788
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 1 De Jehovah’s Getuigen over DE DRIE-EENHEID DEEL 1 Over het werk en de persoon van de Vader Over het werk en de persoon van de Zoon Over het werk en de persoon van de Heilige Geest Oudste afbeelding van Christus Pantocrator (Christus de Almachtige) St Catharina Klooster

Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Wanneer we als christenen wat willen zeggen over het begrip “god” met betrekking tot iemand anders dan de “enige” God dan moet dit zeker vanuit Gal.4:8, 9a gebeuren. Daar staat: “Maar destijds, toen u God niet kende, diende u hen die van nature geen goden zijn; en nu u God kent, ja wat meer is, door God gekend bent.” (Herziene Statenvertaling).

Citation preview

Page 1: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 1

De Jehovah’s Getuigen over DE DRIE-EENHEID DEEL 1

Over het werk en de persoon van de Vader Over het werk en de persoon van de Zoon Over het werk en de persoon van de Heilige

Geest

Oudste afbeelding van Christus Pantocrator (Christus de Almachtige) St Catharina Klooster uit 6de eeuw Guido Biebaut, januari 2015

Page 2: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 2

Alle rechten voorbehouden

INHOUDHoofdstuk 1 De God en de goden

Hoofdstuk 2 Christus: Schepper of Schepsel?

Hoofdstuk 3 “Is Jezus Jehovah?”

Hoofdstuk 4 Het Woord is vlees geworden

Hoofdstuk 5 De naam boven elke andere naam

Hoofdstuk 6 Een meesterwerk van misleiding

Hoofdstuk 7 Het Rantsoen: is het een overeenkomstige losprijs?

Hoofdstuk 8 Hoe is Christus opgewekt? En: met wat voor lichaam?

Hoofdstuk 9Jezus: God volgens Paulus, Petrus en Johannes

Hoofdstuk 10 Zullen we Christus aanbidden?

HOOFDSTUK 11 DE GEEST OF de geest?

Hoofdstuk 12 Oude dwalingen in een nieuw pak

ALS INLEIDING...

Page 3: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 3

Wanneer we als christenen wat willen zeggen over het begrip “god” met betrekking tot iemand anders dan de “enige” God dan moet dit zeker vanuit Gal.4:8 gebeuren. Daar staat: “Maar in den tijd, dat gij God niet kendet, hebt gij goden gediend, die het in wezen niet zijn” (NBG).

In de Griekse tekst staat daar een zeer intrigerend gedeelte “me ousi theois” letterlijk vertaald “niet een bestaan bezittend als goden.” We geven dat nog eens weer in enkele andere vertalingen: Statenvertaling: “die van nature geene goden zijn” Leidschevertaling: “die inderdaad geen goden zijn” Brouwer: “goden die het in werkelijkheid niet zijn” NBG (eerste versie): “goden (…) die het eigenlijk niet zijn” Willibrord: “goden (…) die geen echte goden zijn”

Het is zeer bewust dat we al deze vertalingen aanhalen om aan te tonen dat er slechts één God is. Al wie de naam van God misbruikt of zich in Zijn plaats stelt heeft de ware God verraden. En denk maar eventjes van wie de wereld allemaal goden gemaakt heeft; sterren van het witte doek, zangers, dichters, voetballers, schilders en nog veel meer.

Laten we zelfs verder gaan met nog een straffere tekst van Paulus. Aan mensen in de grootste handelsstad uit die dagen, waar “goden” gediend werden die dat niet van nature waren schrijft hij een eerste lange brief. Aan de Griekse gemeente van Korinthe, schrijft hij over afgodendienaars dat: “hun offeren een offeren is aan boze geesten en niet aan God en ik wil niet, dat gij in gemeenschap komt met de boze geesten” (1 Cor.10:19,20). De NBG vertaling heeft de originele tekst hier eigenlijk te braafjes weergegeven: het gaat om het dienen van “duivelen” (vb. Statenvertaling en Luther) of “demonen” (New King James en onze Nederlandse Willibrord). Het is dus duidelijk dat de kracht achter afgoderij demonisch is (Deut.32:17 / Ps.106:37 / Gal.4:8). De Joodse theoloog Y. Kaufmann zegt in dit verband dat het begrip “shedim” in deze teksten niet zozeer wijst op demonen en dus eerder zou moeten vertaald worden als “niet-goden” want ze hebben geen enkele macht als god of als demon. Dat maakt voor ons niet zoveel uit.

Dat gedeelte van Paulus heeft een grote gelijkenis met Ps.106:36,37 waarin de Psalmist een beschrijving geeft over hoe Israël uit Egypte verlost werd en hoe ze later het beloofde land ontvingen. Velen in Israël hebben toen de afgoden van de heidenen gediend en enkelen: “offerden hun zonen en hun dochters aan de boze geesten.”

De ware God = de énige God, heeft dus een natuur die Hij niet deelt met andere goden, zelfs niet één. Ook niet met Christus. Die Christus de mens geworden Logos uit Joh.1:1,14, is ofwel God of is dat helemaal niet. Hij is God of afgod. En in het laatste geval hebben allen die de leer van de Drie-eenheid verwerpen gelijk. YaHWeH die alles schiep tot zijn “eigen heerlijkheid” (Jes.43:6,7), zelfs een volk uitverkoren heeft tot “Zijn heerlijkheid” (Jes.43:20,21) zal niet nalaten te straffen wie Hem op een verkeerde wijze navolgt en dient.

Daarom moeten we goed en degelijk Bijbelonderzoek doen. Zeker niet al te overhaastig enkele Bijbelteksten bij elkaar zetten. Maar wel vanuit de Schrift nagaan of die Christus recht

Page 4: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 4

heeft op goddelijke aanbidding. Vergeten we niet wat Israël overkwam toen ze zich overgaven aan het aanbidden van vreemde goden. Ook zij zijn hun straf niet ontkomen. Met een redenering dat het allemaal niet zo erg is raak je niet ongestraft. In de tweeëndertig bladzijden tellende populaire brochure van Jehovah’s Getuigen staat onder andere dit: “Er valt met Gods waarheden niet te schipperen. God op zijn voorwaarden aanbidden, betekent daarom de drie-ëenheidsleer te verwerpen.” (‘Moet u...’, 31) {‘Moet u geloof stellen in de drieëenheid?’ Watch Tower Society (Jehovah’s Getuigen), 1989. Verder afgekort als ‘Moet u...’. Een cijfer achter de titel geeft de bladzijde aan van het citaat.} {* zie onderaan}

We lezen in ‘DE WACHTTOREN’, 15 augustus 1999, blz.13: “Nog een bedrieglijke leer had met de positie van de voormenselijke Jezus te maken, het denkbeeld dat hij gelijk was aan zijn Vader.” Ze maken deze opmerking in de context van de Griekse filosofie. De vroege Kerkvaders en de concilies van Nicea en Constantinopel zouden vanuit deze filosofie, Jezus en de Heilige Geest als een goddelijk wezen zijn gaan beschouwen.

Maar lijnrecht daar tegenover lezen we: “Wanneer (...) sprake was van de preëxistentie van Christus, is dat eigenlijk veel te zwak uitgedrukt; de kerk gaat in haar belijdenis dan ook veel verder. Hij heeft niet alleen bestaan voor de grondlegging der wereld, maar hij heeft van eeuwigheid bestaan als waarachtig God. Hij heeft toen hij als mens ter wereld kwam, de menselijke natuur aangenomen, maar bleef nochtans, wie Hij steeds geweest was, boven alles, God, te prijzen in eeuwigheid, Rom.9,5. Deze belijdenis der Godheid van Christus is geen uitvindsel van mensen, maar te danken aan Gods Openbaring, Mt.16,17. De Heilige Schrift noemt Hem waarachtig God in klare en ondubbelzinnige taal.” (‘Bijbelse Encyclopedie’, red. W.H. Gispen, B.J. Oosterhof e.a., deel 1, herziene druk 1975, Kok, blz.200). Over de Drie-eenheid zegt deze encyclopedie verder op blz.245: “Maar de Openbaring Gods is hierin duidelijk, dat God één enig HERE is én dat Vader, Zoon en Heilige Geest, deze drie gelijkelijk waarachtig God zijn.”

Beide stellingen over de Drie-eenheid, kunnen niet een zelfde Bijbelse leer als ondergrond hebben. Niemand zal betwisten dat de Vader God is. Indien Jezus echter God is volgens een reeks Bijbelteksten en indien de Heilige Geest, God is volgens een reeks Bijbelteksten, dan moet daar een conclusie uit getrokken worden. Dan is God, volgens onder andere de Nederlandse Geloofsbelijdenis, art. 8: “een enig Wezen waarin drie Personen werkelijk en waarachtig van eeuwigheid onderscheiden zijn.” Wat beweren Jehovah’s Getuigen in dat verband dan allemaal. Eerst en vooral dit: het is een heidense, valse, afvallige leugen die Satan aan de Christenen vertelde, en ze geloofden het. We geloven niet dat de zaak zo kan verklaard worden. Naar onze overtuiging is de formulering van de Drie-eenheid er gekomen omdat de Kerkvaders ervan overtuigd waren dat de Schriften van het OT en het NT dat leerden. Om geen argwaan te wekken bij de heidenen als waren christenen slechts mensen die een veelgodendom aanhielden hebben deze Vaders precies moeten omschrijven wat ze leerden. Een proces dat slechts tegen midden van de 5de eeuw voltooid was, want meestal werden hun formuleringen opnieuw misbruikt waardoor een verdere precisering werd aanbevolen.

Page 5: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 5

* U zult in wat volgt twee schrijfwijzen terugvinden die gelijkenis vertonen; namelijk drieëenheid en Drie-eenheid. Het eerste is de schrijfwijze van vóór de jaren 1996 (en dus ook in vele citaten). De laatste is deze volgens de nieuwe spelling. We hebben namelijk de citaten niet aangepast aan de nieuwe spelling. Doen we een of andere wijziging in een citaat dan is het duidelijk aangegeven. Een oprechte aanpak is gewenst en verplichtend

Een andere bewering van Jehovah’s Getuigen is deze: alle goed geïnformeerde bronnen (aan argument dat ze meerdere malen gebruiken) zeggen dat de Bijbel géén Drie-eenheid leert. Om dat te ondersteunen kan je regelmatig zaken vinden in hun publicaties, die zeer selectief zijn uitgezocht, zoals de volgende: The Catholic Encyclopedia zegt: “Nergens in het Oude Testament vinden we een duidelijke indicatie van een Derde Persoon.” De Encyclopedia Britannica (1976 editie) schrijft: “Vanaf het midden van de 2de eeuw G.T., begonnen Christenen, die enig onderwijs hadden genoten in de Griekse filosofie, de noodzaak te voelen, hun geloof in deze termen uit te drukken, zowel ten behoeve van hun intellectuele bevrediging als voor het bekeren van geschoolde heidenen. De filosofie die het beste bij hen paste was het Platonisme.” De New Catholic Encyclopedia zegt verder: “De leerstelling van de Heilige Drie-eenheid wordt niet geleerd in het O[ude] T[estament].” The Encyclopedia Americana leert: “Het christendom was ontleend aan Judaïsme en Judaïsme was strikt Unitarisch [geloven dat God één persoon is]. De weg die van Jeruzalem naar Nicea leidde was nauwelijks recht te noemen. De vierde-eeuwse Drie-eenheidleer was geen nauwkeurige weergave van de vroegchristelijke leer betreffende het wezen van God; ze was daarentegen een afdwaling van deze leer.” - (1956), Deel XXVII, blz. 294L. De Cyclopedia geschreven door M’Clintock en Strong doet volgende uitspraak: “Het lijkt dus alsof geen van de geciteerde passages uit het Oude Test[ament] als bewijs voor de Drie-eenheid overtuigend zijn ... Wij vinden in het Oude Test[ament] geen duidelijk of beslist bewijs voor dit onderwerp.”

Over deze manier van het aanhalen van dergelijke bronnen eerst een opmerking. U ziet dat in bijna alle gevallen er geen nadere omschrijving staat; waar is dit boek of publicatie uitgegeven of wat is het jaar van uitgifte. Zodat het de lezer moeilijk gemaakt wordt om die bronnen er verder op na te lezen. Dat is het geval in hun publicaties tot eind 1991. Sinds 1991 geven ze u wel regelmatig titel en bladzijde van het werk dat men aanhaalt, maar men is niet consequent en ondertussen sinds 2005 bijna niet meer. Bij welke uitgeverij het boek werd gedrukt of in welk jaar, daar moet u nog naar raden. U zit dus weer in de problemen als u wat wil nakijken. Trouwens de meeste onder de lezers van de Wachttorenpublicaties zullen nooit nagaan wat die bron nog verder over dat onderwerp zegt. De indruk is gewekt dat men je in je kerk wat heeft wijsgemaakt. Dat gevoel doet veel andere zaken in je gedachten opborrelen; de kerk is zo rijk en er is zoveel armoede in de wereld. Of ook: de clerus is seksueel pervers en men doet er niets aan. Kinderen en vrouwen zijn slachtoffer van hun perversiteiten.

Page 6: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 6

De manier waarop ‘DE WACHTTOREN’ publicaties van anderen citeert staat bol van vooroordelen. Want van alle citaten hierboven kan gezegd worden dat de schrijvers meestal in de Drie-eenheid geloven. Het gaat soms om één of ander detail in dat verband; bijvoorbeeld het OT leert nog geen échte Drie-eenheid. Of nog dit: Kerkvaders gebruiken beelden uit de filosofie om de Drie-eenheid uit te leggen. Wat heb je dan bewezen; er is een progressieve openbaring van God aan mensen, weinig in het OT maar in zijn volheid in het NT. En je kunt er ook uit concluderen dat de Kerkvaders nog wat verder gaan dan Paulus die ook al van het principe uitging Jood te zijn bij een Jood en Griek onder de Grieken. Er is in de Schrift geen enkel verbod om een term niet te gebruiken die ook door heidenen gebruikt wordt. De term dekt daarom nog niet dezelfde lading.

Ter illustratie, in dat verband iets dat we gevonden hebben op een Internetsite. Iemand wou eens de artikelen nalezen die de WT had gebruikt in hun geschrift ‘Moet u geloof stellen in de drieëenheid?’ Voor een citaat op blz.4 (‘A dictionary of Religious Knowledge’) verwees men hem naar een publicatie van 1875. Na lang zoekwerk kreeg hij het werk in handen maar de schrijvers bleken géén antitrinitariërs te zijn. Integendeel we moeten volgens de schrijvers uit de kerkgeschiedenis concluderen dat de eerste christenen Vader, Zoon en Heilige Geest bezongen in hymnen en hen gebeden hebben opgedragen want ze zijn in eer gelijk. Aldus de context van dit citaat. Het zegt dus wat anders dan de WT in werkelijkheid wil bewijzen. Dezelfde schrijver van het Internet artikel wijst nog op een ander citaat van de WT op dezelfde bladzijde. In deze aanhaling heeft de WT twee stukjes aan elkaar geplakt met spatiepuntjes waarvan het eerste gedeelte uit blz.295 stamde en daaropvolgend iets van blz.304. Op blz.6 van de brochure ‘Moet u…’ wordt een begin gemaakt met een citaat uit een boek, aangevuld met een ander citaat dat in het originele boek liefst veertien bladzijden verder staat. De twee verwijzingen zijn aaneengevlochten met drie puntjes. Nog enkele andere voorbeelden van dien aard op de Internet site: http://www.towertotruth.net/

Dat is niet oprecht en tegen de regels hoe zaken moeten geciteerd worden. Want die dingen zijn voor alle landen (ongeveer) geregeld. Bijvoorbeeld in de Berner-Conventie 10(1). Ook nog de U.S.A.-wet die dat soort citaten regelt (titel 17, sectie107 van de Uscode). Ze noemen het “fair use” = geoorloofd gebruik.

Zie op internet o.a. over auteursrecht het volgende: http://www.iusmentis.com/auteursrecht/ (Nederlands) http://www.loc.gov/copyright/ (Engels) http://www.chillingeffects.org/ (Engels)

Hoe het moet, zie bijvoorbeeld onze manier in de boekenlijst. Hoe het niet moet geven we een voorbeeld aan van de WT bij het slot van Deel 1, ‘Hebben Jezus en zijn discipelen de Drieëenheidsleer onderwezen?’, ‘DE WACHTTOREN’ van 1 november 1991 geeft het volgende: “Bronvermeldingen: 1. The Catholic Encyclopedia, 1912, Deel XV, blz. 47. 2. The Baptist Encyclopædia, onder redactie van William Cathcart, 1883, blz. 1168, 1169. 3. A Short History of Christian Doctrine, door Bernhard Lohse, uitgave 1980, blz. 53. 4. Ibid., blz. 64, 65.  5. The Church Teaches, vertaald en geredigeerd door John F. Clarkson S.J., John H. Edwards

Page 7: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 7

S.J., William J. Kelly S.J., en John J. Welch S.J., 1955, blz. 125-127.  6. Ibid., blz. 125.  7. The Triune God, door Edmund J. Fortman, uitgave 1982, blz. 126. 8. On the Incarnation, vertaald door Penelope Lawson, uitgave 1981, blz. 27, 28. 9. The Encyclopedia of Religion, Mircea Eliade, hoofdredacteur, 1987, Deel 15, blz. 54.10. The New Encyclopædia Britannica, 15de druk, 1985, Deel 11, Micropædia, blz. 928.11. New Catholic Encyclopedia, 1967, Deel XIV, blz. 295.” Het ontbreekt hier aan de naam van de uitgever en zoeken wordt moeilijk, voor oudere werken bijna onmogelijk. En dit hier is een relatief goede weergave. Meestal weet je zelfs niet het jaar van uitgifte. Reden, je mag het niet nakijken. Hoe dat zou moeten voor de brochure ‘Moet u…’, heeft iemand opgezocht en veel tijd aan besteed. Het staat op Internet en we geven het aan het eind van deze inleiding integraal weer. Het is natuurlijk gebaseerd op de Engelse uitgave en vergelijk dat eens met wat ze zelf schrijven. Zo kunt u leugens die de WT heeft gefabriceerd, bij middel van hun citaten, zelf ontmaskeren. Veel heeft men in die kringen echter nog niet bijgeleerd. Op http://www.jehovahs-getuigen.nl vonden we meerdere verwijzingen naar andere boeken, niet uitgegeven door Jehovah’s Getuigen. En daarvan zijn 90% aangegeven zonder uitgever of jaar van uitgifte. En die site is nog geen vier jaar oud. Dus er is veel slechte wil van hun kant in dat verband.

Sir Isaac Newton, begaafd wiskundige, maar ook een charlatan

De WT verschuilt zich bovendien ook nog achter beroemde mensen om hun uitspraken nog wat kracht bij te zetten. Sir Isaac Newton was voor hen een zeer serieuze Bijbelstudent. Hij bestudeerde de Bijbel en de wetenschap en geloofde dat de Bijbel en de natuur in complete harmonie waren. Hij verwierp daarom de Drie-eenheid. Daarom heeft hij o.a. dit gepubliceerd: “Ze (de Kerk van Engeland) verlangd niet van ons dat wij ze aannemen op gezag van Algemene Kerkvergaderingen en nog veel minder op gezag van provinciale Synoden, doch slechts omdat ze aan de Schrift zijn ontleend. En worden wij daarom niet door de Kerk gemachtigd ze met de Schrift te vergelijken en te onderzoeken hoe en in welke zin ze daaruit afgeleid kunnen worden? En wanneer wij deze afleiding niet kunnen ontdekken, dienen wij ons niet op het Gezag van de Kerkvergaderingen en Synoden te verlaten.”

Synodevergaderingen hebben géén enkel gezag zegt Isaac Newton: “Zelfs Algemene Kerkvergaderingen hebben gedwaald en kunnen dwalen in zaken van geloof. Wat ze verordenen als noodzakelijk voor redding, is slechts dan van kracht of gezaghebbend als kan worden aangetoond dat dit aan de heilige Schrift is ontleend.”

Over het woord “homoousion” (bespreken we later) schreef Newton: “Homoousion (de leerstelling dat de Zoon van hetzelfde wezen is als de Vader) is onbegrijpelijk. Het werd niet begrepen uit het Concilie van Nicea, noch daarna. Wat niet begrepen kan worden is geen voorwerp van geloof” (Sir Isaac Newton, ‘Theological Manuscripts’, blz.17, versie van internet). Dit en andere dingen wil de WT bewust niet aanhalen over Sir Isaac Newton. Allemaal koren op hun molen. Ze zijn echter selectief en vergeten natuurlijk daarna te zeggen dat Newton ook enkele malen het einde van de wereld heeft voorspeld. De laatste maal zou het in het jaar 2000 geschieden! Dus is hij een valse profeet. Zou hij ook geen valse leraar kunnen zijn? En ze vergeten er nog aan toe te voegen dat Newton een alchemist was. Méér dan 30 jaar van zijn leven zocht hij

Page 8: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 8

naar de steen der wijzen en het levenselixir. Was het niet een genie (op wetenschappelijk gebied) en een charlatan in één verenigd! Geen wonder dat we op http://cyberistan.org/islamic/newton1.html een artikel vinden van een Dr. A. Zahoor, SIR ISAAC NEWTON ON THE BIBLE, een moslim die gretig Isaac Newton’s kritiek aanhaalt over 1 Joh.5:7 en 1Tim.3:16. Zie wat we hierover zeggen in 9.6 en 9.7. Het boekje waar A. Zahoor naar verwijst is zesentwintig jaar na de dood van Newton verschenen: ‘An Historical account of two notable corruptions of Scripture.’

Zoals het Genootschap doet, zo redeneren dan ook de leden. Een bekeerde Getuige, een geoloog van beroep, dus iemand die van wanten weet veronderstel ik, is samen met zijn bekering verrast door de leer van Newton. Hij schrijft in ‘Ontwaakt!’ van 22 september 2003, blz.20: “Bij mijn studie van de bijbel verkeerde ik onbewust in uitstekend gezelschap. Ik kwam er later achter dat Sir Isaac Newton, die als een van de grootste wetenschappelijke genieën aller tijden wordt beschouwd, de bijbel bewonderde en hem intens bestudeerde. Net als Newton concentreerde ik me op profetieën in Daniël en Openbaring die belangrijke historische gebeurtenissen en ontwikkelingen voorzeiden die ook echt gebeurd zijn.” Een vraag aan deze Dr. Kenneth Tanaka: “heb je werkelijk de bijbelse profetieën van Newton gelezen en zo ‘uitstekend’ gevonden? Zo ja waarom geloven uw leiders er zo weinig van. Want iemand is fout op dat gebied; of uw Genootschap of Newton! Ze zeggen namelijk niet hetzelfde, integendeel soms het omgekeerde.”   Uit de beste biografie, naar onze mening, die over B. Newton verscheen in de Nederlandse taal citeren we: “Naar uit andere papieren uit zijn nalatenschap blijkt, was Newton de overtuiging toegedaan, dat de trinitarische leer voldoende bijbelse grond miste. Hij kon zich hier beter vinden in de opvattingen van Arius dan in Athanasius, hoewel de inzichten van deze laatste door het concilie van Nicea en de ontwikkelingen daarna officieel aanvaarde kerkleer zijn geworden. In dit opzicht huldigde Newton dus een opvatting die afweek van de officiële leer. Hij heeft zich daarover publiek nimmer uitgelaten. Dat zou maatschappelijk voor hem ook niet zonder risico’s zijn geweest, zoals de ervaring van zijn opvolger in de Lucasian chair, William Whiston, bewijst, die om zijn openlijk beleden arianisme van zijn functie werd ontheven. Men heeft op grond hiervan Newton wel een ‘extreem protestant’ genoemd, omdat hij het kerkelijk gezag van concilies afwijst (…) De ariaanse stroming was in Newtons tijd sterk…” Newton had bepaalde criteria bij het lezen van de Bijbel. Daartoe citeren we: “Als gezegd wordt, dat wij niet op grond van onze eigen oordelen hebben te bepalen wat de Schrift wel is, en wat niet, aanvaard ik dat voor niet omstreden plaatsen: maar wat betwiste plaatsen betreft, houd ik er van datgene te aanvaarden wat ik het beste kan begrijpen.” Beide citaten komen uit P. van der Hoeven, ‘Newton’, Het Wereldvenster, 1979, blz.35,36 en het laatste blz.30 uit een brief aan John Locke. Twee opmerkingen hierover 1°) de waarheid heeft dus het verstand als grondslag volgens Newton, 2°) liefde voor de waarheid had hij niet, hij was hypocriet gezien hij zijn afwijzing van de Drie-eenheid tijdens zijn leven niet wou kenbaar maken.

Of hij een echte Vrijmetselaar was weten we niet. Newton stierf wel zonder ‘the last rites’ = de ware kerkelijke begrafenis. Zie o.a; Gleick J., ‘Isaac Newton’, Knopf Fourth Estate, 2003. Ned. Vertaling bij De Bezige bij, 2004. De recensent van het dagblad ‘De Standaard’ (10 nov. 2004) zei over Newton: “Newton schreef

Page 9: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 9

ook miljoenen woorden alchemische onzin en theologische ketterijen bij elkaar.” Keynes J. M., Essays in Biography, W W Norton & Co , 1963. Manuel F.E., ‘The Religion of Isaac Newton’, Oxford University Press, 1974. Teeter Dobbs B.J., ‘Les Fondements de l’alchemie de Newton’, Guy Trédaniel,1981. Uit het Engels vertaald en een must om te lezen. In zijn context natuurlijk. Westfall R. S., Never at Rest, Cambridge University Press, 1988. Westfall R. S., The Scientific Revolution, History of Science Society Newsletter, Volume 15, No. 3 (July 1986). Te vinden op Internet. White M., Isaac Newton, The last sorcerer, Reading, MA: Addison-Wesley, 1997.

*Robert Iliffe, historicus aan de Imperial College London - SW7 2AZ – heeft enkele van de religieuze werken van Newton op Internet geplaatst voor de eerste maal waaronder gedeelten van het boek Openbaring. Kijk naar: www.newtonproject.ic.ac.uk en e-mail [email protected] Op de internetsite van Historicist.com staat een ingekorte versie van Isaac Newton’s, ‘Observations on Daniel and the Apocalypse of St. John.’ Ik veronderstel dat dit dezelfde is als NEWTON’S PROPHECIES OF DANIEL, door the Oregon Institute Of Science and Medicine dat we op internet niet te pakken krijgen dan mits betaling. Maar we weten genoeg van dat alles. Ook nog McLachlan H., ‘Sir Isaac Newton Theological Manuscripts’, Liverpool, 1950.

Wat zegt ‘DE WACHTTOREN’ over de Drie-eenheid

In ‘Ontwaakt!’ van 22 juni 1989 beweren ze het volgende: “In 451 G.T. verklaarde het concilie van Chalcedon dat Christus de vleesgeworden God is. Het Babylonisch-Egyptisch-Griekse denkbeeld van een drievuldige God had nu Christus’ leer verdrongen dat hij en zijn Vader twee afzonderlijke personen zijn, in geen enkel opzicht gelijk aan elkaar. – Markus 13:32; Johannes 14:28” (blz.27, wij onderstrepen).

In ‘Ontwaakt!’ van 8 maart 1992 lezen we: “De bijbel en ons gezonde verstand maken ons duidelijk dat onze kennis van God onvermijdelijk beperkt is. Maar deze beperktheid rechtvaardigt geenszins dat wij van onze kennis van God een mysterieuze leerstelling maken, zoals de Drieëenheid, die alleen ons begrip van hem vertroebelt” (blz.27, wij onderstrepen).

Volgens ‘DE WACHTTOREN’ van 1 februari 1990 gaat het hierom: “De zich ontwikkelende mens der wetteloosheid ontleende ook leerstellingen aan het heidendom. Zo werd een mysterieuze, onbegrijpelijke drieënige god in de plaats gesteld van de Ene die zegt: “Ik ben Jehovah, en er is geen ander. Behalve mij is er geen God” (Jesaja 42:8; 45:5)” (blz.13). In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 augustus 1992, blz.23 moet u het zo begrijpen: “Wat is de Drieëenheidsleer dus? Het is in feite een heidense leer die ervoor doorgaat christelijk te zijn. Ze werd door Satan gestimuleerd om mensen te misleiden, om God verwarrend en mysterieus voor hen te maken. Dit heeft tot gevolg dat zij ook meer bereid zijn om andere vals-religieuze denkbeelden en verkeerde praktijken te aanvaarden” (wij onderstrepen).

In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 november 1993 lezen we: “De religieuze leiders van de christenheid bewandelen dezelfde weg. Zij vervingen de naam Jehovah door “God” (“Allah” in het Arabisch) en “Heer”. Dat heeft tot de ontwikkeling van de valse leer van de Drieëenheid bijgedragen, die niet op de Heilige Schrift gebaseerd is” (blz.4, wij onderstrepen).

Page 10: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 10

Hun bewering in ‘DE WACHTTOREN’ van 1 december 1995 is deze: “Ook in deze tijd zijn veel traditionele geloofsovertuigingen ‘in strijd met zelfs de geschriften van de apostelen’. De christenheid heeft de waarheidswateren vergiftigd met talloze door demonen geïnspireerde denkbeelden zoals de Drieëenheid” (blz.5, wij onderstrepen).

Waar alles om draait in de christelijke leer is de persoon van Christus. Over Hem schrijft Lucas de woorden aanhalende van Petrus: “dat God Hem én tot Here én tot Christus gemaakt heeft” (Hand.2:36) “En de behoudenis is in niemand anders, want er is ook onder de hemel geen andere naam aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden” (Hand.4:12) “Deze is aller Heer” (Hand.10:36).

Wie is Deze dan? Is Hij alleen maar een goed mens geweest ons tot voorbeeld? En wat leren Jehovah’s Getuigen over Hem?

Het volgende uit een artikel getiteld ‘Wat leert de bijbel over de Godheid van Christus?’ in ‘DE WACHTTOREN’ van 1 september 1963 geeft in het kort wat ze hierover leren. “Wat zegt de bijbel over de godheid van Christus? Dat er een tijd is geweest dat Jezus niet bestond, dat hij voordat Hij uit Maria werd geboren een bestaan in de hemel had als een glorierijk geestelijk schepsel, het Woord, een god; dat hij toen naar de aarde kwam, volkomen mens was, wat zijn aard betreft niet meer en niet minder dan de volmaakte Adam; dat hij sedert zijn opstanding een machtige glorierijke goddelijke geest is, onvergankelijk en onsterfelijk; en dat Jezus nooit gelijk aan zijn Vader is geweest maar altijd diens ondergeschikte blijft.” (blz.536). (Vergelijk ‘Ontwaakt!’ van 22 juni 1973 blz.28, laatste paragraaf). Men kan dit herleiden tot vijf punten: 1°) Christus is een schepsel 2°) Christus was vóór zijn aardse bestaan een god 3°) Christus was als mens alléén maar mens 4°) Christus was ná zijn opstanding een goddelijke geest 5°) Christus was nooit gelijk aan de Vader en altijd ondergeschikt. Zijn deze leringen in overeenstemming met de Bijbel? Of is het slechts menselijke traditie waar de Schrift geweld wordt aangedaan? Jehovah’s Getuigen dagen de mensen uit tot een onderzoek van wat ze leren met de woorden: “Indien wij de waarheid liefhebben, behoeven we voor een dergelijk onderzoek niet bevreesd te zijn”. Zo staat het in één van hun meest populaire geschriften: ‘De Waarheid die tot eeuwig leven leidt’ blz.13 par.5.

Deze uitdaging is gericht aan waarheidlievende mensen en Jehovah’s Getuigen zijn zulke mensen in hun eigen ogen althans. We richten ons daarom tot hen om samen met ons na te gaan of hun visie op de Drie-eenheid en Jezus Christus wel degelijk Bijbels is of… leer van mensen. In hoofdstuk twaalf staat een samenvatting in het licht van de kerkgeschiedenis. Paulus, die het ergens heeft over de dwaasheid van de wereldse filosofie, is voor ons een goede aanmoediging geweest om enkele, soms harde, woorden op papier te zetten (1 Cor.1:18-25 / Gal.1:8). Ten slotte mogen we aan de waarheid, vooral die uit de Schrift, niet toevoegen of afdoen.

Page 11: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 11

Met de Schrift bedoelen we dan de progressieve Openbaring van God in het OT en daarna in het NT. En het getuigenis van het NT weegt dan zwaarder dan dat van het OT volgens bijvoorbeeld Heb.1:1-3 / Joh.1:14,18 / 1 Cor.1:18-25.

In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 juni 1988 blz.15 doet de WT een scherpe aanval op de leer van de Drie-eenheid. We lezen er ook: “Als dan ook een leerstelling in tegenspraak is met Gods Woord, als ze een leugen is, dan zullen wij door die leer te geloven en te onderwijzen God in diskrediet brengen en zelf in oppositie tegenover hem komen te staan. Daarom moeten wij de Schrift zorgvuldig onderzoeken om waarheid van leugen te onderscheiden (Handelingen 17:11).” Maar ik veronderstel dus dat u als navolgers van de mensen in Berea die nauwkeurig te rade gingen tot de Schriften, dat u Jehovah Getuige dit zal doen, en ons toelaten u naar enkele Bijbelteksten te verwijzen.

In de brochure ‘De GODDELIJKE NAAM Die Altijd Zal Blijven Bestaan’ een brochure uit 1984 staat op bladzijde 5: “Als iemand opzettelijk de inhoud van de bijbel verandert of een gedeelte weglaat, knoeit hij met het geïnspireerde Woord.” Laat ons eens degelijk nagaan of de WT deze regel, die ze van anderen vragen, zelf opgevolgd heeft. Waarom we naar oudere geschriften van de Wachttoren zullen verwijzen? Dat is omwille van deze uitspraak gedaan door henzelf: “Graaft u wel eens in oudere publikaties (…) ? Heeft u deze vroegere publikaties werkelijk al eens bestudeerd? (…) Denk nimmer, ‘O, maar daar weet ik bijna alles van,’ want u zult beslist tot de ontdekking komen dat u dat niet weet (…)” (DE WACHTTOREN, 1 augustus 1957, blz.354).

APPENDIX 1: Alle verwijzingen uit de brochure ‘Moet u…’ Op Internet vonden we het volgende en geven u dit mee in uw zoektocht naar de Waarheid. “Watchtower’s “Trinity” Booklet References After spending many hours trying to trace down the quotes from the Watchtower’s “Should You Believe in the Trinity?” booklet, we decided to call the Watchtower’s Writing Department to see if they would help. After three tries, they sent us their reference list. We desire that as many ministries as possible would have access to this list, in hope that it will show Jehovah’s Witnesses that many of the quotes are actually misquotes or taken out of context.

Jim & Sherri Walters

Section 1: Should You Believe It?1. “The Paganism in Our Christianity,” by Arthur Weigall, 1928, (G. P. Putnam’s Sons, NY, London) p. 197; “A Dictionary of Religious Knowledge”, edited by Lyman Abbott, 1875, (Harper & Brothers, Publishers, NY) p. 944. 2. “Catholicism,” edited by George Brantl, 1962, (George Braziller NY) p. 78. 3. “Ibid”., p. 69; “Trinitas: A Theological Encyclopedia of the Holy Trinity,. by Michael O’Carroll, 1987, (Michael Glazier, Inc., Wilmington, Delaware) pp.29, 30. Section 2: How Is the Trinity Explained?4. “The Catholic Encyclopedia”, 1912, Vol. XV, (The Encyclopedia Press, Inc., NY) p. 47. 5. Heraklion, Crete, Greece, court decision 87/1986, April 7, 1986, pp. 17, 19. 6. “Our Orthodox Christian Faith”, by Athanasios S. Frangopoulos, (The Brotherhood of Theologians, Athens, Greece) Third Edition, Chapter IV, 1985, p.71.

Page 12: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 12

7. “New Catholic Encyclopedia”, 1967, Vol. XIV, (The Catholic University of America, Washington, D.C.) p. 304. 8. “The Encyclopedia Americana”, 1977, Vol. 27, (Americana Corporation, NY, NY) p. 116. 9. “GRIT,” (newspaper; Williamsport, PA) October 30, 1983, p. 12. 10. “The New Yorker”, (magazine; New York, NY) March 23, 1987, p. 64. 11. “L’Osservatore Romano”, (newspaper; Vatican City) August 10, 1987, p. 4. 12. “A Dictionary of Religious Knowledge”, p. 944. 13. “New Catholic Encyclopedia”, 1967, Vol. XIV, p. 304. 14. “What Are They Saying About the Trinity?” by Joseph A. Bracken, 1979, (Paulist Press, NY) pp 1, 3. 15.” Christianity and the World Religions.” by Hans Kung, 1986, (Doubleday & Co., Inc., Garden City, NY) p. 113. 16. “The Catholic Encyclopedia,” 1912, Vol. XV, p. 47. 17.” Theological Dictionary,” by Karl Rahner & Herbert Vorgrimler, 1965, (Herder and Herder, NY) p. 470. Section 3: Was It Clearly a Bible Teaching?18. “The Illustrated Bible Dictionary”, 1980, Part 3, (InterVarsity Press, Tyndale House Publishers, Hodder and Stoughton, Sydney and Auckland, Australia) p. 1597. 19. “New Catholic Encyclopedia”, 1967, Vol. XIV, p. 304. 20. “The Catholic Encyclopedia,” 1912, Vol. xv, p. 47. 21. “Trinitas: A Theological Encyclopedia of the Holy Trinity”, by Michael O’Carroll, 1987, p. 208. 22. “The Encyclopedia of Religion,” Mircea Eliade, editorinchief, 1987, Vol. 15, (Macmillan Publishing Company, NY) p. 54. 23. “New Catholic Encyclopedia,” 1967, Vol. xiv, p. 306. 24.” The Triune God”, by Edmund J. Fortman, 1972, (Baker Book House, Grand Rapids, MI) pp. xv, 8, 9. 25.” The Encyclopedia of Religion”, Mircea Eliade, editorinchief, Vol. 15, p.54. 26.” The Triune God”, pp. xv, xvi, 16. 27.” The New Encyclopaedia Britannica,” 1985, Vol. 11, Micropaedia, (Encyclopaedia Britannica, Inc., Chicago, IL) p. 928. 28. “A Short History of Christian Doctrine” by Bernhard Lohse, 1966, (Fortress Press, Philadelphia, PA) p. 38. 29. “The New International Dictionary of New Testament Theology,” Colin Brown, general editor, 1976, Vol. 2, (Zondervan Publishing House, Grand Rapids, MI) p.84. 30. “Origin and Evolution of Religion”, by E. Washburn Hopkins, 1923, (Yale University Press, New Haven, CT) p. 336. 31. “The Paganism in Our Christianity”, p. 197. 32 . “The New International Dictionary of New Testament Theology”, Vol. 2, p. 84. 33. “The Paganism in Our Christianity”, p. 198. 34. “Encyclopaedia of Religion and Ethics”, edited by James Hastings, 1922, Vol. XII, (Charles Scribners Sons, NY) p. 461. 35. “New Catholic Encyclopedia”, 1967, Vol. XIV, p. 299. 36. “The Church of the First Three Centuries,” by Alvan Lamson, 1869 edition, (Horace B. Fuller, Boston, MA) pp. 124, 125.

Page 13: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 13

37. “Ibid”., pp. 70, 71. 38. “Ibid”., p. 103. 39. “Ibid”., pp. 106, 107, 108. 40. “Ibid”., p. 180. 41. “Ibid”, pp. 182, 183. 42. “Ibid”., pp. 56, 57. Section 4: How Did the Trinity Doctrine Develop?43. “Babylon the Great Has Fallen!”, Watchtower Society, 1963, p. 477. 44. “The Early Church,” by Henry Chadwick, 1967, (Penguin Books Ltd., Harmondsworth, Middlesex, England) pp. 122, 124. 45. “Encyclopaedia Britannica”, 1971, Vol. 6, (Encyclopaedia Britannica, Inc., Chicago, IL) p. 386. 46. “A Short History of Christian Doctrine,” by Bernhard Lohse, 1966, p. 51. 47. “The New Encyclopaedia Britannica,” 1985, Micropaedia, Vol. 11, p. 689. 48. “The Encyclopedia Americana,” 1977, Vol. 27, p. 117. 49. “Catholicism”, edited by George Brantl, 1962, pp. 69, 70. 50. “The New Encyclopaedia Britannica,” 1985, Micropaedia, Vol. 1, pp. 664, 665; “History of Dogma,” by Adolph Harnack, Vol. 4, 1958 edition, (Russell and Russell, NY) p. 136. 51. “Origin and Evolution of Religion,” by E. Washburn Hopkins, 1923, p. 339. 52. “The Encyclopedia Americana,” 1956, p. 294L. 53. “The Story of Civilization:” Part III, “Caesar and Christ,” by Will Durant, 1944, (Simon and Schuster, NY) p. 595. 54. “Egyptian Religion”, by Siegfried Morenz, 1973, (Cornell University Press, Ithaca, NY) p. 255. 55. Ibid., p. 257. 56. “History of Christianity”, by Edward Gibbon, 1891, (Peter Eckler, No. 35, NY) p. xvi. 57. “A Dictionary of Religious Knowledge,” by Lyman Abbott, 1875, p. 944. 58. “The Paganism in Our Christianity”, p. 197. 59. “Encyclopaedia of Religion and Ethics” edited by James Hastings, 1922, Vol. XIi, p. 458. 60. “Nouveau Dictionnaire Universel,” by Maurice Lachatre, Paris, (no date), Vol. 1, p. 1467, English translation in August 1, 1984 “Watchtower”, p. 21. 61. “The New SchaffHerzog Encyclopedia of Religious Knowledge”, edited by Samuel Macauley Jackson, 1957, Vol. IX, (Baker Book House, Grand Rapids, MI) p. 91. 62.” The Church of the First Three Centuries”, by Alvan Lamson, 1860 edition, p. 34. 63. “Outlines of the History of Dogma,” by Adolf Harnack, 1957 edition, (Beacon Press, Beacon Hill, Boston, MA) p. 194. 64. “Ibid”. 65. “A Statement of Reasons”, by Andrews Norton, 1872, Fifth edition, (American Unitarian Association, Boston, MA) pp. 94, 104. Section 5: What Does the Bible Say About God and Jesus? 66. “A Critical History of the Evolution of Trinitarianism”, by Levi Leonard Paine, 1900, (Houghton, Mifflin, and Company, Boston and New York; The Riverside Press, Cambridge) p. 4.

Page 14: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 14

67. “Ibid.” 68. “A Dictionary of the Bible”, by William Smith, revised and edited by F. N. and M. A. Peloubet, 1948, (MacDonald Publishing Company, McLean, VA) p. 220. 69. “The American Journal of Semitic Languages and Literatures”, Vol. XXI, 1905, p. 208, taken from “Insight on the Scriptures”, (Watchtower) Vol. 1, 1988, p. 968. 70. “ Ibid”. 71.” Webster’s New Collegiate Dictionary,” 150th Anniversary Edition, 1981, (The G. & C. Merriam Company, U.S.) p. 99. 72.” Vine’s Expositor Dictionary of Old and New Testament Words”, by W. E. Vine, 1981, (Fleming H. Revell Co., Old Tappan, NJ) p. 140. 73. “The Exhaustive Concordance of the Bible”, by James Strong, 1890, (Abingdon Press, NY) pp. 20, 49. 74. “A Greek and English Lexicon of the New Testament”, by Edward Robinson, 1850, (Harner & Brothers, Publishers, NY) p. 471. 75. “Theological Dictionary of the New Testament”, edited by Gerhard Kittel, 1967, Vol. IV, (Wm. B. Eerdmans Publishing Company, Grand Rapids, MI) pp. 738,740. Section 6: God Always Superior to Jesus76.” Bulletin of the John Rylands Library.” Manchester, England, 196768, Vol. 50, (The John Rylands Library, Manchester, England) p. 258. 77. “Ibid”. pp. 258, 259. 78. “Ibid”. p. 251. 79.” Ibid”. p. 250. Section 7: The Holy Spirit: God’s Active Force 80. “Our Orthodox Christian Faith”, by Athanasios S. Frangopoulos, Third Edition, 1985, (The Brotherhood of Theologians, Athens) p. 71. 81. “The Triune God”, p. 9. 82. “Word Pictures in the New Testament”, by Archibald Thomas Robertson, 1930, Vol. I, (Harper & Brothers Publishers, NY and London) p. 245. 83. “The New American Bible”, 1970, (Catholic Book Publishing Co., NY) p. 128. 84. “The Catholic Encyclopedia”, 1912, Vol. 15, (The Universal Knowledge Foundation, Inc., NY) p. 49. 85. “The Triune God”, pp. 6, 15. 86. “New Catholic Encyclopedia”, 1967, Vol. 14, (The Catholic University of America, Washington, D.C.) p. 574. 87. “Ibid”., p. 575. 88. “A Catholic Dictionary”, by William E. Addis & Thomas Arnold, 1960, p. 810, revised by T. B. Scannell, P. E. Hallett, Gordon Albion and members of staff of St. John’s Seminary, Wonersh (Routledge & Kegan Paul Limited, London). 89. “Ibid”., p. 812. Section 8a: What About Trinity “Proof Texts”?90. “New Catholic Encyclopedia,” 1967, Vol. XIV, p. 306. 91. “Cyclopedia of Biblical, Theological, and Ecclesiastical Literature”, by John McClintock & James Strong, 1287, Vol. X, (Baker Book House, Grand Rapids, MI) p. 552. 92. “Ibid”.

Page 15: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 15

93. “Ibid.” 94. “Commentary on the Gospel According to John,” by John Calvin, translated from the Latin by William Pringle, 1847, Vol. 1, (The Calvin Translation Society, Edinburgh) p. 417. 95. “The Holy Bible,” Douay Version 1609, (P. J. Kennedy & Sons, NY) p. 206. 96. “The Holy Bible”, Authorised King James Version, 1611 (by Collins ClearType Press for Watch Tower Bible and Tract Society) p. 161. 97. “The New Testament”, by George R. NoJA, 1869, (American Unitarian Association, Boston, MA) p. 432. 98. “Das Neue Testament in Der Scrache Von Heute” by Friedrich Pfaffllin, 1965, (Verlegt Bei Eugen Salzer in Heilbronn) p. 381. 99. “La Bibbia Concordata” edited by Arnoldo Mondadori, 1968, (Societa Biblica Italiana) p. 1938. 100. “Good News Bible, The Bible in Today’s English Version,” 1976, (American Bible Society, NY) p. 266. 101. “The New Jerusalem Bible”, 1985, (Doubleday & Co., Inc., Garden City, NY) p. 1941. 102. “The Epistle of Paul to the Philippians”, by Ralph P. Martin, 1959, (The Tyndale Press, London) p. 97. 103. “The Expositor’s Greek Testament”, The Epistle to the Philippians by H. A. A. Kennedy, 1967, (Grand Rapids Book Manufacturers, Inc., Grand Rapids, MI). 104. “The Holy Bible”, Authorised King James Version, 1611, p. 50. 105. “The Pentateuch and Haftorahs”, edited by Dr. J. H. Hertz, 1941, Vol. 1, (Oxford University Press) p. 215. 106. “The New Testament,” by George R. NoJA, 1869, p. 220. 107. “The Bible, An American Translation,” by J. M. P. Smith & Edgar J. Goodspeed, 1935, (University of Chicago Press, Chicago, IL) p. 95. 108. “Das Neue Testament,” by Jorg Zink, 1965, (Krenz Verlag Stuttgart, Berlin, Germany), p. 230. 109. “The Living Bible Paraphrased,” 1971, (Tyndale House Publishers, Wheaton, IL) p. 847. 110. “The Simple English Bible, New Testament,” American edition, 1981, (International Bible Publishing Company, NY, NY) p. 273. 111. “The Living Bible Paraphrased,” 1971, p. 847. Section 8b: What About Trinity “Proof Texts”?112. “The Holy Bible”, Authorised King James Version, 1611, p. 75. 113. “Journal of Biblical Literature,” edited by Joseph A. Fitzmyer, 1973, Vol. 92, (The Society of Biblical Literature) p. 85. 114. “The New Testament in an Improved Version, Upon the basis of Archbishop Newcome’s New Translation: With A Corrected Text,” 1808, (Richard Taylor and Co., London). 115. “The Emphatic Diaglott” by Benjamin Wilson, 1864, (Fowler & Wells Co., Publishers, NY). 116. “La Bible du Centenaire”, L’Evangile selon Jean, by Maurice Goguel, 1928. 117. “The Bible, An American Translation,” by J. M. P. Smith & Edgar J. Goodspeed, 1935, p. 85. 118. “Das Neue Testament”, by Ludwig Thimme, 1946, p. 219.

Page 16: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 16

119. “New World Translation of the Christian Greek Scriptures”, 1950, p. 282. 120. “ The New Testament”, by James L. Tomanek, 1958, (Arrowhead Press, ID). 121. “Das Evangelium nach Johannes,” by Siegfried Schulz, 1975, (Gottingen, Vandenhoeck & Ruprecht). 122. “Das Evanqelium nach Johannes”, by Johannes Schneider, 1978. 123. “Journal of Biblical Literature”, edited by Joselph A. Fitzmyer, 1973, Vol. 92, p. 85. 124. “Ibid”., p. 87. 125. Joseph Henry Thayer’s personal copy of Griesbach’s Greek New Testament text, 1809, with Thayer’s handwritten comments on John 1:1 interleaved. 126. “Dictionary of the Bible”, by John L. McKenzie, 1965, (Macmillan Publishing Co., Inc., NY) p. 317. 127. “Theology Today”, (magazine) April 1953, p. 75. 128. “Ibid.” 129. “Bulletin of the John Rylands Library,” Manchester, 196768, Vol. 50, p. 253. 130. “Ibid”. Section 9: Worship God on His Terms131. “The Amplified Bible, 1965, (Zondervan Bible Publishers, Grand Rapids, MI) p. 325. 132. “New Catholic Encyclopedia, 1967, Vol. X, p. 21. 133. “ Ibid., Vol. IX, p. 359. 134. “Christianity and the World Religions, by Hans Kung, 1986, (Doubleday & Co., Inc., Garden City, NY) p. 113. 135.” Time, (magazine; Time Inc., NY, NY) December 16, 1946, p. 64.”

Bovendien ook nog dit van Arellano Angel Jr., ‘Exposing ‘Should You Believe in the Trinity’’, te bestellen langs email [email protected] In deze brochure staan alle Wachttorencitaten van de Engelse uitgave van ‘Moet u…” De ingekorte en misleidende Wachttorencitaten staan in groene kleur het volledige citaat van de bron staat in het rood.

Hoe gaat de Wachttoren te werk in zijn brochure ‘Moet u…’?U neemt acht delen van vijanden van het christendom, bijvoorbeeld; 1°) Lyman Abbott, ‘A Dictionary of Religious Knowledge’, 2°) Will Durant, ‘The Story of Civilization:” Part III’, Caesar and Christ, 3°) Edward Gibbon, ‘History of Christianity’, 4°) Adolf Harnack, ‘Outlines of the History of Dogma’, 5°) Siegfried Morenz, ‘Egyptian Religion’, 6°) een vleugje van G. H. Boobyer, in Bulletin of the John Rylands Library, Volume 50, Spring 1968 7°) Arthur Weigall, ‘The Paganism in Our Christianity’, 8°) Alvan Lamson, ‘The Church of the First Three Centuries.’ Daar een klein scheutje van een degelijk trinitarische deskundige als negende deel, ‘The Triune God’, door Edmund J. Fortman en als tiende deel iets kruidigs uit, The New Encyclopaedia Britannica, 1985, Micropaedia. Dat ziet er alles zeer voedzaam uit maar is wel degelijk giftig voor je geest. U leest verder en zal merken waarom! (In de lijst van Jim & S. Walters hierboven kan u vinden door wie het werk is uitgegeven en in welk jaar.)

En tot slot van dit hoofdstuk twee citaten van de WT en de rest die ze niet willen aanhalen. Om u een de denkbeeld te geven van verkrachting van citaten. The Encyclopedia of Religion is één van die boeken die de WT regelmatig aanhaalt. Zo ook in hun brochure over de Drie-eenheid. We citeren van bladzijde 6: “The Encyclopedia of Religion zegt: “Theologen zijn het erover eens dat ook het Nieuwe Testament geen expliciet dogma van de Drieëenheid bevat.” Maar regelmatig,

Page 17: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 17

ook als het belangrijkste er aan komt, dan stopt men met het citaat volledig weer te geven. Men zou anders zijn vingeren verbranden. Als ze er dan uit citeren: dat theologen vandaag de dag het erover eens zijn dat de Hebreeuwse Bijbel geen leer van de Drie-eenheid bevat en dat het Nieuwe Testament ook van de Drie-eenheid geen expliciete doctrine heeft, gaat het artikel van de Encyclopedia de zaak verder bespreken in dat werk. Want er zijn “binitarische teksten” in de Schrift. Binitarisch wil zeggen “twee” = 2 Goden en dat God vlees aanneemt in Christus. En dan kunnen we dit lezen in da boek, over de leer van de Drie-eenheid dat de: “oorsprong rechtmatig kan worden gezocht in de Bijbel. (...) Want wat de Schriften vertellen over de activiteit van God (...) is de bron van de latere trinitarische leer.” ⎯ The Encyclopedia of Religion, vol.15, blz.54.

We lezen in de Drie-eenheid brochure blz.5 ook nog: “En de New Catholic Encyclopedia zegt eveneens: “Het dogma van de Heilige Drievuldigheid wordt in het O[ude] T[estament] niet onderwezen.” Dan stopt men, jammer genoeg, want dat boek gaat verder te verklaren: “In het NT is het oudste bewijs te vinden in de brieven van Paulus, in het bijzonder 2 Cor.13:13 en 1 Cor.12:4-6. In de evangeliën is het bewijs van de Drie-eenheid uitdrukkelijk alleen te vinden in de doop-formule van Mat.28,19. ... Op veel plaatsen echter van het Oude Testament, worden uitdrukkingen gebruikt die door enkele van de kerkvaders referenties of voorafschaduwingen zijn van de Drie-eenheid . ... de geestesgesteldheid van Gods volk werd dus voorbereid aan de hand van de concepten die betrekking zouden hebben op de komende openbaring van de leer van de Drie-eenheid.” ⎯ New Catholic Encyclopedia, vol.14, blz.306. U begrijpt dat de onoprechtheid van de WT hiermee in aangetoond.

De WT heeft ook enkele citaten genomen van Edmund J. Fortman in de brochure van de Drie-eenheid, maar waar de man duidelijker standpunten heeft, stopt men het citaat. Daarom nog wat meer van deze: “De geest van Jahweh was vaak beschreven in persoonlijke termen. De geest was bedroefd, begeleidde mannen, instrueerde mensen, liet hen rustten (Ps.143:10 / Neh. 9:20 / Jes.63:10,14). Maar het lijkt duidelijk dat de Joden nooit de geest beschouwd hebben als een persoon, noch is er enig concreet bewijs dat in het Oude Testament een schrijver deze opvatting had. Een paar geleerden vandaag echter willen behouden, dat hoewel de geest meestal gepresenteerd is als een onpersoonlijke goddelijke kracht, er een onderliggende aanname is dat de geest een bewuste kracht (“agent” in het origineel gb) was, waarin een klimaat van pluraliteit binnen de Godheid denkbaar was.” ⎯The Triune God, blz.6. “De Heilige Geest wordt meestal gepresenteerd in de synoptische evangeliën en in Handelingen als een goddelijke kracht of macht. Maar een paar passages van de gewijde schrijvers laten een levendige indruk na, dat Hij voor hen iemand   was onderscheiden van zowel de Vader en de Zoon met een duidelijke eigen bestaan.”  ⎯The Triune God, blz.15.

BIBLIOGRAFIE VAN JEHOVAH GETUIGEN Aid to Bible understanding, twee verscheidene drukken; van 1969 en 1971.De GODDELIJKE NAAM Die Altijd Zal Blijven Bestaan, 1984. De Grootste Mens die ooit heeft geleefd, 1991.Dingen waarin God onmogelijk kan liegen, 1966. God zij waarachtig, 1953. Het herstel van het Paradijs voor de mensheid - door de theocratie, 1964. Het leven heeft wel degelijk een doel, 1977.

Page 18: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 18

Het Woord, wie is Hij volgens Johannes, 1963, in brochurevorm. Verscheen vooraf in ‘DE WACHTTOREN’ van 1 en 15 december 1962. Heilige geest, de kracht achter de komende Nieuwe Ordening!, 1977.Hulp tot begrip van de Bijbel, deel 1, 1982 en verder tot deel 8. Later uitgegeven in één deel. Vertaling van ‘Aid to Bible understanding’ uitgave 1971. Inzicht in de Schrift, deel 1 1995, deel 2 1997. Moet u geloof stellen in de drieëenheid?, 1989. Nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, 1957. Redeneren aan de hand van de Schrift, 1985. Russell C.T., Studies in the scriptures, 7 delen. Het zevende deel is niet echt van hemzelf maar door leerlingen van hem geschreven, naar wat Russell had geleerd. The Kingdom Interlinear Translation of the Greek Scriptures, 1969. The Kingdom Interlinear Translation of the Greek Scriptures, 1985. Heeft andere appendices. U kunt voor eeuwig in een paradijs op aarde leven, 1982.

Artikelreeks over Drie-eenheid Deel 1, Hebben Jezus en zijn discipelen de Drieëenheidsleer onderwezen?, in ‘DE WACHTTOREN’ van 1 november 1991. Deel 2, Hebben de Apostolische Vaders de Drieëenheidsleer onderwezen?, in ‘DE WACHTTOREN’ van 1 februari 1992. Deel 3, Hebben de Apologeten de Drieëenheidsleer onderwezen?, in ‘DE WACHTTOREN’ van 1 april 1992. Deel 4, Wanneer en hoe heeft de Drieëenheidsleer zich ontwikkeld?, in ‘DE WACHTTOREN’ van 1 augustus 1992. We hebben dit ooit gevonden op Internet. ‘Should You Believe in the Trinity?’ [online]. Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania, 1989. Available from Internet: <URL:http://www.watchtower.org/library/ti/toc.htm

BIBLIOGRAFIE, standaardwerken

Aland B. and Aland K., The Text of the New Testament, Eerdmans, 1987. Alford H., The Greek Testament, Moody, 1958. Ankerberg J. and Weldon J., The Facts on the King James Only Debate, Harvest House Publishers, 1996.Ante-Nicene Fathers, Translation of the Writings of the Church Fathers down to A.D. 325, New York: Charles Scribner’s Sons, 1926. (Reprint Eerdmans, 1971 en 1993.) Te vinden op Interenet. Bijbels Woordenboek, edit. A. van den Born, Romen & Zonen, 1966-1969.Billerbeck P., Kommentar zum Neuen Testament aus Talmud und Midrasch, 6 volumes, ed. Hermann L. Strack, München: Beck, 1922-63. Meerdere herdrukken. Botterweck H. & Ringren H., Theological Dictionary of the OT, Eerdmans vanaf 1974. Reden voor deze Engelse uitgave in plaats van de Duitse: kostte ons 1/3 minder.Bullinger E., The Companion bible, S. Bagster & Son Ltd., Reprint, 1969. Bullinger E., A critical lexicon and concordance, S. Bagster & Son Ltd., Reprint, 1969.Calvin J., Institutes of the Christian Religion, John McNeill, ed., Westminster Press, 1960. Cremer, H., Biblico-Theological Lexicon of the New Testament Greek, T & T Clark, Repr., 1962. Dabney R., The Doctrinal Various Readings of the New Testament Greek, Banner of Trust, 1967.

Page 19: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 19

Dana H.E. & Mantey J., A manual of the Greek New Testament, The MacMillan Company, 1950. Dr. Julius Mantey heeft ‘DE WACHTTOREN’ jaren terug verboden uit dit werk nog te publice- ren omdat men hem misbruikte en dingen liet zeggen die hij niet bedoelde of gezegd had. Gill J., An Exposition on the Old and New Testaments, Baker Book House, [rep] 1980. Girdlestone, Synonyms of the Old Testament, verscheidene herdrukken bij Eerdmans. Harris, R. L. edit, Theological Wordbook of the Old Testament, 2 delen, Moody Press, 1980.Jewish Religion, The Encyclopedia of the, edit. R. Werblowsky en Wigoder, Phoenix house, London, 1967. De Joodse uitgave bij Massada Press (Israël) verscheen 1966. De Franse uitgave bij du Cerf, 1993.Klijn A.F.J., Apostolische Vaders, 3 delen, Bosch en Keuning, 1966-1967. Kittel G. and Gerhard Friedrich, eds., Theological Dictionary of the New Testament, ‘Abridged in One Volume, by Geoffery Bromily, Wm. B. Eerdmans, 1985.Koehler L. & Baumgartner W., Lexicon in Veteris Testamenti Libros, 2de uitgave 1958. Liddell H.G. en Scott R., A Greek-English Lexicon, Revised edition, Oxford 1968. Marshall A., The Interlinear Greek-English New Testament, Zondervan, 1958. Metzger B., A Textual Commentary on the Greek New Testament (2nd Edition), Germany: United Bible Societies, 1993. Moulton J. H., George Milligan, The Vocabulary of the Greek Testament,. Eerdman, 1930. Moulton W.F.en Geden A.S., A Concordance to the Greek Testament, T & T Clark, Reprint 1970. Nicoll W.R., The Expositor’s Greek Testament, 5 delen, Eerdmans, 1983. Robertson A.T., Word Pictures in the New Testament, Baker Book House, 1932, meerdere herdrukken. Robertson A.T., A grammar of the New Testament in the light of Historical Research, Broadman Press, 1934. Schaff P., History of the Christian Church, Eerdmans Publishing Co, 1910. Vele herdrukken. Thayer J. H., The New Thayer’s Greek-English Lexicon, Book Publisher’s Press, 1981. De uitgave van dit werk bij Baker Book House heeft de volgende opmerking: “A word of caution is necessary. Thayer was a Unitarian, and the errors of this sect occasionally come through in the explanatory notes. The reader should be alert for both subtle and blatant denials of such doc- trines as the Trinity, the inherent and total depravity of fallen human nature, the eternal punish ment of the wicked, and Biblical inerrancy” (Joseph Henry Thayer: A Greek-English Lexicon of the New Testament, Publishers Introduction, blz.VII). Tenney M., Zondervan Encyclopedia of the Bible, 5 delen, Zondervan, 1975. The Greek New Testament (4th Edition). Ed. by Barbara Aland, Kurt Aland, Johannes Karavidopoulos, Carlo Martini, and Bruce Metzger. Germany: United Bible Societies, 1994. The Nicene and Post-Nicene Fathers, Eerdmans, 1978. Te vinden op Internet. Theologisch Woordenboek, edit. H. Brink, Romen & Zonen, 3 delen, vanaf 1952. Tomson C., The Septuagint Bible, The Falcon’s Wing Press, 1954. Trench, Synonyms of the New Testament, Eerdmans, meerdere herdrukken. Vaughn C., (ed.), The New Testament from 26 Translations, Zondervan, 1967. Vincent M., Word Studies in the New Testament, 1887, reprint Eerdmans, 1975. Vine W.E., An expository Dictionary of New Testament Words, 4 delen in één, Olihphants, 14de druk 1964. Wuest K., Word studies in the Greek New Testament, 6 delen, meerdere herdrukken.

Page 20: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 20

Alle sleutelwoorden in de vier woordenboeken van Hastings editor, bij Clark & Clark, 1890 tot 1915 zijn steeds de moeite waard om te lezen. Dat zijn: Dictionary of the Bible, Dictionary of Christ, Dictionary of the apostolic church, Encyclopaedia of Religion and Ethics. Ze zijn van het moderne type Bijbeluitleg maar hebben soms zeer goede artikelen.

BIBLIOGRAFIE, andereBae-Choi Yoon, De verhouding tussen pneumatologie en christologie bij Martin Bucer en Johannes Calvijn, Uitg. J.J. Groen en Zoon, Leiden, 1996. De schrijver promoveerde aan de christelijke-gereformeerde Theologische Universiteit te Apeldoorn op dit onderwerp. Balge R. D., Trinity: One God, Three Persons, Northwestern Publishing House, 2001. Baillie D. M., God Was in Christ, Charles Scribner’s Sons, 1948. Bainton R., Early Christianity, Van Nostrand, 1960. Barbotin E., Humanité de Dieu, Aubier, 1970. Barr J., The Word Became Flesh, Interpretation: A Journal of Bible and Theology, Vol. X, 1956. Barnett P., The Truth About Jesus, Aquila, 1994. Bavinck H., Gereformeerde dogmatiek, 4 delen, Kok, herdruk 1967. Beek A. van de, Jezus: Kurios. Christologie als hart van de theologie, Kok, 1998. Beek A. van de, Een eeuw theologie, Wapenveld 49 (1999). Berkhof H., Gegronde verwachting, Callenbach, 1968. Berkhouwer G., De mens het beeld Gods, Kok, 1957. Bethune-Baker J.F., An Introduction to the Early History of Christian Doctrine, Methuen and Company Limited, 1933. Bloesch D., Essentials of Evangelical Theology, Harper and Row, 1978. Blomberg C. L., The Historical Reliability of the Gospels, InterVarsity Press, 1987. Bowman R. M. Jr., & Onken B. A., Was Jesus Raised as a Spirit Creature?, Dialoguing With Jehovah’s Witnesses on 1 Corinthians 15:44-50, Christian Research Journal, Summer 1987, Volume 10, Number 1. Bowman R. M. Jr., Ye Are Gods?, Orthodox and Heretical Views on the Deification of Man, Christian Research Journal, Winter/Spring 1987. Bowman R. M. Jr., Jehovah’s Witnesses and the Divine Name, Christian Research Journal, Fall 1989, Volume 12, Number 2. Bowman R. M. Jr., Why you should believe in the trinity, Baker, 1989. Bowman R.M. Jr., Jehovah’s Witnesses, Jesus Christ and the Gospel of John, Baker,1998. Bowman R. M. Jr., Jehovah’s Witnesses, Jesus’ Resurrection, and the Gospel of John, Part one: the Resurrection as Jesus’ Climactic Miracle, The Watchman Expositor, Vol. 17, No. 2, 2000 Part two: The Resurrection as the Reason Jesus Came, The Watchman Expositor, Vol. 18, No. 1, 2001. Beide artikelen terug te vinden op Internet. Bowman R. M. Jr., The Biblical Basis of the Doctrine of the Trinity: An Outline Study, Internet Apologetics.com. Zeer goede classificatie van enkele honderden teksten. Bowman R. M. Jr., 20 Errors Common to Antitrinitarian Heresies, op Internet http://www.atlantaapologist.org Boyd G., Oneness Pentecostals and The Trinity, Baker Books, 1992. De schrijver weet waarover

Page 21: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 21

hij het heeft. Hij behoorde eens tot deze groep en is nu één van de grote jonge geesten in het evangelicale wereldje. Boyd G., Trinity and Process: The A Priori Construction of a Trinitarian Metaphysic from a Criti- cal Evaluation of Hartshorne’s Process Theism, Peter Lang, 1992. Boyd G., Cynic Sage or Son of God?, Recocering the Real Jesus in an Age of Revisionist Replies, Baker Books, 1995. Boyd G., Letters from a Sceptic: A son Wrestels with His fathers Questions about Christianity, Chariot Victor Publishing, 1996. Dit is het relaas van een agnostische vader en de antwoorden van een gelovige zoon. Een mooi verhaal en een degelijk boek over apologetiek. Is vertaald als Boyd Gregory & Edward, Brieven van een scepticus, Een zoon schrijft met zijn ongelovige Vader, Uitgeverij de Vuurbaak, Barneveld, 2001. Boyd J. M., ‘And These Three Are One’ A Case For the Authenticity of 1 John 5:7-8, Rooted in Biblical Exegesis, versie 22 april 1999. Internet Protestant Apologetics and Theology page. Branch R., The Jesus of The Church of Jesus Christ of Latter-day Saints, The Watchman Expositor, Vol. 10, No. 8, 1993. Briggs C. A., The Incarnation of the Lord, Scribner’s, 1909. Brown R. E., Jesus: God and Man, Macmillan,1967. Brown R.E. The Anchor Bible; Epistles of John, Doubleday & Co., 1982. Brown R. E., An Introduction to New Testament Christology, Paulist Press, 1994. Brown H. 0. J., The Bible and Mythology, Christianity Today, vol. 18, No. 25, 1974. Bruce A. B., The Humiliation of Christ, T. & T. Clark, 1915. Bruce F. F. Commentary on the Epistle to the Hebrews, The New International Commentary on the New Testament, Eerdmans, 1955. Bruce F. F., Jesus: Lord & Savior, Intervarsity Press, 1986. Brumback C., God in Three Persons, Pathway Press, 1959. Brunner E., The Christian Doctrine of God, Westminster Press, 1949. Buckley W. F., Jr., et al, Will the Real Jesus Please Stand Up! The Jesus Seminar’s Dr. John Dominic Crossan vs. Dr. William Lane Craig, Turner-Welninski Publishing, 1995. Buswell J. Jr., A Systematic Theology of the Christian Religion, Zondervan, 1980. Campbell D., All the Fulness, Word Aflame Press, 1975. Campbell D., The Eternal Sonship = A refutation according to Adam Clarke, Word Aflame Press, 1978. Casey M., Son of Man: The Interpretation and Influence of Daniel 7, SPCK, 1979. Chalfant W., Ancient Champions of Oneness, 1979, reprint Hazelwood Missouri: Word Af- lame Press, 1982. Charles R.H., Eschatology, the doctrine of a future life, Shocken Books edition, 1963.Charlesworth J. H., Jesus and the Dead Sea Scrolls, Doubleday, 1992. Charlesworth J. H., Jesus Within Judaism, Doubleday, 1988. Charlesworth J. H., John and the Dead Sea Scrolls, Crossroad, 1991. Chemnitz M., The Two Natures in Christ. trans. by J. A. O. Preus, Concordia Publishing House, 1971. Clarke A., The New Testament: A Commentary and Critical Notes, Abingdon Press, n.d. Clines D., The image of God in Man, Tyndale Bulletin n°19, 1968, blz.53-103. Cloute J., Reformed Christology: Modern Nestorianism?, [Prepared for Professor Gurgel, Syste- matic Theology 223, May 26, 2000]. Gevonden op de internetsite van de Wisconsin

Page 22: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 22

Evangelical Lutheran Synod. Een werkstuk van een student de moeite waard om lezen. Colwell E.C., A definite Rule for the Use of the Article in the Greek Testament, Journal of Biblical Literature, 193, blz.12-21. Concilium, De Heilige Geest, vijftiende jaargang, n°8. Craig W. L., Apologetics: An Introduction, Moody Press, 1984. Crossan J. D., The Historical Jesus: The Life of a Mediterranean Jewish Peasant, Harper, 1991. Crossan J. D., Jesus: A Revolutionary Biography, Harper, 1994. Ketterij zoals hierboven. Cullmann O., The Christology of the New Testament, Westminster, 1957/1959. Cullman O., The Christology of the New Testament, rev. ed.Westminster / John Knox, 1963. Custance Arthur C., The Virgin Birth and the Incarnation, Zondervan Publishing House, 1976. Custer S., The Truth About the King James Version Controversy, Greenville, SC: BJU University Press, 1981.Cutsinger J. S., ed. Reclaiming the great tradition, InterVarsity Press, 1997. de Jonge M., Christology in Context, Westminster, 1988. Derk F., The Names of Christ, Bethany Fellowship, 2nd ed 1969. Dorner J.A., Doctrine of the Person of Christ, T. and T. Clark, 1870. Oude klassieker. Dunbar D., Re-visioning Jesus: The Quest to Universalize Christ, Quodlibet Journal: Volume 5, Number 2-3, July 2003, http://www.Quodlibet.net Dunn J. D. G., Christology in the Making, SCM, 1980. Dupont J., Sun Christo, L’union avec le Christ suivant Saint Paul, Desclée Bruges, 1952. Edersheim A., The life and times of Jesus the Messiah, Eerdmans, reprint 1972. Nog steeds een meesterwerk van een bekeerde Jood. Elke morgen nieuw, varia schrijvers, B. Folkertsma Stichting, 1978. Aantekeningen bij het Joodse “achttiengebed.” Ehnert T., An Exegesis of Philippians 2:5-9. Gevonden op de internetsite van de Wisconsin Evangelical Lutheran Synod. Een werkstuk van een student. Erickson, M. J. Christian Theology, Baker Book House, 1985. Erickson M. J., The Word Became Flesh, Baker Book House, 1991. Ferguson P., God in Christ Jesus, Stockton, Calif.: Apostolic Press, n.d. Flusser D., Jewish Sources in Early Christianity, Adama, 1987. France R.T., editor, The Evidence For Jesus, InterVarsity Press, 1986. Fremantle A., (ed.). A Treasury of Early Christianity, Mentor Books, 1953. Fredriksen P., From Jesus to Christ: the Origin of the New Testament Images of Jesus, Yale University Press, 1988. Forsyth P. T., God the Christology Holy Father, Independent Press Ltd., 1957. Fortman E., The Triune God, Westminster Press, 1972. Fredriksen P., From Jesus to Christ: The Origins of New Testament Images of Jesus, Yale U. Press, 1988. Fuller Reginal H., The Foundations of New Testament Christology, Scribner’s, 1965. Furnish V. P., Jesus According to Paul, Understanding Jesus Today Cambridge, Cambridge University Press, 1993. Furuli R., The Role of Theology and Bias in Bible Translation With a special look at the New World Translation of Jehovah’s Witnesses, Elihu Press,1999. Voor de specialisten. Geschreven door een Jehovah Getuige die in zijn verhaal alle registers opentrekt om veel bombarie te maken. De gewone lezer blijft in het ongewisse of de personen die hij citeert tot

Page 23: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 23

de trinitariërs of tot de anti-trinitariërs behoren. Op eenzelfde manier kan je nog veel andere dingen beweren maar niet overtuigend bewijzen. Gesché A., Dieu est il “capax hominis”?, Revue théologique de Louvain, 24, 1993, blz.3-37. Goldsmith R., The latest JW argument from Col. 1:15, internet alkal @sssnet.com Grogan G.W., The New Testament interpretation of the Old Testament: a comparative study, Tyndale Bulletin 1967, n°18, blz.54-76. Gruss E.C., Apostles of denial, Presbytarian and Reformed, 1970. Dit is voor ons één van de beste boeken ooit geschreven contra de WT. Schrijver was er zelf bij betrokken en is na zijn bekering professor geworden aan de Baptist College van Los Angeles en de Theological Seminary te Newhall/Cal. Hij schreef in 1973 ook, The Jehovah’s Witnesses and prophetic speculation, uitgegeven bij dezelfde uitgeverij. Hall C. A., Reading Scripture with the Church Fathers, InterVarsity Press, 1998. Harner P.H., Qualitative Anarthrous Predicate Nouns Mark 15:39 and John 1:1, Journal of Bliblical Literature, March 1973, blz.75-87. Harris D., Awake! to the Watch Tower, Twickenham, England, 1988.Harris M.J., Jesus as God: The NewTestament use of Theos in reference to Jesus, Baker Book House, 1992. Er staat op Internet een Nederlandstalige ingekorte versie hiervan op de site van Themelios. Nalezen, afprinten en geven aan al wie verloren is gelopen in de theologie van Jehovah’s Getuigen. Harris M., 3 Crucial Questions About Jesus, Baker, 1994. Henke D., John 1:1 and Watchtower Dishonesty, The Watchman Expositor, Vol. 6, No. 8, 1989Hendriksen W., New Testament Commentary: Exposition of Philippians, Baker Book House, 1962. Hengel M., Studies in Early Christology, 1985. Er is van dit prachtig werk een ingekorte versie gemaakt in het Nederlands, te vinden op de Themelios.nl-site. Dringend na te lezen of af te printen voor later gebruik. Onderwerp: Jezus is Messias ook tijdens zijn aards leven. Hengel M., Sit at My Right Hand (1991), in M. Hengel: ‘Studies in Early Christology’, T & T Clark, 1995. Hengstenberg E.W., Christology of the Old Testament, 2 delen, herdruk Kregel, z.j.. Hermann I., Kyrios und pneuma, Kösel verlag, 1961. Heyer C.J. den, Opnieuw: wie is Jezus? Balans van 150 jaar onderzoek naar Jezus, Zoetermeer 1996.Hick J., ed., The Myth of God Incarnate, Westminster, 1977. Hirsch E. G., op internet: JewishEncyclopedia.com - artikel GODHislop A., The Two Babylons, 2nd ed. Neptune, N.J.: Loizeaux Bros., 1959. Holt B., Jesus-God or the Son of God?, Tellway Publishing, 2002. Het relaas van een Jehovah Getuige. Zie ook Phantaz Sunlyk contra dit geschrift. Hommel Robert, John 17:3, vanaf Internet [email protected] Hommel R., Were Early christians Trinitarians? Internet www.forananswer.org Hooker M. D., Adam in Romans I, New Testament Studies 6, 1959-60. House H. W. , The Partially Infinite God: An Exegetical Response to Greg Boyd’s The God of the Possible, Part I, The Conservative Theological Journals, March 2002, (Volume 6, Number 17). House H. W., The Partially Infinite God: An Exegetical Response to Greg Boyd’s The God of the Possible, Part II, The Conservative Theological Journals, August 2002 Articles (Volume 6, Number 18).

Page 24: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 24

Houtman C., De Kritiek op de Groot Nieuws Bijbel, Nederlands Theologisch Tijdschrift, 38, 1984. Jahn C. A. Ed., We Believe in Jesus Christ: Essays on Christology, Northwestern Publishing House, 1999.Jewish Messianic Interpretations of Isaiah 53, Internet, Jews for Jesus. Jewish Messianic Interpretations of Psalm 2, Internet, Jews for Jesus. Jones M., The Epistle to the Philippians, Westminster Commentary, vol.26, Methuen and Co., 1918. Kasper W., Jesus der Christus, Grünewald, 1974. De tegenhanger van Karl Rahner! Kasper W., Der Gott Jesu Christi, Grünewald, 1982. Kaufmann Kohler, artikel Christianity in its relation to Judaism, JewishEncyclopedia.com. Internet Kilgore W., GOD: incorporeal & invisible. Op zijn internetsite. Mooi, mooi, mooi. Klotsche E. H., The History of Christian Doctrine, rev. ed., Baker Book House, 1979. Kooi C. van der, Hinkelen binnen de lijnen, Kok, 1999. Kovach S. D., The Eternal Subordination of the Son: An Apologetic Against Evangelical Feminism, PREMISE Volume III, Number 2 / February 29, 1996. Lapide P., Er wandelte nicht auf dem Meer. Ein jüdischer Theologe liest die Evangelien, Gütersloh 1984, in 1985 verscheen de Nederlandse uitgave bij ten Have. Modern Joodse visie op Jezus, profeet maar ook niet meer dan dat. Lebreton J., Histoire du dogme de la Trinité, 2 delen, Beachesne, 8st druk 1928/1929. Lee W., The economy of God, Living Stream, 1968. Oneness Pentacostalism. Lee W., Concerning the Triune God, Living Stream, z.j.. Oneness Pentacostalism. Lightfoot, J. B., Saint Paul’s Epistle to the Philippians, Macmillan and Co., 1896. Lindars B., Jesus Son of Man, Eerdmans, 1983. Lingle W., Approaching Jehovah’s Witnesses in Love, Christian Literature crusade, 1994. Linneman E., Gibt es ein synoptischen Problem? Neuhausen-Stuttgart, Hänssler, 1995. Luyten J., Het lijden van God in het OT, Collationes, jaargang 21, n°1, 1991, blz.21- 36. Mackintosh H. R., The Doctrine of the Person of Jesus Christ, T. & T. Clark, 1913. Magee G., Is Jesus in the Godhead or is the Godhead in Jesus? N.P., z.j.. Martin T., The Watchtower and the Wholly Other, Holy Spirit, The Watchman Expositor, Vol. 15, No. 4, 1998. Marsh T., The triune God: A biblical, historical and theological study, Twenty Third Publ., 1994. Marschall H., The development of christology in the Early Church, Tyndale Bulletin 1967, n°18, blz.77-93. McDonald H. D., Jesus-Human and Divine, Pickering and Inglis, Ltd., 1968. McGrath A., Christelijke theologie. Een introductie, Kok, 1997. McGrath A., Jezus - De God die mens werd, Boekencentrum, 1998. Diep gelovig en aan te bevelen aan wie een antwoord wenst op de moderne, sceptische en ongeloofwaardige Christologie. McGrath A., Uitleggen wat je gelooft, Voorhoeve, 2000. Meier J., A Marginal Jew: Rethinking the Historical Jesus, Vol. I, New York: Doubleday, 1991 Meijering E., Irenaeus: grondlegger van het christelijk denken, Balans 2001. Verwijzen we naar omdat de WT deze Kerkvader misbruikt en dat hun bedrog hier duidelijk is aangetoond. Zie ook hoofdstuk 12.

Page 25: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 25

Meijering E.P., Laag en hoog in de Christologie, Kerk en Theologie 50 (1999). Meijering E., God Christus Heilige Geest, Balans, 2002. Meyendorff J., Christ in Eastern Christian Thought, St. Vladimir’s Seminary Press, 1987.Miller Glenn, Messianic Expectations in 1st Century Judaism--Documentation From Non- Christian Sources, zijn internetsite, 3/24/96. Alles wat Miller schrijft is waard gelezen te worden.Miller J., Is God a Trinity? 1922; rpt. Word Aflame Press, 1975. Morey R., The Trinity: Evidence and Issues, World Publishing, Inc., 2000. Morris L., The Lord from Heaven, Inter-varsity Press, 1958. Terecht meerdere malen herdrukt. Morris L., The Gospel according to John, Eerdmans, 1971. Moule C.F.D. The Origins of Christology, Cambridge U. Press, 1977. Muis J., De Godheid van Christus, In de Waagschaal, 28, 1999. Muis J., Christologie in discussie, In de Waagschaal, 28, 1999. Neirynck F., Paulus’ leer over ‘Christus in ons’-’Wij in Christus’, Concilium, vijfde jaargang, december 1969. O’Collins G., Christology, Oxford U. Press, 1995. O’Neill J. C., Who Did Jesus Think He Was?, E. J. Brill, 1995. Oort H. van, Wie van de drie? Kuitert, Van de Beek en McGrath over Jezus. In: ‘Areopagus’, nieuwe jaargang 2 [1999], nummer 5. Orr James., The Virgin Birth of Christ, Scribner’s, 1907. Meerdere malen herdrukt. Paterson J., God in Christ Jesus, Word Aflame Press, 1966. Perkins P., Gnosticism and the New Testament, Fortress Press, 1993. Phantaz Sunlyk (pseudoniem), Another Neo-Arian, A review of Brian Holt’s Jesus: God or the son of God?, Internet, 2002. Dit is één van de mooiste verhalen contra Jehovah’s Getuigen die ik gezien heb op Internet. Te vinden op Apologetics.com. en www.tektonics.org. Phillips W. G., John 10:34-36: An Apologetic Study, Bibliotheca Sacra, September-December, 1989. Preus R. D., The Theology of Post-Reformation Lutheranism, Concordia Publishing House, 1972.Rahner K., artikel, “Triniteit” en “ Triniteitstheologie” in Sacramentum Mundi, deel 12, blz.74-100, Paul Brand, 1971. Een voorbeeld van moderne (gematigde) opvattingen over de Drie-eenheid. Vijftig jaar terug zou dit ketterij geweest zijn. Ramm B.L, An Evangelical Christology, Eocumenic & Historic, Thomas Nelson Publishers, 1985. Rauser R., Is the Trinity a True Contradiction?, Quodlibet Journal: Volume 4 Number 4, November 2002, http://www.Quodlibet.net Reiling J., Hernieuwde pelgrimage langs de christologie. Kanttekeningen bij enkele recente christologieën, Soteria 16 (1999) blz.39-54. Riesner R., Jesus als Lehrer, Tubingen: Mohr, 1981. Robertson A.T., The divinity of Christ in the Gospel of John, Baker Book House, 1976. Robertson A.T., The Minister and his Greek New Testament, Baker Book House, 1977. Robinson J., The human face of God, SCM Press, 3de druk 1974. Rostrom S. N., The Christology of St. Paul, Fleming and Revell, 1912. Sanday Wm., and Headlam A. C., The Epistle to the Romans, International Critical Commentary, T. & T. Clark, 1962. Sanders E.P., Jesus and Judaism, Fortress of SCM, 1985. Sanders E.P., The Historical Figure of Jesus, Penguin Press, 1993. Sanders E.P., Jezus, Mythe en werkelijkheid, Callenbach 1996.

Page 26: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 26

Schwobel C. edit., Trinitarian theology Today: Essays on Devine being and art, T & T Clark, 1995. Sevenster G., Christologie van het Nieuwe Testament, Amsterdam 1946. Snow E. V., Further evidence that Jesus is God, A Reply Against Gary Fakhoury, Anthony Buzzard, and Wade Cox. Op internet. Spicq C., Dieu et l’homme selon le Nouveau testament, Du Cerf, 1961. Stanton G. N., The Gospels and Jesus, Oxford University Press, 1989. Stafford G., Jehovah’s Witnesses Defended, An Answer to Scholars and Critics, Elihu press, 2nd ed.1999. Door een Jehovah Getuige. Gekend ook van zijn geschreven debat op Internet met Bowman R.M. Jr. Hier is van toepassing wat Paulus schrijft: “Niet met wijsheid van woorden” 1 Cor.1:17. Stewart J., A Review of The Role of Theology and Bias in Bible Translation, James Stewart’s Response to Heinz Schmidt’s Reply to this Review. Internet www.forananswer.org Steen M., Een God die met ons lijdt?, Collationes, jaargang 21, n°1 maart, 1991, blz.37-56. Störig H.J., Geschiedenis van de filosofie, 2 delen, Spectrum, herdruk 1994. Story C.I.K., What kind of Messiah did the Jews expect?, BibSacra, Oct-Dec 1947, Jan-March 1948, April-June 1948. Studer B., Trinity and Incarnation: The Faith of the Early Church, ed. Andrew Louth, Collegeville: Liturgical Press, 1994.Taylor V., The Person of Christ in New Testament Teaching, Macmillan and Co., Ltd., 1959. The Blessed Trinity, artikel in The Catholic Encyclopedia, Volume XV Copyright © 1912 by Robert Appleton Company Online Edition Copyright © 2003 by Kevin Knight The Trinity Exposed Website en Rick Stamp’s Bible Exegisis site, waren twee internesites gerund door mensen van de Wachttoren. Maar het genootschap heeft nieuwe richtlijnen vastgelegd hieromtrent (men wil over alles controle hebben!) en deze twee zijn uit de boot gevallen. Thiede C. P., Ooggetuige van Jezus: Nieuw licht op het ontstaan van het christendom door de ontdekking van papyrusfragmenten, Callenbach, 1996. Thompson J., Modern trinitarian perspectives, Oxford University Press, 1994. Todt H. E., The Son of Man in the Synoptic Tradition, Westminster, 1965. Toon P., Our triune God: a biblical portrayel of the Trinity, Victor Books/Bridgepoint, 1996. Torrance T.F., The trinitarian faith: the evangelical theology of the ancient Catholic Church, T &T Clark, 1993. Torrance T.F., Trinitarian Perspectives, toward doctrinal agreement, T & T Clark, 1994. Van Niftrik G., Kleine dogmatiek, Callenbach, 1961. Vermes Geza., Jesus the Jew, Fortress, 1973. Vogel C.de, Ecclesia catholica, Het Spectrum, 1947. Walvoord J. F., Jesus Christ Is Lord, Moody Press, 1969. Warfield B. B., Christology and Criticism, Eerdmans, 1942. Warfield B.B., The Person and Work of Christ, Presbytarian and Reformed Publishing House, 1950 en meerdere herdrukken. Nog steeds een meesterwerk ondanks zijn 85 jaar oud. Wierwille V.P., Jesus Christ is not God, The American Christian press, 1975. Ketter en vriendje van de Wachttoren. Witherington B., The christology of Jesus, Fortress, 1990. Witherington B., The Jesus Quest: The Third Search for the Jew of Nazareth, InterVarsity Press, 1995.

Page 27: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 27

Witmer J.A., Did Jesus claim to the God?, BibSacra, April-June 1968. Wright NT, Who Was Jesus?, Eerdmans Publishing Co., z.j. Wright T., Paulus van Tarsus, een kennismaking met zijn theologie, Boekencentrum, 1998. Via Internet Smith Machlon H. en zijn site Into his own, krijg je de belangrijkste teksten voor een Joodse visie (uit vooral de Talmoed) op de persoon van Jezus, de Messias enz…

Lijst van de afkortingen:

LXX : Romeinse letters voor de ‘Septuaginta’ Griekse vertaling uit de 3de/2de eeuw vóór Christus. NBG: ‘Bijbelvertaling’ van het Nederlandse Bijbelgenootschap, 1951. We citeren uit twee uitgaven (begin 1960 en midden 1970) waarin we enkele kleine verschillen bemerken nadat alles te boek staat. Die verschillen zijn niet bijgewekt. NWT : ‘New World Translation’, meerdere uitgaven, we verwijzen steeds naar het jaartal. NWV: ‘Nieuwe Wereldvertaling van de Heilige Schrift’, met studieverwijzingen, Watch Tower bible and tract Society, herziene uitgave 1995. Op de internetsite Track.nl vonden we een NWV en we citeren daaruit iets uit de inleiding: “In het besef van deze zware verantwoordelijkheid heeft een comité van toegewijde mannen in de loop van vele jaren de New World Translation of the Holy Scriptures tot stand gebracht. Het gehele werk werd oorspronkelijk in zes delen uitgegeven, die van 1950 tot 1960 zijn verschenen. Vanaf de aanvang was het de wens van de vertalers, al deze delen samen te brengen in één boek, daar de Heilige Geschriften in werkelijkheid één boek van de Ene Auteur vormen. Zo verscheen in 1961 een herziene uitgave in één band, waarin echter in tegenstelling tot de oorspronkelijke delen geen verwijsteksten in de marge en geen voetnoten stonden.” Dit is niet waar en we zullen op verschillende teksten wijzen waar Jehovah’s Getuigen de Schrift gewoon geweld aandoen in hun vertaling.

SV: ‘Statenvertaling’, Nieuwe uitgave door Ds. W. L. Tukker voorzitter, 1977.TDNT: zie Kittell in standaardwerken.TDOT: zie Botterweck in standaardwerken.WT:, WATCH TOWER altijd als verwijzing naar het genootschap. Een citaat uit het gelijknamige tijdschrift is voluit geschreven als ‘DE WACHTTOREN’.z.j.: zonder jaar, publicaties zonder jaar van uitgifte.

We hebben onze eigen afkortingen van de Bijbelboeken die meestal deze van de vroegere NBG zijn. Uitzonderingen o.a.: Openbaring, onze afkorting is Opb. in plaats van Op., Marcus is Marc. en niet Mark., Lucas is Luc. en niet Luk..Iets over de lay-out We hebben getracht door middel van de letterweergave de afkomst van de citaten te identificeren voor de lezer. Vertalingen uit Franse, Duitse en Engelse literatuur zijn van onszelf. Uitzonderlijk geven we de originele tekst. We hebben de vroegere oude spelling uit de citaten ook niet aangepast. We volgen hierin de regel van P.J. van der Horst, Redactiewijzer, SDU uitgeverij, 1993. Hij zegt op blz 12: “Het spreekt wel vanzelf dat we niet aan de spelling van citaten komen; duidelijke zetfouten daarin kunnen we wél aanpassen” en op blz.76: “In citaten mogen we natuurlijk niets veranderen, ook niet in de spelling. Een uitzondering zijn duidelijke zetfouten.”

Zwart en recht: Alle Bijbelcitaten, Nederlandse, Hebreeuwse en Griekse met uitzondering van de NWV. Ook enkele woorden om nadruk hierop te leggen.

Page 28: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 28

Zwart en schuin: Alle aanhalingen uit literatuur van de WT, ook hun NWV. Schuin: De verwijzingen naar schrijvers en apocriefe teksten, evenals enkele woorden om nadruk te leggen. We hebben in de tekst de Griekse en Hebreeuwse tekst omgezet in een transliteratie omdat er veel computers zijn die het wél kunnen lezen maar niet afprinten omdat er geen ondersteuning daarvoor is in de software. We schatten dat er twaalf Griekse en negen Hebreeuwse letteralfabetten in omloop zijn en dat maakt het niet eenvoudig. We hebben gekozen voor één doorlopende tekst. Wellicht zijn veel lezers hieraan vreemd. We doen het om twee redenen. Want uit zelfondervinding weten we dat men niet steeds achteraan in het boek gaat nakijken waar de referentie vandaan komt. En ten tweede een degelijke scriptie waar de voetnoten netjes onderaan verwerkt zijn vraagt enorm veel tijd. En zoals de meesten in de derde leeftijd kan men dat geduld niet meer opbrengen. Alsof het ons aan tijd ontbreekt! Bijbel.opurk.nl de Leidsche- en Luthervertaling worden met toestemming gebruikt: We hebben de vergelijkende Bijbelvertalingen in kleur overgenomen uit een site op internet© 1994 Importantia Publishing – Dordrecht.

Aan de lezer: Men kan dit niet gewoon lezen als een roman, daar is het onderwerp te ingewikkeld voor. Aangezien we elk argument van de Jehovah’s Getuigen opgeworpen tegen de leer van de drie-enige tot in de details bekijken en weerleggen vragen we uw volle aandacht. Hier valt wat te leren maar het vraagt wel aandacht. Hebben we iets niet aangeraakt dat voor u belangrijk is: we stellen uw opmerkingen, ook de kritische, altijd op prijs. Enkele zaken zijn niet vertaald, maar dat is miniem gehouden. Een dankwoord: Aan mijn vrouw Georgette voor het werk op de computer.

We hebben dit opnieuw nagezien, in juli 2011, en nog later 2013, waarbij enkele fouten zijn aangepast en bovendien enkele zaken toegevoegd (niet meer dan drie of vier bladzijden) zodat we niet echt van een tweede versie kunnen spreken. De versie van 2006 was al de vijfde grote aanpassing. De eerste versie was er al 45 jaar geleden. Nu zijn er ook enkele zaken ingekleurd om nadruk op iets te leggen. En een extra appendix achteraan over Exodus 3:14, niet vertaald maar de moeite waard.

Page 29: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 29

Hoofdstuk 1

De God en de goden

1.1 JEHOVAH’S GETUIGEN EN DE BIJBEL

We lezen in ‘DE WACHTTOREN’, het officiële tijdschrift van Jehovah’s Getuigen: “De Bijbel is het geïnspireerde Woord van de Almachtige God en als men met behulp van de heilige geest begrijpt hoe hij over de dingen denkt, trekt men voordeel van de wijsheid van de Schepper zoals deze in zijn geschreven Woord staat beschreven” (‘DE WACHTTOREN’ van 1 juli 1973 blz.403).{*}

Zoiets kan iedere christen beamen. Ook wanneer zij schrijven: “Het is gebiedend noodzakelijk dat wij het vermijden een tekst opzettelijk verkeerd toe te passen om onze stelling te bewijzen” (blz. 401). En verder: “Wanneer teksten opzettelijk verkeerd worden toegepast, wordt de Schrift echter grof onrecht aangedaan” (blz. 402). Dit alles schrijft het Wachttorengenootschap terecht onder het thema van 2 Tim.2:15, het juist hanteren van het woord der waarheid. Jehovah’s Getuigen beweren de enige religie te zijn volgens deze beginselen opgebouwd. Maar kunnen ze deze stelling ook bewijzen. Nu is één der belangrijkste leerstellingen van de WT hun leer dat er slechts één God is, dat Jezus Christus de eerste en voornaamste is ná Hem, maar geschapen, en dat de Heilige Geest niets anders is dan de onzichtbare, werkzame kracht van God. De Geest is voor hen géén persoon. Maar miljoenen christenen geloven dat de Vader, Zoon en Geest (of 3 personen) de Godheid vormen.

Beide stellingen kunnen volgens de Bijbel niet waar zijn. Daarom dan de vraag: wat is de waarheid? Als antwoord op die vraag geven Jehovah’s Getuigen en christenen wat Jezus hierover zei: “Uw woord is de waarheid” Joh.17:17. Dus moet het probleem nog verder onderzocht worden. Aangezien beiden het woord van God nemen als basis zal het liggen bij de uitleg van dat

Page 30: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 30

woord. Maar de juiste uitlegging wie geeft die dan? Zijn het Jehovah’s Getuigen die geloven dat YaHWeH één goddelijke persoon is? Of is God een: “enig Wezen waarin drie Personen werkelijk en waarachtig van eeuwigheid onderscheiden zijn?” (volgens Nederlandse Geloofsbelijdenis art.8). Men kan ook de vraag stellen: Is het waard om een discussie te wijden aan de Drie-eenheid Gods? We geven hiervoor het antwoord van Jehovah’s Getuigen: “Dat is het inderdaad, want indien wij een drieëenheid aanbidden en het hier om een valse leerstelling gaat is onze aanbidding ijdel, daar ze niet op de ware God is gericht” (‘Ontwaakt!’ 8 april, 1964, blz.5). Het omgekeerde van de stelling is echter even waar. “Buiten Mij is er géén God”, zegt Jesaja 44:6. Dus gaat het er om deze God te leren kennen. {*} We citeren doorheen deze studie regelmatig uit de tijdschriften ‘DE WACHTTOREN’ en ‘Ontwaakt!’ de geesteskinderen waar de WT zo fier op is. Hoe ze er zelf op aankijken ziet men in het volgende citaat van een artikel uit ‘Ontwaakt!’ van 22 december 1991 blz.16. Met beschrijft in het artikel de eerste vrije congressen in Oost-Europa na de Perestroika: “Illustratief voor de geweldige verandering is het volgende gesprek, dat plaatsvond tussen een douanebeambte en een van Jehovah’s Getuigen omstreeks de tijd van het congres in Tallin:

“Wat hebt u in dat doosje?”“Tijdschriften.”“Wat voor tijdschriften? Zijn het Gods tijdschriften?”“Ja, inderdaad.”“Tijdschriiften van Jehovah God?”“Ja!”

1.2 KETTERIJ OF GODDELIJKE REKENKUNDE?

Jehovah’s Getuigen schrijven: “In de bijbel staat niets over het zogenaamde mysterie van de Heilige Drieëenheid, want het bestaat niet” (‘Dingen waarin God onmogelijk kan liegen’, blz.269). Dezelfde publicatie geeft op de blz.255, 256 te kennen dat de “bijbelse term mysterie” niets te maken heeft met ongekende factoren. Dit laatste is gedeeltelijk juist. Het NT spreekt 28 maal van “mysterion” (Grieks voor mysterie) en heeft de betekenis van een waarheid die door God geopenbaard is en verstaanbaar voor Zijn geestelijke kinderen. Maar deze geheimenissen zijn raadsels voor buitenstaanders van Gods gemeente. Het is niet de bedoeling dat een mysterie voor de oningewijde verborgen moet worden. Integendeel. Er is niets in het geopenbaarde Woord dat niet gelezen of gepredikt mag worden. Alleen zal wat daarin opgetekend is slechts met de hulp van de Heilige Geest door de gelovige begrepen worden.

Wanneer een theoloog of predikant over het mysterie van God spreekt is het niet in deze Bijbelse zin. Wel in de betekenis zoals van een natuurgeleerde die door zijn beperkte verstandelijke capaciteiten ook maar gedeeltelijk begrijpt welke processen de natuurfenomenen besturen. Dan kan men met recht spreken over het mysterie van de godheid. Paulus schrijft in 1 Cor.13:12: “Want op het ogenblik zien wij door middel van een metalen spiegel vage omtrekken, maar dan van aangezicht tot aangezicht. Op het ogenblik ken ik gedeeltelijk maar dan zal ik nauwkeurig kennen zoals ik nauwkeurig gekend word” (NWV). De apostel geeft hier een duidelijk getuigenis dat zelfs iemand zoals hij geen volledige kennis bezat. Zie over het gebruik van het Griekse begrip “mysterion” naar het appendix aan het einde van dit hoofdstuk.

Page 31: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 31

Laten we niet te hard van stapel lopen bij een woord of persoon, dat/die we niet volledig kunnen beschrijven. De Wachttoren geeft grif toe dat men “God” niet volledig kan begrijpen, zoals uit het volgende citaat blijkt (wij onderstrepen de tekst):“Heeft God een begin gehad?Ps. 90:2: „Voordat de bérgen geboren werden, of gij voorts de aarde en het produktieve land als met barensweeën hadt voortgebracht, ja, van onbepaalde tijd tot onbepaalde tijd zijt gij God.”Is dat redelijk? Ons verstand kan het niet helemaal bevatten. Maar dat is geen deugdelijke reden om het te verwerpen. Beschouw eens enkele voorbeelden: (1) Tijd. Niemand kan het ogenblik aanwijzen waarop de tijd is begonnen. En het is een feit dat de tijd niet ophoudt, ook al is dat met ons leven wel het geval. Wij verwerpen het begrip tijd niet omdat wij niet alle aspecten ervan begrijpen. Veeleer richten wij ons leven ernaar. (2) Ruimte. Sterrenkundigen zijn er niet in geslaagd te ontdekken waar de ruimte begint of eindigt. Hoe dieper zij in het universum doordringen, des te groter blijkt het te zijn. Zij verwerpen niet wat het bewijsmateriaal aantoont; velen zeggen dat de ruimte oneindig is. Hetzelfde beginsel is van toepassing op het bestaan van God. (…) Dienen wij werkelijk te verwachten dat wij alles kunnen begrijpen over een Persoon die zo groots is dat hij het ontzagwekkende universum tot bestaan heeft kunnen brengen?” Redeneren aan de hand van de Schrift, 1993, artikel God, blz.174. Dit beginsel is evengoed van toepassing op de Drie-eenheid als ze bestaat. Het gaat om “GOD” en die is niet tot in de puntjes te omschrijven.

Het woord Drie-eenheid kan je nergens in de Bijbel terugvinden, niet in het Oud Testament noch in het Nieuw Testament. Maar dat een term niet gebruikt wordt, wil nog niet zeggen dat de “gedachte” onwaar is. We gebruiken in het theologisch spreken termen als “theocratie” of “christocratie” zonder dat men daaraan aanstoot neemt. Zo kan men ook zonder schroom over de Drie-eenheid spreken, indien dit een Bijbelse leer voorstelt.

Het zijn vooral de Getuigen van Jehovah die bezwaren maken tegen een term als Drie-eenheid want je kunt toch geen niet-Bijbelse termen gebruiken is hun argument. Nu zijn ze zelf meesters in het gebruik van niet-Bijbelse termen in hun geschriften. We geven er enkele zodat u kunt schatten dat dit argument niet steekhoudend is. We citeren ze uit hun boekje dat slechts de gedoopte leden van hun vereniging krijgen, ‘Verenigd in de aanbidding van de enige ware God’, (1983). Bijvoorbeeld; “de strijdvraag” (blz.46), “de koninkrijkswaarheid” (blz.88), Jezus ondernam een “predikings-veldtocht” (blz.110), “theocratische leiding” (blz.118), “dit kanaal” en “besturend lichaam” (blz. 120), “zichtbare organisatie” (blz.124), “christelijke neutraliteit” (blz.165), “koninkrijks-boodschap” (blz.181). Niet slechts in dit geschrift kan u deze terminologie terugvinden, ook nog in alle andere geschriften van ‘DE WACHTTOREN’. Het behoort tot hun eigen theologische taal. Allemaal niet-Bijbelse-termen. (Zie bijv. ‘DE WACHTTOREN’ van 15 jan.1994, blz.10-20 voor de verdediging dat ze de énige echte moderne “theocratie” zijn.)

Daarom is ook de volgende opmerking volgens ‘DE WACHTTOREN’, van 1 mei 1984 blz.7 niet oprecht: “Maar willen denkende mensen een basis voor geloof verkrijgen dan verlangen zij verklaringen die hun logische geest bevredigen. Mankeert er niet iets aan een Godsidee die niet uit te leggen is? Kan God worden geëerd door een voorstelling van hem die “niemand begrijpt”? Ware christenen moeten de God kennen die zij aanbidden. Er is geen plaats voor een mysterie.” Hier wordt voorafgaande gesuggereerd dat wie niet in de Drie-eenheid

Page 32: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 32

geloofd niet oprecht is. Of dat wie de Schrift niet onderzoekt met een logische geest geen weldenkend mens is. Maar ook dat God géén mysterie is. We zullen in wat volgt enkele logische redeneringen van de WT ontkrachten en aantonen dat er wat God betreft alle ruimte voor het mysterie dient te zijn.

Ontstaan van een term

Theofilus van Antiochië gebruikte een Griekse vorm “triade” (drieheid) in ‘Ad autolycum’ 11/15 en de Latijnse vorm (“trinitas”) vinden we al bij Tertulianus in ‘De pudicitia’ C/XXI. Dit was rond 170-180 n C. En ook Novatianus gebruikte het woord in zijn boek over de drie-eenheid. En verder Clemens van Alexandria in zijn ‘Stromata’ 5:14. En dat is ruim honderd jaar vroeger dan dat het Concilie van Nicea in 325 na Chr., het begrip als degelijk en Bijbels aanneemt. Lang daarvoor echter spraken kerkvaders over een Vader/Zoon/Geest-relatie. Zo o.a. Clemens Romanus (†101 n C.) en Ignatius van Antiochië ((†120 n C.), 1 Clemens 46:6 / 58:2 en Ignatius ‘Ad Magnesias’ 13:1 en Ad Eph. 18:2.

Nu moet ons wel iets zéér duidelijk zijn in dat mysterie van God. Calvijn schreef dat filosofie wel kan leiden tot erkenning van een goddelijke macht, maar niet tot een levende God. Hij IS de kwalitatief “Andere” (Ex.28:2 / Hos.11:9 / Ps.82:6-8). De grootheid van God is van een aard waaronder wij bezwijken. Slechts God kan van zichzelf getuigen door woord en daad. (Zie Calvijn, Institutie, I.5.9 en I.11.1.) En de openbaring van God in de Schriften is ten slotte méér dan filosofie of de beredenering van een stelling. De gelovige die God “kent” kan Hem daarom toch nog niet in een bepaalde formule vatten en beschrijven. God kennen is in onze betekenis zoals het onderscheiden van het topje van een ijsberg. God is voor ons nu nog grotendeels een verborgenheid. Met andere woorden: door filosofie, beredenering of menselijk inzicht kan niemand weten of God bestaat als drie-enig. Het is ofwel openbaring, ofwel ketterij. Of, zoals Jehovah’s Getuigen het formuleren, wij herhalen het nog eens: “indien we een drieëenheid aanbidden en het hier om een valse leerstelling gaat is onze aanbidding ijdel, daar ze niet op de ware God is gericht.” (Zie tijdschrift ‘Ontwaakt!’ 8 april 1964, blz.5.)

Deze stelling is omgekeerd echter even waar. Indien God drie-enig is, dan zijn alle tegenstanders van deze leer op weg naar hun eigen verdoemenis. En dan is het onze plicht hier iets over te zeggen. Volgens ‘DE WACHTTOREN’, van 1 mei 1984 blz.6 moeten we ook nog wat anders als basis aannemen: “Waarom zien wij de schrijvers van het “Nieuwe Testament” deze ongelooflijke leerstelling niet steeds opnieuw ten behoeve van gelovige joden uitleggen, toelichten, illustreren en verdedigen? Geen enkele leer zou meer uitleg vereist hebben.” Een Jehovah’s Getuigen geeft hierdoor de indruk dat hij de Schrift ziet als een tekstboek voor “godsleer.” Maar dat is de Schrift niet, wel het getuigenis van mensen die door God zijn aangegrepen en hun relaas daarvan. Ja, dat klopt, de Schrift is niet geschreven volgens de logica van theologen die alles systematisch op een rijtje zetten.

Grote theologen zoals Luther en Calvijn hadden ook bezwaren tegen enkele termen uit de besluiten van de concilies zonder ooit één duimbreed toe te geven aan hun geloof aan de absolute godheid van de Vader én de Zoon én de Geest.

Page 33: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 33

Opmerkenswaardig is dan toch dat het begrip “persoon” – een belangrijke term voor de leer van de Drie-eenheid – ook géén Bijbelse term is. Maar door Jehovah’s Getuigen gebruikt in dat verband. Met betrekking tot Jezus en de Vader. Zo vanaf ‘Vergewist u van alles’, uitgave 1970, blz.110. Het Griekse “hypostasis” kan wel zo vertaald worden maar ook anders. Vergelijk Heb.1:3 / 3:14 / 11:1 in enkele Bijbels.

1.3 GODSOPENBARING EN GELOOFSBELIJDENISSEN

De getuigen van ‘ DE WACHTTOREN’ vertalen Deut.29:29 als volgt: “de verborgen dingen behoren aan Jehovah, onze God” (NWV).

In de Schrift hebben we geen volledige Godsopenbaring, precies of we het wel allemaal zouden kunnen vatten. Is het Godsbeeld verabsoluteren of Hem vangen in een geloofsbelijdenis of catechismus om deze reden dan afgoderij. Die indruk krijgt men bij het lezen van de literatuur die Jehovah’s Getuigen op de markt brengen. Aangezien ze beweren; er is geen Godsmysterie, wil dit soms zeggen dat zij alles over God begrijpen? Maar zou een God die men verstandelijk kan vatten niet eigenlijk een tegenstelling zijn? Zulk een God prediken is ketterij, want God is meer dan alle boeken kunnen beschrijven. Groter ook dan zijn Woord, de Bijbel.

Een geloofsbelijdenis neemt niet de plaats van de Schrift in. De kerk is niet gegrond op een belijdenisschrift. Het fundament blijft altijd onveranderlijk; apostelen en profeten terwijl Christus Jezus de hoeksteen is (Eph.2:20). Een geloofsbelijdenis is als uitdrukking van geloof niet absoluut nodig. Ze is uit historisch oogpunt beschouwd wel enorm belangrijk, vooral als onderscheidingsteken contra ketterij en valse leer. In deze zin willen we ze ook gebruiken, om aan te tonen dat Jehovah’s Getuigen met hun leer los staan van de kerk in haar historische ontwikkeling. In de dramatische geschiedenis van Job staat dan ook: “De Almachtige, die wij niet begrijpen, is groot van kracht en recht; Hij, die groot is in gerechtigheid, buigt haar niet” (Job 37:23). En hoewel Christus ons de Vader geopenbaard heeft, toch blijft er veel mysterieus over wat onze godskennis betreft (Joh.1:18 vergelijk ook Job 11:7 / Joh.14:9). Als er één ding duidelijk is voor Paulus dan is het dit: ‘het mysterie van God kennen, is Christus kennen’ volgens zijn uitspraak in Col.2:2.

Jehovah Getuigen krijgen de kriebels van de vroege Kerkvaders! Ze zeggen dat deze onder de invloed staan van de leer van Plato op zijn theologie. De Grieken zouden: “verderfelijke verontreinigende invloeden” hebben gehad op de leer van het christendom. “Ja, naarmate de tijd verstreek en de kerkvaders steeds meer beïnvloed werden door het neoplatonisme, wonnen de trinitariërs terrein. De derde-eeuwse neoplatonische filosofie stelde hen schijnbaar in staat het onverenigbare te verenigen - een drievoudige God als één God te doen voorkomen. Door filosofische redenering beweerden zij dat drie personen één God konden zijn terwijl zij hun individualiteit behielden! De Drie-eenheidsleer onteert de enige ware God en brengt mensen in verwarring, terwijl ze hen afkeert van een God die zij niet kunnen begrijpen” (‘DE WACHTTOREN’, 15 augustus 1999, blz.12,13). En nu zijn de oudste belijdenissen die we kennen deze die uit de vroege Griekse periode van de Kerk stammen.

Page 34: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 34

Het klopt natuurlijk dat men in de theologie illustraties is gaan gebruiken die vanuit de Griekse taal komen. Maar daarom niet altijd uit de Griekse filosofie. En dat spreekt voor zichzelf. De echte wereldtaal was toen Grieks. Denk maar even aan de taal die in de computerwereld is gebruikt en de voordelen ervan: overal ter wereld dezelfde Engelse termen (uitzondering de Fransen). Omdat we elkaar beter zouden begrijpen. Bedenk dat het NT in het Grieks is geschreven. God had daar een bedoeling mee: een boodschap voor de gehele wereld stel je op in een universele taal. We komen terug op de Kerkvaders in hoofdstuk 12. Merken we nu al op dat Jehovah’s Getuigen deze Kerkvaders lezen op een slordige manier en met ongeoorloofde conclusies.

1.4 DE KENNIS GODS

In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 nov.1991, blz.20 worden door de WT enkele vragen triomfantelijk geformuleerd: “Vraag uzelf bij uw speurtocht af: 1° Kan ik één schriftplaats vinden waarin het woord Drieëenheid voorkomt?2°Kan ik één schriftplaats vinden waarin wordt gezegd dat God bestaat uit drie afzonderlijke personen, Vader, Zoon en heilige geest, maar dat de drie slechts één God zijn? 3°Kan ik één schriftplaats vinden waarin wordt gezegd dat de Vader, de Zoon en de heilige geest in elk opzicht – in eeuwigheid, macht, positie en wijsheid – gelijk zijn?” Nu is de Schrift géén vraag en antwoordspel. Niet over dit onderwerp en ook niet over andere Bijbelse zaken. Het gaat niet om één schriftuurplaats, maar om een reeks van schriftuurplaatsen. ÉÉN SCHRIFTUURPLAATS ZOU EEN ÉÉN-TEKST-FILOSOFIE ZIJN. En als u deze eigenschappen van Vader, Zoon en Heilige Geest nu al wil vergelijken ga dan naar de tabel in het onderdeel 10 in het elfde hoofdstuk.

Jehovah’s Getuigen geven te kennen in ‘DE WACHTTOREN’ van 15 mei 1974, blz.296, na verwezen te hebben naar Joh.4:22, dat God geen mysterie kán zijn, of een Drie-eenheid. En ze voegen er nog aan toe dat dezen die het geloven niet begrijpen wie zij vereren. Deze Schriftuurplaats op zodanige wijze verklaren is echter in strijd met wat we op andere plaatsen in de Heilige Schrift lezen en de bedoeling van Christus. Wanneer de Heer tot de Samaritaanse vrouw zegt: “Gij aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten”, is dit “weten” in de betekenis van geestelijke kennis (geloof) en niet een zuiver wiskundig kennen. Men heeft hier een zijnsformulering volgens Semitisch spraakgebruik, waar tegenstellingen soms scherper gesteld worden dan zij in werkelijkheid zijn. Want de Samaritaanse vrouw had wél kennis over de profeet die uit Israël zou geboren worden als Verlosser (vers 25) en Christus verwijt de Joden hun onwetendheid (Joh.7:28,29 / 8:19,55 / 15:21 / 16:3). De uitleg van Jehovah’s Getuigen bij Joh.4:22 is ook strijdig met wat vers 24 zegt, tekst volgens welke we God moeten aanbidden in geest en waarheid. Vóórdat we God kunnen aanbidden moeten we Hem eerst leren kenen. Zie nog Jes.45:15 / Ps.97:2 / Ex.33:20. Zo moeten we de Drie-eenheid preken indien ze tot de leer van de “waarheid” hoort.

Men zegt dus niet “Ik ken God” (in wetenschappelijke zin) maar “Ik geloof in God” (Heb.11:6) zoals Hij Zichzelf openbaart in Zijn Woord of rechtstreeks. We hebben daarom te maken met een God die we kennen door Zijn Woord. Maar ook niet ten volle. Want zoals het zichtbare gedeelte van een ijsberg gezien ten opzichte van dat wat onder water is, zo ook onze kennis over de godheid. Het overgrote deel van Gods “zijn” is voor ons onbegrijpelijk,

Page 35: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 35

ondoorgrondelijk, onmetelijk en onmeetbaar. Augustinus schreef terecht: “Wat kan een mens zeggen, wanneer hij van U spreekt? En toch wee degenen, die van U zwijgen, waar reeds zij die spreken, gelijk stommen zijn” (Belijdenissen 1.4.4.). Het is van ons menselijk standpunt uit gezien dan ook onmogelijk om te beredeneren of er een Drie-eenheid (drieenigheid, drievuldigheid, driepersoonlijkheid enz...) bestaat of niet.

Logica of rationeel denken in dit verband is uitgesloten. God is per definitie niet gebonden aan menselijke redenering. Dit wil zeggen dat elke illustratie of vergelijk van God met natuurlijke of menselijke zaken mank gaat. God is in elk opzicht méér. J.H. Newman zei eens: “Niets is gemakkelijker dan het woord God te gebruiken en er niets mee te bedoelen.”

God handelt wel zó dat men Hem zou vrezen (Pred.3:14). En zelfs Zijn werk begrijpen we niet altijd zegt Prediker 3:11 / 8:16,17 / 11:5. Ons standpunt bij dit alles mag dus niet zijn: kan ik dat verstandelijk begrijpen. Wel, geloof ik voor wáár en écht datgene wat God geopenbaard heeft in Zijn Woord. Artikel 7 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis spreekt dan ook met recht over: “de genoegzaamheid van de Heilige Schrift” en het feit dat alléén dáár de Goddelijke wil voor ons beschreven staat.

Als inleiding op wat volgt deze aantekening. In ‘Inzicht in de Schrift’ deel 1 een WT publicatie staat: “Vóór Jehovah bestond er niemand; hij is derhalve ouder dan ieder ander (Jes 44:6). Aangezien hij de Schepper is, bestond hij ook vóór alle andere goden, en ‘geen zal er na hem bestaan’, omdat de natiën nooit een werkelijke, levende god zullen voortbrengen die kan profeteren (Jes 43:10; 46:9, 10). Als de Alfa en de Omega (Opb 22:13) is hij de ene en enige Almachtige God; hij zal de strijdvraag inzake de kwestie wie de ware God is, met succes oplossen en voor eeuwig als de enige Almachtige God gerechtvaardigd zijn (Opb 1:8; 21:5, 6). Daar hij zijn voornemens of verbonden nooit vergeet of opgeeft, is hij ook een betrouwbare en loyale God. – Ps 105:8” (blz.854).

1.5 GOD IS ÉÉN

Dat God omschreven is als “één” vinden we zowel in het OT als het NT; onder andere in Deut.6:4 / 10:14 / Psalm 96:5 / Jesaja 43:10 / 44:24 / 1 Cor.8:6 / Gal.3:20 / Eph.4:4-6, et cetera.

“Hoor, Israël: de HERE is onze God; de HERE is één!” Zo staat het in Deut.6:4 volgens de NBG-vertaling. Dat is de lievelingstekst van elke gelovige Jood. Op het allereerste zicht sluit dat elke vorm van een Drie-eenheid uit. Heeft “één” dat totaal uitgesloten of valt er nog iets anders over te zeggen?

Zo zijn er in het Hebreeuws twee belangrijke woorden voor “één”. Het eerste is “yachid” en heeft de betekenis van een absoluut enige in zijn soort. Het wordt nooit gebruikt in verband met God in de Bijbel. Toen de Joodse reformator Maimonides (12e eeuw) een gebedenboek samenstelde, gebruikte hij wel (waarschijnlijk bewust) “yachid”. We vinden het ook nog in betrekking tot God: in een Esseens geschrift (Damascus MS 20:1) en een Apocalyps (Apocalypsis van Abraham 17). Maar we vinden het niet in de Bijbel met God als onderwerp.

Page 36: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 36

Het tweede woord dat als “één” is gebruikt in het Bijbelse Hebreeuws is “echad”. In Deut.6:4 wordt voor het begrip één, “echad” (of echod volgens een andere uitspraak) gebruikt. En dat heeft, naar gelang de context de betekenis van iets absoluut enig ofwel van een meervoudige eenheid.

De belangrijkste Bijbelteksten uit het OT waar “echad” gebruikt is zijn de volgende:

1°) Gen.2:24b: “en zij (man en vrouw) zullen tot één (echad) vlees zijn”.2°) Gen.32:8: “Indien Esau op de ene (echad) groep (personen) afkomt... “3°) Gen.34:16: “Wij (de familie van Jacob) zullen bij u (de familie van Hemor) wonen, en

wij zullen tot één (echad) volk zijn”.4°) Ex.24:3: “en al het volk antwoordde eenstemmig (echad)” ( met één stem volgens sommige vertalingen). De stemmen van het volk smelten samen tot één stem en vormen een samengestelde eenheid.5°) Ex.25:36: “De knoppen en de armen zullen uit hem (de kandelaar) voortkomen, terwijl het geheel één (echad) gedreven werk van louter goud is”. De kandelaar, de knoppen en de armen vormen één samengestelde eenheid.6°) Jer.32:39: “En Ik zal hun (de Israëlieten) één hart (lev echad) en één weg (derrech echad) geven... “ Al de harten van de Israëlieten vormen één gemeenschappelijk hart en hun levensbetrachtingen vormen samen de gemeenschappelijke weg in de HERE. 7°) Ezech.37:17: “voeg ze (de twee stukken hout) dan aan elkander tot één (echad) stuk hout, zodat ze in uw hand tot één (echad) worden”.8°) Ezra 2:64: “De gehele gemeente tezamen (echad) was 42.360”.

De belangrijkste Bijbelteksten uit het OT waar “yachid” gebruikt is zijn de volgende: 1°) Gen.22:2: “Neem toch uw zoon, uw enige (yachid),... “ en in vers 16: “en uw zoon, uw enige (yachid), Mij niet onthouden hebt”. 2°) Richt.11:34: “Zij was zijn (Jephta’s) enig (yachid) kind”. Jephta’s dochter was énig kind! 3°) Jer.6:26: “Bedrijf rouw als over een enig (yachid) kind”. 4°) Amos 8:10: “En Ik zal het maken als de rouw over een enig (yachid) geborene... “ 5°) Zach.12:10: “Zij zullen over Hem een rouwklacht aanheffen als de rouwklacht over een enig (yachid) kind”.

Het verschil tussen beide begrippen zal wel duidelijk zijn. Daar waar “yachid” is gebruikt ligt de nadruk op één van dezelfde soort, echter niet méér als één. Maar “echad” kan bij uitstek gebruikt worden om een meervoudige zaak te omschrijven. En dat is het woord dat de Oudtestamentische schrijvers gebruiken om over God te spreken. Dit woord heeft wanneer het letterlijk gebruikt wordt de betekenis van een absoluut enige in zijn soort. Verder heeft “yachid” enkele malen symbolisch de betekenis van “geliefde” zoals vertaald in de Griekse Septuaginta (de eerste Griekse vertaling van de Hebreeuwse Bijbel).

Meervoudig één (echad) zijn dus onder meer:

Page 37: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 37

* man - vrouw in huwelijksverband: Gen.2:24 * Israël - Judah in oorspronkelijke zin: Ezech.37:16,17 * een vergadering van mensen, één synagoge: Ezra 2:64

Als God meervoudig is in zichzelf, wordt dit dus niet uitgesloten door Deut.6:4, want daar staat in de Hebreeuwse tekst een woord dat bij uitstek een meervoudige éénheid (echad) kan weergeven. Dus spreken de teksten uit de eerste paragraaf van dit gedeelte dit ook niet tegen. We willen ook nog iets zeggen over een ongewone tekst. Dat is Zacharia 14:9 die volgens de NBG luidt: “En de HERE zal koning worden over de gehele aarde; te dien dage zal de HERE de enige zijn en zijn naam de enige.” Voor de eerste maal dat er “enige” staat heeft het Hebreeuws “echad”, de tweede maal “yachid.” De NWV vertaalde tweemaal “één.” Zou die éne naam niet te koppelen zijn met de éne naam waarin een gelovige moet gedoopt worden (Mat.28:18-20)? God is op die wijze koning over alle gelovigen “over de gehele aarde”!

In ‘DE WACHTTOREN’ van 15 augustus 1992, blz.16 staat er over de tegenstanders van de WT het volgende gezegd: “In plaats van gewoon de bijbel als de basis voor ware leerstellingen te gebruiken, leggen zij zich erop toe te proberen de Nieuwe Wereldvertaling van de Heilige Schrift in diskrediet te brengen, alsof Jehovah’s Getuigen zich daar volledig op verlaten ter ondersteuning van hun leer. Dit is echer niet zo” (wij onderstrepen). We verwachten na zo een uitspraak, dat u, Jehovah Getuige, zal luisteren naar de argumentatie die andere Bijbels gebruiken dan de Nieuwe Wereldvertaling van de Heilige Schrift. Want, zegt uw genootschap, uw leerstellingen zijn er “niet volledig” op geschoeid.

1.6 GOD IS ÉÉN... maar

L. Boettner verwijst in zijn ‘Studies in Theology’ (blz.104,105, Presbytarian and Reformed Pub. Co. 1964) naar het getuigenis van de christenjood en ex-rabbi Leopold Cahn in verband met de betekenis van echad (hij leest het woord als achid). Hij zegt o.a. dat de Joodse gebeden vroeger spraken over God als “achid”, maar dat sinds de Joodse reformator Maimonides in de 12e eeuw “yachid” i.v.m. God gebruikt wordt. In de Zohar echter dat uit ongeveer dezelfde tijd stamt wordt Deut.6:4 trinitarisch verklaard als wijzende op de Vader, de Messias en Diegene die beneden is (de Geest). Over deze Joods-Kabbalistische sekte zeggen we verder wat in dit hoofdstuk. In een zelfde zin geven ze de godheid weer door middel van de Hebreeuwse letter “shin”, drie rechtopstaande strepen onderaan verbonden door één streep. “Shin” is voor hen symbool van God gezien het de eerste letter is van “Shaddai” Almachtige.

Wat leerde Maimonides? Eén van zijn dertien artikelen van het geloof was dit: “Ik geloof met een volkomen geloof, dat de Schepper, gezegend zij Zijn naam, een absolute Eenheid is”. Zou de Joodse reformator Maimonides bewust gekozen hebben voor de lezing van “yachid” in zijn gebedenboek, om op die wijze voor de Joodse gelovige te verbergen dat in de tekst van Deuteronomium 6:4 er een woord gebruikt wordt dat ook een meervoudigheid kan inhouden? Zodat alle gelovige Joden die deze gebeden van Maimonides getrouw elke dag tot driemaal toe bidden ervan weerhouden worden om een juist inzicht te krijgen in de goddelijke natuur? Of schreef hij dit als een aanval op wat de christenen leren! Want zeer waarschijnlijk is Jezus het

Page 38: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 38

probleem en niet God. Het begrip “echad”, dat goed genoeg was voor Mozes was niet goed genoeg voor Maimonides die filosofische bezwaren had met het woord.

Zo een visie en aanpak kunnen volgens ons niet. We mogen niets laten vervallen in zo een gesprek omdat het ons niet toekomt om de helft te vertellen over Jezus. Indien Jezus voor mij de enige Messias is en ook God dan moet ik hem aldus blijven verkondigen, in Jeruzalem en daarbuiten. Dan zijn we in het goede gezelschap van apostelen, leraren en profeten (vb. Hand.13:4,5 / 17:2,3). En ook in het goede gezelschap van duizenden Joden die Jezus als Messias hebben aangenomen waaronder ook mensen uit de priesterklasse. Dezen konden het onderscheid van deze woorden schatten naar hun betekenis en de openbaring van het NT daarin een plaats geven.

We citeren bij dit laatste drie teksten uit het boek over de Handelingen der Apostelen.Hand.6:7: “En het woord Gods wies en het getal der discipelen te Jeruzalem nam zeer toe en

een talrijke schare van de priesters gaf gehoor aan het geloof.” Hand.15:5: “Maar er stonden uit de partij des Farizeeën enigen op, die gelovig geworden waren. “ Hand.21:20: “En zij loofden God, toen zij dit hoorden, en zeiden tot hem: Gij ziet broeder, hoevele duizenden er onder de Joden gelovig zijn geworden en allen zijn ijveraars voor de wet.”

De opmerking in ‘Ontwaakt!’ van 22 maart 1979 blz.27, 28 is dan ook niet ter zake. Dat: “één in de Schrift vaak één met uitsluiting van anderen betekent” valt zeker niet te betwisten. Ze geven Pred.4:8,9 en Hoogl.6:9 als voorbeelden. Wat door hen niet verklaard kan worden is dat “echad” het woord bij uitstek is dat kan gebruikt worden voor een “meervoudige eenheid.” Een absoluut enige zou door “yachid” weergegeven worden en dit is niet het geval om God te beschrijven. Dit is op zichzelf al een aanwijzing die onderscheiding vraagt.

Natuurlijk kan “echad” ook begrepen worden in zijn meest voorkomende betekenis van “één” zijn. Of zoals J. Ridderbos in zijn commentaar (Kok, Kampen) bij deze tekst: YaHWeH is één = alléén (deel 1 blz.122). Een zelfde benadering geeft ook Opperrabbijn J. H. Herts in zijn commentaar op Deuteronomium (Oxford University Press, 4de uitgave 1951, blz.83,84,100,111). Wanneer hij zegt dat Deut.6:4 de drie-eenheidleer uitsluit maakt hij echter dezelfde fout als de Jehovah’s Getuigen. Want de orthodoxe leer is niet de drie-eenheid = 3 afzonderlijke Goden maar de Drie-eenheid is één God in drie personen. Zie o.a. ook de Nederlandse Geloofsbelijdenis art.8 en 9. Wanneer we over geloofsbelijdenissen wat citeren dan moet u weten dat dit niet in de betekenis is dat daarmee de zaak volledig opgeklaard is. Deze belijdenissen zijn er niet om God te vangen in één of andere formule. Het is wel een poging om God te ontmoeten. En dan in een stijl die meer in negatieve taal spreekt. God is niet zus en zo, maar wie anders beweert dan de openbaring over God staat niet meer onder wat de Schriften over Hem zeggen. We kunnen God dus maar tot op een zekere hoogte vinden in een belijdenis. Geloofsbelijdenissen vervangen de Bijbel niet!

Dan is er nog deze zekerheid: God is de onveranderlijke. Juist dat onveranderlijke onderscheidt Hem van al Zijn schepselen. God is niet aan verandering onderhevig. Hij is dat niet

Page 39: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 39

in Zijn Wezen en niet in Zijn wezenskenmerken. “Bij God is geen verandering of schaduw van omkering” (Jac.1:17). “Voorwaar, Ik, de HERE, verander niet” (Mal.3:6).

1.7 ELOHIM (NAAM VOOR GOD)

In ‘Inzicht in de Schrift’ deel 1 zegt de WT: “Op sommige plaatsen in de Hebreeuwse Geschriften worden de woorden ‘El (de enkelvoudige vorm van het woord “God”) en ‘Elo-him’ (de meervoudsvorm van uitnemendheid van het woord “God”) na elkaar gebruikt. Zo staat in de Hebreeuwse tekst van Jozua 22:22 en Psalm 50:1 ‘El ‘Elo-him’ Jehwah’. Sommige vertalingen transcriberen eenvoudig de eerste twee woorden van deze uitdrukking (Ro; zie ook Ps 49:1, Nederlandse PB, vtn.), terwijl andere ze weergeven met “de God der goden” (NBG; WV) of, iets nauwkeuriger, met “de Sterke, God” (AS; Mo; RS) en “de Goddelijke, God” (NW). – Zie God” (blz.855). Dat klopt allemaal slechts gedeeltelijk, want men vergeet enkele belangrijke dingen te vermelden. In het OT wordt een woord gebruikt, dat wij in onze Bijbels vertalen als GOD en God. Verschillend dus van “Here” dat “adonai” is of “HERE” (“HEERE”) dat de weergave is van de godsnaam, het Tetragrammaton. Dat tetragram, vierletterwoord, wordt in vele Rooms-katholieke Bijbels vertaald als Jahweh (Jahwe) zoals de Canisius en Willibrord-vertaling van 1976. Ook de Protestantse Leidschevertaling heeft Jahwe. In enkele Amerikaanse en enkele Franse vertalingen staat de godsnaam als Jehovah of Jahwe. In recente vertalingen, o.a. de vernieuwde Willibrord-vertaling van 1995, heeft men dit laten vallen en dat is naar onze mening een verschraling van de rijkdom die is verscholen achter de diverse Godsnamen. Tenzij men zeer goed is ingelicht, en dat is bij vele Bijbellezers niet het geval, denkt men dat God slechts twee namen heeft; “God” en “HERE.” Maar God heeft méér namen dan deze. Men mag die rijkdom van de godsnamen dus niet zondermeer weg-vertalen. Zie ook appendix 2.

Het begrip “Elohim”, waarover we het hier hebben, wordt op enkele uitzonderingen na, slechts voor de God van Abraham, Izaak en Jacob gebruikt. Mensen die God vertegenwoordigen zijn soms ook elohim genoemd, o.a. Aäron in Ex.4:16, Mozes in Ex.7:1, op ironische wijze de rechters van Israël in Ps.82:6, priesters in Ex.22:8,9 enz... De betekenis is dat ze representant zijn van God die “Elohim” is = “de machtige.” Ook voor engelen (Ps.22:7) en valse goden (Gen.31:30 / Ex.12:12). (We komen op deze teksten later terug.) Voor wie van cijfers houden dit nog: “Elohim” is in het OT méér dan 2.560 maal gebruikt waarvan er ongeveer 2.300 betrekking hebben op de God van de Schrift en de rest verdeeld onder de hierboven genoemde voorbeelden.

Pluraliteit

Nu is “Elohim” = God, in werkelijkheid een meervoudsvorm. De grondgedachte zou dus eigenlijk zijn: “goden.” Enkele theologen, vooral dezen die de moderne theologie volgen, zeggen ten onrechte dat dit een overblijfsel is van het meergodendom van het vroegere Joodse volk. Deze meervoudsvorm is echter een pluralis intensivum zoals zovele andere naamwoorden in het Hebreeuws. Zoals: bloed (Gen.4:10,11 = letterlijk bloeden); water (Gen.1:2,6,9 = letterlijk wateren); leven (Gen.2:7,9 = letterlijk levens); hemel (Gen.1:1,8,9 = letterlijk hemelen). We moeten dus ondanks de meervoudsvorm vertalen als God: als een enkelvoud. (Zie Genesius-

Page 40: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 40

Kautzsch, ‘Hebrew Grammar’ par.124 of Nat-Koopmans’ (Lettinga) Hebreeuwse Grammatica par.22.) Persoonlijk nemen we echter aan dat Elohim méér is dan alleen een pluralis intensivus zoals deze meervoudsvorm genoemd is. Het is óók een vanuit een andere benadering, bewijs van de leer der Drie-eenheid. Deze positie is ook ingenomen door o.m. M.H. Smith in ‘The Encyclopaedia of Christianity’, Edit. PH. Hughes, 1972, deel 4, blz.358. Diegenen die Elohim willen zien als intensieve of kwalitatieve meervoudsvorm realiseren zich niet altijd dat in christelijke traditie de term tot de 17e eeuw altijd als verwijzing naar de pluraliteit Gods is aangenomen. Het was Buxtarf (1599-1664) die in zijn tijd als eerste deze nieuwe uitleg gaf. Grote bekendheid kreeg deze slechts door Oehler en Dietrich (rond 1840).

We willen niet persé beweren dat de term “Elohim” verwijst naar de pluraliteit of Drie-eenheid Gods. Wel echter door vergelijking in het NT. Want wanneer we de heilsgeschiedenis nagaan (van schepping tot herschepping) is het duidelijk dat Vader/Zoon/Geest aan elk facet ervan gebonden en verbonden zijn. Dat willen we toegeven dat de verklaring voor het begrip “Elohim” als een intensief meervoud (of potentieel meervoud) voor de hand ligt. Vooral indien er alleen rekening gehouden wordt met de godsopenbaring in het OT. Maar dat is dan niet meer mogelijk wanneer we het NT erbij nemen. De Bijbel is een serie boeken die Gods progressieve openbaring geven aan de mens, daarom moet ook wat later te boek is gesteld het vorige belichten, verklaren en vooral aanvullen.

Laat ons wat illustreren in verband met de oorsprong van de schepping. Jesaja schrijft: “Zo zegt de HERE, uw Verlosser, en uw Formeerder van de moederschoot aan: Ik ben de HERE, die alles gemaakt heb; die de hemel heb uitgespannen, IK ALLEEN; die de aarde uitgebreid heb door eigen kracht” (NBG). “Dit heeft Jehovah gezegd, uw Terugkoper en uw Formeerder van de buik af: Ik, Jehovah, ben het die alles doet, die de hemelen uitspande, geheel alleen, de aarde uitspreidde. Wie was bij mij?” (NWV) (Jes.44:24). Indien we dit strikt letterlijk monotheïstisch nemen is deze uitspraak in strijd met de latere Nieuw Testamentische openbaring die zonder onderscheid de schepping toeschrijft aan zowel de Vader/Zoon/Geest. In het begin van het evangelie naar Johannes staat met betrekking tot de Logos geschreven dat afgescheiden van Hem: “is zelfs niet één ding ontstaan” (NWV). De Statenvertaling zegt: “zonder hetzelve is geen ding gemaakt dat gemaakt is.” De NBG leest: “en zonder dit is geen ding geworden dat geworden is” Joh.1:3. (Zie ook Heb.1:2 / Col.1:16.) Voor de werking van de Heilige Geest in de schepping leze men Job 26:13 / Jes.40:13 / Joh.3:3-8 / 1 Cor.2:9-11. Openbaring leert ons dat de schepping “alleen” door YaHWeH of Elohim is tot stand gekomen. Ook dat dit toe te schrijven is aan zowel de Vader, Logos en Geest. Wanneer we dan lezen wat de profeet Maleachi zegt in 2:10 hoeft ons dat niet te verwonderen. Hij schrijft: “Hebben wij niet allen één Vader? Heeft niet één God ons geschapen?” De schepping is het werk van één God. En wat als die zich laat kennen als Vader, Zoon en Heilige Geest?

1.8 ELOHIM: ÉÉN OF ....?

“Elohim” is een meervoud van het enkelvoud “eloah” dat in zichzelf het begrip “macht” of “kracht” weergeeft. De Getuigen van Jehovah geven toe dat het woord in zich geen notie heeft van Drie-eenheid. We citeren daartoe uit ‘Inzicht in de Schrift, deel 1, 1995, blz.852: “Een andere keer is elohim’ het meervoud ter aanduiding van uitnemendheid en heeft het slechts betrekking

Page 41: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 41

op één god (of godin). Deze goden waren duidelijk géén drieëenheid - 1 Sam.5:7,6 (Dagon); 1 Kon.11:5 (de “godin” Astaroth); Dan.1:2b (Marduk).” De drieënige God is; een “heidense lering” zegt ‘DE WACHTTOREN’ van 1 feb.1990, blz.13 en is een “godslastering” volgens ‘DE WACHTTOREN’, 1 oct.1990, blz.23. Maar bij nader onderzoek is dat niet zo overtuigend!

Hoewel “eloah” 52 maal gebruikt is in verband met de God van de Bijbel (en 5 maal in verband met afgoden) is dat niet zo een belangrijk woord als “Elohim.” Er is nog wat over te zeggen. Veel naamwoorden in het Hebreeuws hebben naar gelang; een enkelvoudige uitgang van het woord, een dubbel of een meervoudig, wat in het laatste geval op minimaal drie wijst. Dubbel zijn begrippen die eindigen op “-aim”. Zoals het woord “Mizraim” dat Egypte aangeeft in zijn dubbele betekenis van Opper en Lager Egypte. Of “Ephraim”, in letterlijke vertaling, “het dubbele fruit(land).” Nu is “Elohim” qua structuur een meervoudig woord, drievoudig of méér. En soms komt men dat tegen in de Schrift. In Gen.20:13 / 35:7 en 2 Sam.7:23 is sprake van de God van de Bijbel als een “zij” in het meervoud. Normaal staat er bij “Elohim” het enkelvoud. In enkele andere verzen is er sprake van het naamwoord of deelwoord in het meervoud. Zo in Deut.5:26 / 1 Sam.17:26 / Jer.10:10 / 23:26. Dit is niet op te maken uit de gewone vertalingen, gelieve daarom de gespecialiseerde commentaren na te gaan. Er zijn theologen die hierin een schaduw zien van de Drie-eenheid en onmogelijk is dat niet.

We vragen ook eens aandacht te geven aan de volgende letterlijke vertalingen (zie gespecialiseerde commentaren voor verdere uitleg). Gedenk uw Scheppers (meervoud) Pred.12:1 God zijn Makers (meervoud) Job 35:10 Laat Israël zich verheugen over zijn Makers (meervoud) Ps.149:2 De kennis van de Heiligen (meervoud) is verstand Spr.9:10 Zo zegt YaHWeH uw Verlossers (meervoud) Jes.44:24 Want uw man zijn uw Makers (meervoud) Jes.54:5 Al deze meervoudstitels verbonden aan Elohim of YaHWeH worden door de WT verklaard als een grootheidsvorm van een woord. (Zie de voetnoten van de NWV.) Maar in de vertaling van deze teksten is de NWV niet consequent. Zo vertalen ze Pred.12:1 als Grote Maker, maar Spr.9:10 als Allerheiligste. Waarom niet Grote Heilige? Is er dan ook een kleinere Heilige? En zelfs indien we deze teksten verklaren als een meervoud van uitmuntendheid, wat niet onmogelijk is, ook dan zijn alle problemen niet opgelost.

We kunnen de meervoudsvorm van de werkwoorden die met “Elohim” gebruikt worden daardoor niet ontlopen. Rest dan ook het probleem van de “ons” teksten in verband met de schepping of de heilsgeschiedenis. Zo zegt Gen.1:26: “En God zeide: Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis.” In Gen.3:22: “Zie, de mens is geworden als Onzer.” En Gen.11:7: “Welaan, laat Ons nederdalen en daar hun taal verwarren”, waarop vers 8 zegt “Zo verstrooide de HERE hen vandaar” (NBG). Meervoud en toch enkelvoud. Vergelijk het “mij” in Joh.14:23 en het “mij” en “ons” in Jes.41:11-23 / 43:9. En Jesaja 6:8, een zeer belangrijke tekst, waar God spreekt als een “ons” komt later aan de orde. Deze teksten zijn voor Joodse exegeten altijd een probleem geweest.

Page 42: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 42

Een Joodse uitleg getoetst

Ergens hebben Joodse rabbijnen hier ook problemen gehad. In de Talmoed Bersh. Rab.8 staat in verband met de uitspraak “laat ons mensen maken”, van Gen.1:26 een verhaal. Mozes zou bezwaren hebben aangetekend bij God om dat neer te schrijven, want de heidenen konden wel eens denken dat Joden een meergodendom leren. Maar Mozes wordt van Godswege verplicht om te schrijven “laat ons”, een meervoudsvorm. En dan totaal wat anders. Er staat in de Quran van de Moslims regelmatig “wij” en “ons” om over één God te spreken, maar heeft niets te maken met een drie-enige, maar met het Arabisch taalgebruik van die dagen.

Vele christentheologen, vanaf de kerkvaders zeggen; dit “ons” wijst op de Drie-eenheid.

En omdat al deze dingen niet zo eenvoudig zijn en door de afvallige verdraaid kan worden en op een valse en verkeerde manier wordt uitgelegd geven we de raad om volgende teksten daarbij te lezen en overdenken. Jesaja 44: 24,25: “Ik ben de Here, die alles gemaakt heb; die de hemel heb uitgespannen, Ik alleen; die de aarde uitgebreid heb door eigen kracht; die de tekenen der leugenprofeten tenietdoe en de waarzeggers als dwazen aan de kaak stel; die de wijzen doe terugwijken en hun kennis tot dwaasheid maak.” Paulus schreef aan Timotheus (1 Tim.6:20,21): “O Timotheus, bewaar wat u is toevertrouwd, houd u buiten het bereik van de onheilige, holle klanken en de tegenstellingen der ten onrechte zo genoemde kennis. Sommigen, die woordvoerders daarvan zijn, zijn het spoor des geloofs bijster geraakt.” En aan de Galaten (1:6-8): “Het verbaast mij, dat gij u zo schielijk van degene, die u door de genade van Christus geroepen heeft, laat afbrengen tot een ander evangelie, en dat is geen evangelie. Er zijn echter sommigen, die u in verwarring brengen en het evangelie van Christus willen verdraaien. Maar ook al zouden wij, of een engel uit de hemel, u een evangelie verkondigen, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt!” Petrus zegt (2 Petrus 1:16): “Want wij zijn geen vernuftig gevonden verdichtsels nagevolgd, toen wij u de kracht en de komst van onze Here Jezus Christus hebben verkondigd, maar wij zijn ooggetuigen geweest van zijn majesteit.” En in zijn tweede brief (2 Petrus 2:1): “Toch zijn er ook valse profeten onder het volk geweest, zoals ook onder u valse leraars zullen komen, die verderfelijke ketterijen zullen doen binnensluipen, zelfs de Heerser, die hen gekocht heeft, verloochenende en een schielijk verderf over zichzelf brengend.” We lezen bij Judas (Judas 1:4): “Want er zijn zekere mensen binnengeslopen (reeds lang tevoren tot dit oordeel opgeschreven) goddelozen, die de genade van onze God in losbandigheid veranderen en onze enige Heerser en Here, Jezus Christus, verloochenen.”

In H. van de Sandt & L. van Tongeren, ‘Naar mijn daden word IK genoemd’, KBS/TABOR, 1989 staat een artikel van een Joodse voorzanger (H. Bloemendal) die enkele betekenissen heeft verzameld van het begrip Elohim. We citeren van blz.43: “Het is een naam die autoriteit aanduidt (Rabbi Sj’lomo Jitzchaki {RASJI}, Frankrijk 1040-1104).Het wil zeggen: Eigenaar en Bestuurder van het heelal (Jehoeda Halevi, Spanje 1085-1145).

Page 43: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 43

Het beschrijft God als Heer en Meester (Mosje ben Maimon {Maimonides, of RAMBAM}, Spanje 1135-1204). Het schetst God als Almachtige (Jakob ben Asjer, Spanje 1283-1340 en Jozef Karo, Turkije en Palestina 1488-1575). De meervoudsvorm duidt op de vele krachten die de wereld in stand houden en sturen; alles gaat uit van één God. (Meier Loeb ben Jechel Michael {Malbim}, Polen 1809-1879).”

1.9 VEELGODENDOM

Tot en met ongeveer een vijftiental jaren terug hebben Jehovah’s Getuigen, vanuit een eigen definitie over wat de Drie-eenheid zou moeten zijn, getracht christenen te bekladden als aanbidders van drie goden. Het lukt hen trouwens bijna nooit om een goede definitie te geven van het begrip “Drie-eenheid.” Dat er in bepaalde godsdiensten soms ook soorten triades zijn, valt niet te betwisten. Er was zelfs een triade van 3x3 goden in India. Maar er zijn wel frappante verschillen. Heidense en mythologische goden zijn slechts een aan lagerwal geraakte troep van brassers en hoereerders. Ze hebben hun eigen clan, leven in onmin met hun naburige goden en brengen hun tijd vechtende, etende, drinkende en minnende door. In sommige triades leeft dan een tegenstelling van bvb. Schepper-Vernietiger. Valse goden worden in de Schrift daarom ook “lo-elohim” genoemd, letterlijk niet-goden (Jer.2:11 / 5:7) of gewoon “nietigheid” (Jer.2:5 / 14:22 / 16:19). Er is géén God dan de God van de Bijbel en zijn naam is “YaHWeH” (Jes.45:5,6,14,18,21,22).

God zou in de “ons”-teksten spreken tot engelen is de uitleg van vele Joodse theologen; o.a. Rashi. Maar dan zou de mens naar het beeld van God en engelen geschapen zijn, wat moeilijk te verenigen is met Gen.3:22 waar het “ons” naar een zekere gelijkstelling verwijst. Alsof God niet méér is dan engelen. Eenzelfde probleem hebben Jehovah’s Getuigen die beweren dat God in deze “ons” teksten tot de Logos zou spreken. Hij is “blijkbaar” diegene tot wie God sprak zegt: ‘DE WACHTTOREN’ van 15 oktober 2003, blz.27. Volgens hun leer is de Logos echter een schepsel en is hun verklaring daarom ook strijdig met Gen.3:22. Het “ons” wijst hier duidelijk op een aantal personen van evenwaardige status. (Contra ‘Dingen waarin God onmogelijk kan liegen’ blz.261 en contra ‘TDNT’, deel 3, blz.86 voetnoot 106.) Wat we van engelen wél kunnen zeggen is dat ze “zonen Gods” zijn volgens vier teksten uit het OT; Gen.6:2 / Job 1:6,2:1 / Ps.89:6, maar steeds in meervoudsvorm = collectief.

G. Ch. Aalders schrijft bij zijn uitleg van Gen.1:26 dat het “ons” in deze tekst een niet gering te achten vingerwijzing biedt voor het machtige mysterie der “Drie-eenheid” (‘Korte verklaring van Genesis’, Kok, blz.96). Er moet ook opgemerkt worden dat het “meervoud van majesteit” die critici en Jehovah’s Getuigen willen aannemen voor “Elohim” door geen Bijbels bewijs gestaafd kan worden. Geen enkele koning van Israël sprak ooit in de “wij” of de “ons”-vorm. Zelfs voor God is dit niet toepasselijk. Dan zouden we moeten lezen: “Wij zijn uw Elohim” terwijl er staat “Ik” ben uw Elohim. Uitzondering is wel Ezra 4:18 / 7:14 maar hier is het een koning van Perzië die spreekt. Dit laatste kan ook anders uitgelegd worden: de Perzische regering bestond uit een reeks “onderkoningen” en die kunnen gezamenlijk optreden als een “wij” of “ons”.

Page 44: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 44

Ook de teksten die de nadruk leggen op de ene God in het NT vormen geen bezwaar waarom de godheid niet uit verscheidene personen zou bestaan. We kunnen Eph.4:4-6 als voorbeeld nemen waar sprake is van één God en één Heer. Volgens de WT moet dit letterlijk genomen worden. Wat nu juist onmogelijk is. Zo wordt de Vader in het NT ook “de Heer” genoemd (Mat.11:25 / Opb.4:11) en is Christus “God” genoemd (Joh.1,1,18 / 20:28). Hierover later meer. Het Grieks heeft twee woorden voor ons begrip “één” nl. “heis” en “monos.” Verschil in beide is miniem en ze worden omkeerbaar gebruikt volgens o.a. Marc.2:7 / Luc.5:21.

H. Bavinck zegt dan ook met nadruk in zijn Dogmatiek: “Het Nieuwe Testament bevat de zuivere ontwikkeling van de trinitarische gedachten des Ouden Testaments” (deel 2, blz.234). Op blz.229 verwijst hij naar teksten uit het OT die een zelfonderscheiding aanwijzen in het Goddelijk Wezen. Zo o.a. Gen.19:24 / Ps.45:8 / 110:1 / Hos.1:7. (Vergelijk ook nog Hos.1:7 met 2 Tim.1:18). Een drievoudige zelfonderscheiding vinden we in Ps.33:6 / Jes.61:1 / 63:9-12 / Hag.2:5,6. En Strong zegt in zijn ‘Systematic Theology’ dat de meervoudsnaam “Elohim” als goddelijke titel gebruikt wordt met het oog op de latere openbaring van de Drie-eenheid (uitgave Judson Press, blz.319.) Vier teksten in het OT spreken over twee YaHWeH’s. Men kan hier de vertaalde tekst zo inkleden alsof het slechts één persoon betreft zoals de NWV maar zie de commentaren. Deze teksten zijn Gen.19:24 / Zach.2:8,9 / Zach.10:12. (Zie ook ‘I.S.B. Encyclopaedia’, blz.3014.)

Is de Drie-eenheid heidendom?

Vele heidense goden waren een soort filosofische Drie-eenheid. We verwijzen de lezer hiervoor naar ‘The two-Babylons’ van Alexander Hislop, uitgeverij Partridge & Co, London, 1961. Ons eigen exemplaar van dit boek hebben we jaren geleden gekocht op een internationaal congres van Jehovah’s Getuigen. Ze staan achter dit werk en gebruiken het te pas en te onpas. Maar één zaak is zeker, Hislop is een trinitariër. Zijn stellingen zijn tweeërlei, 1°) de volkeren uit de oudheid hebben nooit een zuivere drie-eenheidsleer, 2°) meestal is er een Vader/Moeder/Zoon verband dat geen parallel heeft met de Bijbel (blz.16-19 en 90). Dit moederelement heeft zijn invloed gehad op de godsvisie in het sektarische christendom. Zo was de Geest het vrouwelijke element van God in verscheidene apocriefen volg. het evangelie aan de Hebreeën, de Handelingen van Thomas, de gnostische leer der Cophieten, Mandeeën, enz... Zie hiervoor P. Gerlitz, ‘Ausserchristlische Einflüsse auf die Entwicklung des Christlichen Trinitätsdogmas’, Brill, 1963. Voor de gnostische visie lees bijvoorbeeld H. Leisegang, ‘La Gnose’, Petite bibliothèque Payot, 1971, blz.85,95,102. Het argument van Jehovah’s Getuigen is dan ook waardeloos. De “drie-eenheid” van die sektariërs spreekt over substantieel verschillende wezens die aan elkaar ondergeschikt zijn.

Vormen van drie-eenheidsleer vinden we in Indië, Japan, China, Egypte, Griekenland, de Assyrische, Chaldeeuwse en Phenicische cultuur, en verder tot Skandinavië, Mexico, Peru et cetera. De WT zegt in dit verband: “de gevolgtrekking die daarom voor de hand ligt, is dat de leerstelling der drieëenheid haar oorsprong vindt bij Satan” ‘God zij waarachtig’, 2de uitgave, blz.109. En blz.120 van hetzelfde boek: “de duidelijke waarheid is, dat dit nog een van Satans pogingen is, God-vrezende mensen er van af te houden de waarheid over Jehovah en zijn Zoon, Christus Jezus, te leren kennen. Neen er is geen drieëenheid.”

Page 45: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 45

Maar realiseren de mensen van de WT zich dan niet hoe misleidend deze argumentatie is. Op eenzelfde wijze kan men bewijzen dat de zondvloed, een verhaal dat we terugvinden in alle culturen en op elk continent, een uitvinding is van Satan want we vinden het ook in de Bijbel. Christus zou slechts een volgeling van Satan genoemd kunnen worden want Hij deed wonderen, maar evengoed zijn er wonderen genoteerd bij heidense volkeren. Wat Satan en zijn trawanten blijven verleiders (2 Cor.4:4). Men zou de doop en het avondmaal, door Christus ingesteld, kunnen bestempelen als kopie van heidense ritussen want ook daar heeft men daarop gelijkende praktijken. Ja, indien we redeneren als de WT dan blijft er niets over van het ganse Bijbelverslag, dat niet kan teruggebracht worden tot vergelijk met heidense godsdiensten.

H.R. Mackintosh schrijft in ‘The doctrine of the person of Jesus Christ’ in dit verband: “echo’s van heidense terminologie kunnen zeker voorkomen in het Nieuwe Testament, maar de gelijkenis is slechts in bewoording, niet in betekenis” (blz.429, T & T Clark, Edinburgh, herdruk 1972.) (Zie ook A. Schütze, ‘Von Wesen der trinität’, Verlag Urachhaus, 1954, blz.173-177.)

Het is een algemene regel geworden dat exegeten bij studie van een woord (zoals Elohim bijvoorbeeld) nagaan wat de betekenis is bij de naburige volkeren van eenzelfde (of verondersteld) concept. We willen niet betwisten dat etymologische studies in bepaalde gevallen tot een zekere opheldering kunnen leiden. Het is toch zo dat in andere gevallen de studie van zulke grondwoorden of stamwoorden tot tegenstrijdige resultaten leiden. (Zie het werk van James Barr, ‘The Semantics of biblical language’, O.U.P., 1961.) Zulke gelijkenissen zijn geen bewijs van een overgenomen begrip evenmin dat een walvis een vis zou zijn hoewel de gelijkenis met een vis er oppervlakkig wel is. En een vleermuis is géén muis en ook géén vogel!

1.10 HET VERSCHIL

Jehovah’s Getuigen schrijven ergens in een ander verband: “Werkelijk het Genesisverslag met deze mythen te vergelijken, is hetzelfde als een paleis met een varkenskot te vergelijken, O, ja, beide hebben muren, maar daarmee houdt de overeenkomst dan ook op.” (‘Is de Bijbel werkelijk het woord van God?’ blz.13.)

Zo ook de leer over God. De Bijbelse leer vergelijken bij de heidense visie is een paleis vergelijken met een varkenskot. De verschillen zijn in de eerste plaats dat de Bijbelse Elohim aangegeven wordt als “de God” (ha-Adõn, met het lidwoord dus). Wanneer “ha-elohim” gebruikt is voor valse goden staat er als nadere bepaling de plaatsaanduiding of naam van de god (goden). Zo bijvoorbeeld “de goden van Egypte” in Ex.12:12 et cetera. Alle teksten waar dit “ha-elohim” gebruikt is voor de afgoden zijn; Ex.18:11 / 22:20 / Deut.10:17 / Richt.10:14 / 2 Kron.2:5 / Ps.86:8 / 136:2 / Jer.11:12. Ook kan “ha-Elohim” gebruikt worden voor de rechters van Israël zoals in Ex.22:8,9. (Meer hierover later.) Het is duidelijk dat deze goden geen God van nature zijn (Gal.4:8). De Almachtige alleen is te vrezen boven alle goden (1 Kron.16:25 / 2 Kron.2:5) en Koning over alle goden (Ps.95:3 / 97:7,9 / 135:5 / 136:2). Om redenen die ze verklaren in hun Bijbeluitgaven met voetnoten hebben Jehovah’s Getuigen “ha-Elohim” vertaald als “de ware God”. Een ander verschil is dat alléén de God van de Bijbel “Adonai” of “Heer” genoemd is terwijl dit niet het geval is met valse goden (449 maal). Een combinatie van “Adonai YaHWeH”

Page 46: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 46

of “Adonai Elohim” is dan ook gebruikelijk in de Schrift (315 maal “Adonai YaHWeH”, telling volgens TDOT deel 1, blz.62.)

Terloops wijzen wij erop dat “Elohah” of “Elohim” meestal zonder lidwoord staat in de Hebreeuwse Bijbel. Dit is zeer betekenisvol. Zonder lidwoord zou God als eigennaam kunnen gezien worden en met lidwoord als een titel. In elk geval zien we bij “Elohim” het verband van: God-Schepping, juist zoals “YaHWeH” de in verbond tredende God aanduidt.

Een veel voorkomende term is tevens “El”, enkelvoud voor God, gebruikt voor de God van de Schrift of idolen van de heidenen maar nooit voor mensen. Wanneer gebruikt voor de ware God heeft men meestal het bepalende lidwoord of een nadere omschrijving. Zie o.a.; Gen.14:18 / 21:33 / 33:20 / Ex.6:3 / Deut.33:26 / Jes.9:5 / 40:28. De valse goden worden dan ook: andere, vreemde goden (El) genoemd in Ex.34:14 / Deut.32:12. Combinaties van El voor de ware God zijn onder andere deze:

1°) El Shaddai Gen.17:1 NBG “God de Almachtige” NWV “God de Almachtige” 2°) El Elyon Gen.14:18 NBG “God den Allerhoogste” NWV “de Allerhoogste God” 3°) El Olam Gen.21:33 NBG “den eeuwige God” NWV “de voor onbepaalde tijd blijvende God” 4°) El Hana eman Deut.7:9 NBG “de trouwe God” NWV “de getrouwe God” 5°) El Gibbor Jes.9:6 NBG “Sterke God” NWV “Sterke God” 6°) El’ Emeth Ps.31:5 NBG “getrouwe God” (vers 6) NWV “God der waarheid”

El Shaddai staat 48 maal in het OT waarvan 31 maal in Job. Zie o.a. Gen.31:29 / 49:24,25 / Spr.3:27 / Micha 2:1 / Jes.60:15,16. Bijna identiek is Opb.16:7.

Verder is het zo dat valse goden ook nog “Elim” (meervoud) van “El” genoemd worden (of “Elahin” in het Aramees gedeelte van Daniël) een term die nooit voor de God van de Bijbel gebruikt is. Ps.29:1 / 89:6 en Dan.11:36 zijn geen uitzonderingen. Daar heeft “Elim” de primaire betekenis van macht zoals in o.a. Gen.31:29 / Deut.28:32 / Spr.3:27. Zie TDNT, deel 3, blz.84,85. En dan moet je ook dit nog weten, het begrip “el” heeft in het OT ook nog gewoon de betekenis van “macht” van iemand en dat kan dan zelfs een gewoon mens zijn. Zie bijvoorbeeld: Deut.28: 32 / Neh.5:5 / Ps.36:6 / Spr.3:27.

Page 47: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 47

Onderscheid gewenst

Al deze redenen hebben sommige Bijbelgeleerden ertoe gebracht om het woord “Elohim” te zien in vertaling als “Godheid” en niet “God.” Jehovah’s Getuigen zelf denken in deze richting gezien het citaat van het Hebrew Grammar van Gesenius-Kautzsch in ‘Aid to bible understanding’, blz.513,514. H. Ringgren doet echter een terechte opmerking dat de meervoudsvorm voor God (elohim) nog niet bevredigend verklaard is (TDOT, deel 1, blz.272). Want dat woord moet in enkele teksten toch enkelvoud zijn (vb. Ps.45:6). De uitdrukking “El Elohim YaHWeH” slechts gebruikt in Jozua 22:22 en Ps.50:1 zou in deze richting kunnen wijzen. “El” het eigenlijke woord voor God zou gevolgd zijn door de scheppingstitel (Elohim) en de verbondstitel (YaHWeH). (Zie TDNT, deel 3, blz.81.)

Men zou beide teksten daarom kunnen vertalen als, “God, Godheid, YaHWeH”, waardoor een soort verband aangegeven is tussen het absolute wezen van God en zijn relatie tot de mens. Nota bene, kan nog worden gezegd dat “ha-Adonim” in het (meervoud) gebruikt is in Deut.10:17 en Ps.136:3 waardoor God “Heer der Heren” als titel heeft. En verder is er nog een serie teksten waar YaHWeH, de God (El) der goden (Elohim) genoemd is en zelfs de Godheid (Eloah enkelvoud) der goden (Elohim meervoud). Zie o.a. Deut.10:17 / Ps.136:2 / 95:3. Nu beweren critici dat dit een overblijfsel is van een polytheïstische oerleer bij de Joden wat natuurlijk absurd is. Jehovah’s Getuigen willen met zulke teksten bewijzen dat een titel als “god” met recht kan gedragen worden door Satan (2 Cor.4:4) of Christus (Joh.1:1 volgens hun eigen leer). Maar ook deze uitleg is verkeerd. In andere teksten met dezelfde uitdrukking is het alleen een spraakgebruik dat gekend is als “polyptoten” of “metagoge.” (O.a. Deut.10:17, zie ‘Figures of Speech used in the bible’, door E. Bullinger, Baker Book house, z.j..) Verder worden valse goden zo genoemd op spottende toon, want deze goden blijven waardeloos en zijn géén echte goden (Ps.96:5). Ze zijn het werk van mensenhanden (Jer.10:3-9) en blijft zoiets zondermeer demonenaanbidding.

Een ander verschil tussen de God en de afgoden waarop gewezen kan worden is de onzienlijkheid van YaHWeH en de aanschouwbaarheid van afgoden. God is geest zegt Jezus tot de Samaritaanse vrouw (Joh.4:24) wat ook benadrukt is in de universele geestelijke aanbidding van Gods volk volgens 1 Kon.8:27 / Hand.7:48 / 17:25. Een afgod echter is alleen maar beperkt tot een volk, land of stad en weergegeven door zichtbare/tastbare afbeeldingen. De God der Schrift staat buiten deze tijdelijkheid en plaatselijkheid als universele Heer (Deut.4:15-23 / Jes.40:25). Ja, de God der Schrift is uniek en onvergelijkelijk. Wanneer God verschijnt in het OT dan is het onder de vorm van drie bezoekers (Gen.18:1-8), een brandende struik (Ex.3:5), een wolk (Ex.19: 9,11,12) enz. God is in de tempel, maar Hij verlaat hem ook (1 Kon.8:11-13 / Ezech.10:3-18).

Er is dus een hemelsbreed verschil tussen wat de Schrift leert en wat door heidenen in de oudheid geleerd werd. Wat men in die kringen trachtte te beschrijven was het begrip wereld; hemel, aarde en onderwereld ofwel een tijdsbegrip; verleden, heden en toekomst, of het ideale gezin; vader, moeder en kind. Het belangrijke verschil is dit: Vader, Zoon en Heilige Geest zijn in de Schriften “wezensgelijk” en dat leert geen enkele andere soort Drie-eenheidleer. Wie dat onderkent weet dan ook dat men deze twee zaken niet kan/mag vergelijken. De drie-enige God van

Page 48: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 48

de Bijbel is één goddelijke substantie (essentie), in drie goddelijke personen. Ze zijn in gelijke mate eeuwig en in gelijke mate almachtig.

Men moet/mag dan niet gewoon doen zoals Jehovah Getuigen en beweren dat de Bijbel géén Drie-eenheid kan leren want het is gebaseerd op een heidense leer en; “door demonen geïnspireerde denkbeelden” (‘DE WACHTTOREN’ van 1 dec.1995, blz.5). Daarom ook dus verwerpelijk als een Babylonisch-Egyptisch-Grieks denkbeeld volgens ‘Ontwaakt!’, 22 juni 1989, blz.27.

In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 augustus 1992, deel 4 uit hun anti-Drie-eenheid reeks met de titel, ‘Wanneer en hoe heeft de Drieëenheidsleer zich ontwikkeld?’, beweren Jehovah’s Getuitgen het volgende: “Vóór Plato waren in Babylon en Egypte triaden of drieëenheden in zwang. En de pogingen van geestelijken om ongelovigen uit de Romeinse wereld aan te trekken, hadden tot gevolg dat sommige van deze denkbeelden geleidelijk in het christendom werden opgenomen. Dit leidde ten slotte tot de aanvaarding van het geloof dat de Zoon en de heilige geest gelijk waren aan de Vader.”

Is het waar of deze leer overgenomen of ontleend zou zijn aan heidense godsdiensten en dat het één-godendom en de Drie-eenheid onverenigbaar zijn. Laten we enkele van deze beweringen eens nauwkeuriger bekijken. De mensen van de Wachttoren en andere anti-trinitariërs zeggen dat de volgende drie-eenheden, weergegeven in de tabel, met uitzondering van de laatste twee al bestonden vóór de christelijke versie.

BABYLON (VERSIE 1)

AN(U) (HEMELGOD)

ENLIL (AARDEGOD)

EA OF ENKI (WATERGOD)

Babylon (versie 2) Sin (maangod) Sjamasj (zonnegod) Ishtar (aardegod) Babylon (versie 3) Nimrod (vader) Semiramis (moeder) Tammuz (kind) Egypte (versie 1) Osiris (vader) Isis (moeder en zuster) Horus (kind) Egypte (versie 2) Amen (vader) Mut (moeder) Khons (zoon) Griekenland Hades (broeder van

Zeus) Poseidon (broeder van Zeus)

Zeus (Oppergod)

Germanen Odin (god van het leven)

Vili (god van het verstand )

Ve (god van de zin-tuigen)

India Brahma Vishnu Shiva Rooms Katholicisme in zijn populaire vorm

Heilige Geest (vader) Maria (moeder) Jezus (kind)

Joodse Kabbala Kether (God, Hoogste Bewustzijn)

Binah (Wereldmoeder)

Chochma (Wereldvader)

Maar deze tabel heeft helemaal niets te maken met de Drie-eenheid uit de Schriften. We gaan enkele van deze ballontjes doorprikken want dit is slechts één hoop lucht in een klein omhulsel. Bekijken we de trimurti. De trimurti is de naam die men in India geeft aan de belangrijkste vorm van drie-eenheid. We vonden een definitie van de Hindu triniteit op

Page 49: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 49

http://www.hindunet.org/god/trinity/index.htm en vertaalden het uit het Engels. “De Hindu triniteit is deze van Brahma, Vishnu en Shiva. Ze vertegenwoordigen respectievelijk de schepper de onderhouder en de vernietiger van het universum. Ze zijn tevens de boven-hemelse Godheid, Shiva, de kosmische heer, Vishnu en de kosmische geest, Brahma. (…) Dit heeft veel gelijkenis met de Christelijke triniteit (…) Elk van deze god heeft zijn gade. Voor Brahma is het Saraswati, de godin van de kennis. Voor Vishnu is het Lakshmi, de godin van de liefde, schoonheid en verrukking. Voor Shiva is het Kali (Parvati), de godin van kracht, vernietiging en verandering. (…) De drie godinnen worden soms apart aanbeden en een andere maal samen met hun echtgenoten” (wij onderstrepen).

Men zegt: “Dit heeft veel gelijkenis met de Christelijke triniteit.” Waar zou die gelijkenis dan te vinden zijn? Hebben de Vader, de Zoon en de Heilige Geest ook een vrouwtje om een grote kroost andere goden te verwekken? Veel oprechter en wetenschappelijker is het artikel over de trimurti in waarschijnlijk de belangrijkste encyclopedie ter wereld. We bedoelen de Encyclopeadia Britannica. U kunt vanuit Internet lezen wat ze in dit verband zeggen en dit is de inleiding van het artikel: “Trimurti: (Sanskriet: “Drie Vormen”) in het Hindoeïsme, een triade van drie grote goden, Brahma, Vishnu, and Shiva. Deskundigen beschouwen de leer van de Trimurti als een poging om verscheidene gedachten van het eengodendom en de filosofische gedachte van de absolute werkelijkheid (Brahman) met elkaar te verzoenen. Soms spreekt men van de Hindu drie-eenheid maar de Trimurti heeft weinig gelijkenis met de christelijke” (wij onderstrepen). Zie

http://www.britannica.com/eb/article-9073387?query=trimurti&ct= Nog een definitie staat op: http://hinduism.iskcon.com/practice/302.htm “Algemeen misverstand: de Trimurti is een Hindu triniteit. De veronderstelde gelijkenis is potentieel misleidend en de term “Hindu triniteit” wordt best vermeden.” Waarom dan beweren dat christenen wat ontleend hebben aan de Indische godenleer? Weet u waarom ze in India sommige zaken in drievoudig, viervoudig of negenvoudig zijn weergeven? Dat zijn volgens hun leer goddelijke getallen die een zekere filosofie van volheid weergeven. Hieronder bijvoorbeeld een Indische god met vier hoofden om uit te beelden: die ziet alles.

Page 50: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 50

De Hindu religie heeft 330 miljoen goden, maar er zijn slechts drie belangrijke Hindu hoofdgoden (de Hindu “Trimurti”): Vishnu, de god van de bewaring, Shiva de god van de vernietiging, en Brahma, de god van de schepping.

En die andere drie-eenheden dan! Kijk nog eens naar wat in de tabel staat. Je krijgt er bijvoorbeeld een Egyptische driegodenfamilie: vader, moeder en zoon. Of in Griekenland is er een bond van drie broeders, zelf afstammelingen van andere goden. Lees er die godenleer eens op na, een opeenvolging van verhalen over lallende brassers en hoereerders. Niets is hun vreemd! De twee eerste varianten uit de Babylonische godenleer zijn voorbeelden van de voorstelling van de eenheid van hemel, aarde en zee. Er is dus een hemelsbreed verschil tussen wat de Schrift leert en wat door heidenen in de oudheid geleerd werd. Wat men in die kringen trachtte te beschrijven was het begrip “wereld”; hemel, aarde en onderwereld ofwel het begrip “tijd”; verleden, heden en toekomst, of het “ideale gezin”; vader, moeder en kind.

1.11 JODEN EN DE DRIE-EENHEID

In ‘Ontwaakt!’ van 22 juni 1991, staat een artikel ‘Christenen en joden. Is de breuk te helen?’ In het verhaal krijgen vooral Katholieken er van langs vanwege de Holocaust. Maar ook wie in de Drie-eenheid geloofd krijgt tegenwind want dat is slechts “theologische acrobatiek” (blz.6). Op die blz.6 staat in dikke zwarte letters een citaat: “De leer der goddelijkheid van Jezus Christus is een onvergeeflijke overtreding in de ogen van het judaïsme.” En natuurlijk zijn zij de Jehovah’s Getuigen, de goede gesprekspartner voor de Joden want zoiets geloven ze niet (blz.8). Maar dat is niet zo oprecht. De Joodse theoloog Pinchas Lapide geeft het volgende te kennen in zijn ‘Het leerhuis van de hoop’, Ten Have, 1986: “Kort voor zijn dood zei Rahner in de loop van een gesprek met mij over de problemen die het oplevert om met dogma’s om te gaan ‘Ik ben er niet zeker van of een paus bij een interview over de triniteitstheologie niet na een kwartier in een ketterij zou vervallen’” (blz.102). De Roomse theoloog Karl Rahner echter is zelf een omstreden triniteitstheoloog en zo is deze opmerking zelf al getint.

Hoe onwaarschijnlijk het ook mag klinken, in de Joodse sekte der Kabbalisten (vanaf de 12e eeuw) zijn er bepaalde aanwijzingen van een Drie-eenheidleer. Ze geloven dat er in de kosmos tien Sephiroth (krachten) werkzaam zijn. Slechts de eerste drie zijn persoonlijke krachten, zeven zijn onpersoonlijk. De eerste Sephiroth is de En Soph (de Oneindige) de tweede is de Cochma (de Wijsheid) en de derde is Binah (het Verstand). Volgens Rabbi Salomon Jarehi is de tweede de

Page 51: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 51

Messias. In de Sepher Jetzirah, één van hun geschriften, zijn deze drie de gedaanten van God. Een ander geschrift (het Sod Mercava Eliana MS) spreekt over de drie bestaanswijzen van God. En volgens R. Joseph ben Gekatilia zijn dit de drie “Elohim.”

Philo (20 voor Chr. / 42 na Chr.) heeft bepaalde aanwijzingen voor een pluraliteit Gods, een twee-eenheid in dit geval. Naast God bespreekt hij namelijk een wezen dat in zijn geschriften onder vele namen voorkomt, de Logos, de Mens, de Zoon van God, het beeld Gods. (Zie o.a. ‘De faga et Inv.’ 101 / ‘De Conf. Ling.’ 146.) Het is (volgens Philo) deze Logos die alles geschapen heeft en alles in de wereld in stand houdt. Vergelijk hierbij; Col.1:16,17 en zie Philo o.a. ‘De Opificio 20’ / ‘De Speciali. Logibus’ 1:81 / ‘De Cherub 127’ / ‘De Fuga et Inv.’ 110,112. In zijn ‘Quaestiones et Solutiones in Exodum’ II 117, zegt hij dat de Logos “de eeuwige Logos van de eeuwige God is.” In drie teksten noemt Philo deze Logos: “God” hoewel hij in de eerste nog onderscheid maakt door de Vader “de God” te noemen. (In; ‘De Sommis’ 1:228-230 / ‘Leg. Alleg.’ 3:207,208 / ‘Qu. in Gen.’2:62.) Ander onderscheid maakt hij ook door de Logos; “de tweede God” te noemen of “Heer” = Grieks Kyrios i.p.v. God = Grieks Theos (‘De Abrah’, ‘De Chesili’ 172, ‘De Vit. Mos’). Beiden zijn echter eeuwig en ongeschapen (‘Quod Deus sit immut.’ en ‘De Plant. Noae’). En ondanks deze verschillen is de Logos “het begin” (archè) een titel die de Christus ook heeft in Opb.3:14. Vergelijk; ‘De Conf. Ling.’ 146, en onze uitleg in hoofdstuk twee. De Joodse Rabbijn Simeon Ben Jochaie beschrijft in zijn commentaren op Leviticus de naam “Elohim” als drievoudige pluraliteit. Zie hierover Adam Clarke’s Commentary, deel 1, blz.28.

En ook nog dit. Rabbi Rashi (1040-1105 na Chr.) geeft ons het verhaal van een rabbi Hillel die wellicht als énige rabbijn leerde dat de redding van Israël niet zou komen door een menselijke Messias maar door God zelf. Dat wil zeggen dat minimaal één rabbijn een nogal christelijke interpretatie had van hoe Israël zijn redding zou ontvangen. Het gaat niet om de Hillel uit de tijd van Jezus en Paulus maar een latere afstammeling van deze uit de 4de eeuw. Zie het commentaar bij Sanhedrin 99a.

Laat ons ook eens wijzen naar de praktijk van de Joden, want dat waren niet zo een brave jongens als men wel denkt. Hieronder een lijstje van de afgoden die door Israël bij tijd en wijle, behalve hun eigen God, aanbeden werden.

Baal en Astartes of Astoreth = Richteren 2:13 / 3:7 / 6:25-32 / 10:6 / 1 Samuël 12:10 / 1 Kon.1:5 / 33 / 18:19 / 2 Kon.23:4,13

Bethel = Jeremia 48:13 Kamo, de god van Moab = 1 Kon1:7 / 2 Kon.23:13 Milkom, de god van de Amorites = 1 Kon.11:5,33 / 2 Kon.23:13 Moloch = Leviticus 18:21 / 20:2-5 / 2 Kon.23:10 / Jeremiah 32:35 Tammuz = Ezechiël 8:14 Zon, maan en sterren = 2 Kon.17:16 / 21:3 / 23:4,5,11 / Ezechiël 8:16 / Amos 5:16

1.12 VOORBEREIDING TOT DE LATERE GODSOPENBARING

Wanneer we geen rekening houden met de WT-exegese van het OT, dan kan men over het voorgaande in simpele taal het volgende zeggen. Het OT geeft géén volledige openbaring van de driepersoonlijkheid van God. De geschriften van het nieuwe verbond hebben hiervoor meerdere

Page 52: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 52

aanwijzingen zonder echter alle details uit te pluizen. Maar een verwijzing naar de pluraliteit (het meervoud in de godheid) van YaHWeH is het begrip “Elohim”. Deze titel is op zichzelf een meervoud wat een verwijzing is naar een collectiviteit in God. Opgepast, het werkwoord met “Elohim” als onderwerp staat bijna altijd in enkelvoudige vorm. Dat wijst op de eenheid van de godheid. “YaHWeH is één” (Hebreeuws echod = echad voor meervoudige godheid) en driepersoonlijk zoals het NT later te kennen geeft.

Naast de naam “Elohim” verwijzende naar de pluraliteit van YaHWeH hebben we nog de “ons”-teksten in verband met de schepping (Gen.1:26 / 3:22). Daarom spreekt Pred.12:1 / Job 35:10 / Jes.54:5 in de oorspronkelijke Bijbeltekst over Scheppers en Makers in het meervoud. Dit is géén veelgodendom, hoewel men dit durft beweren in Bijbelkritische kringen. Zonder blozen schrijft Julian Morgenstein dat de hoofdstukken 1-3 van Genesis een versie geeft van wat oorspronkelijk een Babylonische mythe was. Het “ons” is volgens hem daarvoor een duidelijk bewijs. (Zie ‘The book of Genesis’, uitgegeven in 1919, herdruk 1965 in Shocken Books n° 96, blz.43.) Het is niet alleen van Joodse zijde dat dergelijke kritiek komt. Er zijn thans veel Protestantse of Katholieke exegeten die door dit virus aangetast zijn. (Zie o.a. ‘The interpreter’s bible’ deel 1, blz.360,364, Abingdon Press. Vergelijk echter B. de Margerie, ‘La Trinité chrétienne dans l’Histoire’, Beachesne, 1975, blz.22,23.) Er is verder nog een mogelijke verwijzing naar de driepersoonlijkheid der godheid in de drievoudige zegen van Num.6:24-26, het driemaal heilig van Jes.6:3 en Jes.48:16. I.v.m. Num.6:24-26 zegt H. Bavinck dat dit wijst op een drieërlei openbaring Gods en dat 2 Cor.13:13 hieraan parallel is (Bavinck, deel 2, blz.229).

De bewering van Jehovah’s Getuigen in hun populair geschrift uit vervlogen tijden, ‘De Waarheid die tot eeuwig leven leidt’, dat noch het woord, noch het idee der Drie-eenheid in de Bijbel aangetroffen wordt is daarom een misleidende bewering (blz.25). En in ‘DE WACHTTOREN’ van 1 juli 1977, blz.407 zeggen ze dat de drie-eenheidleer een “valse leer” is die in de Heilige Schrift nergens ondersteund wordt. Geloof dat dus allemaal niet.

Dat we het woord zelf niet in de Schrift vinden willen we wel grif toegeven. Mag er echter bezwaar geopperd worden tegen de drie-eenheidterminologie indien er kan bewezen worden dat óók de Zoon en óók de Geest samen met de Vader “God” genoemd worden? En dat kan wanneer we maar enigszins oprecht de Schrift tot ons laten spreken. Wat we ook willen doen in de volgende hoofdstukken, vooral met nadruk op de persoon Jezus Christus. Laat ons daarom vanuit de Bijbelse feiten en gegevens trachten iets van het goddelijke mysterie te vatten. Als voorbeeld van deze visie citeren we aan het slot van dit hoofdstuk een theoloog uit de Griekse Kerkvaders vanuit één van zijn gedichten.

De belangrijkheid onze Schepper te leren kennen zit in alle culturen bij wijze van spreken ingebakken. Volkeren zonder God bestaan er niet. Maar vanuit het christelijke standpunt is dit geldig wat er in de Nederlandse Geloofsbelijdenis staat. In het 2e artikel lezen we: “Wij kennen Hem door twee middelen. Ten eerste, door de schepping, onderhouding en regering der gehele wereld; overmits dezelve voor onze ogen is als een schoon boek, in hetwelk alle schepselen, grote en kleine, gelijk letteren zijn, die ons de onzienlijke dingen Gods geven te

Page 53: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 53

aanschouwen, namelijk Zijn eeuwige kracht, mogendheid en Godheid, zoals de apostel Paulus zegt, Rom. 1:20. Welke dingen alle genoegzaam zijn om de mensen te overtuigen en hun alle onschuld te benemen. Ten tweede, geeft Hij Zichzelf ons nog klaarder en volkomener te kennen, door Zijn heilig en Goddelijk woord; te weten, zoveel als ons nodig is in dit leven, tot Zijn eer en de zaligheid der Zijnen.” Gods werken, zowel de eerste schepping als de herschepping zijn Gods werk. De Ned. Geloofsbelijdenis art.8: “De Vader is de Oorzaak, Oorsprong en Begin aller dingen, zowel zienlijke als onzienlijke. De Zoon is het Woord, de Wijsheid en het Beeld des Vaders. De Heilige Geest de eeuwige Kracht en Mogendheid uitgaande van de Vader en de Zoon.” Wij, christenen, kennen God vanuit een OPENBARING, door zijn WOORD. En nog een slotopmerking naar de godsdiensthistorische waarde van om het even welk onderzoek naar het Godswezen. H.M. Ohmann zegt terecht in zijn ‘Wie kent uw toorn?’, Oosterbaan & Le Cointre B.V., Goes, 1988, blz.35: “Godsdiensthistorisch gesproken behoeft een god dus niet almachtig te zijn, noch eeuwig, onveranderlijk, rechtvaardig, geestelijk of enig. De goden zijn niet steeds almachtig (ze beperken elkanders macht), noch alwetend (ze bedienen zich soms, evenals de mensen, van orakels), noch onsterfelijk (ze danken hun langer leven dan de mensch aan het nuttigen van ambrosia, nektar of het eten van den levensboom), noch eeuwig (ze worden geboren of geschapen), noch principieel beter (ze doen vele schanddaden), noch zalig (de Boeddhistische goden hebben evenals de menschen behoefte aan verlossing). De godsdiensthistorici plegen alleen dan van “god” te spreken wanneer de bovenzinnelijke wezens duidelijk het karakter hebben van een persoonlijkheid. Waar die ontbreekt, of slechts vaag is, spreekt men liever van daemonen of geesten... Intusschen is het begrip “persoonlijkheid” zeer weinig omlijnd... terwijl bij vele polytheïstische goden het persoonlijk karakter sterk wordt beperkt door hun gebondenheid aan bepaalde natuurfaenomena... .” Het slot van dat verhaal moet dan zijn; de ware kennis van de Schepper komt door Godsopenbaring. Dat Hij één is of drie maakt niet zoveel uit; we kunnen Hem kennen door wat Hijzelf over zichzelf openbaar wil maken en wat we zouden kunnen begrijpen bij die vorm van openbaring. En daar zijn hoofd voor buigen. Dat gevoel wil de hymne oproepen die volgt op de twee lijsten over godsnamen.

Belangrijkste namen voor God uit het Oud Testament, als samenvatting van een hoofdstuk:

Nederlands woord Hebreeuws woord, definitie, gebruik

Tekst

God Elohim (Machtigen) 2606x Genesis 1:1God El (Macht, Kracht) 245x Genesis 14:18God Eloah (Machtige) 57x Nehemiah 9:17God Elah (Aramaïsche vorm) 95x Daniël 2:18God, HEER, HERE, (YaHWeH, Jehovah en alle varianten op deze twee laatste)

YHWH (YaHWeH) méér dan 6828x. Plus 134 wijzigingen van de Masoreten.

Gen.2:4 / 15:2 / Ex.6:3

Heer YH (Yah) (kortere vorm van YaHWeH) 49x

Psalm 68:4

Page 54: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 54

Heer Adon (Heer, Regeerder) 335x Jozua 3:11Heer Adonai (Here, Regeerders) 434x Genesis 15:2IK BEN DIE IK BEN Eheyeh asher Eheyeh 1x Exodus 3:14IK BEN Eheyeh 19x Exodus 3:14 / maar dit

vooral in Jes.40-55 Allerhoogste El-Elyon (Hoogste macht) Genesis 14:18God des aanziens El-Roy Genesis 16:13God de Almachtige El-Shaddai (Machtige over de

machtigen)Genesis 17:1

Eeuwige God El-Olam Genesis 21:33Rots Cela (vesting) Tzur (rots of

sterkte) Ps.18:2 (wisselend gebruikt)

YaHWeH der Heirscharen YaHWeH-sabaot (HEER der Heirscharen ) 285x

1 Samuel 1:3

YaHWeH zal voorzien YaHWeH-jireh: zal bezorgen of zal voorzien

Genesis 22:14 

Ik, YaHWeH, ben uw genezer YaHWeH-rapha: heelt Exodus 15:26 YaHWeH is mijn bannier YAHWeH-nissi: onze bannier of

overwinning Exodus 17:15 

YaHWeH die rechtvaardigt YaHWeH- mQuaddishkhem: rechtvaardigt

Exodus 31:13

YaHWeH is vrede YaHWeH-shalom: vrede Richteren 6:24 YaHWeH is mijn schepper YaHWeH-raah: mijn herder Psalm 23:1 YaHWeH onze maker YaHWeH-hoseenu: maker of

schepper Psalm 95:6 

YaHWeH onze gerechtigheid YaHWeH-tsidkenu: gerechtigheid

Jeremia 23:6 

YaHWeH is daar YaHWeH-shammah: is aanwezig en beschikbaar voor de gelovige

Ezechiël 48:35 

 Nieuw Testamentische Namen voor God - de Vader, met het Hebreeuwse equivalent Vader: (Mattheus 6:9) Abba: [Daddy, vadertje] (Romeinen 8:15)God de Vader: (2 Timotheus 1:2) Vader van onze Here Jezus Christus:

(Colossensen 1:3)De Vader der Lichten: (Jacobus1:17) De Vader der heerlijkheid : (Ephese 1:17)De Vader der geesten: (Hebreeën 12:9) De Heilige: (Openbaring 15:4)God (Elohim): (2 Corinthe 9:7) De God uwer vaderen [Elohay Avotaynu]:

(Handelingen 7:32)De God van Abraham, Isaac en Jacob: (Handelingen 7:32)

Vader der barmhartigheden: [Elohay Kol Ha Nechamah]: (2 Corinthe 1:3)

God van vrede [Elohay Shalom]: (Hebreeën 13:20)

De God der Heerlijkheid [Elohay Kavod]: (Handelingen 7:2)

Page 55: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 55

De Levende God [Elohay Chaiyim]: (2 Corinthe 3:3, 6:16)

De God van Israël [Elohay Yisrael]: (Mattheus 15:31)

Heer God [YHVH Elohim]: (Handelingen 3:22) Heer God van Israël [YHVH Elohay Yisrael]: (Lucas 1:68)

Heer Almachtige [YHVH Shaddai]: (2 Cor.6:18)

Enige Heerser: (1 Timotheus 6:15) Maar dat kan evenzeer op Jezus betrekking hebben.

Macht [Ha Gevurah]: (Marcus14:62) De Schepper [Ha Boray]: (Romeinen 1:25 / 1 Petrus 4:19)

Den Allerhoogste God [El Elyon]: (Hebreeën 7:1)

Den Goddelijke natuur: (Romeinen 1:20 / 2 Petrus 1:4)

Den Here Zebaoth: [YHVH Tz’vaot] (Jacobus 5:4)

Den Onvergankelijken, den Onzienlijken: (1 Timotheus 1:17)

De Majesteit: (Hebreeën 1:3) De Rechtvaardige en Waarachtige: (Openbaring 15:3)

Wetgever en Rechter: (Jacobus 4:12) Verterend vuur: (Hebreeën 12:29)

Hymne aan God van Gregorius van Nazianze (4de eeuw)

Gij, ‘ginder’-dan-alles, is dat uw juiste naam? Hoe kan ‘n woord U prijzen? want geen woord kan U aan! Hoe kan de geest U schouwen? geen geest kan U verstaan! Gij, enige Onzegbaar, oorsprong van alle woord, Gij, enige Onkenbaar, uit U komt ‘t kennen voort. U roept al wat kan spreken en alles wat niet spreekt, U prijst al wat kan weten een ieder die niet weet. Gij, Centrum aller liefde, Gij, Centrum aller leed, U gelden alle beden; naar U verklinkt het lied van alles en van al wie

Page 56: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 56

Uw taal en teken ziet. In U alleen blijft alles, naar U tendeert het Al en Gij zijt aller einddoel.

Gij: één, niemand, en al, niet-één, niet-alles, o Gij

Veelnamige, hoe dan?! Gij, enige Onnoembaar,

wie kan in ‘s hemels naam tot in uw sfeer doordringen?

Genadige, neem ons aan! O Gij, ‘ginder-dan-alles,

hebt Gij een juiste naam?

APPENDIX 2: Tabel over het gebruik van het begrip “mystérion” (mysterie). Voorafgaaaande alle teksten hierover in het Nieuwe Testament.

Mat.13:11 “de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen” Marc.4:11 “het geheimenis van het Koninkrijk Gods” Luc.8:10 “de geheimenissen van het Koninkrijk Gods” Rom.11:25 “dit geheimenis, een gedeeltelijke verharding is over Israël gekomen, tot dat de volheid der heidenen binnengaat” Rom.16:25 “de openbaring van het geheimenis, eeuwenlang verzwegen” 1 Cor.2:7 “een geheimenis, is de verborgen wijsheid Gods, die God (reeds) van eeuwigheid voorbeschikt heeft” 1 Cor.4:1 “het beheer van de geheimenissen Gods” 1 Cor.13:2 “alle geheimenissen en alles, wat te weten is, wist” 1 Cor.14:2 “door de Geest spreekt hij geheimenissen” 1 Cor.15:51 “een geheimenis... Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij

veranderd worden” Eph.1:9 “het geheimenis van Zijn wil” Eph.3:3 “mij door openbaring het geheimenis bekendgemaakt” Eph.3:4 “het geheimenis van Christus” Eph.3:9 “de bediening van het geheimenis” Eph.5:32 “Dit geheimenis... Christus en de Gemeente” Eph.6:19 “het geheimenis van het evangelie” Col.1:26 “het geheimenis, dat eeuwen en geslachten lang verborgen is geweestCol.1:27 de heerlijkheid van dit geheimenis: Christus onder u, de Hoop der heerlijkheid”

Page 57: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 57

Col.2:2 “het geheimenis Gods, Christus” Col.4:3 “het geheimenis van Christus” 2 Thes.2:7 “geheimenis der wetteloosheid” 1 Tim.3:9 “het geheimenis des geloofs” 1 Tim.3:16 “het geheimenis der godsvrucht” Opb.1:20 “het geheimenis der zeven sterren” Opb.10:7 “het geheimenis van God” Opb.17:5 “een geheimenis: het grote Babylon” Opb.17:7 “het geheimenis van de vrouw”

Het begrip “geheimenis” mag niet verkeerd begrepen worden. En Phil.4:12 kan ons daarbij helpen. Daar is de lijdende vorm gebruikt “mueo” waaraan “mysterion” verwant is. We geven dit weer in enkele vertalingen. “In alles en allen ben ik ingewijd” Leidschevertaling. “In elk opzicht en in alle dingen ben ik ‘ingewijd’” Brouwer. “In elk opzicht en in alle dingen ben ik ingewijd” NBG. En dan gaat het niet om spectaculaire zaken waarin Paulus is ingewijd maar gewoon om: “zowel in verzadigd worden als in honger lijden, zowel in overvloed als in gebrek.” “Ingewijd” uit NBG (“onderwezen” in SV = “geleerd” volgens Luther = “learned the secret” in RSV. Een mysterie kan dus “aangeleerd” worden. Maar de “geheimenissen” waarover de Schrift melding maakt zijn toch deze die God heeft “geopenbaard”. En dan ook in een voor gelovigen begrijpelijke taal. Wat niet wil zeggen dat de ongelovige het begrijpt. Dat is onder andere duidelijk uit de leermethode die Christus gebruikt die gelijkenissen genoemd worden. Het zijn “geheimenissen” van het Koninkrijk Gods die geopenbaard worden. Maar hoewel eenvoudig, ontsnapt het “geheim” aan de omstanders en zelfs soms aan de discipelen (Mat.13:11-13 / Luc.8:10).

Kort samengevat gaat het bij het begrip mysterie om:

1) het “geheimenis” van Christus. Jezus, de Opgewekte, is het geheimenis Gods (Col.2:2). En daarom valt in de Schriften van het NT de volle nadruk op het verklaren van dat geheim dat in Christus is gelegen. De apostelen zijn de “beheerders” van de geheimenissen Gods (1 Cor.4:1). De nadruk ligt voor hen op de persoon én het volbrachte werk. In Hem is de “volheid van de godheid lichamelijk” aanwezig en is dan ook het hoofd “van alle overheid en macht” (Col.2:9,10). We kennen dus het mysterie Gods omdat het Jezus zelf is (Rom.1:20 / Col.2:9 / 1 Tim3:16).

2) het “geheimenis” van het Koninkrijk Gods. Enkele malen spreekt de Bijbel over “geheimenissen” in het meervoud (Mat.13:11 / Luc.8:10). Het is aan Zijn discipelen dat deze dingen geopenbaard worden (Marc.4:11). Maar dat wil niet zeggen dat ze dat ook zondermeer begrepen en konden schatten naar waarde. Of dat ze alles al kenden! Men kan dat vinden in een opmerking als bij de Hemelvaart (Hand.1:6): “Here herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Israël?” Maar na Pinksteren zullen ze dergelijke vragen niet meer stellen, want ze hebben de Heilige Geest ontvangen die hen daarover onderwijst. Jezus openbaard de Vader niet aan de geleerden maar aan de baby’s in geloof (Luc.10:21,22).

Page 58: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 58

3) het “geheimenis” van Gods gemeente. De gemeente bestaande uit “heidenen en Joden” die zich bekeren hebben één ding gemeen: samen vormen zij de gemeente. In de zin zoals dat is geopenbaard in het NT is het een nieuw geheim. Dat was niet volledig geopenbaard is in het OT (Rom.11:25-29 / Eph.3:36). Joden vragen zich hierbij af: hoe kan een onreine deel hebben aan God. Gods antwoord is gelegen in o.a. een bekering als deze van Cornelius (Hand.10). Vreemdelingen die door het bloed van Christus aangenomen zijn (Eph.2:13). Dat is het geheim van Gods evangelie (Eph.6:19), het geheim van Zijn wil (Eph.1:9).

4) het “geheimenis” des geloofs. Tweemaal spreekt Paulus tot Timotheus over het “geheimenis.” Diakenen moeten het bewaren in een rein geweten, dus niet uit winstbejag hun taak verrichten (1 Tim.3:9). En dat “geheimenis” is Christus. Een “geloofsbelijdenis” waarin Zijn wezen en werk voor de gelovigen duidelijk gemaakt worden (1 Tim.3:16).

APPENDIX 3: Over de Godsnaam

“JEHOVAH” IS EEN VERKEERDE UITSPRAAK VAN DE GODSNAAM

Dit hier onder zijn de vier medeklinkers (te lezen van rechts naar links) waaruit de Naam van God bestaat in het Hebreeuws. Maar dan wel gebeiteld geschreven in het schrift dat niet meer echt gangbaar was in de dagen van Jezus. Je kunt dat gemakkelijk nazien dat talen anders geschreven worden door de eeuwen heen. Als je nog in de Duitse taal een boek van de jaren 1900 kunt vinden zal u dat duidelijk zijn, andere krulletjes. Een andere schrijfwijze maar niet noodzakelijk een andere inhoud voor dat woord.

Een voorbeeld van de oude Duitse schrijfwijze.

Page 59: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 59

Flavius Josephus, een eerste eeuw Joods priester en historicus, zegt ergens dat de naam van God opgeschreven staat in de hoofddoek van de hogepriester (Ex.28:36-38): “Een mijter van fijn linnen, samengehouden met een blauw lint en een gouden kroon erboven, waarin de heilige naam staat bestaande uit vier klinkers” Joodse oorlogen, Boek 5, hoofdstuk 5.

Dit zijn nog enkele andere schrijfwijzen van het (vroege) paleo-Hebreeuwse Tetragram ‘ ’ Maar hier gaan we het over de huidige uitspraak hebben.

Om u een idee te schetsen hoe DIE GODSNAAM er uitziet in het Hebreeuws volgt dat hieronder. Het bestaat uit vier medeklinkers (zonder klinkers) en leest men van rechts naar links als de letters “yod”, “he”, “wah” en “he.” Wetenschappers spreken in dit geval van het vierletterigwoord of Tetragrammaton. Het Oude Testament schreef men zonder klinkertekens en de naam van God ziet er dan origineel zo uit als hieronder. Natuurlijk groter gedrukt.

Wij kiezen welbewust voor de schrijfwijze (en uitspraak!) van het vierletterwoord als “YaHWeH.” Vier hoofdletters voor de 4 medeklinkers, en kleine letters voor de klinkers. Zodoende willen we een onderscheid maken tussen wat er echt in de Hebreeuwse Bijbel staat en wat er aan toegevoegd is. Dat mag sommige lezers een rare manier van doen lijken. Maar we verklaren dat zondermeer. In de oorspronkelijke Hebreeuwse taal die gebruikt werd voor het schrijven van het Oud Testament bestonden er namelijk géén geschreven letters voor de klinkers. Met ander woorden; het OT bestaat aanvankelijk slechts uit een reeks medeklinkers. De lezer of de voorlezer moest volgens traditie de klinkers zelf invullen; er bij voegen, bij het lezen of het voorlezen.

