EPR in het
home-land wordt er een negatieve invloed uitgeoefend op home’s exporten naar partners. De
eerste en de tweede fase van de ERPp-variabele worden als positieve determinant geschat, maar
enkel de invloed van fase 2 is statistisch significant. De activiteit van EPR bij de partner in fase 3
wordt als negatieve determinant van bilaterale handelsstromen geschat maar is niet statistisch
significant.
Deze test toont dus aan dat de activiteit van EPR in zowel fase 1 en 2 (vanaf de start tot tien jaar
activiteit) in het home-land geen positieve invloed heeft op de bilaterale exportstromen van home.
Als men spreekt over actieve EPR’s in zowel het home- als het partnerland, dan heeft het gedurende
fase 2 (tussen vijf en tien jaar activiteit) wel een positieve invloed.
Opmerkelijk is dat deze resultaten gelijk lopen met de resultaten bekomen in model (3).
In tabel 17 worden de resultaten weergegeven van de schatting met tijdstrend en Country Fixed
Effects van de augmented GE (model (5)). De aanwezigheid van EPR in het home-land heeft een
positieve invloed op zijn bilaterale exportstromen. De coëfficiënt wordt significant geschat op 0,126
dit betekent dat de handelsstromen 13,4% hoger zijn bij de aanwezigheid van EPR in het home-
66
land. EPRp heeft ook een significante positieve invloed op bilaterale exportstromen. Om precies te
zijn, zijn de exporten van home 57,1% hoger bij aanwezigheid van EPR in beide landen, dit is een
mooi resultaat.
Tabel 18 geeft een overzicht van de schattingsresultaten van de augmented GE met tijdstrend,
Country Fixed Effects en Time Fixed Effects (model (5)). De invloed van de aanwezigheid van EPR
bij home neemt lichtjes toe en de invloed van EPR bij zowel home als de partner blijft zo goed als
constant wanneer rekening wordt gehouden met de internationale conjunctuur.
In tabel 19 wordt een schatting gemaakt van de augmented GE; met Country Fixed Effects en
tijdstrend en Time Fixed Effects, waarbij we kijken naar het jaarlijks effect van EPR gedurende de
eerste 15 jaar activiteit (model (6)).
Uit de schatting met tijdstrend, kolom (1), blijkt dat in het eerste jaar dat het EPR bestaat bij home,
zijn bilaterale exportstromen lager zijn dan zonder EPR. Vanaf het vijfde jaar is er een positieve
invloed en deze wordt heel groot. Zo bedraagt de geschatte coëfficiënt in het vijftiende jaar 0,821
wat betekent dat de export 127,3% hoger is door de aanwezigheid van EPR bij home. In het geval
waarin twee handelspartners allebei EPR hebben, is er een positieve invloed vanaf het eerste jaar
op de bilaterale exportstromen. Hier zien we een toename van de positieve invloed op de bilaterale
exporten tot en met het achtste jaar, in de latere jaren neemt de positieve invloed lichtjes af.
Kolom (2) geeft de schatting van hetzelfde model (6), maar hier wordt ook rekening gehouden met
de internationale conjunctuur. Dit model is het optimale model voor deze analyse. Er wordt
gecontroleerd voor de jaarlijkse invloed van EPR op bilaterale exportstromen tussen twee landen,
rekening houdend met andere factoren die een invloed kunnen hebben en internationale
conjunctuur. Ook hier zien we dat in het eerste jaar activiteit van EPR bij home alleen een negatieve
invloed op de bilaterale export wordt uitgeoefend. Vanaf het derde jaar is er een significante
positieve invloed die over de jaren heen blijft stijgen.
Bij de aanwezigheid van EPR bij zowel home als partner is er een positieve invloed op de bilaterale
export die fluctueert rond een toename van de export van 65%. De resultaten van deze schatting
zijn gevisualiseerd in figuur 15, 16, 17 en 18. In figuur 15 worden de effecten van enerzijds EPR in
alleen home en anderzijds EPR in zowel home als partner tegenover elkaar uitgezet. Figuur 16 en
17 tonen de effecten van enerzijds EPR in alleen home en anderzijds EPR in zowel home als partner
afzonderlijk, met betrouwbaarheidsintervallen. Figuur 18 is een combinatie van figuur 16 en 17.