Klinkers toegevoegd

Vanaf de zesde eeuw ná Christus begon men stilaan tekens (dus géén echte klinkers) aan de oorspronkelijke tekst toe te voegen om deze leesbaar te maken. Want voor de gewone man/vrouw was het ondertussen moeilijker geworden de Hebreeuwse tekst te lezen. Dit proces duurde tot het

Page 60: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 60

begin van de 10de eeuw. En dan ziet de godsnaam er SOMS uit zoals hieronder. Ook in een groter lettertype weergegeven.

De groep afschrijvers van de Schriften van die dagen (Masoreten genoemd) hadden ook rekening gehouden met de opvatting van de Joden die verbied om de naam van God lichtzinnig te gebruiken. Tegen de 3de eeuw was er zelfs een totaal verbod gekomen de naam nog uit te spreken. Daarom hebben ze die klinkers aan “YHWH” toegevoegd. En dat zijn dan bijvoorbeeld de klinkers van “Elohiem” het belangrijkste woord voor God. Zodat ze eigenlijk bij het zien van de klinkertekens niet de godsnaam uitspreken maar in plaats daarvan “God” zeggen. Er staat dan, volgens de klinkers en medeklinkers, zoiets als het woord “Yehowieh.” Maar dat las men dus niet, maar wel het substituut God = Elohiem. Andere Masoreten schreven er andere klinkers bij en dan wel deze van het belangrijkste woord voor Heer, namelijk “Adonai.” In dat geval stond er “Yahowaih.” Een Jood die zijn Torah bestudeerde las dus, wanneer hij de Godsnaam “YHWH” tegenkwam een ander woord in de plaats als; “Elohiem” of “Adonai” namelijk “God” of “Heer.”

Men heeft ook de klinkers van “Eloah” (God) gebruikt om YEHOWAH te lezen of te schrijven. In dat geval wordt er een regel van de Hebreeuwse grammatica geschonden; de letter “W” is dan tegelijkertijd een medeklinker en een klinker. Dat wordt dan bovendien gelezen als JEHOVAH, en is de “Y” een “J” geworden en de “W” een “V” zodat slechts de twee letters H-H correct gebleven zijn. Kunnen we achterhalen hoe we de naam moeten uitspreken of welke klinkers er moeten toegevoegd? We bekijken een eerste voorbeeld, hoe de naam overgenomen is in enkele eigennamen volgens de klinkertekens van de Masoreten. Aan het begin van een naam krijg je wel eens “Yeho.” Bijvoorbeeld: Yehoshaphat (Jehosafat) YEHO- Shaphat Yehoshua (Jozua) YEHO- ShuaMaar aan het eind van een eigennaam geven de klinkers in de Masoretische tekst wat anders, dan krijg je “Yahu.” Bijvoorbeeld: Yeshayahu (Jesaja) Yesha- YAHU

Yiramiyahu (Jeremia) Yiremi- YAHU Eliyahu (Elia) Eli- YAHUOok aan het einde van het Hebreeuwse woord “Halleluyah” (prijs-Yah) is het “YAH” en niet “YEH” dat we lezen zodat men de godsnaam foutief leest met het laatste beginnend.

In een latere tijd (zevende eeuw) zijn de Masorah er aan begonnen met de naam ook daadwerkelijk te vervangen in de Bijbeltekst. In de Gingsburg editie van de Hebreeuwse Bijbeltekst, 107:15, staat een serie van 134 teksten die men al gewijzigd had. Dit zijn die teksten (sommigen zijn tweemaal gewijzigd in één tekst zoals Ex.34:9,9 en dan staat het woord er

Page 61: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 61

tweemaal): “Gen.18:3,27,30,32 / 19:18 / 20:4 / Ex.4:10,13 / 5:22, / 15:17 / 34:9,9 / Num.14:17 / Jozua 7:8 / Richt.6:15 / 13:8 / 1 Kon.3:10,15 / 22:6 / 2 Kon.7:6 / 19:23 / Jes.3:17,18 / 4:4 / 6:1,8,11 / 7:14,20 / 8:7 / 9:8,17 / 10:12 / 11:11 / 21:6,8,16 / 28:2 / 29:13 / 30:20 / 37:24 / 38:14,16 / 49:14 / Ezech. 18:25,29 / 21:13 / 33:17,29 / Amos 5:16 / 7:7,8 / 9:1 / Zach.9:4 / Mic.1:2 / Mal.1:12,14 / Ps.2.4 / 16:2 / 22:19,30 / 30:8 / 35:3,17,22 / 37:12 / 38:9,15,22 / 39:7 / 40:17 / 44:23 / 51:15 / 54:4 / 55:9 / 57:9 / 59:11 / 62:12 / 66:18 / 68:11,17,19,22,26,32 / 73:20 / 77:2,7 / 78:65 / 79:12 / 86:3,4,5,8,9,12,15 / 89:49,50 / 90:1,17 / 110:5 / 130:2,3,6 / Dan.1:2 / 9:3,4,7,9,15,16,17,19,19,19 / Klaagl.1:14,15,15 / 2:1,2,5,7,18,19,20 / 3:31,36,37,58 / Ezra 10:3 / Neh.1:11 / 4:14 / Job 28:28.” Of men dit heeft gedaan om de Godsnaam uit het Oud Testament te bannen, kan geen zinnig antwoord gegeven worden.

In de ‘Studiebijbel’ van de WT lezen we op blz.1561 het volgende: “Verder staat in het Theological Wordbook of the Old Testament, Deel 1, Chicago 1980, blz. 13: “Ten einde het risico te vermijden dat men Gods naam (JHWH) ijdel zou gebruiken, begonnen vrome joden de eigenlijke naam door het woord ‘ãdõnã(j) te vervangen. Hoewel de masoreten de vier oorspronkelijke medeklinkers in de tekst lieten staan, voegden zij de klinkers è (om andere redenen in plaats van ã) en ã toe ten einde de lezer eraan te herinneren om ongeacht de medeklinkers ‘ãdõnã(j) uit te spreken. Deze bijzonderheid komt meer dan 6000 maal in de Hebreeuwse bijbel voor. De meeste vertalingen zetten de hele titel in kapitale letters en schrijven ‘HEER’. Uitzonderingen hierop zijn de ASV [American Standard Version] en de Nieuwe-Wereldvertaling, die ‘Jehovah’ gebruiken, de Amplified [Bible], die ‘Heer’ gebruikt en de JB [The Jerusalem Bible], die ‘Jahweh’ gebruikt (. . .) Op de plaatsen waar ‘ãdõnã(j) jhwh voorkomt, staan bij het laatste woord de klinkertekens van ‘èlõhim. Zo ontstonden de (. . .) weergaven als ‘de Heer, God’ (b;v; in Amos 7:1).”

Ontstaan van de lezing Jehovah

De meeste Joden spraken - en speken nu nog - de formule “ha shem” of “haShem” (= de naam) uit, bij het zien van YHWH, mét of zonder klinkertekens. Joden schrijven het momenteel als “G-D” of “G.D” of “J.H.V.H.” of “YHWH”. De uitspraak “Jehovah” is er slechts gekomen door een zekere Raimundus Martini, een tot het Katholieke geloof bekeerde Jood uit de 13de eeuw, die tot deze conclusie komt in zijn boek ‘Pugio Fidei.’ Mensen van de Wachttoren geven dat ook toe in, ‘DE WACHTTOREN’ van 1 mei 1980, blz.11. R. Martini had de klinkers van “adonai” (Heer) tussen de medeklinkers van dat Tetragrammaton geplaatst en kwam tot de uitspraak “Yohoua” later “Jahowah” en aangepast als “Jehovah.”

Een korte aantekening bij wat Jehovah’s Getuigen zeggen. Het zijn zij namelijk die zowat overal, ook in België en Nederland de uitspraak “Jehovah” levendig houden. We lezen in hun tijdschriften: “Tegenwoordig kiezen veel kenners van het Hebreeuws voor Jahweh als de juiste uitspraak” (‘Ontwaakt!’ van 8 feb. 1999, blz.8). Maar ze nemen dan gas terug en zeggen: “Hoewel de precieze uitspraak van Gods naam onbekend is, wordt hij in het Nederlands gewoonlijk als “Jehovah” uitgesproken” (‘Ontwaakt!’, 8 maart 1999, blz.26). En verder: “Vandaar dat veel bijbelonderzoekers, onder wie Jehovah’s Getuigen, van mening zijn dat consequentheid pleit voor het gebruik van het in het Engels reeds bekende “Jehovah” en het equivalent ervan in andere talen” (‘Ontwaakt!’ van 8 feb. 1999, blz.8). Logica zit hier niet achter. Wat we thans kennen als de “radio” heeft méér dan 40 jaren de naam “TSF” gehad. Gaan we dat

Page 62: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 62

ook opnieuw gebruiken omdat het vertrouwd klinkt? Een betere benaming en een betere uitspraak van de godsnaam zou van hen dus eisen dat ze ofwel “Jahweh” of “YaHWeH” gebruiken.

We lezen in ‘Inzicht in de Schrift’ het volgende op blz.1187,1188: “JAH. Een poëtische, verkorte vorm van Jehovah, de naam van de Allerhoogste God (Ex 15:1, 2). Deze verkorte vorm is de eerste helft van het Hebreeuwse Tetragrammaton . . . . (JHWH), dus de letters jõdh (.) en he’ (. .), respectievelijk de tiende en de vijfde letter van het Hebreeuwse alfabet. Jah komt 50 maal in de Hebreeuwse Geschriften voor, 26 maal alleen en 24 maal in de uitdrukking “Hallelujah”, die letterlijk een bevel in de meervoudsvorm inhoudt, namelijk “looft Jah”. De zelfstandig voorkomende vorm “Jah” in de oorspronkelijke tekst wordt door de huidige gangbare bijbelvertalingen echter volkomen genegeerd (Lu; NBG; OB; SV), hoewel de uitdrukking “Hallelujah” veelal onvertaald is gebleven. De Willibrordvertaling, waarin toch op veel plaatsen de goddelijke naam in de vorm “Jahwe” voorkomt, heeft alle 24 maal “Hallelujah” met “Godlof” weergegeven. In de Leidschevertaling is “Jah” 22 maal in de hoofdtekst te vinden. In de Nieuwe-Wereldvertaling is de vorm “Jah” op alle 50 plaatsen bewaard gebleven. In de christelijke Griekse Geschriften komt “Jah” viermaal voor in de uitdrukking “Hallelujah” (Opb 19:1, 3, 4, 6). De meeste bijbels nemen deze Griekse uitdrukking eenvoudig onvertaald in het Nederlands over, maar de Nieuwe-Wereldvertaling luidt: “Looft Jah!” (G. W. Wade geeft de uitdrukking [in het Engels] weer met “Looft Jehovah”).” Waar we puntjes tussen haakjes zetten staat het Hebreeuws en geven we niet weer omdat de meeste pc’s dit niet kunnen lezen.

“Y” en niet “J”

Logica zit er echter ook hier niet achter bij het gebruik van de letter “J.” In de taal van de Bijbel – het Hebreeuws - bestaat er namelijk géén letter die overeenkomst vertoond met onze “J.” Bovendien is die letter slechts in de 16de eeuw aan het in Europa gebruikte alfabet toegevoegd. We mogen in de schrijftaal van het Hebreeuwse alfabet daarom geen “J” in de plaats van “Y” schrijven.

We hebben bij dit punt het advies ingeroepen van [email protected] antwoord van ‘Taaladvies online’, (een samenwerking tussen de Nederlandse Taalunie, de Taaltelefoon en het genootschap Onze taal) van 13 mei 2003 is het volgende. “VRAAG Kan u me vertellen wanneer de letter j in het Nederlandse alfabet is opgedoken? Met dank! ANTWOORD De letter ‘j’ werd voor het eerst gebruikt aan het einde van de zestiende eeuw of aan het begin van de zeventiende eeuw om de j-klank weer te geven zoals in het woord ‘jagen’. Vóór deze periode was de ‘j’ geen afzonderlijke letter, maar een lange ‘i’.

In een nadere toelichting zeggen deze deskundigen tot slot: “Volgens het ‘Verscheuren Groot encyclopedisch woordenboek’ zou Lodewijk Elsevier de eerste geweest zijn die in zijn drukwerk de ‘i’ en ‘u’ als medeklinkers door de tekens ‘j’ en ‘v’ heeft onderscheiden.”

Daarom ook nog twee citaten van de WT: “Het belangrijke punt is niet hoe u de naam van God uitspreekt, als “Jahweh”, of “Jehovah”, of nog anders, zolang de uitspraak maar

Page 63: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 63

gebruikelijk is in uw taal. Wat verkeerd is, is die naam niet uit te spreken” (‘De waarheid die leidt tot eeuwig leven’, blz.18, 1968). “Wat is de juiste vorm van de goddelijke naam – Jehovah of Jahweh? Geen mens kan thans met zekerheid zeggen hoe die naam oorspronkelijk in het Hebreeuws werd uitgesproken” (‘Redeneren aan de hand van de Schrift’, blz.212, uitgave 1990). NIEMAND zou de goede uitspraak kennen maar Jehovah is de beste. Waarop we zeggen, “?” en nog eens “?.”

We citeren uit de Wachttorenpublicatie: Inzicht in de Schrift, 1995, deel 1 blz.1213. “De juiste uitspraak van de goddelijke naam. „Jehovah” is de algemeen bekende Nederlandse uitspraak van de goddelijke naam, hoewel de meeste Hebreeuwse taalgeleerden de voorkeur geven aan „Jahweh”. De oudste Hebreeuwse handschriften bevatten de naam in de vorm van vier medeklinkers, gewoonlijk het Tetragrammaton of Tetragram genoemd (van het Griekse te·tra-, „vier”, en gram′ma, „letter”). Deze vier letters (van rechts naar links geschreven) zijn .יהוה Men kan ze in het Nederlands als JHWH (of JHVH) transcriberen.

De Hebreeuwse medeklinkers van de naam zijn dus bekend. De vraag is alleen, welke klinkers (vocalen) bij deze medeklinkers horen. De klinkertekens kwamen in het Hebreeuws namelijk pas in de tweede helft van het 1ste millennium G.T. in gebruik. (Zie HEBREEUWS [Alfabet en schrift].) Bovendien kan vanwege een religieus bijgeloof dat eeuwen voordien was ontstaan, de vocalisatie die in Hebreeuwse handschriften wordt aangetroffen, niet als sleutel dienen om vast te stellen welke klinkers in de goddelijke naam dienen voor te komen.” - Wij onderstrepen en opnderstrepen.

Deze uitspraak uit het vorige is het belangrijkste namelijk het slot:“de vocalisatie die in Hebreeuwse handschriften wordt aangetroffen, NIET ALS SLEUTEL dienen om vast te stellen welke klinkers in de goddelijke naam dienen voor te komen.” - Wij onderstrepen, onderstrepen en geven hoofdletters.

Dus moeten we deze conclusie doortrekken: de nadruk die de WT legt op de naam Jehovah, geeft dus geen uitsluitsel dat “YaHWeH” verkeerd zou zijn, integendeel.

Het argument “Je”, aan het begin van de naam, volgens de WT

De redenering die men gebruikt om de Godsnaam te beginnen met Je of Ye is gebaseerd op hoe men de namen van mensen uitspreekt. De volgende tabel maakt dit duidelijk. Hij is gebaseerd op een Engelse lijst gevonden op Internet en kan verschillen van de Nederlandse naam. We maken deze opmerking in verband met wat we lezen in ‘DE WACHTTOREN’ van 1 feb.1999, blz.30,31 in dit verband schreef. Jehoaddah = letterlijk echter YEHOADDA Jehoaddan = letterlijk echter YEHOADDAN Jehoahaz = letterlijk echter YEHOAHAZ Jehoash = letterlijk echter YEHOAS Jehohanan = letterlijk echter YEHOHANAN Jehoiachin = letterlijk echter YEHOYAKIN Jehoiada = letterlijk echter YEHOYADA Jehoiakim = letterlijk echter YEHOYAQIM

Page 64: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 64

Jehoiarib = letterlijk echter YEHOYARIB Jehonadab = letterlijk echter YEHONADAB Jehonathan = letterlijk echter YEHONATAN Jehoram = letterlijk echter YEHORAM Jehoshabeath = letterlijk echter YEHOSABAT Jehoshaphat = letterlijk echter YEHOSAPAT Jehosheba = letterlijk echter YEHOSEBA Jehoshua = letterlijk echter YEHOSUA Jehozabad = letterlijk echter YEHOZABAD Jehozadak = letterlijk echter YEHOSADAQ

Waarom we zeggen “Ya” en niet “Je” ondanks dit? Omdat onder 163 persoonsnamen in het OT waarin er een bepaald gedeelte van de godsnaam is terug te vinden er slechts een klein deel “yeho” of “yo” heeft in het begin van het woord. Maar 115 van deze namen hebben echter “yahu” of “yah” aan het einde, wat dus doorslaggevend is voor het bepalen van zijn juiste uitspraak. De volledige vorm Yahweh komt in geen enkel woord van een persoon of plaats voor. En ook dit: Paul Kahle schrijft in zijn ‘The Cairo Geniza’ (Oxford, 1959), dat vóór het jaar 1100 er nog geen sprake was van het invoegen van de letter “o” als klinker aan YHWH in de manuscripten. Vanaf het moment dat het wel zo is geeft het de aanwijzing om hier “Adonay” te lezen. Het is vanaf de Codex Leningradensis B 19 A uit de 11de eeuw dat de volgende lezingen voorkomen; “Yehwah, Yehwih en Yehowah”.

Als een voorafgaand-element, vinden we in verscheidene eigennamen zaken als; “Yeho-” = Yehoyaqim, Yehonatan, Yehoram, Yehoshafat, of als “Yo-” = Yo’el, Yokheved, of als “Ye” = Yehu, samentrekking van Yeho+hu wat wil zeggen “de HEER IS HIER”. Als een achter-element, vinden we in verscheidene eigennamen meestal; “-yah” of “-yahu” = Yedidyah, Eliyah of Eliyahu, Yirmeyah of Yirmeyahu, Ovadyah, Zecharyah, en Halleluyah (Hallelujah). Sommige Hebreeuwse namen komen voor in twee vormen: Yeshayahu en Yeshayah (ingekorte versie).

We citeren uit de Wachttorenpublicatie: Redeneren aan de hand van de Schrift, blz.211,212.

“Wat is de juiste vorm van de goddelijke naam — Jehovah of Jahweh?

“Geen mens kan thans met zekerheid zeggen hoe die naam oorspronkelijk in het Hebreeuws werd uitgesproken. Waarom niet? Toen het bijbelse Hebreeuws oorspronkelijk werd geschreven, gebruikte men alleen medeklinkers en geen klinkers. Zolang het oude Hebreeuws nog dagelijks werd gesproken, konden de lezers de juiste klinkers gemakkelijk invullen. Na verloop van tijd begon onder de joden het bijgelovige idee post te vatten dat het onjuist was de goddelijke naam hardop uit te spreken en daarom gingen zij vervangende uitdrukkingen gebruiken. Eeuwen later ontwikkelden joodse geleerden een systeem van punten die moesten aangeven welke klinkers bij het lezen van het oude Hebreeuws moesten worden gebruikt, maar zij plaatsten de klinkers van de vervangende uitdrukkingen rond de vier medeklinkers waarmee de goddelijke naam werd weergegeven.

Page 65: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 65

Op deze wijze ging de uitspraak van de goddelijke naam verloren.” - Wij onderstrepen en onderstrepen.

Hoe schreef men de naam vóór de Masoreten

Op Internet vonden we het volgende en dat verklaard véél. (Trimm James, Nazarenes and the Name of YHWH, www.nazarene.net/_halacha/Nazarenes_and_the_name.html We vertalen het niet maar zie de uitleg hieronder.

Transliteration Source DateIAO Qumran LXX First century

IAOUEClement of Alexandria 150 – 212 C.E.

AwOUhEI Greek Papyri ?Iaw Theodoret ?Iah Origin 250 C.EIaw Epiphanius 380 C.E. (NOTE: “OU” are pronounced together in Greek as “oo” as in “zoo”)

Een transliteratie geven van YHWH in het Grieks is bijna onmogelijk. Eenvoudigweg omdat sommige van de letters uit het Hebreeuws niet bestaan in het Grieks. Dan gaat het om de letters “YUD = Y, HEY = H en WAH = W” ongeveer alle letters waaruit de godsnaam bestaat. Men moet dan Griekse substituten gebruiken. Het Hebreeuws “YUD” = Y is in transliteratie een Griekse “IOTA” = I. Daarmee stemmen ook alle Griekse getuigenissen overeen; de godsnaam begint met “YA” en niet “YE.” Ook de letter “HEY = H” heeft geen gelijkaardige letter in het Grieks. Sommigen zeggen dan “o” en anderen “e.” Alles bij elkaar genomen zou de Griekse transliteratie voor de godsnaam “YAHUWEH” kunnen geven. Wat theologisch en woordkundig niet zoveel zou betekenen; noch in het Grieks, noch in het Hebreeuws, alleen “YaHWeH” is dat. Wanneer we de bronnen tot onzer beschikking hierboven nagaan die we hebben vóórdat de Masoreten hun klinkers hebben toegevoegd dan lezen ze steeds “Yah” als het begin van het woord voor de godsnaam en niet “Yeh.” Dat is zeer belangrijk, we spreken over een periode van soms zeshonderd jaar voor de klinkertekens van de Masoreten. Deze staan alleen in hun beginletters als “Ye.” Tegen het jaar 980 na Chr. is de tekst van Ben Asher en zijn manier van het aanbrengen van de klinkertekens als de standaard aangenomen. Zesduizendvijfhonderd en achttien maal is het tetragrammaton weergegeven in de Masoretische tekst als het Hebreeuws “J’hõh-vãh’”. Driehonderd en vijf maal als het Hebreeuws “Jehõh-vih’”. Dat zijn de enige twee versies die deze Massoreten voor de interpunctie gebruiken van deze naam.

Er is nog een andere bron die we kunnen raadplegen voordat we naar de klinkertekens van de Masoreten grijpen om de lezing van YEHOWAH door te drukken. Het zijn namelijk NIET de Joden die er voor de eerste maal tekens hebben aan toe gevoegd. De Peshitta, de Aramese tekst van de Bijbel, zowel Oud als Nieuw Testament heeft sinds de VIERDE EEUW

Page 66: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 66

KLINKERTEKENS TOEGEVOEGD AAN DE BIJBELTEKST. Dat is meer dan vierhonderd jaar vroeger dan de Masoreten hebben gedaan. Vergeet niet dat die taal werd gesproken door Assyriërs, Syriërs en Chaldeeën en de Joden uit de dagen van Christus. Zij hadden lezingen als “YAHOSHAPHAT” in plaats van “YEHOSHAPHAT.”

We verwijzen ook nog naar de in spijkerschrift geschreven Murashu teksten. De Murashu teksten zijn Arameesche teksten (kleitabletten) gevonden in Nippur. Ze stammen uit de jaren 464 tot 404 voor Christus. Er bevinen zich enkele Joodse namen in met klinkertekens en veel van deze namen hebben een gedeelte/onderdeel van de Godsnaam. In al deze namen is het eerste deel steeds “YAHU” en nooit “YEHO.” (Zie: ‘Patterns in Jewish Personal Names in the Babylonian Diasporia’ van M.D. Coogan; Journal for the Study of Judaism, Vol. IV, No. 2, blz.83f .)

En verder onvertaald uit, The Catholic Encyclopedia, Volume VIII, Copyright © 1910 by Robert Appleton Company, Online Edition Copyright © 2003 by Kevin Knight. We hebben dit lichtjes aangepast. “Diodorus Siculus writes Jao (I, 94);Irenaeus (“Adv. Haer.”, II, xxxv, 3, in P. G., VII, col. 840), Jaoth;the Valentinian heretics (Ir., “Adv. Haer.”, I, iv, 1, in P.G., VII, col. 481), Jao;Clement of Alexandria (“Strom.”, V, 6, in P.G., IX, col. 60), Jaou;Origin (“in Joh.”, II, 1, in P.G., XIV, col. 105), Jao;Porphyry (Eus., “Praep. evang”, I, ix, in P.G., XXI, col. 72), Jeuo;Epiphanius (“Adv. Haer.”, I, iii, 40, in P.G., XLI, col. 685), Ja or Jabe;Pseudo-Jerome (“Breviarium in Pss.”, in P.L., XXVI, 828), Jaho;the Samaritans (Theodoret, in “Ex. quaest.”, xv, in P. G., LXXX, col. 244), Jabe;James of Edessa (cf.. Lamy, “La science catholique”, 1891, p. 196), Jehjeh;Jerome (“Ep. xxv ad Marcell.”, in P. L., XXII, col. 429) speaks of certain ignorant Greek writers who transcribed the Hebrew Divine name II I II I.” (=schreven de naam als “pipi”.)

Een raar detail waarnaar enkelen verwijzen is dat de letters waaruit de naam van God bestaat in het Hebreeuws – dus “yod”, “he” en “wah” – op zichzelf de functie kunnen hebben in dat alfabet van klinkers. Hoewel ze op zichzelf medeklinkers zijn kan de uitspraak zijn als hieronder:“yod” = “ee” of “ay” of “eh”“he” = “ah” of “eh” of “ay” “wah” = “oo” of “aw”.Aangaande die eigenaardigheid zie: A Beginner’s Handbook to Biblical Hebrew (Horowitz), blz.7 onder Vowel Letters / The Berlitz Self-Teacher, blz.73 onder The Vanishing Dots / Hebrew Primer and Grammar (Fagnani and Davidson) blz.10, under The Quiescents and Mappiq / How the Hebrew Language Grew (Horowitz), blz.28. En dat zal alles wel te maken hebben met de variaties die er zijn in de uitspraak volgens de hierboven weergegeven lijsten. Het zijn allen transliteratie van een Hebreeuws woord; in het Latijn, Grieks of Syrisch of Aramees. De medeklinker “v” die gebruikt wordt door velen in het schrijven van de Godsnaam is in principe een foutieve lezing en zou men moeten, lezen als “w” (de letter “waw”). Zie bijvoorbeeld hierover: Encyclopædia Judaica, deel 8, kollonnen 79,85,86.

Page 67: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 67

Daarom ook nog dit. Flavius Josephus, eerste eeuws priester en historicus, zegt over de naam van God dat hij staat opgeschreven in de hoofddoek van de hogepriester (Ex.28:36-38): “Een mijter van fijn linnen, samengehouden met een blauw lint en een gouden kroon erboven, waarin de heilige naam staat bestaande uit vier klinkers” Joodse oorlogen, Boek 5, hoofdstuk 5.

We citeren uit de Wachttorenpublicatie: Redeneren aan de hand van de Schrift, blz.211,212.

“Veel geleerden geven de voorkeur aan de spelling „Jahweh”, hoewel hierover onzekerheid bestaat en zij het onderling niet eens zijn. Anderzijds is „Jehovah” de vorm van de naam die het gemakkelijkst wordt herkend omdat die in het Nederlands reeds eeuwenlang bekend is en de vier medeklinkers van het Hebreeuwse Tetragrammaton erin worden bewaard, zoals dat ook bij andere vormen van de naam gebeurt.

J. B. Rotherham heeft in The Emphasised Bible overal in de Hebreeuwse Geschriften de vorm Jahweh gebruikt. Later heeft hij in zijn Studies in the Psalms echter de vorm „Jehovah” gebruikt. Hij verklaarde: „JEHOVAH — Het gebruik van deze Engelse vorm van de Gedenknaam . . . in de huidige vertaling van het Psalter is niet ontstaan uit een twijfel ten aanzien van de meer correcte uitspraak, Jahwéh; maar uitsluitend uit praktisch oogpunt, op grond van persoonlijk bijeengebrachte bewijzen voor de wenselijkheid om in deze kwestie voeling te houden met wat men gewend is te lezen en te horen, waarbij het voornaamste de gemakkelijke herkenbaarheid van de bedoelde Goddelijke naam is.” — (Londen, 1911), blz. 29.Nadat de Duitse hoogleraar Gustav Friedrich Oehler verscheidene uitspraken had besproken, concludeerde hij: „Van nu af gebruik ik het woord Jehovah, aangezien deze naam thans in werkelijkheid meer ingeburgerd is geraakt in onze woordenschat en niet verdrongen kan worden.” — Theologie des Alten Testaments, tweede editie (Stuttgart, 1882), blz. 143.De jezuïtische geleerde Paul Joüon zegt: „In onze vertalingen hebben wij, in plaats van de (hypothetische) vorm Jahweh, de vorm Jéhovah gebruikt . . . de conventionele literaire vorm die in het Frans wordt gebruikt.” — Grammaire de l’hébreu biblique (Rome, 1923), voetn. op blz. 49.” - Wij onderstrepen en onderstrepen.

Yahweh

De eerste maal dat de schrijfwijze Yahweh werd gebruikt was in 1815 door de gekende taaldeskundige Wilhelm Gesenius wiens Lexicon van het Hebreeuws permanent herdrukt wordt. Deze legt het verband van de godsnaam met het Hebreeuws werkwoord voor “zijn”. God is het absolute ZIJN = BESTAAN of laten zijn in de vorm van schepping en openbaring. Op die manier doorbrak deze geleerde het misbruik van de fictieve naam Jehovah - die géén betekenis heeft - en daarom moet uitgesloten worden als een mogelijke uitspraak van de godsnaam. In werkelijkheid hadden de Masoreten, die de klinkertekens toevoegden aan de vier letters, de naam daardoor “onuitspreekbaar” gemaakt. De klinkers van Adonai (Heer) of Elohiem (God) ertussen gebracht maken het woord in zijn betekenis waardeloos. Want alle titels van God hebben ook nog een gewone taalkundige betekenis. Bijvoorbeeld “Elohiem” als titel voor God wil zeggen “sterk zijn”, enz. In zijn collegedictaat geeft prof. B. Holwerda (I, blz.229-231,241,242) terecht als correcte

Page 68: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 68

vertaling van Jahwe = Hij-is (werkzaam zijn door Zijn daden zoals de uittocht, enz.) = Hij-is-actief.

De Kerkvader Hiëronymus schreef in 384 na Chr. een brief waarin hij tien namen van God bespreekt. Over de negende naam, het Tetragrammaton zegt hij dat het “anekfoneton” is = “zonder klank.” En onwetenden spreken het origineel uit als “Pipi.” Zie F. Dunand, ‘Papyrus Grecs Bibliques’, Caïro, 1966, blz.47, voetnoot 4. In de Mishnah, de voorloper van de Talmoed kunnen we grotendeels achterhalen hoe het zover kwam. In de tempel werd de naam tien maal uitgesproken op de jaarlijkse verzoendag door de hogepriester en bij het horen van de naam moesten de aanwezigen zich nederwerpen op het aangezicht en bij middel van een gebedsformule God groot maken (Yoma 6:2). In de tempel te Jeruzalem werd de godsnaam uitgesproken tijdens de dagelijkse dienst zoals hij werd geschreven, maar in de synagogen werd daarvoor een vervangformule gebruikt (Sotah 7:6). Tegen het eind van de tweede eeuw zijn er nog kritischer geluiden te horen. Wie de naam op de juiste wijze zal uitspreken zal géén deel hebben aan de toekomende eeuw (Sanhedrin 10:1).

We citeren uit de Wachttorenpublicatie: De goddelijke naam die eeuwig zal blijven bestaan, blz.7 “Om te voorkomen dat de uitspraak van de Hebreeuwse taal in haar geheel verloren zou gaan, bedachten joodse geleerden in de tweede helft van het eerste millennium G.T. een systeem van punten om de ontbrekende klinkers aan te geven, en die plaatsten zij rond de medeklinkers in de Hebreeuwse bijbel. Zodoende werden zowel klinkers als medeklinkers opgetekend en bleef de uitspraak zoals die destijds was, bewaard.

In het geval van Gods naam echter zetten zij er in plaats van de juiste klinkertekens meestal andere klinkertekens omheen ten einde de lezer eraan te herinneren dat hij ’Adho·nai′ moest zeggen. Hieruit ontstond de spelling Iehouah, en uiteindelijk werd Jehovah de algemeen aanvaarde uitspraak van de goddelijke naam in het Nederlands. Hierin zijn de essentiële elementen van Gods naam uit het Hebreeuwse origineel behouden gebleven.” - Wij onderstrepen.

Volgens o.a. teksten als Deut.6:13 / 10:21 / Psalm 105:1 moeten de gelovigen in het Oude Verbond Gods naam gebruiken. Je krijgt er niet zomaar het recht, om bezwaren in te roepen dat je uitspraak niet correct zou zijn, en dan gewoon een substituut in de plaats te lezen. Wie gebruikt die naam:

Eva riep de naam van YaHWeH aan – Genesis 4:1 Men riep de naam YaHWeH reeds vroeg aan – Genesis 4:26 Abraham riep God aan met de naam YaHWeH – Genesis 12:8 / 14:22 / 15:2 Abimelech gebruikte de naam YaHWeH – Genesis 20:4 Izaak riep YaHWeH aan – Genesis 26:25 YaHWeH openbaarde Zijn naam aan Jakob – Genesis 28:13

En wíj Christenen, grotendeels uit heidense voorouders, hoe moeten wij omgaan met de Naam? Wij moeten geloven in Zijn naam, 1 Joh.3:23. Wij worden bewaard in Zijn naam, Joh.17:11. Wij zijn gerechtvaardigd in Zijn naam, 1 Cor.6:11. En mensen van alle stammen zullen Zijn naam eren, Openbaring 15:4. En deze laatste tekst verwijst waarschijnlijk naar Jesaja 54:5.

Page 69: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 69

En daarom begrijp ik het verhaal niet van F. Zwarts, een Katholiek deken, blz.161-173 in Sandt H. van de & L. van Tongeren, ‘Naar mijn daden word IK genoemd’, KBS/TABOR, 1989. Het is het relaas van enkele kritische reakties van zowel Joden als Katholieken als Protestanten op het gebruik van de Godsnaam, voluit geschreven en uitgesproken bij voorlezing van de tekst als bij liturgische vieringen. Prof. Dr. H. Bloemendal, hoogleraar biochemie, Jood en voorzanger in een synagoge schrijft een brief aan de paus waarin hij zich beklaagt over het gebruik van de Godsnaam in de Nederlanden. Het is profaniserend en kwetsend voor een Jood. Na omzwerving van deze brief en andere kritiek is het resultaat dat de nieuwe Willibrordvertaling uit 1995 de Godsnaam niet meer zal gebruiken en dat alle liederen in de toekomst de naam zullen weglaten. In dit geval heeft de traditie van Joden het gewonnen van wat in de Schrift duidelijk omlijnd is: een Jood moet die naam gebruiken. In dezelfde bundel staat ook nog het artikel van L. Dequeker die pleit voor ‘Eerbied voor de naam van God in de bijbel’ (blz.50-60). Dit lijkt ons oprechter als uitgangspunt. Maar of hij die stelling later nog verdedigde is niet zeker, de schrijver werd steeds meer beinvloed door de Talmoedische theologie. Joodse traditie aanvallen lijkt erger te zijn dan te verwijzen naar geboden van God en profeten uit de Schrift. Twee maten en twee gewichten!

Yahweh is als uitspraak niet verloren geraakt

We geven hieronder enkele citaten uit recente bronnen die dat bevestigen. Niet weergegeven in de Nederlandse vertaling.

De ‘20th Century Schaff-Herzog Encyclopedia’, blz.1194,1195 zegt: “The pronunciation Yahweh of the Hebrew tetragrammaton need no longer be based on traditions preserved in late patristic sources. Both the vocalization yahwe and yahu (a shortened form used chiefly in personal names) are now confirmed by a variety of ancient Near Eastern inscriptional materials from the first and second millennia B.C.”

In ‘The Modern Judaica Encyclopedia’, Vol.7, Keter, 1972, blz.680 lezen we: “The true pronunciation of the name YHWH was never lost. Several early Greek writers of the Christian Church testify that the name was pronounced ‘Yahweh’. This is confirmed, at least for the vowels of the first syllable of the name, by the shorter form Yah, which is sometimes used in poetry (e.g., Ex.15:2) and the -yahu or -yah that serves as the final syllable in very many Hebrew names.” In de ‘New Bible Dictionary’, ed. by D. J. Wiseman, 1962: “The pronounciation Yahweh is indicated by transliterations of the name into Greek in early Christian literature, in the form iaoue (Clement of Alexandria) or iabe (Theodoret; by this time Gk. b had the pronunciation of v).”

‘The Encyclopaedia Britannica’ zegt: “Early Christian writers, such as Clement of Alexandria in the 2nd century, had used the form Yahweh, thus this pronunciation of the Tetragrammaton was never really lost. Greek transcriptions also indicated that YHWH should be pronounced Yahweh,” 15th Edition 1985, Vol. X, blz.786.

‘The Catholic Encyclopedia’ zegt: “The saying of God, ‘I am who I am,’ is surely connected with His name that is written in the Hebrew consonantal text as Yhwh, the original pronunciation of which is well attested as Yahweh,” 1967, Vol. 5, blz.743. Je zal als je verder zoekt naar de betekenis van het woord YHWH ook nog dit argument vinden. Het zou een oud zelfstandig naamwoord zijn waar de uitspraak en bekekenis van verloren is gegaan. Maar je zal ook niet zoveel aanhangers van deze redenering kunnen vinden.

Page 70: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 70

Veel titels maar slechts één naam

Het woord voor God = “Elohiem” in het OT is méér dan 2.560 maal gebruikt waarvan er ongeveer 2.300 betrekking hebben op de God van de Schrift en de rest verdeeld onder andere afgoden. Diezelfde uitdrukking met het lidwoord ervoor (ha ‘Elohiem) ook nog bijna 370 maal. Het belangrijkste woord voor Heer = “Adonai” staat ongeveer 440 maal in het OT. Een minder gekende titel voor de ware God is “Baäl.” Ook dat is vertaald als Heer. Het verwijst vooral naar God die figuurlijk gesproken een huwelijk is aangegaan met Israël. Zie bijvoorbeeld Jes.54:4 en Hosea 2:9-17. Een combinatie als “Adonai YaHWeH” of “Adonai Elohim” is dan ook gebruikelijk in de Schrift. (315 maal “Adonai YaHWeH”, volgens de telling in ‘Theological Dictionary of the OT’, deel 1, blz.62.)

Opmerkelijk is de uitdrukking “El Elohiem YaHWeH” slechts gebruikt in Jozua 22:22 en Ps.50:1. “El” het eigenlijke woord voor God zou gevolgd zijn door “Elohiem”, de scheppingstitel en “YaHWeH”, de verbondsnaam met Israël.

Maar alle titels van God samen opgeteld, en dat zijn er méér dan dertig, vormen nog geen 5.000 teksten in hun totaliteit. De godsnaam “YaHWeH” vinden we echter 6.823 maal in het OT. (Of 6.828 volgens een andere telling in de ‘Biblia Hebraïca’ en ‘Biblia Hebraïca Stuttgartensia.’) We moeten daar dan ook respect voor hebben.

Wat is de juiste uitspraak?Redeneren dat men de naam niet mag uitspreken lijkt ons, we zeggen het nog eens, een verkeerd uitgangspunt te zijn. Men zegt dat volgens Ex.20:7 de naam van God niet “ijdel” gebruikt mag worden. In het Hebreeuws staat er “lasj sjaw” en zou kunnen betekenen in dit geval “leugenachtig”, zoals iemand die zweert in Gods naam en de waarheid niet zegt. Dat Joden de naam niet uitspraken uit bijgeloof hem verkeerd te gebruiken of te ontheiligen is geen afdoend argument om die niet te gebruiken. Het is niet omdat men in Judah en Galilea een andere uitspraak van het Hebreeuws of Aramees had, dat men niet met elkaar meer kon communiceren (Mat.26:72). Ook bij de Essenen was er een verbod tot het uitspreken van de Naam. In de ‘The Manual of Discipline’ staat: “Anyone who speaks aloud the M[ost] Holy Name of God, [whether in…] or in cursing or as a blurt in time of trial or for any other reason, or while he is reading a book or praying, is to be expelled, never again to return to the society of the Yahad.” Overgenomen en niet vertaald uit QS Col. 6 line 27b - Col. 7 line 2a. De 6.823 maal dat deze Godsnaam is gebruikt in het OT mag naar onze overtuiging niet verdoezeld worden in de vertaling. Of het moet dan een welbewuste keuze zijn door een woord te gebruiken dat geen concurrentie vormt met al bestaande woorden. Heer en HEERE maken geen echt onderscheid. Enkele van de manieren waarop men de vier letters heeft gelezen geven we hieronder.

Yahueh (ya-hu-eh) Iahueh (i-a-hu-eh)

Yahwah (yah-wah) Iahwah (i-ah-wah)

Yahohewah (yah-o-he-wah) Iahohewah (i-a-ho-he-wah)

Page 71: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 71

Yahuah (ya-hu-ah) Iahuah (ia-hu-ah) Yahevahe (yah-e-va-he) Iahevahe (ia-he-va-he) Yohwah (yoh-wah) Iohwah (i-oh-wah) Yohweh (yoh-weh) Iohweh (i-oh-weh)

Yehwah (yeh-wah) Iehwah (i-eh-wah) Yehweh (yeh-weh) Iehweh (i-eh-weh) Yahweh (yah-weh) Iahweh (i-ah-weh) Yahwe (yah-we) Iahwe (i-ah-we)

Yahuwah (ya-hu-wah) Iahuwah (i-a-hu-wah) Yahveh (yah-veh) Yehveh (yeh-veh) Yahohevah (yah-o-he-vah) Yahowah (yaho-wah) Jehovah (je-ho-vah) Iehovah (i-eh-ho-vah)

Sommige van deze lezingen hebben geen enkele wetenschappelijke waarde, andere zijn gewoon lezingen vanuit een vooroordeel. Wat wel kan is het volgende. Zo hebben Joden zelf enkele malen het Tetragrammaton vertaald als “Eeuwige” in hun Bijbelvertalingen en andere geschriften. Zoiets spreekt ons persoonlijk dan wel aan. Maar we blijven kiezen voor de wijze die u van ons gewoon is: de vier medeklinkers in hoofdletters en de klinkers in kleine letter. Of u de “a” in de eerste lettergreep lang of kort dient uit te spreken weten we niet. Evenmin of de “e” een “é” is of “è”.Toch pleiten we voor het gebruik van de naam!

Laat ons een voorbeeld geven bij deze argumentatie over de naam Jezus. Die naam uit het Grieks = “iesous” omgezet in een voor ons leesbaar woord is = Jezus. Dus ook hier geen “J”! De naam Jezus in onze Bijbels en onze taal wordt op een bepaalde manier geschreven en uitgesproken. Maar in andere talen anders geschreven en anders uitgesproken. En toch gaat het om dezelfde Jezus? Waarom kan dat niet voor dezelfde YaHWeH. We pleiten daarvoor omdat eigennamen niet wijzigen in een nadere taal. De naam Boris Yeltsin is niet onmiddellijk over te zetten in onze taal omdat het Russisch een ander soort schrift is. Maar in transliteratie naar onze taal toe maakt dat geen probleem het te lezen. Hoe moeilijk wordt het allemaal niet gemaakt! In het Frans zou je achter “Étienne” niet zo vlug de naam “Stephanus” vinden tenzij je het van tevoren weet.

En de WT geeft wat we zeggen grotendeels ook toe. In de ‘Studiebijbel’ van de WT uit 1995 lezen we op blz.1561:

“De goddelijke naam is een werkwoord, en wel de causatieve vorm in het imperfectum van het Hebreeuwse werkwoord (…) (ha.wah’, “worden”) (…) hoewel de juiste uitspraak verloren is gegaan… In de Codex Leningradensis B 19a, die zich in Rusland bevindt en ten grondslag ligt aan de Biblia Hebraica Stuttgartensia (BHS), is het Tetragrammaton zodanig gevocaliseerd dat het als Jehwah’, Jehwih en een aantal keren, zoals in Ge 3:14, als Jehowah’ gelezen kan worden. In de uitgave van de Hebreeuwse tekst door Ginsburg (Gins.) is JHWH zodanig gevocaliseerd dat men Jehowah’ leest. Hoewel veel vertalers de voorkeur geven aan de uitspraak “Jahweh”, blijft de Nieuwe-Wereldvertaling de vorm “Jehovah” gebruiken omdat men er al eeuwenlang mee vertrouwd is. Bovendien is het zo dat in deze vorm, evenals in andere vormen, de vier letters van de goddelijke naam, JHWH of JHVH, behouden zijn.” - Wij onderstrepen.

Page 72: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 72

De WT wil ook steeds zo wetenschappelijk mogelijk overkomen, maar wel als het hun past. Dit lees ik van jullie in Inzicht deel 1, blz.1213, let op de hoofdletters door mij toegevoegd:

“In de Codex Leningradensis B 19A, uit de 11de eeuw G.T., is het Tetragrammaton zodanig gevocaliseerd dat het als Jehwah′, Jehwih′ en Jehowah′ gelezen kan worden. In de uitgave van de masoretische tekst door Ginsburg is de goddelijke naam zodanig gevocaliseerd dat men Jehowah′ leest (Ge 3:14, vtn.). Hebreeuwse taalgeleerden geven over het algemeen de voorkeur aan „Jahweh” als de meest waarschijnlijke uitspraak. Zij wijzen erop dat de verkorte vorm van de naam Jah is, zoals deze in Psalm 89:8 en in de uitdrukking Ha·leloe-Jah′ (wat „Looft Jah!” betekent) voorkomt (Ps 104:35; 150:1, 6). OOK KUNNEN DE VORMEN JEHŌ, JŌ, JAH EN JA′HOE, DIE ONDER ANDERE IN DE HEBREEUWSE SCHRIJFWIJZE VAN DE NAMEN JOSAFAT EN SEFATJA TE VINDEN ZIJN, ALLE VAN JAHWEH WORDEN AFGELEID. De Griekse transliteraties van de naam door vroege christelijke schrijvers wijzen ongeveer in dezelfde richting; zij gebruikten schrijfwijzen zoals I·a′be en I·a·ou′e, wat in het Grieks ongeveer als Jahweh wordt uitgesproken. Toch bestaat er over dit onderwerp beslist nog geen overeenstemming onder de geleerden, want sommige geven aan nog andere uitspraken de voorkeur, zoals „Jahoewa”, „Jahoeah” of „Jehoeah”.”

En als kers op de taart; we vonden dit als definitie van een naam in een Engels woordenboek over Bijbelnamen, “ bedyah, servant of Jehova.” Maar beter ware natuurlijk de vertaling als “dienaar van Jah” in plaats van dienaar van Jehovah. Het gaat om de eerste lettergreep van de godsnaam en niet de totale naam van vier letters.

Moeten we de Godsnaam gebruiken in het NT?

Er is slechts één mogelijke uitleg bij al wat de WT zegt over het gebruik van de Godsnaam in het NT. Daarom eerst een kleine uitleg. De Joodse rabbijnen hebben bepaalde regels over manuscripten waarin de naam van God was verwerkt. Rollen van de Tenach (OT) die gebruikt zijn in de synagoge worden indien ze versleten zijn gewoon begraven. Andere boeken waarin de naam van God staat worden anders behandeld. Men knipt er de naam van God uit (het Tetragrammaton) en deze knipsels worden begraven, de rest van het boek wordt verbrand. Uit de Babylonische Talmud, Shabbat 16 A, en de Talmud van Jerusalem, Shabbat 15C en Tosefta Shabbat 13:5 kunnen we opmaken dat de boeken van de afvalligen (en dus ook de Christenen) die in het Aramees geschreven zijn en die de godsnaam bevatten op dezelfde wijze behandeld moeten worden als men omgaat met Joodse Bijbelboeken.

We weten dat slechts het evangelie van Mattheus mogelijks is geschreven in het Aramees en dus zal wat de Talmud zegt niet op alle boeken van het NT betrekking hebben. Het is hier dat de WT méér zegt dan wat is toegelaten vanuit deze teksten. We weten dus niet of er ooit boeken waren in de tijd van deze rabbijnen die de godsnaam hadden in de Griekse versies. Er is geen enkel manuscript van dien aard van het NT voorhanden. Merkwaardig! Neen, eigenlijk niet, want het NT is door God bewust geschreven in het Grieks, de wereldtaal van die dagen. Op die wijze zou het evangelie zondermeer gelezen kunnen worden en er uit gepreekt. Had God het Aramees gebruikt dan was het nodig geweest dat alles opnieuw te vertalen. God is een God van orde!

Page 73: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 73

Vier vragen, vier antwoorden

Ik kan best begrijpen dat dit alles vragen oproept bij sommigen. Wij formuleren er zelf vier. 1ste vraag: Gebruikte Jezus de naam YaHWeH in zijn prediking? Eerlijk gezegd dat weet ik niet en trouwens niemand, hoewel sommigen op het Internet zeer overtuigend ja zeggen. Maar die argumentatie is niet echt doorslaggevend. Heeft Jezus bijvoorbeeld bij het voorlezen van de profetie van Jesaja 61:1,2 in zijn geboortedorp Nazaret, tweemaal die naam van God uitgesproken? Want oorspronkelijk staat die er tweemaal in het Hebreeuws. Of heeft Jezus, zoals toen al de gewoonte was, gewoon bij het voorlezen “ha shem” (=De Naam) uitgesproken? Ik kies zelf voor het laatste omdat de Heer zeer diplomatisch tewerk gaat in Zijn prediking. Hij is er niet op uit mensen te kwetsen, wel om van de waarheid te getuigen. En daar komt het hier ook op neer. Jezus, getuigd op dat moment van zichzelf, de vervuller te zijn van datgene waarover Jesaja sprak. Juist dat maakt zijn dorpsgenoten woedend, niet het uitspreken van de Godsnaam. Zie Lucas 4:14-30.

Nu verwijzen de Jehovah’s Gtuigen naar Johannes 17:26 om te zeggen: Jezus gebruikte de naam van God in zijn prediking. Wat staat er werkelijk in dit vers?

Jezus bad dat dezelfde liefde die God de Vader had voor Zijn zoon ook voor de discipelen zou zijn. We lezen in de Willibrordvertaling: “Uw naam heb Ik hun bekend gemaakt en dat zal Ik blijven doen, opdat de liefde die U Mij hebt toegedragen, in hen mag zijn – opdat Ik in hen mag zijn.’” (Johannes 17:26). De Herziene Statenvertaling zegt: “En Ik heb hun Uw Naam bekendgemaakt, en zal die bekendmaken, opdat de liefde waarmee U Mij hebt liefgehad, in hen is, en Ik in hen.”

Wie zijn deze “hun”??Dat is niet de wereld maar de discipelen.Jezus liep NIET van dorp naar dorp met de naam YaHWeH in zijn preken en onderwijs.Letten we ook op het voegwoord tussen de eerste en de tweede zin: “opdat” en dat geeft aan dat beide zaken gekoppeld zijn.

Het betekent dat Jezus Gods karakter en Zijn kracht openbaarde, en Hij blijft dit doen ook in de toekomst. Jezus openbaarde God als Zijn Vader en uw Vader, dat is wat uniek is aan het Nieuw Testament. De drie maal dat God vader is genoemd in het OT zijn van geen tel bij het aantal malen dat het in het NT staat. WE bidden tot hem ALS VADER, dat zou een Jood nooit gedaan hebben. Dit betekent dat God onze/je eeuwige Vader wil zijn, en Hij wil dat je de positie van Zijn kind te accepteren.

Mat.6:6 HSV: “sluit uw deur en bid tot UW VADER, Die in het verborgene is; en UW VADER, Die in het verborgene ziet, zal het u in het openbaar vergelden.”Mat.6:9 HSV: “Bidt u dan zo: Onze Vader, Die in de hemelen zijt. Uw Naam worde geheiligd.”

Wat wil dat zeggen?

Page 74: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 74

Voor de Hebreeën, was een naam niet zondermeer een label, of een hulpmiddel om een persoon te onderscheiden van de andere.Voor hen werd/was de naam van een persoon beschouwt als gelijkwaardig aan de persoon zelf. De naam van een persoon betekende zijn gezag en zijn aard. De naam van iemand sprak ook van de waarde, wil, de reputatie en eigendom van die persoon. Het was niet beperkt tot het noemen van de naam maar de betekenis daar achter te kennen: het karakter en de macht die in een naam is. Wij christenen noemen Hem bovendien, de God van Hemel en aarde = onze Vader en zo heeft Jezus het ook aangegeven in het modelgebed. We starten een gebed met die titel en het geeft aan dat we in een relatie met die Vader zijn.

Craig S. Keener schreef het IVP New Testament Commentaries en zegt bij John 17:26“Jezus belooft dan door te gaan in de toekomst met de naam van de Vader bekend te maken omwille zijn leerlingen. Op een belangrijk niveau verwijst hij hier naar zijn aanstaande Passie en verrijzenis, want deze gebeurtenissen zijn de climax van zijn openbaring van de Vader, die het meest duidelijk in de liefde van God gezien wordt. Op een ander niveau spreekt hij van zijn blijvende aanwezigheid onder de gelovigen en zijn voortdurende openbaring van de Vader ook na zijn hemelvaart. Hij herhaalt zijn belofte om met hen te zijn na zijn opstanding met de verschijningen (14:18-20) en daarbuiten (14:21). Zijn voortdurende openbaring loopt parallel met de activiteit van de Parakleet (16:12-15, 25).Het doel van Jezus, Gods naam bekend te maken bij hen, is niet dat ze informatie over God zouden hebben, maar dat ze intimiteit zouden hebben ‘omdat de liefde die je hebt (egapesas, een andere aoristus) voor mij in hen moge zijn en dat ik zelf in hen moge zijn’ (v.26). In zijn prediking onthulde hij de liefde van de Vader voor hen (v.23), en hij zal ze blijven helpen in de toekomst daadwerkelijk zijn leerlingen te zijn, ze ontvangen deze liefde in ieder van hen en onder hen als gemeenschap. Maar nogmaals, hij zelf is het aanspreekpunt. Juist door in hen te zijn zullen ze de liefde van de Vader ontvangen, want het is vanuit de liefde van de Vader voor de Zoon, dat zij in staat worden gesteld om dit te delen. Van de Zoon naar de aarde bracht de aanwezigheid van Gods liefde, en zijn komst in het leven van gelovigen brengt ook die liefde, want God is liefde. Onze relatie met de Vader zal altijd worden bemiddeld door de Zoon, zelfs in de eeuwigheid. Meditatie bij zulke waarheden geeft ons een vage glimp van de verheerlijking van de Vader, in de Zoon en van de Zoon die de Vader verheerlijkt (v.1). Het helpt ons ook te begrijpen waarom, in dit laatste deel van het gebed, Jezus over zijn Vader spreekt als de rechtvaardige (v.25). Alles wat Jezus heeft gedaan en al wat hij zal blijven doen is een antwoord op Gods rechtvaardige wil. Hij is rechtvaardig, want hij is de waarheid zelf en doet alleen wat goed is. Zijn doelstellingen zijn perfect, als reflectie van zijn eigen karakteristieke leven en licht en zijn liefde.”

2de vraag: Moeten we die Godsnaam niet gebruiken want het Nieuwe Testament is toch in de taal van Jezus en de Joden geschreven? Neen, het NT is niet in het Aramees of Hebreeuws geschreven maar in het Grieks, de wereldtaal van die dagen. Vergeten we niet dat het OT geschreven is voor één volk = de Joden en dus in de taal van dát volk. Maar het “evangelie” van het NT is bestemd voor alle stammen uit alle volkeren. En daarom geschreven in de bekendste taal van die dagen: het Grieks. Van de 27 boeken van het NT is waarschijnlijk slechts het evangelie van Matthéüs in het Aramees geschreven en later omgezet in het Grieks. God liet het verhaal van Zijn Zoon optekenen in de wereldtaal van die dagen: het Grieks. Je had bij wijze van spreken géén vertaler en géén

Page 75: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 75

vertaling nodig. Het goede nieuws over Jezus kon zich aldus probleemloos, in ijltempo, over tientallen landen verspreiden.

3de vraag: Moet ik die naam dan niet gebruiken in het dagelijks leven en in mijn gebed? Neen, er komt geen enkel “moeten” aan te pas. Dat beweren alleen boze tongen, Jehovah’s Getuigen en enkele Amerikaanse Sacred-Name (Heilige-Naam) groepen. De werkelijkheid van dit alles is niet de uitspraak van de naam, maar wel het besef dat die naam door de Almachtige gedragen wordt. Niet de verpakking is belangrijk maar de inhoud. Bovendien wij, die leven in Nieuw Testamentische tijden, zijn kinderen van God. Hij is onze Vader en dát is méér waard dan het gebruiken van een naam. Het gebruiken zou een misbruiken zijn indien er énige magische kracht aan zou toegeschreven worden. Dat zou van weinig eer getuigen voor je Vader in de hemel. Twee teksten steken daar bovenuit: Rom.8:15b,16 en Galaten 4:6.

De Kerkvader Origenes had al opgemerkt: “In het Oude Testament heb ik geen enkele tekst gevonden die God als Vader aanroept (…). In het Oude Testament wordt God nooit aangeroepen in overeenstemming met de vertrouwvolle ervaring die de Verlosser ons heeft overgeleverd” (citaat gevonden in Boff L., Onze Vader, Gebed van totale bevrijding, Averbode, Altoria, 1984, blz.153, nota n°12.) In het NT gebruikt Jezus 170 maal de uitdrukking “Vader”; 42 maal in Matteus, 4 maal in Marcus, 15 maal in Lucas, en 109 maal in Johannes. Daarvan zestien maal als opening van een gebed. In die dagen sprak een Jood God niet aan als Vader en er zijn daarvan geen persoonlijke of collectieve gebeden gekend. Het is slechts veel jaren later dat Joden die aanspreektitel gaan gebruiken zoals in de Tamoed Yoma 8,9. Wat Jezus en later zijn discipelen doen is uniek. Het belangrijkste werk over het begrip “Vader” in het NT komt van een moderne theoloog J. Jeremias in zijn, ‘Studien zur neutestamentische Theologie und Zeitgeschichte’, Vandenhoeck & Ruprecht, 1966.

4de vraag: Moeten we de naam van God overnemen in het NT zoals de WT doet? In hun vertaling van het Nieuwe Testament, gebruikt de NWV de Hebreeuwse naam “Jehovah” 237 maal om de Griekse godstitels “Theos” (= God), en “Kurios” (= Heer) te vertalen. Van deze 237 maal, is “Jehovah” echter naar onze overtuiging 39 maal gebruikt voor Jezus Christus. De context waarin deze verzen staan leert bij een aandachtige lezing dat het om Christus gaat en niet de Vader. Hier volgt een lijst van deze 39 teksten; Mat.3:3 / 4:7,10 / Marc.1:3 / 5:19 / Luc.3:4 / 4:8,12 / Joh.1:23 / Hand.2:21,25 / 7:60 / 14:23 / Rom.10:13 / 14:11 / 1 Cor.4:4 / 10:9,21 (twee maal) / 16:10 / 2 Cor.3:16 / Epheze 2:21 / 5:19 / Col.1:10 / 3:13,16,24 / 2 Tim.2:19 / 4:14 / Heb.10:30 / Judas 14 / Opb.1:8 / 4:8,11 / 11:17 / 15:3,4 / 16:7 / 18:8. Indien ze zeggen, we moeten die naam overnemen in het NT dan hebben ze het toch enkele keren voor hun theorie moeilijk gemaakt. Waarom niet consequent op Jezus toegepast, zal niet beantwoord worden? We komen hier later op terug.

We hebben daarom ook nog een opmerking over het gebruik van ‘DE WACHTTOREN’, ‘Ontwaakt!’ en alle andere geschriften van Jehovah’s Getuigen. In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 jan. 1994 blz.25 lezen we met verbazing het volgende: “Wat een kostbare schat hebben we in De Wachttoren en Ontwaakt! Laten wij elke gelegenheid benutten om deze belangrijke tijdschriften, die het leven van mensen raken en voorvechters zijn van Koninkrijkswaarheden, met zachtmoedigen van hart te delen.” We weten uit onze studie dat dit niet zo is en hopen u daarvan verder nog van te overtuigen.

Page 76: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 76

Ter illustratie van de naam in vertalingen van de Schrift

We citeren uit de Wachttorenpublicatie: Redeneren aan de hand van de Schrift, blz.211,212.

“Wat is de juiste vorm van de goddelijke naam — Jehovah of Jahweh?

“De meeste namen veranderen enigszins wanneer ze van de ene taal in een andere worden overgezet. Jezus werd als jood geboren en misschien sprak men zijn naam in het Hebreeuws als Je·sjoe′a‛ uit, maar de geïnspireerde schrijvers van de christelijke Griekse Geschriften aarzelden niet om de Griekse vorm van de naam te gebruiken, namelijk I·e′sous. In de meeste andere talen bestaat er een gering verschil in uitspraak, maar wij maken vrijelijk gebruik van de vorm die in onze taal gebruikelijk is. Hetzelfde kan van andere bijbelse namen worden gezegd. Hoe kunnen wij dus gepaste achting tonen voor Degene aan wie de allerbelangrijkste naam toebehoort? Door zijn naam nooit uit te spreken of op te schrijven omdat wij niet precies weten hoe die naam oorspronkelijk werd uitgesproken? Of veeleer door de uitspraak en de spelling te bezigen die in onze taal gebruikelijk zijn, terwijl wij in gunstige zin over de Drager van die naam spreken en ons als zijn aanbidders op een wijze gedragen die hem tot eer strekt?” - Wij onderstrepen en onderstrepen.

We geloven echter niet dat men met een dergelijke uitspraak het recht heeft om de godsnaam dan als “Jehovah” te lezen. Mara we geven wel dit als aantekening.

We geven hieronder enkele Bijbelvertalingen die de naam van God gebruiken in het OT, in de méér dan 6.800 maal dat het woord “YHWH” er gebruikt is. Ze nemen voor het oorspronkelijke YHWH dus géén vervangingswoord als HERE, HEERE, EEUWIGE enz…. We hebben een klein aantal van de nu nog voorhanden en gebruikte Bijbels in de hieronder alfabetisch opgestelde tabel opgenomen. Er staan enkele Spaanse, Portugese, Franse, Italiaanse en Nederlandse voorbeelden, maar er zijn ook Engelse hierbij te vinden zonder veel problemen.

Almeida Bijbel gebruikt Jehovah. Bover-Cantera Bijbel gebruikt Yahveh.

Brasileira Bijbel gebruikt Jehovah. Canisiusvertaling gebruikt Jahweh.Crampon Bijbel gebruikt Jehovah. Elberfelder Bijbel gebruikt Jehova. Himmelreich Bijbel gebruikt Jahve.

La Bible de Jerusalem gebruikt Yahve. Leidschevertaling Bijbel gebruikt Jahwe.

Liénart Bijbel gebruikt Yahweh. Nacar-Colunga Bijbel gebruikt Yave.

Osty Bijbel gebruikt Yahve. Pontificio Instituto Biblico gebruikt Jave.

Page 77: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 77

Reina Valera Bijbel gebruikt Jehova. Willibrordvertaling Bijbel (1975) gebruikt Jahwe.

Er zijn dus voorbeelden waar “YA” de eerste lettergreep is; Yahweh / Yahwe / Yahveh / Yahve. Er zijn ook voorbeelden waar “JA” de eerste lettergreep is; Jave / Jahve / Jahweh. Er zijn vervolgens voorbeelden waar “JE” de eerste lettergreep is; Jehovah / Jehova. De naam “Jehovah” is enkele malen gebruikt in de King James Version (van 1611); Gen.22:14 / Exod.6:3 / Jes.12:2 / Ps.83:18.

En dit is een lijst van wat er allemaal op de markt is om de naam Jezus weer te geven in het NT; Jeshua, Yeshua, Yeshuah, Yehshua, Yehshuah, Yeshouah, Y’shua, Y’shuah, Jeshu, Yeshu, Yehoshua, Yehoshuah, YHVHShua, YHVHShuah, Yhvhshua, Yhwhshua, YHWHShua, YHWHShuah, Yhvhshuah, Yhwhshuah, Yahvehshua, Yahwehshua, Yahvehshuah, Yahwehshuah, Yawhushua,Yahawshua, Jahshua, Jahshuah, Jahshuwah, Jahoshua, Jahoshuah, Jashua, Jashuah, Jehoshua, Jehoshuah, Yashua, Yashuah, Yahshua, Yahshuah, Yahushua, Yahushuah, Yahuahshua, Yahuahshuah, Yahoshua, Yahoshuah, Yaohushua, Yaohushua, Yaohushuah, Iahoshua, Iahoshuah, Iahushua, Iahushuah. Dat hoeft allemaal niet! Dat kan zelfs allemaal niet, want er staat in het NT “Iesous” = Jezus, letterlijk fonetisch omgezet in het Nederlands. Dat de schrijvers van het NT géén omzetting doen van Zijn naam in het Hebreeuws moet wel een grondige reden hebben. Dan heeft de argumentatie van de Messiasbelijdende Joden geen waarde wanneer ze persé die naam willen gebruiken. De apostelen wisten wel beter toen ze onder de heidenen preekten over die Jezus van Nazaret.

Een medewerker van het Nederlands Bijbelgenootschap E. Tuinstra schreef een artikel voor H. van de Sandt & L. van Tongeren, ‘Naar mijn daden word IK genoemd’, KBS/TABOR, 1989. De schrijver gaat na hoe men de godsnaam moet vertalen in een moderne Bijbel. We citeren van blz.109: “1° Laat het tetragrammaton onvertaald, schrijf Jahwe en spreek die naam ook uit. 2° Laat het tetragrammaton onvertaald, schrijf JHWH en spreek uit (de) Heer. 3° Vertaal JHWH met (de Heer), maar zorg wel voor een onderscheid met de vertaling van adon. 4° Vertaal JHWH met (de) HERE. 5° Vertaal JHWH met ‘de Aanwezige’.”

Page 78: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 78

Persoonlijk kiezen we voor een zesde variante als eerste keuze; het Tetragrammaton vertaald, en geschreven als YaHWeH en ook uitgesproken of n°5 als tweede keuze indien in een degelijk voorwoord uitgelegd is waarom men zo vertaald.

Een toemaatje: over de term YaHWeH Zebaoth (of Sebaot)

God zegt van Zichzelf te zijn: de “Here der heirscharen”, 283 maal gebruikt in de Schrift. In de Bijbel worden met heirscharen (of heerscharen) drie groepen aangeduid. 1°) Ten eerste in Ex.12:41 lezen we dat Israël de “heirscharen” (legerscharen = zebaoth) van YaHWeH wordt genoemd (vgl. ook 6:25 / 7:4 / 12:17,51). In het boek Numeri 1:3,52 lezen we dat de Israëlieten naar hun stammen ingedeeld werden in legerscharen (zebaoth). Zodat de uitdrukking gebruikt wordt: “allen die in het leger (zaba) uitrukken” vgl.vs.20,22,24,26,28,30, enz. 2°) Als tweede vinden wij dan dat met het woord zaba (“heir”) soms de geschapen hemellichamen, de zon, de maan en de sterren worden omschreven. De belangrijkste tekst in die betekenis staat in Gen.2:1: “Alzo werden voltooid de hemel, de aarde en al hun heir (zaba)”. Gezien het “heir” verwijst naar zowel hemel als aarde in deze tekst moet hier ook een betekenis gezocht worden. Het “heir der aarde” moet in deze tekst betekenen; de geschapen wezens op de aarde, planten en dieren. Deze benaming komt in de Bijbel verder niet meer voor in deze betekenis. Heir des hemels = hemellichamen komt nog voor als term in o.a. Gen.1:14-19 / Ps. 33:6 / 147:4 / Jes.45:12 / Neh.9:6 / Jer.10:12-16. 3°) Het begrip zaba/zebaoth heeft ook te maken met de machten van de onzichtbare engelenwereld. De uitdrukking “het ganse heir des hemels” = de “zonen Gods”, de engelen worden bedoeld (zie 1 Kon.22:19 = 2 Kron.18:18; vgl. met Job 1:6 vv. en zie ook Richt.5:20 / Jes.24:21 en wederom Neh.9:6). “Looft de Here, al zijn heirscharen (zebaoth), gij zijn dienaren die zijn wil volbrengt” (Ps.103:21; vergelijk 148:2; Luc.2:13-14). Hier ligt ook een verband met Paulus’ uitspraak: “dat wat de volken offeren, zij dat aan de demonen offeren” (1 Cor.10:20).

Waar we dan die enkele teksten moeten zetten die in toekomstige zin spreken over “YaHWeH Zebaoth” als koning spreken is niet zo eenvoudig te zeggen. Wellicht is dat een vierde onderverdeling. Daaronder vallen: “Want de Here der heirscharen zal koning zijn op de berg Sion” (Jes.24:23). Vergelijk hierbij Ps.24:3,7-10. En de HERE der Heerscharen laat zich zien in de tempel aan Jesaja (6:5). Hij alleen is “God over alle koninkrijken der aarde” (Jes.37:16). Hij zal God der ganse aarde genoemd worden (Jes.54:5 / Zach.14:9,16).

Zestien maal komen we de ongewone uitdrukking tegen “Heer YaHWeH Zebaoth.” Zie Ps. 69:7 / Jes.3:15 / 10:23,24 / 22:5,14,15 / 28:22 / Jer.2:19 / 46:10 (2x) / 49:5 / 50:25, 31 / Amos 9:5.

Op wat men in archeologische termen de “Moabite stone” genoemd heeft staat de oudste afbeelding van het Tetragrammaton. Deze steen werd gevonden in 1868 na Chr. en gaat over de Moabitische koning Mesha en zijn oorlogen tegen o.a. Israël. De steen is gebeiteld rond ongeveer 900 voor Chr. In de jaren 1930 na Chr. werden enkele fragmenten ontdekt die we kennen onder de naam van ‘Lachish letters’. Ze stammen uit de Babylonische verovering van Juda (597-587 v. Chr.). Op één ervan wordt de commandant van het Lachish garnizoen gegroet in de naam van

Page 79: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 79

“YHWH.” En enkele persoonlijke namen van de ‘Lachish letters’ (ongeveer 20) bevatten de eerste of de laatste lettergreep van de godsnaam.

***********

Jason BeDuhn is iemand die men in de kringen van de WT aanhaalt, zeker de gedeelten die ze graag horen. Maar hij zegt op blz.169 van zijn boek: Truth in Translation: Accuracy and Bias in English Translations of the New Testament “Na de conclusie dat de NWV een van de meest accurate Engelse vertalingen is van het Nieuwe Testament die momenteel beschikbaar zijn, zou ik nalatig zijn als ik niet zou vergeten een bijzonderheid van deze vertaling te melden, die door de meeste regels van een vertaling zou worden beschouwd als een onjuistheid, hoe weinig deze onnauwkeurigheid verandert aan de betekenis van de meeste verzen. Ik heb het over het gebruik van “Jehovah” in de NWV van het Nieuwe Testament. “Jehovah” (of “Jahweh” of een andere reconstructie van de goddelijke naam die bestaat uit de vier medeklinkers JHWH) is de persoonlijke naam van God meer dan zesduizend keer gebruikt in het oorspronkelijke Hebreeuws van het Oude Testament. Maar de naam verschijnt nooit in een Grieks manuscript van een boek van het Nieuwe Testament. Dus, om de naam “Jehovah” te introduceren in het Nieuwe Testament, zoals de NWV twee-honderd-thirty-zeven maal doet, is niet juist qua vertaling gezien het meest elementaire principe van de nauwkeurigheid: de naleving van de originele Griekse tekst.”

***********

Wij citeren wat wat in verband met Jason BeDuhn en vertalen uit: http://www.jehovahs-witness.net/jw/friends/10361/1/Prof-Jason-BeDuhn-letter-on-the-NWT-KIT-part-1“Ginny: Dus, begrijp ik het goed dat u beide zowel de woord voor woord vertaling van het Wachttoren Genootschap direct onder de Westcott-Hort Griekse tekst en de Nieuwe Wereld Vertaling gereproduceerd in de rechterkolom weet te prijzen? In welk opzicht is het “superieur aan de meest succesvolle vertalingen die in gebruik zijn”?BeDuhn: De interlineaire tekst is waar ik de meeste aandacht aan besteed heb. Natuurlijk is het gebaseerd op Westcott & Hort. Een verschil merkte ik dat men een heel slaafse woord- voor-woord overeenkomst heeft in de Engelse woorden gebruikt voor de Griekse parallel. Dit is goed. De meeste interlineairen doen een beetje van interpretatie reeds in het selecteren van een variëteit van Engelse woorden voor een Grieks woord, afhankelijk van de context. Deze interpretatieve beweging wordt het best overgelaten aan de vertalingen. Het probleem met de meeste beschikbare vertalingen is dat ze los zijn in hun interpretaties van het Grieks. Velen zijn eigenlijk parafrases. De NRSV [New Revised Standard Version] heeft een belangrijke stap in de richting van de parafrase zelfs tegenover de RSV [Revised Standard Version], die al veel van dit soort problemen heeft. Ook veel Engelse woorden betekenen niet meer wat het was bij de eerste selectie om het Grieks te vertalen en dus hebben ze misleidende of verwarrende connotaties. De NWT is fris, EIGENZINNIG ENGELS, WAARDOOR MIJN STUDENTEN MOETEN WORSTELEN MET DE MOGELIJKE BETEKENIS. [We zetten dit in hoofdletters, in het Engels = forcing my students to grapple with the possible meaning.] Een goede vertaling dient de problemen in de tekst niet te verbergen, maar ZE VOLLEDIG BLOOT TE STELLEN AAN ONZE ZOEKTOCHT NAAR BEGRIP. De NWT laat dit gebeuren, ongeacht wat de Getuigen bedoelen.”

Page 80: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 80

IK HEB KRITIEK OP DEZE VISIE VAN BEDUHN EN DAT IS DEZE:

De New Revised Standard Version aanhalen als voorbeeld van een vertaling van de Bijbel is al verkeerd: dat is iemand op een verkeerd spoor zetten. Want hij merkt het zelf op: HET IS EEN PARAFRASE. Daar verder op borduren dat het beter moet, dat spreekt voor zichzelf. Maar het is even grote fout om WOORD-voor-woord TE VERTALEN zoals de WT doet. Het is zeer eenvoudig te bewijzen: als jullie elke keer “psyche” vertalen als “ziel” dan begrijpen mensen er niet altijd veel van. Dan gaan jullie in bijvoorbeeld de boeken Inzicht uitleggen dat er MEERDERE betekenissen zijn. Idem voor pneuma = geest.

Ik kan me voorstellen dat het goed is voor zijn STUDENTEN zoals hij trouwens opmerkt: dan moeten ze gaan zoeken. BeDuhn ZEGT: “ZE VOLLEDIG BLOOT TE STELLEN AAN ONZE ZOEKTOCHT NAAR BEGRIP.”

Waar dan moeten ze zoeken: wel in de Griekse woordenboeken waar voor een Grieks woord er dan twee of vijf betekenissen, of meer kunnen zijn. Maar wanneer men een Bijbel uitgeeft dan moet dat door de vertalers al ingecalculeerd zijn: men moet al varianten gebruiken voor een zelfde woord GEZIEN DE CONTEXT DAT VRAAGT. Je kan toch geen tegenstrijdigheid op papier zetten. Iemand die de tekst van het NT vandaag leest moet het toch begrijpen! Het zijn toch allemaal geen studenten GRIEKS? Er is een Grieks woord dat tegelijkertijd zowel kan betekenen: “aankomen” als “weggaan.” Dan vertaal je dan toch volgens de context! Waarom: zeer eenvoudig omdat de gewone man van de straat geen Grieks kent en in zijn boekenkast geen Griekse woordenboek heeft en dat alles niet theologisch kan inschatten.

Dus de uitleg van BeDuhn rammelt aan alle kanten!!***********

Op http://www.freeminds.org/doctrine/thename.htm#_Toc472342608 vonden we een document met de titel ‘Witnessing The Name’ van Doug Mason, een Australiër. Wij citeren er vertaald het volgende uit en de stelling van de schrijver is duidelijk: de WT heeft de Naam “Jehovah” in hun Nieuwe Testament toegevoegd vanuit allerhande soorten argumenten. Maar met 1 van deze boeken de “J20” hebben ze enorme verschillen. De 1897 editie van “J20” ligt in de State Library, Melbourne, ze werd gedrukt tot in 1926 en de 1950 editie van de NWT verwijst naar een 1897 editie en de 1984 editie van de NWT verwijst naar een editie van “J20” gedateerd 1963.

BIJLAGE A: STATISTIEKEN - 1950 Uitgave1 . Weergaven van “Jehovah “ ondersteund door de concordantie J20Matthéüs - 3:3 ; 4:4,7,10 ; 21:9,42 ; 22:37,44. (8 keer tegenover 18 invoegingen in de NWV)Marcus - 1:3 ; 12:11,29 (tweemaal) 30,36. (6 tegenover 9)Johannes - 1:23 , 12:38. (2 vergeleken met 5)Handelingen - 2:20,21,25,34 ; 3:22; 4:26 ; 15:17 (7 tegenover 52)Romeinen - 4:3,8 ; 9:28,29 , 10:13 , 11:34 , 15:11 (7 vergeleken met 19)1 Corintiërs - 3:20 , 10:26 (2 tegenover 15)2 Timotheüs - 2:19 (1 tegenover 4)Hebreeën - 2:13 , 7:21 ; 8:8,9,10,11 , 10:16,30 , 12:5,6 , 13:06 (11 tegen 12)Jacabus - 2:23 (1 tegenover 13)

Page 81: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 81

1 Petrus - 1:25 , 3:12 ( tweemaal) (3 tegen 3)

2. Geen steun van “J20” in de rest:Lucas (0 uit 36 invoegingen van Jehovah in de NWV), 2 Corinthiërs (0 uit 10) , Galaten (0 van 1), Epheziërs (0 op 6); Colosenzen (0 op 6), 1 Thessalonicenzen (0 van 4), 2 Thessalonicenzen (0 uit 3), 2 Peter (0 op 6), Judas (0 uit 3), Openbaring (0 van 12).Dat wil zeggen, er is een totale steun van 48 aanhalingen door “J20” is op een totaal van 237 toevoegingen van “Jehovah” in de NWV. Deze lijst kan worden opgevat als een redelijke aaneenschakeling van toevoegingen van “Jehovah” in citaten uit het Hebr. OT. Ze verschijnen in de NWV zomaar, in ieder geval in strijd met “J20”.

***********

We citeren en vertalen iets van http://tetragrammaton.org/contributions.html#a8Dit zijn teksten waar de Godsnaam in J-documenten staat maar door de NWV “vergeten.” OMDAT ZE OVER JEZUS GAAN DIE YHWH zou moeten genoemd worden.DE WT IS NIET OPRECHT.DE NWV IS LEUGENACHTIG.We gebruiken de HSV waar we de Godsnaam invoegen.• MEER “J” documenten waarin (YHWH) VOORKOMT MET BETREKKING TOT JEZUS.

1 Corinthe. 12:3 in J14

“Daarom maak ik u bekend dat niemand die door de Geest van God spreekt, zegt: Jezus is een vervloekte. Ook kan niemand zeggen: Jezus is YHWH, dan door de Heilige Geest.”

1 Thes.4:16,17 in J7,8,13,14,24 “16 Want YHWH Zelf zal met een geroep, met de stem van een aartsengel en met een bazuin van God neerdalen uit de hemel. En de doden die in Christus zijn, zullen eerst opstaan 17 Daarna zullen wij, de levenden die overgebleven zijn, samen met hen opgenomen worden in de wolken, naar een ontmoeting met YHWH in de lucht. En zo zullen wij altijd bij YHWH zijn.”

2 Timothéüs 1:18 in J7,8,13,14,16,17,18,22,23,24

“Moge YHWH hem geven dat hij barmhartigheid vindt bij YHWH op die dag”

Hebreeën 1:10 in J8 waarin Jehovah richt zich op de Zoon met gebruik van de Goddelijke Naam.

“En: In het begin hebt U, YHWH, de aarde gegrondvest, en de hemelen zijn de werken van Uw handen.”

1 Petrus 2:3 in J13, J14

“indien u tenminste geproefd hebt dat YHWH goedertieren is”1 Petrus 2:3 in J13, J14

1 Peter 3:15 in J7

“maar heilig God, YHWH, in uw hart.”

Page 82: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 82

J7 en J8 voegt er ook aan toe “ha Mashiach” (de Messias) of (de Christus) waardoor we dit lezen: “Jehovah God, die Christus is.” De 1985 KIT vermeldt de “J” versies in een voetnoot, maar geeft niet toe dat zowel J7 en J8 lezen als: “Heilig Jehovah God (die Christus is) in uw hart.” Dit is een citaat uit Jesaja 8:12,13. Zowel de LXX en KIT Grieks zijn bijna identiek.

J20 (Concordance to the Greek Testament) citeren YHWH in beide 1 Petrus 2:3 en 1 Petrus 3:15.

Openbaring 16:5 in J7,8,13,14,16

“U bent rechtvaardig, YHWH, Die is en Die was en Die zal zijn.”

Romeinen 10:9 in J12-14, 16-18, 22

“Als u met uw mond de ha Adohn Jezus belijdt en met uw hart gelooft dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult u zalig worden.”Deze “J” Documenten bevatten de uitdrukking “Ha Adohn”, die de enige ware God betekent – JEHOVAH volgens de bijlage 1H - Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — met studieverwijzingen luidt als volgt: “Wanneer de titel ‘ha Adohn′, „Heer; Meester”, wordt voorafgegaan door het bepalend lidwoord ha, „de”, ontstaat de uitdrukking ha Adohn ′, „de [ware] Heer”. In M wordt door het gebruik van het bepalend lidwoord ha vóór de titel ʼ ha Adohn′ de toepassing van deze titel exclusief tot Jehovah God beperkt.” Maar zonder enige uitleg in een voetnoot bij Romeinen 10:9, heeft de Nieuwe Wereld Bijbelvertaling Comite daar NIET “Jehovah” gezet. [Onze opmerking: dat zijn “Twee maten en twee gewichten.”]

APPENDIX 4: Over de betekenis van “echad” Het ‘Theological Wordbook of the Old Testament’ (van Harris, Archer, Waltke, Volume 1, blz.30) zegt het volgende bij het woord “echad”: “This word occurs 960 times [there exists a discrepancy on the number of occurrences between authors] as a noun, adjective, or adverb, as a cardinal or ordinal number, often used in a distributive sense. It is closely identified with yahad ”to be united” and with ro’sh “first, head,” especially in connection with the “first day” of the month (Gen 8:13). It stresses unity while recognizing diversity within that Oneness. Sometimes the phrase “ as one man” can mean “all at once” (Num 14:15), but when Gideon was told he would defeat Midian “ as one man” it probably meant “ as easily as a single man” (Jud 6:16) The phrase can also refer to a nation aroused to take united action against gross injustice (Jud 20:8; I Sam 11:7). Zephaniah’s mention of people serving God “with one shoulder” (3:9) likely means “shoulder to shoulder,” solidly united. Likewise in Ex 24:3 “with one voice” expresses that all Israel was involved in entering into the Covenant with Yahweh. The concept of unity is related to the tabernacle, whose curtains are fastened together to form one unit (Ex 26:6, 11; 36:13). Adam and Eve are described as “one flesh” (Gen 2:24), which includes more than sexual unity. In Gen 34:16 the men of Shechem suggest intermarriage with Jacob’s children in order to become “one people.” Later, Ezekiel predicted that the fragmented nation of Israel would someday be reunited, as he symbolically joined two sticks (37:17). Once again Judah and Ephraim would be one nation with one king (37:22). Abraham was viewed as “the one” from whom all the people descended (Isa 51:2; Mal 2:15), the one father of the nation. Diversity within unity is also seen from the fact that `echad has a plural form, `ahadim. It is translated “a few days” in Gen 27:44; 29:20, and Dan 11:20. In Gen 11:1 the plural modifies “words”: “the whole earth used the same language and the same words.”

Page 83: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 83

Apparently it refers to the same vocabulary, the same set of words spoken by everyone at the tower of Babel. The first “same” in Gen 11:1 is singular , analogous to “the same laws” of the Passover applying to native-born and foreigner (Ex 12:49; cf. Num 15:16), or to the “one law” of sure death for approaching the Persian king without invitation (Est 4:11). In the famous Shema of Deut 6:4, “Hear, O Israel....the LORD is one,” the question of diversity within unity has theological implications. Some scholars have felt that, though “one” is singular, the usage of the word allows for the doctrine of the Trinity. While it is true that this doctrine is foreshadowed in the OT, the verse concentrates on the fact that there is but one God and that Israel owes it exclusive loyalty to him (Deut 5:9; 6:5).”

Gesenius, de lexicograaf, zegt bij “echad”: “A numeral having the power of an adjective. 1. The same, Genesis 40:5, Job 31:15. 2. First, but only so used in counting the days of the months, Ezra 10:16, 17; in counting years, Daniel 9:1,2, Ezra 1:1. In other places as Genesis 1:5, one does not lose the common idea of a cardinal, and the numbers follow one another as in Latin unus, alter, tertius. 3. some one, “some one of the people; “no one.” 4. it acts the part of an indefinite article, especially in the later Hebrew, 1 Kings 20:13, “a certain prophet;” Daniel 8:3, “a ram,” 1 Kings 19:4. So also when one precedes, e.g. “a certain holy one,” i.e. angel Daniel 8:13. Sometimes also by a genitive “one of the cisterns,” i.e. some cistern, Genesis 37:20; Job 2:10. 5. one only of its kind, Job 23:13; Ezekiel 7:5, Canticles 6:9. 6. When repeated it is one...another, Exodus 17:12; 18:3. It even occurs three times repeated, 1 Samuel 10:3; 13:17, 18. Also distributively of individuals, Number. 13:2, “ye shall send one man to a tribe; “Numbers 34:18. 7. As one man, i.e. together. Ezra 2:64, “the whole congregation together; “Ezra 3:9; 6:20; Ecclesiastes 11:6, “both alike.” Also i.q. “together, unitedly,”Isaiah 65:25; in the same sense is said Judges 20:8; 1 Samuel 11:7. 8. For one time, once, 2 Kings 6:10; Psalms 62:12. 9. (a) i.q. No. 8, Num. 10:4. (b) Suddenly, Pro. 28:18. (c) i.q. altogether, Jer. 10:8. 10. One after another, one by one, Isa 27:12, and Ecc. 7:27, one after another...”

BIBLIOGRAFIE

VOOR DE GODSNAMEN Alfrink B., La pronunciation ‘Jehova’ du Tétragramme, in Oudtestamentische Studiën, edit.P.A. de Boer, deel V, Brill, blz.43-62, 1948. Bardet J-G., La Signature du Dieu-Trine, Editions de la Maisnie, Paris, 1982. Dit is een voorbeeld van de manier waarop je niet mag omgaan met het tetragrammaton. Puur Kabbalistische beschouwingen met rekbare termen. Bavinck H., Gereformeerde Dogmatiek, deel 2, blz.65-119. Bivin D., Blessed Be the “Name”!, Internet Jerusalem Perspective. Bivin D., The Fallacy of Sacred Name Bibles, internet Jerusalem Perspective 35 (Nov.-Dec.1991. Bivin D., “Prophet” as a Messianic Title, internet Jerusalem Perspective. Brink, van den G. & Sarot M., Hoe is uw Naam; opstellen over de eigenschappen van God, Kok, 1995. Brown R. & Samuel C. J., The meanings of κυριος in the New Testament, Op Internet, we hebben de ‘draft of 30 November 2003.’ Dit is super. Bultema H., The names of our Wonderful Lord, Grace Pulications, z.j. Eerdmans B.D., The Name Jahu, in Oudtestamentische Studiën, edit.P.A. de Boer, deel V, Brill, blz.1-29, 1948. Eisestein J. D., artikel Names of God, JewishEncyclopedia.com. / internet

Page 84: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 84

Fraser G. H., The Gentile Names of God, in “A Symposium on Creation” (Vol. V), blz.11-38, Baker Book House, 1975. Foutz S. D., Exodus 3:14 and the Divine Name: Textual and Historical Considerations, Quodlibet Journal: Volume 4 Number 4, November 2002, http://www.Quodlibet.net Georges M. A., La traduction de KURIOS en syriaque, Filología Neotestamentaria 12 (1999), blz.25-54. Girdlestone, Synonyms of the Old Testament, hoofdstuk 2, recente uitgave bij Eerdmans.Gispen W., Schepping en Paradijs, J.H. Kok, 1966, blz.23-26. “God, Names of” in de Encyclopædia Judaica, deel 7, kollon 680. Hakvoort R.A., Namen van God in het Oude Testament, ‘de Bode van het Heil in Christus’, augustus ‘90 t/m mei ‘91. Later verschenen in boekvorm bij Initiaal, ‘s-Gravenhage. Jewish encyclopaedia, Keter Publishers, 1971, zie artikel God en aanverwanten. Jukes A., The names of God in Holy Scripture, Kregel, 1972, herdruk. Lambert G., (S.J.), Que signifie le nom divin JHWH?, Nouvelle revue theologique, novembre 1952, blz.897-915. Leupp R.T., Knowing the name of God, Inter Varsity Press, 1996. Lundquist Lynn, The Tetragrammaton and the Christian Greek Scriptures, 2d ed., Portland, Oregon: Word Resources, 1998. We geven ook de voornaam bij deze schrijver. U kan dit en andere van zijn boeken gratis downloaden vanaf zijn site. U moet dit lezen om kunnen mee te praten over de naam van God; waarom hij zou moeten terug te vinden zijn in uw OT en waarom hij NIET mag voorkomen in het NT. Marmorstein A., The Old Rabbinic doctrine of God, originele uitgave van 1927 maar in her- druk sinds 1970 bij Gregg Int. Martin A.-G., La traduction de KURIOS en syriaque,  Filología Neotestamentaria 12 (1999), blz.25-54. Mason D., JEHOVAH in the Jehovah’s Witnesses’ New World Translation, 1987. Te bestellen bij Bethel Ministries, CP-258, Manhattan Beach, CA 92667. McKenna J. E., The Great I-AM of God in Biblical Covenant Relationship with His People in the Old Testament World, Quodlibet Journal: Volume 1 Number 8, December 1999, http://www.Quodlibet.net Meister A. Namen des Ewigen, Pfäffikon, 1973. Moore G. F., Judaism in the First Centuries of the Christian Era: The Age of the Tannaïm, 3 delen., Harvard Univ. Press, 1927-30, deel 1, blz.219 en de nota in deel 1, blz.427. Motyer H., The Revelation of the divine name, The Tyndale Press, reprint 1970. Neyrey J. H., “First”, “Only”, “One of a Few”, and “No One Else”, The Rhetoric of Uniqueness and the Doxologies in 1 Timothy, Biblica 86 (2005), blz.59-87. Oosterhof B.J., Israëlitische Persoonsnamen, serie Exegetica Uitg.Van Keulen, 1953. Dit is het belangrijkste werk dat we kennen tegen een bepaalde opvatting van Jehovah’s Getuigen. Ze beweren namelijk dat er aan de hand van de persoonsnamen in het Hebreeuws kan nagegaan worden dat de naam van God als Jehovah moet uitgesproken worden. Maar ze vergeten dan dat ze zelf hebben toegegeven dat die uitspraak er slechts gekomen is door de beredenering van een zekere Raimundus Martini. Vergelijk bij dit alles ook nog H. Motyer. Read W.E., de vierdelige studie The Name of God, in, The ministry, 1969, februari tot mei, 7de dag advent publicatie.Reisel M., Observations on Ehje aser ehje, Hu’ah and sem hameforas, Assen, 1957. Sandt H. van de & L. van Tongeren, Naar mijn daden word IK genoemd, KBS/TABOR, 1989. Stevenson H.S., Titles of the Triune God, Fleming H. Revell Company 1956.Stone N.J., Namen van God in het Oude Testament, Buyten en Schipperheyn, 1975.Sumrall L., De namen van God, Gazon, z.j. Geestelijk leven bezien vanuit de godsnamen. Thierry G.J., The pronunciation of the Tertragrammaton, in, Oudtestamentische Studiën, edit.P.A. de Boer,

Page 85: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 85

deel V, Brill, blz.30-42, 1948.Trimm James, Nazarenes and the Name of YHWH, een mooi artikel op een Amerikanse site. http://www.nazarene.net/_halacha/Nazarenes_and_the_name.html

Veen-Vrolijk A. van, De Heilige Godsnaam JHWH (1); Profetisch Perspectief; tweede jaargang, N°6 - 3de kwartaal 1966, blz.32-35.

ALGEMEEN Aulen G., Jesus in contemporary Historical Research, S.P.C.K., 1976. Aan te bevelen. Bickersteth E.H., The Trinity, Kregel Publications, 4de herdruk, 1969, oorspronkelijk geschreven rond 1860 als weerlegging der unitariërs. Duvekot W.S., Kennen we Jezus?, Kok, 1977. Latere geschriften van hem worden problematischer. Edelkoort A.M., De christusverwachting in het Oude Testament, H. Veenman & Zonen, 1941. Fortman E., The Triune God, Hutchinson, 1972. Een belangrijk werk voor de dogmaontwikkeling. Hayward R., Divine Name and presence: The Memra, Allanheld Osmun, 1981. Mascall E.L., Theology and The Gospel of Christ, S.P.C.K., 1977. Aan te bevelen. Moule C.F.D., The Origin of Christology, C.U.P., 1977. Contra de evolutionaire ontwikke- ling van de christologie. Sevenster G., De christologie van het Nieuwe Testament, Holland, 1946. Vos G., The Self disclosure of Jesus, Presbytarian and Reformed Publ. Co., 1953. Warfield B.B., The Lord of Glory, Guardian Press of Baker Book House. Een 90 jaar oud meesterwerk!

PHILO Allix P., The Judgment of the ancient Jewish church against the Unitarians, 2de uitgave, Clarendon Press, Oxford, 1821. Dit is het merkwaardigste boek dat wij in dit verband gelezen hebben. Hillar M., The Logos and Its function in the writings of Philo of Alexandria: Greek interpretation of the Hebrew myth and foundation of Christianity, in A Journal from The Radical Reformation. A Testimony to Biblical Unitarianism, Vol. 7, No. 3 Spring 1998, Part I pp. 22-37; Vol. 7, No. 4 Summer 1998, Part II pp. 36-53. Inleiding of appendix in de commentaren op het Johannesevangelie van R.E. Brown, R. Schnackenburg, A. Loisy en andere. Sanders J.T., The New Testament christological Hyms, (zie index en tabel op blz.84,85).

KABBALAH Grant R.M., La gnose et les origines chrétiennes, du Seuil, 1964. Uit het Amerikaans. Schaya L., L’Homme et l’Absolu selon la Kabbale, Buchet / Chastel, 1958. Scholem G.G., On the Kabbalah and its Symbolism, Shocken Books, 1965. White A.E., The holy Kabbalah, University Books, 1960.

STRIKT MONOTHEISMEDe laatse twintig jaren verschenen enkele boeken en tijdschriftartikelen waarin men het strikte monotheïsme van Israël betwist, al dan niet met goede bedoelingen. Het gaat dan vooral over: “de engel des HEEREN”, de “Memra”, “het Heir des Hemels” of de “Merkavah.” Het gros van deze zaken hoort bij de hogere Bijbelkritiek of is gewoon gnostiek, van de oude of nieuwe orde. Deze zijn van een andere soort dan Allix P., The Judgment of the ancient Jewish church against the Unitarians, die we hierboven citeren.

Page 86: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 86

Barker Margaret, The Great Angel: A Study of Israel's Second God, John Knox Publ., 1992.Bauckham Richard, The Throne of God and the Worship of Jesus, blz.43-69 in The Jewish Roots of christological Monotheism: Papers from the St. Andrews Conference on the Historical Origins of the Worship of Jesus, Edited by C. Newman, J. Davila, and G. Lewis. E. J. Brill, 1999.Bauckham Richard, God Crucified: Monotheism & Christology in the New Testament, Eerdmans, 1998.Boyarin Daniel, The Gospel of the Memra: Jewish Binitarianism and the Prologue to John, Harvard Theological Review 94:3 (July, 2001), blz.243-284.Boyarin Daniel, Two Powers in Heaven; or, The Making of a Heresy, blz.331-370 in The Idea of Biblical Interpretation: Essays in Honor of James L. Kugel, Brill, 2003.Fossum Jarl E, The Image of the Invisible God: Essays on the Influence of Jewish Mysticism on Early Christology, Vandenhoeck and Ruprecht, 1995.Hannah Darrell D. Michael and Christ: Michael Traditions and Angel Christology in Early Christianity, Wissenschaftliche Untersuchungen zum Neuen Testament 109, Mohr-Siebeck, 1999.Hurtado Larry W. What Do We Mean by 'First-Century Jewish Monotheism'? blz.348-368 in Society of Biblical Literature 1993 Seminar Papers, Edited by E. H. Lovering Jr. Atlanta: Scholars Press, 1993.Hurtado Larry W., One God, One Lord: Early Christian Devotion and Ancient Jewish Monotheism, Fortress, 1988.Hurtado Larry W., Lord Jesus Christ: Devotion to Jesus in Earliest Christianity, Eerdmans, 2003.Hurtado, Larry W. First-Century Jewish Monotheism. Journal for the Study of the New Testament 71 (1998), blz.3-26.Hurtado Larry W., Jesus’ Divine Sonship in Paul’s Epistle to the Romans, blz.217-233 in Romans and the People of God. Edited by N. T. Wright and S. Soderlund, Eerdmans, 1999.Hurtado Larry W., The Binitarian Shape of Early Christian Worship, blz.187-213 in The Jewish Roots of Christological Monotheism, Papers from the St. Andrews Conference on the Historical Origins of the Worship of Jesus. Edited by Carey C. Newman, James R. Davila and Gladys S. Lewis, Supplements to the Journal for the Study of Judaism, ed. John J. Collins. Leiden: E. J. Brill, 1999.Hurtado Larry W., How on Earth Did Jesus Become a God?: Historical Questions about Earliest Devotion to Jesus, Eerdmans, 2005.Lee Aquila H. I., From Messiah to Pre-existent Son. Wissenschaftliche Untersuchungen zum Neuen Testament 192. Tübingen: Mohr-Siebeck, 2005; Segal, Alan F. Two Powers in Heaven: Early Rabbinic Reports about Christianity and Gnosticism, E. J. Brill, 1977. Matthew Alfs, Concepts of Father, Son and Holy Spirit, HIJ IS waarschijnlijk een Jehovah’s Getuige? Segal Alan, Two Powers in Heaven, Brill, 1977. Over de Merkabah mystiek en vroege christendom.Truex Jerry & McGrath James F., Two Powers’ and Early Jewish and Christian Monotheism, Journal of Biblical Studies 4.1 (2004), blz.43-71.

[We hebben gemerkt, juli 2011, dat er enkele van deze zaken thans gratis op het Internet staan. Bijvoorbeeld: Truex Jerry & McGrath James F, Segal Alan, sommige van Hurtado en Boyarin Daniel. Kijk eens met http://book4you.org/, een Russiche site met wel 2.000.000 gratis boeken.]

Page 87: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 87

Julius Schnorr von Carolsfeld (Leipzig, 1794 – Dresden, 1872) Beelden bij de Bijbel: Genesis 18. Verschijning van YaHWeH aan Abraham.

Hoofdstuk 2

Christus: Schepper of Schepsel?

De leer over de persoon van Christus is volgens de WT als volgt samen te vatten: (een citaat uit de WT literatuur volgt elk punt).* 1) Hij is de eerste schepping van God: “Evenals in het geval van een menselijke vader (...) was dit ook zo met betrekking tot de Schepper en zijn eerste hemelse schepping (...) Deze schepping van God werd “zijn eniggeboren Zoon” genoemd.” ‘Dingen waarin God onmogelijk kan liegen’, blz.120* 2) Hij is de enige rechtstreekse schepping van God: “De eniggeboren Zoon was de oorspronkelijke en eerste rechtstreekse schepping door God” idem blz.123 * 3) Hij schiep daarna met Zijn Vader de andere schepselen. Commentaar gevend op Opb.3:14 zegt het aangehaalde boek blz.122: “Volgens zijn eigen woorden was hij (Christus) het “begin” (niet de beginner) van Gods schepping, zodat God met deze Zoon het scheppen van schepselen begon.” Deze leer zou steun vinden bij vier Schriftuurplaatsen: Spr.8:22,30 / Joh.1:1-3 / Opb.3:14 / Col.1:15. idem blz.121, 122, 126, 127) * 4) We mogen de titel van “mede-schepper” op Christus niet van toepassing brengen , want hij is slechts de werkman van God, de Vader. (Volgens ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, 1995, blz.1270, 1271.) En dat: “Omdat Jezus door God geschapen is, komt hij in leeftijd macht en kennis op de tweede plaats” ‘Moet u...’ blz.14. In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 jan.1986 staat op blz.29 dat

Page 88: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 88

Christus: “nooit aanspraak gemaakt (heeft) op de titel van mede-schepper.” We mogen dus concluderen dat Jezus, vanuit hun leer, door God gebruikt werd als een soort goddelijk gereedschap voor schepping.

2.1 SPREUKEN 8:22-30

Spreuken,  hoofdstuk: 8Vers Statenvertaling Luthervertaling Leidschevertaling

22 De HEERE bezat Mij [in] [het] beginsel Zijns wegs, voor Zijn werken, van toen aan.

De Heer bezat mij in het begin zijner wegen; eer Hij iets maakte, was ik er.

De Heer schiep mij als de eersteling zijner wegen, voor zijn werken in den voortijd;

23 Ik ben van eeuwigheid af gezalfd geweest; van den aanvang, van de oudheden der aarde aan.

Ik ben voortgebracht van eeuwigheid, van den aanvang, eer de wereld was.

in het grijs verleden ben ik gemaakt, in den aanvang, voordat de aarde er was;

24 Ik was geboren, als de afgronden nog niet waren, als nog geen fonteinen waren, zwaar van water;

Toen de diepten nog niet waren, was ik geboren, toen aan de fonteinen nog geen water ontsprong;

toen er nog geen oceanen waren ben ik geboren, toen er nog geen bronnen waren, rijk aan water;

25 Aleer de bergen ingevest waren, voor de heuvelen was Ik geboren.

eer de bergen gegrondvest waren, Voor alle heuvelen was ik geboren:

voordat de bergen waren neergelaten, voor de heuvelen ben ik geboren;

26 Hij had de aarde nog niet gemaakt, noch de velden, noch de aanvang van de stofjes der wereld.

Hij had de aarde nog niet gemaakt en wat daarop is, noch de bergen des aardbodems.

eer hij land en velden gemaakt had, al het stof der wereld bij elkander.

27 Toen Hij de hemelen bereidde, was Ik daar; toen Hij een cirkel over het vlakke des afgronds beschreef;

Toen Hij de hemelen bereidde, was ik aldaar; toen Hij de diepte met zijn perk omvatte,

Toen hij den hemel grondvestte was ik daarbij, toen hij een kring trok op het vlak van den oceaan,

28 Toen Hij de opperwolken van boven vestigde; toen Hij de fonteinen des afgronds vastmaakte;

toen Hij de wolken daarboven vestigde, toen Hij de fonteinen der diepte grondvestte,

toen hij de wolken daarboven bevestigde, en de bronnen van den oceaan met kracht losbraken,

29 Toen Hij der zee haar perk zette, opdat de wateren Zijn bevel niet zouden overtreden; toen Hij de grondvesten der aarde stelde;

toen Hij aan de zee haar perk stelde, dat de wateren zijn bevel niet zouden overtreden, toen Hij de grondslagen der aarde vestte:

toen hij der zee haar perken stelde, en de wateren zijn bevel niet mochten overtreden, toen hij de grondvesten der aarde vaststelde--

30 Toen was Ik een voedsterling bij Hem, en Ik was dagelijks [Zijn] vermakingen, te aller tijd voor Zijn aangezicht spelende;

toen was ik werkmeesteres bij Hem, en verlustigde Hem dagelijks en vermaakte mij voor zijn aangezicht altoos,

te dien tijde stond ik als kunstenares hem ter zijde, mij verlustigend dag aan dag, voortdurend voor zijn aangezicht dartelend,

31 Spelende in de wereld Zijns aardrijks, en Mijn vermakingen zijn met de

en speelde op zijnen aardbodem, en mijn lust was aan de

dartelend op zijn wereldrond, mij verlustigend bij de

Page 89: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 89

mensenkinderen. mensenkinderen. mensenkinderen.

“Salomo tekende Jezus’ biografie over zijn voormenselijke bestaan als geestelijke zoon op” zegt ‘Ontwaakt!’ van 28 april 1966, blz.23 over de tekst in Spreuken hoofdstuk acht. Vergelijk ook ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, 1995, blz.1271: “Het is waar dat in het Hebreeuws – een taal waarin net als in het Nederlands en in vele andere talen de zelfstandige naamwoorden een geslacht hebben – het woord voor “wijsheid” altijd vrouwelijk is. Dit zou dus blijven gelden in alle gevallen waarin de wijsheid gepersonifieerd is, ook daar waar ze in figuurlijke zin wordt gebruikt om Gods eerstgeboren Zoon voor te stellen. Het Griekse woord voor “liefde” in de uitdrukking “God is liefde” (1Jo 4:8) is ook vrouwelijk, maar dat betekent niet dat God vrouwelijk is. Salomo, die het grootste gedeelte van het bijbelboek Spreuken heeft geschreven (Sp 1:1), paste de titel qo.he”leth (bijeenbrenger) op zichzelf toe (Pr 1:1), en ook dat woord is vrouwelijk” (wij onderstrepen).

Volgens ‘DE WACHTTOREN’ van 15 sept. 1977, blz.575 is: “de beschrijving van de wijsheid hier in Spreuken precies wat klopt met hetgeen er elders in de bijbel over de Zoon van God wordt gezegd.”

De NWV heeft Spreuken 8 vers 22 als volgt vertaald: “Jehovah zelf heeft mij voortgebracht als het begin van zijn weg, als het vroegste van zijn werken van lang geleden.” De N.BG. zegt: “De HEERE heeft mij tot aanzijn geroepen... .” De Leidschevertaling heeft: “Jahwe schiep mij als de eersteling zijner wegen.” Van der Palm schrijft: “De HEER bezat mij, als de eersteling zijns wegs.” Volgens Osterwald moet vertaald worden: “De Eeuwige bezat mij... .” Gelijkaardig aan deze twee laatste vertalingen spreken ook Luther, de King James en The American Revised version van 1901. Eén van de manieren van vertalen zal verkeerd zijn: datgene of diegene waarover Spreuken spreekt is ofwel “geschapen” ofwel vóór alle schepping in het “bezit” van YaHWeH. Gezien dit verschil zou men kunnen denken dat men hier te maken heeft met een Hebreeuws woord dat bij toevoegen van de klinkertekens twee mogelijke betekenissen aan het woord zou geven. Dit is niet het geval. Hoewel er twee mogelijke lezingen zijn van het woord (kahnah of qanah) is het zo dat de grondbetekenis van het woord; “bezitten, aanwerven of kopen” is. In het Katholieke commentaar ‘La Sainte Bible’ van L. Pirot en A. Clamer, Letouzay et Ané, 1943, deel 6, blz.77, wordt aangegeven dat hoewel de Septuaginta hier spreekt van “scheppen” ze in andere teksten van hetzelfde woord toch over “bezitten” spreken, ook met betrekking tot de Wijsheid. Zie het Boek Wijsheid 1:4,9 en 24:8,9.

Na een beetje zoekwerk in een Bijbelconcordantie komen we tot de bevinding dat “kahnah” vierentachtig maal gebruikt wordt en uit deze reeks worden alleen Gen.14:19,22 / Ex.15:16 / Deut.32:6 / Ps.74:2 / 139:13 en Spr.8:22 soms vertaald als “scheppen” of “voortbrengen”. Bijvoorbeeld in de NWV en de Septuaginta/LXX. Maar ook in deze gevallen hebben deze teksten een duidelijke betekenis wanneer we het “scheppen” lezen als “bezitten.” De grondbetekenis van het Hebreeuws geeft in al deze gevallen een betekenisvolle tekst. Waarom geeft de WT dan haar voorkeur aan “scheppen”, vooral in Spr.8:22?

Page 90: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 90

Het spreekt voor zichzelf, want deze tekst samen met Opb.3:14 zijn de enige die kunnen spreken over Christus als een “schepping.” Dat ze dan steun zoeken bij alles wat ze kunnen vinden kan dus verwacht worden. Die steun zoeken zij in de eerste plaats bij de Griekse LXX. Ook daar spreekt men van: “De Heer schiep mij, het begin van Zijn wegen vóór Zijn werken.” Dat drie andere Griekse vertalingen uit de eerste en tweede eeuw na Chr. spreken van “bezitten” (Aquila, Symmachus en Theodotion) alsook de Latijnse Vulgata wordt door hen natuurlijk genegeerd. Als tweede legt de WT er de nadruk op dat de beschrijving in Spreuken spreekt over: “de gepersonifieerde Wijsheid, ofte wel de eniggeboren Zoon van God.” (‘DE WACHTTOREN’ 15 juli 1959, blz.447 / zie ook ‘Ontwaakt!’ 22 dec.1976, blz.24). Maar bij nader toezien op de tekst is hier geen sprake van een “persoon” maar van een “personificatie” de voorstelling van een zaak als persoon. Hiervoor zijn er verscheidene redenen, vooral omdat dit gedeelte een zeer poëtische beschrijving geeft van de schepping. Wijsheid op zichzelf is geen persoon, wel een eigenschap van zowel God als Christus (Opb.5:12 / 7:12 / 1 Cor.1:24,30 / Col.2:2,3).

Verder zijn er gedeelten in de Spreuken die de wijsheid nog op andere wijzen personifiëren; Spr.1:20-33: een lerares die haar geest uitstort,

Spr.3:15-18: als materiële en geestelijke rijkdom, Spr.4:4-9: een behoedster die haar aanhangers zegent.

Dat doet alles sterk denken aan wat de Heilige Geest doet volgens het Nieuw Testament! Trouwens ook dit nog; het echte werkwoord voor “scheppen” in de Bijbel is niet “qanah” maar “bara” zoals in Gen1:1 / Jes.45:18 / Amos 4:8.

H. Ridderbos geeft in zijn commentaar van de brief aan de Colossenzen (Kok, Kampen, 1960) terecht te kennen dat Paulus nergens de identificatie maakt Christus = Wijsheid uit Spr.8. Ook niet in Col.2:3. De wijsheid in Spreuken is slechts personificatie, is géén persoon en heeft geen Messiaanse eigenschappen. Christus is in Col.2:3 echter Middelaar én doel van alle dingen. Het vooropgestelde verband dat tussen de twee zou bestaan is volgens Ridderbos een; “zéér fantasierijke verklaring” en “product van spitsvondige exegese” blz.134,137. In het Katholieke commentaar ‘La Sainte Bible’ van L. Pirot en A. Clamer, Letouzay et Ané, 1943, deel 6, blz.79 lezen we dat de gelijkenissen tussen de Wijsheid van Spreuken en de Wijsheid van andere wijsheidsliteratuur “overdreven” is. Het concept van de goddelijke wijsheid wijst naar de volheid van God en niet naar een of andere bemiddelaar zegt men er nog.

Er zijn theologen, met goede bedoelingen, die een identificatie maken Wijsheid = Woord = Jezus. Maar dan een besluit maken dat de Wijsheid “geschapen” is doen slechts de anti-trinitariërs. Dus eigenlijk gewoon vanuit een vooroordeel. Want dan moeten we ook leren dat God een tijd zonder Wijsheid was. Alsof zoiets kan! In zijn ‘Paulus en Jezus’ zegt H. Ridderbos dat men al te gretig en gemakkelijk een verband tussen Spr.8 en Col.1 wil leggen (Kok, 1952, blz.124). Edwards zegt o.a.: “de personificatie is hier (Spr.8 zuiver ideaal en poëtisch” (I.S.B.E. blz.2021), volgens Easton is het een: “rethorische personificatie (...) een artificiële stijl” (idem blz.3091). J.H. Bernard zegt: “Dit is poëzie géén metaphysisch proza” (I.C.C. John blz.CXXXIX). En volgens de Rabbijnse exegese spreekt dit gedeelte niet over de wijsheid op zichzelf maar de wijsheid van de Torah (Gen. Rabba 1,2). Zie hiervoor, samen met de Joods Alexandrijnse interpretatie; M. Hengel, ‘Judaism and Hellenism’ SCM. Press, 1974, blz.153-175. Dezelfde schrijver geeft in zijn, ‘Der Sohn Gottes, Die entstehung der christology und die jüdisch-

Page 91: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 91

hellenistiche Religionsgeschichte’, bij J.C. Mohr uit 1975 nog de verwijzing van “wijsheid” als “de dochter van God” volgens Philo en bepaalde rabbijnen. Zie hoofdstuk 3d en 3e.

Ook het woord dat uit YaHWeH’s mond komt wordt verpersoonlijkt in o.a. Jer.55:11 / Ps.107:20 / 147:15.

We willen niet betwisten dat dingen die aan Christus toegeschreven zijn ook toegeschreven worden aan de wijsheid van Spr.8. Vergelijk vb. Spr.8:22 met Joh.1:1, Spr.8:30 met Joh.1:3, Spr.8:35 met Joh.1:4. Maar op dezelfde wijze kunnen deze dingen toegeschreven worden aan God of de Geest Gods (Spr.3:19 / Ps.104:24). Verscheidene Kerkvaders (vóór Nicea) hadden in Spr.8:22 trouwens de wijsheid geïdentificeerd als de Geest Gods. Of er de kracht Gods of de Geest als persoon mee bedoeld wordt is moeilijk na te gaan. Zie o.a. Irenaeus Ad. Haer. II, xxx, 9 / IV, VIII, 4 / IV, xx, 1,3. En ook Theophilus van Antiochië, Ad Autolycum, I, 7 ; P.G., VI, 1036.

Consequent zijn staat niet mis

En op een internetsite door enkele Jehovah Getuigen samengesteld (dus niet het Wachttorengenootschap) hebben we de volgende tabel gevonden van Bijbelvertalingen die de band leggen tussen de Logos van Joh.1:1 en de Wijsheid van Spreuken 8:21,22. New American Bible: Joh.1:1 Spr.8:22-25 New Scofield Study Bible/KJV: Spr.8:22 Joh.1:1; Spr.8:30 Joh.1:1, 2 Nelson Study Bible/NKJV: Spr.8:30 Joh.1:1-3, 18 Oxford Annotated Bible/RSV: Joh.1:3 Spr.8:27-30; Spr.8:22-31 Joh.1:1-3 NIV Study Bible: Spr.8:22-31 Joh. :1-3 MacArthur Study Bible/NKJV: Spr.8:22-31 Joh.1:1-3 Zondervan NASB Study Bible: Spr.8:22-31 Joh.1:1-3 New American Standard Bible Reference Edition: Spr.8:30 Joh.1:2,3 Geneva Study Bible: Spr.8:22 Joh.1:1 Matthew Henry: Joh.1-5 Spr.8:22 J. Wesley: Joh.1:1 Spr.8:23 Harper Collins Study Bible/NRSV: Joh. 1:1 Spr.8:22 Ryrie Study Bible/NIV: Joh.1:1 Spr.8 New Jerusalem Bible: Joh.1:1 Wisdom; Spr.8:22, 23 Joh.1:1-3 Vine’s Expository Reference Bible/NKJV: Spr.8:30 Joh.1:1-3 Prophecy Study Bible/KJV by Tim LaHaye: Spr.8:22 Joh. 1:1; Spr.8:30 Joh.1:1-3 NIV Rainbow Study Bible: Spr.8:30 Joh.1:1-3 Men’s Study Bible/NIV: Spr.8:30 Joh.1:1-3 Nestle-Aland 27th Edition: Joh.1:1 Spr.8:22; Spr.8:22 Joh.1:1,2 Oxford Study Bible/REB: Spr.8:22 Joh.1:1-3; Joh.1:1-18 Wisd. 9:1-4:8; Ecclus 24:1-12

We vonden ergens op een Engelse internetsite parallellen van het evangelie van Johannes en de Wijsheid-literatuur. Wij vertalen u dat. Opgepast hierbij behoren ook (en vooral) de apocriefe boeken Sirach en Wijsheid: 1°) Het Woord was met God (Johannes 1:1) 1°) De Wijsheid was met God (Spreuken 8:30 / Sirach 1:1 / Wijsheid 9:4)

Page 92: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 92

2°) Het Woord was licht in contrast tot de duisternis (Johannes 1:5) 2°) Wijsheid is licht in contrast tot de duisternis (Wijsheid 7:29-30) 3°) Het Woord was in de wereld (Johannes 1:10) 3°) Wijsheid was in de wereld (Wijsheid 8:1 / Sirach 24:6) 4°) Het Woord was door de zijnen verworpen (Johannes1:11) 4°) Wijsheid was door de zijnen verworpen (Sirach 15:7) 5°) Het Woord was ontvangen door de gelovigen (Johannes 1:12) 5°) Wijsheid was ontvangen door de gelovigen (Wijsheid 7:27) 6°) Christus is het brood des levens (Johannes 6:35) 6°) Wijsheid is het brood des levens (Spreuken 9:5 / Sirach 15:3,24:21,29:21 / Wijsheid 11:4) 7°) Christus is het licht van de wereld (Johannes 8:12) 7°) Wijsheid is licht (Wijsheid 7:26-30,18:3-4) 8°) Christus is de deur van de schapen en de goede herder (Johannes10:7,11,14) 8°) Wijsheid is de deur en de goede herder (Spreuken 8:34-5 / Wijsheid 7:25-7, 8:2- 16; Sirach 24:19-22) 9°) Christus is leven (Johannes 11:25) 9°) Wijsheid brengt leven (Spreuken 3:16, 8:35, 9:11 / Wijsheid 8:13) 10°) Christus is de weg tot de waarheid (Johannes 14:6) 10°) Wijsheid is de weg (Spreuken 3:17, 8:32-34 / Sirach 6:26)

We hebben natuurlijk bezwaar tegen deze manier van lijstjes samenstellen. De verwijsteksten die niet uit de Schrift komen zou men toch moeten laten vallen om een eerlijke kijk op de zaken te hebben. Anderzijds zijn enkele gelijkenissen overdreven. U vergelijkt ze en zal het zelf kunnen merken. En wat doe je met de teksten over de Wijsheid in het boek Spreuken die de Wijsheid voorstellen als een vrouw (Spr.9:1)? Is de Logos = een vrouw? In ‘Inzicht in de Schrift’ deel 2, blz.1277 zegt de WT: “De wijsheid wordt gepersonifieerd in het boek Spreuken, waar ze wordt afgebeeld als een vrouw die anderen uitnodigt aan te nemen wat ze te bieden heeft” (wij onderstrepen). In ‘DE WACHTTOREN’ van 15 september 1992, blz.16 staat er in voetnota: “Hoewel de heilige geest gepersonifieerd wordt als een “helper”, is de geest geen persoon, want in het Grieks wordt een onzijdig voornaamwoord gebruikt om naar de geest te verwijzen. Insgelijks worden in het Hebreeuws vrouwelijke voornaamwoorden gebruikt om naar de gepersonifieerde wijsheid te verwijzen (Spreuken 1:20-33; 8:1-36).” (wij onderstrepen).

En ook de volgende tabel komt uit een internetsite: (http://hector3000.future.easyspace.com) van Jehovah’s Getuigen: we hebben hem bewerkt en alfabetisch weergegeven, het origineel is een toonbeeld van slordigheid. Het geeft aan op welke wijze enkele Engelse vertalingen het begrip “EKTISEN” hebben vertaald.

American Standard Version 1901 footnote - “formed” Amplified Bible 1965 “formed” Basic Bible 1950 “made” Beck, W. F. “Became my Father” Berkeley Version 1963 (Baptist) “made” Brenton’s Septuagint 1879 “created”

Page 93: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 93

Byington, S.T. 1972 “framed” & “constitute” Common Bible “created” & “set-up” Confraternity of Christian Doctrine 1955 (Catholic) “created” Confraternity Version (Catholic) 1963 “begot” Fenton. F. 1903 “framed” & “constitute” Goodspeed 1963 “formed” & “fashioned” Jerusalem Bible 1966 (Catholic) “created” Jewish Publ. Society 1955 “made” Kent, C.F. (Shorter Bible) 1922 “formed” Knox, R. 1956 (Catholic) “made” Lamsa, G.M. 1957 “created” Leeser, I. (Jewish) “created” Living Bible 1971 “formed” Moffatt, J. 1950 “formed” Moulton, R.G. 1914 “formed” New American Bible 1970 (Catholic) “begot” & “Firstborn” New English Bible 1970 “created” New World Translation 1963 “produced” Restoration of the Original Sacred Name Bible 1970 “constitute” Revised Standard Version 1952 “created” Revised Version 1898 footnote - “formed” Rotherham 1897 “constituted” & “created” Thomson’s Septuagint 1808 “created” Today’s English Version (A.B.S.) 1972 “created”

Een van de Griekse begrippen/woorden voor “schepping” is “EKTISEN” (Strong #2936). Het is gebruikt in drie teksten van het NT; in Marc.13:19 (“schepping die de God schiep”=letterlijk) 1 Tim.4:3 (“voedsel dat God schiep”) and Opb.10:6 (God “schiep de hemel en de dingen daarin”=letterlijk). Niet vergeten dat de Septuaginta het woord éénmaal gebruikt en dat is in Spreuken 8 vers 22. Zoek hier echter niet teveel achter.

Ik heb de sterke indruk en overtuiging dat we geen link mogen aanhouden: wijsheid in Spreuken= Gods eerste schepsel. Voor mij is dat zeer terecht.Maar een grote groep theologen, waarschijnlijk 70 procent ziet hier een wijsheid = Logos verhaal. Ze hebben dan deze manier van aanpak. Als dit over de Logos spreekt dan moeten we ervan uitgaan dat de termen van “voortbrengen” niet vanuit een menselijk standpunt bekeken mogen worden. We moeten ervoor waken dat we niet al te menselijke eigenschappen aan God toeschrijven.

Want God heeft:1°) geen vrouw om een zoon te baren.2°) aangezien God NOOIT zonder wijsheid kan geweest zijn moeten we die woorden niet in termen van een genetisch ontstaan verklaren.

Page 94: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 94

Het gaat om metafysisch voortbrengen. Symbooltaal! En dat sluit ook in dat de Arianen, oude en moderne, zich niet kunnen verschuilen achter deze tekst om de LOGOS het eerste schepsel van God te maken!

Barnes’ Notes on the Bible (onze vertaling)

Een vers dat een belangrijke rol heeft gespeeld in de geschiedenis van het christelijke dogma. Wijsheid onthult zichzelf als voorafgaande aan de gehele schepping, en zette overal zijn stempel, een met God, maar op een bepaalde manier te onderscheiden van Hem als het voorwerp van Zijn liefde Spreuken 8:30. Johannes verklaart dat alles wat Wijsheid spreekt hier van zichzelf waar was in de hoogste zin van het Woord dat vlees geworden Johannes 1:1-14: net als de apostelen daarna toegepast Spr.8:22-30 Christus (vergelijk Colossenzen 1:15 / Hebreeën 1:3).

Bezeten - Het woord heeft een prominente plaats verworven in verband met de Ariaanse controverse. De betekenis die daaraan meestal draagt, is dat van “verwerven” Genesis 4:1, “kopen” Genesis 47:22 , “bezit” Jeremia 32:15. In die zin was het een van de oudste goddelijke namen die van “Bezitter van hemel en aarde” Genesis 14:19 / Genesis 14:22 . Maar het idee van “krijgen” of “bezitten”, in verband als een goddelijke handeling met het universum, het idee van de schepping , is dus in een of twee passages het woord mogelijk weergegeven, maar niet nauwkeurig, door “geschapen gecreëerd” (bijvoorbeeld Psalm 139:13). Het zou dus lijken alsof de Griekse vertalers van het Oude Testament heen en weer werden geslingerd tussen de twee betekenissen, en in deze passage vinden we de verschillende vertalingen εκτισε ektise “geschapen” (Septuaginta), en εκτησατο ektesato “bezeten” (Aquila). De tekst met het voormalige begrip werd natuurlijk een van de hoofdargumenten van de Ariërs tegen de eeuwige co-existentie van de Zoon, en de andere vertaling als fel verdedigd door de orthodoxe Kerkvaders. Athanasius zag εκτισεν ektisen, en nam het in de zin van “benoeming”, en zag in de Septuagint een verklaring dat de Vader de Zoon de “chef”, de “hoofd”, de “soevereine” van heel de schepping had gemaakt. Er lijkt inderdaad geen enkele grond te zijn voor de gedachte van schepping, hetzij in de betekenis van de wortel, of in het algemeen gebruik van het woord. Wat in deze passage wordt gezegd is dat we niet mogen denken aan God dat Hij zonder Wijsheid zou zijn geweest. Zij is “als het begin van Zijn wegen.” Voor zover de woorden oefenen op de christelijke dogma, zij geven hetzelfde de woorden van Johannes 1:1, “het Woord was bij God.” De volgende woorden gelden inderdaad voor de prioriteit voor alle werken van God, vanaf het eerste uitgangspunt van de tijd.

^^^^^^^^Clarke’s Commentary on the Bible (onze vertaling)De Heere bezat Mij in het begin van zijn weg - Wijsheid is niet overgenomen (“not acquired” in de Engelse tekst) door het Goddelijk Wezen, de mens, en zelfs engelen, leren dat door langzaam en progressief onderwijs, maar voor God, is het zo eeuwig inherent als elke andere essentiële eigenschap van zijn natuur. De Targum maakt deze wijsheid een wezen, op deze wijze door de passage vertalen: “God schiep mij aan het begin van zijn schepselen” Elaha barani bereish biriteiah, De Syrische tekst is hetzelfde. Dit is zo absurd en ketters als sommige moderne tussenvoegsels op dezelfde passage.

^^^^^^^^

Page 95: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 95

Gill’s Exposition of the Entire Bible (onze vertaling)De Heere bezat Mij in het begin van zijn weg , .... Niet heeft “mij geschapen”, zoals in de Targum en de Septuagint versie, welke versie Arius en volgelingen ontstaan gaven aan zijn verderfelijke leer, die van hieruit heft geconcludeerd dat Christus een schepsel is, en het eerste schepsel was dat God, niet van dezelfde, maar van een gelijkaardige natuur met zichzelf, op een bepaald moment of de periode van de eeuwigheid, en door wie hij alle anderen dingen schiep; van het Woord, of Wijsheid van God is nooit gezegd te worden gecreëerd, en als hij als zodanig werd gemaakt, moet God zonder zijn wijsheid zijn geweest voordat hij werd geschapen. Bovendien is Christus, als het Woord en de Wijsheid van God, de Schepper van alle dingen, en niet geschapen, Johannes 1:1, maar dit bezit is niet verwerven in de zin van de schepping, zoals het woord soms wordt gebruikt, Genesis 4:1 misschien beter weergegeven als , “de Heere verwekte mij” , zoals het woord wordt vertaald door de Septuagint in Zacharia 13:5, het duidt op de Heer die iets heeft, bezit, en van zijn woord en wijsheid geniet als zijn eigen Zoon. Een bezit van hem dat wordt uitgedrukt door zijn bestaan met hem en in hem, en in zijn schoot, en als voortgebracht en opgevoed door hem, als hij was “in het begin van zijn weg” van de schepping, toen hij uitging in zijn wijsheid en macht, en alle dingen geschapen werden. Dan had hij zijn Zoon als bezit, en maakte gebruik van hem, door hem heeft hij de wereld gemaakt: en “in het begin van zijn weg” van genade, dat was vóór zijn manier van de schepping, hij begon met hem toen hij zijn daden van genade jegens zijn volk bekend maakte, zijn eerste gedachten, doelen, en besluiten met betrekking tot hun geluk, waren in hem, de keuze van hun persoon werd in hem, God beraamde hem de regeling van hun vrede, verzoening en verlossing, het verbond der genade werd gemaakt met hem, en al de volheid van genade werd gekoesterd in hem. De woorden kunnen worden gezien als, “de Heere bezat mij, het begin van zijn weg” (h), dat is, die het begin is, zoals hij is, het begin van de schepping van God, de eerste oorzaak, de efficiënte van het, zowel het oude als het nieuwe, zie Colossenzen 1:18.Aldus vergelijkt Aben Ezra, dit met wat in Job 40:19 staat. Dit toont het reële en werkelijke bestaan van Christus aan van eeuwigheid, zijn verhouding tot zijn Vader, zijn nabijheid tot hem, gelijkheid met hem, en onderscheid met hem: het wordt toegevoegd, voor verdere toelichting en als bevestiging van het onderwerp, vóór zijn werken van ouds, de schepping van de hemelen en de aarde, een detail van wat er is in de volgende verzen.

(voetnoot h) “possidet me principium viae suae”, Pagninus, Michaelis, Schultens; “habuit me principium viae suae”, Cocceius.

^^^^^^^^Geneva Study Bible (onze vertaling)

De HEERE bezat Mij in het begin van zijn weg, {k} voor Zijn werken, van ouds aan. (voetnoot k) Hij verklaart door deze de goddelijkheid en eeuwigheid van deze wijsheid, die hij vergroot en prijst doorheen dit boek: betekenend door deze de eeuwige Zoon van God, Jezus Christus, onze Heiland, die Johannes noemt het Woord dat was in het begin Joh.1:1.

^^^^^^^^Jamieson-Fausset-Brown Bible Commentary (onze vertaling)

Page 96: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 96

22-31. Strikt, Gods eigenschappen zijn een onderdeel van Zichzelf. Toch, om de poëtische structuur van de hele passage, deze lof van wijsheid is volledig samenhangend. In volgorde van tijd zijn alle attributen samenvallend en eeuwig als Zichzelf. Maar om het belang van de wijsheid uiteen te zetten als de uitwerking van de producten van welwillendheid en macht, krijgt het hier een voorrang. Omdat het zo goddelijk is, moet het dus gewenst zijn in menselijke, zaken (vergelijk Spreuken 3:19).

bezat — of, “geschapen”, in welke betekenis ook, het idee van voorrang is er.

in het begin — of gewoon, ‘begin’ in tegenpool met ‘ik’.

vóór ... van oud — voorafgaand aan de oudste daden.

Kort samengevat mag men dit zeggen; wanneer de W.T, Spreuken 8:22-30 dan als een personificatie ziet, dan moeten ze in hun leer consequent zijn en hoeven ze deze tekst niet nog eens te verklaren met betrekking tot de Logos. In dat verband waren de Ophiten en de Valentianen, twee gnostische groepen, consequenter dan de mensen van de Wachttoren. Deze redeneerden namelijk dat aangezien de Heilige Geest vrouwelijk is, kan Hij/Zij niet de Vader zijn van de Zoon. De “vrouw” Maria kan met de “vrouw” Wijsheid niet voortbrengen. Zie in dat verband R. McL. Wilson, ‘The Gospel of Philip, Mowbray, 1962, blz.80-82. En Theophilus van Antiochië, de man die het woord trinitas invoerde in de theologie, spreekt in zijn Ad Autol. II,15 over: “de drie-eenheid van God, Zijn Woord en Zijn Wijsheid.” “De Heilige Geest” is voor hem “De Wijsheid.” Een ander geluid is dat van een Moslim voor wie Mohammed leerde dat God niet voorbrengt en zelf niet is voortgebracht volgens Sura 112.

Op http://hector3000.future.easyspace.com lees ik ook nog het volgende commentaar bij Spr.8:22-30: “NOW, why is this damaging to Trinitarians? Because Wisdom was created!” Dat is een uitleg die niet kan kloppen, want dan zou God zondermeer in een ver verleden, ZONDER WIJSHEID GEWEEST ZIJN. Is zo een God dan nog de echte God?

2.2 BEHÉMOTH: BEGIN VAN GODS WEGEN

Als nadere uitleg en illustratie van de onmogelijkheid der WT-exegese i.v.m. Spr.8:22 verwijzen we naar Job 40:19. Daar is de Behémoth (zoals de wijsheid in Spreuken) beschreven als: “Het begin van Gods wegen.” De oorspronkelijke tekst is in beiden gelijk, allebei hebben voor het woord begin het Hebreeuws “reshith”. De LXX en de NWV verwarren of parafraseren dit met “bereshith” zoals gebruikt in Gen.1:1 wat tot de verkeerde vertaling heeft geleid van Spr.8:22. Nu spreekt het voor zichzelf dat de wijsheid en de behémoth (waarschijnlijk het nijlpaard, of een dinosaurusachtig wezen) niet allebei en tezelfdertijd het begin van Gods wegen zijn. De behémoth is niet het eerste van de dierlijke scheppingen, maar kan wel als eerste genoemd worden in een andere betekenis van “reshith”. In enkele gevallen heeft dit woord de betekenis van; hoofd, belangrijkste, voornaamste enz... (zie o.a. Amos 6:1,6). Het heeft dan niets te maken met de schepping op zichzelf maar wel met de functie van de betrokkene. Zo zou men kunnen zeggen dat de behémoth het hoofd is der dierlijke schepping en de wijsheid het voornaamste van Gods wegen. In dit verband wijzen we dan ook de visie af van C.F. Barney in zijn artikel ‘Christ as the archè of

Page 97: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 97

creation’ Journal of Theological Studies 27 (1926). Deze uitleg zegt in het kort dat Col.1:15-17 een rabbijns commentaar zou zijn, gebaseerd op Spr.8:22. Dit is fout gezien Paulus in het boek aan de Colossenzen juist ingaat tegen wettische en gnostische zienswijzen op de persoon van Christus. Paulus schrijft tot een Griessprekende gemeente en het is daarom te verwachten dat hij ook Griekse stijlfiguren gebruikt en niet slechts de rabbijnse. Zie hierover o.a. R. Martin, Colossians, Paternoster Press, 1972, blz.42,43.

En dan nog wat over vers 30 dat volgens de uitleg van Jehovah Getuigen moet vertaald worden als “meesterwerker”, zodat men van Christus dan géén schepper maakt maar een instrument in de handen van de Vader. Citeren we een standaardwerk van A.R. Hulst, ‘Old Testament Translation Problems’, Brill, 1960: “Het woord ‘amon kan zowel vertaald worden als ‘lieveling’ als ‘voedsterkind’. En dat stemt overeen met de context. Het stamwoord wil zeggen ‘oppassen’, of ‘opvoeden’ (vergelijk ‘omen in Num 11:12 enz.). Koehler L. & Baumgartner W., geven in Lexicon in Veteris Testamenti Libros, nog twee betekenissen aan voor het woord ‘omen, ‘meesterknecht’ of ‘geliefkoosde’, maar beiden zijn hier onmogelijk. Gezien de schepping slechts het werk is van God, heeft Hij zeker geen meesterknecht voor zoiets nodig.” In de voetnota op blz.815 van hun StudieBijbel geven de mensen van de WT toe dat: “een voedsterling” ook een goede vertaling is van “amon.” Zou dit de goede vertaling kunnen zijn; dan heeft God de wereld geschapen door middel van een “voedsterling.” Is dat niet een beetje raar! De schepping in handen leggen van een kind dat nog in opvoeding is! Want als men het ene letterlijk neemt dan toch ook het andere!

In ‘Inzicht in de Schrift’ deel 1 zegt de WT: “Jezus, die in zijn voormenselijke bestaan als Meesterwerker aan de zijde van zijn Vader had gewerkt bij het leggen van de grondvesten der aarde…” (blz.696, wij onderstrepen). Maak dat de ganzen wijs. Christus is bonafide schepper en géén entrepreneur in dienst van God.

2.3 ENKELE CONCLUSIES OVER SPREUKEN 8:22

1°) Het Hebreeuwse “quanah” moet vertaald worden als bezitten en niet als scheppen of voortbrengen. “Qarab” is het juiste woord voor voortbrengen. Het heeft trouwens geen enkele zin om te redeneren zoals o.a. W.A. Whybray, dat gezien het Hebreeuws verwant is aan het Ugaritisch, en er daar twee betekenissen zijn voor dat woord, dat we die twee betekenissen moeten aanhouden in het OT (Zie ‘Proverbs 8:22-31 and its supposed prototypes’, Vetus Testamentum 15 {1965} blz.504-514 en W.A. Irwin, ‘Where will Wisdom be found?’, JBL 80 {1961}, blz.133-142.) Er is géén reden te veronderstellen dat het Hebreeuws afgeleid is van het Ugaritisch, de omgekeerde stelling heeft meer troeven in handen. En wat bewijs je dan, in het Engels is spreken over “my wife” normaal: in het Nederlands wordt je raar bekeken wanneer je over “mijn wijf” spreekt. Toch zijn beide talen verwant. 2°) De enige oude vertaling (de LXX) heeft “scheppen” wat zou betekenen dat de oor- spronkelijke tekst spreekt van “bara” wat niet het geval is. Wat tot een absurde gedachte leidt dat God, eens de wijsheid gemist heeft. Alsof God nog God zou zijn zonder wijsheid!3°) Spr.8 spreekt niet over een persoon, maar over de wijsheid van God die steeds met God was vóór alle begin. Zie vers 23 in om het even welke vertaling behalve de NWV.

Page 98: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 98

We moeten Spr.8 dus niet lezen als de schepping van de Wijsheid, maar als Gods bezit van de wijsheid sinds de eeuwigheid volgens vers 23. En dit vers 23 lees je dan in gelijk welke vertaling, behalve in deze van Jehovah’s Getuigen. Dat de uitleg van ‘DE WACHTTOREN’ bij deze tekst geen ondersteuning krijgt in het NT spreekt voor zichzelf. Jezus is daar duidelijk als de schepper beschreven. Wij wezen op Joh.1:2,3 in het volgende gedeelte. Duidelijk in dit opzicht is ook nog Heb.1:1-3, waar de mensheid en godheid van Jezus in één beschrijving verweven zijn. We wijzen op de schematische voorstelling die we de aanhaling meegeven. U leest steeds de twee regels van een zelfde groep door een letter weergegeven voordat u verder gaat met de daaropvolgende groep. “Nadat God eertijds, vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon,

A die hij gesteld heeft tot B door wie Hij ook de erfgenaam van alle dingen wereld geschapen heeft.

C deze de afstraling zijner heerlijkheid D die alle dingen draagt door en de afdruk van zijn wezen het woord zijner kracht, heeft, E na de reiniging der zonde tot F zich gezet aan de rechterhand stand gebracht te hebben van de majesteit in den hoge,” A + E +F (verwijzen naar de verhoging van de Heer als mens. B + C + D (verwijzen naar het eeuwige wezen van de Logos, als schepper en afstraling = afdruk = evenbeeld = zelfde wezen als de Vader. De gedachte dat de Logos de afstraling is van God is een idee dat vroeger te vinden was bij Philo van Alexandria, de filosoof en theoloog. De Logos is voor hem niet echt God, maar als de corona die er rond de zon te zien is, vooral bij een verduistering. Voor Kerkvaders die hetzelfde beeld gebruiken gaat de identificatie God-Logos veel verder. Zie hierover in hoofdstuk 12.

In ‘DE WACHTTOREN’ van 15 juli 1987 lezen we als commentaar bij Spreuken 30:4: “Later heeft hij zijn Zoon geïdentificeerd, die Jezus werd genoemd en die letterlijk uit de hemel neerdaalde met aanvullende inlichtingen over de Schepper. – Johannes 1:1-3, 14, 18” (blz.31). In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 februari 1997 staat te lezen: “Aan wie van zijn myriaden hemelse zonen gaf Jehovah deze toewijzing? Aan degene die in de Schrift als zijn “eniggeboren Zoon” wordt aangeduid (1 Johannes 4:9). Deze uitdrukking wordt niet gebruikt om te beschrijven wat hij bij zijn geboorte als mens werd, maar wat hij voordien in de hemel was” (blz.12). Het is dus duidelijk dat de WT geloofd in een pre-existentie van Jezus. Later komen we hier uitvoerig op terug.

In ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, blz.1271 lezen we: “In welk opzicht de “eniggeboren Zoon”. Dat Jezus de “eniggeboren Zoon wordt genoemd (Jo 1:14; 3:16, 18; 1 Jo 4:9), wil niet zeggen dat de andere geestelijke schepselen die werden voortgebracht niet Gods zonen waren, want ook zij worden zonen genoemd (Ge 6:2, 4; Job 1:6; 2:1; 38:4-7). De eerstgeboren Zoon was echter de enige rechtstreekse schepping van zijn Vader en op grond daarvan uniek en verschillend van alle andere zonen van God, die allen door Jehovah waren geschapen of verwekt door tussenkomst van die eerstgeboren Zoon. “Het Woord” was dus in een speciale betekenis Jehovah’s “eniggeboren Zoon”, evenals Isaäk in een speciale betekenis Abrahams “eniggeboren zoon” was (zijn vader had al een andere zoon maar niet bij zijn vrouw Sara). – Heb 11:17; Ge 16:15” (wij onderstrepen). Wat blijkt uit dit citaat: “Het Woord” was dus in een

Page 99: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 99

speciale betekenis Jehovah’s “eniggeboren Zoon. Het heeft dus niets te maken met afstamming, of geboren worden, of verwekt worden. Het wil óns, die de verhoudingen van Vader, Zoon en Heilige Geest niet kunnen begrijpen wat te kennen geven op een menselijke manier. God heeft zich nog maar eens aan ons bevattingsvermogen aangepast. Dit mag het begrip “eerstgeboren” niet zomaar gebruikt worden om er gewoon een verkapte menselijke geboorte van te maken.

R. M. Bowman Jr geeft er dit commentaar bij:“De Jehovah’s Getuigen maken gebruik van een argument vanuit de volgende logische vorm: (a) alle zonen zijn verwekt, (b) de voormenselijke Jezus was een zoon, dus (c) Jezus werd verwekt, maar (d) iedereen die is verwekt begint ook te bestaan op een bepaald punt in de tijd, en dus zijn ze wezens, daarom (e) Jezus, die verwekt is, moet ook een schepsel zijn. Dat klinkt goed, en het is geldig en ook logisch: wat betekent dat als de zaak, of beweringen van de feiten waarop het argument is gebaseerd waar zijn, dan   moet ook de   conclusie waar zijn .  Maar denk nu eens aan het volgende parallelle argument: (a) Alle zonen hadden moeders, (b) de voormenselijke Jezus was een zoon, dus (c) de voormenselijke Jezus had een moeder. Het argument kan ook worden gezien op deze manier: (d) Allen die zijn verwekt hebben een moeder, daarom (e) Jezus die werd geboren, had ook een moeder. Er zijn slechts twee manieren om aan die argumenten te ontsnappen. De eerste is erop te wijzen dat de Bijbel niet zegt dat Jezus een hemelse Moeder had. Dit betekent in feite niet de weerlegging van het argument, maar het laat zien dat Bijbels gezien er mogelijk iets mis mee is. De tweede is om te beweren dat: hetgeen waar is   van de aardse   vaders en zonen   niet   waar hoeft te zijn van   de goddelijke   Vader en   zijn goddelijke   Zoon . Wat doet dit: we tonen aan dat de verklaringen “alle zonen van moeders” en “iedereen die zijn verwekt is moeders hadden” slechts haastige generalisaties zijn. Ze zijn enige waar voor de aardse wezens. (...) Bovendien, wat waar is van de aardse vaders en zonen (dat die zonen altijd jonger zijn dan de vaders dus geboren zijn in de tijd) hoeft niet noodzakelijk waar te zijn van de eeuwige Vader en zijn Zoon.” - Why You Should Believe in the Trinity, blz.82,83..

Jiseong Kwon, schreef voor Journal for the Evangelical Study of the Old Testament, dit artikel: Wisdom Incarnate?:Identity and Role of אשת־חיל (“the Valiant Woman”) in Proverbs 31:10–31 We citeren er iets uit met betrekking tot Spreuken 8 [Wipf and Stock Publishers, volume 1, issue 2, 2012, blz.176.] “In Spreuken 8, heeft de Wijsheid een nauwe relatie met Yahweh aan het begin van de wereld en neemt deel aan de schepping. Whybray onderzoekt de mythologische elementen over de goddelijke oorsprong van wijsheid als associatie van Yahweh in Spreuken 8:22-31 (vgl. 3:19) en stelt dat uitdrukkingen die betrekking hebben op de schepping niet mythologisch zijn, maar metaphorisch.26 De aard van de Wijsheid in Spreuken 8 komt van Yahweh door wie het wordt gepersonifieerd is als een attribuut van Yahweh, niet als onafhankelijke hypostase, om een brug te vormen “tussen de wijsheid traditie en de belangrijkste Israëlitische religieuze traditie.” 27 Weeks stelt ook voor dat het woord (”ambachtsman“) אמון in Spreuken 8:30 als een zelfstandig naamwoord of bijvoeglijk naamwoord verwijst naar mensen “die trouw zijn aan God”, en het zou kunnen gekozen worden “om dergelijke specifieke religieuze verbanden weer te geven.” 28 Bijgevolg is er weinig onderscheidend bewijs voor het argument dat gepersonifieerde de Wijsheid een hypostase is of een godheid. In Prov 1-9, is de gepersonifieerd Wijsheid niet meer dan een van de naturen van Yahweh.”

Page 100: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 100

26. Volgens R.N. Whybray, spreken de vier verschillende woorden-קנני (“hij creëerde, bezat, bracht,” vers 22), ,(Ik was geweven, gevormd,” vers 23“) נסכתי Ik was“) חוללתי voortgebracht, was geboren,” vers 24, 25), אמון (“artisanaal, arbeider, meester,” vers 30) - NIET VAN DE HERKOMST VAN WIJSHEID voor het begin van de schepping EN NIET OP DAT ZE ACTIEF BETROKKEN WAS IN DE SCHEPPING ALS EEN GODDELIJK WEZEN (Wisdom in Proverbs: The Concept of Wisdom in Proverbs 1–9 [SBT 45; Naperville, IL: A. R. Allenson, 1965], blz.98–104.) [dit zijn onze hoofdletters]27. Ibid., 103,104.28. Zie zijn vertaling; Stuart Weeks, “The Context and Meaning of Proverbs 8:30a,” JBL 125 (2006): 441–2.

2.4 “HET BEGIN VAN DE SCHEPPING DOOR GOD”, Openbaring 3:14

Openbaring,  hoofdstuk: 3Vers Statenvertaling Luthervertaling Leidschevertaling

14 En schrijf aan den engel van de Gemeente der Laodicensen: Dit zegt de Amen, de trouwe, en waarachtige Getuige, het Begin der schepping Gods:

En schrijf aan den Engel der gemeente te Laodicea: Dit zegt de Amen, de getrouwe en waarachtige getuige, het begin der schepping Gods:

Schrijf aan den engel der gemeente te Laodicea: Zo spreekt de Amen, de getrouwe en waarachtige getuige, de eersteling van Gods schepping:

De NWV geeft Opb.3:14 als volgt: “Deze dingen zegt de Amen, de getrouwe en waarachtige getuige, het begin van de schepping door God.” Is Christus dan schepsel? Of hebben we hier te maken met een afwijkende vertaling door de onbekende vertalers van deze Bijbel?

Een eerste opmerking. Ze vertalen “tou theou” als “door God”, maar dat moet gelezen worden als “van God”. Zo staat het trouwens in hun eigen interlineaire tekst van hun Griekse Bijbel, de Kingdom Interlinear Translation van 1985. Hieronder staat respectievelijk het Grieks (zonder uitspraaktekens), de woord voor woord vertaling door ‘DE WACHTTOREN’ en onze vertaling daarvan in het Nederlands:

“ho alethinos he arche tes ktiseos tou theou” “the true, the beginning of the creation of the God,” “de ware, het begin van de schepping van de God,” Vervolgens mag het begrip “begin” (Grieks “archè”) geen betekenis krijgen van ofwel, “eerste schepping”, ofwel, “eerste schepsel” want dan staan we onmiddellijk lijnrecht in strijd tegenover Joh.1:3. Zo staat er in Joh.1:3 volgens de vertaling van de WT: “Alle dingen zijn door bemiddeling van hem ontstaan, en afgescheiden van hem is zelfs niet één ding ontstaan.” Indien Christus zelf een schepsel is dan is er wel één ding dat niet ontstaan is door hemzelf, namelijk zijn eigen persoon. Dat maakt dan dat Johannes een leugenaar is. De WT tracht dit te ontwijken door de opmerking dat Christus hier “tussenpersoon” is tussen God en schepping zoals uit hun vertaling blijkt. Dit is echter een spitsvondigheid. Ze spreken van: “door bemiddeling van hem” in Joh.1:3 terwijl hun Kingdom Translation de oorspronkelijke Griekse tekst als volgt weergeeft in

Page 101: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 101

letterlijke vertaling: “alle dingen door hem kwamen tot bestaan.” We zeggen het opnieuw: Christus hier bemiddelaar of tussenpersoon maken is Johannes tot leugenaar maken. Ook indien we niet aannemen dat Christus (of de Logos) er was vóór alle schepping der dingen. En een Kerkvader als Ireneus zei dat God schiep door middel van zijn twee handen; de Logos en de Geest (Adversos Heareses IV, xx, 1). Dit is het in de vorm van een tabel:

Johannes 1:1,3: “In HET BEGIN was het woord, en het woord was bij God, en het woord was God... Alles is door Hem ontstaan, en buiten Hem om is er niets ontstaan. Wat ontstaan was.” (Willibrordvertaling 1995)

Dingen die nooit een ontstaan hadden en niet begonnen zijn:

ALLE SCHEPSELENEN HET UNIVERSUM ONTSTAAN DOOR

HET WOORD :Tijd: Verleden, Heden, Toekomst Ruimte: Lengte, Breedte, Hoogte Materie: Energie, Beweging, Verschijnselen

DE DRIE-ENIGE GOD:DE VADER: Psalm 90:2 DE ZOON: Joh.8:58 / Jes.9:6 /Heb.7:3 DE HEILIGE GEEST: Heb.9:14

In de ‘DE WACHTTOREN’ van 15 aug.1975 verwijzen Jehovah’s Getuigen naar het commentaar van Albert Barnes bij Opb.3:14 (blz.507). Volgens deze zou het niet mogelijk zijn “archè” te vertalen als oorsprong. Daarbij moet toch gezegd worden dat sinds deze zijn ‘Notes on the New Testament’ schreef (rond 1850) de studie van de Griekse taal er wat op vooruit is gegaan. Het merendeel van de Griekse woordenboeken en grammatica zijn ná zijn tijd geschreven. Ook was Barnes géén unitariër zoals Jehovah’s Getuigen. Over de uitleg die de WT geeft zegt hij, en dat citaat hebben ze wijselijk niet weergegeven: “Zulk een vertaling zou in tegenspraak zijn met alle andere teksten die over Hem spreken als ongeschapen en eeuwig: die Hem goddelijke eigenschappen toeschrijven: die over Hem spreken als de Schepper van alle dingen.” Vergelijk Joh.1:1-3 / Col.1:16 / Heb.1:2,6,8,10-12 en zie ook Thayer blz.77 en H. Cremer blz.115.

Laat ons ook nog opmerken dat de eerste uitgave van de NWV in het Engels (1950) in Joh.1:1 het begrip archè als “oorsprong” had vertaald. Latere uitgaven spreken van “begin.”

De “archè” heeft hier de betekenis van “oorsprong” of “principe”. Zo gebruiken het o.a. de vertalingen van Brouwer, Crampon, Knox, New English Bible, Stapfer, Version Synodale. Ook de vertalingen in de commentaren van vele theologen wijzen hiernaar. (O.a.; Allo, Boismard, Comblin, Lilje, Robertson, Swete, van der Waal, et cetera.) Met andere woorden, de getrouwe en waarachtige getuige is: “de oorsprong, de aanvang, het leven” van alle schepselen. En die uitleg druist niet in tegen andere Schriftplaatsen zoals Joh.1:2,3,10. Zelfs de NWV van de Jehovah’s Getuigen weet dat goed weer te geven op sommige plaatsen, want in Luc.12:58 vertalen ze “archè” als “regeerder.”

Vertalen niet eenvoudig

Page 102: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 102

En hier een lijst van Bijbels en de wijze waarop “archè” in Openbaring 3:14 is vertaald; Bible Version = Origin // New Revised Standard Version = Begin // Statenvertaling = Begin // New International Version = Ruler // God’s Word NT en Simple English Bible = Source // Luther (Ned. Versie) = Begin // New American Bible = source // New English Bible = source // Wuest’s Expanded NT = Originating Source // P. Canisius = aanvang // LITV Jay P Green = Head // Holman Christian Standard = Originator // Jerusalem Bible = source // Prof. Brouwer = oorsprong // Leidschevertaling = Eersteling // Williams NT en Beck en James Moffatt Translation = Origin // Jewish New Testament = Ruler // New Life New Testament = the one who made everything // Smith & Goodspeed = Origin.

We laten bepaalde zaken uit het Engels onvertaald. Drie opmerkingen. 1°) Het is niet zo moeilijk wat te bewijzen aan de hand van een reeks Bijbelvertalingen. Er zijn namelijk mensen met een unitarische inslag die de Bijbel hebben vertaald. Dat merk je aan hun vertaling. Voorbeeld: Schonfield is een Jood, die geen waarde echt aan trinitarische inzichten. De Emphatic Diaglott is een vertaling die door een anti-drie-eenheidleraar is vertaald. Dat merk je aan de vertaling en aan zijn voetnoten. 2°) Het grootste deel van de moderne vertalingen zijn gebaseerd op een Griekse tekst van het NT gemaakt door Westcott en Hort. Duidelijk is dat deze twee geleerden een unitarische visie hebben in hun keuze van de Bijbelmanuscripten die voor hen voorrang hebben. En dan gaat er wat verloren in het vertalen of wordt iets geaccentueerd. 3°) Één tekst staat nooit op zichzelf als het ultieme bewijs van een leerstelling. Delen en gehelen zijn ofwel tegenstrijdig of aanvullend. De vertaling dat de Logos de schepper is van Gods schepping is dus onontkoombaar vanuit die optiek.

Voorts vinden we in 1 Joh.2:13,14 de Vader beschreven als diegene “die van den beginne is”, vanaf de archè. Ook hier lees je zondermeer; oorsprong, bron, verwekker of begin. Dan denk je niet aan een geschapen wezen. Over Openbaring 21:6 zeggen Jehovah’s Getuigen dat het verwijst naar Jehovah God, volgens bijvoorbeeld ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, blz.89,. U moet eens nagaan wat er in het Grieks staat, die persoon is de “arche” = het begin. Zodat u als Jehovah’s Getuige de goede conclusie moet trekken uit al die zaken. Christus is de “arche” = het begin maar Jehovah God is ook de “arche” = het begin. Dan is Christus = God. En nog eens met ander woorden: indien de Bijbelschrijvers de bedoeling hadden gehad om Jezus een schepsel te noemen dan hadden ze twee Griekse woorden, die in het spraakgebruik toen al gekend waren, om weer te geven wat ze bedoelden. Dat zijn de woorden voor “schepping” of “schepsel”. In het Grieks “ktisis” of “ktisma.” Zo heeft God géén begin, Hij is het begin, verwekker, bron en oorsprong. Zo ook de Christus.

Een ander argument dat de WT gebruikt in de bespreking van deze tekst, is dat Opb.3:14 een aanhaling zou zijn van Spr.8:22. (Zie de brochure van de WT ‘Het Woord, wie is Hij volgens Johannes’, blz.48.) Het is zo dat bepaalde schrijvers Opb.3:14 en Spr.8:22 in verband brengen met elkaar, maar geen enkele die het als een werkelijk rechtstreeks citaat ziet. Dit kan ook niet, de Apocalyps is één der enige boeken van het NT waar geen rechtstreekse aanhalingen gebruikt zijn van het OT. Laat ons in deze zaken daarom a.u.b. eerlijk blijven en niet redeneren over wat er niet staat, maar wel over de zekerheden. Waar is er bijvoorbeeld een tekst die Christus een “schepping” noemt (Grieks “ktisis” of “ktisma”)? De WT werpt hiertegen op: “In al zijn geschriften brengt de apostel Johannes de titel Schepper (ktistes) niet op Jezus Christus van

Page 103: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 103

toepassing” (brochure ‘Het Woord’, blz.49). Natuurlijk zegt de WT er niet bij dat deze titel slechts éénmaal in het NT gebruikt wordt (1 Pet.4:19). Maar het hoeft toch niet bewezen te worden dat God (de Vader) Schepper is, dat volgt uit honderden teksten uit de Bijbel. En ook hetzelfde is waar voor Christus (Joh.1:3 / Col.1:15-18 / Heb.1:2 / Opb.1:18 / 2:8 / 5:13). Hij is dan ook “oorsprong van de schepping van God.”

Voor exegeten die Spr.8:22 niet zien i.v.m. Opb.3:14 zie o.a. R.H. Mounce, ‘The book of Revelation’, Eerdmans 1977, blz.124,125. Dat Opb.3:14 slechts in de betekenis kan begrepen worden zoals we hebben gedaan ziet men verder bevestigd door andere Griekse woorden afgeleid van “archè”. Eén hiervan is “archègos” dat oorspronkelijk de betekenis heeft van stichter; stamvader, stamhoofd et cetera. Zo is de Heer de stichter van de gemeente volgens Hand.3:15 / 5:31 / Heb.2:10 / 12:2. In dit licht is Christus volgens Opb.3:14 stamvader, dus schepper en hoofd van alle dingen. Een ander woord verwant aan “archè” is “archoon” gebruikt in o.a. Opb.1:15 waar de Heer de overste, hoofd (“heerser” volgens NWV) is genoemd. Zie ook Opb.22:6.

Greg Stafford zegt op blz.236 van zijn boek: “Het is waar dat arche een nadere betekenis kan hebben dan “begin”, maar een onderzoek naar alle teksten uit het NT waarin het genetief staat bij arche (zoals in Opb.3:14) dan wijst het steeds op een begin of een eerste deel van een zaak.” Mr. Stafford weet op regelmatige wijze te verwijzen naar de Septuaginta-vertaling om iets te bewijzen. Dat doet hij bijvoorbeeld met de vertaling in die Bijbel van Spreuken 8:22 waar de wijsheid een SCHEPSEL zou zijn. Mogen we zijn manier van doen ook eens toepassen op Openbaring 3:14 en het begrip “arche.” In de LXX staat in een reeks teksten het begrip “begin” in de genetief dat is; Gen.1:16 / 40:20 / Ex.6:25 / Psalm 109:3 / 136:6 / Spr.17:14 / Jer.22:6 / Dan.6:26 / 7:12 / 11:41 / Amos 6:11 / Ob.20 / Mic.3:1. En al die voorbeelden bewijzen dat de interpretatie van Stafford over Opb.3:14 niet klopt. Het gaat er niet om het begin van een reeks.

Dat als laatste zelfs “archè” niet altijd kan vertaald worden als begin moeten zelfs Jehovah’s Getuigen toegeven in hun Bijbelvertaling. Zo is “archè” in Luc.20:20 en Rom.8:38 vertaald als “regering” evenals in Eph.1:21 / 3:10 / 6:12 (ook in meervoudsvorm). En aangezien Christus Schepper is van de regeringen (Col.1:16) en de regeringen overwonnen heeft, daarom (Col.2:15) is Hij degelijk de oorsprong of begin der Schepping Gods (Col.2:10).

Al deze betekenissen zijn ook in overeenstemming te brengen met de oorspronkelijke betekenis van het werkwoord waar “archè” van afgeleid is: “archoo” (regeren, heersen zoals in Marc.10:42 / Opb.15:12). Nog enkele opmerkingen in dit verband. Jehovah’s Getuigen spreken ook over Opb.1:18 in verband met Opb.3:14. Daar is Christus: “de Eerste en de Laatste.” Zij zeggen “eerste en laatste door Jehovah geschapen wezen.” Maar over scheppen is hier niet gesproken. Als we dan dezelfde waarde geven aan beide begrippen (eerste en laatste) dan zou men veeleer moeten zeggen eerst geschapen, laatst geschapen t.t. enig schepsel Gods. Dat zou betekenen dat alle andere scheppingen geen werkelijkheid zijn maar een soort droomwereldje.

Het gebruik van “archè” zoals we hier hebben uitgelegd is ook niet vreemd voor een Jood als Flavius Josephus. In zijn Contra Apion II/190 beschrijft hij God als de; “archè kai mesa kai telas” en dat is “het begin, het midden en het einde.” God is niet het begin van de schepping in de zin van eerste schepsel maar wel oorsprong (of beginner) van de schepping. In deze betekenis

Page 104: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 104

moet ook Opb.3:14 verstaan worden. Christus is niet “in het begin” maar “het begin” zondermeer, de Veroorzaker. En ook Micha 5:1-3 kan niet verwijzen naar een scheppen van de Zoon van God want dit wijst op de geboorte van de Messias, dus het mens-worden van de Logos maar niet een geboorte daaraan voorafgaande. Vóór die tijd is Hij: “van de dagen der eeuwigheid.”

Een laatste opmerking dan. In de klassieke Griekse filosofie is een bepaald wezen besproken dat wondergoed de Christus van de Jehovah’s Getuigen zou kunnen zijn. Het is de Platonische leer van de “demiurgos”, een geschapen wezen dat in de plaats van God de wereld tot stand brengt. Een wezen dat via de Gnostici in de 2de eeuw door Arius in de leer der Unitariërs beland. En later in bijgewerkte vorm overgenomen door de Socinianen in de 16de eeuw en langs de Amerikaanse Unitariërs uit Boston/V.S.A. beland bij de Jehovah’s Getuigen. En die Unitariërs hebben in hun Racovian Catechism ook nog dit gevonden om te ontsnappen aan het voorbestaan van de Logos. In Johannes 1:1 zou het begrip “begin” wijzen op een nieuwe dispensatie die dan zou beginnen met zijn geboorte in een mens. God zou zichzelf uitdrukken in deze mens met kracht en handelend optreden. Zo een gedachte leunt sterk aan bij wat veel moderne theologen leren, zie bijvoorbeeld J.A.T. Robinson, schrijver van ‘Honest to God’. Die visie doet tekort aan wie het Woord werkelijk is. Want wanneer er staat in het OT dat God schiep door Zijn Woord dan is het toch door een Woord met persoonlijkheid (Ps.33:6 / Ps.107:20 / Jes.55:11). Dat leert het NT in Joh.1:3,4 / 17:24 en Heb.1:1,10-12. Toen van J. A. T. Robinson in 1968 de Franse vertaling verscheen, ‘Dieu sans Dieu’, was de opmerking van Karl Barth hierover: “Het is theologische pornografie”, Témoignage Chrétien, 24 oct.1968, blz.24. Ondertussen verschenen er tonnen van dat soort theologische pornografie en wordt er mee geflirt alsof het niets is.

En nog een tussendoortje over de Socinianen die de WT als de ware christenen van die tijd beschouwen, dat is de 16de eeuw. Jehovah’s Getuigen hebben daarover een artikel geschreven in ‘Ontwaakt’ van 22 november 1988. We citeren van blz.21: “Niettemin vervielen ook de socinianen in enkele flagrante leerstellige dwalingen. Sozzini en zijn volgelingen ontkenden de grondleer van Christus’ loskoopoffer (…) Maar er waren nog meer dwalingen. Sozzini onderwees bijvoorbeeld dat Christus geen voormenselijk bestaan had gehad (…)” Onze conclusie is dan echter deze; welke garantie heeft u dan dat de aanval van Socinianen en u, Jehovah’s Getuigen, tegen de Drie-eenheid ook geen dwaling zou zijn.

2.5 PROOTOTOKOS, EERSTE SCHEPSEL?

Colossenzen,  hoofdstuk: 1

Vers Statenvertaling Luthervertaling Leidschevertaling

15 Dewelke het Beeld is des onzienlijken Gods, de Eerstgeborene aller kreaturen.

welke is het evenbeeld des onzienlijken Gods, de eerstgeborene van alle schepselen.

in hem, die het beeld is van den onzienlijken God, de eerstgeborene der ganse schepping;

16 Want door Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zienlijk en die onzienlijk zijn, hetzij tronen,

Want door hem is alles geschapen wat in den hemel en op de aarde is, het zienlijke en onzienlijke, hetzij tronen, hetzij

want in hem is geschapen alwat in de hemelen en op de aarde is, de zichtbare en de onzichtbare dingen, tronen, heerschappijen,

Page 105: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 105

hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen;

heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten: het is alles door hem en tot hem geschapen

overheden en machten; alles is door hem en tot hem geschapen.

17 En Hij is voor alle dingen, en alle dingen bestaan te zamen door Hem;

en hij is Voor allen, en alle dingen bestaan in hem;

Hij is voor alles, en alles bestaat in hem;

18 En Hij is het Hoofd des lichaams, [namelijk] der Gemeente, Hij, Die het Begin is, de Eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in allen de Eerste zou zijn.

en hij is het hoofd des lichaams, namelijk de gemeente; hij is het begin, de eerstgeborene uit de doden, opdat hij in alle dingen de eerste zou zijn.

en hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente. Hij is het begin, de eerstgeborene uit de doden; opdat hij in allen dele de eerste plaats zou innemen.

19 Want het is [des Vaders] welbehagen geweest, dat in Hem al de volheid wonen zou;

Want het is Gods welbehagen geweest, dat in hem alle volheid wonen zou,

Want het behaagde der gehele Volheid in hem te wonen

20 En dat Hij, door Hem vrede gemaakt hebbende door het bloed Zijns kruises, door Hem, [zeg ik], alle dingen verzoenen zou tot Zichzelven, hetzij de dingen, die op de aarde, hetzij de dingen die in de hemelen zijn.

en dat alles door hem verzoend zou worden tot hem zelven, vrede gemaakt hebbende door het bloed zijns kruises, door hem [zeg ik], hetzij op de aarde of in den hemel.

en door hem alles met zich te verzoenen, nadat hij vrede gesticht had door het bloed van zijn kruis; ja, door hem verzoent Hij met Zich alles wat op de aarde en wat in de hemelen is.

21 En Hij heeft u, die eertijds vervreemd waart, en vijanden door het verstand in de boze werken, nu ook verzoend,

En u, die eertijds vervreemd en naar de gezindheid vijanden waart, in boze werken, heeft hij nu verzoend

ook u, die weleer vervreemd en in uw gezindheid vijanden Gods waart--uw boze gedragingen bewezen het--heeft hij thans verzoend

De derde Schriftuurplaats in het betoog van een Getuige van de WT als bewijs dat Christus een schepsel is, zou Col.1:15-20 zijn met nadruk op de Griekse uitdrukking in vers 15: “proototokos pãsès ktiseoos.” De vertaling van de NWV geeft dit weer als: “de eerstgeborene van heel de schepping.” Letterlijk staat er; “eerstgeborene van alle schepping” dus zonder een lidwoord voor zowel eerstgeborene als schepping (vgl. Rom.8:22 / 1 Pet.2:13).

In ‘Inzicht in de Schrift’ deel 1 staat: “De apostel Johannes beschrijft de Heer Jezus Christus herhaaldelijk als de eniggeboren Zoon van God (Jo 1:14; 3:16, 18; 1 Jo 4:9). Hij doelde daarbij niet op zijn menselijke geboorte of op hem als slechts de mens Jezus. Als de Lo’gos, of het Woord, was “deze … in het begin bij God”, ja, “voordat de wereld was” (Jo 1:1,2; 17:5, 24). Reeds destijds, in zijn voormenselijke bestaan, werd hij de “eniggeboren Zoon” genoemd, die door zijn Vader “naar de wereld” werd gezonden . – 1 Jo 4:9 ” (wij onderstrepen, blz.633,634).

Page 106: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 106

En ook nog dit uit ‘Inzicht in de Schrift’ deel 1:”De engelen des hemels zijn zonen van God, evenals Adam een “zoon van God” was (Ge 6:2; Job 1:6; 38:7; Lu 3:38). Maar de Lo’gos, die later Jezus werd genoemd, is “de eniggeboren Zoon van God” (Jo 3:18). Hij is de enige in zijn soort, de enige die door God zelf rechtstreeks, zonder tussenkomst of medewerking van enig schepsel, werd geschapen. Hij is de enige die door God, zijn Vader, werd gebruikt om alle andere schepselen tot bestaan te brengen. Hij is de eerstgeborene en voornaamste onder alle andere engelen (Kol 1:15, 16; Heb.1:5, 6), die in de Schrift als “goddelijken” of “goden” worden aangeduid (Ps 8:4, 5). Daarom wordt de Heer Jezus Christus volgens enkele van de oudste en beste handschriften terecht als “de eniggeboren god [Gr.: mo.no’ge.nes the’os]” aangeduid. – Jo 1:18, NW; Ro.” (blz.634), wij onderstrepen.

Op een internetsite van mensen van de WT, Jehovah’s Witnesses United, staat een artikel van Wes Williams, Response to Dr. Keay on ‘Firstborn of all Creation.’ De schrijver wil aantonen wat in de LXX over dat woord gebruikelijk is: “27 examples of partitive genitive (the firstborn is a part of the group): Gen 4:4 / 25:13 / Ex 11:5 / 13:13,15 / 22:28 / 34:19,19 / 34:20,20 etc…” en “42 examples of possessive genitive, such as `my son`, implying membership of the group of sons: Gen 49:3 / Ex 4:22 / 4:23 / 6:14 / 11:5 / Num 1:20 etc…” En het woord zou 128 maal in de Septuaginta staan en 8 maal in het NT. Maar daar heb je niet veel aan, want die titel is ook gebruikt in de betekenis van = de belangrijkste van de stam of ook nog, hij die hoofd is van de stam of huis. En dat wordt dan zeer interessant: want Wes Williams geeft toe dat het woord eerstgeborene zowel voor een man als een vrouw gebruikt kan worden. Hij zegt: “male (Gen.22:21 / 1 Chron. 2:25) or female (Gen.:19:31,33,34,37 / 29:26 / 1 Sam.14:49.).” Nu kan een vrouw wettelijk volgens de Joodse regeling geen stamvader (of stammoeder) zijn en zo gaat dat eerstgeboorterecht de mist in. En er zijn voorbeelden dat de eerstgeboren zoon niet het eerstgeboorterecht erft (Ezau en Jacob bijvoorbeeld). Of de koning de eerstgeboren is of niet, hangt af van de keuze van God, niet van de vader-koning. Bijvoorbeeld Salomo was niet de eerstgeboren van David maar is wel koning geworden. Vastleggen dat de eerstgeboren deel is van een groep anderen, bewijst dus niets tastbaar en bruikbaar in verband met wat er achter die term zich verscholen heeft. Zodat men het best vanuit elke tekst individueel nagaat wat er zo belangrijk en uniek is aan die persoon. In een andere betekenis; waarom hij “premier” is = de “eerste”.

PROTOTOKOS zegt men onder Jehovah’s Getuigen is een “partitief genitief” = een deel van het geheel. Jozua 6:26, geeft bijzonder het contrast aan tussen de eerstgeboren en het jongste kind. Psalm 89:28 echter geeft een symbolische betekenis aan het begrip, de eerstgeboren is de hoogste over alle koningen maar hoeft niet persé de eerstgeboren te zijn in een bepaalde familie. In ‘Aid to bible understanding’ blz.584 geeft de WT toe dat het begrip “eerstgeboren” niet altijd de eerste van een reeks geboorten wil aangeven. Men verwijst naar gevallen van personen die eerstgeboren genoemd worden terwijl ze het niet letterlijk zijn. Deze titel krijgen ze dan vanuit de getrouwheid in hun geloof. Men verwijst terecht naar Gen.6:10 / 1 Kron.1:28 / Gen.11:26,32 / 12:4. In symbolische betekenis wordt toegegeven dat dit het geval is met Job 18:13, een verwijzing naar de “eerstgeborene van de dood” = de verschrikkelijkste dood. (Zie ook hun boek ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, 1995, blz.580, maar vergelijk TDOT deel 2, blz.121-127). Volgens W. F. Moulton / Geden staat dit woord 8x in het NT; Luc.2:7 / Rom.8:29 / Col.1:15,18 / Heb.1:6 / 11:28 / 12:23 / Opb.1:5.

Page 107: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 107

Dit zijn ze allemaal: Luc.2:7 WIL: “en ze baarde een zoon, haar eerstgeborene; ze wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een voerbak, omdat er geen plaats voor hen was in het gastenverblijf.” [“eerstgeboren” in HSV]Rom.8:29 HSV: “Want hen die Hij van tevoren gekend heeft, heeft Hij er ook van tevoren toe bestemd om aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zou zijn onder vele broeders.”Col.1:15 HSV: “Hij is het Beeld van de onzichtbare God, de Eerstgeborene van heel de schepping.”Col.1:18 HSV: “En Hij is het hoofd van het lichaam, namelijk van de gemeente, Hij, Die het begin is, de Eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in allen de Eerste zou zijn.”Heb1:6 HSV: “En wanneer Hij vervolgens de Eerstgeborene in de wereld brengt, zegt Hij: En laten alle engelen van God Hem aanbidden.”Heb.11:28 HSV: “Door het geloof heeft hij het Pascha ingesteld en het besprenkelen met het bloed, opdat de verderver van de eerstgeborenen hen niet zou treffen.”Heb.12:23 HSV: “ tot een feestelijke vergadering en de gemeente van de eerstgeborenen, die  in de hemelen opgeschreven zijn, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten van de rechtvaardigen, die tot volmaaktheid zijn gekomen,”Opb.1:5 HSV: “en van Jezus Christus, Die de getrouwe Getuige is, de Eerstgeborene uit de doden en de Vorst van de koningen der aarde, Hem Die ons heeft liefgehad en ons van onze zonden gewassen heeft in Zijn bloed,”

Om aan te tonen dat het begrip in de Griekse taal regelmatig een figuurlijke en symbolische betekenis heeft van eerste in de zin van eerste in rang of status verwijzen we naar Polycarpus. Polycarpus, een leerling van Johannes, stierf in het jaar 155 na Chr. Hij schreef een epistel aan de Phillipenzen dat we vinden in de Ante-nicene Fathers, editie door Roberts & Donaldson deel 1, blz.34. In hoofdstuk zeven staat: “Allen die niet belijden dat Jezus Christus gekomen is in het vlees is een antichrist en wie niet getuigd over het kruis is uit de duivel, zo ook wie de orakelen van de Heer verdraaid naar zijn eigen lusten, en zegt dat er geen opstanding is of oordeel, hij is de eerstgeborene van de Satan” (wij onderstrepen).

Als de Logos een schepsel is, dan klopt dit niet met dit:Dit zegt Jesaja 44:24 over YaHWeH: “Zo zegt de HERE, uw Verlosser, en uw Formeerder van de moederschoot aan: Ik ben de HERE, DIE ALLES GEMAAKT HEB; die de hemel heb uitgespannen, Ik alleen; die de aarde uitgebreid heb door eigen kracht.” NBG-vertaling 1951

Dit zegt Johannes over Jezus in Johannes 1:3: “ALLES IS DOOR HEM ONTSTAAN, en buiten Hem om is er niets ontstaan. Wat ontstaan was.” Willibrordvertaling 1995

Dat begrip interpreteren in verband met Jezus

Hoe moeten we dat begrip interpreteren in verband met Jezus. Hij wordt de eerstgeborene genoemd van Maria in Lucas 2:7 en ook Mat.1:25 in sommige Bijbels. Jezus is natuurlijk de “eerstgeborene” van Maria (Luc.2:7). En het doet er dan niet meer toe of we de uitleg van de broeders en zusters die in zijn verband genoemd worden uitleggen als Protestanten doen =

Page 108: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 108

vleselijke broeders en zusters, ofwel de Katholieke uitleg = het zijn de kinderen van Jozef uit een voorafgaand huwelijk (Mat.13:53-58).

Dan zijn er vier teksten waar Christus de; “eerstgeboren der doden” (of “uit de doden”) genoemd wordt zijn Rom.8:29 / Col.1:18 / Heb.1:6 / Opb.1:5. Jehovah’s Getuigen redeneren dat de gedachte, “eerstgeborene uit de doden” wijst naar de opstanding van Christus. We lezen in ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, blz.580 dat: “eerstgeborene uit de doden (...) niet louter in de zin dat hij de voornaamste is van degenen die God (...) opgewekt heeft, maar dat hij in feite de eerste was (...) die uit de doden tot eeuwig leven werd opgewekt.” Dat wijst naar ZIJN Opstanding. Maar deze teksten spreken voor ons nog duidelijker in een speciale en exclusieve betekenis van de Heer als diegene door wie wij als gelovigen zullen opgewekt worden uit de doden. Het is hier een titel zoals in Rom.8:29 / Heb.1:6. Dit volgt uit het feit dat vóór de komst van Christus mensen uit de dood zijn opgewekt. Hij is niet de eerste die is opgestaan in tijd. Hij is wél de eerste in waardigheid. Want alle opstanding is door Hem (Rom.14:9). Dit is er wel bij ingesloten, maar de nadruk is niet de prioriteit maar superioriteit van de Heer: Zijn macht over de dood.

Vergelijk dit met de Messiaanse uitspraak van Ps.89:28 SV: “Ook zal ik hem ten eerstgeboren zoon stellen, ten hoogste over de koningen der aarde.” Een nadruk op de rangorde is hier overduidelijk. Christus is de “Vorst des levens” zegt Hand.3:15. Het Grieks heeft hier voor “Vorst” het woord “archegos” t.t.z. Hoofd, Begin = vgl. Opb.3:14. Een parallel met 1 Cor.15:20 en Col. 1:18 is niet uitgesloten. Het begrip “eersteling” in de Corinthebrief = aparchè en “eerstgeborene” in de Colossenzenbrief = proototokos zijn parallel. Ze zijn ook synoniem in de LXX van Neh.10:36,37 en Ezech.44:30.

Woorden onderscheiden

David (=Jezus de grotere David?) heeft in Ps.89:28 de titel “eerstgeborene” maar dat verwijst niet naar zijn geboorte gezien hij de jongste is van zijn broeders (1 Kron.2:13-15). Het geeft aan dat hij wel volgens Gods regeling hoger staat dan zijn broeders. In Jer.31:9 is van Efraïm gezegd dat hij de “eerstgeborene” is. En ook hier klopt dat niet met de werkelijkheid want zijn broer Manasse is ouder dan hij. De laatste heeft echter zijn rechten verloren wegens slecht gedrag. En koning Salomo is niet de eerstgeborene van David, maar krijgt toch de opvolging van de troon op goddelijk bevel (1 Kron.28:5). Zo is ook Jezus niet lichamelijk de eerste in lijn om de eerstgeborene - in de zin van koning - te worden maar ook Hij heeft dat recht op Gods bevel (Ps.110:1-4 / Luc.1:32). Hij is ook de eerste zondeloze koning van Israël! Er zijn nog voorbeelden aan te halen waar het begrip “eerstgeborene” niets te maken heeft met een “geboorte” maar gebruikt is als een titel van waardigheid en prestige. Verder worden in Heb.12:23 alle gelovigen in Christus eerstgeboren genoemd. Maar dit is figuurlijk te verstaan. Lichamelijk is er slechts één eerstgeborene maar gezien alle heiligen Gods een zelfde overtreffende gave ontvangen van hun Vader, zijn ze allen afzonderlijk eerstgeborenen.

Blijft alleen Heb.11:28 = eerstgeborenen van Egypte en Col.1:15. Daarom de vraag of met het oog op het voorgaande men zulk een nadrukkelijke waarde moet hechten aan “proototokos” in Col.1:15 (zie H. Cremer blz.555,556).

Page 109: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 109

Indien Paulus had willen schrijven dat Christus de eerste van een reeks scheppingen van God was had hij bijvoorbeeld het woord “prootoktistos” of het woord “prootogonos” kunnen gebruiken. Die woorden staan nooit in de Schrift, hoewel ze gebruikt worden door Philo van Alexandrië in zijn Logos-Leer. Dat de Heer géén “eerste” schepsel is volgt verder uit de samenhang van dit Bijbelgedeelte. Want de voorstelling van Christus als schepsel is in strijd met de uitspraken van verzen 16,17. “Proototokos” heeft hier niets te maken met volgorde van schepping, eerst Christus later andere schepselen, maar met rangorde. De term is hier niet gebruikt in een betekenis dat Christus onderdeel is van de schepping. Wel echter in comparatieve (of = “vergelijkende”) zin: Hij is eerstgeborene over de schepselen, Hij staat als hoofd boven de schepping.

Deze teksten zeggen dan ook niet dat Christus; “de meest prominente onder Gods met verstand begiftigde schepselen” is volgens ‘DE WACHTTOREN’ van 1 juli 1978, blz.16 maar dat Hij is wat de Vader is, absolute Schepper. Arndt en Gingrich merken bij dit woord op (blz.734) dat eerstgeborene dus niet altijd te maken heeft met geboren worden of ontstaan. Adam Clarke zegt: “Zo noemt God Israël zijn eerstgeboren, Ex.4:22. En zelfs Ephraïm is Gods eerstgeborene genoemd, Jer.31:9. In dezelfde betekenis is het soms op Jezus Christus toegepast, om zijn alles overtreffende waardigheid te beschrijven, met het eeuwige zoonschap of zijn goddelijke natuur wat een ongegrond vooroordeel en oppervlakkig denken zou veronderstellen” ‘Commentary’, deel 3, blz.499. En als uitleg bij Col.1:15 geeft hij o.a.: “Door meerdere wetenschapsmensen is het toegegeven dat zelfs Jehovah, de Vader door oudere Joodse schrijvers als de eerstgeborene is beschreven. Zoals de Joden Jehovah de titel geven van “becaro shelolam” t.t.z. de eerstgeborene van de ganse wereld of van alle schepping, zodoende zijn schepping en voortbrengen van alle dingen weergevend. Zo is ook Christus hier genoemd” ‘Commentary’, deel 6, blz.516. Zie ook J.B. Lightfoot in zijn commentaar op Colossenzen bij deze tekst. Een eerstgeborene heeft beschikkingrecht over zijn ganse bezit. God is de enige Heer in het universum en heeft een soevereine beslissing over alles en iedereen.

Een letterlijke “eerstgeborene” is de Christus dus niet, wel in symbolische zin. Want in waardigheid, soevereiniteit en macht is Hij meer dan schepselen en Heer over de schepselen. Dat alles wordt duidelijk in de volgende verzen. Zo ook is de uitdrukking “uit God geboren” nooit gebruikt in verband met Jezus Christus. Kerkvaders zullen later deze uitdrukking gebruiken maar wel in een andere betekenis. Het zoonschap van de Heer is geheel enig en onvergelijkelijk. In Col.1:18 / Opb.1:5 is Christus beschreven als de “eerstgeborene uit de doden”, maar dat mag niet letterlijk gelezen worden, want bijvoorbeeld Lazarus is vóór Hem uit de doden opgestaan. In waardigheid echter is Christus de “eerstgeborene”: deze die alle rechten heeft, Hij door wie allen uit de dood zullen opgewekt worden (vb. Joh.5:24-29).

En daarom is de uitleg van H. Cremer in zijn woordenboek (blz.556) de enige mogelijke bij Col.1:15: “Hij (Christus) is geen deel van de schepping, maar Zijn relatie tot de ganse schepping krijgt zijn bevestiging hierin, dat Hij de “eerstgeborene van de schepping is”, gezien vanuit vers 16, waaruit blijkt dat er zonder hem géén schepping zou zijn. Er staat niet dat Hij “geschapen” is (ktisteis) of “gemaakt” (tetheisa).”

Page 110: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 110

En nog wat over “het beeld van den onzichtbare God”, in dit vers 15 van Col.1. Het begrip “icoon” heeft in onze taal, en de meeste andere westerse talen de betekenis van een afbeelding die het origineel voorstelt. Kan de “icoon” iemand anders voorstellen dan, de originele persoon? Die vraag heeft te maken met de interpretatie van Col.1:15. Is Christus die de “icoon” is van de Vader de voorstelling van hem-zelf of van de Vader? Het spreekt voor zichzelf van de Vader. Anders is Hij de “icoon” van God niet meer. In het andere geval is Hij maar beeld van iemand anders! Niet te vergeten; wie de Zoon gezien heeft die heeft ook aldus de Vader gezien Joh.14:8,9.

Het is vanuit de inleidingen van de brieven uit het NT duidelijk dat de Vader en de Zoon beiden een “zelfstandigheid” zijn (gebruiken wij bij gebrek aan een beter woord). De “genade” die de schrijver overbrengt aan de lezer komt van hen beiden. Zodat we van daaruit de leer mogen verwerpen van enkele Pinksterkerken waar de “Oneness” = eenheid van één God geleerd wordt. Zie naar; Rom.1:7 / 1 Cor.1:3 / 2 Cor.1:2 / Gal.1:3 / Eph.1:12 / Phil.1:2 / 2 Thes.1:2 / Philemon 3 (zie ook ter ondersteuning nog Eph.6:23) / 1 Thes.1:1 / 2 Thes.1:1 / 1 Tim.1:1,2 / 2 Tim.1:2 / Tit.1:4 / Jac.1:1 / 2 Pet.1:2 / 2 Joh.3.

2.6 SCHRIFTVERVALSING VAN COL.1:15-20

Maar het zou te mooi geweest zijn indien we in de NWV van Col.1:15-20 niet één of andere spitsvondigheid hadden om het belang van de tekst af te zwakken. In de verzen 16 tot 20 hebben ze vijf maal het woord “andere” bij de tekst gevoegd in hun Bijbel. In de uitgave van 1950 in de tekst zelf, maar bij latere uitgaven tussen haakjes geplaatst. Omdat zij een overweldigende kritiek hierop kregen. Zij vertalen vers 16 als volgt: “want door bemiddeling van hem werden alle [andere] dingen in de hemelen en op aarde geschapen” (uitgave 1995). Deze toevoeging zeggen ze is gewettigd in een artikel van het tijdschrift ‘Ontwaakt!’ van 8 jan.1965, blz.27-29. Zo geeft men twee voorbeelden waar sommige vertalingen ook “andere” toegevoegd hebben in de tekst (Luc.13:3 en Luc.21:29) als verduidelijking van de context. Dit is waar. Maar maakt Col.1:15-20 geen verschil tussen schepselen en de Schepper?

Laat ons even kijken naar de superlatieven die Paulus hier gebruikt om het werk van Christus te beschrijven. Zo zegt vers 16 dat “in Hem” geschapen is en niet “door bemiddeling van hem” zoals de WT verkeerdelijk “en autõi” vertaald. (Hun eigen ‘Kingdom Translation’ geeft dit te kennen). De Psalmist beschrijft YaHWeH als diegene die de fundamenten heeft gelegd van alle schepping in Ps.102:24-27. Maar deze tekst wordt door de schrijver van het boek aan de Hebreeën aangehaald met Christus als onderwerp (Heb.1:10-12). Het commentaar van de WT in dit verband klopt dus niet als een bus. Ze zeggen volgens ‘Inzicht in de Schrift’ deel 1: “De woorden in Psalm 102:25, 26 zijn van toepassing op Jehovah God, maar de apostel Paulus citeert ze met betrekking tot Jezus Christus. Hij kon dit doen omdat Gods eniggeboren Zoon Gods persoonlijke Vertegenwoordiger was, die een aandeel had aan het scheppen van het stoffelijke universum. Paulus stelt de onveranderlijkheid van de Zoon tegenover de bestendigheid van de stoffelijke schepping; God zou deze schepping, als hij dit wilde, kunnen “samenrollen net als een mantel” en terzijde kunnen leggen. – Heb 1:1, 2, 8, 10-12; vgl. 1 Pe 2:3, vtn” (blz.1023, wij onderstrepen).

Page 111: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 111

Daarop zegt vers 17 volgens de NWV: “Ook is hij vóór [alle] andere dingen en door bemiddeling van hem werden [alle] andere dingen tot bestaan geroepen” (uitgave 1995). Dit is een afschuwelijke verminking van de oorspronkelijke tekst waar staat: “en hij is vóór alle dingen en het alles houdt in hem bij elkaar.” De Heer staat hier werkelijk boven de schepping. Het ganse universum (“het alles” in het Grieks) valt of staat met Hem of door Hem. In vers 16 staat dat “in Hem” alles is geschapen, waardoor Hij als absoluut Schepper is aangegeven (vgl. Joh.1:4 met Hand.17:28). In vers 17 staat er eerst dat Hij vóór alle dingen “is”. Hij “bestaat” en alles in het universum (zichtbare of onzichtbare) van Hem afhankelijk is voor voortbestaan. (Vergelijk Neh.9:6 / Opb.5:8-14.)

We vervalsen de Schrift wanneer we vers 17 lezen, zoals de WT doet: “Hij is vóór alle [andere] dingen.” Dit gaat niet op. Er staat hier niet dat de Heer “geworden is” = Grieks “egeneto” maar degelijk dat Hij “is” = estin = bestaat. Ook het voorzetsel vóór (pro) sluit dit uit. Dit voorzetsel vóór gebruikt met een persoonsnaam wijst altijd op prioriteit in bestaan en niet op de rang zoals ook in Joh.5:7 / Rom.16:7 / Gal.1:17 (volg. Arndt-Gingrich, blz.798 / Thayer, blz.605). Dezelfde afschuwelijke verminking als hier geeft de WT ook bij Hand.10:36. Volgens hen is Christus niet; “Heer over allen” zoals de Griekse tekst zegt, maar “Heer over alle ANDEREN.” “Kan een mens in tijd van nood soms rare dingen zeggen” laat cabaretier Fons Janssen één zijner personages belijden. De WT heeft ons geen nieuwe vertaling van de Schrift gegeven maar door de nood gedreven een groots opgezette Frankenstein op de wereld losgelaten.

Maar... zegt de moderne Jehovah Getuige, er staat op het einde van vers 16 toch dat alle dingen “door” Hem geschapen zijn. Zeker staat er dit maar er staat méér dan dat, namelijk: “Het alles door hem en voor hem werd geschapen” (letterlijk vertaald). Wat Paulus hier weergeeft is op andere plaatsen ook benadrukt. Zo spreekt Opb.22:13 over Christus als de “alpha en omega”, “het begin en het einde”, anders gezegd oorsprong en doel van de schepping. Zij die van géén Drie-eenheid willen weten zeggen dan dat slechts God de echte “alpha en omega” is en dat Christus dit slechts is in een andere betekenis, namelijk Hij is de eerste en laatste als “beginschepping” van God. Maar dat is de tekst niet lezen zoals het er staat en er inleggen wat men graag zou willen dat er zou staan. Een Jehovah Getuige zal zeer waarschijnlijk opmerken dat Opb.22:13 en ook Opb.21:6 verwijzen naar de Vader. Stel dat dit zo is, dan zitten ze nog dieper in de problemen want daar staat er namelijk dat de Vader de “arche” = het begin is van de schepping. Zijn er dan twee die het “begin” van de schepping zijn; de Vader en de Zoon? Dat zou dan verwarring troef zijn! Zo slordig zijn de schrijvers van het Nieuw Testament toch weer niet!

Dat een uitdrukking zoals “door” geen minderheid weergeeft van Christus als Schepper en hem op gelijke voet zou stellen met schepselen is duidelijk in o.a. 2 Cor.8:9. Daar zegt Paulus dat Christus: “hoewel hij rijk was om uwentwil arm is geworden, opdat gij door zijn armoede rijk zoudt worden.” Dat de scheppingen door Hem en voor Hem zijn, is tevens duidelijk in Eph.1:10,23 / 4:10 / Phil.2:9-11 / 1 Cor.15:28. Hetzelfde “door” Hem is ook van de Vader gezegd in Rom.11:36 / Heb.2:10 en zie ook 1 Cor.8:6 / Gal.4:7. Moeten we dan soms besluiten dat hun Jehovah zelf een schepping is!

Vader en Zoon gelijk. Over 1 Cor.8:6

Page 112: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 112

We verwezen in de vorige paragraaf naar 1 Cor.8:6. Hoe is het begin van deze intrigerende tekst 1 Cor.8:6 vertaald? Hier enkele weergaven.

“Nochtans hebben wij maar éénen God” SV “Zoo hebben wij nochtans maar éénen God” Luther “voor ons is er toch slechts één God” Leidschevertaling “Zo bestaat voor ons toch maar één God” Brouwer “voor ons is er slechts één God” Canisius “voor ons nochtans is er maar één God” NBG “in werkelijkheid is er voor ons maar één God” NWV

De verwijzingen in de NWV voor het begrip “goden” in het voorgaande (vers 5). Bij: “goden hetzij in de hemel” = Ps.8:5 / Heb.2:7 Bij; “of op aarde” = Ps.82:6

En voor vers 6 Bij; “één God” = 1 Tim.2:5 Bij; “één Heer, Jezus Christus” = Eph.4:5

Vanuit 1 Tim.2:5 is er nog de verwijzing Deut.6:4 en Rom.3:30 en 1 Cor.8:4. Vanuit Eph.4:5 is er nog de verwijzing 1 Cor.8:6 en 1 Cor.12:5.

Het is duidelijk dat Paulus het begrip “goden” en het begrip “heren” gebruikt in een betekenis die niet letterlijk mag genomen worden. Want er is in werkelijkheid maar één God en één Heer. Spreken we toch daarover dan is het in de zin van: “hoe die afgoden en heren die geen heren zijn zichzelf beschrijven.” Over 1 Cor.8:6 merkt R. Bauckham terecht op dat deze tekst een christelijke interpretatie is van het shema (er is één God) van de Joden uit Deut.6:4. Zie zijn ‘God crucified-Monotheism & Christology in the New Testament’, Eerdmans, 1998, blz.38-40. En ook de WT verwijst naar die tekst. Wat van de Vader mag gezegd worden, kan het ook van de Zoon zegt Wight in zijn ‘The Climax of the Covenant’, Fortress Press, 1993, blz.128,129. H. Ridderbos onderstreept ook daarom terecht in ‘Paulus en Jezus’, Kok 1952, blz.127: “Voorzover ik zie, wordt ook nergens in het NT gezegd dat de Vader door de Zoon de wereld heeft geschapen, gelijk elders dat Hij haar door Hem verzoent etc (...) Col.1:20 e.a.”

Greg Stafford, de WT-apologeet, geeft op deze tekst (1 Cor.8:6) onder ander dit commentaar: “Eerst en vooral, Jehovah’s Getuigen geloven niet dat gezien de Vader de enige “God” is zodat Jezus géén “God” of “een god” zou zijn in een andere betekenis. Jehovah’s Getuigen geloven dat de beschrijving van de Vader als “één God” in dit vers weergeeft dat Jezus niet die “éne God” kan zijn. Het zegt zondermeer dat de “éne God” slechts één persoon is, de Vader. Anderzijds kan de Vader niet de “éne Heer” zijn van de Christelijke Gemeenschap, want Hij heeft Zijn Zoon deze positie gegeven. Natuurlijk kan Hij nog steeds “Heer” beschouwd worden met betrekking tot Zijn eigen soevereiniteit, maar Hij heeft een bijzondere heerschappij aan zijn Zoon overgedragen die deze autoriteit zal uitoefenen tot de dood er niet meer is (Hand.2:36 / 1 Cor.15:28)” (blz.200). Laten we deze ballon onmiddellijk doorprikken met de vraag: wie behoord “de Christelijke Gemeenschap”, anders gezegd van wie is de Gemeente? De

Page 113: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 113

NBV zegt volgens Mat:16:18: “En ik zeg je: jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen.” Jezus is duidelijk het is mijn kerk en niet deze van Zijn Vader, Hij is er de stichter van en geeft er zijn leven voor. Niet de Vader zodat het argument van G. Stafford aan geen kanten deugt. Ook in de NWV staat er MIJN, dus deze van Christus. En bovendien heeft Stafford zijn Wachttorenpublicaties niet goed gelezen. Daarin staat namelijk duidelijk dat er maar één Heer is. Dat is: “Jehovah”, zoals in ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, blz.993 en hun Bijbel met verwijzingen blz.1567,1568 duidelijk is. Hij vergeet dat dezen die in de Drie-eenheid geloven geen problemen hebben met zowel God, de Vader, de Zoon als de Heilige Geest Heer te noemen. Wij geloven dat elk woord in die tekst onderstreept wat we geloven en het geheel zoals het er staat dynamiet legt onder de leerstelling van de Wachttoren.

Terug naar Col.1:15-20

Er zijn nog enkele details in dit gedeelte die later besproken worden in het bijzonder de relatie van Vader-Zoon-Geest. Dit mag er ons echter niet van weerhouden om uit het voorgaande enkele belangrijke besluiten af te leiden. Indien we de vraag stellen: Wie is de Schepper, dan kunnen we uit Col.1:16 (in Hem) concluderen dat het Christus is. Maar zegt men in de kringen van wie de Drie-eenheid niet wil aannemen; er wordt van God gezegd dat Hij door bemiddeling van mensen dingen doet en die worden dan aan Hem toegeschreven als bron. De teksten die men daarbij aanhaalt zijn: Ex.3:10,12 / 12:17 / 18:10 / Richt.2:6,18 / 3:9,10 / 6:34 / 11:29 / 13:24,25 / Num.16:28 / 2 Kon.4:27 et cetera. Zo ook moet het scheppen van Christus toegeschreven worden aan God zegt men. Maar dat is een te lichtvaardige conclusie en we leggen uit waarom.

De vertaling; “door bemiddeling van hem” (vers 17) of “door tussenkomst van hem” (vers 16) in de NWV is een verkeerde weergave van het Grieks “en autoo.” In dit geval zou hier “dia” staan. Maar aangezien we dit voorzetsel nog eens vinden op het einde van de zin kan “en” slechts als “in” vertaald worden. Indien we de vraag stellen: Waarom heeft Hij geschapen?, dan kunnen we met Col.1:16 (tot Hem) bewijzen dat Christus het doel der schepping is. Indien we de vraag stellen wat de relatie is tussen Schepper en schepsel dan kunnen we met Col.1:16 zeggen dat het “door Hem” is dat er schepping(en) zijn. En indien we dan vragen wat de betekenis is van “eerstgeboren der schepping” dan kan met het oog op dit alles gezegd worden dat het alleen maar een titel kan zijn en géén bewijs voor de schepping van Christus. Hij oefent a.h.w. het eerstgeboorterecht uit over de dingen die Hij geschapen heeft. Men kan “proototokos” dus vanuit twee standpunten bekijken, als tijdsbepalend of als rangbepalend. Christus is de eerstgeborene van Maria, dat is in tijd. In deze zin wordt het nooit gebruikt wanneer de relatie Christus-schepping omschreven wordt. Dan is de betekenis altijd eerste in rang. Waardoor het begrip bijna dezelfde betekenis heeft van “oorsprong” (archè) in Opb.3:14. Paulus handelt dan ook over twee centrale thema’s, Christus “eerste” in de schepping (Col.1:15-17) en Christus “eerste” in de verzoenende herschepping (Col.1:18-20).