Als laatste geeft tabel 21 een uitbreiding van het optimale model (tabel 18), hier wordt specifiek
gecontroleerd voor de invloed van EPR in Afrikaanse landen (model (7)). We zien dat rekening
67
houdend met de internationale conjunctuur het effect van EPR bij home over de hele wereld
significant positief is. Gemiddeld is de export van de reporter 13,5% hoger wanneer er een EPR
actief is. Voor Afrikaanse landen specifiek is er geen statistisch significant effect bovenop de
bovenstaande 13,5%. De exportstromen tussen twee landen worden ook positief beïnvloed
wanneer in beide landen EPR’s actief zijn. Ook hier is er voor Afrikaanse landen specifiek geen
statistisch significant effect in vergelijking met andere landen in de rest van de wereld.
68
TABEL 12
Panel augmented Gravity Equation, Bilateral Export
Model (2)
Variabele Zonder tijdstrend of Fixed Effects
Met tijdstrend Met Country Fixed Effects Met tijdstrend en Country
Fixed Effects
ln GDPh 1.150* 1.174* 0.390* 0.474*
(0.011) (0.011) (0.035) (0.049)
ln GDPp 0.552* 0.583* 0.991* 1.034*
(0.010) (0.010) (0.037) (0.041)
ln DISThp -1.168* -1.193* - -
(0.024) (0.024)
CONTIGhp 0.890* 0.843* - -
(0.083) (0.082)
COMLANGhp -0.127* -0.126* - -
(0.041) (0.041)
EPRh 0.361* 0.530* 0.070 0.111*
(0.035) (0.036) (0.053) (0.056)
EPRp 0.426* 0.542* 0.426* 0.454*
(0.035) (0.035) (0.052) (0.053)
ln AREAh -0.078* -0.096* - -
(0.009) (0.009)
ln AREAp -0.014** -0.027* - -
(0.008) (0.008)
69
ln CROSSRATEhp 0.025* 0.015* 0.010** 0.008
(0.005) (0.005) (0.006) (0.006)
LANDLOCKEDh -0.550* -0.456* - -
(0.052) (0.052)
LANDLOCKEDp -0.559* -0.489* - -
(0.043) (0.043)
AGREEMENThp 0.840* 0.890* 0.215* 0.226*
(0.048) (0.047) (0.070) (0.070)
YEAR -0.046* -0.009*
(0.002) (0.004)
RMSE 2.343 2.322
Overall R² 0.444 0.454 0.170 0.188
Within R² 0.120 0.120
No. observations 23184 23184 23184 23184
* Statistisch significant op significantie niveau 5%
** Statistisch significant op significantie niveau 10%
70
TABEL 13
Panel augmented Gravity Equation, Lags van 5 jaar, Bilateral Export
Model (3)
Variabele Zonder tijdstrend of Fixed Effects
Met tijdstrend Met Country Fixed Effects Met tijdstrend en Country
Fixed Effects
ln GDPh 1.138* 1.158* 0.360* 0.489*
(0.011) (0.011) (0.035) (0.049)
ln GDPp 0.546* 0.575* 0.949* 1.013*
(0.010) (0.010) (0.037) (0.041)
ln DISThp -1.165* -1.194* - -
(0.024) (0.024)
CONTIGhp 0.891* 0.824* - -
(0.083) (0.082)
COMLANGhp -0.146* -0.156* - -
(0.041) (0.041)
EPRhL5 0.186* 0.399* 0.272* 0.319*
(0.034) (0.035) (0.041) (0.043)
EPRpL5 0.440* 0.587* 0.330* 0.368*
(0.035) (0.036) (0.046) (0.047)
ln AREAh -0.066* -0.083* - -
(0.009) (0.009)
ln AREAp -0.009 -0.022* - -
(0.008) (0.008)
71