J.M.S. Baljon, een relatief moderne theoloog, zegt daarom in zijn commentaar dan ook: “In het bijbels spraakgebruik van proototokos ligt niet uitgedrukt, dat iemand of iets langer bestaat dan iets anders, maar dat iemand of iets boven iets anders verheven is” (J. Van Bockhoven, Utrecht 1907, blz.254). Vergelijk dan ook nog Gen.49:3 / Deut.21:15-17.)

Page 114: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 114

Schepping in het NT: heeft betrekking op deze verzen. Wat moet je uit elkaar houden? Dat is dat er nergens staat dat de LOGOS (Jezus) de werkman is van de Vader of dat Hij zijn entrepreneur is. Ook niet het “eerste schepsel” van God. Natuurlijk als men blijft bij een goede vertaling. En niet zoals de NWV in Col.1:16,17 “andere” gaat invoeren zonder dat er een Bijbelse reden toe is. Wat in dat geval neerkomt op Bijbelverkrachting. Ook in het oog te houden is dat er een PROGRESSIEVE OPENBARING is van wat er gebeurd is. Het NT kan wat toevoegen aan wat in het OT al vooraf stond.Johannes 1:10 HSV: “10 Hij was in de wereld en de wereld is door Hem ontstaan en de wereld heeft Hem niet gekend.” HIER IS HET DUIDELIJK, DE LOGOS HOORT NIET BIJ HET GESCHAPENE.Johannes 5:17-19 HSV: “17 Maar Jezus antwoordde hun: Mijn Vader werkt tot nu toe en Ik werk ook. 18 Daarom dan probeerden de Joden des te meer Hem te doden, omdat Hij niet alleen het gebod van de sabbat brak, maar ook zei dat God Zijn eigen Vader was, en daarmee Zichzelf aan God gelijk maakte. 19 Jezus dan antwoordde en zei tegen hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: De Zoon kan niets van Zichzelf doen, als Hij dat niet de Vader ziet doen, want al wat Deze doet, dat doet ook de Zoon op dezelfde wijze.” Gen.1:1,26 HSV: “1 In het begin schiep God de hemel en de aarde…. 26 En God zei: Laten Wij mensen maken naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en laten zij heersen over de vissen van de zee, over de vogels in de lucht, over het vee, over heel de aarde en over al de kruipende dieren die over de aarde kruipen!”Psalm 33:6 HSV: “6 Door het Woord van de HEERE is de hemel gemaakt, door de Geest van Zijn mond heel hun legermacht.”Psalm 102:26 HSV: “26 U hebt voorheen de aarde gegrondvest, de hemel is het werk van Uw handen.”Jesaja 45:12,18 HSV: “12 Ik heb de aarde gemaakt en Ik heb de mens daarop geschapen. Ik ben het, Mijn handen hebben de hemel uitgespannen en aan heel zijn sterrenleger geef Ik Mijn bevelen. (….)18 Want zo zegt de HEERE, Die de hemel geschapen heeft, die God Die de aarde geformeerd en haar gemaakt heeft. Hij heeft haar gegrondvest, Hij heeft haar niet geschapen opdat zij woest zou zijn, maar Hij heeft haar geformeerd opdat men erop zou wonen: Ik ben de HEERE, en niemand anders.”Eph.3:9 HSV: “9 en allen te verlichten, opdat zij mogen begrijpen wat de gemeenschap aan het geheimenis inhoudt, dat door de eeuwen heen verborgen is geweest in God, Die alle dingen geschapen heeft door Jezus Christus,” Col.1:16,17 HSV: “16 Want door Hem zijn alle dingen geschapen die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zichtbaar en die onzichtbaar zijn: tronen, heerschappijen, overheden of machten; alle dingen zijn door Hem en voor Hem geschapen. En Hij is vóór alle dingen, en alle dingen bestaan tezamen door Hem.” HIER IS HET DUIDELIJK, DE LOGOS HOORT NIET BIJ HET GESCHAPENE. Hebreeën 1:2,3,10-12 HSV: “2 Die Hij Erfgenaam gemaakt heeft van alles, door Wie Hij ook de wereld gemaakt heeft. 3 Hij, Die de afstraling van Gods heerlijkheid is en de afdruk van Zijn zelfstandigheid, Die alle dingen draagt door Zijn krachtig woord, heeft, nadat Hij de reiniging van onze zonden door Zichzelf tot stand had gebracht, Zich gezet aan de rechterhand van de Majesteit in de hoogste hemelen. (…)10 En: In het begin hebt U, Heere, de aarde gegrondvest, en de hemelen zijn de werken van Uw handen. 11 Die zullen vergaan, maar U blijft altijd. En ze zullen

Page 115: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 115

alle verslijten als een gewaad, 12 en als een mantel zult U ze oprollen en ze zullen verwisseld worden; maar U bent Dezelfde en Uw jaren zullen niet ophouden. ”Hebreeën 3:3,4 HSV: “3 Want Christus is zoveel meer heerlijkheid waard geacht dan Mozes, evenals hij die het huis gebouwd heeft, meer eer ontvangt dan het huis zelf. 4 Immers, elk huis wordt door iemand gebouwd, maar Hij Die dit alles gebouwd heeft, is God.” Openbaring 4:11 HSV: “U bent het waard, Heere, te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de kracht, want U hebt alle dingen geschapen, en door Uw wil bestaan zij en zijn zij geschapen.”

Laten we ook alles relativeren wat betreft dat geboren worden uit de maagd bij de Roomse kerk. Augustinus, de kerkvader, zegt in één van zijn homilieën: ”Meer heeft zij in haar geest de waarheid gedragen dan in haar schoot het vlees. Waarheid is Christus, vlees is Christus: de waarheid van Christus in de geest van Maria, het vlees van Christus in de schoot van Maria. Van groter waarde is, wat gedragen wordt in de geest dan wat gedragen wordt in de schoot.”En in een preek op het feest van Kerstmis zegt hij:”Moge Zijn barmhartigheid aan onze harten geschieden! Gedragen heeft Hem de moeder in haar schoot, dragen wij Hem in onze harten! Zwanger geworden is de maagd van de vleeswording Christi, worde ons gemoed zwanger van Christus’ geloof! Zij baarde de Zaligmaker, baren wij de lofprijzing! Laten wij niet onvruchtbaar zijn. Mochten onze zielen vruchtbaar worden voor God!”

Waar om zou Johannes dat woord LOGOS gebruiken? Citeer enkele gedachten, dus niet het ganse argument vanuit: Het evangelie volgens JOANNES Vertaald en uitgelegd door Dr.Jos KEULERS., J. J. ROMEN & ZONEN, 1936.

“Het valt moeilijk te ontkennen, dat het begrip „Logos" wortelt in het O. T. Het oude Israël wist, dat God een geest is en alleen door zijn wil wonderen werkt. Daar een wilsakt echter abstract is, werd hij voorgesteld door Jahwe's woord of bevel; het woord immers vertoont door zijn blz.37onzichtbaarheid eenige overeenkomst met den geestelijken wilsakt. Zoo zegt het O.T., dat Jahwe door zijn woord de wereld heeft geschapen (Gen. 1, 3 enz.; Ps. 32, 6. 9; Eccli. 42, 15; Wijsh. 9, 1). Het woord wordt voorgesteld als een in de wereld werkende kracht, die door Jahwe wordt uitgezonden (Ps. 106, 20; 147, 4; Is. 55, 10 vlg.; Jer. 5, 14; Wijsh. 16, 12; 18, 14-16). Verder is het woord van Jahwe in het O.T. een aanduiding van Gods openbaringen. Hoe dikwijls wordt niet gezegd, dat Jahwe's woord kwam tot de profeten (vgl. Is. 2, 1; Jer. 1, 4. 11 enz.) ? Soms zelfs wordt het woord van Jahwe met een poëtische figuur voorgesteld als een persoonlijk wezen. Een verwant begrip is ook de „wijsheid", zooals zij in de Hebreeuwsche wijsheidsliteratuur vaak voorkomt. De goddelijke wijsheid, welke tegenover de menschelijke gesteld wordt, treedt daar op als een persoonlijk wezen (Job 28, 12-28). Zij bestaat van eeuwigheid en was Jahwe behulpzaam bij de schepping (Spreuk. 8, 22-31). Zij is de leermeesteres der menschen, aan wie zij geluk en eeuwig leven schenkt (Spreuk. 9, 1-12; Eccli. 24). Na Christus verschijnt in de Joodsche literatuur het „woord" van Jahwe (door het Arameesche „memra" aangeduid) als datgene, waardoor God de wereld heeft geschapen en zijn openbaringen aan de profeten gaf. Memra is als de middelaar geworden tusschen God en Israël; hij was de beschermer.(…)

Page 116: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 116

Wij kunnen dus niet ontkennen, dat Joa. een woord gebruikte, dat aan Joden en heidenen bekend was, toen hij Jezus den Logos noemde. Daarmede is echter niet gezegd, dat hij het woord en het begrip aan de reeds bestaande godsdienstige en wijsgeerige ideeën o n t 1 e end e. Wat het b e g r i p betreft: de Logos van Joa. staat hemelhoog boven de Joodsche en heidensche blz.38opvattingen, en wel in een drievoudig opzicht. Vooreerst is hij een persoolijk wezen, terwijl de Logos zoowel bij de heidenen als bij de Joden slechts als een dichterlijke personificatie of als een hoedanigheid of een kracht van de Godheid geldt. Vervolgens is de Logos van Joa., wat de goddelijke natuur betreft, volkomen aan God gel ij k, en dus geen middelwezen tusschen God en de menschen. Ten slotte leert Joa., dat de Logos mensch is g e w or den en dat de menschgeworden Logos niemand anders is dan Jezus Christus.Waarom heeft Joa. juist dezen term gekozen om Jezus' eeuwig en goddelijk wezen aan te duiden? De voornaamste en misschien de eenige r e den is, dat de betrekking van Jezus tot den Vader door den term Logos het best werd uitgedrukt. De geloovigen wisten, dat Jezus de Zoon van God was en aan God zelve gelijk. Wat beteekende nu dit goddelijk Zoonschap en hoe komt de Zoon uit den Vader voort? Wij behoeven slechts te denken aan de heidensche mythologie om tot het besluit te komen, dat deze ideeën tot verkeerde opvattingen aanleiding kunnen geven. Om nu alle grof-zinnelijke en stoffelijke opvattingen omtrent Jezus' eeuwige geboorte uit den Vader te voorkomen, heeft Joa. Hem voorgesteld als den Logos, als het Woord. De theologen hebben geen term gevonden, welke beter de geboorte van den Zoon uit den Vader en hun Beider verhouding aanduidt. God is een zuivere geest; en de zoon van een zuiver geestelijk wezen kan niets anders zijn dan datgene, wat voortgebracht”

2.7 HET WOORD WAS, “GOD” ... OF, “een god”? JOH.1:1

Johannes,  hoofdstuk: 1Vers Statenvertaling Luthervertaling Leidschevertaling

1 In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God.

In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en God was het Woord.

Van den aanvang af bestond het Woord, en het Woord was bij God en het Woord was God.

2 Dit was in den beginne bij God.

Dit was in den beginne bij God.

Ja, het Woord was van den aanvang af bij God;

3 Alle dingen zijn door Hetzelve gemaakt, en zonder Hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is.

Alle dingen zijn door hem geworden, en zonder hem is niets geworden, dat geworden is.

alles is door zijn bemiddeling geworden, en buiten hem om is volstrekt niets geworden van wat geworden is.

4 In Hetzelve was het Leven, en het Leven was het Licht der mensen.

In hem was het leven, en het leven was het licht der mensen;

In hem was het leven, en het leven was het licht der mensen.

In de Studiebijbel van de WT staat hierover het volgende commentaar: “In de Griekse tekst komen veel gevallen voor van een enkelvoudig predikaatsnomen zonder lidwoord dat aan het werkwoord voorafgaat, b.v. in Mr 6:49; 11:32; Jo 4:19; 6:70; 8:44; 9:17; 10:1, 13, 33; 12:6.

Page 117: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 117

Op deze plaatsen lassen vertalers het onbepaalde lidwoord “een” vóór het predikaatsnomen in om de hoedanigheid of de kenmerkende eigenschap van het onderwerp tot uitdrukking te brengen. Aangezien in zulke teksten vóór het predikaatsnomen het onbepaalde lidwoord wordt ingelast, is het evenzeer gerechtvaardigd om in Johannes 1:1 vóór het predikaat zonder lidwoord (theos) het onbepaalde lidwoord “een” in te lassen, zodat men “een god” leest. De Heilige Schrift bevestigt de juistheid van deze weergave” (blz.1579). Daarop volgt in tabelvorm het vergelijk van voorgaande teksten en we geven daarover een voorbeeld:

Markus 6:49, Een verschijning (Nieuwe-Wereld-vertaling) Een spooksel (Statenvertaling) Een spook (Leidschevertaling) Een spook (Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap) Een spook (Willibrord vertaling) Een spook (Groot Nieuws Bijbel)

Al deze uitleg heeft eigenlijk geen spectaculaire waarde, want al deze voorbeelden spreken over één zaak en maken niet een vergelijk van twee zaken (personen) met dezelfde woorden aangegeven. Zoals in dit geval hier in; Joh.1:1, God – God.

In ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, lezen we het volgende op blz.1272: “De Nieuwe-Wereldvertaling geeft deze tekst als volgt weer: “In het begin was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was een god.” Het is waar dat in de Griekse grondtekst geen onbepaald lidwoord te vinden is (dat met het woord “een” overeenkomt). Maar dit wil niet zeggen dat het bij de vertaling niet gebruikt zou mogen worden, want de Koinè, of het algemene Grieks, kende geen onbepaald lidwoord. Daarom zijn de vertalers van de christelijke Griekse Geschriften genoodzaakt het onbepaalde lidwoord in sommige gevallen niet te gebruiken, al naar gelang hun begrip van de desbetreffende tekst. In alle Nederlandse vertalingen van deze geschriften komt het onbepaalde lidwoord honderden malen voor, doch in de meeste vertalingen wordt het niet in Johannes 1:1 gebruikt. Niettemin bestaat er een deugdelijke basis om het in de vertaling van deze tekst te gebruiken.”

In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 maart 1991 staat het volgende: “Vijf Duitse bijbelvertalers gebruiken insgelijks de uitdrukking “een god” in dat vers. Jürgen Becker, Jeremias Felbinger, Oskar Holtzmann, Friedrich Rittelmeyer en Siegfried Schulz. Emil Bock zegt: “een goddelijk wezen”. Zie ook de Engelse vertalingen Today’s English Version, The New English Bible, Moffatt en Goodspeed” (blz.28). Vraag is dus: zijn er twee Goden? Laten we dat eens nader bekijken. Zie in dit verband op Internet van J. White, ‘Germans, JW’s and John 1:1’, Internet Copyright 2003 Alpha and Omega Ministries. Dit is het relaas van Dr. White die navraag deed bij enkele Duitse theologen naar wat Jehovah’s Getuigen vertellen over enkele vertalingen van Joh.1:1 door de in het artikel genoemde Duitse vertalers. Deze mensen zijn niet bonafide deskundigen op gebied van de Griekse taal.

Hieronder beschrijven we welke uitdrukking Johannes zou kunnen gebruikt hebben in dit vers. Het is gebaseerd op P. H. Harner, ‘Qualitative Anarthrous Predicate Nouns Mark 15:39 and John 1:1’, Journal of Biblical Literature, March 1973, blz.75-87. A°) ho Logos en ho Theos (Het Woord was de God). B°) Theos en ho Logos (God was het Woord, zoals in Joh.1:1).

Page 118: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 118

C°) ho Logos Theos en (het Woord God was, minder nadruk dan B). D°) ho Logos en theos (het Woord was een god). E°) ho Logos en theios (het Woord was goddelijk).

Hoe het ook nog vertaald is zien we in ‘De goede boodschap volgens Markus, Matthijs, Lukas en Jan’ in de vertaling van Mr. E. Straat, Anthos, 5de druk 1968: “Al in het begin was het woord, en het woord was bij god en het woord was god. Het was al bij het begin bij god.” De hoofdletters voor God en Woord verdwijnen maar later staat Jan, Mozes, Jezus en Christus met hoofdletters. U begrijpt het nut of het waarom ervan, ik niet!

Het eerste deel van het evangelie naar Johannes is een der positieve bewijzen van de godheid van Christus. Hoe onwaarschijnlijk het klinkt ook voor een Jehovah Getuige. Ze leren dat deze tekst bewijst dat Christus (de Logos) een “god” is (let op de kleine letter) terwijl YaHWeH de Almachtige God is (met hoofdletter). Ze geven dit verschil aan in Joh.1:1 door een speciale vertaling te gebruiken namelijk: “In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was een god.” Het Woord is een kleine god naast de grote God YaHWeH. Nu beweren ze hiervoor een grammaticale reden te bezitten o.a. uitgewerkt in een appendix van de Kingdom Translation blz.1158-1160, de 1ste versie van 1969. Het artikel geeft als aanvang enkele Bijbelvertalingen die min of meer gelijkaardig zijn aan hun eigen vertaling; Moffatt en An American Translation. Dan volgt een serie argumenten dat het Grieks “theos” zonder lidwoord verwijst naar de hoedanigheid van “goddelijkheid” en niet naar de persoon. Het begrip God is dan géén verwijzing naar de persoon van God maar naar Zijn kwaliteit als God. Men citeert de grammatica van 1° H. E. Dana / Mantey, 2° Green en 3° A. T. Robertson, precies alsof deze personen dezelfde visie hebben over Christus als diegenen die de NWV in elkaar gezet hebben. A. T. Robertson schrijft in zijn ‘Word Pictures in the New Testament’, deel 5, blz.4 dat de Logos; “eeuwig”, bestond met zijn Vader en, dat “de ganse Godheid uitgedrukt is” in de Logos. In de mensgeworden Logos spreekt God en handelt met de mensen tot hun heil (Joh.14:9).

De verwijzing naar Green heeft niets met de zaak te maken als parallel van Joh.1:1. H. E. Dana / Mantey geloven in de absolute godheid van Christus. Op blz.147 van hun grammatica wijzen ze naar 2 Pet.2:20 / 2 Pet.1:1 / Tit.2:13 aan als bewijs hiervoor. In een persoonlijke brief (11 juli 1974) schreef Julius R. Mantey, één van de schrijvers, aan de WT nadat hij heeft uitgelegd dat Joh.1:1 nooit als “een god” vertaald mag worden: “Gezien de voorgaande feiten, vooral gezien u mij heeft aangehaald in verkeerd verband, vraag ik u de Manual Grammar of the New Testament niet meer aan te halen zoals u de laatste 24 jaren gedaan heeft. Tevens dat u uit dit werk geen enkele aanhaling meer zou gebruiken van nu af aan.” En dat doen ze niet meer vanaf die tijd, maar verontschuldigingen dat ze hem verkeerd hebben geciteerd al die jaren zijn achterwege gebleven. Zo zijn er meerdere gevallen aan te halen. (Deze brief staat op Internet: ‘Hommel R., Dr. Julius R. Mantey and the Watchtower’, op www.forananswer.org.)

Indien Christus hier als een kleine god afgeschilderd is moeten drie dingen waar zijn:A°) Het moet grammaticaal te verantwoorden zijn.

Page 119: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 119

B°) De context moet dit bevestigen. C°) De rest van de Schrift moet zoiets ondersteunen.

Vooraf eerst deze opmerkingen. Hoe zagen de Grieken en Romeinen het begrip god. * Helden waren goden, zoals Chiron en Colonus (zie Sophocles Trach. 714 & Oed. Col. 65). * Goede politici waren goden, zoals Demetrius Poliorketes en Antigonos (zie Athanaeus 6:63). * Stichters van de filosofische scholen zoals Diogenes, Peregrinus en Heraclitus waren goden. * Heersers zoals Ptolomaus V Epiphanes, Julius Caesar, Augustus, Herodes Agrippa I, Nero en Domitianus werden aangesproken of vereerd als goden. * Patriarchen zoals Moses zijn door Philo als goden beschreven (Sacr. AC. 9). * Belangrijke dienaren zoals Marricus waren goden (Tacitus, Hist. 2:51). * Mensen met méér dan normale intelligentie waren goden (i.e. Marcus Aurelius / Epictetus Diss.2:8:12 en Plotinus). Deze lijst is bijgewerkt uit het boek van Murray Harris, ‘Jesus as God-The New Testament Use of Theos in Reference to Jesus’, blz.27,28.

Hoe zagen Bijbelschrijvers het begrip god. Volgens de Wachttoren zijn het de volgende in het onderstaande lijstje. Maar we komen op deze teksten terug in de bespreking van enkele zaken in het evangelie van Johannes. Het lijstje op zich vraagt namelijk nadere uitleg. Er schort wat aan. Mozes is een god en ook Aaron = Ex.4:16 / 7:1 Koningen zijn goden = Ps.45:6 (spreekt dit over één welbepaalde koning = de Messias?) Engelen en Rechters zijn goden = Ps. 8:5 / 82:1-6 / 97:7 / 138:1

Een en ander over de betekenis van LOGOS in Johannes 1:1 en Zijn “was bij God.” In het klassieke Grieks zijn er veel betekenissen bij dat begrip : “LOGOS” ZIE BIJVOORBEELD

http://www.perseus.tufts.edu/hopper/...Aentry%3D%2363773&redirect=true

of hier http://lucepedia.be/asp/invado.asp?t=media_detail&id=24186

De Bijbel gebruikt er maar drie van.1°) berekening, rekenschap, Philippenzen 4:15-17 / Matthéüs 8:23

2°) woord,kan zijn 1 woord (Matthéüs 5:37 / 1 Corinthe 14:19), 1 gedachte (Matthéüs 2:32 / Lucas 7:7)  1 bevel (2 Petrus 3:5), een spreekwoord  (Johannes 4:37), een woord met profetische inslag (Johannes 18:32), woorden van onderwijs (Lucas10:39). [Hoe we het woord ook vertalen het moet in Johannes 1:1 weergeven dat HET WOORD steeds bij God was, er was geen enkel moment dat God zonder “Het Woord” WAS. Hij was VOORDAT er wat werd geschapen al bij God want er staat IN DEN BEGINNE.]

3°) rede, (be)redenering. Handelingen 10:29 / Handelingen 18:14 / Matthéüs 5:32

Page 120: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 120

Het Griekse woord voor “bij” in Joh.1:1 is “pros.” Het gaat om een voorzetsel gevolgd door een zelfstandig naamwoord in de accusatief. Dan moet de vertaling ongeveer luiden: “En het Woord was tot God.” Eén van de betekenissen van “tot” in het Grieks en ook het Nederlands is “deel uitmaken van” iets en dat is ook hier de betekenis. In Romeinen 15:17 (HSV) waar “to pros ton Theon” is er vertaald met “de dingen die God aangaan.” Uit de tweede uitspraak van Johannes 1:1 leren we dus dat HET WOORD behoorde tot God,  dus deel uitmaakte van Hem.

In deze context zegt een Amerikaans theoloog daarover, onze vertaling: “Het is voor mij duidelijk dat Johannes, onder de leiding van de Geest, zich veel moeite heeft getroost (dat wil zeggen, het bedenken van geïnspireerde gebruik zoals professionals doen) om duidelijk te maken dat, terwijl het Woord in de aanwezigheid van God was, het Woord ook apart was van God de Vader, en tegelijkertijd niet inferieur aan God de Vader. Dit zijn allemaal cruciale punten voor het begrijpen van wie onze Heer Jezus Christus is: 1) gelijkwaardig goddelijkheid, 2) afzonderlijke persoon, en 3) een unieke rol in het plan van de Vader.” van Robert Dean Luginbill op http://ichthys.com/mail-John%201-1.htm

Benjamin B. Warfield zei in dat verband, onze vertaling: “En het Woord was bij God.” De taal is zwaar beladen. Het gaat niet alleen om co-existentie met God, dat wordt beweerd, als twee wezens die zij aan zij staan, verenigd in een lokale relatie, of zelfs in een gemeenschappelijk concept. Wat wordt beoogd is een actieve relatie van personen in gemeenschap. De duidelijke persoonlijkheid van het Woord is hier dus niet onduidelijk aan het doorschemeren. Van alle eeuwigheid was het Woord bij God als een collega: Hij die in het begin al “was,” “was” ook in gemeenschap met God. Hoewel Hij “was”, dus in zekere zin een tweede samen met God, Hij was toch niet een apart wezen van God: “En het Woord was” – heeft steeds het eeuwige “was” als “God.” In zekere zin te onderscheiden van God, was Hij in een al even ware zin identiek met God. Er is maar één eeuwige God, deze eeuwige God, is het Woord. In welke zin kunnen we Hem onderscheiden van de God “met” wie Hij was: Hij is niet een andere dan deze God, maar is zelf deze God. Het predikaat “God” neemt de positie van nadruk in deze grote verklaring, en is zo geplaatst in deze zin als te worden begrepen in een schril contrast met de zinsnede “met God.” Als om onvoldoende gevolgtrekkingen te voorkomen met betrekking tot de aard van het Woord, dat zelfs kortstondig getrokken is uit die zin. Johannes wil ons laten realiseren dat wat het Woord was in de eeuwigheid, Hij niet slechts even eeuwig collega van God, maar de eeuwige God zelf.” (Benjamin Breckenridge Warfield, The Person and Work of Christ, The Presbyterian and Reformed, 1950, blz.53.

Ik geloof niet wat hier staat in De Nieuwe Bijbelvertaling als betekenis van Logos in Johannes 1:1: “‘Het Woord’ is hier met een hoofdletter geschreven omdat het gaat om het gepersonifieerde woord, dat verderop belichaamd wordt door Jezus zelf, net als in Wijsheid van Salomo de Wijsheid de gepersonifieerde wijsheid van God is.”

Van http://www.nbv.nl/vertaalaantekeningen/?cid=text.John.sec_1

2.8 A°) GRAMMATICAAL TE VERANTWOORDEN

Page 121: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 121

Dat de vertaling “een god” foutief is en een bereidwillige verdraaiing van de Griekse tekst kan als volgt aangetoond worden. a) Een student die begin maakt met de studie van het Grieks leert vlug dat deze taal géén woord heeft zoals ons onbepaald lidwoord “een” in het Nederlands. Men kan in die taal zeggen “theos” (zonder lidwoord) en bedoelen “een god”. Maar dit is niet het einde van de zaak. De Griekse grammatica zegt dat het bepaalde lidwoord niet noodzakelijk is omdat een naamwoord wél in de bepaalde vorm zou staan. Laat ons een voorbeeld geven. In Joh.1:6: “Er stond een mens op die als een vertegenwoordiger van God werd uitgezonden: zijn naam was Johannes” (NWV). De Griekse tekst heeft “para theou” gewoonweg “van God” zonder het lidwoord te gebruiken. En toch weet iedereen die met de missie van Johannes bekend is dat hier “de” God van de Bijbel bedoeld is en niet zomaar “een” God van hier of daar. De lezer gelieve andere voorbeelden na te gaan in Mat.5:9 / 6:24 / Luc.1:35,78 / Joh.1:12,13 / 3:21 et cetera. Deze teksten genomen uit tientallen hebben in het Grieks géén bepaald lidwoord en zouden toch nooit als “een god” vertaald kunnen worden omdat er sprake is over de énige God.

In Mat.16:16 / Hand.26:23 staat in de Griekse tekst het lidwoord vóór de naam “Christus”. Het staat o.a. niet in Rom.5:6. Moeten we dat dan niet vertalen als “een Christus”? Ja, waarom zegt de NWV hier niet “een Christus”? Om verwarring te vermijden! Waarom dan verwarring stichten door over “een god” te spreken in dit vers Joh.1:1? Waarom dan ook niet de zes maal dat “theos” zonder lidwoord staat in Joh.1:1,6,12,13 en vers 18 (2 maal) in de NWV, dan niet als “een God” is vertaald is dan onduidelijk en onconsequent.

Indien de lezing “een god” in Joh.1:1 te verantwoorden is om onderscheid te maken tussen de eerste God en de tweede God (een kleinere god) dan is de WT in gebreke dit onderscheid te maken in Mat.4:3,4 / 12:28 / Luc.20:37,38 / Joh.3:2 / 13:3 en zo voort. Ook daar is het woord “theos” tweemaal gebruikt. En leest u zelf maar na hoe verwarrend en onbegrijpelijk het zou zijn hier te vertalen als “een god.” (Zie appendix in the ‘New World Translation’ van 1951, blz.776.) Weglating van het LIDWOORD met “Theos” wil niet zeggen dat we dan gewoon mogen vertalen als “een god.” Als we de test doen bij enkele Bijbelteksten waar het lidwoord niet gebruikt is met “Theos” zien we dat zo een vertaling “een god” niet steekhoudend is. Bijvoorbeeld: (Mat.5:9 / Mat.6:24 / Luc.1:35,78 / Luc.2:40 / Joh.1:6,12,13,18 / 3:2,21 / Joh.9:16,33 / Rom.1:7,17,18 / 1 Cor.1:30 / 1 Cor.15:10 / Phil.2:11 13 en Titus 1:1.

b) Op enkele uitzonderingen na heeft het Griekse “ho theos” = de God betrekking op de Vader. (Zie Arndt-Gingrich, blz.357.) Uitzondering zijn o.a. Joh.20:28 = Christus zo genoemd door Thomas, 2 Cor.4:4 = Satan genoemd “de” god van deze eeuw. En deze laatste tekst heeft een ironisch tintje gezien alle demonen slechts “afgoden” zijn en géén echte goden kunnen zijn (1 Cor.10:19 / Gal.4:8.) Géén enkele engel verdient het de titel van “god” te dragen. Wanneer “ho theos” gebruikt is voor een valse god dan is dit een uitspraak van een niet-christen; vb. Hand. 19:27,37, zie ook Hand.14:11 / Phil.3:19.

c) Een ander zeer belangrijk punt is de regel van Ernest C. Colwell. Deze geleerde op gebied van de Griekse taal formuleerde in 1933 (zie ‘Journal of biblical litterature’, vol.52, blz.12-21) een regel voor het gebruik van het lidwoord in bepaalde gevallen. Men denkt meestal dat hij dit heeft berekend vanuit Joh.1:1 maar dit is niet zo, het ging om Joh.1:49. Het komt hierop neer dat een

Page 122: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 122

gezegde in de eerste naamval nominatief géén lidwoord hoeft wanneer het aan het werkwoord voorafgaat. (Zie voor de regel nog A. T. Robertson ‘Grammar’, blz.767,768 en het artikel van P. Harner in ‘Journal of Biblical litterature’, vol.92:1, 1973.) Dit is het geval met Joh.1:1 wat betreft het laatste deel. Daar staat:

“kai theos en ho logos.” “en God was het Woord.” Men ziet dat het gezegde (het predikaat “God” in dit geval) voorafgaat aan het werkwoord.

Deze regel heeft uitzonderingen zoals Lucas 20:33 en 1 Cor.9:12 zegt de WT als kritiek op Colwell’s regel. (Zie ‘Ontwaakt!’ van 22 aug.1972, blz.27.) Maar het is toch opmerkelijk dat de NWV dan niet spreekt van “een” vrouw in Luc.20:33. Voor ons persoonlijk is dit geen uitzondering omdat hier over één welbepaalde vrouw gesproken wordt. En ze hoeft ditmaal niet nader bepaald te worden door het gebruik van het lidwoord. In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 mei 1976, blz.287 geeft men ook nog Joh.4:19 en Joh.18:37 als uitzonderingen. Beide gevallen kunnen echter zonder enige betekenisverandering zonder bepalend lidwoord gelezen worden. Het verdere “persoonlijk oordeel” van Alfred Marshall (naar wiens Interlineaire Vertaling men verwijst) heeft tussen haakjes te maken met vertalen van de Bijbel en niet exegese zoals hier het geval is. Het blijft dus bij uitzonderingen die de WT citeert en ook indien er nog enkele anderen zijn, de regel blijft. Het is in elk geval zeer onoprecht van de WT om in het appendix van hun Engelse vertalingen vijfendertig Bijbelteksten te citeren die hun bewering zouden staven. Gans deze reeks (zonder uitzondering) zijn schriftuurplaatsen waar het gezegde achter het werkwoord komt te staan. De regel van Colwell is dus niet toepasselijk op deze teksten en vormt er geen weerlegging van dat Joh.1:1 moet gelezen worden als “en het Woord was God.” Een gelijkaardige versstructuur als Joh.1:1 vinden we in Joh.19:21. Daar is het onderwerp (koning) in het eerste deel voorafgegaan door het lidwoord maar in het tweede deel niet omdat het valt onder de regel van Colwell. De WT zou hier dan ook hebben moeten vertalen - indien hun uitleg van Joh.1:1 juist was - als “een” koning. Wat ze niet gedaan hebben. Maar waarom niet indien hun uitleg zoveel juister zou zijn dan deze van Colwell?

Maar dat dit heb je niet laten zien dat er “een” moet toegevoegd worden aan “ theos “ in het laatste deel van Johannes 1. En naar de vertaling van Wilson verwijzen heeft geen zin. Peter Barnes, de ex-Getuige, merkt op over Joh.1:1:“Als we kijken naar de Emphatic Diaglott en Benjamin Wilson’s vertaling van Johannes 1:1 controleren, zullen we merken dat in het interlineaire gedeelte (waaruit elk Grieks woord met het bijbehorende Engels woord eronder is weergegeven), heeft Wilson onder THEOS geschreven, het Griekse woord (godheid, God), [letterlijk in de tekst (deity, God)] “een god.” Maar als we de laatste, de rechtse versie nemen van de vertaling   van Wilson (dus de weergave van zijn voorkeur ) en dat gaan onderzoeken, vinden wij dat hij niet zegt “het woord was een god”, MAAR “HET WOORD   WAS GOD. ” Daarom is zijn vertaling geen voldoende ondersteuning voor de Nieuwe Wereld Vertaling.” - The Truth About Jesus and the Trinity, blz.11,12. Dat wist u natuurlijk niet, of wel, maar geeft aan dat de WT niet zo oprecht omgaat met deze vertaling. De Emphatic Diaglott is momenteel gedrukt op de persen van de Wachttoren, natuurlijk is het niet de laatste versie, de rechterkolom die men promoot.

Page 123: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 123

Het is ook goed eens te kijken naar wat Wilson verder leerde en dan moeten we zeggen dat het beter is geen omgang te hebben met de man, hij leerde meerdere ketterijen. Kijk eens wat we hier lezen: en.wikipedia.org/wiki/Benjamin_Wilson_%28biblical_scholar%29 “Further Wilson's own views on the allegorical nature of the devil, non-preexistence of Christ, literal return of Christ” = “Verdere eigen opvattingen van Wilson zijn de allegorische aard van de duivel, het niet vooraf bestaan van Christus en de letterlijke wederkomst van Christus”

Jehovah’s Getuigen wijzen in dit verband nog naar Hand.28:6 waar ongelovige mensen Paulus “een god” noemen. In deze tekst is er geen lidwoord in het Grieks. In het Nederlands wordt het toegevoegd omwille van de duidelijkheid. Maar het bewijst niets in verband met Joh.1:1, dan zou men de NWV moeten vertalen als “de god”. Want diegenen die Paulus “een god” noemen zijn heidenen die in meerdere goden geloven. Ze kunnen Paulus dus niet gewoonweg “God” of “de god” noemen, in hun cultuur is zoiets onzin. Deze tekst is niet aan de regel van Colwell gebonden.

Indien er dan een regel bestaat zoals de WT toepast, dan moeten we ons afvragen waarom ze in Joh.1:18 vertalen als “God” en “god” hoewel het lidwoord in beide gevallen ontbreekt? (Zie A. T. Robertson’s ‘Grammar’, blz.761.) En er zijn ook Bijbelteksten die niet vallen onder de regel van Colwell waar in eenzelfde tekst eerst “ho theos” staat en daaropvolgend “theos” zonder een betekeniswijziging van het woord “God.” Zie bijvoorbeeld; Marc.12:26,27 / Luc.20:37,38 / Joh.3:2 / 13:3 / Rom.1:21 / 1 Thes.1:9 / Heb.9:14 / 1 Pet.4:10,11. We schrijven die teksten uit om weer te geven hoe het er staat in het Grieks.

Marc.12:26,27 HSV: “En wat betreft de doden, dat zij opgewekt zullen worden: hebt u niet gelezen in het boek van Mozes, hoe God in de doornstruik tot hem sprak: Ik ben de God [HO THEOS = DE GOD] van Abraham en de God [THEOS = GOD] van Izak en de God [THEOS = GOD] van Jakob? Hij is niet een God [THEOS = GOD] van doden, maar een God van levenden. U dwaalt dus erg.” Merk dat verschil op van: “de God [THEOS = GOD] van Izak en de God [THEOS = GOD] van Jakob” met “een God [THEOS = GOD] van doden.” DE context vraagt dat er het bepalend lidwoord komt in de eerste plaatsen en geen in het tweede geval. Dat heeft te maken met verschillen in betekenissen tussen het Grieks en de Nederlandse schrijfwijze.

Luc.20:37,38 HSV: “37 En dat de doden opgewekt zullen worden, heeft ook Mozes duidelijk te kennen gegeven bij de doornstruik, toen hij de Heere de God [HO THEOS = DE GOD] van Abraham, de God [THEOS = GOD] van Izak en de God [THEOS = GOD] van Jakob noemde. 38 God nu is niet een God [THEOS = GOD] van de doden, maar van de levenden, want voor Hem leven zij allen.”

Joh.3:2 HSV: “Deze kwam 's nachts naar Jezus en zei tegen Hem: Rabbi, wij weten dat U van God [THEOS = GOD] gekomen bent als leraar, want niemand kan deze tekenen doen die U doet, als God [HO THEOS = DE GOD] niet met hem is.”

Page 124: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 124

Joh.13:3 HSV: “stond Jezus, Die wist dat de Vader Hem alle dingen in handen gegeven had en dat Hij van God [THEOS = GOD] uitgegaan was en tot God [HO THEOS = DE GOD] heenging.”

Rom.1:21 HSV: “Want zij hebben, hoewel zij God [HO THEOS = DE GOD] kennen, Hem niet als God [THEOS = GOD] verheerlijkt of gedankt, maar zij zijn verdwaasd in hun overwegingen en hun onverstandig hart is verduisterd.”

1 Thes.1:9 HSV: “Want zij vermelden zelf over ons hoezeer wij ingang bij u gekregen hebben en hoe u zich van de afgoden tot God [HO THEOS = DE GOD] bekeerd hebt om de levende en waarachtige God [THEOS = GOD] te dienen.”

Heb.9:14 HSV: “hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door de eeuwige Geest Zichzelf smetteloos aan God [HO THEOS = DE GOD] geofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken om de levende God [THEOS = GOD] te dienen!”

1 Pet.4:10,11 HSV: “Laat ieder de anderen dienen met de genadegave zoals hij die ontvangen heeft, als goede beheerders van de veelsoortige genade van God. Als iemand spreekt, dan als iemand die de woorden van God [THEOS = GOD] spreekt; als iemand dient, dan als iemand die dient uit kracht die God [HO THEOS = DE GOD] schenkt; zodat God [HO THEOS = DE GOD] in alles verheerlijkt wordt door Jezus Christus. Hem komt de heerlijkheid en de kracht toe, tot in alle eeuwigheid. Amen.”

We zagen naar een reeks teksten waar in eenzelfde zin “ho theos” staat en daaropvolgend “theos” zonder een betekeniswijziging van het woord “God.” En die zaken ZIJN NOOIT VERTAALD ALS “EEN” GOD in de betekenis van de ware God en nog een tweede God. Dat is wat de WT doet. Dat zou nu juist mogelijk zijn met de door hen vooropgestelde uitleg van Johannes 1:1 maar is totaal onmogelijk vanuit deze Bijbelteksten.

d) De goedkeuring die de WT geeft aan de vertaling van Moffat en An American Translation van dit vers (het Woord was goddelijk) is fout om twee redenen. In de eerste plaats omdat Johannes in dit geval niet zou schrijven “kai Theos èn ho Logos”, maar het Grieks “theios” zou gebruiken, het bijvoeglijk naamwoord van “theos.” Maar dat wil Johannes niet zeggen. Want wat goddelijk is, is niet noodzakelijk God, terwijl God altijd goddelijk is. De evangelist wil te kennen geven dat de Logos in natuur en essentie God is, niet slechts goddelijk. Daarom ook spreekt Col.2:9 over Christus als Diegene in wie de volheid van de godheid woont. Hier hebben we het woord “theotees” dat wijst op de persoon. Hieraan verwant gebruikt Rom.1:20 dan “theiotees” (maar afgeleid van theios) als verwijzing naar de goddelijkheid van God, de uiterlijke manifestatie en heerlijkheid. De tweede reden waarom “theos” in Joh.1:1 niet als goddelijk vertaald mag worden is dat het Griekse woord voor goddelijk = theios aan Johannes niet ongekend was als uitdrukking.

Paulus gebruikt het in Hand.17:29 en Petrus in 2 Pet.1:3. Maar dat woord “theios” zou de bedoeling van Johannes niet juist weergeven. Voor hem is de Logos in wezen God en om die reden gebruikt hij het woord “theos.” Hoe moeten we Joh.1:1 begrijpen volgens ‘Redeneren aan de hand van de Schrift’, 1985: “Wat bedoelde de apostel Johannes toen hij Johannes 1:1

Page 125: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 125

optekende? Bedoelde hij dat Jezus zelf God is of dat Jezus misschien één God met de Vader is? In hetzelfde hoofdstuk, vers 18, schreef Johannes: “Niemand [“geen mens”, LW] heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon [“de eniggeboren god”, NW], die aan den boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen” (NBG). Hebben mensen de Zoon Jezus Christus gezien? Natuurlijk! Zei Johannes dus dat Jezus God was? Klaarblijkelijk niet. Aan het einde van zijn Evangelie vatte Johannes alles samen door te zeggen: “Deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, [niet God, maar] de Zoon van God.” – Joh.20:31, NBG” blz.229. Dat is dan duidelijk: de WT wil niet dat zijn leden zonder omwegen aannemen dat Jezus = God en hebben dergelijke nietszeggende antwoorden geformuleerd. Want lees het eens goed, je zit op die manier tussen wal en schip: er is dan namelijk een grote God en een kleine God. En die laatste een god noemen met kleine “g” lost niets op aan het probleem: wie aanneemt wat de WT zegt is een aanhanger van méérdere goden! En dan ben je verder van het christelijke huis dan je ooit kan zijn!

In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 dec. 1975 verwijst men naar ‘A Translator’s New Testament’ waar staat dat: “het tweede gebruik van Theos = God een bijvoeglijk karakter heeft” zodat de zin betekent: “het Woord was goddelijk” (blz.7). Hierbij vergeet men dat het evangelie van Johannes in relatief keurig Grieks is geschreven, dat het bijvoeglijk naamwoord van theos (theios) voorhanden was maar dat de schrijver het niet gebruikt. Is dat niet te wonderlijk! (Zie o.a. ‘Trench Synonyms of the New Testament’, blz.7,8 / W. E. Vine deel 1, blz.328, 329 / Thayer, blz.288 / ‘A. T. Robertson Word Pictures’, deel 4, blz.491.) A. T. Robertson zegt terecht dat Johannes ook niet kan schrijven “het woord was de God” omdat dit zuiver Sabellianisme zou zijn, de leer die zegt dat God = de Vader = de Logos. En in zekere zin volgt de eeuwige godheid al uit het begrip Logos. Het kan vertaald worden als: rede, woord, gedachte et cetera. Daar het onmogelijk is zich een ogenblik voor te stellen dat God zonder rede of gedachte was, daarom is dit Woord ook eeuwig. B. Metzger van de Princeton Universiteit zegt dan ook doordacht dat deze vertaling van de WT “verschrikkelijk” is.

2.9 B°) WAT ZEGT DE CONTEXT?

Belangrijk voor dit hoofdstuk dat als titel heeft ‘Christus, Schepper of schepsel?’ is dit gedeelte dan, dat in feite zeer kort is.

Volgens de WT zou gans de opzet van Joh.1:1-3 zijn om twee dingen te bewijzen: 1°) dat Christus niet God is maar een schepsel. 2°) dat de Heer Jezus hier als medewerker van God is afgebeeld bij de schepping van de “andere” dingen.

We citeren uit de brochure ‘Het Woord’ de volgende dingen: “Als het Woord die zich “in den beginne” in de hemel bevond, was hij de eerste van Gods schepping (...) Door bemiddeling van hem als tussenpersoon maakte God alle andere dingen zoals Johannes 1:3 bevestigt” blz.49.

Maar men ziet toch duidelijk dat in deze woorden van Johannes 1:1 geen sprake is over de schepping van Christus. Integendeel, tot driemaal toe is er gezegd dat de Logos “was.” En wel als volgt: “In den beginne was het Woord en het Woord was bij God

Page 126: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 126

en het Woord was God.”

De uitleg van Jehovah’s Getuigen over Joh.1:1-3 hangt aan elkaar vanuit een verkeerd begrip over de werkwoorden die er gebruikt zijn. Dat wil zeggen dat ook andere teksten zullen moeten buigen voor wat ze vooropstellen: Jezus is een geschapen god. Daar gaan we verder op in.

We onderstrepen zelf de driemaal dat het werkwoord “was” is gebruikt in dit gedeelte. Dat sluit namelijk al, een eerste uitleg uit in de leer van Jehovah’s Getuigen. Hier staat nergens dat het Woord geschapen werd. Dáár waar God was, dáár was steeds de Logos.

Deze teksten spreken duidelijk over het absolute “zijn” van de Logos en niet over een tot bestaan komen door schepping. In dit geval zou Johannes geschreven hebben: “In den beginne schiep = (Grieks ktizo) God het Woord.” Ofwel: “In den beginne is het Woord door God geworden = (Grieks egeneto) zoals in Joh.1:14.” Deze teksten citeren als bewijs voor de schepping van de Logos, wijst er alleen op dat de WT niet leest wat er staat of begrijpt wat er staat. Zie voor deze betekenis van “was” o.a.; A. T. Robertson ‘Word Pictures’, deel 5, blz.5 / Thayer, blz.175 / Arndt en Gingrich, blz.221 / W. F. Moulton en Milligan, blz.184 / W. E. Vine deel 4, blz.229,230.

Wie een studie maakt van deze inleiding van het evangelie naar Johannes zal vlug het kontrast zien tussen de werkwoorden “zijn” en “worden”. Het “zijn” heeft hier de betekenis van voortdurend bestaan en het “worden” verwijst naar beperkt bestaan. Zie Joh.1:1,2,4,8,9,10 voor het eerste en Joh.1:3,6,10,14 voor het tweede.

De WT maakt ook teveel uit de woorden in Joh.1:3 dat “door” hem (Christus-Logos) geschapen is. Ze vertalen het Griekse “door” als “door bemiddeling van.” Dat is echter een nep-argument. Heb.2:10 / Rom.11:36 en Gal.1:1 spreekt over de scheppingen als ontstaan “door” de Vader en dat is hetzelfde Grieks als in Joh.1:3. Evenmin als de Vader dan op niveau van een schepsel gezien is, moeten we dat niet doen voor de Zoon. Dat voorzetsel wil alleen de relatie aangeven van Schepper-Schepping. De Schepping is “door” de Vader maar ook “door” de Zoon (Col.1:16 / Heb.1:2 / 1 Cor.8:6).

2:10 C°) BIJBELSE LEER VAN DE LOGOS ALS “een” GOD?

In ‘Ontwaakt!’ van 22 aug.1972 schrijft de WT: “Iemand die daarentegen de duidelijke verklaring van Jezus aanvaardt dat de Vader groter is dan ik, zal beseffen dat Jezus niet gelijk is aan de Almachtige Jehovah (Joh.14:28). Dit betekent evenwel niet dat er in geen enkele betekenis van het woord naar Jezus als “god” verwezen kan worden” blz.28.

In ‘DE WACHTTOREN’ van 15 aug. 1975, blz.505 leest men: “Het Woord “God” (Joh. 1:1) in deze toepassing op het “Woord” vestigt eenvoudig de aandacht op diens goddelijke natuur, op het feit dat hij gedurende zijn voormenselijke bestaan goddelijk, een machtige, was.” M.a.w. de Logos heeft een goddelijke natuur en is goddelijk maar niet God in ware zin.

Page 127: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 127

We lezen in ‘Inzicht in de Schrift’ het volgende op blz.1287: “Aangezien de Zoon degene was door bemiddeling van wie alle dingen waren gemaakt, was hij een god, “de eniggeboren god” (Jo 1:18); daarom nam hij een eervolle en superieure positie onder al Gods andere geestenzonen in. Toch werd hij niet hoogmoedig. (Zie in tegenstelling daarmee Ez 28:14-17). Er kon dus niet worden gezegd dat de Zoon zijn loyaliteit, nederigheid en toewijding niet reeds in vele opzichten had bewezen.”

“In den beginne”, zoals ook dat begin in Gen.1:1, dan was het Woord er gewoon. Waar dat Woord zou moeten vandaan komen, zegt deze tekst niet, evenmin zoals in Gen.1:1 de vraag gesteld wordt: waar komt God vandaan? Wanneer Johannes schrijft: “en het Woord was bij God” dan geeft dit te kennen dat het Woord altijd bij God was. Er was en er is geen enkel moment aan te geven dat God zonder Woord “was.” Dat wijst op een eeuwig bestaan van het Woord bij God. (Vergelijk enkele Logosteksten in het OT Ps.33:6 / 107:20 / Jes.55:10,11)

In vers 3 wordt dan duidelijk dat alles wat geschapen is, door het Woord is geschapen: “Zonder het Woord is niet één ding geworden, dat geworden is” (Brouwer). Of anders: “buiten hem om is volstrekt niets geworden van wat geworden is” (Leidschevertaling).

De enige juiste gevolgtrekking uit deze tekst is daarom dat zowel God als het Woord personen zijn die niet geworden of geschapen zijn. Dus is het Woord niet geschapen zoals de Jehovah’s Getuigen beweren. Ze lezen in Joh.1:1 niet wat er staat maar lezen er wat in. Ze verdraaien de duidelijke waarheid dat het Woord niet onder de geschapen dingen gecatalogeerd kan/mag worden.

Maar er is nog wat anders over deze tekst te zeggen. In de Bijbelvertaling van de Wachttoren wordt de laatste zin vertaald als: “het Woord was een god.” Gelieve te letten op het onbepaalde lidwoord “een” en de kleine “g” voor “god.” Dat wil zeggen dat ze leren dat er een “God” is, en een “god.” Twee goden: een grote en een kleine. Kan dat volgens de Schrift? Absoluut niet.

In het lied van Mozes lezen wij: “Ziet nu dat IK, Ik het ben, daar is geen God behalve Mij” (Deut.32:39). In Jes.43:10 staat: “Voor Mij is er geen God geformeerd en na Mij zal er geen zijn.” De profeet schrijft er volgens de WT: “Vóór mij werd er geen God geformeerd en na mij bleef het zo dat er geen was” (NWV). Andere Bijbelvertalingen zijn nog duidelijker. Zie ook nog Jes.44:8 / 45:3,6,14,18,21,22 / 48:11 / 52:7. YaHWeH heeft géén God of god geformeerd, dus is Jes.43:10 bewijs dat de interpretatie van Jehovah’s Getuigen over die tekst uit Joh.1:1 niet waar kan zijn. Jesaja zou toch Johannes niet kunnen tegenspreken. Wij moeten ze beiden toch nog als geïnspireerde profeten van God aanvaarden!

Bruce Metzger, één van de grote specialisten van de Griekse taal uit de recente tijd zei, toen deze vertaling van Jehovah’s Getuigen verscheen in 1950: “ze is verschrikkelijk”. Het Woord kan dus niet geschapen zijn. Deze uitleg is strijdig met Joh.1:1,10 / Eph.3:9 / Col.1:16,17 / Heb.1:2 en het getuigenis van de profeten uit het OT. Al de rest is woordkramerij door de Wachttoren -mensen gebruikt om u ervan te weerhouden de ware Logos te leren kennen.

Page 128: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 128

Maar is het mogelijk dat er een grote “God” en een kleine “god” is? We lezen in Deut.32:39: “Ziet nu dat ik - ik het ben - Er zijn geen goden naast mij”. (NWV) Dit is een positief bewijs dat de Logos niet “een” god kan zijn zoals de WT zegt. De getuigen van ‘DE WACHTTOREN’ trachtten dit te weerleggen door te verwijzen naar vers 12 in Deut.32 maar dit is een ontwijkend antwoord. Want dit vers spreekt over de redding van Israël uit Egypte. Dat was het werk van YaHWeH zonder hulp van een “buitenlandse” god, zo luidt de NWV. Dit is zondermeer waarheid. Maar Deut.32:31 spreekt niet over Gods werk op aarde maar over zijn wezen en werken in de hemel. En dáár, met Hem is er geen “god” en ook geen “goden” volgens de NWV. Beide teksten spreken over gans andere dingen. Zie bijvoorbeeld, ‘DE WACHTTOREN’ van 1 dec.1975, blz.735.

De enige mogelijke gevolgtrekking is dat de Logos zelf God moet zijn. Hoe schokkend het ook mag klinken voor iemand van de WT: de Logos moet YaHWeH zijn. Of er zijn: op zijn minst twee eeuwige personen die “God” genoemd worden. Maar dat bewijzen we verder nog in hoofdstuk drie. Joh.14:28 (de Vader is groter dan Ik) bespreken we in hoofdstuk zes. In elk geval, bewijs dat de Logos een schepsel is of “een god” heeft de WT niet.

In deze éne tekst (Joh.1:1) zijn drie zaken overduidelijk gemaakt: 1°) De Logos heeft een preëxistent bestaan. 2°) De Logos is een persoon. 3°) De Logos is God.

Paulus kon dan ook schrijven dat het geheimenis Gods is: “Christus in wien al de schatten der wijsheid en kennis verborgen zijn” (Col.2:3). En verder: “Christus de kracht Gods en de wijsheid Gods” (1 Cor.1:24). Samen met Eph.3:19 vormt dit het bewijs van de volheid der godheid in de persoon van Christus.

Een laatste opmerking in dit verband door H. Cremer in zijn woordenboek onderstreept (blz.390). Het Griekse “logos = woord” verwijst naar “het levende gesproken woord.” Dus niet het “woord” van de taal want in dat geval zou ofwel “rhema” ofwel “onoma” ofwel “epos” gebruikt zijn. In de onderstaande tabel geven we u nog enkele voorbeelden hoe Joh.1:1 vertaald is geworden. Opnieuw merken we op dat een groot deel van deze vertalingen gemaakt zijn door mensen die niet geloven in de Drie-eenheid. En die doen alle pogingen om de zin en betekenis van zo een duidelijke tekst te ontwijken. (Sommigen laten we onvertaald.)

An American Translation: “Het Woord was goddelijk.” Belsham NT, 1809: “het Woord was een god.” – een unitariër. Concordant Version (Knoch): “God was het Woord.” – een letterlijke vertaling. Cotton Patch Version, 1970: “and the Idea and God were One.” – een parafrase. Das Evangelium nach Johannes door Johannes Schneider: “en van goddelijke natuur was de Logos.” La Bible du Centenaire: “en het Woord was een goddelijk wezen.” Newcome, 1808: “en het woord was een god.” – een unitariër. New English Bible, 1961: “wat God was, het Woord was.” Moffatt’s The Bible, 1972: “de Logos was goddelijk.” – vertaling van een Jood. Revised English Bible 1989: “ wat God was, het Woord was.”

Page 129: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 129

Schonfield’s, The Original New Testament, 1985: “het Woord was goddelijk.” – vertaling van een Jood en christenhater. Simple English Bible: “and the Message was Deity.” – een parafrase.The Emphatic Diaglott: “en een God was het Woord.” – een unitariër. The NET Bible: “and the Word was fully God.” – zegt teveel. The New English Bible: “Wat God was, was het Woord.”The New Testament in an Improved Version, Upon the Basis of Archbishop Newcome’s New Translation: With a Corrected Text: “en het woord was een god.” – een unitariër. Today’s English Version: “Het was hetzelfde als God.” – een parafrase. Torrey C.C.,The Four Gospels, Second Edition, 1947: “the Word was god.” Young R.: “[A]nd a God (i.e. a Divine Being) was the Word.” – een letterlijke vertaling. Zodat de Wachttoren vanuit Joh.1:1 slechts wat kan bewijzen dat op “een god” lijkt, wanneer ze de vijanden van de leer van de Drie-eenheid kwistig aanhalen. Maar vanuit de Schrift is de Logos = God in de volle betekenis van het woord.

Fig. 1. The Emphatic Diaglot, jarenlang gepubliceerd door De Wachttoren. Opmerking: de Logos “was God” (met hoofdletter) aan de rechterkant, en “een god” aan de linkerkant.

We hebben ook dit vertaald, de brief van Prof. Julius Mantey, medeauteur van een Grieks grammatica dat 23 edities heeft gehad tussen de jaren 1927 en 1984 in het Engels en Spaans gericht aan de Wachttoren. De excuses die hij aan de WT vraagt vanwege het misbruik van zijn Boek en de verkeerde voorstelling van wat hij zelf geloofd heb ik nooit gezien in de boeken/tijdschriften van de WT. ^^^^^^^

Julius R. Mantey

Page 130: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 130

414 Palmette RoadNew Port Richey, FL 33552July 11, 1974

Watchtower Bible & Tract Society117 Adams St.BrooklynNew York 11201Geachte heren,Ik heb een kopie gekregen van uw brief aan Caris in Santa Ana, Californië, en schrijf u dat ik het oneens ben met verklaringen in deze brief, evenals in citaten die u hebt gemaakt van de Dana-Mantey, Greek Grammar.

(1) Uw verklaring: “Hun werk laat de weergave in het de Kingdom Interlinear Translation of the Greek Scriptures in Johannes 1:1 toe.” Er is geen bewijsvoering in onze grammatica die ooit bedoeld was om te suggereren dat “een god” een toegestane vertaling in Johannes 1:1 zou zijn.

A. We hadden geen “regel” om te betogen tot de ondersteuning van de drie-eenheid.

B. Wij hebben dat ook niet verklaard als een voornemen. We waren gewoon de afbakening aan het tekenen van de feiten die inherent zijn aan Bijbelse taal.

C. Uw citaat van blz.148 (3) was in een paragraaf onder het kopje: “With the Subject in a Copulative sentence” [“Met het onderwerp in een copulative betekenis”] Twee voorbeelden waren gegeven er dat te illustreren, maar we maakten geen verklaring in de paragraaf over het predicaat behalve dat, “in haar huidige vorm de andere personen van de drie-eenheid in theos geïmpliceerd kunnen worden.” En is dat niet het tegenovergestelde waar uw vertaling “een god” toe leidt? Je citeerde mij uit de context. Op de bladzijden 139 en 140 (VI) in onze grammatica hebben we dit gezegd: “zonder het lidwoord betekend theos goddelijke essentie (…) theos en ho logos benadrukt Christus deelname aan de essentie van de goddelijke natuur.” Onze interpretatie is in overeenstemming met die in de NEB en de TEV “Wat God was, het Woord was”, en met die van Barclay: “De natuur van het Woord was hetzelfde als de natuur van God”, die u vermeld in uw brief aan Caris.

(2) Gezien Colwell’s en Harner’s artikelen in JBL, in het bijzonder die van Harner, is het noch wetenschappelijk, noch redelijk om Johannes 1:1 te vertalen als: “Het Woord was een god.” De volgorde van de woorden heeft deze weergave achterhaald en is onjuist als interpretatie.

(3) Uw citaat van de regel van Colwell is onvoldoende, omdat u slechts een deel aanhaalt vanuit zijn bevindingen. Je hebt de volgende sterke uitspraak niet geciteerd: “Een predicaat nominatief waarbij het werkwoord vooraf gaat, kan niet worden vertaald als een onbepaald of een ‘kwalitatief’ zelfstandig naamwoord alleen vanwege de afwezigheid van het artikel.”

(4) Prof Harner, vol.92:1 (1973) in JBL, is verder gegaan dan het onderzoek van Colwell en heeft ontdekt dat predicaatnaamwoorden zonder lidwoord voorafgaand aan het werkwoord in de eerste plaats de functie hebben om de aard of het karakter van het onderwerp uit te drukken. Dat vond hij

Page 131: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 131

waar te zijn in 53 passages van het Evangelie van Johannes en 8 in het Evangelie van Marcus. Beide geleerden schreven dat als onbepaaldheid was bedoeld door de evangelie schrijvers, het predicaat zelfstandig naamwoord regelmatig na het werkwoord geplaatst is, en zowel Colwell en Harner hebben verklaard dat theos in Johannes 1:1 niet van een onbepaalde tijd is en niet mag worden vertaald als “een god.” Wachttorenschrijvers lijken de enigen te zijn die pleiten voor die vertaling. De gegevens blijken 99% tegen hen te zijn(5) uw verklaring in uw brief dat de heilige tekst ons zelf moet begeleiden en ‘niet alleen een Handboek van iemand” dat moet doen, daar zijn we het met u eens. Maar onze studie toont aan dat Jehovah’s Getuigen het tegenovergestelde doen wanneer de “heilige tekst” verschilt met hun ketterse opvattingen. Bijvoorbeeld de vertaling van kolasis voor het afsnijden wanneer straf de enige betekenis is die in de lexicons voorkomt. De verkeerde vertaling van ego eimi als “Ik ben al” in Johannes 8:58. De toevoeging van “voor alle tijden” in Heb.9:27 als er niets in het Griekse Nieuwe Testament is dat het ondersteunt. De poging om een kleinere Christus te maken door de verkeerde vertaling van “arche tes ktiseos” = “begin van de schepping” als Hij wordt voorgesteld als “de schepper van alle dingen” (Johannes 1:2 en als ‘gelijk aan God’ (Phil.2:6) voordat hij zichzelf vernederd en leefde in een menselijk lichaam hier op aarde. Uw aanbod om te bewijzen dat Jezus niet gelijk aan God is van: “de Vader is groter dan ik” (Johannes 14:28) gaat voorbij aan de feiten vermeld in Phil.2:6-8. Toen Jezus dat zei was Hij nog steeds in zijn vrijwillige staat van vernedering. Die staat eindigde toen hij naar de hemel terugging. Waarom de poging om doelbewust mensen door verkeerde punctuatie misleiden: door het plaatsen van een komma na “vandaag” in Lucas 23:43 zoals in de Grieks, Latijn, Duits en alle Engelse vertalingen behalve de jouwe, zelfs in uw Griekse KIT, de komma is te vinden plaats na lego (ik zeg) - “Vandaag zul je met mij in het paradijs zijn.” 2 Cor.5:8, “om uit het lichaam en thuis bij de Heer te zijn.” Deze passages leren dat de verlosten onmiddellijk naar de hemel gaan na de dood, dat niet overeenkomt met uw leringen waar de dood eindigt tot de opstanding. Vergelijk Ps. 23:6 en Hebr. 1:10.

De hiervoor genoemde zaken zijn slechts een paar voorbeelden van verkeerde vertalingen van De Wachttoren en verdraaiingen van Gods Woord. In het licht van de voorgaande feiten, vooral omdat je mij wil citeren uit de context, geeft ondergetekende dit verzoek: niet meer te citeren uit de Manual Grammar of the Greek New Testament, zoals u hebt gedaan de laatste 24 jaar. Ook dat je het niet meer zou citeren in een van uw publicaties, vanaf deze tijd aan.Dat u bovendien in het openbaar en onmiddellijk excuses zou publiceren in de Wachttoren, aangezien mijn woorden geen betrekking hadden bij het ontbreken van het lidwoord voor theos in Johannes 1:1. En schrijf dan alstublieft naar Caris en geef toe dat je mijn “regel” misbruikt en verkeerd geciteerd heeft. Op de pagina voor het voorwoord in de grammatica staan deze woorden: “Alle rechten voorbehouden - niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd in enige vorm zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever” Aangezien u geen dergelijke toestemming heeft, stuur me dan een fotokopie van het gepubliceerde.Als u geen aandacht zou geven aan deze verzoeken zal u er de gevolgen van dragen.Hoogachtend,

Julius R. Mantey^^^^^^^Het origineel staat op deze twee sites:http://www.bible.ca/trinity/trinity-Mantey.htm

Page 132: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 132

http://www.theforbiddenknowledge.com/hardtruth/letter_mantey.htm

En als kers op de taart; hier is de oorspronkelijke tekst van H. E. Dana and Julius Mantey over Joh.1:1 die de WT misbruikt heeft en waaruit géén ondergeschiktheid van Jezus blijkt zoals ze beweren (zie blz.79,80 hierboven): “The article sometimes distinguishes the subject from the predicate in a copulative sentence. In Xenophon’s Anabasis, 1:4:6, emporion d’ en to korion, and the place was a market, we have a parallel case to what we have in John 1:1, kai theos en ho logos, and the word was deity. The article points out the subject in these examples. Neither was the place the only market, nor was the word all of God, as it would mean if the article were also used with theos. As it stands, the other persons of the Trinity may be implied in theos.” H. E. Dana, Julius Mantey, A Manual Grammar of the Greek New Testament, The MacMillan Company, 1950, blz.148,149.

“Het lidwoord maakt soms een onderscheid tussen het onderwerp in het bijvoeglijk naamwoord in een copulative zin. In de Anabasis van Xenophon, 01:4:6, staat emporion d 'en om korion, en de plaats was een markt, en is een parallelle zaak met wat we hebben in Johannes 1:1, kai theos en ho logos, en het woord was godheid. Het lidwoord wijst naar het onderwerp in deze voorbeelden. Noch was de plaats, de enige markt, noch was het woord, het alles van God, als het zou betekenen met het lidwoord ook bij theos gebruikt. Zoals het er nu staat, kunnen de andere personen van de Drie-eenheid worden geïmpliceerd in theos.” H. E. Dana, Julius Mantey, A Manual Grammar of the Greek New Testament, The MacMillan Company, 1950, blz.148,149.

Nog enkele aantekeningen over dat soort vertalingen: “het Woord was god.” Twee citaten uit Arian Biased Translations van de site http://www.bible.ca/ (onze vertaling)

11. De New English Bible & Revised English Bible: is geproduceerd door liberale, modernistisch gezinde theologen van wie het vitale geloof zelfs verontrustend is voor Jehovah’s Getuigen. Het feit dat het woord “christelijk” 32 keer is gevonden in deze Bijbels, terwijl het in feite slechts drie keer in de Griekse staat, is bewijs genoeg dat het onbetrouwbaar is als een letterlijke vertaling. Ze zijn niet alleen tegen de godheid van Christus, maar ook tegen de maagdelijke geboorte. In Lukas 1:34 hebben zij onjuist het Grieks vertaald, “kende geen mannelijke maagd” [“knew no man-virgin”] voor “ik heb geen man.” Ze hebben ook onjuist het Griekse “eerste dag van de week” vertaald voor “zaterdag nacht” in Handelingen 20:7. (Zaterdag is de 7e dag van de week). Zij maken gebruik van “Vrijdag” in Lucas 23:54, zonder enige ondersteunende Griekse woorden! Zij maken gebruik van “zondag” in 1 Cor.16:2, in plaats van “de eerste dag van de week”. Ze hebben ook onjuist het Griekse, “Pinksteren” vertaald voor “Whitsuntide” (een religieus feest in de kerk van Engeland). Over het geheel genomen is de vertaling voorzien van het stempel van het modernisme. Als we voor eenvoudige dingen grote verkeerde zaken krijgen, hebben we zeker geen vertrouwen in hun vertaling van Johannes 8:58. Jehovah’s Getuigen wijzen op de anti-trinitarische ondertoon maar negeren de rest van het modernisme in deze vertaling. Toch heeft de NEB nog wat spul dat goed is zoals de opmerkingen van Barclay over Johannes 1:1: “Maar het is hier dat NEB [New English Bible] een briljante oplossing gevonden heeft voor het probleem met de absoluut juiste weergave: “Wat God was het Woord was” (Barclay, William; Many Witnesses, One Lord, 1973, blz.23-24.)

Page 133: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 133

12. De New Testament in an Improved Version en Newcome’s New Translation: precedenten voor het vertalen van Johannes 1:1, ... “En het Woord was een god”, vinden we geciteerd door de Wachttoren op bladzijde 5 van “Het Woord Wie is Hij? Volgens Johannes”. “Deze lezing is ook te vinden in de” Nieuwe Testament in een verbeterde versie” , gepubliceerd in Londen, Engeland in 1808.” Wij zijn gericht op een voetnoot die luidt: “De titelpagina luidt:” Het Nieuwe Testament in een verbeterde versie, op basis van de Nieuwe Vertaling door aartsbisschop Newcome met een gecorrigeerde tekst, en kritische en verklarende nota’s. Uitgegeven door de Society for Promoting Christian Knowledge and the Practice of Virtue, by the Distribution of Books -. Unitarisch. Ja, het sleutelwoord is hier bovenal: Unitarisch Dit is een sekte met de leer dat Jezus alleen een buitengewoon goede man was, niets meer. Thomas Belsham heeft na de dood van aartsbisschop Newcome, de tekst van Newcome gewijzigd! [Zie bladzijde 394, van het “Manual of Biblical Bibliografie”.] Deze gewijzigde tekst is een ontering van de zorgvuldige wetenschappelijkheid van aartsbisschop Newcome maar was een basis voor de Nieuwe Wereld Vertaling van de ... “en het Woord was een god”. (Zie ook The Kingdom Interlinear Translation, bladzijde 1160, 1969 edition.). Aartsbisschop Newcome heeft zeker nooit gezegd, het Woord was” een god.”

En van http://en.wikipedia.org/wiki/William_Newcome“Hij had invloed door zijn werk An attempt toward revising our English translation of the Greek Scriptures, and toward illustrating the sense by philological and explanatory notes (1796) (commonly known as Archbishop Newcome’s new translation). Dit moet onderscheiden worden van de herziene versie van Thomas Belsham gepubliceerd door Unitariërs na zijn dood: The New Testament in an Improved Version Upon the Basis of Archbishop Newcome’s New Translation (1808), waarin onder andere veranderingen staan, geen rekening gehouden is met de Comma Johanneum. Newcome werkte aan de volle herziening van de gehele Engelse Bijbel, waarvan het Nieuwe Testament deel een poging was. Het werk werd ingehouden van publicatie tot 1800, na de dood van Newcome, toen de druk werd beschadigd tijdens het oversteken van Dublin en het aantal exemplaren te klein was voor verkoop. In 1808 hebben Unitariërs anoniem hun Improved Version uitgegeven. De aanpassingen met een sektarische bedoeling waren vooral het werk van Belsham, aan wie een verontwaardigde antwoord was geadresseerd (7 augustus 1809) door Newcome’s de schoonbroer, Joseph Stock, DD, bisschop van Killala en Achonry.”

Een extra = Jezus in de Qoer'ān (Koran): GEEN zoon van God

De visie op Jezus in de Islam is deze:

De Islam is het enige niet-Christelijke geloof dat als onderdeel van hun geloof eist om te geloven in Jezus.

Zij geloven dat Hij een van de grootste Boodschappers van Allah, Ta'ala was.

Zij geloven dat Hij geboren was op een miraculeuze wijze, zonder mannelijk zaad.

Zij geloven dat Hij de Messias of Christus was.

Zij geloven dat Hij, met de hulp van God, leven gaf aan de doden.

Zij geloven dat Hij mensen genas, met de hulp van God.

Page 134: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 134

Dat Jezus de Zoon van God is, is voor moslims steeds een onoverkomelijk struikelblok geweest. Volgens Mohammed zijn Christenen slechts afgodendienaars: omdat ze geloven in God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. De Qoer'ān (moslims verkiezen dit als lezing in plaats van ‘Koran’) is hier duidelijk: voor hen is de hel (Dschahannam) gemaakt (48.Al-Fath:6 = “En dat Hij de huichelaars en huichelaarsters en de afgodendienaren en -dienaressen moge straffen, die boze gedachten jegens Allah koesteren. Over dezulken zal tegenspoed en de toorn van Allah komen. Hij heeft hen vervloekt en de hel voor hen gereed gemaakt. En dit is een slechte bestemming.” ). [Elk hoofdstuk in de Qoer'ān heeft een titel die we erbij zetten.] In 9.At-Taubah:5 roept Mohammed zijn volgelingen op: “Wanneer de heilige maanden voorbij zijn, doodt dan de afgodendienaren waar gij hen ook vindt en grijpt hen en belegert hen en loert op hen uit elke hinderlaag. Maar als zij berouw hebben en het gebed houden en de Zakaat betalen, laat hun weg dan vrij. Voorzeker, Allah is Vergevensgezind, Genadevol.” Een dergelijke oproep om zowel de Christenen als de Joden, want ook die zijn vijanden, te doden vinden wij meerdere malen terug in de Qoer'ān (2.AL-Baqarah:191/ 4.An-Nisá:91 / e.a.). 

Enkele van de manieren hoe men moet omgaan met afgodendienaars zijn deze die Mohammed in zijn aanwijzingen geeft:“Slaat daarom hun hoofd af en slaat alle toppen van hun vingers af.” (8.Al-Anfál:12).“Wanneer gij de ongelovigen (in oorlog) ontmoet, treft dan hun nek” (47.Mohammed:4). In deze Sura staat ook wat er met de Moslimmartelaren zal gebeuren en is een tekst die men in de Jihad (de heilige oorlog) regelmatig gebruikt: “En degenen die terwille van Allah worden gedood, hun werken zal Hij zeker niet vruchteloos maken.”In 47:4 staat letterlijk in de Arabische tekst: “hak hun hoofden af” meestal vertaald als “treft dan hun nek.” Deze bovenstaande citaten zijn maar een greep van in werkelijkheid meer dan 200 van dit soort teksten.

Nu iets over Jezus: merk op wat de Qoer'ān over Jezus zegt in positieve zin:

Jezus werd geboren uit een maagd (Qoer’ān 19:20-22). Jezus was foutloos (Qoer’ān 19:19).

Jezus was een groot genezer van de zieken (Qoer’ān 3:49, 5:110).

Jezus werd opgenomen in de hemel door God (Qoer’ān 4:158).

Jezus zal terugkomen (Qoer’ān 3:45, 43:61).

Jezus is op 25 plaatsen in de Qoer'ān bij naam genoemd en hij wordt ook aangesproken met titels die betrekking hebben op hem als persoon of profeet: zoals “Ibne Maryam” (zoon van Maria), als “Masih” (Messias, vertaald als Christus), “Abd-ullah” (dienaar van Allah) of “Rasul-ullah” (Boodschapper van Allah). 

Hij is genoemd als “het woord van Allah”, als “de Geest van Allah”, als “een teken van Allah”, en andere eervolle bijnamen in dezelfde aard. Al die titels zijn verspreid over 15 verschillende

Page 135: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 135

sura’s (hoofdstukken). De Qoer'ān eert Hem dus als een machtige Boodschapper van Allah en de welingelichte Moslims weten dit ook. 

Op een pro-Moslim site las ik: “Er is geen enkele kleinerende opmerking in de gehele Koran waar zelfs de meest bevooroordeelde persoon onder de Christenen bezwaar tegen kan maken.” Dat is echter gewoon maar een losse bewering, de Jezus van de Qoer'ān is niet de Jezus van de Bijbel.Dit zijn enkele positieve teksten uit de Qoer'ān over Jezus, meestal met een nogal waarschuwend woord er bij om niet zoals de christenen te denken over Hem.

(Al-Maidah) Sura 5:46-47: “En Wij deden Jezus, zoon van Maria in hun voetsporen treden, vervullende, hetgeen voor hem in de Torah was (geopenbaard), en Wij gaven hem het Evangelie, dat licht en leiding bevatte, bevestigende hetgeen daarvoor in de Torah was en een leiding en een vermaning voor de godvrezenden. (46)En laat de mensen van het Evangelie richten naar hetgeen Allah daarin heeft geopenbaard en wie niet richten naar hetgeen Allah heeft geopenbaard, zijn de overtreders. (47)”

(An-Nisa) Sura 4:157-158: “En om hun zeggen: “Wij hebben de Messias, Jezus, zoon van Maria, de boodschapper van Allah gedood”, - maar zij doodden hem niet, noch kruisigden zij hem (ten dode), - doch het werd hun verward, en zij, die hierover van mening verschilden zijn zeker in twijfel, zij hebben er geen kennis van doch volgen slechts een vermoeden en zij doodden hem gewis niet, (157) Integendeel, Allah verhief hem tot Zich en Allah is Almachtig, Alwijs. (158)”

(Maryam) Sura 19:33-34: “Vrede was met mij op de dag mijner geboorte en zal met mij zijn op de dag van mijn dood en evenzo op de dag dat ik ten leven zal worden opgewekt.” (33)Aldus was Jezus, de zoon van Maria. En (dit is) het ware woord waaraan zij twijfelen. (34)”

Maar de positie van Jezus in de Islam is ook deze: Hij is niet de Zoon van God.

Dat Jezus gezegd zou hebben dat Hij de zoon van God is komt een Moslim voor, als een zinloze uitlating. De Redder van de wereld gaat er bij moslims immers ook niet in, maar de christelijke theologie ziet die twee aan elkaar. Hij is God en mens. Dit is de sleuteltekst die men er bij haalt. (An-Nisa) Sura 4:171: “O, mensen van het Boek, overdrijft in uw godsdienst niet en zegt van Allah niets dan de waarheid. Voorwaar, de Messias, Jezus, zoon van Maria was slechts een boodschapper van Allah en Zijn woord tot Maria gegeven als barmhartigheid van Hem. Gelooft dus in Allah en Zijn boodschappers en zegt niet: "Drie (in één) ." Houdt op, dat is beter voor u. Voorwaar, Allah is de enige God. Het is verre van Zijn heiligheid, dat Hij een zoon zou hebben. Aan Hem behoort wat in de hemelen en op aarde is en Allah is als Bewaarder afdoende.” (Wij onderstrepen de tekst.) En verder in Sura 19: “34. Aldus was Jezus, de zoon van Maria. En (dit is) het ware woord waaraan zij twijfelen.35. Het past niet bij Allah Zich een zoon te verwekken, Heilig is Hij. Wanneer Hij een beslissing neemt, zegt Hij daartoe slechts: "Wees", en het wordt.36. "Voorwaar, Allah is mijn Heer en uw Heer. Aanbidt Hem derhalve, dit is de rechte weg.”

Page 136: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 136

En ook deze tekst komt er bij kijken uit Sura 5 en geeft aan dat men in Moslimkringen geen weet heeft van de echte voorstelling van het Zoonschap van Jezus. Men gaat er namelijk van uit dat het begrip Drie-eenheid over God, Jezus en Maria zou gaan en dat is buiten de theologie van de Bijbel:“116. En wanneer Allah zal zeggen: "O Jezus, zoon van Maria, hebt gij tot de mensen gezegd: 'Beschouwt mij en mijn moeder als twee Goden naast Allah,'? zal hij antwoorden: "Heilig zijt Gij! Ik zou nooit kunnen zeggen, waarop ik geen recht had. Indien ik het had gezegd zoudt Gij het zeker hebben geweten. Gij weet, wat in mijn innerlijk is en ik weet niet, wat in U is. Gij zijt de Kenner van het onzienlijke.117. Ik zeide niets tot hen, dan hetgeen Gij mij hebt geboden: "Aanbidt Allah, mijn Heer en uw Heer." En ik was getuige van hen, zolang ik in hun midden verbleef, maar nadat Gij mij deedt sterven, waart Gij de Bewaker over hen en Gij zijt Getuige van alle dingen.” (Wij onderstrepen de tekst.)

Sura 5 bijgenaamd Het Tafel (Al-Maidah) zegt verder: “73. Waarlijk zij lasteren God, die zeggen: “Allah is Eén der Drie.” Er is geen God dan de enige God. En indien zij niet ophouden met hetgeen zij beweren, zal de ongelovigen een smartelijke straf overkomen.” (Wij onderstrepen de tekst.)

We gaan daar natuurlijk hier niet verder op in, onze tekst bij de kritiek op de WT is ongeveer dezelfde als voor de Moslims. Zodat we gerust mogen besluiten dat men behalve dit er ons ook nog een andere leugen wil bij verkopen. Men zegt zonder blozen ook dit in Sura 29:46: “En twist met de mensen van het Boek slechts op de goede wijze; doch zeg tegen de onrechtvaardigen: "Wij geloven in hetgeen ons is geopenbaard en hetgeen u is geopenbaard; en onze God en uw God is Eén; en aan Hem onderwerpen wij ons.” (Wij onderstrepen de tekst.)

Wij, Bijbelgelovigen, die voor Moslims slechts “Kaffara” en “Mushrekeen” (christenen en afvalligen) zijn, zullen dus zeker geen nauwe theologische banden aangaan met hen: ze hebben niet dezelfde God als ons en hebben ook niet dezelfde Jezus. Die ze trouwens, tussen haakjes, ook nog een andere naam geven: Isa bin Maryam, “Isa zoon van Maryam.”

Gezien een moslim van Jezus allen maar zegt dat Hij een profeet is, maar niet de voornaamste - dat is Mohammed - en hij géén verlossing verwacht van Jezus, vanwege Zijn lijden is de Jezus van de Koran NIET de Jezus van de Bijbel. Integendeel, volgens de Schrift is Jezus: “de Weg, de Waarheid en het Leven” (Joh.14:6.) NIEMAND KOMT TOT DE VADER DAN DOOR JEZUS.

BIBLIOGRAFIE

SPREUKEN 8:22-30 / OPB.3:14 Boismard M-E, Moïse ou Jésus? Essai de Christologie Johannique, Peeters, 1988. Vooral hoofstukken twee en zes. Een al te simpele vraagstelling en conclusie. Bryce G. E., Another Wisdom-’Book’ in Proverbs, tijdschrift JBL 91 (1972) 145-157Camp C. V., Wisdom and the Feminine in the Book of Proverbs (Sheffield: Almond, 1985)Craddock F. B., Pre-Existence of Christ in the New Testament, Abingdom Press, 1968.

Page 137: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 137

Gispen W.H., Korte verklaring van Spreuken, Kok / Kampen, 2de druk, 1968. Hamerton-Kelly R.G., Pro-Existence, Wisdom and the Son of Man, C.U.P., 1973. Malchow B. V., A Manual for Future Monarchs, tijdschrift CBQ 47 (1985) 238-245.Rondeau M-J., Le commentaire des Psaumes de Diodore de Tarse et l’exegèse antique du Psaume 109/110, Revue de L’Histoire des religions, juillet-septenbre 1969, blz.5-33 en verdere uitgeven. De statistiek op blz.12 geeft een goed beeld van het probleem. Deze Psalmstudie heeft alle registers open naar deze twee teksten en de andere Kerkvaders. Samouélian S., Le préexistence de Jesus Christ, Nimes, 1966. Steinmann A. E., Proverbs 1-9 As A Solomonic Composition, Journal of the Evangelical Theological, Society 43.4 (December 2000), blz.659-674. Wood J., Wisdom litterature, Duckworth and Co. Ltd., 1967. Artikel ‘arche’ in ‘DNTT, deel 1, blz.164-169 en ‘protootokos’ in ‘TDNT’, deel 6, blz.879 e.v..

COL.1:15 Biesteweld P. & Bos J.H., De brief van Paulus aan de Colossenzen, Kampen, 1908.Bouman G., De brief van Paulus aan de Kolossenzen en aan Filemon, Romen, 1972.Goldsmith R., The Latest JW Argument from Col 1:15. www.forananswer.org Internet. Helyer L. R, Colossians 1:15-20: Pre-Pauline or Pauline?, JETS 26/2 (1983) blz.167-79. Hugedé N., L’Epitre aux Colosiens, Labor et Fides, 1968.Keay R., Old Testament Background of the Firstborn: on Col 1:15. Internet www.forananswer.org Leeuwen van J.A.C., Kommentaar op het Nieuwe Testament: Efeze, Colosse enz..., Bot- tenburg, 1926. Lohse E., Die Briefe an die Kolosser und an Philemon, Vandenbroeck & Ruprecht, 1968. Heeft voor dit gedeelte een uitgebreide literatuursopgave, Martin R. P., An Early Christian Hymn, Col 1:15-20, The Evangelical Quarterly, 36 (1964). blz.195-205. McCown W., The Hymnic Structure of Colossians 1:15-20, The Evangelical Quarterly, 51 (1979) blz.156-162. Moule D.F., The epistles of Paul to Colossians and Philemon, C.U.P., 1957. Perry V., Jehovah’s Witnesses and the Deity of Christ, The Evangelical Quarterly, Jan- March 1963, blz.15-22. Perry V., Problem Passages of the New Testament in some modern translations, The Expository times, April 1976, blz.214,215. Ralph M., Colossians, Paternoster Press, 1972. Reyes L. C., The Structure and Rhetoric of Colossians 1:15-20, Filología Neotestamentaria 12 (1999) blz. 139-154. Reyes L. C., The Structure and Rhetoric of Colossians 1:15-20. Internet Bible Studies on the Web. Robinson J. M., A Formal Analysis of Colossians 1:15-20, JBL 76 (1957) blz. 270-87.

JOH.1:1-3 Literatuur hierover loopt in de duizenden boeken en tijdschriftenartikelen, o.a.: Beus, de Ch., Johannes’getuigenis van het Woord de proloog (Joh.1:1-18), Callenbach, 1973. Bowman R. M. Jr., Sharp’s Rule and Antitrinitarian Theologies: A Bicentennial Defense of Granville, Sharp’s Argument for the Deity of Christ, Revised Edition 1998. Internet-site http://www.AtlantaApologist.org Bowman/Sharp’s Rule. Bruce F. F., Colossian Problem: Pt. 1: Jews and Christians in the Lycus Valley, Bibliotheca Sacra 141 (Jan.

Page 138: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 138

1984) blz..3-15. Pt.2 , Apr.1984, blz.99-111. Pt. 3, July 1984, blz.195-208. Pt. 4, Oct. 1984, blz.291-302. Brown R., The Gospel according to John, Anchor bible, 2 delen. Is een der belangrijkste recente commentaren van een Rooms Katholiek exgeet. Green M. ed., The truth of God incarnate, Hodder and Stoughton, 1977. Dit kleine boekje was het prachtige antwoord aan wat enkele maanden tevoren verscheen; John Hick ed., Theology of the Myth of God incarnate, S.C.M., 1977. Hartley D., Revisiting the Colwell Construction in Light of Mass / Count Nouns. www.forananswer.org Internet. Hebblethwaite B., Incarnation – The Essence of Christianity, in Theology March 1977, blz.85-91. En zie het stunteluge antwoord van Don Cupitt in het daaropvolgende nummer. Holding J. P., Power in the Blood. Internet Tektonics.org. Holding J. P., The Modern Arians on Greg Stafford, Wisdom, and John 1:1. Internet Tektonics.org. Hommel R., The New World Tranlation and John 1:1: What the Scholars Really Said. www.forananswer.org Internet. Horne M, Why Did Saul of Tarsus Identify Jesus of Nazareth with the God of Israel?, Op de internetsite van Mark & Jay Horne, Theologia. © 1998. Komoszewski J. E., The World Translation and Christologically Significant Article-Substantive- Kai-Substantive Constructions in the New Testament. Internet. En er kwam hierop een antwoord A RESPONSE TO ED KOMOSZEWSKI’S ARTICLE ENTITLED: The New World Translation and Christologically Significant Article-Substantive-Kaiv-Substantive Constructions in the New Testament op: http://hector3000.future.easyspace.com/nwt1.htm Maar dit antwoord is niet steekhoudend. Leest u het wel dan nauw vergelijken bij het origineel van de schrijver. In het ant- woord staan zaken die niet kloppen met wat er origineel staat. Je moet niet veronderstellen wat de ander nog zou kunnen beweren. Inlegkunde is een slechte raadgever. Liddon H.P., The divinity of our Lord and Saviour Jesus Christ, Rivingtons, zesde uitgave 1872. Recent in herdruk bij James & Klock, Minneapolis, 1978. Dit zijn de beroemde Bampton Lectures van het jaar 1866. Nog steeds superliteratuur! Lindars B., New Testament Apologetic, S.C.M., 1961. Lovelady E. J., The Logos concept, A Critical Monograph on John 1: 1, Grace Theological Journal 4.2 (Spring 1963), blz.15-24. Medd P.J., The One Mediator, Rivingtons, 1884 (Bampton lectures 1882). Pollard T.E., Johannine Christology and the early church, C.U.P., 1963. Rawlinson A.E.J., The New Testament doctrine of Christ, Longmans Green and Co, 1926. Een andere Bampton Lecture (lectures 1926) voor onze studie. White J., Jehovah’s Witnesses, Germans, JW’s and John 1:1, Internet Copyright 2003 Alpha and Omega Ministries. Jehovah’s Getuigen vertellen met regelmaat het verhaal over enkele Duitse vertalingen van Joh.1:1, bijvoorbeeld in hun Bijbeluitgaven met aantekeningen. Dit is het relaas van Dr. White die navraag deed bij enkele Duitse theologen naar deze mensen. Deze vertalers zijn niet bonafide. Contra o.a. ‘DE WACHTTOREN’ van 1 maart 1991, blz.28.Zodhiates Spiros, Was Christ God?, Eerdmans reprint, 1970.

Page 139: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 139

Hoofdstuk 3

“Is Jezus Jehovah?”

In 1963 heeft de WT twee artikelen gepubliceerd in het tijdschrift ‘Ontwaakt!’ getiteld: “Is Jezus Jehovah?” Hun conclusie is negatief. We bespreken hier waarom hún vraag een affirmatieve bewering zou kunnen zijn. Ja, veeleer moet zijn!

Sommige dingen uit deze artikelen worden hier besproken, andere in de volgende hoofdstukken. (Zie ‘Ontwaakt!’ 22 maart 1963 blz.27-29 en 8 april blz.27,28).

3.1 DE NAAM VAN GOD OOK DE NAAM VAN CHRISTUS

Vooraf enkele schriftuurplaatsen die er de nadruk op leggen dat God noch Zijn naam, noch Zijn heerlijkheid, noch iets van Zijn persoon afstaat aan iemand anders.

“Ik ben Jehovah. Dat is mijn naam, en aan niemand anders zal ik mijn eigen heerlijkheid geven, noch mijn lof aan gehouwen beelden” Jes.42:8 (NWV).

“En aan geen ander zal ik mijn eigen heerlijkheid geven” Jes.48:11 (NWV).

Hoe mysterieus en onwaarschijnlijk het ook mag klinken er zijn tientallen aanwijzingen dat de Here Jezus geïdentificeerd wordt met de naam YaHWeH en zodoende met de persoon van YaHWeH. Ps.34:8 zegt: “Proeft en ziet dat Jehovah goed is” (NWV). Maar in 1 Pet.2:3 is dit toegepast op Christus waar dan staat: “mits Gij hebt gesmaakt dat de Heer goed is” (NWV). Deze uitspraak van Petrus is allesbehalve populair bij de getuigen van ‘DE WACHTTOREN’. De tekst is door hen bijna nooit gecommentarieerd sinds 1930 zoals men kan zien uit de indexen van hun publicaties sinds die tijd. Tweemaal heeft de stichter van de WT (Charles T. Russell) deze tekst genoemd, maar dan ook niet het minste commentaar op dit gedeelte, wel vers 2 en 3a. (Zie Reprints blz.1957, 2456). In de voetnota van de NWV van 1995 laat de WT de schrijver F.J.A. Hort aan het woord volgens wie het niet de bedoeling is van Petrus Jezus aan “Jehovah” gelijk te stellen (blz.1457).

Het is duidelijk dat de volgende verzen spreken over Christus, wat ook de WT aanneemt. Maar ook vers 3 spreekt over Christus want vers 4 begint met de woorden “komend tot hem.” We geven toe dat dit vers geen aanhaling is met een uitdrukkelijke formule zoals Mat.1:23 en zo velen. Maar in alle Bijbels en gespecialiseerde boeken die de citaten bespreken van het OT in het NT verwijzen de twee teksten altijd naar elkaar. Ook de WT doet dit in zijn Bijbeluitgaven met verwijzingen. Zoals de Joden de goedheid van YaHWeH gesmaakt hebben, zo als christenen smaken wij de goedheid van onze Heer. (“Adonaï” in het Hebreeuwse NT van Salkinson.) En niet alleen is Christus Heer of Kurios, maar tegelijk de God, (Joh.1:1 / 20:28), “ho theos” in het Grieks met het lidwoord.

Page 140: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 140

De tweede schriftuurplaats die we willen bespreken waar Christus geïdentificeerd wordt met YaHWeH uit het Oude Verbond is Heb.1:10-12. Deze verzen zijn aangehaald van Ps.102:26-28, op zichzelf een psalmgebed beginnend met de woorden “O Jehovah hoor toch mijn gebed.” Door de Psalm heen spreekt men over Jehovah (verzen 12,14,16,19,21,22) over Jah (v.18) en God (24), volgens NWV. Er is dan ook geen enkele reden te veronderstellen dat hier geen sprake zou zijn over de God van Israël. Maar nu geeft de schrijver van het boek aan de Hebreeën te kennen dat datgene waarover de Psalm spreekt ook over de Christus spreekt. Wat zegt de WT hierover? We lezen in ‘DE WACHTTOREN’ van 1 nov. 1971, blz.671: “In Hebreeën 1:10,11 worden de woorden van Psalm 102:25,26 op Jezus Christus van toepassing gebracht.” Verder in ‘DE WACHTTOREN’ van 15 april 1952, blz.127 (wij onderstrepen): “Wij weten evenwel dat er over engelen die God vertegenwoordigen, werd gesproken alsof zij God waren, evenals wij weten dat Christus het eigenlijke scheppingswerk verrichte en er toch over Jehovah wordt gesproken als over de Schepper omdat Christus als Jehovah’s werkman die hem vertegenwoordigde, dat werk verrichte onder Gods bevel en door Gods macht.” Deze redenering doet afbreuk aan het werk en de persoon van Christus. Christus is niet “Jehovah’s werkman” zoals ze zeggen maar zelf Schepper in volle zin van het woord. Hij is ook geen vertegenwoordiger van God tijdens de schepping. (Zie o.a. Joh.1:3,10 / Col.1:16 en ons commentaar op deze teksten in hoofdstuk twee.)

Men zou min of meer over de vleesgeworden Logos kunnen spreken als “vertegenwoordiger” van de Godheid maar daarover gaat het hier niet. Er is sprake van de hemelse opgestane Christus en niet over zijn menselijk bestaan op aarde. De tekst van Heb.1:10-12 is wel degelijk toegepast op Christus zoals de WT toegeeft. Maar God geeft Zijn eer en heerlijkheid niet aan schepselen. Alleen van zichzelf kan God hier dus spreken waaruit men moet aannemen dat Christus dezelfde YaHWeH is als deze waarover Psalm 102 spreekt.

De derde schriftuurplaats in dit verband is Joh.12:37-41 vergeleken bij Jes.6:1,3,10. Het commentaar van de WT is interessant. De ‘Bible Students Manuel’ een publicatie die ze sinds rond 1927 niet meer herdrukken zegt over Joh.12:41: “Hij zag zijn heerlijkheid (...) de heerlijkheid van Adonaï, Christus.” We waren verbaasd toen we dat vonden en zochten ijverig in latere geschriften van dit genootschap maar met weinig succes. Het is met mondjesmaat dat men over deze tekst na die tijd heeft gesproken. Eerst in een publicatie (Engelse uitgave van ‘DE WACHTTOREN’ 1934, blz.344) welke we niet hebben kunnen nagaan. In 1951 schrijven ze in ‘DE WACHTTOREN’ van 15 juni, blz.190: “In Joh.12:39 haalt de apostel Jesaja’s profetie aan in verband met Jezus’werk (...) De geestelijken zeggen (...) dat de Jehovah die door Jesaja in heerlijkheid in de tempel werd gezien, de voormenselijke Jezus, het woord van God, was. Maar dit is een overhaaste gevolgtrekking”. In de tijdspanne van ongeveer 25 jaar heeft de tekst dus eerst zijn toepassing op Christus en daarna niet meer. Een derde citaat zegt: “De apostel Johannes verwijst naar Jesaja’s visioen van Jehovah’s heerlijkheid als koning” met verwijzing naar Jes.6:1-4 en Joh.12:41. Zie ‘De gehele schrift is door God geïnspireerd en nuttig’ blz.123, uitgave 1968.

Ondertussen, 25 jaar later, is er een drastische wijziging gebeurd in de WT-theologie: nu heeft Jesaja 6 zowel betrekking op de Vader als de Zoon. Uit DE WACHTTOREN, 98 15/6 blz.24 citeren we

Page 141: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 141

“Voormenselijke en menselijke heerlijkheidIn 778 v.G.T., het jaar waarin de Judese koning Uzzia stierf, ontving Gods profeet Jesaja een visioen waarin hij Jehovah op zijn verheven troon zag zitten. “Wie zal ik zenden, en wie zal voor ons gaan?”, vroeg Jehovah. Jesaja bood zich vrijwillig aan, maar Jehovah waarschuwde hem dat zijn mede-Israëlieten niet gunstig op zijn bekendmakingen zouden reageren. De apostel Johannes vergeleek de ongelovige joden uit de eerste eeuw met het volk in Jesaja’s tijd en merkte op: “Jesaja heeft deze dingen gezegd omdat hij zijn heerlijkheid heeft gezien.” WIENS

HEERLIJKHEID? DIE VAN JEHOVAH EN VAN DE VOORMENSELIJKE JEZUS , die in de hemelse hoven naast hem was gezeten. — Jesaja 6:1, 8-10; Johannes 12:37-41.”

In: De grootste mens die ooit heeft geleefd, hoofdstuk 104 lezen we:“Dat de joden geen geloof stellen in Jezus vormt een vervulling van wat Jesaja zei, namelijk dat de ’ogen van de mensen verblind zijn en hun hart verhard is, zodat zij zich niet omkeren om gezond gemaakt te worden’. Toen Jesaja in een visioen de hemelse hoven van Jehovah te zien

kreeg, ZAG HIJ OOK JEZUS IN ZIJN VOORMENSELIJKE HEERLIJKHEID NAAST JEHOVAH. Doch als een vervulling van wat Jesaja schreef, verwerpen de joden halsstarrig het bewijs dat deze Jezus hun beloofde Bevrijder is.”

Laten we niet te veel schrijven over deze tekst. Laat een aanhaling uit ‘Word pictures in the New Testament’ volstaan, een boek dat regelmatig door Jehovah’s Getuigen aangehaald wordt. Ze doen dat slechts wanneer het hun past. A. T. Robertson zegt als commentaar op Joh.12:41: “Jesaja zag in geestelijk visioen de heerlijkheid van de Messias en sprak van hem, zo zegt Johannes, niettegenstaande dat wat de moderne kritiek mag zeggen of denken” (blz.232 van deel 5). In dit gezelschap zitten ook de leiders van de WT die in heilige ernst of winstbejag dergelijke theorieën aan hun volgelingen verkopen. Zie ook de commentaren van Meyer, Barnes en Clarke bij deze tekst.

Dezelfde goddelijke titel “YaHWeH Sebaot (Zebaot)” volgens Jes.6:1-11 en Joh.12:41 op Christus toegepast vinden we een andere maal toegepast op Hem door vergelijk van Jes.8:13,14 en 1 Pet.2:5-8. In totaal zijn er wel 40 titels (of eigenschappen) die de Vader en de Zoon gemeen hebben.

Tussen haakjes dan. Dit visioen dat Jesaja zag wordt in Hand.28:25,26 beschreven als ware het de Heilige Geest. Dus een OT-ische trinitarische verschijning. (Zie hoofdstuk11 over de Heilige Geest.) In tabel komt het zo over en we spreken over hetzelfde visioen geen drie aparte:

Jesaja 6:1, 3-5 =Jesaja zag YaHWeH in de

tempel

Joh.12:36,37, 41,42 =Jesaja zag de Logos in de

tempel

Hand.28:25-27 = Jesaja zag de Heilige Geest in

de tempel1 In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Heer, gezeten op een hoge en verheven troon. De sleep van zijn mantel vulde heel de tempel. 

“36 Geloof in het licht zolang het er nog is, dan wordt u kinderen van het licht.’ Met deze woorden nam Jezus afscheid van hen, en Hij trok

25 Zij werden het niet met elkaar eens, en bij het afscheid zei Paulus alleen nog dit: ‘De heilige Geest heeft het door de profeet Jesaja treffend gezegd

Page 142: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 142

(…) 3 Zij riepen elkaar toe:‘Heilig, heilig, heilig is de HEER van de machten;en heel de aarde is vol van zijn heerlijkheid.’ 4 De deurpinnen in de dorpels schudden van het luide geroep en de tempel stond vol rook. 5 Ik zei: ‘Wee mij! Ik ben verloren! Ik ben een mens met onreine lippen, ik woon onder een volk met onreine lippen en ik heb met eigen ogen de koning, de HEER van de machten gezien!’

zich terug. 37 Hoewel Hij voor hun ogen zo veel tekenen had verricht, geloofden ze toch niet in Hem, (…) 41 Jesaja zegt dit omdat hij Jezus’ heerlijkheid heeft gezien; daarom sprak hij met het oog op Hem. 42 Toch waren er, zelfs uit de leidende kringen, velen in Hem gaan geloven, maar uit vrees voor de farizeeën kwamen ze er niet voor uit, om niet uit de synagoge gebannen te worden.”

tegen uw voorvaders:26 Ga naar dit volk en zeg:U zult horen en horen, maar niet verstaan en kijken en nog eens kijken, maar niet zien;27 want het hart van dit volk is gevoelloos geworden,hun oren zijn hardhorenden hun ogen hebben ze gesloten.Anders zouden ze zien met hun ogen en horen met hun oren en met hun hart verstaan, en zouden ze zich bekeren; en Ik zou hen genezen!”

3.2 JOHANNES VOORLOPER VAN YaHWeH

In ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, blz.1278 lezen we: “Zes maanden lang had Johannes ‘de weg bereid’ voor “Gods middel tot redding” (Lu 3:1-6). Jezus die nu “ongeveer dertig jaar” was, werd gedoopt ondanks de aanvankelijke bezwaren die Johannes uitte omdat hij tot op dat tijdstip uitsluitend berouwvolle zondaars had gedoopt (Mt 3:1, 6, 13-17; Lu 3:21-23). Jezus was echter zonder zonde; zijn doop getuigde dan ook van het feit dat hij zich aanbood om zijn Vaders wil te doen. (Vgl. Heb 10:5-9).” Met deze tekst uit een recente Wachttorenpublicatie leggen we het verband met de tekst die we in hun artikel van 1963 terugvinden. Volgens hen moet Jezus gedoopt worden, Hij is namelijk niet heilig genoeg. Maar toch wordt van Johannes gezegd dat hij de voorloper is van de God wiens naam YaHWeH is.

De drie schriftuurplaatsen hierboven besproken, die Jezus als YaHWeH beschrijven, zijn door de WT ofwel stilletjes links laten liggen of vluchtig maar met dogmatische nadruk voorbijgegaan. In ‘Ontwaakt!’ van 22 maart 1963 geven ze uitvoerig commentaar op drie andere teksten die de Jezus als YaHWeH identificeren. Twee hiervan bespreken we hier, de derde in hoofdstuk vijf.

In Mat.3:3 / Marc.1:1,2 / Luc.3:4 / Joh.1:23 wordt over Johannes de Doper gesproken als diegene die YaHWeH’s weg bereidt terwijl de context verwijst naar Johannes die de weg voor Jezus bereidt heeft. YaHWeH is Jezus volgt dus als een logische conclusie uit deze teksten, maar dat is niet zo zegt de WT. Ze werpen hiertegen op: “Er wordt van Jehovah herhaaldelijk gezegd dat hij verschenen is terwijl dit in werkelijkheid een engel betrof, zodat Jehovah alleen in een representatieve hoedanigheid verscheen (...) Dat er van Johannes de Doper werd gezegd dat hij Jehovah’s weg bereidde, betekent dus niet dat Jehovah zelf kwam, maar veeleer dat hij op een representatieve wijze, in de persoon van de Logos, kwam”, ‘Ontwaakt!’ 22 maart 1963, blz.28. De WT vangt zichzelf in haar eigen wijsheid. Want Christus is tijdens zijn aardse omgang géén

Page 143: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 143

engel. Christus is als aards persoon méér dan de engelen. Dat is Hij voordat hij naar de aarde kwam, maar ook na de menswording en na de verheerlijking. Vergelijk Heb.1:4 / Joh.14:9 / Col.1:15 / 2:9 en dat wordt zondermeer duidelijk. In de tweede plaats is dit argument strijdig met hun eigen leer die over de mens-geworden Christus zegt dat Hij volmaakt mens was, niets meer of minder. (Zie verder hoofdstuk 4.) Maar Christus is méér dan mens. Ook tijdens zijn aardse leven blijft Hij de geliefde van de Vader (Mat.3:17. Hij is in een enige positie met zijn Vader, positie die een gewoon mens niet zou kunnen hebben (Joh.1:18 / 8:16,29 / 10:30). De uitdrukking: “De Here dien gij zoekt” (Mal.3:1 NBG) heeft in het OT altijd YaHWeH als onderwerp. Zie bijvoorbeeld Ex.23:17 / Jes.1:24 / 3:1.) Jehovah’s Getuigen zeggen in het appendix van de NWV (blz.1564,1565 dat het bepalende lidwoord hier wijst op “Jehovah God.” Ze konden om die reden deze tekst niet christologisch verklaren. Die moeilijkheid hebben ze dan maar opgelost door een andere vertaling te geven van de tekst dan die men gewoon is. Ook de samenhang van de tekst (Mal.2:17) wijst echter naar Christus als God van het recht of rechtspraak. Vergelijk ook Hand.17:31 / 1 Pet.4:1-4 / 2 Tim.4:1.

Alle mensen moeten de Christus dan ook eren op dezelfde wijze ze de hemelse Vader eren (Joh. 5: 21,22). In hoofdstuk vier komen we hierop terug.

In de derde plaats is de uitleg van de WT i.v.m. Mat.3:3 en zo verder, absurd omdat vier evangelisten een tekst aanhalen als ondersteuning van het werk van Christus (niet van een “represantant”) en daarvoor gebruiken ze een YaHWeH-tekst. Merkwaardig is de vergelijking van Joh.3:28 en Luc.1:76. Volgens de tekst van Johannes is de Doper vóór Christus uitgezonden, volgens Lucas is het vóór Jehovah (in NWV) dat hij uitgaat. De Heer is mens-geworden om ons God zelf te openbaren en niet slechts iets “over” God (Joh.1:18 / 14:9). Indien Johannes “voorloper” was van een voorloper van YaHWeH (Christus volg. de WT) dan wordt het tijd zich af te vragen: wanneer komt YaHWeH zelf dan eens? De ware betekenis van de tekst gaat verloren wanneer we de representatietheorie van de WT aannemen. We kunnen terloops ook nog opmerken dat vele kerkvaders bij deze tekst het verschil aantonen tussen Johannes die een “stem” is (Grieks phoonè) voor de Messias terwijl Christus het Woord (= Grieks, Logos) zelf is.

3.3 IMMANUEL - GOD MET ONS

De tweede tekst uit dit artikel van ‘Ontwaakt!’ van 22 maart 1963, blz.27,28 bespreekt de Immanuël-tekst van Mat.1:23, op zichzelf een citaat van Jes.7:14. Het WT-orakel zegt hierover: “Hoe zou een pasgeboren baby, die helemaal niet weet, echter Jehovah God kunnen zijn (...)? Dat Jezus als het ware Immanuel genoemd zou worden, betekende slechts dat door zijn eerste komst, om Gods koninkrijk te prediken en voor de wereld te sterven, te kennen werd gegeven dat Jehovah God met ons was in de betekenis dat hij aan onze zijde stond, het geen tot onze redding leidde.” We hebben hier nog eens de representatietheorie en wat gezegd is hierover in het voorgaande is ook hier toepasselijk. Verder leest de WT niet wat er staat, hun repliek over een pasgeboren baby die niets zou weten wijst hierop. Gezien in zijn context, zijn de woorden van Mat.1:23 een deel van datgene wat een engel aan Jozef zegt in een droomvisioen. Maria, zijn

Page 144: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 144

verloofde, zal een zoon baren en Deze zal zijn volk redden van hun zonden (Mat.1:21). Dat alles is de vervulling van Jes.7:14: de maagd zal zwanger worden en een zoon baren met name Immanuël, t.t.z. God met ons. Waarom de woorden van deze engel in twijfel trekken? Reeds vanaf zijn conceptie (of geboorte) is deze zoon van de maagd “de Immanuël.” Vanaf zijn geboorte als mens is Hij Messias of Christus (Luc.1:47 / 2:11 / Joh.4:42). Jezus is niet zomaar “een” baby maar de mensgeworden Logos die vóór alle schepping met de Vader was (Joh.1:1). Deze woorden van Mat.1:23 zeggen dat Jezus = “God met ons” is. Hij representeert God niet maar is zelf God. Daarom is ook datgene wat over YaHWeH geprofeteerd werd in Ps.130:8: “En hijzelf zal Israël loskopen van al zijn dwalingen” vervuld door de Here Jezus omdat Hij de God is van Israël. Zie ook Jes.35:4 in dit verband.

Christus is niet alleen de Redder (Joh.3:17 / Hand.4:12 / 1 Thes.5:19 / 1 Tim.1:15), Hij is tevens de ontwerper of auteur van het plan van redding. In Heb.5:9 staat dat Hij de oorzaak is van eeuwig heil. Over dit woord oorzaak (aitios) zegt Thayer: “dat waarin de oorzaak van alles gelegen is (...) dus ho aitios, de auteur.” (Zie ook W. E. Vine deel 1 blz.88.) Jezus zal Zijn volk redden van hun zonden. God heeft vroeger zijn redders gezonden. In de persoon van Christus is God echter zelf de Redder geworden. (Contra ‘Ontwaakt!’ van 2 februari 1977, blz.27-29 / Zie ook ons commentaar bij Titus 2:13 in hfst.9.)

Nu echter redeneert de WT hierover verder als volgt: dat de vrouw van Jesaja als eerste vervulling van de profetie een zoon heeft gebaard met de naam “Immanuël” en dat deze zeker niet “Jehovah (in persoon) met ons” was. En daarom zou Jezus ook niet YaHWeH in persoon zijn. Ze zeggen echter niet alles. Hoewel het zeer waarschijnlijk is dat Jesaja’s vrouw een zoon met de naam Immanuël gebaard heeft is het geval van Jezus anders. De zoon van Jesaja had geen vóórbestaan bij zijn geboorte, de Jezus-Immanuël echter wel. In deze typologie had de zoon van Jesaja ook geen namen zoals hij wel over de toekomstige Immanuël profeteert: “Wonderbaar Raadgever, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst” (Jes.9:6). Het kind van Jesaja is een teken of type van de ware “Jehovah met ons” (Jes.8:10).

Het is waar dat in het OT soms sprake is van de komst van YaHWeH zoals in Ps.96:13 / 98:9 / Micha 1:3 / Zach.14:5 / Mal.3:5. Nu geloven wij dat die komst in Jezus is vervuld. Een attentieve lezer van de Bijbel zal dus in Jezus méér zien dan een representant van God. De twee schriftuurplaatsen (Mat.1:23 / Joh.1:23) die dit volgens de WT zouden bewijzen geven te kennen dat Jezus zelf YaHWeH is. De derde tekst die ze in dit ‘Ontwaakt!’-artikel aanhalen (Phil.2:10) bespreken we in hoofdstuk vijf. En daarom deze lijst van enkele voorafbeeldingen (personen) van Jezus, waaruit blijkt dat de Heer de meerdere is van al deze die genoemd zijn. Adam: 1 Cor.15:45-49 Jozef: Hand.7:9-13 Aäron: Ex.28:1 / Heb.5:4,5 Melchisedek: Heb.7:1-21 David: Mat.1:1 / Luc.1:32 Mozes: Heb.3:26 / Hand.3:22 Isaak: Gen.22:2-18 / Gal.3:16 / 4:28 Salomo: Mat.12:42

3.4 VERDERE BEWIJSVOERING

Page 145: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 145

Laten we oprecht zijn in deze zaken. Hieronder vooraf enkele teksten die op het eerste zicht aantonen dat Jezus toch niet zoals Zijn Vader gelijk kan zijn. Onmiddellijk daarop een reeks argumenten waarom dat een ongeldige conclusie moet zijn. Jezus, is wat Zijn vader is. Ps.86:8 (NBV): “Geen god is u gelijk, Heer, uw daden zijn zonder weerga.”Ps.95:3-5 (NBV): “De HEER is een machtige God, een machtige koning, boven alle goden verheven. Hij houdt in zijn hand de diepten der aarde, de toppen van de bergen behoren hem toe, van hem is de zee, door hem gemaakt, en ook het droge, door zijn handen gevormd.” Ps.96:4-7 (NBV): “Groot is de HEER, hem komt alle lof toe, geducht is hij, meer dan alle goden. De goden van de volken zijn minder dan niets, maar de HEER: hij heeft de hemel gemaakt. Glans en glorie gaan voor hem uit, macht en luister vullen zijn heiligdom. Erken de HEER, stammen en volken, erken de HEER, zijn majesteit en macht” Ps.135:5 (NBV): “Ik weet het: groot is de HEER, onze Heer overtreft alle goden.”

* God heeft de macht over de natuurelementen maar het wordt ook van de Christus gezegd. (Ps.89:8,9 / Marc.4:39,40)

* De Heer Jezus kent de gedachten der mensen terwijl dit aan YaHWeH toegeschreven is in het OT (Mat.9:4 / 12:25 / Luc.9:47 / Ps.44:22 / Spr.15:11 / 17:3 / 24:12). Petrus maant ons aan de Christus te heiligen in onze harten terwijl we in Jesaja over YaHWeH lezen Hem heilig te achten (1 Pet.3:15 / Jes.8:13).

* In Christus woont de volheid van genade en waarheid, dingen die in het OT van YaHWeH gezegd worden volg. Ex.34:6,7 / Ps.85:9,10 / 89:14 / 108:4 / Joh.1:16,17.

* YaHWeH is de God van vrede maar ook de Heer is onze vrede (Rom.15:33 / 2 Cor.13:11 / Phil.4:9 / Joh.14:27 / Eph.2:14).

* Volgens Marc.1:1,2 / Luc.1:76 en Mal.3:1 is de Ware Heer (Ha-Adõn) de Here Jezus hoewel deze uitdrukking slechts over YaHWeH spreekt in het OT. De Rechterstoel van YaHWeH (Jes.45:23) is echter de Rechterstoel van Christus volgens Rom.14:10,11. Voor wie alle negen teksten wil nagaan met de titel “Ha-Adõn” uit het OT zie; Ex.23:17 / 34:23 / Jes.1:24 / 3:1 / 10:16,33 / 19:4 / Micha 4:13 / Mal.3:1.

* God is het licht van Israël: Ps.27:1 / Jes.60:19,20 / Micha 7:8. Een zelfde wordt gezegd van Christus Joh.1:4 / 8:12 / 9:5. En het maakt niet uit dat de WT dan zegt Mozes ook licht uitstraalde want dat licht was geen origineel licht maar slechts de afstraling van zijn aanwezig zijn bij God.

* De beschrijving van Christus als de goede herder is wat Jes.40:10,11 en Ps.23:1 over YaHWeH zegt (Johannes hoofdstuk 10). Bij vergelijk van Luc.10:19 en Ps.91:13 is het duidelijk dat YaHWeH en Christus op eenzelfde wijze bescherming geven.

* Paulus geeft in Rom.10:9,13 een citaat van Joël 2:32 waardoor we zien dat Jezus en YaHWeH dezelfde zijn. (Gebruik hier niet de NWV maar bijv. wel hun Kingdom Translation en vgl. ‘DE WACHTTOREN’ van 1 juni 1977, blz.352). Volgens C.T. Russell, stichter van de WT was het

Page 146: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 146

echter wél een tekst m.b.t. Christus. Zie ‘Studies in the scriptures’, deel 1, blz.100,101. De Here Jezus brengt op zichzelf in Lucas 20:18 en Mat.21:44 een tekst van toepassing die spreekt over YaHWeH. Zie Jes.8:14,15 / 28:16 en Rom.9:33 / 1 Pet.2:6-8. In 2 Sam.22:2,3 lezen we dat YaHWeH de Rots is van Israël maar volgens 1 Cor.10:4 is Christus die Rots (zie ook Mat.16:18). Christus is het “eikoon” (kopie van de Vader = Col.1:15).

* De “eerste en laatste” is volgens Jes.44:6 YaHWeH. Maar in Opb.1:8,17 / 2:8 / 22:13 is het Christus die aldus genoemd is. Jehovah’s Getuigen betwijfelen dit laatste maar vergelijk met Opb.22:6,14,16 (Zie ‘Ontwaakt!’ van 8 dec.1978, blz.27-29 en ‘Ontwaakt!’ van 22 sept.1966, blz.28,29). Russell geeft toe in ‘Reprints’, blz.1514 dat we hier een verwijzing hebben naar Christus. Hij wil er mee zeggen dat Christus “de eerste en de laatste” is van de dingen die rechtstreeks door God geschapen zijn. En daarbij zijn Opb.1:8 en 22:13 inbegrepen. In het zevende deel van ‘Studies in the Scriptures’, door de WT nog gepubliceerd tot 1927, is dit de enige goede uitleg (blz.15,336).

Het is duidelijk dat de engel uit het begin van Openbaring 22 niet de vertegenwoordiger is van de Vader in deze tekst (trouwens in geen enkele tekst). Hij is de vertegenwoordiger van Christus, de Heer aan wie het oordeel toekomt en de herschepping. Men tracht er van uit te gaan dat er twee engelen aan bod zijn in dit tekstgedeelte maar dat is niet zo. Unitariërs willen dit bewijzen door op te merken dat er een engel is in de verzen 6-15 en dan ineens een andere in vers 16. Ze gebruiken dat argument omdat Jezus in hun leer absoluut NIET de titel van Eerste en Laatste MAG dragen. Er zou dus een engel aan bod komen in vers 16 en die zou spreken over de engel van vers 6-15. Dat is ongeloofwaardig als uitleg. De andere conclusie is dat de engel in vers 6 ook een verwijzing is naar de Christus zelf. Hij is het die aan de slaven (volgens de aanhef) de nodige openbaringen doet.

Het heeft ook weinig zin te beweren, zoals sommigen doen, dat de engel uit vers 16 behoort tot de slotconclusies van het boek Openbaring en dat het dus niet om dezelfde engel gaat als verzen 6-15. Het moet om dezelfde engel gaan want in beide verbanden gaat het om de “dingen die op het punt staan te gebeuren.”

* Dit is een zeer frappante: Zacharia 12:10 spreekt over YaHWeH die door het volk doorstoken wordt maar het is vervuld in Christus volgens Johannes 19:37 en Opb.1:7. En daar enkele aantekeningen bij. Enkele vertalingen:

Zacharia 12:10 NWV: “En ik wil over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem de geest van gunst en smekingen uitstorten, en zij zullen stellig OPZIEN NAAR DEGENE DIE ZIJ HEBBEN DOORSTOKEN, en zij zullen stellig over Hem weeklagen zoals bij het geweeklaag over een enige [zoon]; en er zal een bittere jammerklacht over hem zijn zoals wanneer er een bittere jammerklacht is over de eerstgeboren [zoon].” — Vertaling van De WachttorenZacharia 12:10: “Maar over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem zal Ik de Geest van de genade en van de gebeden uitstorten. ZIJ ZULLEN MIJ AANSCHOUWEN, DIE ZIJ DOORSTOKEN HEBBEN. Zij zullen over Hem rouw

Page 147: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 147

bedrijven, als met de rouwklacht over een enig kind; en zij zullen over Hem bitter klagen, zoals men bitter klaagt over een eerstgeborene.”— Herziene StatenvertalingZacharia 12:10: “Ik zal over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem uitgieten de Geest der genade en der gebeden; zij zullen hem aanschouwen, die zij doorstoken hebben, en over hem een rouwklacht aanheffen als de rouwklacht over een enig kind, ja, zij zullen over hem bitter leed dragen als het leed om een eerstgeborene.”— NBG-vertaling 1951 [onderkopje in deze Bijbel is: Rouwklacht over de doorstokene]Zacharia 12:10: “Maar over het huis van David en de bevolking van Jeruzalem zal Ik een geest van mededogen uitstorten, die hen tot bidden brengt. Dan zullen zij opzien naar hem die zij doorstoken hebben, en vanwege hem een rouwklacht houden, zoals men rouwt over de enige zoon; zij zullen om hem klagen, zoals men klaagt om de eerstgeborene.”— Willibrordvertaling 1995

Er is een enorm verschil in vertaling tussen bijvoorbeeld:

de NWV = “OPZIEN NAAR DEGENE DIE ZIJ HEBBEN DOORSTOKEN” en de

Herziene Statenvertaling = “ZIJ ZULLEN MIJ AANSCHOUWEN, DIE ZIJ DOORSTOKEN HEBBEN.”

Dit staat er in de Hebreeuwse tekst: EN DAT SLAAT OP YaHWeH Vehibbiytu elay et asher-daqaru

Zij zullen zien op mij die ze doorstoken hebben

Zacharia 12:10 = de rouwklacht over “de doorstokene” is vervuld toen de zijde van Jezus doorstoken werd. WE hebben er de bewijzen van in het evangelie van Johannes.Johannes 19:37: “En verder zegt een ander Schriftwoord: Zij zullen zien op Hem Die zij doorstoken hebben.” — Herziene Statenvertaling Johannes 19:37: “En weder zegt een ander schriftwoord: Zij zullen zien op Hem, die zij doorstoken hebben.” — NBG-vertaling 1951Johannes 19:37: “terwijl nog een ander schriftwoord zegt: Ze zullen opzien naar Hem die ze hebben doorstoken.” — Willibrordvertaling (herziene editie 1995)

Als het YaHWeH is die doorstoken is dan is Jezus dus = YaHWeH.

En zoals de tekst zegt is het naar Hem dat men zich moet wenden.

Waar heeft de NWV en enkele andere vertalingen hun manier van vertalen gehaald: niet uit de Hebreeuwse tekst, maar uit bijvoorbeeld een reeks Joodse vertalingen. Jammer men heeft de mosterd op de verkeerde plaats gehaald.

New American Standard Bible: Zechariah 12: 10 And I will pour out on the house of David and on the inhabitants of Jerusalem, the spirit of grace and of supplication, so that they will look on

Page 148: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 148

Me whom they have pierced; and they will mourn for Him as one mourns for an only son, and they will weep bitterly over him, like the bitter weeping over a first-born.

Jewish Publication Society Tanakh (JPS): Zechariah 12: 10 But I will fill the house of David and the inhabitants of Jerusalem with a spirit of pity and compassion; and they shall lament to me about those who are slain, wailing over them as over a favorite son and showing bitter grief as over a first-born.

Stone Edition Tanakh: Zechariah 12: 10 I will pour out upon the house of David and upon the inhabitant of Jerusalem a spirit of grace and supplications. They will look toward me because of those whom they have stabbed; they will mourn over him as one mourns over an only [child], and be embittered over him like the embitterment over a [deceased] firstborn.

* De ‘Emphatic Diaglott’ een Grieks-Engelse vertaling eveneens gedrukt door de WT geeft in de voetnoot van Opb.1:17 als synoniem voor “eerste” het begrip “eerstgeboren.” Dit argument gebruiken ze om te ontsnappen aan de kracht van de uitdrukking “de eerste en de laatste.” Of zijn er soms “twee eersten en twee laatsten”? Indien echter Vader en Zoon één in wezen zijn is er geen tegenstrijdigheid. In een paaspreek van Melito van Sardes vinden we het prachtige slot, een lofprijzing op Christus lezen we: “Deze is de Alpha en de Omega. Deze is het begin en het einde onuitsprekelijk begin en onbegrijpelijk einde (...) Amen”.

* Een studie van Zef.2:9-11 geeft te kennen dat “Jehovah” een andere persoon met de naam “Jehovah” zendt. Volgens vele commentators is Hosea 1:7 op Christus toepasselijk. Een onderscheid in de godheid hebben vele kerkvaders gezocht in Ps.44:8 (Hillarius, Irenaeus, Tertullianus) en Jes.45:11-16 (Tertullianus en Athanasius). Zie o.a. van Jean Doignon, ‘Incarnation: la vraie visée du Ps 44,8 sur l’onction du Christ chez Hilaire de Poitiers’, Revue Théologique de Louvain, 23, 1992, blz.172-177.

^^^^^^We hebben ooit in 2012, op een site waar vooral Jehovah Getuigen schrijven tweemaal deze lijst gepubliceerd en heb ondertussen nog geen enkele reactie hier op. Een reeks teksten van het OT die in het NT toegepast zijn op deze die we kennen als Jezus van Nazareth, de Logos (God geopenbaard in het vlees.) Als er zo maar 1tekst zou zijn dan hebben ze al problemen toch. Maar er zijn zo vele getuigenissen. 1°) In Zacharia 12 is YaHWeH aan het woord (volgens vers 1 en 4). In vers 10 zegt YaHWeH: “Zij zullen Mij aanschouwen, Die zij doorstoken hebben. Zij zullen over Hem rouw bedrijven, als met de rouwklacht over een enig kind; en zij zullen over Hem bitter klagen, zoals men bitter klaagt over een eerstgeborene.” DIT HEEFT BETREKKING OP NIEMAND ANDERS DAN CHRISTUS. Vergelijken we Johannes 19:37: “En verder zegt een ander Schriftwoord: Zij zullen zien op Hem Die zij doorstoken hebben.” EN Openbaring 1:7 zegt: “en elk oog zal Hem zien, ook zij die Hem doorstoken hebben.”

2°) De YaHWeH van het Oude Testament verklaart zichzelf als de eerste en de laatste: “Zo zegt de HEERE, de Koning van Israël, zijn Verlosser, de HEERE (YaHWeH) van de legermachten: Ik ben

Page 149: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 149

de Eerste en Ik ben de Laatste, en buiten Mij is er geen God.”  - Jesaja 44:6 en zie Jesaja 41:4 / 48:11-12

Maar van wie wordt verklaard “de eerste en de laatste” te zijn in het Nieuwe Testament: dat is ook hier Jezus (zie Openbaring 1:8,11,17 / 22:13)? “Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, zegt de Heere, Die is en Die was en Die komt, de Almachtige.” / “die zei: Ik ben de Alfa en de Omega, de Eerste en de Laatste” / “Wees niet bevreesd, Ik ben de Eerste en de Laatste,” / “Ik ben de Alfa, en de Omega, het Begin en het Einde, de Eerste en de Laatste.”

3°) In Jesaja 6:5 zei de profeet: “Mijn ogen hebben namelijk de Koning, de HEERE van de legermachten, gezien.” Jesaja zag YaHWeH! De apostel Johannes verwees naar deze dezelfde gebeurtenis en maakte het heel duidelijk dat de persoon die Jesaja zag eigenlijk Jezus Christus was: “Dit zei Jesaja toen hij Zijn heerlijkheid zag en over Hem sprak.” (dit HIJ verwijst in de context naar Jezus Christus) - John 12:41.

4°) In Psalm 23:1 David verklaarde dat YaHWeH is de Grote Herder van de schapen: “De HEERE (YaHWeH) is mijn Herder, mij ontbreekt niets.” Volgens het Nieuwe Testament, is Jezus die grote herder van de schapen: “Ik ben de goede Herder; de goede herder geeft zijn leven voor de schapen. (…) Ik ben de goede Herder en Ik ken de Mijnen en word door de Mijnen gekend.” - Johannes 10:11,14 en zie ook Hebreeën 13:20

5°) In Exodus 3:14 leren we dat YAHWEH de grote “IK BEN” is: “En God zei tegen Mozes: IK BEN DIE IK BEN. Ook zei Hij: Dit moet u tegen de Israëlieten zeggen: IK BEN heeft mij naar u toe gezonden.” Volgens het evangelie van Johannes: Wie is de grote “IK BEN” = Jezus. (zie Johannes 6:35 / 8:12 / 8:24 / 8:58 / 10:9 / 10:11 / 11:25 / 14:6 / 18:5-6)? Johannes 6:35:  “En Jezus zei tegen hen: IK BEN HET BROOD DES LEVENS; wie tot Mij komt, zal beslist geen honger hebben, en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst hebben.”Johannes 8:12: “Jezus dan sprak opnieuw tot hen en zei: IK BEN HET LICHT DER WERELD; wie Mij volgt, zal beslist niet in de duisternis wandelen, maar zal het licht van het leven hebben.” Johannes 8:24: “Ik heb u dan gezegd dat u in uw zonden zult sterven, WANT ALS U NIET GELOOFT DAT IK HET BEN, ZULT U IN UW ZONDEN STERVEN.”Dat zijn uitspraken die in de meest absolute zin verstaan moeten worden. Er is geen andere oplossing dan deze: Jezus is God.

6°) In Jesaja 43:10-11 en 45:21 YaHWeH verklaart zichzelf als de enige Redder. Jesaja 43:10-11 zegt: “U bent Mijn getuigen, spreekt de HEERE, en Mijn dienaar die Ik verkozen heb, opdat u het weet en Mij gelooft, en begrijpt dat Ik Dezelfde ben: vóór Mij is er geen God geformeerd en na Mij zal er geen zijn. Ik, Ik ben de HEERE, buiten Mij is er geen Heiland.”

Let er toch op wat er staat: ER IS GEEN ANDERE VERLOSSER NAAST HEM! Maar wie is de enige Redder volgens het Nieuwe Testament: Jezus! “En de zaligheid is in geen ander, want er is onder de hemel GEEN ANDERE NAAM onder de mensen gegeven waardoor wij zalig moeten worden.”  - Handelingen 4:12

Page 150: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 150

7°) In Jesaja 45:21b-22 zegt YaHWeH: “Ben Ik het niet, de HEERE? Buiten Mij is er geen andere God, een rechtvaardig God, een Heiland; er is niemand behalve Ik. Wend u tot Mij, word behouden, alle einden der aarde, want Ik ben God en niemand anders.”In Johannes 3:14-16 wordt ons verteld om te kijken naar de gekruisigde om gered te worden! En dat is Jezus. “En zoals Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zo moet de Zoon des mensen verhoogd worden, OPDAT ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.” Ook Johannes 12:32 geeft dat aan: Jezus trekt de gelovigen naar zich toe = HIJ IS ONZE REDDER. “En Ik, als Ik van de aarde verhoogd ben, zal allen naar Mij toe trekken.”

8°) In Jesaja 45:21-23 zegt YaHWeH, “21 Maak bekend en breng naar voren, ja, beraadslaag samen: “Wie heeft dit van oudsher doen horen? Wie heeft dat van toen af bekendgemaakt? Ben Ik het niet, de HEERE? Buiten Mij is er geen andere God, een rechtvaardig God, een Heiland; er is niemand behalve Ik. 22 Wend u tot Mij, word behouden, alle einden der aarde, want Ik ben God en niemand anders. 23 Ik heb gezworen bij Mijzelf – uit Mijn mond is in gerechtigheid een woord uitgegaan en het zal niet terugkeren – DAT VOOR MIJ ELKE KNIE ZICH ZAL BUIGEN, ELKE TONG BIJ MIJ ZAL ZWEREN.”

In Philippenzen 2:9-11 is deze passage uit Jesaja toegepast op Christus, de Ene voor Wie al ooit zal buigen! “9 Daarom heeft God Hem ook bovenmate verhoogd en heeft Hem een Naam geschonken boven alle naam, 10 opdat in de Naam van Jezus zich zou buigen elke knie van hen die in de hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn, 11 EN ELKE TONG ZOU BELIJDEN DAT JEZUS CHRISTUS DE HEERE IS, TOT HEERLIJKHEID VAN GOD DE VADER.”

9°) In het Oude Testament wordt herhaaldelijk gesproken over YaHWeH als de ROTS van Israël (Deuteronomium 32:3,4,18 / Psalm 18:2 / Psalm 62:1-2, enz.). Het Nieuwe Testament geeft dit duidelijk aan als dat Christus die ROTS is: “en allen dezelfde geestelijke drank gedronken hebben. Zij dronken namelijk uit een geestelijke rots, die hen volgde; en die rots was Christus.” - 1 Corinthiërs 10:4 Let er op dat beide malen (Oud en Nieuw Testament) twee zaken verbinden met elkaar: water en rots, dat is leven en duurzaamheid.

10°) In Jesaja 40:3 lezen we dat Johannes de Doper er was om de weg te bereiden voor de komst van YaHWeH. Als volgt beschreven: “Een stem van iemand die roept in de woestijn: Bereid de weg van de HEERE, maak recht in de wildernis een gebaande weg voor onze God.”In Markus 1:1-3 is dezelfde passage toegepast op Christus: “1 Het begin van het Evangelie van Jezus Christus, de Zoon van God. 2 Het is zoals er geschreven staat in de profeten: Zie, Ik zend Mijn engel voor Uw aangezicht, die voor U uit Uw weg gereed zal maken, 3 en: De stem van een die roept in de woestijn: Maak de weg van de Heere gereed, maak Zijn paden recht.”JOHANNES DE DOPER BEREIDDE DUS DE WEG VOOR CHRISTUS = YAHWEH.

11°) Jesaja 8:13-14 zegt profetisch, dat YaHWeH zal zijn: “13 De HEERE van de legermachten, Hem moet u heilig achten; Hij is uw vrees en Hij is uw verschrikking. 14 Hij zal tot een heiligdom voor u zijn, tot een steen des aanstoots, en tot een rots waarover men struikelt voor de beide huizen

Page 151: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 151

van Israël, tot een strik en een val voor de inwoners van Jeruzalem.” In 1 Petrus 2:4-8 zijn deze verzen uit Jesaja toegepast op Jezus Christus. En we beginnen iets vroeger te citeren want dat SPREEKT WEL DEGELIJK OVER JEZUS DIE EEN STEEN DES AANSTOOTS IS: “4 EN KOM NAAR HEM TOE ALS NAAR EEN LEVENDE STEEN, die wel door de mensen verworpen is, maar bij God uitverkoren en kostbaar, 5 dan wordt u ook zelf, als levende stenen, gebouwd tot een geestelijk huis, tot een heilig priesterschap, om geestelijke offers te brengen, die God welgevallig zijn door Jezus Christus. 6 Daarom staat er in de Schrift: Zie, Ik leg in Sion een hoeksteen die uitverkoren en kostbaar is; en: Wie in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden. 7 Voor u dan, die gelooft, is Hij kostbaar; maar voor de ongehoorzamen geldt: De steen die de bouwers verworpen hebben, DIE IS DE HOEKSTEEN GEWORDEN, EN EEN STEEN DES AANSTOOTS EN EEN STRUIKELBLOK; 8 voor hen namelijk die zich aan het Woord stoten, door ongehoorzaam te zijn, waartoe zij ook bestemd zijn.”

12°) Vergelijk Joël 2:32 met Handelingen 2:21,36 en Romeinen 10:9,13. Wie is de HEERE (YaHWeH) op wiens Naam zondaars moeten noemen?  Dat is JEZUS!

13 enz….

3.5 VADER-EN-ZOON-TEAM

In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 juni 1988 staat te lezen: “Overal in de Griekse Geschriften wordt dan ook de uitdrukking “Zoon van God” gebruikt om Jezus aan te duiden. Maar geen enkele keer vinden wij de zegswijze ‘God de Zoon’, want Jezus was niet de almachtige God. Hij was de Zoon van God. Zij zijn twee verschillende personen (…).” Laten we eens eerlijk zijn, ook de uitdrukking als ‘God, de Heilige Geest’ staat niet in de Schrift. De uitdrukking ‘God, de Vader’ staat er wel. De twee andere uitdrukkingen zijn ontstaan toen de eerste christenen tegenover de buitenwereld moesten aangeven waar het om ging. In de woordenschat van een Jehovah’s Getuigen staan tientallen woorden en begrippen die niet Bijbels zijn maar iets weergeven dat volgens hen Schriftuurlijk is. Dus blaas niet te hard op zo een ballon want hij ontploft in je gezicht. Wat werkelijk belangrijk is in de verhouding van Vader, Zoon en Heilige Geest, is of hun eigenschappen overeenkomen.

In het ‘Ontwaakt!’ artikel “Is Jezus Jehovah”? (deel 2) van 8 april 1963, blz.27, 28 gebruikt de WT tot achtmaal toe de uitdrukking “Vader-en-Zoon-team” om de relatie van God-Jezus aan te geven. Zo schrijven ze o.a.: “Evenals in een menselijk vader-en-zoon-team de vader vóór de zoon bestond zo is dit ook het geval met het goddelijke Vader-en-Zoon-team. De Vader is eeuwig. Hoewel de Zoon eveneens van zeer oude tijden is heeft hij echter wel een begin gehad.”

We hebben al afgedaan met hun leer van de schepping van Christus maar nog geen nadruk gelegd op de eeuwigheid van de Zoon. Dit spreekt echter al voor zichzelf wanneer we Joh.1:1-3 overdenken. De eeuwigheid van de Vader impliceert de eeuwigheid van de Zoon, want de Logos “was” met de Vader. Dat Jehovah’s Getuigen dat niet begrijpen komt alleen door dat ze de verhouding God-Jezus zien vanuit menselijke relaties van vader-zoon. Maar zoals God anders is

Page 152: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 152

dan alle vaders, zo ook is Christus anders Zoon dan menselijke zonen. De WT wil hiervan niet horen en zoekt een uitvlucht door over Christus te spreken als “van zeer oude tijden.” Dit is hun vertaling van Micha 5:2 (vers 1 in andere vertalingen). Maar Christus blijft ondanks alles “Eeuwige Vader” volgens hun eigen vertaling van Jes.9:6. Dit zijn toch zéér duidelijke woorden. Sommige Jehovah’s Getuigen die met hun eigen leer niet genoeg bekend zijn, trachten in gesprek ook de nadruk te leggen op het tweede deel van Micha 5:2 (of vers 1) nl. de uitdrukking “van onbepaalde tijd.” Vergelijk echter Jes.40:28 waar hetzelfde van YaHWeH gezegd is. Die verwarring komt alleen door het speciale woordgebruik van de WT voor de Hebreeuwse woorden, eeuwig, eeuwigheid en zo verder. Lezers met interesse hiervoor kunnen terecht bij; James Barr, ‘Biblical Words for time’ (SCM Press, 1962) of ‘Time and Event’ van John Wich (E.J. Brill, Leiden, 1969). Voor de Griekse terminologie veeleer ‘Christ and time’ van O. Cullmann. Zie ook Genesius, ‘Hebrew and English Lexicon’, blz.612,613. En zie onze publicatie ‘Bijbelse aantekeningen over leven, dood en opstanding’ uit 1998.

De ondergeschiktheid van de Logos als schepper ten opzichte van de Vader wil de WT ook aangeven door verwijzing naar Spr.8:30. Volgens hun uitleg spreekt dit vers over de rol van de Logos als meesterwerkman naast God. Maar zoals opgemerkt in hfst.2 kan dit gedeelte van Spreuken niet over de pre-existente Christus spreken. Het is symbolische en hoog poëtische taal voor de werking van de wijsheid Gods. En hoewel sommige moderne vertalingen in navolging van de LXX en Vulgaat het Hebreeuwse “ãmôn” vertalen als werkman heeft een vertaling als de NBG voorkeur waar het woord als “troetelkind” is weergegeven. Dit past ook bij wat gezegd wordt in vers 24,25. In deze vertalingen wordt vooropgesteld dat “ãmoon” en “ommân” synoniemen zijn wat niet het geval is. Deze uitleg berust eerder op traditie dan werkelijke exegese.

Christus is GEEN schepsel maar Schepper, ook NIET van oude tijden maar eeuwig. Hun “vader-en-zoon-team” lering laat de schrijver van bovengenoemd ‘Ontwaakt!’-artikel het volgende zeggen: “Deze Vader en Zoon zijn ook beiden Goden, maar alweer niet zonder een bepaald onderscheid tussen deze begrippen. In de Schrift wordt over de Vader gesproken als over “God de Almachtige” terwijl de Zoon “Sterke God” wordt genoemd.” Wat deze schrijver in dit verband verzwijgt zal dus hier moeten besproken worden. Zo verzwijgt men dat de uitdrukking “Sterke God” zowel op YaHWeH als op Christus toegepast worden in de Schrift. Zie hiervoor Jes.9:6 waar Christus de Sterke God is en Jes.10:21 / Deut.10:17 / Jer.32:18 waar YaHWeH Sterke God is. Het helpt Jehovah’s Getuigen niet wanneer ze beweren dat er geen lidwoord staat voor Sterke God in Jes.9:6. Ook in Jes.10:21 waar YaHWeH Sterke God genoemd wordt staat er geen lidwoord, hoewel ze het hebben toegevoegd in hun vertaling. In Jes.42:13 hebben we “sterke YaHWeH”. Heeft Christus de titel van de Almachtige God = El Shaddai in Hebreeuws en Pantokrater in Grieks? Laten we eens enkele zaken bekijken: het is op te maken uit verscheidene schriftuurplaatsen dat Hij alle macht heeft:

Col.2:10 HSV: “En u bent volmaakt geworden in Hem, Die het Hoofd is van iedere overheid en macht.”

Eph.1:21 HSV: “ver boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en elke naam die genoemd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de komende.”

Page 153: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 153

Mat.28:18 HSV: “En Jezus kwam naar hen toe, sprak met hen en zei: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde.”

Joh.17:2 HSV: “zoals U Hem macht gegeven hebt over alle vlees, opdat Hij eeuwig leven geeft aan allen die U Hem gegeven hebt.”

Jezus heeft dezelfde macht als de Vader als LOGOS, dus het voormenselijk bestaan van Jezus. Als mens heeft Hij het gekregen aangezien de LOGOS ook mens is geworden en die almacht kreeg de mens Jezus van Zijn vader. Het is bovendien ook zo dat de kracht van een Joods gelovige door zijn God kwam (Jes.40:28,29) terwijl een christen zegt: “Ik kan alle dingen door Christus die mij kracht geeft” (Phil.4:13). En hoe zou Hij dit kunnen indien Hij niet Almachtig was? Opb.1:8 is volgens sommige exegeten op Christus volgens anderen op de Vader toepasselijk. (We hebben zelf een tijd Opb1:8 op YaHWeH laten gelden.) Het is dus niet uitgesloten dat de Heer hier wel de titel heeft van Almachtige. Zie de commentaren van A. Barnes en R. Lenski, bij deze teksten en A. Läpple, ‘De Apokalyps van Johannes’, H. Nelissen, 1969. (Pantokrater in het Grieks = Regeerder over alles, Almachtige, in 2 Corinthe 6:18 / Openbaring 1:8 / 4:8 / 11:17 / 15:3 / 16:7,14 / 19:6,15 / 21:22. In de Septuaginta 2 Sam.5:10 / 7:25,27 / Job 5:17 / 8:5.) Zo is het “Shaddai (Almachtig) in het Hebreeuws door de Septuaginta weergegeven als: “theos, kyrios en pantokrator (God, Heer en Almachtige).

Christus-koning

De WT gaat verder in het artikel en schrijft: “Zowel de Vader als de Zoon zijn bovendien koning”. Maar de Zoon zou volgens hen slechts een onderworpen koningschap bezitten, gekregen van de Vader. Dit zou 1 Cor.15:24-28 leren. De uitleg van Jehovah’s Getuigen is dubbelzinnig en strijdig met andere schriftuurplaatsen. Zo zegt vers 25 dat God alle dingen moet (hierover zwijgt de WT) onderwerpen aan de Zoon in vervulling van Ps.110:2. Maar bij nader toezien aan de Zoon: “Ga onderwerpen te midden van uw vijanden.” Vader en Zoon onderwerpen dus de machten voor elkaar, omdat Christus in de Vader is en de Vader in Jezus (Joh.14:10). Positioneel zijn nu al alle dingen aan Jezus onderworpen volgens Eph.1:19-23, hoewel we nog niet zien dat alles aan hem onderworpen is (Heb.2:8). Zo is de laatste vijand de dood. Bij diens onderwerping, onderwerpt Christus zich aan de Vader (Luc.20:36 / 2 Tim.1:10 / Opb.20:14 / Opb.21:4). In een andere betekenis, zonder rekening te houden met het middelaarschap van Christus is God dan toch ook een eeuwige koning. Vergelijk o.a. 1 Cor.3:22,23 / Opb.11:15. Dit punt verklaren als het ophouden van het koningschap van Christus is in strijd met wat de Schrift zegt over Zijn “eeuwige” of zijn eeuwige koninkrijk. Zie 2 Pet.1:11 in de NWV. De uitleg is dan ook niet zo moeilijk. 1 Cor.15:24-28 spreekt over de Christus in zijn functie van Middelaar tussen God en de mensen. In die functie onderwerpt Christus zich zonder dat dit zijn eigen soevereiniteit aantast. Tijdens zijn middelaarschap is de Heer vrijwillig onderworpen aan de Vader. En onderworpen zijn wil niet zeggen minder dan de andere betrokkene. David is groter dan Saul maar is toch door hem gezonden (1 Sam.18:5). Barnabas en Paulus worden door hun broeders uitgezonden maar zijn niet minder dan hen (Hand.13:3 / 17:10). Een man of vrouw is evenwaardig in Gods ogen maar toch is de man het hoofd (Eph.5:23). En Christus was onderworpen aan Maria en Jozef, toch is hij niet minder (Luc.2:51). Het is ook niet toevallig dat hetzelfde woord “overgeven” in 1 Cor.15:24 ook in Mat.11:27 en Luc.10:22 gebruikt wordt (Grieks paredothè). Christus geeft alleen aan God terug wat hij in zijn middelaarfunctie aan werk gedaan heeft. Afgezien van dit heeft God echter een

Page 154: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 154

eeuwige opperheerschappij. Dit wil niet zeggen dat Christus geen God blijft of dat Hij zou ophouden beeld Gods te zijn. Zo gezien is alle leer over Christus in juiste banen gehouden en wordt zijn persoon of eeuwige koningschap niet aangetast. Dat doet de WT echter wel bij hun uitleg van deze zaak. (Zie ook Heb.1:8.)

Wanneer men een tekst als 1 Cor.15:24-28 bespreekt met een Jehovah Getuige zal men vlug merken dat ze er slechts een oppervlakkige kennis van hebben. Zo spreekt vers 24 over het einde van iets. Het einde van wat? De heerschappij van Christus? Dat zegt de tekst niet en zou ook strijdig zijn met schriftuurplaatsen die het eeuwige regeren van Christus omschrijven (o.a. Dan.7:13,14 / Opb.11:15 / Opb.22:1,3). Dit vers 24 spreekt over het einde en gebruikt het Griekse woord “telos” hiervoor. Maar nu geeft Lucas 1:33 te kennen dat er aan de regering van Christus géén einde komt, ook weergegeven door hetzelfde Grieks “telos”. En Opb.22:5 geeft hiervoor een verdere bevestiging door te zeggen dat de heiligen zullen regeren tot in alle eeuwigheid. Indien zij dan regeren ná de duizend jaren dan toch ook hun Heer en Verlosser. Wat vers 24 in 1 Cor.15 dan zegt heeft geen betrekking op het eeuwige ophouden van de regeringsfunctie van Christus, alleen het einde van een Bijbelse eeuw (aion) is hier ter sprake. Wanneer deze eeuw tot zijn einde komt regeert de Christus in een nieuwe functie: “tot in de eeuwen der eeuwen” (eis tous aionas ton aionoon). Het is dan ook niet zo wonderlijk dat vele commentators een tekst als 1 Tim.1:17 verklaren als toepasselijk op Christus. Aangezien Christus, volgens Heb.1:1,2, de maker is van deze aionen, is een titel als “koning der aionen” (1 Tim.1:17) zeker op Hem toepasselijk. Zoals H. Cremer opmerkt in zijn lexicon en R. Lenski in zijn commentaar heeft “telos” hier niet alleen de gedachte van einde van iets maar ook “doel” nl. begin van de nieuwe ordening. Het is het einde en een nieuw begin. Volledigheidshalve weze opgemerkt dat Jehovah’s Getuigen 1 Tim.1:17 op de Vader toepassen volgens o.a. ‘DE WACHTTOREN’ van 15 juli 1993, blz.8.

De nadruk die de WT dan legt op 1 Cor.15 vers 28 (= “God, alles in allen” volgens de NBG = “dat God alles zij voor iedereen” volgens de NWV) is ook overdreven, want hetzelfde is i.v.m. Christus gezegd in Col.3:11 en Eph.1:23. Door het kruis heeft Hij alles tot “zichzelf” verzoent (Col.1:20). Volgens Phil.3:20,21 heeft Hij de macht dit te doen. En last but not least, indien Christus een mindere koning zou zijn tegenover de Vader dan heeft de schrijver van het boek Openbaring het verkeerd. Deze beschrijft de Heer namelijk als “de Koning der Koningen” (Opb.17:14 / 19:16 en vergelijk met 1 Tim.6:15).

3. 6 LEVENSGEVER

We lezen verder in het ‘Ontwaakt!’-artikel dat: “de Vader en de Zoon beiden levensgevers zijn. Maar terwijl Jehovah de Vader, de bron van alle leven is, ontvangen bepaalde schepselen leven “door bemiddeling van de Zoon”“. Dit is kras. Weten de mensen van de WT dan niet dat hun eigen Bijbel zegt: “Alle dingen zijn door bemiddeling van hem ontstaan, en afgescheiden van hem is zelfs niet één ding ontstaan” Joh.1:3 (vgl. ook Heb.1:2).

In een vorm van vergelijking: 1°) Hij die alles maakt is God (Heb.3:4) 2°) Christus heeft alles gemaakt (Joh.1:3) 3°) Daarom is Christus = God of

Page 155: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 155

1°) Alles wat vóór de schepping bestaat is ongeschapen 2°) Christus bestaat vóór alle schepping (Hij schiep alles) 3°) Christus is daarom eeuwig t.t.z. ongeschapen

Men verwijst verder naar Col.1:16 volgens hun eigen bijgewerkte vertaling maar zie ons commentaar hierop in hoofdstuk 2. Daarna schrijft men: “Alleen over Jehovah wordt gezegd: “Gij hebt alles geschapen, en om Uw wil was het en werd het geschapen” (Opb.4:11). Dat is struisvogelpolitiek. Bijna hetzelfde wordt over de Christus gezegd in Col.1:16 waar staat dat alles voor Hem (Christus) geschapen is. Lees ook aandachtig wat Opb.5:8-14 zegt over Christus. Daar is hetzelfde nog eens beschreven. De Zoon IS “leven” (Joh.1:4 / 14:6).

De rest van het artikel is niet veel zaaks meer behalve hun verklaring van 1 Cor.8:6. Ná het aanhalen van de tekst schrijft men: “Let op deze voorzetsels. Wij zijn “uit” Jehovah God doordat ons leven uit hem is voortgesproten, en wij zijn “voor” hem doordat Hij ons voor zijn welbehagen heeft geschapen. Aan de andere kant zijn wij “door” bemiddeling van de Zoon, doordat de Zoon zowel bij het scheppen als bij het loskopen van het menselijke geslacht Gods werktuig was.” Wat de WT niet begrijpt in 1 Cor.8:6 is de nadruk die Paulus legt op het middelaarschap van Christus. Als Middelaar is Hij vrijwillig ondergeschikt aan de Vader. Maar het gebruik van de voorzetsels in deze zin transfereren naar het vroegere bestaan van de Zoon is de bedoeling van Paulus hier verkrachten. Wij zijn “uit” Jehovah zegt de WT. Goed, maar we zijn ook “uit” de Zoon (Joh.1:3,16). We zijn “voor” Jehovah maar ook “voor” de Zoon (Col.1:16). We zijn “door” de Zoon maar ook “door” de Vader (Rom.11:36). Een leer baseren op het gebruik van voorzetsels zoals hier en in verband met het rantsoen (zie verder hoofdstuk 7) wat de WT doet, is onmogelijk. Men moet er maar een Grieks lexicon op na gaan.

3.7 DE ENGEL VAN YaHWeH

Sinds de kerkvader Justinus is “de engel van YaHWeH” geïdentificeerd geworden als de Logos in zijn voormenselijke omgang met het volk Israël. Recente onderzoekers gaan thans zo ver om deze engel te zien als een zelfopenbaring van God of een gewone boodschapper Gods. De positie van de WT in dit verband is dat toch enkele gevallen van deze engel naar Christus in pre-existentie verwijzen. Ze citeren o.a. Ex.23:20,21,23 / 32:34 / 33:2 als zo een aanwijzing. Zie ‘Nieuwe hemelen en een nieuwe aarde’ blz.26. (Ook 1 Cor.10:1-4 volgens ‘DE WACHTTOREN’ van 1 juni 1964, blz.415. En dit:“De engel die de Israëlieten door de wildernis leidde en wiens stem zij strikt moesten gehoorzamen omdat ’Jehovah’s naam in hem was’, kan daarom Gods Zoon, het Woord, zijn geweest. — Ex 23:20-23; vgl. Joz 5:13-15.” — Inzicht in de schrift, deel 1, 1272.)

Over “de engel des HEEREN” in het OT, hier alle belangrijke teksten met deze formule: 1°) Worstelde met Jacob Gen.32:24-30 2°) Verloste de aartsvader Israël uit alle nood Gen.48:16 3°) Sprak tot Mozes in de braamstruik Ex.3:2 / Hand.7:31,32 4°) Beschermde Israël bij de Rode Zee Ex.14:19 5°) Bracht Israël in de woestijn en naar het beloofde land Ex.23:20-23 / Jes.63:9 / 1 Cor.10:1-4 6°) Is vorst van het heir des HEREN Jozua 5:13-15

Page 156: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 156

7°) Verschijnt aan Gideon Richt.6:11,12 8°) Onzichtbare helper van de profeet Elia 1 Kon.19:7 9°) Verslaat het Assyrische leger van 185.000 man Jes.37:36 10°) In de brandende vuuroven Dan.3:25 Een mogelijke verwijzing naar de engel des HEEREN, zouden de volgende teksten zijn; Gen.12:7 / 16:7-11 / 18:1-35 / 19:18-22 / 21:17 / 22:11-18 / 24:7,40 / 28:11-22 / 31:11-13 / Ex.19:16 / 20:26 / 32:34 / 33:2,14,15 / Num.20:16 / 22:22-35 / Deut.5:4-28 / Richt.2:1-14 / 5:23 / 13:3-23 / Dan.6:22 et cetera. In enkele van deze teksten heeft “de engel des HEEREN” de functie van een Middelaar.

Enkele teksten nader bekeken!

1°) Genesis 16:7-13 HSV

De engel des HEEREN beloofd iets te doen dat alleen God kan doen: “Verder zei de Engel van de HEERE tegen haar: IK ZAL UW NAGESLACHT ZEER TALRIJK MAKEN, zodat het vanwege de menigte niet geteld kan worden. ” (Genesis 16:10). Hagar wist dat het YaHWeH was die met haar sprak (vers 13). Ze identificeert de engel des HEERE als God: “13 EN ZIJ GAF DE HEERE, DIE TOT HAAR SPRAK, DE NAAM: U BENT DE GOD DIE NAAR MIJ OMZIET! Want zij zei: Heb ik hier dan Hem gezien Die naar mij omgezien heeft?” En in Genesis 16:11 worden zaken gezegd die een gewone engel niet kan weten of openbaren, daar moet je kennis van het verleden hebben en macht hebben over de toekomst. Daar staat: “OOK ZEI DE ENGEL VAN DE HEERE TEGEN HAAR: ZIE, U BENT ZWANGER; U ZULT EEN ZOON BAREN en u moet hem de naam Ismaël geven, omdat de HEERE uw verdrukking gehoord heeft.”

2°) Genesis 21:17-20 HSV

De engel des HEEREN beloofd zaken te doen dat alleen God kan doen. In vers 17 lezen we: “Toen hoorde God de stem van de jongen en de Engel van God riep tot Hagar vanuit de hemel en zei tegen haar: Wat is er met u, Hagar? WEES NIET BEVREESD, WANT GOD HEEFT NAAR DE STEM VAN DE JONGEN, DIE DAAR LIGT, GELUISTERD.”In vers 18 gaat het verder als: “18 Sta op, til de jongen overeind en houd hem met uw hand goed vast, WANT IK ZAL HEM TOT EEN GROOT VOLK MAKEN.”

Deze engel is geïdentificeerd als God: “19 GOD OPENDE TOEN HAAR OGEN, zodat zij een waterput zag. Zij liep ernaartoe, vulde de zak met water en gaf de jongen te drinken.”

En ook hier in Genesis 21:17-20 worden zaken gezegd die een gewone engel niet kan weten of openbaren, daar moet je kennis van het verleden hebben en macht hebben over de toekomst.

3°) Genesis 22:16-18 HSV

Twee voorafgaande teksten:

Page 157: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 157

“11 Maar DE ENGEL VAN DE HEERE RIEP TOT HEM VANUIT DE HEMEL en zei: Abraham, Abraham! Hij zei: Zie, hier ben ik.” “15 Daarna RIEP DE ENGEL VAN DE HEERE TOT ABRAHAM VOOR DE TWEEDE KEER VANUIT DE HEMEL.”

De engel des HEEREN spreekt (verzen 11 en 15). Maar vers 16 maakt het duidelijk dat het YaHWeH is die spreekt: “16 Hij zei: IK ZWEER BIJ MIJZELF, SPREEKT DE HEERE: Omdat u dit gedaan hebt en Mij uw zoon, uw enige, niet onthouden hebt,”! De Engel des HEREN noemt zichzelf dus YaHWeH en God.

In verzen 17-18 belooft de engel des HEEREN om te doen wat alleen God kan doen: “17 ZAL IK U ZEKER RIJK ZEGENEN EN UW NAGESLACHT ZEER TALRIJK MAKEN, als de sterren aan de hemel en als het zand dat aan de oever van de zee is. Uw nageslacht zal de poort van zijn vijanden in bezit hebben. 18 EN IN UW NAGESLACHT ZULLEN ALLE VOLKEN VAN DE AARDE GEZEGEND WORDEN, OMDAT U MIJN STEM GEHOORZAAM GEWEEST BENT.”

En opnieuw is in Genesis 22:16-18 te kennen gegeven dat dit geen gewone engel is. Een gewone engel kan deze dingen niet kan weten of openbaren, daar moet je kennis van het verleden hebben en macht hebben over de toekomst.

4°) Genesis 31:11-13 HSV

De engel des HEEREN (vers 11 = AANGESPROKEN DOOR EEN ENGEL VAN GOD = ) identificeert zich als God: “13 IK BEN DE GOD VAN BETEL, waar je een steen met olie hebt gewijd en waar je een gelofte hebt afgelegd.” (vers 13).

De aartsvader Jacob hoort tot hem de volgende woorden spreken: “11 DE ENGEL VAN GOD ZEI tegen mij in die droom: Jakob! Ik zei: Zie, hier ben ik! 12 Hij zei: Sla toch uw ogen op en zie: al de bokken die het kleinvee bespringen, zijn gestreept, gespikkeld en gevlekt. Voorzeker, Ik heb alles gezien wat Laban u aandoet! 13 IK BEN DE GOD VAN BETHEL, waar u een gedenkteken gezalfd hebt, waar u Mij een gelofte gedaan hebt. Welnu, sta op, vertrek uit dit land en keer terug naar het land van uw familiekring.”

We nemen er dat mooie gedeelte bij hoe het kwam dat er in Betel een heilige plaats werd gemaakt.Het is beschreven in Genesis 28: “16 Toen werd Jakob wakker. ‘Dit is zeker,’ zei hij, ‘OP DEZE PLAATS IS DE HEER AANWEZIG. DAT BESEFTE IK NIET.’ 17 Eerbied vervulde hem. ‘Wat een ontzagwekkende plaats is dit,’ zei hij, ‘dit is niets anders dan het huis van God, dit moet de poort van de hemel zijn!’ 18 De volgende morgen vroeg zette Jakob de steen die hij als hoofdsteun had gebruikt rechtop, en wijdde hem door er olie over uit te gieten. 19 Hij gaf die plaats de naam Betel; vroeger heette het daar Luz. 20 Daarna legde hij een gelofte af: ‘Als God mij terzijde staat en mij op deze reis beschermt, als hij mij brood te eten geeft en kleren aan mijn lichaam, 21 en als ik veilig terugkom bij mijn verwanten, dan zal de HEER mijn God zijn. 22 DEZE STEEN DIE IK GEWIJD HEB, ZAL DAN EEN HUIS VAN GOD WORDEN – en ik beloof dat ik u dan een tiende deel zal afstaan van alles wat u mij geeft.’”

Page 158: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 158

We moeten hierbij oprecht zijn: in Genesis 28 verschijnt YaHWeH en horen we niets van de Engel des HEEREN. Maar hier in Genesis 31 is het anders: OVER dat plaatsje Betel lezen we nu dat DE ENGEL DES HEEREN er de God is die er verblijft. Er zijn geen twee goden er is er maar 1 God en die manifesteert zich ook als de ENGEL DES HEEREN.

Later horen we de aartsvader daarover wat vertellen aan zijn geliefde zoon. We lezen in Gen.48:3,15,16: “3 Hij (Jakob) zei tegen Jozef: ‘God, de Ontzagwekkende, is in Luz, in Kanaän, aan mij verschenen en heeft mij daar gezegend. (…)15 Hij zegende Jozef met deze woorden: ‘De God naar wiens wil mijn voorouders Abraham en Isaak zich richtten, de God die mijn leven lang mijn herder is geweest, 16 de engel die mij heeft bevrijd van alle onheil, hij geve deze jongens zijn zegen. Moge mijn naam door hen voortleven, en ook die van mijn voorouders Abraham en Isaak, en mogen zij zich over de hele aarde uitbreiden.’”

5°) Exodus 3:2-7 HSV

De engel van YaHWeH verscheen aan Mozes uit het midden van een brandend braambos en identificeerde zich als God (verzen 4 en 6) en als YaHWeH (verzen 4 en 7). Zie ook Handelingen 7:30-32 waar de engel des HEEREN wordt geïdentificeerd als God de Here. Zo luidt die tekst: “2 Daar verscheen de engel van de HEER aan hem in een vuur dat uit een doornstruik opvlamde. Mozes zag dat de struik in brand stond en toch niet door het vuur werd verteerd. 3 Hoe kan het dat die struik niet verbrandt? dacht hij. Ik ga dat wonderlijke verschijnsel eens van dichtbij bekijken. 4 Maar toen de HEER zag dat Mozes dat ging doen, riep hij hem vanuit de struik: ‘Mozes! Mozes!’ ‘Ik luister,’ antwoordde Mozes. 5 ‘Kom niet dichterbij,’ waarschuwde de HEER, ‘en trek je sandalen uit, want de grond waarop je staat, is heilig. 6 Ik ben de God van je vader, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob.’ Mozes bedekte zijn gezicht, want hij durfde niet naar God te kijken. 7 De HEER zei: ‘Ik heb gezien hoe ellendig mijn volk er in Egypte aan toe is, ik heb hun jammerklachten over hun onderdrukkers gehoord, ik weet hoe ze lijden. 8 Daarom ben ik afgedaald om hen uit de macht van de Egyptenaren te bevrijden…”

6°) Exodus 14:19-21 HSV

De engel des HEEREN doet wat alleen God kan doen (verzen 19,20) en wordt geïdentificeerd met de heerlijkheid en manifestatie van God in de wolkkolom (verzen19,20). In vers 21 wordt deze engel aangeduid als “DE HEER” (= YaHWeH).

We lezen daar: “19 DE ENGEL VAN GOD, DIE STEEDS VOOR HET LEGER VAN DE ISRAËLIETEN UIT WAS GEGAAN, STELDE ZICH NU ACHTER HEN OP. Ook de wolkkolom die eerst voor hen uit ging stelde zich achter hen op, 20 ZODAT HIJ (DE ENGEL) TUSSEN HET LEGER VAN DE EGYPTENAREN EN DAT VAN DE ISRAËLIETEN KWAM TE STAAN. Aan de ene kant bracht de wolk duisternis, aan de andere kant verlichtte de vuurzuil de nacht. Die hele nacht konden de legers niet bij elkaar komen. 21 Toen hield Mozes zijn arm boven de zee, EN DE HEER LIET DE ZEE TERUGWIJKEN door gedurende de hele nacht een krachtige oostenwind te laten waaien. Hij veranderde de zee in droog land. Het water spleet, 22 en zo konden de

Page 159: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 159

Israëlieten dwars door de zee gaan, over droog land; rechts en links van hen rees het water op als een muur.”

7°) Exodus 23:20-23 HSV

Deze passage maakt het duidelijk dat YaHWeH's engel veel meer is dan een loutere engel. Deze engel wordt nauwkeurig geïdentificeerd met God: YaHWeH's “naam is in hem” (vers 21, “naam” verwijst naar zowel de aard en als het karakter van YaHWeH) en Gods volk moet “zijn stem” gehoorzamen (vers 21). WANT, Hij heeft de bevoegdheid om “gratie” te verlenen voor “uw overtredingen.” En wie kan gratie voor hen geven, en die zonden vergeven: alleen God kan dat? Merk op dat de engel onderscheiden blijkt te zijn van God en gezonden door God.

We lezen in dat gedeelte: “20 Ik stuur een engel voor jullie uit om je op je tocht te beschermen en je naar de plaats te brengen die ik voor jullie bestemd heb. 21 Neem je voor hem in acht, gehoorzaam hem zonder tegenspreken, WANT HIJ HANDELT IN MIJN NAAM en ZOU JULLIE JE OPSTANDIGHEID NIET VERGEVEN. 22 Als je hem gehoorzaamt en alles doet wat ik zeg, zal ik de vijand van jullie vijanden zijn en jullie onderdrukkers onderdrukken. 23 MIJN ENGEL ZAL VOOR JULLIE UIT GAAN naar het gebied van de Amorieten, de Hethieten, Perizzieten, Kanaänieten, Chiwwieten en Jebusieten, en ik zal die volken uitroeien.”

YaHWeH zei: “IK STUUR EEN ENGEL VOOR JULLIE UIT.” We worden er aan herinnerd in het Nieuwe Testament en parallellen waar de zoon verschillend is van de Vader.

Gestuurd door de Vader (= als mens geboren Joh.3:17; enz.) maar ook nog gelijk aan de Vader (= is ook nog steeds de LOGOS Joh.1:14 / Joh.5:18 / Joh.10:30 / Joh.20:28 / Phip.2:6,7).

8°) Rechters 2:1-3 HSV

De engel des HEEREN zegt dingen die alleen God kan/mag zeggen. God is degene die hen in het land bracht dat hij zwoer aan hun vaderen te geven (vers 1). HET IS OOK God die beloofd en nooit zijn verbond zal verbreken (vers 1).

In dat gedeelte staat: “1 Er kwam een engel van de HEER uit Gilgal naar Bochim. Daar zei hij: ‘Ik heb jullie uit Egypte geleid naar het land dat ik jullie voorouders onder ede had beloofd. Ik heb gezegd dat ik mijn verbond met jullie nooit zou verbreken. 2 Maar jullie mochten geen verdragen sluiten met de inwoners van dit land en hun altaren moesten jullie afbreken. Maar jullie hebben niet geluisterd naar wat ik heb gezegd. Hoe hebben jullie dat kunnen doen? 3 Daarom heb ik besloten dat ik de inwoners van dit land niet voor jullie zal verdrijven. Zij zullen jullie in hun netten verstrikken en hun goden zullen jullie ondergang worden.’ 4 Toen de engel van de HEER deze woorden tot de Israëlieten had gesproken, barstte het volk in gejammer uit. 5 Ze noemden die plaats Bochim en brachten er offers aan de HEER.”

9°) Rechters 6:11-24 HSV

Page 160: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 160

Als we deze passage volgen en aandacht besteden aan deze die tot Gideon spreekt dan zien we dit: in vers 12 spreekt de engel des HEEREN! In vers 14 spreekt YaHWeH! In vers 16 spreekt YaHWeH! In vers 20 is het “de engel van God” die spreekt! YaHWeH en “de engel des HEEREN” zijn één en dezelfde. Maar het is hetzelfde verhaal en er zijn geen verdwijningen van de ene persoon en openbaring van een ander.

Dit is een gedeelte er uit volgens de HSV: “20 Maar de Engel van God zei tegen hem: Neem het vlees en de ongezuurde broden en leg ze op die rots en giet het kooknat eroverheen. En zo deed hij. 21 Toen stak de Engel van de HEERE het uiteinde van de staf uit, die in Zijn hand was, en raakte het vlees en de ongezuurde broden aan. Daarop steeg er vuur op uit de rots, dat het vlees en de ongezuurde broden verteerde. Toen was de Engel van de HEERE uit zijn ogen verdwenen. 22 TOEN ZAG GIDEON DAT HET EEN ENGEL VAN DE HEERE WAS. EN GIDEON ZEI: ACH, HEERE, HEERE! DAAROM, OMDAT IK EEN ENGEL VAN DE HEERE HEB GEZIEN, VAN AANGEZICHT TOT AANGEZICHT, ZAL IK STERVEN! 23 MAAR DE HEERE ZEI TEGEN HEM: VREDE ZIJ MET U! WEES NIET BEVREESD, U ZULT NIET STERVEN. 24 TOEN BOUWDE GIDEON DAAR EEN ALTAAR VOOR DE HEERE EN HIJ NOEMDE HET: DE HEERE IS VREDE! Het is er nog tot op deze dag, in het Ofra van de Abiëzrieten. 25 En het gebeurde in diezelfde nacht dat de HEERE tegen hem zei: Neem een jonge stier van de runderen die van uw vader zijn, en wel de tweede jonge stier, van zeven jaar. Breek vervolgens het altaar van de Baäl af dat van uw vader is, en hak de gewijde paal om die erbij staat. 26 Bouw daarna voor de HEERE, uw God, een altaar op de top van deze vesting, op een geschikte plaats. Neem dan de tweede jonge stier en breng een brandoffer met het hout van de gewijde paal, die u om zult hakken.”

10°) Rechters 13:3-23 HSV

Enkele opmerkingen vooral bij verzen 16b-18: “16b Manoach wist nog altijd niet dat hij met een engel van de HEER te maken had. 17 ‘Zeg ons uw naam,’ vroeg hij, ‘zodat wij u eer kunnen bewijzen wanneer uw woorden uitgekomen zijn.’ 18 Maar de engel van de HEER antwoordde: ‘Waarom vraagt u naar mijn naam? Die is voor u toch te wonderbaarlijk.’ 

Het woord “wonderlijk(baarlijk)” (“wonderbaar” in andere vertalingen) mag ook worden vertaald als “geheim.” Zoals hier in enkele vertalingen:

New International Version: “He replied, "Why do you ask my name? It is beyond understanding."

King James Bible: “And the angel of the LORD said unto him, Why askest thou thus after my name, seeing it is secret?”

Webster's Bible Translation: “And the angel of the LORD said to him, why askest thou thus after my name, seeing it is secret?”

Het is hetzelfde Hebreeuwse woord dat kan gevonden worden in Jesaja 9: “5 Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op Zijn schouder. En men noemt Zijn Naam WONDERLIJK, Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst.”

Page 161: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 161

In Jesaja 9:6 wordt de term gebruikt als de naam van Christus, en die is een afkorting voor “de Sterke (of Machtige) God.” Het feit dat YaHWeH's engel God was is voor Manoah een zekerheid. Nadat de engel van YaHWeH verscheen aan hem zei Manoah: “22 Hij zei tegen zijn vrouw: ‘We hebben God gezien. Dat wordt onze dood!’” maar zijn vrouw heeft een ander kijk op de zaak en lijkt het beter verstaan te hebben dan haar man, ze zegt: “23 Maar zijn vrouw antwoordde: ‘Als God ons had willen doden, had hij vast ons offer niet aanvaard en ons niet laten zien wat we nu gezien hebben. En dan had hij ons daarnet zeker niet zulke beloften gedaan.’” God laat dus het werk dat Zijn hand begon niet varen, Hij zal dat tot in de puntjes uitwerken en nieland zal dat kunnen tegenhouden. Den aan een tekst als deze in Genesis 28: “15 Ikzelf sta je terzijde, ik zal je overal beschermen, waar je ook heen gaat, en ik zal je naar dit land terugbrengen; ik zal je niet alleen laten tot ik gedaan heb wat ik je heb beloofd.’”

^^^^^^^Dit is wat het commentaar van Adam Clarke (1760 of 1762 - 1832) zegt bij Genesis 16:7.

De engel des HEEREN - dat is Jezus Christus, verschenen in een lichaam dat geschikt is voor de waardigheid van Zijn natuur, verscheen aan de patriarchen, we hebben al laten doorschemeren. Dat de persoon hier vermeld groter is dan welk schepsel ook blijkt voldoende uit de volgende gegevens:

1°) Uit zijn beloften die Hij zal uitvoeren - wat God alleen kon doen - en het voorspellen wat God alleen kon weten; “Ik zal uw nageslacht zeer talrijk maken,” enz., Genesis 16:10; “Zie, u bent zwanger; u zult een zoon baren” enz., Genesis 16:11; “En hij zal zijn een wilde ezel van een mens.” enz., Genesis 16:12 volgt wat. Dit alles toont een “voorkennis” die alleen aan God toekomt.2°) Hagar beschouwt degene die gesproken heeft als haar God en noemt hem אל El, en behandelt hem aldus in de weg van aanbidding, die was Hij een geschapen engel, het zou geweigerd hebben. Zie Openbaring 19:10 / Openbaring 22:9.

3°) Moses, die deze transactie beschrijft, benoemd deze engel uitdrukkelijk als Jehovah; want, zegt hij, ze riep שם יהוה shem aan, de naam van de Heer en die sprak tot haar, Genesis 16:13. Nu is dit een naam die nooit gegeven is aan een gecreëerd iemand.

4°) Deze persoon, die hier מלאך היוה malach is genoemd, die dus “de engel van de HEER” heet, is dezelfde als de המלאך הגאל dellac hammalach haggoel, de verlossende engel, “de Engel, Die mij verlost heeft van al het kwaad” Genesis 48:16 in een ander Bijbelgedeelte heet Hij; malach panaiv, “de Engel van Zijn aangezicht heeft hen verlost”, Jesaja מלאך פניו63:9; en ,malach habberith מלאך הברית “de Engel van het verbond,” Maleachi 3:1; en dezelfde persoon die in de Septuaginta van Jesaja 9:6, μεγαλης βουλης αγγελος, “de engel van de Hoge Raad” (of het ontwerp) is, namelijk, de verlossende man, die de aarde zal opvullen met gerechtigheid.

5°) Deze dingen kunnen niet worden gesproken van een mens of een gecreëerd iemand, aangezien de kennis, werken, enz., toegeschreven aan deze persoon zijn zoals behorend tot God; en net als in

Page 162: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 162

al deze gevallen is de meest evident persoonlijke verschijning, kan alleen Jezus Christus worden bedoeld; want van God de Vader is het nooit het geval geweest dat niemand zijn gedaante gezien heeft op welk gewenst moment ook, noch heeft Hij zich ooit tot een definieerbare persoonlijke verschijning beperkt. (onze vertaling)

Deze voormenselijke Christophanieën van de Logos zijn dus zeer talrijk. Hieronder enkele voorbeelden verder uitgewerkt als een kort commentaar. In Gen.16:13 spreekt Sarah tot de “engel van YaHWeH” als YaHWeH. In Gen.21:17-19 is de engel geïdentificeerd als YaHWeH. In Gen.22:11-18 spreekt de engel in de eerste persoon over zichzelf als YaHWeH wat Abraham ook aanneemt (vers 14). In Gen.31:11-13 (volg. Hos.12:3-6) spreekt de engel over zichzelf als de God van Bethel (zie Gen.28). Volgens Gen.48:3,15,16 is de engel de redder van Israël, volgens Jes.44:6 is God alleen dit et cetera. (volg. o.a. Ex.3:1-15 / Hand.7:31,32) We hebben hier iemand die aangesproken wordt als YaHWeH of God (Elohim), die aanbidding krijgt als God en voor wie zelfs een altaar opgericht wordt (Richt.6:22,23). Indien deze “engel” slechts een gewone engel was waarom dan die aanbidding die door engelen in Opb.19:10 / 22:9 geweigerd wordt? Besef dat elke aanbidding van een engel in Israël is uitgesloten en dat wist men. Zie dat duidelijke verbod in het 1st van de 10 geboden. Het kan dus niet anders dan dat “de engel van YaHWeH” hier een spreekwoordelijke uitdrukking is om God zelf te beschrijven ofwel dat Christus zelf YaHWeH moet zijn. Wat erop neerkomt dat de Israëlieten de voormenselijke Logos hebben aangebeden en heilige dienst voor hem verricht hebben. Mogen we dan opmerken, hoe vreemd het ook schijnt, dat de Jood Philo van Alexandrië Gen.18:2 duidelijk begrijpt als een verschijning van God met twee engelen. De worsteling van Jacob was een worsteling met de Logos. Mozes sprak met de Logos bij de verschijning in het braambos. (Zie o.a. Philo De Somnis 1/226 / De Mutatione Nominum 87 / De Vita Mosis 1/66.) Moderne kritische Bijbelonderzoekers hebben de laatste jaren de godgelijkheid van de engel van YaHWeH aangevallen, ze redeneren dat de Hebreeuwse uitdrukking zou moeten gelezen worden als een (onbepaalde) engel des HEEREN. Naar onze mening, ten onrechte, aangezien volgens de algemene grammaticale regel waar het eerste naamwoord (ook indien onbepaald) een bepalend lidwoord overneemt van het benadrukte tweede naamwoord. Ook kritiek is er voor sommige der teksten waarin gesproken is over de engel des HEEREN, waar van een werkelijke theofanie of Godverschijning geen sprake is. Zo o.a. Gen.21:17-19 waar de engel des HEEREN, slechts spreekt vanuit de hemel. (Zie ook de exegese van Aalders voor deze tekst in de ‘Korte Verklaring’, uitg. Kok.) En het is mogelijk dat in enkele van deze teksten er niet verwezen wordt naar de Logos-asarkos (de niet vleesgeworden Logos). In het merendeel der teksten is dit echter wel het geval. De engel des HEEREN is bijna altijd deze in wie de naam van God is (Ex.23:20-23), daarom ook een goddelijk wezen. Het is dan ook niet zo wonderlijk dat sommige dogmatici de godheid van Christus allereerst vanuit dit begrip bespreken. Want het maakt twee dingen heel duidelijk: de godheid en het middelaarschap van de Heer vóór de vleeswording. (Zo o.a. C. Hodge, ‘Systematic theology’, hoofdstuk 7 van deel 1.)

We concluderen daarom dat de engel des HEEREN een Godverschijning is en wijst naar het middelaarschap van de Logos, in betrekking tot het uitverkoren volk Israël, vóór zijn menswording. Eén aspect van deze “engel” is dat Stephanus hem beschrijft als deze die Gods wet

Page 163: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 163

heeft gegeven (Hand.7:38). Toch was het God die met Mozes sprak en Zijn wetten doorgaf (Deut.4: 33,36,39 / Neh.9:13). En over Christus als wetgever zie punt 3.3.

Het begrip “engel des HEEREN” heeft voor vele vroege Kerkvaders de betekenis dat hij de voorstelling is van de Logos in zijn voormenselijk bestaan. Het ‘Theologisch Woordenboek’, Romen & Zonen, edit. H. Brink, vanaf 1952, kol.1134 zegt daarover het volgende: “De H. Justinus zag reeds in de engel van Jahweh een openbaring van de Logos (Apol.63;Dial.56-61) en in het algemeen kan men zeggen dat de Oudste Vaders tot aan Hilarius (De Trin. IV,24) de engel van Jahweh op grond van Is.9,6 (volgens de Sept. en de Vetus Latina: magni consilii angelus) en Mal.3,1 (angelus testamenti) met de Logos-Christus identificeerden. Augustinus echter, Hiëronymus, reeds Athanasius en Basilius, en latere scholastieken namen een manifestatie van de Logos vóór de Incarnatie niet aan op grond van Hebr.1,2 en 2,2, en zagen dan ook in de engel van Jahweh een engel die zijn plaats bekleedde.” Kerkvaders besteden veel aandacht aan deze zaak. Voor de leer bij Justinus, één van de belangrijkste, zie B. Kominak, ‘The theophanies of the OT in the writings of St. Justin’, The Catholic University of America Press, 1948.

1°) De Engel des HEEREN wordt YaHWeH en God genoemd. (Gen.16:13)2°) De Engel des HEEREN noemt zichzelf YaHWeH en God. (Gen.21:17-19)

3°) De Engel des HEEREN ontvangt aanbidding. (Gen.31:11-13 = God van Bethel)4°) De Engel des HEEREN bezit goddelijke functies. In Genesis 21:17-20 geeft Hij de toekomst te kennen.

Gen.48:3,15,16 HSV: “3 Hij (Jakob) zei tegen Jozef: ‘God, de Ontzagwekkende, is in Luz, in Kanaän, aan mij verschenen en heeft mij daar gezegend. (…)15 Hij zegende Jozef met deze

woorden: ‘De God naar wiens wil mijn voorouders Abraham en Isaak zich richtten, de God die mijn leven lang mijn herder is geweest, 16 de engel die mij heeft bevrijd van alle onheil, hij geve deze jongens zijn zegen. Moge mijn naam door hen voortleven, en ook die van mijn voorouders

Abraham en Isaak, en mogen zij zich over de hele aarde uitbreiden.’”

3.8 IS JEZUS DE AARTSENGEL MICHAËL?

Wie is de engel Michaël? Vooraf alle teksten uit het OT en het NT waarin hij genoemd is!Dan.10:13,21: “Maar de vorst van het koninkrijk der Perzen stond eenentwintig dagen tegenover mij; doch zie, Michaël, een der voornaamste vorsten, kwam mij te hulp, zodat ik daar, bij de koningen der Perzen, de overhand behield; (...) nochtans zal ik u mededelen wat geschreven staat in het boek der waarheid. En niet één staat mij vastberaden tegen hen ter-zijde, behalve uw vorst Michaël.”Dan.12:1: “Te dien tijde zal Michaël opstaan, de grote vorst, die de zonen van uw volk terzijde staat; en er zal een tijd van grote benauwdheid zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op die tijd toe. Maar in die tijd zal uw volk ontkomen; al wie in het boek geschreven wordt bevonden.” Judas 9: “Maar Michaël, de aartsengel, durfde, toen hij met de duivel in twist gewikkeld was over het lichaam van Mozes, geen smadelijk oordeel uitbrengen, doch hij zeide: De Here straffe u.” Opb.12:7: “En er kwam oorlog in de hemel; Michaël en zijn engelen hadden oorlog te voeren tegen de draak; ook de draak en zijn engelen voerden oorlog.”

Page 164: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 164

O.a. in hun publicatie ‘Dan is Gods mysterie voleindigd’, (blz.356-358) leren Jehovah’s Getuigen dat Jezus in voormenselijk bestaan niemand anders was dan de engel Michaël. Nadat Christus uit de doden werd opgewekt zou hij deze naam ook weer aangenomen hebben. Laten we vooraf opmerken dat er geen enkele Bijbeltekst is die zegt Jezus of de Logos = de engel Michaël. Het is zo dat de Heer tientallen titels heeft maar niet deze van Michaël. Hij is; Messias, Lam, Vredevorst, Immanuël enz. maar NIET Michaël. Dat moet men goed in gedachten houden. Het gaat dus om een bepaalde argumentatie die men dan in dat verband gebruikt. Door een vergelijkende studie van het werk van Michaël en dat van Christus besluiten de Adventisten van de 7de dag en ‘DE WACHTTOREN’, dat het gaat om één en dezelfde persoon. Daarvoor combineren ze Opb.12:7,8 met 1 Joh.3:8 / Dan.10:13 met Jes.9:6 / Dan.12:1 met Mat.24:21,30 en Judas 9 met 1 Thes.4:16. Ze beweren dat in ‘Seventh day Adventists answer Questions on Doctrine’, Review and Herald, 1957, blz.71-86. En Jehovah’s Getuigen in ‘Inzicht in de Schrift’, deel twee, 1997, blz.315,316 en ‘De WACHTTOREN’ van 15 jan.1959, blz.61. Groot verschil tussen hen beiden is dat de Adventkerk in de Drie-eenheid geloofd. Laat ons deze argumenten eens nader bekijken.

1°) Gen.3:15 met Opb.12:7,8 en 1 Joh.3:8

Genesis 3:15 spreekt over het zaad van de vrouw dat aan de Satan verderf zal brengen. Volgens Opb.12:7-9 is Michaël in gevecht met Satan. De gelijkenis is echter alleen oppervlakkig want Michaël is een geschapen engel, niet het zaad van de vrouw. Christus echter is zaad van de vrouw, geboren onder de wet, volgens Gal.4:4. Hij is het zaad van de vrouw ook in Opb.12:5 (vergelijk Ps.2:8,9 en Heb.2:5-18). Het is Christus die gekomen is om de macht van Satan teniet te doen (Heb.2:14 / 1 Cor.15:57).

De strijd van Michaël en zijn engelen is volledig in zijn voordeel, tot driemaal toe wordt in de verzen 7-9 gezegd dat Satan en zijn engelen “nedergeworpen” worden. Het Grieks spreekt van “ebléthé” en heeft de betekenis van “nederwerpen met kracht.” De Heer sprak hierover tot zijn discipelen zeggende: “nu zal de overste dezer wereld buitengeworpen worden” (Joh.12:31).

De belangrijke vraag: Wanneer wordt/is Satan uit de hemel geworpen? is niet zomaar in enkele woorden op te lossen. Het is duidelijk dat Satan ná zijn val in Eden nog toegang had tot de hemel (Job 1:6 / Zach.3:1,2). Sommigen hebben de uitwerping van Satan geplaatst toen Christus met zijn prediking begon. Want Luc.10:18 zegt: “Ik zag de satan als een bliksem uit de hemel vallen.” Wel twee jaren nadien zegt Christus: “nu zal de overste dezer wereld buitengeworpen worden” Joh.12:31. Het getuigenis van Luc.10:18 moet dus profetisch opgevat worden. Er wordt soms een andere uitleg gegeven vanuit Joh.12:31,32. Volgens deze visie is Satan uitgeworpen wanneer Christus sterft aan het kruis. Maar ook dat kan niet zijn. Christus zou Satan niet zelf hebben kunnen uitwerpen want hij was dood en in het dodenrijk. Men moet de Schriftuurplaats van Joh.12:31,32 dus opvatten als later te vervullen. Dan moet de uitwerping van Satan geplaatst worden ná de tijd dat Christus aan Gods rechterhand gaat zitten (Hand.2:34,35 / Heb.5:6 / 7:17,21). Tussen Hemelvaart en Pinksteren. Waar we niet moeten over fantaseren is dit: Michaël en Jezus moeten dezelfde zijn want de werken van Satan worden in Opb.12 aan banden gelegd. In

Page 165: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 165

de Apocalyps is het duidelijk dat meerdere engelen aan het oordeel van Satan meewerken en niet slechts Michaël. De énige echte overwinnaar op Satan is Jezus zoals uit de andere teksten blijkt. De Wachttoren en de Adventisten zijn hier dus fout.

2°a) Dan.10: 13 met Jes.9:6

Men tracht aan de hand van de titels gegeven aan Michaël en aan Jezus te bewijzen dat beide dezelfde persoon zijn. Eén aanwijzing zou de titel van “prins der prinsen” zijn die in Dan.8:25 is gebruikt. Michaël is “prins der prinsen” (Dan.8:25), “prins van het heer” (Dan.8:11), “Michaël uw prins” (Dan.10:21) en “Michaël de grote prins” (Dan.12:1). Volgens deze uitleg gaat men er van uit dat de prins van Dan.8 en deze van Dan.10 en 12 naar dezelfde persoon verwijzen. Maar dat doet de Bijbel zelf niet en zo hoeft deze identificatie niet juist te zijn. In het NT is het duidelijk dat Christus een prins is genoemd in Hand.3:15 / 5:31 / Opb.1:5. Maar al wie in het Oude Testament of het Nieuwe Testament de titel heeft van “prins” gaan we toch niet vereenzelvigen als dezelfde persoon. Het geopenbaarde woord van God laat niet toe dat we reïncarnatie leren. Verder is er de beschrijving “aartsengel” die alleen Michaël heeft maar geen andere engel.

“Aartsengel” is de Griekse samentrekking van “archè = eerste” en “angelos” wat engel of boodschapper wil zeggen. Het Griekse “archè” heeft duidelijk te maken met de eerste in autoriteit en is toepasselijk op Christus (1 Cor.15:24 / Eph.1:21 / Heb.5:12 / Col.1:18 / Opb.21:6 / 22:13). Maar dat volgt niet uit de vier teksten waarin Michaël is vernoemd. Een Grieks woord afgeleid van “archè” is “archoon” = regeerder of prins vinden we o.a. in 1 Cor.2:6,8 en toegepast op Christus in Opb.1:5 en de Griekse Septuagintavertaling van Jes.55:4 / Micha 5:2. Christus is schepper (zie bij 2.4, 2.5 en 2.6), de aartsengel Michaël is dat niet. Het gaat dus slechts om: een zekere gelijkenis maar geen gelijkheid of éénzelvigheid.

En bovendien klopt dat niet met het verhaal in Daniël 10. In Dan.10:5 wordt een man beschreven in linnen die wonderlijk gelijkt op de Logos = de opgestane Jezus zoals Hij is beschreven in Opb.1:12-18. En die man uit Dan.10:5 roept in dat gedeelte de engel Michaël ter hulp. Ze kunnen dus niet dezelfde zijn. Hij roept zichzelf niet ter hulp! Zie de tabel onderaan die de grote gelijkenis aangeeft van de visionaire man in Daniël 10 en deze van Openbaring 1.

Visioen van Daniël over Jezus Daniël 10:4-19

Visioen van Johannes over Jezus Openbaring 1:12-18

“toen hoorde ik het geluid zijner woorden” (v 9). “sloeg ik mijn ogen op en zie, daar zag ik een man “ (v 5).

“En ik keerde mij om, ten einde de stem te zien, die met mij sprak” (v 12).   “iemand als eens mensen zoon” (v 13). 

“in linnen klederen gekleed” (v 5).   “bekleed met een tot de voeten reikend gewaad” (v 13).

“en de lendenen omgord met goud van Ufaz” (v 5).  

“en aan de borsten omgord met een gouden gordel” (v 13).

“zijn gelaat schitterde gelijk de bliksem” (v “en zijn aangezicht was gelijk de zon schijnt

Page 166: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 166

6).   in haar kracht” (v 16). “zijn ogen waren als vurige fakkels” (v 6).   “en zijn ogen als een vuurvlam” (v 14). “zijn armen en voeten glanzend van gepolijst koper” (v 6). 

“en zijn voeten waren gelijk koperbrons, als in een oven gloeiend gemaakt” (v 15).

“het geluid van zijn woorden als het gedruis van een menigte” (v 6).  

“en zijn stem was als een geluid van vele wateren” (v 15).

“bleef (er) in mij geen kracht meer; alle kleur week van mijn gelaat” (v 8). “viel ik bezwijmd op mijn aangezicht” (v 9). “deed mij op knieën en handen sidderend oprijzen” (v 10).  

“En toen ik Hem zag, viel ik als dood voor zijn voeten” (v 17).

“een hand raakte mij aan” (v 10).   “en Hij legde zijn rechterhand op mij” (v 17).

De man zegt: “let op de woorden die ik tot u spreek (…) En ik ben gekomen, op uw woorden (…) en ik ben gekomen om u te verstaan te geven wat uw volk in het laatst der dagen overkomen zal” (v 11-15).  

De man zegt: “Schrijf dan hetgeen gij gezien hebt en hetgeen is en hetgeen na dezen geschieden zal” (v 19).

“Vrees niet” (v 12). “Vrees niet” (v 19).  

“Wees niet bevreesd “ (v 17).  

Christus is PRINS = VORST, VREDEVORST naargelang de vertaling. En deze tabel kan helpen het vorige duidelijker te maken. Jezus wordt zo genoemd in het OT en het NT 1°) “Vredevorst”. (Jesaja 9:5) 2°) “Vorst der vorsten”. (Daniël 8:25) 3°) “Een gezalfde, een vorst”. (Daniël 9:25) 4°) “Den Leidsman ten leven”. (Handelingen 3:15) 5°) “Leidsman”. (Handelingen 5:31) 6°) “Overste van de koningen der aarde”. (Openbaring 1:5) Maar anderen dan Hij worden ook “prins” in de Bijbel genoemd. A°) Jacob was een prins = vorst NBG. (Genesis 23:6) B°) David was een prins = vorst in NBG. (Ezechiël 34:24) C°) Satan was “de vorst van deze wereld”. (Johannes 12:31 / 14:30 / 16:11) A.u.b. goed onthouden dat hij dat was en nu niet meer. D°) Satan is “de overste van de macht der lucht”. (Epheziërs 2:2)

2°b) Dan.12:1 met Mat.24:21,30

De naam “Michaël” (zegt men) heeft gelijkenis met de naam “Jezus.” Michaël is in het Hebreeuws “mika él” en heeft vertaald de betekenis van: “Wie is als God?” Jezus is in het Hebreeuws “Jehoshuah” en wil zeggen “YaHWeH is redder.” Beide namen verwijzen naar God en naar Zijn werk als redder. Vanuit gelijkenis zegt men bij de WT: ze zijn één en dezelfde persoon, maar dat is een bedroevende theologie. In de beide teksten hierboven is sprake van de

Page 167: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 167

(een) grote verdrukking en benauwdheid. De veroorzaker van die verdrukking is niet Michaël en ook Jezus niet. Het gaat om iets van buitenaf. In die tijd zal Michaël zijn volk (Israël) “terzijde staan” = geestelijk bijstaan. En het is duidelijk dat Michaël, noch de titel, noch de functie heeft van verlosser. Hij is en blijft in de teksten van Daniël die naar hem verwijzen slechts een “beschermengel” van Israël. Christus heeft die titel van “verlosser” echter wel (Phil.3:20 / Luc.9:26). Dus zijn Michaël en Jezus niet dezelfde persoon.

3°) Judas 9 met 1 Thes.4:16

Een ander punt van treffende (?) gelijkenis volgens Jehovah’s Getuigen geeft Judas 9 vergeleken bij Zach.3:2. In beide teksten staan de woorden: “de Here straffe u” en hoe onwaarschijnlijk het wellicht mag klinken (zegt men) die uitdrukking staat slechts tweemaal in de Schrift en juist op die plaatsen. Volgens Judas 9 heeft Michaël die woorden uitgesproken toen hij in dispuut was met Satan over het dode lichaam van Mozes. In Zach.3:2 is de spreker: “de engel des HEEREN” = ook geïdentificeerd als YaHWeH zelf in vers 1. Nu is: “de engel des HEEREN” niemand anders dan Christus in zijn voormenselijk bestaan (Ex.3:2). Ook is hij genoemd “de engel des verbonds” (Mal.3:1), “Zijn engel” (Dan.3:28) en “Mijn engel” (Ex.23:20,23). Door die uitdrukking “de Here bestraffe u” is de gelijkenis van Christus en Michaël uniek luidt dan de redenering. Maar op zo een flinterdunne basis zeggen dat Christus = Michaël wijst op een oppervlakkige en bedroevende theologische aanpak. Want schijn bedriegt wel eens meer.

We lezen in ‘Ontwaakt!’ van 8 feb. 2002, blz.17: “Na zijn eigen opstanding werd Jezus als geestelijk schepsel tot een “superieure positie” in de hemel verhoogd (Fillipenzen 2:9). Nu hij niet langer mens is, heeft hij de stem van een aartsengel (…) Het is redelijk te concluderen dat alleen een aartsengel zou roepen met de stem van een aartsengel”.” In 1 Thes.4:16 wordt niet gezegd dat Christus = de aartsengel. Omdat er staat dat de Heer zal nederdalen uit de hemel met de stem van een aartsengel heeft dit met (Grieks “en”) de betekenis van begeleiding. De stem van een aartsengel en de trompet Gods zijn tekenen die zijn komst kenmerken. Indien deze tekst zou bewijzen dat Christus de aartsengel is dan bewijst het evenzeer dat Hij God is, want er staat ook “met de stem van God.” Toen ik dit citaat van de WT las dacht ik aan een verhaal dat ik ergens las. Een predikant wil zijn gemeenteleden wat bijbrengen waarmee ze de Jehovah’s Getuigen te woord kunnen staan. Een aanwezige merkt op: “ja, maar ze kennen zoveel bijbelteksten.” Het antwoord van de predikant: “dat klopt. Maar wanneer ze de ongeveer tien teksten die ze kennen contra de Drie-eenheid reeds gebruikt hebben zijn ze uitgepraat. Je moet er dus voor zorgen dat je beter je Bijbel kent dan deze mensen.”

In de visie zoals hierboven besproken waar Michaël = de Logos (zoals de WT en de Adventisten doen) is géén rekening gehouden met de duidelijke taal van Dan.10:13. We lezen daar: “Maar de vorst van het koninkrijk der Perzen stond eenentwintig dagen tegenover mij; doch zie, Michaël, een der voornaamste vorsten, kwam mij te hulp.” Wanneer deze tekst de engel Michaël noemt als “een der voornaamste vorsten ” dan kan hij ook niet tezelfdertijd hun Heer en Schepper zijn. Hij is dan namelijk ook zelf een schepsel. En Christus is wel degelijk Schepper. Wat de WT en de Adventisten op dit gebied zeggen is dus niet naar de Schriften. Wat gelijkt op elkaar is daarom nog niet wezenlijk gelijk! En er is nog een tweede reden vanuit deze

Page 168: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 168

teksten om een identificatie van Michaël als Jezus niet aan te nemen. De persoon uit Dan.10:5,6 is duidelijk dezelfde als Jezus in Opb.1:13-18. De gelijkenis van de beschrijvingen verplicht ons daartoe. (Ook de NWV legt door de verwijzingen van Daniël naar Openbaring verband met elkaar.) En bovendien, het is de persoon uit Daniël 10:5,6 die samen met de engel Michaël een opdracht uitvoert. Dus zijn Jezus en Michaël niet dezelfde persoon.

Er worden van Christus dingen gezegd die NIET van een gewone engel gezegd worden. 1°) Engelen zijn schepselen. Er is geen enkele tekst die zegt dat Christus een schepsel is (Ps.148:2- 5 / Joh.1:3 / Col.1:16,17). 2°) God heeft geen enkele der engelen ooit Zoon genoemd in de betekenis die Christus heeft (Heb.1:4,5). 3°) Geen enkele engel heeft de macht die Christus heeft (Heb.1:13). En deze macht kan Hij overdragen aan engelen (zoals Michaël) en mensen (Mat.28:18-20). 4°) Over engelen wordt nooit gezegd dat ze regeren, wel aanbidden (Opb.5:11-13). 5°) Engelen zijn géén middelaars. Christus is de enige middelaar (Heb.9:24 / 1 Tim.2:5).6°) Michaël en andere engelen regeren niet op de troon van God zoals Christus doet (Luc.1:19 / Hand.2:33,34). 7°) Engelen mogen niet aanbeden worden. Christus wordt aanbeden door de enge- len (Phil.2:9 / Heb.1:6 / Mat.4:9).