ln CROSSRATEhp 0.028* 0.017* 0.006 0.004
(0.005) (0.005) (0.006) (0.006)
LANDLOCKEDh -0.659* -0.552* - -
(0.051) (0.051)
LANDLOCKEDp -0.565* -0.489* - -
(0.043) (0.043)
AGREEMENThp 0.843* 0.899* 0.225* 0.243*
(0.048) (0.047) (0.070) (0.070)
YEAR -0.048* -0.013*
(0.002) (0.003)
RMSE 2.346 2.325
Overall R² 0.442 0.452 0.168 0.196
Within R² 0.121 0.121
No. observations 23184 23184 23184 23184
* Statistisch significant op significantie niveau 5%
** Statistisch significant op significantie niveau 10%
72
TABEL 14
Panel augmented Gravity Equation, Lags van 10 jaar, Bilateral Export
Model (3)
Variabele (1) Zonder tijdstrend of Fixed Effects
(2) Met tijdstrend (3) Met Country Fixed
Effects (4) Met tijdstrend en
Coutry Fixed Effects
ln GDPh 1.134* 1.145* 0.342* 0.437*
(0.011) (0.011) (0.036) (0.049)
ln GDPp 0.540* 0.565* 0.943* 0.989*
(0.010) (0.010) (0.037) (0.041)
ln DISThp -1.167* -1.197* - -
(0.024) (0.024)
CONTIGhp 0.894* 0.820* - -
(0.083) (0.083)
COMLANG -0.152* -0.174* - -
(0.041) (0.041)
EPRrL10 0.060** 0.267* 0.436* 0.462*
(0.034) (0.035) (0.039) (0.040)
EPRpL10 0.460* 0.603* 0.081** 0.102*
(0.037) (0.038) (0.047) (0.047)
ln AREAh -0.061* -0.071* - -
(0.009) (0.009)
ln AREAp -0.005 -0.016** - -
(0.008) (0.008)
73
ln CROSSRATE 0.031* 0.021* 0.009 0.007
(0.005) (0.005) (0.006) (0.006)
LANDLOCKEDh -0.719* -0.626* - -
(0.051) (0.050)
LANDLOCKEDp -0.572* -0.506* - -
(0.043) (0.043)
AGREEMENT 0.839* 0.886* 0.212* 0.222*
(0.048) (0.047) (0.070) (0.070)
YEAR -0.045* -0.010*
(0.002) (0.003)
RMSE 2.348 2.329
Overall R² 0.441 0.450 0.164 0.186
Within R² 0.122 0.122
No. observations 23184 23184 23184 23184
* Statistisch significant op significantie niveau 5%
** Statistisch significant op significantie niveau 10%
74
TABEL 15
Panel augmented Gravity Equation, Lags van 5 en 10 jaar, Bilateral Export
Model (3)
Variabele (1) Zonder tijdstrend of
Fixed Effects
(2) Met tijdstrend (3) Met Country Fixed
Effects
(4) Met tijdstrend en
Country Fixed Effects
ln GDPh 1.148* 1.162* 0.296* 0.455*
(0.012) (0.012) (0.036) (0.049)
ln GDPp 0.542* 0.570* 0.940* 1.019*
(0.010) (0.010) (0.037) (0.041)
ln DISThp -1.164* -1.195* - -
(0.024) (0.024)
CONTIGhp 0.893* 0.815* - -
(0.083) (0.083)
COMLANGhp -0.137* -0.156* - -
(0.041) (0.041)
EPRhL5 0.376* 0.484* 0.116* 0.165*
(0.056) (0.056) (0.044) (0.046)
EPRpL5 0.286* 0.369* 0.332* 0.372*
(0.060) (0.060) (0.049) (0.050)
EPRhL10 -0.244* -0.113* 0.375* 0.400*
(0.056) (0.056) (0.043) (0.043)
EPRpL10 0.209* 0.288* -0.046 -0.026
(0.063) (0.063) (0.050) (0.050)
ln AREAh -0.070* -0.084* - -
(0.009) (0.009)
75
ln AREAp -0.008 -0.019* - -
(0.008) (0.008)
ln CROSSRATEhp 0.030* 0.019* 0.008 0.005
(0.005) (0.005) (0.006) (0.006)