Uit dit alles is het duidelijk dat Christus geen geschapen engel kan zijn. Maar in een andere betekenis zou het Hebreeuws of Grieks woord voor “boodschapper” dat in beide talen ook overeenkomt met het woord “engel” op Christus toegepast kunnen worden. Zo worden in Mal.2:7 priesters engelen of boodschappers genoemd. In Mal.3:1 is Johannes de Doper engel of boodschapper. (Zie ook Gen.32:1-4.) De Heer is de Grote Boodschapper van God.

Een “geschapen” engel is de Heer in elk geval niet. Dat merk je duidelijk bij het nalezen van Heb.1:4-13. God heeft geen enkele engel ooit Zijn Zoon genoemd (vers 5). Van geen enkele engel heeft God ooit gezegd dat men hem moest aanbidden (vers 6). Geen enkele van de engelen heeft een troon in alle eeuwigheid (vers 7). Geen enkele engel is de “Heere” die in den beginne de aarde gegrond heeft (vers 10). Tot geen enkele engel zegt God: “Zet u aan Mijn rechterhand” (vers 13). Maar nu worden al deze dingen van Christus wél gezegd. Hij is niet onder engelen te rekenen.

3.9 IK ZEG U

In het Bijbelgedeelte van Mattheüs 5:17-48, dat we kennen als de Bergrede, staat een belangrijke formule. Tot negen maal toe gebruikt de Heer er de uitdrukking: “Ik zeg u.” Na een studie van die teksten kan je slechts besluiten dat Christus als YaHWeH moet zijn of Zelf in werkelijkheid is. In de tegenstellingen van dit Bijbelgedeelte staat de Thora of de tradities van de rabbijnen ondergeschikt aan de nieuwe wetformulering van Christus. Jezus, is hier duidelijk wetgever en autoriteit boven de wet van God aan Mozes gegeven. Indien men over Christus redeneert als de moderne theologen en sekten als de Wachttoren (namelijk schepsel en slechts mens tijdens zijn aardse leven) dan hebben we hier te maken met een persoon die voor zichzelf datgene toe-eigende wat aan God toekwam. In dit geval zou de Christus een wetsovertreder zijn.

Page 169: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 169

Zijn dood zou voor ons waardeloos zijn. We zouden nog niet gered zijn en onze verlosser zou nog moeten komen in een nabije of verre toekomst. Dit is echter niet het geval, de WT is verkeerd.

Dat Christus gezaghebbend persoon is op gebied van religie zien we o.a. hierin dat Hij zichzelf de enige ware leraar noemt. In Mat.23:7b-10 staat: “Gij zult u niet rabbi laten noemen; want één is uw Meester en gij zijt allen broeders. En gij zult op aarde niemand uw vader noemen, want één is uw Vader, Hij, die in de hemelen is. Laat u ook geen leidslieden noemen, want één is uw Leidsman, de Christus.” En verder zegt Joh.13:13,14: “Gij noemt Mij Meester en Here, en gij zegt dat terecht, want Ik ben het. Indien nu Ik, uw Here en Meester, u de voeten gewassen heb, behoort ook gij elkander de voeten te wassen.”

Door de bevelende aard in zijn spreken geeft Jezus aan iemand te zijn die in godsdienstig opzicht macht heeft; Mat.10:5: “Deze twaalf heeft Jezus uitgezonden en Hij gebood hun, zeggende: Wijkt niet af op een weg naar heidenen, gaat geen stad van Samaritanen binnen.” Luc.8:55: “En haar geest keerde terug en zij stond dadelijk op en Hij beval, dat men haar te eten zou geven.”Mat.28:19: “Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb.”En dit zijn de zaken waarover een “Ik zeg u” oordeel heeft;

1. Moord en toorn verzen 21-262. Overspel en lust verzen 27-303. Echtscheiding verzen 31,324. Eed zweren verzen 33-375. Genoegdoening verzen 38-426. Haat en liefde verzen 43-477. Opdracht vers 48

Ook de vijanden van Jezus waren onder de indruk van Zijn spreken en handelen. Zoals Hij sprak, sprak nog niemand. We moeten Joh.7:45,46 centraal zetten in deze discussie: “De dienaars dan gingen naar de overpriesters en Farizeeën en die zeiden tot hen: Waarom hebt gij Hem niet medegebracht? De dienaars nu antwoordden hun: Nooit heeft een mens zó gesproken, als deze mens spreekt!” De leer van Jezus was niet zoals deze van de schriftgeleerden (Mat.7:29) of andere profeten Gods (Mat.11:9). Het woord van Christus is meer dan dat van engelen hoewel Gods wet door bemiddeling van engelen gegeven is (Heb.2:1-4 / Gal.3:19 / Hand.7:53). De Here Jezus: “is, was en zal zijn” de Wetgever van Zijn volk. Het is dan ook best begrijpelijk waarom Jehovah’s Getuigen alle commentaar schuldig blijven wat betreft de woorden van Jezus: “Ik zeg u”. Het is duidelijk dat slechts God wetgever is volgens o.a. Jes.33:22 / Jac.4:12.

Dat is merkwaardig. Maar ook dit is merkwaardig. Er zijn enkele teksten in het evangelie die aantonen dat de Heer een groei en ontwikkeling heeft doorgemaakt als mens; Mat:12:15, 25 / 16:8 / 22:18 / 26.10 / Marc.8:17 / 12:15 / Luc.9:47 / Joh.6:15, 61 / 19:28. Christus is zoals God maar ook als een mens! We komen hier natuurlijk nog op terug.

Page 170: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 170

In deze optiek moet u ook dit weten. In ‘DE WACHTTOREN’, van 1 mei 1990 wordt een vraag van een lezer beantwoord op blz.30. De vraag is deze: “Sprak Jehovah God rechtstreeks tot Adam, of sprak hij via het woord, de eniggeboren Zoon van God?” Hun antwoord is: “De bijbel geeft ons geen expliciet antwoord op deze vraag. Hoewel God rechtstreeks tot zijn volmaakte menselijke zoon in Eden kan hebben gesproken, is het waarschijnlijk dat Hij door bemiddeling van het Woord contact had met Adam” (wij onderstrepen). Over die waarschijnlijkheid gaat de WT in het artikel, nog tweemaal schrijven. En ook dit moet u weten wat er in ‘DE WACHTTOREN’ van 1 mei 1990 staat: “Ook al wekt het Genesisverslag dus de indruk dat God rechtstreeks sprak met Adam, toen die nog de enige mens was, dan sluit dat niet uit dat Hij via een engel sprak en die engel kan ook het Woord, Jehovah’s hemelse Zoon, zijn geweest. Hiervoor pleit vooral dat Jehovah toch al de Logos gebruikt had om de mens te scheppen, en deze ‘ten zeerste gesteld was op de dingen die met de zonen der mensen te maken hadden’. – Spreuken 8:22, 31; Johannes 1:3” (blz.30, wij onderstrepen). Dat is een toegift van de WT over de Logos afgebeeld als “Engel des HEEREN.” Dat geven ze niet zo gemakkelijk toe. De Logos is de Wetgever aan de ganse mensheid hier in de persoon van Adam en Eva.

3.10 EN NOG ENKELE TEKSTEN

Het zal de lezer ondertussen wel al duidelijk zijn dat de God van hemel en aarde, de God van Abraham, Isaac en Jacob vanuit wat we al hebben opgemerkt, dezelfde is als het Woord van God, die is mens geworden in de persoon van Jezus, later dan gekend als de Christus. Er zijn tientallen teksten uit het OT, die zomaar over “YaHWeH” spreken, die we terugvinden in het NT en daar toegepast op Jezus van Nazareth. We geven nog een beknopte lijst in wat volgt. (Gebruik gemakshalve 2 Bijbels naast elkaar, met in de ene de tekst van het OT en in de andere - dat kan dus eventueel alleen het NT zijn - de tekst van het NT.)

* Uit de mond van kinderen en zuigelingen heeft de HERE (“YaHWeH”) sterkte gegrondvest (Ps.8:2,3). Hetzelfde wordt van Christus gezegd in Mat.21:16. * De mensgeworden Logos is vol van genade en waarheid (Joh.1:14). Zo ook de God van het OT: Gen.24:37 / Ps.25:10 / 36:6. * Eén van de typologieën in de Schrift over de relatie God/gelovigen spreekt over een bruid en een bruidegom. God is bruidegom van de gemeente in het OT (gelovigen in Israël) en Christus van de gemeente (gelovigen in Israël en de volkeren) in het NT (Jes.62:5 / Hosea 2:20 / Marc.2:19 / Joh.3:18,19 / Eph.5:28,29). * God is Heer der heren, evenals Christus: Deut.10:17 / Dan.2:47 / Opb.11:16. Jezus is “aller Heer” zegt Petrus tot de eerste heiden-gelovigen volgens Hand.10:36. “Heer der heren” zegt 1 Tim.6:16. “Heerser over de koningen der aarde” zegt de NWV in Opb.1:5. “Heer der heren en Koning der koningen” zegt de NWV in Opb.17:14. “Koning der koningen en Heer der heren” zegt de NWV in Opb.19:16. Christus is al “Heer der heren en Koning der koningen” en hoeft het dus niet meer te worden in een verre toekomst. * Jesaja profeteert over de Heerlijkheid van YaHWeH die zal verschijnen aan de volkeren, maar de profeet Simeon past dit toe op de kleine Jezus, die opgedragen wordt in de tempel (Jes.40:6 / 60:11,19 / Luc.2:32). Twee profeten Gods spreken elkaar toch niet tegen!

Page 171: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 171

* De Schrift zegt over de Christus dat “in Hem leven is”, niet slechts dat leven “door” Hem wordt doorgegeven (Joh.1:4 / 5:26 / 6:48,53 / 11:25). Dit komt overeen met de titel in het OT dat God “de levende” is (Jes.3:10 / Ps.42:2 / 84:3). * God en Christus worden beiden beschreven met de titel (de naam) “de levende” (Grieks “ho zoon”) in Opb.1:18 / 4:9,10 / 10:6 / 15:7. A. T. Robertson zegt in zijn grammatica (blz.891) dat hierdoor het begrip “eeuwigheid” weergegeven wordt. Christus heeft hier de titel van “de Levende”, en dat staat er om drie redenen: 1°) Hij heeft leven in zichzelf (Joh.5:26 (kreeg dit van de Vader in Zijn menselijkheid maar had dit al gezien Hij ook de LOGOS is) / 14:6) 2°) Hij is de bron van het leven van alle dingen; levende of niet levende (Joh.1:3,4 / 11:25,26). Vergelijk wat over YaHWeH gezegd is in het OT bij Deut.5:26 / 32:39,40 / Ps.42:2 / 84:2 / Jer.10:10. 3°) En daaruit volgt dat dóór Hem alles zal herleven (Heb.2:14 / Rom.14:9 / Opb.20:13-15).

In ‘DE WACHTTOREN’ van 15 september 2003, blz.30 gaat men in op de vraag van een lezer: “Wat betekent het “leven in zichzelf te hebben”? Men zegt daar o.a.: “De bijbel zegt niet alleen dat Jezus Christus “leven in zichzelf” heeft maar ook dat zijn volgelingen ‘leven in zichzelf’ hebben (Joh.5:26; 6:53). Toch hebben deze twee teksten niet dezelfde betekenis. (…) Jezus doelde hier op een bijzondere macht die hij van de Vader had gekregen – het vermogen om mensen een goedgekeurde positie voor Gods aangezicht te schenken. (…) Hoe staat het met zijn volgelingen? (…) Hier stelt Jezus “leven in uzelf” hebben gelijk aan “eeuwig leven” verwerven” (wij onderstrepen). We maken deze verwijzing omdat je wel eens van hun leden zou kunnen horen dat Christus én de gelovigen op dezelfde wijze “leven in zichzelf” hebben, wat volgens hun leiders niet het geval is. * In Jes.65:16 (LXX (Septuaginta) wordt God de “Amen” genoemd, hetzelfde als Christus in Opb.3:14. (Vergelijk Jes.40:6,8 met Luc.21:33.) * Wat zegt Jes.40:6,8 en Luc.21:33 over profetische vervulling? Het “Woord” van YaHWeH = het “Woord” van Jezus. Wanneer Jezus de geschiedenis niet kan beïnvloeden dan kunnen Zijn uitspraken nooit vervuld worden. En dan is Hij een leugenaar. Daarom kan Christus zonder schroom het wee uitspreken over de Farizeeën uit zijn tijd; Mat.23:13,14,15,16,23,25,27-29. * De “dag des Heren”, één van de sleuteluitdrukkingen uit de kleine profeten, heeft zijn vervulling in de “dag” van Christus (Amos 5:18 / 5:20 / Joël 2:11 / 2:31 / 1 Cor.1:5 / 2 Cor.1:14). * God en Christus zijn beiden de Heilige en Rechtvaardige; Ezra 1:15 / Neh.9:8 / Ps.22:4 / Jes. 40:25 / 43:15 / Hand.3:14 / Opb.3:7. * YaHWeH vaart opwaarts naar de hemel in Ps.68:19, maar het gaat in vervulling bij de Opstanding en Hemelvaart van Christus: Eph.4:8-10.* Israël prikkelde God tot na-ijver en Paulus zegt dat het om Christus gaat; Num.14:2 / 21:5,6 / 1 Cor.10:9. * De rots van Israël en de Rots die Israël vergezelde is één en dezelfde; 2 Sam.22:2,3 / Jes.44:8 en 1 Cor.10:4. * Over God als schepper en her-schepper spreekt Ps.102. De verzen worden in Heb.1:10,11 toegepast op de Christus. Vergelijk Eph.4:14-16 voor de herschepping. * De titel “Heer der heerscharen” uit Jes.6 komt ook nog terug in Jes.8:13,14. Vergelijk dat eens met 1 Pet.2:5-8. Zie ook het slot van appendix 3 in dit verband.

Page 172: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 172

* De titel “Sterke God” in Deut.10:17 / Jer.32:18 wordt in Jes.9:6 voor de komende Messias gebruikt d.w.z. Jezus. * Volgens de profeet Jesaja was God een “struikelblok” voor de beide huizen van Israël. Op dezelfde wijze is Jezus een “struikelblok” voor dezen die Hem niet erkennen zoals Hij werkelijk is (Jes.8:13,14 / 1 Pet.2:7). * De God van Israël is de Verlosser van Zijn volk (Jes.19:20 / 43:11 / 63:16). In het NT is Jezus de Verlosser van Israël en de wereld (Luc.2:11 / Joh.4:42 / 12:47 / Hand.4:12 / Titus 2:13). * God is de “koning” van de volken in o.a. Zach.14:9 / Mal.1:14. Maar Jezus is “koning” in het NT (Joh.1:50 / Eph.4:5,6 / Opb.11:15). En vergelijk Ps.24:7-10 met 1 Cor.2:8. * Een laatste Schriftuurplaats is nog interessanter. Daar hebben we een zelfde tekst toegepast op YaHWeH, Christus en de Heilige Geest. We hopen dat u ondertussen met twee Bijbels alles vergeleken heeft: één geopend op het OT en een andere op het NT. Nu hebt u er nog een andere Bijbel voor nodig. Volgens Jes.6:1,3,10 verscheen YaHWeH aan de profeet. Volgens Johannes (12:37-41) sprak Jesaja over Jezus. En volgens Paulus (Hand.28:25-27) was het de Heilige Geest. Jesaja zag (in visioen) de Drievuldigheid Gods! Jezus, zelf en Paulus getuigen daarvan! * Een van de sterkste argumenten die de Godheid van de Messias ondersteunen, is het feit dat als God Zijn koninkrijk op zet dat het nooit zal eindigen. De Schrift geeft te kennen dat er slechts 1 koning zal regeren en die zal over de hele aarde regeren. Dit is de bevestiging uit de Bijbel:

• Zacharia 14:9 HSV: “De HEERE zal Koning worden over heel de aarde. Op die dag zal de HEERE de Enige zijn en Zijn Naam de enige.” • Ezechiël 37:22 HSV: “Ik zal hen tot één volk maken in het land, op de bergen van Israël. Zij zullen allen één Koning als koning hebben. Zij zullen niet langer als twee volken zijn, en niet langer nog in twee koninkrijken verdeeld zijn.”

Omdat er slechts 1 ABSOLUTE Koning over de gehele aarde kan zijn, geven de volgende Schriftuurteksten het onmiskenbare feit en bewijs dat de Messias YaHWeH moet zijn. Volgens de Bijbel, is het Hijzelf die koning van Zijn koninkrijk wordt. YaHWeH is koning = de Messias is koning. En Hij zal voor eeuwig in Sion regeren over de gehele aarde. Deze teksten geven daar allen de bevestiging van:

• Psalm 132:13-14 HSV: “Want de HEERE heeft Sion verkozen, Hij heeft het begeerd tot Zijn woongebied. 14  Dit is, zei Hij, Mijn rustplaats tot in eeuwigheid, hier zal Ik wonen, want naar haar heb Ik verlangd.”• Zefanja 3:15-17 HSV: “15 De HEERE heeft uw oordelen weggenomen, Hij heeft uw vijand weggevaagd. De Koning van Israël, de HEERE, is in uw midden: u zult geen kwaad meer zien. 16 Op die dag zal tegen Jeruzalem gezegd worden: Wees niet bevreesd, Sion! Verlies de moed niet.17 De HEERE, uw God, is in uw midden, een Held, Die verlossen zal. Hij zal Zich over u verheugen met blijdschap. Hij zal zwijgen in Zijn liefde. Hij zal Zich over u verblijden met gejuich.”• Zacharia 8:23 HSV: “Zo zegt de HEERE van de legermachten: In die dagen zal het gebeuren dat tien mannen uit alle talen van de heidenvolken, vastgrijpen, ja, de punt van de mantel van een Joodse man zullen zij vastgrijpen, en zeggen: Wij gaan met u mee, want wij hebben gehoord dat God met u is.”• Zacharia 14:16-17: HSV:“16 Het zal geschieden dat al de overgeblevenen van alle heidenvolken die tegen Jeruzalem zijn opgerukt, van jaar tot jaar zullen opgaan om zich neer te buigen voor de Koning, de HEERE van de legermachten, en om het Loofhuttenfeest te vieren. 17 Het zal geschieden dat er geen regen zal vallen op hem die uit de geslachten

Page 173: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 173

van de aarde niet zal opgaan naar Jeruzalem om zich voor de Koning, de HEERE van de legermachten, neer te buigen.”

De Schrift maakt het in overtuigende bewijzen duidelijk dat de HEERE, de God is die voor eeuwig volledig wil wonen in het midden van de kinderen van Israël als de ENE Koning over de ganse aarde. Voor ALLEN die de Godheid van de Messias ontkennen, is dit en zware dopper. Want daar ligt een dilemma. Het is bij de Messias dat de grote verzoening begonnen is. Volgens de Schrift, is Hij het die voor altijd zal regeren als de ENE Koning over de ganse aarde. Daarom zegt men ook in de kringen van de gelovigen in de drie-eenheid dat er sprake is over YaHWeH als de Messias van Israël.

• Jesaja 9:6 HSV: “Aan de uitbreiding van deze heerschappij en aan de vrede zal geen einde komen op de troon van David en OVER ZIJN KONINKRIJK, om het te grondvesten en het te ondersteunen door recht en gerechtigheid, VAN NU AAN TOT IN EEUWIGHEID. De na-ijver van de HEERE van de legermachten zal dit doen.” • Ezechiël 37:22,24-25 HSV: “22 Ik zal hen tot één volk maken in het land, op de bergen van Israël. ZIJ ZULLEN ALLEN ÉÉN KONING ALS KONING HEBBEN. Zij zullen niet langer als twee volken zijn, en niet langer nog in twee koninkrijken verdeeld zijn. 24 En Mijn Knecht David zal Koning over hen zijn. Voor hen allen zal er één Herder zijn. Zij zullen in Mijn bepalingen wandelen en Mijn verordeningen in acht nemen en die houden. 25 Zij zullen wonen in het land dat Ik aan Mijn knecht, aan Jakob, gegeven heb, waarin uw vaderen gewoond hebben. Zij zullen daarin wonen, zij met hun kinderen en hun kleinkinderen, tot in eeuwigheid, en MIJN KNECHT DAVID ZAL TOT IN EEUWIGHEID HUN VORST ZIJN.” • Daniël 7:13-14 HSV: “13 Ik keek toe in de nachtvisioenen, en zie, er kwam met de wolken van de hemel Iemand als een Mensenzoon. Hij kwam tot de Oude van dagen en men deed Hem voor Zijn aangezicht naderbijkomen. 14 Hem werd gegeven heerschappij, eer en koningschap, en alle volken, natiën en talen moesten Hem vereren. ZIJN HEERSCHAPPIJ IS EEN EEUWIGE HEERSCHAPPIJ, die Hem niet ontnomen zal worden, en Zijn koningschap zal niet te gronde gaan.”

Dit is toch duidelijke taal. Deze drie gedeelten zijn al van toepassing op de Messias. Wanneer Ezechiël die passage heeft geschreven was koning David ongeveer 400 jaar voordien gestorven. Gezien we het verplicht zijn om de exegese van deze teksten te zien in de voor de hand liggende context is het normaal dat de Heilige Schrift verwijzingen naar de Messias: als ‘David’ of ‘zoon van David’ heeft. Dat zegt ook het NT. Deze verwijzingen leren dat de Messias een eeuwig koning zal zijn en dat Zijn koninkrijk eeuwig duren zal duren.

Dus dit is de conclusie: Psalm 132:13-14 / Zefanja 3:15-17 / Zacharia 8:23 en Zacharia 14:16-17 laten ons zien dat de HEERE Koning zal zijn en een eeuwig koninkrijk bezitten. Maar dat is ook gezegd van de Messias in: Jesaja 9:6 / Ezechiël 37:22,24-25 / Daniël 7:13-14. Zodat om die schijnbare tegenstrijdigheid op te lossen moet geleerd worden dat er slechts een Koning over de gehele aarde is en het volgens de logica zo is dat de Messias = HEERE = YaHWeH!

BESLUIT

Page 174: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 174

Dit hoofdstuk is op zichzelf niet volledig als bewijs voor de identificatie van Jezus als YaHWeH. Een belangrijk punt is nog de aanbidding van Jezus zelfs tijdens zijn aards leven. (Zie hiervoor hoofdstuk10.) Christus is méér dan de tempel, méér dan de sabbat, méér dan mensen en méér dan engelen (Mat.14:33 / Luc.24:52 / Mat.12:6,8 / 24:36).

De wonderen beschreven in de evangeliën is ook iets waarover de WT te weinig te zeggen heeft omdat ze verwijzen naar de godheid van Christus. Hij zei dat de Joden Hem niet moesten geloven zondermeer, wel omwille van de wonderen (Joh.14:11 / 6:36 / 10:25,37,38 / 15:24). Christus heeft nooit gezegd dat Zijn wonderenmacht ergens anders vandaan kwam dan van zichzelf (Luc.6:19 / 8:46 / Mat.9:28), of van Zijn Vader. Zijn wonderen zijn niet zoals deze van de vroegere profeten of van Zijn volgelingen.

Bovendien dit, er is nog iets waar voor zover we hebben kunnen nagaan de WT nog nooit oprecht op ingegaan is. Het is de macht die Christus bezat om zonden te vergeven (vb. Marc.2:5-10 / Luc.7:47,48). En toch is dit iets wat alleen aan God kan toegeschreven worden (Joh.8:24).

We mogen ons wel een vraag stellen: Geloven mensen van de Wachttoren dan dat Jezus op aarde de macht heeft zonden te VERGEVEN die God zijn aangedaan? En hoe past dat met de teksten die zeggen dat ALLEEN GOD DAT KAN?Jer.31:34 HSV: “Dan zullen zij niet meer eenieder zijn naaste en eenieder zijn broeder onderwijzen door te zeggen: Ken de HEERE, want zij zullen Mij allen kennen, vanaf hun kleinste tot hun grootste toe, spreekt de HEERE. Want Ik zal hun ongerechtigheid VERGEVEN en aan hun zonde niet meer denken.”Jer.33:8 HSV: “Ik zal hen reinigen van al hun ongerechtigheid, waarmee zij tegen Mij gezondigd hebben. Ik zal al hun ongerechtigheden VERGEVEN, waarmee zij tegen Mij gezondigd hebben, en waarmee zij tegen Mij in opstand zijn gekomen.”Jer.36:3 HSV: “Misschien zullen die van het huis van Juda luisteren naar al het onheil dat Ik hun denk aan te doen, zodat zij zich bekeren, ieder van zijn slechte weg en Ik hun ongerechtigheid en hun zonden zal VERGEVEN.”^^^^^^^^MAAR JEZUS KAN HET OOKMat.9:2 HSV: “ En Jezus, Die hun geloof zag, zei tegen de verlamde: Zoon, heb goede moed, uw zonden zijn u VERGEVEN.”Mat.9:5 HSV: “Want wat is gemakkelijker, te zeggen: De zonden zijn u VERGEVEN? of te zeggen: Sta op en ga lopen?”Mat.9:6 HSV: “Maar opdat u zult weten dat de Zoon des mensen macht heeft op de aarde zonden te VERGEVEN (toen zei Hij tegen de verlamde): Sta op, neem uw bed op en ga naar uw huis.”Mat.12:31 HSV: “Daarom zeg Ik u: Alle zonde en lastering zal de mensen VERGEVEN worden, maar de lastering tegen de Geest zal de mensen niet VERGEVEN worden.”Mat.12:32 HSV: “En wie een woord spreekt tegen de Zoon des mensen, het zal hem VERGEVEN worden; maar wie tegen de Heilige Geest spreekt, het zal hem niet VERGEVEN worden, niet in deze eeuw, en ook niet in de komende.”   

Page 175: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 175

Wanneer we de evangeliën nader bestuderen zien we dat deze macht tot zonde vergeven uitzonderlijk goddelijk is. Daar staat deze nog onafhankelijk van zijn offer of de offers van de Joodse bedeling. Zijn vergeven is op basis van berouw. En er is dus een rechtstreekse relatie tussen de zondaar en de vergevende God in de persoon van Jezus Christus. In ‘DE WACHTTOREN’ van 15 sept. 1975, blz.571 schrijven Jehovah’s Getuigen: “In de evangelieën worden de wonderen als buitengewone gebeurtenissen vermeld waardoor wordt bevestigd dat Jezus werkelijk de Zoon van God was.” Wonderen zijn buitengewoon. Wat is zondevergeven dan? En waarom zegt Christus tot de melaatse: “Ik wil het, word rein” (Marc.1:41). Tot de jonge zoon van de weduwe van Naïn zegt Hij: “Jongeling: Ik zeg u: sta op!” (Luc.7:14). Waarom in beide gevallen “Ik”?

De bewijzen hier besproken komen neer op de volgende punten: 1°) De eigenschappen van God zijn deze van Jezus en toch geeft God zijn heerlijkheid niet aan een ander (Jes.42:8 / 48:11). 2°) Uitdrukkelijke teksten die over YaHWeH spreken zijn door christelijke bijbelschrijvers op Jezus toegepast. 3°) Sommige teksten die over de engel van YaHWeH spreken verwijzen naar het werk van de voormenselijke Logos. Hij wordt in deze functie YaHWeH en God genoemd. Het is dan ook maar oprecht te zeggen: Jezus is YaHWeH. B.B. Warfield zegt over de Drie-eenheid ergens: “De openbaring ervan is niet gemaakt in woord maar in daad. Het was geopenbaard door de vleeswording van God de Zoon en de uitstorting van God de Heilige Geest” (‘I.S.B. Encyclopaedia’ artikel Trinity). We hoeven daarvoor ook niet te doen wat bijvoorbeeld ‘The Living Bible’, een parafrase, gedaan heeft met 2 Cor.4:4 waar staat: “Christus, die God is.” We moeten dat niet doen, de kracht van de Drie-eenheid ligt niet in dergelijke spitsvondigheden. Dat doen Jehovah’s Getuigen ook. We moeten die tekst blijven lezen zoals het er staat: “Christus, die het beeld Gods is.”

BIBLIOGRAFIE

Armstrong D., Jesus is God: Biblical Proofs. Kathokiek theoloog. Op zijn Ineternetsite. Mooi! Armstrong D., Dialogue with a Jehovah’s Witness on the Deity of Christ and Trinitarianism. Baze J., The Angel of the Lord in the Old Testament –Part I, CTS NEWS, December 1997, (Volume 1, Issue 3). Vanuit Internet. Baze J., The Angel of the Lord in the Old Testament –Part II, CTS NEWS, March 1998, (Volume 2, Issue 4). Vanuit Internet. Bruce F.F., This is that, The Paternoster Press, 1976 (pb. uitgave). Carl H. F., Relational Language in John 14-16: Implications for the Doctrine of the Trinity, Global Journal of Classical Theology, Vol. 2, No. 1 (12/99). Ellis E., Pauls use of the Old Testament, Oliver & Boyd, 1957. France R., Jesus and the Old Testament, Tyndale Press, 1971. Gryson R., L’ Ange de Yahvé, Collectanea mechliniensia, 1967 n° 6, blz.472-482. Een modern Rooms theoloog. Zijn derde stelling aan het eind van zijn studie is deze: “Als hypothese; de fameuze engel van Yahvé waar onze moderne vertalingen van de Schrift over spreken is een product van de verbeelding van vertalers en exegeten. Noch de Hebreeuwse Bijbel, noch de Griekse Bijbel kent dit personage.” Daar zijn we het totaal oneens mee. Hanson A., Jesus Christ in the Old Testament, S.P.C.K., 1965. Hanson A., Studies in Pauls Technique and Theology, S.P.C.K., 1974. Hillar M., The Logos and Its function in the writings of Philo of Alexandria: Greek interpretation of the

Page 176: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 176

Hebrew myth and foundation of Christianity, in A Journal from The Radical Reformation. A Testimony to Biblical Unitarianism, Vol.7, No.3 1998, Part I, blz.2-37; Vol.7, No.4 1998, Part II blz.36-53. Hodgkin A.M., Christ in All the Scriptures, Pickering Inglis, 1969. Shamoun Sam, HECTOR HEINZ AND JOB 9:8, op internetsite van de schrijver. Dit is het beste dat we hebben gelezen over de “engel des HEEREN” met betrekking tot de leer van Jehovah’s Getuigen. Smits G., O.F.M, Oud testamentische citaten in het Nieuwe Testament, in 4 delen, Malm- berg vanaf 1952.

Op de Canadese internetsite van www.mybrethren.org, een kritische groep Broeders (Plymouth) staat van C.A. Coates, ‘Remarks on the Pamphlet by A.J. Pollock entitled ‘The Eternal Son’ een onderwerp waard om gelezen te worden. Zie ook het artikel getiteld ‘The sonship of Christ.’ Ook de bekendste Broeder uit onze contreien, Willem Ouweneel schreef er enkele artikelen over. Pro het eeuwige zoonschap schreef hij; ‘Wat is het Zoonschap van Christus?’, Uitgave Uit het Woord der Waarheid, Winschoten, 1977. Dit heeft hij later herrroopen.

Page 177: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 177

Hoofdstuk 4

Het Woord is vlees geworden

Philippenzen,  hoofdstuk: 2Vers Statenvertaling Luthervertaling Leidschevertaling

5 Want dat gevoelen zij in u, hetwelk ook in Christus Jezus was;

Want ieder zij gezind gelijk Jezus Christus ook was,

Laat dezelfde gezindheid onder u zijn als in Christus Jezus was,

6 Die in de gestaltenis Gods zijnde, geen roof geacht heeft Gode even gelijk te zijn;

die, hoewel hij in Goddelijke gedaante was, het Gode gelijk zijn niet voor een roof hield,

die, hoewel hij Gods gestalte had, er niet aan dacht de gelijkheid met God door roof zich toe te eigenen,

7 Maar heeft Zichzelven vernietigd, de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen hebbende, en is den mensen gelijk geworden;

maar daarvan afstand deed, en de gedaante van een knecht aannam, en werd gelijk een mens,

maar zichzelf ontdeed van de heerlijkheid, door een knechtsgestalte aan te nemen en uiterlijk aan een mens gelijk te worden.

8 En in gedaante gevonden als een mens, heeft Hij Zichzelven vernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot den dood, ja, den dood des kruises.

en in het gelaat als een mens bevonden; hij vernederde zichzelven en werd gehoorzaam tot den dood, ja, tot den dood aan het kruis.

In de gedaante van een mens aangetroffen, vernederde hij zich en werd gehoorzaam tot den dood, ja, den dood des kruises.

9 Daarom heeft Hem ook God uitermate verhoogd, en heeft Hem een Naam gegeven, welke boven allen naam is;

Daarom heeft God hem ook uitermate verhoogd, en hem een naam gegeven, die boven alle namen is,

Daarom heeft God hem zeer verhoogd en hem den naam die hoger dan alle namen is gegeven;

10 Opdat in de Naam van Jezus zich zou buigen alle knie dergenen, die in den hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn.

opdat in den naam van Jezus zich buigen zullen alle knieën dergenen, die in den hemel en op de aarde en onder de aarde

opdat op het horen van den naam van Jezus de knieën gebogen worden van alwie in de hemelen, op de aarde en onder de aarde zijn,

Page 178: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 178

zijn,11 En alle tong zou belijden,

dat Jezus Christus de Heere zij, tot heerlijkheid Gods des Vaders.

en alle tongen bekennen zullen, dat Jezus Christus de Heer is, ter ere Gods des Vaders.

en elke tong tot eer van God den Vader belijde dat Jezus Christus de Heer is.

Paulus heeft met dit gedeelte wat in gedachten. Door middel van het voorbeeld van Christus wil hij zijn lezers er toe aanzetten een juiste houding van nederigheid aan de dag te leggen. De imperatief in vers 5 (“laat die”) staat in het praesens = de tegenwoordige tijd. Het wijst op een interactief bevel. Het gaat hier niet om zo maar een éénmalig bevel. Hij wil dat men er voortdurend aan denkt en er naar zou handelen. Jezus blijft elke dag ons voorbeeld.

Laat ons al een kort overzicht geven van dit gedeelte. De gezindheid van zowel de Logos die zich onder Zijn Vader stelt, als de mens Jezus is deze van absolute gehoorzaamheid. Dat geschiedt op het moment van de incarnatie. Een fractie van een seconde het eerste: de Logos die Zijn eigenmachtig gebruik van eigenschappen afgeeft (ontledigde). En daarop de menswording. De enige goede formule is dat de Logos in Maria mens is geworden. Vanaf dan is er: gehoorzaamheid van de Logos die Zijn goddelijke machten niet meer autonoom zal gebruiken. Vanaf dan doet Hij wat de Vader Hem toelaat (Phil.2:5,6). Gehoorzaamheid als de mens-geworden Logos die sterft aan het kruis (Phil.2:7,8). In vers 5 geeft Paulus dat weer als de “gezindheid” in Jezus, in werkelijkheid gaat het om een dubbele “gezindheid.” Deze van de Logos en deze van de mens Jezus die één worden in de incarnatie. Maar omwille van het balansgedeelte van dit lied spreekt hij slechts over de zaak alsof het één is: de “gezindheid” in Jezus. Dat is het moment van de incarnatie doorlopend tot de kruisdood. Dat laatse staat centraal in het eerste deel van deze verzen.

Page 179: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 179

De kruisiging en Maria Magdalena aan de voet, door Luca Signorelli uit 1495-1500, Galleria degli Uffizi, Florence, Italia.

We lezen in een publicatie van de WT: “De apostel Johannes noemt Jezus geen “Godmens”, en alle andere bijbelschrijvers evenmin. Toen Jezus zich in het vlees bevond, was hij niet gedeeltelijk aards en gedeeltelijk geestelijk, en bestond hij niet uit zowel vlees als geest. Hij was niet een met vlees beklede geestelijke persoon, maar volgens Joh.1:14 is hij vlees geworden of werd hij vlees gemaakt. Hij was een volkomen mens” (‘Dingen waarin God onmogelijk kon liegen’, blz.231). Ze schrijven in ‘DE WACHTTOREN’ van 1 februari 1977 dat trinitariërs “fanatiek” vasthouden aan het geloof dat toen Christus op aarde was, God in het vlees was (blz.96).

Het is waar dat Christus nergens in de Bijbel “Godmens” genoemd wordt. Tevens is het waar dat tientallen uitdrukkingen die Jehovah’s Getuigen gebruiken ook niet Bijbels te verantwoorden zijn. Zo spreken ze over “theocratie” om de regering van God of Christus te beschrijven. Geen Bijbelse term hoewel het idee er is. Daarom hoeven we echter geen alarm te blazen. Of de term “Godmens” nu wél of niet gebruikt is in de Bijbel doet er weinig toe. Maar of

Page 180: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 180

de Bijbel leert dat Christus tijdens zijn aardse bestaan “God” en tevens “mens” was, dat doet er wel aan toe. In het voorgaande hoofdstuk is al gezien dat de Christus ook tijdens zijn aardse leven “God” was. Er is geen andere verklaring mogelijk. Want hoe zou een mens, hoe volmaakt ook, zonden vergeven, aanbidding ontvangen van andere mensen, de goddelijke naam YaHWeH op zichzelf toegepast hebben en tonen dat de hoedanigheden Gods in Hem aanwezig zijn en werken. Tevens is het zo dat diezelfde Christus ook handelt als een mens. Contradictie of Mysterie? Dit Bijbelgedeelte moet dus wel tot de belangrijkste behoren om te verstaan wie Jezus is. We gaan langzaam en niet overhaastig de begrippen in dat gedeelte ontleden.

4.1 VÓÓRBESTAAN OF PREËXISTENTIE

Om een juist begrip te krijgen van de vleeswording van de Logos is het gewenst eerst enkele teksten te beschouwen die spreken over Zijn vroegere bestaan of pre-existente. Tussen haakjes een term die de Bijbel nooit gebruikt en waar de WT toch geen bezwaren bij maakt hoewel ze de voorkeur geven aan: “voormenselijk bestaan” (zie brochure ‘Het Woord’ blz.17-29). Zo zei Johannes de Doper over Christus in Zijn “creatuurlijk bestaan”: “een man, die vóór mij geweest is, want hij was eer dan ik” (Joh.1:30). Over zichzelf zei Jezus: “Ik ben van de hemel nedergedaald” (Joh.6:38) en “niemand is opgevaren naar de hemel, dan die uit den hemel nedergedaald is, de Zoon des mensen” (Joh.3:12,13). En verder: “Gij zijt van hier beneden, ik ben van daar boven, gij zijt uit deze wereld, ik ben niet uit deze wereld” (Joh.8:23 volgens LV). Zijn positie vergelijkend t.o.v. andere mensen zegt Hij: “die van boven komt, is boven alle anderen (...) die uit de hemel komt, is boven alle anderen. Wat hij gezien en gehoord heeft, dat getuigt Hij” (Joh.3:31,32 / 16:28). Aan dit getuigenis zou men nog een vijftal teksten kunnen toevoegen. Maar het belangrijkste is dat de WT deze teksten zelf gebruikt om het bestaan van Christus als Logos vóór zijn menswording te bewijzen. Toch hebben ze nog altijd niet begrepen dat deze schriftuurplaatsen dodelijk zijn voor hun eigen leer. Want deze teksten leren dat de mens-geworden Logos een voortzetting is van de hemelse-Logos-God, terwijl volgens hun stelling de mens Jezus slechts: “volmaakt mens” is. Hij is: “niet een met vlees beklede geestelijke persoon” is hun dogma over de Christus. De “mens Jezus” moet echter zonder twijfel dezelfde vroegere Logos zijn, anders heeft geen enkele schriftuurplaats die Zijn voormenselijk bestaan bewijst een waarde. Het is de Logos die is nedergedaald, de Logos die niet van deze wereld is en dezelfde Logos die getuigenis aflegt van wat Hij bij de Vader gehoord en gezien heeft. Jezus, de Christus is daarom de voortzetting van het leven, de persoon, de persoonlijkheid en godheid van de Logos. Jezus, de Christus is dáárom juist de Logos in het vlees. De speciale woordkeuze van Christus in Joh.3:13 geeft te kennen dat Hij de enige is die werkelijk een incarnatie is.

De 19de eeuwse theoloog Strong geeft ergens een zeer goede illustratie in dit verband. Hij zegt dat een menselijke vader en moeder die een kind voortbrengen geen dubbel-persoonlijk kind ter wereld brengen. Zo ook is Christus geen dubbele persoonlijkheid hoewel God en mens (‘Systematic theology’, blz.336 / vergelijk in ‘I.S.B. Encyclopaedia’ de illustratie van B. Warfield, Eerdmans uitgave blz.2347). Evenzo moeten we dan de leer verwerpen van zovele moderne theologen die een Christus prediken zonder pre-existent individueel bestaan (o.a. J. Robinson, J. Knox) of zonder zelfbewust vóórbestaan (D. Baillie). Zoals Jehovah’s Getuigen komen ze dan tot

Page 181: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 181

de conclusie: “Geen enkel aspect of terrein van het aardse leven van de Heer was goddelijk, het was alles menselijk” (citaat van W. Pittenger). Duidelijk moet het zijn voor de lezer dat de Kerkvaders géén incarnatie toeschrijven aan de Vader of de Heilige Geest. Zo o.a.: Athanasius, ‘Over het geloof’, PG 28,123 of Cyrillius van Alexandrie, ‘Aan Theodosius’, PG 75, 1157 A-B. Vader, Zoon en Geest hebben een eigen wezen (Grieks “ousia”) of eigen heerlijkheid (Grieks “doxa”). Zie o.a. het artikel van A. Van Roey, blz.146-148, referentie in de bibliografie van dit hoofdstuk.

Elke theologie, die daarom geen rekening houdt met het vooraf bestaan van Jezus is fout. Maar dat wil nog niet zeggen dat Jehovah’s Getuigen de Bijbelse leer hierover verkondigen. Integendeel, ze leren een verdorven leer van een zeer vaag voorbestaan. Want bij de geboorte van Jezus zou de Logos gereduceerd zijn tot gewoon maar een “levenskracht”, om zo in Maria geboren te worden. (‘DE WACHTTOREN’ van 15 maart 1983, blz.26-30.)

Nog een citaat van deze mensen in dit verband: “Voordat Jezus als mens op aarde werd geboren had hij reeds als een machtig geestelijk schepsel in de hemelen geleefd (…) Voordat Jezus naar de aarde kwam werd hij het Woord van God genoemd (…) Omdat Jezus een volmaakt mens was, zoals Adam dat was geweest, wordt hij de laatste Adam genoemd (…) Jezus stierf toen hij 33 1/2 jaar oud was (…) Veertig dagen later keerde hij, nu weer als een geestelijk schepsel”, ‘U kunt voor eeuwig in een paradijs op aarde leven’, blz.58,62 uitgegeven in 1982, wij onderstrepen. Met andere woorden: vóórdat het Woord mens is geworden was hij een geestelijk schepsel van God. Als mens was diezelfde Logos (Woord) niet meer geestelijk, maar uitsluitend mens. En na zijn dood en opstanding terug uitsluitend geest. Er is in deze uitleg dan ook geen echte band meer tussen de Logos en de mens Jezus. De mens Jezus had geen echte band met de Logos en zijn twee vreemden aan elkaar.

Het Woord is echter vlees geworden, maar dat Woord bleef voortbestaan in de mens Jezus. Bij de dood van Jezus stierf de Logos niet, maar bleef voortbestaan. Slechts wanneer we dat aannemen, kunnen de woorden van Jezus over pre-existentie een betekenis hebben. Volgens Micha 5:1 is Hij: “van de dagen der eeuwigheid.” “Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond” en toen, tijdens deze menswording, hebben zijn discipelen de heerlijkheid gezien van een eniggeborene des Vaders (Joh.1:14). In Zijn “creatuurlijk bestaan” was de Vader méér dan de Zoon (Johannes 14:28).

Veel commentatoren verwijzen in dit gedeelte naar vader Adam. Maar de vraag is toch; probeerde hij te bereiken wat God was, als “Gods gelijke” te worden (zie Genesis 3:4,5,22-24)? Het voorbeeld van Jezus contrasteerde natuurlijk met dat wat de tweede of ‘laatste’ Adam heeft gedaan (1 Corinthiërs 15:45). Maar de “gedaante” Gods (Grieks = morphe) bestond al in de Logos. Het heeft dus geen zin te beweren dat Jezus als de tweede Adam aan God wil gelijk zijn. Dan zou Hij niet naar het kruis toegegaan zijn. Jezus maakt niet dezelfde fout als de eerste Adam. Jezus bewandelt in plaats daarvan het pad van onderwerping en nederigheid. Ralph Martin tracht dit allemaal te omzeilen in zijn ‘The Epistle of Paul to the Philippians: An Introduction and Commentary’, daar wat op te zeggen. We lezen er het volgende: “De verbindende gedachte ligt opgesloten in het OT waar een waardevol contrast tussen de twee Adams wordt geschetst. De

Page 182: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 182

volgende, minder waarschijnlijke, mogelijkheid, die wordt voorgesteld door latere Joodse schrijvers, is dat de verleiding en val van Satan (zie Jesaja 14) de sleutel voor deze passage is. (…) Tot besluit van dit gedeelte kunnen we terecht zeggen dat een nauwkeurige beschouwing van vers 5 zorgt voor ondersteuning van de vertaling van vers 6 die zegt dat Christus Jezus niet 'gelijk' God was, noch trachtte hij 'te grijpen' naar gelijkheid.” (Tyndale Press, 1959, blz.98,99). De zwakte van zo een uitleg is deze; indien de Logos een voormenselijk bestaan had en aan God gelijk was, hoefde Hij niets te roven, niets vast te grijpen en Zijn Vader onrecht doen zoals de eerste Adam het gedaan heeft. Indien zo een vergelijk terecht is, want voor ons is dat niet overtuigend, we spreken dan over niet vergelijkbare zaken. Hij was volgens meerdere andere teksten de Logos, zodat we niet rond de pot moeten draaien en van Paulus iemand maken die niet in dat geloof stond van de andere leerlingen.

Jehovah’s Getuigen schermen in hun publicaties steeds met teksten als: “Kies dan heden, wien gij dienen zult” (Jozua 24:15). Wanneer we dit toepassen op de duidelijke betekenis van Phil.2:6 gaat het om dit: indien we kiezen voor de uitleg van ‘DE WACHTTOREN’ bij deze tekst dan “dienen” we niet de betekenis van de Schrift, maar mensen die vanuit New York hun leden voorschrijven wat ze verplicht zijn te geloven? Ook wanneer de Bijbel daar moet bij aangepast worden.

Hij die het begin is van alles, heeft vanwege de verzoening in het zondige en verstoorde universum zijn hemelse rijkdom achtergelaten en is arm geworden. Zo kunnen wij door zijn armoede, rijk worden, door genade (2 Cor.8:9).

Mogen we u eens in gedachten roepen wat het OT zegt: “Buiten Mij is er géén God” (Jesaja 44:6). De conclusie uit het vorige moet dan onomwonden zijn, dat deze die in het OT als schepper aanzien is, voor de schrijvers van het NT niemand minder dan Jezus is. De Jehovah’s Getuigen hebben dan ook, om daaraan te ontsnappen, belangrijk sleutelwerk verricht aan de tekst van Paulus in Col.1:16,17. Ze hebben er in hun vertaling tot vijfmaal toe de woorden: “alle andere dingen” (in de betekenis van de “andere” schepping) aan toegevoegd. Zo trachten ze door duidelijke Bijbelvervalsing ook nog de visie op de énige schepper te vervalsen. Laat u niet beetnemen door hun vertaling, ze is nog steeds verschrikkelijk! En op deze plaats mogen we zelfs spreken van een monsterlijk bedrog.

J.B. Phillps heeft twee vertalingen, in werkelijkheid twee parafrasen, van het NT op zijn naam. In de editie van 1960 zegt hij het volgende over Phil.2:5: “Laat Christus Jezus u als voorbeeld zijn in wat uw houding zou moeten zijn. Daar hij, die altijd in de aard van God bestond, niet vasthield aan zijn voorrecht als Gods gelijke.” De herziene versie uit 1972 zegt dit: “Laat uw houding in het leven als die van Christus Jezus zelf zijn. Daar hij, die altijd in de aard van God bestond, niet vasthield aan zijn voorrecht als Gods gelijke.” Dat is wat we geloven maar we moeten dat ook vanuit de Griekse tekst ondersteunen. Ik sta wel niet achter zo een manier van vertalen. Men moet er niet iets inleggen, maar begrijpen wat er staat vanuit het Grieks zelf. Kennen we geen Grieks dan moet de vertaling duidelijk zijn zonder toevoeging. Soms geven de plaats van de punten en coma’s al veel aan van wat de tekst zegt.

Page 183: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 183

4.2 DE GEBOORTE VAN DE “MENS JEZUS” (VOLGENS DE WT)

We citeren uit de overvloed van literatuur die de WT op de markt brengt het volgende in verband met het “hoe” Christus mens is geworden. “Toen de jonge vrouw (Maria) door de wonderen verrichtende macht van de Almachtige God werd bevrucht, werd het leven van Gods Zoon overgebracht van zijn glorierijke plaats bij God Zijn Vader in de hemel naar het embryo van een mens” (‘God zij waarachtig’, 2de uitgave, blz.38). “Toen hij (Christus) zich ontledigde van al hetgeen hij als een hemelse geest was, bracht God zijn leven op wonderbaarlijke wijze uit de hemel over naar de schoot van een Joodse maagd, Maria van Bethlehem” (‘Nieuwe hemelen en een nieuwe aarde’, blz.147). “Hij (Christus) ontledigde zich van alle hemelse en geestelijke dingen, en Gods almachtige geest bracht het leven van zijn Zoon over naar beneden (...) Door dit wonder werd hij als een mens geboren (...) Hij was niet een met vlees beklede onzichtbare geestelijke persoon, maar hij “was” vlees” (‘Wat heeft de religie voor de mensheid gedaan?’, blz.226). “God was door zijn almacht in staat de persoonlijkheid van zijn eniggeboren Zoon, diens levenspatroon te nemen en deze persoonlijkheid in het kleine hoopje levende energie over te brengen dat hij in de schoot van Maria plaatste. Zo werd Gods Zoon verwekt of kreeg hij een begin als menselijk schepsel. Het was een wonder” (‘Van het verloren naar het herwonnen paradijs’, uitgave 1960, blz.127). “Opdat zijn eniggeboren Zoon als een volmaakt menselijk schepsel geboren zou kunnen worden ontdeed de Almachtige God de Zoon van zijn hemelse goddelijke bestaan en bracht hij diens leven door middel van Gods onzichtbare werkzame kracht of geest van de hemel naar Maria’s schoot over” (‘Dingen waarin God onmogelijk kan liegen’, blz.231).

Laat ons deze beweringen even samenvatten: 1°) Christus ontledigde zich van alle geestelijke en hemelse dingen. Volgens een andere publicatie is het God die de Zoon ontdeed van zijn hemelse goddelijke bestaan. 2°) Wat overblijft van Christus is: leven, persoonlijkheid, levenspatroon. 3°) Dit “kleine hoopje levende energie” bracht God door zijn wonderen verrichtende macht naar de schoot van Maria. 4°) God gebruikte dit leven van Christus als sperma, tot conceptie gebruikte Hij een eicel van Maria. (Bezie dit uitvoerig in ‘Aid to bible understanding’, blz.920 / ‘DE WACHTTOREN’ van 15 april 1976, blz.238). 5°) Datgene in de schoot van Maria was zuiver, volmaakt menselijk, niets geestelijks van de Logos bleef er over. (Tegenspraak met punt 2!) 6°) Het was een wonder van de Almachtige God. We willen de lezer voorstellen dit eens nader te bekijken en te ontleden aan de hand van Phil.2:5-11.

4.3 DE LOGOS HEEFT ZICHZELF ONTLEDIGD

De WT zegt (soms) dat God de Zoon ontledigd heeft. Dat is een eerste fout die men mag schrappen in hun leer. Paulus schrijft: “Hij (Jezus Christus) heeft zichzelf ontledigd en de gedaante van een slaaf aangenomen en is aan de mensen gelijk geworden” Phil.2:7 (NWV). Dr.

Page 184: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 184

James White van de Alpha and Omega ministries noemt het; “a tortured translation”, laat het ons vertalen als, “een verkrachting van een tekst.”

En hierbij enkele vertalingen van de aanhef van Phil.2:7: “Maar heeft Zichzelven vernietigd” SV “maar daarvan afstand deed” Luther (vers 6) “maar zichzelf ontdeed van de heerlijkheid” Leidschevertaling “maar zichzelf ontledigd heeft” Brouwer “heeft hij toch er zich van ontdaan” Canisius “maar zichzelf ontledigd heeft” NBG “Hij heeft zichzelf ontledigd” Willibrord “But made himself of no reputation” King James “but made himself nothing” New International Version, New English Bible “but emptied himself” Jerusalem Bible, Revised Standard Version “Instead, of his own free will he gave it all up” Todays English Version “but laid aside his mighty power and glory” Living Bible “but stripped himself of every advantage” Philips Modern English

Zodat de WT niet te verontschuldigen is wanneer ze zeggen dat Jezus door de Vader werd ontledigt. DAT ZEGGEN ZE NIET IN HUN VERTALING MAAR WEL IN HUN UITLEG VAN DIT VERS. We geven daarom een ganse reeks van deze vertalingen in het Nederlands. Of beter gezegd, daar zijn ook twee parafrasen bij; de GROOT NIEUWS BIJBEL van 96 en naar onze mening de NIEUWE BIJBELVERTALING van 2004, die wel de beste is van beide. Toch aangeraden ze eens na te lezen want zo krijg je een zicht op de mogelijke vertaalmanieren.

BIJBELVERTALINGEN VAN PHILIPPENZEN 2:5-11

NEDERLANDS BIJBELGENOOTSCAHP 1951

“5 Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was, 6 die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, 7 maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is. 8 En in zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises. 9 Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken, 10 opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, 11 en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader!”

DE NIEUWE BIJBELVERTALING 2004 (voor onszelf een parafrase, een slechte vertaling)

“5 Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had. 6 Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, 7 maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. 8 En als mens verschenen, heeft hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis. 9 Daarom heeft God hem hoog verheven en hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat, 10 opdat in de

Page 185: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 185

naam van Jezus elke knie zich zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde, 11 en elke tong zal belijden: ‘Jezus Christus is Heer,’ tot eer van God, de Vader.”

WILLIBRORD 1995

“5 Die gezindheid moet onder u heersen die ook in Christus Jezus was: 6 Hij die bestond in de gestalte van God heeft er zich niet aan willen vastklampen gelijk aan God te zijn. 7 Hij heeft zichzelf ontledigd en de gestalte van een slaaf aangenomen. Hij is aan de mensen gelijk geworden. En als mens verschenen 8 heeft Hij zich vernederd; Hij werd gehoorzaam tot de dood, de dood aan een kruis. 9 Daarom ook heeft God Hem hoog verheven en Hem de naam verleend die boven alle namen staat, 10 opdat in de naam van Jezus iedere knie zich zou buigen, in de hemel, op aarde en onder de aarde, 11 en iedere tong zou belijden tot eer van God, de Vader: de Heer, dat is Jezus Christus.”

GROOT NIEUWS BIJBEL 1996 (voor onszelf een parafrase, een slechte vertaling)

“5 U moet die gezindheid hebben die ook Christus Jezus had. 6 Hij had de gestalte van God, maar heeft zich niet willen vastklampen aan zijn gelijkheid met God. 7 Hij heeft zijn grootheid opgegeven door de gestalte van een slaaf te aanvaarden en aan mensen gelijk te worden. Hij leefde als een mens 8 en hij vernederde zich door gehoorzaam te worden tot in de dood, de dood aan een kruis. 9 Daarom heeft God hem hoog verheven en hem de allerhoogste titel geschonken, 10 zodat iedereen in de hemel, op de aarde en onder de aarde, de knieën zou buigen voor hem die Jezus heet 11 en allen openlijk zouden uitroepen, tot eer van God, de Vader:

Page 186: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 186

Jezus Christus is de Heer.”

NAARDENSE BIJBEL (PIETER OUSSOREN)

“2:5 Laat die gezindheid in u zijndie ook in Christus Jezus was,-2:6 die bestaande in de gestalte van Godhet niet als geroofd goed heeft beschouwdgelijk te zijn aan God,2:7 maar zichzelf heeft ontledigddoor de gestalte van een dienstknecht aan te nemen,gelijk geworden aan mensenen in houding een mens gebleken;2:8 hij heeft zichzelf vernederd,gehoorzaam geworden tot in de dood,de dood aan een kruis.2:9 Daarom heeft God hem verhoogden hem genadig de naam verleenddie is boven alle naam,2:10 opdat in de naam van Jezusalle knie zich zal buigenvan hemelingen, aardbewonersen onderaardsen,2:11 en alle tong zal belijden:Jezus Christus is Heer!,”tot glorie van God de Vader.”

DE BIJBEL EN HET LIEDBOEK IN HET GRONINGS (op http://www.liudger.org/nl/)

5 t Mout joe te doun wezen woar of t Christus Jezus ook om te doun was.6 Dij haar t aanzain van Goden toch sluig Hai der gain munt oetdat E mit God geliek ston.7 Nee, Hai het zien heerlekhaid oflegd,en is in zien veurkommen net as n sloaf worden.Hai wer aan mensken gelieken kwam veur n dag in menskengedoante.8 Hai het zokzulm deel zetdeur zok geheurzoam te gedroagen aan dood tou.Joa, alderdeegs dood aan t kruus.9 Doarom het God Hom den ook t allerhoogste stee gevenen Hom n tuddel verlaindhoger as elke aander tuddel.10 Dat elkenain knij boegen zel

Page 187: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 187

veur Hom, dij Jezus hait.In hemel, op wereld en onder wereld.11 En in elke toal beleden worden zel:Jezus Christus is Heer!Tou eer van God, de Voader.

STATENVERTALING met de voetnoten

“5 Want dat gevoelen13) zij in u, hetwelk ook in Christus Jezus was; 6 Die in de gestaltenis Gods14) zijnde, geen roof15) geacht heeft Gode even16) gelijk te zijn; 7 Maar heeft Zichzelven17) vernietigd,18) de gestaltenis19) eens dienstknechts aangenomen hebbende, en is den mensen20) gelijk geworden; 8 En in gedaante21) gevonden22) als een mens,23) heeft Hij Zichzelven vernederd, gehoorzaam geworden25) zijnde tot den dood,26) ja, den dood des kruises.27) 9 Daarom heeft28) Hem ook God29) uitermate verhoogd,30) en heeft Hem een Naam31) gegeven,32) welke boven allen naam is;33) 10 Opdat34) in de Naam35) van Jezus zich zou buigen alle knie36) dergenen, die in den hemel,37) en die op de aarde,38) en die onder de aarde zijn.39) 11 En alle tong zou belijden,40) dat Jezus Christus41) de Heere zij, tot heerlijkheid42) Gods des Vaders.”

13) dat gevoelen / Grieks hetzelve worde gevoeld; dat is, dat dan in u dezelfde gezindheid en genegenheid zij tot nederigheid.

14) gestaltenis Gods / Grieks morphe; dat is, gedaante, of, gestaltenis, met welk woord hetzelve hier overgezet is, omdat daardoor hier betekend wordt, niet alleen een goddelijke majesteit en heerlijkheid, maar ook het goddelijke wezen zelf, overmits zonder hetzelve geen ware goddelijke majesteit en heerlijkheid kan wezen, en deze ook bij niemand kunnen zijn dan bij den waarachtigen God, Jes. 42:8. En uit het volgende blijkt dat door dit woord hier ook het wezen Gods betekend wordt, gelijk gezegd wordt, Filipp. 2:6, dat hij Gode evengelijk was, en Filipp. 2:7, dat hij de gestaltenis van een dienstknecht heeft aangenomen; dat is, niet alleen een dienstbare en knechtelijke hoedanigheid, maar ook een ware menselijke natuur zelve met zodanige hoedanigheid bekleed. Zodat de woorden gestaltenis Gods te verstaan zijn van zijn wezen en staat, in welke hij geweest is van alle eeuwigheid, eer hij de menselijke natuur heeft aangenomen. Zie Joh. 1:1,14, en Joh. 17:5.

15) geen roof / Dat is, geen zaak die ongeoorloofd, of onrechtvaardig was, die Hem met recht niet toebehoorde, alsof Hij ze geroofd had.

16) Gode even / Dat is, Gode Zijnen Vader naar Zijn goddelijk wezen, en dienvolgens ook in majesteit en heerlijkheid volkomen gelijk te zijn en te blijven, als zijnde één met den Vader. Zie Joh. 5:18,26, en Joh. 10:20, en Joh. 16:15; Hebr. 1:3.

17) Zichzelven / Namelijk gans vrijwillig.

Page 188: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 188

18) vernietigd, / Grieks verijdeld; of ledig gemaakt; dat is, heeft het gebruik Zijner goddelijke heerlijkheid voor een tijd, om het werk onzer verlossing in den staat der nederigheid te volbrengen, gelijk als afgelegd, en Zich daarvan gelijk als ledig gemaakt, en in Zijn menselijke natuur verborgen gehouden, alleen enige klein straten derzelve door zijne wonderwerken en anderszins, altemet latende schijnden, Joh. 1:14, en Joh. 2:11. In het volgende Filipp. 2:8 wordt het verklaard met het woord vernederd.

19) de gestaltenis / Dit wordt verklaard met de volgende woorden, namelijk dat Hij een ware menselijke natuur heeft aangenomen, en met dezelve een gans nederigen en verachten staat, als van een slaaf of dienstknecht, om alzo voor onze zonden te voldoen, en tot onze verlossing Zijn Vader te dienen. Zie Jes. 53:11.

20) en is den mensen / Grieks in gelijkmaking der mensen geworden zijnde; dat is, den mensen gelijk gemaakt zijnde, namelijk niet alleen naar de menselijke natuur door Hem aangenomen, maar ook naar alle zwakheden derzelve, zonder zonde. Zie Hebr. 2:17, en Hebr. 4:15. Of, als een slecht en veracht mens. Zie Richt. 16:7,11, Ps. 82:7.

21) in gedaante / Daardoor wordt verstaan hetzelfde dat tevoren genoemd is gestaltenis en gelijkmaking; gevoegd met den uitwendigen wandel onder de mensen.

22) gevonden / Dat is, bevonden te zijn.

23) als een mens, / Dat is, als een waar en ook als een slecht en veracht mens. Zie Filipp. 2:7.

24) waar en ook als een slecht en veracht mens. / Zie het voorgaande Filipp. 2:7.

25) gehoorzaam geworden / Namelijk Zich aan den wil Zijns Vaders in alles gewillig onderwerpende.

26) tot den dood, / Dat is, niet alleen in allerlei bevelen, maar ook in de zwaarste, om den dood te sterven; dien Hij anderszins niet onderworpen was, noch naar Zijn goddelijke natuur, die onsterflijk is, 1 Tim. 1:17; noch naar Zijn menselijke, overmits in dezelve gene zonde was, 1 Joh. 3:5, en daarom de bezolding derzelve niet verdiend had, Rom. 6:23.

27) den dood des kruises. / Dat is, den allerbittersten en allersmadelijksten dood, die ook van God vervloekt was, Deut. 21:23. Onder deze uiterste trap van vernedering begrijpt de apostel alle andere, die dezelve voorgegaan zijn naar lichaam en naar ziel, en drukt deze uit om te beter de uiterste vernedering van Christus voor ogen te stellen, en de gelovigen daarmede tot nederigheid te vermanen.

28) Daarom heeft / Met dit woord daarom wordt niet aangewezen dat Christus met deze vernedering de volgende heerlijkheid voor Zichzelven zou verdiend hebben; want al wat Christus verdiend heeft, dat heeft Hij voor ons verdiend, Joh. 17:19; maar wijst alleen aan

Page 189: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 189

wat hierop gevolgd is, of betamelijk was te volgen. Zie dergelijke Hand. 20:26; Hebr. 3:7; 2 Petr. 1:10.

29) God / Namelijk de Vader.

30) uitermate verhoogd, / Namelijk nadat Hij van de doden opgestaan en ten hemel opgevaren zijnde, ter rechterhand Gods gezet is in de hoogste heerlijkheid, Ef. 1:20; Hebr. 1:3, welke Hij wel naar Zijn goddelijke natuur van eeuwigheid heeft gehad, Joh. 17:5; maar alzo hij het gebruik van die in den staat Zijner nederigheid gelijk als afgelegd had, zo heeft Hij hetzelve na Zijne hemelvaart wederom aangenomen en heerlijk vertoond, en Zijn menselijke natuur is naar lichaam en naar ziel met zo hoge heerlijkheid en gelukzaligheid versierd, als een schepsel ontvangen kan, verre tebovengaande alle heerlijkheid van engelen en andere mensen.

31) een Naam / Daardoor wordt verstaan niet de blote naam, waardoor hij van andere mensen onderscheiden is; want dien heeft Hij ook in den staat Zijner nederheid gehad; noch ook alleen de vermaardheid van Zijnen persoon, maar de majesteit en heerlijkheid deszelven. Zie Ef. 1:21.

32) gegeven, / Of, geschonken. Zie Filipp. 1:29. Waarmede te kennen gegeven wordt dat deze verhoging geschied is naar des Vaders wil en believen.

33) boven allen naam is; / Dat is, de allergrootste en hoogste heerlijkheid.

34) Opdat / Of, zodat.

35) in de Naam / Dat is, deze Jezus Christus aldus verheerlijkt zijnde, en vanwege deze Zijne heerlijkheid.

36) buigen alle knie / Dat is, alle redegebruikende schepselen zich onderwerpen, zelfs ook Zijne vijanden tegen hunnen dank. De apostel ziet hier op hetgeen God zegt, Jes. 45:23, en past datzelfde Jezus Christus hier toe, gelijk ook Rom. 14:11. Deze woorden moeten dan niet eigenlijk verstaan worden, te weten, dat als de naam Jezus genoemd wordt, men de knieën zou moeten buigen, gelijk sommigen uit misverstand van deze plaats, niet zonder bijgeloof doen, want de engelen en boze geesten, van welke hier ook gesproken wordt, eigenlijk geen knieën hebben; maar bij gelijkenis van den uiterlijken eerbied, dien men koningen of prinsen daarmede betoont, onder welke men staat, wordt hier verstaan de onderwerping aller schepselen onder Christus, als den Heere der heren, en Koning der koningen, Openb. 19:16, den overste der koningen der aarde, Openb. 1:5, en den Heere overal, Hand. 10:36.

37) die in den hemel, / Namelijk de heilige engelen en zalige zielen, Openb. 5:13.

38) die op de aarde, / Dat is, alle mensen op de aarde levende.

Page 190: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 190

39) die onder de aarde zijn. / Dat is, alle mensen, die gestorven en in de graven zijn, of, ook alle boze geesten en verdoemde mensen, die in de hel zijn, dat is, alle redegebruikende schepselen in welke plaats der geschapen wereld zij ook zouden mogen zijn. Want hoewel de duivelen en de goddeloze en verdoemde mensen Christus de behoorlijke onderdanigheid en eer niet tonen, zo moeten zij nochtans, ook tegen hunnen dank, Hem, als den Heere en Rechter over allen, onderworpen zijn. Zie Ps. 22:30, en Ps. 72:9.

40) alle tong zou belijden, / Namelijk van alle natiën en volken, en ook van alle redegebruikende schepselen, niet alleen der goeden maar ook der kwaden, dewelke, hoe zeer zij zich tegen Christus stellen, evenwel Hem, tegen hun dank, dikwijls hebben moeten belijden, Mark. 5:7; Hand. 16:17; en zullen in het laatste oordeel Hem moeten erkennen voor den Rechter der levenden en der doden, en voor den Heere, Matth. 7:22.

41) dat Jezus Christus / Of, dat de Heere Jezus zij Christus, dat is, de Gezalfde.

42) tot heerlijkheid / Dat is, welke belijdenis strekt tot uitbreiding van de heerlijkheid des Vaders, die uit enkel barmhartigheid en genade jegens ons, dezen Zijnen Zoon Jezus tot een Heere en Zaligmaker gesteld en gegeven heeft.

HERZIENE STATENVERTALING(ondertussen toch onze voorkeurvertaling geworden, na lang aarzelen)

Lofzang op Christus 5 Laat daarom die gezindheid in u zijn die ook in Christus Jezus was, 6 Die, hoewel Hij in de gestalte van God was, het niet als roof beschouwd heeft aan God gelijk te zijn, 7 maar Zichzelf ontledigd heeft door de gestalte van een slaaf aan te nemen en aan de mensen gelijk te worden. 8 En in gedaante als een mens bevonden, heeft Hij Zichzelf vernederd en is gehoorzaam geworden, tot de dood, ja, tot de kruisdood. 9 Daarom heeft God Hem ook bovenmate verhoogd en heeft Hem een Naam geschonken boven alle naam, 10 opdat in de Naam van Jezus zich zou buigen elke knie van hen die in de hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn, 11 en elke tong zou belijden dat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid van God de Vader.

4.4 ZOEKEN NAAR DE BIJBELSE BETEKENIS VAN “GEDAANTE”

Wanneer men de samenhang van dit Bijbelgedeelte leest (vers 5 tot 11) is het eerste wat opvalt dat over Christus gesproken wordt als zijnde eerst in de “gedaante” van God (vers 6) en daarna in de “gedaante” van een slaaf (vers 7). De Griekse tekst heeft in beide gevallen “morphè”. Het komt er dus op aan te zoeken wat de betekenis is van dit woord. In het NT vinden we het slechts bij Marcus 16:12 en tweemaal hier in Phillipenzen. We hebben het verscheidene malen in de LXX (Richt.8:18 / Job 4:16 / Jes.44:13 / Dan.3:19) en de Griekse Theodotion (Dan.4:33 / 5:6,9,10 / 7:28). Heeft de “morphè” van een persoon te maken met het uiterlijke of

Page 191: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 191

het innerlijke? En wat is de “morphè” van God die Christus bezat vóór Zijn mensworden? We houden bij onze uitleg geen rekening met de modernere visie op dit Bijbelgedeelte van De Wette, E. Lohmeyer en J. Jeremias die hier slechts willen spreken over het aardse leven van de Christus. Naar onze mening geheel ten onrechte. (Zie TDNT, deel 4 blz.750,751 vooral voetnoten 48,50,53).

Laten we een illustratie bekijken ter inleiding. Zo weet iedereen die slechts de eerste begrippen heeft van scheikunde dat water kan bestaansvormen hebben als ijs, water in vloeibare toestand of stoom, maar dat men altijd te maken heeft met het H2O. De constante “morphè” is H2O het innerlijke. Als uitzonderlijke vorm kan H2O vast, vloeibaar of gas zijn. Een andere illustratie geeft W. Hendriksen in zijn commentaar bij deze tekst. Een boom heeft een innerlijke structuur die hem onderscheid van een andere soort. Dit is zijn “morphè”, wat in de genen zit. Maar in de loop der seizoenen ondergaat de boom veranderingen, tijdens winter, lente, zomer en herfst ziet de boom er anders uit. Dat is zijn “schema”. Ook het schema van de wereld kan veranderen volgens 1 Cor.7:31.

Het spreekt al voor zichzelf dat “morphè” naar het innerlijke verwijst (de eigenschappen). Indien we redeneren dat de “gedaante van een slaaf” naar de uiterlijke dingen verwijst komen we tot onmogelijke conclusies. Want zo kan het uiterlijke veranderen, een slaaf kan groot, klein of middelmatig van gestalte zijn. En oud of jong en man of vrouw en zo voort. Dit moet ook de enige uitleg zijn wanneer we daarbij denken aan Phil.2:8 waar Paulus spreekt over het “schema” van Christus, dat uiterlijke dat de mensen van Christus zagen. De NWV vertaalt dit als: “hoedanigheid van een mens.” Datzelfde woord hebben we nog eens als “toneel” vertaald door de WT in 1 Cor.7:31. Beide malen vertalen als “uiterlijk” heeft dan ook voorkeur. Om dit Bijbels te illustreren verwijzen we naar Rom.12:2 waar de raad gegeven is niet gelijkvormig te worden aan deze wereld wat uiterlijke dingen betreft (schematizomai) maar te veranderen wat het innerlijke betreft (morphoomai). (Vgl. Phil.3:10,21 / Gal.4:19 / Rom.8:29 / 2 Cor.3:18). Lightfoot zegt terecht dat de wedergeboorte waar het hier om gaat, altijd als een verandering van “morphè” beschreven wordt maar nooit van het schema, het uiterlijke.

We zijn er ons wel van bewust dat enkele exegeten het “morphè” als de uiterlijke eigenschappen der godheid zien (vb. Thayer blz.412). Naar onze mening ten onrechte. Men zie hier vooral het commentaar van Lightfoot en W. Hendriksen. Dat “morphè” in deze betekenis soms gebruikt wordt in de LXX is geen reden waarom dit zo in het NT hoeft te zijn. (Zie LXX Job 4:15,16 / Dan.5:6). Voor de Septuaginta is van een andere zijde bekeken de morphè = beeld = heerlijkheid (vgl. 2 Cor.4:4 / Col.1:15 met Gen.1:26 / Dan.3:19 LXX). In het klassieke Grieks heeft “morphè” en “schema” soms eenzelfde betekenis van uiterlijke gedaante of vorm. (Zie Lightfoot en Thayer blz.418 / NDTT deel 2 blz.284-287.) Maar in Num.12:8 waar de Masoretische tekst over “gestalte Gods” spreekt heeft de LXX vertaald als “heerlijkheid Gods”. Lightfoot zegt dan terecht dat “morphè” en “schema” verschillen in deze zin dat “morphè” het innerlijke en wezenlijke omschrijft “schema” echter het uiterlijke OF HET toevallige. Om die reden kan de wedergeboorte van een christen wel een bekering van de “morphè” genoemd worden maar niet van de “schèma.”

4.5 DE GEDAANTE VOLGENS MARCUS 16:12

Page 192: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 192

Dat verder de uiterlijke vorm of uiterlijke gedaante door nog een ander Grieks woord weergegeven zou kunnen worden is een nadere bevestiging van ons standpunt. Men vergelijke dat Grieks woord (“eidos”) in Joh.5:37 / Luc.3:22 / 9:29 / 2 Cor.5:7. En ook “morphõsis” zoals in Rom.2:20 en 2 Tim.3:5 zou in dit geval gebruikt kunnen worden.

Hieruit volgt dat Christus de innerlijke eigenschappen bezat van God; van almacht, liefde, wijsheid enz. Als mens had de Christus de “morphè” van een slaaf namelijk eigenschappen van een slaaf: onderdanigheid, dienstbaarheid enz. Wat de WT over deze zaak denkt is moeilijk na te gaan. Ons zoeken in hun literatuur naar een zuivere betekenis van “morphè” is vruchteloos geweest. Ze leren wel dat de Christus in voormenselijk bestaan de goddelijke eigenschappen bezat (vb. ‘DE WACHTTOREN’ 15 jan. 1952, blz.32). Bij de bespreking van “morphè” in Marcus 16:12 geven ze duidelijk te kennen dat dit wijst op de uiterlijke verschijningsvorm van Christus (‘DE WACHTTOREN’ 15 april 1963, blz.235-237). Maar dat Jehovah’s Getuigen in verband met Marc.16:12 niet oprecht doorredeneren, volgt daaruit dat ze de tekst wél gebruiken om te beweren dat “morphè” naar het uiterlijke verwijst, maar ze zeggen dat het laatste deel van Marcus geen deel is van de Bijbelse canon. Onder wie dit aannemen als authentiek zijn twee uitleggingen gangbaar. Een eerste groep zegt dat deze andere gedaante waarin Jezus verschijnt alzo beschreven is omdat Marcus de tegenstelling maakt tussen deze gedaante en de gedaante die Christus had vóór Zijn sterven. De eerste was onsterfelijk, de laatste niet en daarom “anders.” Anderen zeggen dat deze verschijning dezelfde is als aan de Emmaüsgangers.

In Lucas 24:16,30 staat de oorzaak dat de discipelen “een andere gedaante” zagen, namelijk dat hun ogen verhinderd waren in de vreemdeling Jezus te herkennen. (Zie ons commentaar in hoofdstuk 8). De uitleg is in dit geval dat “morphè” naar het uiterlijke van de verschijning verwijst. Zoals opgemerkt heeft men deze betekenis enkele malen in de LXX en ook de Griekse klassieken gebruiken het soms voor een uiterlijke gedaante. Het is niet absoluut uitgesloten dat ook Marc.16:12 deze betekenis heeft. Daarom is dit echter nog niet het geval in Phil.2:6,7. Vergelijk “metemorphoothè” in Marc.9:2 met: “to eidos tou prosoopau autou heteron” in Luc.9:29. In de “metamorphose” van de transfiguratie van Christus komt het er dus op neer dat zijn aangezicht een andere soort uitzicht aanneemt. (Zie o.a. ‘The last twelve verses of Mark’ door W.R. Farmer, CUP, 1974.)

Maar Jehovah’s Getuigen zeggen dat dit begrip naar uiterlijkheid verwijst en zo ook moet het gelezen worden in het boek aan de Philippenzen. Dit is hun redenering: bij de transfiguratie op de berg was er een volgens het Grieks de “metemorphothe” afgeleid van metamorphoo = “Zijn uiterlijk veranderde” volgens de Engelse vertaling van Barclay in Marcus 9:2. Maar ook deze vertalingen zijn er:

Marcus 9:2 SV77: “En na zes dagen nam Jezus met Zich Petrus, en Jakobus, en Johannes, en bracht hen op een hoge berg ter zijde alleen; en Hij werd voor hen van gedaante veranderd.”

Marcus 9:2 NBG: “En zes dagen later nam Jezus Petrus en Jakobus en Johannes mede en leidde hen een hoge berg op, hen alleen. En zijn gedaante veranderde voor hun ogen.”

Page 193: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 193

Marcus 9:2 Willibrord 95: “En zes dagen later nam Jezus Petrus en Jakobus en Johannes mede en leidde hen een hoge berg op, hen alleen. En zijn gedaante veranderde voor hun ogen.”

Marcus 9:2 NBV: “Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee een hoge berg op, waar ze helemaal alleen waren. Voor hun ogen veranderde hij van gedaante.”

Zo een uitleg als deze van de Wachttoren maakt geen indruk voor wie wat meer kennis heeft over de Griekse taal. Dat hetzelfde Grieks woord soms meerdere betekenissen heeft kan met een voorbeeld toegelicht worden. En dat zeggen we met het oog op Marc.16:12 wanneer er een andere betekenis aan “morphè” moet gegeven worden dan Phil.2:6,7. Zo heeft “sunerchomai” in Hand.9:39 / 15:38 de zin van “weggaan, verlaten enz.” maar in 1 Cor.11:20 / 14:23 is het vertaald als “samenkomen, bijeenvergaderen.” Andere voorbeelden in W. E. Vine, deel 2, blz.158.

Tot slot van dit deel iets wat we terugvinden op Internet. Een site beheerd door een Jehovah Getuige gaat in de verdediging van het begrip “morphe” als een uiterlijke zaak. We vertalen het niet maar geven wel enkele opmerkingen na het citaat. “Job 4:16 LXX: “I arose and percieved it not: I looked, and there was no form[morphe]before my eye: but I only heard a breath and a voice.” Isaiah 44:13 LXX: “The artificer having chosen a piece of wood, marks it out with a rule, and fits it with glue, and makes it as the form[morphe in the accusative]of a man.” Daniel 5:6,9,10; 7:28LXX: “Then the kings countenance[morphe]was changed(...)And king Baltasar was troubled, and his countenance[morphe]changed upon him(...)O King, live forever: let not thy thoughts trouble thee, and let not thy countenance[morphe]be changed(...)As for me Daniel, my thoughts greatly troubled me, and my countenance[morphe]was changed.” Mark 9:2 “Accordingly six days later Jesus took Peter and James and John along, and brought them up into a lofty mountain to themselves alone, and he was transfigured[metemorphothe from metamorphoo “to change the external form”; The Analytical Greek Lexicon, p.266. morphote from morphoo from which comes morphe] before them.” So Barclay reads at Mark 9:2 “His appearance changed.” -compare An American Translation, Rotherham.The above lexicon quoted defines “morphe” as “morhpe(...)form Mar. 16:22: Phil.2:6,7(...)morphoo(...)to give shape to, to mould, fashion,Gal.4:19”-p.273. Bauer, Arndt and Gingrich- “mophe(...)form, outward appearence, shape generally, of bodily form(...)Of the pre-existent Christ(...)although he was in the form of God.”-p.530.”

Enkele teksten uit de Septuaginta zouden een vergelijk “morphè” als een uiterlijke zaak bevestigen en een andere betekenis bijna uitsluiten. Het zijn Job 4:17 / Jes.44:13 / Daniël 5:6,9,10 / 7:28. Toch moeten we dit opmerken; je kunt met de Septuaginta meerdere wegen bewandelen, pas dus op! 4.6 BESTAAN IN GODS GEDAANTE, SLAAFGEDAANTE AANGENOMEN

Sommigen zeggen dat toen Christus de slaafgedaante aannam zijn “bestaan in Gods gedaante” is opgehouden (vb. Bavinck / Clark). Dit leren ook de mensen van de WT maar dan in

Page 194: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 194

zijn meest extreme vorm. H. Bavinck en Clark bedoelen iets gans anders dan wat de WT leert. Wat de WT zegt is niet waar. Zo zoekt men deze leer te substantiëren door te verwijzen naar het Griekse “huparchoon” in Phil.2:6. Een woord dat de NWV vertaalt als “bestond.” En de eerste indruk is dat de gedaante Gods in Christus ophield bij zijn menswording. Een studie van “huparchoon” laat zulke uitleg echter niet toe. We willen eerst opmerken dat “huparchoon” niets te maken heeft met het werkwoord “zijn” (Grieks = eimi) maar met “huparchoo.” Dat zegt vele lezers niets. Maar het komt hierop neer dat een werkwoord in die vorm weergeeft dat de werking aan gang is maar niet wil zeggen dat de voorgaande functie ophoud te bestaan. Norman H. Young heeft in zijn artikel ‘An aristophanic contrast to Philippians 2:6-7’, in New Testament Studies, deel 45 (1999), blz.153-155 weergegeven dat de Griekse goden hebzuchtig waren en niet barmhartig. Deze gedachte staat in sterk contrast met Philippenzen 2:6. Zo is en zal de Christus niet zijn.

Toen de Logos (Paulus zegt Jezus Christus) zichzelf ontledigde, (bij de menswording) heeft hij de gestalte van een dienstknecht = slaaf aangenomen. Maar dat wil niet zeggen dat de gestalte Gods is opgehouden te bestaan. Het werkwoord “huparchoon” in Phil.2:6 weerlegt zoiets totaal. Het gebruik van “huparchoon” in andere teksten zal dat onmiddellijk duidelijk maken.

Jozef, die een lid van het Sanhedrin was (huparchoon) ging naar Pilatus (Luc.23:50-52). Daarna was hij nog altijd een lid van het Sanhedrin.

David schreef over de opstanding (Hand.2:30,31), omdat hij een profeet was (huparchoon). Na die profetie was David nog steeds profeet.

Titus was (huparchoon) zéér toegewijd volgens 2 Cor.8:16,17 maar was nog even toegewijd daarna.

Als laatste voorbeeld dan 2 Cor.12:16 waar Paulus nogal ironisch schrijft: “Niettemin zegt gij dat ik sluw was (huparchoon) en u door slinksheid heb gevangen.” Het sluw zijn van Paulus wil zeggen “weloverdacht” en dat Paulus dit na zijn briefschrijven nog steeds was zal wel duidelijk zijn. (Zie ook Luc.16:14,23 / Hand.3:2 / Gal.1:14 et cetera.) En zo is ook de betekenis van “huparchoon” in Phil.2:6. De Logos was of bestond (huparchoon) in de morphè van God (de eigenschappen van God waren Zijn deel) maar was dit nog steeds ná zijn handeling die hierop volgde. Na zijn ontlediging was of bestond (huparchoon) deze “gedaante Gods” nog steeds maar dan in de gedaante (eigenschappen) van een dienaar. Hier 3 citaten hierover bij wat we zeggen.

“Maar huparchon betekent niet alleen “zijn”, maar “zijn en dat daarna ook nog zijn” want het is een onvolmaakt deelwoord, dat verdere actie impliceert (duratief is de moderne technische term) in verleden tijd en onvolledig of nog doorgaande met betrekking tot het bedoelde tijdstip. Dus, om twee of drie van de bovenstaande passages te onderzoeken, Jozef van Arimathea bleek nog een wethouder te zijn toen hij vroeg nar het lichaam van Jezus (Lucas 23:50.), en David daarna nog een profeet (Handelingen 2:30.) nadat hij “sprak van de opstanding van de Christus.” Nogmaals, om een voorbeeld te nemen uit de eigen geschriften van Paulus, Titus heeft niet opgehouden “ijverig” te zijn toen hij de Corinthiërs bezocht (2 Corinthiërs 8:17). In Philippenzen 2:6 (en verschillende andere

Page 195: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 195

passages) is het effect van de duratieve imperfect eerder benadrukt in tegenstelling tot de volgende aoristussen die een tijdelijke toestand aangeven. Om deze reden geven veel geleerden hier de voorkeur voor “bestond” als de weergave van “os huparchon.” Christus bleef in de vorm van God toen Hij Zichzelf ontledigde en de gestalte van een dienstknecht nam.” (in hayespress.org/biblehelps-1933-50)

^^^^^^“Philippenzen 2:6 leest als volgt: “die zich bevond in de vorm (morphe; NIV “nature “) van God ....” Opvallend is dat het woord “zijn” (huparchon) het blijven of bestaande aanduidt. Huparchon is een tegenwoordig actief deelwoord, wat aangeeft dat Jezus altijd in de aard of de substantie van God bestond of inherent bezat (vgl. Hebr. 1:3). En dat in tegenstelling tot het overwicht van tekstuele ondersteuning die de eeuwigheid van het Woord als de eeuwige God aanduidt, los van God de Vader, wat fel wordt ontkend door vrijwel alle niet-christelijke sekten.” (In christiandefense.org/mor_christians.htm)

^^^^^^“In Philippenzen 2:6, sprak Paulus van Christus als “bestaande in de vorm van God ....” De term “bestaande” is geen verleden tijdvorm. Het vertaalt het Griekse woord huparchon, een tegenwoordige tijd deelwoord. De tegenwoordige tijd blijkt dat de verlosser bestaat, in de “gestalte van God”, als een duurzame manier van zijn, niet een wijze die werd onderbroken door de incarnatie. A.T. Robertson heeft aandacht gevraagd voor het verschil tussen de tegenwoordige tijd, huparchon (aanduiding “eeuwig bestaan in de morphe [vorm] van God”), en van het ‘worden’ (aoristus tijd) van de Heer, in de gelijkenis van de mens (1931, 4:445). Er was een tijd dat de tweede Persoon van de Godheid niet bestond als mens: maar er is nog nooit een tijd geweest waarin Hij niet in “de vorm van God” was. W. E. Vine merkte op dat deze grammaticale vorm wijst naar “een bestaan of conditie zowel voorafgaand aan de genoemde omstandigheden maar die nadien voortgezet worden” (1991, blz.279). Een andere geleerde heeft opgemerkt dat het woord uitdrukt “voortzetting van een vorige staat [“antecedent state” zegt de schrijver] of conditie” (Abbott-Smith, 1923, blz.457). Hendriksen was volkomen juist toen hij vroeg: “[van] wat deed Christus afstand? Zeker niet van zijn bestaan ‘in de gestalte van God’” (1962, p. 106). Wuest versterkt de tegenwoordige tijd vorm van het deelwoord door te suggereren dat Jezus “altijd is geweest en op dit moment nog steeds bestaat” in de vorm van God (1961, blz.462). Het is niet nodig om extra voorbeelden te vermenigvuldigen. In tegenstelling tot het bewijs, echter, heeft men beweerd dat terwijl Christus bestond in de gestalte van God voor de incarnatie, Hij zich ontdaan van die status, terwijl Hij op aarde was. Ten slotte steeds volgens deze theorie, hervat Jezus de vorm-van-God natuur wanneer Hij terug keerde naar de hemel. Er is geen Bijbelse ondersteuning voor dit concept, dat het expliciete getuigenis van de Schrift schendt.” (Van Wayne Jackson, christiancourier.com/articles/59-did-jesus-christ-exist-in-the-form-of-god-on-earth)

Het gebruik van “huparchoon” in Phil.2:6 geeft dan duidelijk te kennen dat de gestalte Gods + de gestalte van een mens de eerste niet heeft vernietigd. De menswording van de Logos is zondermeer een “godsopenbaring”.

Page 196: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 196

Voor wie een Grieks Interlineaire vertaling heeft is de letterlijke betekenis in Phil.2:6 de volgende (we gebruiken de ‘Kingdom Interlinear Translation’, 1985, uitg. ‘DE WACHTTOREN’):

“En morphe theou huparchoon”

“in form of God existing” (woordvertaling door ‘DE WACHTTOREN’) “ in vorm van God bestaande” (onze vertaling van het vorige) Daarom kan Paulus over de menswording spreken als over een “openbaring” (1 Tim.3:16) of een “verschijning” (2 Tim.1:10 / Tit.3:4) van onze Heiland en God. Op basis van de Latijnse Bijbeltekst spraken de Westerse Kerkvaders over een “incorporatio” (= met het lichaam) volgens Heb.10:5 en de Oosterlingen over een “epilepsis” (= aannemen of vasthouden) gebaseerd op Heb.2:16.

Gezien de belangrijkheid van dit argument geven we de drie teksten in hun geheel weer. 1 Tim.3:16: “En buiten twijfel, groot is het geheimenis der godsvrucht: Die Zich geopenbaard heeft in het vlees, is gerechtvaardigd door de Geest, is verschenen aan de engelen, is verkondigd onder de heidenen, geloofd in de wereld, opgenomen in heerlijkheid”. 2 Tim.1:10: “doch die nu geopenbaard is door de verschijning van onze Heiland, Christus Jezus, die de dood van zijn kracht heeft beroofd en onver- gankelijk leven aan het licht gebracht heeft door het evangelie”. Tit.3:4: “Maar toen de goedertierenheid en mensenliefde van onze Heiland (en) God verscheen,”

    Bij dat “hos en morphe theou huparchon” passen al deze teksten: Jes.7:14 / Jes.8:8 / Jes.9:6 / Jer.23:6 / Mic.5:2 / Mat.1:23 / Joh.1:1 / Joh.1:2 / Joh.1:18 / Joh.17:5 / Rom.9:5 / 2 Cor.4:4 / Col.1:15 / Col.1:16 / 1Tim.1:17 / 1Tim.3:16 / Titus 2:13 / Heb.1:1 / Heb.1:3 / Heb.1:6 / Heb.1:8 / Heb.13:8

Voor wie géén voorbestaan van Christus aanneemt is dit voorgaande allemaal zinloos.

M.a.w. de leer van Paulus is dat Christus bij zijn ontlediging de vroegere bestaanswijze aanhield. Dat Hij bleef wat Hij eens was. De Heer is God en nam de gedaante van een slaaf aan. Dat aannemen is degelijk een toevoegen. Het is God + Mens en niet God - God (ontledigen) + Mens = Mens (zie o.a. W. E. Vine, deel 2, blz.60). WANT DE INCARNATIE IS EN BLIJFT NOG STEEDS EEN “EPIPHANEIA”, EEN GODSOPENBARING (JOH.1:1-18 / 1 TIM.3:16). Karl Barth zegt dan ook: “God blijft God, ook in zijn vernedering” (‘Kirchliche Dogmatik’, deel 4, blz.196). Zie vooral voor de betekenis van “huparchoon” het proefschrift van J.J. Müller, ‘Die Kenosisleer in die Kristologie sedert die Reformasie’, J. Muusses Purmerend, 1931, blz.96-98.

Page 197: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 197

Vergelijk bijvoorbeeld A.B. Bruce, ‘The humiliation of Christ’, A.C. Armstrong & Son, 1899, blz.17-23,359-367. En Greydanus (in zijn commentaar) geeft als betekenis van huparchoon: “zegt meer dan “een”, en doelt krachtens zijn stamwoord “archè” op een oorspronkelijk zijn, een zijn van origine of van natuur.” Anders verklaren - zoals de WT - kan men slechts door de betekenis van “huparchoon” te negeren.

R. Furuli, de Jehovah Getuige die in een lijvige publicatie zijn WT-Genootschap verdedigd, komt na een lange uiteenzetting van Philippenzen 2:6 (volgens de Nieuwe Wereldvertaling) tot de volgende conclusie: “We moeten concluderen dat het (de NWV-vertaling) is gebaseerd op betrouwbaar, taalkundig bewijsmateriaal en het kan niet als bevooroordeeld bestempeld worden. We hebben gezien dat het taalkundige bewijs niet beslissend is, dus theologie (dus gezien verzen 8-10 en wat in de rest van de Bijbel staat) moet een belangrijke rol spelen in de keuze van de vertalers. En de NWV-vertalers hebben duidelijk hun theologie op een gerechtvaardigde manier gebruikt” (blz.275, wij onderstrepen). Onze theologie is dat “huparchoon” te maken heeft met het behoud van de goddelijkheid van de Logos toen Hij mens werd. Een andere uitleg is niet mogelijk en zo zijn R. Furuli en de Wachttoren in een door hen voorafgaande cirkelredenering beland: Christus is slechts mens. Dat zegt Paulus niet in deze tekst maar wil juist het tegendeel bewijzen.

Laat u zich maar enthousiasmeren door die Jezus en neem een voorbeeld aan de eerste volgelingen van de man van Nazaret. De schare die komt luisteren naar Jezus heeft het onderscheid gemaakt: “Wat is dit? Een nieuwe leer met gezag!” (Marc.1:27). Wat is zijn leer? Vooreerst toch dat Hij spreekt als gezaghebbende, en niet als de Schriftgeleerden (Marc.1:22). En daarenboven, Jezus heelt ook daadwerkelijk en heeft gezag ook over de boze geesten (Marc.1:27b). Het nieuwste in dit is dan hoe Jezus tollenaars en zondaars opzoekt. Hij is HUN leraar en arts. Hij eet en drinkt met hen (Lucas 5:31). Sinds de profeten van ouds was dit niet meer gebeurd. Laat u zich maar enthousiasmeren door die Jezus en neem een voorbeeld aan de eerste volgelingen van de man van Nazaret. Hij was hun Heer en God en moest op dezelfde wijze geëerd worden als de Vader. Hoe dat kan: zie hoofdstuk tien.

Ter illustratie van dit gedeelte. Een koning die zijn kroon afzet en alles wat hem moet onderscheiden in zijn functie van andere mensen, blijft nog steeds koning bij die daad. Zo kan de Logos zijn Koninklijke waardigheid afleggen en nog steeds God blijven. Anders gezegd; God die de hemel en aarde vult (Jer.23:23,25) kan zich ook beperken tot één welbepaalde locatie in de hemel (Opb.5:7). De Logos lokaliseert zich in de persoon van één mens, in Jezus van Nazareth!

4.7 INBEZITNEMING OF BEHOUDEN?

Komen we toch nog eens terug naar vers 5. Dit vers geeft de overgang aan tussen de verzen 2-4 en 6-11. Zo is dit gedeelte (in werkelijkheid een loflied) in zijn context een aansporing tot gedragswijziging. De NWV vertaalt Phil.2:5,6 als: “Bewaart die geestesgesteldheid in u welke ook in Christus Jezus was, die alhoewel hij in Gods gedaante bestond (en morphè theou huparchoon), geen inbezitneming (harpagmos) heeft overwogen, namelijk om aan God gelijk te

Page 198: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 198

zijn.” Er zijn meerdere vertalingen die gedeeltelijk overeenstemmen met de NWV. Zoals de volgende: American Translation: “Heb dezelfde houding welke Jezus Christus had. Hoewel hij de aard van God had, greep (harpagmos) hij niet naar gelijkheid aan God.” Emphatic Diaglott: “Laat deze gezindheid in u zijn, welke ook in Christus Jezus was, die, alhoewel hij in Gods gedaante bestond, geen aanmatiging (harpagmos) overwoog om als God te zijn.” New American Bible: “Uw houding moet als die van Christus zijn: Hoewel hij in Gods gedaante bestond, achtte hij gelijkheid aan God niet iets dat gegrepen (harpagmos) moest worden.” Weymouth: “De houding die gij zou moeten hebben, is degene die Christus Jezus had. Hij had altijd de aard van God. Toch dacht hij niet dat hij met geweld (harpagmos) moest proberen gelijk aan God te worden.” En nog enkele andere vertalingen: American Standard Version: “die, bestaand in de gedaante van God, het gelijk zijn aan God niet achtte als iets om te grijpen.”Das Neue Testament, herziene uitgave, door Friedrich Pfäfflin: “Hij - waarlijk van goddelijke natuur! - heeft zich nooit zelfverzekerd aan God gelijk gemaakt.”Het Nieuwe Testament van H. Bakels: “die, hoewel in de gestaltenis Gods zijnde, er toch niet aan dacht de gelijkheid-aan-God als een roof naar zich toe te halen.”La Bibbia Concordata: “die, hoewel hij in de gedaante van God was, het Gode gelijk zijn niet beschouwde als iets wat hij zich hebzuchtig moest toeëigenen.” Leidschevertaling: “die, hoewel hij Gods gestalte had, er niet aan dacht de gelijkheid met God door roof zich toe te eigenen.”Revised Standard Version: “die, hoewel hij in Gods gedaante was, gelijkheid aan God niet als iets achtte om te grijpen.”Todays English Version: “Hij had altijd de natuur van God, maar meende niet dat hij moest proberen met geweld aan God gelijk te worden.”

Een moeilijk woord: harpagmos

Met het zelfgenoegen van een kip die een gouden ei gelegd heeft zegt de WT steunende op hun vertaling, dat men hier onweerlegbaar bewijs heeft dat de Logos, hoewel in Gods gedaante, niet aan God gelijk was. Nu moet men bedenken dat gans hun uitleg valt of staat bij één woord in deze tekst namelijk “harpagmos” wat ze vertalen als “inbezitneming.” Dat éne woord is uniek in het NT want het wordt slechts hier in Phil.2:6 gebruikt. Het is onbekend in de LXX en zelfs de Griekse klassieken gebruikten het zeer schaars (H. Cremer blz.649,650). Het woord kan naargelang iemands theologische achtergrond 3 betekenissen hebben. De eerste is deze van de WT. “Harpagmos” heeft voor hen een actieve betekenis en zou daarom moeten vertaald worden als inbezitneming of roof. Het Griekse werkwoord waaruit “harpagmos” afgeleid is heeft echter een dubbele betekenis. De eerste betekenis van “harpazoo” is grijpen, begerig, vasthouden enz. (Mat.11:12). In zijn tweede betekenis van onrechtmatig in bezit nemen of roven komt het woord voor in o.a. Mat.12:29 / Joh.10:12,28,29. We moeten dat duidelijk maken om geen verkeerde conclusies te maken. Dit Bijbelgedeelte heeft al onze aandacht waard.

Page 199: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 199

Ralph Martin schreef in 1959 het volgende: “Heeft het geen roof geacht is één vertaling van het sleutelwoord 'harpagmos' wat actief vertaald kan worden zoals in Authorised Version (AV) of in actieve vorm als in Revised Version (RV): 'rekende het niet als prijs om gelijk te zijn aan God'. Beide versies zijn taalwetenschappelijk gezien mogelijk. De echte moeilijkheid zit hem echter in de vraag: Betekent het dat Christus gelijk aan God was, maar dat Hij daar afstand van deed door mens te worden, óf dat Hij gelijkheid aan God door aanmatiging had kunnen grijpen, maar weigerde dat te doen en in plaats daarvan zich bij de wil van God aan te sluiten wat incarnatie en sterven aan een kruis betekende?

Ook hier geldt, wanneer de sleutel van de tekst in de parallel tussen de eerste en laatste Adam ligt, heeft het laatsgenoemde alternatief de voorkeur; en dit is de algemeen heersende moderne opvatting. Stauffer is ervan overtuigd dat deze opvatting definitief gesetteld is: 'De oude strijd om het woord 'harpagmos' is over: gelijkheid aan God is geen res rapta…een positie welke de voormenselijk Christus had en opgaf, maar het is een res rapienda…een mogelijkheid tot voordeel, welke hij verwierp.' Onze vertaling van Ralph Martin The Epistle of Paul to the Philippians: An Introduction and Commentary, Tyndale Press, 1959, blz 97,98. U begrijpt dat de mensen van de Wachttoren daar zullen achterstaan, de Logos (later Jezus) is volgens deze uitleg niet gelijk aan God.

In deze lijst, staan aanhalingen van teksten waarin het woord ‘harpazo’ (daarvan is ‘harpagmos’ afgeleid) is gebruikt.

Mattheüs 11:12 in de vertaling van Barclay: “Het was in de dagen van Johannes de Doper dat eer nieuwe situatie ontstond een situatie die nog steeds bestaat waarin het koninkrijk der hemelen geweld wordt aangedaan en waarin degenen die het geweld aan doen, grijpen ernaar (harpazo).”

Mattheüs 12:29 in de vertaling van C.B.Williams: “Of, hoe kan iemand in het huis van een reusachtige komen en zijn spullen wegvoeren (harpazo), tenzij hij de reusachtige eerst bindt?”

Mattheüs 13:19 in de vertaling van New Revised Standard Version: “Wanneer iemand het woord van het koninkrijk hoort en het niet begrijpt, komt de slechte en grist weg (harpazo) wat in het hart is gezaaid”

Johannes 6:15 in de vertaling van New International Version: “Jezus wist dat ze zouden komen en hem met geweld (harpazo) koning te maken, trol zich weer alleen terug op een berg.”

Johannes 10:12 in de vertaling van Today’s English Version: “Wanneer de huurling, die geen herder is en geen eigenaar van de schapen is, een wolf ziet komen, laat hij de schapen alleen en rent weg; zodat de wolf de schapen grijpt (harpazo)en ze verstrooit.”

Johannes 10:28 in de vertaling van Revised English Bible: “Ik geef ze eeuwig leven en ze zullen nooit vergaan; niemand zal ze ooit uit mijn bezorgdheid wegrukken (harpazo).”

Page 200: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 200

Johannes 10:29 in de vertaling van The Complete Gospels: “Wat mijn Vader me gegeven heeft, is het grootste van alles, en niemand kan het van de Vader wegrukken (harpazo).”

Handelingen 8:39 in de vertaling van New American Standard Version: “En toen ze uit het water omhoog kwamen, pakte (harpazo) de Geest van God Filippus weg; en de eunuch zag hem niet meer.”

Handelingen 23:10 in de vertaling van New American Standard Version. “En toen er een grote onenigheid ontstond, was de gezagvoerder bang dat ze Paulus in stukken zouden scheuren en hij gaf de troepen opdracht om erheen te gaan en hem weg te rukken (harpazo) en hem in de barakken te brengen.”

Judas 23 in de vertaling van R.A.Knox: “Anderen moeten door u uit het vuur getrokken worden (harpazo) en ze redden.”

Openbaring 12:5 in de vertaling van New American Standard Version: “En zij baarde een zoon, een mannelijk kind, die de natiën zal wijden met een ijzeren staf; en haar kind werd weggegrist (harpazo) tot God en tot Zijn troon.”

Het is goed om R. Furuli, de verdediger van de Wachttorenvertaling hier te citeren: “Wanneer een zelfstandig naamwoord, eindigend op -mos, is afgeleid van een werkwoord, wordt het een zelfstandig naamwoord dat de activiteit van een werkwoord weergeeft. Daarom betekent 'harpagmos' 'de activiteit van het grijpen' afgeleid van 'harpazo' ('grijpen'). Foersters geeft dit als de enige betekenis van 'harpagmos' in de voor-Christelijke geschriften. (W. Foerster, 'harpagmos', Theological Dictionary of the New Testament, blz. 473-474.) Hij vertelt ons echter ook dat naar mate de tijd vorderde de zin van het woord iets is gewijzigd, namelijk gelijk aan het verwante woord 'harpagma' dat “wat gegrepen is” betekent (buit). Deze passieve of statische betekenis is echter van later tijd. De hiervoor genoemde bron citeert de ‘Homilies of the Church Father Chrysostom’, uit de vierde eeuw GT als bewijs. Hij kan natuurlijk beïnvloed zijn door de drie-enige gedachten uit zijn tijd. “Materiaal dat suggereert dat de betekenis iets anders is dan “grijpen” is dun gezaaid en moderne autoriteiten zijn verdeeld. [R.P.] Martin (Carmen Christi: Philippians 2:5-11 in Recent Interpretations and in the Setting of Early Christian Worship. Herziene versie 1983, blz.134) schreef dat de betekenis “roof” “zo goed als onmogelijk” is in de context van Filippenzen. Veel geleerden prefereren echter de passieve interpretatie als een “gegrepen iets”, maar vanuit het lexicografische oogpunt bezien is er een duidelijke voorkeur voor de betekenis als “een grijpen” in de eerste eeuw GT; volgens Collange (The Epistle of Saint Paul to the Philippians 2:5-11, 1979, blz. 99) “buit” is een “uitzonderlijke interpretatie”“ (Furuli, The Role of Theology and Bias in Bible Translation: With a Special Look at the New World Translation of Jehovah’s Witnesses, Elihu Books, 1999, blz.263,264, wij onderstrepen). Geeft R. Furuli hier niet schoorvoetend toe: “Veel geleerden prefereren echter de passieve interpretatie als een “gegrepen iets.” Toch niet omdat het alleen past in hun drieëenheidsleer? Die mensen kennen ook Grieks en hebben redenen die Furuli verzwijgt. Je kunt vanuit een woord dat kerkvaders omzeggens niet gebruiken toch geen conclusies trekken zoals Jehovah’s Getuigen doen. Arndt en Gingrich (blz.108) geven te kennen dat roof in Phil.2:6 een verkeerde vertaling is om reden dat de status van het Gode gelijk zijn onmogelijk aan een handeling van roof gelijk

Page 201: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 201

gesteld kan worden. Vergelijk Thayer blz.74 of W. E. Vine deel 3 blz.215 of het commentaar van Lenski bij deze tekst. Op zichzelf geeft ook de algemene tendens in het Grieks om een actief substantief te laten eindigen op “-mos” geen aanwijzing voor de vertaling van de WT gezien de vele uitzonderingen. Zo spreekt men over “bdelugma” of “bdelugmos” (Grieks voor verwoesting) “phragmos” of “phragma” (Grieks voor hek of afspanning) en zo voort, zonder betekenisverandering. Dit sprak zo voor zichzelf dat er dan ook geen enkele van de Griekse kerkvaders “harpagmos” ooit in actieve zin heeft verklaard. Ook de Arianen (de Jehovah’s Getuigen uit de 4de eeuw) zagen het woord steeds in passieve zin. Ook dat verzwijgt R. Furuli te vernoemen. En zie ook a.u.b. de commentaren van Baljon / Lightfoot / H. Alford.

De LXX heeft het Grieks “harpagma”, dat volgens deze regel passief zou zijn toch enkele malen een actieve betekenis (Ps.61:11 / Jes.61:8). A. T. Robertson zegt in Word Pictures, deel 4, blz.444 dat de enkele voorbeelden uit het klassieke Grieks (Plutarchus e.a.) ons toelaten te besluiten dat “harpagmos” en “harpagma” gelijk zijn.

Het is echter ook mogelijk om “harpagmos” in actieve zin te lezen maar dan niet in de zin van Jehovah’s Getuigen. Indien we de roof als een toekomstig goed zien - de verhoging en het schenken van de naam boven alle naam volgens Phil.2:9 - dan is deze uitleg mogelijk. In deze betekenis komt het sterven van Christus op de voorgrond, het is geordineerd vóór de grondlegging der wereld. Christus wil dit niet wederrechterlijk aan zich toeëigenen (roven) maar verwerven door de daad (Zijn dood) en gehoorzaamheid aan de Vader. De tweede betekenis ziet het woord in passieve zin. In dit geval heeft men een zin als volgt: “die, alhoewel hij in Gods gedaante bestond, zijn gelijk zijn aan God niet als een goed (of prijs) beschouwde, maar hij heeft zichzelf ontledigd” enz. Gezien de context heeft deze vertaling een veel betere betekenis dan de voorgaande uitleg. Paulus spreekt hier over de geestesgesteldheid van Christus die wij als christenen moeten volgen. Namelijk dat zelfs indien we een bepaalde positie hebben in de wereld of de christelijke gemeente onze gesteldheid deze van een dienaar moet zijn, ook indien we ons dienen te ontledigen van die positie. Dit is een beginsel op verscheidene plaatsen beschreven in de Bijbel (vb. Gal.5:13). (Deze uitleg wordt gegeven door alle grote Griekse en Latijnse Kerkvaders.)

Een van de belangrijkste studies in dit verband is van de hand van J. Carmignac. Langs lexicografische weg komt hij tot de conclusie dat het negatieve moet gebonden worden aan het naamwoord en niet met het werkwoord. Het negatieve “niet” (oukh) gaat met “roof” (harpagmon) en NIET met “heeft geacht” (hègèsato). De betekenis is dan: “Hij dacht het Gode gelijk zijn een niet roven te zijn” nl. het was zijn onbetwist recht. (Zie ‘L’ importance de la place d’une négation (Phil.2:6)’ in NTS / janvier 1972, blz.131-166).

De derde betekenis van “harpagmos” is vrij recent. Deze was in 1915 gegeven door de exegeet P. Florrensky van de Grieks Orthodoxe kerk. Bekendheid heeft deze uitleg gekregen in 1966 door de Deense taalgeleerde L. Hammerich. Het was aan beide personen namelijk opgevallen dat het werkwoord waaruit “harpagmos” is afgeleid (harpazoo) in verscheidene Bijbelteksten alleen maar vertaald kan worden als “wegrukken” (Hand.8:39 / 23:10 / 2 Cor.12:2-4 / 1 Thes.4:17 / Opb.12:5).

Page 202: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 202

Hieruit afgeleid zou “harpagmos” de betekenis krijgen van “weggerukt zijn”. De Nederlandse vertaling zou volgens Hammerich zelf dan zijn: “Laat die gezindheid in u zijn, welke ook in Christus Jezus was, zolang hij in Gods vorm was, achtte hij het Gode gelijk zijn niet als een weggerukt zijn, maar hij zelf vernederde zich (...) .” De bedoeling van de tekst is dan dat Christus niet naar de hemel moest weggerukt worden om bij God te zijn want Hij was zelf met God in de gedaante Gods. Dat de uitleg van de WT fout is spreekt voor zichzelf. Die is in strijd met de context en de leer over Christus in de rest van de Schrift. Maar of de tweede of derde uitleg de juiste is laten we in het midden. Beiden zijn begrijpelijk en doen recht aan datgene wat Paulus ons heeft te zeggen.

4.8 AAN GOD GELIJK

De Griekse uitdrukking “to einai isa Theo” wat men vertaald als “aan God gelijk zijn” heeft niets te maken, zoals de WT denkt, met de essentie of natuur van God. Dat was beschreven in de “morphè” van God. Het woord “gelijk” wijst al in deze richting. Het adjectief (bijvoeglijk naamwoord) staat in deze tekst in de neutrale meervoudsvorm (“isa”). Waar de natuur van God beschreven wordt gebruikt de Griekse tekst “isos” zoals in Joh.5:18. De Logos is volledig God, de mens Jezus is volledig mens en tegelijkertijd God. Daarom dan ook het begrip “isa” verderop.

Laten we hierbij niet vergeten dat Joh.5:18 de woorden zijn van Johannes en niet van de Joden zelf. Het is Johannes die zegt dat Christus aan God gelijk is (zie verder vers 23). En de TDNT merkt hierbij op: “gelijkheid in waardigheid, wil en natuur” (deel 3 blz.353). M.a.w. Christus is gelijk in rang of toestand aan de Vader, beide Schepper, beiden Koning enz. Raar is het ook dat Jehovah’s Getuigen bij de bespreking van dit vers altijd stoppen waar het belangrijk wordt. In het vers 19 staat namelijk: “Jezus dan antwoordde en zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: de Zoon kan niets van zichzelf doen, tenzij Hij de Vader dat ziet doen; want zo wat Hij doet, dat doet ook de Zoon desgelijks” (Statenvertaling versie 1977). Stel dat Christus niet gelijk is aan de Vader dan zijn dit woorden van een ketter en grootspreker. Naar zulke mensen hoef je niet te luisteren. Later wanneer Jezus voor Pilatus staat, beschuldigen de aanwezige Joden de Heer ervan: “zichzelf Gods Zoon gemaakt” te hebben en dat kan niet volgens hun wet (Joh. 19:7, wij onderstrepen). Over Joh.5:18 heeft John Gill een mooi commentaar en zie ook Calvijn, Institutie, I, 13. Christus is de “eigen Zoon” van de Vader volgens Romeinen 8:32. Zo is er maar één!

Het gelijk aan God zijn in Phil.2:6 heeft daarom te maken met de manifestatie of staat van God. De beste Bijbelse illustratie hiervoor is wel 2 Cor.8:9 waar beschreven staat dat de Christus rijk was in zijn vóórbestaan maar arm is geworden om onzentwil. En rijk of arm zijn verandert niets aan de essentie van Christus of God. Het is een toestand die God zelf in zijn wezen of natuur niet aantast. (Zie o.a. naar Thayer blz.307 / Arndt & Gingrich blz.381 / W. E. Vine deel 2 blz.32.)

J.J. Müller merkt daarom op dat in het begrip “morphè theou” het bestaanswezen van God beschreven ligt maar in “to einai isa Theou” de bestaans- of existentiewijze (blz.100,101) E.H. Gifford, door Müller aangehaald spreekt over de verschijningsvormen van het Goddelijk wezen, waarbij we dan moeten denken aan “epiphaniën” vóór de menswording.

Page 203: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 203

4.9 ONTLEDIGD VAN WAT?

De WT is er positief van overtuigd dat de ontleding van Christus wil betekenen: het ophouden van de “morphè” van God waarin Hij bestond. We hebben er op gewezen dat indien dit het geval is men aan het woord “bestaan” (het Grieks begrip “huparchoon”) een betekenis geeft die onwetenschappelijk is. Verder zou het volgens deze uitlegging niet meer mogelijk zijn dat Christus spreekt over zijn vóórbestaan.

De lexicograaf Bauer zegt over het Griekse kenooo: 1. ‘Er entaüßerte sich selbst. Berauben, entbloßen, entleeren.’ Wanneer we het Grieks werkwoord “kenooo” (ontledigen, leeg maken enz.) nagaan zien we dat er nog vier andere teksten zijn in het NT waar het begrip gebruikt is. In de meeste gevallen heeft het te maken met een slecht of verkeerd iets. Hier zijn ze:Rom.4:14 SV77: “Want indien zij, die uit de wet zijn, erfgenamen zijn, zo is het geloof ijdel geworden, en de beloftenis te niet gedaan.”1 Cor.1:17 SV77: “Want Christus heeft mij niet gezonden, om te dopen, maar om het Evangelie te verkondigen; niet met wijsheid van woorden, opdat het kruis van Christus niet verijdeld wordt.” 1 Cor.9:15 SV77: “Maar ik heb geen van deze dingen gebruikt. En ik heb dit niet geschreven, opdat het alzo aan mij geschieden zou; want het ware mij beter te sterven, dan dat iemand deze mijn roem zou ijdel maken.” 2 Cor.9:3 SV77: “Maar ik heb deze broeders gezonden, opdat onze roem, die wij over u hebben, niet ijdel gemaakt zou worden in dezen dele; opdat (gelijk ik gezegd heb) gij bereid moogt zijn.”Let er op: het woord is altijd gebruikt in een metaforische betekenis en nooit letterlijk. In géén geval is het zoals men het soms beschrijft, het ledigen van de inhoud zoals van een fles. J. J. Müller zegt het woord te gebruiken bij gebrek aan een beter woord.

Het spreekt voor zichzelf dat dit negatieve aspect niet het geval is met de ontlediging van Christus. IN ZIJN SLECHTE BETEKENIS HEEFT “KENOOO” OOK NIETS TE MAKEN MET HET OPHOUDEN OF VERNIETIGD WORDEN VAN DATGENE WAAROVER SPRAKE IS. Zo spreekt Rom.4:14 over het leeg gemaakt zijn van geloof en 1 Cor.1:17 van ontledigen van het kruis. Dat we het kruis (symbolische taal voor het offer van Christus) niet kunnen doen ophouden spreekt voor zichzelf. De NWV vertaalt Rom.4:14 daarom ook zelf als het “nutteloos” gemaakt worden van geloof. Ontledigen wil dus zoveel zeggen als het laten ophouden van een functie van iets. Het impliceert niet het compleet vernietigd worden van datgene waarover sprake is. Zo ook is de “gedaante Gods” wanneer Christus, zichzelf ontledigde niet vernietigd, alleen maar functioneel opgehouden werkzaam te zijn. Het is niet de morphè of gedaante Gods die ontledigd is maar de “einai isa theo” = het gelijk zijn aan God. Anders gezegd, met de menswording bestaat “de gedaante God” van de Logos nog, allen functioneert ze niet in het lichaam van Jezus.

Op wat kwam dit neer in de praktijk? Een eerste mogelijke uitleg vinden we in Joh.17:5 waar de Heer spreekt over de heerlijkheid die Hij had met zijn Vader. Het Griekse “doxa” (heerlijkheid, majesteit, glans, pracht enz.) vinden we echter ook wanneer er sprake is van het werk van Christus in zijn slaafgedaante. (Zie o.a. Joh.2:11 / 11:4,40 / 12:28-33 / 13:31.) We

Page 204: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 204

moeten het dus zo stellen dat er een heerlijkheid is voor de aardse missie van Christus. De hemelse heeft Hij afgelegd bij het aannemen van zijn mensheid (Mat.16:27 / Luc.9:32). De “doxa” waarover Joh.17:5 spreekt is daarom niet de gedaante Gods (morphè) die Christus ontbreekt, maar de “heerlijkheid” als godheid. Dát heeft Christus bij zijn menswording afgelegd, niet zijn godheid. Zie o.a. Greydanus, ‘Brief van den Apostel Paulus aan de Phillipensen’, Korte verklaring, blz.50 en Ridderbos, ‘Romeinen’, commentaar op het NT, blz.25. In dat gebeuren gaat het om de “zelfverloochening” van de Logos. Het zal de zelfverruiming zijn van de Logos in tijd en ruimte, mens-zijn.

Albert Barnes zegt in zijn commentaar hierover: “Het kan niet betekenen dat hij zich letterlijk ontdaan heeft van zijn goddelijke natuur en volmaaktheden, want zoiets is onmogelijk. Hij kon niet ophouden om almachtig te zijn en allerheiligst, waarachtig en goed.” Dit is ook de gedachte van Heb.13:8, Christus is gisteren, heden en tot in alle eeuwigheden dezelfde. Dit is ook het standpunt van vele Amerikaanse theologen waaronder A.T. Robertson in zijn ‘Word Pictures in the NT’, deel 4, blz.444 en L. Berkhof, ‘Systematic Theology’, blz.328, Contra o.a. Thomasius, Gore en zo veel anderen. Het commentaar van enkele anti-trinitariërs is dat “gisteren” in Heb.13:8 slechts betrekking heeft op de periode van de aartsvaders en Israëls verblijf in het beloofde land. Maar dat is uit die tekst niet te bewijzen, want de context (vers 7) spreekt over de tijd van de gemeente. Heb.13:8 is een uitroep om aan te geven dat er bij Christus géén ommekeer is van Zijn wezenlijke eigenschappen. Die zijn zoals Hijzelf eeuwig dezelfde.

Als tegenargument van Joh.17:5 zeggen Jehovah’s Getuigen dat de heerlijkheid die Christus had hem gegeven is “door” de Vader. Hier staat in de Griekse tekst echter niet “dia” = “door” maar “para” in de datief dat alleen als “met” vertaald mag worden. (Vb. Thayer, blz.477 / A. T. Robertson, blz.612-616) “Para” met een nadere beschrijving van een persoon zoals hier en Joh.1:40 / 4:40 / 8:38 / 14:17,23,25 geeft altijd te kennen dat er een zeer nauwe betrekking is tussen beide.

Een tweede uitleg is deze die de ontlediging als een passieve en metaforische uitdrukking ziet. In dit geval wil Paulus zeggen dat Christus door zijn vrijwillig aannemen van de slaafgedaante niet in zichzelf of voor zichzelf zijn goddelijke hoedanigheden wil gebruiken. Dat alles omdat hij als volledig mens wou zijn voor zichzelf. Dat natuurlijk niet uitsluit dat Zijn goddelijke eigenschappen niet voor anderen gebruikt konden worden; vb. vergeven van zonden, wonderen verrichten, enz. (Contra Gore, Du Plessis enz.) Vanaf dat ogenblik kan de Heer dan ook zeggen: “Ik zoek niet mijn eigen wil te doen maar de wil van deze die mij gezonden heeft” (Joh.5:30 vergelijk 5:19 / 14:24). Zijn hemelse rijkdom en heerlijkheid geeft Hij op om onder de mensen te wonen en als mens voor onze zonden te sterven. De ontlediging is het opgeven van het gebruik van Zijn goddelijke eigenschappen maar niet van het bezit ervan. (Zie DNTT, deel 1, blz.546-549.)

Een derde uitleg, nog steeds in volledige samenspraak met “huparchoon” zoals we het verklaard hebben, beschrijft K. Dijk als volgt: “Wel bleef Hij God. Alleen deed Hij niet uitblinken, wat Hij was. Hij trok en hield de openbaring van zijn goddelijke heerlijkheid in, en dat deed Hij door een omhulling over die heerlijkheid te trekken. Deze omhulling is de gestalte van een dienstknecht. Christus kwam in slavengedaante. Hij werd vlees” (‘Christelijke Encyclopedie’, deel

Page 205: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 205

4, 2de uitgave 1959, Kok, blz.192,). In dit geval heeft de Christus beide de gedaante Gods en het gelijk zijn aan God behouden bij de menswording. De “kenose” (ontlediging) is dan een verberging van de godheid in mensengedaante. Dit laatste is de Gereformeerde uitleg, de eerste de Lutherse.

4.10 WAARACHTIG MENS

Paulus omschrijft de slaaftoestand van Christus in Phil.2:8 als een zich bevinden: “in de hoedanigheid van een mens” (en homoioomati antroopoon genomenos). Het Griekse “homoiooma” is een betekenisvol woord en vertaald als gelijkenis, vorm, verschijning enz. Nu heeft dit woord in vele gevallen de betekenis van uiterlijke gelijkenis. Opb.9:7 spreekt van schorpioenen die gelijken op paarden. Indien Paulus het woord in deze betekenis gebruikt denkt hij voorzeker aan de gelijkenis van de Logos met mensen maar met zijn vóórbestaan op de eerste plaats.

Maar “homoiooma” heeft vele malen de betekenis van gelijkenis op dezelfde manier of wijze. Of anders gezegd: “morphè doulou” = innerlijke mensheid. “en homoioomati anthroopoos” = uiterlijke mensheid. Dit past ook beter in het betoog van Paulus. Christus is niet zomaar een god in mensengedaante zoals in de klassieke mythen (volgens Hand.14:11). De mensheid van Christus is even reëel als Zijn godheid. Daarom schrijft Paulus aan de gemeente in Rome dat: “God, door Zijn eigen Zoon te zenden in de gelijkenis van het zondige vlees en betreffende de zonde, de zonde in het vlees heeft veroordeeld” (Rom.8:3). In Gal.4:4 zegt hij: “God zond zijn Zoon uit een vrouw.” Nog duidelijker staat in Hebreeën over Zijn “deel hebben aan bloed en vlees” (Heb.2:14), en is er gesproken over “de dagen van zijn vlees” (Heb.5:7). Dat mens-zijn wil zeggen; alle kwaliteiten van een mens zijn aanwezig. Daarom ook de vele uitdrukkingen: Zoon des mensen, zoon van David, uit Juda gesproten enz. De Schrift spreekt ook over de Christus als; etende (Mat.11:19 / Luc.11:37), hongerig (Marc.11:12), slapende (Marc.4:38). Daarom is Hij echter niet alleen maar mens. Eén zaak is duidelijk, als mens is en blijft Christus, de Heilige en Zondeloze. Dit zijn eigenschappen die alleen van God gezegd worden (Opb.3:7 / 2 Cor.5:21 / Heb.4:15 / Joh.6:69). (Vergelijk DNTT, deel 2, blz.503-505.) Die zijn niet afgelegd in de incarnatie. Het uiteindelijk doel van God is dat Zijn Zoon sterft aan het kruis en daarom moet de Logos echt mens zijn. Gehoorzaamheid ligt hier ingeweven als een verborgen iets, het is een sterven dat aan de grondslag ligt van de incarnatie.

Het is ook van de Christus als Middelaar dat Paulus spreekt wanneer hij in 1 Cor.11:3 schrijft dat God het hoofd van Christus is. De Logos heeft een “actieve” vernedering ondergaan door mens te worden. Hij was “actief” gelijk aan God maar wil dat niet blijven vasthouden. Doet Hij dat niet, dan is er géén verlossing mogelijk. Het is voor ons dat Hij het doet en is op die wijze ook een voorbeeld voor al Zijn volgelingen. In dat lijden aan het kruis heeft Jezus “vreugde”, het straalt de wil uit van de Vader. In die dood schenkt God Zijn liefde. We kunnen dit begrijpen vanuit de gedachte in deze tekst, 1 Cor.11:3, dat de man hoofd is van de vrouw. In zeker opzicht is dit juist maar Gal.3:28 zegt ook dat er geen onderscheid van man of vrouw is voor dezen die in Christus zijn. Man en vrouw zijn beiden Mens. De Vader en de Zoon zijn beiden God. De vrouw is ondergeschikt aan de man. Christus is van het tijdstip der ontlediging af ondergeschikt aan de

Page 206: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 206

Vader. Of Christus na de verzoening en de overgave van het Koninkrijk aan de Vader nog steeds ondergeschikt is aan de Vader, maakt het NT naar onze mening niet duidelijk. Er is wel één en ander over dat onderwerp geschreven.

Schematische voorstelling van de subordinatie van Christus

(teksten onderaan) KRUIS

HEMELVAART Eeuwigheid INCARNATIE

1 ↔ 2 3 4 5 ↔ 6 Eeuwigheid

Eeuwigheid ↔ ↔ Eeuwigheid

GELIJK IN MACHT ↔ONDERGESCHIKT

1°) Johannes 1:3 “en zonder dit (Woord) is geen ding geworden dat geworden is” Colossenzen 1:16 “want in Hem zijn alle dingen geschapen (…) alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen” Hebreeën 1:8-10 “maar van de Zoon: Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid en de scepter der rechtmatigheid is de scepter van zijn koningschap. Gerechtigheid hebt Gij liefgehad en ongerechtigheid hebt Gij gehaat; daarom heeft U, o God, uw God met vreugdeolie gezalfd boven uw deelgenoten. Gij He- re, hebt in den beginne de aarde gegrondvest”

2°) Philippenzen 2:6 “die in de gestalte Gods zijnde”

3°) Johannes 14:28 “de Vader is meer dan ik” 4°) Johannes 20:17 “Ik vaar op (…) naar mijn God en uw God” 5°) 1 Corinthiërs 11:3 “het hoofd van Christus is God” 6°) 1 Corinthiërs 15:28 “wanneer alles Hem onderworpen is , zal ook de Zoon zelf zich on- derwerpen, die Hem alles onderworpen heeft”

De Griekse tekst van Phil.2:8 is in dit alles zeer duidelijk. De werkwoorden, bevonden, vernederd en geworden staan in de aoristusvorm, wat wil zeggen dat deze handelingen een begin hebben gehad. Het is een contrast met het “bestaan” van vers 6. Ook in Heb.5:8 is de aoristus gebruikt wanneer gezegd wordt dat Christus de gehoorzaamheid geleerd heeft. Er zijn een ganse reeks Bijbelteksten die laten doorschemeren dat de Christus tijdens Zijn aards bestaan ondergeschikt is aan de Vader. Dat zijn de volgende; Mat.7:21-23 / Mat.10:32 / Mat.20:23 / Mat.24:36 / Mat.26:52 / Luc.22:29 / Luc.23:46 / Joh.3.31-33 / 5:26 / 5:36-38 / 5:37 / 6:27 / 6:43(?) / 7:16 / 7:28 / 8:26 / Joh:12:49. Dat Christus de kentekens had van een mens is ook duidelijk; honger (Mat.4:2), liefde (Mat.9:36), moeheid (Joh.4:6), droefheid (Joh.11:35), dorst (Joh.19:28) en

Page 207: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 207

ook verzoekingen (Heb.4:15). Om een totaalbeeld te hebben van de Christus moet je natuurlijk ook weten dat er evenveel teksten zijn die Hem op gelijke voet zetten met Zijn Vader.

4.11 DE ROL VAN MARIA

Jehovah’s Getuigen redeneren dat Maria, de moeder van de menselijke Jezus, een eicel uit haar eigen lichaam heeft afgestaan om na bevruchting van de Logos (gereduceerd tot spermalichaam) de menselijke Jezus voort te brengen.

Men gaat zelfs zover in hun publicatie ‘Aid to bible understanding’ blz.90 te beweren dat: “daarom het geboren kind gelijkenis vertoonde met zijn Joodse moeder in enkele lichamelijke trekken.” En in ‘Inzicht in de Schrift’ deel 1, blz.1275 staat: “Aangezien er een werkelijke ontvangenis of conceptie plaatsvond, moet Jehovah God ervoor gezorgd hebben dat er een eicel in Maria”s schoot werd bevrucht. Dit werd bereikt doordat hij het leven van zijn eerstgeboren Zoon vanuit het geestenrijk naar de aarde overbracht (Ga 4:4). Alleen op die wijze kon het kind dat ten slotte werd geboren, de identiteit behouden van dezelfde persoon die in de hemel had gewoond als het Woord, en alleen op die wijze kon hij een werkelijke zoon van Maria zijn en dus een echte nakomeling van haar voorvaders Abraham, Isaäk, Jakob, Juda en koning David en de wettige erfgenaam van de goddelijke beloften die aan hen waren gedaan (…) Het is dan ook aan te nemen dat het kind dat werd geboren, bepaalde fysieke kenmerken had waardoor het op zijn Joodse moeder leek” (wij onderstrepen). Dat de geloofsbelijdenis van Athanasius zegt dat de Logos als mens geboren is uit de “substantie” = “schoot” van Zijn moeder wil wel wat anders zeggen. (Vergelijk Augsburg Confessie artikel 3 / Engelse Confessie artikel 2 / Westminster Confessie 8:2 / Heidelberger vraag 35).

Het is zo dat sommige christenen van evangelische grondslag denken in deze aard. (Bijvoorbeeld: ‘The Virgin birth and the Incarnation’, A.C. Custance, Doorway Papers n°15, 1969). Anderen denken dat de Adamitische zonde zou overgebracht worden door een virus of genetische afwijking van het sperma. (Zie ‘Faith and Thought’, Journal of the Victoria Institute, vol.95 n° 3, Spring 1967, blz.19-29.) Melchior Hoffmann één der grote figuren uit het Anabaptisme van de 16e eeuw leerde dat het Adamsvlees verdoemd is en dat om deze reden het menselijke lichaam van de Logos bij de incarnatie door een speciale scheppingsdaad van God voortgebracht is. Wat van dit alles waar is blijft hypothese wat voor ons persoonlijk altijd nog een geleerde term is voor gissing. Voor onszelf hebben we het ook niet nodig dit punt te begrijpen. We kunnen de moeder des Heren hierover zelf niet navragen en voorzeker wist ze het “hoe” van de zaak ook niet. Indien we zonder vooroordelen willen zijn op dit punt is het wel het beste aan te nemen dat God dit niet heeft geopenbaard en mysterie is (Deut.29:29).

Een overdreven nieuwsgierigheid naar de biologische verklaring van de incarnatie zou ons allicht het wonder van dit alles laten vergeten. De WT is duidelijk verkeerd in deze zaak omdat voor hen er slechts een mens gebaard wordt. Het kind dat Maria gebaard heeft bezit titels als: Wonderbaar Raadgever, Sterke God, Eeuwige Vader en Vredevorst (Jes.9:5,6). Op zichzelf geeft dit al de doodsteek aan de WT-leer. Wanneer we het Bijbelverslag nagaan zijn er in dit verband nog twee belangrijke punten waarop gewezen moet worden. In de eerste plaats de maagdelijke ontvangenis van de Heer in de schoot van Maria. Ze geeft te kennen aan de engel Gabriël géén

Page 208: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 208

gemeenschap te hebben met een man (Luc.1:34). Wat uit haar geboren zal worden is daarom de vervulling van de profetie van Jesaja, een maagd die zwanger zal worden en een zoon baren.

Middenpaneel van de Mérode-triptiek

De aankondiging van de geboorte van Jezus.

Toegeschreven aan Robert Campin.

Het hangt in het Metropolitan Museum of Art in New York.

Het tweede punt is de rol van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest in dit gebeuren. In verband met de Zoon zegt Phil.2:7 dat deze zichzelf vrijwillig ontledigd heeft van zijn goddelijke heerlijkheid om de gedaante van een slaaf aan te nemen. Met betrekking tot de Vader is gezegd dat het kind dat Maria zal baren is: Zoon des Allerhoogsten, en Zoon van God (Luc.1:32,35). De rol van de Geest is moeilijker te bepalen. De persoonlijkheid van de Geest, door Jehovah’s Getuigen niet aangenomen bespreken we in hoofdstuk 11. We moeten hier echter omwille van het argument aannemen dat de Heilige Geest (met hoofdletter), een persoon is en de heilige Geest (heilige met een kleine letter) de kracht van God. Er zijn exegeten die beweren dat de heilige Geest ter sprake is wanneer gezegd wordt dat Maria zal overschaduwd worden door Heilige Geest. (Zie o.a. het commentaar van J. Keulers bij Mat.1:18,20 en Luc.1:35). Anderen zijn de overtuiging toegedaan dat dit alleen de persoon van de Heilige Geest kan zijn omwille van het Griekse “ek” dat voorafgaat aan de uitdrukking. Dit “uit” de Heilige Geest moet op oorsprong wijzen. (Zie o.a. Grosheide, ‘Commentaar op het Nieuwe Testament’, Mattheüs 1:18,20). Beter is echter nog de samenvoeging van deze twee verklaringen, de heilige Geest (als kracht) van de Heilige Geest (persoon) heeft in Maria de Zoon verwekt. Zo ook werden op het Pinkstergebeuren de discipelen vervuld van de heilige geest (kracht) door de Geest (persoon) (Hand.2:4). Zo gezien is het ganse gebeuren van de menswording het werk van Vader, Zoon en Heilige Geest. (Zie ook naar H. Bavinck, Dogmatiek deel 3, blz.254-281.)

Page 209: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 209

4.12 INCARNATIE-BETEKENIS

1 Timotheus,  hoofdstuk: 3Vers Statenvertaling Luthervertaling Leidschevertaling

16 En buiten allen twijfel, de verborgenheid der godzaligheid is groot: God is geopenbaard in het vlees, is gerechtvaardigd in den Geest, is gezien van de engelen, is gepredikt onder de heidenen, is geloofd in de wereld, is opgenomen in heerlijkheid.

En ontegensprekelijk groot is de geheimenis der godzaligheid: [God] die is geopenbaard in het vlees, gerechtvaardigd in den Geest, verschenen den Engelen, gepredikt den heidenen, geloofd in de wereld, opgenomen in de heerlijkheid.

En groot is ontegenzeglijk het heilsgeheim der vroomheid: hij die verschenen is in het vlees, gerechtvaardigd door den Geest, gezien door de engelen, gepredikt onder de heidenen, gelovig in de wereld aangenomen, opgenomen in heerlijkheid

De definitie die de WT geeft aan het begrip incarnatie is de volgende: “Incarneren is een zich bekleden, of de toestand van bekleed zijn met vlees: het aannemen of gemanifesteerd worden in een vleselijk lichaam. Wanneer er in de Schrift sprake is dat engelen aan de op aarde vertoevende mensen verschijnen, verkeren ze in deze toestand” (‘Vergewist u van alles’, blz.182 uitgave 1958).

Dat zou betekenen dat de “avatars” uit de Hindu religie en de “metamorphosen” der Grieken incarnaties zijn. Maar dit is het niet. Zie de dogmatieken van Strong, Martensen, Hodge en Liddons Bampton Lectures. Ze schrijven verder in ‘Wat heeft religie voor de mensheid gedaan’ (blz.226) dat toen de engel Gabriël de geboorte aankondigde van Jezus hij een incarnatie was: “Maar dit was niet het geval met Gods eniggeboren Zoon.” Indien wij volgens de WT redeneren dan zou de Logos vóór zijn menselijke geboorte zich verscheidene malen geïncarneerd hebben als de engel van YaHWeH. Later ná zijn opstanding zou Hij zich geïncarneerd hebben bij de verschijningen aan zijn discipelen. (Zie hoofdstuk acht hierover). Jehovah’s Getuigen hebben echter een verkeerde definitie van “incarnatie.” Het woord op zichzelf (of het werkwoord) vinden we niet in de Schrift. Maar de gedachte staat wel in 1 Tim.3:16, waar we lezen: “Hij werd openbaar gemaakt in het vlees.” Het zinsdeel; “in het vlees” heeft als Griekse tekst “en sarki” en in de Latijnse Vulgaat “in carne”. En zo heeft men van “in carne” het woord “incarnatie” gevormd want Joh.1:14 spreekt over “vlees geworden”. Niet alleen in 1 Tim.3:16 is de incarnatie een “manifestatie” genoemd, ook 1 Pet.1:20 / 1 Joh.3:5,8 gebruiken het woord in dezelfde betekenis. Verder is dit ook nog weergegeven door het Griekse “epiphaneia” (vertaald als verschijning) in 2 Tim.1:10 / Titus 3:4. In Rom.8:3 wordt de incarnatie beschreven als: “God heeft, door zijn eigen zoon te zenden in een vlees, aan dat der zonde gelijk, en wel om de zonde.” Er staat niet gewoonweg: “in zondig vlees” want de Christus is zonder zonde vanaf de geboorte. Er staat ook niet: “in gelijkenis van vlees” omdat de mensheid van Christus een waarachtige mensheid is. Christus was in alle opzichten zoals andere mensen, de zondigheid uitgezonderd (Joh.8:46 / 14:30 / Hand.3:14 / Heb.4:15 / 7:26).

Page 210: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 210

Reeds de oudste kerkvaders spraken over Christus als; “de geïncarneerde God” en “God gemanifesteerd als mens.” (Bijvoorbeeld, Ignatius van Antiochië die stierf rond 115 na Chr. in zijn brieven aan de Epheziërs en aan de Smyrnianen.) Zoiets dat engelen “in vlees” waren bij hun verschijnen wordt nooit gezegd. De term incarnatie is niet een algemene term voor het verschijnen van engelen maar een zuiver christologische term. CHRISTUS IS EEN INCARNATIE, gematerialiseerde engelen zijn geesten die tijdelijk een vleselijk lichaam aannemen. Het verschil van het lichaam van Christus en dit van gematerialiseerde engelenlichamen gaat ook verder. Het lichaam van de Heer was reëel van “vlees en bloed” zoals andere mensenkinderen (Heb.2:12). Engelen hebben “vlees” van een soort dat wij niet zomaar kunnen definiëren (volgens Lucas 24:39 / verder uitgewerkt in hoofdstuk acht).

We gaan nu enkele aantekeningen maken over Col.2:9 en daarom vooraf een aantekening hierover van Jehovah’s Getuigen. We lezen in ‘Inzicht in de Schrift’ deel 1: “Een beschouwing van de context van Kolossenzen 2:9 maakt duidelijk dat het bezitten van “goddelijkheid”, of “de goddelijke natuur” Christus niet tot God de Almachtige maakt. In het voorgaande hoofdstuk zegt Paulus: “Het heeft God goedgedacht de gehele volheid in hem te doen wonen” (Kol 1:19). Bijgevolg woont de gehele volheid in Christus omdat het “Gods welbehagen” was (Lu), omdat het “Gods eigen keus” was (NE). De volheid van de “goddelijkheid” die in Christus woont en die hij bezit, is dus op een beslissing van de Vader terug te voeren. Dat het bezitten van deze “volheid” Christus niet tot dezelfde persoon als de Almachtige God maakt, blijkt bovendien uit het feit dat Paulus er later over spreekt dat Christus “gezeten is aan de rechterhand van God” – Kol 3:1”. (blz.856).

We vinden ook in Col.2:9 een gelijkaardig idee als in de paragraaf vóór dit citaat. In Christus woont de volheid van de godheid lichamelijk. Dit “wonen” is weergegeven door het sterkste Griekse woord dat hiervoor gebruikt kan worden: namelijk “katoikein” en wijst op een permanent verblijf houden. Christus is niet zondermeer “God” ook niet zondermeer “mens” maar in een onverklaarbare zin tezelfdertijd én God én Mens (vgl. Col.1:19). De Logos is vlees geworden en heeft als in een tent onder mensen gewoond zegt Joh.1:14 volgens de oorspronkelijke Griekse tekst. En daarbij moeten we dan denken aan deze teksten uit het OT waarin over God gesproken wordt wonende in het tabernakel (Ex.33:7-10). Maar zeggen Jehovah’s Getuigen, deze uitleg is onmogelijk want ook Petrus zegt van zichzelf te wonen in een tent (2 Pet.1:14) en dat bewijst geen incarnatie. Natuurlijk leert deze tekst dat niet omdat Petrus over iets anders spreekt. Petrus heeft zoals Christus géén pre-existent bestaan, hij is niet God en was zeker géén God verschenen in vlees (1 Tim.3:16).

Dat Paulus behalve de gelijkvormigheid van Christus met mensen benadrukt, ook nog wijst op de uniciteit van dit gebeuren volgt uit een ander argument. Want in zijn spreken over de geboorte van Christus gebruikt hij het werkwoord “genomenon” (Gal.4:4 / Rom.1:3 / Phil.2:7). De oorsprong van Ismaël of Isaac is beschreven als een “gegénnetai” of “gennetheis” (Gal.4:23,29). Zo ook de geslachtslijst van Mattheus hoofdstuk 1 die spreekt over een “egennésen” van een zoon. Maar over de Heer wordt gezegd dat diens geboorte een “genesis” is. Dit aparte gebruik geeft te kennen dat Christus méér is dan afstammeling van David of Abraham. Hij is in eerste instantie de Zoon van God (Mat.1:18). Deze argumentatie is o.a. uitgewerkt in A.

Page 211: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 211

T. Robertson, ‘Word Studies’, deel 1, blz.4-6 en ‘A re-study of the Virgin birth of Christ’ van W.C. Robinson in ‘The Evangelical Quarterly’, 1965 blz.196-211.

4.13 HET GOUDEN KALF Wellicht de grootste fout in het ganse systeem van de WT is hun onrechtstreekse aanbidding van de rede. Alles moet voor hen begrijpelijk zijn of het bestaat niet. Indien we echter alleen geloven wat we kunnen voelen, horen, zien en onderzoeken dan zijn we er erg aan toe. Zo is het onmogelijk om uit menselijke maatstaf een begrip te hebben van goddelijke zaken en geheimen.

Ook wanneer het erop aan komt een exacter besef trachten te willen hebben van wat de vleeswording of incarnatie is. We kunnen eenvoudigweg niet verder wat beweren dan datgene wat de Schrift zegt. Waar Gods woord ons tot halt roept, in speculatie mag onze uitvlucht niet gezocht worden. Maar waar Gods woord tot ons spreekt daar mogen we zelf niet nalaten te spreken. En dat is zeker het geval met de vleeswording van de Logos. Het is de Logos die vlees geworden is, het is Hij die zich in vlees gemanifesteerd heeft, het is Hijzelf die zich vernederd heeft tot een slaafgedaante. En daarom ook de ware God en waarachtig Mens.

In hun argumentatie volgen Jehovah’s Getuigen dan ook graag andere unitariërs op de voet, Arius, M. Servetus en Isaac Newton. Deze laatste schreef: “Wat niet te begrijpen is, is geen onderwerp van geloof” (‘DE WACHTTOREN’ van 15 juni 1978, blz.7). Maar dit is een overdreven en vereenvoudigde stelling en gaat zo ver dat op die basis het bestaan van God in het gedrang komt. Want wie kan God begrijpen? Hoeven we daarom niet in Zijn bestaan te geloven? Begrijpen doe je met je verstand, geloven met je hart. Wie anders zegt denkt gewoon in termen van menselijke en beperkte intelligentie en niet volgens de Schrift. Er zijn dingen die God niet heeft geopenbaard of wil openbaren (Deut.29:29).

We zien de Christus dan ook niet alleen met/door een theoretisch verstand maar ook door het geloof. Wil je wat meer weten over Christus = de Zoon van God, dan geeft de lijst hierbij de belangrijkste teksten. Deze tussen haakjes zijn gelijkaardig of verwijzingen. En merk daarbij op dat veel teksten de gelijkenis aantonen van de Zoon = de Vader. Zie; Psalm 2:7 (Mat.3:17 / Marc.1:11 / Luc.3:22 / Hand.13:33 / Heb.1:5 / 5:5 / Psalm 89:27,28 / Mat.2:15 / 3:17 (Marc.1:11 en Luc.3:22) / Mat.4:3,6 (Luc.4:3,9) / Mat.8:29 / 11:27 (Luc.10:22) / Mat.14:33 / 16:16 / 17:5 (Marc.9:7 en Luc.9:35 en 2 Pet.1:17) / Mat.21:37 (Luc.20:13) / Mat.26:63 / (Marc.14:61,62 en Luc.22:29) / Mat.27:40,43 / 27:54 (Marc.15:39) / Marc.3:11 / 5:7 (Luc.8:28) / Luc.1:32,35 / 4:41 / 22:70 / Joh.1:34,50 / 3:16-18 (Joh.1:14-18 en 1 Joh.4:9) / Joh.3:34-36 / 5:18-23,26,27,30,32,36,37 / 6:69 / 10:30,36 / 11:4,27 / 14:7,9,28 / 19:7 / 20:31 / Hand.3:13 / 8:37 / 9:20 / 13:33 / Rom.1:3,4,9 / 5:10 / 8:3,29,32 / 1 Cor.1:9 / 15:24,27,28 / 2 Cor.1:19 / Gal.1:16 / 2:20 / 4:4,6 / Eph.1:3 / 3:14 / 4:13 / 1 Thes.1:10 / Heb.1:1-5 / 4:14 / 5:5,8 / 6:6 / 7:3 / 10:29 / 1 Joh.1:3,7 / 2:22-24 / 3:8,23 / 4:9,10,14,15 / 5:5,9-13,20 / 2 Joh.3 / Opb.2:18.

Dat de Heer na de menswording de goddelijke eigenschappen bezat zoals voordien is gemakkellijk na te gaan. Hij bezat een alwetendheid zoals o.a. Joh.1:48 / 2:25 / 4:17 / 11:14 te kennen geven. Dit was zo uitzonderlijk dat Zijn discipelen uitriepen: “Heer, Gij weet alle

Page 212: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 212

dingen” (Joh.16: 30 / 21:17). Zijn almacht (omnipotentie) komt vooral tot uiting in de wonderen door Hem gedaan. Zie bijvoorbeeld: Mat.8:3 / Marc.5:27-30 / Luc.6:19. Met ander woorden; wie de Zoon gezien heeft, heeft ook de Vader gezien (Joh.12:48 / 14:9).

We geven u ook in deze tabel enkele letterlijke vertalingen van een Hebreeuw idioom: “zoon van” en de zin die het dan heeft. Zoon van heeft niet steeds wat te maken met een letterlijke vleselijke afstamming.►zoon van een jaar ↔ Exod.12:5 ↔ een jaarling►zoon van de boog ↔ Job 41:28 ↔ een pijl►zoon van een moordenaar ↔ 2 Kon.6:32 ↔ een ingehuurde moordenaar►zoon van de koning ↔ 2 Kon.16:7 ↔ een koning die ondergeschikt is aan een andere koning ►zoon van het kwaad ↔ Ps.89:23 ↔ een kwaadaardig persoon►zoon van de morgen ↔ Jes.14:12 ↔ de morgenster (als metafoor gebruikt)►zoon van wijze mannen ↔ Jes.19:11 ↔ wijze mannen►zonen van de afstraffing ↔ Deut.25:2,3 ↔ mensen die een afstraffing verdienen ►zonen van macht ↔ 2 Sam.17:10 ↔ mensen met invloed►zonen van een vlam ↔ Job 5:7 vurige gensters ►zonen van de zangers ↔ Neh.12:28 ↔ leden van een koor ►zonen van Sion ↔ Ps.149:2 / Klaagl.4:2 ↔ inwoners van Jeruzalem►zonen van verdrukking ↔ Spr.31:5 ↔ volk dat verdrukt wordt ►zonen van de dorsvloer ↔ Jes.21:10 ↔ het gedorste graan►zonen van een voorspeller ↔ Jes.57:3 ↔ mensen die voorspellers raadplegen (een belediging)►zonen van de koker ↔ Klaagl.3:13 ↔ pijlen ►zonen van de olie ↔ Zach.4:14 ↔ gezalfden in dienst van God►zonen van het koninkrijk ↔ Mat.13:38 ↔ inwoner van het koninkrijk►zonen van de boze ↔ Mat.13:38 ↔ iedereen buiten Gods koninkrijk ►zonen van koningen ↔ Mat.17:25 ↔ de inwoners van de koning (tegenstelling tot vreemden)►zonen van de trouwzaal ↔ Marcus 2:19 ↔ gasten van de bruidegom

APPENDIX 5: Wat Christus voor ons is geworden in de incarnatie

1. VLEES Joh.1:14 “het Woord is vlees geworden” Rom.1:3 “gesproten (...) naar het vlees” Gal.4:4 “geboren uit een vrouw” Phil.2:7 “de mensen gelijk geworden” 2. ZONDE 2 Cor.5:21 “voor ons tot zonde gemaakt” Jes.53:6,10 “de Here heeft (...) op Hem doen neerkomen”

“Hem te verbrijzelen” 1 Pet.2:24 “onze zonden in zijn lichaam op het hout (...)” 3. EEN VLOEK Gal.3:13 “voor ons een vloek geworden “ Gen.3:17,18 “de aardbodem (...) vervloekt (...) doornen”

Page 213: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 213

Marc.15:17 “een kroon (...) van doornen gevlochten” 4. WIJSHEID Luc.21:15 “Want Ik zal u mond en wijsheid geven (...)” Hand.6:10 “niet bij machte de wijsheid (...)” 5. RECHTVAARDIGHEID 2 Cor.5:21 “opdat wij zouden worden gerechtigheid (...)” 1 Cor.1:30 “wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing” 6. HEILIGMAKING 1 Cor.1:30 “Christus is geworden (...) heiliging” Heb.10:10 “eens voor altijd geheiligd” 7. VERLOSSING 1 Cor.1:30 “Christus is geworden (...) verlossing” 1 Pet.1:18,19 “zijt vrijgekocht van uw ijdele wandel”8. MACHTIGER DAN ENGELEN Heb.1:4 “zóveel machtiger geworden dan de engelen” Heb.7:26 “boven de hemelen verheven” 1 Pet.2:7 “geworden tot een hoeksteen” 9. HOGEPRIESTER Heb.6:20 “hogepriester geworden in eeuwigheid” Heb.5:5,6 “priester in eeuwigheid” Heb.7:16 “geworden (...) een onvernietigbaar leven” 10. BORG Heb.7:22 “van een beter verbond borg geworden”

BIBLIOGRAFIE

Het belangrijkste commentaar, naar onze mening, op de brief aan de Phillipenzen is nog steeds dat van Lightfoot. (In herdruk bij Zondervan.)Aalders W.J., De Incarnatie, J.B. Wolters, 1933. Het mooiste in dit verband in de Nederlandse taal. Anderson G. W., The Problematic Translation of “emptied himself” as found in Philippians 2.7, Quarterly Record no. 538, January to March 1997, Trinitarian Bible Society. Andrews Elias, The meaning of Christ for Paul, Abingdon, 1949. Barth K., The Epistle to the Philippians, John Knox Press, 1962. Bauckham R., God Crucified: Monotheism and Christology in the New Testament, (The Didsbury Lectures for 1996), Eerdmans, 1999.Bauckham R., Paul’s Christology of Divine Identity. Internet, twee delen.Berkhouwer G.C., De persoon van Christus, Kok, 1952. Berkhouwer G.C., Het werk van Christus, Kok, 1953. Boer den C., Filippensen. Voorhoeve-Kampen, 1998.Boutier M., En Christ, étude d’exégèse et de théologie Pauliniennes, P.U.F., 1962.Dawe D. G., The form of a servant, Westminster Press, 1964. Faber J., Anabaptist thinking about the incarnation, verscheen eerst in het Nederlands als ‘Dopers denken over de vleeswording’ in The Canadian Reformed Magazine 18 (Christmas Issue, 1969), 6-8. A translation by R. Faber was first published in Reflector 20 (March, 1970), 10-15. Gevonden op internetsite Spindleworks (Canada). Beknopt en degelijk. Fee G., Pauls Letters to the Philippians, Eerdmans, 1995.

Page 214: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 214

Feuillet A., Christologie Pauliniènne et tradition biblique, bij Desclée de Brouwer, 1973. Furness J.M., Behind the Phillipian Hymn, in The Expository times 1968 blz.178-182 is een degelijk onderzoek naar de achtergrond van Phillipenzen 2 in enkele paginas. Grelot P., Biblica, (jaargangen 1972, 1973). Greydanus S., Het commentaar op de brief aan de Phillipenzen, (gebundeld met Galaten in 2 delen) hoort nog tot de belangrijkste voor het Nederlandse taalgebied). (H.A. Van Botten burg 1936-37). Günther Juncker, Christ As Angel: The Reclamation Of A Primitive Title, Trinity Journal 15:2 (Fall 1994), blz.221–250.Hall F. J., The Kenotic Theory, Longmans, Green, and Co., 1898. Hammerich L.L., An ancient misunderstanding, uitg. Munksgaard, 1966. Samenvatting hiervan in the Expository Times 1969, blz.253-254. Over de betekenis van Harpagmos. Hendriksen W., New Testament Commentary: Exposition of Philippians, Baker Book House, 1962. Hertog Carolina den, Preekwerkstuk over Filippenzen 2:5-11,’ Een lied in de nacht’, T.S.G. Themelios. Zoek op InternetHofius O., Der Christushymnus Philipper 2:6-11, J.C.B. Mohr ( Paul Siebeck), 1976.Lightfoot J. B., Saint Paul’s Epistle to the Philippians, Macmillan and Co., 1896. Machen G., The Virgin birth of Christ, Baker Book House, 1971. Martin R., Phillipians-Tyndale NT Commentaries, I.V.F., 1959. Martin R. P., Carmen Christi, C.U.P., 1967Michael J. Hugh., The Epistle of Paul to the Philippians, Funk and Wagnalls Co., 1910. Morris Leon, The Lord from heaven, I.V.F., 1958. Muller J. J., The Epistles to the Philippians and to Philemon, The New International Commentary, Eerdmans, 1955. Müller U. B., Der brief des Paulus an die Philipper, 11, I Theologischer Handkommentar zum Neuen Testament. Evangelische Verlagsanstalt Leipzig. 2002, 2de druk.Orr J., The Virgin birth of Christ, herdruk College Press, 1973. Ottley R.L., The doctrine of the Incarnation, Methuen & Co, 1896, 2 delen. Zeer goed voor de Kerkvaders. Sommerville A., St. Pauls Conception of Christ, T & T Clark, 1897. The incarnation, artikel in The Catholic Encyclopedia, Volume VII Copyright © 1912 by Robert Appleton Company Online Edition Copyright © 2003 by Kevin Knight. Deze woorden van Walter Drum hebben nog dezelfde waarde als toen ze geschreven werden. Tyndale bulletin 1968, blz.104-127, I.V.F. Taylor V., The person of Christ, Mac Millan reprint 1970, hfst.5. ter Schegget G.H., Het lied van de Mensenzoon, Wereldvenster 1975. Een moderne visie die niet door ons kan gedeeld worden. Vincent M. R., Epistles to the Philippians and to Philemon, ICC serie, T & T Clark, 1961.

Page 215: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 215

Gedeelte van een drieluik, De geboorte van Jezus, onbekende meester 15 de eeuw in het Museum Mayer van den Bergh Antwerpen. Als de engel Gabriël de aankondiging doet aan Maria zegt hij volgens Lucas 1 HSV: “31 En zie, u zult zwanger worden en een Zoon baren en u zult Hem de naam Jezus geven. 32  Hij zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste genoemd worden, en  God, de Heere, zal Hem de troon van Zijn vader David geven.”

Page 216: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 216

Hoofdstuk 5

De naam boven elke andere naam

Na melding gemaakt te hebben van de dood aan het kruis schrijft Paulus in Phil.2:9-11 volgens de vertaling van de WT: “Juist daarom heeft God hem ook tot een superieure positie verhoogd en hem goedgunstig de naam gegeven die boven elke andere naam is, zodat in de naam van Jezus iedere knie zich zou buigen van hen die in de hemel en die op de aarde en die onder de grond zijn, en elke tong openlijk zou erkennen dat Jezus Christus Heer is, tot de heerlijkheid van God, de Vader” (NWV).

Over dat gedeelte zegt ‘DE WACHTTOREN’ van 15 november 1995: “Wat is Jezus’ hoge naam? Jesaja 9:6 helpt ons deze vraag te beantwoorden. Profeterend over de komende Messias, Jezus, zegt dat vers: “de vorstelijke heerschappij zal op zijn schouder komen. En zijn naam zal worden genoemd: Wonderbaar Raadgever, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst.” Hier heeft Jezus’ “naam” te maken met zijn hoge positie en autoriteit, en zo moeten wij ook de in Filippenzen 2:9 vermelde naam die boven elke andere naam is begrijpen. Elke knie moet zich voor Jezus buigen in erkenning van de hoge positie van autoriteit die Jehovah hem heeft gegeven – een positie van autoriteit hoger dan die welke aan enig ander schepsel gegeven is. Het woord “andere” in deze vertaling staat niet letterlijk in de eraan ten grondslag liggende Griekse tekst, maar het ligt opgesloten in de betekenis van het vers. Jezus “naam” is niet boven zijn eigen naam maar boven de naam van elk ander schepsel” (blz.30). We geloven dat dit niet klopt met enkele feiten die we nu zullen onderzoeken. We lezen het volgende in ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, op blz.1292: “Rechtvaardig verklaard en waardig geacht. Door zijn hele loopbaan van rechtschapenheid jegens God, waarbij ook het brengen van zijn slachtoffer inbegrepen is, heeft Jezus Christus de ene daad van rechtvaardiging verricht die bewees dat hij bevoegd was om als Gods gezalfde Koning-Priester in de hemel te dienen (Ro 5:17, 18).”

5.1. DE BELANGRIJKHEID VAN EEN NAAM

Het begrip “naam” had voor het Joodse volk (trouwens alle volkeren uit die tijd) een zeer belangrijke betekenis. Terwijl in onze Westerse wereld een naam slechts een identificatie is, in de Schrift heeft de naam van een persoon een bijna magische kracht. Zo kunnen in de naam van God of Christus demonen verdreven worden (Marc.9:39 / Hand.3:6 / 4:10). In de naam van God of Christus kan men profeteren (Jer.11:21) en spreken (Deut.18:19). Ook de naam van Christus is verbonden aan ons christelijk leven. Wij worden gedoopt “in” zijn naam (Hand.2:38 / 10:48, het Griekse “en” in deze teksten) of “tot in” zijn naam (Hand.6:16 / 19:5 / Mat.28:19 = Griekse “eis”). God zendt de geest in de naam van Jezus (Joh.14:26). In de naam van Jezus ontvangen we van de Vader wat wij vragen (Joh.16:23,24). Ja, slechts in de naam van Jezus hebben we redding (Hand.2:21 / 4:12) en voor Zijn naam zullen we vervolging hebben (Hand.5:41). Een christen leeft in Zijn naam (Col.3:17).

Page 217: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 217

Aan het begrip “naam” zijn bepaalde betekenissen verbonden. Zo is een naam in de eerste plaats een identificatie die personen van elkaar moet onderscheiden. En in enkele gevallen wordt hier nog een bijnaam aan toegevoegd (Marc.3:16,17 / Hand.10:5). Een andere betekenis is dat door iemands naam het bezit van de persoon wordt aangegeven. Het uitroepen van YaHWeH’s naam over het volk Israël wil zeggen dat zij Zijn volk zijn (Deut.28:10 / Jes.43:7 / 63:19). In omgekeerde zin wil het uitwissen van de naam betekenen dat de persoon of het volk uitsterft zonder nakomelingen of dat God vernietiging brengt (Deut.7:24 / 1 Sam.24:21 / Psalm 9:5).

Een derde en zeer frequente betekenis van naam is het begrip autoriteit of faam die er door voorgesteld is. En in dit geval omsluit dit ook de actieve tegenwoordigheid van de persoon. Zo was de naam van David groot omdat YaHWeH hem overwinning gaf in zijn veldslagen. Dat wil zeggen, David vestigde zich als autoriteit en machthebber waardoor zijn faam (naam) bekendheid kreeg (1 Sam.18:30 / 2 Sam.7:9). Wanneer iemands naam als goddeloos verworpen wordt wil dit zeggen dat men zijn reputatie verliest (Luc.6:22). Een vals getuigenis is een aanslag op de naam van een ander persoon (Deut.22:19). Deze faam of autoriteit is iets dat verworven wordt door daden. Zo heeft God zijn autoriteit of naam doen kennen aan Egypte en de Baalaanbidders (1 Kron.18:24). In vele teksten is dan ook de naam van Christus voorstelling van Zijn autoriteit (Joh.14:13 / 15:16 / Eph.5:20 / Col.3:17).

5.2. DE VERHOGING VAN JEZUS CHRISTUS

Hebreen,  hoofdstuk: 1Vers Statenvertaling Luthervertaling Leidschevertaling

2 Welken Hij gesteld heeft tot een Erfgenaam van alles, door Welken Hij ook de wereld gemaakt heeft;

dien Hij gesteld heeft tot een erfgenaam van alle dingen, door wien Hij ook de wereld gemaakt heeft;

dien Hij tot erfgenaam van alles aangesteld, door wien Hij ook de werelden gemaakt heeft.

Een Bijbels beginsel zegt: “Wie zich vernedert, zal verheven worden” (Mat.23:12). De Heer die zich vernederde in een slaafgedaante en stierf voor anderen is volgens dit beginsel verhoogd. De dood van de Heer is niet het einde van Zijn loopbaan. De vernedering aan het kruis en de daaropvolgende opstanding en verhoging liggen in eenzelfde lijn. De Christus moest lijden om alzo de heerlijkheid in te gaan (Luc.24:26). Naar het doel ervan moeten we niet gissen, de Schrift is duidelijk genoeg in deze zaken. De Heer zou aldus de eerste zijn van de gemeente die zou opgenomen worden (Heb.6:20). Zonder het heengaan en opgenomen worden in heerlijkheid kon de Christus géén plaats bereiden voor Zijn discipelen en volgelingen (Heb.9:21-24 / Joh.14:2). In Zijn verhoging en functie als grote hogepriester naar de orde van Melchisedek is de Heer de “hemelen” doorgegaan om in Gods tegenwoordigheid ten behoeve van ons te verschijnen. Hij is het ook die aan de rechterhand Gods voor ons pleit. En wie of wat zou ons scheiden van Zijn liefde (Rom.8:34)? (Zie Artikel 26 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.) Maar wát is die verhoging dan? De Heer was in Zijn vernederde toestand vrijwillig ondergeschikt en onderdanig aan de Vader. Dat heeft de orthodoxie altijd als feit aangenomen. Jehovah’s Getuigen zeggen dat deze verhoging een in toestand herstellen was van de voormenselijke positie of autoriteit van de Logos. Dat is juist. We leren dit o.a. vanuit Joh.17:5. Christus spreekt hier van een heerlijkheid die hij had met de Vader vóór de menswording en vóór

Page 218: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 218

de grondlegging der wereld. Uit de woorden “vóór de wereld was” volgt dan ook dat deze heerlijkheid hem niet gegeven was als ware Hij een schepsel. Want “vóór de wereld was” wil zeggen; onconditioneel, niet gebonden aan schepping of tijd, m.a.w. vanaf de eeuwigheid.

Maar het is nog veel meer dan dit. Ook het lichaam van de mens Christus als slaaf is verhoogd (zie hoofdstuk 8), wat Jehovah’s Getuigen niet geloven. Deze gedachte zit echter ingesloten in het woord “hyperypsoosen” door Paulus hier gebruikt. Dit woord is alleen hier gebruikt in de Bijbel en is op zichzelf samengesteld uit het voorzetsel “hyper” (over, boven) en “hypsooo” (verhogen). Zonder het voorzetsel hebben we het woord verscheidene malen in de Schrift, zowel in letterlijke als metaforische zin (Joh.3:14 / 8:28 / 12:32,34 / Luc.14:11 / 18:14). Paulus spreekt dus letterlijk in Phil.2:9 over een “boven-verhoging” van Christus, anders gezegd een hyper- of super-verhoging. Iets nieuw en daarom moest er ook een speciaal woord gebruikt worden. Deze super-verhoging impliceert herstel van het Gode gelijk zijn dat de Logos had in volle heerlijkheid en het behoud van zijn verhoogd menselijk lichaam (vergelijk hyper in Eph.1:21 / 4:10).

Dergelijke constructies van “hyper” plus een werkwoord of zelfstandig naamwoord zijn typisch Paulinisch vb. Rom.5:20 / 2 Cor.7:4 / 2 Cor.12:7 / Phil.4:7 / 2 Thes.1:3 / 1 Tim.1:15. We merken dan tevens op dat in het evangelie van Johannes de verhoging van Christus aanvangt bij de kruisdood (Joh.3:14 / 8:28 / 12:32,34 vergelijk Hand.2:33 / 5:31).

Maar we moeten ook nog wijzen op een opmerking van E. Schweizer. Hij zegt dat het begrip hyperhypsoosen hier overgenomen is uit Ps.96:9 volgens de Septuagintalezing. Daar lezen we dat de Heer (= Kyrios = YaHWeH): “Uitermate zeer verhoogd boven alle goden” is. Maar hoe kan God verhoogd worden, Hij die in alles reeds de hoogste is? De context van dit gedeelte geeft echter te kennen dat het gaat om de beeldendienaars die beschaamd worden tegenover de Allerhoogste en voor Hem in aanbidding neervallen. Zo wordt God dan gekend en herkend door zijn vijanden en dáárdoor verhoogd boven alle goden. Ook Christus, de mensgeworden God, wordt verhoogd wanneer de mensen Hem aannemen en aanbidden. Er is in dit verband dan ook een bevestiging van deze exegese. En dat gezien twee verzen voordien een tekst namelijk Ps.96:7 (LXX) (of Ps.97:7 Masoretische Tekst) op Christus toegepast is door Heb.1:6 (zie hoofdstuk 10). Een uitermate verhogen van de godheid van Christus is dus in Phil.2:10 niet uitgesloten.

In een uitgave van ‘DE WACHTTOREN’ (15 juni 1973) spreken Jehovah’s Getuigen over de betekenis van een ander woord in Phil.2:9. Het is het Griekse “charizomai”. (Volgens hun vertaling weergegeven als “goedgunstig gegeven”). In het artikel (blz.366) legt men er een grote nadruk op dat dit de ondergeschiktheid van Christus aangeeft t.o.v. de Vader. Men heeft dit woord 20 maal in de Bijbel. In Luc.7:21 vertalen Jehovah’s Getuigen als “gunst schenken.” In Luc.7:42 hebben ze “vrijelijk kwijtschelden” en in 7:43 “kwijtschelden.” In Hand.3:14, “schenken.” In Hand. 25: 11, “gunst” evenals in Hand.25:16. Men ziet uit deze voorbeelden de verschillende betekenissen van “charizomai”, waaruit volgt dat de gewone vertalingen die spreken van geschonken of gegeven nog niet zo verkeerd zijn. Men mag ook niet uit het oog verliezen dat dit werkwoord afgeleidt is van “charis”, waarvan de belangrijkste betekenis “genade” is. En genade is zoals de WT dit woord in hun Bijbel vertaald een “onverdiende goedheid”, iets dat men gratis krijgt zonder er ook maar iets voor behoeven te doen. Zo ondergeschikt is de Zoon nu ook weer

Page 219: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 219

niet aan de Vader. Hij is dit wél in functie van Middelaar en blijft dit totdat 1 Cor.15:25-28 zal vervuld zijn. Deze vrijwillige ondergeschiktheid spreekt niet over zijn “gedaante Gods” (morphè theou) maar over zijn verhoogde middelaarambt. Als Logos-God is de Heer zoals de Vader zelf. Men mag bij dit alles niet vergeten dat we leven en werken door de genade van de Heer Jezus Christus (Rom.16:20 / 1 Cor.16:23 / Gal.6:18 / Phil.4:23 / 1 Thes.5:28 / 2 Thes.3:18 enz.)

5.3. DE KNIE BUIGEN VOOR DE HEER

Uit het voorgaande mag men nu een zeer belangrijke conclusie trekken. De Logos die in Gods gedaante was (de eigenschappen van godheid bezat) heeft zichzelf ontledigd. Hij hield zijn godheid niet vast als een prooi maar vernederde zich om tenslotte als mens te sterven. Nam Christus nu zelf Zijn heerlijkheid terug? Neen. De Vader geeft Hem deze terug wat neerkomt op een verhoging t.o.v. Zijn mens zijn. Door de Vader krijgt de Christus terug wat hem rechtmatig toebehoorde. Daarom schetst Paulus dit verheven beeld van de geestesgesteldheid van Christus. Dus een dubbel aspect van de grootheid van God: de Logos vernederd zich vrijwillig, de Vader verhoogd Hem terug eveneens uit vrije wil. Na Zijn verhoging is Christus niet méér God dan vroeger en ook niet méér God dan Zijn Vader. Maar wél gelijk aan Zijn Vader. En dat is het waarop de gedachtegang van Paulus einde neemt, door het citeren van een tekst die over YaHWeH spreekt maar door Paulus toegepast op Christus. Want Phil.2:10 zegt: “dat in de naam van Jezus iedere knie zou buigen.” En Phil.2:11 voegt eraan toe dat iedere tong dit doet tot heerlijkheid van God, de Vader. Dat de WT op dit punt kritiek heeft was wel te verwachten. Zij geven te kennen dat Phil.2:10 géén aanhaling is van Jes.45:23 en wel als volgt. Nadat ze de twee teksten uitschrijven zegt men: “Dit is niet hetzelfde als de aanhaling uit Jesaja. In Phil.2:11 staat niet dat elke tong tot Jezus dient te zweren. Er wordt in gezegd dat elke tong in verband met Jezus iets dient te belijden tot heerlijkheid van God de Vader. Dit vormt dus geen zinsspeling op Jesaja 45:23 zoals nodig zou zijn om Jezus met Jehovah te identificeren. Houdt in gedachten dat Jehovah een naam is, de goddelijke naam, maar dat er in Phil.2:9-11 staat dat de naam van de Zoon van God Jezus, en niet Jehovah is (...) In Phillipenzen 2:11 wordt daarom gezegd dat elke tong tot eer van God de Vader zal belijden dat Jezus een zeker titulair ambt, namelijk dat van Heer, zou bekleden. Deze titel “Heer” is in de Griekse tekst “kyrios” (zonder het bepalende lidwoord)” (‘DE WACHTTOREN’, 1 juli 1961, blz.415).

Laat ons eerst kijken wat voor soort aanhaling in Phil.2:10 kan gebruikt zijn. Het is géén citaat met een inleidingsformule zoals bv. Jes.7:14 = Mat.1:23. Het is ook géén citaat met een inleiding als: want, daarom, omdat enz... zoals Jes.52:2 = Rom.2:24. Het kan aangehaald zijn als een zinsspeling. Wat de WT niet wil aannemen. Nu gelooft de WT wel in het bestaan van deze geïmpliceerde aanhalingen en zinspelingen. Soms zelfs ten onrechte zoals Opb.3:14 en Spr.8:22 besproken in hoofdstuk 2. In het boek ‘Aid to bible understanding’ blz.318 zegt de WT “De schrijvers van de kristelijke Griekse geschriften citeren de Hebreeuwse geschriften 365 maal in directe zin en nog eens 375 bijgevoegde referenties en zinsspelingen.” Zo een aanhaling gaat van het overnemen van een of twee sleutelwoorden tot het citeren van een zinsdeel. Vergelijk bv. Phil.1:19 met Job 13:16 en Phil.2:7 met Jes.53:3.

In het geval van Jes.45:23 hebben we een rechtstreekse aanhaling in Rom.14:11 met de inleidende formule: “want er staat geschreven.” Opmerkenswaardig is dat in dit geval ook het

Page 220: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 220

tweede gedeelte van de tekst van Jesaja (“dat aan mij iedere tong zal zweren”) niet overgenomen is in Romeinen evenals in Phil.2:10. Het ontbreken van dat gedeelte maakt het citaat niet minder echt, waardoor het commentaar van de WT in dit verband ook zijn waarde verliest. Maar er is ook nog een ander facet aan deze aanhalingen. De lezer zal wel weten dat een verwijzing in het NT meestal, - wel 80% -, overgenomen is uit de Griekse Septuaginta. Maar beiden Rom.14:11 en Phil.2:10 zijn géén aanhaling van de LXX maar zoals aangenomen uit de Targoem (E. Ellis, ‘Pauls use of the Old Testament’, blz.144). Het Griekse “kamptoo” (buigen) wordt 4 maal gebruikt in de Schrift telkens in een betekenis van aanbidding in religieuze zin (Rom.11:4 / 14:11 / Eph.3:14 en Phil.2:10). In de Griekse taal zijn er nog vijf andere woorden die als buigen vertaald kunnen worden. (Zie bijv. W. E. Vine deel 1, blz.141,142.) Waarom gebruikt Paulus nu niet een van deze? Waarom nu juist dat ene woord dat een speciale religieuze betekenis heeft? En waarom is dat ook juist dát woord dat Rom.14:11 gebruikt? Zouden we ons laten hersenspoelen door de WT of niet liever oprecht zijn met onszelf? De verwarring ligt zeker niet bij Paulus maar bij het dogma van Jehovah’s Getuigen. De speciale aard van het woordgebruik verplicht ons om Phil.2:10 (evenals Rom.14:11) als aanhaling te beschouwen van Jes.45:23. Maar de implicatie van dit alles heeft verstrekkende gevolgen voor ons Christelijk leven. We moeten tot Christus “buigen” op dezelfde wijze dat we “buigen” tot de Vader.

We redeneren hier vanuit het standpunt dat Rom.14:11 een verwijzing is naar de Vader. Maar enkele exegeten verklaren ook dit gedeelte als met betrekking tot de Zoon, want vers 9 spreekt over de Christus die Heer (Kyrios) is over levenden en doden. Indien dan dit laatste deel wijst op de Christus dan valt het ganse argument van de WT in duigen. Want dan is Jes.45:23 = Rom.14: 11 = Phil.2:10 en is YaHWeH uit het OT de Heer (Kyrios) Jezus Christus in de twee aanhalingen van het NT (vgl. Hand.2:21 / 4:12). En ook Jehovah’s Getuigen hebben Rom.14:11 vroeger verklaard met betrekking tot Christus. (O.a. ‘Studies in the Scriptures’, deel 3, blz.369.) Gezien ze tot 1927 deze Schriftstudies van C.T. Russell gepubliceerd hebben was dit het officiële standpunt tot die tijd aan.

5.4. WELKE NAAM?

Dat Paulus door het aanhalen van Jes.45:23 in Phil.2:10 goddelijke eer aan Christus geeft is duidelijk. Wat ook een breuk betekent met het strikte monotheïsme dat men aan het OT placht toe te schrijven. Wat is dan die naam van Jezus? Of anders gezegd wat is Zijn autoriteit? Alhoewel sommige commentators redeneren alsof de naam van Jezus in Phil.2:10 “Jezus” zelf zou zijn, toch is deze uitleg verkeerd gezien Hij die naam heeft vanaf de menswording. Zijn naam moet boven elke andere naam zijn en er is slechts één naam die hieraan voldoet namelijk: YaHWeH of het Septuaginta equivalent “Kyrios.” Reden waarom we hier het citaat van Jes.45:23 vinden. De logische gang van zaken in Phil.2:9-11 is dus: Jezus heeft een naam (autoriteit) boven alle andere naam (autoriteit). Jes.45:23 gaat in Zijn functie aan Hem in vervulling, en dit alles is de reden waarom Hij de naam “Kyrios” bezit tot eer van de Vader. (Vergelijk Hand.5:41 / Jac.5:14 / 3 Joh.7.)

De kritiek van de WT hierop (citaat hierboven) is dat Kyrios - in vertaling Heer in Phil.2 - zonder het bepalende lidwoord staat en naar een titulair ambt verwijst. Dat het gebruik van het lidwoord aan specifieke regels verbonden is in de Griekse taal, maar dat er tevens een grote

Page 221: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 221

vrijheid is in het gebruik of niet gebruik ervan, weet elke student die deze taal leert. De weglating van het lidwoord wil niet zeggen dat het naamwoord niet benadrukt is. Men kan als voorbeeld kijken naar het gebruik van “Christus” en “de Christus” welke beide 30 maal door Paulus gebruikt zijn in de genitieve vorm. Zo vinden we dat dubbel gebruik in 1 Cor.6:15. Ook de eigennaam Jezus hebben we met of zonder lidwoord (1 Thes.4:14 geeft beiden). Ook “Kyrios” is met of zonder lidwoord gebruikt en in bepaalde gevallen moet het lidwoord in Nederlandse of andere vertaling toegevoegd worden voor nadruk zelfs indien de Griekse tekst die niet heeft. Er is géén algemene regel maar wel een tendens om daar waar het lidwoord niet gebruikt is het woord als eigennaam te beschouwen. Daar waar het bepalende Grieks lidwoord staat het naamwoord als titel te zien. Vele variaties met “Jezus” en “Christus” zijn bijvoorbeeld mogelijk. Een uitdrukking “Jezus-Christus” heeft dus zoveel te betekenen als een eigennaam bestaande uit een voor- en achternaam (o.a. Marc.1:1). Zo zou “Jezus-de-Christus” te kennen geven dat Jezus het ambt of de titel van Gezalfde van God heeft, en zo verder. In vele teksten is Christus echter niet een titel maar eigennaam geworden (vb. Rom.5:8 / 6:4 / 8:10 / Phil.1:10,23). Zo gezien heeft in Phil.2 de benaming “Kyrios”, die de verhoogde Jezus heeft, niet een ambtelijke of titulaire betekenis maar veeleer de waarde van een persoonlijke eigennaam. Een nadere kijk op de Griekse tekst zegt dit ook want er staat niet een naam boven alle naam, maar degelijk “de (met lidwoord in het Grieks) naam boven alle naam.”

YaHWeH is de Heer van allen JESUS is de Heer van allenMattheus 11:25: “In die tijd nam Jezus het woord: ‘Ik dank U, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat U dit verborgen hebt voor wijzen en verstandigen en het onthuld hebt aan eenvoudigen.”

Handelingen 10:36: “U kent het woord dat Hij de Israëlieten heeft gezonden, de goede boodschap van vrede door Jezus Christus – deze is de Heer over allen.”

Deuteronomium10:17: “De HEER uw God is de God der goden en de Heer der heren, de grootste, de machtigste, de verhevenste God, die niemand naar de ogen ziet en die zich niet laat omkopen.”

Openbaring 17:14 / 19:16: “Zij zullen oorlog voeren tegen het lam, maar het lam zal hen overwinnen; want het lam is de Heer der heren en de koning der koningen, en zij die bij Hem zijn, zijn de geroepenen, de uitverkorenen en de getrouwen.’” “Toen hoorde ik een geluid als van een grote menigte en als het gedruis van vele wateren en als het dreunen van zware donderslagen, en zij riepen: ‘Halleluja! De Heer onze God, de Albeheerser, heeft zijn koningschap aan vaard.”

5.5 “KYRIOS” (HEER) IN DE SEPTUAGINTA, de eerste Griekse vertaling

We hebben vroeger opgemerkt dat in de Griekse Septuaginta de naam YaHWeH meestal door Kyrios is weergegeven. Dit punt vereist verdere aandacht temeer daar dit voor de WT geen uitgemaakte zaak is. Jehovah’s Getuigen beweren namelijk dat de eerste LXX vertalingen het tetragrammaton (wetenschappelijke naam voor het vier-letter-woord YHWH) in onvertaalde vorm overnamen in de Griekse vertaling. Bepaalde aanwijzingen hiervoor zijn er nu wel. De tabel hieronder geeft de belangrijkste van dat genre manuscripten weer.

Page 222: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 222

1°)  4Q LXX Lev (b)2°)  LXX P.Fouad Inv. 266 gedeelte van Deut.31 3°)  LXX VTS 10b 4°)  LXX VTS 10a5°)  LXX IBJ 12 6°)  LXX P. Oxy. VII 1007

Fragmenten gevonden van andere Griekse vertalingen uit die tijd hebben ook soms de naam (Aquila en Symmachus vertalingen). Dat sommige Septuagintamanuscripten het tetragrammaton hadden ten tijde van Origenes en Hieronymus wordt door beiden bevestigd. Deze argumenten zijn door de WT uitgewerkt in de appendices van hun Bijbels met voetnoten en ‘The Kingdom Interlinear Translation.’ Deze argumenten lijken ijzersterk maar zijn op zichzelf zeer zwak. Zo staat de naam slechts eenmaal in de versie van Aquila (van datgene wat men van zijn vertaling terug gevonden heeft). Bij Symmachus heeft de vocatief bijna altijd YHWH, andere vormen zijn meestal vertaald door Kyrios. Dit is ook zo bij Theodotion die zowel Adonai als YHWH door Kyrios vertaald. Ook weet men niet uit de geschriften van Origenes en Hieronymus of de oudste (of eerste) Septuaginta nu YHWH of Kyrios had. Het ganse argument berust dus alleen op enkele versnipperde stukjes van manuscripten met in totaal ongeveer dertig maal de Godsnaam in oud-Hebreeuws. Dat zijn op zichzelf slechts enkele zwaluwen, maar maakt toch nog geen zomer. Dogmatisch hierover redeneren zoals de WT doet is uitgeschakeld en momenteel strijdig met wetenschappelijk Bijbelonderzoek. We bezitten honderden Septuaginta MS maar slechts een tiental die in de Griekse tekst YHWH onvertaald hebben overgenomen.

Nu is er geen enkel bezwaar om de naam YaHWeH de meer dan 6800 maal dat het gebruikt wordt te behouden in een vertaling van het OT. Dat hebben Bijbelvertalers vóór Jehovah’s Getuigen gedaan. (Zie de vertaling van Rotherham / American Standard Version van 1901 enz...) Waar we wel uitdrukkelijk tegen protesteren is het invoeren van die naam in het NT zoals de NWV 237 maal gedaan heeft. Er is géén enkel manuscript voorhanden van het NT dat de naam YaHWeH in archaïsche vorm of vergriekste vorm bevat. Zie ook appendix twee.

Alleen Opb.19:1,3,4,6 zou hierop uitzondering kunnen zijn en in dit geval staat er niet YaHWeH maar “Hallelujah” t.t.z. YaH zij gelooft, dus de verkorte vorm van YHWH. Deze 237 maal dat Jehovah’s Getuigen de naam Jehovah hebben ingevoerd in hun “christelijke geschriften” (het NT dus) zijn te herleiden tot 3 groepen: 1°) In aanhalingen van de Hebreeuwse geschriften (OT). 2°) Op die plaatsen waar Hebreeuwse vertalingen van de christelijke geschriften (NT) de naam hebben ingevoerd (zoals de vertaling in het Hebreeuws van Salkinson). 3°) Op twee plaatsen waar volgens hen de context te kennen geeft dat de persoon waar sprake over is; God, de Vader is nl. Eph.6:8 en Col.3:13.

Maar nu hebben ze deze regels niet consequent doorgevoerd. In het geval van Phil.2:10,11 en Rom.9-11 op zichzelf citaten van Jes.45:22-25 moest men die naam Jehovah aangehouden hebben wat de NWV niet heeft gedaan. Tegen de tweede regel hebben ze gezondigd doordat vele gevallen waar Hebreeuwse vertalingen van de Christelijke Bijbel de naam Jehovah hebben, dit door hen niet gedaan is. Zo staat in 1 Thes.4:16,17 volgens de Hebreeuwse vertalingen van Elias

Page 223: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 223

Hutter, William A. T. Robertson en John Christian Reichardt: “want Jehovah zelf zal uit de hemel nederdalen” en “opgenomen in de wolken Jehovah tegemoet.” Waarom spreekt de NWV hier over Heer i.p.v. Jehovah? Om de eenvoudige reden dat hun leer over God en Christus dit niet toelaat. Ook de twee plaatsen waar ze de naam Jehovah hebben ingevoerd, zonder dat dit citaat is of zonder precedent uit een Hebreeuwse vertaling is aanvechtbaar. Waarom de naam Jehovah niet invoeren in Eph.6:9 waar de NWV “kurios” heeft vertaald als “meester”? Of in Col.4:7, tekst die bijna gelijkluidend is aan Eph.6:8 waar ze wél Jehovah schrijven.

“Jehovah” in het NT: DAT is niet te verantwoorden

Het invoeren van de naam YaHWeH of Jehovah in het NT is niet alleen dogma van de WT, meer zelfs “drogma” van de WT. Paulus moest dus in Phil.2:10,11 de naam Jehovah niet schrijven om de eenvoudige reden dat men die naam nooit in zijn brieven vindt en indien hij ooit de naam geschreven heeft, dan in brieven die niet tot ons gekomen zijn en ook geen deel van de geïnspireerde Schrift zijn. Om God aan te duiden schreven christelijke schrijvers dan ook “Kyrios” zoals in de LXX. Maar ook Christus werd met dezelfde naam of titel beschreven omdat beiden één zijn. Volledigheidshalve wijzen we ook nog naar een reeks artikelen van Jehovah’s Getuigen in dit verband. De voorgaande argumentaties worden doorspekt met “argumenten” (?) van G. Howard. Deze laatste schreef in ‘Journal of Biblical Litterature’ (deel 96 n° 1,1977 blz.63-83) over het gebruik van het tetragram in LXX en oude NT geschriften. Volgens G. Howard zou het Nieuwe Testament oorspronkelijk het tetragram gehad kunnen hebben, dat zou in het begin der tweede eeuw verwijderd geweest zijn. Gezien dat nog niet bewezen is blijft zijn ganse relaas geen wetenschap maar sciencefiction (Zie ‘DE WACHTTOREN’ van 1 augustus 1978, blz.3-15 / NWV met studieverwijzingen Appendix 1c.)

Professor G. Howard geeft, toe geen echte bewijzen te hebben voor het gebruik van het tetragrammaton, we moeten hem dus niet teveel laten bewijzen. Hij gaat uit van bepaalde voorwaarden en geeft daar bepaalde gevolgtrekkingen aan. Hij zegt niet meer dan dit: “Als we bij het Nieuwe Testament aankomen, zijn er goede redenen om aan te nemen dat een soortgelijk patroon werd aangehouden. Omdat het Tetragrammaton geschreven werd in de kopieën van de Griekse Bijbel, die deel uitmaakte van de Schriften van de vroege kerk, is het redelijk om aan te nemen dat de NT schrijvers, als ze uit de Schrift citeerden, het Tetragrammaton gebruikten. Gelijkaardig aan de voorchristelijke Joodse praktijk kunnen we ons voorstellen, dat de tekst van het NT het Tetragrammaton bevatte in de citaten uit het oude testament en dat de woorden Kurios en Theos werden gebruikt als afgeleide verwijzing naar God in de commentaren op de citaten. Het gebruik van het Tetragrammaton in deze citaten zou, vanzelfsprekend, gehanteerd blijven zolang als men christelijke kopieën van de LXX zou gebruiken. Maar toen het werd verwijderd uit het Griekse OT, werd het eveneens verwijderd uit de citaten van het OT in het NT. Daardoor is het aannemelijk dat het gebruik van surrogaatnamen aan het begin van de tweede eeuw ervoor zorgde dat het gebruik van het Tetragrammaton definitief eindigde” (wij leggen zelf de nadruk met bold lettertype). We zetten tot slot van dit gedeelte nog vier Bijbelteksten op een rij met de bedoeling aan te tonen dat wat over YaHWeH is gezegd in verband met de schepping in het OT op Jezus is toegepast in het NT.

Page 224: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 224

Ps.102:26: “Gij hebt voormaals de aarde gegrondvest, en de hemel is het werk uwer handen.” Deze tekst is in de brief aan de Hebreeën zonder schroom toegepast op de verheerlijkte Jezus. Want Heb.1:10 zegt (in vertaling van het Hebreeuws naar het Grieks): “Gij, Here, hebt in den beginne de aarde gegrondvest, en de hemelen zijn het werk uwer handen.” De schepper van het OT = Jezus, de schepper van het NT. Toen enkele discipelen hoorden van de bevrijding van hun medebroeders zingen ze eenparig: “Gij, Here, zijt het die geschapen hebt de hemel de aarde, de zee en al wat daarin is” (Hand.4:12). En Paulus geeft er de volgende variante op, waar hij de schepping in zijn ganse totaliteit aan Jezus toeschrijft: “want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen” (Col.1:16,17).

5.6 IS DE PERSOONLIJKE NAAM VAN GOD JEHOVAH?

Onder het artikel “Jehovah” schrijft de WT in ‘Aid to bible understanding’ blz.882: “De persoonlijke naam van God. (Jes.42:8 / 54:5). Alhoewel schriftuurlijk aangeduid door beschrijvende titels als God, Heer, Schepper, Vader, de Almachtige, de Allerhoogste en andere, zijn persoonlijkheid en eigenschappen - wie en wat hij is - zijn volledig opgesomd en alléén weergegeven door deze persoonlijke naam. Psalm 83:18.”

Wanneer we de aangehaalde schriftuurplaatsen nakijken staat er inderdaad: “Ik ben Jehovah, dat is mijn naam.” Maar ook staat er in Ex.6:2,3 dat de aartsvaders God slechts kenden onder de naam van “God de Almachtige” en niet YaHWeH. In Psalm 68:4 vinden we: “zingt God toe (...) als Jah, wat zijn naam is.” Bij de latere profeten is God ook niet gewoon YaHWeH genoemd maar: “YaHWeH der heerscharen” (of legerscharen volgens NWV). Zo verscheidene malen bij Jesaja (Jes.47:4 / 48:2 / 54:5) en Jeremiah, (Jer.31:35 / 32:18). We zien ook dat God zichzelf verscheidene malen “Heer YaHWeH” heeft genoemd zoals met de uitdrukking Adõn (Jes.51:22 / 19:4 / Ezech.14:11) en Adonai (Ezech.20:5 / 29:16 / 36:22,23 / 39:25). En volgens Ex.3:13,14 is Gods naam “Ehjeh Asher Ehjeh” iets wat bijna onvertaalbaar is. De betekenis is voor sommigen “Ik ben die Ik ben”, voor anderen “Ik zal zijn wat Ik zal zijn” enz... De vertaling van de WT zegt dat we het dienen te lezen als: “Ik zal bewijzen te zijn wat ik zal bewijzen te zijn” volgens Ex.3:14. In de voetnoot is het niet zo omslachtig, want daar staat: “Ik zal bewijzen te zijn.” Zie hierover ook nog appendix 2.

Naast dit zijn er ook een ganse reeks van combinaties van YaHWeH met een ander begrip waardoor er nog een uitgebreider betekenis aan gegeven wordt. Ook zijn sommige van deze namen op de voormenselijke, menselijke of verhoogde Christus toegepast en geïmpliceerd. De lijst volgt hieronder:

1°) YaHWeH Jireth = YaHWeH zal voorzien = Gen.22:14 vergelijk 2 Cor.5:19. 2°) YaHWeH Rapha = YaHWeH uw heelmeester = Ex.15:26 vergelijk Rom.15:8. 3°) YaHWeH Nissi = YaHWeH is mijn banier = Ex.17:15 vergelijk Eph.6:10,11. 4°) YaHWeH Shalom = YaHWeH is vrede = Richt.6:24 vergelijk Col.1:19,20 / Eph.2:14-17. 5°) YaHWeH Tsidkenu = YaHWeH onze gerechtigheid = Jer.23:6 vergelijk 1 Cor.1:30. 6°) YaHWeH Shammah = YaHWeH is hier = Ezech.48:35 vergelijk Mat.28:20.

Page 225: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 225

7°) YaHWeH Ra ah = YaHWeH mijn herder = Ps.23:1 vergelijk Joh.10:11. 8°) YaHWeH mQuaddishkhem = YaHWeH die rechtvaardigd = Lev.20:7,8 vergelijk 1 Cor.1:30,31.

Met het oog op dit alles is het gewenst zich af te vragen: Is de naam YaHWeH nu wel de énige eigennaam van God en zijn al de andere slechts titels? Of verder nog: Is het wel noodzakelijk dat God een persoonlijke naam heeft? En indien we op dit laatste “ja” antwoorden, waarom heeft die naam dan te maken met het Hebreeuwse werkwoord “hayah” = zijn? Wanneer we YaHWeH ((het Tetragrammaton) lezen als “De Zijnde”, “Hij die is”, “de Eeuwige” (zoals enkele Franse vertalingen) wat zou hieraan verkeerd zijn? Want in actieve vorm zien we toch dat “hayah” voor God gebruikt is in Ex.3:12 en Gen.31:3, of de Griekse vorm in Hand.18:10.

Volledig juist is de identificatie van YaHWeH = De Zijnde dan ook weer niet. Want i.v.m. God heeft “hayah” niet een ontologische maar veeleer een fenomenologische betekenis. Anders gezegd men zou nog beter vertalen “Hij die doet zijn” in actieve vorm (o.a. Th.C. Vriezen).

Laat ons dan ook op een tegenstrijdigheid wijzen van de WT in dit verband. In het boek ‘Uw naam worde geheiligd’ zeggen ze dat Raymundus Martini een Rooms Katholieke monnik als eerste de naam Ieowah gebruikte (blz.19,20) maar in de appendices van de NWV lezen we dat het de Getuigen zijn die de naam herstellen. Hoe kan je iets herstellen dat sinds 1270 als mogelijke uitspraak regelmatig in liturgie en geschrift in gebruik is zowel bij Protestanten als Katholieken? Andere exegeten zien in de naam YaHWeH ook slechts een verbondsnaam gegeven aan Israël. Dat wij die naam gebruiken is niet in de betekenis die deze had voor het oude verbondsvolk. Om deze redenen zijn de Griekse termen voor God in het NT dan ook gans anders, vooral de term “Vader”. Dat het begrip Vader onderdeel is van de prediking van het OT valt niet te betwisten. (Zie o.a. Deut.1:31 / 8:5 / Jes.63:16 / 64:8 / Hos.11:1.) Nieuw is in het NT dat hier gesproken wordt over de universaliteit van het vaderschap Gods. In het verbond van het Oud Testament was YaHWeH slechts geestelijke vader van Israël (Hand.17:28 / Mat.6:45 / Luc.6:35 / Joh.3:16). Wat het OT wél al zegt is: dat God de koning is van alle volkeren.

En wellicht is het omwille van deze universaliteit van Gods vaderschap dat Christus nooit zegt dat God de Vader der Israëlieten is. Dat is dus een betekenisvol onderscheid met het OT. Hij zegt wel eens dat de duivel hun vader is (Joh.8:44). Ze zijn kinderen van Abraham maar kennen God niet (Joh.8:37,52-54). Zie ook naar APPENDIX 14: Over de betekenis van de godstitel “Eyeh asher Eyeh” in Exodus 3:14, achteraan als supplement bij deze uitleg.

5.7 CHRISTUS DE KURIOS = YaHWeH

De titel Heer in profaan gebruik vinden we als: 1°) Titel van respect. Mat.13:27 / Luc.13:8 / Hand.10:4. 2°) Koningstitel. Hand.25:26 / Opb.17:14. 3°) Bezitstitel. Luc.19:33 / Hand.16:6 / Gal.4:1. 4°) Aanspreektitel voor een vreemdeling. Joh.12:21 / 20:15 / Hand.16:30. 5°) Ironisch voor afgoden. 1 Cor.8:5. 6°) Van een heer in wiens dienst men is. Mat.6:24 / 24:50.

Page 226: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 226

Deze titel is in het NT speciaal voor Christus gebruikt (wel 700 maal) en God (ongeveer 100 maal). Ook in aanhalingen hebben beide de Kyrios-naam. Zie voor God o.a. 1 Cor.3:20 / 14:21 / 2 Cor.6:17 enz. Tevens echter voor Christus hoewel Jehovah’s Getuigen dit soms verdoezelen in hun vertaling door te substitueren met de naam “Jehovah”. Dit is o.a. duidelijk in 1 Cor.10:21,22 waar sprake is over de “tafel des Heren” en zekerlijk als verwijzing naar Christus. Dat er een tafel van YaHWeH was voor de Joden is niet te betwisten. Hier gaat het echter om het avondmaal van de Here Jezus (Mal.1:12). Hetzelfde hebben we voor 2 Cor.3:16-18. Daar heeft men vijfmaal de naam “Jehovah” in plaats van Heer (Kyrios). Wanneer we lezen vanaf vers 14 zien we duidelijk dat hier over Christus sprake is. Et cetera.