LANDLOCKEDh -0.670* -0.556* - -
(0.051) (0.051)
LANDLOCKEDp -0.553* -0.476* - -
(0.043) (0.043)
AGREEMENThp 0.859* 0.915* 0.224* 0.245*
(0.048) (0.047) (0.069) (0.070)
YEAR -0.048* -0.017*
(0.002) (0.004)
RMSE 2.345 2.324
Overall R² 0.443 0.453 0.154 0.190
Within R² 0.124 0.125
No. observations 23184 23184 23184 23184
* Statistisch significant op significantie niveau 5%
** Statistisch significant op significantie niveau 10%
76
TABEL 16
Panel augmented Gravity Equation, met EPR fase 1, 2 en 3, Bilateral Export
Model (4)
Variabele (1) Zonder tijdstrend of
Fixed Effects
(2) Met tijdstrend
(3) Met Country Fixed
Effects
(4) Met tijdstrend en
Country Fixed Effects
ln GDPh 1.168* 1.176* 0.420* 0.410*
(0.012) (0.012) (0.034) (0.049)
ln GDPp 0.573* 0.596* 1.005* 1.000*
(0.010) (0.010) (0.037) (0.041)
ln DISThp -1.166* -1.182* - -
(0.024) (0.024)
CONTIGhp 1.006* 0.990* - -
(0.083) (0.083)
COMLANG -0.068** -0.072** - -
(0.041) (0.041)
eprFASE1r 0.441* 0.376* -0.267* -0.268*
(0.058) (0.058) (0.045) (0.045)
eprFASE2r 0.340* 0.328* -0.277* -0.278*
(0.054) (0.054) (0.040) (0.040)
eprFASE3r 0.437* 0.454* -0.037 -0.038
(0.054) (0.054) (0.037) (0.037)
eprFASE1p 0.025 -0.003 0.076 0.076
(0.064) (0.064) (0.049) (0.049)
eprFASE2p 0.171* 0.168* 0.173* 0.173*
(0.061) (0.061) (0.045) (0.045)
eprFASE3p 0.189* 0.208* -0.012 -0.012
77
(0.052) (0.051) (0.043) (0.043)
ln AREAh -0.082* -0.087* - -
(0.009) (0.009)
ln AREAp -0.012 -0.020* - -
(0.008) (0.008)
ln CROSSRATE 0.028* 0.024* 0.013* 0.013*
(0.005) (0.005) (0.006) (0.006)
LANDLOCKEDh -0.654* -0.658* - -
(0.049) (0.049)
LANDLOCKEDp -0.677* -0.654* - -
(0.042) (0.042)
AGREEMENT 0.740* 0.755* 0.208* 0.207*
(0.047) (0.047) (0.070) (0.070)
YEAR -0.032* 0.001
(0.002) (0.003)
RMSE 2.349 2.338
Overall R² 0.441 0.446 0.173 0.171
Within R² 0.120 0.120
No. observations 23184 23184 23184 23184
* Statistisch significant op significantie niveau 5%
** Statistisch significant op significantie niveau 10%
78
TABEL 17
Panel augmented Gravity Equation, Country Fixed Effects en tijdstrend , Bilateral Export
Model (5)
Variabele Coëfficiënt Standaard
afwijking
p-waarde
ln GDPh 0.465 0.049 0.000
ln GDPp 1.043 0.040 0.000
ln DISThp -
CONTIGhp -
COMLANG -
EPRh 0.126 0.055 0.021
EPRp 0.452 0.053 0.000
YEAR -0.009 0.003 0.012
Overall R² 0.186
Within R² 0.118
No. observaties 23350
79
TABEL 18
Panel augmented Gravity Equation, Country- en Time Fixed Effects , Bilateral Export
Model (5)
Variabele Coëfficiënt Standaard
afwijking
p-waarde
ln GDPh 0.427 0.053 0.000
ln GDPp 1.027 0.041 0.000
ln DISThp -
CONTIGhp -
COMLANG -
EPRh 0.161 0.056 0.004
EPRp 0.447 0.053 0.000
TIME FIXED EFFECTS JA
Overall R²
Within R²
No. observaties
80
TABEL 19
Panel augmented Gravity Equation, met jaarlijks EPR effect eerste 15 jaar, zonder en met Time
Fixed Effects, Bilateral Export
Model (6)
Variabele Zonder Time Fixed Effects Met Time Fixed Effects
ln GDPh 0.413* 0.350*
(0.05) (0.054)
ln GDPp 1.040* 1.017*
(0.041) (0.042)
ln DISThp - -
CONTIGhp - -
COMLANG - -
EPR_h_year1 -0.224* -0.214*
(0.099) (0.101)
EPR_h_year2 0.014 0.031
(0.096) (0.098)
EPR_h_year3 0.131 0.173**
(0.094) (0.097)
EPR_h_year4 0.093 0.157**
(0.096) (0.098)
EPR_h_year5 0.207* 0.247*
(0.094) (0.097)
EPR_h_year6 0.169* 0.196*
(0.088) (0.091)
EPR_h_year7 0.170* 0.159*
(0.088) (0.09)
EPR_h_year8 0.287* 0.257*
(0.091) (0.093)
EPR_h_year9 0.407* 0.380*
(0.085) (0.087)
EPR_h_year10 0.304* 0.306*
81
(0.085) (0.086)
EPR_h_year11 0.240* 0.218*
(0.086) (0.088)
EPR_h_year12 0.421* 0.425*
(0.093) (0.095)
EPR_h_year13 0.541* 0.514*
(0.093) (0.095)
EPR_h_year14 0.610* 0.620*
(0.092) (0.094)
EPR_h_year15 0.821* 0.788*
(0.094) (0.096)
EPR_h_year>15 0.962* 0.958*
(0.076) (0.076)
EPR_p_year1 0.335* 0.308*
(0.107) (0.108)
EPR_p_year2 0.243* 0.220*
(0.102) (0.102)
EPR_p_year3 0.374* 0.382*
(0.103) (0.104)
EPR_p_year4 0.463* 0.482*
(0.101) (0.102)
EPR_p_year5 0.355* 0.375*
(0.1) (0.101)
EPR_p_year6 0.626* 0.638*
(0.095) (0.096)
EPR_p_year7 0.558* 0.545*
(0.096) (0.097)
EPR_p_year8 0.632* 0.626*
(0.096) (0.097)
EPR_p_year9 0.603* 0.586*
(0.092) (0.092)
EPR_p_year10 0.585* 0.582*
(0.092) (0.092)
EPR_p_year11 0.575* 0.574*
82
(0.091) (0.091)
EPR_p_year12 0.558* 0.575*
(0.097) (0.098)
EPR_p_year13 0.612* 0.615*
(0.102) (0.102)
EPR_p_year14 0.436* 0.460*
(0.101) (0.102)
EPR_p_year15 0.464* 0.459*
(0.104) (0.104)
EPR_p_year>15 0.776* 0.779*
(0.08) (0.08)
AGREEMENT 0.232* 0.246*
(0.069) (0.07)
YEAR -0.028*
(0.004)
TIME FIXED EFFECTS JA
Overall R² 0.182 0.169
Within R² 0.134 0.137
No. observations 23184 23184
83
FIGUUR 15
Effect van de activiteit van EPR op de bilaterale exportstromen van home, gedurende de eerste 15
jaar. Effect van EPR alleen in home wordt weergegeven door Home, effect van EPR in zowel home
als partner wordt weergegeven door Partner.
FIGUUR 16
Effect van de activiteit van EPR gedurende de eerste 15 jaar in home op de bilaterale
exportstromen van home, met betrouwbaarheidsinterval.
-0.4
-0.2
0
0.2
0.4
0.6
0.8
1
1.2
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Home
Partner
-0.6
-0.4
-0.2
0
0.2
0.4
0.6
0.8
1
1.2
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
home
ondergrens home
bovengrens home
84
FIGUUR 17
Effect van de activiteit van EPR in home en partner gedurende de eerste 15 jaar op de bilaterale
exportstromen van home naar partner, met betrouwbaarheidsinterval.