Het is duidelijk dat YaHWeH in het OT = verwijzing naar Christus in het NT in de hieronder uitgekozen gedeelten van de Psalmen niet aanvechtbaar zijn. Ps.9:8 = Hand.17:31 = Oordeler Ps.34:8 = 1 Pet.2:3 = Goedertieren Ps.45:6 = Heb.1:8 = God Ps.62:13 = Mat.16:27 = Vergelder Ps.74:2 = 1 Pet.1:19 = Verlosser Ps.96:13 = Hand.17:31 = Rechter Ps.97:7 = Heb.1:6 = Aangebedene Ps.98:9 = Hand.17:31 = Rechter Ps.102:25-27 = Heb.1:10-12 = Schepper Ps.104:4 = Heb.1:7 = Heer van de engelen

Laat ons trachten dit hoofdstuk samen te vatten. Uit Phil.2:9-11 is het alleen mogelijk te concluderen dat Christus de naam YaHWeH of Kyrios heeft want alleen deze is “de naam boven alle andere naam”. Indien we redeneren dat dit niet het geval is, dan is Gods naam nog altijd boven de naam van Christus wat strijdig zou zijn met datgene wat Paulus zegt. Daarom ook de aanhaling van Paulus uit Jesaja met de woorden dat iedere knie tot Hem zal buigen, en ook dat speciale Griekse woord voor religieuze buiging (kamptoo). Contra de leer van de WT kan men dan zeggen dat de Kyrios-titel deze is van God én van Christus zowel in de Griekse LXX als het NT. Al dit wordt ook beschreven in Eph.1:20-22: “Dezelfde sterkte en kracht heeft Hij betoond in Christus, toen Hij Hem opwekte uit de doden en zette aan zijn rechterhand in de hemelen, hoog boven alle heerschappij, machten, krachten en hoogheden en boven elke naam die genoemd wordt niet alleen in deze maar ook in de toekomstige tijd. Alles heeft God onder zijn voeten gelegd, en Hemzelf verheven boven alles” (Willibrord-vertaling). Vergelijk bij dit de aanhaling van Ps.110:1 in het NT o.a.; Rom.8:34 / Col.3:1 / Heb.1:3 / 8:1 / 10:12 / 1 Pet.3:22.Onze redding is dus alléén in de naam van Christus (Hand.4:12). Onze openbare bekendmaking (prediking, getuigenis) heeft Hem als inhoud (Opb.10:9-13). En alleen dezen die Jezus prediken als Heer (Kyrios) zijn ware christenen, herboren in water en Geest (1 Cor.12:3). Want Hij is de “Heer der heerlijkheid” (1 Cor.2:8 en vergelijk Psalm 24:10 / Hand.3:15 / Rom.8:17 / 2 Thes. 2:14 / 1 Tim.3:16). “Mijn eer zal Ik aan geen ander geven” zegt God in Jes.42:8.

Page 227: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 227

Mogen we bij wijze van schokeffect, enkele Bijbelteksten aan elkaar plakken. We willen erdoor aangeven dat Jezus de centrale figuur is in de prediking: we gaan naar Hem voor onze gebeden en voor de individuele redding. Als Hij God niet is, dan zijn we verkeerd bezig. Dan geven we de Almachtige niet wat Hem toekomt! We mogen geen afgoden aanbidden!

Joh.14:14 (Willibrord): “14 Als jullie Mij iets zullen vragen in mijn naam, dan zal Ik het doen.” Joh.5:39,40: “39 U doorzoekt de Schriften, in de mening daarin het eeuwig leven te bezitten; welnu, juist die getuigen over Mij. 40 Toch weigert u naar Mij toe te komen om dat leven te bezitten.” Joh.6:35,37,44,45: “35 Jezus antwoordde: ‘Ik ben het brood om van te leven. Wie naar Mij toe komt krijgt geen honger meer, en wie in Mij gelooft krijgt nooit meer dorst... 37 Allen die de Vader Mij toevertrouwt, komen naar Mij toe, en wie naar Mij toe komen, zal Ik nooit buitensluiten (...) 44 Niemand kan naar Mij toe komen tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem naar Mij toe haalt – en Ik laat hem op de laatste dag opstaan. 45 Er staat geschreven bij de Profeten: En allen zullen onderricht ontvangen van God. Wie naar de Vader heeft geluisterd en bij Hem in de leer is geweest, komt naar Mij toe.” Hand.22:16: “16 Wat aarzel je nu nog? Roep zijn naam aan, laat je dopen en was je zonden af.””

En nog wat over het gebruik van de titel Heer volgens Bullinger, Companion Bible. “Lord”: (Jehovah. (Ap. 98. VI. i. a. 1. B. a.) VI. (Lord, i. =Kurios, 1. (Used of Jehovah (Appendix 4. II), and printed “LORD” throughout, B. (Without the Article (Kurios), a. (In quotations from the Old Testament it occurs twenty-nine times; eight times in Matthew (3:3; 4:7,10; 21:9,42; 22:37; 23:39 [our Scripture above]; 27:10); eight times in Mark (1:3; 11:9,10; 12:11,29,29,30,36-); nine times in Luke (3:4; 4:8,12,18,19; 10:27; 13:35; 19:38; 20:37); four times in John (1:23; 12:13,38,38).”

BIBLIOGRAFIEBehalve de reeds genoemde commentaren op de brief aan de Phillipenzen in hoofdstuk vier speciaal voor de Kyrios-titel: Bonnefoy J.F., O.F.M., La primauté du Christ, Casa Editrice Herder Roma, 1959. Bosc J., L’office Royal du Seigneur Jésus-Christ, Labor et Fides, 1957. Conzelman H., An outline of the theology of the New Testament, S.C.M., 1969. Cullmann O., The christology of the New Testament, S.C.M., 1971. Hahn E., The titles of Jesus in christology, Lutterworth Press, 1969. Kramer W., Christ, Lord, Son of God, S.C.M., 1966. Sabourin L., S.J., Les noms et les titres de Jésus, Desclée De Brouwer, 1962. Taylor V., The names of Jesus, Macmillan, 1954. Young E. J., Isaiah’s Majestic Prophecy, The Seminary Review, series I, Volume VIII, Number  1 Fall, 1961 blz.3-25. Artikel “Kyrios” in DNTT, deel 2, blz.510-516.

Page 228: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 228

APPENDIX 6: Geloofsbelijdenis van Nicea/ConstantiniopelWij geloven in één God De almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde Van alle zichtbare en onzichtbare dingen:

En in één Here Jezus Christus En eniggeboren Zoon van God, Geboren uit de Vader voor alle tijden, God uit God, Licht uit Licht, Waarachtig God uit waarachtig God, Geboren, niet geschapen, één van wezen met de Vader En door wie alles is geworden; Die om ons mensen en om ons behoud is neergedaald uit de hemel en is vlees geworden, door de Heilige Geest uit de maagd Maria en is mens geworden, die ook voor ons is gekruisigd onder Pontius Pilatus, geleden heeft en begraven is, en op de derde dag is opgestaan volgens de Schriften, is opgevaren naar de hemel en zit aan de rechterhand van de Vader, en zal wederkomen in heerlijkheid om te oordelen de levenden en de doden, en aan zijn rijk zal geen einde komen;

en in de heilige Geest, die Here is en levend maakt die uitgaat van de Vader en de Zoon, die samen met de Vader en de Zoon aanbeden en verheerlijkt wordt, die gesproken heeft door de profeten

En één heilige, katholieke en apostolische Kerk. Wij belijden één doop tot vergeving van de zonden. En wij verwachten de opstanding van de doden En het leven in de wereld die komt. Amen.

Page 229: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 229

Hoofdstuk 6

Een meesterwerk van misleiding

Hebreen,  hoofdstuk: 1Vers Statenvertaling Luthervertaling Leidschevertaling

5 Want tot wien van de engelen heeft Hij ooit gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb ik u gegenereerd? En wederom: Ik zal Hem tot een Vader zijn, en Hij zal Mij tot een Zoon zijn?

Want tot welken Engel heeft Hij ooit gezegd: ‘Gij zijt mijn Zoon, heden heb Ik u verwekt’? en wederom: ‘lk zal zijn Vader zijn en hij zal mijn Zoon zijn’?

Tot wien der engelen toch heeft Hij ooit gezegd: Gij zijt mijn Zoon; Ik heb u heden verwekt? en elders: Ik zal hem tot een vader zijn, en hij zal Mij tot zoon wezen?

We lezen in ‘De Grootste Mens die ooit heeft geleefd’, een boek van de WT uit 1991: “Jezus heeft nooit beweerd God te zijn, maar hij erkende dat hij de beloofde Messías of Christus was. Hij zei ook dat hij “Gods Zoon” was, niet God (Johannes 4:25, 26; 10:36). Toch zegt de bijbel niet dat Jezus een mens als ieder ander mens was. Hij was een zeer bijzondere persoon, omdat hij vóór alle andere dingen door God was geschapen (Kolossenzen 1:15). Talloze miljarden jaren lang, zelfs voordat het stoffelijke universum werd geschapen, leefde Jezus als een geestelijk schepsel in de hemel en verheugde hij zich in intieme omgang met zijn Vader, Jehovah God, de Grootse Schepper. – Spreuken 8:22, 27-31. Vervolgens, ongeveer tweeduizend jaar geleden, bracht God het leven van zijn Zoon over naar de schoot van een vrouw en werd Jezus een menselijke zoon van God, die op een normale manier door een vrouw ter wereld werd gebracht (Galaten 4:4). Toen Jezus zich in de baarmoeder ontwikkelde en daarna als jongen opgroeide, was hij afhankelijk van degenen die God als zijn aardse ouders had uitgekozen. Tenslotte werd Jezus een volwassen man en werd het hem vergund zich zijn vroegere omgang met God in de hemel volledig te herinneren. – Johannes 8:23; 17:5” (inleiding blz.4). Dat is in het kort wat een Jehovah Getuige verplicht is te geloven over Jezus van Nazareth. Maar ze beweren nog meer dan dat wat in onze ogen on-Bijbels ruikt. Het evangelie van Johannes is een der belangrijkste Bijbelboeken welke het persoonlijke leven van de Heer beschrijft. Niet alleen de absolute godheid maar ook Zijn volledig mens-zijn is er nauwkeurig in beschreven. Kritiek van de WT is in dit verband dan ook niet uitgebleven, alhoewel het slechts in 1962 was dat ze voor het eerst al haar argumentatie samengebracht heeft in één enkele publicatie. Het is hun 64 bladzijden tellende brochure getiteld: ‘Het Woord, Wie is Hij’. Dit geschrift is een meesterwerk van misleiding. Niet alleen wordt er geredeneerd alsof de schrijver ervan, bij wijze van spreken God wetenschappelijk en proefondervindelijk onderzocht heeft, bovenal is deze brochure geschreven naar menselijke logica en redenering. Verder is het een amalgaam van losse beweringen en verkeerde voorstellingen van datgene wat dezen die de Drie-eenheid belijden werkelijk geloven. Ze tonen een gebrek aan kennis van de Griekse Bijbeltaal en negeren de schriftcontext over de ganse lijn. Dit geschrift dat duizenden misleidt heeft zal blijven misleiden in de toekomst. Gedeelten uit deze brochure zijn in voorgaande hoofdstukken al besproken maar een aantal argumenten van de zijde van de WT willen we hier onder het vergrootglas leggen.

Page 230: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 230

6.1 “MIJN VADER IS MEERDER DAN IK” Joh.14:28 (SV)

Een schriftuurplaats die in alle opzichten als de belangrijkste wordt gezien door Jehovah’s Getuigen in hun strijd contra de absolute godheid van Christus is Joh.14:28. Voor hen is dit een positief bewijs van hun stelling. Deze tekst zegt: “Indien gij mij liefhad zoudt gij u verheugen dat ik heenga naar de Vader, want de Vader is groter dan ik.” Hierop zegt de WT: “Jezus erkende aldus zijn Vader als de Here God, de Almachtige, zonder zijns gelijke, meerder dan zijn Zoon” (‘Het Woord’ blz.53). Nu is het waar dat de uitdrukking “groter dan” wil zeggen grotere macht of grotere autoriteit zoals in dit evangelie duidelijk is. Vergelijk Joh.4:12 / 8:53 / 10:29 / 13:16 en 1 Joh.3:20. Maar dat helpt niet in het minst van hieruit te concluderen dat de Vader alléén God is. Wat doen we dan met de andere schriftuurplaatsen die Christus God noemen (Joh.1:1-3 / 20:28)? Wanneer de WT in dit verband zegt dat de Vader, de Almachtige is en de Zoon, een Machtige god dan leert men een TWEE-godendom. Dan moet de WT ook niet komen aandraven met een leer dat ze in één-God geloven.

In Joh.14:28 gebruikt Johannes het Griekse “meizon” = méér, in het Nederlands. Dat begrip wijst naar een verschil in positie. Als illustratie het volgende: een koning is méér dan zijn zoon of dochter ook als hij/zij troonopvolger is. Ze zijn echter toch van dezelfde natuur. Indien Johannes een verschil tussen de Vader en de Logos - wat betreft hun natuur - had willen benadrukken zou er “kreitton” gestaan hebben. Dat is zoals bij het verschil tussen de Logos en de engelen in Heb.1:4. “Kreitton” wijst op een verschil in natuur. Christus verschilt in natuur van de engelen maar is van dezelfde natuur als de Vader.

Diezelfde avond dat Jezus de uitspraak doet die we bespreken gebruikt Hij nog enkele malen dat woord “meizon”. In verband met de voetwassing zegt Hij dat een slaaf niet “meerder” is dan zijn heer en dat een gezant niet “meerder” is dan zijn zender. Beide malen dus opnieuw een rangpositie die er door weergegeven wordt. Slaaf en heer / gezant en zender zijn van dezelfde natuur = mensen. Zie Joh.13:16 en ook nog Joh.15:20 waar de slaaf en heerrelatie opnieuw aan bod komt. Daar waar “meizon” gebruikt wordt gaat het niet om de natuur van de betrokkenen, maar hun onderlinge verhouding in de sociale maatschappij is aan de orde.

Wat staat er in de Griekse tekst

“hoti ho pater meizon mou estin”

Hoe men de tekst heeft vertaald

Statenvertaling:“Mijn Vader is meerder dan Ik”

Luther en Canisius:“de Vader is groter dan ik”Leidschevertaling en NBG:“de Vader is meer dan ik”

Brouwer:“de Vader is meerder dan ik”

Page 231: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 231

Enkele verklaringen bij deze tekst. Jehovah’s Getuigen beweren: “Het standpunt van de bijbel is duidelijk. Niet alleen is de Almachtige God, Jehovah, een persoonlijkheid die van Jezus verschilt, maar ook is Hij te allen tijde zijn meerdere” (‘Moet u...’ blz. 20). S. Schoon een modern theoloog die niet geloofd in de Drie-eenheid, leest zijn opmerking bij Joh.14:28 vanuit Joh.20:28, die prachtige geloofsbelijdenis van Thomas: “Mijn Heer en Mijn God.” (Simon Schoon, ‘De weg van Jezus’, Kok, 1991.) Dat is voor S. Schoon echter een verklaring die Thomas over God, de Vader, maakt. Waarschijnlijk heeft hij die uitleg van Paul van Buren die het volgende zei: “De twijfelende Thomas uit het vierde evangelie sprak voor hen allen, toen hij die jood recht in het gezicht keek en uitriep, met de woorden die de eeuwen door in de joodse liturgie geklonken hebben: “Mijn Heer en mijn God!” Het was eenvoudig omdat de jood Thomas zich in de aanwezigheid van deze jood Jezus gedwongen voelde, de God van zijn vaderen als zijn Heer en zijn God te belijden. Allen niet-joden, bijbels en joods ongeletterd als zij zijn, konden zich ook maar inbeelden dat de jood Thomas er in de verste verte aan gedacht zou hebben, Jezus ‘God’ te noemen, of ook dat Jezus, die zelfs weigerde ‘goed’ genoemd te worden, zo iets godslasterlijks zou hebben verlangd! Nee! De werkelijke eer van onze Heer Jezus Christus is dat hij erop stond, alle eer aan de Vader te geven.” Dit citaat vonden we in een vertaling van de Nes Ammim lezingen, veertiende jaargang, n°6, blz.9.

Maar bij die uitleg van deze Bijbeltekst zeggen zowel Prof. P. van Buren als Dr. S. Schoon iets dat er niet staat. Johannes schrijft niet dat Thomas in verbazing een geloofsbelijdenis uitspreekt. Johannes schrijft namelijk dat Thomas “tot Hem” sprak, TOT JEZUS. Wie is de God van Thomas? Jezus! Wie is de Heer van Thomas? Jezus!

En de Heer prijst zijn discipel voor die opmerkelijke verklaring (vers 29). Jezus zegt dus niet: Thomas een dergelijke uitspraak als deze is godslasterlijk en mag je niet doen. Als leraar van de discipelen was dat een strikte noodzaak geweest bij een dergelijke theologische misstap. Hij prijst hem daarentegen. Evenals S. Schoon gebruiken Jehovah’s Getuigen dit zelfde argument als een mogelijke uitleg van deze Bijbeltekst. Zie ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, 1995, blz.1274. Maar: “Zalig zij die niet gezien hebben en toch geloven” Joh.20:29.

Johannes 20:28 onder het vergrootglas

Wat staat er in de Griekse tekst van Johannes 20:28 “ho kurios mou kai ho theos mou”

Hoe men de tekst heeft vertaald “Mijn Heere en mijn God!” SV

“Mijn Heer en mijn God!”Luther, Leidsche vert, Brouwer, Canisius, NBG

In een tekst van de Psalmen staat er eens een formule die bijna identiek is als in deze die Thomas uitsprak tegenover Jezus in het evangelie van Johannes. In Psalm 35:23 lezen we: “Waak op en ontwaak voor mijn recht, voor mijn rechtsgeding, o mijn God en mijn Here.” En in het

Page 232: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 232

Nieuwe Testament is er een bijna gelijkaardige uitspraak van Johannes 20:28 maar dan in het meervoud weergegeven.

Wat staat er in de Griekse tekst van Openbaring 4:11“ho kurios kai ho theos humoon”

Hoe men de tekst heeft vertaald“Heer, Gij, onze God” Luther

“Gij, Heer, onze God” Leidsche “Gij, onze Heer en God” Brouwer

“Gij, onze Heer onze God” Canisius “Gij, onze Here onze God” NBG

“Gij Jehovah, ja onze God” NWV“the Lord and the God of us” Kingdom Interlinear translation van de WT

Een ander verband: Johannes 20:28 en Johannes 17:3

De wijze waarop we Joh.20:28 moeten begrijpen volgens ‘Redeneren aan de hand van de Schrift’, publicatie van de WT, klopt dus niet met al deze hierboven genoemde feiten. Ze zeggen: “De context helpt ons de juiste conclusie te trekken. Kort voordat Jezus stierf, had Thomas gehoord hoe hij zijn Vader in gebed als de enige waarachtige God aansprak (Joh.17:3, NBG). Nadat Jezus uit de doden was opgewekt, liet hij aan zijn apostelen, met inbegrip van Thomas, de volgende boodschap overbrengen: “Ik vaar op … naar mijn God en uw God” (Joh.20:17, NBG). Na te hebben opgetekend wat Thomas zei toen hij de opgestane Christus werkelijk zag en aanraakte, zei de apostel Johannes: “deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zoon van God”“(Joh.20:31, NBG). Indien iemand derhalve vanwege Thomas’s uitroep de gevolgtrekking heeft gemaakt dat Jezus zelf de enige waarachtige God is of dat Jezus een trinitarische “God de Zoon” is, dient hij opnieuw te beschouwen wat Jezus zelf zei (vs. 17) en wat de apostel Johannes als slotconclusie duidelijk onder woorden bracht (vs. 31)” blz.231.

En ook wat in ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, blz.1274 te lezen is klopt niet met de Bijbelse feiten: “Thomas kan Jezus derhalve hebben aangesproken met “mijn God” in de zin dat Jezus “een god” was, maar niet de Almachtige God, niet “de enige ware God”, tot wie Thomas Jezus vaak had horen bidden (Jo 17:1-3). Of misschien heeft hij Jezus met “mijn God” aangesproken in dezelfde trant waarin zijn voorvaders soortgelijke uitdrukkingen hadden gebezigd die opgetekend staan in de Hebreeuwse Geschriften, waarmee Thomas vertrouwd was. Bij verschillende gelegenheden waarbij personen door een engel als boodschapper van Jehovah werden bezocht of aangesproken, kwam het voor dat zij, of ook wel de schrijver van het desbetreffende bijbelse verslag, die hemelse boodschapper antwoordden of over hem spraken alsof hij Jehovah God zelf was. (Vgl. Ge 16:7-11, 13; 18:1-5, 22-23; 32:24-30; Re 6:11-15; 13:20-22.) Dit kwam doordat de engel als Jehovah”s vertegenwoordiger optrad, in diens naam sprak, wellicht het voornaamwoord voor de eerste persoon enkelvoud gebruikte en zelfs zei: “Ik ben de ware God” (Ge 31:11-13; Re 2:1-5). In die zin kan Thomas Jezus dus met “mijn God” hebben aangesproken, aangezien hij Jezus als de vertegenwoordiger en woordvoerder van de ware God erkende of beleed. Hoe het ook zij, Thomas” woorden zijn stellig niet in tegenspraak

Page 233: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 233

met wat hij Jezus zelf duidelijk had horen verklaren, namelijk: “De Vader is groter dan mij.” – Jo 14:28” (wij onderstrepen).

In deze beide citaten verwijst men naar Joh.17:3. Daarover een kleine opmerking. Novatianus schreef al in 235 na Chr. bij het publiceren van zijn geschrift over ‘De Drie-eenheid’ bij Joh.17:3. Hij geeft na een reeks opmerkingen het volgende als besluit: “We moeten daarom, volgens de beschreven regels zoals we uitgelegd hebben, zeggen dat God de enige ware God is en dat diegene die Hij gezonden heeft, Jezus Christus, zeker dergelijke zaken niet zou zeggen en Zichzelf aan de Vader binden op die wijze, indien Hij ook niet God was. Hij zou zich dan van Hem hebben ontkoppeld, had Hij willen uitleggen dat wij moeten verstaan dat Hij God niet was” (par 16). Voordien had Novatianus als slot van par.11 gezegd: “Laten zij daarom die lezen dat Christus de Zoon des mensen is, ook dít lezen, dat dezelfde Jezus ook God is en de Zoon van God.”

Een opmerking over het tweede citaat. De WT laat doorschemeren dat wanneer engelen aan mensen verschenen; of de “engel des HEEREN” zich manifesteerde, men hen aansprak als God en dat Thomas iets in die aard zou kunnen bedoeld hebben wanneer hij Jezus God noemt. Dat is een rare redenering. Aanvaardden die gelovigen een meergodendom? Natuurlijk niet. Dus zagen die mensen in de engelen méér dan eens de Almachtige. In hun optiek was het Hij die verscheen. En voor de “engel des HEEREN” geldt dit nog meer dan voor de andere engelen. (Zie punt 3.8.)

Er is nog wat anders aan de orde, de WT had vroeger een andere uitleg over Joh.20:28 en ook deze luisterde niet naar wat de tekst zelf zei. Volgens ‘DE WACHTTOREN’ van 1 juni 1988 moeten we dit er in lezen, dat er geen bezwaar is: “dat Thomas Jezus als een god aanduidt. Dat zou in onvereenstemming zijn met het feit dat Jezus in zijn voormenselijk bestaan stellig een god was, dat wil zeggen, een machtig goddelijk persoon. En stellig is hij dat sinds zijn dood en opstanding tot hemels leven (…) Er was dus niets ongepasts aan dat Thomas Jezus zo aanduidde. Thomas zei dat Jezus een god voor hem was, een goddelijke machtige persoon. Hij zei echter niet dat Jezus Jehovah was, hetgeen de reden was waarom Thomas “mijn” God zei en niet “de” God. “ (wij onderstrepen). Één opmerking hierover; er staat in de Griekse tekst wel degelijk “DE GOD VAN MIJ” = “ho theos mou.” Dat argument is ondertussen verbeurd verklaard en gebruikt men het niet meer. Nieuw licht zegt men dan, maar ook het nieuwe is duisternis.

En ook nog dit uit een artikel in ‘DE WACHTTOREN’ van 1 maart 1984 blz.20: “Hoe staat het dan met Thomas’ verbaasde uitroep, toen hij de uit de doden opgewekte Jezus zag (…) Thomas was sterk aangedaan door het duidelijke besef dat Jezus Christus werkelijk uit de doden was opgewekt (…)” (wij onderstrepen). Lees a.u.b. toch vers 29 erbij, wie verbaasd is mag nog geen ketterij verkopen. Jezus zegt niet tegen Thomas: man vertel toch niet zo een onzin. Integendeel hij geeft zijn reactie als de énige echte een voorbeeld voor alle gelovigen.

Wat Thomas zegt in Joh.20:28, heeft een parallel in Opb.4:11. De vierentwintig oudsten bezingen volgens het vers: “HO KURIOS KAI HO THEOS” = “DE HEER EN DE GOD.” Dat is een bekende formule in de Bijbel zowel het Oud Testament (maar dan wel in het Hebreeuws) als het Nieuw Testament. Dit is een lijst ervan: Psalm 34:23 / 43:5 / 63:1 / Jer.38:18 / Zach.13:9 / Mat.4:7,10 / 22:37 / 27:46 / Marc.5:34 / 12:29 / Luc.1:78 / 4:8,12 / Joh.8:54 / 20:17 / 20:28 /

Page 234: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 234

Hand.2:39 / Rom.1:8 / 1 Cor.1:4 / 6:11 / 2 Cor.12:21 / Php.1:3 / 1 Thes.2:2 / 3:9 / 2 Thes.1:11 / Phm.1:4 / Heb.1:9 / Opb.3:12 / 4:11 / 5:10 / 7:3 / 12:10 / 19:1 / 19:5 / 21:3. Voorafgaande gebruikt de Schrift een formule als; mijn (God), onze (God), uw (God), hun (God). Het gaat dan om verering, aanbidding en bevestiging van de godheid van de HEERE, weze het de Vader, de Zoon of de Heilige Geest.

Wij vertalen u wat uit één van de belangrijkste Griekse grammatica ooit geschreven, deze van A.T. Robertson. Op bladzijde 466 staat in antwoord op Abbott iemand die de WT regelmatig citeert als ware hij één van de hunne: “In Opb.4:11 hebben we een vocatief in de woorden HO KURIOS KAI HO THEOS. In Joh.20:28 adresseert Thomas, Jezus als HO KURIOS MOU KAI HO THEOS MOU, de vocatief zoals in de tekst hierboven. Maar, en dat is merkwaardig, Winer geeft dit weer als een uitroep in de plaats van een aanspreken, natuurlijk om aan de conclusie te ontsnappen dat Thomas overtuigd was van de godheid van Jezus toen hij Hem zag na de opstanding. Dr. E.A. Abbott gaat een uitgebreid argument aanhalen dat zou aantonen dat KURIE HO THEOS in de LXX een manier was om God aan te spreken en niet HO KURIOS KAI HO THEOS. Maar nadat hij dit opmerkt geeft hij toe op blz. 95 dat dit toch niet altijd overtuigend is. Want xiii 13, PHONEITE ME HO DIDASKALOS KAI HO KURIOS, en Opb.4:11 AXIOS EI HO KURIOS KAI HO THEOS HEMON, hadden we moeten aanhalen in wat hierboven staat zegt hij. Hij komt dus manlijk terug op wat hij opmerkte met de woorden: “Johannes zou dit hier uitzonderlijk gebruikt kunnen hebben.” Laten we er ook op wijzen dat Thomas in het Aramees sprak tot Jezus en in die taal kun je niet anders doen dan het lidwoord gebruiken wanneer iemand aangesproken wordt.

R. Furuli de WT-apologeet argumenteert op blz.221 van zijn boek: “We cannot know exactly what Thomas meant with his exclamation (…) “Thus, Thomas’ words do not add anything to our understanding of the word theos when used of Jesus in John 1:1c, 18.” Gregg Stafford zijn collega zegt in zijn verdediging van de WT op blz.351: “…and Thomas’ reply was spoken to him (…) But was it directed to him?” De Wachttoren heeft dus alle soorten meningen over deze tekst en R. Furuli wil er zelfs niet aan beginnen en loopt weg. Met het oog op wat hierboven is uitgelegd: deze mensen zijn niet oprecht. Thomas spreekt TOT Jezus en niet zomaar in de lucht een woord van verbazing. Hij spreekt HEM aan en niet de Vader. Thomas gebruikt het begrip THEOS = God in een andere betekenis dan in Joh.1:1 en Joh.1:8. Thomas spreekt zijn Heer aan als God en dat wil zeggen dat zijn monotheïstische opvoeding het moet afleggen tegenover wat hij ziet en hoort. Jezus is ZIJN Heer en ZIJN God. Daar moet AMEN op gezegd worden of je geloofd de woorden van Gods openbaring niet. Willen jullie dat mensen van de WT?

Page 235: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 235

Fig. 2. The Kingdom Interlinear of the New World Translation, gepubliceerd door De Wachttoren. Opmerking bij de vertaling van Johannes1:1d: “god was het Woord” aan de linkerkant, en “het Woord was een god” aan de rechterkant. Dat is waar R. Furuli naar terug gaat.

S. Schoon (slechts een voorbeeld van een moderne theoloog) en Jehovah’s Getuigen lezen in Joh.20:28 dus niet wat er staat. Ze verwateren aldus de ware visie op de persoon van Jezus. Jehovah’s Getuigen hebben in hun commentaar op Joh.14:28 – de Vader is meer dan Ik – bovendien nog verband gelegd met Phil.2:6-11 en 1 Cor.15:24,28. Daarover enkele opmerkingen.

Christus was onderworpen

Toen de Logos zichzelf ontledigde bij de menswording, heeft hij de gestalte van een dienst-knecht aangenomen. Maar dat wil niet zeggen dat Zijn gestalte Gods toen is opgehouden te bestaan. We gaan daartoe voor de tweede maal dat ander Grieks woord nader bekijken. Het Griekse werkwoord “huparchoon” in Phil.2:6 weerlegt zondermeer een totaal ontledigen van de Logos. In die tekst staat over Jezus volgens de NBG: “die in de gestalte Gods zijnde (hier staat “huparchoon”), “het Gode gelijk zijnde niet als een roof heeft geacht.” Luther vertaald dat Christus: “in Goddelijke gedaante was.” De Leidschevertaling zegt: “ hoewel hij Gods gestalte had.”

Page 236: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 236

De wijze waarop van “huparchoon” sprake is in andere teksten zal onmiddellijk duidelijk maken dat Jezus na die daad van ontledigen nog steeds God was. Jozef, die een lid van het Sanhedrin was (huparchoon) ging naar Pilatus (Luc.23:50-52). Daarna was hij nog altijd een lid van het Sanhedrin. Titus was (huparchoon) zéér toegewijd volgens 2 Cor.8:16, maar was nog even toegewijd hierna. David schreef over de opstanding (Hand.2:30,31), omdat hij profeet was (huparchoon). Na die profetische uitspraak was David nog steeds een profeet.

Het gebruik van “huparchoon” in Phil.2:6 geeft om die reden te kennen dat wanneer de Heer - die in de gestalte Gods is - de gestalte van een mens aanneemt, zijn eerste toestand niet heeft vernietigd. De menswording van de Logos is zondermeer een “godsopenbaring” (1 Tim.3:16). De gedaante van God wordt NIET opgeslorpt in een gedaante van een mens. “Huparchoon” sluit dat uit. S. Schoon, Jehovah’s Getuigen en alle anderen die niet willen geloven dat Jezus = God in het vlees is, begrijpen niet wat in Phil.2:6-11 staat. En bovendien een mens kán zichzelf niet tot God maken. Dat was de leugen die Satan in de hof van Eden aan de eerste mensen voorspiegelde (Gen. 3:5 / Jes.14:14 / Joh.8:44).

Hoe machtig is Christus?

Over 1 Cor.15:24,28 het volgende: Jezus zou zijn koningschap overdragen aan de Vader en alzo zichzelf onderwerpen zodat de Vader alles in allen zij. Dat is een manke uitleg. Want wil dit soms zeggen dat Jezus voordien tijdens de menswording niet onderworpen was? Dat Hij toen op eigen initiatief werkte en werkt tot Hij zijn Koninklijke waardigheid afstaat? Of dat Hij daarna géén koning der koningen meer is tot in alle eeuwigheid! In strijd dus met Opb.19:16 in het NT! Ook in strijd met de profetie uit het OT waaruit blijkt dat Hij voor eeuwig regeert!

De beweringen van Jehovah’s Getuigen zijn dus in tegenspraak met tientallen teksten! Het gaat niet op om enkele beweringen zomaar aan elkaar te plakken of verdichtsels na te volgen (2 Pet.1:16). Zoals vroeger een Joods gelovige sprak over God: “Hij geeft den moede kracht”, zo zegt de christen over Jezus: “Ik kan alle dingen door Christus die mij kracht geeft” (Jes.40:29 / Phil.4:13). Alhoewel Jezus de titel van Almachtige niet heeft (de uitzondering is Opb.1:8), geven meerdere Bijbelteksten te kennen dat Hij alle macht heeft (Mat.28:18 / Joh.17:2 / Eph.1:21 / Col.2:10). Hij heeft alle macht in de hemel, op de aarde en onder de aarde. Maar geen enkel mens kan in zichzelf alle macht bezitten. Dus moet deze Jezus van Nazareth ook God zijn.

Volgens Eph.1:19-23 rust in Hem de totaliteit van alle macht. Wanneer de laatste vijand, de dood, er niet meer zal zijn, zal Jezus (de Eeuwige en de Sterke volgens Jes.9:5) zichzelf onderwerpen aan Zijn Vader (Luc.20:36 / 2 Tim.1:10 / Opb.20:14 / 21:4).

Christus is als middelaar onderworpen

Maar nu wil het begrip onderwerpen niet zeggen “minderwaardig zijn.” Als kind was Jezus aan Maria en Jozef “onderworpen.” Maar als persoon was Hij oneindig méér dan dezen (Luc.2:51). (Voor de betekenis van “onderwerpen” = Grieks hupotasso zie o.a. Jac.4:17 / Eph.5:21 / Heb.2:8 / 5:8,9 / 1 Pet.2:18 / 3:22 / Phil.2:7,8.) Wat Jezus, de mensgeworden Logos, overgeeft aan zijn Vader - en aan de Heilige Geest - is Zijn functie als middelaar. Wanneer alles is

Page 237: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 237

verzoend, heeft Zijn middelaarschap geen zin van bestaan meer. Vader, Zoon en Heilige Geest zullen dan: “alles in allen” zijn. Dat Christus terwijl Hij op aarde was, onderworpen was aan de wil van de Vader hebben christenen vóór Jehovah’s Getuigen geleerd. Men moet er de Kerkvaders maar eens op nalezen, of de geloofsbelijdenissen. En zoals Thomas van Aquino zegt over dit vers: we mogen aan de Christus als mens geen goddelijke kennis toeschrijven gezien dit een goddelijk onoverdraagbare werking is van de goddelijke natuur van Christus (Summa III q.q. art.1 ad.1).

Wanneer we dat begrijpen is de uitspraak van Jezus: “De Vader is meer dan ik” geen tegenstelling meer met de rest van de Schrift. Hier spreekt de mensgeworden Logos. Sinds Zijn menswording heeft Hij zich vrijwillig onderworpen aan de Vader. Hij staat op het punt zichzelf op te offeren. (Zie de verzen 29-32.) Dit zijn woorden van het Laatste Avondmaal. Enkele uren later zal Jezus aan het kruis hangen voor de zonden der wereld. Hier staat zijn middelaarschap in het middelpunt. Juist omwille van deze dood is de Logos mens geworden en was zijn wil ondergeschikt aan de Vader en de Heilige Geest (vb. Joh.6:38 / 8:28). In die omstandigheid is de Vader zeker méér dan de Zoon. Zo ook is de Vader groter dan de Zoon in zijn positie maar niet groter in goddelijkheid. T.t. de Vader is vanaf de incarnatie van de Zoon meer dan de Zoon maar deze is kwalitatief meerder dan de engelen.

Met een onderscheid van natuur heeft Joh.14:28 niets te maken, het zou dan ook volledig in strijd zijn met Joh.5:18 / 10:30. Zie onze commentaar hierop verder. Deze nadruk op de mensheid van Christus in het evangelie van Johannes is niets vreemds. Men leze Joh.1:30 / 4:29 / 8:40 / 11:11, 16,33 / 12:27 / 13:27 in het licht van Joh.1:14. Wat wel vreemd en godslasterlijk zou zijn, indien Christus zelf niet goddelijk was, is de vergelijking die Hij maakt tussen zichzelf en de Vader. De verdere context van verzen 29-31 spreekt namelijk over de dood van Christus als mens. En indien Christus slechts mens was - zoals de WT zegt - dan zou dit vergelijk erop neerkomen dat een mens zich met God vergelijkt. Indien Christus tegelijkertijd van dezelfde natuur is als God, maar als mens ondergeschikt in positie dan alleen kan de vergelijking enige waarde hebben.

Om deze reden kan de Heer ook zeggen: “Indien Ik niet de werken onder hen gedaan had, die niemand anders gedaan heeft, zouden zij geen zonden hebben; maar nu hebben zij, hoewel zij ze gezien hebben, toch Mij en mijn Vader gehaat” (Joh.15:24).

De WT wil ons doen geloven dat deze tekst – Joh.14:28 - zegt dat de Vader alleen God is maar de Zoon niet. Dat zegt de tekst niet of je hem éénmaal leest of honderdmaal.

6.2 “IK EN DE VADER ZIJN ÉÉN” Joh.10:30 (1)

Johannes,  hoofdstuk: 10Vers Statenvertaling Luthervertaling Leidschevertaling

30 Ik en de Vader zijn een. Ik en de Vader zijn een. Ik en de Vader zijn een.31 De Joden dan namen

wederom stenen op, om Hem te stenigen.

Toen namen de Joden wederom stenen op om hem te stenigen.

Wederom namen de Joden stenen op om hem te stenigen.

32 Jezus antwoordde hun: Ik heb u vele treffelijke werken getoond van Mijn

Jezus antwoordde hun: Vele goede werken heb ik u getoond van mijnen Vader;

Jezus antwoordde hun: Veel goede werken heb ik u getoond vanwege mijn

Page 238: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 238

Vader; om welk werk van die stenigt gij Mij?

om welk van die werken stenigt gij mij?

Vader; om welk daarvan wilt gij mij stenigen?

33 De Joden antwoordden Hem, zeggende: Wij stenigen U niet over [enig] goed werk, maar over [gods] lastering, en omdat Gij, een Mens zijnde, Uzelven God maakt.

De Joden antwoordden hem, en zeiden: Om het goede werk stenigen wij u niet, maar om de godslastering, en omdat gij, een mens zijnde, uzelven God maakt.

De Joden antwoordden hem: Wij willen u niet om een goed werk stenigen, maar om een godslastering, omdat gij, die een mens zijt, u tot God maakt.

34 Jezus antwoordde hun: Is er niet geschreven in uw wet: Ik heb gezegd, gij zijt goden?

Jezus antwoordde hun: Staat er niet geschreven in uwe wet: ‘Ik heb gezegd: Gij zijt goden’?

Jezus antwoordde hun: Staat niet in uw wet: Ik heb gezegd: Gij zijt goden?

35 Indien [de wet] die goden genaamd heeft, tot welke het woord Gods geschied is, en de Schrift niet kan gebroken worden;

Indien zij diegenen goden noemt, tot welke het woord Gods geschiedde, en de Schrift niet kan ontbonden worden,

Indien gij goden noemt hen tot wie het woord Gods gekomen is en de wet niet van kracht beroofd kan worden,

36 Zegt gijlieden [tot Mij], Dien de Vader geheiligd en in de wereld gezonden heeft: Gij lastert [God]; omdat Ik gezegd heb: Ik ben Gods Zoon?

zegt gij dan tot hem, dien de Vader geheiligd en in de wereld gezonden heeft: Gij lastert God, omdat ik zeg: Ik ben Gods Zoon?

zegt gij dan van hem dien de Vader heeft geheiligd en in de wereld gezonden: Gij spreekt een godslastering uit omdat ik zeide: Ik ben de Zoon Gods?

37 Indien Ik niet doe de werken Mijns Vaders, zo gelooft Mij niet;

Indien ik de werken mijns Vaders niet doe, zo gelooft mij niet;

Indien ik de werken van mijn Vader niet doe, gelooft mij niet;

38 Maar indien Ik ze doe, en zo gij Mij niet gelooft, zo gelooft de werken; opdat gij moogt bekennen en geloven, dat de Vader in Mij is, en Ik in Hem.

maar indien ik ze doe, zo gelooft toch de werken, wilt gij mij niet geloven; opdat gij erkent en gelooft, dat de Vader in mij is, en ik in hem.

maar indien ik ze doe en gij mij niet gelooft, gelooft dan de werken; opdat gij moogt inzien en erkennen dat de Vader in mij is en ik in den Vader ben.

Over Joh.10:30 zegt de WT: “In plaats van een Drieëenheid te vormen, waren Jezus en zijn Vader één door als Vader en Zoon met elkaar in overeenstemming te zijn. Nooit bestond er enig meningsverschil tussen hen (...) De Vader en de Zoon waren ook één in hun zorg voor de schapen” (‘Het Woord’, blz.31). Volgens ‘DE WACHTTOREN’ van 15 november 1988, blz.9 gaat het om: “Aangezien Jezus op aarde is en zijn Vader in de hemel, zegt hij vanzelfsprekend niet dat hij en zijn Vader letterlijk, of fysiek, een zijn. In plaats daarvan bedoelt hij dat zij hetzelfde doel beogen of in eendracht met elkaar zijn.”

En nog een langer citaat zodat u terdege begrijpt wat de WT leert over deze tekst. Wie zijn vijand en diens streken kent kan hem ook beter omverwerpen. We lezen in ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1 op blz.1273 het volgende (wij onderstrepen): “Toen Jezus er door tegenstanders van werd beschuldigd ‘zichzelf tot een god te maken’, was zijn antwoord: “Staat er niet in uw Wet geschreven: ‘Ik heb gezegd: “Gij zijt goden”‘? Indien hij degenen tegen wie het woord van God gericht werd, ‘goden’ heeft genoemd, en de Schrift toch niet krachteloos gemaakt kan worden, zegt gij dan tot mij, die door de Vader geheiligd en in de wereld gezonden werd: ‘Gij lastert’, omdat ik heb gezegd: Ik ben Gods Zoon?” (Jo 10:31-

Page 239: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 239

37). Jezus deed daar een aanhaling uit Psalm 82, waar menselijke rechters, die door God werden veroordeeld omdat zij geen recht verschaften, “goden” werden genoemd (Ps 82:1, 2, 6, 7). Aldus toonde Jezus aan hoe onredelijk het was hem van lastering te beschuldigen omdat hij had gezegd dat hij Gods Zoon was, niet God. Jezus werd van lastering beschuldigd omdat hij had gezegd: “Ik en de Vader zijn één” (Jo 10:30). Dat dit niet betekende dat Jezus beweerde de Vader of God te zijn, blijkt duidelijk uit zijn antwoord, dat reeds gedeeltelijk is beschouwd. De eenheid waarop Jezus doelde, moet begrepen worden in overeenstemming met de context waarin hij zijn verklaring deed. Hij sprak over zijn werken en zijn zorg voor de “schapen” die hem zouden volgen. Zowel zijn werken als zijn woorden bewezen dat er tussen hem en zijn Vader eenheid – geen tweedracht of disharmonie – bestond, een gedachte waarop hij in zijn antwoord steeds weer de nadruk legde (Jo 10:25, 26, 37, 38; vgl. Jo 4:34; 5:30; 6:38-40; 8:16-18). Wat zijn “schapen” betreft, bestond er ook volledige eenheid tussen hem en zijn Vader wanneer het erop aankwam zulke met schapen te vergelijken mensen te beschermen en naar het eeuwige leven te leiden (Jo 10:27-29; vgl. Ez 34:23, 24). Jezus’ gebed om eenheid onder al zijn discipelen, met inbegrip van toekomstige discipelen, maakt duidelijk dat het één-zijn of de eenheid tussen Jezus en zijn Vader niet betekende dat zij beiden een en dezelfde persoon zijn, maar dat zij een en hetzelfde doel beogen en één zijn in handelen. In die zin konden Jezus’ discipelen “allen één” zijn, net zoals hij en zijn Vader één zijn. – Jo17:20-23.”

Met het oog op datgene wat Johannes verhaald, nadat Jezus gezegd had, “Ik en de Vader zijn één”, is het goed zich af te vragen of de uitleg die de WT aan deze tekst geeft wel de juiste is. De apostel zegt na die uitspraak van de Heer: “De Joden dan namen weer stenen op, om Hem te stenigen” (Joh.10:31 SV). Laat ons daarom eerst eens nagaan op welke overtredingen de dood door steniging stond volgens de Joodse wet. Dit was onder andere een verplichting in de volgende gevallen: 1°) Overspel of verkrachting (Deut.22:21-24 / Lev.20:10 of sodomie of bestialiteit enz.). 2°) Een weerspannige zoon (Deut.21:18-21) of dochter (Lev.21:9). 3°) Een vals profeet die tot afgoderij aanmaant (Deut.13:5-10). 4°) Een waarzegger of waarzegster (Lev.20:27). 5°) Opzettelijke doodslag (Num.35:16,21) en mensenroof (Ex.21:16 / Deut.24:7). 6°) Het niet luisteren naar de raad van priesters of rechters (Deut.17:12,13). 7°) Beschimpen van YaHWeH’s naam of persoon (Lev.24:10-23 en waarin vervat ook schending van sabbat).

Het spreekt voor zichzelf dat alleen het laatste in aanmerking komt. Dit wordt verder bevestigd door wat er volgt. Tot de massa met stenen in hun handen zegt Christus: “Ik heb u vele voortreffelijke werken van de Vader getoond. Om welke van die werken stenigt gij mij?” Waarop de Joden antwoorden: “Wij stenigen u niet om een voortreffelijk werk, maar om lastering, ja, omdat gij, hoewel gij een mens zijt, uzelf tot een god maakt” (Joh.10:32,33 NWV). Nu moeten we beseffen dat Jezus beter dan de Joden zelf wist dat voor het verrichten van goede werken de wet van Mozes geen straf van steniging voorschreef. Ja zelfs niet zou toelaten. De vraag van Christus aan de Joden is daarom ook géén argumentatie hoewel de WT dat zegt (‘Het Woord’, blz.27 par.64). De argumentatie van Christus begint pas ná het antwoord der Joden. De vraag van de Heer is dan ook géén vraag uit verbazing maar een vraag met een ironische inslag. Zo is door

Page 240: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 240

Hem aangetoond dat hun handeling zonder wettelijke grond is. Voor andere gelegenheden waar Jezus op het punt staat gestenigd te worden zie men Joh.5:17,18 / 8:58,59, alhoewel men ook eens zegt dat men Hem niet zoekt te doden (Joh.7:19,20). Een mogelijke verwijzing naar dit incident uit Johannes 10 is Joh.19:7. Dat de Joden niet zo vlug op hun tenen getrapt waren zien we in Mat.12:34 en 23:33 waar Christus hen kinderen van de duivel en addergebroed noemt. En bij die gelegenheden zochten ze niet hem te stenigen. Wie zich echter God noemt dat is natuurlijk anders. Maar er waren andere gelegenheden die er toe leidden dat men over een moord op Jezus complotteerde. Zo o.a. in; Luc.4:28,29, omdat Hij niet wil genezen. Mat.12:14 / Marc.11:18 / Luc.6:11, na een genezing op sabbat. Marc.11:18 / Luc.19:47, na de tweede tempelreiniging.

Lezen wat er staat

Laat ons nu eerst kijken naar de Griekse tekst van Joh.10:30. Er staat: “ego kai ho pater hen esmen” “Ik en de Vader één zijn wij.”

Het belangrijkste in dit vers is het Griekse “hen” en het “esmen”. En men vraagt zich onmiddellijk af waarom “hen” (één) in de neutrale vorm staat. Het is niet de bedoeling van Christus te zeggen, Ik en de Vader zijn één persoon, want dan zou er moeten staan “heis” de mannelijke vorm van “hen.” Zie dit gebruik van “heis” in Gal.3:28. Dit zou ook onmogelijk zijn met de meervoudsvorm “zijn wij” (Grieks esmen) dat twee personen impliceert. Deze schriftuurplaats geeft dus een duidelijke weerlegging van dezen die zeggen dat Vader en Zoon één persoon zijn, de leer die vele aanhangers had in de 2de en 3de eeuw. Maar ook contra dezen die zeggen dat Christus en de Vader niet werkelijk één natuur zijn zoals Jehovah’s Getuigen. Beiden zijn “één ding” zoals hun Kingdom Translation te kennen geeft, wat een goede vertaling kan zijn van “hen.” En een Unitarische groep op internet zegt dat we aan eenzelfde neutrale “dispositie of pneuma (geest)” moeten denken. Maar wat is dat éne ding waarin Zij “één” zijn? De WT zegt één in doel, streven, zorg voor de schapen enz. (Zie o.a. 2 Joh.9 / Joh.14:8-11 / 16:16-28 / Col.2:8-10.) Er zijn ook moderne exegeten die deze uitleg geven zoals bijvoorbeeld P. Schoonenberg in het ‘Tijdschrift voor Theologie’ jaargang 1969, blz.384,385 of J.H. Bernard in het I.C.C. commentaar. Dat soort éénheid willen we niet betwisten. Toch zegt deze tekst meer dan dat. Het is ook waar dat “hen” (= één) deze betekenis kan hebben zoals blijkt uit 1 Cor.3:3 / Joh.17:11. Jehovah’s Getuigen weten dit en verwijzen ook altijd naar Joh.17:20-24 (‘Het Woord’ blz.32,33) wat ook Arius in de 4de eeuw gedaan heeft en allen die niet willen geloven in de godheid van Christus. Er valt meer te zeggen over die tekst.

Deze verzen in Joh.17 zeggen dat de gemeente één moet zijn zoals God en Christus één zijn. (Of een eenheid Christus-Geest zoals enkele exegeten zeggen). Zo spreekt vers 23 over één-zijn van de gemeente met Christus maar ook één-zijn van de Vader en Christus. Hún één-zijn is in de eerste plaats dus voorbeeld voor óns één-zijn. En in de tweede plaats ook oorzaak, want alleen door Hun woord (vers 20) komen wij daartoe. Wíj als kerk zijn één lichaam, maar boven dat lichaam is er één hoofd, nl. de Vader en Christus en de Heilige Geest. Onze eenheid is door

Page 241: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 241

genade, terwijl Christus spreekt over een éénzijn “in ons” (vers 21). Door te zeggen “in ons” geeft Christus dan ook een belangrijk verschil aan. De Zoon is zonder condities één met de Vader, iets dat in Zijn essentie en wezen gelegen is. Augustinus zegt terecht: “één in substantie en één in wil” (De Trinitate 9/9).

Wíj, in de gemeente, worden slechts één door de Geest (1 Joh.4:13-15) die door Vader en Zoon tot ons gezonden wordt. Dit gebed van Jezus maakt dus duidelijke verschillen met Joh.10:30. Wanneer Jezus zegt één te zijn met de Vader moet de inhoud van dit gezegde ook het éne goddelijke beginsel inhouden. Vader en Zoon hebben alles in gemeen (Joh.16:15). Ze zijn één op een wijze dat gelovigen nooit één kunnen zijn (Joh.5:23). Wij, als gelovigen, worden echt één omdat we allen levendgemaakt zijn door de Vader / Christus / Heilige Geest (Joh.14:19 / Col.3:4 / 1 Cor.15:12,22). Momenteel zijn wíj al één nieuwe schepping in Christus (2 Cor.5:17) gezien wij Zijn Geest ontvangen hebben (1 Cor.2:16). Er is dus een enorm groot kwalitatief verschil tussen Jezus en andere mensen. Het is niet dáárom dat de Joden stenen opnemen. Er moet dus minstens dit verschil reeds aangenomen worden. Indien Christus alleen maar geïmpliceerd had één van doel te zijn met Zijn Vader dan was er geen reden tot stenigen. Zulk een één-zijn met God hadden de profeten reeds vóór Christus gepredikt, van zichzelf en anderen, zonder dat men daarvoor ooit iemand gestenigd had.

Deze uitleg is ook in volledige overeenstemming met het merkwaardige grammaticaal parallellisme van deze teksten in Joh.17:21-23. Men heeft namelijk een verdeling van 2 x 4 verzen waarvan elke groep drie “hina” (= opdat) zinsdelen en één “kathoos” (= gelijk) zinsdeel. De eerste groep spreekt over de unieke Vader-Zoon verhouding (21b) en de tweede groep over ons een-worden door geloof (vers 20 met 22c-23).

Eerste groep21a (hina) opdat zij allen één zijn. 21b (kathoos) gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U. 21c (hina) dat ook zij in Ons zijn. 21d (hina) opdat de wereld gelove dat Gij Mij gezonden hebt. Tweede groep 22b (hina) opdat zij allen één zijn. 22c-23 (kathoos) gelijk Wij één zijn: Ik in hen en Gij in Mij. 23b (hina) dat zij volmaakt zijn tot één. 23c (hina) opdat de wereld erkenne dat Gij Mij gezonden hebt.

Wat wil dat allemaal zeggen?Vader en Zoon zijn één: 1°) Hebben dezelfde natuur (Phil.2:5) 2°) Hebben dezelfde titels (Opb.1:4,8,11,17) 3°) Hebben recht op dezelfde eer (Joh.5:23) 4°) Jezus heeft de volle godheid in zich (Col.1:19 / 2:9) 5°) Schepping komt door beiden (Joh.1:3,10 / Col.1:16) 6°) Hebben recht op zelfde aanbidding (Hand.7:59,60 / Heb.1:6) 7°) De Zoon kennen = de Vader kennen (Joh.14:7-9)

Page 242: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 242

8°) Op aarde was de Vader in Jezus (Joh.10:38 / 14:10,11) 9°) Op aarde was de Zoon in de Vader (Joh.10:38 / 14:11) 10°) Niemand komt zondermeer tot God (Joh.14:6 / Hand.4:12) 11°) Vader en Zoon hebben alles “gemeenschappelijk” (Joh.16:15 / 17:10) 12°) Beiden zijn God (Joh.1:1 / 20:28 / Heb.1:8,9) 13°) Hebben een zelfde doel (Joh.3:18).

Het zegt ook dit?

Vader en Zoon zijn dus méér dan de WT laat doorschemeren, méér dan een dynamisch duo. Vader en Zoon zijn onééns wat betreft: 1°) Jezus is niet de Vader (Opb.5:13 / Joh.20:17) 2°) De Vader is niet Jezus (Joh.15:1 / 16:27,28 / 17:5) 3°) Jezus en de Vader zijn twee personen (Joh.14:12 / 20:11) 4°) De Vader is niet mens geworden (Heb.1:6-10 / 2:14 / 7:3)

6.3 “GODEN” EN DE ZOON VAN GOD Joh.10:30 (2)

De Joden begrepen de woorden van Jezus, “Ik en de Vader zijn één”, dan ook veel beter dan de mensen van de WT het doen. Hun beschuldiging dat Hij zich als mens tot God (of een god) “maakt” is vals. Van de koning van Tyrus weten we dat hij zichzelf als mens tot God (of een god) “maakt” en zich figuurlijk op de troon van God heeft gezet. De koning van Tyrus zegt namelijk in Ezechiël 28:2b: “Ik ben God. Ik zit in gods stoel, in het hart der zeeën” (SV). Dat is niet wat Jezus doet of zegt. Het verschil wil de Heer de Joden dan ook overduidelijk maken. We lezen verder in het evangelie naar Johannes: “Jezus antwoordde hun: Staat er niet in uw Wet geschreven: Ik heb gezegd: Gij zijt goden?” Indien hij degenen tegen wie het woord van God gericht werd, goden heeft genoemd en de Schrift toch niet krachteloos gemaakt kan worden, zegt Gij dan tot mij, die door de Vader geheiligd en in de wereld gezonden werd: ‘Gij lastert’ omdat ik heb gezegd: Ik ben Gods Zoon?” Joh.10:34-36 NWT.

Christus verwijst in zijn antwoord naar wat Hij noemt, “uw wet”, namelijk Ps.82:6. Het gaat niet om de wet van Mozes. Het gaat niet om een uitspraak van God. In Psalm 82 maakt de profeet Asaf maar een opmerking en beschrijving van de rechters in Israël. Christus gebruikt zoals meer gedaan word de uitdrukking “wet” om er het ganse Oude Testament mee aan te duiden. De personen die daar door Asaf “goden” genoemd worden zijn de rechters, of ouderlingen (magistraten) van het oude verbondsvolk. Dat mensen hier “goden” genoemd worden is niet in strijd met het bestaan van de éne God. Je moet dan wel goed verstaan wat dat begrip “goden” in dit verband wil zeggen. Ze dragen de titel goden NIET omdat zij dé God vertegenwoordigen. Volgens sommige vertalingen worden de rechters ook goden genoemd, zoals in Ex.21:5,6 en 22:7,8. In deze beide gevallen heeft de NWV vertaald als: “{ware} God”. In de voetnota is er geen nadere verwijzing of uitleg. Zeggen we dat men hier dient te vertalen als “goden” dan, kan dat slechts in de betekenis van het grondwoord van “elohiem.” Het woord voor “god” heeft zo de betekenis van “sterken”, of “machtigen.” En in de zin van wat Asaf in kritische zin opmerkt zijn ze slechts “pseudo-goden” en “pseudo zonen van God.” Nu zegt Christus: zelfs indien er zulke goden bestaan, toch ben Ik totaal anders. Hij is de geheiligde van de Vader, de gezondene van de

Page 243: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 243

Vader. Daarom kan Hij zonder de minste twijfel ook zeggen: Ik ben Gods Zoon. En omwille van deze uitspraak zoeken ze - zoals reeds vroeger - “hem te doden” (Joh.7:1,19,25 / 8:37,40).

Er is dan dit enorm en belangrijk verschil. In Ps.82:6 staat in het origineel “elohiem” en zo ook in Ps.97:7, het meervoud van “god.” De Griekse Septuaginta, de Syrische vertaling en de Latijnse Vulgata vertalen dat in Ps.97:7 als “engelen.” Deze “goden” uit Ps.82:6 (en hun verwijzing in Joh.10) worden in Ps.97:7 bevolen God te aanbidden! HET ZIJN DUS GEEN ECHTE GODEN WANT ANDERS ZOU HEN ZELF AANBIDDING TOEKOMEN! Dat engelen aanbeden worden is nooit gemeld in de Schrift. Aanbidding komt uitsluitend God toe (Mat.4:10). Nu wordt de goede engelen een bevel gegeven in Heb.1:6. Ze moeten Jezus aanbidden. Engelen staan op een lager trapje dan Christus. Maar indien engelen vanuit Gods bevel zijn Zoon moeten aanbidden dan wij arme zondaars in elk geval. En ook al die “godenrechters” uit Psalm 82. Mozes bezong in het lied van Deut.32:39: “Ziet nu dat IK, Ik het ben, daar is geen God behalve Mij.” In Jes.43:10 staat tevens: “Voor Mij is er geen God geformeerd en na Mij zal er geen zijn.” De goden uit Ps.82:6 kunnen dus géén echte goden zijn. Zij kunnen ook géén door God geschapen goden zijn want God schiep zelf geen goden. Zij kunnen evenmin goden zijn die met YaHWeH één zijn in een pantheon van goden! Er kan dus slechts sprake zijn van “goden” in een andere betekenis.

Bijbels gezien is er één God, alle anderen die zo een titel hebben zijn gezanten van de éne God (Ex.7:1) of zijn afgoden. Wanneer er staat in Ex.7:1 volgens de NWV: “Zie, ik heb u tot God voor Farao gemaakt” dan is Mozes daarom nog geen échte God. Wanneer er staat in Ex.4:16 dat Mozes tot Aäron moet zeggen: “en gij zult hem tot God dienen” dan is Aäron nog geen échte God geworden. In het laatste geval kan Mozes niet de god van Aäron zijn. De betekenis in beide teksten is dus dat deze profeten = “machtig zijn.” De primaire betekenis van het woord EL = God is namelijk iets waar kracht vanuit gaat. Ze oefenen slechts “macht” uit in de naam van God. Het commentaar van de Joden op wie zichzelf als een god opwerpt is dat zijn oordeel verschrikkelijk zal zijn. Daaronder rekenen ze; Farao (Ezech.29:3), Joas (2 Kron.24:24), Hiram (Ezech.28:2) en als vierde Nebuchadnezar (Jes.14:14 / Daniël hoofdstuk 4).

Het besluit van de Heer in Joh.10 is niet dat Hij zich een god mag noemen zoals de Joden Hem valselijk aanklagen. Hij is niet zoals de rechters van Israël die hun magistratuur soms van vader op zoon overgeërfd kregen. Hij is Gods Zoon door het wilsbesluit van de Vader die Hem heeft apart gezet vóór de grondlegging der wereld. Vergelijk Joh.6:69 / 17:19. Hij is Gods Zoon, door de Vader, gezonden tot ons heil (Joh.3:17,34 / 5:24,30 enz.). Op zichzelf zijn deze teksten ook bewijzen van het vóórbestaan van Christus. Ofschoon Christus nu de rechter van Israël bij uitstek is maakt Hij zich toch niet God in deze betekenis (Joh.5:22-24). Door te zeggen; “Ik ben Gods Zoon” toont Hij de Joden dat Hij zich niet tot iets “maakt” zoals hun beschuldiging is. Christus “IS” “Zoon” door God de Vader en niet door mensen of door zichzelf (Joh.10:37,38).

Gelijkenissen en verschillen

Wanneer we in dit Bijbelgedeelte van Johannes 10 vers 33 met 36 vergelijken zien we de bedoeling: wie zich Gods Zoon noemt in zo een context is nog geen God in elke betekenis van het woord. We hoeven bij dit begrip “zoon” dan ook niet onmiddellijk te denken aan afstamming. Wel

Page 244: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 244

aan gelijkenis. De eerste mensen zijn geschapen naar het beeld en gelijkenis Gods. Daarom is Adam Zoon van God, hij gelijkt op God. Adam is niet echt en biologisch de Zoon van God; want God heeft géén vrouw of heeft géén broedmachine waarin Adam tot stand kwam. Het was uit rode aarde dat God zich een mensenzoon schiep en hem vormde naar Zijn beeld en gelijkenis.Laat ons de verschillen Christus-zoon en mensenrechters-zonen dan eens opsommen: 1°) In geschreven vorm kwam het woord, t.t. Gods wet, tot de goden = rechters. Nu komt het le- vende eeuwige Woord in persoon tot hen (Joh.1:1-3). Zij normaal geboren, Hij gezonden van boven (Joh.1:14,18 / 3:16). In de synoptische evangeliën spreekt Jezus 51 maal over “de Vader” en nog eens méér dan honderd maal in het evangelie van Johannes. Wanneer Jezus spreekt over de vader van de Joden dan spreekt hij over de duivel als hun vader en Johannes noemt ze addergebroed. Denk aan het symbool slang voor de Satan bij dit laatste. 2°) Deze rechters zijn zoals allen onderhevig aan geboorte, leven en dood hoewel ze denken de dood aan te kunnen zonder problemen (Ps.82:7). De Heer, de Zoon van God, die tot hen komt is de rechtstreeks gezondene van de Vader, Hij is pre-existent aan alle anderen, al dan niet rechters (Joh.3:17,34 / 5:36-38). 3°) De taak van die rechters was groot in het OT. Deze Zoon van God is de gezalfde, apart gezet van vóór de grondlegging der wereld als Redder (Joh.17:19). Deze gezalfde is Profeet, Pries- ter en Koning. En van dat soort is er maar één. Hij is ook Rechter in absolute zin van het woord. Het is een thema dat regelmatig gebruikt wordt in het Johannesevangelie om te onder- strepen dat Jezus boven allen staat (Joh.5:22,27,30 / 8:16,26 / 9:39). Hem verwerpen is dan ook gewoon “dodelijk” (Hand.13:45 / 18:6 /1 Tim.1:13). 4°) Deze rechters zijn goden, maar wel in een betekenis die anders is dan dat Christus zich Zoon van God noemt en beleden wordt (Joh.1:14,18 / 3:16). Indien er géén verschil was tussen het zoonschap van Jezus en dat van die rechters dan zou Hij dat toch ruiterlijk hebben toegegeven. Maar dat doet Hij niet omdat het niet zo is. Hij zal enkele dagen later tonen wat Hij als Zoon kan, Lazarus die enkele dagen dood is wordt door Hem opgewekt uit de dood (Johannes 11).5°) De Vader en de Zoon zijn op zodanige wijze één dat de Heer kan zeggen: “Ik geef hun (Mijn volgelingen) eeuwig leven en zij zullen voorzeker niet verloren gaan in eeuwigheid” (Joh. 10:28). De rechters = goden van Ps.82 hadden die macht niet. En nu beweren de leiders van het Wachttorengenootschap dat het overblijfsel van hun 144.000 de rechters zijn van het Nieuwe Israël, t.t. de gemeente. Kunnen jullie leiders van de WT ook deze macht over het leven proclameren? Waar is die macht van jullie over de eeuwigheid? 6°) Deze rechters die het voor de geringe en voor de arme moesten opnemen doen hun werk niet. Ze leven in een geestelijke duisternis en hun praktijken zijn navenant. Het zijn “goden” die hun macht hebben misbruikt. God zal hen oordelen met hetzelfde oordeel als waarmee zij de mensen geoordeeld hebben. Het ziet er in de toekomst voor die goden niet goed uit (Mat.7:1,2,21-23). Aan Christus is het ganse oordeel gegeven! 7°) Indien de WT ons wil aantonen dat Christus Zoon van God is op dezelfde wijze als de rech- ters van Israël het zijn, dan hebben ze hoegenaamd niets bewezen. En dat zou dan de enige conclusie moeten zijn; dat Christus “een god” is onder “andere goden.” Maar die conclusie trekken ze niet vanuit hun argumentatie. 8°) Van Christus weten we dat Hij de glorie en de heerlijkheid, die Hij had met de Vader, terug- krijgt (Joh.17:5). Van de rechters-goden wordt zoiets nóóit gezegd of zelfs gesuggereerd. Uiteindelijk wacht deze onrechtvaardige rechters de dood en veroordeling (Ps.82:7). Deze rechters zijn “tijdelijke goden” terwijl Jezus het is van eeuwigheid tot in eeuwigheid. Amen.

Page 245: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 245

Zodat we dit nog aanstippen; pas op voor valse gelijkenissen die de Wachttoren maakt in dit verband waar de basis niet gebouwd is op de rots, maar op zanderige gronden.

Argumenten van M. Gray en R. M. Bowman Jr.

Een zekere M. Gray, schreef een artikel, ‘Ontkennen Jehovah’s Getuigen Bijbels Monotheïsme?’, voor een internetsite gerund door Jehovah’s Getuigen. Het is zijn antwoord op enkele aantekeningen van Robert M. Bowman Jr. in zijn ‘Why You Should Believe In The Trinity’. (Zie de bibliografie.) M. Gray gaat uit van de volgende stelling over Psalm 82 en het begrip “goden” aldaar. Er zijn volgens hem twee soorten monotheïsme; 1°) Bijbels monotheïsme: men aanbidt en dient niemand anders dan de Almachtige God. 2°) Strikt monotheïsme: Er kan slechts één ware God zijn. Niemand kan de titel “god” dragen en wanneer ze dat wel doen, zijn ze valse goden. Over de tweede visie zegt M. Gray: dat hadden de Joden en vroege Christenen niet als opvatting. Zelf geloven ze dus op deze internetsite in de eerste visie. Maar opgepast dat klopt niet met het officiële standpunt van Jehovah’s Getuigen. Die geloven namelijk dat aan Jezus een relatieve aanbidding toekomt. Zie verder punt 10.3 in dat verband.

Bij wijze van inleiding van wat M. Gray zegt het volgende: “Bowman ontkent ook dat engelen “goden” beschouwd kunnen worden. Bowman geeft enkele redenen voor zijn mening dat engelen de titel “god” niet kunnen dragen. In tegenstelling tot zijn beweringen, bestaan er deugdelijke Bijbelse en niet-Bijbelse redenen om te geloven dat engelen de titel “god” kunnen krijgen van de Almachtige. En in de Joodse gedachte waren engelen een soort van niet-aanbeden “god.”“ (wij onderstrepen).

De rechters van Israël (= de “niet aanbeden goden” volgens M. Gray) zijn géén echte goden en worden dat slechts genoemd in een figuurlijke betekenis van het woord zegt R. M. Bowman Jr. daarentegen. In Ps.82 bijvoorbeeld gaat het om een “ironische” voorstelling van de rechters in Israël. Dat blijkt hier vooral uit; dat ze “onrechtvaardig” (Ps.82:2) zijn, “ze weten niets en begijpen niets” (Ps.82:5). En er is ook een parallel in het Nieuwe Testament dat een onwaardige zich opwerpt als een rechtmatige. De “heiligen” in Corinthe waren op een zodanige wijze verzadigd van zichzelf (opgeblazen) dat ze zich onrechtmatig “koningen” noemden. Ze zijn “zonder ons tot koningseer geklommen” staat er in 1 Cor.4:8 volgens de vertaling van prof. Brouwer. De leden van de WT maken onterecht bezwaar tegen deze opmerkingen van R. Bowman en doen dat om te kunnen zeggen dat Christus een god is. Wanneer ze zeggen; wij geloven in “Bijbels monotheïsme” en jullie Drie-eenheidaanhangers in “Strikt monotheïsme” dan hebben ze reeds aangegeven in welke richting door hen gedacht wordt. De Schrift is echter duidelijk; er is maar één God en alle anderen die de titel dragen zijn het niet. Dat rechters in Israël die titel hebben veranderd niets aan die definitie. Gezien er niets positiefs (het zijn partijdige en onrechtvaardige rechters) te vertellen is in deze acht verzen over deze rechters zijn ze ook géén goden. Ze kunnen het wel vanuit een ironisch perspectief zijn. Daarom de twee volgende aantekeningen als kritiek op deze vlottende visie op monotheïsme door de WT (en M. Gray).

De Septuagintavertaling en teksten over “goden”

Page 246: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 246

Vooraf een opmerking in verband met de Septuagintavertaling die op enkele plaatsen waar de Hebreeuwse tekst “elohim” gebruikt in vertaling over “engelen” spreekt. Dat zal te maken hebben met een visie in die dagen toen men de vertaling heeft gemaakt. Ps.86:8 die in de Hebreeuwse Masoretische tekst de engelen “elohim” (goden) noemt worden in de Septuaginta gewoon “engelen” vertaald. (Zie dan wel Ps.85:8 want die hebben een andere nummering voor de Psalmen.)

Maar niet te vergeten is dit. De “angeloi=engelen” uit het Griekse Nieuwe Testament, het evangelie van Christus, worden NOOIT “goden” genoemd. En verder is de tekst die we bespreken, Joh.10:34, de ENIGE in het NT waar bepaalde mensen = goden genoemd worden. We gaan wat dieper in op de technische kant van deze tekst. Wat zegt Ps.86:8-10. De NWT van 1984, Engelse uitgave, geeft voor vers 8 het volgende: “8* “Onder de goden” Hebr; va’ elohim; gr. Theois; Lat., di’is; T, “verheven engelen”.Het staat nog hetzelfde in de NWV van 1995 met voetnoten. Er wordt daar ook nog een verwijzing gemaakt naar Ps.89:6 en van daaruit een verwijzing naar Job 38:7. Daar in Job lezen we: “Zonen Gods” of “goddelijken”. Hebr.: benè’ Elohim; T: “engelenscharen”; L X X: “mijn engelen”. De WT tracht Ps.86:8-10 als volgt uit te leggen: “engelen” mogen in een mindere betekenis “goden” genoemd worden dan de ware God. Men wijst naar de “engel des HEEREN” die zich laat aanspreken als “God”. Maar dat maakt het alleen maar moeilijker te begrijpen want het begrip “aanbidding” komt dan achter de hoek kijken. De “engel des HEEREN” wordt aangesproken als “YaHWeH” en “Elohim”, ja zelfs aanbeden (Gen.16:7-14 / 28:10-22 / 32:24-30 / 48:15,16 / Ex.3:1-20 (vergelijk Hand.7:30-34) / Ex.23:30-33 (vergelijk Jes.63:8,9) / Richt.2:1-5 (vergelijk Mal.3:1). Volgens dezelfde logica van de WT zouden wij dan zondermeer de engelen Gods moeten aanbidden! En weten ze niet dat die “engel des HEEREN”, de Logos is in zijn vóórmenselijk bestaan?

En dan Ps.82 en de verwijzingen in de vertaling van de WT. In vers 1 staat volgens hun vertaling: “Te midden van de goden∆ spreekt hij recht.” 1∆ Of: “goddelijken.” Hebr.: ‘elo-him’; LXX Vg : “goden”; Sy “engelen”; T: “rechters.”In vers 6 staat volgens hun vertaling: “Ikzelf heb gezegd: ‘Gij zijt goden*,…”6* Of “goddelijken.” Hebr.: ‘elo-him’; Gr.: the’oi; Syr.: da’-la-hin; Lat.: di’i; T: “gelijk engelen.”

Is het moeilijk? Onthoud hiervan drie dingen:1°) volgens de WT is de betekenis van het begrip “goden” hier volgens hun voetnota “goddelijken”, en dat verzwakt hun argumentatie enorm, 2°) volgens de Targoum zijn ze “rechters” = “gelijk engelen”,3°) het is vooral de LXX die de “rechters” als “goden” ziet en dát is aangehaald in Joh.10.

Zijn de “engelen” volgens de Dode-Zee-rollen echt en waarachtige goden?

Page 247: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 247

En dan komen leden van de WT (o.a. M. Gray) met een ander argument aan. Ze wijzen ons erop dat de geschriften van de Dode Zee regelmatig over “engelen” als “goden” spreken. Zo o.a. in 4Q 405 23i of 4Q 49 l fr. II, Ma. In het laatste geval zegt Michaël gerekend te zijn: “onder de goden”. In de rol genaamd 4Q 404 I i, 30-46 wordt van de engelen gezegd dat zij het; “hoogste onder alle goden van kennis” zijn en “de heiligen van de ‘goden’ heiligen de Koning van heerlijkheid” en de “Vorsten van de lofbetuigingen van alle ‘goden’, loof de God van majestueuze lofprijzingen.” In de rol spoort men de gelovigen aan: “al de lovende goden de Koning der majesteit te loven, daar al de goden van kennis zijn glorie verheerlijken en al de geesten van rechtvaardigheid zijn waarheid loven” (Geza Vermes, ‘The Dead Sea Scrolls in English’, Penguin Books, 1990, blz.225). Conclusie volgens de schrijver van dit document: engelen zijn als “goden.” We hebben hier een totaal afwijkende visie van de Joodse monotheïstische zienswijze over God en engelen.

In ‘The War Scroll’ een van de belangrijkste Dode-Zee-Rollen lezen we dat: “het leger van de oorlogvoerende ‘goden’ zichzelf uitrusten voor de Dag van Wraak” (1Q MXV, Vermes, blz.121. G. Vermes gaf aan het document 4Q 491 fr. II, Ma de titel ‘Het Lied van Michael en de Rechtvaardige’ waarin o.a. staat dat er: “een troon van kracht [is] in de gemeente van ‘goden’ zodat geen enkele oude koning daarop zal zitten, noch zal een edele man (...)” (Vermes, blz.126).

Ook dat helpt ons niet veel verder om te zeggen engelen = goden. Dan zijn we namelijk al een stap verder gegaan in het interpreteren. Want “elohim” wil ook nog zeggen “machtige”. De teksten van Qumran kunnen toch niet echt beweren dat er één God is en dan een reeks kleinere “goden”? Die mensen waren strenge monotheïsten en geloofden in één God! Engelen aanbidden zou zondermeer afgoderij zijn. Zo zijn Jehovah’s Getuigen met dit argument een mijl verder afgedreven van het onderwerp. Indien de mensen uit de sekte van de Essenen, zondermeer leren dat engelen ook nog goden zijn, dan zijn het ketters. En het woord van een ketter heeft voor een christen géén waarde als argument. En de WT neemt deze als voorbeeld!

Engelen worden ook in de Griekse Septuagintavertaling, bijvoorbeeld in de Codex Alexandrinus van Job, met de “zonen van God” vereenzelvigd. Vergeet niet dat de LXX een vertaling is en dat andere vertalingen dat wel anders weergeven: “bovennatuurlijke wezens” TEV1, CEV “hemelse wezens” TEV 2, New Jewish P.S. “zonen van de hemel” NAB “de zonen van God” NRSV, NKJV, NWT En dat laatste is wel de letterlijke vertaling. Stellen we de Septuaginta hoger in waarde dan de Hebreeuwse Masoretentekst?

De mens is géén God! Over Psalm 8

We moeten nog bij een ander Bijbelgedeelte blijven stilstaan omdat de WT ook hier verkeerde conclusies uit trekt. Het gaat om een gedeelte uit Psalm 8. En Psalm 8 kan het best worden uitgelegd vanuit Genesis 1. De mens in Genesis 1 is geschapen naar het beeld van God. De mens heeft een grote gelijkenis met God. Adam en zijn afstammelingen moeten de aarde

Page 248: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 248

“onderwerpen” = macht uitoefenen over de aarde zoals God het zou doen. Een uiterst belangrijk gedeelte van Psalm 8 vinden we terug in Hebreeën 2:6,7a. We citeren de NWV hiervan: “Wat is de mens dat gij aan hem denkt, of [de] zoon des mensen dat gij voor hem zorgt? Gij hebt hem een weinig lager dan engelen gemaakt.” De NWV van Ps.8:5 is deze: “Voorts hebt gij hem ook een weinig minder dan goddelijken gemaakt, (…)” Gaat u naar andere vertalingen kijken (soms vers 6) dan zal daar waar “goddelijken” staat, meestal “bijna goddelijk” staan. “Gij hebt hem (de mens) een weinig minder gemaakt dan de Engelen” (Luthervertaling). “En hebt hem een weinig minder gemaakt dan de engelen” (SV). De mens is “bijna goddelijk” maar niet God. Dat zou trouwens een contradictie zijn met de rest van de Schrift te beweren dat de mens God is of een god. En toch is het dat wat men thans leert in de New Age-bewegingen. En zich baserend op deze tekst zeggen Mormonen dat de mensen “god” kunnen worden. Ze leren ook dat de Drie-eenheid bestaat uit DRIE GODEN. Bijbels gezien is dit ongehoord. Met de uitzonderingen die we hier bespreken, zijn allen die de naam “god” hebben gekregen gewoon afgoden en idolen door mensen gefabriceerd (Deut.32:21 / 1 Sam.12:21 / Ps.96:5 / Jes.37:19 / 41:23,24 / Jer.2:11 / 1 Cor.8:4 / 10:19,20).

De NWV van Ps.8:5 geeft de volgende aantekening: “Ps.8:5 “Dan goddelijken.” Hebr.: me’elohim’; TLXXSyVg: “engelen; boden.”“ De weergave van de LXX van dit vers is dus “angelous” (meervoud voor “engelen”) in plaats van het Griekse woord “theos” (= God). En ook de Latijnse Vulgaat gebruikt het woord “angelis” (meervoud van “engelen”) in plaats van het Latijnse woord voor “God.” Daarover een opmerking: de LXX heeft in veel gevallen in zijn vertaling dikwijls een uitlegkundige vertaling. Het Joodse gedachtegoed wordt er wel eens aangepast aan het Griekse begripsvermogen. En dat is ook hier het geval. Onmiddellijk een vraag daarbij! Mogen we ons inzicht in het monotheïsme, zowel van het OT als het NT, compromitteren door de tekst van de Septuaginta? Daar zetten we nog een opmerking achter. De Satan wordt in 2 Corinthiërs 4:4 “de god dezer eeuw” genoemd. Maar het is natuurlijk duidelijk, wij erkennen (herkennen) dat hij een valse god is. Hij heeft zichzelf opgeworpen als god. Hij heeft zich tegenover de mensen die naar hem luisteren, valselijk voorgedaan als ware hij de Almachtige. Dat wijzigt niets aan het bestaan van de ENE GOD. Want er zijn: “zogenaamde goden, hetzij in de hemel, hetzij op aarde (…) voor ons nochtans is er maar één God” (1 Cor.8:5,6).

Wat kunnen we erover zeggen, wanneer Jehovah’s Getuigen beweren dat men het monotheïsme van de Bijbel in een breder kader moet bekijken. En/of dat de mensen uit de sekte der Essenen die ons de manuscripten achterlieten waaruit we citeerden geloofden dat engelen als “goden” bezien werden in die kringen. We bekijken het vanuit een tekst in het NT. Paulus schreef aan de gemeente van Colosse: “Dat dan niemand u overheerse naar zijn wil in nederigheid en DIENST DER ENGELEN” (Col.2:18 SV). Zou deze: “DIENST DER ENGELEN” niet iets kunnen zijn zoals datgene wat we vinden in de geschriften van de Essenen? En we vinden ook zo een engelenverering bij de latere Gnostici, midden en eind van de 2de eeuw volgens de geschriften van de Kerkvaders. Doen we het OT geen geweld aan door die dingen te leren! En doen we geen onrecht aan de Verlosser waarvan we met zekerheid weten dat hij de “machten” = boze geesten en boze engelen overwonnen heeft! In deze brief van Paulus is er zekerheid daarover; Hij schiep de engelen (1:16), ze zijn Hem onderworpen (2:10) en Hij triomfeerde over die machten (2:15). Met hun visie heeft de WT eigenlijk omgekeerd wat de rol is van engelen ten overstaan van de

Page 249: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 249

mensen, vooral de gelovigen. Engelen staan in de dienst van wat de mensen doen (Heb.1:14). Een “echte” engel zal dan ook elke vorm van verering van mensen pertinent afwijzen (Opb.19:10 / 22:8,9). Kent de WT deze meest elementaire zaken niet van het Christelijk geloof? Waarom stichten ze dan zo een verwarring door deze dingen te zeggen!

Wijzen we ook nog naar twee teksten waar mensen zich tot God maken. Vergelijken we dat vooreerst in Jesaja 31:3. Vanuit de context zien we dat Israël hulp zoekt bij de Egyptenaren in plaats van bij de Almachtige God. Dat land Egypte was de toenmalige wereldmacht en Israël dacht er bescherming te vinden. En dat land maakt zichzelf tot God volgens Jes.31:3. Zowel het land als zijn inwoners kunnen niet als “goden” beschouwd worden. Dan is er ook nog 2 Thessalonicenzen 2:4. Maar ook hier moet men zeggen; dit vers laat zien dat het hier gaat om één mens of een vereniging van mensen die zichzelf tot “een god” gemaakt hebben en die aanbidding opeisen.

Wat leert Psalm 82 dan eigenlijk?

Omdat we het niet beter kunnen zeggen dan wat R. M. Bowman Jr. hierover schrijft vertalen we iets uit zijn studie die op Internet is geplaatst als samenvatting. “7. Het gebruik van elohim in Psalm 82 is waarschijnlijk een verwijzing naar onrechtvaardige rechters en is aangehaald door Jezus in Joh.10:34-36 maar zegt niet echt dat mensen ook goden zijn. A°) Het is Asaf die de rechters elohim noemt in Ps.82:1,6 en niet God. Dat is belangrijk om te begrijpen ook omdat Ps.82 geïnspireerd is. B°) Asaf redeneert niet als volgt: “Alhoewel jullie goden zijn zullen jullie sterven als mensen.” Er staat: “Ik heb u goden genoemd maar toch zullen jullie sterven zoals jullie zijn.” C°) De Psalmist zei niet dat onrechtvaardige rechters in werkelijkheid goden waren evenmin als hij echt beweerde dat ze “zonen van de Allerhoogste” waren (vers 6b). D°) Dus wijst Ps.82:1 naar deze rechters als “goden” op een ironische wijze. Vanuit hun rol als rechters redeneerden ze dat ze goden waren (…) of elohim. Maar de boodschap van Asaf is dat deze zogenaamde goden slechts mensen zijn die onder het oordeel staan van de echte “elohim” (verzen 1,2,7,8). E°) De manier waarop Christus dit gedeelte aanhaalt in Joh.10:34-36 is niet in strijd met deze interpretatie van Ps.82. F°) De woorden: “De Schriften kunnen niet verbroken worden” willen zeggen “niet om te ontbinden, maar om te vervullen” (Joh.7:23 / Mat.5:17). Jezus geeft dus toe dat de rechters in het OT ironisch goden zijn. In werkelijkheid is het Hijzelf, Hij doet wat zij niet kunnen bewerkstelligen. Hijzelf is wat zij nooit kunnen worden. Zie het Adam-Christus contrast in Rom.5:12,21 en 1 Cor.15:21,22,45 en de parallellen in het OT. G°) De betekenis van Joh.10:35: “hén (…) tot wie het woord Gods gekomen is” wijst naar het woord van oordeel over deze zogenaamde goden, het zijn valse goden en geen echte. H°) Tenslotte, deze onrechtvaardige mannen zijn dus géén goden of goddelijk in nature zodat het gebruik van het woord in deze tekst als figuurlijk moet gezien worden en niet letterlijk.”

William Gesenius’ Hebrew and Chaldee Lexicon, reprinted 1979 van de 1847 editie, Baker Book House, blz49, geeft de volgende betekenissen van “Elohim”, let op het 4de punt waar het koningen zijn die in Ps.82 aan de orde zijn:

Page 250: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 250

“1) “of the true God” (Dan 11:38, Hab 1:11, Deut 32:15, Ps 50:22; 40 times in Job) 2) “of any god” (Dan 11:37-39, 2 Chron 32:15, Neh 9:17) 3) “of gods or deities in general, whether true or false” (Ex 12:12, 18:11, 22:19, Gen 35:2,4. Deut 29:18, 32:17, Ps 86:8, Is 44:6, 45:5,14,21, 46:9, 2 Chron 13:9) 4) “once applied to kings” (Ps 82:1, especially verse 6) 5) “Not a few interpreters . . . have regarded Elohim as also denoting angels (see Ps 8:6, 82:1, 97:7, 138:1) and judges (Ex 21:6, 22:7-8) . . . Hebrews 1:6 and 2:7,9 show plainly that this word sometimes means angels, and the authority of the NT decides the matter” 6) “of an idol, a god of the Gentiles” (Ex 32:1, 1 Sam 5:7, 2 Kings 1:2-3,6,16, 1 King 11:5.”

6.4 BETEKENIS VAN DE UITDRUKKING “ZOON”

Nu zeggen Jehovah’s Getuigen dat Christus zich “slechts” de zoon van God noemde en daarom niet God zelf was (‘Het Woord’, blz.29). En aangaande Joh.10:34-36 dat deze: “argumentatie er een bewijs van (is) dat hij niet beweerde God te zijn, of dat hij wilde zeggen dat hij en zijn hemelse Vader één God, een drieënige God waren” (‘Het Woord’, blz.28).

Laat ons de betekenis van de uitdrukking “Gods Zoon” eerst trachten te benaderen door naar het gebruik van “zoon” te kijken zowel in letterlijke als figuurlijke zin. Dit is dan als volgt (met enkele voorbeelden): 1°) Mannelijk kind van eerste generatie Gen.16:15. 2°) Kleinkind vb. Jehu is zoon van Nimshi alhoewel deze zijn grootvader is volgens 2 Kon.5:20 en 2 Kon.9:2. 3°) Afstamming van latere generatie, vb. Christus is zoon van David Mat.1:20. 4°) Een aangenomen kind Ex.2:10. 5°) Aanspreektitel van oudere persoon tot een jongeling 1 Tim.1:18 / 2 Tim.2:1. 6°) Als een stamaanduiding vb. Zonen van Edom in Ps.137:7. 7°) Als een professionele groep vb. zonen der profeten 1 Kon.20:35. zonen der zangers Neh.12:28. 8°) Inwoners van een stad Klaagl.4:2 / Ezra 2:34. 9°) Als bezitter van morele deugd: zoon van vrede Luc.10:6 (ook Mat.23:15 / Hand.13:10).

Christus als rechtvaardige Mat.57:54 / Luc.23:47. 10°) Geestelijke zoon van God Rom.8:14,15,23. Christus spreekt tot zijn apostelen als kinde- ren volg. Marc.10:24 / Joh.13:33. 11°) Geestelijke schepselen Job1:6 / 2:1 / 38:7 (altijd collectief meervoud = zonen). 12°) Als algemene benaming: vb. Zoon des mensen voor Ezechiël (Ezech.2:1,3,6) en Christus Luc.1:31-35 / Marc.8:38 / 13:26 (voor Christus altijd met lidwoord).

Zoals men kan merken heeft de symbolische betekenis voor “zoon” de overhand. Dat een overhaaste studie in dit verband tot verkeerde besluiten zou leiden kan als volgt toegelicht worden. In Luc.4:22 lezen we dat Jezus door de mensen “zoon van Jozef” genoemd wordt. Mogen we hieruit concluderen dat dit in werkelijkheid zo is? Van maagdelijke geboorte zou er dan geen sprake zijn! Christus is Bijbels gezien geen lichamelijke zoon of afstammeling van Jozef. De enige band met hem is wettelijk. Hij is een zoon van het geslacht van David. Voor de teksten over

Page 251: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 251

Christus = de zoon van David zie: Jes.11:1 / Jer.23:5 / Mat.20:30,31 / 21:9 / 22:41-45 / Joh.7:42 / Hand.2:30 / 13:22,23 / Rom.1:3 / Opb.22:16.

We willen ook nog opmerken dat God in het voortbrengen van geestelijke zonen niet alleen vader is maar ook soms als moeder beschreven is. Zijn kinderen worden voortgebracht als in de barensweeën van een vrouw (Ps.90:2 / Deut.32:18 / Jes.49:15 / Jer.31:20 / Jac.1:18).

Vóórdat we het zoon-zijn van Christus bespreken willen we er nog eens op wijzen dat de belangrijkste titels die de Vader heeft ook deze zijn die door Bijbelschrijvers op Christus toegepast worden. Hij is: 1°) God - (Theos) - Joh.20:28. 2°) God - (Elohim) - Heb.1:8,9 (Ps.45:6,7). 3°) Heer - (Kurios) - Heb.1:10. 4°) Heer - (Adonaï) - Heb.1:13 (Ps.110:1). 5°) HERE- (YaHWeH ) - Heb.1:9 (Ps.102:25). Anders gezegd: de persoonlijkheid van de Vader is ook deze van de Christus. Wie de Zoon gezien heeft, heeft de Vader gezien (Joh.14:9,10 / 1:18). En het werk van de Vader is het werk van de Christus, zowel schepping, als oordeel, als redding (Joh.1:1-3 / Joh.5:21,22 / Joh.5:28,29 / Hand.17:31). In Christus woont de volheid van de godheid lichamelijk (Col.2:9). 6°) Heer - Mar(a). Deze Aramese term wordt voor YaHWeH gebruikt in de Aramaïsche gedeelten van Daniël en in intertestamentaire geschriften. We vinden het terug in het woord “Maranatha” d.w.z. “de Heer komt” of “de Heer is gekomen” (1 Cor.16:22 / Dan.2:47 / 5:23 / Enoch 9:6 / 39:31). 7°) “Enige Machthebber” is de vertaling die Jehovah’s Getuigen gebruiken voor Christus in 1 Tim.6:15 volgens o.a. ‘DE WACHTTOREN’, 1 april 1993, blz.28. Het Grieks heeft hier “monos.” Is de Vader dan ook niet monos = uniek = énig? Hoe is dit dan te rijmen, tenzij Ze beiden totaal gelijk zijn in macht! JEZUS IS DUS MÉÉR DAN “slechts” (term uit ‘Het Woord’, blz.29) DE ZOON VAN GOD! Het begrip één God heeft bij vergelijking van enkele teksten uit het OT en uit het NT een grotere gelijkenis dan er verschil is aan te tonen. Zie Deut.6:4 en Marc.12:29 / 1 Cor.8:6 en Eph.4:4 / Rom.10:12 en 1 Cor.12:5 / Ps.34:8a en 1 Pet.2:3,4.

En daarom nog een andere tabel over het begrip “ zoon” in de Schrift . Zonen: Geen enkele engel wordt ooit een “zoon van God” genoemd op individuele basis. Het is als groep dat ze “zonen” (meervoud) van God zijn. Alle teksten uit het OT hierover zijn; Gen.6:2 / Job 1:6 / 2:1 / Ps.89:6. God is Vader van Israël en het volk Zijn Zonen, volgens Deut.32:5,6 / Jes.45:10,11 / Jer.31:9 / Ezech.23:36,37. Zonen wordt soms gebruikt voor slechts het gelovige Israël (Ezech.16:20,21). De titel die Jezus gebruikt om zichzelf aan te duiden is vooral deze: “de Zoon van God” (Joh.5:25 / 9:35 / 10:36 / 11:4). Maar wanneer Hij voor het Sanhedrin staat en antwoord geeft aan de hogepriester wordt dit, zonder dat er een echte reden achter zit, tot “Zoon des mensen”

Page 252: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 252

(Mat.26:63-68 / Luc.22.22:67-71). Hij is Gods “eigen zoon”, “de Zoon van zijn liefde” en Hij noemt de Vader Zijn “eigen Vader” (Rom.8:32 / Joh.5:18 / Col.1:13).

Kinderen: Israël als groep volgens Deut.14:1,2 / 32:18-20 / Jes.1:1-3. Hosea 1:10 spreekt van “kinderen van de levende God.” Eerstgeboren Zoon: Israël als groep volgens Ex.4:22,23. Efraïm is eerstgeboren van God Jer.31:9. Kinderen van de duivel: 1 Joh.3:10. Kinderen der zonde: Jes.57:4. Kinderen van het vlees: Rom.9:8. Kinderen der belofte: Rom.9:8. Discipelen = Kinderen: Joh.13:33 / Heb.2:13.

6.5 DE ZOON EN DE ZONEN

De uitdrukking “zoon van God” of “énige (enigsoortige) zoon van God” (het Grieks “monogenes” wat we later bespreken) komen voor in de volgende contexten waar Christus het onderwerp is: 1°) Bij de geboorte als mens, de vleeswording (Joh.1:14,18 / Mat.2:15). 2°) Bij de kruisdood of als verwijzing ernaar (Joh.3:16 / 8:28). 3°) In verband met de opstanding (Hand.13:33). 4°) In zijn functie als hogepriester (Heb.5:5). 5°) Over Christus in zijn koningsambt (Ps.2:6,7).

Vergelijk eens het begrip heden in Ps.2:7 met vandaag in Luc.2:11. Ook nog 2 Sam.7:14 met de Davidische afkomst van Christus volgens Rom.1:3,4 / Mat.15:20 / 20:30 / 21:9. Dit zijn slechts enkele voorbeelden en geen volledige lijst. Zo ook wordt Christus “zoon” genoemd bij Zijn doop (Marc.1:11) en transfiguratie (Marc.9:7). Zelfs demonen noemen Christus “Zoon van God” (Marc.3:11 / 5:7). Of de Satan bij de beproeving in de woestijn (Mat.4:3,6). En natuurlijk de discipelen en apostelen (Joh.11:27 / 20:31). Maar bij het nagaan van die schriftuurplaatsen valt het onmiddellijk op dat Christus een uitdrukkelijk onderscheid maakt in de positie die Hij heeft ten opzichte van de Vader en onze positie. Wanneer Hij over zichzelf spreekt is het altijd als “mijn vader.” Voor zijn discipelen is het “uw” vader. Een mooi voorbeeld is Joh.20:17 waar de Heer tot Maria Magdalena spreekt over “mijn vader en uw vader.” Dit alles omdat de relatie van de Vader-Christus anders is dan Vader-gelovige. Vergelijk in Mat.25:34 / 26:29 / Luc.24:49.

Zo is Christus met de Vader bezig in het scheppingswerk (Joh.1:13) tot nu toe. Het gebod van de Vader is te geloven in de naam van zijn Zoon (1 Joh.3:23). Het loochenen van de Zoon is het loochenen van de Vader (1 Joh.2:23). Wie de Zoon heeft, heeft de Vader en vica-versa (1 Joh.2:23 / 4:15). Daarom kan Johannes ook besluiten in zijn eerste brief: “dit is de waarachtige

Page 253: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 253

God en het eeuwige leven” wanneer hij spreekt over de Here Jezus (1 Joh.5:20). (Zie ook verder naar hoofdstuk 9 voor de betekenis van deze tekst.)

We willen in dit verband ook wijzen op Mat.11:27. De Heer zegt er: “alle dingen zijn door mijn Vader aan mij overgegeven.” Het Grieks voor “zijn (...) overgegeven” is “paredothè” de aoristus van het werkwoord. Alle heilswaarden, macht, autoriteit et cetera zijn Hem dus gegeven vóór zijn verheerlijking (Mat.28:18). Jehovah’s Getuigen aanvaarden en geloven dit niet. Tijdens Zijn mens-zijn bezit Christus deze dingen, en daarom is Hij ook “God.” De Vader zou zulke macht niet geven aan een mens hoe volmaakt die ook moge zijn. Deze Griekse werkwoordvorm geeft dus zowel de Godheid als de Mensheid van Christus weer.

Het is dan ook een valse beschuldiging van Jehovah’s Getuigen wanneer ze zeggen dat de Zoon niet “God” is. Hun visie op het zoonschap van Christus is ook grappig in bepaalde aspecten. Zo zeggen ze dat Christus geschapen is door God als “eerste schepping” en daarom Zoon Gods genoemd wordt. We komen hier niet op terug daar hoofdstuk twee dit punt besproken heeft. Ze zeggen verder dat bij de menselijke geboorte van Christus over Hem gezegd kan worden dat Hij “menselijke” zoon van God was in de betekenis zoals Adam dit was (Luc.3:38). Bij de doop van Christus werd Hij andermaal geestelijke zoon. Dat zou bewezen kunnen worden door de aanhaling van Ps.2:7 bij de doop uitgesproken door God.

Wachttorenkronkels

We lezen in ‘DE WACHTTOREN’ van 15 april 1976, blz.237,238: “Jezus goddelijke zoonschap begon echter niet met zijn menselijke geboorte uit de Joodse maagd Maria” (wij onderstrepen). Zie ook ‘Aid to bible uderstanding’, blz.1529-1531. In ‘Inzicht in de Schrift’ deel 2, een WT publicatie, staat: “De komst van het “zaad”. Zoals is aangetoond, is Jezus het primaire “zaad”. Toen hij als mens werd geboren, was hij echter nog niet het zaad van de vrouw (d.w.z. van “het Jeruzalem dat boven is”). Hij behoorde weliswaar via zijn moeder Maria tot het natuurlijke zaad van Abraham; hij was uit de stam Juda; en zowel volgens natuurlijke afstamming, via Maria, als wettelijk gezien, via zijn pleegvader Jozef, was hij uit de geslachtslijn van David (Mt 1:1, 16; Lu 3:23, 31, 33, 34). Jezus voldeed dus aan de voorwaarden die in de profetische beloften waren vastgelegd. Maar pas toen Jezus door de geest werd verwekt, waardoor hij een geestelijke zoon van God werd, werd hij het zaad van de vrouw en het Zaad dat alle natiën zou zegenen. Dit gebeurde in 29 G.T., toen hij door Johannes in de Jordaan werd gedoopt. Jezus was toen ongeveer dertig jaar. De heilige geest, die op Jezus neerdaalde, openbaarde zich aan Johannes in de gedaante van een duif, en op hetzelfde ogenblik erkende God zelf Jezus als zijn Zoon. – Mt 3:13-17; Lu 3:21-23; Jo 3:3” (blz.1303, wij onderstrepen). Opmerkenswaardig is dat deze zelfde tekst (Ps.2:7) gebruikt is voor het verkondigen van het zoonschap van Christus: bij de transfiguratie (Mat.17:5), bij de opstanding van Christus (Rom. 1:4) en de investituur als hogepriester, maar NIET in verband met de geboorte van Jezus (Heb.5:5). En we herhalen nogmaals, NIET in verband met de geboorte van Jezus. Redeneren als de WT doet, zou dus veeleer tot het besluit moeten leiden dat de Heer viermaal geestelijke Zoon geworden is van God. Was de Heer dat Zoonschap verloren geraakt tussen doop

Page 254: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 254

en transfiguratie, dat dit hernieuwd moest worden? Dat het zoonschap als mens aanvangt bij de geboorte of conceptie is duidelijk uit Luc.1:35. Daar staat immers dat de Heilige Geest Maria zal overschaduwen en dat “daarom” (Grieks “dio”) het kind Zoon Gods genoemd zal worden. De boodschap van de engel aan de herders bij de geboorte is daarom ook: “U is heden (nu, vandaag) de Heiland geboren” (Luc.2:11). Daarom kan de twaalfjarige Jezus ook zeggen: “Wist gij niet dat ik bezig moet zijn met de dingen Mijns Vaders?” (Luc.2:49).

Het bovengenoemde argument van de WT, dat Christus Zoon Gods moet geworden zijn bij diens doop in de Jordaan, heet in theologisch jargon: “adoptianisme”. Christus zou geadopteerd of aangenomen zijn door God. John Milton (16de eeuw) schrijver van het geschrift ‘Paradise lost, Paradise regained’, zei als Unitarieër in zijn tijd al dat Jezus zijn Zoonschap zelf verdiend had. Sommige theologen zijn in een zelfde val gelopen als Jehovah’s Getuigen, zoals R. Bultmann die de adoptie van Christus bij de opstanding plaatst. Maar zoals reeds opgemerkt, men zou deze aanneming op vier (of vijf wanneer we de geboorte erbij rekenen) tijdstippen in het leven van Christus kunnen laten beginnen. Ook dat is fout omdat men de begrippen Logos in voormenselijk bestaan en Logos als mens door elkaar haalt. Het gaat steeds over Gods afkondiging (verkondiging) dat Jezus Zijn Zoon is. Voor wie het wil horen en het beseft is dat de graankorrel die tot het nieuwe leven zal leiden.

6.6 ZOON: SINDS WANNEER?

Jehovah’s Getuigen leren verder dat de term “zoon” op zichzelf verwijst naar een vóórmenselijk zoonschap. Dat zou o.a. bewezen worden door Joh.8:38,42 / Joh.17:5,24 / Rom.8:3 / Gal.4:4 / 1 Joh.4:9-11,14. De uitdrukking “Zoon Gods” zou over het vooraf-bestaand werk van Christus spreken, en niet een term zijn die vanaf Zijn geboorte als mens op hem toepasselijk was. Is dit zo? We willen daarom eerst opmerken dat in enkele teksten “Zoon Gods” een Messiaanse titel is. Want zo was er over de toekomstige zoon van David reeds gesproken = 2 Sam.7:14. De Zoon van God = de Zoon des Allerhoogsten = de Gezalfde = Messias volgens Mat.26:63 = Marc.14:61 = Luc.22:67.

Men vergelijke ook nog de samenhang van Mat.16:16 / Joh.1:49 / 11:27 / 20:31. Het is zo dat het gebruik van een titel in verband met Christus in vóórmenselijk bestaan tot verkeerde conclusies kán leiden. Joh.3:13 zegt: “Bovendien is er geen mens tot in de hemel opgestegen, dan hij die uit de hemel is neergedaald, de Zoon des mensen.” Joh.6:62 spreekt over “de zoon des mensen” die zal opstijgen tot waar Hij tevoren was. Zie ook Mat.20:28. Nu is het zo dat “zoon des mensen” een titel is voor de Heer toepasselijk vanaf zijn geboorte als mens, alhoewel hier sprake is van zijn vóórmenselijk bestaan. Zo kunnen de schriftuurplaatsen die over Christus spreken als “Zoon van God” verklaard worden; als een titel die Hij heeft vóór Zijn menselijke geboorte en zoonsbestaan als mens. De Heer heeft in zijn pre-existentie titels als “de Christus” (1 Cor.10:4 / Rom.15:3) of “Jezus Christus” (2 Cor.8:9). Ook dat kan natuurlijk niet letterlijk genomen worden, want het wijst naar Zijn aards leven en dat is op dat moment nog niet aangevangen.

De wetenschappelijke naam voor dit spraakgebruik kreeg de naam van “prolepsis”. Het is iets wat men in alle talen kan terug vinden. Zo spreekt men van de geboorte van koning (koningin)

Page 255: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 255

X op die of een andere plaats, terwijl zijn koningschap eigenlijk slechts een aanvang neemt bij de troonsbestijging. Prolepsis of anticipatie = voorafgaand beschrijven, vinden we in de Schrift in verband met zaken (vb. Heb.2:8) en personen (vb. Christus als koning bij geboorte). Hetzelfde proleptische gebruik van het begrip “zoon” in verband met de Messias hebben we, mogelijks eenmaal, ook in de geschriften van het Oude Verbond. We hebben hier Spreuken 30:4 in gedachten, tekst die Jehovah’s Getuigen gebruiken om naar een vóórmenselijk zoonschap van de Logos te verwijzen. Maar er moet opgemerkt worden dat deze tekst door vele exegeten niet Messiaans verklaard wordt. De zoon kan hier ook het gelovige volk Israël voorstellen of een vorst van Israël. Ook is de naam van deze zoon niet geïdentificeerd met de Messias Jezus. Er is in het NT geen enkele verwijzing naar deze tekst. De belangrijke teksten die over de Messias spreken verwijzen STEEDS naar een toekomstig zoonschap (Ps.2:7 / 2 Sam.7:14 / 1 Kron.17:11-14 / Ps.89: 20,26,27.) Zie ook Thayer blz.417,418.

En de Joodse uitleg van Spr.30:4 is meestal deze dat de schrijver ervan een retorische vraag stelt met een sarcastische inslag? Op de vraag is geen antwoord te geven en de opmerking wijst naar de onmogelijke opgave om over God wat te zeggen uit eigen menselijke kracht. We kennen God niet dan slechts uit openbaring. En daarom mogen we niets aan Zijn woorden toevoegen (Spr.30:6). Een christen als D. Kidner zegt in zijn commentaar dat er een ironische toon klinkt in dit gedeelte vergeleken bij de zelfverzekerdheid van de gewone mens. Zie D. Kidner, ‘Proverbs’, The Tyndale Press, reprint 1968, blz.178. In het Katholieke commentaar dat verscheen tijdens de Tweede Wereldoorlog ‘La Sainte Bible’ van L. Pirot en A. Clamer, Letouzay et Ané, 1943 staat bij deze tekst; het kan wijzen op God en Zijn zoon, het Joodse volk of het kan een tussenpersoon zijn tussen de Schepper en de schepping zoals in Spr.8:22-31. Dit gedeelte van Agur blijft “enigmatisch.”

Een andere uitleg over het zoonschap van Jezus is dat de Christus “zoon” van God is in een betekenis die aan menselijke relaties vreemd is. Want nergens in de Bijbel is gezegd dat de zoon een schepping van God is, of staat Zijn zoonschap in verband met een ontstaan. Een letterlijk geboren worden van de Zoon Gods is ook onmogelijk. Daarvoor zou God een vrouw nodig gehad hebben. Wie en waar is die dan? De Logos als Zoon van God is dan geen letterlijk begrip. Hiervoor geeft men soms Ps.2:7 aan, maar ten onrechte. Vergelijk Ps.2:13 met Hand.4:24-28 / Ps.4-6 met Rom.3:3,4 / Ps.2:7-9 met Mat.28:18 en Eph.1:20-23. Ook Gal.4:4 wordt hiervoor als bewijs aangevoerd. De uitdrukkingen “geboren uit een vrouw” en “geboren onder de wet” wijzen echter op hetzelfde tijdstip. Hierbij dan vers 5 genomen, wijst het op Zijn zoonschap als mens.

In verband met het eeuwige zoonschap van de Logos dat wij niet zondermeer willen afschrijven zie o.a. ‘Le Fils Eternel’ door L. Bouyer, Edit.du Cerf, 1974 verder nog ‘La Trinitée chrétienne’, B. de Margerie S.J., Beachesne, blz.213-216 en de kleine brochure van J. Philpot, ‘Eternal Sonship of Christ’, Sovereign Grace Publishers, 1971. Charles Hodge in zijn ‘Systematic theology’, deel 1, hoofdstuk 6, par. 6 geeft een zeer duidelijke voorstelling van deze leer. Zie ook nog Augustus Strong, ‘Systematic Theology’, blz.340-343. Historisch gezien zijn deze beide uitleggingen – een al dan niet eeuwig zoonschap - in voege sinds de kerkvaders. Tot aan Origenes (rond 250 na Chr.) was het zoonschap vanaf de geboorte vrij bekend (bijvoorbeeld: Ignatius, Hippolytus contra Noetum 15). Na Origenes sprak men vooral

Page 256: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 256

over het eeuwige zoonschap maar deze leer had en heeft ook nog zijn tegenstanders zoals o.a. Calvijn. Zie bijvoorbeeld: E. Emmen, ‘De christologie van Calvijn’, Paris, 1935 / J. O. Buswell, ‘A Systematic Theology of the Christian Religion’, Zondervan, 1962 / D. Campbell, ‘The Eternal Sonship, A Refutation According to Adam Clarke’, WAP, 1978 / W. Martin, ‘The Kingdom of the Cults’, Bethany House Publishers, 1985 en anderen die niet geloven in een eeuwig zoonschap. Walter Martin zegt in zijn, ‘The Kingdom of the Cults’, Bethany House Publishers, 1985, blz.117 dat “het Woord in den beginnne was en niet de Zoon.” En dat zet alles zeer scherp weer. Hier vier citaten.

Dake’s Annotated Reference Bible heeft het volgende commentaar bij Handelingen 13:33 en het Zoonschap van Christus dat volgens hem begint bij zijn menswording: “Als God, had de persoon die we nu kennen als Jezus Christus geen begin, en was niet verwekt, was niet een zoon, en kwam niet tot stand (...), maar als mens en als Zoon van God was hij niet eeuwig, Hij had wel een begin, en hij was verwekt, in dezelfde tijd dat Maria een Zoon had. Daarom is de leer van het eeuwige zoonschap van Jezus Christus onverenigbaar met de rede, is on-Schriftuurlijk, en is tegenstrijdig aan zichzelf.”  (F. J. Dake, Dake’s Annotated Reference Bible, Dake Bible Sales, 1963).

W. Martin, de specialist van de sekten hecht géén geloof aan een eeuwig zoonschap van Jezus en schrijft: “De Schrift roept nergens uit dat Jezus Christus, de eeuwige Zoon van God is, en Hij is nooit zoon genoemd op alle voorafgaand tijden aan de incarnatie, behalve in profetische passages in het Oude Testament. De term “Zoon” zelf is een functioneel begrip, net als de term “Vader” en heeft geen betekenis, afgezien van de tijd (...) Veel ketterijen hebben de verwarring aangegrepen en de onlogische “eeuwige Zoonschap” of “eeuwige generatie” theorie gecreëerd door de Rooms-katholieke theologie, helaas ook overgedragen naar een aantal aspecten van de protestantse theologie. Tot slot, er kan niet zoiets zijn als een eeuwig Zoonschap (...) het woord “Zoon” suggereert zeker inferioriteit.” (Walter Martin, The Kingdom of the Cults, Bethany House, 1985, blz.117,118).

Charles Hodge, Amerikaans Presbyteriaans theoloog verdediger van het eeuwig zoonschap zegt dit: “De [Niceaanse] Raad heeft verklaard dat onze Heer de eeuwige Zoon van God is, dat wil zeggen, dat Hij van eeuwigheid de Zoon van God is. Dit houdt natuurlijk de ontkenning in dat Hij de Zoon van God werd in de tijd, en dus, dat de primaire en essentiële reden voor zijn geroepen worden als Zoon niet zijn miraculeuze geboorte is, noch zijn incarnatie, noch zijn opstanding, noch zijn verheffing tot de rechterhand van God. De Raad heeft besloten dat het woord Zoon zoals toegepast op Christus, niet is een ambtstermijn plaats heeft, maar van nature is, dat het de relatie weergeeft die de Tweede Persoon in de Drie-eenheid had van eeuwigheid, het staat tot het Eerste Persoon uitgedrukt, en dat de relatie als volgt aangegeven dus gelijkheid van de natuur is, zodat het Zoonschap, in het geval van Christus, de gelijkheid met God weergeeft.” (Charles Hodge, Systematic Theology, Vol. 1, Eerdmans, 1979 reprint, blz.471). (Of internet: http://www.dabar.org)

A. H. Strong, theoloog van de Baptist Church ook verdediger van het eeuwig zoonschap zei het volgende: “Het Zoonschap van Christus is eeuwig (...) noch de incarnatie, de doop, de transfiguratie, noch de verrijzenis markeert het begin van het Zoonschap van Christus, of dat hij

Page 257: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 257

gevormd is tot de Zoon van God. Dit zijn maar erkenningen of manifestaties van een reeds bestaand Zoonschap, onafscheidelijk van zijn goddelijkheid (...) Er was niet een begin van bestaan, maar wel een eeuwige relatie tot de Vader - er is nooit een tijd geweest waarin de Zoon begon te worden, of wanneer de Zoon niet een bestaan met God de Vader had.” (Augustus Hopkins Strong, Systematic Theology, The Judson Press, 1907, blz.340).

Irenaeus in de 2de eeuw baseerde zich op de LXX Ps.53:8: “Wie zal zijn ontstaan verklaren?” om te zeggen dat elke verklaring over het eeuwige zoonschap zonder grond is. Waarop zijn tegenstanders verwezen naar LXX Ps.109:3 waar staat: “Voor de morgenstond heb ik U voortgebracht.” Zich baserende op Joh.3:13 en 1 Cor.15:47 predikte Apollinarius van Laodicea ten onrechte de pre-existentie van de menselijke natuur van Christus. Scholten (18de eeuw) sprak over een ideaal vóórbestaan: “in God, bij God verborgen” volgens zijn ‘Initia Dogmatices’ par.4, zo ook A. Harnack, Baldensperger e.a.. En V.P. Wierwille, een moderne Ariaan, zegt dat Jezus niet tezelfdertijd God en mens kan zijn: want dat is niet wetenschappelijk. Daarom is Christus slechts “geworden” bij de conceptie in de buik van Maria. Dáárvoor bestond hij niet. Samengevat kunnen we dan zeggen dat Christus Zoon van God is gezien: 1°) een aards fysisch zoonschap (bij gebrek aan een beter woord) (Luc.1:35), 2°) een ethisch zoonschap (Luc.2:49), 3°) een officieel zoonschap als Messias (Mat.26:63) (een protocollaire titel), 4°) een mogelijks eeuwig metafysisch zoonschap.

6.7 MONOGENES

Dit gedeelte is het logische vervolg op het vorige, waar we het begrip “eerstgeborene” onderzocht hebben. Jehovah’s Getuigen en andere vijanden van de driepersoonlijke God struikelen ook over de betekenis van de uitdrukking “eniggeboren”, het Griekse woord “monogenes.” Het is géén gemakkelijk woord. “Monos” wil in het Nederlands zeggen “enige.” Maar “genes” komt voor sommigen van genos = soort of ras, volgens anderen gennao = geboren worden. De WT opteert natuurlijk voor het laatste hoewel hun bewijs voor de schepping van de Logos nog moet gevonden worden. In het NT vinden we “monogenes” 9 maal gebruikt (Luc.7:12 / 8:42 / 9:38 / Joh.1:14,18 / 3:16,18 / Heb.11:17 / 1 Joh.4:9). Maar de fysieke geboorte gaat niet altijd op in deze teksten. Zo is volgens Heb.11:17 Izaak de eniggeboren genoemd. Nu had zijn vader Abraham vóór Izaak een zoon Ismaël. Ná Izaak ook nog vijf andere zonen (Gen.25:1,2). Izaak was dus géén eniggeboren maar wél een “enige in zijn soort” omdat alleen hij temidden van zijn broers de zoon der belofte was, de erfgenaam van Abraham en de geliefde zoon van Abraham. Daarom zien we ook dat in de Septuaginta, die eerste Griekse vertaling (afgekort als LXX) van het Oud Testament het Hebreeuwse “yachid” dat eerstgeboren betekent, vele malen als “agapètos” vertaald is = teergeliefde, welbeminde, enz. in Gen.22:2,12,16 / Jer.6:26 / Amos 8:10. Een vergelijk van de latere andere Griekse vertalingen wijst dan ook in de richting dat teergeliefde = énige. In Gen.22:2 heeft de LXX “agapètos” maar de versie van Aquila “monogenes.” Voor Gen.22:12 heeft de LXX “agapètos”, Symachus heeft “monogenes.” Zo is Christus ook de geliefde van de Vader (Luc.20:13). Ook een “enigsoortige” omdat Hij onder allen de geïncarneerde is, zowel God als Mens. Daarom is Christus “uniek.” Hij is ook

Page 258: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 258

de énige die de Vader heeft geopenbaard als Zoon, wat wij - de kinderen Gods door adoptie - niet ervaren (Rom.8:14-17). Hij is uniek als Zoon, ook in zijn positie van Middelaar tussen de Vader en ons (1 Joh.4:9 / Joh.3:16). Er is dus geen reden om “monogenes” te zien als het geboren worden van een “enige Zoon.” Maar het verwijst als een enigsoortige, een enige.

Het speciale karakter van de term “monogenes” komt duidelijk naar voren wanneer we de vijf teksten waarin Christus onderwerp is na elkaar lezen.

1) Zo geeft Joh.1:14 de Heer weer als énige vertegenwoordiger van de natuur van God. 2) Joh.1:18 bespreekt de énige positie van Vader/Zoon. 3) Joh.3:16 geeft weer dat de Zoon uniek is in het verlossingswerk van God. 4) Joh.3:18 roept ons tot geloof in de onvergelijkelijke naam van Jezus. 5) En 1 Joh.4:9 bespreekt het unieke van de liefde van de Vader en de Zoon.

De intimiteit van de relatie God-Zoon is ook weergegeven door de woorden van Jezus, “mijn (de) Vader en Ik” in Joh.5:43 / 8:38,40 / 10:32 / 12:49 enz. Maar ook kon Hij zeggen: “dat de Vader in Mij is en Ik in den Vader” (Joh.10:38). (Zie TDNT deel 4 blz.737-741.) Gezien er in enkele van deze teksten geen lidwoord staat bij “monogenes” ligt de nadruk in die teksten op het kwalitatieve, op de unieke kwaliteit van de persoon.

Over Joh.1:18 deze opmerking. Er zijn vier lezingen van de tekst naargelang de manuscripten mogelijk die aan de betekenis van de tekst toch niets wezenlijks wijzigt (zie de tekst van Nestle): “ho monogenes” “ho monogenes huios” “ho monogenes theos” “monogenes theos”Belangrijk is dit; niemand kon toen de Vader zien maar wel de Zoon (1 Joh.1:1,2), nu kan je zelfs de Zoon niet meer zien (1 Tim.6:16). Maar het is nog steeds mogelijk beiden te zien in geestelijke zin (Joh.14:9,10).

6.8 TRADITIE

Het is bijna onmogelijk om “monogenes” te vertalen als “eniggeboren.” Dat kan als volgt aangetoond worden. Zoals al opgemerkt is het Hebreeuws woord “yachid” soms aldus weergegeven in de LXX. Een vergelijk is echter openbarend.

Tekst Hebreeuws Septuaginta NBG NWV

Gen.22:2 yachid agapetos enigen enige zoon 22:12 yachid agapetos enigen enige 22:16 yachid agapetos enigen enigeRicht.11:34 yachid monogenes enig kind enige kindPs.22:20 yachid monogenes eenzame enige of 21 25:16 yachid monogenes eenzaam eenzaam

Page 259: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 259

35:17 yachid monogenes eenzame enigeSpr.4:3 yachid monoagapetos enig kind enigeJer.6:26 yachid agapetos enig kind enige (zoon)

Een eerste vraag: Waarom heeft de WT in deze teksten “monogenes” niet vertaald als eniggeboren? Tweede vraag: Waarom hebben ze hun vertaalregel, woord voor woord weergeven in een vertaling, niet aangehouden in deze teksten?

Een onderzoek van het woord in het NT geeft te kennen dat ook daar een andere visie nodig is dan deze die gewoon is aangenomen. Laat ons een vergelijk maken tussen de Oud Latijnse vertalingen, de Vulgaat, de NBG en de NWV.

Tekst Oud Latijn Vulgaat NBG NWV Luc.7:12 unicus unicus enige eniggeboren 8:42 unica unica enige eniggeboren 9:38 unicus unicus enige eniggeboren Joh.1:14 unici unigeniti eniggeborene eniggeboren 1:18 unicus unigenitus eniggeboren eniggeboren 3:16 unicum unigenitum eniggeboren eniggeboren 3:18 unici unigeniti eniggeboren eniggeboren Heb.11:17 unicum unigenitum enigen eniggeboren 1 Joh.4:9 unicum unigenitum eniggeboren eniggeboren

We merken hierbij op dat de Oud Latijnse vertaling monogenes nooit vertaald als “eniggeboren.” De Vulgaat heeft alle teksten met betrekking tot Christus altijd als “eniggeboren” de andere teksten niet. Hetzelfde geldt ook de NBG. Maar hoe onwaarschijnlijk het ook klinkt de NWV heeft altijd eniggeboren, ook voor Heb.11:17. Dat is natuurlijk onmogelijk, want Izaak is niet de “eniggeboren” in letterlijke zin. Of zijn alle teksten in geestelijke zin te begrijpen! Het vertalen van dit woord op die wijze gaat dus terug tot de auteur van de Vulgaat. Voordien was het niet gekend zowel in Syrische, Koptische en Latijnse vertalingen. Hieronymus, vertaler van de Vulgaat, heeft het zeer waarschijnlijk gebruikt contra de Arianen, de vijanden van de godheid van Christus. Maar de Amerikaanse theoloog Westcott schrijft niet ten onrechte dat dit een: “gegoochel van Hieronymus” is (nota bij zijn Epistles of 1 John 4:9).

Laat ons ook nog even kijken naar wat Griekse deskundigen over het woord te zeggen hebben. Volgens Thayer (blz.417,418) is het: “enige in zijn soort, enige.” Arndt en Gingrich (blz.529) geven toe dat meestal vertaald wordt als eerstgeborene naar hun definitie: “enige.” W. F. Moulton en Milligan (‘Vocabulary of the Greek New Testament’, blz.416,417) zeggen: “het is letterlijk enige in zijn soort, enige, unieke (unicus), niet eniggeboren wat monogennètos (unigenitum) zou moeten zijn” idem voor H. G. Liddell en Scott, Kittel et cetera. Een laatste opmerking van Dale Moody (‘Journal of biblical literature 72’, 1953 blz.217) over Lucas 7:12; waar gesproken wordt over een Zoon als de eerstgeboren van zijn moeder: “volgens Webster, de bijbel (Mat.1:1-16) en de biologie (is verwekken) een mannelijke functie.” Met ander woorden: de NWV heeft het ook verkeerd in deze tekst.

Page 260: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 260

Nu kan de WT de bal terugkaatsen en ons het verwijt maken dat dan ook de NBG verkeerd is. Toegegeven, maar wel met dit verschil: er is in beider uitleg een enorme kloof. Volgens de WT is Christus een letterlijke, fysieke eerstgeboren van God, volgens de Katholieke en Protestantse leer een metafysisch beeld. Ook zijn er in beide kringen altijd pogingen geweest om deze traditie te doorbreken. William Tyndale (1525) en Miles Coverdale (1535) geven voor Joh.3:16 beiden het begrip “enige.” Het hing aan een zijden draad dat de Engels-Amerikaanse Revisie van 1881-1885 niet alle teksten waar monogenes is gebruikt als “enige” heeft vertaald. Vergelijk Thayer en Westcott. Zie de R.V.S. van 1901 / Philips N.E.B. / Moffatt / Synodale / Taylor et cetera. Voor Protestantse vertalingen, Maredsous / B.J. / Tricot / Crampon, et cetera. vanuit Katholieke zijde. Lagrange en R. Brown als commentaren zijn hierbij zeer goed. Tevens B.B. Warfields’ artikelen ‘Trinity’ en ‘Person of Christ’ in de ‘I.S.B. Encyclopaedia’ / J.O. Buswell, ‘A Systematic Theology of the Christian Religion’, deel 1, blz.110. Met ander woorden: de NWV heeft het ook verkeerd in deze tekst. Dat Christus “eniggeboren” is wil niet zeggen dat Hij geboren is uit de Vader - en dus een schepsel is – maar dat de Christus uniek is. Hij is God en mens tegelijkertijd. Dat is dus ver af van de bewering van de mensen van de Wachttoren. Hou Hem dan in ere, zo is er maar één!

6.9 ZOON GODS IN DE SEPTUAGINTA De Griekse Septuaginta heeft in enkele hoofdstukken van Jesaja een bepaalde term die volgens vele exegeten een benadering is van de titel Zoon Gods in het NT. Het is het Hebreeuws “ebed YaHWeH” dat men vertaald als “pais theou” of in het Nederlands “kind Gods.” De Hebreeuwse tekst wordt eigenlijk op twee manieren vertaald in de Septuaginta en wel als “pais” (kind) in Jes.42:1 / 49:6 / 50:10 of “doulos” (slaaf) in Jes.49:3,5. In navolging van de Griekse Septuaginta hebben ook de schrijvers van het NT beide termen op Christus toegepast. Zo heeft men “pais theou” in Mat.12:18 = als citaat van Jes.42:1 / Hand.3:13,26 / 4:27,30) en “doulos” (slaaf) in Phil.2:7 = als citaat van Jes.53:2 waar het Grieks echter “paidion” heeft. Het is ook alleen in Phil.2:7 dat Christus slaaf genoemd is maar vergelijk Joh.13:16. Opmerkenswaardig is dat Jehovah’s Getuigen al deze teksten (ook de “pais theou”) vertalen als “servant” in hun ‘Kingdom Translation’, dus dienaar of slaaf. Hun interlineaire vertaling heeft echter altijd “boy” = jongen, of kind.

6.10 “IK BEN” – JOHANNES 8:58

Over dit vers lezen we het volgende in de NWV studie-Bijbel: “Dezelfde lezing is te vinden in de Leidschevertaling, 1912: “Eer Abraham werd geboren was ik.” De in Jo 8:58 uitgedrukte handeling begon “vóór Abraham tot bestaan kwam” en duurt nog voort. In zo’n situatie wordt …… (eimi), dat in de eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd staat, op juiste wijze weergegeven met de verleden tijd. Voorbeelden van dezelfde syntaxis zijn te vinden in Lu 2:48; 15:29; Jo 5:6; 15:27; Han 15:21; 2 Kor 12:19. Over deze constructie staat in A Grammar of the Idiom of the New Testament door G.B. Winer, zevende uitg., Andover 1897, blz. 267: “Soms houdt het presens ook een verleden tijd in (Mdv. 108), namelijk wanneer het werkwoord een toestand uitdrukt die op een vroeger tijdstip is begonnen, maar nog steeds voortduurt – het duratieve aspect van een toestand; zoals Jno. Xv. 27 …… [ap arches met emou este], …… [prin Abra.am genesthai ego eimi].”

Page 261: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 261

Evenzo staat in A Grammar of the New Testament Greek door J.H. Moulton, Deel III, door Nigel Turner, Edinburgh 1963, blz. 62: “Het presens dat de voortduring van een handeling in het verleden tot op het moment van spreken aangeeft, komt praktisch overeen met de perfectum, met als enig verschil dat de handeling wordt opgevat als nog aan de gang zijnd … Het komt dikwijls in het N[ieuwe] T[estament] voor: Lk 2:48 … 15:29 … Jn:5:6 8:58 …” In een poging Jezus met Jehovah te vereenzelvigen, zeggen sommigen dat …... (ego eimi) het equivalent is van de Hebreeuwse uitdrukking ani hoe, “ik [ben] hij (het)”, die door God wordt gebruikt. En zij echter opgemerkt dat deze Hebreeuwse uitdrukking ook door mensen wordt gebruikt. – Zie 1 Kr 21:17 vtn. In een verdere poging om Jezus met Jehovah te vereenzelvigen, trachten sommigen Ex 3:14 (LXX) te gebruiken, waar staat: …… (Ego eimi ho on), wat “Ik ben de Zijnde” of “Ik ben de Bestaande” betekent. Deze poging gaat niet op, omdat de uitdrukking in Ex 3:14 verschilt van de uitdrukking in Jo 8:58. (Zie Ex 3:14 vtn.) Nergens in de Christelijke Griekse Geschriften kan Jezus met Jehovah worden vereenzelvigd, als waren zij een en dezelfde persoon. – Zie 1 Pe 2:3 vtn.; App. 6A, 6E” (blz.1582, 1583) (zes puntjes staan voor de Griekse tekst).

Ook in de brochure ‘Het Woord’ heeft De WT- organisatie vier bladzijden lang alle moeite gehad om de woorden in Joh.8:58; “Voor Abraham was, ben ik” te verklaren als “voor Abraham tot bestaan kwam, ben, ik geweest” (blz.35-39). Hun stellingen komen neer op het volgende; 1°) Christus spreekt hier in de historisch tegenwoordige tijd. 2°) Hebreeuwse vertalingen van Joh.8:58 vertalen niet Ehjeh zoals in Ex.3:14 maar “ani ha jithi” (o.a. Delitsch, Salkinson, Ginsberg). 3°) De Septuaginta vertaalt Ex.3:14 als “Ho oon” en niet als “ego eimi” in Joh.8:58. 4°) “Ho oon” wordt in het NT gebruikt voor God (de Vader). 5°) Ze geloven dat Christus met deze uitdrukking “ego eimi” van Joh.8:58 wél verwijst naar zijn voormenselijk bestaan. We gaan uitvoerig deze beweringen weerleggen.

1°) De historisch tegenwoordige tijd Bij punt één willen we erop wijzen dat de historisch tegenwoordige tijd alléén gebruikt wordt in de verhalende vorm. Deze Griekse werkwoordvorm is soms overgenomen in onze Nederlandstalige Bijbels wanneer een gebeurtenis opnieuw als in de tegenwoordige tijd beschreven wordt. Voorbeelden in de Griekse taal zijn Joh.1:29-42 / hoofdstuk 20 / Mat.3:1 / Marc.1:12,13. Nu is Joh.8:58 géén vertelling van Christus of verhaal. Het is zuivere argumentatie van Zijn kant om te bewijzen dat Hij Abraham gezien en gekend heeft en vóór hem bestond. (Zie o.a. A. T. Robertson’s ‘Grammar’ blz.880 en J. H. Moulton, ‘Syntaxe’, blz.62.)

In de vertaling van Jehovah’s Getuigen is de tegenwoordige tijd weergegeven = “ik ben” of “ben ik”, behalve dan deze ene in Joh.8:58. Alle teksten waar “ego eimi” gebruikt is als zelfaanduiding van Jezus, zijn (zie o.a. Mat.14:62 / Luc.22:70 / Joh.8:24,28 / 18:5 enz.) Deze éne uitzondering is een goocheltruc van de vertaler(s) om de werkelijke betekenis van Jezus woorden te vervluchtigen. De voetnota’s van drie uitgaven in het Engels van de NWV zijn even onze aandacht waard. De uitgave van 1950 geeft bij Joh.8:58 als nota: “properly rendered in the perfect

Page 262: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 262

indefinite tense” de uitgave 1961 zegt: “properly rendered in the perfect tense indicative.” En in 1971 schrijven ze: “properly rendered in the perfect tense indicative.” We laten hun woorden voor wat ze zijn. Maar één ding is zeker, het in allerlei uitvluchten zoeken zal ons zeker niet dichter tot de ware betekenis brengen. Want indien Jezus volgens dit evangelie werkelijk had willen zeggen wat Jehovah’s Getuigen beweren, dan zou er in plaats van “ego eimi” de uitdrukking “aemane” (= “was ik”) gestaan hebben. En dat zou dan ook niet meer zou best passen bij Johannes 10:1,5,11, 14 die op de unieke verhouding wijzen van Vader en Zoon.

Veronderstel dat het argument van de WT énige waarde heeft dan moet ook het volgende waar zijn; in Joh.8:42-9:12 staat 22 maal het wekwoord “zijn” en daarvan heeft de WT slechts éénmaal een weergave gegeven als in hun vertaling van Joh.8:58. In een vertaling die zegt consequent te zijn en een begrip altijd op dezelfde manier te vertalen is dat géén goed voorbeeld.

2°) Hebreeuwse vertalingen en “ani ha jithi” Dat vertalingen van het NT naar de Hebreeuwse taal het “ego eimi” (Ik ben) van Joh.8:58 vertalen als “ani hajithi” is niet te betwisten. Jehovah’s Getuigen beredeneren hieruit dat Joh.8:58 dan géén citaat is van Ex.3:14. Dat is echter een halve waarheid. Zo kan men verscheidene malen in het OT de uitdrukking “ani” (ik) vinden in verbindingen met YaHWeH, El of Elohim. Dit “ani YHWH” of “ani-èl(ohim)” wordt in de LXX vertaald als “ego kyrios” = Ik, Heer” of “ego theos” = “Ik, God”. Zo zegt volgens de LXX Gen.28:13: “ego eimi ho theos”, Ex.6:6 zegt “ego kyrios”, Ex.20:1 heeft “ego eimi kyrios ho theos” enz. Men ziet dus dat “ego eimi” wél gebruikt is voor God. Ook zonder enige verdere specificatie kunnen we het Hebreeuwse “ani hu” of “ani-YHWH” vinden in de LXX. “Ani hu” is een goddelijke titel in bijvoorbeeld Jes.41:4 / 46:4 / 48:12 volgens de Septuaginta. Voorbeelden zijn dan Jes.45:18 waar we vinden “ego eimi.” In Jes.43:25 zelfs het dubbele “ego eimi, ego eimi” (“ik ben, ik ben”) alsook Jes.53:12. (Zie ook nog naar Jes.52:6.)

3°) Exodus 3:14: een sleutelvers Laten we ook enkele vertalingen weergeven hoe het “ehyeh asher ehyeh” in Exodus 3:14 is weergeven en we kiezen daarbij deze die Jehovah’s Getuigen graag gebruiken: Byington S.T., “Ik zal zijn wat ik wil zijn.” Leeser I., “Ik zal zijn dat ik zal zijn.” New International Version, “Ik zal zijn wat ik zal zijn.” (alternatieve vertaling). Moffatt James, “Ik zal zijn wat ik zal zijn.” Rotherham J.B., Emphasised Bible, “Ik zal worden heeft mij tot U gezonden.” Revised Standard Version/New Revised Standard Version, “Ik zal zijn wat ik zal zijn” (alterna- tieve vertaling). Washington Watts J., “Ik zal blijven zijn wat ik altijd ben geweest.”

Deze argumentatie kan moeilijk zijn voor sommige lezers, maar het komt neer op dit: de goddelijke naam YaHWeH wordt in de Griekse Septuaginta soms vertaald als “ego eimi.” Dat zijn dezelfde woorden die Christus gebruikt in Joh.8:58. Dat zegt de WT natuurlijk niet. Wat ze ook niet zeggen is dat de Griekse Joden ten tijde van Christus “ego eimi” gebruikten als godsnaam zowel in gewone spraak als in hun liturgie voor het paasfeest. Zie C. Dodd, ‘Interpretation of the fourth gospel’, uitgave van 1970, blz.93-96. Dat tweede punt van de WT-argumentatie in verband

Page 263: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 263

met Joh.8:58 is daarom een verkeerde voorstelling van de zaak want zowel het Tetragrammaton als “ani hu”, titels en namen van God, worden in de LXX beiden als “ego eimi” vertaald.

Verder zegt men in de Wachttorenkringen dat er in Ex.3:14 van de LXX “ho oon” staat en niet “ego eimi.” Dat is een andere verdraaide waarheid = leugen. Er staat namelijk “ego eimi ho oon”, anders gezegd “Ik ben het zijnde” (of “het wezen”). De Hebreeuwse tekst heeft “ehjeh” drie maal. De Septuagintavertaling heeft tweemaal “ego eimi” en eenmaal “ho oon.” Of dit gedaan is omwille van de welluidendheid ofwel omdat driemaal na elkaar “ego eimi” te on-grieks zou klinken weten we eenvoudigweg niet. Men mag ten andere ook niet teveel verlangen van een vertaling. Zo is het “Shaddai” (Almachtig) in het Hebreeuws door de Septuaginta weergegeven als: “theos, kyrios en pantokrator” (God, Heer en Almachtige). En “Kyrios” in de LXX is op zichzelf vertaling van 16 Hebreeuwse woorden. Dus opgepast je maakt vlug foutieve conclusies op deze manier, door vertalingen naast elkaar te leggen en te vergelijken.

4°) “Ho oon” in het NT gebruikt voor de Vader Hun vierde argument is dat “ho oon” wel gebruikt is voor God in Opb.1:4 / 1:8 / 4:8 / 11:17 / 16:5 maar niet voor Christus. Vele exegeten (en ook wij) verklaren echter Opb.1:8 i.v.m. Christus. Afgezien van dit zijn er duidelijke teksten waar “ho oon” op de Here Jezus betrekking heeft. Zie o.a. Joh.1:18 / 3:13 enz. Maar ook voor gewone personen, als deel van een zinsconstructie staat er “ho oon” zoals in Joh.3:31 / 8:47 (?) / 12:17. Daarom ook de vraag of “ho oon” in de Griekse geschriften van de Bijbel wel een titel is? Wel in Openbaring zoals men kan zien, hoewel op zichzelf “ho oon” niet volledig is als titel. Zo zegt Opb.1:4: “ho oon kai ho hen kai ho erchõmenos” of “de zijnde en die was en de komende.” En in Opb.1:8: “de zijnde, de alpha en de omega” enz. In de teksten waar Christus onderwerp is kan men niet dogmatisch zijn maar Joh.1:18 is zeer nadrukkelijk: “de enigsoortige God, de zijnde in de boezem van de vader” (letterlijk). Of Joh.3:13: “de zijnde die uit de hemel is nedergedaald.” Dit argument van de WT is dus veel te zwak om iets te bewijzen.

In zijn studie-Bijbel van 1995 geeft de WT een slotopmerking hierover op blz.1583: “Nergens in de christelijke Griekse geschriften kan Jezus met Jehovah worden vereenzelvigd, als waren zij een en dezelfde persoon.” Maar wie geloofd in de Drie-eenheid geloofd niet dat Vader-Zoon en Heilige Geest “dezelfde persoon” zijn. De Jehovah’s Getuigen beweren dus iets dat niet bestaat in de theologie van wie in een drie-énig God geloofd. Ze begrijpen dus niet wat we leren maar slaan toch wild om zich heen om ons af te weren.

Versie 1 = de goede in de:KINGDOM INTERLINEAR uitgegeven door de Wachttoren.

Versie 2 = de slechte in de:NEW WORLD TRANSLATION ook uitgegeven door de Wachttoren.

JOHN 8:58: “Said to them Jesus Amen amen I am saying to you Before Abraham to become I am.”

JOHN 8:58: “Jesus said to them: ‘Most truly I say to you, Before Abraham came into existence, I have been.’”

5°) De WT zegt dat het “ego eimi” van Joh.8:58 verwijst naar voormenselijk bestaan

Page 264: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 264

Nu geloven ze wel dat “ego eimi” in Joh.8:58 een verwijzing is naar de pre-existente Christus. Maar het is veel meer dan dit. In het evangelie naar Johannes is deze uitdrukking 23 maal gebruikt i.v.m. Christus. Deze teksten kunnen in 3 groepen verdeeld worden en wel als volgt: A°) Teksten met een predicaat zoals Joh.6:35,51 (“Ik ben het brood des levens”) Joh.8:12 / 9:5 (“Ik ben het licht der wereld”) enz. B°) Teksten waar een predicaat door de context verondersteld wordt zoals Joh.6:20 / Joh.18:5,6,8 / Marc.13:6. Naargelang de exegese van sommige theologen kan dit verklaard worden als een theophanie-titel (verschijningstitel). Maar dit laatste hoeft niet. C°) Als beschrijving van de goddelijkheid zonder predicaat. Deze vier teksten in dit gedeelte zijn Joh.8:24,28,58 / 13:19. Ook in de synoptische evangeliën vinden we “ego eimi” enkele malen als Messiaans goddelijke bepaling. Zo o.a. in Mat.14:27 / Marc.6:50 / Marc.14:62).

Deze vier teksten met de goddelijke titel “ego eimi” uit de LXX van Jes.43:25 / 45:18 / 51:12 enz. ontbreken nu bij het bestuderen ervan precies altijd iets. En dat is ook zo, er is geen predicaat of onderwerp. Daarom is het in zekere zin ook een titel of naam. Alhoewel er vooreerst door weergegeven wordt dat Christus boventijdelijk is. Dat mag een raar woord zijn maar we bedoelen te zeggen dat Jezus anders is dan mensen hier op aarde. De eerste tekst waar dit voorkomt, Joh.8:24, klonk ook vreemd in de oren der Joden. Waarom ze dan ook vragen nadat Christus zegt “ik ben” (ego eimi): “Wie zijt gij?” Waarop de Heer laconiek antwoordt: “Wat spreek ik eigenlijk nog met u?” (Joh.8:25). Hetzelfde geldt voor de andere drie teksten. En vooral Joh.8:58 waar de context zegt dat de Joden ná uitspraak van de woorden “vóór Abraham was, ben ik”, stenen opnemen om de Heer te doden. Waarom? Omdat het gebruik van “ego eimi” in de betekenis die Christus het geeft voor hen een godslastering is (Joh.8:59). De Joden begrepen de bedoeling van Christus met deze uitspraak beter dan Jehovah’s Getuigen. Daarom ook een vraag aan deze mensen. Waarom zegt de Heer Jezus in gebed tot zijn Vader: “Heilige Vader, waak over hen (= Mijn discipelen) terwille van uw naam, die gij mij gegeven hebt” (Joh.17:11).

Nu is de WT niet de enige die moeilijkheden heeft met deze tekst. J. Ernest Davey een theoloog met sterke unitarische inslag geeft toe dat Johannes dit vers (Joh.8:58) opzettelijk in de mond van Jezus legt. Zo kan hij hem hierdoor goddelijke autoriteit toekennen. Zie zijn ‘The Jesus of St. John’, Lutterworth Press, 1958, blz.139. Een criticus als Ernst Käseman moet toegeven dat de soevereiniteit van Jezus de grondvesten van het Jodendom doen schudden in ‘Hedendaags Geloof’, Paul Brand 1966, blz.110. Voor enkele mooie gedachten over Abraham die “wordt” en Christus die “is” zie o.a.: Calvijn, commentaar op Joh.8:58 die verwijst naar de indringende preek van Chrysostomus.  Chrysostomus, The Nicene and Post-Nicene Fathers; Volume 14: Homilies On the Gospel of St. John, Homilie 55 (geschreven einde 4de eeuw). Kittel, TDNT (1 vol. Abridgement), blz.117,207. A. T. Robertson’s, Word Pictures, John 8:58. Wijst ons naar het “zijn” van de Zoon en Joh.1:1 en “egeneto” in Joh.1:14. Hetzelfde ook in Ps.90:2 tussen God (die “is”) en de bergen die “worden.” Witmer D., Did Jesus Claim to be God, Bibliotheca Sacra, January 1961. Wuest K., The Deity of Jesus in the Greek Texts of John and Paul, Bibliotheca Sacra, July 1962.  Al deze publicaties wijzen er terecht op dat “ego eimi” in de eerste plaats niet een titel is maar wel een verwijzing naar de “eeuwigheid” die verborgen is in de persoon van Jezus.

Page 265: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 265

Vertalen is ook soms de tekst verraden

Hieronder enkele vertalingen van dit vers, hoewel niet allen vertaald. Zodat u niet de indruk krijgt dat we niets afweten van andere vertalingen die wat anders lezen dan we zelf zeggen. En daaronder zijn enkele vijanden van de Drie-eenheid, anderen parafraseren in de tekst. Waarom onze visie juist is zie dus opnieuw de argumentatie van bovenaan dit gedeelte. Darby: “Verily, verily, I say unto you, Before Abraham was, I am.” Das N. Test., Jörg Zink: “Voordat Abraham werd geboren, was ik reeds degene die ik ben.”Delitzsch F., van Grieks naar Hebreeuws: “Voor Abraham was, was ik.” Goodspeed: “Ik bestond voordat Abraham werd geboren!” King James Revised: “Verily, verily I say unto you, before Abraham was, I am!” Leidschevertaling: “Eer Abraham werd geboren was ik.”LW: “Ik ben er al van voor de geboorte van Abraham.”Moffatt: “Ik bestond voor Abraham was geboren.”Murdock J., vertaling vanuit de Syrische Pesjitta zegt: “eer Abraham bestond, was ik.”New American Standard: “Truly, truly, I say to you, before Abraham was born, I am.” New International Version: “I tell you the truth,” Jesus answered, “before Abraham was born, I am!” Salkinson I. en Ginsburg D., van Grieks naar Hebreeuws: “Ik was toen er nog geen Abraham was.” Revised Standard: “Truly, truly, I say to you, before Abraham was, I am.” The Simple English Bible: “Ik leefde voordat Abraham was geboren!”Young: “Verily, verily, I say to you, Before Abrahams coming -- I am.”

Maar ook dit. We geven in transliteratie de teksten waar “ego eimi” is gebruikt met betrekking tot Jezus in het evangelie van Johannes. Het maakt duidelijk dat het hier om een welbepaalde afwijking gaat van de logica van de Griekse taal. En dat omdat Johannes iets wil aantonen: wie is die Christus toch? Jezus is méér dan een mens! Vergelijk dit A.U.B. in uw Bijbel! Dit is buitengewoon opzienbarend!

Johannes 8:24: ean gar me pistuesete hoti ego eimi Johannes 8:28: tote gnosesthe hoti ego eimi Johannes 8:58: prin Abraam genethai ego eimi Johannes 13:19: hina pisteusete hotan genetai ego eimi Johannes 18:5: legei autois ego eimi Johannes 18:6: hos oun eipen autois ego eimi Johannes 18:8: eipon humin hoti ego eimi

En dit alles ook in tabelvorm, zowel uit het oud als het nieuw verbond. “IK BEN”: de ZEVEN titels van Jezus Christus in het evangelie van Johannes (SV77) “IK BEN HET BROOD DES LEVENS” JOHANNES 6:35,48,51 “Ik ben het licht der wereld” Johannes 8:12 / 9:39 “Ik ben de Deur der schapen” Johannes 10:7,9 “Ik ben de goede Herder” Johannes 10:11,14

Page 266: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 266

“Ik ben de Opstanding en het Leven” Johannes 11:25,26 “Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven” Johannes 14:6 “Ik ben de ware Wijnstok” Johannes 15:1,5

De zeven maal “IK BEN” in Genesis (SV77)“IK BEN U EEN SCHILD, UW LOON ZEER GROOT” GENESIS 15:1“Ik ben de HEERE” Genesis 15:7“Ik ben God, de Almachtige” Genesis 17:1 / 35:11 “Ik ben de God van Abraham, uw vader; vrees niet; want Ik ben met u”

Genesis 26:24

“Ik ben de HEERE, de God van uw vader Abraham, en de God van Izak”

Genesis 28:13

“Ik ben die God van Beth-El” Genesis 31:13 “Ik ben die God, de God van uw vader” Genesis 46:3

De eenentwintig maal “IK BEN” in Exodus (SV77)“IK ZAL ZIJN, DIE IK ZIJN ZAL!” EXODUS 3:14“opdat gij weet, dat Ik, de HEERE, in het midden van dit land ben.”

Exodus 8:22

“Ik ben de HEERE, uw Heelmeester!” Exodus 15:26“want Ik, de HEERE uw God, ben een naijverig God” Exodus 20:5“want Ik ben genadig” Exodus 22:27“dat Ik de HEERE ben, Die u heilig” Exodus 1:13Vijftien andere voorbeelden, dus in totaal 21 = 3 x 7. Exodus 3:6 / 3:8 / 6:1 / 6:2 / 6:5 / 6:6 /

7:5 / 8:22 / 10:2 enz.

“IK BEN” in het boek Jesaja (SV77)“IK, DE HEERE, DIE DE EERSTE BEN, EN MET DE LAATSTE BEN IK DEZELFDE.”

JESAJA 41:4

“Ook eer de dag was, ben Ik, en er is niemand, die uit Mijn hand redden kan”

Jesaja 43:13

“Ik, Ik ben het, Die uw overtredingen uitdelg, om Mijnentwil, en Ik gedenk uw zonden niet.”

Jesaja 43:25

“Ik ben de HEERE, Die alles doet, Die de hemel uitbreidt, Ik alleen”

Jesaja 44:24

“En tot de ouderdom toe zal Ik Dezelfde zijn” Jesaja 46:4“Ik, Ik ben het, Die u troost” Jesaja 51:12“dat Ik de HEERE ben, uw Heiland, en uw Verlosser, de machtige Jakobs.”

Jesaja 60:16

Achtentwintig maal voor een totaal van 35 41:10 / 42:8 / 43:5 / 45:12 / 45:12 / 45:19 / 48:12 / 63:12 enz.

De “IK BEN” in andere profeten (SV77)IN EZECHIËL 70 MAAL EZECHIËL 6:7 / 6:9 / 6:13 / 14:7 / 20:5

/ 34:30 / 34:31 / 39:22 ENZ.In Jeremia 21 maal Jeremia 1:19 / 3:12 / 15:6 / 29:23 /

Page 267: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 267

46:28 enz. In de andere profeten 21 maal Hosea 11:9 / 12:10 / Haggaï 1:13 /

Zacharia 1:16 / 10:6 “Want Ik, de HEER, ik ben niet veranderd” (WV95) Maleachi 3:6

De overwinnende “IK BEN” in het boek Openbaring (SV77)“IK BEN DE ALFA EN DE OMÉGA, HET BEGIN EN HET EINDE, ZEGT DE HEERE, DIE IS, EN DIE WAS, EN DIE KOMEN ZAL, DE ALMACHTIGE.”

OPENBARING 1:8

“Ik ben de Alfa en de Oméga, de Eerste en de Laatste” Openbaring 1:11“Ik ben de Eerste en de Laatste” Openbaring 1:17“En Die leef, en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen”

Openbaring 1:18

“Het is geschied. Ik ben de Alfa en de Oméga, het Begin en het Einde”

Openbaring 21:6

“Ik ben de Alfa, en de Oméga, het Begin en het Einde; de Eerste en de Laatste”

Openbaring 22:13

“Ik ben de Wortel en het geslacht van David, de blinkende Morgenster.”

Openbaring 22:16

In het bestaan van Jezus Christus zijn drie fasen te onderscheiden:- Zijn eeuwige voorbestaan = Pre-existentie = als goddelijk persoon (de LOGOS) vooraf bestaand.- Zijn vleeswording = Incarnatie en leven als mens op aarde.- Zijn troonbestijging = Verhoging in twee stappen:

1°) Hemelvaart volgens Handelingen 1:9: “En nadat Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen terwijl zij het zagen, en een wolk onttrok Hem aan hun ogen.” 2°) De kroning zoals beschreven in Handelingen 2: “32 Deze Jezus heeft God doen opstaan, waarvan wij allen getuigen zijn. 33 Hij dan, Die door de rechterhand van God verhoogd is en de belofte van de Heilige Geest ontvangen heeft van de Vader, heeft dit uitgestort wat u nu ziet en hoort.”

We citeren wat als verduidelijking uit http://www.woorden.org/woord/pre-existentie: pre-existentie' komt NIET voor in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie en de spellingwoordenlijst van OpenTaal. Dit wil niet zeggen dat het fout gespeld is. Woorden die niet vaak worden gebruikt, encyclopedische ingangen en woordgroepen worden niet of zelden opgenomen in deze lijsten.

Op meerdere plaatsen in het Nieuwe Testament is de pre–existentie (voorbestaan) van Jezus expliciet geleerd. Jezus zei in een passage van het priesterlijke gebed (Johannes 17:5 HSV in alle teksten van dit gedeelte behalve anders vermeld).: “5 En nu verheerlijk Mij, U Vader, bij Uzelf, MET DE HEERLIJKHEID DIE IK BIJ U BEZAT voordat de wereld er was.”

De Willibrordvertaling zegt: “5 Verheerlijk Mij nu, Vader, aan uw zijde, en BEKLEED MIJ MET DE HEERLIJKHEID DIE IK BIJ U BEZAT voordat de wereld bestond.”

Page 268: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 268

Ware er niet meer dan dat, we zouden geen grond hebben om dat aan te nemen, het zou geestelijk verklaard kunnen worden. Alhoewel met spitsvondigheden: waar het veel theologen niet aan ontbreekt. Het is wanneer men de andere bewijsvoering kent op zichzelf als tekst alleen voldoende om aan te tonen dat de Schrift over de pre-existentie van Jezus spreekt. Jezus echter zelf leerde uitdrukkelijk Zijn eigen pre -existentie in vele passages. Hier zijn er enkele.

Johannes 3:13: “En niemand is opgevaren naar de hemel dan HIJ DIE UIT DE HEMEL NEERGEDAALD IS, namelijk de Zoon des mensen, Die in de hemel is.”

Johannes 3:31: “Wie van boven komt, is boven allen; wie uit de aarde is, is uit de aarde en spreekt uit de aarde. WIE UIT DE HEMEL KOMT, IS BOVEN ALLEN.”

Johannes 6:33: “Want het brood van God is HIJ DIE UIT DE HEMEL NEERDAALT en aan de wereld het leven geeft.”

Johannes 6:38: “Want IK BEN UIT DE HEMEL NEERGEDAALD, niet opdat Ik Mijn wil zou doen, maar de wil van Hem Die Mij gezonden heeft.”

Johannes 6:62: “En als u de Zoon des mensen nu eens zou zien opvaren NAAR DE PLAATS WAAR HIJ EERDER WAS?”

Johannes 8:23: “En Hij zei tegen hen: U bent van beneden, Ik ben van boven; u bent van deze wereld, IK BEN NIET VAN DEZE WERELD.”

Johannes 8:58-59: “Jezus zei tegen hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: VÓÓR ABRAHAM GEBOREN WAS, BEN IK. 59  Zij namen dan stenen op om ze op Hem te werpen. Maar Jezus verborg Zich en ging de tempel uit; Hij ging midden tussen hen door en zo ging Hij weg.”

Johannes 13:3: “stond Jezus, Die wist dat de Vader Hem alle dingen in handen gegeven had en DAT HIJ VAN GOD UITGEGAAN WAS EN TOT GOD HEENGING,”

Johannes 16:28: “Ik ben van de Vader uitgegaan en ben in de wereld gekomen; Ik verlaat de wereld weer en ga heen naar de Vader.”

6.10 DE ZOON EREN In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 februari 1991 lezen we: “Jezus Christus verdient eer omdat hij, als de Logos, ofte wel het Woord, Jehovah’s woordvoerder bij uitnemendheid is. Uit de Schrift blijkt duidelijk dat de aanduiding “het Woord” betrekking heeft op Jezus, zowel voordat hij naar de aarde kwam als nadat hij naar de hemel was opgestegen (Johannes 1:1; Openbaring 19:13). (…) Verder verdient Jezus Christus eer omdat hij Jehovah’s voornaamste engel ofte wel aartsengel is” (blz.16,17 wij onderstrepen).

De bladzijden 43-46 van de brochure ‘Het Woord’ verklaren Joh.5:21-23. Men zegt er: “In deze woorden vertelde Jezus ons niet hem te eren alsof hij de Vader of God was.” Natuurlijk is

Page 269: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 269

dat waar. Zoiets doen komt erop neer de onderscheiden personen van de godheid door elkaar halen. Maar leugen van de ergste soort is wanneer zij schrijven: “Hij zei niet dat wij de Zoon evenveel moesten eren als de Vader.” Want Joh.5:23 zegt: “opdat allen de Zoon zouden eren evenals zij de Vader eren.” Maak nu maar de keuze: geloven wat de WT zegt of datgene wat Christus zegt?

Vers 17 zegt volgens de Willibrord-vertaling: “Mijn Vader is tot op de dag van vandaag voortdurend aan het werk, en Ik houd niet op met werken.” C.S. Lewis zegt ergens: “Deze man Christus was en is de Zoon van God: ofwel een gek of nog iets ergers. Je kan Hem opsluiten als een dwaas, je kan op Hem spugen en Hem doden als een demon of je kan aan Zijn voeten knielen en Hem Heer en God noemen.” Toen Lewis dit schreef had hij een andere tekst op het oog (Joh.7:11-13) maar het past ook hierop. Hier is Christus voorgesteld als iemand die eenzelfde werk presteert als de Vader. Of denkt u nu werkelijk dat de Christus zich met God zou durven vergelijken indien Hij niet Zijn gelijke was?

Vers 19 zegt dat Vader en Zoon gelijk zijn in werk. Vers 20 dat Ze gelijk zijn in kennis. Vers 21 (en 28) dat Zij gelijk in de opstanding werken. Vers 22 toont hun gelijk zijn in het oordelen (ook vers 27). Vers 24,25 beschrijft de gelijkheid als levensgevers. En vers 26 de gelijkheid als bezitters van leven. Bovenal, Christus had al deze eigenschappen als mens. Hij was slechts zuiver mens en profeet zegt de WT. Neen, méér dan een profeet: God in vlees! Johannes schrijft dan ook terecht: “Wie den Zoon belijdt, heeft ook den Vader” (1 Joh.2:23). Daarom is evenals de Vader ook de Zoon voorwerp van ons geloof (Hand.9:42 / 11:17 / 22:19 / Joh.14:1). Het is deze goddelijke eer die Thomas de opgestane Heer bewijst wanneer hij Hem aanspreekt met de woorden; “Mijn Heer en Mijn God” ( Joh.20:28).

In de Engelse New World Translation (van 1951) gaf men als verwijzingen bij Joh.20:28 deze teksten: Ex.22:8 / Ps.82:1 / Jes.9:6 / Joh.1:1 / 1:18 / 10:35. Klaarblijkelijk om ons te laten verstaan dat Christus “een God” is en niet de Almachtige. Vanuit vele hoeken (o.a. B. Metzger) kwam hierop commentaar. Het vertaalcomité van de NWV heeft in zijn bewerkte uitgave van 1961 de verwijzingen dan maar weggelaten. Het kon ook niet anders want in Joh.20:28 staat er (in de Griekse tekst) duidelijk het lidwoord “de” vóór God? Men vergeet hierbij niet dat in het tweede gedeelte van de tekst (Joh.5:23b) over het eren van de Vader wordt gesproken. Hoe eren we de Vader? Is het niet door onze aanbidding? Zo ook dienen we de Heer te aanbidden en te eren. Vergelijk Rom.13:7 en Ex.20:12 / Rom.1:25 / Col.2:18. Dat Joh.5:23a niet past in de theologie van een Jehovah’s Getuige zie je o.a. in ‘DE WACHTTOREN’ van 1 dec.1978, blz.14. Daar wordt Joh.5:21-30 in zijn volledigheid aangehaald behalve vers 23a. In de uitgave van 1995 van de NWV zijn de volgende verwijzingen aangegeven voor Johannes 20:28; “Jes.9:6 / Joh.1:1 / Joh.1:18 / Joh.14:28 / Joh.20:17 / Joh.20:31.” Wat dacht u van Col.2:9 in dat verband? Dat zijn ze hier vergeten!

6.11 ZOON DES MENSEN

In verband met de uitdrukking de “zoon des mensen” willen we nog opmerken dat deze titel niet zoals op het eerste zicht zou blijken alleen maar naar de mensheid van Christus zou verwijzen. Ook de God-gelijkheid wordt erdoor aangegeven. Zo is de zoon des mensen de Heer

Page 270: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 270

van de Sabbat (Marc.2:28), vergeeft zonden (Marc.2:10), wekt de doden op (Marc.8:31, is rechter over de mensheid (Marc.8:38) en komt terug met de heerlijkheid (Grieks = doxa) van de Vader (Marc.14:62 / Mat.19:28 / 25:31). Zulke dingen kan men van een gewoon mens, hoe volmaakt die ook mag zijn, niet zeggen. “De zoon des mensen” is slechts een andere titel voor de God-Mens. Ook als mens beschikt de Heer over alle macht (Mat.11:27). Autoriteit die Hij kan overgeven aan zijn discipelen (Mat.10:1). Dat kan van een gewoon profeet niet gezegd worden, aangezien alles wat de Vader heeft, de Zoon ook heeft (Joh.16:15). Voor de belangrijkste teksten over Christus = de zoon des mensen zie; Mat.8:20 / 16:27 / 20:28 / 26:2,64 / Marc.2:28 / 9:9,12 / 10:33,45 / 14:21,62 / Luc.5:24 / 17:22,24 / 18:31 / 19:10 / 21:36 / 22:48,69 / Joh.5:27 / 12:34 / 13:31 / Hand.7:56.

6.12 “NAUWKEURIGE AFDRUK VAN GODS WEZEN” (Heb.1:3)

Het Bijbelboek aan de Hebreeën hoofdstuk één, is in alle opzichten in deze van belang. Hoofdstuk één heeft wonderbaarlijke dingen te zeggen over de persoon van Christus. Hij is zegt vers 2: “diegene waardoor God in het laatste der dagen tot ons gesproken heeft.” Hij is de erfgenaam van alle dingen tot in eeuwigheid en niet slechts voor 1000 jaren. Dit vanuit het standpunt van zijn menszijn. Als God heeft Hij de werelden geschapen (Heb.11:3). Vers 3 schematisch voorgesteld ziet er als volgt uit:

“Hij is”: tegenwoordig actief deelwoord van “eimi” (zijn) vgl. Joh.8:58 / Phil.2:6, dit gebruik is hier supra-temporeel en omni-temporeel, zegt Franz Delitzsch, de weerspiegeling van (zijn) heerlijkheid: De N.V. zegt “afstraling.” W. E. Vine zegt hierover: “De Heerlijkheid van God geeft alles weer wat Hij is in Zijn natuur, in Zijn handelswijze en Zijn openbaring. De Zoon, die één is met de Vader in Godheid, is in Zichzelf en was altijd de weerglans van de heerlijkheid, in Zichzelf openbarende al wat God is en doet” (deel 2, blz.19). Zie ook de commentaren van H. Alford / Westcott / F.W Grosheide.

“De afdruk”: De N.V. zegt “afdruk” zondermeer en de Willibrord vertaalt als “evenbeeld.” Thayer schrijft over dit woord: “een merk of figuur (…) een juiste weergave in alle opzichten” (blz.665). Zie ook W. E. Vine deel 2 blz.247 / Arndt en Gingrich blz.885 / A. T. Robertson, ‘Word Pictures’ deel 5 blz.336.

“van zijn wezen”: (idem N.V. en Willibrord) Arndt en Gingrich zegt: “substantiële natuur, essentie, werkelijk bestaan, wezenlijkheid” blz.854 (vergelijk Thayer, blz.644 en Col.1:15). Hierachter schuilt gelijkheid, openbaring en vertegenwoordiging van en met de Vader. De Grieken en ook Philo geven als synoniem van het begrip “wezen” = het zijn of bestaan.

“die alle dingen draagt”: (vgl.Col.1:16,17). In Joodse geschriften wordt hetzelfde of iets gelijkaardig gezegd van YaHWeH. O.a. in Bereshit Rabba 22, Fol.23,2 / Shemoth Rabba 19 Fol 118,3 / idem 36 Fol 133,4 / Sohar Chadash Fol 9,1 / en ook bij de Joodse filosoof Philo.

“door het woord zijner kracht”: Grosheide schrijft in zijn commentaar: “het is beter in het minder formele “dunamis” (kracht) het hoofdbegrip te zien, terwijl “rhema” (woord) dan te

Page 271: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 271

kennen geeft, dat de kracht van den Zoon waardoor Hij het heelal draagt, werkt op een wijze, die doet denken aan het menselijk spreken.” De nadruk ligt zeker op de “kracht.” Maar wat is de kracht van goddelijk spreken? Wanneer God spreekt openbaart Hij Zich in woord of daad. En ook de Christus spreekt dat goddelijk woord (Mat.8:26,27 / Marc.1:34 / Joh.5:28,29 / Ps.33:9 / 148:5). Wat de schrijver van Hebreeën doet hadden we op een andere manier reeds gevonden in de evangeliën. Daar wordt een uitdrukkelijk onderscheid gemaakt tussen de Vader van de mensen en de Vader van de Zoon des mensen = Jezus. Het zoonschap van Jezus is persoonlijk en uniek. Hieronder geven we dit weer in tabelvorm:

“Mijn Vader” “Uw Vader” * Marc.13:32 * Marc.11:25 * Mat.11:27 (parallel Luc.10:22) * Mat.6:32 (parallel Luc.12:30)

Mat.5:48 (parallel Luc.6:36) * Luc.22:39 * Luc.12:32 * Mat.16:17 * Mat.23:9

Nu kunt u voor uzelf de oprechtheid testen van Jehovah’s Getuigen. Laat ze u deze schriftuurplaats eens uitleggen bij gelegenheid. Niemand kan zonder gesleutel, gehak en gezaag iets anders hierin lezen dan de eeuwige godheid van de Christus. Een geschapen wezen kan gewoonweg nooit de volledige afdruk van het wezen van de Vader zijn.

6.13 “UW TROON O GOD IS IN ALLE EEUWIGHEID” Heb.1:8,9

Om al deze redenen is de vertaling van Heb.1:8,9 in de NWV dan ook onjuist. Ze zeggen hier: “God is uw troon in eeuwigheid (...) daarom heeft God, uw God u gezalfd.” Er moet staan zoals in de NBG: “Uw troon O God is in alle eeuwigheid (...) daarom heeft U, O God, uw God met vreugdeolie gezalfd.” Indien we uit de Masoretische tekst vertalen is de lezing van de NWV niet onmogelijk. Maar de LXX die in Hebreeën gebruikt wordt laat dit niet toe. En zeker niet omdat de schrijver van Hebreeën juist de godheid van Christus wil onderschrijven. Hij is in elk opzicht aan de Vader gelijk, Zijn volkomen evenbeeld (vers 2,3). Hij moet aanbeden worden (vers 6) omdat Hij schepper is van alle dingen (vers 10-12). Dus is ook Christus God, samen met God, de Vader. Volgens de context is de vertaling van de WT onmogelijk. Een lezing als: “God is uw troon in eeuwigheid” volgens de NWV is grammaticale nonsens.

Hebreen,  hoofdstuk: 1Vers Statenvertaling Luthervertaling Leidschevertaling

8 Maar tot den Zoon [zegt Hij:] Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid; de schepter Uws koninkrijks is een rechte schepter.

maar van den zoon: ‘God, uw troon duurt tot in alle eeuwigheid, de schepter uws rijks is een schepter der rechtvaardigheid.

maar van den Zoon: Uw troon, o God, staat tot in alle eeuwigheid; de schepter van billijkheid is de schepter van zijn koningsschap;

Gaan we wat verder graven in deze tekst Heb.1:8,9. Daar staat: “maar van de Zoon: Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid en de scepter der rechtmatigheid is de scepter van zijn

Page 272: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 272

koningschap. Gerechtigheid hebt Gij liefgehad en ongerechtigheid hebt Gij gehaat; daarom heeft U, o God, uw God met vreugdeolie gezalfd boven uw deelgenoten.” De achtergrond van dat gedeelte van Hebreeën is Ps.45:7,8. Die Psalm spreekt over de Messias.

Psalm 45 behoort tot de “koningspsalmen.” Die schetsen een beeld van de echte koning die Israël zal regeren in Gods plaats. En andere profeten uit het OT spreken ook over deze koning. En soms in gelijkaardige bewoordingen als in Psalm 45. Zie bijvoorbeeld Zach.9:1 / Micha 5:3. We hebben in Ps.45 dus Messiaanse kenmerken. In het vers 7, dat in Hebreeën wordt aangehaald, staat dat deze koning aan “god” (=ĕlōhīm) doet denken. De reden daartoe is dat deze Messias, God vertegenwoordigde. Meer nog dan de hogepriester (die ook een gezalfde is) is de Messias de beelddrager van de God van Abraham, Izaak en Jacob. Om die reden kan van hem gezegd worden: “uw troon staat voor altoos en eeuwig.” Daarenboven zegt Ps.45:18: “Ik wil uw naam vermelden in alle geslachten; daarom zullen volken u loven voor altoos en immer.” Het is over de naam van de koning = de Messias, dat dit gezegd wordt. We moeten niet denken dat die uitleg van de schrijver van het boek aan de Hebreeën zomaar uit de lucht gegrepen is. Integendeel reeds vroeg zullen de rabbijnen hierbij aan de grote koning gedacht hebben die vrede zou brengen over Jeruzalem en de wereld. De vertalers van de Septuaginta hebben deze uitleg gehad. Bij deze Psalm was hun opschrift: “Een lied voor de geliefde.” En ook de Targum van Ps.45 (SB III, 679) geeft hierbij een Messiaanse uitleg. Er is nog iets waar u zich niet moet laten door beïnvloeden, er zijn een vijftal minieme verschillen in de handschriften zowel bij de Masoreten als de LXX. De WT smeert deze verschillen breed uit om u in verwarring te brengen. Die verschillen geven echter geen echt andere uitleg aan de tekst dan dat Christus op dezelfde voet gesteld wordt als YaHWeH.

De schrijver van de brief aan de Hebreeën gaat er dus terecht van uit, die Jezus is de Messias. Jezus is de ware ZOON VAN GOD. Nu is de tekst die het boek Hebreeën volgt, niet letterlijk de tekst van de LXX. Het is echter duidelijk, er is een enorm verschil tussen de engelen en de Zoon. De engelen zijn “dienaar” (vs.7) van de Zoon. De “troon”, de “scepter” (tweemaal) en het “koningschap” horen bij Hem die Zoon van God is. De “heerschappij” = “koningschap” van de Zoon is tot in de eeuwen der eeuwen. De schrijver van de brief aan de Hebreeën wil door zo te werk te gaan drie zaken onderstrepen:1°) er is een onoverbrugbaar verschil tussen Jezus als persoon en de engelen als persoon, 2°) de Messias is gekomen in Jezus Christus, 3°) aan Jezus komt dezelfde aanbidding toe die aan God gegeven wordt.

6.14 CHRISTUS IN HET BOEK OPENBARING

In de brochure ‘Het Woord’ blz.26 tracht de WT ons ervan te overtuigen dat de verheerlijkte Christus nog steeds ondergeschikt is aan de Vader want zeggen ze dan; Jezus noemt God nog steeds zijn Vader volgens Opb.2:18,26,27. Wanneer de dingen echter zo scherp gesteld worden geeft men een verkeerd beeld van de Christus in het boek Openbaring en wel om de volgende redenen die we schematisch voorstellen: 1°) Hij heeft macht over levenden en doden 11:18 / 2:23, vergelijk Mat.16:27. 2°) Hij doorzoekt het hart der mensen 2:23, een goddelijke eigenschap, vergelijk Ps.7:9 / 139:1. 3°) Heeft één autoriteit met de Vader 11:15, vergelijk 1 Kron.29:11-13. 4°) Heeft één troon met de Vader 22:1,3, vergelijk Opb.3:21.

Page 273: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 273

5°) Ontvangt aanbidding 5:13, vergelijk Hand.4:12. 6°) Zíjn priesters zijn ook priesters van de Vader 20:6, vergelijk Joh.12:26. 7°) Hij bezit goddelijke titels 1:18 / 3:7 / 22:13, vergelijk Col.2:9 / Jes.44:6. 8°) Teksten in het OT die spreken over YaHWeH worden in de Apocalypsis toegepast op Christus vergelijk Deut.10:17 en Opb.17:14 / Spr.3:12 en Opb.3:19 / Dan.7:9,13,22 en Opb.1:11-14 / Zach.4:10 en Opb.5:6 / Dan.10:5-7 / Ezech.43:2 en Opb.1:13-16 (Voor Dan. 7:9,13,22 wijzen we ook nog op de LXX waaruit blijkt dat de Oude van dagen en de Mensen zoon identiek zijn).

In het licht van dit alles wordt het duidelijk dat Christus méér is dan een ondergeschikte. Hij is dit ten opzichte van Zijn Vader in functie van Zijn middelaarambt dat nog niet ten einde is. Het is wettelijk gezien wél volbracht op Golgotha maar nog niet in alle praktische aspecten. Voor ons echter is deze Zoon ook God en het respect waardig gelijk die we de Vader geven. De contradictie die ogenschijnlijk naar voren komt uit deze teksten is niet toe te schrijven aan de Bijbel maar aan de uitleg der Jehovah’s Getuigen. Totdat ze niet begrepen hebben dat Christus tezelfdertijd de ene God en waarachtig Mens is, zolang zal hun leer dezelfde verkeerde kijk op Christus hebben.

6.15 GOD IS GOED, MAAR OOK CHRISTUS IS GOED

Een rijke jongeling vroeg eens aan Jezus: “Meester, wat voor goed moet ik doen om het eeuwige leven te verwerven? Hij zeide tot hem: Wat vraagt gij mij naar het goede? Één is de Goede” (Mat.19:16,17). Volgens het evangelie van Marcus voegde de Heer er nog aan toe: “Niemand is goed dan God alleen” (Marc.10:18 NBG). Volgens de Statenvertaling: “Niemand is goed, dan Één, namelijk God.” Of volgens Luther: “Niemand is goed dan de enige God.” Vijanden van de Drie-eenheid springen onmiddellijk op deze tekst en zeggen: kijk maar, dit kan niet duidelijker, alléén God is goed, dus Christus is het niet? Maar dan gaat men te ver in het interpreteren. Zo is het bijvoeglijk naamwoord “goed”, in deze tekst het Grieks “agathos.” Dat is het woord bij uitstek om naar een morele en religieuze goedheid te verwijzen. Jezus zal als Jood geweten hebben dat er van een “goede God” gesproken werd in de Thora; in o.a. Ps.25:8 / Ps.145:9 / Zach.9:17.

In Johannes hoofdstuk 10 staat een beschrijving van Christus als de goede herder. Maar over de God van Israël is hetzelfde gezegd in Ps.23:1 en Jes.40:10,11. Bij vergelijk van Luc.10:19 en Ps. 91:13 is het duidelijk dat YaHWeH en Christus op een zelfde wijze bescherming geven aan hun volgelingen. En we gaan nog even verder met de betekenis van “goede.”

Goed (= agathos), is in het Nieuw Testament géén woord dat exclusief op God van toepassing is. Dit adjectief wordt voor Christus niet gebruikt in het NT Maar het is door Jezus zelf gebruikt in verband met mensen. Niet éénmaal maar meerdere malen worden mensen goed genoemd. Zie bijvoorbeeld Mat.5:45 / 12:35 / 13:18 / 22:10 / 25:21,22. Er zijn verschillende synoniemen van “agathos” gebruikt door Zijn discipelen om hun Meester te beschrijven: Hij is “de heilige” (Hand.3:14 = Grieks “ho hagion”, dus met het lidwoord) en “de Rechtvaardige” (Hand.3:14 / 7:52 / 22:14 / 1 Joh.2:1 = Grieks “dikaion”). En die twee begrippen worden ook van God gezegd in het Oud Testament. God en Christus zijn beiden DE Heilige en DE Rechtvaardige:

Page 274: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 274

Ezra 1:15 / Neh.9:8 / Ps.22:4 / Jes.40:25 / 43:15 / Hand.3:14 / Opb.3:7. Hoe mysterieus en onwaarschijnlijk het ook mag klinken er zijn tientallen aanwijzingen dat de Here Jezus geïdentificeerd wordt met de persoon van YaHWeH. We nemen er eentje uit die reeks teksten. Ps.34:8 zegt: “Proeft en ziet dat Jehovah goed is” (NWV). Maar in 1 Pet.2:3 is dit toegepast op Christus waar dan staat: “mits Gij hebt gesmaakt dat de Heer goed is” (NWV). Opnieuw is het niet “agathos” dat gebruikt is, maar een ander gelijkaardig woord. In alle vertalingen is het gewoon weergegeven als “goed, goedertieren, goedheid.”

Ja, JEZUS IS GOED.

Uit het onderwijs van de Heer blijkt dat mensen zowel Hem als zijn Vader moeten leren kennen (Mat.22:20 / 22:42-45). Alleen de Vader kennen is vanaf nu niet meer voldoende. God heeft nieuwe dingen geopenbaard. Hij heeft: “In het laatst der dagen tot ons gesproken in den Zoon” zegt de schrijver aan de Hebreeën (1:2). Er klopt dus één en ander niet met de redeneringen van anti-trinitariërs over Marcus 10:18. Wat leren ze; Jezus is niet goddelijk of God gezien Hij zegt dat alléén de Vader goed is. Daar voegen ze dan aan toe; we kunnen niet en willen niet aanvaarden dat Jezus God en mens is tezelfdertijd! Hun argumenten zijn in dat verband ongeveer de volgende: 1°) “Niemand is goed dan God alleen” 2°) Jezus zei dat uitdrukkelijk in een gesprek, kijk maar naar Marc.10:18 3°) Jezus is dus niet goddelijk of God. Maar anderzijds kan men op basis van een gelijkaardige redenering zeggen: de Vader is niet goddelijk of God. 1°) “Niemand is goed dan God alleen” Marc.10:18 2°) De Vader had boze gedachten over Israël: Ex.32:10,14 / Jer.18:8 / 26:13 / Jona 4:2 3°) De Vader is niet goddelijk of God. U begrijpt wel dat beide redenaties onrecht doen aan het totaalbeeld van zowel de Vader als de Zoon. En wat dacht u van dit:1°) Barnabas is een “goed” (Grieks = “agathos”) mens volgens Hand.11:23,24 2°) Van Christus is nooit gezegd dat Hij “goed” (Grieks = “agathos”) is 3°) Barnabas is als mens beter dan Jezus. Ook dat is een ongeoorloofde conclusie maar lijkt op wat men doet met deze tekst.

Marcus 10:18, gezien vanuit de leer van de Drie-eenheid, spreekt dus tot de verbeelding van wie problemen heeft met de absolute godheid van Jezus. Afhankelijk van welk citaat je er op nakijkt krijg je ook in de geschriften van Jehovah’s Getuigen een aangenaam of uitgesproken negatief beeld over de tekst. Een positieve vonden we in ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, blz.867 waar we lezen: “Hoewel Jezus deze eigenschap van morele uitnemendheid bezat, wilde hij zich niet het predikaat ‘Goed’ laten aanmeten (…).” Daarom ook dit: wanneer Jezus zichzelf de goede herder noemt is het niet hetzelfde woord dat gebruikt is maar een variant woord “kalos” en dat heeft soms de betekenis van “juist of geschikt.” Jezus is dus de juiste man op de juiste plaats. Hij is “den groten herder” (Heb.13:20). In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 augustus 1989 staat: “Waarom noemt gij mij goed?, antwoordt Jezus. “Niemand is goed, behalve één, God.” Waarschijnlijk gebruikte de jonge man “goed” als een titel, en daarom laat Jezus hem weten dat

Page 275: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 275

zo’n titel alleen God toekomt” (blz.8). Christus zegt hier toch niet: jongeman ik ben niet goed? Dus gezien Jezus “goed” is als Zijn Vader zo kan hij ook “God” zijn als Zijn Vader!

Unitariërs vragen dan ook wel eens: Waarom heeft Christus zich dan nooit uitdrukkelijk God genoemd? Dit is een strikvraag. Naar onze mening heeft de Heer vele malen iets dergelijks gezegd alhoewel in verhulde vorm. Hij zegt méér te zijn dan; de sabbat, tempel, wet, mensen en engelen en dus God. Hij is de; grote levensgever, rechter, vergever, oordeler en dus God. Hij is; de weg, de waarheid, het leven, de opstanding, de genade, de waarheid, de Ik ben en dus God. Hij heeft een absolute macht over de wereld en de natuur, geneest, stilt de storm, loopt op het water, schept voedsel voor vijfduizend uit enkele broden en vissen: dus God. Maar wel verhuld, evenals Hij zijn Messiaanse rol verhuld. Alleen niet op het einde van zijn loopbaan op Palmzondag en wanneer Hij vóór de hogepriester(s) staat. Maar tijdens zijn prediking wel. Hij verbiedt in de beginperiode van zijn optreden zelfs diegenen die Hem als Messias erkennen erover te spreken (Luc.4:41 / Mat.16:20). Om praktische redenen zei Hij dan ook nooit God te zijn, dat zou op staande voet zijn dood betekenen.

Moderne theologen die de kritische methode van Bijbelonderzoek aanhangen hebben sinds de jaren 1900 geleerd dat we een verschil moeten aannemen tussen de Jezus van het geloof en de Christus van de geschiedenis. Gelukkig komen her en der stemmen tot ons over de onhoudbaarheid van deze stelling. Uit het boek van G.S. Oegema, ‘Tussen troost en vermaning’, citeren we het volgende: “De recentere studies over Jezus (J. H. Charlesworth, Jesus Within Judaism, 1989; D. Flusser, Jezus, 1968; en M. de Jonge, Jezus als Messias, 1990) wijzen eveneens op de grote waarschijnlijkheid, dat Jezus zichzelf als een soort Messias heeft gezien, en dat hij zich van een uitverkiezing en van zijn knechtschap Gods bewust was” (Ten Have, 1996, blz.42). Voor ons is er nergens een echt en aantoonbaar spoor van een scheiding tussen de begrippen of personen Jezus en Christus. Van een “grote waarschijnlijkheid” is in dat verband bij ons zelfs geen sprake. Jezus en Christus zijn één. En Jezus en God zijn één. De Zaligmaker die met gezag alle Joden opriep zich te bekeren zei ook: “Wie de Zoon niet eert, eert ook de Vader niet die Hem gezonden heeft” (Joh.5:23). Hadden ze het maar gedaan dan zou de wereld er gans anders hebben uitgezien. Maar omdat alles anders liep moeten wíj, de heidenen, die zich bekeerd hebben tot die Jood Jezus, blijven leren: “Een ieder die den Zoon loochent, heeft ook de Vader niet” (1 Joh.2:23).

6.16 BESLUIT In de lijst van enkele symbolische voorstellingen van Jezus, die hieronder staat krijgt u een beeld van wie Jezus is in dat Bijbels spraakgebruik. Hebt u een Bijbelconcordantie? Dan zult u bij het nagaan van gelijkaardige uitdrukkingen merken dat ze meestal uniek zijn voor zowel YaHWeH als Christus. En dat wil wat zeggen. De brochure ‘Het Woord’ gaat niet in op die overtuigende bewijzen en we geven ze u daarom voor Bijbelstudie en overdenking.

Alpha en Omega: Opb.1:11 Licht: Joh.1:9 Anker: Heb.6:19 Morgenster: Opb.22:16 Arend: Ex.19:4 / Opb.4:7 Rots: Mat.16:18 Brood: Joh.6:31-35 Rots der ergernis: 1 Pet.2:8

Page 276: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 276

Dagster: 2 Pet.1:19 Slang: Joh.3:14 Deur: Joh.10:7,9 Steen, afgekeurde: Mat.21:42 / Hand.4:11 Eersteling: 1 Cor.15:20 Steen des aanstoots: 1 Pet.2:7 Hen: Mat.23:37 Steen die verbrijzeld: Dan.2:34 Hoeksteen: 1 Pet.2:6 Tempel: Joh.2:19 Lam: Joh.1:29,36 Waarheid: Joh.14:6 Lamp: Joh.1:29 / Opb.5:6 Weg: Joh.14:6 Leeuw: Ezech.1:10 / Opb.4:7 / 5: 5 Wijnstok: Joh.15:1 Levend (Het): Joh.14:6 Worm: Ps.22:6 Levende steen: 1 Pet.2:4 Wortel: Jes.11:1 / Opb.5:5 / 22:16 Leeuw: Opb.5:5 Zon: Opb.22:5

In ‘Het ene geloof’ – een boek over de geloofsbelijdenis van Nicea – uitgeverij De Horstink, Zoetermeer, 1995 lezen we: “De ene God: Vader, Zoon en Geest. Het bijzondere van het christelijk geloof in de ene God is gebaseerd op de openbaring van Vader, Zoon en Heilige Geest. Daarom ligt er aan de basis van het drieëenheidsgeloof de goddelijke ‘economie’, dat wil zeggen de geschiedenis van het heil, vervat in schepping, verlossing en eschatologische vervulling. Aan de andere kant is de ene God in alle eeuwigheid Vader, Zoon en Heilige Geest. De heilbrengende en de eeuwige drieëenheid zijn een en dezelfde realiteit. Die beide aspecten zijn niet van elkaar te scheiden. Deze eenheid van heilbrengende en eeuwige drieëenheid krijgt niet altijd de aandacht die zij verdient. Maar het is uitsluitend op basis van de historische openbaring van God in Jezus Christus dat het drieëenheidsgeloof van de kerk verantwoord wordt. De leer van de drieëenheid is geen product van abstract redeneren, maar een samenvatting van wat ons door Jezus Christus over God geopenbaard is” (blz.35, wij onderstrepen).

Op de pagina’s 19 en 28 van de brochure van het Genootschap over de Drie-eenheid, verwijzen ze naar de Bulletin of the John Rylands Library in England voor ondersteuning van hun bewering dat Jezus niet God is en dat ook nooit beweerd heeft te zijn. Zij citeren de Bulletin als vermelding daarvan. Maar nu heeft de WT een heel belangrijke verklaring weggelaten in dat gedeelte. En dat luidt als volgt: “geleerden van het Nieuwe Testament komen tot de conclusie dat Jezus van zichzelf niets kan hebben beweerd van de christologische titels aan hem toegeschreven in de evangeliën, zelfs de functionele benaming’Christus’ niet, en zeker nooit geloofde dat hij God is.” Bulletin of the John Rylands Library in England, vol. 50, blz.251. En de WT is daar gestopt in het citeren en dit niet weergegeven omdat ze dan zelf in de problemen komen met hun eigen leer over Jezus, want ze geloven wel dat Jezus zich Chtistus noemt en “een god”. [Echt citaat = “New Testament scholars to the conclusion that Jesus himself may not have claimed any of the christological titles which the Gospels ascribe to him, not even the functional designation ‘Christ’, and certainly never believed himself to be God.”]

We lezen op blz.28 van de brochure: “Het Bulletin of the John Rylands Library in Engeland merkt op dat volgens de katholieke theoloog Karl Rahner the′os in schriftplaatsen als Johannes 1:1 weliswaar betrekking heeft op Christus, maar dat “theos” in geen van deze gevallen op zo’n manier gebruikt wordt dat Jezus erdoor vereenzelvigd wordt met degene die elders in het Nieuwe Testament voorkomt als ’ho Theos’, dat wil zeggen de Allerhoogste God”. Het Bulletin voegt toe: “Als de schrijvers van het Nieuwe Testament hadden geloofd dat het voor de gelovigen

Page 277: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 277

absoluut noodzakelijk was te belijden dat Jezus ’God’ was, hoe is dan de bijna totale afwezigheid van juist deze vorm van belijdenis in het Nieuwe Testament te verklaren?”” Ook daar is wat op aan te merken. Want het is onmogelijk om Rahner’s positive vast te leggen met deze opmerking, want dit Bulletin wijst ook op het volgende van de Katholieke theoloog Rahner: “veronderstel dat er betrouwbaar bewijz is dat ‘theos’ in zes teksten naar Jezus wijst (Romeinen 9:5f. / Joh.1:1,18 / 20:28 / 1 Joh.5:20 en Titus 2:13).” - Bulletin of the John Rylands Library, vol. 50, blz.253.

De problematiek van Nicea is als volgt voor te stellen:DRIE VISIES OVER DE PERSOON VAN CHRISTUS OP CONCILIE VAN NICEA

LERAREN VAN DIE GEDACHTE

VISIE OP CHRIST

Arianisme Arius Andere substantie dan de Vader ⎯ heteroousios

Orthodoxie Alexander van Alexandria; Hosius van Cordova; Athanasius, de latere bisschop van Alexandria

Zelfde substantie als de Vader ⎯ homoousios

Eusebianisme Eusebius van Caesarea Gelijkaardige substantie als de Vader ⎯homoiousios

De Wachttoren heeft een verkeerde kijk op Nicea en de keizer die de bisschoppen samen heeft gebracht. Namelijk Constantijn en men wil hem als “de grote man” weergeven van het concilie van Nicea. Het is duidelijk dat dit niet zo is.

We citeren van B. J. Kidd, A history of the church to A. D. 461. 1922, Volume 2, THE CLARENDON PRESS,1922.

Page 278: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 278

En uit een ander standaardwerk komt de scan hier boven: THE AGE OF CONSTANTINE THE GREAT, van JACOB BURCKHARDT, Routledge & Kegan Paul, Engelse editie 1949.

Conclusies:1°) Constantijn heeft de titel Ponrifex Maximus als keizer van AL zijn onderdanen. Een heidense titel en geen KRISTELIJKE. (volgens B. J. Kidd) 2°) Constantijn liep nooit te koop met zijn ”christen” zijn en er valt wat op aan te merken zegt zijn biograaf Eusebius later. (volgens JACOB BURCKHARDT)

BIBLIOGRAFIE

1°) Voor het gebruik van “ego eimi” Appendix 4 in Raymond Brown’s commentaar op Johannes. Artikel ‘I am’ in NDTT deel 2 blz.278-283. Idem in TDNT deel 2 blz.343-362. Barclay N. & Nida Eugene, A Translator’s Handbook on the Gospel of John, United Bible Societies, 1980. Barclay W., Jesus as They Saw Him, Eerdman, 1980. Beasley-Murray G.R., John, WBC 36, Word, 1987. Bernard J.H., Gospel according to St. John, I.C.C., blz.CXVII-CXXI. Comblin J., Le Christ dans l’Apocalypse, Desclée 1965. Zeer degelijke bespreking der goddelijke titels toegepast op Christus (vooral blz.71-73, 152-155, 191-194). Duvekot S., Heeft Jezus zichzelf voor de Messias gehouden?, Van Gorkum, 1972, blz.228-253. (Opgepast voor latere werken van deze schrijver.) Feuillet A., Les Ego Eimi, Christologique du quatrième evangile, Recherche de Science Religieuse, jaargang 1966, blz.5-22 en 213-240. Harner P., The “I Am” of the Fourth Gospel, Fortress Press, 1970.

Page 279: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 279

Pollard T.E., Johannine christology and the early church, C.U.P. 1970. Geeft zeer degelijk de Johanneïsche christologie tot aan Marcellus van Ancyra. Schnackenburg R., Das Johannesevangelium, deel 2, Appendix 8, Herder, Freiburg, 1971. Wenham J.W., The Goodness of God, Inter Varsity Press, 1974. 2°) Er zijn enkele goede commentaren op het boek Hebreeën o.a.: Delitzsch F., Commentary on the epistle to the Hebrews, (2 delen), Klock en Klock reprint, 1978. Hughes P.H., A commentary on the epistle to the Hebrews, Eerdmans 1977. Spicq C., L’Epitre aux Hébreux, (2 delen), Lecoffre, Gabalda 1952. Vanhoye A., Situation du Christ, (hoofdstukken 1,2), du Cerf, 1969. SUPER.. Van een Rooms exegeet. Westcott B.F., The epistle to the Hebrews, Mac Millan and Co, 1906. 3°) I.v.m. het Messiaanse zoonschap van Christus zie o.a.: Berkhof L., Systematic Theology, Eerdman, 1941. Florovsky G., The People of God-Its Unity and Its Glory: A Discussion of John 17.17-24 in the Light of Patristic Thought, The Greek Orthodox Theological Review 30 (1985), pp. 399-420. Hengel M., Der Sohn Gottes, J.C.B. Mohr (Paul Siebeck) 1975. Geeft werkelijk alle mogelijke theorie voor de oorsprong van de titel. Hodge C., Systematic Theology, 3 Volumes, Eerdman, 1986. Lovestam E., Son and Saviour, C.W.K. Gleerup-Lund, 1961. Shedd W.G.T., Dogmatic Theology, Thomas Nelson Publishers, 1980. Weber O., Foundations of Dogmatics, Eerdman, 1962.

Page 280: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 280

Hoofdstuk 7

Het Rantsoen: is het een overeenkomstige losprijs?

7.1 WOORD VOORAF

In ‘DE WACHTTOREN’ van 15 juni 1993 lezen we: “Jehovah zond zijn Zoon niet alleen om in een losprijs te voorzien, maar ook om zowel in woord als in daad een voorbeeld ter navolging te verschaffen” (blz.16, wij onderstrepen). Over Christus als een voorbeeld voor de gelovige, daar gaan we niet op in, want dat spreekt namelijk voor zichzelf. Over de manier hoe de losprijs is gegeven, schort wat bij de uitleg van Jehovah’s Getuigen en gaan we uitvoerig wat opmerken.

Een belangrijk dogma van Jehovah’s Getuigen is de leer dat Christus opgewekt is als “geest” en daar bovenop dat zijn aardse lichaam géén deelgenoot geworden is aan Zijn opstanding. Er staat in ‘DE WACHTTOREN’ van 15 aug. 1976, blz.511: “Volgens de geïnspireerde Schrift werd Jezus niet in het vlees opgewekt (...) dat Jezus eenvoudig niet als een mens van vlees en bloed opgewekt kan zijn.” Charles T. Russell, de stichter van de WT, zei dat het lichaam van Christus was “opgelost in gassen” ofwel dat God het ergens bewaarde als aandenken (‘Studies in The Scriptures’, deel 2, blz.129, wij onderstrepen). ‘DE WACHTTOREN’ van 15 mei 1991, blz.31 geeft een tweede versie: God zou het lichaam van Christus weggenomen hebben opdat het niet aanbeden zou worden. En nog een derde visie vinden we in ‘DE WACHTTOREN’ van 15 nov. 1991, blz.31. Daar staat: “Insgelijks verwijderde God Jezus’s lichaam; hij liet niet toe dat Jezus’ lichaam verderf zag en voorkwam aldus dat het een struikelblok voor het geloof werd.”

Page 281: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 281

Wij citeren uit nog van de WT: “Jezus Christus werd dienovereenkomstig als een geestelijk persoon uit de doden opgewekt, en niet in het vleselijke lichaam waarmee hij als een menselijk offer stierf” (‘Dingen waarin God onmogelijk kan liegen’, blz.356). Dat “dienovereenkomstig” waarover ze schrijven is een vergelijk dat men vanaf blz.354 maakt tussen Christus als offer (rantsoen) en de offers uit de Joodse bedeling. Lichamen van dierlijke offers werden toen “uit de weg geruimd” nadat het bloed verzoening had gegeven (blz.354, par.21, wij onderstrepen). Zo ook zegt de WT: “Het vleselijke lichaam van Jezus Christus werd door de Almachtige God dus op aarde uit de weg geruimd en niet door Jezus meegenomen naar de hemel” (blz.355 laatste zin uit par.24, wij onderstrepen). Als argument wijzen zij naar 1 Pet.3:18 waar staat over de Christus: “Hij die ter dood gebracht werd in het vlees, maar levend gemaakt in de geest” NWV (Vergelijk ‘DE WACHTTOREN’ van 15 febr.1991, blz.15).

God heeft, volgens de theorie van ‘DE WACHTTOREN’, het lichaam van Christus dus;“opgelost in gassen” (C.T. Russell, ‘Studies in the scriptures’, volume 2, blz.129) of het is door God “uit de weg geruimd” (‘Dingen waarin God onmogelijk kan liegen’, blz.355) of het is “uiteengevallen zonder eerst tot ontbinding te zijn overgegaan” (‘Hulp tot begrip van de Bijbel’, deel 6, 1989, blz.955).

Voor leden van de WT is dit zo klaar als een klontje, hoewel er niet staat dat Jezus werd levend gemaakt als een geest. En hun uitleg heeft bij nader onderzoek van de Schrift niet de minste waarde. Opzettelijk spreekt de WT niet over nog andere uitleggingen van 1 Pet.3:18, vanuit het standpunt van de Griekse grammatica. Hun uitleg van deze tekst is vreemd in het theologisch denken. Dat dezelfde Petrus op Pinksterdag een profetie aanhaalt uit Ps.16 waar staat dat de Gezalfde “géén verderf” zou zien gaat bij hen in de doofpot. Aan Cornelius getuigt dezelfde Petrus dat hij na de opstanding van Jezus: “met Hem gegeten en gedronken” heeft (Hand.10:41). En het getuigenis van de apostel Johannes over de opgestane Heer is als volgt: “hetgeen wij aanschouwd hebben en onze handen getast hebben van het Woord des levens” (1 Joh.1:1). De apostelen behoren tot dezen aan wie Christus: “Zich ook na zijn lijden met vele kentekenen levend heeft vertoond” (Hand.1:3). Dat is méér dan het verschijnen van “een geest.”

De leer van ‘DE WACHTTOREN’ is een oude leer in een nieuw jasje. Want ook ten tijde van de apostelen waren reeds stemmen opgegaan over een geestelijke opstanding van Christus of de gelovigen. Maar die zijn uit het spoor der waarheid geraakt zegt Paulus (2 Tim.2:16-18). En de bekendste discipel van de apostel Johannes, Polycarpus, merkt in zijn brief aan de Phillippenzen op dat valse leraars zeggen dat er géén opstanding is en ook géén oordeel (Phil.7). Enkele jaren later zegt Justinus, hij stierf rond 165, dat er: “zogenoemde christenen (...) zeggen dat er géén opstanding van de doden is, maar dat bij de dood de zielen van de mensen opgenomen worden in de hemel” (Dialoog met Trypho 80:5). Nog later zegt Chrysostomos dat sommige gelovigen in Corinthe de mening waren toegedaan dat de opstanding op het geestelijk vlak verklaard moest worden (Hom. in Cor. N°38).

Jehovah’s Getuigen maken vanuit bepaalde Bijbelteksten redeneringen die fout zijn. We komen er bij deze niet allemaal op terug, maar wijzen toch op dit punt. Hun argumentatie is de volgende:

Page 282: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 282

1°) God is geest en die heeft geen vlees en beenderen: Joh.4:24 / Luc.24:392°) Jezus echter, geboren uit een vrouw had vlees en beenderen Gal.4:4 / Heb.2:143°) Jezus was dus niet goddelijkMaar evenzo zou God, dan God niet zijn.1°) God is geest en die heeft geen vlees en beenderen 2°) De Vader heeft een gelaat, oren, mond, armen, benen, handen, et cetera, Jes.59:1-23°) De Vader is geen God Conclusie: opgepast voor nepvergelijkingen zoals hierboven. Laat ons echter niet vooruit lopen en eenzelfde methode van Bijbelstudie toepassen als de WT die van de hak op de tak springt. Hun beroemde paardensprong waar veel teksten aangehaald worden zonder een echt verband. We willen daarom vooraf twee punten onderzoeken: wat is de waarde van het “bloed” bij een offer? En wat is de functie van het lichaam van dit offer? Daarna zullen we ertoe overgaan (in hoofdstuk 8) bewijs uit de Schrift te geven dat Christus wel degelijk zijn aardse lichaam - in verheerlijkte toestand - ten hemel genomen heeft.

7.2 BLOED ALS VERZOENING

In Lev.17:11 lezen wij: “Want de ziel van het vlees is in het bloed, en ikzelf heb het ten behoeve van U op het altaar gegeven, om verzoening te doen voor uw ziel want het is het bloed dat verzoening doet door de ziel (die erin is)” (NWV). We gebruiken hier met nadruk de Bijbelvertaling van de WT. In de eerste plaats leren we er dat de ziel van het vlees in het bloed is. Als tweede punt dat bloed verzoening doet en daar heeft het vlees of het lichaam van het offer meestal niets meer mee te maken. Eenzelfde gedachte als Lev.17:11 vinden we in Deut.12:23,24 / Lev.3:17 / 7:26,27 / 17:14.

Wanneer we de optelling maken in het OT van het gebruik van het woord “vlees”, komen we op een totaal van 273 teksten, 104 ervan spreken over het vlees van dieren. De teksten die op de mens betrekking hebben kunnen in drie groepen onderverdeeld worden;1°) Het uiterlijk van de mens Num.8:7 / Lev.13:26, 2°) Menselijke relatie en familieband Gen.37:27 / Richt.9:2, 3°) Geestelijke zwakheid van het vlees = de mens Jer.17:5,7 / Ps.78:38,39.

Belangrijk in dit verband zijn de Schriftuurplaatsen die spreken over “het bloed van Christus.” Wij hebben vrede: “door het bloed zijns kruises” (Col.1:20). “Het bloed van Jezus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonden” (1 Joh.1:7). Het is Hij die ons door Zijn bloed van zonden verlost heeft (Opb.1:5). Hij heeft met zijn bloed mensen uit alle volkeren gekocht (Opb.5:9). Ook nog Mat.26:28 / Rom.3:25 / 5:9 / Eph.1:7 / Col.1:14 / 1 Joh.5:6,8. De brief aan de Hebreeën zegt: “en zonder bloedstorting geschiedt er geen vergeving” (Heb.9:22). Christus sterft voor anderen (Joh.8:46) en niet voor zichzelf of omdat Hij zondaar is (Joh.7:18). De knecht des HEREN zal zijn bloed = leven uitgieten in de dood (Jes.53:12). De onderstaande tabel maakt de Messiaanse profetie van de Knecht des HEREN ook duidelijk als vervulling in het Nieuwe Testament.

JESAJA 53 BESCHRIJVING NIEUW TESTAMENT

Page 283: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 283

53:4 Heeft onze ziekten gedragen Mat.8:17 53:5,6 Verwond voor onze overtredingen 1 Pet.2:24,25 53:7,8 Geslacht als een lam Hand.8:32,33 53:9 In wien geen bedrog gevonden 1 Pet.2:22 53:9 Graf bij de goddelozen

Bij de rijke in zijn dood Marc.15:27 Mat.27:57-60

53:12 Gerekend bij de overtreders Luc.22:3753:12 Veler zonden gedragen Heb.7:25 53: 1-12 Preken vanuit die tekst is O.K. en vruchtbaar Hand.8:35

Jezus is zonder zonde en treft geen schuld

En deze onschuld van Christus is in de Schrift meerdere malen beschreven: 1°) Door God de Vader, Mat.3:17 / 17:5, 2°) Engelen, Luc.2:11, 3°) Johannes de Doper, Joh.1:29, 4°) Demonen, Marc.1:24 / 5:7, 5°) Een Romeins honderdman, Mat.8:8, 6°) De tempelwacht, Joh.7:46, 7°) Petrus de apostel, Mat.16:16 / Hand.4:12, 8°) Vrouw van Pilatus, Mat.27:19, 9°) Pilatus de landvoogd, Mat.27:24 / Luc.23:4, 10°) Een Romeins honderdman, Mat.27:54, 11°) Johannes de apostel, Joh.1:9 / 1:18, 12°) Paulus de apostel, 1 Tim.3:16

Dat wil zeggen; Jezus verliest zijn leven niet omdat Hij persoonlijke zondaar is. Waarom zou Hij dan zijn lichaam moeten afstaan? Een andere, tweede denkrichting, ook gebaseerd op het OT, is het beeld van de grote verzoendag. Daar is de zondevergeving van het volk niet een bloedig offer maar de overdracht van de zonden van het volk op een bok. Op een symbolische wijze zal de bok de zonden van Israël “wegdragen.” In het NT draagt Christus de zonden weg van de gehele wereld. Zie o.a. Lev.16:1-22 / Joh.1:29 / Heb.13:12,13 / 1 Pet.2:24. En de derde richting is dat de dood van Christus een daad van opperste goddelijke liefde is (Joh.3:16 / Rom.5:8). Om die drie redenen kan de dood Hem of zijn lichaam niet voor eeuwig vasthouden. Het gaat duidelijk om “onschuldig” bloed dat vergoten wordt. “Jezus heeft geen zonde gedaan” (1 Pet.2:22), “had geen zonde” (1 Joh.3:5) en “heeft geen zonde gekend” (2 Cor.5:21). Wij hebben echter wel een hogepriester die met ons kan meevoelen “zonder te zondigen” (Heb.4:15). Hij is als het “kostbare bloed van een vlekkeloos lam” (1 Pet.1:19,20). Het bloed van Jezus zo maar zonder onderscheid met bloed van dierlijke of andere offers vergelijken is uitgesloten.

We zijn slechts aan het begin van onze argumenten tegenover de leer van Jehovah’s Getuigen. Maar dit moet u toch steeds bijblijven, tot het slot van hoofdstuk 8, het bloed, door de

Page 284: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 284

dood van het offer, brengt verzoening. Het leven van mens of dier wordt in stand gehouden door de circulatie van het bloed. Het bloed laten vloeien is de dood toebrengen. Wat er daarna met het lichaam ook moge gebeuren is van minder belang. De verzoening is reeds door het bloed (= het leven) volbracht. We mogen niet al te lang blijven stilstaan bij één offer, want dan gaat men foutieve conclusies maken. Niet de materialistische kijk is belangrijk maar de waarde die erdoor aangegeven wordt, een offerdaad aan God geschonken die verzoening kan brengen.

Redeneerfouten van de Wachttoren

Jehovah’s Getuigen geloven wel in de waarde van geofferd bloed zoals blijkt uit de volgende aanhaling: “Op passende wijze was de aard van zijn (Christus) dood zodanig dat zijn bloed uitgestort werd” (‘DE WACHTTOREN’ van 15 februari 1991, blz.16). Hun conclusies die ze daaraan verbinden lopen echter wel mank.

En Jehovah’s Getuigen citeren ook met goedkeuring een Amerikaans theoloog over altaren en verzoening. We lezen dat in Inzicht in de Schrift, deel 1, 1995, blz.99: “In een commentaar op Hebreeën wordt in M.R. Vincent’s Word Studies in the New Testament, (1957, Deel 4, blz.467) gezegd: Het is onjuist om te proberen in het christelijke stelsel een nauwkeurige tegenhanger te willen vinden van het altaar - zij het de eucharistie, het kruis of Christus zelf. Veeleer worden de begrippen om tot God te naderen - offer, verzoening, vergeving, aanvaarding, redding - samengebracht en in het algemeen onder het symbool van een altaar afgebeeld, zoals het joodse altaar het punt was waar al deze begrippen samenkwamen.” Indien ‘DE WACHTTOREN’ meer aandacht had geschonken aan deze woorden dan zou ze niet de domme dingen zeggen die ze aan het offer van de Heer verbonden hebben.

Dat is trouwens niet de enige redeneerfout die de WT maakt? In hun leer is de toepassing van het offer van Christus gelimiteerd in deze zin, dat vele mensen géén opstanding zullen ontvangen. Zo zullen enkelen uit de steden van Judah die de prediking van de Heer niet hebben aangenomen en een groot deel schriftgeleerden géén opstanding krijgen. We citeren, ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, 1995, blz.290: “Dit impliceert dat op zijn minst enkele mensen uit de steden een opstanding zouden ontvangen en dat, hoewel het gezien hun vroegere berouwvolle houding heel moeilijk voor hen zou zijn berouw te hebben, hun de gelegenheid zou worden geboden nederig berouw aan de dag te leggen en zich om te keren teneinde zich door bemiddeling van Christus tot God te bekeren. Zij die dat niet doen, zullen voor eeuwig vernietigd worden (...) Degenen echter die handelen zoals de Schriftgeleerden en Farizeeën deden, die willens en wetens streden tegen de door bemiddeling van Christus tot uiting komende manifestaties van Gods geest, zullen geen opstanding ontvangen” (wij onderstrepen).

Maar dat is een niet te vergeven fout. Men maakt de opstanding van mensen afhankelijk van het geloof dat ze zouden hebben in Christus. De Schrift zelf legt dat verband niet. Allen die afstammen van Adam (en Eva), t.t. allen die in de graven zijn, allen in de sjeool (= hades = dodenrijk) krijgen een opstanding. Want hoe kan de WT dit rijmen met de opmerking in het boek Openbaring dat het dodenrijk nog in het meer van vuur geworpen wordt. Indien er nog mensen in de hades zitten is dit (ook in hun eigen leer) niet mogelijk (Opb.20:13,14).

Page 285: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 285

7.3 DE WAARDE VAN HET VLEES

In de Thora staan ongeveer 50 soorten offers beschreven. Het is niet onze bedoeling daarop in te gaan. Wel belangrijk is te weten dat de lichamen van de offerdieren zeer verschillend behandeld werden. Bij een vredesoffer dienden bepaalde delen van het offer als een beweegoffer, andere delen werden gegeten door de priesters en (of) dezen die het offer gebracht hadden (Lev.7:29-34 / Deut.12:6,7). Bij sommige zondeoffers werden delen van het offer verbrand op het brandofferaltaar, of buiten de legerplaats (Lev.4:7-12). Bij andere zondeoffers werden bepaalde delen van het dier gegeten (Lev.6:25,29). Bij brandoffers, zoals de naam reeds zegt, moest het offer verbrand worden, geheel of gedeeltelijk. Wanneer Jehovah’s Getuigen in ‘Hulp tot begrip van de Bijbel’, deel 6, 1989, blz.1124 zeggen: “Als brandoffer gaf Jezus zichzelf geheel en al, volledig” dan hebben ze een totale vernietiging van het offer op het oog. Maar zelfs dat is in strijd met hun verdere uitleg: zo werd de huid nooit verbrand, de veren van een vogel en zijn krop of drek van het dier, ook ingewanden werden eerst gewassen. Trouwens Christus is NOOIT direct vergeleken met een brandoffer in de Schrift; niet in het OT en niet in het NT. Wel met een paasoffer en dat was een offer dat niet verbrand maar gegeten werd. We mogen ook niet al te snel blijven hangen in het materialistische vlak van een offer of onze problemen bij het vergelijken stapelen zich op.

Deze offers der Joodse bedeling waren voorafbeeldingen. Ook het paasoffer was dit (1 Cor.5:7) hoewel dat offer geen zonden vergaf. Dit volgens het basisbeginsel dat “de wet slechts een schaduw heeft der toekomstige goederen” (Heb.10:1-10). Het paasoffer in Israël is het bevrijdingsoffer dat de uittocht uit Egypte bezegelt. Zo is het offer van Christus datgene wat bevrijding uit zonde en dood zal bezegelen (Jes.53:7 / Joh.1:29,36). De gelijkenis die er is tussen het brandoffer uit het OT en het offer van Christus vanuit typologisch inzicht geeft J. Barton Payne als volgt weer: “1°) De plaatsvervangende dood van Christus voor de verlossing van zondaars (2 Cor. 5:21). 2°) Zijn totale zelfopoffering (Ps.40:8, vergelijk Luc.2:49 en Mat.26:39). Zijn op een rechtvaardige wijze vervullen van de wet (Mat.3:15)” (‘The theology of the Older Testament’, Zondervan, 8st druk 1975, blz.526).

De Getuigen van de Wachttoren merken hierbij op: “Jezus volmaakte menselijke leven, met alle eraan verbonden rechten en vooruitzichten, werd in de dood afgelegd en niet meer teruggenomen, want hij werd niet als een mens van vlees en bloed, maar als een onsterfelijk geestelijk schepsel opgewekt (1 Cor.15:50 / 1 Pet.3:18). Het geofferde menselijke leven van Jezus Christus bleef derhalve verlossende, of loskopende, kracht bezitten” (‘DE WACHTTOREN’ van 15 maart 1990, blz.4, wij onderstrepen). Dit is echter een oppervlakkige en onbijbelse redenering.

Wanneer Christus het laatste avondmaal viert zegt Hij: “Want dit is het bloed van mijn verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden” (Mat.26:28). Het bloed is de zegel van het verbond. Christus heeft door Zijn dood deze offers op tegenbeeldige wijze vervuld. Maar daaruit besluiten, zoals de WT doet, dat Zijn lichaam daarom: “uit de weg geruimd” (‘Dingen waarin God onmogelijk kan liegen’, blz.355) moest worden, gaat wel ver. De WT zegt: als tegenbeeld van de offers voorgeschreven in het oude verbond. Maar waarom dan?

Page 286: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 286

Veel offers werden verbrand. Is het lichaam van Christus door God verbrand? Andere lichamen van offers werden gegeten. Heeft God het lichaam van de Heer gegeten? Of hebben anderen het gegeten? Is zulk een kannibalisme toegestaan door Gods wet? Dit en nog andere vragen blijven vraagtekens voor Jehovah’s Getuigen, omdat ze de werkelijkheid van hetgeen geschiedde en het beeld niet uit elkaar houden.

Nog een redeneerfout De redenering van de WT over het lichaam van dieren = het lichaam van Jezus is bedroevend. Jezus is een denkend, medelevend, liefdevol, Zichzelf offerend persoon wanneer Hij zich geeft voor de mensheid. Dieren ondergaan het offeren. Veel van de offers beschreven in het boek Leviticus berusten niet op echte geboden in de zin zoals de tien geboden het zijn. Offeren is een vorm van danken. God heeft de voorzieningen getroffen die daarvoor nodig zijn, de tent der samenkomst (later de tempel), de priesters, de levieten, en zo verder, maar het offer zelf moet op vrijwillige basis gebeuren. Dit is aangegeven in de tekst van de Schrift zelf waar staat “indien” of “wanneer” gij de Here een offer brengt doe het dan, zo en zo (Lev.1:2,3,10,14 / 2:4,5,7 / 3:1,6,7,12 enz.). Dat doet ook een christen die zich offert aan God in gebed en dankzegging (Rom.12:1 / 1 Cor.13:3), zonder echt te sterven.

Jehovah’s Getuigen geven hun lezers eens de raad: “lees niet méér in bijbelteksten dan er staat” maar deze regel passen ze zelf meestal niet toe (‘DE WACHTTOREN’ van 15 jan. 1992, blz.21).

En ooit schreef de WT over het begrip rantsoen: “Soms kan echter aan de gerechtigheid voldaan worden als er een equivalent wordt aangeboden in plaats van strikte straf” (‘DE WACHTTOREN’ van 15 febr.1991, blz.12). Dat roept bij ons een vraag op. Kan dan niet het bloed en alléén het bloed van Jezus geofferd volgens Gods plan, géén genoegdoening zijn in het kader van Gods gerechtigheid (1 Pet.1:18,19)?

De WT zal zeggen: dat bedoelen we niet in dit artikel!

We lossen dit dilemma voor het overgrote deel op wanneer we weten dat gans de leer van Jehovah’s Getuigen over de “onzichtbare tegenwoordigheid” van Jezus sinds 1914 dan in het gedrang komt. En hun commentaren op de boeken van Jesaja, Ezechiël, Daniël en Openbaring verkeerd blijken te zijn. Hun theologie valt dan in elkaar als een kaartenhuisje! Men wil dat dus niet aannemen!

7.4 JEZUS STERFT VOOR ONS

Zonder in grote details te treden willen we toch de hoofdlijnen over de leer van het rantsoen zoals Jehovah’s Getuigen dit leren onderzoeken. Want dat bepaald ook hun visie op de opstanding van Christus. Vooraf dit, Jezus sterft niet zomaar. Het is door God vastgesteld op welk tijdstip het offer gebracht wordt volgens o.a. Mat.26:2 / Joh.7:6 / 12:23.

Page 287: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 287

In hun publicatie ‘Vergewist u van alles’, de versie uit 1958 vinden we onder de hoofding; “Rantsoen” als definitie: “nauwkeurig overeenkomende prijs noodzakelijk voor de verloren gegane menselijke levensrechten” (blz.298). In de vernieuwde uitgave van 1970 is de hoofding “Rantsoen” vervallen en vervangen door “Losprijs”. Daar is de definitie: “Prijs die betaald is voor bevrijding van slavernij aan zonde en dood” (blz.290), en de “losprijs komt overeen met volmaakte menselijke leven dat Adam verloor” (blz.291). Vooral op dat laatste ligt bij een Jehovah Getuige het accent: “de vervanging moest exact kloppen (...) Deze voorschaduwde losprijs moest het exacte equivalent zijn van Adam (...) de exact gelijke aan Adam (...) overeenkomstige losprijs” (‘DE WACHTTOREN’ van 15 febr.1991, blz.12,13, wij onderstrepen). Deze voorstelling van het offer van Christus is niet Bijbels.

Jehovah’s Getuigen geven éénmaal toe dat Christus stierf voor alle mensen en hen heeft losgekocht (behalve Adam? en Eva?), maar dat is een witte raaf in hun literatuur. Dit citaat is het volgende en we hebben geen ander gevonden in die aard: “Jezus was dus inderdaad een “overeenkomstige losprijs” waarmee echter, niet de ene zondaar Adam werd losgekocht maar wel de gehele mensheid die van Adam afstamt? Hij kocht hen terug, zodat ze zijn gezin konden worden, en hij deed dit door de volle waarde van zijn loskoopoffer aan de God van absolute gerechtigheid in de hemel aan te bieden” (‘Hulp tot begrip van de Bijbel’, deel 6, 1989, blz.971, wij onderstrepen). Maar dat zal van een overijverige schrijver komen, het is niet wat ze van dag tot dag prediken. Losgekocht worden volgens hen slechts; de 144.000, de grote schare en wie goedgekeurd is na de 1000 jarige regering zoals uit dit artikel blijkt. Dus niet alle goddelozen! Dat zijn blijkbaar geen kinderen van Adam! In elk geval worden ook enkele miljarden mensen die sterven in de komende oorlog van God, Armageddon, niet opnieuw opgewekt uit de dood en blijven voor eeuwig dood. Over dezen zegt de WT: “Als ze intussen niet door andere oorzaken sterven, zal de vrees inboezemende dag van Jehovah hen beslist overvallen, net als een catastrofale vernietiging in de Vloed een eind maakte aan een goddeloos geslacht in Noach’s tijd” (‘DE WACHTTOREN’ van 1 maart 1997, blz.19).

Aan de basis van hun rantsoenleer staat de definitie van het begrip “antilutron” uit een Grieks lexicon begin jaren 1800. (De Griekse U is uit te spreken als Y). We citeren uit ‘DE WACHTTOREN’ van 15 juni 1992, blz.5: “In de Greek and English Lexicon to the New Testament door Parkhurst wordt hierover gezegd: “Er wordt terecht een prijs door aangeduid waarmee gevangenen uit de hand van de vijand worden losgekocht, en dat soort ruil waarbij het leven van de een wordt losgekocht met het leven van de ander.”

Sinds C.T. Russell, stichter en geestelijke vader van de moderne Jehovah’s Getuigen, is dit citaat grond voor hun bewering dat Christus de plaats inneemt van de Oude Adam. Christus koopt terug wat Adam heeft verloren en moet dus zijn plaats innemen.

Dat “lezen” we zelf niet in ons eigen exemplaar van Parkhurst (een latere herdruk). Indien deze schrijver dat zou beweren dan is dit reeds strijdig met de drie teksten waar “anti” en “lutron” samen gebruikt worden. Die drie teksten zijn het totaal van de combinatie van deze twee woorden in het NT. Niet Adam, de Oude, wordt volgens deze teksten vrijgekocht, maar het zijn:

Mat.20:28 : “een losprijs voor velen”, of

Page 288: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 288

Marc.10:45 : “als losprijs voor velen”, of 1 Tim.2:6 : “een losprijs voor allen”.

Maar we lezen ook dit bij C. Bouma zegt in zijn commentaar op de brieven aan Timotheüs. “Antilutron is niet een lutron in de plaats van een ander lutron, maar een lutron, in de plaats van en dus vóór een ander betaald (…) dat dat lutron ten bate van die anderen is betaald en hun ten goede komt (…) plaatsvervanging door zijn bloed en zijn dood” (Uitgeverij H.A. van Bottenburg, 1942). H. Ridderbos geeft als definitie van het woord: “losprijs, welke iets anders moet vervangen” (‘Pastorale brieven’, Kok, 1967, blz.76).

Griekse voorzetsels

Dus is er géén vervanging in die drie teksten van een “Nieuwe Adam” in plaats van een “Oude Adam.” Géén ruil van de één voor de ander, maar de dood van Jezus staat in vervanging voor allen/velen. En dat Parkhurst twee citaten geeft van klassieke Griekse schrijvers die “lutron” als een equivalente losprijs beschrijven (Hyperius en Aristoteles) bewijst niets (in bijvoorbeeld ‘Insight on the scriptures’, volume 2, 1988, blz.736). We citeren Inzicht in de Schrift, deel 2 bij het begrip LOSPRIJS, blz.217“Parkhurst citeert Hyperius als volgt: „Er wordt terecht een prijs door aangeduid waarmee gevangenen uit de hand van de vijand worden losgekocht; en dat soort van ruil waarbij het leven van de een wordt losgekocht met het leven van de ander.” Hij besluit met te zeggen: „Aristoteles gebruikt het werkwoord [an·ti·lu′tro·o] daarom voor het loskopen van leven met leven” (Londen, 1845, blz. 47).”

Er zijn echter tientallen voorbeelden aan te halen dat het Grieks van het Nieuwe Testament niet altijd eenzelfde betekenis heeft als dezelfde woorden bij de klassieke Grieken. Er zijn zelfs een dertigtal woorden door schrijvers van het Nieuwe Testament uitgevonden die niet in het klassiek Grieks gekend zijn. Men zou moeten bewijzen dat het woord in het NT dezelfde betekenis heeft als bij de Grieken. Dat kan Parkhurst niet waar maken voor “anti” en ook Jehovah’s Getuigen kunnen dat niet. De nadruk van het NT ligt zelfs op andere woorden. De WT zal trouwens ook niet toegeven dat “psuche” = “ziel” en “hades” = “dodenrijk” (slechts twee voorbeelden) in het Klassiek Grieks dezelfde betekenis hebben als het Grieks dat de Schrift gebruikt. Waarom “lutron” wel? Trouwens waarom dan slechts één van de definities uitverkiezen boven al de andere!

Wij vinden in het NT meestal dat Christus “voor” (Grieks “huper”) = “ons, velen, allen, de wereld” is gestorven maar nooit of nimmer “in de plaats van” of “voor” Adam alléén. Zie Marc.12:24 / Joh.6:51 / 10:11 / 11:51 / Rom.5:6,8 / 8:32 / 14:15 / 1 Cor.5:7 / 11:24 et cetera. Er staat zelfs in Gal.2:20 de uitdrukking: “die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft overgegeven.” Indien Hij stierf voor Paulus, stierf Hij dan niet voor Adam of anderen? Maar in datzelfde schrijven aan de Galaten zegt hij dat Christus toch ook “voor (huper) ons” gestorven is (Gal.1:4). Jezus is “voor (huper) ons een vloek” geworden (Gal.3:13).

Een tweede belangrijk woord is “peri” dat ook als “voor” te vertalen is. De Heer stief; “voor (peri) de zonde” (Rom.8:3), “voor (peri) de zonden” (1 Pet.3:18), “voor (peri) onze

Page 289: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 289

zonden (...) maar ook voor die der gehele wereld” (1 Joh.2:2 / 4:10). In Mat.26:28 vinden we “peri” en in Luc.22:19,20 “huper” voor dezelfde situatie, het zijn dus synoniemen. En nog een derde woord in verband met het offer van Christus is “dia” (slechts éénmaal in dit verband) uit Rom.4:25: “overgeleverd om (dia) onze overtredingen.”

Ook déze woorden gebruiken Jehovah’s Getuigen als een speelbal van hun theorie want ze nemen “de dood van de dood” niet serieus. Het komt erop neer dat men zijn eeuwig leven zelf door eigen werken zal verdienen, en zo heeft men de genade van God over de zondaar uitgeschakeld. Hun argument is dan als volgt: “De angel die de dood veroorzaakt, is de zonde (1 Kor.15:56), en derhalve is bij allen aan wie de zonde en de daarmee gepaard gaande onvolmaaktheid kleeft, de dood in het lichaam aan het werk (Rom.7:13,23,24). Om de dood teniet te doen, zou het daarom nodig zijn datgene teniet te doen wat de dood veroorzaakt: de zonde. Doordat de gehoorzame mensheid van het laatste spoortje van de zonde bevrijdt wordt, zal de dood zelf zijn macht verliezen en vernietigd worden. Dit zal tijdens de regering van Christus volbracht worden (1 Kor.15:2426). Daardoor zal de dood die door Adams overtreding over de mensheid gebracht is “niet meer zijn” (Rom.5:12; Opb.21: 3,4)” (‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, 1995, blz.515). De Schrift zegt echter, klaar en duidelijk, dat Christus door zijn verlossend bloed de dood en Satan heeft overwonnen. Indien één persoon niet opstaat in de opstanding dan is de dood nog niet overwonnen. Maar dat is te moeilijk, of absoluut onmogelijk voor een Jehovah Getuige. Dat is trouwens ook duidelijk in 1 Cor.15:24-26 hoewel de WT deze tekst ter ondersteuning van hun leer aanhalen. Zie ook 1 Cor.15:57 / Eph.1:18-23 / Heb.2:14 / Opb.21:5-8.

Het zou goed zijn dat u in uw gesprekken met Jehovah’s Getuigen tracht uit te maken wat ze bedoelen met: “het rantsoen zal aangewend worden voor al dezen voor wie het gegeven was (...) Jezus gaf aan dat zijn werkelijke toepassing gelimiteerd zou zijn” (‘Insight on the Scriptures’, deel 2, blz.791). Want volgens hun leer kwam Jezus in de plaats van Adam en al zijn afstammelingen. Adam zelf (ook Eva) krijgt géén opstanding. Hun uitleg is een twistpartij met de Schrift. In de Schrift is niemand uitgesloten van de komende opstanding. Hun leer komt zeer waarschijnlijk van de Christadelphians die ook leren dat enkele mensen uitgesloten zijn van de opstanding. Historisch zijn de banden van C. T. Russell en de Christadelphians groot, denk maar aan de Diaglott, een Grieks-Engelse vertaling die Jehovah’s Getuigen uitgeven. Dat is het werk van de Christadelphian, Benjamin Wilson. Schrijver Henry Sulley, een Christadelphian, zegt: “Resurrection from the dead is not universal” = “De opstanding uit de doden is niet universeel.” (‘The temple of Ezekiel’s prophecy’, The Christadelphian Publishing Office, 1956, blz.312). Hij geeft Jer.51:56,57 / Dan.12:2 / Joh.3:36 / 6:40 ter ondersteuning, maar zelfs de WT verwijst niet naar deze. Die teksten bewijzen dat niet. Dan.12:2 geeft trouwens duidelijk een universele opstanding aan, op zijn minst voor het gehele Joodse volk.

Dat wil zeggen dat Jehovah’s Getuigen vanuit een totaal verkeerde voorstelling van het offer van Christus hun theologie bedrijven. Temeer omdat in zowel het OT als het NT er duidelijkheid is dat “anti” niet altijd - ja zelfs bijna nooit - een equivalent van dezelfde waarde wil aangeven. Het kan zowel meer als minder zijn. Hier volgen enkele voorbeelden.

7.5 BETEKENIS VAN “ANTI”

Page 290: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 290

Op een bepaald moment komt een belastingontvanger in de nabijheid van Christus om te weten of hij wel zijn hoofdgeld (belastingen) heeft betaald. Op wonderbare wijze laat Hij Petrus een vis vangen. Uit zijn muil haalt Petrus een zilverstuk. Dan zegt Jezus: “Neem dat en geef het hun voor (anti) Mij en voor u” (Mat.17:27). Moeten we dan vanuit de leer van een Jehovah Getuige zeggen dat een zilverstuk het “exact equivalent” is van Jezus + Petrus. Zoiets is toch absurd! Zijn ze nu echt, in waarde, samen niet méér waard dan dat éne zilverstuk?

We zien in een voor de leden van de WT bestemde brochure uit de jaren 1960, ‘Bijbelse onderwerpen voor gesprekken’ onder n°37 (blz.22) de verwijzing naar Deut.19:21 als bewijs dat er voor Adam een “equivalent” nodig is om als rantsoen te dienen. We lezen daar: “Gij zult hem niet ontzien: leven om leven, tand om tand, hand om hand, voet om voet.” Beweren Jehovah’s Getuigen dan dat de uitdrukking “oog om (anti) oog” in Deut.19:21 en Mat.5:38 wil zeggen, dat wie het oog uitsteekt van iemand eenzelfde equivalent, dus zijn eigen oog in de plaats geeft? Dergelijke operaties waren nog niet uit te voeren toen deze woorden zijn opgetekend. En Jezus zegt dat het onder zijn discipelen zo niet zal zijn (vers 39). We mogen: “géén kwaad met (anti) kwaad vergelden.” Dit beginsel staat ook nog eens in 1 Thes.5:15 en ook 1 Pet.3:9. Dat wil zeggen dat hetgeen wet was voor Israël, niet meer geldend is voor de volgelingen van Jezus. Jezus vraagt zijn discipelen niet meer af te rekenen met equivalenten, maar met liefde en barmhartigheid. Een hogere en absoluut totaal andere wet, dan de wet van Mozes (Mat.5:43,44 / Marc.11:25). Deut.19:21 is dus geen absolute ondersteuning voor de rantsoenleer van de WT.

R. S. Mc.Conell schrijft in zijn doctorale scriptie (Basel, 1964) over Mat.5:38 als volgt: “Er zijn in het OT verzen die de geest van vergelding verbieden Zeg niet: Zoals hij mij deed, zo zal ik hem doen; ik vergeld de man naar zijn doen (Spr.24:29) (...) En ook Lev.19:18 / Spr.20:22 / 25:31 weerleggen zo een zienswijze (...) Jezus heeft dit principe volledig afgeschaft, en heeft in plaats daarvan een ethiek gebracht zonder wraak of zonder vergelding. Hij heeft in werkelijkheid een nieuwe gedragsregel in de plaats gesteld van de wet van de vergelding en de wetten aan die norm gekoppeld (...) Zoals Paulus het later verklaarde, geen kwaad met kwaad te vergelden (Rom.12:17), maar het kwade te overwinnen door het goede (Rom.12:21)” (‘Law and prophecy in Matthews gospel’, Friedrich Reinhardt Kommisionsverlag, Basel, 1969, blz.65).

Waarom zou Christus moeten sterven volgens een Oud Testamentisch principe, (leven voor leven), wanneer de belangrijkste wet in het NT deze van de liefde is? En volgens de woorden van de Heer is liefde zelfs de belangrijkste wet uit het OT (Mat.22:34-40).

Ook in het OT is er geen sprake van equivalenten in de meeste gevallen. Volgens Ex.13:12,13 moeten de eerstelingen van mens of dier gelost of afgekocht worden van YaHWeH. Er moet een “losprijs” voor betaald worden. Eerstelingen van het mannelijk geslacht worden gelost met het offer van een lam. Dus géén overeenkomstige prijs. Want overeenkomstig zou zijn; dat het ene leven van zijn zoon door een ander levend mens, ook een zoon, gelost zou worden (zie Ex.13:14-16). Van onrein vee zal bijvoorbeeld de waarde geschat worden door de dienstdoende priester en daaraan toegevoegd één/vijfde (Lev.27:27). Dus geen exacte lossing. Een ezel moet gelost worden met het offer van een stuk pluimvee (Ex.13:13). En in de praktijk van het dagelijks leven (niet volgens de wet) zal een dief die betrapt wordt, wat hij ontvreemd heeft, niet gewoon alles teruggeven maar zevenmaal vergoeden (Spr.6:30). De alledaagse Jood heeft dus géén gelijk

Page 291: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 291

muntsysteem, géén oog om oog en tand om tand. Volgens de wet zal een dief “dubbel” vergoeden van wat hij heeft weggenomen (Ex.22:7,9). En daarom geven Jehovah’s Getuigen ook schoorvoetend toe dat het Hebreeuwse woord voor losprijs ook: “niet altijd een tastbare prijs” is (‘Hulp tot begrip van de Bijbel’, deel 6, 1989, blz.968,969). De voorbeelden die ze hierbij aanhalen zijn trouwens een goed argument tegen hun eigen leer. Want daaruit blijkt dat God verlost op een unieke wijze en die is afhankelijk van de omstandigheid, dus niet volgens één beginsel, maar variërend.

De eerstgeborenen van onreine dieren worden losgekocht aan: “vijf sikkels van de heilige sikkel” maar van reine dieren moeten de eerstgeborenen niet losgekocht worden (Num.18:15-17). Het is géén gelijke losprijs. En nog een voorbeeld. Toen de Levieten losgekocht werden uit de zonen van Israël voor hun dienst aan YaHWeH was hun prijs per hoofd slechts vijf sikkels (Num.3:46-48). Dat is tienmaal goedkoper dan een andere Jood tussen 20 en 60 jaar en zesmaal goedkoper dan een eerstgeboren vrouw (Lev.27:3-6). God zelf bepaalt de waarde. En die is NIET gebaseerd op wat uit de leer van Jehovah’s Getuigen zou moeten blijken. Illustraties uit hun publicaties van een ouderwetse balans met Adam aan de ene kant in evenwicht gehouden door Christus aan de andere kant is een on-Bijbelse theologie volgens o.a. in ‘DE WACHTTOREN’ van 15 febr. 1991, blz.10.

Dat is niet consequent en klopt ook niet met wat ze verder leren. Indien we op dezelfde wijze redeneren (vanuit hun standpunt) dan kunnen de 144.000 niet losgekocht worden van de aarde om hemels leven te ontvangen. Adam had volgens hun leer immers aardse voorrechten verloren, maar geen hemelse.

Christus kan dus géén hemelse voorrechten loskopen of de prijs ervoor betalen. Dan zou Hij méér vrijkopen of iets anders verlossen dan datgene wat Adam heeft verloren.

En nog een ander punt. Christus heeft het offer dat hij gebracht heeft ook gebruikt in de verwerving van de nieuwe hemel. Want ook de opstand die was ontstaan in de hemel is door de dood en opstanding van Christus teniet gedaan. Alle demonische krachten zijn hem nu reeds onderworpen (Eph.1:20,21 / Phil.2:9,10 / Col.2:15 / Heb.1:4). Ook hier koopt Christus iets terug dat niet kan volgens de leer van de WT. De Verlosser is niet gekomen om demonen te verlossen en om in hun plaats verzoening te doen.

Laat ons ook nog een kleine opmerking maken, waar we niet verder op ingaan maar belangrijk is in het geheel. Eigenlijk lopen er twee beelden door elkaar wanneer de redding van de mensheid beschreven wordt. Eén beeld is dit van de prijs, waar de nadruk ligt op een bepaalde prijs die gegeven is voor de mensheid. Zoiets als de bepaling van de marktwaarde. Daardoor zijn wij vrijgekocht en in dit beeld “slaven” geworden van de Heer die ons gekocht heeft (1 Cor.6:20 / 7:22,23). We zijn eigendom geworden van onze Vrijkoper en dus mag Hij met ons doen wat Hij wil. Wij zijn hem tot eigendom geworden. Het tweede beeld is dat van verzoening en heeft te maken met vergeving en vrijstelling op basis van barmhartigheid. Wij zijn: “thans door zijn bloed gerechtvaardigd, door Hem behouden” (Rom.5:9). Door deze vrijspraak worden we geen slaven maar vrije mensen. Zijn offer was een offer uit liefde voor de mensheid (Gal.1:4 / 2:20 / Eph.5:2,25 / 1 Tim.2:6 / Tit.2:14).

Page 292: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 292

7.6 ADAM, BEELD VAN DE KOMENDE

De gedachte van een volledige overeenkomstigheid tussen Adam en Christus zoekt een Jehovah Getuige ook in Rom.5:12-19. Dat er tussen deze twee personen overeenkomsten bestaan is niet te betwisten. Maar er zijn ook vele diametraal tegenover elkaar gestelde tegenstellingen, parallelle antithesen en deze zijn het die het belangrijkste argument vormen van Paulus.

Zo zien we in het sleutelwoord “één”, van dit Bijbelgedeelte, zowel gelijkenis als verschil in het werk en handelen van Adam en Christus. Dit woord, 12 maal in deze verzen, geeft te kennen dat: 1°) Door één mens, de zonde en dood over alle mensen gekomen is (verzen 12, 15,19). 2°) Eén daad van overtreding en ongehoorzaamheid door Adam voor alle mensen zijn conse- quenties had (verzen 15-19). 3°) Door één mens Jezus Christus genade en rechtvaardiging verkregen kan worden voor velen (verzen 15-19). 4°) Eén daad van gehoorzaamheid en gerechtigheid van Christus zijn consequenties heeft voor de rechtvaardigen (verzen 15-19).

Een eerste vraag waar antwoord op gegeven moet worden is deze: Hoe kan de zonde van één mens gerekend worden als de zonde van anderen? Nu wist Paulus wel dat Eva als eerste gezondigd heeft want hij vermeld dit zelf in 2 Cor.11:3 / 1 Tim.2:14. Waarom dan geen vergelijk Eva-Christus in dit gedeelte? Omdat Adam hoofd van de schepping is en de val van de mensheid is met hem begonnen, niet door Eva. De overtreding van Adam had een universeel gevolg, de dood. Nu is het duidelijk dat Paulus, hier niet spreekt over erfzonde als zedelijk bederf. We kunnen hiervoor geen bewijs vinden in dit Bijbelgedeelte. In verzen 13, 14 is het duidelijk. Daar zegt de apostel dat in de periode van Adam tot aan het geven van de Wet aan Mozes mensen onder de heerschappij der dood leefden. En toch hadden ze niet gezondigd op een gelijke wijze als Adam. Want Adam overtrad Gods gebod, dezen niet gezien ze zo geen gebod hadden ontvangen. Hun dood berust niet op zo een zonde, want zonde wordt niet toegerekend als er geen wet is, maar hun dood gaat terug tot Adam die in dat verband zondigde.

Historisch zou het ook niet te verantwoorden zijn te zeggen dat dit een werkelijk zondigen is. Want in het geval van de vroegtijdige dood van een kind kan er van geen persoonlijk zondigen gesproken worden. Die dood is er echter door Adam en niet het kind. Adam heeft voor zichzelf én zijn nakomelingen de dood op de hals gehaald. De dood is er dus in de eerste plaats vanwege onze verbondenheid met Adam. Over persoonlijke zonde spreekt deze perikoop niet. (Zie commentaren van H. Ridderbos en Greydanus op Romeinen, alsook G. C. Berkhouwer’s ‘De Zonde’ deel 2, Kok, blz.291. Vooral echter H. Ridderbos, ‘Paulus’, par.16 en 23 bij Kok, Kampen). Dus wordt de zonde van Adam en de straf daarop (de dood) gerekend als ons zondigen. De éne zonde van de éne zondaar is de grond waarop velen veroordeeld worden zoals Rom.5:15 zegt. We lezen in 1 Cor.15:22 dat allen in Adam sterven. We erven als nakomeling van Adam niet zijn persoonlijke zonde. Wel wordt ons de straf (de dood) aangerekend voor zijn zondigen. Dát berust op een Bijbels principe van plaatsbekleding. Een voorbeeld ter illustratie hiervan is Heb.7:9,10. Daar is gezegd: “Ja, om zo te zeggen, is zelfs Levi, die tienden heft, door Abraham aan het tiendrecht (van een ander) onderworpen, want hij was nog in de lendenen van zijn vader, toen Melchisedek deze tegemoet kwam” (N.B.G.) Deze geschiedenis gaat terug tot Gen.14:17-20.

Page 293: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 293

Abraham, een verre voorvader van Levi betaalde tienden aan Melchisedek en op die wijze betaalde als het ware Levi deze zelf. Om zo te zeggen is dan ook de straf (de dood) van Adam onze straf. Hij had als stamvader de plaatsbekledende functie van allen die in zijn lendenen waren (vergelijk Hos.6:7).

Gehoorzaamheid

Het plan van redding zoals God het openbaarde in Zijn woord is dan dit: 1°) De mens kan zichzelf niet redden, Rom.3:23. 2°) God voorziet in Zijn Zoon als Redder, Joh.3:16. 3°) Christus gehoorzaamd de wet in onze plaats, aan het kruis, Rom.5:14,18,20,21. 4°) We worden gered door geloof in de naam van Christus, Hand.4:12.

‘De dode Christus’ van Andrea Mantegna schilderij rond 1480-90

Deze daad van gehoorzaamheid van de Christus, dat zijn ganse leven omvat, heeft voor de gelovige grootse voordelen. Zo zegt Paulus: “Of weet gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen. Want indien wij samengegroeid zijn met hetgeen gelijk is aan zijn dood, zullen wij het ook zijn (met hetgeen gelijk is) aan zijn opstanding; dit weten wij immers, dat onze oude mens medegekruisigd is, opdat aan het lichaam der zonde zijn kracht zou ontnomen worden en wij niet langer slaven der zonde

Page 294: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 294

zouden zijn; want wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde” (Rom.6:3-7, vergelijk met Col.2:10-12 / 3:1,4 / Eph.2:5,6).

Greydanus zegt over deze tekst: “Nu ging Christus in den dood om de zondeschuld der Zijnen te betalen, en om de zondemacht te niet te doen; Door den doop met Hem in zijnen dood verbonden, zijn dus ook zij van de zonde losgemaakt niet alleen naar hare schuld, maar naar haar macht”, ‘Kommentaar op het Nieuwe Testament, Romeinen’ blz.295.

H. Ridderbos merkt op: “De doop verbindt de gelovigen aldus met Christus, dat hetgeen eenmaal met Christus is geschied ook op hen van toepassing is (…) Christus’ dood en opstanding heeft voor degenen, die in Hem begrepen zijn een daarmee overeenkomende betekenis. Dit is niet slechts een zaak van hun wil en hun daad. Dit is vóór alles een zaak van in Hem ingelijfd en begrepen zijn”, ‘Kommentaar op het Nieuwe Testament, Romeinen’ blz.126,127.

Art.23 van de Nederlandse geloofsbelijdenis zegt dan ook: “En daarom houden wij dit fundament altijd vast, Gode al de eer gevende, ons vernederende en bekennende zodanigen als wij zijn, zonder iets van onszelf of van onze verdiensten te vermeten, steunende en rustende op de gehoorzaamheid des gekruisigden Christus alleen, dewelke onze is, wanneer wij in Hem geloven”.

Een ander voorbeeld van Typologie; Isaac en Christus

ONDERWERP IZAAK JEZUSEniggeboren Zoon Gen.22:2 Joh.3:16 Geofferd op een berg Gen.22:2 Mat.21:10 Belang van een ezel Gen.22:3 Mat.21:2-11 Twee mannen gaan mee Gen.22:3 Marc.15:27 Driedaagse reis Gen.22:4 Luc.24:13-21 Zoon draagt het hout Gen.22:6 Joh.19:17 God zorgt voor een offerdier Gen.22:8 Joh.1:29 Zoon geofferd op het hout Gen.22:9 Luc.23:33 Een Ram als offer Gen.22:13 Joh.19:2 Het zaad is veelvoudig Gen.22:17 Joh.1:12 Abraham ging naar beneden Gen.22:19 Luc.23:46 Een mooie bruid Gen.24:16 2 Cor.11:2 Geeft 10 giften aan bruid = de volheid Gen.24:10 Rom.6:23 / 1 Cor.12

7.7 ALS BESLUIT

Waarom zo tegenstribbelen

De WT zit verstrikt in zijn zelfgemaakte netten en geraakt er voorzeker nooit meer uit. Zie enkele goede aantekeningen in Girdlestone, Synonyms of the Old Testament hoofdstukken 11 en

Page 295: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 295

12 en Trench, Synonyms of the New Testament, par.82. Hierbij de lijst zoals “anti” gebruikt wordt in het NT volgens de NBG vertaling. In de vijf teksten waar een teken # is geplaatst staat het begrip “anti” gekoppeld aan de uitdrukking “deze dingen”. Mat.2:22 (in plaats van) / 5:38 (om, 2x) / 17:27 (voor) / 20:28 (voor) / Marc.10:45 (voor) Luc.1:20 (omdat #) / 11:11 (voor) / 12:3 (daarom #) / 19:44 (omdat #) / Joh.1:16 (op) / Hand.12:23 (omdat #) / Rom.12:17 (met) / 1 Cor.11:15 (tot) / Eph.5:31 (daarom) / 1 Thes.5:15 ( met) / 2 Thes.2:10 (omdat #) / 1 Tim.2:6 (voor) / Heb.12:2 (om) / 12:16 (voor) / 1 Pet.3:9 (met, 2x).

Het resultaat van dat offer

Er zijn 4 zaken die door het offer van Christus “te niet gedaan zijn” (SV)

1°) De wet: Eph.2:15 “vernietigd” Leidschevertaling “vernietigen” Willibrord “weggebroken” Brouwer “afgeschaft” Canisius “buiten werking gesteld” NBG

2°) De dood: 2 Tim.1:10 “de macht benomen” Luther “krachteloos gemaakt” Leidsche Vert. “ten onder gebracht” Canisius “van zijn kracht beroofd” NBG / Willibrord

3°) De satan: Heb.2:14 “de macht ontnemen” Luther “vernietigen” Leidsche Vert./Brouwer “machteloos maken” Canisius “onttronen” NBG / Willibrord 4°) De zonde: Heb.9:26 “te delgen” Leidsche Vert. / Canisius “weg te doen” Brouwer / NBG “weg te nemen” Willibrord En dat verschil tussen het Oude verbond en het Nieuwe is merkbaar wanneer je het in tabel zet:

OUD VERBOND 2 COR.3:14 / HEB.11:39, 40

GEEFT ONTSTAAN AANNIEUW VERBOND 2 COR.3:6 / GA1.6:16

Middelaar, Mozes Geeft ontstaan aanMiddelaar, ChristusEph.1:9-10 / Lucas 24:44

Wet van Mozes Geeft ontstaan aan Wet van Christus

Bediening van de dood Geeft ontstaan aanBediening van leven Heb.7:22

Bediening van de letter Geeft ontstaan aanBediening van de Geest Joel 2:28-32 / Hand.2:15,16 / Joh.7:37-39

Page 296: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 296

Geschreven op stenen Geeft ontstaan aan Geschreven op HartenVerdwijnende heerlijkheidGa1.3:17,19, 25

Geeft ontstaan aanBlijvende heerlijkheid Eph.1:3-14 / 2:1-10

Bediening van de veroordeling Ex.19:4-6 / Deut.30:15-20 Geeft ontstaan aan

Bediening van de Rechtvaardigheid Heb.8:11,12

Ongehoorzaam Volk(Heb.10:9)

Geeft ontstaan aanGehoorzaam Volk(Heb.10:10)

Als geheel kent dit volk de Heer nietWilden mij niet kennen Jer.2:8 / 4:22 / 9:3

Geeft ontstaan aan

Als geheel kent dit volk de Heer Kent YaHWehJer.31:34 / 24:7

Theocratie met Kerk en Staat in één geheel, slechts enkelen hebben de Geest, Num.11:16-17 / 1 Sam.10:1-9, 13:14

Geeft ontstaan aan

Een geestelijke natie zonder énige beperking van land of stam of taal Ga1.3:29 / Opb. 5:9 / 7:9

Het Oude Verbond met Mozes heeft een historisch begin bij de Sinaï (Joh.1:17 / Gal.3:17) maar heeft ook een historisch einde (Mat.11:13 / Gal.3:23-25 / Heb.7:12; 8:13 / 10:19, 20). En dat einde moeten we situeren bij de instelling van het Nieuw Verbond, met de Opstanding, Hemelvaart en uitstorting van de Heilige Geest met Pinksteren. Dat einde is lang voorbij wanneer je de inleiding leest van de brief aan de Hebreeën.

Tot slot de opsomming van de voornaamste modellen van verzoening zoals beschreven in de Schrift (wij onderstrepen de Bijbelteksten): 1°) Het losgeldmodel = een OT-model. Marc.10:45: “Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen.” 2°) Het offermodel = een OT-model. Christus is het tegenbeeld van de offers van het Oude Testament. Geleerd door o.a. M. Luther, L. Sabourin, vroegere Roomse leer. Ook genoemd de bloedtheologie. In Rom.5:10,11 zou dit model een grond vinden: “Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood zijns Zoons, zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden, doordat Hij leeft.” 3°) Het plaatsvervangingmodel (satisfactieleer) = een NT model. Gal.3:13a: “Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek der wet door voor ons een vloek te worden.” Geleerd door J. Calvijn en vele Roomse theologen sinds 1800. Variant is de mystische leer die zegt dat Christus sterft voor de totaliteit van de mensen, zo o.a. Westcott.4°) Substitutietheorie (Maarten Luther) = een Theologisch model. Jezus droeg als plaatsvervanger de straf die ons toekwam en werd om die reden door de Vader als zondaar beschouwd. Ook variante van 3. 5°) Rectorale of demonstratieleer (o.a. Grotius en de Armenianen). God toont door middel van het offer van Zijn Zoon Zijn goddelijke gerechtigheid. 6°) Het voorbeeldmodel = een NT-model. Joh.15:3 waar staat: “Niemand heeft grotere liefde, dan dat hij zijn leven inzet voor zijn vrienden.” Men noemt het ook het beeld van de morele

Page 297: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 297

invloed bij o.a. Abelard, Bushnell, Wiersinga. Christus sterft niet voor ons maar geeft ons een voorbeeld van wat echte liefde is en dat roept ons op tot diezelfde wederdaad. 7°) Rantsoen, Christus betaald aan God onze schuld door Zijn offer. Vooral bij de Kerkvaders.

Er is iets dat we niet begrijpen in hun leer en dat heeft te maken met de volgende aanhaling, waarin precies gezegd wordt dat een: “volmaakte geestenzoon” het Lam Gods zal worden. In ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, lezen we op blz.1286: “Beproefd en tot volmaaktheid gebracht. Jehovah God toonde een uiterst groot vertrouwen in zijn Zoon toen hij hem opdroeg naar de aarde te gaan en de beloofde Messias te worden. Reeds “vóór de grondlegging der wereld” (1Pe 1:19, 20), een uitdrukking die wordt behandeld onder het trefwoord VOORKENNIS, VOORBESTEMMING (Voorbestemming van de Messias), had God het voornemen opgevat dat er een “zaad” zou zijn (Ge 3:15), de Messias, die als het Lam Gods ten slachtoffer zou worden gebracht. Het bijbelse verslag vermeldt echter niet op welk tijdstip – tenzij ten tijde van de opstand in Eden of op een later ogenblik – Jehovah de specifieke persoon die voor het vervullen van deze rol was uitgekozen, aanwees of ervan op de hoogte bracht. De vereisten, vooral dat er in een loskoopoffer moest worden voorzien, sloten de keus van een onvolmaakt mens uit, maar niet die van een volmaakte geestenzoon. Uit al zijn miljoenen geestenzonen koos Jehovah er één die de toewijzing op zich zou nemen: zijn Eerstgeborene, het Woord. – Vgl. Heb 1:5, 6” (wij onderstrepen).

Het eenvoudige antwoord is wellicht dit; wanneer je niet begrijpt wie Jezus is, kan je ook niet echt naar waarde schatten wat Hij voor jou gedaan heeft.

BIBLIOGRAFIE

Barnes A., Commentary on Romans, Baker Book House, 1949. Boice J. M., Romans: The Reign of Grace (Romans 5-8, Volume 2), Baker Book House, 1992. Burk Dennis Ray, Jr., The Meaning Of Harpagmos In Philippians 2:6: An Overlooked Datum For Functional Inequality Within The Godhead, site van de Biblical Studies Foundation. Een aanrader. Op internet. Cranfield C. E. B., Romans: A Shorter Commentary, Eerdmans Publishing Company, 1985.  Hoch C. B. Jr., All Things New: The Significance of Newness For Biblical Theology, Baker, 1995. Lenski R. C. H., Interpretation of Romans, Wartburg Press, 1945.  Metzger B., The Early Versions of the New Testament Text; Their Origin, Transmission, and Limitations, Clarendon Press, 1977. Moo D. J., The Epistle to the Romans, Eerdmans, 1996. Morris L., The Epistle to the Romans, Eerdmans Publishing, 1998.  Murray J., The Epistle to the Romans, Eerdmans Publishing, 1985.   Reisinger J. G., Abraham’s Four Seeds: A Biblical Examination Of The Presuppositions Of Covenant Theology And Dispensationalism, New Covenant Media, 1998 Reisinger J. G., But I Say Unto You ..., Crown Publications, Inc., 1989. Shulam J., A Commentary on Romans, Messianic Jewish Publishers a division of The Lederer Foundation, Baltimore, Maryland, Seattle Pacific University Library, 1997. Verduin L., The Reformers and Their Stepchildren, The Christian Hymnary Publishers, 1991. Wedderburn A. J. M., Adam in Pauls Letter to the Romans, in Studia Biblica, 1978.

Page 298: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 298

Zens J., An Examination of the Presuppositions of Covenant and Dispensational Theology, As I Have Loved You: The Starting Point of Christian Obedience, 1981Zens J., Crucial Thoughts on ‘Law’ In The New Covenant, Baptist Reformation Review, Spring 1978, blz.7-17. Zens J., This is My Beloved Son, Hear Him!: The Foundation For New Covenant Ethics and Ecclesiology, Searching Together, Summer-Winter 1997.

Hoofdstuk 8

Hoe is Christus opgewekt?

En: met wat voor lichaam?

Page 299: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 299

8.1 KENNEN WE DE SCHRIFT NOG NIET?

Toen de discipelen voor de eerste maal het graf waar Jezus begraven werd leeg vonden stortte hun wereldbeeld in elkaar. Johannes merkt dit tussen de regels door op: “want zij kenden de Schrift nog niet dat Hij uit de doden moest opstaan” (Joh.20:9,10).

Deze discipelen deelden toen nog de gedachte dat de Messias eeuwig bij hen zou blijven (Joh.12:34). En nu was Jezus er niet meer. Hij was dus niet de ware Gezalfde. Het Koninkrijk zou niet hersteld worden (Dan.7:14 / Jes.9:5,6). Een stervende Messias leek hen waarschijnlijk te vreemd en de Messias van de traditie zou zichzelf wel verdedigen tegen de vijand van Israël (Jes.53:12). Want de gedachte over de “verlosser” was in die dagen zeer levendig. Bij de besnijdenis van Jezus was Simeon iemand die: “de vertroosting van Israël” verwachtte (Luc.2:25). En Anna wachtte op: “de verlossing van Israël” (Luc.2:38). Jozef van Arimathéa, een lid van het Sanhedrin, verwachtte: “het Koninkrijk Gods” (Marc.15:43). Twee discipelen op weg naar Emmaüs leefden in de hoop: “dat Hij het was die Israël verlossen zou” (Luc.24:21). Waarom was hun geloof zo klein? Had de Heer niet enkele malen gezegd dat Hij voor een tijd zou heengaan. Ook Zijn eigen dood en marteling kondigt Hij meermalen aan (Mat.16:21-28 / 17: 22-23 / 20:17-19). En ook nog dit; Joh.2:19-22 Breek deze tempel af en Ik zal hem terug opbouwen. Joh.6:62 / 13:32 / 17:5 Jezus gaat opvaren naar de Vader. Joh.7:33,34 Jezus gaat heen naar zijn Vader maar komt terug volgens een latere belofte Joh.14:2,3. Joh.7:34,36 Men kan hem niet volgen waar hij heengaat, Joden zeker niet. Joh.8:21 Ook discipelen kunnen Hem niet onmiddellijk navolgen. Joh.10:17,18 Hij legt Zijn leven af om het wederom op te nemen. Joh.14:3,13,14,18-21 Bespreken allemaal werken die de Heer nog moet volbrengen over de dood heen. Joh.14:13,14 Hij zal onze gebeden verhoren. Joh.14:16 Zal bij de Vader voor ons optreden. Joh.14:23 Hij zal woning maken in de gelovige. Joh.16:7 Hij geeft de belofte van de Heilige Geest.

Slechts wanneer Jezus opstaat uit de doden, zijn al deze dingen waar te maken. Als het geschiedt, zal ook blijken dat Hij de ware profeet is (Deut.18:18-20).

Het is voor ons dat Hij gestorven is en opgewekt (2 Cor.5:15). Hoe belangrijk dit is voor de gelovige wil Paulus in Rom.6 benadrukken. We zijn “met Hem begraven” (vers 4 NBG), “met Hem één plant” (vers 5 SV) “samengegroeid” (vers 5 NBG), “met Hem gekruisigd” (vers 6 SV), “medegekruisigd” (vers 6 NBG), “met Christus gestorven” (vers 8 SV), “we zullen leven met Hem” (vers 8 SV). Daarom mag Paulus schrijven: “want als wij leven het is voor de Here, en als wij sterven het is voor de Here. Hetzij we dan leven, hetzij wij sterven, wij zijn des Heren” (Rom.14:7,8).

Page 300: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 300

Dat wil zeggen dat vijf andere uitleggingen die aan het lege graf gegeven worden moeten uitgesloten worden:1°) Schijndood,2°) Bedrog van de apostelen, 3°) Visioen of hallucinatie,4°) Wegnemen van het lichaam, 5°) De opstanding is een variatie op een of andere mythe van Dionysos, Osiris, Adonis of Attis.

Hoe fundamenteel de leer van de opstanding, in het bijzonder deze van Christus is, maakt Paulus duidelijk aan de Corinthiërs. Daar twijfelden sommigen aan de waarachtigheid van Zijn opstanding (1 Cor.15:12). Indien het niet waar is: (teksten uit 1 Cor.15) vers 14a is onze prediking zonder inhoud, 14b is ons geloof zonder inhoud, 15 zijn de eerste christenen valse getuigen, 16 is Christus niet opgewekt, 17 zijn we nog in zonden, 18 dan zijn wij verloren, 19 zijn we de beklagenswaardigste onder de mensen, 29 kan onze doop niet baten, 30-32a heeft ontbering en vervolging om Christus wil geen enkele zin, 32b heeft moraliteit geen zin.

Maar gezien de werkelijkheid van Zijn opstanding als een historisch feit moeten we: vers 33 slechte omgang vermijden, 34a niet langer zondigen, 34b besef voor God aankweken, 34c en ons laten overtuigen van verkeerd inzicht.

8.2 GODS HEILIGE ZAL GEEN VERDERF ZIEN We willen er nu toe overgaan het Schriftbewijs te onderzoeken dat te kennen geeft waarom het lichaam van Christus géén verderf heeft gekend. God heeft dat lichaam dus niet: “uit de weg geruimd.”

Het moet de lezer duidelijk zijn dat het lichaam van Jezus in het graf is gelegd (Mat.27:58 / Marc.15:43/ Luc.23:52,55 / Joh.19:31). Op zichzelf is dit al wonderlijk. Een gekruisigde heeft namelijk niet het recht in een graf begraven te worden. Een gekruisigde gaat in een: “eerloos graf” zonder steen of gedenkplaat (F. Josephus, Oudheden V/I/14,44).

Op Pinksteren zegt Petrus over Christus: “David zegt namelijk met betrekking tot hem (...) Bovendien zal zelfs mijn vlees in hoop verblijven want gij zult mijn ziel in Hades niet verlaten noch zult gij toelaten dat hij die jegens u loyaal is, het verderf ziet” Hand.2:25-27 NWV. Dit gedeelte is een aanhaling van Ps.16:9-11 toegepast door Petrus op de opgestane Christus.

Page 301: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 301

Jaren later zegt de apostel Paulus dezelfde Psalm weergevend met betrekking tot Christus: “Daartegenover staat dat hij die door God is opgewekt, het verderf niet heeft gezien” (Hand. 13:37 NWV).

In een commentaar op deze teksten zegt de WT: “Het fysieke lichaam van Jezus Christus mocht niet tot stof terugkeren, zoals de lichamen van Mozes en David, mannen die gebruikt werden om Christus af te schaduwen (Deut:34:5,6; Hand.13:35,36; 2:27,31). Toen zijn discipelen vroeg op de eerste dag van de week bij het graf kwamen, was Jezus lichaam verdwenen en lagen de windselen nog in het graf; ongetwijfeld was zijn lichaam opgelost of uiteengevallen zonder eerst tot ontbinding te zijn overgegaan” (‘Hulp tot begrip van de Bijbel’, deel 6, 1989, blz.955, wij onderstrepen). Maar dat laat zich niet rijmen met de gegevens van de Schrift zelf. Nog moeilijker te begrijpen wordt het wanneer ze zeggen dat Christus: “uit de doden opgewekt (is) vóór het verderf” (blz.1033). Hij zou dus géén drie dagen in het graf gelegen hebben wanneer we beide uitspraken aannemen. Hoe is dat dan te rijmen met de Schrift? Op blz.1143 van deze publicatie lezen we nog over hetzelfde: “Naar alle waarschijnlijkheid heeft God dat lichaam dus door een wonder verwijderd, om het niet het bederf te laten zien.”

Onder het vergrootglas

Laat ons dit even onderzoeken. Er staat duidelijk dat de Christus géén “verderf” ziet. Hier-onder enkele vertalingen door anderen:

“verderving”, SV. “bederf”, Lutherse Vertaling / Petrus Canisius. “verderf”, Leidschevertaling. “verderfenis”, Prof. Brouwer. “ontbinding”, NBG/Voorhoeve.

Het Griekse “diaphtoran”, te vertalen als “verderf” is gebruikt in deze twee citaten van Ps.16 en het commentaar erop, namelijk Hand.2:27,31 en 13:35-37, en nergens anders in het NT. Een synoniem “diaphthiro” bij Luc.12:35 / 2 Cor.4:16 / 1 Tim.6:5 / Opb.8:9 / 11:18. Jehovah’s Getuigen hebben moeite met het lege graf van Christus. Ze kunnen de realiteit daarvan niet ontlopen. We hebben daarvoor het getuigenis van de vier evangeliën. Het is een bewijs voor de continuïteit van de persoonlijkheid en het opstandingslichaam van de Heer. Die continuïteit is er volgens een Jehovah Getuige niet. Hij leert dat de Logos geest was voordat Hij mens is geworden en dat de menswording het aannemen was van een zuivere mensheid en vernietigen van het geest-zijn. Tot slot: de opstanding is een herstel van de geestelijke natuur van de Logos.

Wat zijn de argumenten die Jehovah’s Getuigen gebruiken? Men zegt over de wijze waarop Jezus is geboren: “Hij (God) bracht het volmaakte leven van zijn eniggeboren Zoon uit de hemel over naar de schoot van een maagd en liet hem als een volmaakt mens geboren worden” (‘DE WACHTTOREN’ van 15 juni 1992, blz.6). En nog: “In plaats daarvan (van engelen) bracht hij door een wonder dat alleen in de gedachten van God, de schepper, had kunnen opkomen, de levenskracht en het persoonlijkheidspatroon van een hemelse zoon over

Page 302: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 302

naar de schoot van een vrouw (...) en het werd als een volmaakt mens geboren (...) Deze Zoon beschikte over de prijs die nodig was om een losprijs te verschaffen die volledig aan de vereisten van de goddelijke gerechtigheid zou voldoen” (‘DE WACHTTOREN’ van 1 feb.1997, blz.11, wij onderstrepen). De vraag die de WT voor zichzelf zou moeten beantwoorden is deze: is “het persoonlijkheidspatroon” van de Logos, enig en uniek, gestorven in de dood, en in welke verhouding staat het tot zijn opstanding? Indien ze zich hierover ernstig zouden bezinnen zou voor henzelf de onhoudbaarheid van hun theorie aan het licht komen.

In ‘DE WACHTTOREN’ van 15 jan.1992, blz.23 formuleren ze dit beknopt als volgt: “Volgens de bijbel had Jezus dus een voormenselijk bestaan als het Woord. Tijdens zijn verblijf op aarde was hij geen Godmens. Hij was volledig mens, zij het volmaakt, net als Adam dit oorspronkelijk was. Sinds zijn opstanding is Jezus een verheven onsterfelijke geest.” Op blz.22 lezen we dat de Logos oorspronkelijk: “een door Jehovah geschapen god” is. Let op de kleine “g” in god. De waarachtige Jehovah (de goede uitspraak is YaHWeH) zegt echter: “voor Mij is er geen God geformeerd en na Mij zal er geen zijn” (Jes.40:10). Indien Christus “een god” is met kleine “g” dan is hij niet GOD, maar een afgod, want de uitlating van Thomas aan Hem gericht “Mijn Heer en Mijn God” is Hem welgevallig (Joh.20:28,29).

En volgens ‘Inzicht in de Schrift’, deel 2, 1997, blz.516 is Christus: “tot een hogere levensvorm opgewekt en tot een hogere positie.” Maar de Heer vroeg zijn Hemelse Vader in gebed bij het Laatste Avondmaal om de positie terug te ontvangen die Hij had vóór zijn menswording, géén hogere (Joh.17:1-5). Wat ze bedoelen met “hogere levensvorm” zegt men hier niet, maar dat zou een “geestelijke levensvorm” zijn in hun theorie.

Waarover we zekerheid hebben

We weten met zekerheid dat de opgestane Heer volgens het Schriftbewijs dezelfde is als Hij die ook is: “nedergedaald naar de aardse gewesten.” Dat zegt Paulus in Eph.4:9,10. Petrus zegt dat “dezen Jezus” die gestorven is, dezelfde is als dezen die door God is opgewekt (Hand.2:32 / 10:40). Een engel vertelt enkele vrouwen die het graf van Jezus leeg vinden: “Hij is niet hier, Hij is opgestaan” (Mat.28:6-8 / Luc.24:6). En Paulus tracht het unieke als volgt te beschrijven in Rom.6:9: “daar wij weten, dat Christus, nu Hij uit de doden is opgewekt, niet meer sterft: de dood voert geen heerschappij meer over Hem.” Of op een andere manier in Rom.14:9: “Want hiertoe is Christus gestorven en levend geworden, opdat Hij en over doden en over levenden heerschappij voeren zou.” Uit deze laatste tekst blijkt wel duidelijk dat wij zonder de opstanding van Christus geen toekomst meer hebben. Dan zou werkelijk alles voor ons verloren zijn. Het is de historische lichamelijke Jezus van Nazareth die aan het kruis is genageld, die gestorven is en begraven. Het is dezelfde historische lichamelijke Jezus van Nazareth die opstaat uit de dood en niet een ander. Het gaat om continuïteit en niet herschepping. In de beschrijvingen van de verschijningen van de Heer lezen we tientallen keren: Jezus kwam, Jezus verscheen, Jezus openbaarde zich, et cetera. De uitleg van de WT is in lijnrechte tegenspraak met Gods Woord. Evenals water kan bestaan in vaste, vloeibare of gastoestand zonder énige chemische wijziging, zo is de Logos, vóór, tijdens en na Zijn geboorte als mens, na Zijn dood en na Zijn opstanding nog steeds dezelfde persoon. Alleen in een andere toestand (Heb.13:8).

Page 303: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 303

De Schrift gebruikt 4 aparte werkwoorden om de opstanding te beschrijven: 1°) levendmaken (Grieks = zoopoeioo) in 1 Pet.3:18, 2°) opnieuw leven geven (Grieks = zaoo) in Rom.14:9 / Opb.2:8, 3°) opwekken (Grieks = egeiroo) 48 maal in verband met Christus vb.in Joh.2:22 / 21:14 / Hand.3:15, 4°) doen opstaan (Grieks = anistèmi) 15 maal i.v.m. Christus vb. in Luc.18:33 / 24:7,46.

Paulus noemt dat in Eph.1:19: “de werking van de sterkte zijner macht.” Eigenlijk drie woorden die te maken hebben met “kracht”; “dunamis, energeia, ischus.” De opstanding van Christus en van allen die nog uit de graven zullen opstaan is het werk van de Almachtige God.

Welk verschil er juist is tussen opwekken en opstaan is wellicht nog het best te begrijpen vanuit een tekst als Hand.12:7. Petrus zit in de gevangenis wanneer een engel hem “wekt” uit de slaap, waarna hij zegt “sta op.” Of ook nog in Mat.8:25,26; de discipelen “wekken” Jezus en vragen Hem “sta op.” Wekken gaat vooraf aan opstaan. Zo ook in geestelijke zin volgens Eph.5:14. Vijanden van Jezus zien in Hem ook de uit de doden opgewekte Johannes de Doper (Marc.6:14,16 en Luc.9:7). Een on-Bijbelse en onjoodse zienswijze maar gezien de invloeden van de Griekse en Romeinse cultuur in die dagen is zo een opmerking toch nog begrijpelijk.

8.3 REDENEERKUNST VAN DE JEHOVAH’S GETUIGEN

We moeten hier nadruk op leggen. Indien het opstandingslichaam van Christus geheel nieuw is dan is het een herschepping en geen opstanding.

En laat u niet beetnemen door sommige uitspraken van Jehovah’s Getuigen. Ze zeggen: “Jezus wilde géén twijfel laten bestaan in de geest van zijn discipelen dat hij werkelijk leefde. Lukas verhaalt dan ook: “Jezus toonde (...) door vele onweerlegbare bewijzen dat hij levend was (...)” (‘DE WACHTTOREN’ van 15 dec. 1998, blz.10). Wat ze echter bedoelen is dat: “Nadat hij zich heeft gedematerialiseerd keert hij als een geestelijk schepsel naar de hemel terug” (‘DE WACHTTOREN’ van 1 mei 1991, blz.9, wij onderstrepen). We citeren uit één van hun studieboeken ‘U kunt voor eeuwig in een paradijs op aarde leven’ (1982): “Maar blijkt uit het feit dat de apostel Thomas zijn hand in het gat in Jezus zijde kon steken, niet dat Jezus in hetzelfde lichaam uit de doden was opgewekt als waarin hij aan de paal was genageld? Neen, want Jezus materialiseerde zich eenvoudig of nam een vleselijk lichaam aan, zoals engelen dit in het verleden hadden gedaan. Ten einde Thomas ervan te overtuigen wie Hij was, verscheen Jezus aan hem in een lichaam waarin de gaten van wonden zaten. Hij zag er, of zo scheen het althans, volkomen als een mens uit en kon eten en drinken, net als de engelen die eens door Abraham waren onthaald. Genesis 18:8; Hebreeën 13:2” (blz.144,145, wij onderstrepen).

Page 304: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 304

In ‘Inzicht in de Schrift’, deel 2, lezen we het volgende op blz.516: “Gedurende veertig dagen na zijn opstanding verscheen Jezus echter een aantal keren in een verschillend vleselijk lichaam aan zijn discipelen, zoals engelen aan mensen uit de oudheid waren verschenen. Net als die engelen had hij de macht om die vleselijke lichamen naar believen aan te nemen en weer af te leggen, teneinde het zichtbare bewijs te leveren dat hij was opgewekt (Mt 28:8-10, 16-20; Lu 24:13-32, 36-43; Jo 20:14-29; Ge 18:1, 2; 19:1; Joz 5:13-15; Re 6:11, 12; 13:3, 13).”

Vergelijk ook ‘Nieuwe hemelen en nieuwe aarde’ (een andere publicatie van de WT) blz.175, 176,310. Daar staat dat God het “verminkte lichaam” aan Christus niet kan teruggeven bij Zijn opstanding. Hij “materialiseerde” zich in “vleselijke lichamen.” En nog eens terug naar Thomas. ‘DE WACHTTOREN’ van 15 maart 1997, blz.6 zegt: “De apostel had er moeite mee geloof te oefenen in Jezus opstanding uit de doden (...) Toen Jezus zich later materialiseerde in een lichaam dat de wonden vertoonde van zijn terechtstelling aan de paal, reageerde Thomas gunstig op dit wonder” (wij onderstrepen). Het klopt natuurlijk wanneer men zegt dat niemand echt gezien heeft wat er juist op die Paasmorgen is gebeurd. Ook de soldaten die bij het graf waakten waren als doden, alleen al bij wat aan de opstanding voorafging (Mat.28:2-4). Maar dat maakt iets toch niet onhistorisch? Hoeveel historici moeten niet werken dan alleen met samenbrengen van alle data die men tot zijn beschikking heeft. Dat doen de vier evangelisten ook (Luc.1:1-4 / Hand.1:1-4 / Joh.20:30,31). Onder de onfeilbare leiding van de Heilige Geest (2 Tim.3:16 / 2 Pet.2:20,21)! En twee van de evangelisten waren bij het gebeuren van de latere verschijningen letterlijk aanwezig. In het geval van Christus hebben we in de Schrift een “opstanding van het lichaam” of “van het vlees.” Deze laatste uitdrukking die in enkele oude geloofsbelijdenissen staat en door vele Kerkvaders gebruikt werd is geen Bijbelse uitdrukking. Maar dat wil niet zeggen dat ze verkeerd is. De Christus, en dezen wiens lichamen nog niet tot ontbinding zullen gekomen zijn bij de wederkomst van de Heer vallen hieronder. Over een opstanding van het lichaam spreekt Mat.27:52 / Rom.8:11 / 1 Cor.15:35,42-44 / Phil.3:21. De term opstanding, “van het vlees” vinden we bij Clemens en Justinus al (2 Clemens 9:1 en Justinus Dial.80:5). Zie in dit verband o.a. L.E. Boliek, ‘The Resurrection of the flesh’, Uitg. Jacob van Campen, Amsterdam, 1962 en R.B. Gaffin, ‘The Centrality of the resurrection’, Baker Book House, 1978. Een moderne uitdrukking is; “opstanding van de persoon” door P. Menoud beschreven in ‘Le sort des trépassés’, Delachaux et Niestlé, 1966, blz.60 e.v. En Jehovah’s Getuigen hebben deze uitdrukking ook al gebruikt. Maar bedenk wel dat het geen Bijbelse uitdrukking is maar een omschrijving van wat er geschieden zal.

Ook onze Nederlandse Geloofsbelijdenissen spreken hier en daar over de opstanding. Bij Guido de Brès lezen we dat bij de opstanding: “de zielen tezamen gevoegd en verenigd worden met haar eigen lichaam in hetwelk zij geleefd hebben” (Art.37). En zondag 22 (vraag 57) van de Heidelberger heeft het over de: “troost van de opstanding des vleses”. G. C. van Niftrik zegt: “Wij moeten ons ook voor dit deel der Apostolische geloofsbelijdenis niet schamen” (Kleine dogmatiek, Callenbach, 1961, blz.398).

Theorie die niet klopt met de feiten

Page 305: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 305

In ‘Ontwaakt!’ van 22 nov.1975, blz.4 voegen Jehovah’s Getuigen Hand.13:34 en 1 Tim.6:16 samen en besluiten dat het onmogelijk is Christus letterlijk te zien. Op een andere plaats zeggen ze: “Sedert zijn opstanding en hemelvaart woont Christus Jezus (...) in een ontoeganklijk licht. Dit licht is zo glorierijk dat het voor zwakke menselijke ogen onmogelijk is hem te zien” (‘Hulp tot begrip van de Bijbel’, deel 6, 1989, blz.957. Nu zegt 1 Tim.6:16 volgens de NWV wel dat Christus: “in een ontoegankelijk licht woont, die geen der mensen gezien heeft of zien kan” (vergelijk Ps.104:2). Het overgrote deel van de commentaren verklaart deze tekst vanuit God, de Vader. Maar laten we even mee redeneren met de optie van Jehovah’s Getuigen. Wat in 1 Tim. 6:16 staat is dan slechts toepasselijk op de hemelse positie van Christus. In de onvolmaakte toestand waarin we ons bevinden kunnen we Hem niet letterlijk zien. Het heeft iets te maken met de zwakte van onze ogen. We kunnen Hem zien in visionaire toestand zoals in het boek Openbaring, of Stephanus bij zijn veroordeling als volgeling van Jezus. Men kan uit deze tekst niet méér bewijzen dan er staat. Zondermeer zeggen dat men Christus nooit kan zien is niet lezen wat er staat. Deze verklaring is nauw verbonden met hun leer der onzichtbare tegenwoordigheid (wederkomst) van Christus die in 1914 zou begonnen zijn. De onhoudbaarheid daarvan bespreken valt buiten het bestek van dit boek. (We wijzen naar twee zeer belangrijke studies die daar wat over zeggen; 1°) P.L. Schoonheim, ‘Een semasiologisch onderzoek van parousia’, Firma Gebr. De Boer Aalten, 1953 en 2°) H. Matter, ‘Wederkomst en wereldeinde’, Kok, 1980).

Het vlees (of lichaam) van de Christus zou géén verderf zien waardoor een mogelijkheid dat God het uit de weg geruimd heeft, uitgesloten wordt. Anders beweren komt erop neer te zeggen dat Ps.16 door Paulus en Petrus verkeerd geïnterpreteerd is. Want de geïnspireerde interpretatie op Pinksterdag van Petrus is dat David: “in de toekomst (heeft) gezien en gesproken van de opstanding van den Christus, dat Hij niet aan het dodenrijk is overgelaten noch zijn vlees ontbinding heeft gezien” (Hand.2:31). Wanneer Paulus Ps.16:10 aanhaalt met geïnspireerd gezag zegt hij: “David (...) heeft wel ontbinding gezien . Maar Hij (Jezus) dien God heeft opgewekt, heeft géén ontbinding gezien” (Hand.13:36,37).

We hebben dus tweemaal een aanhaling van Ps.16:10 in het NT en ook slechts vijfmaal het begrip “verderf” in het NT (tweemaal in Hand.2:27 en 31, driemaal in Hand.13:35,36,37). Christus heeft géén verderf gezien zegt Petrus. Paulus zegt dat David verderf gezien heeft, maar dat Christus daarentegen géén verderf gezien heeft. “Neen” zeggen Jehovah’s Getuigen, “Christus heeft wel verderf” gezien. Mensen van de WT gebruiken niet die woorden dat weten we wel, maar ze gebruiken termen die hetzelfde betekenen. God heeft volgens hun theorie zijn lichaam;

“uit de weg geruimd” (‘Dingen waarin God onmogelijk kan liegen’, blz.355) of heeft het“opgelost in gassen” (C.T. Russell, ‘Studies in the scriptures’, volume 2, blz.129) of het is “uiteengevallen zonder eerst tot ontbinding te zijn overgegaan” (‘Hulp tot begrip van de Bijbel’, deel 6, 1989, blz.955).

Hun theorie verkracht deze beide teksten uit het boek Handelingen. De WT doet soms verwoede pogingen om het zicht hierop te verdoezelen. Een voorbeeld is volgend citaat: “Op de derde dag na Christus’ dood wekte Jehovah hem uit de dood op (...) Door deze grandioze daad

Page 306: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 306

(...) gaf hij hem ook de gelegenheid zijn verlossingswerk te voltooien” (‘DE WACHTTOREN’ van 15 februari 1991, blz.15, wij onderstrepen). Maar ze geloven niet echt dat Jezus is opgestaan.

Dat wil zeggen dat de redeneerkunst van Jehovah’s Getuigen niet al te hoog geschat moet worden. Waarschijnlijk zijn de WT-mensen zéér trots op hun boekje ‘Redeneren aan de hand van de Schrift’, uit 1985, wat een prachtige verdediging is van “de waarheid”, zeggen ze dan. Maar redeneren is ook een fout die het Joodse volk gemaakt heeft. De Schriftgeleerden die uiteindelijk Jezus aan de Romeinen hebben overgeleverd gingen trots om met hun talenten als redenaars. Zie aandachtig Mat.21:23-27 / Luc.3:15-17 / 5:21-26. Zelfs redeneringen met goede bedoelingen kunnen toch ook foutief zijn. Ook de apostelen (discipelen) ontsnappen er niet aan zoals blijkt uit Luc.24:38. De WT heeft in zijn eigen redeneringen het Grieks “dialogismoi” in deze tekst vertaald als “twijfels”, maar “redeneringen” is het goede woord ervoor en ze vertalen dat ook meestal zelf zo. Dus opnieuw géén-woord-voor-woord vertaling, maar dat hoeft niet voor ons. En de redeneringen van de heidenen hadden hun ontstaan in een “onverstandig hart” en daar komt niets goeds uit (Rom.1:21,22). Daarom zal God de wijselijke redeneringen van mensen, door het evangelie, aan de kaak stellen (1 Cor.3:18-20).

8.4 HET GETUIGENIS VAN DE SCHRIFT

We kunnen natuurlijk niet alle teksten die betrekking hebben op de opstanding van Christus aanhalen, of aan een analyse onderwerpen. Hieronder toch een, niet volledige, lijst van wat de opstanding van Christus is: de opwekking door God van deze Jezus die gestorven was. “Christus is gestorven en levend geworden” om over levenden en doden heerschappij te voeren (Rom.14:9). Om de leesbaarheid te verhogen onderstrepen we “wie” wordt opgewekt. Al deze teksten leggen ook de nadruk op de Vader: “die de doden levend maakt en het niet zijnde tot aanzijn roept” (Rom.4:17) en “God die de doden opwekt” (2 Cor.1:9b). Hij die door God is opgewekt, de Christus, is niet meer onder de heerschappij van de dood. Hand. 2:24: “God evenwel heeft Hem opgewekt.” 2:32: “Dezen Jezus heeft God opgewekt.” 3:15: “Maar God heeft Hem opgewekt uit de doden.” 3:26: “God heeft in de eerste plaats voor u Zijn Knecht doen opstaan.” 4:10: “Jezus Christus, dien God opgewekt heeft uit de doden.” 5:30: “De God onzer vaderen heeft Jezus opgewekt.” 10:40: “Dezen heeft God ten derde dage opgewekt.” 13:30: “Maar God heeft Hem uit de doden opgewekt.” 13:34: “En dat Hij Hem uit de doden opgewekt heeft.” 13:37: “Maar Hij, Dien God opgewekt heeft.” 17:31: “Door Hem uit de doden op te wekken.” Rom. 4:24: “Die Jezus onze Here, uit de doden heeft opgewekt.” 6: 9: “Dat Christus, nu Hij uit de doden opgewekt is.” 7: 4: “Van Hem, die uit de doden is opgewekt.” 8:1: “Die Christus Jezus uit de doden opgewekt heeft.” 10: 9: “Dat God Hem uit de doden opgewekt heeft.” 1 Cor.6:14: “God heeft niet alleen de Here opgewekt.” 15: 4: “Christus, gestorven voor onze zonden, ten derden dage opgewekt.”

Page 307: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 307

15:12: “Indien nu van Christus gepredikt wordt, dat Hij uit de doden is opge- wekt.” 15:20: “Maar nu, Christus is opgewekt.” 2 Cor.4:14: “Wij weten, dat Hij, die de Here Jezus opgewekt heeft.” Efez. 5:15: “Die voor ons gestorven en opgewekt is.” 1 Thes.1:10: “Die Hij uit de doden opgewekt heeft.” 2 Tim.2: 8: “Gedenk, dat Jezus Christus uit de doden opgewekt is.” 1 Pet.1:21: “Die Hem opgewekt heeft uit de doden.”

Maar ook de Heilige Geest is genoemd als diegene die Jezus opwekt Romeinen 8:11 HSV: “En als de Geest van Hem Die Jezus uit de doden opgewekt heeft, in u woont, zal Hij Die Christus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door Zijn Geest, Die in u woont.”

SAMENGEVAT krijgen we dit:

Wie deed Jezus opstaan uit de doden? De Vader (Rom. 6:4. Hand. 3:26, 1 Thess. 1:10)

God (Hebr. 13:20; Hand. 13:30, 17:31)

De Zoon (Joh. 2:19-21; 10:17, 18)

De Heilige Geest (Rom. 8:11)

Het is duidelijk dat de 12 apostelen de “getuigen” van deze opstanding zijn (Hand.2:32 / 3:15 / 4:33 / 10:41 / 13:31). En het contrast tussen wat Jezus door mensen is aangedaan en het wonder Gods is het thema van hun prediking, “door wettelozen gedood (...) door God opgewekt.” Zie bijvoorbeeld Hand.2:23 / 3:15 / 4:10 / 5:30. Daarom is dit ook een triomf van genade en vergeving van zonden die in Jezus’ opstanding mag gepredikt worden (Hand.5:31 / 10:43 / 13:38 / 26:18). De opstanding van Christus behoort tot het gedachtegoed dat de apostelen “overleveren” (1 Cor. 15:3,4). Het is hun “prediking” (Gal.1:11), hun “woord van God” (1 Thes.2:13) en hun “kracht Gods” (Rom.1:16).

En om u enig beeld te schetsen hoeveel rijkdom er zit in de prediking van de apostelen, geven we hieronder enkele van de titels die de jonge kerk in zijn verkondiging gebruikt voor de Opgestane Heer. Hand. 2:36 “tot Christus gemaakt.” 3:14 “den Heilige en Rechtvaardige.” 3:15 “den Leidsman ten leven.” 3:20 “Christus die (...) bestemd was.” 3:22,2 “een profeet als Mozes.” 3:26 “Zijn knecht.” 4:25 “den Heilige Gods.” 4:27 “heiligen knecht Jezus.”

Page 308: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 308

5:31 “Leidsman en Heiland.” 7:56 “Zoon des mensen.” 7:59 “Here Jezus.” 8:37 “Zoon van God.” 1 Cor.16:22 “den Here.” Heb.2:10 “Leidsman hunner behoudenis.” 12:2 “voleinder des geloofs.”

8.5 MOETEN WE LETTERLIJK ZIJN VLEES ETEN

In het tijdschrift ‘DE WACHTTOREN’ van 1 april 1966, lezen we op blz.214 wat betreft de onmogelijkheid (volgens een Jehovah Getuige) van een letterlijke en lichamelijke Wederkomst van Christus: “Opnieuw zijn het Jezus’ woorden die zo’n gedachte uitschakelen. In Johannes 6:51 zegt hij: “Ik ben het levende brood (...) het brood dat ik zal geven is mijn vlees ten behoeve van het leven der wereld”. Aldus offerde Jezus zijn vleselijke lichaam voor de mensheid op” (wij onderstrepen). Vergelijk echter ‘Ontwaakt!’ van 22 nov.1973, blz.4 / ‘DE WACHTTOREN’ van 15 april 1982, blz.4-9 waar nog de oude leer uitgewerkt is. Men beweerde namelijk vroeger dat slechts de 144.000 beschreven waren in Joh.6. De nieuwe visie kwam er in ‘DE WACHTTOREN’ van 15 februari van 1986.

We citeren nog een andere publicatie, ‘Hulp tot begrip van de Bijbel’, deel 6, 1989, blz.1162 (eerste par.): “Jezus zelf zei: Inderdaad, het brood dat ik zal geven, is mijn vlees ten behoeve van het leven der wereld” (Joh.6:51). Dientengevolge kon hij bij Zijn opstanding zijn lichaam niet terugnemen, anders zou hij het slachtoffer dat hij God ten behoeve van de mensheid had aangeboden hebben teruggenomen.”

Deze ene tekst die de WT als verwijzing geeft is deel van een gesprek vanaf vers 28 tot 70. Veronderstellen we even dat Christus zijn letterlijk vlees geeft voor de wereld. Natuurlijk vragen we ons (zoals de Joden) dan af: “Hoe kan deze man ons zijn vlees te eten geven?” (Joh.6:52). Waarop Jezus tot hen (en tot ons) zegt: “Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: Indien gij het vlees van de zoon des mensen niet eet en zijn bloed niet drinkt hebt gij geen leven in uzelf. Wie zich met mijn vlees voedt en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven, en ik zal hem op de laatste dag opwekken” (Joh.6:52,54). Indien men dit letterlijk ziet dan komt het hier op neer, dat we als christenen, (meer zelfs dat “de wereld” van goddelozen Joh.6:51) het vlees van de Zoon des mensen en Zijn bloed letterlijk moeten eten en drinken. Zou het mogelijk zijn? En wáár is dat vlees en bloed van de Heer zodanig dat we het kunnen eten en drinken? Een letterlijke uitleg is absurd, onlogisch en onbijbels. Het is ook in tegenspraak met de leer van de WT want God heeft het lichaam (dus ook vlees) van Christus: “uit de weg geruimd.” Zijn vlees kán dus geen letterlijk voedsel meer zijn.

We citeren nog een andere publicatie, ‘Hulp tot begrip van de Bijbel’, deel 6, 1989, blz.1162 (eerste par.): “Jezus zelf zei: Inderdaad, het brood dat ik zal geven, is mijn vlees ten behoeve van het leven der wereld” (Joh.6:51). Dientengevolge kon hij bij Zijn opstanding zijn

Page 309: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 309

lichaam niet terugnemen, anders zou hij het slachtoffer dat hij God ten behoeve van de mensheid had aangeboden hebben teruggenomen.”

Deze ene tekst die de WT als verwijzing geeft is deel van een gesprek vanaf vers 28 tot 70. Veronderstellen we even dat Christus zijn letterlijk vlees geeft voor de wereld. We vragen ons dan af (zoals de Joden): “Hoe kan deze man ons zijn vlees te eten geven?” (Joh.6:52). Waarop Jezus tot hen (en tot ons) zegt: “Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: Indien gij het vlees van de zoon des mensen niet eet en zijn bloed niet drinkt hebt gij geen leven in uzelf. Wie zich met mijn vlees voedt en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven, en ik zal hem op de laatste dag opwekken” (Joh.6:52,54). Indien men dit letterlijk ziet dan heeft men problemen. Het komt dan hier op neer, dat we als christenen, - meer zelfs dat “de wereld” van goddelozen Joh.6:51 - het vlees van de Zoon des mensen en Zijn bloed letterlijk moeten eten en drinken. Zou het mogelijk zijn? En wáár is dat vlees en bloed van de Heer zodanig dat we het kunnen eten en drinken? Een letterlijke uitleg is absurd, onlogisch en on-Bijbels. Het is ook in tegenspraak met de leer van de WT want God heeft het lichaam (dus ook vlees) van Christus: “uit de weg geruimd.” Zijn vlees kán dus geen letterlijk voedsel meer zijn.

Wat is dan de betekenis van deze woorden? We hebben hier te maken met een symbolische voorstelling van zaken. Dit spraakgebruik van Jezus kennen we onder de naam van “synechdoche” of de Latijnse uitdrukking “pars-pro-tote.” Dat is een uitdrukking waar een deel van iets de voorstelling is van het geheel. Het “vlees van Jezus” is de voorstelling van Hemzelf en aldus van zijn offer. Ook de formule “het bloed van de Heer” is een pars-pro-tote. Er zijn hiervan tientallen voorbeelden in de Bijbel. Zo is bijvoorbeeld het begrip “ziel” in vele gevallen een synecdoche. Mijn ziel = Ik o.a. in Gen.12:5 / 14:21 / 17:14 / Rom.13:1 / 1 Pet.3:20). Het woord “lichaam” is in sommige teksten de voorstelling van de persoon zelf (o.a. in Ex.21:3 / Rom.12:1 / Jac.3:6). In dit spraakgebruik heeft ook “vlees” de betekenis van de “gehele persoon” (o.a. in Gen.6:12 / Ps.56:4 / 65:2 / Jes.40:5,6 / Mat.19:5 / Rom.3:20 / 1 Cor.1:29 / 1 Pet.1:24). Datzelfde hebben we ook in Joh.6:51-56. Evenzo Joh.1:14 ® “Het woord is vlees geworden” en Heb.5:7 ® “de dagen van Zijn vlees.”

We hebben hier dan ook een symbolische uitspraak. Jezus is als het hemelse manna en dezen die ervan gebruik willen maken moeten tot Hem komen (Joh.6:35,37). Men moet in Hem geloven (Joh.6:47). In Hem is eeuwig leven (Joh.6:49,50). Door tot Hem te komen ontstaat er levensgemeenschap tussen Christus en de gelovige, waardoor de Heer voor hem als voedsel wordt. Een letterlijke uitleg van Joh.6:51 is on-Bijbels en onmogelijk. God vraagt geen kannibalisme van ons. We moeten Zijn Zoon niet letterlijk eten. Gedeeltelijk geeft de WT dit ook toe in ‘Hulp tot begrip van de Bijbel’, deel 8, 1991, blz.1566.

Concreet is het dit: Jezus moet Zijn leven geven voor de wereld zodat Zijn leven kan overgedragen worden op de gelovige. Het manna uit de woestijn, gaf aan wie het hebben gegeten geen eeuwig leven. Christus, het Hemelse Manna, geeft wel eeuwig leven (zie Ex.16:13-15 / Joh.6:32-35 / Opb.2:17). Daarom moet de gelovige deel hebben aan de Christus. Hem aannemen is deelhebben aan wat Hij voor ons gedaan heeft. Deelhebben aan de weldaden en vruchten van Zijn offer. Dat is ook wat Joh.6:63 zegt: “De Geest is het, die levend maakt, het vlees doet geen nut; de woorden, die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en leven.”

Page 310: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 310

Indien men toch perse dit gedeelte als een offer wil voorstellen dan moet het met het spijsoffer gebeuren uit Lev.2. En dat is géén bloedig offer maar bestond uit de vrucht van de aarde, fijne bloem (Ex.29:2).

8.6 VLEES EN BEENDEREN

Bij een bepaalde verschijning van Jezus aan zijn discipelen schrijft Lucas: “Terwijl zij over deze dingen spraken, stond hijzelf in hun midden en zei tot hen: “Vrede zij u.” Omdat zij echter schrokken en vrees hun had aangegrepen, meenden zij een geest te aanschouwen. Daarom zei Hij tot hen: “Waarom zijt gij verontrust en waarom komt er twijfel op in uw hart? Ziet mijn handen en mijn voeten dat ik het zelf ben, betast mij en ziet, want een geest heeft geen vlees en beenderen zoals gij aanschouwt dat ik heb” Luc.24:36-39.

Wat de WT over deze tekst zegt is bepaald grappig. Zij beweren in het tijdschrift ‘Ontwaakt!’ van 22 aug.1962, blz.5,6: “Jezus is in feite niet eens in zijn menselijke gedaante naar de hemel opgevaren want vlees en bloed kunnen het koninkrijk Gods niet beërven. Het heeft geen zin te betogen dat Jezus bij zijn opstanding vlees en beenderen en geen vlees en bloed was, want het vergankelijke beërft de onvergankelijkheid niet en een lichaam van vlees en beenderen is net zo vergankelijk als een lichaam van vlees en bloed (...) Hij zei niet “vlees en bloed” omdat zij zijn bloed niet konden betasten, maar zij konden wel zijn beenderen, evenals zijn vlees voelen” (wij onderstrepen). Dezelfde redenering komt ook nog eens terug in ‘Hulp tot begrip van de Bijbel’, deel 1, 1982, blz.153 of ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, 1995, blz.255.

Eén tekst in de Schrift zou dit al kunnen tegenspreken. Er staat in Heb.9:24 namelijk dat Christus de ware hemel is binnengegaan met de waarde van zijn vergoten bloed en heeft dat bloed op symbolische wijze als verzoening aangeboden aan de Vader. Ook nog Heb.10:11-14. Geen enkele tekst zegt dat hij zijn lichaam van vlees en beenderen naar de hemel meegenomen heeft om God als verzoening aan te bieden; letterlijk niet en symbolisch niet. De belangrijkste teksten over het bloed van Jezus zijn: Eph.1:7 / 2:13 / Col.1:20 / Heb.9:14.

Laat ons die tekst van Lucas 24:36-41 even nagaan. Twee Griekse woorden in vers 37 “ptoëthentes” en “emphoboi” wijzen erop dat de discipelen ten zeerste geschrokken waren.

Vers 37 is o.a. als volgt vertaald: “verschrikt en zeer bevreesd” SV. “verschrikten en vreesden” Luther. “verschrikten (...) vol vrees” Leidschevertaling. “ontzet en verschrikt” Brouwer, NBG “van schrik en vrees bevangen” Canisius. “hun opwinding en hun schrik” Willibrord 1995.

Vers 38 bevat de vraag van de Heer aan zijn discipelen: “Waarom zijt gij ontsteld?” NBG / Canisius. “Wat zijt gij in verwarring?” Brouwer.

Page 311: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 311

“Wat zijt gij ontroerd?” Leidschevertaling / SV. “Wat zijt gij zo verschrikt?” Luther.

Vers 39: Sommigen onder hen hadden de opgestane Heer al gezien maar nu Hij er was bij gesloten deuren, kwam de schrik hen op het lijf. Zij veronderstelden een geest te zien zegt Lucas. Jezus vraagt naar de redenen van hun twijfels en zegt nadrukkelijk, als het ware een definitie gevend van zichzelf na zijn opstanding: “een geest heeft geen vlees en beenderen zoals gij aanschouwt dat ik heb.”

Vers 41a: “Toen zij van blijdschap nog niet geloofden” SV. “En toen zij nog niet geloofden van blijdschap” Luther. “En toen zij van vreugde het nog niet geloofden” Leidschevertaling. “En daar zij van blijdschap nog ongelovig bleven” Brouwer.

Vers 41b: “vol verbazing waren” Canisius. “zij verwonderden zich” Luther. “zij verbaasden zich” Leidschevertaling. “zij de Heer verwonderd aan” Brouwer.

Daarom heeft Hij nog een maaltijd met hen (verzen 41c-47). Om ze te overtuigen dat Hij het is. Na het tonen van Zijn handen en voeten is dit het tweede bewijs dat hun ongeloof moet overbruggen. Hij eet nog steeds als vroeger. Op dat moment zouden ze niets méér hebben kunnen begrijpen van dit wonder. De Heilige Geest moet hen dat nog duidelijk maken na Pinksteren.

De nadrukkelijke woorden van Christus; “zie MIJN HANDEN en MIJN VOETEN” mogen dus niet vergeten worden of geminimaliseerd. Dit was een uitnodiging tot Zijn discipelen van wetenschappelijk onderzoek. Want die handen en voeten moesten de tekenen tonen van de nagels der kruisiging. Ook bij de tweede verschijning van Jezus aan Zijn discipelen: “toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde” (Joh.20:20). En in tegenstrijd met Jehovah’s Getuigen die de kruisiging afbeelden waar slechts één nagel beide handen doorboort, weet Thomas beter. Hij moet: “het teken” of “de plaats” der nagels (meervoud) zien in de handen van Jezus (Joh.20:25). De Heer zou hen lelijk bij de neus nemen indien dit slechts gematerialiseerde littekens waren in gematerialiseerde ledematen. Het bewijs der opstanding zou vals (vervalst) geweest zijn. Toch is het dat wat Jehovah’s Getuigen beweren. Men kan tot op een zekere hoogte redeneren vanuit Opb.5:6, dat de tekenen van Zijn dood ook nu nog aan Hem te zien zijn. Christus is beschreven: “een lam, als geslacht.” Zo zullen tekenen van de slachting merkbaar zijn, om aan te geven dat het Lam geen schuld heeft. Zie ook in 1 Pet.4:1 de uitdrukking: “naar het vlees geleden.”

Dit is de uitleg van John Gill, een puriteins commentator uit de 18de eeuw op dat vers.“Dat er nagels werden gebruikt in de kruisiging van Christus, is zeker vanuit deze tekst, dat toch nergens anders vermeld is. Want deze werden niet altijd gebruikt in dit soort van dood. Daarbij werd de profetie van hem in Psalm 22:16 vervuld. De lichamen waren soms

Page 312: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 312

aan het kruis vastgemaakt met touwen en geen spijkers. Hoeveel werden er gebruikt: drie, zoals sommigen, of vier, zoals anderen, of meer? Hoeveel er werden gebruikt, is niet zeker, noch belangrijk om te weten. De Alexandrijnse manuscripten, en enkele andere: de Latijnse Vulgaat, Syrische, en Perzische versies lezen, “de plaats van de nagels”, dat wil zeggen de plaats waar de nagels werden ingedreven. Thomas wist dat Christus was vastgemaakt aan het kruis met spijkers, en dat zijn zijde doorboord werd met een speer. Hoewel hij niet aanwezig was bij de kruisiging kon hij het weten van Johannes, die een ooggetuige daarvan was. Ze hadden Hem allemaal levend gezien, maar Thomas kon niet vertrouwen op hun getuigenis, neen, hij was vastbesloten om slechts te geloven zijn eigen ogen. Tenzij hij zijn vinger in de afdruk van de nagels stak en eveneens de wond door de speer zag en zijn hand in Zijn zijde, besloot hij niet te geloven. Zijn zonde van het ongeloof is verergerd, gezien deze discipel aanwezig was bij de opwekking van Lazarus uit de dood door Christus. Hij had Christus zelf horen zeggen, dat Hij zou opstaan uit de dood op de derde dag. We kunnen hieruit dus leren hoe groot de zonde van het ongeloof is en dat goede mensen er aan kunnen onderworpen zijn. Maar hier werd alles meer dan geregeld door de goddelijke voorzienigheid en het bewijs van Christus opstanding geleverd zodat dit geen excuus meer was voor de zonde van Thomas. God had het gemerkt, dat Thomas niet zou geloven, zonder de tekens van de nagels en de speer in het vlees van Christus te zien. Als dus velen het niet zullen geloven, tenzij zij vinden dit zelf te moeten aanschouwen, blijkt het vaak zeer verstrikkend te zijn.”

De opstanding van Christus is dan ook uitzonderlijk. Het enige opstandingslichaam met tekenen van wonden is het lichaam van Christus. De Heer is niet opgestaan zoals het nog met toekomstige opstandingen zal zijn. Jehovah’s Getuigen zeggen over de aardse opstanding: “Evenzo is het logisch dat de mensen in de opstanding met een gaaf lichaam terug komen. Dit was ook zo met al degenen die volgens het bijbelse verslag uit de doden werden opgewekt (Lukas 8:54,55). Lazarus bijvoorbeeld was reeds gedeeltelijk tot ontbinding overgegaan, maar hij kwam gaaf en gezond uit het graf te voorschijn (Johannes 11:39-44)” (‘Het leven heeft wel degelijk een doel’, 1977, blz.172). Tegenstrijdig aan deze uitspraak zeggen ze enkele jaren later (nieuw licht?) over de opstanding van mensen op de nieuwe aarde: “Maar hij zal niet volmaakt zijn wanneer hij wordt teruggebracht, want hij moet nog geloof oefenen in Christus losprijs” (‘Hulp tot begrip van de Bijbel’, deel 6, 1989, blz.1165, wij onderstrepen). Of zijn ze volmaakt in lichaam en onvolmaakt in geest en aldus predikt de WT een tweede kans voor dezen die opstaan uit de dood?

En nog een korte opmerking in dit verband over de Kerkvaders. Dit Bijbelgedeelte (Luc.24:36-39) is voor hen één der belangrijkste in hun strijd tegen de docetisten, zij die leren dat Jezus geboren, gestorven en opgestaan is in een schijnlichaam. Zie o.a. Ignatius aan de Smyrniers 2 tot 3:3.

8.7 HOE HET KONINKRIJK BEËRVEN?

De WT geeft in ‘Ontwaakt!’ van 22 aug.1962, blz.5,6 enkele redenen waarom Christus geen vlees en beenderen zou kunnen hebben, redenen die tot drie te herleiden zijn. En dan voor de tweede maal deze aanhaling: “Jezus is in feite niet eens in zijn menselijke gedaante naar de

Page 313: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 313

hemel opgevaren want vlees en bloed kunnen het koninkrijk Gods niet beërven. Het heeft geen zin te betogen dat Jezus bij zijn opstanding vlees en beenderen en geen vlees en bloed was, want het vergankelijke beërft de onvergankelijkheid niet en een lichaam van vlees en beenderen is net zo vergankelijk als een lichaam van vlees en bloed (...) Hij zei niet “vlees en bloed” omdat zij zijn bloed niet konden betasten, maar zij konden wel zijn beenderen, evenals zijn vlees voelen” (wij onderstrepen). In het kort zijn dit hun drie punten: a°) “Vlees en bloed” kan Gods Koninkrijk niet erven volgens 1 Cor.15:50. b°) “Vlees en bloed” en “vlees en beenderen” zijn dezelfde uitdrukkingen. c°) “Vlees en beenderen” zijn vergankelijk.

Laat ons even kijken naar punt a. Deze bewijsvoering is misleidend, want wat zegt 1 Cor.15:50? Er staat dat: “vlees en bloed Gods Koninkrijk niet kunnen beërven.” Die uitdrukking “vlees en bloed” vinden we ook nog in Mat.16:17 / Gal.1:16 / Eph.6:12 / Heb.2:14. Deze dubbele uitdrukking heeft niet alleen te maken met de substantie van ons menselijk lichaam maar met “onze natuur” in zijn geheel, ons denken, gevoelen en alles incluis. In al de teksten van het NT heeft het een symbolische betekenis, nooit letterlijk. (Voor het verband tussen zonde/vlees zie o.a. Rom.7:12,18 / 8:4,5,7,12 / 1 Joh.2:16). De ongelovigen zijn als vlees of gras dat verdort. De Psalmist schreef al: “want niemand die leeft is voor u rechtvaardig” (Ps.143:2). T.t.z. men zal eerst rechtvaardig verklaard moeten worden om God welgevallig te zijn. De gelovige wordt nu al wedergeboren voor de nieuwe hemel en nieuwe aarde (1 Pet.1:24 / Joh.3:6 / 6:63). Jezus openbaart zich al tijdens dit leven in ons “sterfelijk vlees” (2 Cor.4:10,11). Ons “sterfelijk lichaam” moet door God levend gemaakt worden (Rom.6:12 / 8:11).

Maar Jezus is geen zondaar.Hij moest dus niet wederom geboren worden.

1 Cor.15:50 is dan ook op Hem niet van toepassing, ook niet op Zijn opstanding.

De opstanding van Jezus is een bijzondere omstandigheid.

1 Cor.15:50 leert dat een mens van “vlees en bloed” zonder bekering en geloof Gods Koninkrijk niet binnengaat. Er moet aan die mens door goddelijk ingrijpen nog iets veranderen. Daarover spreekt Paulus in de context. Hij zegt in 1 Cor.15:53: “Want dit vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen.” Deze verklaringen worden in de Griekse tekst voorafgegaan door een klein Grieks woordje “dei” wat wijst op een zeer duidelijke noodzakelijkheid, een moeten, een dwang. De Interlineaire Grieks-Engelse vertaling van de WT vertaald dit als: “it is necessary” = “het is noodzakelijk”. Zie het gebruik van “dei” (moet) o.a. in Mat.16:21 / 17:10 / 24:6 / 26:54. Maar blijkbaar heeft de WT een bekrompen visie op wat God kan als schepper, of een gebrek aan verbeelding. Ook de wedergeboorte van de gelovige is niet aan zijn uiterlijk merkbaar. Niet in wat hij in het lichaam is (men kan blind, doof of wat anders zijn), maar in wat hij zal doen als gelovige. God kan in de opstanding van “dit”, ook nog “dat” maken. En Hij zal dit “noodzakelijk” ook doen.

Page 314: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 314

Er is verder dat andere op het eerste zicht nietszeggende woordje “touto” hier tweemaal vertaald als “dit”. Een verwijzing naar het “dit” van 1 Cor.15:46-50 namelijk: de natuurlijke, vleselijke, aardse, vlees en bloed natuur van de mens die noodzakelijk moet veranderen om Gods eeuwig rijk binnen te gaan. Die mens moet eerst geestelijk, onsterfelijk en onverderfelijk worden. Maar de WT begrijpt het woordje “dit” in het geheel niet. Paulus zegt wezenlijk: “dit” moet “dat” worden, een overgang van “dit” naar “dat.” Zoals een zaad dat ontstaan geeft aan een roos of een rups die een mooie vlinder wordt. Zo zal alles wat in ons sterfelijk is, overgaan naar onsterfelijkheid en heerlijkheid.

We hebben als afstammelingen van Adam; “in ons lichaam” zijn beeld gedragen, zondig en opstandig. Maar we zullen ook het beeld van de hemelse nog dragen. “In ons lichaam” zal dit geschieden, een beeld van leven naar de wil van God (1 Cor.15:49), door de kracht van de Heilige Geest. De oude, niet wedergeboren mens, heeft; “een lichaam der zonde” of “des doods” (Rom.6:6 / 7:24). Dat soort lichaam moet teniet gedaan worden en zelf dood gaan (Rom.6:6 / 8:10). Deze tabernakel moet niet ontkleed maar “overkleed” worden (2 Cor.5:4).

De volgende opmerking van de WT in ‘Inzicht in de Schrift’, deel 2, blz.515,516 is dan niet echt de waarheid. We lezen daar het volgende: “Dat was het tijdstip waarop hij het recht op leven voor het mensdom terugkocht, waardoor hij de potentiële “Eeuwige Vader” werd (Heb 9:11, 12, 24; Jes 9:6). Hij is “een levengevende geest” (1 Kor 15:45). Hij heeft “de sleutels van de dood en van Hades [Sjeool]” (Opb 1:18). Nu hij de autoriteit bezit om eeuwig leven te schenken, zal hij op Gods bestemde tijd “een betere opstanding” bewerkstelligen, want degenen die hieraan deel hebben, zullen eeuwig kunnen leven; zij zullen niet meer onvermijdelijk hoeven te sterven. Indien zij gehoorzaam zijn, zullen zij blijven leven.”

8.8 EEN NATUURLIJK LICHAAM, EEN GEESTELIJK LICHAAM

Gaan we dan over tot punt c (zie hoofdstuk 8.7, eerste paragraaf) uit de redenering van de WT.

De uitdrukking “geestelijk lichaam” vinden we één maal in de Bijbel: in 1 Cor.15:44.

De Wachttoren maakt hier een één-tekst-filosofie van. Jehovah’s Getuigen beweren dat het opstandinglichaam van Christus en de 144.000 slechts gééstelijk zou zijn. Het bijvoeglijk naamwoord “geestelijk” (pneumatikon) mag hier evenwel niet begrepen worden in de zin van onstoffelijk. In dat geval zou de tegenstelling niet opgaan: natuurlijk lichaam - geestelijk lichaam. Deze adjectieven spreken slechts over de hoedanigheid van het ene lichaam, eerst gezaaid in natuurlijke (fysieke) toestand, bij de opstanding verandert tot een lichaam vervuld van de geest. Het is één lichaam in twee toestanden. Het verband tussen de twee ligt in dat éne “zaadbeginsel” waarover Paulus in vers 43 spreekt. Deze betekenis van het begrip geestelijk kan ook de toets doorstaan van een nader onderzoek van dit woord zoals in Rom.1:11 / 7:14 / 15:27 / 1 Cor.2:15 / 3:1 / 9:11 / 10: 3,4 / 14:37 / Gal.6:1 / Eph.1:3 / 5:19 / Col.1:9 / 1 Pet.2:8. In dit verband kunnen vragen als: Hoe kan dit? of Waarom dat en niet anders?, best zonder antwoord gelaten worden (1 Cor.13:12).

Page 315: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 315

Eén tekst uit deze lijst hierboven heeft een grote gelijkenis met 1 Cor.15:44. Het gaat om 1 Cor.2:14,15. We citeren de Statenvertaling, de NBG is hier namelijk niet duidelijk genoeg: “Maar de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen, die van de Geest van God zijn; want zij zijn hem dwaasheid (...) Doch de geestelijke mens onderscheidt wel alle dingen (...).” De mens kent, bij de wedergeboorte, bij het tot geloof komen, een merkwaardige verandering. Geboren als “ziellijk mens” (het Grieks gebruikt hier “psuchikos”) zal hij door Gods herscheppende macht een “geestelijk mens” worden (in het Grieks hier “pneumatikon”). Zo zal dezelfde gelovige mens ook de verandering doormaken van het “ziellijk lichaam” naar het “geestelijk lichaam.” Het proces van wedergeboorte dat vóór de wederkomst aan de mens in geestelijke zin is begonnen, wordt nog eens opnieuw aan zijn letterlijk lichaam volbracht bij de wederkomst van de Heer.

Merken we terloops op; wij gelovigen zijn bestemd om “gelijkvormig te worden aan het beeld zijns Zoon” (Rom.8:29). Wij moeten: “de heerlijkheid des Heren weerspiegelen” (2 Cor.3:18), niet de heerlijkheid van “Jehovah” zoals Jehovah’s Getuigen vertalen, maar wel van Christus (vergelijk met 2 Cor.4:4).

Het mag ons niet ontgaan dat er in dit gedeelte een merkwaardige verschuiving plaatsvindt van het begrip “lichaam” (1 Cor.15:38) naar “vlees” (vers 39). De twee zijn synoniem: vergelijk ook 1 Cor.5:3 met Col.2:5. Het zou dan ook maar een kleine sprong zijn in vers 44 te lezen: er wordt een natuurlijk vlees gezaaid en een geestelijk vlees opgewekt i.p.v. natuurlijk lichaam en geestelijk lichaam. Wel moet men vlees dan niet slechts zien als de materiële substantie op zichzelf maar als een synechdochaal beeld. Een beeld van de mens in zijn geheel. En als gelovigen wandelen we nu reeds “naar de geest” en niet “naar het lichaam” (Rom.8:4,5 / 2 Cor.10:2-6).

Die verandering in ons is noodzakelijk. Het “aards ongeestelijk” (Jac.3:15) en “natuurlijk” ongeestelijke (Judas 19) blijft niet. Doordat wij geloven zal ons sterfelijk lichaam levend gemaakt worden (Rom.8:11). En leest u a.u.b. wat er staat: het sterfelijke lichaam wordt levend gemaakt. Als er werkelijk sprake zou zijn van een lichaam bestaande uit “geest” dan zou men een adjectief hebben eindigende op “-inos” en dat is “pneumatikon” niet. Zie J. H. Moulton and Howard, ‘A grammar of New Testament Greek’, deel 2, 2de uitgave T & T Clark, blz.378,379.

P. Van den Berghe zegt over de betekenis van deze tekst dan ook terecht: “Daaruit blijkt voldoende dat soma pneumatikon (geestelijk lichaam) hier niet kan beduiden: een gestalte, gevuld met een pneumatische materie, een lichaam gemaakt van pneuma (zo H. Lietzmann...), maar wel: een lichaam dat beantwoord aan ons bestaan in de Geest (W. Kümmel...), of zoals we in de tekst parafraseerden, een lichaam, bezield, van leven voorzien door de Heilige Geest of door onze geest van Zijn Geest” (‘Collationes Brugenses et Gandavenses’, elfde jaargang, n°2, 1965, blz.212, voetnota.) Hoewel in het OT enkele malen over “vlees en bloed” gesproken wordt om een familierelatie te beschrijven (Gen.29:14 / Richt.9:2), in het NT vinden we de uitdrukking slechts hier. Christus gebruikt deze uitdrukking in Lucas 24:39 niet. Hij zegt niet “vlees en bloed” aangezien dit zijn verheerlijkte toestand niet zou omschrijven, maar de Opgestane heeft wel “vlees

Page 316: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 316

en beenderen.” Zo zijn de punten a en c (zie hoofdstuk 8.7, eerste paragraaf) uit de voorgaande argumenten van de WT besproken.

8.9 “VLEES EN BEENDEREN” WAT ANDERS DAN “VLEES EN BLOED”

De WT zegt dat de uitdrukkingen “vlees en bloed” en “vlees en beenderen” hetzelfde zijn (punt b). Maar dat is fout. De Bijbel zegt over de Heer dat deze met de menswording “vlees en bloed” t.t. “mens” is geworden. (1 Tim.3:16 / 1 Joh.4:2 / Rom.8:3). De Heer is op gelijke wijze als andere mensen “vlees en bloed” geworden voor een korte tijd. In die tijd zou Hij ook de duivel onttronen (Heb.2:14). Dit waren de dagen van Zijn vlees (Heb.5:7). Maar de Christus zegt na zijn opstanding “vlees en beenderen” te hebben en niet slechts een geest (“pneuma” of “phantasma”) te zijn (Luc.24:39). Anders beweren is de Messias tot leugenaar maken.

Een duidelijke vooruitgang in de leer van de WT is dat men in ‘Ontwaakt!’ van 22 jan.1977, blz.27 toegeeft: “dat God het vermogen heeft iemand met hetzelfde lichaam op te wekken als hij bij zijn dood had.” Jammer dat de rest van het artikel nog steeds de oude vertrouwde visie geeft vanuit C.T. Russell’s tijd. Want indien Christus, Lazarus die vier dagen in het graf ligt in zijn eigen lichaam kan opwekken, waarom kan Christus die slechts drie dagen in het graf was, niet in zijn eigen lichaam opstaan? Lazarus was dan in ontbinding (Joh.11:39). Het lichaam van Christus heeft géén ontbinding of verderf gezien (Hand. 2:27). Is dat dan moeilijker voor God?

Het is in elk geval dwaas te beweren dat God zoiets niet zou kunnen bewerkstelligen. Deze dwaasheid (of veeleer dit ongeloof) klaagt Paulus dan ook aan in zijn illustraties van 1 Cor.15:35-38. Uit een zaad komt altijd datgene voort wat van dezelfde natuur is als het zaad. Uit het “zaad” van een mens ontstaat géén geest. Nog complexer is het bij Jehovah’s Getuigen waar 144.001 (de 144.000 plus Christus inbegrepen) een geest worden en de rest een aards lichaam ontvangen, alles uit hetzelfde soort zaad! En we doen hier niet aan inlegkunde van de leer van de WT. Over dezen die een aardse opstanding krijgen zeggen ze: “Hij zal daarentegen een lichaam krijgen zoals het God behaagt” (‘Hulp tot begrip van de Bijbel’, deel 6, 1989, blz.1165). Nu is dit een aanhaling van 1 Cor.15:38 en dat hebben ze op blz.1161,1162 uitgelegd met betrekking tot de 144.000. We citeren hieruit een klein stukje: “Aan hen die “geroepen en uitverkorenen en getrouwen zijn” (...) zijn broeders (...) moeten afstand doen van vlees en bloed en zullen door middel van een opstanding een onsterfelijk, onverderfelijk lichaam ontvangen (...) “zoals het hem heeft behaagd” (1 Cor. 15:35-40). En dat is iets anders dan dat ze beweren en iets anders dan wat de Schrift zegt!

En daarom ook onze opmerking; uit hetzelfde soort zaad komen geen twee soorten opstanding, een hemels geestelijke voor 144.001 en een aards lichamelijke voor alle anderen. Hoe staat dat in verhouding tot Christus? In 1 Cor.15:45 is Christus beschreven als de laatste Adam: een levendmakende geest. Het commentaar van Jehovah’s Getuigen is dan gewoonweg: “Christus is thans slechts een geest.” Maar dan lezen we toch ook nog in Phil.3:21: “over het lichaam van zijn heerlijkheid.” “Geest” in 1 Cor.15:45 zegt F.W Grosheide, zie zijn commentaar, moet verklaard worden vanuit de betekenis van ziel. Omdat Christus niet ziel “is” zondermeer, gebruikt Paulus de veel algemener uitdrukking “levendmakende geest.” Niet dat Christus een

Page 317: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 317

levendmakende geest geworden is bij zijn opstanding want dat staat er eenvoudigweg niet. Het begrip “Geest” wijst naar de persoon van de Heilige Geest (Joh.6:63). In die zin moeten we ook Clemens Romanus begrijpen wanneer hij zegt: “Christus de Heer die ons gered heeft, eerst Geest was en toen vlees werd” (2de brief 9/5). Clemens stierf 101 of 102 na Chr. en wist dus iets af van apostolische traditie.

Een andere opmerking in dit verband. De redenering van de WT is: “heerlijke, hemelse, geestelijke lichaam” de opgestane Christus dus ook “geestelijk” moet worden opgewekt. Maar ook de 144.000 van wie ze zeggen: “Daar Jezus mede-erfgenamen met hem verenigd zullen zijn in de gelijkheid van zijn opstanding worden ook zij niet slechts opgewekt tot eeuwig leven als geestelijke schepselen, maar tot onsterfelijkheid en onverderfelijkheid” (‘Hulp tot begrip van de Bijbel’, deel 6, 1989, blz.1023 (God), blz.1161 (Christus), blz.1144,1162 (de 144.000)). (Zie ook ‘Insight on the scriptures’, volume 2, 1988, blz.785,786.) Ook engelen hebben een lichaam (Ezech.1:11,23 / Dan. 10:6). En gezien engelen ook “geesten” zijn moeten we concluderen dat ze een geestelijk lichaam bezitten. Maar dit is niet hetzelfde soort geestelijk lichaam als het lichaam dat Christus sinds zijn opstanding heeft, of het toekomstige lichaam van wie “in Christus” zijn.

8.10 IS DE OPGESTANE HEER DE “ONDEKENDE”?

Als inleiding op dit gedeelte vooreerst het volgende. Uit ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, blz.1274 blijkt wat Jehovah’s Getuigen bedoelen met materialiseren: “Zijn geboorte op aarde. Voordat Jezus op aarde werd geboren, waren er op deze planeet engelen in mensengedaante verschenen. Blijkbaar materialiseerden zij zich dan in een lichaam dat bij de gelegenheid paste, om zich vervolgens weer te dematerialiseren als zij zo’n toewijzing hadden volbracht (Ge 19:1-3; Re 6:20-22; 13:15-20). Zij bleven dus geestelijke schepselen, daar zij slechts tijdelijk een stoffelijk lichaam aannamen. Maar dit was niet het geval toen Gods Zoon naar de aarde kwam om de mens Jezus te worden. In Johannes 1:14 staat: “Het Woord (. . .) is vlees geworden en heeft onder ons verblijf gehouden.” Om die reden kon hij zich “de Zoon des mensen” noemen (Jo 1:51; 3:14, 15). Sommigen vestigen de aandacht op de uitdrukking “onder ons verblijf gehouden [lett.: “in een tent gewoond”]” en beweren dat hieruit blijkt dat Jezus geen echt mens was, maar een incarnatie. De apostel Petrus gebruikt echter een soortgelijke uitdrukking als hij het over zichzelf heeft, en Petrus was duidelijk geen incarnatie. – 2 Pe 1:13, 14” (wij onderstrepen). Het is dus duidelijk: de WT zegt niet dat Jezus toen hij op aarde was een materialisatie was.

Maar Hij was dat wel toen Hij zich toonde aan zijn discipelen ná zijn dood en opstanding uit de doden. Wat ze beweren is dit. De WT schrijft: “Bij sommige gelegenheden kenden of herkenden de discipelen de opgestane Jezus niet (Mat.28: 16,17 / Luk.24:15,16 / Joh.20:14-16 / 21:4-12)” (‘DE WACHTTOREN’ van 15 april 1963, blz.236 of ‘Inzicht in de Schrift’, deel 2, 1997, blz.516, onderdeel over ‘De Hemelse opstanding’). In het artikel komt men tot de conclusie dat Christus zich in verscheidene lichamen materialiseerde zoals de engelen vroeger gedaan hadden. In ‘Hulp tot begrip van de Bijbel’, deel 6, 1989, blz.955 staat: “Na zijn opstanding verscheen Jezus in verschillende lichamen.” Echter, de vier voorbeelden die men geeft zijn geen bewijs, ja het tegendeel wordt erdoor bewezen. Die vier “bewijzen” gaan we onder het vergrootglas leggen.

Page 318: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 318

Mattheus 28:16,17

In de eerste tekst staat: “De elf discipelen gingen echter naar Galiléa, naar de berg waar Jezus met hen had afgesproken, en toen zij hem zagen, brachten zij hem hulde, maar sommigen twijfelden” (Mat.28:16,17 NWV, wij onderstrepen). Dit is geen probleem op zich. Er staat dat enkele discipelen Hem huldigen en dáárna dat sommigen twijfelden. De elf apostelen die Hem ondertussen al enkele malen “levend” (Hand.1:3) gezien hebben “aanbidden” (Grieks “proskuneo”) Hem. Maar in Galilea zijn er andere leerlingen die Hem nog niet hebben gezien na Zijn opstanding en deze twijfelen: aan de opstanding of het verhaal dat de apostelen hen verteld hebben? Waarom zij twijfelden wordt niet genoemd. In elk geval was hun twijfel niet aan de identiteit van de Heer, veeleer aan Zijn autoriteit want om hun twijfels de kop in te drukken zegt Christus dan: “Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde” (Mat.28:18-20). Een macht die zich uitstrekt over vijf terreinen: 1°) Als leraar (Mat.7:28,29 / Joh.22:17), 2°) Als Hogepriester (die zonden vergeeft Luc.24:46,47), 3°) Als koning (Eph.1:20-23), 4°) Als overwinnaar op de dood (Joh.10:17,18 / Opb.1:18), 5°) Als rechter over de wereld (Joh.5:27 / Hand.10:42).

Recent heeft het Wachttorengenootschap zijn vroeger argument afgezwakt in een klein artikel waaruit het volgend citaat: “Dat degenen die twijfelden niet apostelen waren, maar discipelen in Galiléa aan wie Jezus nog niet was verschenen” (‘DE WACHTTOREN’ van 1 dec.1992, blz.30). Het gaat dan om enkelen van de vijfhonderd in Galiléa aan wie de Heer nog niet was verschenen (1 Cor.15:6). Ze twijfelden dus niet meer toen Hij hun verschenen was, of wel soms?

Lucas 24:16

Als tweede bewijs geeft de WT een verwijzing naar de geschiedenis van de discipelen van Emmaüs. Maar bij het lezen van dit verslag zien we in Luc.24:16 NWV: “maar hun ogen werden even weerhouden hem te herkennen.” De Griekse tekst gebruikt hier de passieve vorm van “krateoo” (vasthouden). Ze werden door iets buiten henzelf weerhouden om Christus te herkennen en we kunnen hen daarom niet beschuldigen, iets niet te zien. Datgene wat hen weerhoudt Christus te herkennen is voorzeker Gods wil of de macht van Christus. In elk geval staat in vers 31 dat wanneer hun ogen niet meer weerhouden werden zij Hem herkenden en er staat niet dat de Heer ondertussen van gedaante veranderd was.

Johannes 20:14-16

Het derde bewijs van de materialisatietheorie van Christus volgens de WT is de geschiedenis van Maria van Magdala in Joh.20:14-16. Dit verhaal is eigenlijk de beschrijving van het tweede bezoek van Maria aan het graf. Het eerste bezoek was: “terwijl het nog donker was” (Joh.20:1 NWV), “tegen het aanbreken” (Mat.28:1 NBG), “Toen het licht begon te worden” (Mat.28.1 NWV). In hoeverre het nog donker was bij het tweede bezoek weten we niet. De

Page 319: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 319

zichtbaarheid zou ook hier een argument kunnen zijn in de herkenning. Maar wie dit leest (van 11-16) komt tot de slotsom dat Christus daar niet in een ander lichaam was dan datgene wat Hij had voor zijn dood. Maria zocht niet persé naar een opgestane Heer. Ze dacht dat men Christus in een ander graf had gelegd. Er staat in de tekst dat Maria weent. Het Griekse woord hier is “klaio” en geeft een luid en onophoudend wenen te kennen. In haar tranen ziet ze achterom en denkt de tuinman te zien die in werkelijkheid Jezus was. Maar het achter zich kijken is in tranen en slechts vluchtig. We zien dit als we vers 14 en vers 16 vergelijken. In de vertaling van de WT staat: “wendde zich achterwaarts” (vers 14 - ook in de vertaling van Brouwer) en “zij keerde zich om” (vers 16). Vers 16 wordt in Nederlandse vertalingen weergegeven als “keerde zich om (toe)” in SV, Canisius en NBG of “wendde zich om” in Leidschevertaling en Brouwer. Als vertaling is de NWV voor dit versgedeelte te verkiezen boven de NBG die er tweemaal hetzelfde vertaald. Maar andere vertalingen maken wel het onderscheid zoals de KJV, NEB, Philips en Segond. De eerste maal keek Maria slechts vluchtig achter zich, de tweede maal keert zij zich om. Dan weet zij dat deze die ze eerst aanzag als de tuinman, de opgestane Heer is. Wanneer Jezus haar bij name roept weet ze dat Hij het is en ze geeft dit te kennen door Hem Meester te noemen. Jezus had ooit de zeven demonen waardoor ze geplaagd werd uitgeworpen (Luc.8:2). Zij hoort bij de kudde. Zij kent haar Herder en de Goede Herder kent zijn schapen (Joh.10:14). Christus is hier de “gekende” en niet een Jezus gematerialiseerd in een ander lichaam. Dat Maria Jezus aan zichzelf wil binden door Hem vast te houden (vers 17) is natuurlijk fout. Door de opstanding begint een nieuwe relatie met de discipelen, de oude dingen zijn voorbijgegaan (2 Cor.5:16,17).

Johannes 21:1-14

Het vierde bewijs van de WT is er evenmin één. Het is Joh.21:1-14. Men kan terecht zeggen dat dit de nieuwe roeping is van de discipelen. De parallel met Luc.5:1-11 is zeer frappant. We hebben hier een nieuwe oproep tot navolging (Mat.4:19,20). Er staat in vers 4 NWV: “Toen het echter net morgen begon te worden, stond Jezus aan het strand, maar de discipelen onderscheidden natuurlijk niet dat het Jezus was.” Het antwoord op onze vraag is hier klaar en duidelijk afgelijnd. Er staat: “toen het net morgen begon te worden” t.t. het is nog gedeeltelijk duister, de zonsopgang. Dat men dan iemand niet goed zal herkennen, is alleen maar menselijk. Maar er is nog meer. Er staat in vers 8 dat de boot waarop de discipelen zaten “tweehonderd el” (“ongeveer negentig meter” NWV) van het strand was waar Jezus stond. Nu, bij een afstand van negentig meter, in het halfdonker iemand herkennen dat zou het Bijbelverslag verdacht maken. Integendeel, toen Jezus zijn discipelen aansprak beseften ze zondermeer dat Hij het was: “want zij wisten dat het de Here was” (Joh.21:12 NWV).

Is Christus een materialisatie na zijn opstanding? Is Hij de “onbekende”? Slechts wanneer je als als Jehovah’s Getuigen door middel van een tour de force alle logische en Bijbelse bewijzen van tafel veegt. Maar niet als je een oprecht “Bijbelstudent” bent. Want uit het Bijbelverslag is het duidelijk dat Christus geen “schijnlichaam” heeft sinds Zijn opstanding. De eerste verschijning aan de 10 apostelen maakt dit al duidelijk. Jezus maakt ze attent op: “Mijn handen en Mijn voeten” voordat ze Hem ernaar vragen (Luc.24:39). “Ik ben het zelf” is daarbij Zijn opmerking. De discipelen mogen het onderzoeken: dat Hij het zelf is en géén ander (Joh.20:20). En zo ook Thomas een week nadien op zijn aanvraag (Joh.20:25,27). De Heer heeft: “naar het vlees geleden” en dat is na Zijn opstanding nog merkbaar aan de tekenen van de

Page 320: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 320

wonden (1 Pet.4:1). De Opgestane Heer heeft met zijn discipelen een voelbaar, een hoorbaar en een zichtbaar contact tijdens deze verschijningen. Men mag, zoals Jehovah’s Getuigen doen, niet blijven stilstaan bij een opmerking als: “En zij zeiden niemand iets, want zij waren bevreesd” (Marc.16:8). Want dergelijke uitspraken zijn momentopnamen. Toen Pinksteren kwam en zij niet meer bevreesd waren was juist de dood en de opstanding van Jezus het hoofdthema van hun prediking. En deze bekeerde “bevreesden” bleven dit ook doen ondanks de druk van de vervolging.

8.11 DE HEILIGE GEEST ZAL U ALLES LEREN (Joh.14:26)

Voordat ze Jezus, na zijn dood, levend teruggezien hadden waren zijn discipelen slechts van twee zaken overtuigd. Ten eerste: nu is Hij dood en begraven. Ten tweede: het graf is na onderzoek leeg en wellicht krijgen zij nog de schuld.

We willen enkele Schriftuurplaatsen na elkaar plaatsen om dit duidelijk te maken. Joh.19:30 Jezus gaf de geest. 31 Joden vragen Zijn beenderen te breken want de sabbat is nabij en een gekruisigde mag niet op sabbat aan het kruis hangen. 33 Maar Jezus is dood en Zijn beenderen worden niet gebroken, want Zijn offer is als een paaslam geslacht (Ex.12:46 / Num.9:12). 34 Als proef steekt men in Zijn zijde, naar het hart toe. 35 Johannes die het gezien heeft spreekt dan ook de waarheid.

38 Pilatus laat een discipel toe het lichaam van Jezus weg te nemen om te begraven. 39 Een andere discipel laat het lichaam van Jezus zalven met specerijen. Ware Jezus niet dood dan zou dat nu het geval zijn door de bedwelmende en etherische geuren van de balsems. Bij deze eerste balseming zijn er 30 kilogram van deze stoffen gebruikt! Het gaat om een waar fortuin. 40-42 Het lichaam legt men in een nieuw graf. Mat.27:60 Met een grote steen sluit men de ingang af. 62-64 De vijanden van Christus herinneren zich dat Jezus over een opstanding heeft gepraat of dat de discipelen het lichaam zouden stelen. Daarom laten ze een militaire wacht achter bij het graf. 66 De steen van het graf zelf wordt verzegeld. Men wil zekerheid dat er geen grafschenners hun werk doen. Voor de wereld, vijand of discipel, is het verhaal van Jezus uit. Hij is dood en begraven.

Een tweede zekerheid van de discipelen is dat het graf, de derde dag van hun bezoek, leeg is. Ook hier enkele Schriftuurplaatsen op een rij. Joh.20:1 De steen is weggerold. Maria van Magdala weet niet wat er aan de hand is, want zij had de begrafenis met eigen ogen gezien (Mat.27:61). 2 Ze komt ijlings bij twee discipelen om te melden dat ze niet weet waarom men de Heer weggenomen heeft en in welk nieuw graf Hij nu ligt.

Page 321: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 321

Luc.24:11 De discipelen vinden dit zotteklap en geloven het niet. Joh.20:5 Johannes komt aan het graf en stelt vast (zonder binnen te gaan) dat er binnen windsels liggen maar geen lijk. 6,7 Petrus komt aan, gaat het graf binnen vind de windsels en een opgerolde hoofddoek. Luc.24:12 Petrus is verbaasd en gelooft zijn eigen ogen niet, het lijk is weg. Joh.20:9 Ze verstonden dat allemaal niet, ze kenden de Schriften nog niet. 11 Maria van Magdala weent ontroostbaar. 12,13 Twee engelen verschijnen, aan wie Maria ook te kennen geeft dat ze niet weet waar het lijk nu is.

De discipelen zijn dus geestelijk in de war, verschrikt door dat wat ze zien (of niet zien) en twijfelen aan hun eigen geestelijke vermogens. Ze zijn werkelijk onverstandig en traag van hart om dat te geloven (Luc.24:25). Zelfs nadat zijn medegelovigen Jezus al gezien hadden twijfelde Thomas. Waren ze soms niet totaal hysterisch. Hij moest dat zelf eerst kunnen zien (Joh.20:24-29). Veel van het onderwijs van Jezus begrepen ze slechts later (Luc.18:33,34 / Joh.2:18-22 / 13:36-38 / 14:4,5 / 16:17,18). Ze staan opnieuw voor een ongelooflijke maar ware gebeurtenis. Dat hadden ze met Jezus meer dan eens meegemaakt.

8.12 “BREEKT DEZE TEMPEL AF” Joh. 2:19

Als antwoord aan de Joden zegt Christus bij een bepaalde gelegenheid: “Breekt deze tempel af en in drie dagen zal ik hem oprichten.” Zo staat het in het evangelie naar Johannes hoofdstuk 2:19 NWV. Als uitleg schrijft de geliefde discipel: “Hij sprak echter over de tempel van zijn lichaam” (vers 21 NWV). De WT-uitleg hierover is de volgende: Jezus sprak niet over zijn letterlijk lichaam maar over de geestelijke tempel (Gods gemeente) waarvan Hij de voornaamste hoeksteen was. Als voornaamste steen, de hoeksteen, van deze geestelijke tempel werd Jezus afgebroken (gedood) door de Romeinen en Joden. (Zie o.a. ‘DE WACHTTOREN’, 1953, blz.287,288 / ‘DE WACHTTOREN’, 1960, blz.63,64). In ‘DE WACHTTOREN’ van 15 juli 1978, blz.23,24 / ‘Ontwaakt!’ van 8 jan.1964, blz.28 krijgt men de indruk dat de tekst wel over de opstanding van Christus spreekt maar het geheel is niet zeer duidelijk. In hun tijdschrift ‘Ontwaakt!’ van 8 aug.1993, blz.12 lezen we dan: “Jezus vergeleek zijn te verwachten dood en opstanding op die manier met het afbreken en herbouwen van een gebouw” (in voetnota). Mogelijks heeft de WT dus twee tegenstrijdige (aanvullende?) verklaringen van dit versgedeelte. Een uitleg over de geestelijke tempel (de gemeente) en een andere over Jezus als tempel. Of hebben ze ondertussen nieuw licht ontvangen? In hun Bijbel van 1995 met verwijzingen hebben ze Mat.26:61 / 27:14 / Marc.14:58 aangegeven bij deze tekst, maar daar kan men niet wijzer door worden.

Hoe jammerlijk het ook is, enkele Protestantse exegeten geven ook de uitleg tempel = gemeente. (Bijvoorbeeld O. Cullmann, ‘Early Christian Worship’, S.C.M., 7de druk, 1969, blz.72). Dit is fout om volgende belangrijke redenen. Indien Christus spreekt over zijn gemeentetempel dan is Hij een leugenaar daar Hij de stelligste en onvoorwaardelijke belofte gaf dat de poorten van Hades (de dood) haar niet zou overweldigen (Mat.16:18). Verder is het zo dat de christelijke gemeente slechts gesticht is met Pinksteren (zie Handelingen hoofdstuk 2).

Page 322: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 322

Voordien was er géén geestelijke christelijke tempel en de schriftuurplaats kan dus niet 53 dagen ervoor over Christus als geestelijke tempel spreken. Uit verscheidene schriftuurplaatsen volgt dat de verhoging van Christus onderscheiden is van zijn opstanding en dat die verhoging moest voorafgaan aan de stichting der christelijke kerk (tempel). Zie Eph.1:20 / 4:10 / Heb.4:14 / 7:26 / Joh.7:37-39.

De juiste verklaring van deze tekst is deze die letterlijk voor de hand ligt. Het lichaam is het vleselijke lichaam van Christus vergeleken bij een tempel (zie Opb.21:22). Dat lichaam is door Christus zelf opgewekt zegt deze tekst, evenals Joh.10:17,18. Wat natuurlijk de werking van Vader en Geest niet uitsluit. En bedenken wij dat Johannes de Doper al zei dat God, zelfs uit stenen kinderen van Abraham kan verwekken (Mat.3:9 / Luc.3:8).

Uit, naar onze mening, het beste commentaar op het evangelie van Johannes in de Nederlandse taal citeren we enkele gedachten. “Zowel uit het een als het ander blijkt, dat de evangelist met het “afbreken” en “oprichten” op Jezus dood en opstanding doelt. Jezus zou daarmee zijn tegenstanders te kennen geven, dat zijn bevoegdheid ten aanzien van de tempel zou blijken, wanneer zij hun thans reeds tegen Hem uitgaande vijandschap tot het uiterste zouden opvoeren, door Hem nl. ter dood te brengen? Dan zou Hij wat zij hadden afgebroken - zijn “lichaam” - in drie dagen weer opbouwen nl. door uit de dood op te staan (...) Het zegt niet dat in de opstandingservaring de oorsprong van het christelijk geloof is gelegen en van de wijze, waarop over de “historische Jezus” is geschreven. Juist het vierde evangelie legt de nadruk op de heerlijkheidsopenbaring van Jezus als de Christus, de Zoon van God, tijdens zijn aardse leven. Het is niet slechts de heerlijkheid van de opstanding die zijn aardse leven - achteraf - overstraalt. Het is de heerlijkheid, waarmee Hij “onder ons heeft gewoond”, van “het Woord dat vlees is geworden”, waarvan de evangelist aan een stuk getuigt” (H. Ridderbos, ‘Het evangelie naar Johannes’, deel 1, Kok, 1987, blz.140,141,144, 145).

Bij andere gelegenheden voorzei de Here Jezus Zijn opstanding uit de doden zonder te verwijzen naar de werking van de Vader in dat verband. Zo o.a. in Marc.8:31 / 9:9,31 / 10:34 / Luc.18:33 / 24:7,46. Deze teksten van Marcus tonen ook aan dat Jezus een tijd voorzegd van drie dagen tussen Zijn dood en opstanding. En er wordt ook gezegd dat Hij is opgestaan (Hand.10:41 / 17:3 / 1 Thes.4:14) met nadruk op Zijn handelen daarbij.

Het beeld van de tempel in Joh.2 maakt ons duidelijk dat er een lichamelijke opstanding is van Jezus uit het graf. De afgebroken tempel (het lijk in het graf) wordt opnieuw opgebouwd. Met een verdraaide versie van deze uitspraak zou Jezus later aangeklaagd worden als oproerkraaier (Marc.14:58 en context). Bij de kruisiging spreekt één van de voorbijgangers dezelfde taal: “Ha, Gij die de tempel afbreekt en in drie dagen opbouwt, red uzelf, kom af van het kruis” (Marc.15:29,30).

“Of achter deze bonte verzameling fantasierijke gedachtenspinsels een historische kern schuilt (…) is heden niet meer vast te stellen.” Dat zijn de woorden van de Joodse theoloog Pinchas Lapide in ‘Wie waren er schuldig aan de dood van Jezus?’, Kok, 1988, blz.58. Het gaat dan om de verklaring van Jezus in Joh.2:19: “Breekt deze tempel af en binnen drie dagen zal Ik hem doen herrijzen.” Maar er zijn nog meer verhalen als deze op fantasie berustend zegt deze

Page 323: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 323

schrijver. “Zelfs als een verhoor voor het sanhedrin heeft plaatsgehad, dan is de scène van Mc 14,55-65 toch ‘van a tot z verzonnen’” zegt P. Lapide op blz.63. Van blz.86 citeren we één van de vijf onwaarheden die er aan het proces verbonden zijn volgens P. Lapide: “- dat de bewering van alle vier evangelisten, dat de kruisiging werd voltrokken door Romeinse soldaten, niet kan kloppen.” En er zijn nog een andere reeks “onwaarheden”, “ongerijmdheden” of “fantasie” aan het verhaal van de dood van Jezus volgens deze rabbi/theoloog die enorme invloed heeft op de moderne kritische theologie. Ik bespaar u verdere citaten. P. Lapide en zijn volgelingen geloven niet wat in de Schrift staat en dan is de dialoog zeer moeilijk of niet meer mogelijk. Maar zijn dezen beter dan de mensen van de WT die een duidelijke tekst als Jon.2:19 niet willen lezen zoals het er staat? Omdat het niet past in hun andere theologische inzichten!

Jezus gebruikt eens een ander beeld over zichzelf, dat wijst op een verrijzenis van het lichaam dat in het graf lag. Zie het verhaal van Jona in de vis (Mat.16:1-4). Zijn antwoord op de vraag naar het teken dat men van Hem vraagt of Hij wel de ware Messias is, zal Zijn opstanding uit het graf zijn. Zoals Jona uit de vis kwam in-levenden-lijve zo zal de Heer uit de buik van de aarde komen levend en wel.

De Heer die zelf zegt de “Ik ben” te zijn (Joh.8:58) kan dan ook niet dood blijven. Hij heeft leven in Zich en geeft het wie Hij wil (Joh.5:21,26). Daarom spreekt Hij ook uit: “Ik ben de opstanding” hoewel met Zijn dood in het verschiet (Joh.11:25). Hij voorspelt zijn dood de avond vóór de kruisiging maar ook zijn overwinning over de dood heen. Want Hij leeft. Hij is de Levende (Joh.13:31,32 / 14:19). Door Zijn opstanding zal de wereld nooit meer zijn zoals vroeger, de geschiedenis heeft een keer genomen en de kosmos zal in zijn overwinning mogen delen.

8.13 WEDER OPNEMEN VAN DE ZIEL of HET LEVEN (Joh.10:17,18)

Laat ons nog even ingaan op de woorden van de Heer in Joh.10:17,18. Want we hebben een groot bezwaar tegen de vertaling van de WT die vers 17 als volgt heeft vertaald: “Daarom: heeft de Vader mij lief, omdat ik afstand doe van mijn ziel, opdat ik ze wederom moge ontvangen” (NWV). Andere vertalingen spreken meestal over het afleggen van Zijn leven i.p.v. ziel. Dat maakt weinig uit bij de uitleg van deze tekst. Wel echter wanneer er volgens hen staat: “opdat ik ze (de ziel of leven) wederom moge ontvangen.”Men moet dit lezen als:

“om het weder te nemen” NBG, “opdat Ik hetzelve wederom neme” SV, “opdat ik het wederneme” Luther, “om het terug te nemen” Leidsche Vert., Brouwer en Willibrord, “om het weer terug te nemen” Canisius.

Het gaat hier dan nog maar eens om een eigenzinnige en alleenstaande vertaling van de WT.

Het is waar dat het Griekse werkwoord “lambanoo” dat hier gebruikt wordt, zowel “ontvangen” (resultaat) als “nemen” (oorzaak) kan betekenen. Maar met het Grieks “hina” dat de reden aangeeft, zoals hier, is het onmogelijk te vertalen zoals de WT doet. Het doel van het afleggen van Zijn Ziel is het terug opnemen van Zijn Ziel. De WT zit in de knoop met deze tekst: de ziel die de Heer geeft voor zijn schapen (zie verzen 11,15) is dezelfde ziel die bij de opstanding

Page 324: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 324

teruggenomen wordt. In het heilsplan van de Vader heeft de Zoon het recht of de macht zijn leven te geven en het daarna terug op te nemen (vers 18). De Heer heeft aan het kruis Zijn bloed laten vloeien voor het heil van de wereld en heeft op die wijze aan Gods recht en verzoening voldaan. Vergelijk hierbij de gelijkenis van het tarwegraan in Joh.12:24. De Heer sterft om vrucht te dragen. Het is de gekruisigde en begraven Jezus die opstaat uit de aarde en niet een ander (Mat.28:5 / 1 Cor.1:23 / Gal.3:1).

Het is dan ook terecht dat A.T. Robinson in zijn ‘Word Pictures in the New Testament’ bij deze tekst opmerkt, in feite vers 18,: “Hij spreekt van zijn dood en opstanding als al volbracht (...) De vader gaf de Zoon, deze stemde ermee in gegeven te worden, maar ook zich zelf te geven”. En H. Ridderbos zegt: “De gedachte die hier alles beheerst, is dat de drijvende kracht en de diepste verklaring van Jezus prijsgeven en wederom terugnemen gelegen is in het bestel en het beleid van de liefde van de Vader t.o.v. zijn Zoon en daarom ook in de volmacht, die de Vader Hem ten aanzien van dat prijsgeven en weer terugnemen heeft gegeven” (‘Het evangelie naar Johannes’, Kok, deel 1, 1987, blz.423,424).

De uitleg die we hier geven is niet alleen de enig exegetisch verantwoorde, ook kerkhistorisch is dit zo. Melito van Sardis in zijn prachtige paaspreek, de oudste paaspreek die we kennen, ‘Peri Pascha’ = Over Pasen, zegt in vers 4: “geslacht als een lam, opgestaan als God.” In vers 8: “en als mens begraven stond hij op uit de doden als God, van nature God zijnde en mens.” In vers 9: “in zoverre als hij begraven wordt als mens, in zoverre als hij opstaat God” et cetera. Het is dan ook niet vreemd dat een kerkvader als Ignatius schrijft: “Hij heeft zich waarlijk opgewekt” en “Hij veranderde zich in een onvergankelijke en wekte zich op” (Smyrniërs 2:1, ‘Brief aan Rheginos’ 45:17,18).

Zo blijft ons ook nog een opmerking bij een andere leer van de WT. We lezen namelijk in ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, 1995, blz.361: “Jezus Christus ging als de werkelijke Hogepriester de hemel zelf binnen, niet met zijn bloed, dat op de grond was uitgestort (Joh.19:34), maar met de waarde van zijn volmaakte menselijke leven, vertegenwoordigd door zijn bloed. Dit recht op leven heeft hij nooit verspeeld door zonde, maar hij behield het zodat het aangewend kon worden voor de verzoening van zonden” (Heb.7: 26;8:3;9:11,12)” (wij onderstrepen). Jezus heeft volgens hen het “recht op leven” nooit verspeeld. Dan vragen we ons af: Waarom Hem dan uitsluiten uit dit “recht” op Zijn lichaam als mens? Is Hij geen zoon van Adam en sterft Christus niet voor alle Adamietenkinderen? Was zijn moeder niet van de stam van David? Heeft de Messias in haar niet de mensheid aangenomen! Waarom Hem als de enige zondeloze afstammeling Zijn verworven recht ontnemen? Lees in dat verband dan Luc.3:23,38 / Gal.4:4 / Heb.2:14-18. Heeft de zondeloze geen recht op Zijn lichaam in het graf gezien Zijn: “bloed dat op de grond was uitgestort” verzoening gebracht heeft?

En een tussendoortje over de ontwikkeling van sommige theologische gedachten. In De Duitse Catechismus vertaalt als; De leer van de Kerk, De Fontein Utrecht, 1956 wordt aangenomen dat Jezus zich zelf opwekte volgens vraag 52. Maar enkele jaren later in Mouson J. / Van den Berghe P. / Bulckens J., ‘De verrezen Heer’, Patmos, 1969 blz.124, is dat niet meer waar. En we lezen er de stelling: “de vereniging van ziel en lichaam, opvatting die voorbijgestreefd is en ruikt naar reanimatie.”

Page 325: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 325

8.14 EN 1 PET. 3:18 DAN?

We komen dan tot de éne tekst uit de Bijbel die een bewijs zou (?) kunnen zijn dat de opgestane Christus slechts (?) geest zou zijn. Want in 1 Pet.3:18 NWV staat over de Heer: “(hij) ter dood gebracht werd in het vlees, maar levend gemaakt in de geest.” Over deze tekst zegt de WT: “Het vlees en de geest worden tegenover elkaar gesteld. In de Griekse tekst staan het woord “vlees” en het woord “geest” beide in de derde naamval, zodat indien een vertaler “vlees” op een bepaalde manier weergeeft, hij “geest” consequent op dezelfde manier dient weer te geven” (‘Ontwaakt!’ van 8 feb.1963, blz.28).

Laat ons even kijken naar de Griekse tekst, zonder leestekens. Er staat: “thanatootheis men sarki zoopoietheis de pneumati.”

Dat is moeilijk om zoiets te vertalen zeggen de specialisten van de Griekse taal. In elk geval heeft de Griekse tekst géén lidwoord voor zowel “vlees” (sarki) als “geest” (pneumati). In enkele oude Bijbelmanuscripten, zonder een grote waarde, staat er wel een lidwoord bij “geest.”

Dat Petrus iets belangrijks wil zeggen ziet men bij de eerste oogopslag van de oorspronkelijke tekst. Daarvoor is er hier de combinatie van de Griekse voegwoorden “men (...) de” er juist, om de twee zinsdelen te verbinden. Beter gezegd om de twee tegenover elkaar te stellen. Deze combinatie heeft een veelvuldig gebruik. In deze brief van Petrus o.a. in 1:20 / 2:4 / 2:14 / 4:14. De gedachte van 1 Pet.3:18 is dat Christus inderdaad (Grieks = “men”) ter dood gebracht is wat zijn vlees betreft, maar (Grieks = “de”) ... dat Hij. En hier zit nu juist het vertaalprobleem. Wat is de betekenis van “de pneumati”?

Men zou zich kunnen afvragen waarom Petrus hier spreekt van “de pneumati” en niet van “pneumatikos”, want in dit geval zou men van “geestelijk” opgewekt of levend gemaakt kunnen spreken. Petrus zelf gebruikt dat woord wanneer hij spreekt over een “geestelijk huis” en “geestelijke offers” in 1 Pet.2:5. Verder spreekt Paulus over een “geestelijk lichaam” in 1 Cor.15:44,45.

Maar wellicht komen we verder door het bestuderen van de teksten waar “vlees” en “geest” tegenover elkaar staan, zoals de tekst in Petrus. Voorbeelden van dit in Mat.26:41 / Marc.14:38 / Joh.3:6 / 6:63 / Rom.1:4 / 8: 4,5,6-9,13 / 1 Cor.5:5 / 2 Cor.7:1 / Gal.3:3 / 4:29 / 5:16,17,19 / 6:8 / Col.2:5 / 1 Tim.3:15 / Heb.12:9 / 1 Pet.3:18 / 4:6. Uit dit alles hebben alleen Rom.1:4 / 1 Tim.3:16 en 1 Pet.3:18 een toepassing op Christus en die teksten gaan we apart bekijken.

Vooraf een kort citaat uit het commentaar van H. Ridderbos op Joh.3:6-8 (‘Het evangelie naar Johannes’, Kok, deel 1, 1987), als inleiding op wat volgt om aan te geven in welke richting we moeten denken bij de behandeling van dit onderwerp. Hij schrijft (blz.155,156): “De tegenstelling tussen vlees en Geest heeft daarom primair betrekking op de kreatuurlijkheid en afhankelijkheid van de mens tegenover God als Geest, Bron en beschikker van alle leven. Daarbij staat “vlees” ook niet voor het lagere in de mens, maar voor de gehele mens zowel fysich als geestelijk (...) Veeleer duidt ze (de tegenstelling) de mens in zijn (vleselijke) onmacht aan

Page 326: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 326

tegenover de vrijmacht en almacht van God (de Geest), die hem alleen tot een ander mens kan maken, d.w.z. de hem noodzakelijke geboorte van boven kan schenken.”

8.15 ROMEINEN 1:3,4

Het contrast in Rom.1:3,4 is: “gesproten uit David naar het vlees (...) naar de geest van heiligheid opgewekt.” Dit is echter geen zuivere gelijkenis met 1 Pet.3:18. Paulus spreekt van “vlees” en “geest van heiligheid” en Petrus van “vlees” en “geest.” Paulus verwijst naar de menselijke geboorte van de Heer en Petrus naar zijn sterven als mens. Deze tekst is zeer waarschijnlijk genomen uit een gedeelte van een al bestaand liturgisch lied of lofprijzing tijdens christelijke samenkomsten uit die dagen. En ook Rom.1:3,4 is geen gemakkelijke tekst. In de NWV van 1995 heeft de WT hier géén verwijzing naar 1 Pet.3:18 maar wel naar 1 Tim.3:16. Ook in 1 Pet.3:18 verwijst men naar 1 Tim.3:16 en niet Rom.1:3,4, en dat is allemaal uiterst merkwaardig en verwarrend.

Een eerste vraag is deze: heeft dit gedeelte te maken met een tegenstelling mensheid/godheid van Christus? Hierop antwoorden J. Calvijn, C. Hodge, B. B. Warfield e.a. in positieve zin. Anderen echter volgen de nieuwe uitleg van G. Vos (o.a. S. Greydanus, H. Ridderbos en I. Murray). Zij zeggen dat de tekst niet in de eerste plaats over het wezen of natuur van Christus spreekt. Maar veeleer, het is een contrast tussen twee opeenvolgende bestaanswijzen van de Heer in het heilshistorisch werk. Bij deze laatste uitleg zijn er dan eveneens nog andere mogelijkheden. De kritische school van o.a. R. Bultmann en ook Jehovah’s Getuigen zeggen dat we hier een vergoddelijking hebben van Christus. Volgens de WT is (vanuit deze tekst) Christus na zijn mensheid afgelegd te hebben, opnieuw een god geworden.

In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 juni 1994, blz.28 lezen we: “Omdat Jezus getrouw was gebleven tot in de dood, een schandelijke dood aan de martelpaal, werd hij uit de dood opgewekt en ontving hij de grootste beloning. Hij ging toen in de hemel zijn positie als Heer bekleden.” Maar deze vorm van adoptianisme is uitgesloten. Zie o.a. van G. Sevenster, ‘Christologie’, Holland Uitgeversmaatschappij, 1946, blz.201-203,309-312,341,343. De Katholieke theoloog F.J. Schierse heeft volgende bezwaren bij deze leer: “Een dergelijke evolutionistische beoordeling van de nieuwtestamentische christologie berust op een verkeerde wijze van zien of liever op een verkeerde grammatica. Alle titels en ambtsnamen worden nl. vanuit Jesus genormeerd en niet andersom. Het predicaat in alle christologische uitspraken is Jesus en daarom is het juister dat men zegt: de Messias, de Heer, de Zoon van God is Jesus” (‘Mysterium Salutis’, deel 5, P. Brand, 1968, blz.146).

Want Christus was al Gods zoon volgens Romeinen 1 vers 3a (ook Rom.8:3 / Gal.4:4). Deze Zoon heeft door incarnatie het “menszijn” opgenomen uit het geslacht van David (Joh.1:14 / 2 Tim.2:8). Méér nadruk legt Paulus echter op de afstamming van Abraham, de vader van alle gelovigen, voor Jezus en voor hem zelf (Gal.3:16 / 2 Cor.11:22 / Rom.9:7 / 11:1). Maar door de opstanding is Hij aangesteld (aangewezen, verordineerd) als Zoon-van-God-in-kracht. En beter zijn ook de positievere vertalingen zoals “krachtelijk bewezen is” (SV), “krachtig bewezen is” (Luther), “kenbaar is gemaakt” (Brouwer), “gesteld is” (Canisius), “verklaard te zijn” (NBG). Want door de opstanding is namelijk onomstotelijk bewezen dat de Heer, “de Heer der

Page 327: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 327

heerlijkheid” is (1 Cor.2:8). Daar is een titel die in het OT op YaHWeH is toegepast maar hier gebruikt voor de opgewekte Jezus.

De uitleg van de “geest der heiligheid” gezien in de context van een apocriefe tekst uit het ‘Testament van Levi’,18 door H. Baarlink lijkt ons niet correct (‘Tekst en toelichting op Romeinen’, deel 1, Kok, 1987, blz.24). Het commentaar van S. Greydanus daarbij vergeleken is goud waard. De nadruk ligt op de kracht van de Geest die sinds de opstanding van Christus ten volle “doorblinkt” en de “grootheid Zijner macht en de schittering Zijner majesteit” aangeeft. Zie zijn commentaar bij H. van Bottenburg, 1933, blz.58-66. Sinds Pinksteren heeft Hij ons de belofte geschonken en de Heilige Geest gezonden. Deze gedachte vinden we terug in vele Bijbelgedeelten. Of de uitdrukking “geest der heiligheid” wijst naar: 1°) Heilige Geest, of, 2°) de menselijke geest van Christus, of, 3°) de geest van de geïncarneerde Christus is een eeuwenoude vraag.Meestal kiest men voor het laatste. Mogen we nog eens zeggen; “Ik weet het niet.” Zie hierover de commentaren van Meyer en Liddon voor de periode vóór 1900. De periode van na 1900 in de uitgebreide commentaren van U. Wilckens of C. Cranfield (I.C.C. 2de serie).

Laat ons even nagaan wat de tweede tekst met de uitdrukking vleesgeest te zeggen heeft.

8.16 1 TIMOTHEUS 3:16

1 Tim.3:16 leest volgens de Griekse tekst: “ephaneroothe en sarki edikaioothe en pneumati” “geopenbaard in het vlees, is gerechtvaardigd in de Geest” (SV Tukker). Vergelijk dit “ephaneroothe” met de beschrijvingen der opstanding waar soms hetzelfde werkwoord gebruikt is in Joh.21:1,14. Maar in Joh.1:2 / 5:5-8 als verwijzing naar de incarnatie. In beide gevallen een openbaar en zichtbaar “verschijnen.” De NWV van 1995 heeft bij dit vers een verwijzing naar 1 Pet.3:18 maar niet naar Rom.1:3,4, raar maar waar.

De vertaling van dit vers in de NWV is: “openbaar gemaakt in HET vlees, werd rechtvaardig verklaard in geest” (onze onderstrepen en hoofdletters). Wij wijzen hierop omdat de WT haar eigen regels schendt. Ze vertalen twee Griekse termen zonder lidwoord, eenmaal met lidwoord en eenmaal zonder. In alle teksten met vlees-geest die we bovenaan aangehaald hebben heeft men een tegenstelling van vleselijke, zondige, onvolmaakte mensen met het geestelijke leven dat zij moeten leiden, behalve deze drie die over Christus handelen. Hij heeft geen “zondig” vlees. Zijn vlees is niet aan verderf onderhevig. Hij sterft een dood voor anderen en niet voor zich zelf. Want hierin zit juist de fout van de WT. Volgens hen zou 1 Tim.3:16 en ook 1 Pet.3:18 over “het vlees” spreken precies alsof de opgestane Christus alléén maar geest was en geen “vlees en beenderen” had.

Een laatste opmerking. Deze drie teksten (1 Pet.3:18 / 1 Tim.3:16 / Rom.1:3,4) zeggen ons niet wat er met het “vlees” van de Heer gebeurd is bij Zijn opstanding. Zij zeggen alléén: geboren en gestorven in vlees. Die teksten ondersteunen bij een eerste oogopslag misschien wat de WT zegt maar zijn niet het bewijs zelf. De Heer zelf zegt dat Hij als opgestane wel degelijk “vlees en

Page 328: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 328

beenderen” heeft volgens Luc.24:36-39. Men mag nooit vergeten dat de Heer na zijn opstanding nog verscheidene malen “mens” genoemd wordt zoals in Hand.17:31 / 1 Tim.2:5 / 1 Cor.15:21 / 15: 45. Er zijn tevens een tiental teksten die de wederkomst van Christus beschrijven met de titel “Zoon des mensen” (Mat.24:27 / Luc.17:30 / 21:36). Dus NIET “geestelijke Zoon”!

Maar Hij is wel anders “mens” dan wij het zijn. Het is zondermeer onmogelijk om te zeggen dat de Heer als “geest” opgewekt is.

8.17 “IK HEB DE HEER GEZIEN”

Toen Petrus zijn eerste prediking hield voor een publiek van niet-Joden merkt hij op dat Jezus ten derde dage na Zijn kruisdood is opgewekt en: “dat Hij verscheen, niet aan het gehele volk, doch aan de getuigen die God van tevoren gekozen had, aan ons” (Hand.10:41, vergelijk Joh. 14:22).

De lijst van deze getuigen is de volgende en we geven die in de waarschijnlijke volgorde van de verschijningen van de Heer. In R. Thomas en S. Gundry, ‘A harmony of the gospels’, Moody Press, 1978 is 3 en 4 omgedraaid. In J. van Bruggen, ‘Christus op aarde’, Kok, 1987, voegt schrijver er tussen 1 en 2 nog een verschijning aan toe, van de twee die naar het veld gaan uit Marc. 16:12,13. Volgens hem zijn dit niet dezelfde als de Emmaüsgangers. 1°) Op paasdag, in Jeruzalem, aan Maria Magdalena, Marc.16:9. 2°) Op paasdag, in Jeruzalem, aan andere vrouwen, Mat.28:9. 3°) Op paasdag, in Jeruzalem, aan Petrus, 1 Cor.15:5. 4°) Op paasdag, de weg naar Emmaüs, aan 2 discipelen, Luc.24:15-31. 5°) Op paasdag, in Jeruzalem, aan 10 apostelen, Joh.20:19,24. 6°) Een week na Pasen, in Jeruzalem, aan 11 apostelen waaronder Thomas die eerst wou zien, Joh.20:26-28. 7°) Vele dagen later in Galilea, aan zeven discipelen die aan het vissen zijn, Joh.21:1-14 (de derde maal aan deze discipelen). 8°) Vele dagen later, in Galilea, aan 11 apostelen, Mat.28:16,17. 9°) Vele dagen later, in Galilea, aan 500 broeders, Cor.15:6. 10°) Nog dagen later, in Galilea, aan Jacobus, 1 Cor.15:7. 11°) Veertig dagen na Pasen, in Jeruzalem, bij de Hemelvaart, Luc.24:50-53 / Hand.1:4-11.12°) Twee à drie jaar na Hemelvaart, op weg naar Damascus, aan Saulus van Tarsus, Hand.9:1-6 / 1 Cor.15:8.

Alleen dit laatste is mogelijk een visioen en wellicht geen letterlijk “zien” zoals de andere 11 gevallen. Zie Hand.9:17 / 22:6-11 / 26:12-19 vergeleken bij Hand.18:9 / 23:11 / 2 Cor.12:1. Maar het is ook mogelijk dat 1 Cor.15:8 en 1 Cor.9:1 niet over het visioen van Damascus spreken dat Paulus had. Want Paulus heeft zijn evangelie niet van een mens ontvangen maar: “door openbaring van Jezus Christus” (Gal.1:12, zie ook Eph.3:2-4).

In werkelijkheid worden in het NT minimaal acht visioenen genoemd van Paulus meestal zonder details. Zie Hand.9:3-11 / 9:12 / 16:9,10 / 18:9,10 / 22:17-21 / 23:11 / 27:23,24 / 2 Cor.12:1. In de ‘Collationes Brugenses et Gandavenses’, elfde jaargang, n°2, 1965 zegt P. Van den

Page 329: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 329

Berghe in dit verband het volgende op pagina 195 (voetnoot): “De verschijning op de weg naar Damascus was blijkbaar van een eerder apocalyptisch type (Gal.1:12,16 / Hand.9:3,4), daar waar de verschijningen van Jezus aan de leerlingen of de vrouwen en verwanten een meer familiair en aards karakter hadden. Men mag de echtheid van deze “paasverschijningen” niet van de hand wijzen, omdat ze niet overeenkomen met Paulus’ ervaring en zijn visie.”

En vanuit J. Lightfoot, ‘A commentary on the New Testament from the Talmud and Hebraica’, Baker Reprint 1979, deel 4, blz.269 een opmerking in dit verband. Aan de hand van enkele teksten uit de Talmoed die zeggen dat; “als een ontijdig geboren” wijst op een te vroeg geboren worden en niet een laattijdig, zou dit te begrijpen zijn als dat Paulus de Heer in een onvolwassen geestelijke toestand gezien heeft. Want in tegenstelling met de andere discipelen is hij de enige die de Heer als mens niet gekend heeft, althans niet vóór Zijn dood. Zijn “zien” van de Heer was een buitengewone omstandigheid. Normaal zou Paulus als elk ander gelovige uit de tijd na de Hemelvaart Hem slechts zien bij de wederkomst.

Dat neemt dus zeker niet weg, dat het “zien” van Maria Magdalena of de 500 broeders, enzovoort, niet met de letterlijke ogen zou zijn. De opgestane Heer ziet eruit als een menselijk lichaam, datzelfde lichaam dat in hun herinnering behoorde aan Jezus voordat Hij stierf. De Schrift maakt dat zeer duidelijk. Joh.20:20 Het ziet eruit als een menselijk lichaam. Luc.24:39 Het zijn de handen, voeten, vlees en beenderen van de Heer. (“Mijn handen, ,40 Mijn voeten”). Joh.20:16 Het spreekt en hoort. Joh.20:14 Het ziet. Joh.20:22 Het blaast. (Denken we hier aan de schepping van de mens in Gen.2:7 en zijn levensadem). Joh.20:20 Het heeft herkenbare gelaatsuitdrukkingen. Joh.20:16 Maria Magdalena herkent de stem van Jezus. Joh.20:22 Het lichaam heeft de tekenen van de ,25 kruisiging, de Heer zelf wijst hierop. Joh.20:27 Men mag die wonden zelfs onderzoeken op authenticiteit. Luc.24:16 Dat lichaam verplaatst zich. Luc.24:30 Het handelt als een mens, als Jezus vroeger deed. ,35 Luc.24:43 Eet vis en honing. Vergelijk Hand:10:41. Joh.21:15 Deze persoon is nog steeds leraar en herder; vb. “Vrede zij u” Joh.14:27 / -22 20:19-21 en “Vreest niet” Marc.16:6. Voor de discipelen is dit de ondubbelzinnige identificatie: “Het is de Heer.” Maar de tijd van dat soort “zien” is nu voorbij. Na de Hemelvaart zal als regel gelden wat Jezus tot Thomas sprak: “Zalig zij die niet gezien hebben en toch geloven” (Joh.20:29). Wij kennen Jezus nu nog slechts naar de Geest zegt Paulus later (2 Cor.5:16). Wij geloven in Hem zonder Hem thans te zien.

Page 330: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 330

Dat het lichaam dat in het graf werd gelegd hetzelfde is als het lichaam van de Opgestane is dus meer dan duidelijk. Toch is er ook verschil aan te wijzen. Want het gaat hier om méér dan het “levendmaken” van een lijk. De Opgestane gaat door gesloten deuren (Joh.20:19,26). Hij verschijnt en verdwijnt voor de ogen van Zijn discipelen (Luc.24:15,31). Wetten van zwaartekracht lijken niet van tel (Luc.24:51 / Hand.1:9). Hier gelden andere natuurwetten die niet van deze wereld zijn. De Opgestane is als mens dus méér dan het vervolg, natuurlijk en biologisch, van Hem die stierf aan het kruis. Het is vanuit dit standpunt dat we de opmerking van Marcus moeten begrijpen dat de Heer verscheen in een “andere gedaante” (Marc.16:12). Dat lichaam is “heteros” = “anderssoortig” dan het vroegere lichaam, het is thans “onsterfelijk” en “onverderfelijk”.

Het opstandinglichaam is daarom ook samengesteld uit materiële stof. Maar een lichaam waaraan aardse krachten vreemd blijken te zijn. Thomas en de anderen hebben dit allemaal letterlijk gezien. Thomas heeft zelfs zijn natuurlijk pessimistische aard overwonnen (Joh.11:16 / 14:4,5). Hun verhaal is echt en waarachtig en voor ons opgetekend zodat het ook ons verhaal mag zijn. Zodat wij ook zien mogen en ontwaken uit geestelijke slaap. Maar ook gewoon zouden afwachten en geloven dat iedereen Hem terug met letterlijke ogen zal zien bij Zijn tweede komst (Joh.2:22 / 19:37 / Rom.6:9 / Opb.1:17).

We moeten er attent op zijn dat het ongeloof van de Joden niet ons eigen ongeloof wordt (Luc.16:31 / Joh.12:37-41). Zoals het Joodse volk dagelijks moest belijden: “De Here is onze God, de HERE is één” (Deut.6:4), zo moet een christen dagelijks belijden - en van daaruit leven - dat “Hij is opgewekt” (Luc.24:6). De God die Jezus uit de doden deed opstaan zal ook ons levend maken tot Zijn eer (2 Cor.1:9). (Dit gedeelte in sterk afhankelijk en polemisch aan wat W. Michaelis schreef over het verschil “visioen” en “zien” in: ‘Die erscheinungen des Auferstandenen’, Basel, 1944 en Kittell’s TWNT deel V, blz.315-381, vooral blz.340-346).

8.18 “LEVEND TOT IN ALLE EEUWIGHEDEN” Opb.1:18

In meerdere publicaties zegt de WT dat Christus zijn lichaam waarin Hij gestorven is niet terug opgenomen heeft in de opstanding, want dat zou betekenen dat Hij zijn offer voor de mensheid gegeven terug zou nemen. Volgens hen moet de Heer dus voor eeuwig afstand doen van dat lichaam. Dat zou geleerd worden in Gal.1:4 / 2:20 / Eph.5:2 / Col.1:21,22 / Heb.10:10 / 10:19,20. (o.a. ‘DE WACHTTOREN’ van 15 aug. 1976, blz.511 / ‘DE WACHTTOREN’ van 15 febr.1991, blz.12-16 / ‘Hulp tot begrip van de Bijbel’, deel 6, 1989, blz.1162). Maar dat leren deze teksten niet.

Een kort antwoord bij deze schriftuurplaatsen. De teksten in de brief aan de Galaten zeggen dat de Heer zich gegeven heeft voor onze zonden. Volgens Eph.5:2 gaf Hij zichzelf als offer. Col.1:21,22 zegt dat wij verzoend zijn door zijn vleselijke lichaam in de dood. Heb.10:10 geeft te kennen dat wij geheiligd zijn door het offer van Zijn lichaam. En volgens Heb.10:19,20 is Zijn vlees als een voorhangsel dat ons de weg tot de hemel verschaft. Al deze teksten spreken over Zijn dood, en niet over Zijn opstanding. Deze teksten leren dat Christus een werkelijke offerdood

Page 331: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 331

stierf. Deze teksten beantwoorden niet de vraag wat er met het lichaam was geschied drie dagen nadien.

Jehovah’s Getuigen geven dus zondermeer blijk van een vulgaire oppervlakkigheid wanneer ze beweren dat om deze reden het lichaam van de Heer geen deel had aan de lichamelijke opstanding. De fout ligt bij de rationalistische en materialistische visie welke ze geven over het offer van Christus. Wat juist onmogelijk is. Want wanneer Paulus in Eph.5:2 schrijft dat Hij zichzelf: “voor ons heeft overgegeven als offergave en slachtoffer, Gode tot een welriekende reuk” dan denken wij onwillekeurig aan de brandoffers in de Joodse bedeling. En ook het vet van de zondoffers die verbrand werden, waren in YaHWeH’s oog als een “liefelijken reuk” (Lev.4:31). Duidelijk is het in Hebreeën hoofdstuk 9 en 10 dat Christus tegenbeeld vormt van deze offers. Maar niet in een letterlijke zin. Zijn lichaam was géén letterlijk brandoffer. Er staan op dit gebied géén leugens in de Schrift maar wanneer we de redeneringen van de WT volgens dan staan ze er vol van. De WT legt verkeerde accenten. Het lichaam van de dode Jezus is niet in het dal van Gé-Hinnom geworpen om er met de vuilnis van de stad en de resten van dieren verbrand te worden. De Heer is klaar en duidelijk begraven en niet verbrand, zodat men geen tegenbeeld moet zoeken waar er geen is. Ook géén letterlijk paasoffer hoewel als vervulling van de Schrift geen enkel been van Hem verbrijzeld werd zoals het met letterlijke paasoffers was (Ex.12:46). Sommige zondoffers werden verbrand andere offers gegeten. Het offer van Christus is er de vervulling van maar niet in letterlijke zin. De Heer is niet met zijn letterlijk bloed de hemelse plaatsen doorgegaan (vgl.1 Pet.1: 18,19). (Over brandoffers zie het nog steeds goede commentaar van A. Noordtzij, ‘Levitikus, korte verklaring van de Heilige Schrift’, Kok, herdruk 1955, origineel 1940, blz.21-43).

Een belangrijke opmerking bij het lezen van het boek aan de Hebreeën geeft H. Bavinck in zijn ‘Gereformeerde dogmatiek’. Hij zegt: “Maar men lette er wel op, dat de auteur van dezen brief nergens zegt, dat Christus met zijn bloed is ingegaan in den hemel; zooals de hogepriester in het Oude Testament daarmede op den grooten verzoendag inging in het heilige der heiligen en het sprengde op het verzoendeksel; maar hij zegt alleen, dat Christus door zijn bloed eenmaal in het heiligdom ingegaan is, 9:12; Hij nam het aan het kruis vergoten bloed niet mede, om het te sprengen in het hemelsche heiligdom en er de verzoening door teweeg te brengen. Maar door middel van zijn bloed, op grond van de offerande aan het kruis, verwierf Hij zich het recht, om in den hemel in te gaan en te onzen behoeve voor Gods aangezicht te verschijnen (...) Hij bracht eene eenige en volmaakte offerande aan het kruis; Hij nam zijn bloed niet mede naar den hemel, om het te offeren; maar Hij ging, door den tabernakel van zijn lichaam en door het voorhangsel van zijn vleesch heen, 9:11 / 10:20, in eens binnen in het waarachtige heiligdom; en daartoe ontving Hij het recht en de macht door zijn eigen bloed, dat Hij aan het kruis had gestort, 9:12. Zijn bloed had die kracht omdat het zijn eigen bloed was, omdat Hij door den eeuwigen Geest zichzelven Gode onstraffelijk opgeofferd heeft, 9:14” (deel 3, blz.475, de twee onderstreepte woorden staan schuin in het oorspronkelijke, we hebben het aanhalen van schriftuurplaatsen aan onze wijze aangepast).

Welk offer er ook in de Joodse wet was voorgeschreven, ze werden vervuld in het ene offer van Christus. Letterlijk kan alles echter geen echte tegenbeld zijn, want het ene zou het andere uitsluiten.

Page 332: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 332

Wanneer de Heer dan zegt: “IK ben dood geweest en zie IK ben levend tot in alle eeuwigheden” (Opb.1:18) hebben we een krachtig getuigenis over werk en verheerlijking van Christus. Hij heeft de macht Zijn leven te geven, echter ook de macht het wederom op te nemen. Hij sterft om ons met God te verzoenen (Rom.4:25). Hij heeft het verderf niet gezien. Hij sterft als mens om als verheerlijkt mens verder te leven. Christus had een natuurlijk lichaam, thans na de opwekking een geestelijk lichaam. En de nadruk blijft hier liggen op “lichaam.” Niet slechts “geest” maar een “geestelijk lichaam” zegt Paulus in 1 Cor.15:44. Zijn offer wil niet betekenen dat Hij eeuwig afstand doet van Zijn mensheid. Integendeel, de vernedering die de Heer onderging tot in de dood was tegelijk de weg tot Zijn verhoging. Zijn dood is de weg, middel en doel van de verheerlijking van Zijn mens-zijn. Zijn mens-zijn heeft een eeuwig bestaan door de dood heen.

8.19 DE OPSTANDING VAN CHRISTUS EN ZIJN GODHEID

1°) Hij is de Vader gelijk want Hij heeft het leven in Zichzelf, Joh.5:26,21. 2°) Hij is Eeuwig, de dood heeft Zijn leven niet kunnen eindigen, Heb.13:8 / Opb.1:8,17. 3°) Hij heeft dezelfde Heerlijkheid als de Vader, Joh.17:5. 4°) Hij is Alwetend, Hij voorzegt niet alleen Zijn dood maar ook Zijn opstanding, Joh.2:19- 22 / 10:17,18. 5°) Hij is Almachtig, Hij heeft de dood en de Satan overwonnen, Heb.2:14 / 1 Cor.15:20. 6°) Zijn goddelijke Liefde is als van een vader gelijk, Jes.9:5,6 / Tit.3:4-7. 7°) Hij is Heilig, of niet en dan is Hij zondaar en blijft in de dood, 1 Pet.2:22-24 / Hand.2:24,27. 8°) Hij is Alomtegenwoordig in Zijn gemeente en in de gelovigen, Heb.7:25 / Gal.2:20 / Joh.16:7. 9°) In de opgestane herkent Thomas Jezus als “Mijn Heer en Mijn God”, Joh.20:28. 10°) Hij is al onze Aanbidding waard, Luc.24:52 / Joh.5:23 / Col.2:3,9 / 1 Joh.2:23. 11°) Hij is Rechter over levenden en doden, Hand.10:42 / 2 Tim.4:1 / 1 Pet.4:5. Zijn opstanding is de garantie voor onze opstanding, Joh.11:25 / 1 Cor.15:20.

Zodat we in het kort mogen zeggen; Christus is in het vlees gekomen, Hij is ook vlees gebleven ná de opstanding. En de belangrijkste teksten hiervoor zijn; Luc.24:39 / Joh.1:14 / Rom.8:3,4 / Phil. 2:5-11 / 1 Tim.3:16 / Heb.2:14,15 / 10:5 / 1 Joh.4:2 / 2 Joh.7.

Jehovah’s Getuigen maken vanuit deze teksten bepaalde redeneringen die fout zijn. Hun argumentatie is illustratief gezien en gaat als volgt: 1°) God is geen man.2°) Jezus was een man.3°) Jezus is niet goddelijk of God Maar evenzo zou God dan God niet zijn. De Vader is niet goddelijk of God 1°) God is geen man.2°) God heeft borsten en een baarmoeder: Deut.32:11-12 / Deut.32:18 / Ps.131:2-3 / Jes.66:13 / Hos.13:8 / Mat.23:37

Page 333: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 333

3°) God is een vrouw Conclusie: opgepast voor vergelijkingen waar appels en peren vergeleken worden.

In het Arianisme, waaronder we Jehovah’s Getuigen rekenen, gaat men soms uit van de volgende stelling: Jezus is niet goddelijk of God want, 1°) God is alwetend 1 Sam.2:3 / Jer.23:24 / Ps.147:52°) Jezus echter leerde gehoorzaamheid en groeide in wijsheid Heb.5:8 / Luc.2:52, en kende de dag van Zijn Wederkomst niet 3°) Jezus is niet goddelijk of aan God gelijk Maar het is bij zo een argumentatie ook mogelijk te zeggen; De Vader is niet goddelijk of God, want:1°) God is alwetend 2°) God geeft te kennen dat hij iets niet weet in verband met Abraham (Gen.22:12) 3°) Daarom is de God van de Bijbel niet de echte God Dergelijke redeneringen zijn dus veel te simplistisch.

Ook deze tabel hoort bij dit hoofdstuk: hoe profetie werd vervuld. De smarten van de VERLOSSER in het boek Psalmen (SV77).

“MAAR IK BEN EEN WORM EN GEEN MAN, EEN SMAAD VAN MENSEN, EN VERACHT VAN HET VOLK.”

PSALM 22:7

“Ik ben wel ellendig en nooddruftig, maar de HEER E denkt aan mij”

Psalm 40:18

“Want om Uwentwil draag ik versmaadheid; schande heeft mijn aangezicht bedekt.”

Psalm 69:8

“Gij weet mijn versmaadheid, en mijn schaamte, en mijn schande; al mijn benauwers zijn voor U.”

Psalm 69:20

“Doch ik ben ellendig en in smart; Uw heil, o God! zette mij in een hoog vertrek.”

Psalm 69:30

“en ben geworden als een eenzame mus op het dak.” Psalm 102:8“Mijn dagen zijn als een afgaande schaduw, en ik verdor als gras.”

Psalm 102:11

8.20 HOE 1 Pet.3:18 DAN VERTALEN?

Daarom komen de meeste Bijbelcommentators tot de conclusie dat deze derde naamval van de tekst 1 Pet.3:18 “een datief is van aanwijzing.” Men kan dus zondermeer spreken van de Christus als gedood in de sfeer van het vlees, maar levendgemaakt in de sfeer van de geest. Zo geeft Dalton in zijn ‘Christ’s proclamation to the Spirits’ (Analecta Biblica nr.23) een lijst van een tiental commentatoren die in die richting denken (blz.134). In het ‘Regensburger Neues Testament’ van 1 Petrus (Nederlandse uitgave bij Patmos, 1969) vinden we bij deze tekst de volgende opmerking: “de betekenis zou dan zijn; De Heer werd gedood naar zijn aardse bestaan in het vlees, maar daarna door God weer levend gemaakt, namelijk opgewekt in de geestelijke en bovenaardse wijze van bestaan, die hem thans eigen is.” De tegenstelling vlees-geest heeft in deze tekst geen antropologische betekenis maar wel een historische. Geen beschrijving van wie Hij is,

Page 334: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 334

maar wat Hij heeft gedaan. In een vorig bestaan heeft de Christus zijn aardse dingen afgelegd, om door de dood heen in te gaan in de eeuw van de Geest.

Het is niet mogelijk verder uit te weiden over dit datief van aanwijzing. We willen wel enkele voorbeelden geven. Het wil dan altijd betekenen: in verband met, wat betreft, et cetera. Zie bv. Mat.5:3 (arm wat geest betreft), 5:8 (rein wat betreft het hart), 23:31 (getuigen tot uzelf), Hand.7:51 (onbesneden wat betreft het hart), 14:8 / 20:22 / Rom.4:20 / 6:20 / 12:10 / 1 Cor.7:34 / 14:20 / Eph.2:3 / 4:18 en zo verder. Een andere uitleg van 1 Pet.3:18 is deze die het “de pneumati” ziet als synoniem van “en pneumati.” Men kan dit door een vergelijk van 1 Pet.3:18 met 1 Tim.3:16. “In de geest” moet volgens die uitleg verstaan worden als dat Christus door de Geest is opgewekt. Het Griekse “en” is dan instrumentaal. Het is echter onduidelijk gezien de tegenstelling vlees-geest. Totaal uit te sluiten is deze uitleg echter niet en C. Vonk geeft daar volgende reden toe: “De plaatsen waar “pneumati” in het NT zonder enige twijfel “dóór de (Heilige) Geest” moet betekenen, zijn niet weinige, n.m.l. Luc.1:80, 10:21, Hand.10:38, Rom.8:13,14, 2 Cor.3:3, Gal.3:3, 5:5,16,18, Ef.1:23, Filipp.3:3, terwijl het misschien zo is in Luc.2:40, Hand.20:22, Rom.12:11, 1 Cor.14:2, 2 Cor.12:18, 2 Thess.2:8. Waarom zou “pneumati” dus ook hier niet de Heilige Geest kunnen bedoelen, die toch volgens Rom.8:1 onze Heiland heeft opgewekt?” Zie ‘De voorzeide leer’, deel I b, Uitg. Barendrecht, 1963, blz.752. Deze uitdrukking “en pneumati” is wel dertig maal gebruikt in het NT. Voorbeelden hiervan zijn o.a. Rom.2:29 / 8:9 / 14:17 / 15:16 / 1 Cor.6:11 / 12:3,9,13 / 2 Cor.6:6. De Nieuwe Wereld Vertaling, die van zichzelf zegt consequent een begrip te vertalen, doet dat niet voor “en pneumati” en dat heeft ook meerdere vertalingen meegekregen. Zoals: “door geest” (Rom.2:29), “met de geest” (Rom.8:9), “in heilige geest” (Rom.9:1).

Het adjectief “pneumatikos” (geestelijk) is ook dikwijls gebruikt in het NT. Door Paulus 15 maal in het eerste boek aan de Corinthiërs. En het heeft er altijd de betekenis van iets dat betrekking heeft op de Geest of afhankelijk is van de Geest. Soms de geest van de mens, soms de Heilige Geest. De uitleg als een datief van relatie is ongeveer wat Jehovah’s Getuigen leren. Terecht heeft P. van Houwelingen (zie bibliografie slot van dit hoofdstuk) hierop commentaar. Hij zegt blz.130: “Maar wanneer de dood alleen het lichaam heeft geveld, is onmogelijk te begrijpen dat de apostel spreekt over levend gemaakt worden met betrekking tot de geest. Dan zou de Goddelijke natuur immers óók gedood moeten zijn. Deze opvatting blijkt innerlijk tegenstrijdig en is bovendien dogmatisch aanvechtbaar. De beide naturen van Christus zijn niet te scheiden, noch in zijn dood, noch in zijn opstanding.”

Dit moet je dus weten

Wat is dan de conclusie van dit alles. Vooral dit: dat de vertaalregels die de WT van anderen verlangen dus zelf niet toepassen en aanvaarden. En waarom? Omdat het niet mogelijk is een woord altijd op eenzelfde wijze te vertalen en zeker geen voorzetsel zoals het Griekse “en.”

Page 335: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 335

Dat ene woordje kan naargelang de betekenis op wel 10 wijzen vertaald worden. Het is dus ook mogelijk om 1 Pet.3:18 te vertalen als; “gestorven in zijn vlees, opnieuw levendgemaakt door de geest” (Bible de la Pleiade), of “ter dood gebracht in het vlees, hij is tot leven teruggebracht door de Geest” (Tricot), of “ter dood gebracht naar het vlees, tot leven teruggebracht naar de geest” (Lienaert), of “gestorven volgens het vlees, maar levendgemaakt door de Geest” (Ostervald), “gedood in het vlees, maar levend gemaakt door den Geest” (Statenvertaling), “hij is gedood naar het vlees, maar levend gemaakt naar den Geest” (Luther), “Hij is wel gedood naar het vlees, maar levend gemaakt naar den geest” (Leidschevertaling), “hij die gedood werd naar het vlees maar levend gemaakt naar den geest” (Prof. Brouwer), “Maar ter dood gebracht naar het vlees, is Hij ten leven gewekt naar den Geest” (Petrus Canisius), “Hij is gedood naar het lichaam, maar ten leven gewekt door de Geest” (Willibrord, 1995).

In 4 Engelse vertalingen (ingekort en vertaald) lezen wij: “in het vlees (...) door de Geest” (King James Version). “in het vlees (...) in de geest” (Revised Standard Version, 1946). “van zijn lichaam (...) in de geest” (Philips,1958). “in het lichaam (...) in de geest” (New English Bible, 1961).

En nog een korte opmerking van P. van Houwelingen op dezelfde pagina 130: “Petrus geeft een antithetisch parallellisme, waarin de tegenstelling sarki-pneumati de kern vormt (...) Voor de tweede dativus (pneumati) ligt de instrumentele betekenis het meest voor de hand: levend gemaakt door de Geest (verg. Joh.6,63;Rom.8,11). Naar analogie daarvan moet ook de eerste dativus (sarki) instrumenteel worden opgevat (Janse, Reichert). Twee tegengestelde machten deden zich tegenover Christus gelden. Hoewel Hij door het vlees (door mensen) ter dood was gebracht, is Hij door de geest (door Gods ingrijpen) weer tot leven gewekt.”

Wat we met dit alles als eindconclusie bij dit vers willen zeggen is: 1°) dat er géén vertaalregel bestaat, zoals de WT zou beweren, die vraagt van een vertaler om 1 Pet.3:18 weer te geven zoals ze het willen. Ze passen deze regel zelf niet toe op 1 Tim.3:16. 2°) dat zelfs indien we niet juist weten hoe 1 Pet.3:18 vertaald moet worden er genoeg ander posi- tief bewijs in de Schrift is om ons te zeggen dat de opgestane Heer véél meer is dan alleen maar een “geest”. 3°) dat andere teksten de opgestane Heer als een verheerlijkt mens beschrijven met vlees en been- deren met een geestelijk lichaam en niet slechts “een” geest (Hand.2:24-32 / Luc.24:36-39). Wie enkele minder belangrijke verklaringen wil nalezen over 1 Pet.3:18 kan dat in W. Janse, ‘De verhouding van vlees en geest in 1 Petrus’, Theologia Reformata, 25ste jaargang 1982, blz. 244-260 en 26ste jaargang, 1983, blz.13-24.

Daarom heeft de Kerk door de eeuwen heen geleerd bepaalde zaken geleerd in zijn geloofsbelijdenissen over de dood en opstanding van Christus; Geloofsbelijdenis van Nicea “Hij is ook voor ons gekruisigd onder Pontius Pilatus, heeft geleden, is begraven. Op de derde dag is Hij opgestaan overeenkomstig de Schriften. Hij is opgevaren naar

Page 336: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 336

de hemel, zit aan de rechterhand van de Vader en zal in heerlijkheid weerkomen om te oordelen de levenden en de doden. En zijn rijk zal geen einde hebben.”Geloofsbelijdenis van Athanasius: “Hij heeft geleden voor ons behoud, is neergedaald in de hel en op de derde dag opgestaan uit de doden. Hij is opgevaren naar de hemel en zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader; vandaar zal Hij komen om te oordelen de levenden en de doden. Bij zijn komst zullen alle mensen opstaan met hun lichaam en zij zullen rekenschap afleggen van hun daden.”

Hier BOVEN het mooiste voorbeeld van Bijbelverkrachting dat in de Bijbels van de

Wachttoren is terug te vinden. In de fotokopie van Col.1:15-20 uit hun Kingdom Interlinear Translation (KIT). Daaruit blijkt zondermeer dat het toevoegen van het woord “others = andere” enkele malen de betekenis van dat gedeelte wat anders doet zeggen dan wat er in werkelijkheid staat.

De WT heeft bij het gedeelte dat we hier bespreken, Col.1:15-20 een truc toegepast van het invoeren van woorden die niet in het Grieks staan. Ze doen het om de werkelijkheid van de tekst

Page 337: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 337

te omzeilen. Een truc van het invoeren van “andere” ook al toegepast op Hand.10:36. Zo willen ze bewijzen dat Christus niet Heer is van allen maar slechts van een deel. Letterlijk staat er in die tekst in hun vertaling: “Jezus Grist, Ties is of all tem Lord.” Is dat niet mooi!

We geven hieronder een lijstje van Ariaans getinte vertalingen (zij die tegen de leer van de Drie-eenheid zijn), dus opgepast bij eventueel gebruik; Cotton Patch, een parafrase. Emphatic Diaglott, product van de persen van de Wachttoren. Benjamin Wilson, de vertaler was een Christadelphian en kende weinig van de Griekse taal. Hij geloofde niet in de persoonlijke pre-existence van Christus. Greber Johannes, medium en duivelaanbidder, zijn vertaling is ontstaan met de hulp van een geestesmedium. De Wachttoren gebruikt ze om van Jezus ‘een god’ te maken. Goodspeed, Edgar, klinkt soms oprecht maar is het niet steeds, Goodspeed was namelijk een liberaal theoloog. Kingdom Interlinear, product van de Wachttoren, is bevooroordeeld en onbetrouwbaar. Lamsa, wil alles persé Aramees laten zijn. Hij geloofde dat God rechtstreeks met hem communi- ceerde om zijn vertaling te maken. Hij zei over zichzelf, “The author, through God’s grace, is the only one with the knowledge of Aramaic, the Bible customs and idioms, and the knowledge of the English language who has ever translated the Holy Bible from the original Aramaic texts into English and written commentaries on it” (G. M. Lamsa, More Light on the Gospel, blz.151). In Vlaanderen zeggen we over zo iemand: een dikkenek. Moffatt, James, Jood van de moderne theologie. Was professor aan de Union Theological Seminary, een bastion van radicaal liberale gedachten. Moffatt ziet de genezingen in de Bijbel, de maagdelijke geboorte en opstanding uit de dood als legenden. Newcome’s New Translation. De titelpagina van het boek is dit: “The New Testament in An Im- proved Version, upon the basis of Archbishop Newcome’s New Translation with a Corrected Text, and Notes Critical and Explanatory. Published by a Society for Promoting Christian Knowledge and the Practice of Virtue, by the Distribution of Books -- Unitarian.” Een vertaling die dus past in het kraam van de Unitarische WT, die zelfs voor Joh.1:1 niet citeert uit het origineel maar de later herwerkte versie van Mr. Thomas Belsham een lid van de Unitarische kerk. Of archbishop Newcome leerde dat het Word “a god” was, is hoogst onwaarschijnlijk. New English Bible, product van de moderne theologie. De NEB kreeg van William Barclay goede punten over zijn vertaling van Joh.1:1, “But it is here that that NEB [New English Bible] has brilliantly solved the problem with the absolutely correct rendering: “What God was the Word was”“ (Barclay, William; Many Witnesses, One Lord, 1973, blz.23,24). In zijn geheel is deze vertaling echter niet betrouwbaar wegens teveel modernismen.

Page 338: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 338

New Testament in an Improved Version, een parafrase New World Translation, product van de Wachttoren een parafrase van Nathan Knorr, Albert Schroeder, George Gangas en Fred Franz. Smith, J. M. Powis, een parafrase. Volgens Smith moeten we alle mirakelen, de geboorte uit een maagd van Christus en Zijn opstanding uit de dood nemen als mythen en legenden. Revised English Bible, product van de moderne theologie. Schonfield, Jood en virulent tegen de christenen. Volgens zijn boek ‘The Passover Plot’, is Jezus een charlatan, en was zijn dood slechts een “swoon theory”, een dood-alsof.

8.21 HOE BEKIJKEN WE DAN 1 CORINTHE 15:45?

Vooraf deze opmerking: uit hetzelfde soort zaad komen geen twee soorten opstanding, een hemels geestelijke voor 144.001 en een aards lichamelijke voor alle anderen. Dat is hoe de WT fde zaken uitlegt. Hoe staat dat in verhouding tot Christus? In 1 Cor.15:45 is Christus beschreven als de laatste Adam: een levendmakende geest. Het commentaar van Jehovah’s Getuigen is dan gewoonweg: “Christus is thans slechts een geest.” Maar dan lezen we toch ook nog in Phil.3:21: “over het lichaam van zijn heerlijkheid.” “Geest” in 1 Cor.15:45, zegt F.W. Grosheide, in zijn commentaar, moet verklaard worden vanuit de betekenis van ziel. Omdat Christus niet ziel “is” zondermeer, gebruikt Paulus de veel algemener uitdrukking “levendmakende geest.” Niet dat Christus een levendmakende geest geworden is bij zijn opstanding want dat staat er eenvoudigweg niet. Het begrip “Geest” wijst naar de persoon van de Heilige Geest (Joh.6:63). In die zin moeten we ook Clemens Romanus begrijpen wanneer hij zegt: “Christus de Heer die ons gered heeft, eerst Geest was en toen vlees werd” (2de brief 9/5). Clemens stierf 101 of 102 na Chr. en wist dus iets af van apostolische traditie.

Een andere opmerking in dit verband. De redenering van de WT is: “heerlijke, hemelse, geestelijke lichaam” de opgestane Christus dus ook “geestelijk” moet worden opgewekt. Maar ook de 144.000 van wie ze zeggen: “Daar Jezus mede-erfgenamen met hem verenigd zullen zijn in de gelijkheid van zijn opstanding worden ook zij niet slechts opgewekt tot eeuwig leven als geestelijke schepselen, maar tot onsterfelijkheid en onverderfelijkheid” (‘Hulp tot begrip van de Bijbel’, deel 6, 1989, blz.1023 (God), blz.1161 (Christus), blz.1144,1162 (de 144.000)). (Zie ook ‘Insight on the scriptures’, volume 2, 1988, blz.785,786.) We citeren uit de publicatie van de Wachttoren Inzicht, deel 2, blz.487: “Daar Jezus’ medeërfgenamen met hem verenigd zullen zijn in de gelijkheid van zijn opstanding, worden ook zij niet slechts opgewekt tot eeuwig leven als geestelijke schepselen, maar tot onsterfelijkheid en onverderfelijkheid.” Ook engelen hebben een lichaam (Ezech.1:11,23 / Dan.10:6). En gezien engelen ook “geesten” zijn moeten we concluderen dat ze een geestelijk lichaam bezitten. De aard van de lichamen van de engelen wordt ons niet volledig geopenbaard in de Bijbel of beschreven. Maar onrechtstreeks weten we er toch veel van. We moeten er op ingaan: engelen zijn “dienende geesten” (Heb.1:14). Ze zullen geen fysieke lichamen zoals mensen hebben [of een mens die is opgestaan uit de doden] gezien de opmerking van Jezus: “Zie Mijn handen en Mijn voeten, want Ik ben het Zelf. Raak Mij aan en zie, want een geest heeft geen vlees en beenderen, zoals u ziet dat Ik heb.” (Lucas 24:39 HSV). De Schrift is duidelijk over engelen dat ze een lichaam moeten hebben, ze kunnen slechts

Page 339: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 339

op één plaats tegelijk zijn. Ze zijn plaatsgebonden in hun aanwezigheid, begrensd en niet een “vluchtig” iets.