FIGUUR 18
Combinatie van figuur X en figuur X
0
0.1
0.2
0.3
0.4
0.5
0.6
0.7
0.8
0.9
1
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
partner
ondergrens partner
bovengrens partner
-0.6
-0.4
-0.2
0
0.2
0.4
0.6
0.8
1
1.2
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
home
ondergrens home
bovengrens home
partner
ondergrens partner
bovengrens partner
85
TABEL 20
Panel augmented Gravity Equation, Country Fixed Effects met specifieke controle voor het effect
van EPR in Afrika met Time Fixed Effects, Bilateral Export
Model (7)
Variabele Met Time Fixed Effects
ln GDPh 0.432*
(0.055)
ln GDPp 1.009*
(0.043)
ln DISThp -
CONTIGhp -
COMLANG -
EPRh 0.127**
(0.074)
EPRh Afhika 0.037
(0.106)
EPRp 0.540*
(0.097)
EPRp Afhika -0.127
(0.113)
ln AREAh -
ln AREAp -
ln CROSSRATE 0.008
(0.006)
LANDLOCKEDh -
LANDLOCKEDp -
AGREEMENT 0.236*
(0.070)
TIME FIXED EFFECTS JA
Overall R² 0.179
Within R² 0.123
No. observaties 23184
86
5. ALGEMEEN BESLUIT
Het doel van deze Masterproef is te onderzoeken of Export Processing Regimes een onderdeel
kunnen uitmaken van de ontwikkelingsstrategie van Afrikaanse landen in hun strijd tegen het
derde wereld-syndroom. Concreet wordt in dit werk onderzocht of de aanwezigheid van EPR’s in
een land een invloed heeft op zijn handelsstromen.
Gelijkaardige onderzoeken werden reeds uitgevoerd door Carrère (2004), Baier & Bergstrand
(2007) en Baier et Al. (2008), zij gingen het effect van “Regional Trade Agreements” op de
handelsstromen van een land na. Deze drie onderzoeken bouwen elk een model met panel data
gebaseerd op de Gravity Equation en schatten deze vervolgens gebruik makende van Country- en
Time Fixed Effects/Random Effects. Zowel Carrère als Baier & Bergstrand en Baier et Al.
concluderen dat de aanwezigheid van RTA’s een positieve invloed heeft op de handelsstromen
tussen de landen waartussen het RTA geldt.
In dit onderzoek wordt dezelfde methode toegepast om de invloed van EPR op bilaterale
exportstromen na te gaan. Deze gedetailleerde analyse wordt voorafgegaan door een tijdreeks
analyse om zeer algemeen te testen of de aanwezigheid van EPR in een land enige invloed heeft op
zijn export en import.
Deze studie vindt een indicatie dat de bilaterale exportstromen tussen twee landen hoger zijn bij de
aanwezigheid van EPR in één land en nog hoger bij EPR’s in beide landen. Na invoering van Time
Fixed Effects blijkt dit resultaat ook robuust te zijn. Wanneer we kijken naar het effect van EPR’s op
de bilaterale exportstromen van jaar tot jaar gedurende de eerste 15 jaar van activiteit zien we dat
bij de aanwezigheid van EPR in slechts 1 land de bilaterale exportstromen pas hoger worden na de
eerste vijf jaar activiteit. Bij de aanwezigheid van EPR in beide landen zijn de bilaterale
exportstromen vanaf het eerste jaar activiteit al hoger. Echter, na toevoeging van Time Fixed Effects
blijken deze resultaten niet robuust. Uit het onderzoek blijkt een indicatie dat het effect van EPR in
Afrikaanse landen niet verschillend is van het EPR-effect in andere landen van de wereld. Er kan
geen onderscheid worden gemaakt tussen het effect van EPR in derde wereld landen en niet derde
wereld landen.
Om te antwoorden op de vraag “Export Processing Regimes als ontwikkelingsstrategie – Een goed
idee voor Afrika?”, kan uit deze Masterproef besloten worden dat de invoering van EPR in een land
bijdraagt aan een toename in de handelsstromen. Wanneer we deze bevinding nog eens
ondersteunen met kennis uit de literatuur die zegt dat de invoering van Export Processing Regimes
87
tewerkstelling, ontwikkeling, onderwijs, kapitaal, winsten uit wisselkoersen, technologie en
knowhow met zich meebrengt kunnen we concluderen dat EPR als deel van een
ontwikkelingsstrategie bijdraagt aan de welvaart van het land. Voor Afrikaanse landen specifiek is
geen indicatie gevonden dat het effect sterker of zwakker is dan in niet-Afrikaanse landen, het effect
van EPR is er dus gelijkaardig aan eender welk land in de rest van de wereld. Concreet luidt het
antwoord op de vraag “Export Processing Regimes als ontwikkelingsstrategie – Een goed idee voor
Afrika?”, “ja”.