Engelen kunnen natuurlijk de gedaante van een mens aannemen. Hoe kon anders deze tekst waar zijn: “2 Vergeet de gastvrijheid niet, want hierdoor hebben sommigen zonder het te weten engelen onderdak geboden.” (Hebreeën 13:2) Maar wanneer ze verschijnen zijn ze ook soms schitterend: “als een bliksemflits” volgen de Willibrordvertaling. Matthéüs 28:2-4 HSV: “2 En zie, er vond een grote aardbeving plaats, want een engel van de Heere, die uit de hemel neerdaalde, ging erheen, rolde de steen van de opening weg en ging erop zitten. 3 Zijn gedaante was als een bliksem en zijn kleding wit als sneeuw. 4 De bewakers beefden van angst voor hem en werden als doden.”Maar wat engelen als lichaam hebben dit is niet hetzelfde soort geestelijk lichaam als het lichaam dat Christus sinds zijn opstanding heeft, of het toekomstige lichaam van wie “in Christus” zijn. We herhalen daarom nog eens: “Zie Mijn handen en Mijn voeten, want Ik ben het Zelf. Raak Mij aan en zie, want een geest heeft geen vlees en beenderen, zoals u ziet dat Ik heb.” (Lucas 24:39 HSV).

Nu nog eens terug naar 1 Cor.15:45 “45 Dit is de zin van wat er staat geschreven; de eerste mens, Adam, werd een levend wezen. De laatste Adam werd een levendmakende Geest.” Willibrordvertaling (herziene editie 1995)“45 Zo staat er ook geschreven: De eerste mens Adam is geworden tot een levend wezen, de laatste Adam tot een levendmakende Geest.” Herziene Statenvertaling“45 Zo staat er ook geschreven: „De eerste mens, Adam, werd een levende ziel.” De laatste Adam werd een levengevende geest.” Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — Druk 2006 [ in voetnota staat er: Of: „een ademend schepsel.” Zie Ge 2:7 vtn., „Ziel”; App. 4A.] “45 And so it is written, The first man Adam was made a living soul; the last Adam was made a quickening spirit.” King James Version (Authorized Version) (1611) “45 So also it is written, “The first man, Adam, became a living soul.” The last Adam became a life-giving spirit.” World English Bible “45 So also it is written, The first man Adam became a living soul. The last Adam became a life-giving spirit.” American Standard Version (1901) Laten we eens goed kijken naar de gelijkenissen.De eerste mens, Adam, WERD een levend wezen = met zijn geboorte.De laatste Adam WERD een levendmakende Geest = met Zijn geboorte. Ja maar, zal men zeggen in de WT-kringen dat moet toch slaan op Zijn opstanding. Wij vragen dan: Zeg ons dan waarom? De vergelijking die Paulus doet is dan toch niet meer van dezelfde aard! Onze uitleg loopt ook zonder problemen met wat er aan de hand is: in Adam hebben we gewoon het leven gekregen maar in de Tweede Adam krijgen we “eeuwig leven.” EN DAT LEVEN ONTVANGEN WE AL TIJDENS ONS AARDS LEVEN.

Hier enkele teksten:Johannes 5 HSV: “24 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie Mijn woord hoort en Hem gelooft Die Mij gezonden heeft, die heeft eeuwig leven en komt niet in de verdoemenis, maar is uit de dood overgegaan in het leven.”

Page 340: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 340

Johannes 3:18 HSV: “18 Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar wie niet gelooft, is al veroordeeld, omdat hij niet geloofd heeft in de Naam van de eniggeboren Zoon van God.”Johannes 6:40 HSV: “40 En dit is de wil van Hem Die Mij gezonden heeft, dat ieder die de Zoon ziet en in Hem gelooft, eeuwig leven heeft, en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag.”Johannes 6:47 HSV: “47 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie in Mij gelooft, heeft eeuwig leven.”Johannes 8:51 HSV: “51 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand Mijn woord in acht genomen heeft, zal hij beslist de dood niet zien tot in eeuwigheid.”

GELOVEN WE DAT TOEN IN DE DAGEN VAN DE PREDIKING VAN JEZUS HIJ REEDS EEUWIG LEVEN SCHONK?EN ONTVANGEN WERD DOOR GELOVIGEN? DUS IS HET ONTVANGEN VAN EEUWIG LEVEN VOOR JEZUS NIET AFHANKELIJK VAN ZIJN OPSTANDING UIT DE DODEN!DAN HEEFT 1 COR.15:45 DAAR NIETS MEE TE MAKEN. Wel dat Jezus die levenmakende macht al heeft op aarde, voor Zijn opstanding: DAN IS HIJ REEDS EEN “levendmakende Geest.” Maar ook nu nog voor alle gelovigen, nu vanuit Zijn hemelse functieEN DAT ZAL IN DE OPSTANDING VAN DE DODEN OOK WERKELIJK ZICHTBAAR ZIJN! 1 Johannes 3:2 HSV: “2 Geliefden, nu zijn wij kinderen van God, en het is nog niet geopenbaard wat wij zullen zijn. Maar wij weten dat, als Hij geopenbaard zal worden, wij Hem gelijk zullen zijn; want wij zullen Hem zien zoals Hij is.” = “want een geest heeft geen vlees en beenderen, zoals u ziet dat Ik heb.” (Lucas 24:39 HSV).Colossenzen 3:4 HSV: “4 Wanneer Christus geopenbaard zal worden, Die ons leven is, dan zult ook u met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid.” = Aangezien Jezus géén Geest is in de opstanding zullen we het ook niet zijn.Philippenzen 3:21 HSV: “21 Die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het GELIJKVORMIG WORDT AAN ZIJN VERHEERLIJKT LICHAAM, overeenkomstig de werking waardoor Hij ook alle dingen aan Zichzelf kan onderwerpen.”

1 Corinthe 15:49 HSV: “49 En zoals wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen WIJ OOK het beeld van de Hemelse dragen.”

En ook in het achterhoofd van de WT zit zo een uitleg, als ik dit van hen lees. We citeren uit de publicatie van de Wachttoren Inzicht, deel 2, blz.519 “De doden” die Jezus op aarde hoorden spreken. Wanneer wij Jezus’ woorden beschouwen, merken wij op dat toen Jezus sprak, sommigen van „de doden” zijn stem hoorden. Petrus bediende zich van soortgelijke taal toen hij zei: „Trouwens, met dit doel werd ook aan de doden het goede nieuws bekendgemaakt, opdat zij van menselijk standpunt uit bezien naar het vlees geoordeeld zouden worden, maar van Gods standpunt uit bezien naar de geest zouden leven” (1Pe 4:6). Dit is zo omdat degenen die Christus hoorden, ’dood waren in overtredingen en zonden’ voordat zij hem hoorden, maar in geestelijk opzicht „levend” werden omdat zij geloof stelden in het goede nieuws. — Ef 2:1; vgl. Mt 8:22; 1Ti 5:6.”DUS TEVEEL NADRUK LEGGEN OP 1 COR.15:45 OM TE BEWIJZEN DAT JEZUS EEN GEEST IS GAAT NIET OP.

Page 341: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 341

BIBLIOGRAFIE

HEMELVAART Gourges M., A la droite de Dieu, Lecoffre J. Gabalda, 1978. Larranaga V. S.J., L’Ascension de Notre Seigneur dans le Nouveau Testament, Institut Bibli- que Pontifical, 1938. Milligan W., The ascension of Christ, Mc Millan and Co, 1891. Stam C., De hemelvaart des Heren, Kok, 1950.

EERSTE BRIEF VAN PETRUS Boismard M.E., Quatre hymnes baptismales, Ed. Du Cerf, 1961. Du Toit D.A., Neergedaal ter helle, Kok, Kampen, 1971. (Zuid-Afrikaanse tekst over de dogmaontwikkeling van 1 Pet.3:18-21) Houwelingen P., 1 Petrus - Rondzendbrief uit Babylon, Kok, 1991. En goed voor de recen- te bibliografie.McCulloch J., The harrowing of Hell, T & T Clark, 1930. Reicke B., The disobedient Spririts and Christian Baptism, Copenhagen, 1946. Selwyn E.G., The first epistle of St Peter, The Macmillan press, 12de druk, 1977.

MODERN KRITISCHE VISIE (PRO EN CON) Alsup J.E., The Post resurrection appearence stories of the Gospel tradition, Calwer verlag, 1975. Waar ook een Duitse versie. Audet L. / Dumois M., Résurrection, Desclee et Cie, 1971. Berkhof H., Gegronde verwachting, Callenbach, 1968. Blei K., Christelijke toekomstverwachting, Boekencentrum,1986. (Laatste twee hoofdstuk- ken).Bonsen J., Verhalen van opstanding, Kok, 1991. Danneels G., Over de dood heen, Persdienst Aartsbisdom, 1991. Kardinaal Danneels legt vooral de nadruk op de onhoudbaarheid van de leer van de reïncarnatie in het christen- dom. Zeer goed! Evans C.F., Resurrection and the New Testament, S.C.M.,1970. Fuchs C. & Künneth W., Die Auferstehung Jesu Christi von der toten, Neukircher verlag, 1973. Fuller R., The formation of the Resurrection Narratives, S.P.C.K., 1972. Kremer J., De Paasevangeliën, Katholieke Bijbelstichting, 1979. Lapide P., Opstanding, een joodse geloofservaring, Kok, 1983. Léon-Dufour X., Résurrection de Jésus et message Pascal, Seuil, 1971. Michiels R., De eeuwigheid in ons hart, Patmos, 1985. Moule C.F.D. edit., The significance of the message of the resurrection for faith in Jesus Christ, S.C.M., 1968. Mouson J. / Van den Berghe P. / Bulckens J., De verrezen Heer, Patmos, 1969. Niftrik van G.C., De hemel, Callenbach, 1972. O’Collins G., The easter Jesus, Darton Longmans and Todd, 1973. Pittinger N., Na de dood het leven, Ten Have, 1982. Rigaux B., Dieu l’a ressuscité, Duculot, 1973. Om van te genieten. Robinson J.A.T., The body a study in Pauline theology, S.C.M., 1952. Ruler van A.A., De dood wordt overwonnen, Callenbach,1972. Sanders J.T., The New Testament christological hymns, C.U.P., 1971. Streeder G.J., Een beoordeling van Barths exegese van 1 Corinthen 15, H.J. Paris, 1938. Walle van de A., Tot het aanbreken van de dageraad, Altiora, 1981.

Page 342: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 342

Zodhiates S., Conquering the fear of death, Eerdmans, 1970. 800 paginas overweldigend commentaar (preek!) op 1 Cor.15. Zodhiates S., Resurrection, AMG Publishers, 1977. Evangelisatieliteratuur op zijn best, kort en bondig.

OPSTANDINGSLICHAAM EN COMMENTAREN OP 1 CORINTHE Altermath F., Du Corps psychique au corps spirituel, J.C.Mohr Paul Siebeck, 1977. Feuillet A., Le sacerdoce du Christ et de ses ministres, Editions de Paris, 1972. Met de reser- ves voor enkele té Roomse uitleggingen over het priesterschap. Grosheide F.W., De eerste Brief van den apostel Paulus aan de Kerk te Corinthe, H.A. van Bottenburg, 1932. Héring J., La première épître de Saint Paul aux Corinthiens, Delachaux & Nieslé, 1949. Koch G., Die Auferstehung Jesu Christi, J.C.B. Mohr, 1959. Lewis J., The anastasis of the dead, A. Tompkins Boston, 1860. Lindyer C.H., Het begrip sarx bij Paulus, Van Gorcum, 1952. Morison F., Het lege graf, Drukkerij de Spaarnestad, 1953. Prima en nog steeds in Engelse pocket bij Faber. Orr J., The resurrection of Christ, Charles Scribners Sons, 1908, Reprint bij Klock & Klock, 1980. Schep J.A., The nature of the Resurrection Body, Eerdmans Publishing Company, 1964. Schlatter A., Die Korintherbriefe, Calwer verlag, 1950. Sparrow-Simpson W.J., Our Lords Resurrection, Reprint, Zondervan Publishing House, 1964. Stanley D.M., Christ’s Resurrection in Pauline soteriology, Pontificio Instituto Biblico, 1961. Streeder G.J., De prediking van de opstanding der doden in het Nieuwe testament, Bosch en Keuning, z.j. (1953?). Tenney M.C., The Reality of the Resurrection, Moody Press, 1972. Urs von Balthasar H. / A. Grillmeier, Le mystère Pascal, Mysterium Salutis, volume 12, du Cerf, 1972., Van Niftrik G.C., Waar zijn onze doden, J.N. Voorhoeve,1970. Vos G., The Pauline eschatology, Wm. Eerdmans, 1953. Vos Jac.Zn A., Het is de Heer, Kok, 1990. Waaning N.A., Onderzoek naar het gebruik van Pneuma bij Paulus, S. Bakker, Amsterdam, 1939.

ALGEMEEN Armstrong D, Jewish-Christian Dialogue:  Is the Servant of Isaiah 53 the Messiah or Collective Israel? Dave Armstrong is een Katholiek theoloog en schreef hier een prachtige studie. Zoek op Interenet. Bauer W., aionios, Wörterbuch zum Neuen Testament, 5de dr., Berlin, 1971. Bavinck H., Gereformeerde dogmatiek, Kok Kampen, 4 delen, Vijfde druk 1967. Benoit P., The Passion and Resurrection of Jesus Christ, Darton Longman and Todd, Lon- don, 1969 (Franse uitgave Ed. Du Cerf). Berkhouwer G., De wederkomst van Christus, Kok, 1961/1963, (deel 1, hoofdstuk 6 / deel 2, hoofdstuk 6). Van zelfde schrijver en uitgever 1953, Het Werk van Christus, (vooral hoofdstukken 7,8,9 en 11). Berkhof H., Gegronde verwachting, 2de dr., Nijkerk, 1968. Berkhof H., Christelijk geloof, Callenbach, 1990, 4de druk, zie register. Brown R.E., Jezus, de Christus, geboren uit een vrouw, opgestaan uit de dood, Katholieke Bijbelstichting, Boxtel, 1975. (U.K. uitgave bij Geoffrey Chapman, 1973).

Page 343: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 343

Carl H. F., Relational Language in John 14-16: Implications for the Doctrine of the Trinity, Global Journal of Classical Theology, Vol. 2, No. 1 (12/99). Dart J., Balancing Out the Trinity: The Genders of the Godhead, Christian Century, February 16-23, 1983, blz.147-150. Dijks K. trilogie, Over de laatste dingen, deel 3, (hfst.4), Kok, 1953. Fairbairn P., The typology of scripture, 2 delen in één, Reprint Guardian Press, Grand Ra- pids, 1975, nog altijd uniek. Maar voorzichtig met typologie, dat is explosief materiaal! Feitsma M., Het theopaschitisme, Kok, 1956.Feuillet A., L’Agonie de Gethsemani, Gabalda, 1977. Enig in zijn soort. Goppelt L., Theologie des Neuen Testaments, 3de dr., Göttingen, 1978. Jeremias J., geenna, TDNT, I, Jeremias J., haides, TDNT, I, Jeremias J., Neutestamentliche Theologie, 2de dr., Gütersloh, 1973. Jeremias J., Die Gleichnisse Jesu, 6de dr., Göttingen, 1962. Lane Craig William, The Historicity of the Empty Tomb of Jesus, op zijn internetsite. Zeer mooie Studie, vroeger verschenen als: ‘The Historicity of the Empty Tomb of Jesus’, New Testament Studies 31 (1985), blz.39-67. Lee J.Y., God suffers for us, Martinus Nijhoff, 1974. Lefebure L. D., Christology ‘From Below’ Christian Century, Nov. 17-24, l999. Médebielle P.A., L’expiation dans lancien et le nouveau testament, Vol. 1, Institut biblique Pontifical, 1924. Reed D. A., Discussing Deity with Jehovah’s Witnesses, Christian Research Journal, Summer 1988. Reed D., Index of Watchtower Errors, Baker Book House, 1990. Sasse H., aionios, TDNT, I, Schmitllein R., Circonstances et cause de la mort du Christ, Editions Art et Science, Bade, 1950. Tracht de wetenschappelijke kant van de dood van Christus te benaderen, veroor- zaakt door een “choc traumatique.” Semmelink J.H., Onsterfelijkheid en opstanding, Uitg. Van Keulen, 1962. (Deel uit de serie Exegetica). Shawn M. H., The Death Of Christ: Fulfillment of the Old Testament Sacrifices, Quodlibet Journal: Volume 4 Number 4, November 2002, http://www.Quodlibet.net Tregelles S. P., Passages of Dogmatic Importance. Over Handelingen 20:28 op http://www.bible-researcher.com/dogma.htmlThierry J.J., Opstandingsgeloof in de vroegchristelijke kerk, Buyten en Schipperheyn, 1978. Over de Paaspreek van Melito van Sardes. Een preek of een gedicht! Moet u lezen! Versteeg J., Is Adam in het Nieuwe testament een leermoddel?, Artikel uit Woord en Kerk, Uitg. Ton Bolland 1971, blz.29-70. (Zie ook zijn doctorale scriptie.) Westcott B. F., The Gospel of the Resurrection, Macmillan and Co., 1866.

Twee tijdschriftentartikels die we speciaal willen vermelden zijn, Ph. E. Hughes, ‘The blood of Jesus and His Heavenly Priesthood in Hebrews’, in Bibliotheca Sacra, April-June en July-September 1973, n°518,519 en A. Feuillet, ‘La découverte du tombeau vide en Jean 20:3-10’, in Hokhma 1978, n°7, blz.1-45. Een Katholiek theoloog in een Frans Evangelisch tijdschrift, het geeft dus wel de waarde aan van dit prachtig geschrift! In DNTT volume 3, blz.281-309 geeft C. Brown een zeer degelijke kritiek op de moderne opstandingtheorieën. In dit verband zie ook G. E. Ladd, I believe in the Resurrection of Jesus, Hodder and Stoughton, 1975. Als evangelisatiehulpmiddel is V. Grieve, Het lege graf in het geding, Gideon, z.j. nog steeds zeer goed.

Page 344: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 344

Over kruisigen als doodstraf zie o.a.: Barbet P., De Passie van O.H. Jesus Christus gezien door een chirurg, Brepols 1951. Charlesworth J.H., Jesus and Jehohanan: an archeological note on crucifixion, ‘‘The Expository Times’, February 1973 volume IXXXIV No. 6. Green M., Man Alive, Inter-Varsity Press, 1968. Hengel M., Crucifixion, Fortress Press, Philadelphia, 1989. Moet u lezen! MacMullen R., History Professor Emeritus van Yale University, Strange J., Professor of Religious Studies, University van South Flordia, en Zugibe F., medisch onderzoeker, in ‘How Jesus died; the final 18 hours’ een video van Trinity Pictures. Mannix D.P., The history of torture, Dell, New York, 1983. Zias Joe, Crucifixion in antiquity, the archeological evidence. U kan dit vinden op internet en is een van de beste artikelen hierover geschreven. De schrijver is archeoloog en Jood.

Jezus sterft aan het kruis, een oude prentkaart.

Hoofdstuk 9

Jezus: God volgens Paulus, Petrus en Johannes

9.1 INLEIDING

Page 345: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 345

Waarover predikten de eerste discipelen, volgens Handelingen 2-9

Jezus, de profeet “een man u van Godswege aangewezen” 2:22

Jezus, de Heilige “Doch gij hebt de Heilige en Rechtvaardige verloochend en begeerd, dat u een man, die een moordenaar was, geschonken zou worden” 3:14

Jezus, de Rechtvaardige “Doch gij hebt de Heilige en Rechtvaardige verloochend en begeerd, dat u een man, die een moordenaar was, geschonken zou worden” 3:14 “Wie van de profeten hebben uw vaderen niet vervolgd? Zelfs hebben zij hen gedood, die geprofeteerd hebben van de komst van de Rechtvaardige, van wie gij nu verraders en moordenaars geworden zijt” 7:52

Moord op Jezus “van wetteloze mensen aan het kruis genageld en gedood” 2:23 “den Leidsman ten leven hebt gij gedood” 3:15 “den Nazoreeër, dien gij gekruisigd hebt” 4:10 “dien gij hebt gehangen aan een hout en omgebracht” 5:30 “den Rechtvaardige, van wien gij verraders en moordenaars geworden zijt” 7:52

Jezus is opgestaan uit de doden“God evenwel heeft Hem opgewekt” 2:24 “God heeft Hem opgewekt uit de doden” 3:15 “maar dien God heeft opgewekt uit de doden” 4:10 “de God onzer vaderen heeft Jezus opgewekt” 5:30

Opgevaren ten hemel “Nu Hij dan door de rechterhand Gods vehoogd is en de belofte des Heiligen Geestes van de Vader ontvangen heeft, heeft Hij dit uitgestort, wat gij en ziet en hoort. Want David is niet opgevaren naar de hemelen, maar hij zegt zelf: De Here heeft gezegd tot mijn Here: Zet u aan mijn rechterhand” 2:33,34 “Hem heeft God door zijn rechterhand verhoogd, tot een Leidsman en Heiland om Israël bekering en vergeving van zonden te schenken” 5:31 “En hij zeide: Zie, ik zie de hemelen geopend en de Zoon des mensen, staande ter rechterhand Gods” 7:56

De Heer heeft macht de Heilige Geest te zenden “Nu Hij dan door de rechterhand Gods verhoogd is en de belofte des Heiligen Geestes van de Vader ontvangen heeft, heeft Hij dit uitgestort, wat gij en ziet en hoort” 2:33

Hij is Messias en Heer“Dus moet ook het ganse huis Israëls zeker weten, dat God Hem én tot Here én tot Christus gemaakt heeft, deze Jezus, die gij gekruisigd hebt” 2:36 “en zonder ophouden, iedere dag, leerden zij in de tempel en aan huis, en verkondigden het evangelie, dat de Christus Jezus is” 5:42

Jezus is de koning waarover David sprak en is dus de opvolger van David“die door de heilige Geest bij monde van onze vader David, uw knecht, gezegd hebt: Waarom hebben de heidenen gewoed en de volken ijdele raad bedacht? De koningen der

Page 346: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 346

aarde hebben zich opgesteld en de oversten zijn tezamen vergaderd tegen de Here en zijn Gezalfde”

Zo een lijstje zegt al wat over Jezus, maar er is zoveel meer. We willen in dit hoofdstuk ingaan op enkele schriftuurplaatsen die door Jehovah’s Getuigen in hun Bijbel verkeerd vertaald zijn. Zo hebben we al gezien dat zoiets het geval was bij Joh.1:1. De duidelijke unitarische bevoor-oordeeldheid van de WT liet hen ook verscheidene malen het woord “andere” toevoegen in Col.1: 15-20, zonder enige grammaticale of exegetische reden. We willen in dit gedeelte nog vijf andere teksten onderzoeken die zullen aantonen dat de NWV qua Bijbelvertaling als ons behandeld moet worden.

In het kort nog een herhaling; wat zegt Col.1:15? Wanneer “eerstgeborene” = “prōtotokos” wordt gebruikt zonder lidwoord dan heeft dat volgens één Grieks woordenboek het volgende te zeggen: “wijst op de speciale status verbonden aan de eerstgeborene” (BDAG, 894). ‘Strong’s Exhaustive Concordance of the Bible’ geeft aan dat de zinsnede “de eerstgeborene van” 36 maal voorkomt in de Bijbel. In de verzen; Genesis 25:13 / Exodus 6:14 / 11:5 / 12:29 / 13:13 / 13:15 / 22:29 / 34:20 / Numeri 3:13,40,46,50 / 8:16,17 / 18:15 / Jozua 17:1 / 1 Kronieken 1:29 / 2:3,13,25,27,50 / 4:4 / 5:1 / 9:31 / Nehemiah 10:36 / Job 18:13 / Psalm 135:8 / Jesaja 14:30 en Colossenzen 1:15. Maar dat wil niet zeggen dat Christus “de eerstgeborene van” een GANSE REEKS ANDERE ZAKEN IS.

De standaardbetekenis van het woord “eerstgeborene” - in het Hebreews “bekhor” in het Grieks “prōtotokos” - is deze van pre-eminentie, van eerste in belangrijkheid en niet van oorsprong. Wanneer de Septuaginta het Hebreews “bekhor” in het Grieks “prōtotokos” omzet als vertaling, dan zit er géén gedachte achter van “protos” of “tokos.” Het geeft aan dat de persoon het eerstegeboorterecht bezit, alles voor het zeggen en beschikking heeft over alles wat hem is achtergelaten. Er zijn te veel voorbeelden in het OT die er op wijzen dat dit niet te maken heeft met de eerste geboren te zijn in een reeks van zonen of dochters. Zo is Christus de eerstegeboren in de zin dat Hij over alle zeggenschap heeft. Zie M. Tsevat, “Bekhor” in Theological Dictionary of the Old Testament, Eerdman’s Publishing Company, 1975, deel 2:121ff. Voor “prōtotokos” zie naar Walter Bauer, A Greek-English Lexicon of the New Testament and Other Early Christian Literature edited by Gingrich and Danker, 2nd ed., University of Chicago Press, 1979, blz.26 en Michaelis W., “Prototokos” in Theological Dictionary of the New Testament, Eerdman’s, 1982, deel 6:872ff.

Een theoloog van de jonge evangelische school, Robert Reymond, zei in dat verband: “De bedoeling van Paulus achter de beschrijving van Jezus als de “eerstgeborene der schepping” ligt een universum verwijderd van wat de Ariaanse interpretatie hierover is. Ook van deze door Jehovah’s Getuigen, die de nadruk leggen op het begrip Zoon en hem de eerste van de geschapen dingen maken; de context echter vraagt van ons dat we de term verstaan in zijn Hebreeuwse betekenis, als een omschrijving van prioriteit of rang die de eerstgeboren zoon heeft en die een speciale liefde van de vader ontvangt” (R. L. Reymond, ‘A New Systematic Theology of the Christian Faith’ Thomas Nelson, 1998, blz.251).

Page 347: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 347

In het boek Colossenzen staat het Griekse “pas” = Nederlandse “alle” 38 maal. Van deze 38 maal heeft de NWV van Jehovah’s Getuigen, “pas” = 33 maal als “alle” of “iedere” vertaald. De vijf uitzonderingen zijn deze waar ze vijf maal “andere” toevoegen aan “alle.” Dat zijn de verzen 16,17 en 20 van het eerste hoofdstuk. En dat om op die wijze van Christus een deel van de schepping te maken. Dat is niet oprecht.

De Nieuwe Wereldvertaling is de enige Nederlandse vertaling van de Bijbel die het woord “andere” in de verzen 16 (2 keer), 17 (2 keer) en 20 (1 keer) van Colossenzen hoofdstuk 1 heeft toegevoegt of ingevoegt. Waarom hebben ze dat gedaan? Ze geven zelf de reden aan. De Wachttoren van 15 april 1973 tracht op blz.254 die afwijking uit te leggen: “Bij een beschouwing van deze kwestie is het goed in gedachten te houden dat bijbelschrijvers vaak als vanzelfsprekend aannamen dat bepaalde punten werden begrepen, evenals schrijvers in onze tijd dit doen. De apostel Paulus zegt bijvoorbeeld, zoals wij in Kolossenzen 1:16 lezen, dat alle dingen in de hemel en op aarde door bemiddeling van Jezus Christus werden geschapen. Maar aangezien wij uit Openbaring 3:14 weten dat Jezus zelf ook is geschapen, voegt de Nieuwe-Wereldvertaling het woord “andere” toe, waardoor duidelijk wordt weergegeven wat de apostel in gedachten had. Maar zelfs in dit geval zou kunnen worden gezegd dat als de drieëenheidsleer dat Jezus niet werd geschapen, niet zo algemeen werd aanvaard, het niet nodig was geweest het woord „andere” toe te voegen” (wij onderstrepen).

U weet ondertussen wel dat de WT een interlineaire vertaling gemaakt heeft, van het Grieks naar het Engels. Met enkele serieuze bokkensprongen. Een voorbeeld. In Phil.2:6 staan zestien woorden in de Griekse tekst. De NWT (Engelse versie) heeft hiervoor tweeëntwintig woorden nodig in zijn vertaling.

9.2 ROMEINEN 9:5

Romeinen,  hoofdstuk: 9Vers Statenvertaling Luthervertaling Leidschevertaling

5 Welker zijn de vaders, en uit welke Christus is, zoveel het vlees aangaat, Dewelke is God boven allen te prijzen in der eeuwigheid. Amen.

Van wie ook de vaderen zijn, en van wie ook Christus afstamt naar het vlees, die is: God boven alles geloofd in eeuwigheid, Amen.

tot wie de aartsvaders behoren en van wie zoveel het vlees betreft de Christus afstamt. --God, die boven alles staat, is in eeuwigheid te prijzen! Amen.

We lezen in Rom.9:5: “tot wie de voorvaders behoren en uit wie de Christus (is gesproten) naar het vlees: God, die boven allen is, (zij) gezegend in eeuwigheid. Amen” (NWV). De Canisiusvertaling geeft: “en van hen stamt Christus af naar het vlees: Hij, die God is,” enz... En de NBG schrijft: “En uit hen is wat het vlees betreft, de Christus, die boven alles, God, te prijzen” enzovoort . Het verschil ligt hierin dat de WT het laatste deel van dit vers als op God (de Vader) laat slaan, terwijl de meeste andere vertalingen Christus de God noemen die boven allen is. De vroegere Engelse uitgaven van de NWT hebben een appendix bij dit vers en we lezen

Page 348: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 348

daar o.a.: “We nemen deze passage als een verwijzing naar God en als een uitroep van zegening over hem voor de zojuist genoemde voorzieningen.” Eerder heeft men verwezen naar de Griekse grammatica van J.H. Moulton en A.T. Robertson. Misschien hebben de samenstellers van de NWT uit het oog verloren dat beide personen zich duidelijk hebben uitgesproken over de godheid van Christus. Zo schrijft A. T. Robertson in zijn ‘Word Pictures in the New Testament’, deel 4 blz.381, in dit verband: “Een duidelijk getuigenis van de godheid van Christus volgende na de opmerking over zijn mensheid.” Ook J. H. Moulton schrijft akkoord te gaan met de positie van het commentaar van Sanday-Headlam (International Critical Commentary, T & T Clark) die Rom.9:5 volledig op Christus toepassen. J. H. Moulton verschilt wel van mening op een detail met bovengenoemde. Laten we eerst even de Griekse tekst van Rom.9:5 in transliteratie nagaan.

“kai ex hoon ho Christos “en uit wie de Christus

to kata sarka ho oon epi pantoon naar het vlees de zijnde over alles

Theos eulogeetos eis tous aioonas ameen” God gezegend tot in de eeuwigheid amen”

De WT had er beter aan gedaan ter ondersteuning van hun argumenten te verwijzen naar dezen die werkelijk dat laatste deel van Rom.9:5 op God toepassen. En daaronder hebben we o.a. H. Meyer, C. H. Dodd (Moffatt commentary), R. Bultmann, J. Knox en V. Taylor. Vincent Taylor heeft men aangehaald in ‘Ontwaakt!’ van 22 juli 1972. We gaan persoonlijk niet akkoord met wat V. Taylor schrijft. Deze zegt namelijk: “dat men algemeen tot de zienswijze overhelt dat Christus niet als God wordt aangesproken.” Zelfs recente commentators zoals John Murray (‘New London Commentary’), F. F. Bruce (‘Tyndale Commentaries’) en O. Cullmann (‘Christology of the New Testament’) geven Rom.9:5 zuiver christologisch. En velen nemen géén positie (Leenhardt, R. Brown). En hoe ouder de commentator die men erop nakijkt hoe chris-tologischer hun uitleg is bij dit vers.

Reden of drogreden?

Wat zijn nu de belangrijkste redenen waarom men Rom.9:5 wil zien als een lofprijzing voor God? (We bespreken dit omdat de WT tot heden in gebreke is gebleven hun vertaling degelijk te verdedigen maar wellicht later hierop terugkomt. R. Furuli gaat wel in op de tekst.) Dat een zalving op zichzelf verscheidene malen herhaald kan worden zien we in het geval van koning David. Hij werd een eerste maal gezalfd over zijn broeders (1 Sam.16:12,13) later over Judah (2 Sam.2:4) en nog later over Israël (2 Sam.5:3). Men zegt dat Paulus nergens in zijn brieven Christus, God noemt. (V. Taylor, K. Barth et cetera.) In dit geval zou men 2 Thes.1:12 / Titus 2:13 / Heb.1:8,9 enz. moeten uitsluiten. Als reden is dit echter zeer zwak. Christus is God genoemd door Johannes (Joh.1:1) en Thomas (Joh.20:28). Is de zienswijze van Paulus over Christus dan anders? Zegt hij niet in Phil.2:6 dat Christus bestond in de gedaante Gods? (Zie ook Col.2:9.) Of had Paulus een andere leer over Christus dan Johannes of de rest van de Schrift? Lees dan eens 2 Cor.11:4 / Gal.1:8.

Page 349: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 349

Over Col.2:9 de volgende vertalingen zodat u kunt inschatten wat er mee bedoeld wordt, alhoewel sommigen meer parafraseren dan vertalen: Amplified: “For in Him the whole fullness of Deity (the Godhead), continues to dwell in bodily form - giving complete expression of the divine nature.” Barclay: “For it is in Christ that godhead in all its completeness dwells in bodily form.” KJV: “For in him dwelleth all the fulness of the Godhead bodily.” Lattimore: “Because in him resides all the fulfillment of the divine.” NASB: “For in Him all the fullness of the deity dwells in bodily form.” NEB: “For it is in Christ that the complete being of the Godhead dwells embodied...” NIV: “For in Christ all the fullness of the Deity lives in bodily form...” RSV: “For in him the whole fullness of deity dwells bodily...” Schonfield: “For it is in him that the immensity of the Divine Wisdom corporately dwells.” TEV: “For the full content of divine nature lives in Christ, in his humanity.”

Het is duidelijk dat de Wachttoren allerhande vindingrijke oplossingen uitdoktert om de juiste betekenis van Col.2:9 te verdoezelen. We geven u hieronder uit hun twee versies van de Griekse interlineaire vertaling weer hoe ze het bezien vandaag en vroeger. Want er is een enorm verschil; het ene geeft “goddelijk” als vertaling en het andere “god.”

In de interlineaire (1985 editie) van Col.2:9 is “theotes” (zonder i) vertaald als “divinity.” De rechterzijde geeft “divine quality.” Hier is de 1985 editie van KIT:

Maar in de Kingdom Interlinear Translation of the Greek Scriptures, uitgave van 1969 leest Col.2:9 “theotes” in de letterlijke vertaling “godship” en dat kan een aanvaardbare vertaling genoemd worden. De rechterzijde geeft echter opnieuw “divine quality.” Het is duidelijk dat de vertaling “divine quality” geen goede vertaling is.

De Kingdom Interlinear (1985ed) van Romeinen 1:20 heeft echter al “theiotes” (met i) in the interlineaire sectie als “godship” vertaald, en ook daar verkeerdelijk. Je kan toch geen twee woorden met hezelfde equivalent vertalen. Daar zou volgens enkele lexicograven (zoals Joseph H. Thayer) moeten staan “divinity.”

Page 350: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 350

Nu heeft The Watchtower nog een derde interlineiare vertaling, niet door hen zelf gemaakt maar wel door hen gepubliceerd, The Emphatic Diaglott. Daar luidt Col. 2:9 “theotes” = “deity.” En dat is OK. Zij zijn er vanuit gegaan dat men dat niet meer zo mocht vertalen en dat is jammer.

Prof. A.T. Robertson een groot grammaticus in zijn dagen schreef dit erover:“There dwells (at home) in Christ not one or more aspects of the Godhead (the very essence of God, from ‘Theos,’ deity) and not to be confused with ‘Theiotes’ in Romans 1:20 (from ‘Theios,’ the quality of God, divinity), here only in NT as ‘Theiote’ only in Romans 1:20. The distinction is observed in Lucian and Plutarch. ‘Theiotes’ occurs in the papyri and inscriptions.” ( A.T Robertson, ‘Word Pictures In The New Testament’, blz.491.) W. Robertson Nicoll, auteur van ‘The Expositor’s Greek Testament’ leert dit: “The word (‘Theotes’) is to be distinguished from ‘Theiotes’ as Deity, the being God, from Divinity, the being Divine or Godlike. The passage thus asserts the real Deity of Christ.” (‘Expositor’s Greek Testament’, vol. 3, blz.533.)

James Hastings een theoloog van de jaren 1900 heeft in zijn boek ‘A Dictionary of the Bible Dealing With Its Language, Literature, And Contents’, T &T Clark, deel 2, blz.221enkele mooie gedachten over “Theios-divine nature”, “Theiotes-divinity”, en “Theotes-deity” die we weergeven in vertaling: “Steeds is het Griekse woord op de juiste wijze gebruikt, en het kon niet gebruikt worden in de plaats voor het andere (...) Lightfoot geeft bij Col.2:9 het verschil aan tussen 'Theiotes' en 'Theotes' aldus: 'Theiotes' = is de kwaliteit, 'Theotes' = het wezen van God. Het onderscheid die dat het beste laat zien is de opmerking dat 'Theotes' komt van 'Theos' = God, terwijl 'Theiotes' komt van 'Theios' = Goddelijk (...) Het is in een keer hoe adequaat de heilige Paulus van 'Theiotes' in Romeinen 1:20 gebruik maakt: van waar hij spreekt van dergelijke attributen van God, die te lezen zijn in het boek van de natuur, en hoe toepasselijk 'Theotes' in Col.2:9, waar hij beweert van de Zoon dat in Hem de volheid van de gehele (geopenbaard en ongeopenbaarde) Persoonlijkheid van God woont. De Latijnse versies werden gedwongen om ‘divinitas’ te gebruiken voor beide woorden. Maar ze zijn onvoldoende om 'Theotes' te vertegenwoordigen en dat werd gevoeld vanaf het begin (...) Hetzelfde gevoel is nu het vinden voor de uitdrukking in het Engels, en theologen liever spreken van de “godheid” eerder dan van de Godheid van Christus, omdat het voormalige woord alleen de volledige persoonlijkheid van God weergeeft. De Engels Versies van Wyclif tot de AV [American Version gb] maken geen onderscheid, maar gebruiken 'godheid' op beide plaatsen, behalve dat de Rheims-versie in 1582 het Nieuwe Testament in Romeinen 1:20 “Divinity” heeft. Maar Beza heeft (op Kolossenzen 2:9) het verschil laten zien.”

In de lijst onderaan die komt van een internetsite van een Jehovah Getuige (http://hector3000.future.easyspace.com) wordt weergegeven wat er vertaald is vanuit de Griekse

Page 351: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 351

bijbelwoorden; theon, theas, theiotes, theothetos. We wijzigen er niets aan en vertalen het ook niet; maar zeker is dat veel van de vertalingen slechts klungelwerkstukjes zijn.

Version Acts 17:29 2 Peter 1:4 Romans 1:20 Colossians 2:9Greek QEION QEIAS QEIOTHS QEOTHTOSKJV Godhead divine Godhead GodheadASV Godhead divine divinity GodheadNKJV divine nature divine Godhead* GodheadTEV Nature divine divine nature divine natureMLB Deity divine divine nature GodheadNRSV deity divine divine nature DeityCEV* God God God GodUnvarnished divine divine divinity DivinityConcordant Divine divine divinity DeitySchonfield Divine nature divine divinity Divine WisdomNASB Divine Nature divine divine nature DeityJerusalem deity divine deity divinityNew Jerusalem deity divine God divinityLattimore divinity divine divinity divineSimple English God divine divinity divinityNIV divine being divine divine nature DeityRevised English

deity being of God deity Godhead

20th Century Deity divine divinity GodheadBarclay N/A divine deity godheadRSV Deity divine deity deityLamsa Deity divine Godhead GodheadGoodspeeed AT

divine nature divine divine character God’s nature

N.A.B. divinity divine divinity deityNewcome Godhead divine providence deity NWT Divine Being divine Godship divine quality

  Over W. Barclay nog een aparte nota, hij is waarschijnlijk niet Ariaan of Unitarisch getint. We zeggen dat omwille van zijn vertaling van Johannes 1:1 die de volle godheid van Christus onderstreept. Hij vertaald als: “When the world began, the Word was already there. The Word was with God, and the nature of the Word was the same as the nature of God.” Je hoeft dus uit één of meerdere vertalingen van een vers, nog geen conclusies te trekken die bindend zijn.

Een echte lofprijzing

Terug naar Rom.9:5. De bewering dat er in de Schrift geen echte lofprijzingen voor Christus zijn is niet steekhoudend. Zie o.a. 2 Tim.4:18 / Rom.16:27 / Opb.5:12 / 7:10 / 1 Pet.4:11 /

Page 352: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 352

2 Pet.3:18 en het commentaar in ‘The Epistle to the Hebrews’ door B. F. Westcott, Mac Milland and Co, 1906, blz.466,467. Zodat we ook nog dit kunnen opmerken, onbewust zitten Jehovah’s Getuigen in het kielzog van moderne theologen uit het begin van de 20ste eeuw. Jülicher’s stelling was: “Los von Paulus, zurüch zu Christus” = “Los van Paulus, terug naar Christus”, in zijn ‘Paulus und Christus, Mohr, 1909.

Een andere reden waarom Rom.9:5 wat betreft het laatste gedeelte op de Vader zou slaan is wanneer men het “ho oon” in omgekeerde zin leest (“oon ho”). Zo volgens Schlichting, Leenhardt, Barth en overgenomen door de Bible du Centenaire. Geen enkel handschrift van de duizenden geeft een dergelijke lezing van de Griekse tekst. Men zou de omwisseling van dit gedeelte eerst moeten bewijzen vanuit oude en betrouwbare manuscripten wil deze uitleg waardevol zijn.

Een verdere argumentatie in dit verband is dat het normaal lijkt in deze samenhang, dat Paulus ná over de zegeningen over Israël gesproken te hebben, iets zegt over God die dit tot stand heeft gebracht. Maar dan doet men onrecht aan de context zelf. Deze spreekt eerst over Christus die wat vlees betreft uit Israël afkomstig is. Daarmee besluiten dat alles over Christus gezegd is wat er te zeggen valt is een onbijbelse en onlogische conclusie. Daarom kon Paulus hieraan toevoegen dat Christus behalve vlees, óók nog God is boven allen.

Hij schrijft elders dat in Christus de volle Godheid woont (Col.2:9) en geeft grif toe dat Hij de naam heeft boven elke andere naam, de goddelijke naam, (Phil.2:9). Wat Paulus op andere plaatsen omschrijft, kan hem er hier dus toe gebracht hebben om Christus in volle betekenis God te noemen. Men kan hierbij ook denken aan de tegenstelling vlees-geest in Rom.1:3,4. (Zie bijvoorbeeld TDNT, deel 3 blz.105.)

Als vierde element is er soms gezegd dat Christus niet “epi pantoon” (“boven” of “over alles”) is. Maar ten onrechte. Men ziet hiervoor naar Eph.1:20-23 / Phil.2:9-11 / Col.1:18,19 / Heb.1:2-4 / 1 Pet.3:22. Christus is de “Heer over allen” (pantoon kyrios) geeft ook Petrus aan in Hand.10:36. Olshausen zegt in zijn commentaar dat dit gedeelte parallel is aan Rom.10:12 en Hand.10:36.

Vergelijk bij deze argumentatie o.a. van L. Cerfaux, ‘Le Christ dans la théologie de Saint Paul’ (Du Cerf, 1958, blz.387-392) waar Rom.9:5 in verband met de Vader is uitgelegd en de christologische exegese van S. Greydanus. (‘Kommentaar op het Nieuwe Testament, Romeinen’, Van Bottenburg 1933, blz.408-413.) Er zijn echter naar onze mening genoeg gegevens waarom deze lofprijzing (doxologie zoals men het wetenschappelijk noemt) wel degelijk op Christus toepasselijk is. In de eerste plaats omdat zulk een doxologie altijd verbonden is aan het voorgaande wat hier het geval is. De verzen 1 à 5 van Rom.9 spreken alléén over Christus. Verder is het zo dat een lofprijzing die de Vader als onderwerp heeft, altijd begint met het predikaat. Dan zou de Griekse tekst moeten lezen “eulogètos theos” = Geloofd zij God en niet zoals in Rom.9:5 “theos eulogètos” = God zij geloofd. Zo o.a. in Mat.21:9 / 23:29 / Marc.11:9,10 / Luc.1:42,68 / 13:35 / 19:38 et cetera. (Zie Murray’s commentaar.)

Page 353: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 353

Hetzelfde patroon geeft ook de Septuaginta wanneer een doxologie gebruikt is met “theos” (God) of “kyrios hõ theos” (Here God). Altijd staat “eulogètos” vóóraan en niet achter God. Zie hiervoor de Septuagintatekst van Gen.9:26 / 14:20 / Ps.18:46 / 28:6 / 31:21 enz... De enige uitzondering bij de LXX is Ps.68:19 maar in dit geval is het waarschijnlijk voor de welluidendheid van de tekst. Want men heeft hier eerst “theos eulogètos” wáárna nog eens in de gewone vorm “eulogètos theos.” Nu heeft men ook in het NT gewezen op Rom.1:25 en 2 Cor.11:31 als uitzondering op deze regel maar ten onrechte volgens o.a. Godet en Murray die deze teksten slechts zien als een bevestiging en niet als een doxologie. Zie ook het commentaar van S. Greydanus. Men kan Rom.9:5 daarom alleen maar, om zowel grammaticale als exegetische redenen, toepassen op Christus. We kunnen er ook op wijzen dat C. T. Russell, de stichter van het Wachttorengenootschap, deze tekst enkele malen op Christus heeft toegepast en niet op de Vader zoals zijn volgelingen doen. Zo schrijft hij in ‘DE WACHTTOREN’ van 15 april 1902 (volgens ‘Reprints’ blz.2996): “dit geestelijke Israël (...) leden van het lichaam van de Messias van wie Jezus het hoofd is, God voor altijd gezegend.” Met als ondersteuning Rom.9:5. En in ‘DE WACHTTOREN’ van 15 mei 1903 (‘Reprints’ blz.3192) zegt hij dat Christenen moeten staan onder de controle en leiding van Jezus: “want hij is het Hoofd over allen, God gezegend voor altijd” met Rom.9:5 als verwijzing. Ook onder andere unitarische gemeenschappen wordt deze schriftuurplaats met regelmaat christologisch verklaard. Zie o.a. ‘Concordant Commentary on the New Testament’ van A. Knoch blz.239. Zo geeft Adam Clarke in zijn commentaar bij dit vers een citaat van een Unitariër uit zijn tijd V. Taylor die Rom.9:5 christologisch verklaarde. Ook Socinus vader van het 16de eeuwse Unitarisme gaf hiervoor een uitleg m.b.t. Christus.

En last but not least, de kerkvader Tertullianus (145-220) gaf in zijn ‘Adversos Praxean’ hoofdstuk 15, Rom.9:5 als bewijs van de godheid van Christus. Ireneus gaf deze uitleg al en na hem een zestigtal Griekse en Latijnse kerkvaders alsook het Concilie van Antiochië in 269 na Chr. (Zie o.a. ook het belangrijke commentaar van H. P. Liddon op Romeinen, Longmans, Green & Co, 1899, blz.150-154 of dat van E. H. Gifford, John Murray, 1866, blz.178-180.)

Punten en comma’s

In dit gedeelte is het duidelijk dat er een groot belang moet gehecht worden aan de punten en komma’s van de tekst. Maar aangezien er in de oorspronkelijke Griekse tekst géén punten en coma’s staan, moet men die toevoegen nadat men uit andere argumenten heeft bepaald of er van Jezus of van de Vader sprake is. F. F. Bruce zegt in zijn commentaar op Romeinen in de ‘Tyndale New Testament Commentaries’ dat hij zelf theos = God in Romeinen 9:5 op Christus toepast, maar: “It is, on the other hand, impermissable to charge those who prefer to treat the words as an independant doxology with Christological unorthodoxy. The words can indeed be so treated, and the decision about their construction involves a delicate assessment of the balance of probability this way and that”, herdruk 1985, blz.176,177. Wie de punt of de comma ergens anders zet is volgens F. F. Bruce dus nog niet on-orthodox.

Bij dat alles niet vergeten wat B. M. Metzger zegt in, ‘The Punctuation of Rom. 9:5’, in Christ and Spirit in the New Testament: In Honour of Charles Francis Digby Moule, ed. Barnabas Lindars and Stephen S. Smalley (Cambridge, England: Cambridge University Press, 1973), blz.95-

Page 354: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 354

112. Prof. Metzger wijst erop dat Irenaëus in zijn ‘Against Heresies’ (3.16.3) dit gedeelte al toe- past op Christus.

Mr. Stafford geeft in zijn werk over het vertalen van de Bijbel een lijst bij Rom.9:5 en wil ermee aantonen dat zijn vereniging (de WT) gelijk heeft in hun lezing van de tekst want er is een totale verwarring van punctuatie in de manuscripten in dat verband. Hier zijn tabel lichtjes aangepast:

MS Date (AD) PunctuationCodex Vaticanus (B) 4th Century Mid-point (Stafford: High-point)Gothic 4th Century CommaCodex Alexandrinus (A) 5th Century Mid-pointPeshitta (Syriac) 5th - 6th CommaHarklean (Syriac) 5th CommaCoptic (Beatty MS) 6th CommaCodex Regius (L) 8th Century High-point0151 9th Century High-point0142 10th Century High-pointArmenian 12th Century CommaEthiopic 14th Century Comma

Figure 1 (Griekse MSS in bruin) (hier schuin aangegeven)

Wat kan men daaruit opmaken; dat punten en comma’s niet tot het origineel behoren van de Bijbelteksten en later zijn toegevoegd en dat daaruit iets concluderen een wankel argument is. Alleen de contekst van de tekst, het Bijbelboek waarin het gedeelte staat en de Bijbel in zijn geheel geeft dan uitsluitsel. Neen, Mr. Greg Stafford uw argument is in het minst overtuigend! Daarom ook nog dit: er zijn in de Septuaginta en het NT 13 voorbeelden van het gebruik van “ho oon” waarvan slechts twee het begin van een nieuwe zin vormen. Dat geeft dus het algemeen gebruik van zo een term aan. De uitzonderingen zijn; Joh.6:46 en 2 Cor.11:31. Tot slot: de WT verwijst in deze regelmatig naar een artikel van Ezra Abbot schrijver uit de 19de eeuw. Deze wijst bij Rom.9:5 naar Psalm 67:19 als een mogelijke parallel. Hij schrijft toch: “I do not urge it as a parallel to Rom. ix. 5” Abbot, Romans 9:5 blz.107). En het is geen parallel omdat er tweemaal na elkaar een zegening uitgesproken wordt.

Dit is dus waar voor vriend en vijand van de godheid van Jezus wat de WT schrijft: “As is well known, the difficulty here is a matter of exegesis and the punctuation of the editor will be made according to his theology.”  Amen op deze conclusie maar in de prullenmand het de tweede die erop volgt: “But it may be said in brief that the natural way to take (Ho oon) and (Theos) is in apposition to (Ho Christos).” - NWT, 1950, Appendix - Romans 9:5 Grammar, blz.1108. De zaken tussen haakjes zijn de Griekse woorden omgezet in leesbaar schrift.

Tot slot / ROMEINEN 9:5 volgens enkele Engelse vertalingen:

GOEDE VERTALING“God” verwijst naar

VERKEERDE VERTALING“God” verwijst naar de Vader

Page 355: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 355

Christus, Hij IS God

“...Christ who is over all, God blessed forever!”

Eerste variante“...Christ who is over all. God be blessed forever!”

Tweede variante“...Christ. God who is over

all be blessed forever!”

   

New American Standard Bible 1960

   

The Amplified Bible    

An Expanded Translation(Kenneth Wuest)

   

The Christian Counselor’s New Testament (Jay Adams)

   

The Jerusalem Bible-1966    

The New King James Bible1979

   

Revised Version-1881 Revised Version Footnote “some modern interpreters” 

Revised Version Footnote “some modern interpreters” 

New International Version1973

New International Version Footnote

New International Version Footnote

  The Living Bible(Ken Taylor’s Paraphrase)

 

Revised Standard VersionFootnote

  Revised Standard Version1952

New English Bible Footnote   New English Bible

Today’s English Version Footnote

  Today’s English Version (Good News For Modern Man or Good News Bible)

New Living Translation-1995(new revision of The Living Bible)

  New Living TranslationFootnote

    New World Translation(Jehovah’s Witnesses)

Page 356: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 356

9.3 TITUS 2:13

Bekijken we eens hoe Titus 2:13 er in transliteratie uitziet:“prosdechomenoi teen makarian elpida kai epiphaneian “verwachtende de zalige hoop en verschijning

tees doxees tou megalou Theou kai sooteeros heemoon der heerlijkheid van de groten, God en Zaligmaker onzer

Christou Ieesou” Christus Jezus”

De uitdrukking “groot” (Grieks = megas = megalou) in Titus 2:13 gebruikt in verband met God is uniek in het NT. Alhoewel “megas” in het Nieuw Testament bijna 200 maal voorkomt is “grote God” als begrip uniek.

Dit vers leest volgens de NWV: “in afwachting van de gelukkige hoop en glorierijke manifestatie van de grote God en van (de) Redder van ons, Christus Jezus.” Volgens deze vertaling is er sprake over twee personen God én Christus. Andere vertalingen van deze tekst spreken terecht over “de grote God Jezus Christus” als één persoon (zelfs de zeer kritische Leidschevertaling). We verwijzen naar de ‘Kingdom Interlinear Translation’, uitgave 1969, blz.1163. Een lange appendix in de eerste Engelse uitgaven van de NWT moet hun vertaling bekrachtigen. Men citeert vooreerst W. F. Moultons Grammar die verwijst naar gelijkaardige formuleringen in geschriften van Egyptische of Latijnse oorsprong. Daar zou een farao of keizer titels hebben als: “Grote God en redder.” Maar exegetisch heeft men aan zoiets geen houvast.

Als tweede punt een ander citaat uit W. F. Moulton die wijst op zulke formuleringen in Grieks-Orthodoxe kringen der 7é eeuw die Christus betitelen als “God en Redder.” Maar ook dat is geen bewijs pro of contra een bepaalde vertaling. Dit is het standpunt van de WT tegenover andere vertalingen en we geven grif toe dat zoiets gedeeltelijk gerechtvaardigd is. Gelijke uitdrukkingen in andere kringen dan de christelijke geven geen aanwijzingen waarom deze zouden overgenomen zijn of een zelfde betekenis hebben. W. F. Moulton geeft wel andere argumenten die de WT wijselijk verzwijgt. En de WT zwijgt dan wijselijk over de grammatica van P.W. Schmiedel, A.T. Robertson of Blass-Debrunner die hun visie niet ondersteunen.

Als derde punt bespreekt deze appendix enkele Bijbelvertalingen die gelijkaardig zijn aan de NWV. Dat is echter geen bewijs, veeleer een uitvlucht. En daarom toch enkele voorbeelden hiervan. Want een vertaling vinden die je in het gelijk stelt is niet zo moeilijk. U zal ondertussen wel begrepen hebben dat er véél vijanden zijn van de godheid van Christus en dat merk je in hun geschriften en ook in hun vertalingen. A New Translation of the Bible: “van de grote God en van onze Redder Christus Jezus.”La Sainte Bible: “van de grote God en van onze Redder Jezus Christus.” The New American Bible: “van de grote God en van onze Redder Christus Jezus.” The New Testament in Modern English: “van de grote God en van Christus Jezus onze redder.”

Page 357: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 357

The Riverside New Testament: “van de grote God en van onze Redder Christus Jezus.”

Nu zeggen ze wel: “Alhoewel de getuigenissen van Joh.1:1,18 (...) deze andere (vertaling) toelaten, toch hebben we grammaticaal “de grote God” apart weergegeven van “onze Redder Jezus Christus” in Titus 2:13” (‘Kingdom Interlinear Translation’, uitgave 1969, blz.1163). Het is echter zo dat de Griekse tekst zulk een vertaling slechts met véél moeite toelaat. En Greg Stafford, de Jehovah Getuige die een boek schreef over deze zaken (zie boekenlijst) geeft toe dat het begrip “redder” hier betrekking heeft op Jezus maar dan in de zin van een mindere God dan de Vader. Hij is “redder” in opdracht van God.

Een eerste vraag die men zich kan stellen is waarom er een lidwoord staat voor “grote God” en géén lidwoord bij “redder”? Nu geeft de Griekse tekst niet zo maar lukraak eens het lidwoord maar dan weer niet. Eigenlijk is Titus 2:13 een tekstweergave die valt onder de beginselen der Griekse grammatica. Een regel in 1798 door Granville Sharp geformuleerd zegt dat wanneer het voeg-woord “kai” (in het Nederlands “en”) gebruikt is voor twee naamwoorden waarvan het eerste mét lidwoord en het tweede zonder lidwoord men altijd over dezelfde persoon of zaak spreekt. Wil de verklaring van Jehovah’s Getuigen juist zijn dan zou men hier moeten denken aan een uitzondering op deze regel. Dan zijn ze echter in duidelijke tegenspraak met de meest eminente Griekse grammatici. Zo geven Schmiedel, W. F. Moulton, A.T. Robertson en Blass-Debrunner in hun respectievelijke grammatica de tekst Titus 2:13 weer als met betrekking tot één persoon: Jezus Christus, grote God en Redder. Zie ook 1 Thes.1:10 / 2 Thes.3:12 die gelijkaardig zijn.

Ook de Latijnse en Griekse kerkvaders en die, laten we het maar veronderstellen, kenden hun taal spreken over één persoon bij deze tekst namelijk Jezus Christus (Clemens Alexandrinus, Hipolytus, Basilius, Chrysostomus, Gregorius van Nyssa, Epiphanius, et cetera.).

Ter illustratie van die Griekse manier van denken en uitdrukken het volgende. Er is niemand die het in zijn hoofd krijgt om een uitdrukking als “de God en Vader” te zien als twee personen. O.a. in Rom.15:6 / 1 Cor.15:34 / 2 Cor.1:3 / 11:31 / Gal.1:4. (Vergelijk hier ook TDNT deel 3, blz.106.)

Christus, is Redder

Er is ook geen enkel exegetisch of dogmatisch bezwaar om Christus, Redder te noemen. Zo heeft deze brief van Paulus de titel voor Christus in Titus 1:4 en 3:6 maar ook voor de Vader in Titus 1:3 / 2:10 / 3:4. Op zichzelf is dit veelzeggend. We lezen bij de profeet Jesaja: “Want ik ben Jehovah, uw God, de Heilige Israëls, uw Redder (...) Ik - ik ben Jehovah, en buiten mij is er geen redder (...) terwijl er geen is behalve ik?” (Jes.43:3,11 / 45:21 NWV). Nu wordt Christus niet alleen redder genoemd in de brief aan Titus maar verder nog eens in Eph.5:23 waar Hij de Redder der gemeente genoemd is en ook in 2 Tim.1:10 waar gezegd is dat we onze Redder uit de hemel verwachten. Vergelijk dit eens met wat Jesaja zegt. De enige uitweg bij deze schijnbare tegenstrijdigheden is toe te geven dat de YaHWeH uit Jesaja de Christus uit het NT is. (Zie ook Luc.1:47 / 2:11 / Joh.4:42.)

Page 358: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 358

In totaal gebruikt het NT het Griekse “sotèr” (redder) 24 maal. Alle verwijzingen zijn ofwel naar de Vader of de Heer Jezus Christus wat op zichzelf reeds betekenisvol is. Dit verzwijgen mensen van de WT zoals blijkt uit ‘Ontwaakt!’ van 8 februari 1977 blz.27-29 waar deze titel besproken wordt. Ook in het OT is deze eigenschap exclusief goddelijk. In de volgende lijst geven we de teksten volgens de Septuaginta, waar dat meestal nog duidelijker klinkt dan in de Masoretische tekst Deut.32:15 / 1 Sam.10:19 / Ps.23:5 [Heb.24:5] / 24:5 [25:5] / 26:1,9 [27:1,9] / 61:3,7 [62:2, 6] / 64:6 [65:5] / 78:9 [79:9] / 94:1 [95:1] / Isa.12:2 / 17:10 / 45:15, 21 / 62:11 / Mic.7:7 / Hab.3:18. (Tusen de haakjes staat bij de Psalmen de nummering van de Hebreeuwse tekst.) Daar waar mensen de titel hebben in het OT is dit omdat ze instrumenten zijn in Gods handen, die de Ware Redder is (Richt.3:9,15 / Neh.9:27). Op zichzelf of uit zichzelf zijn deze géén redders maar SLECHTS instrumenten in de handen van God. En toch is Christus méér dan deze. Wat zegt het Nieuw Testament? Het werkwoord “redden” Hand.4:9 / 14:9 / 27:20,31 voor letterlijke redding of genezing (geestelijke redding) in Hand.2:40,47 / 4:12 / Rom.5:9,10 en zo verder. Een nader onderzoek van deze teksten zal onmiddellijk uitwijzen dat in vele gevallen Christus het onderwerp der handeling is. (Zie o.a. W. E. Vine deel 3 blz.322.)

Ook het volgende mag men niet uit het oog verliezen. We lezen in Titus 2:13 over de “epiphaneia” of verschijning (“manifestatie” volg. NWV) van “de Grote God”. Volgens de vertaling van de WT zou men dus de verschijning van Christus en God verwachten. Het NT leert dit echter nooit van de Vader. Het enige dat dit zou benaderen is dat Christus komt in de heerlijkheid van de Vader (Mat.16:27) maar niet een komst in eigen persoon van de Vader. Van een verschijning (epiphaneia) of komst (parousia) van de Vader spreekt het NT met geen enkel woord. Christus heeft een eigen heerlijkheid volgens Mat.25:31. We lezen in 1 Cor.15:24 dat de Heer het koninkrijk aan de Vader zal overgeven. De Vader komt dus niet zelf. Ook Titus 2:14 spreekt in zijn onmiddellijke samenhang over de dood van de Grote God en Redder nl. Jezus Christus.

Hieronder alle teksten die over de “epiphaneia” spreken in het NT en die spreken allen en uitsluitend over Jezus. 2 Thes. 2:8: “En alsdan zal de ongerechtige geopenbaard worden, denwelken de Heere verdoen zal door den Geest Zijns monds, en te niet maken door de verschijning Zijner toekomst;” 1 Tim.6:14: “Dat gij dit gebod houdt, onbevlekt en onberispelijk, tot op de verschijning van onzen Heere Jezus Christus;” 2 Tim:1:10: “Doch nu geopenbaard is door de verschijning van onzen Zaligmaker Jezus Christus, Die den dood heeft te niet gedaan, en het leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht door het Evangelie;” 2 Tim.4:1: “Ik betuig dan voor God en den Heere Jezus Christus, Die de levenden en doden oordelen zal in Zijn verschijning en in Zijn Koninkrijk:” 2 Tim.4:8: “Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in dien dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen, die Zijn verschijning liefgehad hebben.” Titus 2:13: “Verwachtende de zalige hoop en verschijning der heerlijkheid van den groten God en onzen Zaligmaker Jezus Christus;”

Page 359: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 359

2 Tim.1:10 en 2 Tim.4:8 zeggen dat Christus reiniger is van het volk en bevrijder. En deze dingen worden ook gezegd van YaHWeH in het OT (2 Sam.7:23 / Ps.130:8 / Hosea 13:14). Waarom zou Paulus de titel “God” dan niet voor Christus gebruiken en in één adem over Hem spreken in termen die exclusief goddelijk zijn? JEZUS CHRISTUS IS REDDER EN ZAL VERSCHIJNEN ALS REDDER.

Wie is onze Redder ?

God YaHWeH Vader Christus Heilige Geest

Deut.32:152 Sam.7:231 Kron.17:21Job 13:16Job 19:25Ps.7:10Ps.25:22Ps.49:15Ps.50:23Ps.51:14Ps.62:1,2,6,7Ps.65:5Ps.69:29Ps.70:4Ps.71:15,23Ps.72:14Ps.77:15Ps.78:22,35Ps.79:9Ps.85:4Jesaja 17:10Jesaja 45:15Jesaja 51:6,8Klaagl.3:58Lucas 1:47Lucas 3:61Tim.1:11Tim.2:31Tim.4:10Tit.1:3Tit.2:10,11Tit.3:4Judas 1:25

Ex.15:13Deut.21:81 Sam.2:11 Sam.11:131 Sam.14:391 Sam.19:52 Sam.4:92 Sam.22:32 Sam.22:362 Sam.22:472 Sam.22:511 Kon.1:291 Kron.16:23, 352 Kron. 20:17Ps.3:8Ps.9:14Ps.13:5Ps.14:7Ps.18:2,35,46Ps.21:1,5Ps.24:5Ps.25:5Ps.26:11Ps.27:1,9Ps.31:5Ps.34:18,22Ps.35:3,9Ps.37:39Ps.68:19,20Ps.69:13Ps.85:7,7Ps.88:1

Ps.91:16Ps.95:1Ps.96:2Ps.98:2,3Ps.103:4Ps.106:4Ps.111:9Ps.116:13Ps.118:14,15Ps.119:41,81Ps.119:123,166 Ps.140:7Ps.149:4Jesaja 12:2Jesaja 25:9Jesaja 41:14Jesaja 43:1,3Jesaja 43:11,14Jesaja 44:22,24Jesaja 46:13Jesaja 47:4Jesaja 48:17Jesaja 49:7,26Jesaja 50:2Jesaja 54:5,8Jesaja 60:16Jesaja 61:10,11Jer.50:34 Hos.13:4,14Jonah 2:9Mic.7:7Hab.3:13,18Lucas 1:68

Ps.89:26Jesaja 43:10-11Jesaja 63:16

Jesaja 19:20Jesaja 44:6Jesaja 53:11Jesaja 59:20Jesaja 63:8-10Zach.9:9Lucas 2:11Jn.4:42Hand.4:12Hand.5:31Hand.13:23Rom.3:241Cor.1:30Gal.3:13 Eph.5:23Phil.3:20Col.1:141 Thes.5:91 Tim.1:12 Tim.1:102 Tim.3:15Tit.1:4Tit.2:13Tit.3:6Heb.5:9Heb.9:12,151 Pet.1:18,192 Pet.1:1,112 Pet.2:202 Pet.3:181 Joh.4:14Opb.5:9

Rom.8:11-15Eph.1:13Eph.4:302 Thes.2:13

ER IS MAAR Jesaja 43:11    

Page 360: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 360

EEN REDDER: Ps.62:2Ps.62:6

Jesaja 45:21 Hos.13:4 Hand.4:12

Als laatste punt dan het gezegde “GROTE GOD”. Deze uitdrukking is slechts hier alleen gebruikt in het NT, in Titus 2:13

Deze titel staat wel verscheidene malen in de LXX, aldaar toegepast op YaHWeH. Zie o.a. Ex.18:11 / Deut.7:1 / 10:17 / Ps.77:14. Christus heeft deze titel met volle recht vergeleken bij de gedachte van Jes.9:6 waar Hij, Sterke God genoemd is. De Grote God geeft zijn heerlijkheid niet aan mensen zegt Jes.42:8. En Jezus is de Heer der Heerlijkheid volgens 1 Cor.2:3. Een heerlijkheid tot in alle eeuwigheid volgens Heb.13:21 / 2 Pet.3:18. En daarom nog enkele vertalingen van Jes.9:6 als vergelijkingspunt. “Wonder-Counsellor, Divine Champion, Father Ever, Captain of Peace” Byington. “A wonder of a counsellor, a divine hero, a father for all time, a peaceful prince” Moffatt. “In purpose wonderful, in battle God-like, Father for all time, Prince of Peace” New English Bible. “Wonderful Counsellor, Mighty Hero, Eternal Father, Prince of Peace” Revised English Bible. “Wonderful, Counsellor, Mighty One, Potentate, Prince of Peace, Father of the age to come” The Septuagint, as found in the Codex Alexandrinus, translated by Sir Lancelot C.L. Brenton, c. 1850.

Enkele voorbeelden van het gebruik van de regel van Sharp zoals in Titus 2:13

Marc.6:3: “de Zoon van Maria en de (niet in het Grieks) broeder van Jacobus.” Luc.20:37: “de God van Abraham en de (niet in het Grieks) God van Izaak” Joh.20:17: “Ik vaar op naar mijn Vader en uw Vader.” In het Grieks: “De Vader van mij en uw Vader.”Eph.6:21: “mijn geliefde broeder en getrouwe dienaar.” In het Grieks: “De geliefde broeder van mij en getrouwe dienaar.” Col.4:7: “mijn geliefde broeder en getrouwe dienaar.” In het Grieks: “de geliefde broeder en getrouwe dienaar.” 1 Thes.3:2: “onze broeder en een medewerker Gods.” In het Grieks: “De broeder van ons en dienaar van God.” 1 Tim.6:15: “de Koning der koningen en Here der heren.” Heb.3:1: “de apostel en hogepriester onzer belijdenis.” Heb.12:2: “de leidsman en voleinder des geloofs.” 1 Pet.2:25: “de herder en hoeder van uw ziel.” 1 Pet.5:1: “als medeoudste en getuige.” In het Grieks: “de medeoudste en getuige.” Opb.1:9: “uw broeder en deelgenoot.” In het Grieks: “de broeder van u en deelgenoot.”

Page 361: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 361

Op een internet site (géén Jehovah’s Getuigen) van enkele anti-trinitariërs geeft men volgende personen op behorend tot dezen die niet geloven dat Titus 2:13 over een persoon spreekt: “Tyndale, Winer, H. Alford, Huther, Abbot, White, Parry, E.F. Scott, J. Jeremias, Kelly, Conzelmann, V. Taylor, W. Foerster, Erasmus, Calvin, Luther, Grotius, enz…” Daar valt niet veel op aan te merken, want een groot deel wist niets af van de regel van Sharp uit het jaar 1798 en enkelen zijn lijnrecht tegen een identificeren van de Christus als de grote God. Dus dan heb je niet zoveel bewezen aan de hand van zo een lijstje. Op de internetsite van ‘The Last Trumpet’ kan u het originele stuk (zes bladzijden) van Granville Sharp terugvinden. Curtis Vaughn & Virtus Gideon, A Greek Grammar of the New Testament, Nashville: Broadman Press, 1979, hebben gevonden dat er in de geschriften van Paulus 79 teksten met de regel van “Granville Sharp” te vinden zijn. Ze hebben echter de oorspronkelijke regel wat aangepast en waarschijnlijk zijn enkele aangegeven teksten fout, tussen vijf en vijftien. Maar dat neemt niet weg dat de regel door Paulus alleen al, meer dan zestigmaal gebruikt is.

9.4 1 JOH.5:20

1 Johannes 5:20 zegt volgens de Statenvertaling: “Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is, en heeft ons het verstand gegeven, dat wij den Waarachtige kennen; en wij zijn in den Waarachtige, [namelijk] in Zijn Zoon Jezus Christus. Deze is de waarachtige God, en het eeuwige Leven.” In de Luthervertaling van 1 Johannes 5:20 staat: “maar wij weten, dat de Zoon Gods gekomen is, en ons een inzicht heeft gegeven, dat wij den Waarachtige kennen; en wij zijn in den Waarachtige, in zijnen Zoon Jezus Christus.” De Leidschevertaling van 1 Johannes 5:20,21 zegt: “Deze is de waarachtige God en het eeuwige leven. Wij weten dat wij uit God zijn en de gehele wereld in het boze ligt. Ook weten wij dat de Zoon Gods gekomen is en ons het doorzicht gegeven heeft om den Waarachtige te kennen. En wij zijn in den Waarachtige, in zijn Zoon, Jezus Christus. Dat is de waarachtige God en het eeuwige leven.” De NWV vertaalt dit vers als volgt: “En wij zijn in eendracht met de waarachtige, door bemiddeling van zijn Zoon Jezus Christus. Dit is de waarachtige God en het eeuwige leven.” Dat de eerste verwijzing naar de Waarachtige op de Vader doelt is duidelijk uit de context. Maar dat het laatste deel wel degelijk op Christus toegepast kan worden is de conclusie van verscheidene commentators.

De WT citeert de Roomse theoloog Karl Rahner in ‘Ontwaakt!’ van 22 juli 1972 blz.7, ter verdediging van hun positie. Volgens K. Rahner zou de uitdrukking “ho theos” (“de God”) in deze eerste brief niet op Christus kunnen slaan omdat dit gezegde altijd naar de Vader verwijst. Dat is eigenlijk uitgaan van een vooropgezette stelling. Zie “ho theos” in Joh.20:28 waar dit is toegepast op Christus. In een zinsconstructie beginnend met “dit” (volgens de NWV) maar beter als “deze” vertaald (volg. Staten / Luther / Canisius) heeft een tekst altijd een onmiddellijke relatie tot het laatsgenoemde onderwerp. In dit geval is het Christus die laatst genoemd is. In zeer uitzonderlijke gevallen kan het Griekse “dit” of “deze” echter ook op een vroeger genoemd onderwerp slaan zoals in 2 Joh.7. Maar dat is de uitzondering op de regel. Normaal gesproken heeft, “dit is de waarachtige God en het eeuwig leven” daarom Christus als onderwerp. Theologisch gesproken hoort het tot een mogelijkheid dat Christus hier God genoemd is. Zo geeft

Page 362: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 362

Johannes in zijn evangelie driemaal getuigenis over de godheid van Christus (Joh.1:1,18 / 20:28). Waarom dan niet in deze lange brief? (De tweede en derde brief van Johannes zijn zeer beknopt). In dit laatste deel kan Johannes denken aan de woorden van de Heer: “Ik ben de opstanding en het leven (...) Ik ben de weg en de waarheid en het leven” Joh.11:25 / 14:6. Of zoals hij schrijft in dezelfde brief: “En dit is het getuigenis: God heeft ons eeuwig leven gegeven en dit leven is in zijn Zoon” (1 Joh.5:11). (Vergelijk dit ook met 1 Joh.1:2.) (Voor de theologie van Karl Rahner, ‘Theos im Neuen Testament’, in Schriften zur Theologie, deel 1, Benziger Verlag, 1956, blz.91-167.)

Daarom citeren we deze belangrijke opmerking van J. Chaine die in zijn commentaar zegt: “eeuwig leven wordt m.b.t. de Vader, in het evangelie van Johannes slechts eenmaal genoemd, maar m.b.t. de Zoon eenentwintig maal. Het is dan zeker duidelijker deze tekst christologisch uit te leggen” J. Chaine, ‘Les épîtres catholiques’, Gabalda 1939, blz.224. Zie o.a.; Joh.11:25 / 14:6 / 1 Joh.1:2 / 5:11,12. Daarover gaat het in 1 Joh.: Christus is het Eeuwige Leven.

De belangrijkste tegenwerping die men naar voor brengt waarom dit gedeelte niet over Christus zou spreken is de omschrijving “waarachtige” in dit verband. Men wijst er op dat Joh.17:3 zegt dat de Vader “de enige waarachtige God” is. Maar er wordt in die tekst niet uitdrukkelijk gezegd dat Christus ook niet God zou zijn. Hier volgens drie vertalingen van die tekst. De Statenvertaling van Johannes17:3 zegt: “En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den enigen waarachtigen God, en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt.” De Luthervertaling van Johannes17:3 heeft het volgende: “En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den alleen waren God, en dien Gij gezonden hebt, Jezus Christus.” In de Leidschevertaling van Johannes17:3 staat: “Dit is het eeuwige leven dat zij U kennen, den enigen, waarachtigen God, en hem dien Gij gezonden hebt, Jezus Christus.”

Dit is wat Gregg Stafford, de Jehovah Getuige, schrijft: “Het Griekse woord vertaald als ‘waarachtig’ (…alethinos) kan één van meerdere betekenissen hebben naargelang de context en het gebruik van de schrijver of spreker. Volgens BAGD (de afkorting van een Grieks woordenboek), kan alethinos dit betekenen: ‘echt’, waarachtig (…) Van God in contrast tot andere goden, die niet echt zijn (…) waarachtig in de betekenis van het werkelijke dat bezit is van het archetype maar niet van zijn afdrukken” (blz.196).

Wat is de verklaring van Joh.17:3? In de eerste plaats: de God van de Bijbel is niet als de heidense goden (1 Cor.8:5). Afgoden zijn ABSOLUUT GEEN AFDRUKKEN. Verder staat er dat eeuwig leven afhankelijk is van kennis van de ware God en Jezus Christus. De associatie op zichzelf maakt van Christus al meer dan een gewoon mens. We worden niet gered door God plus een mens maar door de volledige godheid: Vader, Zoon en Geest. De openbaring van de Geest zou slechts volgen op de verheerlijking van Christus nà dood en opstanding. Het belang van Christus voor redding en de relatie van Hemzelf tot de Vader is ook fijn uitgewerkt in een rede van Jezus tot Philippus.

Als besluit zegt de Heer: “En wat gij ook vraagt in mijn naam, Ik zal het doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt worde” Joh.14:9-14. De goddelijke autoriteit van Jezus komt

Page 363: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 363

hier aan bod, een eigen macht tot het verheerlijken van de Vader. Voor deze eigen zelfstandige soevereine wil van Christus kan men best Joh.2:4 / 6:5,6 / 7:6 / 11:33 raadplegen.

Een beter begrip van “alèthinos” het mooiste Griekse woordbegrip voor; “waar, waarachtig, echt” en zo verder, komt ons hier ter hulp. Dit woord is voor de Vader gebruikt in Joh.7:28 (“werkelijk bestaan van God”) en 1 Thes.1:9 (“afgekeerd van afgoden om de waarachtige God te dienen”). Maar hetzelfde adjectief is verscheidene malen toegepast op Christus, waarvan sommigen zeer illustratief. Zo is Jezus het ware licht (Joh.1:9), het ware manna (Joh.6:32), de ware wijnstok (Joh.15:1). In Opb.3:14 is Jezus genoemd “de Heilige, de Waarachtige” (Grieks “ho agios, ho alèthinos”) en niet de parafrase van de NWV, “die heilig is, die waarachtig is.” Hier in Opb.3:14 is “alèthinos” zo goed als een titel gecombineerd met een andere godstitel (de Heilige) uit het OT (Jes.1:4 / 5:19 / 10:17,20 / 12:6 / 17:7).

Kijken we naar een tekst met “waarachtigen God”, zonder commentaar want hij spreekt voor zichzelf. De Statenvertaling van 1 Thes.1:9 zegt: “Want zijzelven verkondigen van ons, hoedanigen ingang wij tot u hebben, en hoe gij tot God bekeerd zijt van de afgoden, om den levenden en waarachtigen God te dienen.” Volgens de Luthervertaling: “want zijzelve verkondigen van u, wat ingang wij bij u gehad hebben, en hoe gij van de afgoden bekeerd zijt tot God, om den levenden en waren God te dienen.” De Leidschevertaling vertaald: “Want zelf verhalen de mensen van ons, hoe wij bij u gekomen zijn, en hoe gij u van de afgoden tot God gekeerd hebt om den levenden en waarachtigen God te dienen.” Wij onderstrepen in alle teksten.

In Opb.19:11 is de Heer ook nog genoemd als Getrouw en Waarachtig (beide mét hoofdletters in de NWV). Er is dan ook geen aanleiding waarom 1 Joh.5:20 niet spreekt over Christus als de Waarachtige. Johannes schrijft dan ook “de” Waarachtige met het lidwoord in het Grieks omdat hij wil omschrijven wie Christus is. Indien hij had willen zeggen wat Hij is, dan zou er géén lidwoord staan (zoals in Joh.1:1). Ook het woord “een” in Joh.17:3 (enige ware God) is geen obstakel waarom Christus niet God zou zijn. Laat ons een tekst ter illustratie nemen waar tweemaal na elkaar “monos” is gebruikt. Er staat over de Heer: “Deze (manifestatie) zal de gelukkige en enige (monos) Machthebber op de daarvoor bestemde tijden tonen, (...) degene die alleen (monos) onsterfelijkheid heeft” 1 Tim.6:15,16. In vroegere tijden hebben Jehovah’s Getuigen deze tekst toegepast op de Vader. Hun recente uitleg is echter christologisch. (Zie o.a. ‘Dingen waarin God onmogelijk kan liegen’ blz.146,330.) Nu spreekt het voor zichzelf dat ook de Vader “machthebber”is en “onsterfelijkheid” heeft. Het Griekse “monos” sluit dit niet uit. Zie ook nog Judas 4 waar Christus de enige (monos) heerser en Heer genoemd wordt. Is de Vader dan ook niet Heer en Meester? Natuurlijk wel! Lees daarom in Joh.17:3 niet iets wat er niet in staat!

We willen verder ook nog wijzen op de vertaling van de WT van deze tekst. Ze zeggen dat wij in eendracht zijn met de waarachtige: “door bemiddeling van Zijn Zoon.” Andere vertalingen zeggen “in” zijn Zoon. En zo moet het ook vertaald worden. Wij zijn, “in de Vader en in de Zoon”, beide malen weergegeven door het voorzetsel “en” in het Grieks. In beide gevallen een datief van plaatsbepaling. Waarom dan ook niet tweemaal vertalen als “in eendracht met” of gewoonweg “in”?

Page 364: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 364

Wij hebben in dit gedeelte verwezen naar 1 Corinthe 8:5-6. Dat vers zegt volgens de Sta-tenvertaling: “Want hoewel er ook zijn, die goden genaamd worden, hetzij in den hemel, hetzij op de aarde (gelijk er vele goden en vele heren zijn), nochtans hebben wij maar één God, den Vader, uit Welken alle dingen zijn, en wij tot Hem; en maar één Heere, Jezus Christus, door Welken alle dingen zijn, en wij door Hem.” De Leidschevertaling leest die tekst als volgt: “Want al zijn er ook in den hemel en op de aarde zoogenaamde goden en heren, zoals er inderdaad veel goden en veel heren zijn, voor ons is er toch slechts een God, de Vader, uit wien alles komt, en wij zijn geschapen tot zijn gemeenschap; en slechts een Heer, Jezus Christus, door wien alles is geworden, en wij zijn door hem.” De NBG-vertaling vertaald dit: “Want al zijn er zogenaamde goden, hetzij in de hemel, hetzij op de aarde (en werkelijk zijn er goden in menigte en heren in menigte) voor ons nochtans is er maar een God, de Vader, uit wie alle dingen zijn en tot wie wij zijn, en een Here, Jezus Christus, door wie alle dingen zijn, en wij door Hem.”

Het Griekse begrip “monos”

En gezien “monos” in enkele gevallen synoniem is aan “heis”, een ander woord voor “een”, kunnen nog andere teksten genoemd worden. (Vergelijk “heis” in Marc.2:7 met “monos” in Luc.5:21.) Christus is de éne leraar, Heer en Middelaar = Mat.23:8,10 / 1 Cor.8:6 / Eph.4:5,6 / 1 Tim.2:5. (Zie ook DNTT deel 2 blz.719-725 en TDNT deel 3 blz.106.) Wij verwezen zojuist naar 1 Timotheüs 2:5,6. Daarover willen we ook, tussen de regels, laten horen wat Jehovah’s Getuigen er ten onrechte over zeggen. In ‘DE WACHTTOREN’ van 15 december 1989 lezen we: “In welke betekenis gebruikt Paulus de term “middelaar” als hij in 1 Timotheüs 2:5, 6 over Jezus spreekt? In deze tekst gebruikt Paulus voor middelaar het Griekse woord mesites, een term die een wettelijke betekenis heeft, en hij bezigt dit woord dus niet in de ruime zin van het woord die in vele talen gebruikelijk is. Paulus zegt derhalve niet dat Jezus een middelaar tussen God en de gehele mensheid is. Hij doelt veeleer op Christus als wettelijke Middelaar van het nieuwe verbond, dat voor Christus gezalfde volgelingen de basis legde om in zijn hemelse koninkrijk te kunnen delen (2 Korinthiërs 5:1, 5; Efeziërs 1:13, 14; Hebreeën 8:7-13). – 15/8,” (blz.30 wij onderstrepen). Is er dan nog een andere Middelaar voor de andere mensen?

Er zijn drie verzen in het lexicon van Thayer aangegeven waar “monos” vertaald als “énige” of “alleen” niet spreekt over een persoon, en dat wijst dus naar een vlottender betekenis van het begrip dan de WT wil veronderstellen; Mat.4:4: “Doch Hij antwoordende zeide: Er is geschreven: de mens zal bij brood alleen (Grieks = monoo), niet leven, maar bij alle woord, dat door de mond Gods uitgaat” (Statenvertaling Dr. Tukker). Dit vers verwijst naar het OT, naar Deut.8:3, waar voor “monos” het Hebreeuws “bad” staat. Een woord voor “éne, unieke” en onder andere gebruikt voor God in Neh.9:6 / Ps.83:18 / 136:4 / Jes.2:11,17 / 37:16 / 44:24. Luc.24:12: “Doch Petrus opstaande, liep tot het graf, en, neerbukkende, zag hij de linnen doeken, liggende alleen (Grieks = mona), en ging weg (…)” (Statenvertaling Dr. Tukker). Joh.6:22: “De volgende dag de schare, die aan de andere zijde van de zee stond, ziende, dat aldaar geen ander scheepje was dan dat ene, waar zijn discipelen ingegaan waren, en dat Jezus met zijn discipelen in dat scheepje niet was gegaan, maar dat Zijn discipelen alleen (Grieks = monoi) weggevaren waren (…)” (Statenvertaling Dr. Tukker).

Page 365: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 365

Wie oprecht is moet de tekst 1 Joh.5:20 dus tweeledig verklaren. De meest waarschijnlijke uitleg die volgens de context voor de hand ligt is deze in verband met Christus. Er is slechts een zeer kleine mogelijkheid dat de Vader hier beschreven is. Dat had de WT in een lezing in de marge van hun Bijbels moeten toegeven en nog eens extra in de uitleg van deze tekst. Ze zijn echter in hun bevooroordeeldheid beide schuldig gebleven.

We verwijzen tot slot naar iemand die we niet kunnen verdenken van meelopen met de moderne theologie. J. R. W. Stott zegt over deze tekst in, ‘The Epistles of John, An Introduction and Commentary’, Tyndale New Testament Commentaries, Tyndale Press, 1964, blz.195,196. “De laatste zin van vers 20 luidt: Dit is de ware God, en eeuwig leven. Naar wie verwijst dit? Grammaticaal gesproken zou het naar het dichtsbijzijnde voorafgaande onderwerp verwijzen; namelijk zijn Zoon Jezus Christus. Wanneer dat zo is zou dit de meest ondubbelzinnige verklaring van de goddelijkheid van Jezus Christus in het Nieuwe Testament zijn, die door de voorvechters van de orthodoxie snel tegen de ketterij van Arius gebruikt zou zijn. Luther en Calvijn namen deze zienswijze aan. Dat is zeker geen onmogelijke interpretatie. De meest natuurlijke verwijzing (Westcott) is echter naar ‘hij die waar’ is. Aldus zijn alle drie de verwijzingen van de ware naar dezelfde Persoon, de Vader, en de aanvullende punten in de klaarblijkelijk laatste herhaling wijzen erop dat het deze Ene is die de ware God is, namelijk de God die bekend is gemaakt door Jezus Christus, en dat Hij daarnaast eeuwig leven is (...)” Toch geloven we zelf dat dit vers over Christus gaat en niet de Vader. Zoals J. R. W. Stott zegt: “Dat is zeker geen onmogelijke interpretatie.”

9.5 2 PETRUS 1:1

1 Petrus,  hoofdstuk: 1Vers Statenvertaling Luthervertaling Leidschevertaling

1 Petrus, een apostel van Jezus Christus, aan de vreemdelingen, verstrooid in Pontus, Galatie, Kappadocie, Azie en Bithynie,

Petrus, een apostel van Jezus Christus, aan de vreemdelingen der verstrooiing in Pontus, Galatie, Kappadocie, Azie, en Bithynie,

Petrus, een apostel van Jezus Christus, aan de uitverkoren vreemdelingen verstrooid in Pontus, Galatie, Kappadocie, Azie en Bithynie,

2 Den uitverkorenen naar de voorkennis van God den Vader, in de heiligmaking des Geestes, tot gehoorzaamheid en besprenging des bloeds van Jezus Christus; genade en vrede zij u vermenigvuldigd.

Uitverkorenen naar de voorkennis van God den Vader door de heiliging des Geestes, ter gehoorzaamheid en ter besprenging met het bloed van Jezus Christus: God geve u veel genade er vrede!

uitverkoren naar de voorwetenschap van God, den Vader, door de heiliging des Geestes, tot gehoorzaamheid aan Jezus Christus en besprenging met zijn bloed: genade en vrede mogen u rijkelijk geschonken worden.

3 Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren, tot een levende hoop, door de opstanding van

Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, die ons naar zijne grote barmhartigheid wedergeboren heeft tot ene levende hoop, door

Geloofd zij de God en Vader van onzen Heer Jezus Christus, die ons in zijn grote barmhartigheid de wedergeboorte geschonken heeft tot een levende hoop, door de

Page 366: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 366

Jezus Christus uit de doden.

de opstanding van Jezus Christus uit de doden,

opstanding van Jezus Christus uit de doden;

4 Tot een onverderfelijke, en onbevlekkelijke, en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen bewaard is voor u,

tot ene onvergankelijke en onbevlekte en onverwelkelijke erfenis, die weggelegd is in den hemel voor u,

opdat wij een onverderfelijke, onbevlekte en onverwelkbare erfenis verkrijgen, die in den hemel gereed ligt voor u

2 Petrus,  hoofdstuk: 1Vers Statenvertaling Luthervertaling Leidschevertaling

Vers Statenvertaling Luthervertaling Leidschevertaling 1 Simeon Petrus, een

dienstknecht en apostel van Jezus Christus, aan degenen, die even dierbaar geloof met ons verkregen hebben, door de rechtvaardigheid van onzen God en Zaligmaker, Jezus Christus;

Simon Petrus, een dienstknecht en apostel van Jezus Christus, aan degenen, die met ons hetzelfde dierbare geloof verkregen hebben door de gerechtigheid van onzen God en den Zaligmaker Jezus Christus:

Symeon Petrus, een dienaar en apostel van Jezus Christus, aan hen die een geloof hebben verkregen gelijkwaardig aan het onze, door de gerechtigheid van onzen God en redder Jezus Christus:

De NWV leest als volgt: “Simon Petrus, een slaaf en apostel van Jezus Christus, aan hen die een geloof hebben verkregen dat als een even groot voorrecht wordt beschouwd als het onze, door de rechtvaardigheid van onze God en (de) Redder Jezus Christus.” Het is dit laatste deel dat ons speciaal aangaat. Door de vrijwillige inlassing van het lidwoord “de” vóór Redder laat het WT genootschap dit vers spreken over God én Christus. De oorspronkelijke Griekse tekst heeft hier echter een zinsconstructie waarop de regel van Granville Sharp toepasselijk is. (Wanneer het voegwoord “kai” gebruikt is en het eerste naamwoord het bepalende lidwoord heeft.) We lezen in het Grieks van de tekst letterlijk vertaald als volgt (wij onderstrepen): “van de God van ons en redder Jezus Christus”

We citeren het volgende uit ‘Word Pictures in the New Testament’ van A.T. Robertson, deel 6, blz.147,148: “Zo eist het éne lidwoord (tou) met theou en sõtèros (...) één persoon, géén twee (in 2 Pet.1:11 als in 2:20 / 3:2,18). Zo hebben we dan in 1 Pet.1:3 ho theos kai pater (de God en Vader) één persoon, géén twee. De grammatica is uniform en onontkoombaar.” Met verdere verwijzing naar zijn eigen grammatiek alsook deze van Schmiedel en W. F. Moulton. Zie ook H. E. Dana en Mantey blz.147. Het commentaar van Jehovah’s Getuigen bij deze tekst in hun Engelse Bijbels zegt dat ze alzo vertalen om de distinctie te bewaren die 2 Pet.1:2 geeft van God en Jezus. Maar dit is niet ter zake want vers 2 heeft een andere constructie van de Griekse tekst. Letterlijk staat er: “van de God en Jezus de Heer onzer.” Omdat de beide naamwoorden het lidwoord hebben is Granville Sharps regel hier niet toepasselijk. We hebben in 2 Pet.1:1 daarom een andere schriftuurplaats waar de WT de godheid van Christus wil verdoezelen.

G. Stafford, een Jehovah Getuige, maakt vanuit een argument van de Duitse theoloog Ernst Käsemann de opmerking dat “God” in 2 Pet.1:1 naar de Vader verwijst gewoonweg omdat er het begrip God staat in die tekst. Indien er zoals in 2 Pet.1:11 / 2:20 / 3:18 had gestaan; “onze Heer en

Page 367: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 367

Redder”, dan zou het naar Christus verwijzen. Het andere gebruik moet die verwijzing naar de Vader wettigen. Maar dat gaat niet op want de betekenis van GOD = HEER = REDDER kan zowel naar de Vader als naar de Zoon verwijzen. Zie hiervoor de teksten bij Titus 2:13. Zoals R. Bauckham opmerkt dat er geen reden is waarom er geen variatie zou kunnen zijn in dat gebruik gaat dan zeker op.

Wanneer u nog dieper zou gaan graven naar de woordconstructie van 1 Pet.1:3 en 2 Pet.1:1 zal u ook varianten vinden wat betreft de woorden “Jezus” en “Christus.” In de Griekse tekst zijn er enkele varianten maar in de meeste vertalingen zijn ze het werk van de vertalers en vooral te vinden in de Bijbelparafrasen. “Jezus” en “Christus” zijn de belangrijkste namen die we vinden in het Nieuwe Testament en zijn in onderstaande vertalingen als volgt te vinden, een Engelse lijst die we ergens op Internet vonden en hebben aangepast. American Standard Version; Jezus = 883 / Christus = 501 Darby Bible; Jezus = 904 / Christus = 507 Douay; Jezus = 932 / Christus = 534 King James Version; Jezus = 943 / Christus = 522 New American Standard Bible; Jezus = 881 / Christus = 493 New Century Version; Jezus = 1846 / Christus 604 New International Version; Jezus = 1226 / Christus = 499 New King James Version; Jezus = 941 / Christus = 530 Revised Standard Version; Jezus = 926 / Christus = 534 Wesley NT; Jezus = 951 / Christus = 497 Young’s Literal Version; Jezus = 932 / Christus 529 De naam “Jezus” staat in de American Standard Version dus 883 maal en in the New Century Version 1846 maal. Het grootste aantal verschillen komt uit de parafrasen omdat deze schrijvers meer afgaan op wat goed klinkt dan wat er in de Bijbel staat. In de manuscripten staat Jezus ongeveer 940 maal en Christus ongeveer 520 maal.

Hoe die varianten ontstaan zijn doen we niet uit doeken maar dat ze voorkomen is een feit. Zie bijvoorbeeld hieronder een voorbeeld ervan:P45 heeft 28 toevoegingen en 63 weglatingen.P46 heeft 55 toevoegingen en 167 weglatingen. P47 heeft 5 toevoegingen en 18 weglatingen. P66 heeft 14 toevoegingen en 19 weglatingen. P72 heeft 16 toevoegingen en 29 weglatingen. P75 heeft 12 toevoegingen en 41 weglatingen. Wil u u zelfs eens testen en weten hoe goed je wel kan afschrijven van de Bijbel probeer één bladzijde maar laat je werk dan controloren door iemand anders. Als je dan 100 bladzijden moet overschrijven vermeerderen de fouten navenant. De meeste van deze wijzigingen zijn onbelangrijk. Een moeilijker geval is bijvoorbeeld Mat.24:36, waar enkele manuscripten de lezing “noch de Zoon”, NIET hebben. Het Byx mss laat dit weg. De Codex Sinaïticus had oorspronkelijk “noch de Zoon”, een latere afschrijver veegde het uit maar een derde voegde het opnieuw in de tekst. Wat we willen aantonen: wanneer men u er op wijst dat dit of dat manuscipt één of andere tekst niet bevat dan is dat géén drama.

Page 368: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 368

Wat soms wel raar aandoet is dat in Bijbelvertalen er een soort traditie zit. We nemen hieronder Phil.2:9. Bijna allen in de Engelse taal hebben het woord “other” toegevoegd maar in het Nederlands doet men dat gelukkig niet, want het is overbodig. “God... gave Him the name that is above every other name.” Beck “God has given him... the name honored above all other names.” God’s Word Bible“God... gave him the name that is greater than any other name.” Good News Bible “God... gave him the name which is above all other names.” Jerusalem Bible “God has... given him that name which is greater than any other name.” Knox Bible “God... gave him a name which is above every other name.” Living Bible “God made the name of Christ greater than every other name.” New Century Version “God... gave him the name which is above all other names.” New Jerusalem Bible “God... gave Him a name that is greater than any other name.” New Life Study Testament “God... gave him a name that is above every other name.” New Living Translation “God... gave him the name that is above every [other]name.” NWT “God has... given him the name above all others.” Smith & Goodspeed’s An Amer. Translation “God... has conferred on Him the Name which is supreme above every other.” Weymouth NT “God... has given Him the name that is above every other name.” Williams CB, NT “God... gave him the Name which stands above all other names.” 20th Century NT “God... giving him a name that is above every other name.” 21st Century NT “God... heeft Hem een naam gegeven, welke boven allen naam is.” Statenvertaling “God... hem een naam gegeven die boven alle namen is.” Luther, Nederlandstalige vertaling “God... en hem den naam die hoger dan alle namen is gegeven.” Leidschevertaling “God... heeft Hem den Naam gegeven hoog boven alle namen.” Canisius “God... heeft hem den naam geschonken die boven alle naam is.” Brouwer “God... Hem den naam boven alle naam geschonken.” NBG

Daarom ook nog deze opmerking. Jehovah’s Getuigen maken er geen geheim van dat men in de NWV bepaalde woorden en begrippen heeft toegevoegd aan de oorspronkelijke Bijbeltekst. In ‘DE WACHTTOREN’ van 15 april 1973, blz.254 lezen we dit: “De apostel Paulus zegt bijvoorbeeld, zoals wij in Kolossenzen 1:16 lezen, dat alle dingen in de hemel en op aarde door bemiddeling van Jezus Christus werden geschapen. Maar aangezien wij uit Openbaring 3:14 weten dat Jezus zelf ook is geschapen, voegt de Nieuwe-Wereldvertaling het woord “andere” toe, waardoor duidelijk wordt weergegeven wat de apostel in gedachten had. Maar zelfs in dit geval zou kunnen worden gezegd dat als de drieëenheidsleer dat Jezus niet werd geschapen, niet zo algemeen werd aanvaard, het niet nodig was geweest het woord “andere” toe te voegen.” De mogelijkheid dat iets in latere uitgaven van de NWV nog eens “gecorrigeerd” zal worden is dus niet uitgesloten. En je vraagt je ook af met welke maatstaf de WT in haar vertaling van de Griekse Geschriften (Nieuw Testament) het begrip Kurios = Heer nu eens Jehovah is vertaald en dan weer Heer. Zo staat in het boek Openbaring 20 maal Kurios waarvan ze enkele malen als “Jehovah” hebben vertaald; Opb.1:8 / 4:8,11 / 11:17 / 15:3,4 / 16:7 / 18:8 / 19:6 / 21:22 / 22:5,6. In voetnota maar niet in de tekst ook nog: Opb.11:1,19 / 16:5 / 19:1,2. Waarom niet allemaal is een raadselachtige zaak.

Alles wat u wilt weten over dat kunstmatig vertalen van Kurios als Jehovah kan u vinden op een Amerikaanse internetsite: www.tetragrammaton.org U kan er ook de kritiek vinden op het

Page 369: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 369

boek van Matteo Pierro, ‘Geova e il Nuovo Testamento’, Sacchi Editori. Je zal de titel van dit werk bijvoorbeeld tegenkomen bij enkele Jehovah’s Getuigen die vanuit internet hun leer aan de man trachten te brengen. Ook de verwijzing van de WT naar een opmerking van Hieronymus maakt ons niet veel wijzer. In een brief gericht aan Paula en haar dochter Eustochium, twee Romeinse vrouwen, vrienden van hem, verklaard hij enkele zaken over hoe het Oude Testament tot stand kwam. Hij zegt daarbij dat het vierletterigwoord (het Tetragrammaton) in sommige “Griekse boeken ” waren terug te vinden in de oude lettertekens van de Joden. Waarschijnlijk zijn met deze boeken vertalingen uit de Septuaginta bedoeld. U kunt dit vinden in Migne’s Patrologia Latina, Vol.28 = Hieronymus, Vol.IX, blz.547,548.

Hieronder krijgt u enkele voorbeelden van op welke wijze men de godsnaam kan vinden in Septuagintamanuscripten. Let er wel op men zal dat doen; omdat ofwel de naam zeer belangrijk is, ofwel omdat hij op die manier ONUITSPREEKBAAR WORDT VOOR EEN GRIEK. Want een Griek leest namelijk geen Hebreews. Zelfs een mastodont in de theologie als Philo van Alexandria kende waarschijnlijk weinig of géén Hebreeuws. Een verkeerde uitleg van die gegevens zoals de WT doet is niet moegelijk wanneer alles in ogen gehouden wordt.

Modern Hebrew Bible, Jerusalem, Koren Publishers, 1984 van Jesja 45:1.Het Tetragrammaton (waar het pijltje staat) is hier zonder klinkertekens weergegeven.

Qumran: beroemde Rol van Jesaja, 1QIsaa, Jesaja 45:1, ongeveer 100 voor Chr.Het Tetragrammaton (zie het pijltje) is hier zonder klinkertekens of andere tekens weergegeven.

Qumran: Commentaar van Habakkuk, 1QpHab 10:7-8, rond 30-1 voor Chr.Het Tetragrammaton (zie het pijltje) is hier zonder klinkertekens of een ander teken weergegeven.

Dit is het oude Hebreeuwse alfabet en niet het “Herodiaanse.”

Hahal Hever (south of Qumran), Septuaginta Griekse tekst van de kleine Profeten)

Page 370: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 370

(Zacharia 9:1,2, datum = ?) Het Tetragrammaton (zie het pijltje) is hier zonder klinkertekens of een ander teken weergegeven. (Uit, Discoveries in the Judean Desert,Vol. 8, Plate 19). Een

Griekse tekst maar met de godsnaam in klassiek Hebreeuws weergegeven.

In dat kleine geschriftje van Petrus, zijn tweede brief, staan vijf zinsconstructies van het type “Granville Sharp.” Dat zijn: 1:1, 1:11, 2:20, 3:2, en 3:18. Meestal gelooft men dat ook. Zo bijvoorbeeld is het duidelijk in 2:20, dat beiden de “Heer” en “Redder” spreken over de Christus. En ook is dat zo voor 3:2, en 3:18. Men meet die zaken wellicht af in kringen van Unitariërs, want deze naamwoorden betrekken op één persoon in vier teksten geeft geen probleem op theologisch gebied. Niemand is door die uitleg gekwetst. Het is in 1:11 duidelijk dat men eenzelfde zinsconstructie heeft als in 1:1. Er is slechts één woord gewijzigd. De transliteratie is deze:1:1: tou theou hemon kai sotaros Iesou Christou 1:11: tou kuriou hemon kai sotaros Iesou ChristouHet éne verschil is “kuriou” in plaats van “theou.” Unitariërs nemen 1:11 als één persoon. Wanneer ze dan problemen maken met 2 Pet.1:1 is het vanuit een vooroordeel. En dat hoeft niet want zo kun je de Schrift nog op vele andere plaatsen verdraaien.

Wanneer we opmerkingen als dit lezen denken we aan 2 Kronieken 15:3: “In Israël zijn vele dagen voorbijgegaan zonder den waren God, zonder onderwijzenden priester en zonder wet” (Luthervertaling.) In de Leidschevertaling 2 Kronieken 15:3: “Menigwerf heeft Israël tijden beleefd dat het geen waren god, geen priester-leeraar en geen wet had.”

9.6 2 THESSALONICENZEN 1:12

Het laatste deel van dit vers luidt volgens de NWV: “overeenkomstig de onverdiende goedheid van onze God en van de Heer Jezus Christus.” Dit is nóg een zinsconstructie volgens Granville Sharps beginsel. Letterlijk staat er dus: “van de God en Heer Jezus Christus onzer.” Nu is het wel zo dat verscheidene commentators, “Heer” (= Kyrios) hier zien als eigennaam en niet als naamwoord. In dat geval zou er wél over twee personen sprake zijn. Maar zekerheid heeft men niet dat de term “Christus” hier een eigennaam is. Volgens de zinsbouw is het één persoon, naargelang een andere exegese van de tekst zijn het twee personen. Deze twee mogelijkheden had de WT op zijn minst oprecht kunnen toegeven.

Opgemerkt moet dat de “genade” (de NWV zegt “onverdiende goedheid”) waarover sprake in deze tekst ons toekomt van zowel de Vader en de Zoon. Voor Christus alléén zie Gal.6:18 / Phil.4:23 / 1 Thes.5:28 / 2 Thes.3:18. Soms door beiden o.a. Rom.1:7 / 1 Cor.1:3 / 2 Cor.1:2 / Gal.1:3.

Page 371: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 371

Sanday en Headlam zeggen in hun commentaar op de brief aan de Romeinen (International Critical Commentary blz.16) dat alleen al het feit dat gezegd wordt dat de Vader en de Zoon ons genade schenken bewijst dat de Heer goddelijk is. En dat is vanuit deze hoek een merkwaardige toegeving.

9.7 1 JOHANNES 5:7 Een of meerdere Jehovah’s Getuigen, die de “godswoord.nl” internetsite beheren (vergeet dit niet bij de opmerkingen), zeggen dit: “Het Comma Johanneum - 1 Johannes 5:7 In 1 Johannes 5:7-8 staat volgens de Statenvertaling: “Want Drie zijn er, Die getuigen in den hemel, de Vader, het Woord en de Heilige Geest; en deze Drie zijn één. En drie zijn er, die getuigen op de aarde, de Geest, en het water, en het bloed; en die drie zijn tot één.” Een duidelijke tekst waarop veel bijbelkenners zich baseren als het om de drie-eenheid gaat. Maar er is iets bijzonders aan de hand met deze schriftplaats. De NBG-vertaling, Katholieke Bijbel, Petrus-Canisiusvertaling en De boeken van het NT (Keulers) plaatsen deze schriftplaats tussen (tekst-) haken. De Willibrordvertaling, Groot Nieuws Bijbel, Lutherse Vertaling, Leidse Vertaling, Het Nieuwe Testament in de omgangstaal, Verkorte vertaling (Obbink en Brouwer), Het NT in de taal van onze tijd (De Vries), Het NT voor leeken leesbaar gemaakt (Bakels), de herziene Voorhoeve-uitgave (ook wel Telos-vertaling genoemd) en de Nieuwe-Wereldvertaling laten de schriftplaats helemaal weg. (De enige Nederlandse bijbelvertalingen waar de woorden dus zonder meer in voorkomen, voor zover ik heb kunnen terugvinden, zijn de Statenvertaling en Het Boek). Verscheidene voetnoten, kanttekeningen en commentaren leggen uit waarom de woorden vaak worden weggelaten of tussen haken worden geplaatst. Ik beperk me tot twee Nederlandstalige werken:“Het tussen // geplaatste is het zgn. comma Johanneum, dat in oudere Gr. hss niet voorkomt. Uit Spanje of N.-Afrika afkomstig, is het allengs in verschillende bijbelvertalingen opgenomen; klaarblijkelijk om het leerstuk der Drieëenheid te schragen; maar het is duidelijk een invoeging. Verscheidene a.v. [andere vertalingen] laten het dan ook geheel weg, wat o.i. de voorkeur verdient.” — Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap met verklarende kanttekeningen.“Van alle Gr. handschriften zijn er slechts 4, die het Comma Joanneum bevatten, en deze handschriften zijn van betrekkelijk jonge datum… Ook de oude vertalingen pleiten niet voor de echtheid van de tekst in kwestie… Men zou zich kunnen beroepen op de Vg., maar ook hier ontbreekt het Comma (of zinsdeel) in meer dan 50 handschriften, en wel in de oudste en beste… Geen enkele Gr. schrijver van vóór de 12de eeuw haalt het aan, noch in een commentaar op de Joa.-brieven, noch in een verhandeling over de H. Drievuldigheid… Veelbetekenend is vooral het zwijgen van Hiëronymus en Augustinus… Ook de interne samenhang pleit niet voor de echtheid… Verreweg de meeste exegeten, ook de katholieke, spreken zich dan ook uit voor de onechtheid van het Comma Joanneum.” — Jos Keulers, De boeken van het Nieuwe Testament.Het wordt tegenwoordig algemeen erkent dat de woorden in 1 Johannes 5:7 een onechte toevoeging aan de geïnspireerde tekst is. Kennelijk zijn de woorden bij vergissing in bepaalde Latijnse versies van het NT geslopen. Ze horen niet thuis in de bijbel en zouden daarom weggelaten moeten worden. Dat de NBG-vertaling en Het Boek het gedeelte, ondanks de huidige

Page 372: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 372

bewijzen, in de bijbel hebben geplaatst, is ronduit een schande en men kan zich afvragen wat hiervoor de motieven zijn.” In de bespreking van de Codex Vaticanus op internet @godswoord.nl.

We gaan zeer uitvoerig in op deze zaak. Het getuigenis van de manuscripten is verdeeld. De Griekse kennen het niet in de langere versie, waar Vader, Zoon en Geest “één” genoemd zijn. In enkele zeer late Griekse manuscripten, kan het gevonden worden. Maar alle oude vertalingen hebben deze lezing wel. Jehovah’s Getuigen maken veel kabaal over deze tekst. Zie hieronder wat de manuscripten echt leren en het getuigenis van de Kerkvaders.

De Manuscripten

Paulus geeft aan dat er mensen op komst zijn die God’s woord en zijn woorden zullen verdraaien (Hand.20:30). Sommigen hebben daarna valse brieven opgesteld en gaven aan dat ze door Paulus geschreven waren (2 Thes.2:2). Er zijn drie teksten in de Schrift die duidelijk aangeven dat er met de Bijbel niet geprutst mag worden. Er worden geen toevoegingen gedaan en ook geen weglatingen (Deut.4:2 / Spr.30:6 / Opb.22:18). Maar we weten uit de praktijk dat het wel eens anders ging. Het gaat in 1 Joh.5:7 om deze Griekse woorden: “en tw ouranw o pathr, o logov kai to agion pneuma kai outoi oi treiv en eisin kai treiv eisin oi marturountev en th gh.” In de NBV staat het volgende als vertaling en voetnota: “6 Hij, Jezus Christus, is gekomen door water en bloed – niet door het water alleen, maar door het water en het bloed. En de Geest getuigt ervan, omdat de Geest de waarheid is. 7 Er zijn dus drie getuigen:

(5:7-8) Er zijn dus drie getuigen: de Geest, het water en het bloed, en het getuigenis van deze drie is eensluidend – Andere handschriften lezen: ‘Er zijn dus drie getuigen in de hemel: de Vader, het Woord en de heilige Geest; en deze drie zijn één. En er zijn drie getuigen op de aarde: de Geest, het water en het bloed; en deze drie zijn één’.

8 de Geest, het water en het bloed, en het getuigenis van deze drie is eensluidend.” En zo leest het de SV van 1977: “6 Deze is het, Die gekomen is door water en bloed, namelijk Jezus, de Christus; niet door het water alleen, maar door het water en het bloed. En de Geest is het, Die getuigt, dat de Geest de waarheid is. 7 Want Drie zijn er, Die getuigen in de hemel, de Vader, het Woord en de Heilige Geest; en deze Drie zijn één. 8 En drie zijn er, die getuigen op de aarde, de Geest, en het water, en het bloed; en die drie zijn tot één.” De Statenvertaling geeft het gedeelte van vers 7 weer als een echte bonafide Bijbelvers. Men heeft dat trinitarische gedeelte het Comma Johanneum genoemd. Het verschil in onze Bijbels komt door een bewuste keuze die de vertalers maken, een keuze die grotendeels is terug te brengen tot de verschillen in de Griekse en Latijnse Bijbelhandschriften. De keuze tussen wat de Textus Receptus - de overgeleverde Bijbeltekst van het gros manuscripten - en de Moderne Kritische tekst - van de nieuwe Bijbeldeskundigen die grotendeels tegen de leer van de Drie-eenheid zijn.

Wat is er aan de hand? Is het een orthodoxe interpolatie van dit vers nadat in 325 na Chr. met het concilie van Nicea de Drie-eenheid een “kerkekijk” feit werd? Of zijn het een groep van tegenstanders van de Drie-eenheid die de tekst bewust geschrapt hebben omdat het niet paste in hun leer? Zeg niet dat het laatste onmogelijk is; en wel om de volgende reden.

Page 373: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 373

In een prachtig boek geschreven tegen de ketters uit zijn dagen is het duidelijk dat Irenaeus voorbeelden kent, van vooral Gnostiekers, die knippen en plakken in de Schrift. Het Latijnse ‘MS k’ heeft in Marcus 16:4 zo een aanpassing en die komt overeen met het Gnostische Evangelie van Petrus. Een zekere Marcion uit zijn dagen had er geen enkel probleem mee om in het evangelie van Lucas zaken aan te passen naargelang het hem paste en soms sijpelde dat zelfs door in een Bijbelhandschrift. Het vers Lucas 24:40 in de ‘Westerse Codex D’ is daar een voorbeeld van. Het weglaten van de tekst zou moeten aangeven, dat Christus niet letterlijk is opgestaan uit de doden. Het gaat soms om subtiele wijzigingen maar Irenaeus zelf geeft aan dat wie de echte Schrift neven die zaken legt weet dat er wat aan de hand is. (Bijvoorbeeld de Valentinianen in ‘Adversus Haereses’ (Boek I, hoofdstuk 8.) Anderzijds moet gewezen worden op Clemens van Alexandrië (150-215 na Chr.) die waarschijnlijk een zeer slechte uitgave had van de Bijbel want die heeft soms gelijkenissen met de Codex Bezae (D) een manuscript met enorm veel fouten. (Zie bijvoorbeeld A. Souter, The Text And Canon Of The New Testament, London, 1913, blz.81, Thomas Strouse, A Critique of D.A. Carson’s The King James Version Debate, Tabernacle Baptist Theological Press.) De eerste definitieve aanwijzing dat de tekst 1 Joh.5:7 gekend is bij de Grieken is uit de vertaling van een Latijnse tekst van de Handelingen van het Latheraanse Concilie in 1215.

Een ander voorbeeld, Tatianus een kerkvader (?) uit 110-180 na Chr. had een origineel idee om de vier evangeliën in een boek weer te geven. Wat in het werk (dat de naam Diatessaron kreeg) stond in den beginne weten we niet. Deze Tatianus ging tegen het eind van zijn leven over tot de leer van de Gnostiekers en we weten niet in hoeverre dat het zijn Diatessaron beïnvloede. Maar Theodoret (vroeg 5de eeuw) de bisschop van Syrië verwierp de Diatessaron en liet 200 stuks ervan vernietigen. Dat stelt een grote som geld voor maar de waarheid moest het volgens hem halen op manuscripten door Gnostische invloeden aangetast. Men heeft in 1980 een Armeense versie gevonden van Ephraem’s commentaar op de Diatessaron. Daaruit bleek dat er een bijna volledige versie kon samengesteld worden van het werk zonder noemenswaardig verschil met de tekst van het Diatessaron dat we hadden. Het leert ons twee zaken; vooreerst dat er wèl manuscripten waren zonder een Gnostische invloed. Wat op zichzelf een goede zaak is voor de betrouwbaarheid van andere Syrische geschriften de Oud Syrische, de Peshitta, de Philoxeniana, en de Harklensis versie van het Syrische Nieuw Testament. Het leert, ten tweede dan, ook dat de kerk defecte manuscripten door eliminatie en vernietiging zorg droeg voor de woorden van de Schrift zoals ze werden opgetekend door de originele schrijver.

Er zijn meer dan 9.000 Latijnse manuscripten van de Bijbel en een groot gedeelte daarvan heeft de tekst 1 Johannes 5:7. Niet allemaal, want het gaat niet altijd om volledige Bijbelafschriften maar soms gedeelten van het NT. Vier van de vijf oudste Latijnse manuscripten bevatten de tekst. Vergeten we niet: deze Latijnse manuscripten zijn de vertaling van vroegere Griekse manuscripten. Waarom dit verschil? Het is waar dat de Kerkvaders tijdens hun concilievergadering van Nicea de tekst niet hebben gebruikt. Mogen we er uit veronderstellen dat toen dat gedeelte al vervallen was uit de Griekse manuscripten uit o.a. de Vaticanus en Sinaïticus? Nogmaals, waarom? We moeten tot op zekere hoogte gissen. Hieronymus die de latere goede officiële vertaling maakte van de Latijnse tekst, die tot voor enkele jaren de tekst was die gebruikt werd in de Katholieke Kerk zei in zijn inleiding op de canonieke epistels, waar 1 Johannes deel van uitmaakt: “onverantwoordelijke vertalers hebben dat getuigenis (1 Joh.5:7) weggelaten in de Griekse codexen.” Laat ons ook niet nalaten te zeggen dat wel 7.000 van de Latijnse manuscripten

Page 374: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 374

nog wachten op een goede bestudering. Op dat gebied is er nog werk aan de winkel voor enkele tientallen deskundigen.

De Griekse uitgave, de UBSNT, geeft zes Griekse MS waar 1 Joh.5:7 in staat; 61, 88mg, 429mg, 629, 636mg, en 918. Maar D.A. Waite geeft er ongeveer twintig verwijzingen voor op; 61, 88mg, 629, 634mg, 636mg, omega 110, 429mg, 221, 2318 en twee lectionaria, dat zijn preekschema’s (60, 173) bovendien vier Kerkvaders (Tertullianus, Cyprianus, Augustinus, en Hieronymus). [Zie de site “I John 5.7,” The Dean Burgon News 5 (1979); 1.]

Dit zijn allen GRIEKSE MANUSCRIPTEN WAARIN 1 JOH.5:7 STAATManuscript Datum In de Tekst of in de Marge

MS 221 10de eeuwin de marge door een latere hand

MS 635 of 636?

11de eeuw in de marge in de 17de eeuw

MS 88 12de eeuwin de marge door een moderne hand

MS 429 14de of 15de eeuwin de marge door een latere hand

MS 629 14de of 15de eeuw codex Ottobonianus in de tekstMS 61 16de eeuw codex Ravianus en Britannicus in de tekstMS 918 16de eeuw in de tekstMS 2318 18de eeuw in de tekst

De vertalingen

Latijnse Manuscripten. Van de ongeveer 9.000 nog bestaande Latijnse manuscripten zijn er 29 die het vers niet bevatten, de rest van deze 9.000 hebben waarschijnlijk het vers. We zeggen “waarschijnlijk” omdat niemand alles gecatalogeerd heeft en er veel manuscripten zijn waar bepaalde Bijbelboeken ontbreken omdat ze niet tot het manuscript behoren of gewoon door ouderdom er aan weggevallen zijn. Syrische Vertaling. Hebben allen het vers. Voor de Oud-Syrische tekst wijzen we u op een verhaal van R. Brown in zijn commentaar van dit Bijbelgedeelte in de Anchor bible commentaries. Een Syrische Kerkvader Jaqub van Odessa citeert de tekst en dat is de 7de eeuw. De uitleg van enkele deskundigen, waaronder B. Metzger die zeggen dat de Syrische tekst geen weet heeft over dat drie-eenheidsgedeelte in 1 Joh. is dus bevooroordeeld. En ook eenzelfde bevooroordeling vinden we terug in hun zicht op de oude Latijnse tekst. Dat er een gedeelte manuscripten de tekst niet heeft gehad valt nauwelijks te betwisten. Maar gezien twee vroege Latijnse Kerkvaders Tertullianus (rond 200) en Cyprianus (rond 250) een verwijzing maken naar dit Bijbelgedeelte kan dit argument niet echt doorslaggevend zijn. Zie Tertullianus, Contra Praxeas II, ‘Ante Nicene Fathers’, deel 3, blz. 598 en Cyprianus ‘Ante Nicene Fathers’, deel 5, blz.423.

Page 375: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 375

Duitse Bijbels. Zowel deze vóór Luther als nà Luther hebben (tot 1900) allen het vers behalve één Luther Bijbel uitgave, waar Luther zich baseerde op de 2de Griekse tekst van Erasmus. Die heeft dit vers niet in de Griekse weergave van het NT. In de volgende uitgaven van Luther is de tekst terug ingebracht. Sinds 1956 heeft men opnieuw het vers weggelaten vanwege druk door enkele theologen. Dit is hoe het in zijn werk ging: ”Luther used the text prepared by Erasmus. But even though the inserted words taught the Trinity, Luther ruled them out and never had them in his translation. In 1550 Bugenhagen objected to these words ‘on account of the truth.’ In 1574 Feyerabend, a printer, added them to Luther’s text, and in 1596 they appeared in the Wittenburg copies” voetnota bij 1 Joh.5:7-9 door William F. Beck (The Holy Bible in the Language of Today, 1976).

Engelse Bijbels. 1 Joh.5:7 stond in de Engelse Bijbels tot en met het jaar 1881 een periode van zeshonderd jaar. In deze van John Wycliffe in 1380, in Tyndale’s New Testament van 1525, de Coverdale Bible van 1535, de Matthew’s Bible van 1537, de Taverner Bible van 1539, de Great Bible van 1539, de Geneva New Testament van 1557, de Bishop’s Bible van 1568, en de Authorized Version (King Jamesbible) van 1611. De eerste maal dat het er niet stond was toen de standaard Authorized Version in 1881 een revisie onderging. De KJV vertalers baseerden zich voor de Griekse tekst op; Theodore Beza’s 10de editie van zijn NT (uit 1598), en dat was gebaseerd op Erasmus’ derde en latere uitgaven en Stephanus’ edities en de Italiaanse Dodatibijbel van de Waldenzen. Op die wijze werd de tekst populair in de Engelstalige wereld. Van de Statenvertaling kan ongeveer hetzelfde gezegd worden. Een opmerking over de Bijbel van de “Waldensen,” of “Vaudois.” Volgens Johannes Calvijn’s opvolger Theodore Beza, hebben de Vaudois hun Bijbel ontvangen van missionarissen uit Antiochië in Syrië rond 120 na Chr. en hun Latijnse vertaling ervan zou tegen het jaar 157 klaar geweest zijn. Deze Bijbel is jaren overgeschreven tot aan de periode van de Reformatie, en kort daarop werd hun Bijbel hervertaald in het Frans en het Italiaans. En die Bijbels hadden 1 Joh.5:17. Cardinaal Ximenes plande een Polyglotbijbel in het jaar 1502 en hij heeft later 1 Joh.5:7,8 er in weergegeven. Hij zegt dat hij zorvuldig was in zijn werk en dat hij enkele Griekse manuscripten, waarvan sommigen oude codices, naging en die waren vanuit Rome naar Spanje gebracht. Welke codexen weten we verder niet. Maar Ximenes heeft nergens aangegeven dat 1 Joh.5:7,8 in zijn Griekse manuscripten ontbrak. Raar nietwaar! (Zie voor de Engelse Bijbels van James R White, ‘The King James only controversy: can you trust the Modern Translations’, Bethany House.)

Erasmus van Rotterdam (c.1466-1536) was in zijn tijd letterlijk begonnen aan een race met de Spaanse Cardinaal Ximenes. Erasmus had gehoord van de drukker Froben in Basel dat Ximenes een Grieks Nieuw Testament aan het klaarmaken was. En Froben vroeg zijn vriend er een te maken. Tien maand later was Erasmus al klaar en ging naar de drukker. Maar het resultaat van de eerste en ook de tweede editie was niet goed; ze stonden vol met fouten, drukfouten en andere. Het waren geen echte meesterwerken. De derde uitgave was al een stuk beter. De trinitarische formule (het Comma Johanneum) vinden we voor het eerst terug in de derde versie van het Grieks NT door Erasmus. Dat was onder druk van de Roomse Kerk zegt men in bepaalde kringen. In zijn eerste twee uitgaven was dat gedeelte niet te vinden omdat van de manuscripten die Erasmus gebruikte er geen enkel dat gedeelte bevatte. Hij zou beloofd hebben dat indien iemand hem een manuscript zou kunnen tonen waar de tekst in stond hij dat vers in zijn Griekse NT zou plaatsen. Een Franciscaner monnik met de naam Froy (of Roy) zou toen een Griekse tekst gemaakt hebben waar

Page 376: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 376

het in te vinden was. En daarom zou de Comma in de 1522 editie gekomen zijn. Maar Dr. Bruce Metzger, de grote specialist van Bijbelmanuscripten geeft toe dat dit een legende is (The Text Of The New Testament, Oxford Press, 1968, blz.291, derde uitgave 1992). Metzger zegt dat H. J. de Jonge, de gerespecteerde specialist van Erasmus aan de Universiteit van Leiden, aangeeft dat het verhaal niet waar is. Ook Roland Bainton, Yale University professor, een ander Erasmus-expert, gaat akkoord met de argumentatie van de Jong, en geeft toe dat het niet omwille van enige belofte van een manuscript was maar; OMDAT HIERONYMUS HET HAD VERTAALD IN DE VULGAAT EN ER IN ZIJN DAGEN DUS GRIEKSE MANUSCRIPTEN GEWEEST MOETEN ZIJN WAAR DAT GEDEELTE IN STOND. De Erasmiaanse belofte is dus een mythe! Vijanden van de tekst gebruiken de laatste tijd dit argument dan ook niet meer maar je kwam het regelmatig tegen tot vijftig jaar terug.

Op de site van “1john57.com” of deze van “KJV Apologetics” staat een artikel van Don C. Hewey met de titel “COMPLETE LIST OF NEW TESTAMENT MANUSCRIPTS THAT VERIFY 1 JOHN 5:7.” Om aan te tonen dat de Bijbeldeskundigen niet zo oprecht omgaan met de varianten in de manuscripten geeft hij een voorbeeld. Handelingen 8:37 dat niet in alle Bijbels staat geeft weer dat de eunuch geloofd in Christus en hij wordt na deze belijdenis gedoopt. In de NWV staat het apart in de voetnoten en in de NBG tussen grote haakjes. Don C. Hewey heeft 14 van 20 manuscripten besproken die Hand.8:37 bevatten en daarbij ook 1 Joh.5:7. De manuscripten met Hand.8:37 maar zonder 1 Joh.5:7 zijn:  Codex C -- Ephraemi, 4de eeuw;  Complutensia Polyglot editie; geciteerd door Irenaeüs -- 2de eeuw;  P45; Codex K -- Cyprius, 9de eeuw en de Griekse 63. Waarom niet een tekst als Hand.8:37 gewoon als Schrift beschouwen wanneer er 70% van de manuscripten de tekst bevatten? Er staat toch niets verkeerd in? Integendeel hoe kun je dopen toelaten zonder dat de dopeling eerst zijn geloof in Jezus heeft beleden? Zo ook is er niets verkeerd aan 1 Joh.5:7! In dat geval gaat het om een verhouding van duizenden manuscripten met de tekst tegenover enkele honderden waar het niet staat. Begrijp dat maar eens?

We voegen er nog drie voorbeelden aan toe, op het eerste zicht onbelangrijk maar het geeft aan met welke twee maten en gewichten er gemeten wordt in die kringen. De Kritische tekst geeft de lezing Iesou (of Jezus) aan als de goede in plaats van Iesou Christou (of Jezus Christus) in 1 John 1:7. Iesou is hier opnieuw de minoriteitlezing met slechts 24 manuscripten ter ondersteuning, terwijl er 175 manuscripten zijn die Iesou Christou geven zoals in de Textus Receptus. Ook, in 1 Joh.2:20 is er een verschil. De minoriteitlezing heeft pantes (alles) en dat staat slechts in 12 manuscripten, maar de meerderheid geeft panta (alle dingen) wat in 191 manuscripten staat. De Kritische tekst krijgt in de moderne Bijbels steeds de voorkeur maar u merkt het, niet op basis van de voorhanden zijnde manuscripten, het is een theologische keuze. Geven we nog een andere illustratie. Mattheus 6:13 heeft een langer gedeelte van het Onze Vader in veel Bijbels. Maar in veel moderne versies is het slot weggelaten. Onbegrijpelijk lijkt dat want; het staat in de MS Sigma en Phi van de 6de eeuw. Het staat in W van de 4de eeuw. Het staat in latere MS; in K, L, W, Delta, Theta, en het merendeel van de Griekse manuscripten. De Kerkvader Chrysostomos (stierf 407 na Chr.) kende het. We vinden het in de Apostolische Constituties van de 4de eeuw. Er is dus een overvloedige ondersteuning van de tekst in de Griekse MS. Wat is het probleeem; het staat niet in een groot deel van de Latijnse MS. Het staat niet in de Vaticanus en de Sinaïticus en niet in Codex D. Is dat slot van het Onze Vader theologisch onverantwoord? Natuurlijk niet! Dus nog maar eens een rare keus die de critici maken en de Wachttoren die dat graag opvolgt.

Page 377: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 377

Wat betreft concilies is de tekst gebruikt ter ondersteuning van de leer van de Drie-eenheid op het concilie van Carthago in 485. In dit geschil tégen de Arianen waren 302 katholieke bisschoppen aanwezig benevens enkele Arianen en had niemand bezwaar tegen Eugenius de woordvoerder van de Afrikaanse bisschoppen toen hij die tekst gaf ter ondersteuning van wat hij geloofde. Dat concilie is later afgelast maar dat doet niets aan het argument.

Last but not least. Athanasius, de voorvechter van de Drie-eenheid, geeft zelf drie parafrasen op de tekst van 1 Joh.5:7 in zijn voornaamste werk. Zie hierover het commentaar van R. Brown op Johannes (blz.782). Er zijn, om het verhaal kort te houden, in het lijstje hieronder, 15 Kerkvaders die naar de tekst verwijzen tussen 200 na Chr. en 800 na Chr. en 4 Manuscripten met de tekst vóór het jaar 850 na Chr.

Het getuigenis van 1 Joh.5:7 bij de Kerkvaders en MS. 1°) 200 - Tertullianus citeert het vers (Gill, ‘An exposition of the NT’, Vol 2, blz. 907-8) 2°) 250 - Cyprianus, schrijft: “en ook over de Vader en de Zoon en de Helige Geest is er geschreven en de DRIE zijn EEN” (Vienna, vol. iii, blz. 215). 3°) 350 - Priscillianus citeert het vers (Vienna, vol. xviii, blz. 6). 4°) 350 - Idacius Clarus citeert het vers (MPL, vol. 62, col. 359). 5°) 350 - Athanasius citeert het vers (Gill). 6°) 415 - Het Concilie van Carthago verwijst naar het vers als een fundamentele ondersteu- ning tegen de Arianen (Ruckman, ‘History of the NT Church’, Vol. I, p. 146). 7°) 450-530 - Verscheidene orthodoxe Afrikaanse schrijvers citeren het vers in hun verdedi- ging van hun geloof tegen de Vandalen. Dat zijn o.a.: A) Vigilius Tapsensis (MPL, vol. 62, col. 243). B) Victor Vitensis (Vienna, vol. vii, blz. 60). C) Fulgentius (MPL, vol. 65, col. 500). 8°) 500 - Cassiodorus citeert het vers (MPL, vol. 70, col. 1373). 9°) 550 - Oude Latijnse ms r citeert het vers. 10°) 550 - Het ‘Speculum’ citeert het vers. 11°) 750 - Wianburgensis citeert het vers. 12°) 800 – Hieronymus’s Vulgata heeft het vers. 13°) 1150 - minuscule ms 88 citeert het vers in de marge. 14°) 1200-1400 - Waldensen Bijbels hebben het vers. 15°) 1500 - ms 61 heeft het vers. 16°) meerdere getuigen in Nestle’s 26th editie zijn voor een wijziging van de text als het Comma: 221 v.l.;2318 vg[cl]; 629; 61; 88; 429 v.l.; 636 v.l.; 918; l; r; en enkele belangrij- ke Latijnse mss. De MPL verwijst naar de Latijnse Patrologie van Migne de Franse deskundige uit de 19de eeuw. Deze kerkvaders worden nog steeds heruitgegeven met nieuw commentaar bij Brepols, maar ze zijn onbetaalbaar voor een leek. Zie ook een groot deel hiervan bij de uitgeverij du Cerf in de serie Sources Chrétiennes. Een goede inleiding is C. C. Richardson, Early Christian Fathers, Westminster Press, 1953.

Page 378: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 378

De context van 1 Joh.5:7 onderschrijft de Drie-eenheid

Gezien in de context van de brief is 1 Joh.5:7 zeer goed aanvaardbaar. Johannes start soms met iets waar hij later nog op terugkomt, het principe van de herhaling van een gedachte. Bijvoorbeeld licht; Christenen wandelen in het licht volgens 1 Joh.1:7 dat wordt verder uitgewerkt in 1 Joh.2:9. De geest van de antichrist is aangehaald in 1 Joh.2:18 en verder beschreven in 1 Joh.4:2-6. Liefde voor broeders in 1 Joh.2:10 verder in 1 Joh.3:11. Enzovoort. Wanneer we dan in 1 Joh.4:13,14 over het getuigenis horen van de Vader de Zoon en de Geest, kan dat ook nog eens in 1 Joh.5:7. Een andere zaak die bij Johannes regelmatig terugkeert, is Bijbels parallellisme. Bijvoorbeeld in 1 Joh.2:22 is zijn vraag: “ Bestaat er een grotere leugenaar dan iemand die ontkent dat Jezus de Christus is? De antichrist is ieder die de Vader en de Zoon niet erkent” (NBV). En daarop een parallel in 1 Joh.2:23: “Ieder die de Zoon niet erkent, heeft ook de Vader niet. Wie de Zoon erkent, heeft ook de Vader” (NBV). Hetzelfde principe komt voor in het gedeelte waar hij wijst op kleine kinderen, vaders en jongelingen (1 Joh.2:12-14). Een parallel van de getuigen in 1 Joh.5:7,8, hemelse en aardse, is dus niet onmogelijk in het taalgebruik van Johannes. En het gebruikt van de term WOORD met betrekking tot Jezus is uniek in de Bijbel en komt van Johannes (Joh.1:1,14 / 1 Joh.1:7). En nu wat uitgewerkt.

1°) Wanneer we het vers 8 bekijken lezen we de woorden “HOI TREIS MARTUROUNTES,” (“En drie zijn er, die getuigen”) waar het mannelijke lidwoord, telwoord en naamwoord staan, dat overeenkomt met wat er in vers 7 staat. Namelijk daar zijn: “HO PATER, HO LOGOS, KAI TO HAGION PNEUMA” (de Vader, de Logos en de Heilige Geest) twee mannelijke naamwoorden HO PATER, HO LOGOS en een derde onzijdig naamwoord “TO HAGION PNEUMA” genoemd. Volgens de regels van de Griekse grammatica worden drie naamwoorden waarvan één onzijdig is beschouwd als mannelijk en dat is in vers 8 het geval. De twee mannelijke naamwoorden en het onzijdige komen dan overeen met wat vers 8 zegt. Maar zij die zeggen dat vers 7 mag wegvallen hebben aldus vers 6 en 8 aaneengekoppeld. Daar klopt dan de Griekse zin grammaticaal niet meer, aangezien de begrippen “PNEUMA, HUDOR en HAIMA” (geest, water en bloed) in vers 6, drie onzijdige naamwoorden zijn in het Grieks. Wie vers 7 laat vallen maakt van alle manuscripten - dus alle Griekse – in vers 8, een grammaticaal foutieve zinscontructie. I. H. Marshall schreef een commentaar ‘The Epistles of John’, Eerdmans, 1978 en op blz.237n. geeft hij te kennen dat indien vers zeven wordt weggelaten wordt, we een “unparalleled” = “een niet gekende” zinsconstructie hebben overgehouden.

Alhoewel er bijna niets of statistisch gezien weinig te vinden is in de Griekse manuscripten over de lange versie in 1 Joh.5:7 waar, Vader, Zoon en Heilige Geest genoemd worden, moet toch gewezen worden op een opmerking van Gregorius van Nazianzen. Deze Kerkvader, zelf een Griek uit het begin van de 5de eeuw, ging niet akkoord met het weglaten van het Comma Johanneum (zoals men dit gedeelte in wetenschappelijke termen heeft genoemd) omwille van de structuur van de tekst die een mannelijk meervoud heeft verwijzend naar Vader / Zoon / Geest. Laat men die verwijzing weg dan is de Griekse structuur volgens hem in dit vers foutief. Zie ‘The Nicene and Post Nicene Fathers’, deel 7, blz.323, 324 en de bespreking hiervan in Maynard Michael, ‘A history of the Debate over 1 Joh.5:7,8’, Temple Az, Comma Publications, 1995. (Deze teksten van Kerkvaders kunt u vinden op internet http://www.ccel.org.)

Page 379: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 379

2°) Wanneer we vers 7 laten vervallen uit de tekst krijgen we dit zoals in de NBV: “6 Hij, Jezus Christus, is gekomen door water en bloed – niet door het water alleen, maar door het water en het bloed. En de Geest getuigt ervan, omdat de Geest de waarheid is. 7 Er zijn dus drie getuigen: 8 de Geest, het water en het bloed, en het getuigenis van deze drie is eensluidend.” Dat wil zeggen dat de “Geest” in een zin van nog geen twintig woorden driemaal genoemd wordt maar het geeft weinig te zeggen in concreto? Met vers 7 erbij krijg je een drietal in de hemel en een drietal op aarde die samenwerken voor de gelovige. Wat duidelijke theologie is.

3°) Wanneer we de woorden van vers 7 weglaten krijg je een verkeerd beeld voorgeschoteld want de daaaropvolgende zin (vers 8) heeft een onverstaanbaar karakter gekregen. Het Grieks in vers 8 zegt namelijk letterlijk “TREIS EIS TO HEN EISIN” = “en die drie zijn tot één” te verstaan in wat er voorafging. Dat “één” zijn de drie personen uit vers 7 en niet de drie zaken uit vers 6. De Vader, de Logos en de Heilige Geest zijn de “één” naar wie het verwijst.

4°) Wanneer Johannes is de zes eerste verzen van dit hoofdstuk vijf, de nadruk legt op ons geloof dat de wereld overwint ontbreekt er nog wat aan: wie maakt de gelovige daartoe vaardig? Dat geloof krijgt gestalte vanuit het Zoonschap en de Godheid van Christus. Dat is duidelijk in dit hoofdstuk vijf in; versen 5,11,12,20. Geloof in hem is het énige dat de wereld zal overwinnen. Hij is door God aangesteld als Hij dit leven geeft aan wien Hij wil. Op vier zaken ligt dan de nadruk. In vers 6, de Heilige Geest spreekt in mensen. In vers 7 zijn de Vader, de Logos en de Heilige Geest teken en bevestiging van de eenheid. In vers 8 geeft de Heilige Geest aan dat het bloed en het water van het offer van Christus toegepast zal worden op de gelovigen en verzoening zal brengen. In vers 10 is weergegeven dat de gelovige een zekerheid heeft, want hij voelt de goddelijke verandering in zijn eigen leven werkzaam zijn. Vers zeven zoals het in de Statenvertaling staat past dus harmonisch in al die andere zaken.

We geven een ander voorbeeld van het belang van context; uit 1 Joh.4:3. Ook daar heeft de Textus Receptus wat anders dan de moderne versies van het Grieks Nieuw Testament. We lezen daar volgens de onlineBijbel van de NBV; links de Statenvertaling van 1977, midden de Willibrordvertaling van 1995 en rechts de Nieuwe Bijbelvertaling.

3 En alle geest, die niet belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is uit God niet;

[4:3] 1 Joh. 2:22.

maar dit is de geest van de antichrist,

[4:3] 1 Joh. 2:18.

van welke geest gij gehoord hebt, dat hij komen zal,

[4:3] 2 Thess. 2:7.

3 iedere geest die dit van Jezus loochent, komt niet van God. Het is de geest van de antichrist. U hebt gehoord dat Hij zal komen, maar Hij is al in de wereld, nu al.

3 Iedere geest die dit niet belijdt,

(4:3) Iedere geest die dit niet belijdt – Andere handschriften lezen: ‘Iedere geest die niet belijdt dat Jezus Christus als mens gekomen is’.

komt niet van God; dat is de geest van de antichrist, waarvan u hebt gehoord dat hij zal komen – nu al is hij in de wereld.

Page 380: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 380

en hij is nu reeds in de wereld.

STATENVERTALING 1977 WILLIBRORDVERTALING 1995 NIEUWE BIJBELVERTALING

Wat is het GROTE verschil? De zinsnede “in het vlees gekomen is” in de door ons onderstreepte Statenvertaling staat niet in de andere. De frase “in het vlees gekomen is” staat niet in de Alexandrijnse lijn van Manuscripten, dat zijn deze die vooarl gebruikt zijn door de moderne samenstellers van Griekse handboeken. De weglating komt wonderwel overeen met de leer van de Gnostiekers over het dualisme van Christus. Een groot aantal Gnostiekers leert namelijk dat Christus niet in echt vlees op aarde was, want vlees is vuil en besmet. Christus was volgens hen slechts een verschijning. Maar het vers zoals in de Statenvertaling moet de goede Bijbellezing zijn want Polycarpus (c.70-155 na Chr.) wees deze ketters al op hun afvalligheid aan de hand van deze tekst uit 1 Joh.4:3. Zie J. B. Lightfoot, The Apostolic Fathers, Reprint Baker of Wake, The Lost Books of The Bible, of N. L Geisler & W. E. Nix, A General Introduction to the Bible, Moody Press, 1986. Dezen geven aan dat Polycarpus 1 Joh.4:3 citeerde in zijn langere versie met de woorden “in het vlees gekomen is.” Ons besluit daaruit is dat er in bepaalde Alexandrijnse Bijbelmanuscripten is geknipt, waarschijnlijk onder invloed van Gnostiekers. Waarom kunnen de Griekse manuscripten dan ook niet besmet zijn wat betreft 1 Joh.5:7?

Voor de duidelijkheid het volgende. We hebben in wat hieronder volgt de verwijzingen uit het evangelie volgens Johannes weergegeven wat de aard van Christus is volgens vooral uitspraken van Jezus zelf. Vergeet niet, dat is diezelfde Johannes die 1 Joh.5:7 schreef. 1°) Hij is YaHWeH, de God van het Oude Testament: 1:15,30 / 5:46 / 8:56-58. 2°) Christus schiep de wereld: 1:1-3 / 1:10. 3°) Hij kwam uit de hemel: 3:13,31 / 6:38,41,51,8,62 / 8:14,21-23. 4°) Hij is één met God de Vader en Hem gelijk: 5:17-18 / 10:30,33,38 / 12:44,45 / 15:23 / 17:11,20-26 / 19:7. 5°) Hij werd mens: 1:14. 6°) Hij was door God de Vader gezonden: 3:16-17, 34 / 4:34 / 5:30 / 6:29,44,57 / 7:28,29,33 / 8:42 / 9:4 / 10:34-36 / 11:42 / 16:27-29 / 17:8 / 20:21. 7°) Zijn gezag ontleende Hij aan God de Vader: 7:16-18 / 8:16, 26-29 / 12:44, 49,50 / 14:24 / 15:15. 8°) Hij heerst over alles: 3:34-35 / 5:19-23, 26,27 /16:15. 9°) Hij ging terug naar de hemel: 6:62 / 7:33-34 / 8:21 / 13:1-3,33 / 14:1-3,12 / 16:27-29 / 20:17. 10°) Hij sprak over Zijn wederkomst: 5:25-29 / 14:3 / 21:22,23.

Tot slot van dit gedeelte. Benjamin Wilson vertaler van de Diaglott een Grieks-Engelse vertaling gedrukt op de persen van de Wachttoren zei over de tekst: “This text concerning the heavenly witness is not contained in any Greek manuscript which was written earlier than the fifteenth century. It is not cited by any of the ecclesiastical writers; not by any of early Latin fathers even when the subjects upon which they treated would naturally have lead them to appeal to it’s authority. It is therefore evidently spurious.” Dat is zowel onoprecht als leugenachting gezien er wel twintig citaten zijn aan te voeren die het tegendeel bewijzen. Op de site van “1john57.com” kan U ze allen op één rij terugvinden. En er zijn na die tijd meerdere

Page 381: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 381

theologen die 1 Joh.5:7 aanhalen als een schriftuurlijk bewijs van de Drie-eenheid. Met ander woorden geloof opnieuw niet wat de Wachttoren zegt. En die lijst volgt hierna.

Drie lijsten over 1 Joh.5:7

De eertste lijst komt van de internetsite van “1john57.com” Je krijgt het beeld van op welke wijze de tekst gebruikt werd door de eeuwen heen. Er is de verwijzing naar de tijd van de tekst, de schrijver, en wat er werkelijk staat. Niet vertaald.   

168 A.D. 

Theophilus used the word “trinity” in his letter to Autolycus. Written in Greek.

Theophilus became bishop of Antioch.

177 A.D.A writing in Greek---Anti-Nicene Fathers

Apologia of Athenagoras presented to Roman emperors.

“Who, then, would not be ashamed to hear men speak of God the Father, and of God the Son, and of the Holy Spirit, and who declare both their distinction in order.”

215 A.D. (25:1; CC2, 1195)Tertullian.  Adversus Praxean per RB

“And so the connection of the Father, and the Son, and of the Paraclete makes three cohering  entities, one cohering from the other, which three are one entity” refers to the unity of their substance, not to the oneness of their number.

250 A.D.The Ante-Nicene Fathers:  Translation of the Writings of the Church Fathers down to A.D. 325

CYPRIAN.  De catholicae ecclesiae unitate. (CSEL 3:215)

The LORD says “I and the Father are one” and likewise it is written of the Father and the Son and the Holy Spirit.  “And these three are one.”  NOTE:  Cyprian is regarded as one “who quotes copiously and textually.”  Further, the interpolation “In Christo Jesu” does not yet appear.  note:  Cyprian also quoted Acts 8:37

380A.D. PRISCILLIAN verify here Liber Apologeticus As John says “and there are three which give testimony on earth, the water, the flesh the blood, and these three are in one, and there are three which give testimony in heaven, the Father, the Word, and the

Page 382: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 382

Spirit, and these three are one in Christ Jesus.”

385 A.D. GREGORY OF NAZANZIUSTheological Orations, His fifth oration was “On the Holy Spirit”

390A.D. JEROMEprologue to the Canonical Epistles

“si ab interpretibus fideliter in latinum eloquium verterentur nec ambiguitatem legentibus facerent nec trinitatis unitate in prima joannis epistola positum legimus, in qua etiam, trium tantummodo vocabula hoc est aquae, sanguinis et spiritus in ipsa sua editione ponentes et patris verbique ac aspiritus testimoninum omittentes, in quo maxime et fides catholica roboratur, et patris et filii et spirtus sancti una divinitatis substantia comprobatur.” note:  this manuscript also included Acts 8:37

450 A.D.Anchor Bible; Epistle of John, 782

Contra Varimadum 1.5 (CC90,20-21)

“And there are three who give testimony in heaven, the Father, The Word, and the Spirit, and these three are one.”

450 A.D.

De divinis Scripturis suie Speculum (A collection of statements and precepts drawn from the Old Latin Bible (both Old and New Testaments). It has been attributed to Augustine, but this is not likely. Aland dates it c. 427. Except in editions associated with the Alands, it is usually cited as m of the Old Latin. In Paul at least, the text seems to be generally more primitive than the European Latin of the bilingual uncials. In the Catholics, it has many links with the text of Priscillian.)

Latin MS, also known as “m”

“and there are three which give testimony in heaven, the Father, the Word, and the Spirit, and these three are one.”note: this manuscript also included Acts 8:37

484 A.D. Victor of Vita Historia persecutionis Africanae prov.

 

Page 383: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 383

2.82[3.11], CSEL7, 60

485 A.D. Victor Vitensis

Historia persecutionis Africanae Provinciae 3.11 in PL58, 227C per RB

“there are three which bear testimony in heaven, the Father, the Word, and the Holy Spirit, and these three are one.”

500 A.D.Beuron 64 known as “r”.  (Sometimes labeled CODEX MONACENSIS)

CODEX FREISINGENSIS

“and the three are one which bear testimony in heaven, the Father, and the Word, and the Holy Spirit and these three are one.”

527 A.D.

FULGENTIUS  (Considered, after Amiatinus, the best Vulgate manuscript.   Copied for and corrected by Victor of Capua. Italian text.    The Gospels are in the form of a harmony (probably based on an Old Latin original, and with scattered Old Latin readings). Includes the Epistle to the Laodiceans.) 

Responsio contra Arianos (Ad 10, CC 91) RB

“there are three who bear testimony in heaven, the Father, the Word, and the Spirit.  And the three are one being.”

527 A.D. FULGENTIUSContra Fabianum (frag. 21.4:  CC 91A, 797)

“There are three who bear testimony in heaven, the Father, the Son and the Spirit.  And the three are one being.”

527 A.D. 

FULGENTIUS De Trinitate(1.4.1; CC91A 636), per RB

“There are three who bear testimony in heaven, the Father, the Word, and the Spirit, and these three are one being.”

pre 550 A.D.

JEROME

prologue to the Catholic Epistles.  “Preserved in the Codex Fuldensis (PL 29, 827-31).” per RB.

Jerome writes in his prologue that the Comma (1John5:7-8) is genuine but has been omitted by unfaithful translators. Click here to read more about this.

570 A.D. CASSIODORUSComplexionn. in Epistt. Paulinn.

“Moreover, in heaven, the Father, the Son, and the Holy Spirit, and these three are one God.”

583 A.D. CASSIODORUSIn Epistolam S. Joannis ad Parthos. (10.5.1; PL 70, 1373A)

employs “Son” in place of “Word.”  NOTE:  Cassiodorus cited the Comma in his commentary. 

Page 384: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 384

636 A.D. ISIDORE of SEVILLETestimonia divinae Scripturae 2[PL, 83, 1203C] per RB.

“And there are three which bear testimony in heaven, the Father, the Word, and the Spirit, and the three are one.”

650 A.D.The Leon Palimpsest, also known as “Legionensis” or Beuron 67

CODEX PAL LEGIONENSIS

“and there are three which bear testimony in heaven, the Father, and the Word, and the Holy Spirit, and these three are one in Christ Jesus.”

700 A.D. JAQUB of EDESSAOn the Holy Eucharistic Mysteries, Syriac document

“The soul and the body and the mind which are sanctified through three holy things; through water and blood and Spirit, and through the Father and the Son and the Spirit.”

735 A.D.The year of the decease of Venerable Bede

manuscript E (also known as Basiliensis), Greek.   Located:  Basel, Switzerland.  Université Bibliothèque

note:  this manuscript also included Acts 8:37

750 A.D.harl 2 (also known as “z2” or Harleianus)

Latin MS, Beuron 65, Latin Vulgate Bible

all the Epistles (that to the Colossians following 2 Thessalonians and 1 John 5 - Jude crowded onto one leaf.)

850 A.D. The Ulmensis manuscript or “U”

“Caroline minuscule” hand. Includes Laodiceans. Now in the British Museum. 

“Likewise, in heaven there are three, the Father, the Word, and the Spirit, and the three are one.”

913 - 923 A.D.

“leon 1” or Lemovicensis (dated it in the time of Ordogno II (913-923)

Latin MS of the Cathedral of Leon

“is a specimen of the Visigoth miniscule, and contains 1 John 5:7 - 8 in varied form.”

930 A.D. Church of S. Isidore in LeonLatin MS designated as “leon 2”

1 John 5:7 - 8 is found only in the margin.

988 A.D. CODEX TOLETANUS or “T” Latin MS

Note:  also contains Acts 8:37a, 8:37 b, 9:5, 9:6 and 1 John 5:7. Along with cav, the leading representative of the Spanish text. Among the earliest witnesses for “1 John 5:7-8,” which it possesses in modified form. Written in a Visigothic hand, it was not new when it was given to the see of Seville in 988. 

Page 385: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 385

1120 A.D.

An exposition of the Apostle’s Creed

used by the Waldenses and Albigensians

“There are three that bear witness in heaven; the Father, the Son, and the Holy Ghost; and these three are one.”

1150 A.D.

CODEX DEMIDOVIANUS Latin MSNote: contained also Acts 8:37 and 1 John 5:7 - 8.

1150 A.D.

CODEX COLBERTINUSwritten in Languedoc, Old Latin

Same as the Old Latin c of the Gospels. Often cited as Old Latin elsewhere, but the text is vulgate. The two sections are separately bound and in different hands. The Vulgate portion of the text is considered to be French. 

1215 A.D.

Acts of the Lateran Council Latin document

“because there are three which give testimony in heaven, the Father, the Word, and the Holy Spirit, and these three are one.”

1250 A.D.

CODEX PERPINIANUS or Latin p or Beuron 54

Latin “p” (Old Latin in 1:1-13:6, 28:16-end. The text is said to be similar to the fourth century writer Gregory of Elvira, and is thought to have been written in northern Spain or southern France. )

“And there are three which bear testimony in heaven, the Father, the Word, and the Holy Spirit, and these three are one.”  Note:  also contains Acts 8:37 etc.

1303 A.D.

The King of ArmeniaHaitho or Haithom, (1224-70)

1 John 5:7 is quoted by a synod held at Sis in Armenia 37 years after the death of Haithom.

1350 A.D.

The Augsburger Bibelhandschrift (2 Cod 3) German MS New Testament

Unique reading in that it reads neither “son” nor “word” exclusively, but rather “the son or the word.”

1350 A.D.

CODEX OTTOBONIANUS (Act. 162)

At the Vatican(Greg 629), formerly known as Act. 162[dated to the 14th century per NA26]

written in Greek

1380 A.D.

Wycliffe Holy Bible in the earliest English Versions made from the Latin Vulgate by John Wycliffe

“For thre ben that ziuen witnessing in heuen, the Fadir, the Word, or Sone, and the Hooly Goost; and thes thre ben oon.  And thre ben, that

Page 386: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 386

ziuen witnessing in erthe, the spirit, watir, and blood; and thes thre ben oon.” note:  also contains Acts 8:37

1389 A.D.

TEPL CODEX (Teplensis)

A. Merk lists the Tepl amidst the codices veteris versiones latinae, Old latin MSS, written in Middle High German

Unlike the pre-Lutheran German Bibles, 1John5:7 is not inverted. Proof this is a non -Vulgate reading.  No scholarly work in print has ever acknowledged the Comma in the Tepl.

1400 A.D.

PAUES, ANNA C., Fourteenth Century English Biblical Version

1904, AMS reprint, 1974. Cambridge: University Press. 41

For per bep pre pat beuep wytnesse in hefne, pe Fader, & pe Sone, & pe Holy spiryt; & pese pre bep on.  & per bep pre pat beuep wytnesse in erpe, pe Spyrit, & blod, & watyr: & pese pre bep on.

1456 A.D.

Mazarin Bible

Editio princeps of printed Latin Bibles, Adam Clarke.  C.H. Turner says the terminus ad quem is supplied by a rubicator’s note in a copy dated August 24, 1456

Quoniam tres sunt testimonium dant in caelo Pater, Verbum, et Spiritus Sanctus, et hii tres unum sunt.  Et tres sunt qui testimonium dant in terra.  Spiritus, aqua, et sanquis, et tres unum sunt

1466 A.D.

[G01]: pre-Lutheran German Bible

Strassburg:  Johann Mentel

Wann drey seind die gebent gezeug auf der erde, der geist, wasser, ond blut, ond dise drey seind ein.  Vnd drey seind die gebent gezeug im himel, der vatter, das wort, ond der heilig geist; ond dise drey seind ein.

1470 A.D.

[G02]: pre-Lutheran German Bible

Strassburg:  H. Eggestein

1475 A.D.

[G03]:  pre-Lutheran German Bible

Augsburg:  Gunther Zainer

wan drey seind die da gebent gezeugknub auff der erde, d’geyst, das wasser, on de blut, ond dise drey seind eins.  Vnd drey seind die da gebent gezeugknub im himel.  Der vatter, das wort, ond der heylig gist ond dise drey seind eyns.  Ob wir auffnemen.

1476 A.D.

[G04]:  pre-Lutheran German Bible

Augsburg:  Gunther Zainer

wan drey sind die da beget gezugknusb auff der erde,d’

Page 387: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 387

geyst, das wasser, ond das blut, und dise dry sind eins.  Vn dry sind die da gebent gezugknusz im himel.  Der vatter, das wort, ond der heylig gist ond dise drey seind eyns.  Ob wir auffnemen.

1476 A.D.

[G05]:  pre-Lutheran German Bible

Nuremberg:  Johammes Sensenschmidt & Andreas Frisner, p. xcv.

was dry sind die da gebet gezugknusz off o erde der geyst, das wasser, ond das plut, und dise dry sind eins.  Un dry sind die da gebent gezugknusz im himel Der vatter, das wort, on der heylig geyst, onnd dise dry sind eins.  Ob wir affnemen.

1477 A.D.

[G06]:  pre-Lutheran German Bible

Augsburg:  Gunther Zainer

wan drei seind die do gebent gezeugknub auff d’erd, d’geyst, de wasser on de plut, on dise drei sind eins Un drei seind die do gebent zeugknub i himel.  Der vater de wort on d’heylig geyst.  ond dise drei seind eins.  Ob wir aufneme.

1478 A.D.

[G07]:   Pre-Lutheran low-German Bible

Kolner Bible, Die Neiderdeutschen Bibelfruhdrucke, ed by Gerhard Ising(Berlin:  Akademie-Verlay, 1976, 6:623)

7. wente dre sint de dar gheuen ghetuchnisse in dem hemmel.  de vadeer. dat word, vnde de hillighe gheyst. vnde desse dre sint een.  8. Vnde dre sint de dar gheuen ghetuchnisse vp der erden. de gheyst. dat water. vnde dat bloed. vnde desse dre sint een.

1483 A.D.

[G09]: pre-Lutheran German Bible

Nurember:  Anton Koberger

wan drey sind, Sy da geben gezewgknub auff der erde, der geyst, de wasser, und daz blut, und dise drey sind eins.  Und drey sind die da geben gezewgknub im hymel.  Der vater, das wort, un der heylig geyst, on dise drey seind eins.  Ob wir aufnemen.

1485 A.D.

[G10]:  pre-Lutheran German Bible

Strassburg:  Johann Reinhard de Gruningen

Wann drey seind, die da geben gezewgknub auff der ere, d’geist das wasser, ond das Blut, onnd dise drey seind

Page 388: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 388

eins.  Unnd drey sind dye da geben gezewgknub imm hymel.  Der vatter das wort, ond der heilig geist, und dyse drey seind eins, Ob wir auffnemen.

1490 A.D.

[G12]:  pre-Lutheran German Bible

Augsburg:  Johann Schonsperger

wann drey sind, die da geben gezeugknub auff der erde, der geyst, das wasser, onnd auch de blutt, onnd dise drey sind eyns.  Und drey sind die da geben gezeugknub im hymmel.  Der vater, das wortt, onnd der heylige geyst, on dise drey sind eins.  Ob wir auffnemen.

1514 A.D.

Biblia Poliglota biblia Sacra, hebraice, chaldaice et graece, cum tribus interpretationibus latinus

Faks der Ausgabe 1514-1517, Madrid:  University Complutense, 1983-1984.

written in Greek

1520 A.D.

CODEX BRITANNICUS

Taken from the description of Britannicus by Dr. Dobbin, whose source is Erasmus’ Apologia ad Jacobum Stunicam

written in Greek

De tweede lijst geeft weer in welke belangrijke manuscripten de tekst is terug te vinden, lijst van http://www.kjv-asia.com

Manuscripts of The Johannine Comma (1 John 5:7)

Below is a list of manuscripts that contain the Johannine Comma.

Gregory-Aland

Number

Type Earliest Date

Latest Date

Location

01 Majuscule 300 399 London, Brit. Libr., Add. 43725

010 Majuscule 800 899 Cambridge, Trin. Coll., B. XVII. 1

0100 Majuscule 700 799

0101 Majuscule 600 699 Wien, Österr. Nat. Bibl., Pap. G. 39780

Page 389: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 389

0102 Majuscule 600 699 Athos, Vatopediu, 1219; Paris, Bibl. Nat., Suppl. Gr. 1155, I; Athos, Protatu, 56 (= 0138)

0103 Majuscule 600 699 Paris, Bibl. Nat., Suppl. Gr. 726, fol. 6.7

0104 Majuscule 600 699 Paris, Bibl. Nat., Suppl. Gr. 726, fol. 1-5. 8-10

0105 Majuscule 900 999 Wien, Österr. Nat. Bibl., Suppl. Gr. 121

0106 Majuscule 600 699 St. Petersburg, Ross. Nac. Bibl., Gr. 16; Leipzig, Univ. Bibl., Cod.

Gr. 7; Birmingham, Selly Oak Coll., Mingana chr. arab. 93;

Sinai, St. Catherine’s, Harris 8 (= 0119)

0107 Majuscule 600 699 St. Petersburg, Ross. Nac. Bibl., Gr. 11

0108 Majuscule 600 699 St. Petersburg, Ross. Nac. Bibl., Gr. 22

0109 Majuscule 600 699 Berlin, Staatl. Mus., P. 5010

011 Majuscule 800 899 London, Brit. Libr., Harley 5684; Cambridge, Trin. Coll., B. XVII.

20

0110 Majuscule

0111 Majuscule 600 699 Berlin, Staatl. Mus., P. 5013

0112 Majuscule

0113 Majuscule

0114 Majuscule

0115 Majuscule 800 999 Paris, Bibl. Nat., Gr. 314, fol. 179. 180

0116 Majuscule 700 799 Napoli, Bibl. Naz., Ms. II C 15

0117 Majuscule

0118 Majuscule 700 799 Sinai, St. Catherine’s, Harris 6

0119 Majuscule

012 Majuscule 800 899 Dresden, Sächs. Landesbibl., A 145b

0120 Majuscule 800 899 Roma, Bibl. Vatic., Gr. 2302

Page 390: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 390

De derde lijst komt uit de site van Martin A. Shue en zijn artikel ‘Response to Daniel Wallace Regarding 1 John 5:7.’ U kunt de rest zelf opzoeken en nagaan. Het is de verwijzing naar een reeks Kerkvaders die het tekstgedeelte 1 Joh.5:7 gebruiken of parafraseren. “In the next portion of his article Wallace quotes from Bruce Metzger. Metzger is quoted as writing, “(2) The passage is quoted in none of the Greek Fathers, who, had they known it, would most certainly have employed it in the Trinitarian controversies (Sabellian and Arian). Its first appearance in Greek is in a Greek version of the (Latin) Acts of the Lateran Council in 1215.” This is a most interesting statement by Metzger. In an effort to make it appear to the unsuspecting saint that there is no Early Church Father support for the verse Metzger says “Greek Fathers”. This is interesting because at other times Metzger himself will appeal to these ‘non-Greek’ Fathers if they can be found to bolster support for his argument. The fact is the Comma Johanneum is cited by Priscillian (385 AD), Cassian (435 AD), Ps-Vigilius (date unknown), Ps-Athanasius (6th century), Fulgentius (510 AD)(see John Gill), Ansbert (8th century), Jerome (4th century), Tertullian (3rd century), Athanasis (350 AD), Council of Carthage (415 AD), Vigilius of Thapsus (5th century), Cassiodorus (6th century) and Victor Vitensis, who records that the passage was “insisted” upon in a confession of faith that was drawn up by Eugenius Bishop of Carthage and authorized by no less than 460 bishops in 484 AD. In addition to those already listed there are numerous other Early Church Fathers that cite the verse without doubting its authenticity. Of special note I would like to mention that the passage appears in the Greek Synopsis of Holy Scripture (4th century). It is also quoted in the ‘Disputation with Arius’ by Ps-Athanasius thus proving Metzger’s statement that it was not used in the Arian controversy false. The passage is also cited in an isolated Homily by an unknown author, in the Benedictin edition of Chrysostom (tom. xii. pp. 416-21). The date of this Homily has been fixed to 381 AD. This is yet another Greek witness for the Comma of the fourth century. The Homily reads in Greek, “eis kekletai ho Pater kai ho Uios kai to Pneuma to Agion: dei gar te apostolike choreia parachoresai ten Agian Triada, en ho Pater kataggellie. Trias Apostolon, martus tes ouraniou Triados.” Once again this is Greek evidence which appears much earlier than Metzger purports when he says, “Its first appearance in Greek is in a Greek version of the (Latin) Acts of the Lateran Council in 1215.” I am not certain if Metzger is aware of the above facts or if he has just chosen to overlook them.”

In een klein aantal manuscripten zijn aanwijzingen van 1 Johannes 5:7 maar bij deze kerkvaders is dat zeker zo gezien ze de tekst parafraseren.

Overgenomen van www.nowtheendbegins.com/pages/KJV/early-manuscript-evidence-for-including-1-john-5-7-king-james-version.htm

Early manuscript evidence that exists for I John 5:7,8

Early church writers that used it:Cyprian 200 - 258 AD. "The Lord says, 'I and the Father are one;' and again it is written of the Father, and of the Son, and of the Holy Spirit, 'And these three are one'." If Cyprian quotes I John 5:7 from his Bible in 200• 258 AD, it must be a valid reading. His Bible was copied from an older manuscript containing this verse.Cyprian lived only 100 years after John wrote the book of I John. Cyprian would have

Page 391: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 391

had access to the original manuscript to check.• Priscillian 350 AD, a Spanish bishop quotes I John 5:7,8.• Idacius Clarus 360 AD, who opposed Priscillian quotes it.• Varimadum 380 AD. • Cassiodorus 485 AD.• Cassian 435 AD. • Victor Vita 489 AD.• Jerome 450 AD. • Fulgentius 533 AD.• Ps. Vigilius 484 AD. • Ansbert 660 AD.

Early bible versions that include it:Old Syriac 170 AD.Old Latin 200 AD, in North Africa and Italy.Italic 4th and 5th century. – Italic • Monacensis 7th century.Italic • Speculum 9th century.Latin Vulgate 4th, 5th century.

Greek miniscule manuscripts that include it:• 221 in the 10th century.(variant).• 88 in the 12th century.(margin).• 629 in the 14th century.(Ottobanianus)• 429 in the 14th century (margin).• 636 in the 15th century. (margin).• 61 in the 16th century.(Codex Montfortianus)• 918 in the 16th century. (an Escorial ms).• 2318 (a Bucharest manuscript).

Early writings:Liber Apologeticus 350 AD. Council of Carthage 415 AD.

Nu u dit allemaal weet, kan u ook wel zien dat de WT niet oprecht is over wat bijvoorbeeld John Wesley ooit zei. Hij zou in een preek gezegd hebben, de woorden van Michael Servet aanhalend: “Ik heb bezwaar tegen het gebruik van de woorden Drieëenheid en Personen omdat ik deze termen niet in de bijbel vind. (…) Ik zou er op willen aandringen de woorden te nemen zoals ze zijn, zonder er een verklaring aan toe te voegen.” En dat laatste heeft betrekking op 1 Joh.5:7. En zo gaan ze er nog eventjes mee door, de indruk te wekken dat Wesley niet wist waarover hij sprak. Zie de ‘Ontwaakt!’ van 8 november 1958, blz.25 en vergelijk dat eens met wat John Wesley werkelijk leerde in een bibliotheek of op Internet. Hier mag je zeggen, eerst zien en dan geloven! En geloof het maar, John Wesley was een trinitariër van het zuiverste water en ook zijn broer en medewerker was dat. De Wesley’s waren ook dichters van geestelijke liederen. Kijk maar eens na in een liedboek van de Methodisten hoevele liederen er niet over de drie-enige gaan. En wat denkt u van dit: zouden we het woord Bijbel wel blijven gebruiken, want het staat ook NOOIT in de Bijbel!

Page 392: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 392

En iets over de waarde van Bijbelmanuscripten: “... in de meer dan 600 manuscripten van het Hebreeuwse Oude Testament zijn er ongeveer 284 miljoen letters. Onder deze 600 plus manuscripten zijn er ongeveer 900.000 variaties in de tekst. Op het eerste gezicht 900 duizend variaties lijken er zeker op te wijzen dat de tekst hopeloos corrupt is geworden! Echter, van deze 900 duizend variaties, zijn 750 duizend verwaarloosbare verschillen tussen de vergelijkbare Hebreeuwse letters waw en yodh. De overige 150 duizend hebben geen invloed op een deel van het systeem van de leer zoals vindbaar in de Schrift, noch een individuele leer van de Bijbel als geheel. Het moet worden opgemerkt dat 900 duizend variaties dat klinkt als heel veel, maar 900 duizend variaties verdeeld over 284 miljoen letters komt neer op een variatie in 316 letters. En als de 750 duizend verwaarloosbare verschillen tussen waw en yodh zijn verdisconteerd, en de 150 duizend variaties verdeeld over 284 miljoen letters komt dat neer op een variatie in 1893 brieven. Denk aan dat niveau van nauwkeurigheid voor een oude tekst, waarvan delen tussen 2400 tot bijna 3400 jaar oud zijn!” - Robert J. Dunzweiler, http://www.dunzweilerlib.ibri.org/RR005/05inspiration.htm (Hatfield, PA: Interdisciplinary Biblical Research Institute, 1981).

9.8 TOT BESLUIT

Bij deze vijf teksten zou men er nog drie andere kunnen aan toevoegen, namelijk Hand.20:28 / Gal.2:20 / Col.2:2, die verder een mogelijke verwijzing zijn naar de godheid van Christus. Maar in dit geval hebben de Griekse manuscripten bepaalde tekstvarianten die zulk een verwijzing ofwel toelaten of weerleggen. Het is daarom niet onze bedoeling hier uitvoerig op in te gaan. Wel hebben de hier besproken teksten van de zijde der Jehovah’s Getuigen nooit een oprechte en onbevooroordeelde aanpak gehad. Jezus is werkelijk God, naar het getuigenis van Paulus, Petrus en Johannes. Drie punten hebben we hier niet willen bespreken. Eerst en vooral het probleem van de punt in sommige manuscripten ná vlees (Grieks “sarka”) in Rom.9:5. Rond 1877 heeft G. Vance Smith (Unitariër) hierover veel gewag gemaakt maar moest toegeven na kritiek van W. Sanday en F. W. Farrer: “Ik ga dan akkoord met mijn critici dat het bestaan van dit punt in de Manuscripten de constructie van dit vers in werkelijkheid niet bepaald”, ‘The Expositor’, deel 10, jaargang 1879 blz.233 (uitgegeven door Hodder and Stoughton).

Het tweede punt dat we niet hebben willen aansnijden is de lezing “God” of “Hij” in 1 Tim.3:16. Het is in feite onbelangrijk. Aangezien de Logos in voormenselijk bestaan God was (Joh.1:1) en vlees geworden is (Joh.1:14), is het daarom theologisch verantwoord te spreken over Christus als “God in vlees”. In ‘DE WACHTTOREN’ van 15 december 1988 lezen we: “Pas na meer dan 200 jaar en nadat er andere oudere handschriften waren ontdekt, bleek de weergave “wie” of “dat” juist te zijn. Bruce M. Metzger komt in zijn Textual Commentary on the Greek New Testament tot de slotsom: “Geen enkel unciaal (in de eerste versie) van vóór de achtste of negende eeuw … ondersteunt …. [theos]; alle oude vertalingen vooronderstellen (hos of ho), en geen enkele patristische schrijver vóór het laatste derde deel van de vierde eeuw staaft de lezing …. [theos].” Thans wordt in de meeste vertalingen elke verwijzing naar “God” in deze tekst consequent weggelaten” (blz.6).

Page 393: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 393

De professor die ze aanhalen is een zeer bekwaam iemand, toch overtuigd het ons niet wat hij zegt. Hieronder enkele Engelse vertalingen en de weergave van dat vers, u merkt dat de moderne vertalingen het goed kunnen vinden met de visie van de WT. De King James Version heeft de Textus Receptus (de overgeleverde tekst uit de latere Manuscripten) en heeft boven alles onze voorkeur. NIV: “Beyond all question, the mystery of godliness is great: He appeared in a body” NASV: “And by common confession great is the mystery of godliness: He who was revealed in the flesh,” NWT: “Indeed, the sacred secret of this godly devotion is admittedly great: He was made manifest in flesh,” KJV: “And without controversy great is the mystery of godliness: God was manifest in the flesh,”

Persoonlijk denken we dat de lezing “God” origineel is. En wel om twee redenen. In de eerste plaats omdat in de oudheid vele keizers en farao’s deze titel hadden (o.a. Ptolemaeus 5 volgens de steen van Rosetta en later keizer Julius Caesar). Paulus kan in polemische zin dit ook overnemen. Ten tweede is dit de lezing van de oudste kerkvaders uit de 3de eeuw en dit contra het citaat van B. M. Metzger hierboven. Pro de lezing “God geopenbaard in het vlees” is de degelijke studie van Terence Brown opgenomen in de bundel ‘True or False?’, ‘The Westcott-Hort theory examined’ van D.O. Fuller (Kregel Publications, 1970).

Eén Jehovah Getuige, die de “godswoord.nl” internetsite beheert zegt o.a. dit:”De Alexandrijnse lezing van 1 Timótheüs 3:16 veroorzaakte veel beroering toen ze werd gepubliceerd. De King James Version (alsook de Statenvertaling) luidt hier met betrekking tot Christus Jezus: “God is geopenbaard in het vlees.” Maar in deze oude codex schijnt de samengetrokken vorm voor “God”, bestaande uit de twee Griekse letters “QC”, oorspronkelijk “OC” - het woord voor “wie” - geluid te hebben. Dit betekende kennelijk dat Christus Jezus niet “God” was.” In de bespreking van de Codex Alexandrinus op Internet @godswoord.nl. Het is dus duidelijk een bevooroordeelde uitleg, vergeet dit niet bij zijn opmerkingen.

Ten derde over Hand.20:28. De Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap: “door het bloed van zijn Eigene.” Nieuwe Wereld Vertaling: “met het bloed van zijn eigen [Zoon].” Willibrordvertaling: “door het bloed van zijn eigen Zoon.” Groot Nieuws Bijbel: “door het bloed van zijn eigen Zoon.”

De NWV studiebijbel zegt hierover: “Grammaticaal zou deze passage vertaald kunnen worden zoals in de Statenvertaling: “door Zijn eigen bloed.” (Zie ook Petrus-Canisiusvertaling.) Dat is voor velen een moeilijke gedachte geweest. Het is ongetwijfeld om die reden dat ACDSyh(marge) hier “de gemeente van de Heer” lezen in plaats van “de gemeente van God”. Ook in Het Nieuwe Testament voor leeken leesbaar gemaakt, bewerkt door H. Bakels, treffen wij de uitdrukking “de gemeente des Heeren” aan. Wanneer de tekst zo luidt, biedt de lezing “door zijn eigen bloed” geen moeilijkheid. In BVg staat echter “God” (duidelijk herkenbaar), en de gebruikelijke vertaling zou zijn Gods bloed” (blz.1580, wij onderstrepen). In de Engelse uitgave

Page 394: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 394

van de NWT zeggen ze dat de King James version en de Douay vertalingen dat weergeven als: “door Zijn eigen bloed.”

Dit moet toch gezegd worden: dat de lezing in de SV (“Gods gemeente verkregen door Zijn eigen bloed”) zelfs indien niet aangehaald door de Kerkvaders in gedachte leefde onder hen. Zo sprak Tertullianus over; “het lijden van God” en “God die werkelijk gekruisigd is”. Ignatius (gestorven ca. 115) schreef over het: “bloed van God”. Wat zegt de WT in haar citaat hierboven: “Grammaticaal zou deze passage vertaald kunnen worden zoals in de Statenvertaling: “door Zijn eigen bloed” (wij onderstrepen). Dus houden zo, dan geef je de Christus de eer die Hem toekomt. Over de varianten in de manuscripten dit: ze wijzen erop dat de originele tekst verwijst naar “door Zijn eigen bloed” volgens de SV en niet “het bloed van zijn eigen Zoon.”

Onderaan staan een aantal teksten uit de Bijbel die de kruisdood van Jezus Christus benadruk-ken en wat Hij heeft gedaan aan het kruis voor ons ter illustratie van Hand.20:28: Romeinen 5:6-8: “Zo zeker als Christus, toen wij nog zwak waren, te zijner tijd voor goddelozen is gestorven. Want niet licht zal iemand voor een rechtvaardige sterven – maar misschien heeft iemand nog de moed voor een goede te sterven – God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is.” 2 Corinthiërs 5:21: “Hem, die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem.” 1 Petrus 2:24: “Die zelf onze zonden in zijn lichaam op het hout gebracht heeft, opdat wij, aan de zonden afgestorven, voor de gerechtigheid zouden leven; en door zijn striemen zijt gij genezen.”

ENKELE CONCLUSIES IN DE VORM VAN TABELLEN

Jezus Christus is God (YAHWEH) Hij heeft Gods eigenschappen volgens de Schriften

Eigenschap God of YaHWeH Jezus Christus

Wie is almachtig (machtig over alles)?1 Kronieken 29:11 (YaHWeH)

Philipenzen 3:20,21 

Wie is alwetend (ABSOLUTE KENNIS alles wetend)?

1 Johannes 3:20 (God) Colossenzen 2:2,3 

Wie is alomtegenwoordig (overal tegenwoordig)?

Spreuken 15:3 (YaHWeH) 2 Corinthe 2:14

Wie is Heer van de Sabbat?  Genesis 2:3 (God) Matthéüs 12:8 

Wie is de grote “IK BEN”?  Exodus 3:14 (YaHWeH) Johannes 8:58 

Wie is DE ENIGE SCHEPPER?  Jesaja 44:24 (YaHWeH) Johannes 1:3 

Wie is de énige redder?  Jesaja 43:11 / 45:21 (YaHWeH)

Handelingen 4:12 

Wie zal de mensheid oordelen?  Jesaja 3:13, 14 (YaHWeH) 2 Corinthe 5:10 

Page 395: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 395

Wie oordeelt de schapen en de bokken?  Ezechiël 34:17 (YaHWeH) Matthéüs 25:31-33 

Wie zend ons de profeten?  Jeremia 7:25 (YaHWeH) Matthéüs 23:34 

Wie deed Jezus opstaan?  Handelingen 4:10 (YaHWeH) Johannes 10:17,18 

Wie komt in “heerlijkheid”?   Jesaja 40:5 (YaHWeH) Matthéüs 24:30 

Wie is onze Vader?  Jesaja 63:16 (YaHWeH) Jesaja 9:6 

Wie is “de de Eerste en de Laatste?”  Jesaja 44:6 (YaHWeH) Openbaring 1:17 

Wie is onze rots van redding?  2 Samuël 22:32 (YaHWeH) 1 Corinthe 10:4 

Wie is de struikelsteen?  Jesaja 8:13-15 (YaHWeH) 1 Petrus 2:8 

Wie is diegene voor wie in de woestijn geroepen wordt?

Jesaja 40:3 (YaHWeH) Matthéüs 3:3 

Wie is eeuwig?  Genesis 21:33 (YaHWeH) Micha 5:2 

Wie is de fontein van levend water?  Jeremia 17:13 (YaHWeH) Johannes 4:10-14 

Wie laat de doden opstaan?  Handelingen 26:8 (God) Johannes 6:40 

Wie geeft de mensen hun loon?  Jesaja 40:10 (YaHWeH) Matthéüs 16:27 

Wie heeft alle autoriteit?  1 Kron.29:11 (YaHWeH) Matthéüs 28:18 

Wie geeft macht en autoriteit aan mensen?  Psalm 68:35  Lukas 9:1 

Wie vergeeft zonden?  2 Kronieken 7:14 (YaHWeH) Matthéüs 9:6 

Wie zend de Heilige Geest?  Johannes 14:16  Johannes 16:7 

Wie heeft de grootste naam?  Nehemia 9:5 (YaHWeH) Philipenzen 2:9 

Wie moet aanbeden worden?  Exodus 34:14 (YaHWeH) Openbaring 5:12,13 

Wie is de goede Herder?  Genesis 48:15 (God) Johannes 10:14 

Wie doorzoekt de harten van de verloren kinderen van Israël? 

Ezechiël 34:11 (YaHWeH) Matthéüs 15:24 

Wie is de “Heer der Heren”?  Deut.10:17 (YaHWeH) Openbaring 17:14 

Voor wie zal elke knie buigen?   Jesaja 45:22,23 (YaHWeH) Philipenzen 2:10 

Wie is rechtvaardige tak van David?  Jeremia 23:5,6 (YaHWeH) Jeremia 33:15 

Wie is Heilig, en Hij alleen?  1 Samuël 2:2 (YaHWeH) Handelingen 3:14 

Wiens bloed reinigt ons?  Handelingen 20:28 (God) 1 Johannes 1:7 

Door wie is de wereld geschapen?  Spreuken 16:4 (YaHWeH) Colossenzen 1:16 

Wie is boven allen?  Nehemia 9:6 (YaHWeH) Romeinen 9:5 

Wie is altijd dezelfde?  Psalm 102:24-27 (God) Hebreeën 1:8-12 

Wie is ons licht?  Psalm 27:1 (YaHWeH) Johannes 8:12 

Wie is de weg of het pad?  Psalm 16:11 (YaHWeH) Johannes 14:6 

Page 396: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 396

Wie heerst over de engelen?  Psalm 103:20 (YaHWeH)2 Thessalonicenzen 1:7 

Wie geeft ons rust?  Exodus 33:14 (YaHWeH) Matthéüs 11:28 

Wie geeft ons eeuwig leven?  Spreuken 19:23 (YaHWeH) Johannes 3:36 

Wie is de bruidegom?   Jesaja 54:5 (YaHWeH) 2 Corinthe 11:2 

Wie test harten en nieren? Jeremia 17:10 (YaHWeH) Openbaring 2:23

Wie heeft alle macht en autoriteit?

God YaHWeH Christus

Ezra 8:22Lucas 9:432 Petrus 1:3Openbaring 4:11Openbaring 5:13

1 Kronieken 29:111 Kronieken 29:122 Kronieken 20:6Psalm 103:22Psalm 145:13Nahum 1:3

Psalm 8:6Daniël 7:14Matthéüs 24:30Joh.17:2Hand.10:38Epheziërs 1:21Colossenzen 2:10Hebreeën 1:31 Petrus 4:11Openbaring 5:12Openbaring 5:13

Wie is de fontein van levend water?

YaHWeH Jezus Christus

Jeremia 2:13Jeremia 17:13Zacharia 14:8

Joh.4:10-14Joh.7:37-39Openbaring 7:17

Wie heeft de Heilige Geest gezonden?

God Jezus Christus

Ezechiël 11:19Ezechiël 36:27Lucas 11:13Joh.3:34Joh.14:16, 261 Joh.4:13

Joh.15:26Joh.16:7

Page 397: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 397

Wie heeft de profeten gezonden?

God YaHWeH Christus

2 Kronieken 36:16Ezra 5:2Lucas 1:70Lucas 11:49Hand.3:18Hand.3:21Romeinen 1:2Romeinen 11:3Epheziërs 3:5Openbaring 10:7Openbaring 22:6

Num.11:29Deuteronomium 18:15Richteren 6:81 Samuël 3:201 Koningen 14:181 Koningen 18:222 Koningen 3:112 Koningen 14:252 Koningen 17:132 Koningen 17:232 Koningen 21:102 Koningen 24:22 Kronieken 18:62 Kronieken 20:202 Kronieken 25:15

2 Kronieken 28:92 Kronieken 29:25Jeremia 1:5Jeremia 7:25Jeremia 27:16Jeremia 28:9 Jeremia 29:19Hosea 12:10Amos 2:11Amos 3:7Haggaï 1:12Zacharia 1:6Zacharia 7:7Zacharia 7:12Maleachi 4:5

Matthéüs 23:34

Wie heeft de doden doen opstaan?

God Christus Heilige Geest

Job 19:25,26

Hosea 6:2 Joh.5:21 Hand.26:8 1 Cor.6:14 2 Cor.1:9 2 Cor.4:14 1 Thes.4:14

Joh.5:21 Joh.6:39 Joh.6:40 Joh.6:44 Joh.6:54

Romeinen 8:11

Wie heeft Christus doen opstaan?

God Christus Heilige Geest

Hand.2:24, 32Hand.3:15Hand.4:10Hand.10:40Hand.13:33-34Hand.13:37Hand.17:30-31

Joh.2:19Joh.10:17-18

Rom.8:111 Pet.3:18

Page 398: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 398

Rom.4:24Rom.6:4Rom.10:91 Cor.6:141 Cor.15Gal.1:1 1 Pet.1:21

Zowel Jezus als God zijn de Alpha en Omega, de Eerste en de Laatste in de Schrift.

YaHWeH CHRISTUS

Jesaja 41:4 Openbaring 1:8 / Openbaring1:17, 18 / Openbaring 2:8

Jesaja 48:12 Openbaring 22:12-16

Openbaring 21:6,7

We lezen in de Geloofsbelijdenis van Nicea o. a. dit: “Wij geloven (...) in één Heer Jezus Christus, de eniggeboren Zoon van God, geboren uit de Vader voor alle eeuwen, God uit God, waarachtig God uit waarachtig God, geboren, niet gemaakt, van hetzelfde wezen met de Vader en door wie alle dingen gemaakt zijn.” Dat Jehovah’s Getuigen niet happig zijn op goede informatie doorgeven aan hun lezers blijkt hieruit dat voor zover we hebben kunnen nagaan ze slechts éénmaal de volledige tekst van zowel de Geloofsbelijdenissen van Nicea als Athanasius hebben gepubliceerd in hun totaliteit en dat in ‘Ontwaakt!’ van 22 juli 1957, blz.7,8.

En ook in de liturgie is er over gezongen. We citeren slechts het laatste vers van een zeer mooi kerstlied van Luther uit 1524 (volgens Liedboek voor de Kerken, Gezang n°122 vers 5):

Lof zij God in ‘t hemelrijk, Vader, Zoon en Geest gelijk, nu en overal altijd, nu en tot in eeuwigheid.

WAT ZIJN DAN DE BELANGRIJKE REDENEN OM TE GELOVEN

IN EEN ABSOLUTE GODHEID VAN CHRISTUS. 1°) Namen die betrekking hebben op YaHWeH in het OT zijn op Christus toegepast in het NT. De discipelen nemen YaHWeH-teksten uit het OT en passen ze toe op Jezus.2°) Jezus toont in praktijk over alle macht te beschikken. 3°) Christus vergeeft zonden wie Hij wil en weerhoudt deze van anderen. 4°) Hij ontvangt echte aanbidding, de twee belangrijkste woorden daaarvoor in de Bijbel zijn op Hem van toepassing. 5°) Jezus getuigd van een alomtegenwoordigheid. Mensen of een engel zijn dat niet.

Page 399: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 399

6°) Jezus is alwetend. In het geval van het einde der wereld éénmaal niet (Marc.13:32). Maar dat is om een heel bijzondere reden en heeft te maken met de incarnatie. 7°) Het zijn leerlingen van Hem die geloven dat Hij God is: Joh.1:1,14,18 / Rom.9:5 / Titus 2:13 enz. We moeten Jezus op dezelfde wijze eren als we de Vader eren (Joh.5:23).

APPENDIX 7 : OVER HET HENOTHEÏSME VAN DE WACHTTOREN

In de Schrift kan je niet zoveel teksten vinden die spreken over valse goden, het is tenslotte het boek van Gods handelen. Maar dat ze bestaan is evident en de kunst is deze goden te onderscheiden van de Almachtige. Doen we dat niet of zijn we te slordig is onze studie op dat gebied, dan is dat fataal voor ons geestelijk leven. Klaagliederen 2:14, zegt volgens de Leidschevertaling: “Uw profeten hebben voor u gezien valse en ijdele gezichten: zij hebben uw schuld niet geopenbaard om uw lot te keren, maar u valse godspraken verkondigd, welker gevolg verstooting was.” Handelingen 14:15, Leidschevertaling: “Mannen, wat doet gij daar! Wij zijn mensen van gelijke natuur als gij, en prediken u dat gij u van die valse goden bekeren moet tot den levenden God, die den hemel, de aarde, de zee en alwat daarin is gemaakt heeft.” In de Luthervertaling van Hosea 12:1 staat: “In Efraïm is overal leugen tegen Mij en in het huis van Israël valse godsdienst; maar ook Juda houdt niet meer vast aan God en aan den Heilige, die getrouw is.” Wij onderstrepen in alle teksten.

Hebben we de juiste weg gekozen dan is aan de orde wat Paulus zegt in Galaten 4:8, Statenvertaling: “Maar toen, als gij God niet kendet, diendet gij degenen, die van nature geen goden zijn.” Galaten 4:8 leest volgens de Luthervertaling: “Maar in dien tijd, toen gij God niet kendet, diendet gij degenen, die van nature geen goden zijn.” In de Leidschevertaling Galaten 4:8 staat: “Weliswaar hebt gij vroeger, toen gij God niet kendet, goden gediend die inderdaad geen goden zijn” (Wij onderstrepen in alle teksten).

We willen het in dit gedeelte vooraf hebben over: HEBREEUWS HENOTHEÏSME. Hier een definitie over dat begrip “Henotheïsme”. Uit de Nederlandse Wikipedia, de internetencyclopedie citeren we uit het artikel “God” het volgende: “Henotheïsme is een variant op het polytheïsme. Het zegt dat er vele goden zijn, maar dat een daarvan de allerhoogste is, dat de andere slechts ondergeschikt zijn en niet hetzelfde niveau van ‘god-zijn’ hebben. Sommige vormen van het klassieke Griekse en Romeinse polytheïsme vallen onder deze categorie, zie (de) Griekse mythologie en Romeinse mythologie. De Noorse mythologie, met hun oppergod Odin, waaraan alle andere goden ondergeschikt zijn, valt eveneens onder het henotheïsme.” In de Engelstalige versie van de Wikipedia, (the free encyclopedia van internet) staat onder het artikel: “Henotheism” het volgende als inleiding, door ons vertaald: “In religie en filosofie gebruikt men de door Max Mülller uitgevonden term “henotheïsme” en dat wijst op het geloof in en mogelijks aanbidden van meerdere goden, waarvan één de hoogste is. Het kreeg ook de naam van “inclusief monotheïsme” of “monarchaal monotheïsme.”

Page 400: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 400

Volgens Müller, gaat het om “monotheïsme in principe maar polytheïsme in de werkelijkheid” (…)”JudaïsmeIn het vroege Judaïsme eert men Abraham als diegene die de aanbidding van afgoden in zijn familie en zijn naburen oversteeg door de Hebreeuwse god te erkennen en met hem werd het fundament gelegd van wat de wetenschappers het “ethisch monotheïsme” noemen. De tien geboden hadden een duidelijk verbod voor de kinderen van Israël elke andere god te aanbidden dan de éne die zich geopenbaard had op de berg Sinaï en hun de Thora gaf. Ongelukkigerwijze, zoals duidelijk is uit de Tenach (de Oudtestamentische Bijbel) en in overtreding met de leer van de Thora werd de patroonheilige YHWH dikwijls samen aanbeden met goden als Baäl, Asherah en El. En later kreeg deze stamgod in de ogen van het volk alle benamingen van de andere goden.”

In dit artikel worden ook de Mormonen terecht geklasseerd onder de henotheïsten. Maar een oogopener is wel wat er in die encyclopedie staat over: ‘HEBREW HENOTHEISM.’ Door ons vertaald daaruit de inleiding: “Voor de beste update bronnen in dit verband, zie Mark Smith’s The Early History of God (Harper & Row, 1990) en The Triumph of Elohim, ed. Diana V. Edelman (Eerdmans, 1995).God heeft plaats genomen in de goddelijke vergadering; in het midden van de goden spreekt Hij recht. – Ps. 82:1 “Het ziet er duidelijk genoeg uit (...) dat Mozes géén monotheïst was. Maar hem een polytheïst noemen lijkt ook verkeerd. We mogen besluiten dat Mozes ergens stond tussen het totemisme en het monotheïsme. Een term om deze positie te omschrijven is henotheïsme.” H. Keith Beebe, The Old Testament, blz.160. “De stammen van Israël waren de erfgenamen van een religieuze traditie die slechts polytheïstisch kan geweest zijn” Yehezkel Kaufmann, The Religion of Israel, blz.7 (enz…).”

Dit moet u zondermeer lezen en ook wat de Encyclopedia Britannica zegt. De laatste kan u raadplegen op internet vanuit een gratis abonnement voor één maand.

Wat leert de moderne theologie over het OT Moderne theologen leren dus tussen de regels door, dat het OT een vorm van henothëisme leert. Ze zullen het niet altijd openlijk toegeven. Voel je wat voor deze theologie, je zal het wellicht zelf niet onmiddellijk willen beamen. We vertellen echter niet iets zonder fundament. Hier enkele opmerkingen die onze stelling ondersteunen. De Duitse theoloog Albrecht Alt, zegt zondermeer in zijn, ‘Essays on Old Testament History and Religion’, Doubleday, 1967, blz.10,11 dat de goddelijke titels die YaHWeH uit het OT heeft als; ‘El Bet’ el (Gen.31:13 / 35:7), ‘El ‘Olam (Gen.21:33), ‘El Ro’i (Gen.16:13), ‘El ‘Elyon (Gen.14:18) en ‘El Saddai (Gen.17:1) oorspronkelijk verscheidene goden waren die door de Joden aanbeden werden. De Katholieke exegeet Bruce Vawter zegt dat ‘El Bet’el één god is uit een pantheon van goden (B. Vawter, ‘On Genesis: A New Reading’, Doubleday, 1977, blz.313). Theodore C. Vriezen, de Nederlander die hoog wordt aangeschreven in moderne bijbelkringen als Oudtestamenticus zegt over het voordeel van het begrip henotheïsme: “Deze gedachte, van wezens die God omringen, doet niets af aan de uniciteit van God; integendeel, deze goddelijke wezens onderstrepen zijn unieke wezen; hij is de God der goden en ook hun God, zij prijzen zijn heiligheid. Ver van een aanvaring te zijn met het monotheïsme, ligt in dit concept de grote nadruk op de majesteit van Yahweh. Yahweh is een

Page 401: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 401

unieke God, maar hij is niet alleen.” Zie Theodore C. Vriezen, ‘An Outline of Old Testament Theology’, Oxford: Basil Blackwell, 1962, blz.180. De archeoloog Cyrus Gordon beweerd in, ‘The Ancient Near East’, Norton, revised edition 1965, blz.38 e.v. dat DE NAAM “Yahweh” in bepaalde Amoritische namen is verwerkt. Zo bijvoorbeeld kan “yw” staan voor de Godsnaam in het Ugaritisch. In de Ebla-tabletten, uit het 3de

millennium vóór Christus, die niet zonder een zekere controverse zijn, vinden we volgens Giovanni Pettinato, de eerste beschrijver van deze tabletten, enkele malen “Ya” of “Yaw” en dat zou naar de godsnaam verwijzen. Maar recentere onderzoekers (zoals Alphonso Archi) nemen een andere visie aan. Zie bijvoorbeeld ‘Biblical Archaeology Review’ 6:6 (1980), blz.38,43.

In zijn commentaar op Deuteronomium zegt A. Phillips als commentaar bij het eerste gebod: “er is hier géén gedachte aan monotheïsme. Het gebod zoekt niet het bestaan van andere goden te ontkennen, maar Israël er voor te waarschuwen dat ze met die goden niets mogen te maken hebben” (wij onderstrepen, A. Phillips, ‘Deuteronomy: The Cambridge Bible Commentary’, Cambridge University Press, 1973, blz.219).

Een tekst als Deut.32:8 zou kunnen wijzen op het bestaan van echte andere goden. Het zijn dan goden die over andere volkeren dan Israël god zijn. Er zou een ontologische status van die goden zijn (ze bestaan echt), zeggen sommige exegeten. YaHWeH is volgens hen slechts één God onder andere Goden. Deut.32:8 is een moeilijk te vertalen tekst en er zijn verschillen tussen de Masoreten en de Septuaginta. Een recent gevonden rol uit het Dode Zee archief zou de Septuagintalezing ondersteunen. Wat is het grote verschil; zijn de andere goden deel van een pantheon van goden of zijn het afgoden? Gerald Cooke en nog anderen zeggen dat YaHWeH één van de “zonen van God” is in de zin van b’n’ ‘Elyon dus niet een oppergod is maar één van een serie goden. We wijzen er slechts op en zie verder, ‘The Interpreter’s Bible’, Abingdon, 1952, Vol. 2, blz.529 en Gerald Cooke, ‘The Sons of (the) God(s)’, ‘Zeitschrift fur Alttestamentliche Wissenschaft’ (1964), blz.33.

    Een Hebreeuws grammaticus als Gensenius weet over het meervoud voor god=‘elohim zoals gebruikt in Gen.1:26 te zeggen dat het géén majestatisch meervoud is. Zie Gensenius’ Hebrew Grammar, ed. E. Kautzsch, Oxford, 1909, blz.399. Gensenius gaat dan ook uit van de stelling dat de “bene ‘elohîm” = de “zonen van God”; “niet echt wijst naar de zonen van god(en) maar naar wezens van de orde van de ‘elohîm of ‘elim...” (Gensenius, op. cit., blz.418.) Opgepast, wat hierboven staat is wat moderne theologen zeggen voor wie de openbaring Gods niet datgene betekent wat de Schrift erover zegt. Ook niet wat onze belijdenissen zeggen over het spreken van God in zijn Woord en in Zijn profeten. In de moderne theologie is God niet soeverein over Zijn schepping. Ik vraag mezelf méér dan ééns af; geloven deze mensen nog wel in God of is godsdienst maar “spielerei?”

Zogenaamd christelijk henotheïsme

De Christen Gemeenten van God, AUSTRALIA, bespraken op het Internationale Congres van Dienaren (5 tot 10 december 1995) van de Gemeente van God (Zevende Dag), de godheid van Christus. Het document verscheen op hun internetsite als ‘De godheid Christus’ [147], (Copyright

Page 402: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 402

1995 Wade Cox). We citeren er enkele zaken uit omdat het zowel in zekere mate weergeeft wat de WT leert als wat de moderne theologen beweren. Het gaat ook hier om echt HENOTHEÏSME. Het citaat is als volgt:“5. Zijn deze elohim (God en Christus) dan beperkt tot twee elohim of wezens? Het antwoord is nee. De Psalmen geven duidelijk aan dat de elohim een vergadering van goden, een raad van elohim, vormen. De elohim houden rechtspraak te midden der goden (Psalm 82:1). Deze rang wordt later uitgebreid tot mensen (Psalm 82:6; Zacharia 12:8). Hij is groter dan de andere elohim (Psalm 86:8). God is een grote koning boven alle elohim (Psalm 95:3) en Hij is geducht boven alle elohim (Psalm 96:4). God moet door de elohim aanbeden worden (Psalm 97:7). De Allerhoogste is zeer hoog verheven boven alle goden (Psalm 97:9). De Jehovah van Israël, de adon (enkelvoud) of Heer van Israël is boven alle elohim (Psalm 135:5). Jehovah Elohim Sabaoth is een grootmachtige Jah of God (Psalm 89:8-9). De wezens zijn dus duidelijk apart en er zijn er meer dan twee. Er is een Elohim der elohim, Die het voorwerp van verering en dankzegging is (Psalm 136:2). Deze Elohim zalfde Messias met vreugdeolie boven zijn metgezellen. Deze metgezellen zijn de elohim die allen zonen Gods zijn. Christus verwierf zijn status als Gods zoon in kracht door de opstanding uit de doden (Romeinen 1:4). Hij gaf de positie op die hij had om bovenmate verhoogd te worden ook als Hogepriester (Hebreeën 1:3-14; 2:5-10). Hij die heiligt en zij die geheiligd zijn hebben allen één oorsprong. Daarom schaamt hij zich niet om hen broeders te noemen (Hebreeën 2:11). Allen zullen elohim worden als zonen Gods. Als mede-ërfgenamen zullen wij deze status verkrijgen. Sinds het begin van de Gemeente hebben wij deze leerstelling gehad. Irenaeus was er zeker van dat Psalm 82:1 verwees naar de theoi of goden (elohim), waaronder ook de uitverkorenen vielen, namelijk zij die van de aanneming tot zonen zijn” (wij onderstrepen).