Dit onderzoek is aan enkele beperkingen onderhevig.
Ten eerste is de afleiding van een toename van handelsstromen van een land naar een verbetering
van de welvaart in dat land nogal vaag, maar door een overvloed aan ondersteunende argumenten
terug te vinden in deze Masterproef toch gegrond. Ten tweede is de gebruikte data beperkt doordat
we slechts voor 35 van de 132 EPR-landen het jaar waarin het eerste Export Processing Regime
geïnstalleerd werd hebben teruggevonden en opgenomen. Ten derde bestaan Export Processing
Regimes in alle geuren en kleuren, zoals beschreven in hoofdstuk 2 en 3, maar in dit onderzoek
wordt Export Processing Regime slechts door een dummyvariabele gevat.
In verder onderzoek zou men dan ook kunnen controleren voor meer data en voor de effecten van
verschillende types Export Processing Regimes en voor de effecten van Export Processing Regimes
op andere mogelijke voordelen zoals tewerkstelling en onderwijs, die tot nu toe alleen nog maar in
de literatuur beschreven worden maar nog door kwantitatief onderzoek zouden kunnen bevestigd
worden.
88
6. BIBLIOGRAFIE
World Populations Statistics (2013, mei). Africa Population 2013, URL:
<http://www.worldpopulationstatistics.com/africa-population-2013> (06/03/2014)
Ajayi, I. S., & Kahn, M. S. (2000). External debt and capital flight in Sub-Saharan Africa. IMF.
Biles, J. J. (2004). Export-oriented industrialization and regional development: a case study of
maquiladora production in Yucatán, Mexico. Regional studies,38(5), 517-532.
Carrere, C. (2006). Revisiting the effects of regional trade agreements on trade flows with proper
specification of the gravity model. European Economic Review,50(2), 223-247.
Cartier, C. (2001). 'Zone Fever', the Arable Land Debate, and Real Estate Speculation: China's evolving land
use regime and its geographical contradictions. Journal of Contemporary China, 10(28), 445-469.
Cling, J. P., Razafindrakoto, M., & Roubaud, F. (2005). Export processing zones in Madagaskar: a success story
under threat?. World Development,33(5), 785-803.
Creskoff, S., & Walkenhorst, P. (2009). Implications of WTO disciplines for special economic zones in
developing countries.
De Velder, S., & De Cnuydt, I. (2009). Economie Vandaag 2009.
Duflo, E. (2002). Empirical Methods. Harvard. URL:
< http://web.mit.edu/14.771/www/emp_handout.pdf > (16/04/2014)
Engman, M., Onodera, O., & Pinali, E. (2007). EXPORT PROCESSING ZONES: PAST AND FUTURE
ROLE IN TRADE AND DEVELOPMENT - OECD Trade Policy Working Paper No. 53. OECD
Fernandes, A. P., & Tang, H. (2012). Determinants of vertical integration in export processing: Theory and
evidence from China. Journal of Development Economics, 99(2), 396-414.
Ge, W. (1999). Special economic zones and the opening of the Chinese economy: Some lessons for economic
liberalization. World Development, 27(7), 1267-1285.
Gordon, A. (2012, May). What To Expect From The African Economy In 2063. Forbes.
89
Grigoriou, C. (2007). Landlockedness, infrastructure and trade: new estimates for Central Asian countries (Vol.
4335). World Bank Publications.
Hadjimarcou, J., Brouthers, L. E., McNicol, J. P., & Michie, D. E. (2013). Maquiladora's in the 21st
century: Six strategies for success. Business Horizons, pp. 207-217.
Hall, K. (2002). Jobs at risk in Mexico: Foreign companies looking elsewhere for cheaper labour.
Mexico-Business.
International Labour Office (2003). Employment ane social policy in respect of export processing
zones (EPZ’s). URL:
< http://www.ilo.org/public/english/standards/relm/gb/docs/gb286/pdf/esp-3.pdf >
(08/05/2014)
Jayanthakumaran, K. (2003). Benefit–cost appraisals of export processing zones: A survey of the
literature. Development Policy Review, 21(1), 51-65.
Jenkins, M. (2006). Sourcing patterns of firms in Export Processing Zones (EPZs): An empirical analysis of
firm-level determinants. Journal of Business research, 59(3), 331-334.
Lawson-Remer, T., & Greenstein, J. (2012, August). Beating the Resource Curse in Africa. Africa In
Fact.
Madani, D. (1999). A review of the role and impact of export processing zones(Vol. 2238). World Bank
Publications.
Milberg, W., & Amengual, M. (2008). Export Processing Zones, Industrial Upgrading and Economic
Development: a survey. Geneva: International Labour Office.
Ncube, M. (2012, December 13). Urbanization in Africa. Opgehaald van African Development Bank
Group. URL:
< http://www.afdb.org/en/blogs/afdb-championing-inclusive-growth-across-
africa/post/urbanization-in-africa-10143>
90
Nordås, H. K., & Piermartini, R. (2004). Infrastructure and trade. Document de travail ERSD-2004-04,
Organisation mondiale du commerce, (2004-04).
OECD (2009), Master plan for Shannon Free Zone – Ireland. URL:
< http://www.oecd.org/mena/investment/47565444.pdf > (14/04/2014)
Roxburgh, C., Dörr , N., Leke, A., Tazi-Riffi, A., van Wamelen, A., Lund, S., et al. (2010). Lions on the
move: The progress and potential of African economies. McKinsey Global Institute.
Sargent, J., & Matthews, L. (2004). What happens when relative costs increase in export processing zones?
Technology, regional production networks, and Mexico’s maquiladoras. World Development, 32(12), 2015-
2030.
Seshadri, T., & Storr, V. H. (2010). Knowledge problems associated with creating export zones. The Review of
Austrian Economics, 23(4), 347-366.
Sit, V. F. (1985). The special economic zones of China: a new type of export processing zone?. The Developing
Economies, 23(1), 69-87.
Spies, J. (2012). Africa's trade potential: export opportunities in growth markets. International Trade
Center.
Stein, H. (2008). Africa, Industrial Policy and Export Processing Zones: Lessons from Asia. University
of Michigan
Thahaya, R. The pros and cons of SEZs. URL:
< http://www.rakhinethahaya.org/files/3013/5039/4890/The_Pros_and_Cons_of_SEZs.pdf >
(06/05/2014)
The Economist. (2011). Africa's hopefull economies - The sun shines bright . The Economist.
The World Bank. (2013). Economic prospects for Sub-Saharan Africa remain strong, but growth is
vulnerable to a sharp decline in commodity prices. Africa's Pulse.
Torres, R. A. (2007). Free Zones and the World Trade Organization Agreement on Subsidies and
Countervailing Measures. Global Trade and Customs Journal
91
Truett, L. J., & Truett, D. B. (2007). NAFTA and the maquiladoras: boon or bane?. Contemporary Economic
Policy, 25(3), 374-386.
United Nations. (1999). Trade, sustainable development and gender. UN. URL:
< http://unctad.org/en/docs/poedm_m78.en.pdf > (06/05/2014)
UNCTAD. (2013, June 26). Foreign direct investment to Africa increases, defying global trend for
2012. Geneva, Switzerland.
Waters, J. J. (2013). ACHIEVING WORLD TRADE ORGANIZATION COMPLIANCE FOR EXPORT PROCESSING
ZONES WHILE MAINTAINING ECONOMIC COMPETITIVENESS FOR DEVELOPING COUNTRIES. Duke Law
Journal, 63(2).
Watson, P. (2001). Export Processing Zones in Sub-Saharan Africa. World Bank.
Wong, S.-W., & Tang, B.-S. (2005). Challenges to the sustainability of 'development zones': A case
study of Guangzhou Development District, China.
Yang, D. Y.-R., & Wang, H.-K. (2008, May). Dilemmas of Local Governance under the Development
Zone Fever in China: A Case Study of the Suzhou Region. Urban Studies, 1037-1054.
Zhang, J. (2011). Interjurisdictional competition for FDI: The case of China's "development zone
fever". Regional Science and Urban Economics, 145-159.