Vervolgen we met een ander heet hangijzer. U zal het wellicht op het eerste zicht niet merken maar ook de mensen van “De Wachttoren” geloven in een méérgodendom, meer bepaald het henotheïsme. En als u hen er op attent maakt dan zal men u gewoon zeggen dat u (of wij) er niets van begrepen hebben. Het zijn vooral twee Amerikaanse theologen die het begrip henotheïsme gebruiken in verband met de leer van de Getuigen. In de eerste plaats, R. M. Bowman Jr. opvolger van Dr. W. Martin een gekend antisektenbestrijder uit de jaren 60-90. Van Walter Martin wisten leden van de Wachttoren te vertellen dat hij een 280-pond-duivel-in-het-vlees was. Afhankelijk van mijn diëet voegde hij er echter lachend aan toe. Een ander iemand die de nadruk legt op het henothëisme van de WT, is Sam Shamoon, een Amerikaans evangelist onder vooral Islamieten. Zie voor hun werken naar de bibliografie. Hun argumenten hebben ook mij overtuigd. Daarom enkele opmerkingen hierover.

De tabel onderaan hebben we samengesteld vanuit drie publicaties van de Getuigen van de Wachttoren en geven weer wat ze bedoelen te zeggen over hun “godenleer.” Dat zijn: ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, 1995 blz.63-70,631-633,851-867,1222,1233,1270-1293 en deel 2 ,1997, blz.70,71,161,162,807-812,1080,1081,1374,1382. ‘Moet u geloof stellen in de drieëenheid?’, 1989. ‘Redeneren aan de hand van de Schrift,’ 1985 (of de nieuwe versie van 1990), zie alle sleutelbegrippen.

Page 403: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 403

Welke zijn de teksten gebruikt door de WT ter ondersteuning van hun visie: 1°) Jezus Christus is een machtige god: Joh.1:1 / 20:28 / Heb.1:6,8. 2°) Engelen zijn goden: Ps.97:7 plus Heb.1:6 / Ps.8:5 plus Heb.2:7 / Job 20:15 in LXX / verschijningen van een/de engel des HEEREN volgens Gen.18:1,22 / 19:1,13. 3°) Zonen van God zijn goden: Gen.6:2,4 / Job 1:6 / 2:1 / 38:7 / Ps.29:1,2 / 89:6. 4°) Satan is de God van deze wereld/eeuw: 2 Cor.4:4. 5°) Demonen zijn goden: 1 Cor.10:20 / Gal.4:8. 6°) Mensen worden goden genoemd: Ex.4:16 / 7:1 / 22:8-9 / Ps.82:6 plus Joh.10:33 / Ezech.32:21 / 28:2,9 / Hand.12:22. 7°) Houten, bronzen en andere gemaakte beelden zijn goden: Ex.32:1,4,8,23,31 / Richteren 8:33 / 11:24 / 16:23 / 2 Kon.1:2-3 / 19:37. We lezen in de internet studie van Mitchell Gray, een Jehovah Getuige, ‘Ontkennen Jehovah’ s Getuigen Bijbels Monotheïsme? Een Antwoord aan Robert M. Bowman, Jr.’, © 2000 Jehovah’s Witnesses United, het volgende (citaat uit de Nederlandstalige versie): “Na een nauwkeurige studie ben ik tot de conclusie gekomen dat er nu twee soorten monotheïsme zijn. Er is Bijbels monotheïsme en er is strikt monotheïsme. Simpel gezegd is Bijbels monotheïsme het geloof in één Almachtige en Superieure God, maar staat het onderhand toe dat anderen de titel “god” dragen zonder dat ze daarbij een valse god zijn. Dit verschilt van henotheïsme waarbij men één Almachtige God aanbidt zonder daarbij het bestaan van andere Goden die aanbeden kunnen worden te ontkennen. Henotheïsme moet niet worden verward met monotheïsme of polytheïsme (aanbidding van meer dan één god). Bij Bijbels monotheïsme aanbidt en dient iemand alleen één Almachtige God. Er zijn GEEN andere goden die aanbeden kunnen worden. Er zijn echter wezens die de titel “god” kunnen dragen, maar die geen goden “in toto” zijn. De Almachtige God geeft hen (of staat hen toe) een positie en mate van autoriteit om zijn wil te doen; op te treden als zijn vertegenwoordigers (of simpelweg regeren met grote macht). Neem bijvoorbeeld de engelen. Ze kunnen “goden” worden genoemd, maar worden niet aanbeden als goden (Openbaring 22:8, 9). Ze hebben de titel “goden” gekregen van de Enige Almachtige God, omdat ze handelen als vertegenwoordigers voor Hem. Ze oefenen grote kracht en autoriteit uit die hen is gegeven door de Almachtige God. Ze kunnen een ieder doden, tuchtigen of straffen als ze dat nodig achten (Lukas 1:8-20; Handelingen 7:53; Hebreeën 2:2; Genesis 19:11)” (wij onderstrepen).

We zetten die visies van “moeder” (de WT) en “zoon” (Mitchell Gray) om in een tabelvorm en dat ziet er dan uit als volgt:

HENOTHEÏSME = de leer van de Wachttoren over God en goden

WIE? SOORT VAN GOD

WARE, CONTRA

VALSE GODEN

BEPAALD OF ONBEPAALD LIDWOORD

IS GOD GENOEMD MET GODS AKKOORD

Jehovah, klasse van God

Almachtige God Ware God DE GOD Ja, Hij is oppergod

Page 404: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 404

Jezus, klasse van god

Machtige God * een god een god Ja, hij is de eerstgeboren

Engelen, klasse van goden

lagere god Goden een god Ja, Jehovah is akkoord

Mensen, klasse van goden

lagere god Goden een god Ja, Jehovah is akkoord

Duivelen, klasse van goden

géén god Valse goden een god NEEN, Jehovah is niet akkoord

Idolen, klasse van goden

géén god Valse goden een god NEEN, Jehovah is niet akkoord

*Ook de Vader is “Machtige God” genoemd in Jesaja 10:21 en Jer.32:18 (onze opmerking)

Opmerkingen bij deze tabel: enkele Bijbelteksten

ER IS BIJBELS GEZIEN MAAR ÉÉN GOD Psalm 86:8,10 zegt in respectievelijk de Statenvertaling, Luthervertaling (Nederlandstalige versie) en Leidschevertaling (onze hoofdletters en onderstrepingen): “8 Onder de goden is niemand U gelijk, Heere! en er zijn geen gelijk Uw werken. (…) 10 Want Gij zijt groot, en doet wonderwerken; Gij ALLEEN zijt God.” “8 Heer, niemand is U gelijk onder de goden, en niemand is er, dien, doen kan zoals Gij. (…) 10 omdat Gij zo groot zijt, en wonderen doet, en ALLEEN God zijt.” “8 Uws gelijke is er niet onder de goden, Heer, en niets evenaart uw werken. (…) 10 Want gij zijt groot en doet wonderen; gij zijt God, gij ALLEEN.”

Jesaja 43:10,11 zegt in respectievelijk de Statenvertaling, Luthervertaling (Nederlandstalige versie) en Leidschevertaling (onze hoofdletters en onderstrepingen): “10 Gijlieden zijt Mijn getuigen, spreekt de HEERE, en Mijn knecht, dien Ik uitverkoren heb; opdat gij het weet, en Mij gelooft, en verstaat, dat Ik Dezelve ben, [dat] VOOR MIJ GEEN GOD GEFORMEERD is, en na Mij geen zijn zal. 11 Ik, Ik ben de HEERE, en er is geen Heiland behalve Mij.” “10 Maar gijlieden zijt mijne getuigen, spreekt de Heer, en mijn knecht, dien Ik verkoren heb, opdat gij het weet, en Mij gelooft, en verstaat, dat Ik het ben; VOOR MIJ GEEN GOD GEMAAKT, ook zal er na Mij geen zijn: 11 Ik, Ik en de Heer, en er is geen Heiland buiten Mij.” “10 Gij zijt mijn getuigen, spreekt de Heer, gij zijt mijn dienaar, dien ik verkoren heb; opdat gij het erkent en mij gelooft, en goed begrijpt dat ik het ben: VOOR MIJ GEEN WAS GEEN god GEFORMEERD, en na mij zal er geen zijn. 11 Ik, ik ben de Heer; buiten mij is er geen redder.” Let op de kleine g voor god in deze vertaling. Dat doet de WT in Joh.1:1!

Jesaja 44:6,8 zegt in respectievelijk de Statenvertaling, Luthervertaling (Nederlandstalige versie) en Leidschevertaling (wij onderstrepen):

Page 405: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 405

“6 Zo zegt de HEERE, de Koning van Israël, en zijn Verlosser, de HEERE der heirscharen: Ik ben de Eerste, en Ik ben de Laatste, en behalve Mij is er geen God. (…) 8 Verschrikt niet, en vreest niet; heb Ik het u van toen af niet doen horen en verkondigd? Want gijlieden zijt Mijn getuigen: is er ook een God behalve Mij? Immers, er is geen [andere] rotssteen: Ik ken er geen?” “6 Dus spreekt de Heer, de koning van Israël, en zijn Verlosser, de Heer Zebaoth: Ik ben de eerste en Ik ben de laatste, en buiten Mij is er geen God. (…) 8 Vreest dan niet en verschrikt niet; heb ik het u niet van dien tijd af doen horen en het verkondigd? Want gij zijt mijne getuigen, of er een God is buiten Mij? Er is geen andere steenrots, Ik ken er geen.” “6 Zo spreekt de Heer, Israëls koning, zijn losser, de Heer der heirscharen: Ik ben de eerste en de laatste; buiten mij is er geen god. (…) 8 Siddert niet en vreest niet. Heb ik het u niet voorlang doen horen? het medegedeeld? Gijzelf zijt mijn getuigen. Is er een god buiten mij? of een Rots? Gij kent er geen.”

ISRAËL LEEFDE SOMS ZONDER DE ÉNE WARE GOD 2 Kronieken 15:3 zegt in respectievelijk de Statenvertaling, Luthervertaling (Nederlandstalige versie) en Leidschevertaling (wij onderstrepen): “Israël nu is vele dagen geweest zonder den waren God, en zonder een lerenden priester, en zonder de wet.” “In Israël zijn vele dagen voorbijgegaan zonder den waren God, zonder onderwijzenden priester en zonder wet.” “Menigwerf heeft Israël tijden beleefd dat het geen waren god, geen priester-leeraar en geen wet had,”

Maar Israël zal hersteld worden volgens Jesaja 44:5,6. Daar staat in respectievelijk de Statenvertaling, Luthervertaling (Nederlandstalige versie) en Leidschevertaling (wij onderstrepen): “5 Deze zal zeggen: Ik ben des HEEREN; en die zal [zich] noemen met den naam van Jakob; en gene zal [met] zijn hand schrijven: [Ik] [ben] des HEEREN, en zich toenoemen met den naam van Israël.” “5 Deze zal zeggen: Ik ben des Heren; en gene zal zich noemen met den naam Jakob, en deze zal met zijne hand schrijven: ‘Voor den Heer!’ en zal den toenaam Israël aannemen.” “5 Deze zal zeggen: Ik ben van den Heer, gene zich naar Jakob noemen; deze zal op zijn hand schrijven: Van den Heer, en den naam Israël als eretitel dragen.”

ER IS BIJBELS GEZIEN GÉÉN GOD DAN DE ÉNIGE GOD Jesaja 45:6,8 zegt in de Statenvertaling, (onze hoofdletters en onderstrepingen): “6 Zo zegt de HEERE, de Koning van Israël, en zijn Verlosser, de HEERE der heirscharen: Ik ben de Eerste, en Ik ben de Laatste, en BEHALVE MIJ IS ER GEEN GOD. (…) 8 Verschrikt niet, en vreest niet; heb Ik het u van toen af niet doen horen en verkondigd? Want gijlieden zijt Mijn getuigen: is er ook een God behalve Mij? Immers, er is geen [andere] rotssteen: Ik ken er geen?”

Jesaja 45:21,22 zegt in de Luthervertaling (onze hoofdletters en onderstrepingen):

Page 406: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 406

“21 Verkondigt het en voegt u hierheen; beraadslaagt te zamen: wie heeft dit doen horen van de vroegste tijden af, en van ouds reeds bekendgemaakt? Heb Ik het niet gedaan, de Heer? Neen, ER IS GEEN GOD BEHALVE IK, een rechtvaardig God en een Heiland is er niet buiten Mij. 22 Wendt u naar Mij toe en wordt behouden, alle gij einden der aarde; want Ik ben God, en niemand meer.”

BIJBELS GEZIEN ZULLEN ALLE VOLKEREN EENS DE ÉNIGE GOD AANBIDDEN Psalm 86:9 zegt in respectievelijk de Statenvertaling, Luthervertaling (Nederlandstalige versie) en Leidschevertaling (wij onderstrepen): “Al de heidenen, Heere! die Gij gemaakt hebt, zullen komen, en zullen zich voor Uw aanschijn nederbuigen, en Uw Naam eren.” “Alle volken, die Gij gemaakt hebt, zullen komen, en voor U aanbidden, Heer, en uwen naam eren,” “Alle volken die gij gemaakt hebt zullen zich voor u komen nederwerpen, Heer, en uw naam verheerlijken.”

BIJBELS GEZIEN KENT SLECHTS DE ÉNIGE GOD DE TOEKOMST Jesaja 44:7 zegt in respectievelijk de Statenvertaling, Luthervertaling (Nederlandstalige versie) en Leidschevertaling (onze hoofdletters): “EN WIE ZAL, GELIJK ALS IK, roepen en het verkondigen, en het ordentelijk voor Mij stellen, sedert dat Ik een eeuwig volk gesteld heb? en laat ze de toekomstige dingen, en die komen zullen, hun verkondigen.” “EN WIE IS MIJ GELIJK, die roepen en verkondigen en het Mij bereiden zal; Ik, die van het begin der wereld af het volk gesteld heb? Laten zij het toekomende en hetgeen gebeuren zal verkondigen.” “WIE IS MIJ GELIJK? Hij sta op en roepe, dele het mede en legge het mij voor. Wie heeft van oudsher het toekomstige doen horen? wat gebeuren zal, laten zij het u mededelen!”

BIJBELS BEKEKEN; Wie is de Schepper van AL het geschapene?Wie is schepper, wie is de ALPHA?

Schepping God YaHWeH Christus Heilige Geest

Alles Gen.1:31Marcus13:19 Opb.4:11

Neh.9:6Jes.44:24

Joh.1:3Col.1:16 Eph.3:9

 

Licht Gen.1:3 Jes.45:7 Joh.1:3Col.1:16

 

Page 407: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 407

Hemel en aarde Gen.1:1Hand.4:24 Hand.14:15 Opb.10:6 Opb.14:7

Gen.2:4Ex.20:11, 31:17 2 Kon.19:15 2 Kron.2:12 Neh.9:6 Ps.115:15, 121:2 Ps.124:8 / 134:3 Jes.37:16 / 42:5 Jes.45:12 Jer.32:17 Zach.12:1

Joh.1:3Col.1:16

 

Hemelen Gen.1:1Gen.1:8Job 9:8

1 Kron.16:26Ps.33:6 / 96:5 Jes.45:18

 Joh.1:3Col.1:16

 

Werelden (eeuwen)

Heb.11:3   Heb.1:2  

Aarde Jes.40:28 / 45:18Hand.17:24

Ps.90:2Jes.40:28

Joh.1:3Col.1:16

 

Land Gen.1:7 Jona 1:9 Joh.1:3Col.1:16

 

Zee Hand.4:24 / 14:15Opb.10:6 / 14:7

Jona 1:9 Joh.1:3Col.1:16

 

Bergen Job 9:5Ps.65:7Ps 90:2

Amos 4:13 Joh.1:3Col.1:16

 

Winden Job 37:9 Amos 4:12,13

Amos 4:13 Joh.1:3Col.1:16

 

Hemelse lichamen Gen.1:16   Joh.1:3Col.1:16

 

Alle schepselen Gen.1:21Gen.1:25

  Joh.1:3Col.1:16

 

Mensen Gen.1:27Gen.5:1, 2 Gen.9:6 Mal. 2:10 Marcus.10:6

Gen.2:7,8Gen.6:6,7 Ex.4:11 Jes.45:12 Jes.54:16

Joh.1:3Col.1:16

Job 33:4

Geest van de mens   Zach.12:1 Joh.1:3Col.1:16

 

Vrouw Marcus 10:6Gen.5:2

Gen.2:22 Joh.1:3Col.1:16

 

Page 408: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 408

Planten Gen.1:11 Gen.2:9 Joh.1:3Col.1:16

 

Dieren Gen.1:24Gen.1:25

Gen.2:9,19Gen.3:1

Joh.1:3Col.1:16

 

Vogels Gen.1:21 Gen.2:9 Joh.1:3Col.1:16

 

ER IS MAAR EEN SCHEPPER

Maleachi 2:10 2 Kon.19:15Nehemia 9:6 Jesaja 44:24

Joh.1:3Col.1:16

 

We moeten meerdere bedenkingen maken bij de tabel van de WT voorafgaande aan de geciteerde Bijbelteksten (blz.308).

DE WACHTTOREN ZEGT 1°) Jezus Christus is een machtige god: Joh.1:1 / 20:28 / Heb.1:6,8.

We herhalen nog eens wat we vroeger opmerkten over het ontstaan en schepping van Jezus volgens de Wachttoren. In ‘DE WACHTTOREN’ van 15 jan.1992, blz.23 formuleren ze dit beknopt als volgt: “Volgens de bijbel had Jezus dus een voormenselijk bestaan als het Woord. Tijdens zijn verblijf op aarde was hij geen Godmens. Hij was volledig mens, zij het volmaakt, net als Adam dit oorspronkelijk was. Sinds zijn opstanding is Jezus een verheven onsterfelijke geest.” Op blz.22 lezen we dat de Logos oorspronkelijk: “een door Jehovah geschapen god” is.

MAAR DIT ZEGT DE BIJBEL

We willen hier niet de argumenten herhalen of nog eens samenvatten wat voorafging aan dit gedeelte. Laat ons wat aan een vraag-en-antwoord overdenking doen. De onderstaande tabel vonden we op internet bij Hoyt W. Allen, Jr. en hebben we lichtjes aangepast. Het spreekt voor zichzelf dat wie niet in de Drie-eenheid geloofd de antwoorden schuldig is op deze vijftien vragen. 1°) Hoe kan alle volheid van de Godheid lichamelijk in Christus wonen? (Col.2:9) 2°) Waarom moet Christus in alle dingen de eerste zijn? (Ex.20:3 / Col.1:18 / Phil.2:10 samen met Jes.45:23) 3°) Waarom is Hij de Schepper? (Joh.1:3 / Col.1:16 / Neh.9:6 / Jes.44:24 / 45:12) 4°) Hoe kon Hij alle dingen voor zichzelf scheppen? (Col.1:16) 5°) Waarom moet Hij alle dingen aan zichzelf onderwerpen? (Phil.3:21) 6°) Waarom trekt Hij alle mensen tot zichzelf, en trekt de Vader mensen naar de Zoon? (Joh.6:37,44 / 12:32) 7°) Waarom wordt de verworven gemeente tot zichzelf getrokken? (Eph.5:27) 8°) Hoe kan een gelovige in Hem volheid verkrijgen? (Col.2:10) 9°) Waarom staat in de Schrift het bevel om te groeien in genade en kennis van onze Heer Jezus Christus? (2 Pet.3:18) 10°) Hoe kan een gelovige alles in deze wereld als verlies beschouwen wanneer Hij voor ons is?

Page 409: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 409

(Phil.3:8)11°) Hoe kan Hij alles weten en de toekomst voorspellen en autoriteit hebben over mensen? (Mat.18:20 / Joh.14:29 / 16:30 / 1 Pet.1:11 / Opb.2:23b) 12°) Hoe kan Hij een liefde hebben die alle kennis te boven gaat? (Eph.3:19) 13°) Hoe kunnen God en Christus gezamenlijk alle eer en heerlijkheid ontvangen? (Joh.5:23 / Opb.5:12,13 samen met Jes.42:8) 14°) Hoe kan Jezus als persoon gelijk zijn aan Zijn Vader? (Joh.10:9 / 14:9,23) 15°) Hoe kan Jezus macht hebben over de Heilige Geest? (Mat.3:11)

Dat is duidelijk; Jezus is de Zoon van God in volle GODHEID EN IS NIET ZOMAAR EEN KLEINE GOD. Je zou de antwoorden geweld moeten aandoen om tot een andere conclusie te komen. De NWT is de enige vertaling van de Bijbel ons bekend die het Grieks begrip “theos” twee-maal vertaald heeft als “magistraat.” En ook tienmaal als een “god of goddin” en zeven maal met de beschrijvende woorden “zoals God.” Het Grieks begrip “theos”, zonder een lidwoord, staat in hun Bijbels 1152 maal vertaald als “God”, zonder lidwoord. Er is één uitzondering op deze regel en dat is Joh.1:1 als “een god.” Een rare zaak nietwaar.

Dezelfde uitdrukking als in Joh1:1 namelijk “theos” staat ook in de verzen 6,12,13, en 18 zonder lidwood in het Grieks van hoofdstuk 1. Gebruik eens de methode van de WT die dat in Joh.1:1 als “een god” vertaald. Dan krijg je dir resultaat.

Vers 6; “gezonden door een god” (?)

Vers 12; “kinderen van een god” (?)

Vers 13; “geboren van een god” (?)

Vers 18; “niemand heeft een god gezien” (?) Dat maakt de Bijbel “onleesbaar.”

Ergens op Internet vonden we een Engelse lijst die we voor u vertalen. Het geeft de zes verschillende wijzen aan van wat Johannes had kunnen schrijven in zijn evangelie hoofdstuk 1 vers 1. (Zie ook bladzijde 79.) Alleen het laatste is het echte. We hoeven niet meer te zeggen of te beweren dan wat de Schrift zegt.

1°)ho logos en ho theos

“het word was de god”

De logos en theos  zijn equivalent

De Zoon = De Vader

2°)ho theos en ho logos

“de god was het woord”

De logos en theos zijn equivalent(zoals in 1)

De Vader = De Zoon

3°) ho logos en theos

“het woord was god”

De logos was een god of  een goddelijk wezen

Jehovah’s Getuigen

4°) ho logos en theios

“het woord was goddelijk”

Een andere manier om te zeggen; de logos is een god

Jehovah’s Getuigen

Page 410: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 410

of  een goddelijk wezen 

5°)ho logos theos en

“het woord god was”

Alleen de logos heeft de goddelijke natuur van theos

1 Joh.4:8,16 Joh.17:17 Heb.12:29

6°)theos en ho logos

“god was het woord”

De logos heeft de natuur van alleen theos

John 1:1

En nog enkele aantekeningen bij Johannes 1:18. Die tekst geeft aan dat Jezus de “monogenēs theos” is = “Eniggeboren God.” Is Jezus God, met hoofdletter? Of een kleine god met kleine letter? Er zijn enkele varianten in de manuscripten belangrijk voor de specialisten. De drie die het meest in het oog springen hierbij zijn:

1°) monogenes theos: P66 )* B C* L pc syhmg.            2°) ho monogenes theos: P75 )1 33 pc. 3°) ho monogenes huios: A C3 Q Y f 1.13 M lat syc.h.

Achter de lezing staan de afkortingen van de belangrijkste manuscripten. Betekenis van enkele woorden;ho = demonogenes = eniggeboren theos = god huios = zoon Monogenes theos staat in Eberhard Nestle’s, ed., Novum Testamentum Graece, 27 th ed. [NA 27th] (New York, American Bible Society, 1993), blz.248. De lezing “theos” = “God” is de belangrijkste volgens de meeste Griekse Nieuwtestamentici en commentators en niet “huios” = “zoon.” Zie o.a.; B. F. Westcott en F. J. A. Hort, The New Testament in the Original Greek, Harper & Brothers, 1881, NA 27th of Bruce Metzger, A Textual Commentary on the Greek New Testament, Second Edition, United Bible Societies, 1994, blz.169,170.

De nieuwtestamenticus Robertson zegt dat: “monogenēs theos (God only begotten) (…) is undoubtedly the true text”, Robertson, Word Pictures, deel 5, blz.16. De Engelse NWT van de Watchtower en al zijn vertalingen er van, heeft deze lezing maar dan met kleine letter “g”. Gezien de lezing “ho monogenes huios” in de latere manuscripten overvloedig voorkomt is dat de lezing van de King James vertaling en de Statenvertaling geworden en zo vele andere. De belangrijkste lezing volgens de Kerkvaders is Theos (God), en niet huios (zoon) zoals men wel zou verwachten uit de vele vertalingen die dit als lezing hebben. Zie voor het eerste; Clemens van Alex., Clement van Theodotus, Origenes, Didymus, Eusebius, Gregorius van Nyssa, Epiphanius, Serapion, Cyrillius. Kerkvaders benadrukken die lezing in het Grieks al dan niet met een lidwoord.

Maar “die God” is ook de “Zoon des mensen” volgens: Mat.8:20 / Mat.9:6 / Mat.10:23 / Mat.11:19 / Mat.12:8 / Mat.12:32 / Mat.12:40 / Mat.13:37 / Mat.13:41 / Mat.16:13 / Mat.16:27 /

Page 411: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 411

Mat.16:28 / Mat.17:9 / Mat.17:12 / Mat.17:22 / Mat.19:28 / Mat.20:18 / Mat.20:28 / Mat.24:27 / Mat.24:37 / Mat.24:39 / Mat.24:44 / Mat.25:31 / Mat.26:2 / Mat.26:24 (tweemaal) / Mat.26:45 / Mat.26:64 / Marc.2:10 / Marc.2:28 / Marc.8:31 / Marc.8:38 / Marc.9:9 / Marc.9:12 / Marc.9:31 / Marc.10:33 / Marc.10:45 / Marc.13:26 / Marc.14:21 / Marc.14:41 / Marc.14:62 / Luc.5:24 / Luc.6:5 / Luc.7:34 / Luc.9:22 / Luc.9:26 / Luc.9:44 / Luc.9:58 / Luc.11:30 / Luc.12:8 / Luc.12:10 / Luc.12:40 / Luc.17:22 / Luc.17:24 / Luc.17:30 / Luc.18:8 / Luc.18:31 / Luc.19:10 / Luc.21:27 / Luc.21:36 / Luc.22:22 / Luc.22:48 / Luc.22:69 / Luc.24:7 / Joh.1:51 / Joh.6:27 / Joh.6:51 / Joh.6:53 / Joh.6:62 / Joh.8:28 / Joh.12:23 / Joh.13:31 / Hand.7:56. Hij is God en is ook mens.

Zodat we zonder schroom dit mogen publiceren; de eigenschappen van de Vader en de Zoon zijn dezelfde en dat spreekt voor zichzelf, Zij zijn hetzelfde in uitzondering dat de Zoon mens is geworden en stierf aan het kruis. Teksten uit het OT worden zomaar toegepast op Jezus in het NT.

TITEL YAHWEH JEZUS 1°) IK BEN Ex.3:14 Joh.8:58 2°) God Jes.45:23,24 Joh.1:1 3°) Eerste en Laatste Jes.48:12 Opb.1:17 4°) Redder Jes.43:11 Tit.2:13 5°) Schepper Jes.44:24 Joh.1:3 6°) Herder Ps.23:1 Joh.10:11 7°) Heer Jes.45:23 Phil.2:10,11 8°) Koning Ps.95:3 Opb.17:14 9°) Rechter Gen.18:25 2 Tim.4:1 10°) Licht Jes.42:6 Joh.1:9 11°) Rots Ps.89:26 Rom.9:33 12°) Verlosser Jes.63:9 Eph.1:7 13°) Onze gerechtigheid Jes.45:24 Rom.3:21,22 14°) Echtgenoot Jes.54:5 Opb.21:2,9 15°) Gever van leven Ps.36:9 Joh.5:21 16°) Vergever van zonden Neh.9:17 Col.2:13 17°) God onze heelmeester Ex.15:26 Hand.9:34 18°) Aanbiddig waard Mat.4:10 Opb.5:11-14 19°) Evangelie van Gal.3:8 Gal.1:7 20°) Heeft oordeel in de hand Jes.13:6 1 Cor.1:8 21°) Genade Gal.1:15 Gal.1:6 22°) Christen is dienaar van Rom.1:9 Rom.1:1

DE WACHTTOREN ZEGT 2°) Engelen zijn goden: Ps.97:7 plus Heb.1:6 / Ps.8:5 plus Heb.2:7 / Job 20:15 in LXX /

verschijningen van een/de engel des HEEREN volgens Gen.18:1,22 / 19:1,13.

Page 412: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 412

MAAR DIT ZEGT DE BIJBEL

Wanneer men zegt dat engelen = zonen Gods = een klasse goden zijn, dan schept men grote problemen. Want zowel engelen als gelovigen zijn kinderen (=zonen) Gods. (Zie hierover het volgende gedeelte.) Zijn gelovigen dan ook een klasse van goden? Wanneer u zoekt naar een “engel” die “God” genoemd wordt in het NT dan zoekt u tevergeefs want zo een tekst is er niet . Wanneer u naar het OT kijkt moet u niet vergeten dat het de eerste Griekse VERTALING van de Bijbel is (de Septuaginta uit de 3de eeuw voor Christus) die van het woord “goden” in het Hebreeuws wel eens “engelen” maakt in de vertaling. Daar kun je zuiver theoretisch weinig mee aanvangen. Een vertaling staat toch niet boven de Hebreeuwse oertekst. Temeer dat andere vertalingen na die tijd van de Septuaginta voor hetzelfde begrip dan iets anders vertalen. Vergelijk het begrip “Zonen Gods” eens in de Targums, de Latijnse Vulgaat en de Syrische Bijbels en u ziet het verschil wel! Een opmerking van G. Stafford, de Jehovah Getuige zegt nog over engelen: “De engelen zijn geen echte goden, ze zijn ook geen valse goden; het zijn veeleer ‘copies’ (=afdrukken) van de ware God, en ontvangen hun autoriteit en macht van Hem zodat ze zijn woord kunnen uitvoeren” (G. Stafford, ‘Jehovah’s Witnesses Defended, An Answer to Scholars and Critics’, blz.200). Die schrijver zegt wel eens wat anders dan het Genootschap dat hij verdedigd, maar: Dat is henothëisme! Voor wie zijn Bijbel kent; dat is een luchtballon, heeft niets om het lijf en is oppervlakkig Bijbellezen.

Natuurlijk klopt het dat wanneer de Schrift over de Engel des HEEREN spreekt er regelmatig over deze gesproken word alsof Hij YaHWeH is of Adonai (Here) maar dan gaat het om een GODS-VERSCHIJNING IN DE VORM VAN EEN ENGEL. Aan de mensen die de engel met letterlijke ogen zien wordt dan duidelijk dat het God is die verschijnt. God heeft het volste recht zich op allerhande manieren aan de mens kenbaar te maken. God is hoorbaar in de donder en zichtbaar in de bliksem bij het gebeuren op de berg Sinaï. Mozes zag God in een brandende braamstruik. God is in het heilige der heiligen, zichtbaar als een licht aanwezig! Zie; Ex.3:1-10 / 19:16 / 20:18 en Ps.104:1,2.

Hoe moeten we het dan interpreteren dat de Septuagintavertaling een Hebreeuws woord voor “goden” enkele malen als “engelen” heeft vertaald? We moeten erop letten dat we niet teveel bewijzen in het vergelijken van vertalingen. Want stel u het volgende voor de geest: 1°) Volgens Ps.96:7 LXX (Ps.97:6 in de Masoretentekst) plus Heb.1:6 zijn engelen = goden 2°) Ps.97:6 van de Masoretentekst zegt dat goden = gesneden beelden zijn 3°) Zijn volgens Heb.1:6 de engelen dan houten gesneden beelden want 1 en 2 zijn gelijk? Ook dit is verkeerd geredeneerd: 1°) Ps.8:6 plus Heb.2:7 zijn de “goddelijken” volgens de NWV en “engelen” volgens de Targums, Septuaginta, Vulgaat en Syriaca. 2°) Ps.8:6 God = YaHWeH 3°) Heb.2:7 engelen zijn YaHWeH want 1 en 2 zijn gelijk, ze zijn “god.”

Page 413: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 413

Neen? Engelen zijn ABSOLUUT GEEN GODEN. Die visie is gebaseerd op een verkeerde vertaling van het Hebreeuws begrip “elohiem” (=goden)

EXTRA NOTA over ENGELENDe vertalers van de Griekse Septuaginta (LXX) uit de 3de eeuw voor Christus hebben vijf maal het begrip “zonen van God” (als “el” of “elohim”) vertaald als “angeloi” = “engelen.” 1°) In Gen.6:2 staat letterlijk “zonen van God”, maar in de LXX “engelen Gods” 2°) In Job 38:7 staat letterlijk “zonen Gods”, maar in de LXX “mijn engelen” 3°) In Ps.97:7 (Ps.96:7 LXX) staat “elohim” vertaald als “zijn engelen” 4°) In Ps.138:1 (Ps.137:1 LXX) staat “elohim” vertaald als “engelen” en ook in de Vulgaat, maar is “rechters” in de Targums en “koningen” in de Syrische vertalingen. 5°) In de LXX van Job 20:15 is “El” (God, enkelvoud) gewijzigd in “angellos” = engel. De Codex Alexandrinus vertaalt “engel van de dood.”

En dit over Ps.89:6 in de NWV (maar 89:7 in de NBG): “Wie onder de goden is de HERE gelijk?” NBG “Wie kan aan Jehovah gelijk zijn onder de zonen van God?” NWV Voor “zonen van God” staat “zonen van ‘elim”, meervoud van “el.” Dus letterlijk “goden.” De Griekse Septuaginta vertaalt als “theou” = god, de Latijnse Vulgaat eveneens als “dei” = god maar de Targums en de Syriaca als “engelen.”

En deze opmerking over Ps.29:1: “Schrijft aan Jehovah, O GIJ zonen der sterken” NWV “Geeft de HERE, gij stervelingen” NBG De voetnoot van de NWV is de volgende: “Of: “zonen van goden”; of: “goddelijken”; of: “zonen Gods.” Hebr. bene ‘e lim’. Indien het Hebr. Woord ‘elim’ majesteitsmeerv. is van ‘el betekent het “God”. T: “gij engelenscharen, gij zonen Gods”; LXX “gij zonen Gods, … gij zonen van rammen”; SyVg: “gij zonen van rammen.” Vgl 89:6 vtn. En Da 11:36, waar de uitdrukking ‘El ‘elim’, “God der Goden” voorkomt.”

De naam Max Weber zal u wel wat zeggen wanneer u regelmatig zaken leest gepubliceerd door Jehovah’s Getuigen. Deze moderne theoloog heeft enkele kopstoten gegeven waar het de leer van de Drie-eenheid betreft en de WT schermt er kundig mee. Maar hij zei ook nog enkele andere dingen waar de WT niet achteraan loopt. Volgens M. Weber is Gen.18 en de verschijning van de drie engelen als YaHWeH het overblijfsel van het polytheïsme dat Israël vroeger had. Hij zei namelijk; “De grammaticale vormen in Abraham’s antwoord tot de goddelijke verschijning van de drie mannen maakt het waarschijnlijk, vanwege het enkelvoud van de aanspraak, dat het vooraf ging om een polytheïstische conceptie.” Zie van Max Weber, ‘Ancient Judaism’, Glencove: Free Press, 1952, blz.152. De Jehovah’s Getuigen tonen op deze wijze dat het selectief aanhalen van sommige experten zijn vruchten afwerpt. Oprecht is het niet.

Over de Engel des HEEREN hebben we uitvoerig wat gezegd in hoofdstuk 3.7. Zie aldaar. Ook nog deze tabel hierover.

Page 414: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 414

Wie hebben YaHWeH gezien = Engel van YaHWeH gezien?

Hagar YAHWEH (Engel van YAHWEH)

Genesis 16:7-13

Abraham YAHWEH (Man) Genesis 18 / 19:1 / {zie Genesis 19:23 (vgl. Johannes 5:22)}

Jacob God (Man) Genesis 32:28 / zie Hosea 12:3-5Mozes YAHWEH Exodus 33:11 Jozua YAHWEH (Vorst van het

leger van YAHWEH) Jozua 5:13-6:2

Gideon YAHWEH (De engel van YAHWEH)

Richteren 6:11-23

Manoah en zijn vrouw, ouders van Simson

“De engel van YAHWEH” (God)

Richteren 13:2-22

Jesaja YAHWEH Almachtig Jesaja 6:5 / Johannes 12:41 Job YAHWEH Job 42:5

Zie ook nog Numeri 14:10-14 en vergelijk eens met; Joh.1:18 / Joh.6:46.

Iets in de marge over moslims. Van M. Anderson raden we u een prachtig artikel aan; ‘The Trinity, An Appreciation of the Oneness of God with Reference to the Son of God and the Holy Spirit for Christians and Muslims’, Copyright © 1996. Dit is terug te vinden op het internet. Schrijver doet haarfijn uiteen dat moslims ook nu nog aan engelen een supermacht toeschrijven. Voordien hadden engelen onder Arabieren de titel en functie van een god. Zie Sura 17:140 en verder en Sura 4:172. Ze zijn de tussenschakel tussen Allah en de mensen. En ook de Qur’an krijgt wel eens allures van wezens die tussen de mens en God in staan. De moslim die iets van zijn geloof afweet zal u opmerken dat hij niet geloofd in “shirk”, in “partnerschap” van goden maar in de éne Allah. Dat is wat één van zijn vijf pilaren van geloof zegt. Maar een Islamiet die niet zo onderlegd is zal engelen goddelijke krachten toeschrijven en is dus een henotheïst, of hij het weet of niet! Dat is quasi-monotheïsme.

DE WACHTTOREN ZEGT 3°) Zonen van God zijn goden: Gen.6:2,4 / Job 1:6 / 2:1 / 38:7 / Ps.29:1,2 / 89:6.

MAAR DIT ZEGT DE BIJBEL

Op de internetsite van http://hector3000.future.easyspace.com, een Jehovah Getuige, wil de schrijver aantonen dat er door de Kerkvaders geen onderscheid werd gemaakt tussen het begrip “god” zoals gebruikt voor Jezus en het begrip zoals het gebruikt wordt voor de gelovigen. Hij gaat een reeks teksten aanhalen van Kerkvaders en besluit daaruit dat Christus een god noemen en de gelovigen in Christus goden noemen op dezelfde basis berust van Gods uitverkiezing. We geven u deze teksten zonder vertaling.

Page 415: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 415

“We have learned that those only are deified who have lived near to God in holiness and virtue.”-Justin Martyr, The First Apology Of Justin, chapter XXI (21); ANF, Vol. I, blz. 170.

“For we cast blame upon Him, because we have not been made gods from the beginning, but at first merely men, then at length gods;”-Irenaeus, Irenaeus Against Heresies, Book IV (4), chapter XXXVIII (38), § 4; ANF, Vol. I, blz.52

“[the Son] having bestowed on us the truly great, divine, and inalienable inheritance of the Father, deifying man by heavenly teaching,”-Clement of Alexandria, Exhortation To The Heathen (or, The Greeks, or, The Gentiles), chapter XI (11); ANF, Vol. II, blz.203.

“But let us, O children of the Father-nurslings of the good Instructor [Christ]-fulfil the Father’s will ... and meditating on the heavenly mode of life according to which we have been deified, let us anoint ourselves with the perennial, immortal bloom of gladness.”-Clement of Alexandria, The Instructor (Peadagogus), Book I, chapter XII (12); ANF, Vol. II, blz.234.

“The Creator did not wish to make him [mankind] a god, and failed in His aim; nor an angel-be not deceived-but a man. For if He had wished to make thee a god, He could have done so. Thou hast the example of the Logos [the Word, the Son]”-Hippolytus, The Refutation Of All Heresies, Book X (10), chapter XXIX (29); ANF, Vol. V (5), blz.151.

“And thou shalt be a companion of the Deity, and a co-heir with Christ, no longer enslaved by lusts or passions, and never again wasted by disease. For thou hast become God ... For the Deity, (by condescension,) does not diminish aught of the dignity of His divine perfection; having made thee even God unto His glory!”-ibid., chapter XXX (30); ibid., blz.153.

“If, therefore, man has become immortal, he will also be God. And if he is made God by water and by the Holy Spirit after the regeneration of the laver he is found to be also joint-heir with Christ after the resurrection of the dead.”-Hippolytus, Discourse On The Holy Theophany, § 8; ANF, Vol. V, blz.237.

“For He [the Son of God] was made man that we might be made God.”-Athanasisus, Incarnation Of The Word, (De Incarnatione Verbi Dei), The Nicene and Post-Nicene Fathers, Edinburgh, T&T Clark; Grand Rapids, William B. Eerdmans Publishing Co.; Second Series, Vol. IV (4), blz. 65,  reprinting of October,  1987. 

“For He has become Man, that He might deify us in  Himself,  and  He has been  born  of a  woman,  and  begotten  of  a Virgin in order to transfer to Himself our erring generation, and that we may become henceforth a holy race, and ‘partakers of the Divine Nature,’ as blessed Peter  wrote. (2 Peter 1:4)”-Athanasius, Letters of Athanasius, (Lx. Ad Adelphiun), 60.4; ibid., blz.576.

Vanuit deze teksten beweren dat er geen verschil is tussen het zoonschap van een gelovige en dat van Jezus - zoals men in de kringen van de Wachttoren doet, of deze der unitariërs - is misbruik maken van deze teksten. Kerkvaders leren: 1°) een eeuwig zoonschap van Jezus

Page 416: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 416

2°) een mogelijkheid van de gelovige om na de opstanding een deel te hebben aan de goddelijke natuur en dan gaat het slechts om onsterfelijk worden, van andere goddelijke eigenschappen is géén sprake. Wanneer de Zonen van God = de gelovigen echte goden zijn volgens de WT dan verkrachten ze duidelijk wat de Kerkvaders leren. En ze nemen de Schrift dan niet serieus.

De Wachttorenmensen zijn niet de enigen die een verkeerde uitleg geven aan de positie van christenen. Pinksterpredikant Kenneth Copeland beweerd ergens dat: “Jesus is no longer the only begotten Son of God = Jezus is niet langer de eniggeboren Zoon van God.” Zie Kenneth Copeland, ‘Now We Are in Christ Jesus’, Kenneth Copeland Ministries, 1980. Dat is niet waar en niet Bijbels.

Wanneer wij als gelovigen één geworden zijn met Christus wil dit nog niet zeggen dat we dan allen “Christussen” geworden zijn. We zijn geadopteerde kinderen en dat maakt een groot verschil uit met wat de Christus zelf is; waarachtig Zoon van de Vader. Wij, de gelovigen, hebben een geestelijke band met God, Christus heeft een goddelijke band met God. Christus is één met de Vader, wij, de gelovigen, zijn één als kerk, in groepsverband. Paulus gebruikt de formule “in Christus” ongeveer 160 maal in zijn brieven. We zijn, als gelovigen “met Christus”, opgenomen in Zijn dood, Zijn begraven en Zijn opstanding (Rom.6:3-8 / Eph.2:5,6). Christus is ons “leven” (Gal.2:20 / Col.3:4) geworden. Als groep zijn ze het geestelijke “lichaam” van Christus (Rom.12:4,5 / 1 Cor.12:12-27 / Eph.1:22,23 / 4:12 / Col.1:18). In de gelovigen, in Zijn kerk woont behalve de Vader ook Christus en de Heilige Geest (Rom.8:9-11 / 1 Cor.3:16 / 6:17-20 / 2 Cor.13:5 / Eph.3:16,17).

De Mormonen zijn in werkelijkheid polytheïsten. Mormonen geloven niet in de Drie-eenheid maar wel in drie goden die samen een verbond hebben. Zie bijvoorbeeld: Bruce R. McConkie, ‘Mormon Doctrine’, 2nd ed., Salt Lake City, UT: Bookcraft, 1966, blz.317.

Ook Herbert W. Armstrong die stierf in 1986, en stichter was van The Worldwide Church of God was, had een begrip over God waaruit blijkt dat hij geloofde in een goddelijke familie van goden. De Vader, de Zoon en de gelovigen waren een familie van goden. Momenteel zou de goddelijke familie slechts bestaan uit “De Vader en de Zoon” maar bij de opstanding zouden duizenden goden zich tot die familie toevoegen. Zijn redenering was dat ook begrippen als “kerk” meervoudig zijn. Dat is natuurlijk appelen en citroenen vergelijken. In een publicatie uit 2003 van de ‘Gemeente van God’ (Nederlandse site van de origineel Engelstalige, gevonden op internet), één van de vijf en twintig of meer afgescheurde groepen van The Worldwide Church of God, na de dood van Herbert W. Armstrong getiteld: ‘God en de Heilige Geest. Is God een drie-eenheid of een gezin?’, komt dit nog aan bod. We citeren:

“Een tekst waarover veel misverstand bestaat en die vaak wordt aangehaald als ‘bewijs’ van de drie-eenheid is Mattheus 28:19:

Mattheus 28:19  Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb.

Page 417: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 417

Hieruit te concluderen als zou dit vers betekenen dat alle drie (de Vader, de Zoon en de heilige Geest) personen zijn, is eenvoudig niet op een eerlijke manier met de Schrift omgaan. Onmiskenbaar zijn de eerste twee (God de Vader en Zijn Zoon Jezus Christus) twee afzonderlijke, individuele, geestelijke persoonlijkheden in de Godheid; maar dat feit maakt niet automatisch de heilige Geest eveneens tot een persoon. (…) Maar hier is opnieuw een van die ‘roemruchte’ bijbelse tegenstellingen. In plaats van de heidense doctrine van de drie-eenheid te onderwijzen, zegt Mattheus 28:19 in werkelijkheid dat God een groeiend gezin of Koninkrijk is, waar wij deel van kunnen uitmaken na berouw, doop, het ontvangen van de heilige Geest en geduldige volharding tot aan het einde van ons fysieke leven en/of de wederkomst van Christus – afhankelijk van wat het eerst komt. Een gesloten drie-eenheid of triade, of triumviraat staat net zo ver van Gods gedachten en Zijn plan voor de mensheid af als het oosten van het westen is verwijderd.”

Wat we moeten weten en geloven over ons god-zijn als gelovige staat in R. M. Bowman Jr., ‘Ye Are Gods?’, Orthodox and Heretical Views on the Deification of Man, Christian Research Journal, Winter/Spring 1987. U kunt dat vinden vanuit internet. We citeren er dit uit: “It may surprise some to learn that a monotheistic doctrine of deification was taught by many of the church fathers, and is believed by many Christians today, including the entire Eastern Orthodox church. In keeping with monotheism, the Eastern orthodox do not teach that men will literally become “gods” (which would be polytheism). Rather, as did many of the church fathers, they teach that men are “deified” in the sense that the Holy Spirit dwells within Christian believers and transforms them into the image of God in Christ, eventually endowing them in the resurrection with immortality and God’s perfect moral character. It may surprise some to learn that a monotheistic doctrine of deification was taught by many of the church fathers, and is believed by many Christians today, including the entire Eastern Orthodox church. In keeping with monotheism, the Eastern orthodox do not teach that men will literally become “gods” (which would be polytheism). Rather, as did many of the church fathers, they teach that men are “deified” in the sense that the Holy Spirit dwells within Christian believers and transforms them into the image of God in Christ, eventually endowing them in the resurrection with immortality and God’s perfect moral character.” En over 2 Petrus 1:4 de sleuteltekst van dit alles is zijn uitleg: “Since the word “divine” is used earlier in the same sentence (“His divine power”, verse 3), where it must mean “of God,” “divine nature” must mean God’s nature. The word “nature,” however, should not be understood to mean “essence.” Rather, as the context makes evident, Peter is speaking of God’s moral nature or character. Thus Christians are by partaking of the divine nature to escape the corruption that is in the world because of sinful lust, and are instead to exhibit the moral attributes of Christ (cf. verses 5-11).”

Wat kan je hier meer op zeggen dan: Thank you Robert.

DE WACHTTOREN ZEGT 4°) Satan is de God van deze wereld/eeuw: 2 Cor.4:4.

MAAR DIT ZEGT DE BIJBEL

Page 418: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 418

Aan het begin van zijn openbaar optreden als profeet wordt Jezus verzocht in de woestijn. De Satan geeft er de indruk goddelijke autoriteit te hebben over deze aarde en haar koninkrijken. In de NBV zegt de duivel de macht over dat alles te hebben: “ik kan daarover beschikken.” Dat lijkt ons als uitdrukking van de duivel minder gelukkig gekozen. Hoe lazen we dat vroeger: “want zij is mij overgegeven” Statenvertaling / Luthervertaling of “is mij geschonken” volgens de Leidschevertaling en Canisius. Theologisch is dat niet het zelfde. De duivel kan daar niet over beschikken. Wat hij doet is zondermeer bluffen en daar geraak je niet zover mee.

De kanttekening van de Statenvertaling hierbij in deze: “Hoewel de duivel tegen de waarheid zichzelven dit toeschrijft, als zijnde een leugenaar, Joh. 8:44, nochtans misbruikt hij dikwijls, door Gods toelating en rechtvaardig oordeel tegen de zonden der mensen, de eer en de rijkdommen der wereld, om de mensen te verleiden, zichzelven gedragende als een overste en god dezer wereld; Joh. 12:31; Ef. 6:12; 2 Cor. 4:4.”

En zo ook moeten we de leer van de WT bekijken over de godheid van de Satan. Hij is géén echte god dan voor wie hem als god aanneemt. Maar dat is hij niet echt. Het is een rookgordijn.

In de Bijbel worden mensen soms “satan” genoemd in de betekenis dat ze tegenstander zijn van iets of iemand (1 Sam.29:4 / 2 Sam.19:22). Maar één wezen wordt Satan genoemd en dan met hoofdletter te schrijven. Hij is benadrukt met het lidwoord “de” in dat geval. Zie Job 1:6,7,8,9,12,12 / 2:1,2,2,3,4, 6,7 en Zacharia 3:1,2. Wie is die Satan? Volgens de Bijbel is hij:

- de god van deze eeuw 2 Corinthe 4:4 - de vader van de leugen Johannes 8:44 - de overste der wereld Johannes 14:30 - en de macht der duisternis Colossensen 1:13 - de overste van de macht der lucht Epheze 2:2

Uit een tabel die we in vroegere publicaties publiceerden geven we een klein gedeelte in het onderstaande nogmaals weer over:

IV Het koninkrijk van Satan 1°) Deze wereld van ongelovigen Job 1:7 / Luc.4:5,6 / Eph.6:11,12. “De gehele wereld”, met uitzondering van de gemeente, ligt in de boze 1 Joh.5:19. 2°) Boze wereld Gal.1:4. 3°) Gebaseerd op valse verlichting 2 Cor.11:14. 4°) Gebaseerd op begeerte 1 Joh.2:16 / 1 Cor.7:5. 5°) Gebaseerd op tweeslachtigheid Luc.8:12. 6°) Gebaseerd op valse wonderen Opb.13:2 / 16:13-16. 7°) Is op een valstrik gebaseerd 2 Tim.2:26. 8°) Een vervolger van de gelovigen Opb.2:10. 9°) Afgoderij is demonisme Deut.32:17 / Ps.96:5. 10°) Een godsdienst gebaseerd op vernieuwingen die de mensheid van God afhouden 1

Page 419: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 419

Tim.4:1-3.

V De onderdanen van Satan

1°) Gevallen engelen: Dan.10:13 / Eph.6:12 / 2 Pet.2:4 / Judas 6 / Opb.12:4,7 / 20:14. In Mat.25:41 staat duidelijk dat ze de “engelen” zijn van de Satan. 2°) Demonen: Mat.8:28,29 / Marc.1:23,24 / 5:2,9 / Hand.19:15 / 1 Cor.10:20 / 1 Tim.4:1. 3°) Onbekeerde mensheid: Joh.8:44 / Hand.26:18 / Eph.2:2 / 1 Joh.3:10. Wie niet tot Christus is bekeerd doet de werken van de duivel Joh.6:70 / Hand.13:10 / 1 Joh.3:8,10,12. 4°) Geestelijk gezien Satans kinderen Joh.8:44 / 13:2 / Hand.13:6,10. 5°) Enkele wereldregeerders Dan.10:13.

We lezen in ‘Bijbelse Encyclopedie’, deel 1, W.H. Gispen, H. N. Ridderbos e.a., Kok, 1975, blz.203 over verkeerde interpretaties met betrekking tot de ware aard van het Koninkrijk van God en zijn Messias: “Israël heeft het bijzondere karakter van het koninkrijk van de Messias slecht begrepen. Zoals het in de dagen van Samuël een koning begeerde, die zou regeren naar de wijze van de koningen der heidenen, verwachtte het ook in de Christus een koning van aardse allure, die als de geweldenaars der aarde zou komen met wapengekletter en strijdrumoer, die het joodse volk zou bevrijden van het juk der Romeinen om het vervolgens aan de spits der natiën te stellen en de suprematie te geven over alle volken. Zulk een koninkrijk was het ook, dat door de satan aan Christus als lokaas werd voorgehouden in de derde verzoeking, Mat.4:5. Tegenover al die valse voorstellingen en verwachtingen heeft Christus steeds met klem verzekerd, dat Zijn koninkrijk, het Koninkrijk Gods, het Koninkrijk der hemelen, in wezen en verschijning radicaal anders is dan de koninkrijken van deze wereld. Het komt niet met uitwendig gelaat, maar heerst in het hart van hen die ertoe behoren, Luc.17:20v. Hij zegt tot Pilatus: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld, Joh.18:36. Zijn Koninkrijk, aldus de apostel Paulus, bestaat in rechtvaardigheid, vrede en blijdschap door de H. Geest, Rom.14:17.”

Satan wordt in 2 Cor.4:4 “de god van deze eeuw” genoemd, letterlijk vertaald. We hebben uitvoerig over deze “eeuwen” geschreven in onze studie ‘Bijbelse aantekeningen over LEVEN, DOOD en OPSTANDING’ uit 1999. Daaruit deze woorden: “Bekijken we enkele details over de term eeuw(en) in het NT:Christus is de schepper van alle eeuwen, de voorbije, de tegenwoordige en de toekomstige: Heb.1:2 / 11:3. Eeuwen hebben een begin: 1 Cor.2:7.Eeuwen hebben een einde: Mat.24:3.Er zijn eeuwen die reeds voorbij zijn gegaan: Eph.3:9.Er zijn nog toekomstige eeuwen: Eph.2:7. De huidige eeuw is slecht: Gal.1:4.In elke eeuw geeft God nieuwe openbaringen waarvan de uitwerking niet altijd voor een andere eeuw geldig dient te zijn: Eph.3:5. In elke eeuw heeft God een doel met de schepping: Eph. 3:11 / Col.1:26.De gelovige mens werd gered vóór de eeuwen: 2 Tim.1:9 / Tit.1:2.God is eeuwig: Rom.16:26.

Page 420: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 420

Christus of God is de koning der eeuwen (letterlijke vertaling): 1 Tim.1:17. Daarom kan Christus ook tot in eeuwigheid voor zijn schapen zorg dragen: Joh.10:28.Christus redt met een eeuwige redding: Heb.5:9.Christus is gisteren, heden en morgen dezelfde God en Heer over de “werelden”, letterlijk “tot in de eeuwen”: Heb.13:8.”

We moeten er dus voor oppassen dat we niet gaan zeggen dat de Satan de god van deze wereld is in de zin, van deze letterlijke aardbol. Bovendien, in de echte zin van het woord is YaHWeH steeds diegene die de touwtjes in handen heeft. We lezen in een Psalm van David: “Des HEREN is de aarde en haar volheid de wereld en die daarop wonen” (Ps.24:1). In Psalm 89:12 staat: “Uwer is de hemel, uwer is de aarde, de wereld en haar volheid, Gij hebt ze gegrond.” In Daniël 4:35 geeft koning Nebukadnessar toe: “Ja, alle bewoners der aarde worden als niets geacht; Hij doet naar zijn wil met het heir des hemels en de bewoners der aarde: niemand is er, die zijn hand kan weerhouden of tot Hem kan zeggen, wat doet Gij?” Zo zijn er nog wel tien teksten die deze gedachte ondersteunen. De commentator John Gill maakt in zijn uitleg van dit vers een verwijzing naar een leer van de Joden die Paulus hier zou aanhalen als illustratie. Joden leerden toen dat één van de duivels “lamo” werd genoemd of “Samael.” “Lamo” is de samentrekking van twee woorden “la” = “god” en “amo” = “verblinden.” Hij wijst naar o.a.; Targum Jon. Ben Uzziel in Gen. 3.6, Zohar in Gen. fol. 37. 2, Vajikra Rabba, fol.162. 3. Mensen luisteren naar de zwanezang van de volgelingen van de Satan en slapen er maar wat bij, verlicht door een vals licht (Mat.13:14,15 / Marc.4:12 / Rom.11:8-10).

In 2 Cor.4:4 staat het begrip “God dezer eeuw” voor de Satan. Velen menen dat dit gelijkaardig is aan “Overste dezer wereld.” We geloven dat dit een verkeerde kijk op de zaak is. Sinds de Kerkvader Augustinus tot op heden is dit zo verklaart maar we denken ten onrechte. We mogen de Satan geen titel geven die hem niet toekomt. Hij heeft daarop geen enkel recht en is dat ook niet waardig. De overste van deze wereld is niet de Satan, maar Christus. De teksten die dat aantonen zijn allen uit het evangelie van Johannes. In Joh.12:31,32 staat: “Nu is het oordeel dezer wereld, nu zal de Overste dezer wereld buitengeworpen worden. En Ik, zo wanneer Ik van de aarde zal verhoogd zijn, zal ze allen tot Mij trekken.” In Joh.14:30 lezen we: “Ik zal niet veel meer met u spreken, want de Overste dezer wereld komt en heeft aan Mij niets.” In Joh.16:8-11 staat: “En Die, de Trooster, zal wanneer Hij komt de wereld overtuigen van zonde en van gerechtigheid en van oordeel. Van zonde, omdat zij in Mij niet geloven; van gerechtigheid, omdat Ik tot Mijn Vader heen ga en gij zult Mij niet meer zien; en van oordeel, omdat de Overste dezer wereld geoordeeld is.” Satan is de God van deze eeuw en oefent overal zijn eigen specifieke invloed op uit. Hij doet dat rechtstreeks of langs duistere omwegen, de zinnen bespelend van de ongelovigen. Slechts hij die onderscheiding heeft van goed en kwaad zal beseffen wat het zeggen wil. God is de ware Souverein maar ook de vijand van de mensen is werkzaam in de wereld. Denk aan de gelijkenis van de tarwe en de namaaktarwe. De wereld is boos en mensen leven onder de invloed van Gods vijand en zijn oppervlakkigheden. Hij heeft de mens door allerlei leugen en valse voorstellingen van God weggehouden. Maar dat lukt niet helemaal; want God blijft Meester, blijft Souverein en Hij heeft vele kinderen op deze wereld (= aardbol) en in deze eeuw (= maatschappij).

Page 421: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 421

Het Grieks word “paradidomi” = “overgegeven” zoals gebruikt in Lucas 4:6 geeft ongeveer aan wat er geschiedt is. We weten uit Gen.1:26-28 / Ps.8:5-8 / Heb.2:5-9 dat God aan Adam (en Eva) de opdracht geeft om te zorgen voor de aarde = de wereld = de eeuw. Maar dat vervalt met zijn overtreding van het eten van de boom van de kennis van goed en kwaad. Vanaf die tijd maakt de Satan onrechtmatig gebruik van dat recht op de aarde; hij heeft het naar zich toe gehaald op een onwederrechterlijke manier. Wanneer we het in een wettelijke term zouden gieten dan zou men kunnen zeggen; Satans regeren over de aarde is alleen de facto maar het is géén de jure. De aarde is en blijft de voetbank voor Gods voeten volgens Jes.45:12 / 48:13 / 66:1,2.

De vraag van de macht van Christus over Satan zou zich kunnen stellen. Sinds wanneer heeft Christus autoriteit en over wat? Over Hem is gezegd dat hij onderwijst met gezag (Mat.7:29 / Marc.1:22). Maar Zijn grote autoriteit is bij het vergeven van zonden (Mat.9:6). Dat wat betreft de Christus als mens. Bij Zijn opstanding uit de doden zegt Mat.28:18 dat Hij alle macht heeft ontvangen. En alhoewel Satan ook autoriteit heeft (Luc.4:6 / Opb.11:6 / 13:2,4) toch is deze van Christus hoger (Eph.1:21 / Col.2:10). Zoals men merkt heeft Christus alle autoriteit, t.t.z. recht van handelen over verscheidene dingen en dat in allerlei omstandigheden. Eén “exousia” is Zijn recht om Satan uit de hemel te werpen. Daar is de macht van Gods tegenstander momenteel nihil.

Natuurlijk zal een Satanist zeggen dat Satan de hoogste is onder alle goden en demonen en dat hij het licht is voor de mensen. Wie zijn Bijbel kent zal dat nooit kunnen beamen. Zo ook mag men nooit toegeven dat de Satan “god” is dan in de betekenis dat hij zich opwerpt als een god. Ook zouden wij kunnen zeggen, zoals Paulus hier doet; de Satan is god, maar dan “ironisch” gesproken. De Satan die ook nog de naam heeft van Beëlzebub, is de regeerder van de demonen (Mat.10:25 / 12:24,27 / Marc.3:22 / Luc.11:15). Vanuit ironisch standpunt moet ook de formulering van Jezus gezien worden van “heerser van deze wereld” (Joh.12:31 / 14:30 / 16:11). Even belangrijk in dit verband is bijvoorbeeld de uitspraak van Jezus dat Zijn discipelen: “het licht van de wereld zijn” (Mat.5:14). En hoe vlug kun je geen verkeerde conclusies trekken wanneer je weet dat de Satan “morgenster” genoemd wordt, maar dat de echte “morgenster” toch Jezus is (Jes.14:11 / 2 Pet.1:19 / Opb.22:16).

DE WACHTTOREN ZEGT 5°) Demonen zijn goden: 1 Cor.10:20 / Gal.4:8.

MAAR DIT ZEGT DE BIJBEL

ANDERE GODEN DAN DE ENE GOD ZIJN GEEN GODEN HET ZIJN DEMONEN

Jeremia 16:20 zegt in respectievelijk de Statenvertaling, Luthervertaling (Nederlandstalige versie) (wij onderstrepen): “Zal een mens zich goden maken? Zij zijn toch geen goden.” “Hoe zou een mens zich goden kunnen maken? Het zijn toch geen goden.”

Page 422: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 422

Psalm 106:36,37 zegt in respectievelijk de Statenvertaling, Luthervertaling (Nederlandstalige versie) en Leidschevertaling (wij onderstrepen): “36 En zij dienden hun afgoden, en zij werden hun tot een strik. 37 Daarenboven hebben zij hun zonen en hun dochteren den duivelen geofferd.” “36 en dienden hunne afgoden, die hun ten valstrik werden, 37 en zij offerden hunne zonen en hunne dochters aan de wrede godheden op,” “36 zij dienden hun afgoden, en die werden hun ten valstrik; 37 en vergoten onschuldig bloed, zij offerden hun zonen en hun dochteren aan de demonen”

1 Cor.10:19,20 zegt in respectievelijk de Statenvertaling, Luthervertaling (Nederlandstalige versie) en Leidschevertaling (wij onderstrepen): “19 Wat zeg ik dan? Dat een afgod iets is, of dat het afgodenoffer iets is? 20 Ja, [ik zeg], dat hetgeen de heidenen offeren, zij den duivelen offeren, en niet Gode; en ik wil niet, dat gij met de duivelen gemeenschap hebt.” “19 Wat zal ik dan nu zeggen? Zal ik zeggen, dat de afgod iets is, of dat het afgodenoffer iets is? 20 Maar ik zeg, dat hetgeen de heidenen offeren, zij dat den duivelen offeren, en niet Gode: nu wil ik niet, dat gij met de duivelen gemeenschap hebt.” “19 Zeg ik daarmee dat vlees van een afgod iets is, of dat een afgod iets is? 20 Neen; maar dat hetgeen zij offeren zij het aan duivelen offeren en niet aan God, en ik wil niet dat gij enige gemeenschap met duivelen zoudt hebben.”

Jeremia 5:7 zegt in respectievelijk de Statenvertaling, Luthervertaling (Nederlandstalige versie) en Leidschevertaling (wij onderstrepen): “Hoe zou Ik over zulks u vergeven? Uw kinderen verlaten Mij, en zweren bij hen, die geen God zijn; als Ik hen verzadigd heb, zo bedrijven zij overspel, en verzamelen bij hopen in het hoerenhuis.”“Hoe zou Ik u dan genadig kunnen zijn, dewijl uwe kinderen Mij verlaten, en zweren bij wie geen God is? En nu Ik hen verzadigd heb, bedrijven zij overspel, en lopen in de verblijven der ontucht;”“Op grond waarvan zou ik u vergiffenis schenken? Uw zonen hebben mij verlaten en bij niet-goden gezworen; toen ik hen verzadigd had, bedreven zij overspel, in de bordelen liggen zij thuis.”

Deuteronomium 32:16-18 zegt in respectievelijk de Statenvertaling, Luthervertaling (Nederlandstalige versie) en Leidschevertaling (wij onderstrepen): “16 Zij hebben Hem tot ijver verwekt door vreemde [goden]; door gruwelen hebben zij Hem tot toorn verwekt. 17 Zij hebben aan de duivelen geofferd, niet aan God; aan de goden, die zij niet kenden; nieuwe, die van nabij gekomen waren, voor dewelke uw vaders niet geschrikt hebben. 18 Den Rotssteen, Die u gegenereerd heeft, hebt gij vergeten; en gij hebt in vergetenis gesteld den God, Die u gebaard heeft.” “16 en heeft Hem tot naijver verwekt door vreemde goden; door gruwelen heeft hij Hem vertoornd. 17 Zij hebben aan veldduivelen geofferd, en niet aan hunnen God; aan goden, die zij niet kenden, nieuwe, die te voren niet geweest zijn, die ook uwe vaderen niet geëerd

Page 423: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 423

hebben. 18 Uwe steenrots, die u gebaard heeft, hebt gij versmaad, en hebt God vergeten, die u gemaakt heeft.” “16 Zij maakten zijn ijverzucht gaande door vreemden, door afschuwelijkheden tergden zij hem: 17 zij offerden aan de demonen, niet-goden, goden die zij vroeger niet kenden, nieuwelingen, die onlangs waren ingekomen, waarvoor uw vaderen niet gehuiverd hadden; 18 den Rotssteen die u verwekt heeft verwaarloosdet gij, en gij vergat den god die u baarde.” En de Wachttoren die in dit verband verwijst naar Galaten 4:8 leest er wat in, dat er niet staat. In de Statenvertaling lezen wij: “Maar toen, als gij God niet kendet, diendet gij degenen, die van nature geen goden zijn.” Galaten 4:8 is volgens Luther vertaald als volgt: “Maar in dien tijd, toen gij God niet kendet, diendet gij degenen, die van nature geen goden zijn.” En Galaten 4:8 in de Leidschevertaling zegt: “Weliswaar hebt gij vroeger, toen gij God niet kendet, goden gediend die inderdaad geen goden zijn.” Zo dat is toch duidelijk; het zijn GEEN GODEN.

De schrijvers van zowel het Oud Testament als het Nieuwe Testament noemen namen van een aantal van deze afgoden. Zo bijvoorbeeld:- Dagon van de Filistijnen, Rich.16:23 - Rimmon uit Aram, 2 Kon.5:18- Nisroch uit Assur, 2 Kon.19:37- Bel, Nebo en Marduk uit Babylon, Jes.46:1 - Diana van Epheze, Hand.19:23-40.

Jeremia 2:11 zegt in de Statenvertaling: “Heeft ook een volk de goden veranderd, hoewel dezelve geen goden zijn? Nochtans heeft Mijn volk zijn Eer veranderd in [hetgeen] geen nut doet.” Dit is alles zeer terecht want de Joden, en hun koningen, vanaf Salomo en bijna alle koningen daaropvolgend in Juda en Israël, waren aanbidders van valse goden. We noemen een aaantal teksten en de “specialiteit” van deze goden. - Astarte uit Sidon, 2 Kon.23:13, rituele sex - Baäl-Peor uit Moab, Num 25:3, rituele sex - Kemos uit Moab, 1 Kon.11:7,33, kinderoffers - Moloch uit Ammon, 1 Kon.11:6,7, kinderoffers - Samaritanen hadden een reeks aan afgoden, 2 Kon.17:30,31: Adrammelek en Anammelek Avva, Nergal Kuta, Nibchaz, Sefarvaim Tartak, kinderen geofferd in het vuur.

Het maken van afgoden of idolen is verboden, (Ex.20:4 / 34:17); bidden tot idolen blijft onbeantwoord (1 Kon.18:25-29 / Jes.16:12) en dingen geofferd aan afgoden worden niet opgegeten (Ex.34:15). Met ander woorden: afgoderij brengt geen vertroosting voor wie er zijn hoop op stelt. Afgoden zijn geen echte levende goden maar dode zaken die tot goden gemaakt zijn. De God van de Bijbel echter is een beschermende en een reddende God. Daar zijn tientallen voorbeelden van in zowel het OT als NT; Noah en zijn familie bij de vloed (Gen.8,13-21 / 8:1,15,16), Abraham en Sara in Egypte (Gen.12:7), Lot in Sodom (Gen.19), Israël uit Egypte (Ex.1:9-12 / 2:23-25 / 3:7-9), Jezus en zijn ouders (Mat.2:13,19-22), Petrus (Hand.12:3-17), Paulus en Silas (Hand.16:26-39), Paulus (Hand.28:5,6).

Page 424: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 424

DE WACHTTOREN ZEGT 6°) Mensen worden goden genoemd: Ex.4:16 / 7:1 / 22:8-9 / Ps.82:6 plus Joh.10:33 /

Ezech.32:21 / 28:2,9 / Hand.12:22.

MAAR DIT ZEGT DE BIJBEL

MOZES IS GEEN ECHTE GOD

HIJ HANDELT ALS EEN GOD IN DE PLAATS VAN YaHWeH Exodus 7:1 zegt in respectievelijk de Statenvertaling, Luthervertaling (Nederlandstalige versie) en Leidschevertaling (wij onderstrepen): “Toen zeide de HEERE tot Mozes: Zie, Ik heb u [tot] een god gezet over Farao; en Aäron, uw broeder, zal uw profeet zijn.”“Toen sprak de Heer tot Mozes: Zie, Ik heb u tot een God gesteld over Farao, en Aäron, uw broeder, zal uw profeet zijn.”“Hierop zeide de Heer tot Mozes: Zie, ik stel u aan tot een god voor Farao, en uw broeder Aäron zal uw profeet.”

AARON IS GEEN ECHTE GOD

HIJ HANDELT ALS EEN GOD IN DE PLAATS VAN MOZES Exodus 4:16 zegt in respectievelijk de Statenvertaling, Luthervertaling (Nederlandstalige versie) en Leidschevertaling (wij onderstrepen): “En hij zal voor u tot het volk spreken; en het zal geschieden, dat hij u tot een mond zal zijn, en gij zult hem tot een god zijn.” “En hij zal voor u tot het volk spreken; hij zal uw mond zijn, en gij zult hem tot een God zijn.” “Dan zal hij voor u tot het volk spreken; zodat hij u ten mond verstrekken zal en gij hem ten god zult zijn.”

DE RECHTERS IN ISRAEL ZIJN GEEN ECHTE GODEN Exodus 21:5,6 zegt in respectievelijk de Statenvertaling, Luthervertaling (Nederlandstalige versie) en Leidschevertaling (wij onderstrepen): “5 Maar indien de knecht ronduit zeggen zal: Ik heb mijn heer, mijn vrouw en mijn kinderen lief, ik wil niet vrij uitgaan; 6 Zo zal hem zijn heer tot de goden brengen, daarna zal hij hem aan de deur, of aan den post brengen; en zijn heer zal hem met een priem zijn oor doorboren, en hij zal hem eeuwiglijk dienen.”

Page 425: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 425

“5 Maar zegt de knecht: Ik heb mijnen heer, mijne vrouw en mijne kinderen lief, ik wil niet vrij worden, 6 zo brenge hem zijn heer voor de goden [rechters], en stelle hem aan de deur of aan den post, en bore hem met een priem door zijn oor, en hij zij zijn knecht eeuwiglijk.” “5 Maar indien de slaaf verklaart: Ik heb mijn heer mijn vrouw en kinderen lief; ik wil niet als vrij man heengaan 6 -- dan zal zijn heer hem doen naderen tot de godheid, en hem doen naderen tot de deur of den post, en zal zijn heer het oor van den slaaf met een priem doorboren. Zo zal hij hem voor altijd dienstbaar worden.”

We zijn al uitvoerig ingegaan op de tekst Ps.82:6, dat is één van de teksten door de Wachttoren bij dit gedeelte aangehaald. Een groep van kritische Jehovah Getuigen heeft op de internetsite van http://e-watchman.be een artikel van 10 augustus 2003. De titel; ‘De Wachttoren Zinkt Tot een Ongekend Nieuw Dieptepunt’, geeft de toon aan. Het bespreekt de 82ste Psalm en betrekt het op wat er gebeurde in de kringen van de WT. Er staat: “Het is ironisch dat juist datgene wat de Korinthiërs volgens Paulus’ onderricht moesten vermijden nu plaatsvindt onder Jehovah’s Getuigen; namelijk, dat grieven die onbevredigend zijn behandeld in de gemeenten, wat in grote mate het gevolg is van het misleidende beleid van de Wachttoren inzake kindermisbruik, nu voor wereldlijke rechtbanken worden gebracht.

Jehovah lijkt in de 82ste Psalm rechtstreeks tot de hedendaagse Wachttoren te spreken, wanneer hij het volgende vraagt aan de rechters van zijn volk: “Hoe lang zult gij onrechtvaardig blijven rechtspreken en de goddelozen partijdigheid blijven betonen?”

Het valt niet te ontkennen dat het zogenoemde beleid van de Wachttoren inzake kindermisbruik de slechte misbruikers in het voordeel stelt en de slachtoffers wegzendt met lege gemeenplaatsen als “op Jehovah te wachten” om de zaken recht te zetten. Jehovah zal natuurlijk inderdaad de zaken rechtzetten - beginnend bij de onrechtvaardige rechters van zijn volk!”

Julian Morgenstern, een Joods theoloog, ging er van uit dat de “elohim” uit Psalm 82 als achtergrond het polytheïsme heeft, het meergodendom. Zie zijn ‘The Mythological Background of Ps. 82’, Hebrew Union College Annual 14 (1939). En die visie leeft gewoon bij het merendeel van de moderne theologen. En ook de Getuigen zitten in die kringen want hun visie is slechts een kleine variante op het begrip van moderne theologen hieromtrent. Wil u toch nog eens nazien wat Ps.82:6 inhoudt ga naar hoofdstuk 6.3.

DE WACHTTOREN ZEGT 7°) Houten, bronzen en andere gemaakte beelden zijn goden: Ex.32:1,4,8,23,31 /

Richteren 8:33 / 11:24 / 16:23 / 2 Kon.1:2,3 / 19:37.

MAAR DIT ZEGT DE BIJBEL

GODEN DER VOLKEREN ZIJN GEEN ECHTE GODEN

Page 426: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 426

Jeremia 2:11 zegt in respectievelijk de Statenvertaling, Luthervertaling (Nederlandstalige versie) en Leidschevertaling (wij onderstrepen): “Heeft ook een volk de goden veranderd, hoewel dezelve geen goden zijn? Nochtans heeft Mijn volk zijn Eer veranderd in [hetgeen] geen nut doet.” “of de heidenen ook van goden veranderen, hoewel het immers geen goden zijn? Maar mijn volk heeft zijne heerlijkheid veranderd in een onnutten afgod.” “heeft ooit een natie van goden verwisseld? –en dat zijn niet eens goden—maar mijn volk heeft zijn Eer verwisseld met wat geen heul brengt.”

In Exodus 20:3 (SV77) staat: “Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.” Wie is God? Wie zijn die andere goden? Prof. H. Ringgren schrijft met reden dat de meervoudsvorm voor God (Elohim) in het OT nog niet bevredigend verklaard is. Zie TDOT [1], deel 1, blz.272. Maar meerdere van zijn collega’s beweren dat het iets te maken heeft met begrippen zoals “macht of sterkte.” In het OT heeft “Elim” en dat is een aanverwant woord, de grondbetekenis van “macht” zoals in o.a. Gen.31:29 / Deut.28:32 / Spr.3:27. Zie TDNT, [2] deel 3, blz.84,85. Dan moet je ook dit nog weten, dat het begrip “El” – het enkelvoud van God - in het OT ook nog gewoon de betekenis heeft van “macht.” Dat kan dan zelfs de macht van een gewoon mens zijn. Zie bijvoorbeeld: Deut.28: 32 / Neh.5:5 / Ps.36:6 / Spr.3:27. In de Engelse King Jamesvertaling vinden we “elohim” als volgt vertaald: God = 2346, god = 244, rechter = 5, GOD = 1, godin = 2, grote = 2, machtige = 2, engelen = 1, groot = 1, God-gericht = 1, goddelijk = 1; totaal = 2606.

Op http://hector3000.future.easyspace.com dat propaganda maakt voor de Wachttoren en zijn leer, lezen we over de betekenis van het woord Heer dat in het NT regelmatig de vertaling is van het Hebreeuwse Jehovah (lees YaHWeH); “As for the word Lord in the Greek, it is used (a) of an owner, as in Luke 19:33, cp. Matt. 20:8; Acts 16:16; Gal. 4:1; or of one who has the disposal of anything, as the Sabbath, Matt. 12:8; (b) of a master, i.e., one to whom service is due on any ground, Matt. 6:24; 24:50; Eph. 6:5; (c) of an Emperor or King, Acts 25:26; Rev. 17:14; (d) of idols, ironically, 1 Cor. 8:5, cp. Isa. 26:13 ; (e) as a title of respect addressed to a father, Matt. 21:30, a husband, 1 Pet. 3:6, a master, Matt. 13:27; Luke 13:8, a ruler, Matt. 27:63, an angel, Acts 10:4; Rev. 7:14; (f) and as a title of courtesy addressed to a stranger, John 12:21; 20:15; Acts 16:30” (wij onderstrepen).

We hebben deze aanhaling weergegeven omwille van wat we zwart hebben gemaakt: “(d) of idols, ironically, 1 Cor. 8:5, cp. Isa. 26:13 .” Wanneer valse goden en afgoden ironisch zo genoemd worden, moeten we er ook niet veel meer achter zoeken. Ze zijn het in werkelijkheid niet. Alleen een oppervlakkige lezing van een tekst uit de Bijbel zou er énige waarheid aan kunnen meegeven. Voor de rest is alle drukte van de Wachttoren rond dat onderwerp een hoop verkeerde interpretaties.

Valse goden worden in de Schrift daarom ook “lo-elohim” genoemd, LETTERLIJK NIET-GODEN (Jer.2:11 / 5:7) of gewoon “nietigheid” (Jer.2:5 / 14:22 / 16:19). Deze profeet geeft ze ook nog de rare bijnaam van “drekgoden” (Jer.50:3). Demonen (=duivels) plaatsen in een lijst van goden geeft daarom blijk van grote Bijbelse onkunde.

Page 427: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 427

ZODAT WE DIT MOGEN BESLUITEN

De Satan mag symbolisch (in bedekte spot) de god van de goddeloze wereld genoemd worden. De rechters in Israël zijn symbolisch goden, maar beter ware vertaald “machtigen” (die in de naam van God spreken).

Wij hebben deze opdracht: “niet te gaan boven hetgeen geschreven is” (1 Cor.4:6).

1st besluitYaWHeH IS DE ENIGE WARE GOD

Hij is, De VaderHij is, De Zoon

Hij is, De Heilige Geest

Heeft u het moeilijk om dat te vatten. Bekijk onderstaande tabel die wellicht wat kan betekenen om iets erover te begrijpen. De drie hoofdelementen van onze natuurkundeleer zijn gebaseerd op drie zaken afzonderlijk bestaande uit drie onderdelen.

TIJD VERLEDEN HEDEN TOEKOMSTRUIMTE HOOGTE BREEDTE DIEPTE

MATERIE VAST VLOEIBAAR GAS

2de besluit VALSE GODEN ZIJN GÉÉN GODEN

DEMONEN (DUIVELS) zijn géén godenAFGODEN ZIJN GÉÉN GODEN

3de besluit SYMOLISCHE GODEN ZIJN GÉÉN GODEN

De Satan mag symbolisch (in bedekte spot) de god van de goddeloze wereld genoemd worden. De rechters in Israël zijn symbolisch (in bedekte spot) goden, maar beter ware vertaald “machtigen” (die in de naam van God spreken). Wij hebben deze opdracht: “niet te gaan boven hetgeen geschreven is” (1 Cor.4:6).

Het lezen waard over goden en henotheïsme is o.a. dit: Boullaye Pinard de la H., ‘Hénothéisme’, in Catholicisme, t. V, Paris, Letouzey et Ané, 1962, blz. 603-605. Haekel J., ‘Henotheismus’, in Lexikon für Theologie und Kirche, vol. 5, Freiburg, 1960.

Page 428: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 428

Papathomas Grigorios D., archim. grigorios d. papathomas-the question of henotheismArchim. Tracht dit te vinden op Internet? DE MOEITE MEER DAN WAARD. Papathomas Gr. D., ‘La question de l’ Hénothéisme, (Contribution à l’étude du problème de l’origine des religions)’, verschenen in Théologia (Athènes), t. 62, n° 3 et 4 (1991), blz.502-527 en 820-837, t. 63, n° 1 (1992), blz.132-155]. Philippidis L. J., ‘Monothéisme primordial’, in Théologia, t. 23, n° 1 (1952), blz.132-142. Ries J., ‘Hénothéisme’, in Dictionnaire des Religions, Paris, Puf, 1984.

Rol van het heidendom en de filosofen

In de zijlijn van al het vorige ook nog dit. Er worden door de WT regelmatig verklaringen gepubliceerd als dat de leer van de Drie-eenheid zou overgenomen zijn van heidense godsdiensten. Die zouden de leer vóór het christendom hebben ontwikkeld. Maar dat is niet de mening van enkele eminente geleerden en encyclopedia. Velen nemen de visie aan dat wat de WT zegt, niet een weergave van de werkelijkheid is. We wijzen ter ondersteuning van onze gedachte naar de volgende publicaties. Encyclopedia Britannica, 1979, Christianity, Vol.4, blz.485. Harnack Adolf, Outlines of the History of Dogma, blz.193-195. Kittel Gerhard, Theological Dictionary of the New Testament, Vol.3, blz.108. Lohse Bernard, A Short History of Christian Doctrine, Fortress Press, 1966, blz.37-39. New International Dictionary of New Testament Theology, edit. Colin Brown, 1982, God, vol 2, Artikel ‘Three’ van C. J. Hemer, blz.687. New Schaff ../../AppData/Roaming/Microsoft/Application Data/Microsoft/Word/Documents and SettingsGuidoMijn documententrinity-Schaff.htm-Herzog Encyclopedia, Trinity, Doctrine of the, blz.18 (vanuit Internet te vinden). Schaff Philip, History of the Christian Church, Scribner’s, 1924, vol.2, blz.566. The Catholic Encyclopedia, 1912, Vol.15, blz.47-49 (vanuit Internet te vinden). Ook de Kerkvaders moesten in hun dagen reeds hetzelfde als kritiek horen (dat de Drie-eenheid zou zijn overgenomen van het heidendom) maar hebben dat ook duidelijk afgewezen. De Drie-eenheid is een Openbaring van de God van Abraham, Izaak en Jacob. We geven u hierbij enkele verwijzingen van dien aard. U kunt het zelf nagaan in een theologische bibliotheek of voor de Engelse versie op Internet.

1°) Clemens van Rome, (c. 95 na Chr.), Aan de Corinthiers, hoofdstuk XXIII. 2°) Brief van Barnabas, (tussen 70 en 130 na Chr.), hoofdstuk IV. 3°) Justinus de martelaar, (2nd eeuw 95 na Chr.), Dialoog van Justinus met Trypho, hoofdstukken 80,81,110. 4°) Herder van Hermas, (vroeg 2de eeuw ), Vierde Visioen, hoofdstukken 1,2,3. 5°) Leer van de 12 apostelen, (vroeg 2de eeuw ), Boek I, Sectie 16. 6°) Irenaeus, (2de eeuw), hoofdstuk XXVI. 7°) Tertullianus, (laat 2de eeuw), Over de opstanding van het vlees, hoofdstukken 24,25,41. 8°) Cyprianus, (2de eeuw), Verhandeling VII, Over de sterfelijkheid. 9°) Hyppolytus (laat 2de eeuw-3de eeuw), Verhandeling over Christus en de antichrist 60,61. 10°) De Constituties van de Heilige Apostelen, (4de eeuw), Boek VII, 32,33.

Page 429: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 429

11°) Victorinus, Commentaar op de Apocalypse, (4de eeuw), zevende hoofdstuk.

Een rabbijn zei het volgende over Deut.6:4 (uit: J. H. Hertz, ‘The Pentateuch and Haftorahs’, Vol. 1, 1941, blz.215): “Deze sublieme verklaring van absoluut monotheïsme was een oorlogsverklaring aan elk soort polytheïsme (…) Tezelfdertijd is het Shema een uitsluiting van de Drie-eenheid van de christenen als een verkrachting (in het Engels = violation) van de Eenheid van God.” En een christentheoloog zegt dit: “Laat ons wat zeggen over de persoon van Christus (…) In andere gedeelten van het Nieuw Testament is het predikaat “God” zonder twijfel op Christus toegepast. Dit zijn verklaringen die voor het Joods monotheïsme uitermate offensief zijn” (Zie van Bernard Lohse, ‘A Short History of Christian Doctrine’, 1966, blz.37-39, oorspronkelijke titel: Epochen der Dogmengeschichte).

Justinus de martelaar beweerde dit volgende: “De Platonische dogma’s zijn niet vreemd aan het christendom. Wanneer wij, christenen zeggen dat alle dingen door God geschapen zijn en geordend, dan lijkt het alsof we een leer van Plato verkondigen; tussen onze opvatting en deze van Plato is er maar één verschil, dat is het lidwoord “de” bij God toegevoegd” (New Schhaff-Herzog Encyclopedia, artikel Platonism And Christianity, blz.88).

Augustinus zei: “wanneer we in de boeken van de Platonisten vinden dat in het begin,”het Woord was” er nergens staat in hun leer dat het Woord vlees is geworden en onder mensen gewoond heeft” (James Hastings, ‘Encyclopedia of Religion and Ethics’, artikel Trinity, blz.458).

“Alleen dit is waar, dat de Hellenistische filosofie van buitenaf werkzaam was, als een stimulerende factor op de vorm van het ganse patristische denken, de leerstellingen van de Logos en de Drie-eenheid en de rest; en de dieperliggende gedachten van de heidense wereld toonden een voorgevoel van de drievoudige onderscheiding van de goddelijke essentie; maar dan slechts een ververwijderd en vaag voorgevoel dat soms de christelijke waarheid ondersteunde. Veel duidelijker en vruchtbaarder suggesties vonden we reeds in het Oude Testament” (Philip Schaff, History of the Christian Church, Scribner’s, 1924, vol. 2, blz.566).

“(b) Alhoewel de gedachte van een goddelijke Triade of Triniteit kenmerkend is voor de christelijke religie, ze is er niet iets kenmerkends aan. Bijvoorbeeld in de Indische religie vinden we een trinitarische groep van Brahma, Siva en Vishnu; en in de Egyptische religie een trinitarische groep van Osiris, Isis en Horus, die samen een goddelijke familie vormen, zoals de Vader, Moeder en Zoon in de christelijke kunst van de Middeleeuwen. We vinden niet slechts een leer van God als een Triniteit in de religie. Verwijzen we in het bijzonder naar de Neo-Platonische gedachte van een Opperste en Ultiem wezen dat gesuggereerd wordt in de Timmaeüs van Plato; met aldaar de filosofie van Plotinus over de primaire of originele WERKELIJKHEDEN, het Goede of (in numerisch symbool) de Ene, de Intelligentie of de Een-Zijdige, en de Wereld-Ziel of de Ene en Veelzijdige. We wijzen ook naar wat Comte filosofisch zegt, waar de religieuze Drie-eenheid nogal losjes in elkaar zit; de cultus van de mensheid als het Grote Wezen, of ruimte als het Grote Medium, en de aarde als de Grote Fetisch. (c) Wat een speciaal karakter geeft aan de leer van de Drie-eenheid is de nauwe band met de duidelijk christelijke leer van de goddelijke incarnatie. Zoals Augustinus zei, “indien je in de boeken van de Platonisten vindt dat ‘het Woord in den beginnen was’ je vindt er toch niet dat ‘het

Page 430: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 430

Woord vlees geworden is en onder ons gewoond heeft’. (...) “Niettegenstaande is er toegegeven dat Christus de eeuwige Zoon van God is en de ultieme openbaring van God en bovendien van de levendmakende Geest des levens is gezegd dat Hij van ‘uit den hoge’ is. Wanneer de vroege christenen hun visie over God beschrijven zijn alle drie elementen; God, Christus en de Geest erin beschreven en de éne God is geopenbaard als drievoudig” (‘Encyclopedia of Religion and Ethics’, James Hastings, artikel Trinity, blz.458). En ook nog dit onvertaald behalve één stukje. “Arianisme: (...) Arius was bereid om de Logos God te noemen. Maar dat was voor hem slechts een manier van spreken. De Logos was een schepsel. Volgens hem was het God zelfs onmogelijk dat Hij rechtstreeks zou scheppen; inderdaad, God was volgens Arius zo groot en zo ver afgescheiden van de mensen dat er van een rechtstreekse band tussen deze geen sprake kon zijn. Arius had een welbewuste Griekse conceptie over God. Arius’ visie van Christus was veel minderwaardiger dan wat Theodotus in het Westen zei of Paulus van Samosata in het Oosten (...) Ze onderhielden de diepgewortelde Griekse gedachte dat God niet de schepper van het materiële universum kan zijn” (Harry R. Boer, ‘A Short History of the Early Church’, blz.113).

“It should be observed that there is no real cleavage or antithesis between the doctrines of the economic and the essential Trinity, and naturally so. The Triunity represents the effort to think out the Trinity, and so to afford it a reasonable basis. The first Christians had with St. Paul a saving experience of the grace of the Lord Jesus Christ and of the love of God, and of the communion of the Holy Ghost; and the theologians of the ancient Church sought to set forth the Christian experience in logical terms of reason. In the effort they were led, inevitably, to effect an alliance between the gospel of their salvation and the speculative philosophy, and more especially the Platonism, in which they had been trained, while, in making room for the Christian gospel within the world-not altogether hospitable of the Greek philosophy, they found themselves translating their empirical knowledge of God-the God and Father of the Lord Jesus Christ-into a doctrine of diversity or multiplicity, as distinguished from merely abstract unity, within the divine Nature itself. In other words, in thinking out the Trinity they arrived at the Triunity. None the less the greatest and most influential of the Christian Fathers, Origen, Athanasius, Basil and the Gregories, Augustine, all acknowledged that, for all the light thrown upon it in the Biblical revelation, the divine Nature remained for them a mystery transcending reason” (Encyclopedia of Religion and Ethics, James Hastings, Trinity, blz.461).

“Arianism is a union of adoptionism with the Origenistic-Neo-Platonic doctrine of the subordinate Logos which is the spiritual principle of the world, carried out by means of the resources of the Aristotelian dialectics” (Adolf Harnack, ‘Outlines of the History of Dogma’, blz.251).

“From the outset, the controversy between both parties [Arius & Nicenes] took place upon the common basis of the Neoplatonic concept of substance, which was foreign to the New Testament itself. It is no wonder that the continuation of the dispute on the basis of the metaphysics of substance likewise led to concepts that have no foundation in the New Testament such as the question of the sameness of essence (homoousia) or similarity of essence (homoiousia) of the divine persons” (Encyclopedia Britannica 1979, Christianity, Vol. 4, p.485).

Page 431: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 431

“Through the acceptance of the Logos- Christology as the central dogma of the Church, the Church doctrine was, even for the laity, firmly rooted in the soil of Hellenism. Thereby it became a mystery to the great majority of Christians. But mysteries were even sought after. Not the freshness and clearness of a religion attracted men-there must needs be something refined and complicated, a structure in Barroque style, to content those who at that time wished to have all the idealistic instincts of their nature satisfied in religion. United with this desire was the greatest reverence for all traditions, a sentiment peculiar to epochs of restoration. But, as always, the old became new by conservation and the new was placed under the protection of the old. What the Church utilized in doctrine, cultus and organization was “ apostolic “, or claimed to be deduced from the Holy Scriptures. But in reality it legitimized in its midst the Hellenic speculation, the superstitious views and customs of pagan mystery-worship and the institutions of the decaying state organization to which it attached itself and which received new strength thereby. In theory monotheistic, it threatened to become polytheistic in practice and to give way to the whole apparatus of low or malformed religions. Instead of a religion of pure reason and severest morality, such as the apologists had once represented Christianity to be, the latter became the religion of the most powerful consecrations, of the most mysterious media and of a sensuous sanctity. The tendency toward the invention of mechanically-atoning consecrations (sacraments) grew constantly more pronounced and offended vigorously thinking heathen even” (Outlines of the History of Dogma, Adolf Harnack, blz.193-195).

De algemene conclusie is dus deze, het christendom heeft NIETS OVERGENOMEN dat behoord tot het godsbeeld van de heidenen of de filosofen. Alle gelijkenissen komen nooit vanuit die hoek, maar van de Schrift van het Oude Verbond, daaraan toegevoegd de Openbaring van God zelf in de persoon van Jezus en daaropvolgend de Heilige Geest die werkzaam is in Zijn gemeente. In zekere zin kunnen we omgekeerd redeneren, het meergodendom is ontstaan door het afval van de ware godsdienst. Dat is wat de Oostenrijkse anthropoloog Wilhelm Schmidt zei aan het begin van de 20ste eeuw: oorspronkelijk was er het “Urmonotheismus = Oermonotheïsme” en daaruit onstond het meergodendom.

APPENDIX 8 : Een statistiek van teksten over de godheid van Christus

Aan de hand van enkele belangrijke Bijbelvertalingen en parafrasen geven we weer hoe de godheid van Christus aanvaard of verworpen wordt. De teksten zijn grotendeels deze besproken in dit hoofdstuk. BIJBELVER- TALING

JOH. 1:1

JOH. 1:18

HAND. 20:28

ROM. 9:5

2 THES. 1:12

TIT. 2:13

HEB. 1:8

2 PET.1:1

Beck JA JA JA JA JA JA JA JABrouwer Prof. JA JA JA NEEN NEEN JA JA JACanisius JA JA JA JA NEEN JA JA JAContemp.Eng.Ver.* JA JA NEEN NEEN NEEN JA JA JAGood News Bible JA JA NEEN NEEN NEEN JA JA JAKing James JA NEEN JA NEEN NEEN NEEN JA NEENNEB voetnoten JA NEEN JA NEEN NEENNet Bible JA JA NEEN JA NEEN JA JA JA

Page 432: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 432

New Amer. Bible JA JA JA NEEN NEEN NEEN JA JANew Century Ver* JA JA JA JA NEEN JA JA JANew Inter. Version JA JA JA JA NEEN JA JA JANew Living* JA JA JA JA JA JA JA JANew RSV JA JA NEEN NEEN NEEN JA JA JANirV JA JA JA JA NEEN JA JA JANRSV mg. NEEN JA JA NEEN NEEN NEENRevised NAB JA JA JA NEEN JA NEEN JA JARev. Stand.Version JA NEEN NEEN NEEN NEEN JA JA JARSV voetnoten JA NEEN JA NEEN NEEN NEENRevised Version JA NEEN JA NEEN NEEN JA JA JARV voetnoten JA NEEN NEEN NEEN NEENStatenvertaling JA NEEN JA JA NEEN JA JA JAWillibrord (1995) JA JA NEEN JA NEEN JA JA JA

*=Geparafraseerde Bijbels = heeft weinig theologische waarde. De lijst hieronder is deze van vijanden van de Godheid van Jezus; Unitariërs en Joden. Drie van deze vertalingen zijn uitgegeven door het Wachttorengenootschap. Het geeft weer of de godheid van Christus door de vertalers is aangenomen of niet.

BIJBELVERTALING JOH.1:1

JOH.1:18

HAND.20:28

ROM.9:5

2THES.1:12

TIT.2:13

HEB.1:8

2PET.1:1

Diaglott NEEN NEEN JA NEEN JA JA JA JAGoodspeed NEEN NEEN JA NEEN NEEN JA NEEN JAJewish NT JA NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN JA NEENKingdom Interlinear NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEENMoffatt NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN JANewcome NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEENNew World Transl. NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEENRev. Ver. Parkinson NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN JA NEENSchonfield NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN JA NEEN21 Century NT Free NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEENTranslators NT NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN JA JA JA

Wie is Jezus: hier zijn enkele Nieuwe Testamentische Namen voor Hem

Veel van deze titels wijzen aan dat Jezus niet zomaar een mens is.

Jezus van Nazaret: (Mat.26:71) Messias: (Joh.1:41)De Zoon: (Joh.8:36) Eniggeboren Zoon: (1 Joh.4:9)Geliefde Zoon: (Mat.3:17) Zoon van David: (Mat.1:1)

Page 433: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 433

De Wortel en het geslacht van David: (Opb. 22:16)

Zoon van Abraham: (Mat.1:1)

Zaad van Abraham: (Gal.3:16) Zoon van Joseph: (Joh.1:45)De Zoon van de mensen: (Mat.26:64, vergelijk Daniël 7:13)

Zoon van God: (Mat.26:63)

Zoon van de Vader: (2 Joh.1:3) Zoon van de Allerhoogste: (Luc.1:32)Eniggeboren: (Joh.1:18) Eerstgeborene: (Heb.1:6)Eerstgeborene der ganse schepping: (Col.1:15) Begin van de schepping van God: (Opb.3:14)

(*)Eerstgeborene der doden: (Opb.1:5) De Laatste Adam: (1 Cor.15:45)Rabbi: (Mat.23:8) Koning van Israël: (Marc.15:32)Koning van de Joden: (Mat.27:37) Het Woord: (Joh.1:1)Het Woord van God: (Opb.19:13) Het Woord van leven: (1 Joh.1:1)Het Leven: (Joh.11:25) IK BEN: (Joh.8:58, zie Exodus 3:14) (**) YaHWeH: (Rom.10:9-13, zie Joël 2:32) God: (Joh.1:1) De Man: (Joh.19:5) Immanuël: [God met ons] (Mat.1:23, zie Jesaja

7:14)Meester: (Luc.8:24) De Verwachtte: (Luc.7:19)Verlosser der wereld: (Joh.4:42) Redder van alle mensen: (1 Tim.4:10)De Verlosser: (Romeinen 11:26) De Profeet: (Joh.1:25 / Deut.18:15) De Heilige: (Hand.3:14) De Rechtvaardige: (Hand.3:14)Prins: (Hand.5:31) Prins des levens: (Hand.3:15)De Heilige: (Luc.24:5) Rechter over levenden en doden: (Hand.10:42)Steen: (Marc.12:10) Hoeksteen: (Marc.12:10) Opperherder: (1 Pet.5:4) Goede Herder: (Joh.10:11)Herder en Hoeder van uw zielen: (1 Pet. 2:25) Het Lam: (Opb.5:12)Paaslam: (1 Cor.5:7) Lam van God: (Joh.1:36)Leeuw van Juda: (Opb.5:5) Advocaat: (1 Joh.2:1)Licht van de wereld: (Joh.8:12) Koning der koningen en Heer der heren:

(Opb.19:16)De Getrouwe getuige: (Opb.1:5) De Getrouwe en de Waarachtige: (Opb.19:11)De Amen: (Opb.3:14) Knecht: (Hand.4:27)De blinkende Morgenster: (Opb.22:16) De Opgang uit de hoogte: (Luc.1:78)De Apostel: (Heb.3:1) De Grote hogepriester: (Heb.4:14)De Leidsman en voleinder des geloofs: (Heb.12:2)

De Uitverkorene: (Luc.9:35)

De Middelaar: (1 Tim.2:5) De Weg, De Waarheid, En Het Leven: (Joh.14:6)

De Deur: (Johannes10:7) De Alpha en De Omega: (Opb.22:13)De Eerste en de Laatste: (Opb.22:13) De Kracht van God: (1 Cor.1:24)Het hoofd van de Kerk: (Col.1:18) De Geliefde: (Mat.12:18)Erfgenaam van alle dingen: (Heb.1:2) Het brood van God (Joh.6:33)Het Geheimenis Gods: (Col.2:2) Het brood des levens: (Joh.6:35)

Page 434: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 434

De ware wijnstok: (Joh.15:1) De Wijsheid van God: (1 Cor.1:24)Het Begin en het Einde: (Opb.22:13) De Bruidegom: (Joh.3:29)Hoofd van alle dingen: (Eph.1:22) Het Brood uit de hemel: (Joh.6:32)Beeld van de onzichtbare God: (Col.1:15) De Luisterende: (Joh.15:7)Hoorn van Redding: (Luc.1:69) De Opstanding (Joh.11:25)

(*) Jehovah’s Getuigen zeggen dat de nieuwtestamenticus Henry Alford in zijn Openbaring 3:14 van ‘The Greek Testament’ toegeeft: “Het woord archè op zichzelf zou de betekenis toelaten dat Christus het eerste geschapen wezen is: zie Gen. xlix. 3; Deut. xxi. 17; en Spr. viii. 22. En op deze wijze vatten de Arianen het hier op, en sommigen die hen volgden: b.v. Castalio, ‘chef d’oevre:’ ‘omnium Dei operum excellentissimum atque primum:’ [wat betekent „het eerste en uitnemendste van al Gods werken”] en ook Ewald en Züllig.” Ze vergeten evenwel te zeggen dat Alford niet geloofd in de schepping van de Logos. Je kunt altijd wel iemand vinden die iets anders zegt dan het orthodoxe geloof, maar wat heb je er in werkelijkheid aan!

(**) Alle teksten met “ben Ik” of “Ik ben” in het evangelie van Johannes zijn; Joh.3:28 / Joh.4:26 / Joh.6:20 / Joh.6:35 / Joh.6:41 / Joh.6:48 / Joh.6:51 / Joh.8:12 / Joh.8:18 / Joh.8:23 / Joh.8:24 / Joh.8:28 / Joh.8:58 / Joh.9:9 / Joh.10:7 / Joh.10:9 / Joh.10:11 / Joh.10:14 / Joh.11:25 / Joh.13:19 / Joh.14:6 / Joh.15:1 / Joh.15:5 / Joh.18:5 / Joh.18:6 / Joh.18:8. De moeite waard het na te zien. Een Amerikaanse theoloog heeft eens nagegaan welke uitdrukking Engelse vertalers hebben gebruikt voor Joh.8:58. “I am” of “I Am” of “I AM” kan je vinden in: King James, New King James, New American Standard Bible, New International  Version, Philips Modern English, Revised Standard Version, Today’s English Version, Jerusalem  Bible, New English Bible, American Standard Version, New American Bible, Douay, Young’s Literal Translation, Berkeley Version, Norlie’s Simplified New Testament, New Testament in  Modern English (Montgomery), New Testament in  Modern Speech (Weymouth),  Wuest’s Expanded Translation, Amplified New Testament, New Testament (Swann), Aldine Bible, Four Gospels (C. C. Torrey), Confraternity Version, Four Gospels (Rieu), New Testament (Knox), Concordant Literal New Testament, Anchor Bible, Rotherham, Holy Bible in Modern English (Fenton), Bible in BASIC English, Better Version (Estes), Sacred Writings (A. Campbell), New Easy-to-Read Version, New Testament for the New World.

Verscheidene Kerkvaders hebben in hun geschriften verwezen naar Joh.8:58 en de uitdrukking “Ik ben” aanvaard als een goddelijke titel m.b.t. Jezus. Zo onder andere in de Engelse uitgave: Chrysostomos, ‘Homilies on St. John’ in, The Nicene and Post-Nicene Fathers, deel 14:199. Irenaeus, ‘Against Heresies’ in, The Nicene and Post- Nicene Fathers, Eerdmans, deel 1:478. Novatian, ‘A Treatise Concerning the Trinity’ in, The Ante-Nicene Fathers, Eerdman, deel 5:624- 625. Origenes, ‘Against Celsus’ in, The Ante-Nicene Fathers, Eerdmans, 1981.

De pluraliteit van God staat centraal in de Bijbel, er is géén plaats voor een leer als deze die de Wachtttoren leert; Deut.4:35,39 / 32:39 / 2 Sam.22:32 / Jes.37:20 / 43:10 / 44:6-8 / 45:5,14,21,22 / 46:9 / Jer.10:10 / Joh.17:3 / Rom.3:30 / 16:27 / 1 Cor.8:4,6 / Gal.3:20 / Eph.4:6 / 1 Tim.1:17 / 2:5 / Jac.2:19 / 1 Joh.5:20 / Judas 25.

Page 435: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 435

APPENDIX 9 : Het begrip “God” in W.E.Vine

Het begrip “God” in Vine W.E., An expository Dictionary of New Testament Words, (de uitgave van 1940) gevonden op http://www.menfak.no/bibel/vines.html “<1,,2316,theos> (I) in the polytheism of the Greeks, denoted “a god or deity,” e.g., Acts 14:11; 19:26; 28:6; 1 Cor. 8:5; Gal. 4:8.

(II) (a) Hence the word was appropriated by Jews and retained by Christians to denote “the one true God.” In the Sept. theos translates (with few exceptions) the Hebrew words Elohim and Jehovah, the former indicating His power and preeminence, the latter His unoriginated, immutable, eternal and self-sustained existence.

In the NT, these and all the other Divine attributes are predicated of Him. To Him are ascribed, e.g., His unity, or monism, e.g., Mark 12:29; 1 Tim. 2:5; self-existence, John 5:26; immutability, Jas. 1:17; eternity, Rom. 1:20; universality, Matt. 10:29; Acts 17:26-28; almighty power, Matt. 19:26; infinite knowledge, Acts 2:23; 15:18; Rom. 11:33; creative power, Rom. 11:36; 1 Cor. 8:6; Eph. 3:9; Rev. 4:11; 10:6; absolute holiness, 1 Pet. 1:15; 1 John 1:5; righteousness, John 17:25; faithfulness, 1 Cor. 1:9; 10:13; 1 Thess. 5:24; 2 Thess. 3:3; 1 John 1:9; love, 1 John 4:8,16; mercy, Rom. 9:15,18; truthfulness, Titus 1:2; Heb. 6:18. See GOOD, No. 1 (b).

(b) The Divine attributes are likewise indicated or definitely predicated of Christ, e.g., Matt. 20:18,19; John 1:1-3; 1:18, RV, marg.; 5:22-29; 8:58; 14:6; 17:22-24; 20:28; Rom. 1:4; 9:5; Phil. 3:21; Col. 1:15; 2:3; Titus 2:13, RV; Heb. 1:3; 13:8; 1 John 5:20; Rev. 22:12,13.

(c) Also of the Holy Spirit, e.g., Matt. 28:19; Luke 1:35; John 14:16; 15:26; 16:7-14; Rom. 8:9,26; 1 Cor. 12:11; 2 Cor. 13:14.

(d) Theos is used (1) with the definite article, (2) without (i.e., as an anarthrous noun). “The English may or may not have need of the article in translation. But that point cuts no figure in the Greek idiom. Thus in Acts 27:23 (‘the God whose I am,’ RV) the article points out the special God whose Paul is, and is to be preserved in English. In the very next verse (ho theos) we in English do not need the articles” (A. T. Robertson, Gram. of Greek, NT, p. 758).

As to this latter it is usual to employ the article with a proper name, when mentioned a second time. There are, of course, exceptions to this, as when the absence of the article serves to lay stress upon, or give precision to, the character or nature of what is expressed in the noun. A notable instance of this is in John 1:1, “and the Word was God;” here a double stress is on theos, by the absence of the article and by the emphatic position. To translate it literally, “a god was the Word,” is entirely misleading. Moreover, that “the Word” is the subject of the sentence, exemplifies the rule that the subject is to be determined by its having the article when the predicate is anarthrous (without the article). In Rom. 7:22, in the phrase “the law of God,” both nouns have the article; in ver. 25, neither has the article. This is in accordance with a general rule that if two nouns are united by the genitive case (the “of” case), either both have the article, or both are

Page 436: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 436

without. Here, in the first instance, both nouns, “God” and “the law” are definite, whereas in ver. 25 the word “God” is not simply titular; the absence of the article stresses His character as lawgiver.

Where two or more epithets are applied to the same person or thing, one article usually serves for both (the exceptions being when a second article lays stress upon different aspects of the same person or subject, e.g., Rev. 1:17). In Titus 2:13 the RV correctly has “our great God and Savior Jesus Christ.” Moulton (Prol., p.84) shows, from papyri writings of the early Christian era, that among Greek-speaking Christians this was “a current formula” as applied to Christ. So in 2 Pet. 1:1 (cp. 1:11; 3:18).

In the following titles God is described by certain of His attributes; the God of glory, Acts 7:2; of peace, Rom. 15:33; 16:20; Phil. 4:9; 1 Thess. 5:23; Heb. 13:20; of love and peace, 2 Cor. 13:11; of patience and comfort, Rom. 15:5; of all comfort, 2 Cor. 1:3; of hope, Rom. 15:13; of all grace, 1 Pet. 5:10. These describe Him, not as in distinction from other persons, but as the source of all these blessings; hence the employment of the definite article. In such phrases as “the God of a person,” e.g., Matt. 22:32, the expression marks the relationship in which the person stands to God and God to him.

(e) In the following the nominative case is used for the vocative, and always with the article; Mark 15:34; Luke 18:11,13; John 20:28; (Acts 4:24 in some mss.); Heb. 1:8; 10:7.

(f) The phrase “the things of God” (translated literally or otherwise) stands for (1) His interests, Matt. 16:23; Mark 8:33; (2) His counsels, 1 Cor. 2:11; (3) things which are due to Him, Matt. 22:21; Mark 12:17; Luke 20:25. The phrase “things pertaining to God,” Rom. 15:17; Heb. 2:17; 5:1, describes, in the Heb. passages, the sacrificial service of the priest; in the Rom. passage the Gospel ministry as an offering to God.

(III) The word is used of Divinely appointed judges in Israel, as representing God in His authority, John 10:34, quoted from Ps. 82:6, which indicates that God Himself sits in judgment on those whom He has appointed. The application of the term to the Devil, 2 Cor. 4:4, and the belly, Phil. 3:19, virtually places these instances under (I).” BIBLIOGRAFIE

Algemeen Beduhn Jason, Truth in Translation: Accuracy and bias in English Translations of the New Testament, University Press of America, 2003. Dit is waarschijnlijk een Jehovah Getuige, kerkhistoricus en specialist van de leer van de Manicheërs. Laat u dus niet in doeken doen met de opmerking in ‘DE WACHTTOREN’ van 1 december 2004 blz.30 waar dit boek aangeprezen wordt zonder ook maar te zeggen waar het gepubliceerd is (?). In dit werk gaat hij negen vertalingen vergelijken en komt dan tot de conclusie; de NWV is veruit de beste. Wat is er aan de hand? Bij zijn vergelijk heeft hij alle teksten die over de godheid van Christus spreken neven elkaar gelegd en natuurlijk komt de WT-vertaling er dan als de beste uit gezien hij van de veronderstelling uitgaat dat geen

Page 437: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 437

enkele van die teksten positief mag zijn in dat verband. De King James Version / New Revised Standard Version / New International Version / New American Bible / New American Standard Bible / Amplified Bible / Living Bible / Today’s English Version / New World Translation of the Holy Scriptures zijn de vertalingen die worden nagegaan. De besproken teksten zijn: Mat.28:9 / Phil.2:6 / Col.1:15-20 / Joh.1:1 / Joh.8:58 / Titus 2:13. Deze schrijver had een lang geschreven debat met een gelovige in de Drie-eenheid, Robert Hommel en is u warm aanbevolen, maar is toch ook moeilijk voor de leek. Zie naar www.forananswer.org Boobyer G. H., Jesus as “Theos” in the New Testament, Bulletin of the John Rylands Library Manchester, Volume 50, Spring 1968, n°2, blz.247-261. Een anti-trinitariër. Bowman R. M. Jr., Sharp’s Rule and Antitrinitarian Theologies: A Bicentennial Defense of Granville Sharp’s Argument for the Deity of Christ, August 1998. Revised Edition Atlanta Christian Apologetics Project, Inc. Via Internet Brown R.E., Jezus God en Mens, Patmos, 1970. Countess R., The translation of THEOS in the New Testament, in The New Testament Student & Theology, volume 3, J.H. Skilton edit., Presbytarian and Reformed, 1976. Cremer H., Biblico-Theological Lexicon, T & T Clark, 4de uitgave, blz.279-281. Een be- spreking van de regel van Sharp. Cullmann O., The christology of the New Testament, S.C.M., 1971, hoofdstuk 11. Gresser R., The Need For and The Use Of Doxological Language in Theology, Quodlibet Journal: Volume 6 Number 1, January - March 2004, http://www.Quodlibet.net Kuehne C., The Greek Article and the Doctrine of Christ’s Deity, Journal of Theology: Church of the Lutheran Confession 13, no. 3 (September 1973) blz. 12-28; 13, no. 4 (December 1973), blz.14-30; 14, no. 1 (March 1974), blz.8-19; 15, no. 1 (March 1975), blz.8-22. Metzger B.M., Christ and Spirit in the New Testament, Ed.B. Lindars en S.S. Smaley, C.U.P. 1973. Hier spreekt hij zich uit over de identificatie Jezus-God in Rom.9:5. Zie tevens zijn studie ‘The Jehovah’s Witness and Jesus Christ’ in het tijdschrift Theology Today, April 1953. Herdrukt als brochure en verkrijgbaar bij Religion Analysis Service. Rienecker F. and Rogers C., Linguistic Key to the Greek New Testament, Zondervan, 1980. Robertson A.T., The Minister and His Greek New Testament, Baker Book House, Reprint 1977, blz.61-80. Scouteris C., Doxology, the Language of Orthodoxy, The Greek Orthodox TheologicaI Review, 38 (1993). Spicq C., Les epîtres pastorales, Gabalda 1947. Heeft zeer goed commentaar op Titus 2:13. Taylor V., New Testament Essays, Epworth, 1970, hoofdstuk 6. Wallace D., Sharp Redivivus? A Reexamination of the Granville Sharp Rule. Op Internet www.forananswer.org Williamson C. M., Anti-Judaism in Process Christologies? Process Studies, blz.73-92, Vol. 10, Numbers 3-4, Fall-Winter, 1980. Voor een uitgebreide lijst van Kerkvaders die Rom.9:5 en 1 Tim.3:16 christologisch uitleggen zie J.W. Burgon, The Revision Revised, Conservative classics (Reprint) of de uitgave van Kregel. Oorspronkelijk geschreven einde 19de eeuw maar nog niet weerlegd! EEN MEESTERWERK.

Over 1 Joh.5:7:Borger R., Das Comma Johanneum in der Peschitta, in Novum Testamentum XXXIX, 3 (1987), blz.280-284.

Page 438: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 438

Burgon J. W., The Traditional Texts of the Holy Gospels. In ‘Unholy Hands on the Bible’, Ed. by Jay P. Green, Sovereign Grace Trust Fund, 1990. Forster C., A New Plea for the Authenticity of the Text of the Three Heavenly Witnesses, Deighton Bell & Co., 1867. Maynard M., A History of the Debate Over 1 John 5:7-8, Comma Publications, 1995. Ruckman P., James White’s Seven Errors in the King James Bible - Errors 6 & 7, In Bible Believer’s Bulletin, March, 1996, blz.1-5. White J., The King James Only Controversy, Minneapolis, Bethany House Publishers, 1995.

Er kan op Internet bij het intypen van dit vers (volledig uitschrijven 1 John 5:7) één en ander ontdekt worden dat de moeite waard is; o.a. enkele kleinere Engelstalige brochures uit de 19 de

eeuw.

PHILO Allix P., The Judgment of the ancient Jewish church against the Unitarians, 2de uitgave, Clarendon Press, Oxford, 1821. Dit is het merkwaardigste boek dat wij in dit verband gelezen hebben. Hillar M., The Logos and Its function in the writings of Philo of Alexandria: Greek interpretation of the Hebrew myth and foundation of Christianity, in A Journal from The Radical Reformation. A Testimony to Biblical Unitarianism, Vol. 7, No. 3 Spring 1998, Part I pp. 22-37; Vol. 7, No. 4 Summer 1998, Part II pp. 36-53. Inleiding of appendix in de commentaren op het Johannesevangelie van R.E. Brown, R. Schnackenburg, A. Loisy en andere. Sanders J.T., The New Testament christological Hyms, (zie index en tabel op blz.84,85).

KABBALAH Grant R.M., La gnose et les origines chrétiennes, du Seuil, 1964. Uit het Amerikaans. Schaya L., L’Homme et l’Absolu selon la Kabbale, Buchet / Chastel, 1958. Scholem G.G., On the Kabbalah and its Symbolism, Shocken Books, 1965. White A.E., The holy Kabbalah, University Books, 1960.

Page 439: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 439

Hoofdstuk 10

Zullen we Christus aanbidden?

10.1 EEN BIJBELCITAAT

Slechts God “aanbidden” en “dienen”

We lezen het volgende op een internetsite van vijanden van de godheid van Jezus, in de U.S.A.: “Het begrip “aanbidden” gekoppeld aan “dienen”, is slechts gebruikt voor Jehovah God, de Vader, nooit van de Zoon. Zie Deut.4:19 / 8:19 / 11:16 / 17:3 / 29:26 / 30:17 / 1 Kon.9:6, 9 / 16:31 / 22:53 / 2 Kon.17:16 / 21:3,21 / 2 Kron.7:19, 22 / 33:3 / Jer.8:2 / 13:10 / 16:11 / 22:9 / 25:6 / Daniël 3:12,14,18,28 / Mat.4:10 / Luc.4:8 / Rom.1:25.”

Laat ons daar wat verder op ingaan, want ook een Jehovah Getuige zou hier volmondig “amen” op zeggen. Dat alle teksten uit het OT spreken van dienst aan de Ene God is natuurlijk evident. Er was toen nog geen openbaring gedaan over de Drie-eenheid. Bij de verzoeking in de woestijn maakt Christus het aan de duivel duidelijk dat we alléén God mogen “aanbidden” en “dienen” (Mat.4:10 / Luc.4:8). Daar zijn beide werkwoorden op God van toepassing. Maar het is duidelijk dat ook Hij de God is aan wie aanbidding toekomt. De Schrift spreekt in een later stadium van het “aanbidden”, én “dienen”, én “aanroepen”, én “op de knieën vallen” voor de Zoon. Of is dat soms afgoderij?

Dit hoofdstuk is een uitweiding naar aanleiding van een raad van de apostel Paulus, aan alle gelovigen van alle tijden. Hij zegt in 1 Corinthe 10:19,20 volgens de Statenvertaling: “19 Wat zeg ik dan? Dat een afgod iets is, of dat het afgodenoffer iets is? 20 Ja, [ik zeg], dat hetgeen de heidenen offeren, zij den duivelen offeren, en niet Gode; en ik wil niet, dat gij met de duivelen gemeenschap hebt.” 1 Corinthe 10:19,20 volgens de Luthervertaling: “19 Wat zal ik dan nu zeggen? Zal ik zeggen, dat de afgod iets is, of dat het afgodenoffer iets is? 20 Maar ik

Page 440: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 440

zeg, dat hetgeen de heidenen offeren, zij dat den duivelen offeren, en niet Gode: nu wil ik niet, dat gij met de duivelen gemeenschap hebt.” 1 Corinthe 10:19,20 volgens de Leidschevertaling: “19 Zeg ik daarmee dat vlees van een afgod iets is, of dat een afgod iets is? 20 Neen; maar dat hetgeen zij offeren zij het aan duivelen offeren en niet aan God, en ik wil niet dat gij enige gemeenschap met duivelen zoudt hebben.”

Wie we aanbidden is dus uiterst belangrijk, het is een zaak van leven en dood. Bekijken we en-kele zaken wat van nabij.

Hebreen,  hoofdstuk: 1Vers Statenvertaling Luthervertaling Leidschevertaling

6 En als Hij wederom de Eerstgeborene inbrengt in de wereld, zegt Hij: En dat alle engelen Gods Hem aanbidden.

En wederom, als Hij den eerstgeborene inleidt in de wereld, zegt Hij: ‘En alle Engelen Gods zullen hem aanbidden’.

En wanneer Hij den Eerstgeborene in de wereld inleidt, zegt Hij: Alle engelen Gods zullen zich voor hem neerbuigen.

We gaan hier in op de stelling van de vertaling van de WT van Heb.1:6: “En al Gods engelen moeten hem hulde brengen.” Voor “huldigen” staat in het Grieks “proskuneo”, maar de meeste vertalingen lezen dat op deze plaats als “aanbidden.” Moeten we wanneer het woord wordt gebruikt waar de Zoon van God is beschreven, vertalen als “hulde brengen” of als “aanbidden”? Jehovah’s Getuigen hebben beide vertalingen reeds gebruikt in hun eigen Nieuwe Wereld Vertaling maar hebben recentelijk en waarschijnlijk definitief gekozen voor “hulde brengen.”

Bekijk eens het volgende overzicht uit hun vertalingen van Heb.1:6: Alle Engelse vertalingen van de NWV – van 1950 tot 1970 - hebben het woordje: “proskuneo” vertaald als “aanbidden.” Wanneer we goed geteld hebben gaat het om 5 revisies; van 1953, 1960, 1961, 1970 en1986. In 1963 verschijnt de eerste Nederlandstalige vertaling van het Nieuw Testament. Daar staat: “En al Gods engelen moeten hem aanbidden.”In 1969 verschijnt de eerste volledige vertaling in het Nederlands waar we nog steeds lezen: “En al Gods engelen moeten hem aanbidden.”In 1971 verschijnt de nieuwe editie in het Engels en “proskuneo” wordt ineens “eer bewijzen.” In 1986 Herziene uitgave in het Nederlands: “wanneer Hij wederom zijn eerstgeborene de bewoonde aarde binnenleidt, zegt hij: “En al Gods engelen moeten hem hulde brengen.” In 1988 Herziene uitgave: idem als 1986. In 1990 Herziene uitgave: idem als 1986. In 1992 Herziene uitgave: idem als 1986. In 1995 Herziene uitgave: idem als 1986.

De Kingdom Interlinear Translation (Grieks/Engels) van de Getuigen zegt in zijn laatste versie uit 1985 hier: “let do obeisance toward him” in de vertaling onder de Griekse tekst. In de eerste versie van 1969, dit is slechts één jaar voor de wijziging, stond dan: “let all God’s angels worship him.” De indruk die je krijgt is dus: nieuw, nieuwer, nieuwste, allerlaatste nieuws. Doet

Page 441: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 441

dat niet denken aan een wasproduct? Eigenaardig dat de engelen Jezus moeten aanbidden tot 1970 en dan plots niet meer. Het WT genootschap blijft permanent sleutelen aan zijn vertaling en deze verkrijgt na zovele herzieningen waarschijnlijk het uitzicht dat ze er van verlangen. Alles wat maar zou kunnen ruiken naar een gelijkheid van Christus met de Vader is bijna weggewerkt, ten koste van de werkelijke betekenis van de Griekse tekst.

Er zijn nog andere vertalingen die de WT heeft uitgegeven (en wellicht ook nu nog) zonder er veel reclame voor te maken sinds hun eigen vertaling is verschenen. Dat zijn de volgende in aanhaling van Heb.1:6: S. Byington, The Bible in living English zegt: reverence = verering of ontzag. The King James zegt: worship = aanbidden. American Standard zegt: worship = aanbidden. Emphatic Diaglot zegt: to worship = aanbidden.Deze vier zijn niet vertaald en ook niet beschikbaar in het Nederlands.

Hoe belangrijk is het volgens de Schrift om de ware God te aanbidden?Paulus scheef in Eph.4:17,18: “Dit zeg ik dan en betuig ik in de Here, dat gij niet langer moogt wandelen zoals ook de heidenen wandelen, in de ijdelheid van hun denken, verduisterd in hun verstand, vervreemd van het leven Gods om de onwetendheid, die in hen heerst, om de verharding van hun hart” (wij onderstrepen).

In 1 Cor.12:2 gaat hij nog verder als hij schrijft: “Gij weet, dat gij, toen gij nog heidenen waart, u blindelings naar de stomme afgoden liet heendrijven” (wij onderstrepen).

In Deut.31:16 lezen we: “De Here zeide tot Mozes: Zie, gij gaat bij uw vaderen te ruste en dit volk zal overspelig de vreemde goden gaan nalopen van het land, waarin het komt; zij zullen Mij verlaten en mijn verbond verbreken, dat Ik met hen gesloten heb” (wij onderstrepen).

In Marc.7:9 zegt Jezus tegen de religieuze leiders van het volk Israël: “Het gebod Gods stelt gij wel fraai buiten werking om úw overlevering in stand te houden!” En in Luc.11:46: “want gij legt de mensen ondraaglijke lasten op en zelf raakt gij die lasten niet met één uwer vingers aan.” Vanuit deze kennis gaan we naar ons onderwerp. In de aanhef van de brief aan de Hebreeën - die bepaalde overeenkomsten vertoont met de proloog van het evangelie van Johannes - staat in verband met Jezus het volgende: “En dat alle engelen Gods hem aanbidden” (SV Heb.1:6). Jehovah’s Getuigen redeneren echter langs deze duidelijke bewoordingen heen en besluiten uit een reeks argumenten dat het géén goddelijke aanbidding is die aan de orde is. Laten wij hun argumentatie in detail nagaan.

10.2 DE BRON VAN DE AANHALING

Wanneer wij de samenhang van dit eerste hoofdstuk uit de Hebreeënbrief nagaan, merken wij op dat een reeks Oudtestamentische aanhalingen als het ware aan elkaar worden geregen om de grootsheid van Christus te benadrukken. In enkele gevallen zijn deze citaten duidelijk op

Page 442: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 442

YaHWeH van toepassing in hun oorspronkelijke tekst. (Wij hebben Heb.1:10-12 reeds besproken in verband met Ps.102:26-28 in de onderdelen 2.6 en 3.1). Deze reeks aanhalingen in de verzen 5 tot en met 14 tonen de superioriteit van Christus aan t.o.v. de engelen. De profeten van het NT hebben van Christus dingen gezegd, die van engelen nooit gezegd kunnen worden. Hij is machtiger dan de engelen volgens vers vier. En op gebiedende toon zegt God dat de engelen Zijn Zoon moeten aanbidden. Dit is kennelijk een aanhaling, maar uit welk Bijbelgedeelte? Een mogelijke tekst is Ps.97:7, die door Jehovah’s Getuigen in verband hiermee wordt aangehaald. (Zie bv. ‘Aid to Bible understanding’ blz.1242 of ‘DE WACHTTOREN’ van 15 feb. 1971, blz.127 of ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, 1955, blz.1116.)

Wanneer we Heb.1:6 met Ps.97:7 vergelijken, hebben wij het volgende: “En al Gods engelen moeten hem aanbidden” (Heb.1:6 NWV van 1950-1970). “Buigt u voor hem neer al gij goden” (Ps.97:7 Masoretische tekst). “Aanbid Hem, gij allen, Zijn engelen” (LXX vertaling van Thomson).

In een van de standaardwerken, de Griekse tekst van Nestle-Aland verwijst men bij Heb.1:6 naar Deut.32:43 en Ps.96:7. Maar bij het nagaan van deze passages is zoiets in Deuteronomium van onze Bijbels niet te vinden. Bovendien staat in Ps.97 (of 96):7 te lezen: “buigt u voor Hem neder, al gij goden.” Er is inhoudelijk dan ook geen echte gelijkenis. De moeilijkheid is dat er een verschil is tussen de Hebreeuwse tekst van Ps.97:7 en de Griekse vertaling. De LXX vertaalt namelijk het Hebreeuwse “ĕlōhīm” (= goden) met “angeloi” (= engelen). Dat is op zichzelf natuurlijk reeds een keuze maken. Je kunt echter met “ĕlōhīm” in Ps.97:7b, gezien er “beeldendienaars” en “afgoden” in vs. 7a genoemd worden, toch beter het begrip “goden” aanhouden. Dan krijg je namelijk het contrast tussen de “ware God” en de “valse goden.”

Waarom naar die Bijbelteksten verwijzen wanneer er zo weinig gelijkenis is? Het is eigenlijk niet zo moeilijk wanneer we weten dat de schrijver van de brief aan de Hebreeën hier citeert uit de Griekse vertaling van het OT = de LXX = de Septuaginta. De context eist dat. Maar nu heeft de LXX bij Deut.32:43 een langere tekst dan in de Masoretische staat. Daar staat: “Jubelt gij hemelen met Hem en laat alle zonen Gods Hem huldigen; jubelt gij natiën om Zijn werk, en laten alle engelen Gods zich in Hem versterken, want Hij wreekt het bloed van Zijn zonen, en Hij zal zich wreken en recht vergelden aan Zijn vijanden en Hij zal hen die Hem haten vergelden en de Heer zal het land van Zijn volk reinigen” (wij onderstrepen). En daarbij nog deze opmerking, dit lied van Mozes is in de LXX twee keer opgenomen; éénmaal in dit gedeelte en dan nog eens een tweede maal in de Psalmen. En daar lezen we dan tweemaal over de “engelen Gods” i.p.v. “zonen Gods.”

Anders gezegd, er is in Heb.1:6 een overeenkomst met de tekst van de Septuaginta. Het bezwaar is dat wanneer de Septuaginta “engelen” vertaald voor het Hebreeuwse “ĕlōhīm”, dit in feite NIET juist is. In Psalm 97 wordt over de heerlijkheid van het koningschap van YaHWeH gesproken. Die wordt vergeleken bij de nietigheid van valse goden, zij die een bestaan hebben in de vorm van gesneden beelden (zie de verzen 7 en 9). Engelen zijn geen gesneden beelden. De Septuaginta maakt een fout wanneer ze “ĕlōhīm” als “engelen” vertalen. Er is dus wel degelijk een bezwaar om Ps.97:7 als bron voor de aanhaling in Heb.1:6 te zien. Er is echter nog een andere

Page 443: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 443

mogelijkheid. De tekst in Hebreeën kan zondermeer een aanhaling zijn uit Deut.32:43. Dit lijkt niet het geval te zijn, indien wij de vergelijking maken met de huidige Masoretische tekst. Daarin zijn de desbetreffende woorden niet te vinden. De Septuaginta van Deut.32:43 echter telt in dit vers enkele zinnen méér en zegt o.a.: “Verheugt, O hemelen, met Hem en laat al de engelen Gods Hem aanbidden. Verheugt, O natiën met Zijn volk” (vertaling van Thomson, wij onderstrepen).

Nu zijn de vondsten van de Dode Zee ons hier wonderlijk ter hulp gekomen. Het manuscript 4Q Dt 32, dat duizend jaren ouder is dan de Masoretische tekst, heeft evenals de Septuaginta van Deut.32 dit lange zinsgedeelte hierboven aangehaald. Na de oorspronkelijke teksten onderzocht te hebben, schrijft J. De Waard in, ‘A comparative Study of the Old Testament Text in the Dead Sea Scrolls and in the New Testament’ het volgende: “Zo is Hebreeën 1:6 identiek aan 4Q Dt 32 (...). Hebreeën 1:6 citeert de langere tekst uit Deuteronomium, die tot hiertoe slechts gekend was uit de LXX” (E.J. Brill, Leiden, 1966, blz.15). Maar hoe men het ook bekijkt, de beide teksten (Deut.32:43 en Ps.97:7) spreken oorspronkelijk over aanbidding van YaHWeH. En volgens Heb.1:6 is deze aanbidding voor Christus weggelegd. Conclusie: in Deut.32 is “Hem” = God. In Heb.1:6 moeten de engelen de “Zoon” aanbidden zoals ze God aanbidden. Als bewijs daarvoor wordt een tekst aangehaald die spreekt over YaHWeH.

Als toemaatje: welke zijn de verwijzingen onderling van Psalm 97:7 en Heb.1:6. Hier enkele Engelse Bijbels en hun voetnoten (of verwijsteksten) welk de verbanden zijn: New King James Version Nelson Study Bible Ps 97:7 Heb.1:6 New American Bible Ps 97:7 Heb.1:6 Darby Bible Ps 97:7 Heb.1:6 Scofield Bible Ps 97:7 Heb.1:6 Douay Bible Ps 97:7 Heb.1:6 English Standard Bible Ps 97:7 Heb.1:6 King James 1611 Ps 97:7 Heb.1:6 New American Standard Bible Ref. Edition Ps 97:7 Heb.1:6 Jammer dat er zo weinig gezegd wordt over de Septuaginta tekst van Deut.32:43! Natuurlijk omdat bijna al deze vertalingen komen uit de tijd vóórdat de Dode-zee-rollen gevonden werden. We mogen ook niet vergten dat elke vertaling een bepaalde stmepl heeft wat zijn theologische achterfond betreft. We vonden volgende tabel hierover ergens (maar weet niet meer waar) het volgende:

Tabel: Theologische Orientatie van enkele Engelse vertalingen

LIBERAALLIBERAAL GEMIXD

GEMIXD CONSERVATIEF

CONSERVATIEF

Moffatt  Revised Standard V American Standard V NASBGoodspeed  New English Bible KJV NIVJerusalem Bible    Weymouth Living Bible       Berkeley       TEV 

Page 444: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 444

      Williams       Montgomery      Beck      Phillips (?) 

10.3 EER BEWIJZEN OF AANBIDDEN?

Wanneer wij een Concordantie van de Bijbel ter hand nemen of een Hebreeuws lexicon stellen wij vast dat het belangrijkste woord voor het aanbidden in het Hebreeuws “shachah” is. Het wordt 170 maal gebruikt in het Oude Testament waarvan ongeveer de helft van de teksten toepasselijk zijn op de aanbidding van YaHWeH. In vele gevallen wordt het ook gebruikt i.v.m. aanbidding van valse goden. Verder nog 25 maal met betrekking tot mensen. In dit laatste geval wordt het volgens de grondbetekenis van het woord vertaald als: “buigen” of “eer bewijzen”.

Hier volgen enkele voorbeelden van de drie betekenissen:1°) Voor YaHWeH - Ex.24:1 / Jes.27:13 / 66:232°) Voor valse goden - Deut.4:19 / 8:19 / 11:163°) Voor mensen (of engelen) - Gen.19:1,2 / 23:7 / 42:6 / 1 Sam.24:9 (of 8) / 2 Kon.2:15In de Septuaginta worden de meeste “shachah”-teksten met het Griekse woord “proskunèo” vertaald. Dit Grieks woord kan daar eveneens zowel “aanbidding” als “eerbewijs” voorstellen. Vroegere verwijzingen van de WT naar 1 Kron.29:20 vragen wat uitleg. Men gebruikte de tekst om naar een relatieve aanbidding te verwijzen van koning David. Op die wijze kon men dan een relatieve eer van mensen aan Christus niet afwijzen. Maar zelfs hun eigen NWV spreekt van het neervallen van de vergadering als eerbetoon aan God en de koning, dus gewoon eerbetoon. Er staat in de NWV van die tekst namelijk: “Toen zegende de gehele gemeente Jehovah, de God van hun vaderen, en zij bogen zich diep en wierpen zich neer voor Jehovah en voor de koning” (wij onderstrepen).

Ook in het Nieuwe Testament is “proskunèo” het voornaamste woord voor aanbidding, waar het in dezelfde drie betekenissen wordt gebruikt als voor “shachah” in de Hebreeuwse taal: 1°) Voor YaHWeH - Mat.4:10 / Joh.4:20-24 2°) Voor valse goden - Hand.7:43 / Opb.13:4,8,12,15 3°) Voor mensen - Mat.18:26 / Opb.3:9 (“buigen” of “eer bewijzen”). Het begrip “proskunèo” (als “aanbidden” of “eer bewijzen”) is verscheidene malen gebruikt in het Nieuwe Testament (60 maal). Daarvan 27 maal met betrekking tot God, 18 maal in verband met verkeerde aanbidding (van valse goden, mensen of engelen), 15 (of 16) maal met betrekking tot Christus en enkele teksten in verband met gewoon eerbewijs. Deze gevallen hebben ook soms een speciaal karakter. Mat.18:26 heeft, als deel van een gelijkenis, in feite betrekking op goddelijke aanbidding, aangezien God hier als een koning wordt voorgesteld. De tekst in Openbaring heeft het over het door God gedwongen “neerbuigen” (proskunèo) door de vervolgers van de christenen uit Philadelphia.

Er zijn commentators die er op wijzen dat de tekst zegt dat het valse Joden zijn die aanbidden “vóór” de voeten van deze gelovigen. Dit “vóór” kan betekenen “in aanwezigheid

Page 445: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 445

van” en zou dan toch nog wijzen op aanbidding van God. Indien dit zo is, zou er geen enkel voorbeeld kunnen zijn van eerbewijs als vertaling van “proskunèo.”

De belangrijke vraag in verband met ons onderwerp is: Heeft in de 15 (of 16) teksten waar “proskunèo” in verband met Christus staat, het woord betrekking op aanbidding of eerbewijs? Of gaat het om beide? Wellicht kan de tabel onderaan van vertalingen van het begrip “proskunèo” u hierbij helpen om wat aan te voelen. De NWV vertaald met Christus als onderwerp, altijd als “hulde brengen.”

TEKST ENONDER-WERP

STATENVERTA-LING

NEW JERUSALEM BIBLE

NEW ENGLISH BIBLE

NEW AMERI-CAN BIBLE

NWV VAN DE WACHT-TOREN

Mat.2:2 JEZUS

Aanbidden Hulde brengen Hulde brengen

Hulde brengen Hulde brengen

Mat.2:8

JEZUSAanbidden Hulde brengen

Hulde brengen

Hulde brengen Hulde brengen

Mat.4:9

GODAanbidden

Hulde brengen

Hulde brengen

Aanbidden Aanbidden

Mat.18:26

KONINGNeervallen

Wierp zichzelf neer

Nederwerpen

Hulde brengen Hulde brengen

Joh.4:24

GOD Aanbidden Aanbidden Aanbidden Aanbidden Aanbidden

Hand.7:43

AFGOD Aanbidden Vereren Vereren Aanbidden Aanbidden

Heb.1:6

JEZUSAanbidden

Hulde brengen

Hulde brengen

Aanbidden Hulde brengen

Opb.9:20

DUIVELS Aanbidden Aanbidden Aanbidden Aanbidden Aanbidden

Opb.13:4 HET BEEST

Aanbidden Nederwerpen Aanbidden Aanbidden Aanbidden

Opb.13:8 HET BEEST

Aanbidden Aanbidden Aanbidden Aanbidden Aanbidden

Opb.14:11 HET BEEST

Aanbidden Aanbidden Aanbidden Aanbidden Aanbidden

Voor het begrip “godsdienst” = aanbidding heeft het NT enkele begrippen waaronder deze:Het werkwoord “latreuo” in Luc.1:74 / 2:37 / 4:8 / Hand.7:7

Page 446: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 446

Het zelfstandig naamwoord “latreia” in Joh.16:2 / Rom.9:4Het werkwoord “theosebes” in Joh.9:31 Het werkwoord “theosebeia” in 1 Tim.2:10 De laatste twee zijn varianten van “sebomai” = “eren” zoals in Mat.15:9 / Marc.7:7 / Hand.18:7.

10.4 WIE KOMT DE AANBIDDING TOE?

Geen christen en ook geen Jehovah’s Getuige kan of mag betwisten dat het aanbidden van mensen verboden is. In Handelingen wordt het bezoek van Petrus aan de hoofdman, Cornelius, als volgt beschreven: “En toen het geschiedde, dat Petrus binnentrad, kwam Cornelius hem tegemoet, viel hem te voet en bewees hem hulde. Maar Petrus richtte hem op en zeide: Sta op, ik ben zelf ook een mens.” (Hand.10:25,26). Zowel de Nieuwe Wereld Vertaling als de vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap van 1951 vertalen “proskunèo” in de zin van hulde brengen. Volgens de mening van deze schrijver zou het echter als “aanbidden” vertaald moeten worden (zoals in de Statenvertaling en de Lutherse vertaling en zo vele andere). Gewoon eerbetoon zou Petrus niet doen zeggen dat hij ook maar een mens was, aanbidding echter wel.

Men kan ook niet betwisten, dat engelen géén aanbidding mogen ontvangen. Dat lezen in twee gevallen we in het boek Openbaring. “En ik (Johannes) wierp mij neder voor zijn voeten om hem te aanbidden, maar hij zeide tot mij: Doe dit niet! Ik ben een mededienstknecht van u en uw broederen” (Opb.19:10). Bij Opb.22:8,9 lezen wij: “En ik, Johannes, ben het die deze dingen hoorde en zag. En toen ik ze gehoord en gezien had, wierp ik mij neder voor de voeten van de engel, die ze mij toonde, om te aanbidden. Maar hij zeide tot mij: Doe dat niet! Ik ben een mededienstknecht van u en van uw broederen, de profeten, en van hen, die de woorden van dit boek bewaren; aanbid God!” (Vergelijk met Col.2:18.)

En volgens Opb.14:9-11 zal God de goddeloze straffen, omdat zij de draak (Satan) en het beest aanbidden.

Positief gezien, staat er duidelijk in de Schrift dat wij alleen de Heer onze God mogen aanbidden (Mat.4:10 / Luc.4:8). In Joh.4:23 staat dat de “ware” aanbidders de Vader zullen aanbidden.

In een hemels visioen uit het boek Openbaring zingen de 24 ouderlingen: “Gij, Jehovah, ja onze God, zijt waardig de heerlijkheid en de eer en de kracht te ontvangen, want gij hebt alle dingen geschapen, en vanwege uw wil bestonden ze en werden ze geschapen” (Opb.4:11, NWV). Vers tien omschrijft wat deze 24 ouderlingen zeggen en doen als; aanbidding.

Volgens Opb.4:11 wordt God aanbeden omdat Hij Schepper is. Maar hetzelfde geldt ook voor Christus. Geen enkel ding dat geschapen is, werd buiten Hem geschapen (Joh.1:3). En alles wat geschapen is, komt door Zijn wilsbesluit tot stand en is tot Hem gericht (Col.1:16).

Relatieve aanbidding is en blijft afgoderij

Page 447: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 447

Het is dan ook niet te verwonderen dat Johannes verder in datzelfde visioen de ganse schepping ook Christus ziet aanbidden samen met de Vader. Hij schrijft in Openbaring 5:13,14: “En alle schepsel in de hemel en op de aarde en onder de aarde en op de zee en alles wat daarin is, hoorde ik zeggen: Hem, die op de troon gezeten is, en het Lam zij de lof en de eer en de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheden. En de vier dieren zeiden: Amen. En de oudsten wierpen zich neder en AANBADEN” (onze hoofdletters en onderstrepingen).

Alle schepsel “aanbidt” Jezus. Vader en Zoon delen volgens Openbaring 5:13,14: “de lof” “de eer” “de heerlijkheid” “de kracht.”

Hier gaat het om dat eerste werkwoord uit Mat.4:10 waarmee Jezus de duivel te woord staat. Christus ontvangt AANBIDDING van de ganse verloste schepping samen met de Vader. Het gaat om dezelfde eer van Vader en Zoon volgens Johannes 5:23.

Het is ook niet te verwonderen dat Jehovah’s Getuigen alle degelijk commentaar over deze tekst waar aanbidding van Christus zo duidelijk wordt geleerd, schuldig blijven. Zoals bv. in hun uitleg van het boek Openbaring, ‘Dan is Gods Mysterie Voleindigd’ (uitgegeven in 1969). In het geschrift van de Jehovah’s Getuigen, ‘De Waarheid die tot eeuwig leven leidt’ (blz.19 en 20) schrijft hun organisatie wél over aanbidding van de Vader en er wordt naar Openbaring 4:11 verwezen. Maar Openbaring 5:13,14 ontbreekt, hoewel beide teksten bijna gelijkluidend zijn. Natuurlijk omdat Christus hier samen met de Vader onderwerp is bij de aanbidding.

Misschien is het ook wel interessant op te merken wat Jehovah’s Getuigen in 1958 in ‘Vergewist u van alles’ blz.14 hebben neergepend: “Alle afgoderij relatief of rechtstreeks is valse aanbidding” (wij onderstrepen). Maar in 1971 hebben zij in verband met Hebreeën 1:6 geschreven: “Indien in de vertaling aan het woord “aanbidden” de voorkeur is geschonken, moet begrepen worden dat een dergelijke aanbidding slechts relatief is” (‘DE WACHTTOREN’ van 15 februari 1971, blz.127, wij onderstrepen). Hebben wij hier geen tegenspraak, of misschien een verandering van leer? Is niet zelfs een relatieve aanbidding van Christus afgoderij, indien Hij slechts “een mens” of “een god” was? Volgens de leer van Jehovah’s Getuigen mag Christus niet worden aanbeden. Maar volgens Johannes in Openbaring doet men het wél. Daar aanbidden alle schepselen; “in de hemel, op de aarde en onder de aarde en op de zee” zowel Vader als Zoon (Opb.5:13). Tevens is het goed op te merken dat ook Messiaanse voorspellingen hier reeds naar verwezen, zoals Ps.22:27,29 / 45:11 / Jesaja 49:7.

Wat ze in dit verband zeggen in ‘DE WACHTTOREN’ van 15 januari 1992 is dus niet meer in overeenstemming met wat ze hierboven beweren. Daar lezen we: “Hebreeën 1:6 houdt verband met Jezus positie onder God (Filippenzen 2:9-11). Sommige vertalingen geven het in deze tekst gebruikte woord pros.kune.o weer met “huldigen” (Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap), “hulde brengen” (NW), of “zich neerbuigen” (Leidschevertaling). Wanneer men de voorkeur geeft aan de vertaling “aanbidden”, dan is deze aanbidding relatief, want Jezus zei tegen Satan: “Jehovah, uw God, moet gij aanbidden [een vorm van pros.kune.o] en voor hem alleen heilige dienst verrichten.” – Mattheüs 4:8-10.

Page 448: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 448

Hoewel Psalm 97:7, waarin over het aanbidden van God wordt gesproken, in Hebreeën 1:6 op Christus werd toegepast, had Paulus aangetoond dat de opgestane Jezus “de weerspiegeling van [Gods] heerlijkheid en de nauwkeurige afdruk van zijn wezen” is (Hebreeën 1:1-3). Elke aanbidding die de engelen aan Gods Zoon schenken, is dus relatief en wordt via hem aan Jehovah geschonken” (blz.23, wij onderstrepen).

De laatste zin nogmaals:”Elke aanbidding die de engelen aan Gods Zoon schenken, is dus relatief en wordt via hem aan Jehovah geschonken.”

Een relatieve aanbidding MAG dus blijkbaar wél van het Wachttorengenootschap!

Bij Heb.1:6 moet men dus steeds bedenken; Christus heeft niet de natuur van engelen maar is van dezelfde natuur als de Vader. Gezien deze positie van de Heer is Hij ook in alles “beter” dan andere geestelijke schepselen. Zodat ze Hem evenals de Vader moeten aanbidden. De schrijver aan de Hebreeën noemt nog enkele andere “betere” dingen waarin Christus uitblinkt. We vernoemen er enkele; 6:9 betere behoudenis 10:34 beter en blijvend bezit 7:7 betere zegening 11:16 beter vaderland 7:19 betere hoop 1:35 betere opstanding 7:22 beter verbond 11:40 betere voorziening 8:6 betere beloften 12:24 beter offer 9:23 betere slachtoffers

Een internetsite uit de U.S.A., die schrijft contra Jehovah’s Getuigen, gaf eens aan dat de Wachttoren wel degelijk tot en met 1959 toegaf, dat engelen en ook gelovigen Jezus mochten aanbidden. De laatste drie aanhalingen geven de nieuwe visie aan. “Let all the angels of God worship him.” (THE WATCHTOWER 11/1879, blz.48). “Dat alle engelen Gods hem aanbidden. “ (THE WATCHTOWER 11/1879, blz.48).

“to worship Christ in any form cannot be wrong.” (THE WATCHTOWER 3/1880, blz.83). “Christus aanbidden, in om het even welke vorm, kan niet verkeerd zijn.” (THE WATCHTOWER 3/1880, blz.83).

“And although we are nowhere instructed to make petitions to him, it evidently could not be improper to do so; for such a course is nowhere prohibited, and the disciples worshiped him.” (THE WATCHTOWER 5/15/1892, p.1410). “En alhoewel we nergens de opdracht krijgen om verzoeken tot hem te richten, het zou niet verkeerd zijn het te doen; want dat wordt nergens verboden, en de discipelen aanbaden hem.” (THE WATCHTOWER 5/15/1892, p.1410).

“Yes, we believe our Lord Jesus while on earth was really worshipped, and properly so. While he was not the God, Jehovah, he was a God.” (THE WATCHTOWER 7/15/1898, blz.2337). “Ja, we geloven dat onze Here Jezus terwijl hij op aarde was, werkelijk en terecht aanbeden werd. Hoewel hij niet de God Jehovah was, was hij toch een God.” (THE WATCHTOWER 7/15/1898, blz.2337).

Page 449: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 449

“All creatures in heaven and earth shall worship Jesus as he worships the Father.” (THE WATCHTOWER 8/15/1941, blz.252). “Alle schepselen in de hemel en op de aarde zullen Jezus aanbidden zoals hij de Vader aanbidt.” (THE WATCHTOWER 8/15/1941, blz.252).

“You must worship and bow down to Jehovah’s chief one, namely Jesus Christ.” (THE WATCHTOWER 10/15/1945, blz.313). “Je moet voor Jehovah’s belangrijkste vertegenwoordiger buigen en hem aanbidden en dat is Jezus Christus.” (THE WATCHTOWER 10/15/1945, blz.313).

“But when he again brings his First-born into the inhabited earth, he says: ‘And let all God’s angels worship him’.” (Heb.1:6 NWT, 1961 edition, blz.1293). “Wanneer Hij wederom zijn eerstgeborene de bewoonde aarde binnenleidt, zegt hij: “En al Gods engelen moeten hem aanbidden.” (Heb.1:6 NWT, 1961 edition, blz.1293).

“Do not erroneously conclude that Christians are to worship Christ. That is not what the Bible taught.” (THE WATCHTOWER 7/15/1959, blz.421). “Veronderstel niet verkeerdelijk dat Christenen, Christus moeten aanbidden. Dat is niet wat de Bijbel leerde.” (THE WATCHTOWER 7/15/1959, blz.421).

“it is unscriptural for worshipers of the living and true God to render worship to the Son of God, Jesus Christ.” (THE WATCHTOWER 11/1/1964, blz.671). “het is onbijbels dat aanbidders van de levende en waarachtige God, de Zoon van God, Jezus Christus zouden aanbidden.” (THE WATCHTOWER 11/1/1964, blz.671).

“But when he again brings his First-born into the inhabited earth, he says:’And let all God’s angels do obeisance him’.” (Heb.1:6 NWT, 1971 edition, blz.1293). “wanneer Hij wederom zijn eerstgeborene de bewoonde aarde binnenleidt, zegt hij: “En al Gods engelen moeten hem hulde brengen.” (Heb.1:6 NWT, 1971 edition, blz.1293).

10.5 HET VERSCHIL TUSSEN NEERVALLEN EN AANBIDDEN

In bepaalde gevallen waar de Bijbel over aanbidding (proskunèo) spreekt, is er tevens sprake van het neervallen van de persoon in aanbidding. Dit wordt aangeduid door het Grieks woord “piptò”, vertaald als neervallen, te voet vallen of zich neerwerpen. Waar “piptò” afzonderlijk wordt gebruikt, duidt het op een handeling van ontzag en eerbewijs (Mat.17:6 / Opb.1:17) of staat in verband met een smeekbede (Marc.5:22,23). Waar beide woorden samen worden gebruikt, is het echter onmogelijk om zoals de WT soms doet “proskunèo” als hulde brengen vertalen. Het dubbele “piptò-proskunèo” is een stijlfiguur om werkelijke aanbidding te beschrijven. Het ontkennen daarvan leidt tot de absurditeit dat tweemaal hetzelfde beschreven wordt. Want “proskunèo” is etymologisch in verband gebracht met ofwel “kunèo” (kussen) of “kuòn” (hond). In beide gevallen is de betekenis dan symbolisch, ofwel het kussen van diegene van wie men iets verlangt of aan wie men eer brengt, of het symbolisch handelen als een hond die kruipt aan de voeten van zijn meester. Neervallen en kruipen als een hond zijn in feite dezelfde handelingen. Daarom kan het dubbele gebruik van “piptò-proskunèo” slechts verwijzen naar

Page 450: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 450

twee handelingen: te voet vallen en aanbidden. Wanneer wij de teksten nagaan waar beide Griekse woorden samen voorkomen, wordt dit ook duidelijk. In Opb.4:10 vallen de 24 oudsten neer voor God én aanbidden Hem. In Opb.5:13,14 vallen de ouderlingen neer én aanbidden Hem die op de troon gezeten is en het Lam. Een goddeloze kan door het horen van profetische uitingen tijdens een gemeentesamenkomst neervallen én God aanbidden (1 Cor.14:25). In deze drie aanhalingen heeft men in de Nieuwe Wereld Vertaling een goede weergave van de Griekse tekst, maar let niet op hun uitleg, die is verkeerd. (Zie ook nog Opb.7:11 / 11:16 / 19:4.)

Volgens de NWV wordt in Mat.2:11 gezegd dat de wijzen uit het Oosten (vers 1,2) aan het kind Jezus: “hulde brengen.” Dit moet echter werkelijke aanbidding zijn, aangezien er eerst sprake is van hun neervallen (piptò). Jehovah’s Getuigen beweren dat zulk een aanbidding onmogelijk is want de wijzen (als astrologen) waren dienaren van valse goden (‘Aid to Bible understanding’ blz.156). Ze waren afkomstig uit Babylon (idem, blz.758) en een ster van Satan geleid ze tot Herodes. Met de bedoeling deze te verwittigen, dat de Messias geboren was, opdat hij Hem kon laten doden. ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, blz.191 geeft met appreciatie een citaat uit een 19de eeuwse Bible-Dictionary waaruit blijkt dat Babylon “veeleer” het centrum van de magie was boven andere uitleggingen. Dit is een staaltje van Wachttoren-exegese. In werkelijkheid wordt er in de Schrift niet gezegd waar de wijzen vandaan waren gekomen. Babylon is zo goed als uitgesloten. Ten tijde van de geboorte van Jezus was deze stad als een puinhoop en het enige wat wij met zekerheid weten is het bestaan van een Joodse kolonie in die stad in de eerste eeuw. Indien de wijzen uit Babylon kwamen (wie zal dat met zekerheid bewijzen?) is het logischer te veronderstellen dat het Joden waren uit de diaspora. En technisch Bijbels gesproken komen de wijzen uit het Oosten (Mat.2:1,2). En dat kan Babylon niet zijn. Babylon ligt namelijk in het NOORDEN volgens de Bijbelprofeten (zie bijvoorbeeld Jer.1:14,15 / Jer.46:10 / Ezech.26:7)! Je hoeft er geen exacte wetenschap voor te gebruiken maar te kijken naar wat de Bijbel zegt.

Waren het astrologen?

Volgens het Wachttorengenootschap waren ze dat en het Grieks “magoi” in Mat.2:1,7 zou dit moeten bewijzen. Dat woord is echter een algemene term die Babyloniërs, Meden en Perzen gebruikten voor o.a. astrologen, maar ook voor leraars, priesters, dokters en geleerden op gebied van godsdienst of levenswijsheid. In deze laatste betekenis wordt het woord gebruikt in de Griekse vertaling van Theodotion (Daniël 1:20 / 2:27 / 4:7 / 5:7,11,15) en wordt Daniël de overste der “magoi” genoemd. Het argument van het Wachttorengenootschap in dit verband gaat dan ook niet op. Volgens dit genootschap zou de ster (van Satan afkomstig) de wijzen eerst naar Herodes gebracht hebben. Dat staat echter niet in het Bijbelverslag. Men kan niet bewijzen dat de ster hen naar Herodes bracht want het is slechts ná het bezoek aan Herodes dat er staat dat de ster hen vóór ging naar Bethlehem. Zie Mat.2:9,10. Dat ze eerst naar Herodes gingen is ook logisch. Menselijk gesproken zou een koning der Joden in het huis van koning Herodes geboren worden. Het verschijnen van de ster had dus niets te maken met een plan van Satan om Christus te laten doden. Aangezien een koning of koningszoon ten tijde van Christus dikwijls als god aanbeden werd, is er geen enkele reden waarom “proskunèo” in Mat.2:11 niet als aanbidden zou moeten vertaald worden. Daarom zou ook de spot van de soldaten die Christus gevangen genomen hadden als “aanbidden” moeten weergegeven worden (Marc.15:19 vergelijk ook met Mat.27:29). Een

Page 451: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 451

andere tekst waar “proskunèo” als “aanbidden” moet vertaald worden is Mat.28:9. Hier staat wel niet neervallen maar een gelijkaardige uitdrukking; namelijk bij de voeten nemen. En verder zijn er ook nog afzonderlijke gevallen waar “aanbidden” de vertaling moet zijn in plaats van “hulde brengen” in verband met Christus. Het is niet onze bedoeling al de teksten te bespreken waar “proskunèo” in verband met Christus wordt gebruikt. Misschien hebben niet al deze teksten te maken met werkelijke aanbidding in de absolute zin van het woord. In bepaalde gevallen mag men toegeven dat de mogelijkheid bestaat dat er alleen sprake is van huldebetoon, alhoewel het ook in die gevallen moeilijk is de ene betekenis boven de andere te verkiezen. Het is echter duidelijk dat van een gewoon eerbetoon in de meeste van deze teksten géén sprake kan zijn. Wat blijkt er uit een andere tekst? De vertaling van de tekst waar Cornelius aan de voeten van Petrus valt vraagt onze aandacht. Niet om hem te aanbidden. Die aanbidding wijst Petrus af. De Jehovah’s Getuigen, die redeneren dat Christus op aarde alleen maar mens was, zouden er goed aan doen eens te overdenken waarom Hij tot zijn aanbidders nooit zei: “Sta op. Ik ben ook maar een mens”, zoals Petrus tot Cornelius zei. Of: “aanbid God, Ik ben ook maar een medeslaaf”, zoals de engel tot Johannes zei. De reden ligt voor de hand: Christus was God (én mens) en men kan Hem aanbidden zonder op enigerlei wijze in strijd met Gods geboden te zijn.

10.6 DE KNIE BUIGEN

In ‘DE WACHTTOREN’ van 15 december 1994 lezen we: “Maar, vragen sommigen wellicht, vertelt de bijbel niet dat zowel de discipel Stefanus als de apostel Johannes tot Jezus in de hemel sprak? Dat is waar. Maar bij deze voorvallen was er geen sprake van gebeden, want Stefanus en Johannes zagen beiden Jezus in een visioen en spraken rechtstreeks tot hem (Handelingen 7:56, 59; Openbaring 1:17-19; 22:20). Bedenk dat louter spreken tot iemand, zelfs tot God, op zich geen gebed is. Adam en Eva spraken tot God en voerden excuses aan voor hun grote zonde, toen Hij na hun zonde in Eden het oordeel over hen uitsprak. Dat zij op die manier met hem spraken, wil niet zeggen dat zij tot hem baden (Genesis 3:8-19). Het zou derhalve niet juist zijn om het feit dat Stefanus en Johannes tot Jezus spraken, aan te halen als bewijs dat wij eigenlijk tot hem zouden moeten bidden” (blz.24). Bij een grondig onderzoek ontdekken wij uitdrukkingen in de Schrift die bewijzen dat er werkelijk tot Christus werd gebeden en niet, zoals Jehovah’s Getuigen beweren, dat men uitsluitend tot de Vader bidt, terwijl Christus slechts als een kanaal tot God dient.

Zulk een uitdrukking is “de knie buigen”. Dit is de Nederlandstalige vertaling van twee verschillende Griekse woorden. Het eerste hiervan is “buigen” vertaald van het Griekse woord “tithemi”. Dit komt voor in Marc.15:19 / Luc.22:41 / Hand.7:60 / Hand.9:40 / 20:36 / 21:5. In Marc.15:19 leest men over de soldaten die spottend de knie buigen voor Christus. Bij Hand.9:40 / 20:36 en 21:5 wordt niet gezegd tot wie gebeden wordt. In Hand.7:60 echter wordt het gebed van Stefanus rechtstreeks tot Christus gericht. Maar niet volgens de Nieuwe Wereld Vertaling, waar de naam “Heer” (Kyrios) wordt vertaald door “Jehovah.” En ook niet volgens de uitleg van de WT. Wij citeren enkele zinsgedeelten uit ‘DE WACHTTOREN’ van 1 mei 1959, blz.286: “Dit gedeelte wijst er niet zozeer op dat Stefanus dacht dat Jezus en Jehovah dezelfde persoon waren (...) want hij maakt verschil tussen de een en de ander (...) Het ondersteunt de drieëenheid niet.” En in ‘Ontwaakt!’ van 8 dec.1972 staat: “Daar hij (Stefanus) de Heer Jezus Christus in een visioen

Page 452: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 452

zag, voelde Stefanus zich klaarblijkelijk vrij om een verzoek rechtstreeks tot hem als het aangestelde Hoofd van de christelijke gemeente te richten.” Verder zegt het artikel dat de enige andere keer dat dergelijke woorden tot de opgestane Jezus Christus worden gericht in het visioen van Johannes staat en opgetekend is in Opb.22:16-19.

Hun belangrijkste argument is dus dat het gebed in Hand.7:60 tot “Jehovah” gericht is. De voetnota in hun Bijbelvertaling van 1995 en appendix 1 D geeft echter te kennen dat de naam Jehovah, slechts gevonden wordt in het ‘Greek Scripture in Hebrew’ van Franz Delitzsch, in de vertaling van Salkinson/Ginsburg, United Bible Society van 1979 en de uitgave van J. Bauchet en D. Kinnereth van 1975. Wanneer wij de lijst van vertalingen gebruiken die het Wachttorengenootschap zelf geconsulteerd heeft volgens de inleiding blz.11 ontbreekt het in meer dan acht (wellicht tien) andere Hebreeuwse vertalingen van het boek Handelingen, Wij hebben er al op gewezen dat het absurd is om het Grieks “Kyrios” (Heer) dat hier in werkelijkheid in alle manuscripten staat, als “Jehovah” te vertalen. Het probleem ligt echter niet in de eerste plaats bij de vertaling, maar eerder bij de uitleg (exegese). Jehovah’s Getuigen doen hier aan inlegkunde (eisegese). Ze beweren dat Stefanus hier tot God en Christus spreekt in visionaire toestand, maar dit is strijdig met wat er in de tekst staat. Het visioen wordt in Hand.7:55-57 beschreven. Later, vanaf vers 58, wordt beschreven hoe Stefanus de stad werd uitgevoerd en gestenigd. Het visioen is dan echter reeds voorbij wanneer Stefanus op de knieën valt om tot Zijn Heer (Kyrios) Jezus Christus te bidden. Stefanus bidt tot Jezus dat Hij zijn moordenaars zou vergeven. Waarom doet hij dat? Omdat Jezus de Rechter en de Oordeler van de wereld is. Stefanus beveelt zijn geest in de handen van Jezus. Aan de enige, die heerschappij heeft over levenden en doden (Romeinen 14:9). Hij die een zodanige macht heeft dat Hij Stephanus tot nieuw leven kan wekken.

Het Wachttorengenootschap heeft getracht de waarheid van deze tekst te vertroebelen of te verzachten. Door een parallel te trekken tussen de woorden van Stefanus en deze van Christus aan het kruis, toen Hij Zijn Vader vergiffenis vroeg voor Zijn vijanden. Wanneer wij Zijn diepe menselijke volmaaktheid bekijken is dit niet vreemd. Bij dit alles echter blijft Christus ook zelf de zondevergevende God (zie Mat.9:2 / Marc.2:5 / Luc.5:20 / 7:47). Deze macht van Jezus is zo verbazingwekkend dat de omstanders zich bij die gelegenheden afvroegen: “Wie is deze, dat Hij zelfs de zonden vergeeft?” en “Wie kan zonden vergeven dan God alleen?” (Marc.2:7 / Luc.7:49). Zoals David zijn geest overgeeft aan YaHWeH zo geeft Stefanus zijn geest aan Christus (Ps.31:5).

Men mag het draaien en keren zoals men wil, Hand.7:59,60 blijft een positief bewijs dat christenen rechtstreeks tot Jezus mogen bidden. Indien Hij slechts mens was, of zelfs een engel, zou dit niet toegelaten zijn.

Blijkt dan ook nog het grote verschil dat Jezus kan zeggen volgens Joh.14:14: “Indien gij Mij iets vraagt in mijn naam, Ik zal het doen” (wij onderstrepen).

In Hand.7:59 lezen wij dat Stefanus de Heer Jezus Christus aanriep. In de NWV heeft men hiervoor in vertaling “dringend verzoek.” Nogmaals een subtiele vinding om de werkelijke betekenis te omzeilen. De Engelse uitgave van de NWV (1951) had als voetnota “gebed”. Ze hebben hier het kaf voor het koren genomen. Ook in 2 Cor.12:8,9 hebben zij vertaald als

Page 453: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 453

“dringend verzoek” terwijl andere vertalingen over het “bidden” van Paulus tot Christus spreken. Dergelijke foefjes gebruiken Jehovah’s Getuigen dikwijls wanneer zij klem zitten tussen de tekst en hun praktijk.

De knie buigen voor Christus

Het tweede Griekse woord voor “de knie buigen” is het werkwoord “kamptò” dat wordt gebruikt in Rom.11:4 / 14:11 / Eph.3:14 en Phil.2:10. De eerste drie teksten hebben betrekking op God de Vader. De laatste tekst en ook Rom.14:11 zijn aanhalingen uit Jesaja 45:23. Deze ene profetie wordt zowel op Christus als op de Vader toegepast. Dezelfde aanbidding die de Vader ontvangt, ontvangt ook de Zoon. Wij buigen de knie voor zowel de Zoon als de Vader en geven hun beiden eer en aanbidding (Opb.5:12-14). Nog een woord dat aanbidding inhoudt is “epikalèo” (aanroepen). Zo leest men in Hand.2:21 over het aanroepen van de naam des Heren. De Nieuwe Wereld Vertaling echter verandert dit tot: “de naam van Jehovah.”

In Joël 2:32 lezen we volgens de Statenvertaling (Dr. Tukker): “En het zal geschieden, al wie den Naam des HEEREN zal aanroepen, zal behouden worden; want op den berg Sion en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HEERE gezegd heeft; en dat, bij de overgeblevenen, die de HEERE zal roepen.” Het spreekt voor zichzelf dat de mensen van de Wachttoren daar waar het woord “HEERE” staat in hoofdletters, in hun vertaling van het Hebreeuwse Oud Testament “Jehovah” schrijven. Wat is er nu zo merkwaardig aan die tekst in het OT? Vooreerst dat een uitdrukking als “aanroepen” een religieuze betekenis heeft van afhankelijkheid. Die éne God kan helpen, zo is ongeveer de redenering van wie Hem aanroept. Het is een daad van aanbidding want God “aanroepen” geeft te kennen dat je Hem tot redder kiest.

Het tweede is dat die tekst uit Joël uit het OT opnieuw gebruikt wordt in het NT en merkwaardig genoeg dan met Christus als diegene die aangeroepen wordt. Wanneer we Romeinen 10:9 met Romeinen 10:13 vergelijken zien we meteen dat de Heere een verwijzing is naar Jezus. Men wordt gered = zalig verklaard, door het aanroepen van de Naam van Jezus Christus. Nu is Romeinen 10:13 een citaat uit Joël 2:32. Moet er nog zand zijn, zeggen we in Vlaanderen; wie in het OT, YaHWeH aanroept wordt behouden, wie in het NT Jezus aanroept wordt behouden. Dat kan slechts onder de omstandigheid, dat Jezus gelijk is aan de HEERE. De Almachtige heeft zich in Jezus aan de mensen kenbaar gemaakt.

In het verband van Rom.10:12-14 is het duidelijk dat de aanhaling: “al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden” betrekking heeft op Christus. Alweer echter verandert de NWV dit tot: “de naam van Jehovah.” In 2 Tim.2:22 kan men niet met zekerheid bewijzen dat de Heer die aangeroepen wordt, Christus is. In de groet aan het begin van de eerste brief aan de Corinthiërs schrijft Paulus echter: “met allen, die de Naam van onze Heere Jezus Christus aanroepen in alle plaats, beide hun en onze Heere” (1 Cor.1:2 SV). (Zie ook Handelingen 9:14,21 en 22:8,16). Ook in de Septuaginta verwijst “epikalèo” naar aanbidding. Zie o.a. Gen.13:4 / 26:25 / Ps.78:6 / Jes.64:6,7. Eens dat we tot dit besef komen van goddelijke aanbidding van de persoon van Christus worden ook vele dingen duidelijk in de brieven van de apostelen. In 2 Tim.4:18 / Heb.13:21 / 2 Pet.3:18 en zo voort, wordt aan Christus een eeuwige heerlijkheid toegeschreven. Petrus maant ons aan de Heer in onze harten te heiligen en Paulus zegt ons dat we

Page 454: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 454

elkaar moeten dienen in de vrees van Christus (1 Pet.3:15 / Eph.5:21). Deze dingen kunnen van God gezegd worden, echter niet van een mens. En in deze aanbidding zijn we priesters van God en Christus (Opb.20:6).

Een ander bewijs dat de Christus aanbeden werdt is het krachtig getuigenis van de Kerkvaders. Ook mag verwezen worden naar de brief van Plinius aan keizer Trajanus rond 107 na Chr. waarin hij schrijft dat christenen tot Christus zingen: “als ware Hij God” (Epist.X, 97). En dit Psalmzingen kennen we o.a. uit 1 Cor.14:26 / Eph.5:19. Keizer Hadrianus schreef in 117 na Chr. aan een zekere Servianus dat Egyptenaren die christen werden, verplicht werden om Christus te aanbidden (Saturnius, c.vii). En gekend is ook een ingekraste tekening in een muur van het Paedagogium, een deel van het Domus Gelotiana van de Palatina, de trainigsschool voor pages aan het keizerlijk hof. Deze afbeelding geeft het volgende weer; een mens staat voor een kruis waarop iemand met een ezelskop genageld is waaronder de inscriptie: “Alexamenos sebetai ton theon” = “Alexamenos aanbidt zijn God.” De tekening was natuurlijk spottend bedoeld maar geeft wel exact aan wat Christenen doen: Jezus aanbidden als God.

10:7 LATREUO = GOD DIENEN

Enkele gegevens

“Latreuo” is verwant aan het Griekse naamwoord “latron” wat vertaald mag worden als “verdienste of loon.” “Latreuo” heeft als primaire betekenis “dienst verrichten.” Als werkwoord bestaat het niet bij de oudere Grieken zoals Homeros, Plato, Aristoteles of Thucydides. Het naamwoord “latreia” gebruiken ze slechts enkele malen: vb. Plato (Ap.23c) en Plutarchus (Adulat.12). Het zijn vooral de vertalers van het Griekse OT die het woord gebruiken. Het naamwoord “latreia” 9 maal. Het werkwoord “latreuo” 98 maal. Het werkwoord is gebruikt om de Hebreeuws/Arameesche woorden voor “dienen” te vertalen en de drie belangrijkste daarvoor zijn; 1°) Avadh = Deut.10:2 / Jozua 24:14,15 / 2 Kon.17:12 2°) Pelach = Dan.3:12 / 6:16 / 7:14 3°) Sharath = Num.16:9 / Ezech.20:32

Het begrip heeft soms te maken met het “dienen” van een gewone persoon, maar meestal gaat het om “dienst / dienen van God” zoals in Ex.4:23 / 7:26 / 8:16 / 9:1,13 / 10:3,7,8,24,26. Het heeft ook te maken met “eredienst” vooral gebruikt voor YaHWeH maar ook voor “valse goden.” We zullen valse goden = afgoden = beeldgoden NIET DIENEN zeggen bijvoorbeeld Ex.20:5 / 23:24 / Deut.4:28 / 5:9 / 7:4,16 / 8:19 / 11:16,28 / Jozua 24:14,15.

In het NT is “latreia” slechts 5 maal gebruikt; Joh.16:2 / Rom.9:4 / 12:1 / Heb.9:1,6. Het werkwoord “latreuein” is in het NT 21 maal gebruikt waarvan tweemaal in verband met afgoden nl. Hand.7:42 en Rom.1:25. Die hebben géén recht op “godsdienst” en we moeten dit vermijden. Het gaat dus om een begrip dat het “dienen” van God weergeeft. Het heeft nauwe banden met een

Page 455: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 455

ander woord “leitourgeo” en denk dan aan ons Nederlandse “liturgie.” En Christus is onze grote “liturg” volgens Heb.8:2.

Jehovah’s Getuigen geven toe in ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, blz.999 dat: 1°) het Hebreeuws woord “avadh” gebruikt is voor Jehovah en valse goden2°) het Griekse “latreuo” gebruikt is voor God en valse aanbidding3°) dat het zelfstandig naamwoord “latreia” slechts spreekt over “de dienst voor God.” En men geeft voor dit laatste alle vijf teksten van het NT; Joh.16:2 / Rom.9:4 / 12:1 / Heb.9:1,6.

“Latreuein” heeft in het NT dus steeds te maken met “godsdienst”, dienst aan God, de Vader meestal, aan de Zoon éénmaal (Opb.22:3) en tweemaal aan afgoden (Hand.7:42 / Rom.1:25). En het gaat dus om het “geestelijk” dienen zoals duidelijk blijkt uit Joh.4:24 en Rom.1:9 / 12:1. Kort samengevat heeft “latreuein” te maken met: 1°) Dienen van God 2°) Dienen van God en Christus 3°) Dienen in de tabernakel, de zichtbare echte én de hemelse onzichtbare 4°) Dienen van de hemelingen 5°) Dienen van schepsel in plaats van schepper. En gezien wij “in Christus” zijn en met hem in “hemelse plaatsen” vertoeven (Eph.2:6) en bovendien de Heilige Geest in ons woont (1 Cor.6:19,20) zouden we moeten beseffen dat we in permanente dienst (leitourgeo) van God staan. Merk je daar zelf wat van in je leven? Indien niet dan moet toch één en ander bijgestuurd worden! Hoeveel ontzag heb je voor God (Ps.2:11)? Ben je een levend offer (Rom.12:1)? Eens goed over nadenken zou heilzaam kunnen zijn in je relatie met God. Laat in elk geval je “dagelijks offer” tot God opstijgen (Heb.13:15,16).

En nog een tabel ter verduidelijking.

LATREUO zoals gebruikt in de NWT (Engels) en enkele andere Engelse Bijbels

TEKSTJERUSALEM BIBLE

NEW JERUSALEM BIBLE

NEW ENGLISH BIBLE

NEW AMERICAN BIBLE

NWT

Mat.4:10 Serve Serve Worship Serve S.S.Hand.7:42 Worship Worship Worship Worship S.S.Hand.24:14 Worship Worship Worship Worship S.S.Phil. 3:3 Worship Worship Worship Worship S.S.Heb.10:2 Worship Worship Worship Worship S.S.Opb.22:3 Worship Worship Worship Worship S.S.

Worship = aanbidden Serve = dienen

Page 456: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 456

S.S. = Sacred Service, vertaald in de Nederlandstalige Nieuwe Wereldvertaling als “heilige dienst verrichten.” Deze lijst komt van een Jehovah Getuige (http://hector3000.future.easyspace.com). Maar hij of zij die het samenstelde is niet consequent. Want Openbaring 22:3 kan niet anders dan op Christus EN Zijn Vader toegepast worden. Of ontvangt Christus toch “heilige dienst?”

Alle schepsel “dient” Jezus

Bekijken we eens de ingekorte versie van Opb.22:1-5: “ (…) En de troon van God en van het Lam zal daarin zijn en zijn dienstknechten zullen HEM VEREREN, en zij zullen zijn aangezicht zien en zijn naam zal op hun voorhoofden zijn (…) en zij zullen als koningen heersen tot in alle eeuwigheden” (wij onderstrepen en onze hoofdletters). Het werkwoord “vereren” dat we onderstrepen is volgens andere vertalingen weergegeven als “dienen”, wat te verkiezen is boven wat de NBG zegt. Zo onder andere in; de Statenvertaling, Luthervertaling, Leidschevertaling, Canisius. In het Grieks is er sprake van “latreusousin” en dat is bij uitstek voor God gebruikt en bovendien meestal voor de Vader. Hier in Opb.22:3 gaat het om Christus die samen met de Vader door de hemelingen heilige dienst ontvangt.

De vijanden van de godheid van Christus, of het nu moderne theologen zijn of gewoon sekten-praters zeggen dat het op de Vader slaat. Maar dat is niet zo. Vanuit de context is het duidelijk dat dit vers verwijst naar Christus. Het gaat hier om drie manieren van identificeren, dat Hij het is die de heilige dienst ontvangt. De dienstknechten van Jezus; 1°) zullen Zijn aangezicht zien; Opb.1:7 / 1 Joh.3:2,3 / Rom.8:29 / Phil.3:20,21 2°) Zijn naam zal op hun voorhoofden staan; Opb.3:12 / 14:1,4 3°) mogen met Hem als koningen heersen tot in alle eeuwigheden; Opb.11:15 / 20:4-6 / Rom.15:15,16 Met ander woorden; HEM = Christus en de dienstknechten = de gelovigen. IS U EEN GELOVIGE, DAN MOET U DE CHRISTUS DIENEN.

In de Septuagintavertaling van de Bijbel (dat is de eerste Griekse vertaling die er ooit is gemaakt) staat profetisch in Daniël 7:13,14 dat gelovigen uit alle volkeren; “De Zoon des mensen = Hem”, zullen “dienen.” Dat is dan hetzelfde werkwoord dat in Opb.22:3 gebruikt wordt. Dan gaat het om dat tweede werkwoord uit Mat.4:10 waarmee Jezus de duivel te woord staat, waar God “gediend” wordt. Ook Christus ontvangt HEILIGE DIENST van al zijn dienstknechten.

10.8 HET GEBED: “Onze Vader...”

Bij de verzoeking in de woestijn maakt Christus het aan Satan duidelijk dat we alléén God mogen aanbidden (Mat.4:10). Maar de Schrift spreekt van het aanbidden, aanroepen en op de knieën vallen voor de Zoon. Dus is het duidelijk, dat ook Hij de God is aan wie aanbidding toekomt. Paulus zegt dat alle christenen, op alle plaatsen waar dan ook, de naam van Christus voor redding aanroepen (1 Cor.1:2). In verband met Mat.4:10 staat te lezen in ‘DE WACHTTOREN’ van 15 sept.1967, blz.575: “Door deze woorden belette Jezus zijn volgelingen hem te aanbidden.” Dat zegt die tekst echter niet. Er staat dat de duivel vroeg, dat Jezus hem aanbidding zou brengen. Waarop Jezus antwoordt dat alléén God aanbeden mag worden. We lezen daar niet, “alleen de Vader” maar wel “alleen God.” Indien de Zoon ook God is, vormt deze tekst geen

Page 457: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 457

enkel bezwaar tegen het aanbidden van Jezus. Joh.14:14 leert ons: “Indien gij Mij iets vraagt in mijn naam, Ik zal het doen” (NBG, wij onderstrepen). Het ware te mooi geweest indien Jehovah’s Getuigen dit zondermeer goed zouden vertalen. Ze hebben dat gewijzigd in: “Indien GIJ iets vraagt in mijn naam, ik zal het doen” (hun gereviseerde vertaling van 1995). Ze hebben de echte kracht van wat Jezus zegt eruit gehaald. Want Hij beweerde letterlijk volgens hun eigen Grieks/Engelse vertaling: “if ever anything you should ask me in the name of me this I shall do” (editie 1985). En zo hoort het te zijn, letterlijk omgezet in het Nederlands: “indien je iets aan mij vraagt in mijn naam Ik zal het doen.” Zodat we gerust tot Jezus als persoon mogen bidden. Wij mogen het HEM vragen en HIJ zal ons het antwoord geven. En bidden is een vorm van “aanbidden.” Hij geeft letterlijk de aanzet hoe we moeten handelen. Doe het dan!

We begrijpen dat dit niet tot de traditie hoort van velen van onze lezers, bidden tot Christus. Meestal bidden we in de naam van Jezus tot de Vader. Dat is een andere visie waar andere Bijbelteksten bij passen. We zeggen alleen dit; dat bidden tot Jezus gezien vanuit Joh.14:14 niet verkeerd is. We moeten elkaar die vrijheid geven en beseffen dat beide manieren volledig Bijbels te ondersteunen zijn. We hebben in het Nieuw Testament twee mooie voorbeelden van gelovigen die tot Jezus Christus bidden; Stephanus in Hand.7:59 en Paulus in 2 Cor.12:8,9.

Over dat bidden tot Jezus maken de mensen van de Wachttoren nogal wat bezwaren, dat is echter geheel ten onrechte en het is niet afhankelijk van de juiste vertaling. We leggen deze twee neven elkaar en er is geen noememlijk verschil aan te geven. Maar ze huiveren alleen al bij de gedachte, terwijl het door Jezus gevraagd is.

Johannes 14:13 Herziene Statenvertaling: “En wat u ook zult vragen in Mijn Naam, dat zal Ik doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt zal worden.” Johannes 14:13 NWV: “En wat GIJ ook vraagt in mijn naam, dat zal ik doen, opdat de Vader in verband met de Zoon verheerlijkt moge worden”

^^^^^^Johannes 15:7 Herziene Statenvertaling: “Als u in Mij blijft en Mijn woorden in u blijven vraag wat u maar wilt en het zal u ten deel vallen.” Johannes 15:7 NWV: “Indien GIJ in eendracht met mij blijft en mijn woorden in U blijven, vraagt dan wat GIJ ook wenst en het zal voor U geschieden”

^^^^^^Johannes 16:23 Herziene Statenvertaling: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Alles wat u de Vader zult bidden in Mijn Naam, zal Hij u geven.” Johannes 16:23 NWV: “Voorwaar, voorwaar, ik zeg U: Indien GIJ de Vader om iets vraagt, zal hij het U in mijn naam geven”

^^^^^^Johannes 16:26 Herziene Statenvertaling: “Op die dag zult u in Mijn Naam bidden, en Ik zeg u niet dat Ik de Vader voor u vragen zal.”

Page 458: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 458

Johannes 16:26 NWV: “Op die dag zult GIJ in mijn naam vragen, en ik zeg U niet dat ik de Vader een verzoek betreffende U zal doen.”

^^^^^^1 Johannes 3:22,23 Herziene Statenvertaling: “22 en wat wij ook maar bidden, ontvangen wij van Hem, omdat wij Zijn geboden in acht nemen en doen wat Hem welgevallig is. 23 En dit is Zijn gebod: dat wij geloven in de Naam van Zijn Zoon, Jezus Christus, en dat wij elkaar liefhebben, zoals Hij ons een gebod gegeven heeft.”

1 Johannes 3:22,23 NWV: “en wat wij ook vragen, ontvangen wij van hem, omdat wij zijn geboden onderhouden en de dingen doen die in zijn ogen welgevallig zijn. 23 Ja, dit is zijn gebod, dat wij geloven in de naam van zijn Zoon Jezus Christus en elkaar liefhebben, zoals hij ons een gebod gegeven heeft.”

^^^^^^

Dat gebod van  liefhebben staat in Johannes 13:34 Herziene Statenvertaling: “Een nieuw gebod geef Ik u, namelijk dat u elkaar liefhebt; zoals Ik u liefgehad heb, moet u ook elkaar liefhebben.”

Johannes 13:34 NWV: “Ik geef U een nieuw gebod, dat GIJ elkaar liefhebt; net zoals ik U heb liefgehad, dat ook GIJ elkaar liefhebt.”

Hoe vreemd het mag klinken, de Schrift leert niet alleen dat Christus God is, maar zegt bovendien dat Hij Vader is in de zin van Schepper van het heelal. We lezen dit in Jes.9:6 waar de Christus; “sterke God” en “eeuwige Vader” wordt genoemd. (Vergelijk deze tekst met Mat.23:9.) Dus zelfs het gebed: “Onze Vader” mag tot Christus gericht worden. Volgens Joh.5:23 moet men de Zoon eren op dezelfde wijze als men de Vader eert. Alles wat in het “Onze Vader” gezegd wordt, geldt evenzeer voor Christus. De Vader van Christus is onze Vader, maar ook Christus is onze Vader volgens Jesaja 9:6. Beide zijn in de hemel (Neh.1:4,5 / Heb.9:24 / Opb.5:13). Het eeuwige koninkrijk is evenzeer van Christus als van de Vader (2 Pet.3:22). Wij bidden voor onze dagelijkse behoeften en Christus is bij machte deze te voorzien (Joh.15:7,16). Ook de Zoon vergeeft onze overtredingen en zonden (Col.3:13). Christus is onze Herder (Joh.10:3,27) die ons wegleidt uit de verzoekingen der wereld en ons redden zal (Gal.1:14). Ook is

Page 459: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 459

de macht, de heerlijkheid, de eer en het koninkrijk zowel van de Vader als van de Zoon in alle eeuwigheid (Opb.5:13,14 / 11:15).

En hetzelfde zou eveneens van de Heilige Geest gezegd kunnen worden. Hij is “Onze Vader” want Hij is de Geest van leven (Rom.8:10 / Joh.3:8). Hij heeft dezelfde naam (autoriteit) als de Vader en de Zoon (Mat.28:19) en is Heilig (Joh.14:26). Het koninkrijk van Vader en Zoon is ook dat van de Heilige Geest daar Hij ons verzegeld heeft om het te beërven (Eph.4:30). Zijn wil geschiedt in de gemeente (1 Cor.12:11). Wij zijn gerechtvaardigd in Hem, Hij is dan ook de vergever van onze schulden (1 Cor.6:11). Hij leidt ons weg van de verzoekingen door ons daartoe de sterkte te geven (Eph.3:16). De kracht en de heerlijkheid komt Hem dan ook toe, tot in de eeuwigheid (Opb.22:17).

In 21(mogelijk zelfs 24) schriftuurplaatsen van het Nieuwe Testament wordt gezegd, dat Christus staat (of zit) aan de rechterhand van God de Vader. Zie de grondtekst in Psalm 110:1-4. Als Middelaar is Hij daar nog steeds werkzaam als onze vrijpleiter en is aangesteld als onze voorspraak (Rom.8:34 / 1 Joh. 2:1). Hij is bij machte ons tot de Vader te brengen (Heb.7:25).

Maar dit is slechts één aspect van de Christus. Het andere is Zijn godheid. En zoals de Schrift leert dat de eerste christenen de Heer hebben aanbeden, zo ook MOETEN wij, samen met de engelen, onze Here Jezus aanbidden. Zo kunnen wij dan ook samen met Paulus zeggen: “En wat gij ook doet in woord of in werk, doet alles in de naam van de Heer Jezus, God, de Vader, dankend door bemiddeling van hem” (Col.3:17). En samen met Thomas kunnen wij zeggen: “Mijn Heer en mijn God” zonder in afgoderij te vervallen (Joh.20:28).

Agnolo Bronzino (1502 - 1572)Schilderde deze anbiddding van de herders (rond 1535).

Page 460: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 460

Geen echte aanbidding toen, maar sinds de Heer stierf en is opgestaan heeft Hij recht op al onze eer en aanbidding.

Jehovah’s Getuigen zouden er ook goed aan doen de volgende woorden van hun eerste president nader te beschouwen. Hij schreef in ‘DE WACHTTOREN’ van oktober 1880 (Reprints blz.144): “Hij (Christus) was het onderwerp van onweerlegbare aanbidding, zelf als kind door de wijze mannen die de nieuwgeboren koning kwamen zien (...) Hij (Christus) weerlegde geen enkele handeling van aanbidding aan Hem gegeven (...) Indien Christus niet méér was dan een mens dan zou hij om die reden aanbidding van Hem voorkomen hebben.” Als antwoord op een vraag van een lezer of de aanbidding van Christus werkelijk was, schreef C.T. Russell: “Ja, we geloven dat onze Here Jezus terwijl hij op aarde was, werkelijk en terecht aanbeden werd. Hoewel hij niet de God Jehovah was, was hij toch een God” (...) Het was dus toepasselijk dat onze Heer de aanbidding ontving (...) “ (‘The Watchtower’, July 15, 1898, blz.216, Reprints blz.2337, wij onderstrepen). En tot slot hebben wij de tweede clausule van het oorspronkelijke charter van het Wachttorengenootschap. Dat zegt dat één van hun doelstellingen is: “openbare christelijke aanbidding te geven aan de Almachtige God en Jezus Christus: om plaatselijke en wereldomvattende vergaderingen te houden voor zulke aanbidding” (wij onderstrepen). AANBIDDEN VAN VADER EN ZOON.

Zodat we toch ook vanuit de opmerkingen van hoofdstuk 9 en 10 gerust mogen beweren: er is geen mogelijkheid om Jezus niet te aanbidden. Maar evengoed geen reden om een drie-enige heidense trimurti, of gelijkaardige, te aanbidden. Dat zijn zaken van een andere waarde.

Page 461: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 461

Beeld van de Trimurti (drie goden) - Brahma, Vishnu en Maha Deva (Shiva).Bij deze drie is er zelfs een god met vier hoofden.Dit vergelijken bij de drie-eenheid van de Bijbel is niet oprecht en onmogelijk.

Want we lezen dit op een Hundi-site: http://hinduism.iskcon.com/practice/302.htm “Algemeen misverstand: de Trimurti is een Hindu triniteit. De veronderstelde gelijkenis is potentieel misleidend en de term “Hindu triniteit” wordt best vermeden.”

Eén zekerheid hebben wij allen, te sterven en geoordeeld te worden. Gelovigen en ongelovigen komen ééns voor de rechterstoel van Christus te staan. Dan zal onze positie t.o.v. de Heer doorslaggevend zijn (Mat.7:23 / 10:32 / Joh.6:40).

Je hoeft naar je achtergrond niet te kijken. Uit welke kringen komen de leerlingen van Christus:

1°) Gewone priesters maar niet uit de hogepriesterlijke familie 2°) Een Leviet (Jozef Barnabas) Hand.4:36 3°) Pharizeërs (Hand.15:5) 4°) Mensen uit arme klasse (bijna alle discipelen) 5°) Mensen buiten de maatschappij (bedelaars, arme weduwen, zieken) 6°) Vrouwen uit alle lagen van de bevolking, rijk en arm 7°) Hebraïsten (Joden die Aramees én Grieks spreken) 8°) Hellenisten (Joden die slechts Grieks spreken) 9°) Mensen uit de rijke klasse (Simon van Cyrene, Levi = Mattheüs)

Wil je een leerling van Jezus worden, dan kijkt Hij niet of je rijk bent of arm, man of vrouw.

Er is geen Bijbelboek dat beter de nadruk legt op de betekenis van Jezus en Zijn Naam voor een gelovige en daarom ook dit lijstje; In wiens naam is er zaligheid?Hand.2:21 SV77: “En het zal zijn, dat een ieder, die de Naam des Heeren zal aanroepen, zalig zal worden.” In wiens naam werden gelovigen gedoopt?Hand.2:38 SV77: “En Petrus zeide tot hen: Bekeert u, en een ieder van u worde gedoopt in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen.”Hand.19:5 SV77: “En die hem hoorden werden gedoopt in de Naam van de Heere Jezus.” Hand.22:16 SV77: “En nu, wat vertoeft gij? Sta op, en laat u dopen, en uw zonden afwassen, aanroepende de Naam des Heeren.”

In welke naam deden de eerste christenen wonderen?

Page 462: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 462

Hand.3:16: “En door het geloof in Zijn Naam heeft Zijn Naam deze gesterkt, die gij ziet en kent; en het geloof, dat door Hem is, heeft hem deze volmaakte gezondheid gegeven, in uw aller tegenwoordigheid.”

In welke naam onderwezen de eerste christenen? Hand.4:18: “En toen zij hen geroepen hadden, zeiden zij hun aan, dat zij in het geheel niet zouden spreken, noch leren, in de Naam van Jezus.”

Welke naam predikten de eerste christenen?Hand.8:12: “En toen zij hen geroepen hadden, zeiden zij hun aan, dat zij in het geheel niet zouden spreken, noch leren, in de Naam van Jezus.”

In wiens naam is er vergeving? Hand.10:43: “Aan Deze geven al de profeten getuigenis, dat een ieder, die in Hem gelooft, vergeving der zonden ontvangen zal door Zijn Naam.”

Wie zijn christenen gehoorzaam? Hand.15:26: “Mensen, die hun zielen overgegeven hebben voor de Naam van onze Heere Jezus Christus.”

Voor welke naam waren de eerste christenen bereid te sterven?Hand.21:13: “Maar Paulus antwoordde: Wat doet gij, dat gij weent, en mijn hart week maakt. Want ik ben bereid niet alleen gebonden te worden, maar ook te sterven te Jeruzalem voor de Naam van de Heere.”

Daarom lezen we in de Bijbel, in Col 3:17: “En wat gij ook doet in woord of in werk, doet ALLES in de naam van de Heer Jezus.”

We citeren de WT brochure over de Drie-eenheid blz.6 ook in dit verband waar ze zeggen: “The New Encyclopædia Britannica merkt op: “Noch het woord Drieëenheid noch de expliciete leerstelling komt in het Nieuwe Testament voor.”Maar dezelfde The New Encyclopaedia Britannica gaat verder met te bewijzen dat, hoewel de ”expliciete leerstelling” er niet vermeld is, het geïmpliceerd staat in de pagina’s van de Schrift. Ze zeggen: ”Dus heeft, het Nieuwe Testament de basis gelegd voor de leer van de Drie-eenheid.” ⎯The New Encyclopaedia Britannica, vol. 11, blz. 928. We dienen dus op onze hoede te zijn als de WT wat kritisch is over de Drie-enige!

Een slotopmerking

In ‘De WACHTTOREN’ van 1 februari 1956, blz.72, worden enkele aantekeningen gemaakt bij het aanbidden van Jezus. Er staat o.a. dit: “Er wordt niet verlangd dat men de gezalfde Koning die door Jehovah God op zijn heilige berg Zion wordt gezet, namelijk zijn Zoon Jezus Christus, aanbidt maar er wordt aan de koningen en rechters der aarde gepaste

Page 463: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 463

onderdanigheid en achting verlangd.” Daarop volgt een verwijzing naar Ps.2:11,12. Maar dat zegt of bewijst niet zoveel. We mogen van het OT niet verlangen dat aan de Gezalfde een echte aanbidding toekomst zoals men van God vroeg, omdat een gelovige in het OT het niet meer zou begrepen hebben. Dat zou voor hen een vorm van meergodendom verondersteld hebben. Dat kan dus niet! Maar gezien het NT een EXTRA OPENBARING is van God, TOEGEVOEGD AAN HET OT, kan dat wel gevraagd worden voor gelovigen vanaf de komst van de Messias.

Dit artikel ontlokte aan verscheidene lezers een storm aan vragen. In ‘De WACHTTOREN’ van 15 april 1956, blz.190-192 worden er enkele besproken. Over Heb.1:6 doet men dan nu de volgende bewering: “Zijt gij een engel van God in de hemel? Indien ja, dan is Hebreeën 1:6 op u van tepassing. Zijt gij niet een van Gods engelen in de hemel, dan wordt Hebreeën niet tot u gericht” (wij onderstrepen). Op blz.192 gaat men verder in op die tekst nadat men heeft uigelegd dat er aan “proskuneo” twee vertalingen vastzitten, namelijk aanbidding en eer bewijzen: “In het boek Hebreeën wordt pros-ky-ne’o daarom beide malen met “aanbidden” vertolkt en de engelen van God worden onderricht de verheerlijkte Jezus te “aanbidden”. Waarom? Omdat Jezus zoveel hoger is gemaakt dan engelen, zelfs hoger dan hij was voordat hij als mens op aarde kwam (Fil.2:5-11). Het is het gebod van Jehovah God dat zij dit ten aanzien van Zijn zoon doen. Wat betekent dit? Dit, dat zelfs de engelen Jehovah God tot het Hoofd van zijn universele organisatie is aangesteld. Daarom wordt op bladzijde 85 van het boek “Make sure of All Things,” in de eerste kolom het volgende gezegd: “Christus dient als een glorierijke geest te worden aanbeden” (wij onderstrepen).

Wat zegt de Schrift over de aanbidding van Jezus

Het woord “aanbidden”

Grieks “proskuneo”

Wie aanbaden Jezus?In de TEKST

Engelen Heb.1:6Opb.5:11-14

DiscipelenMat.14:33Mat.28:9Mat.28:17Luc.24:52

Wijze mannen Mat.2:2Mat.2:11

Lepralijder Mat.8:2Regeerder Mat.9:18

Vrouw van Kanaän Mat.15:25Moeder van

JohannesMat.20:20

Blinde man Joh.9:38

Eert gij nu reeds de Heer der Heerlijkheid?

Page 464: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 464

     Jehovah’s Getuigen hebben in hun NWV elke keer dat het woord “proskuneo” gebruikt wordt, met Jezus Christus als onderwerp, als “hulde brengen” vertaald. En dat omdat volgens hun uitleg Jezus geen aanbidding toekomt. Het is echter hetzelfde woord dat is gebruikt om te zeggen dat God moet aanbeden worden en dat mensen niet aanbeden mogen worden. Jezus is dus voor hen niet God.

  Maar we vragen uw aandacht voor wat de eerste president van het Wachttorengenootschap schreef: “Het feit dat onze Heer aanbidding ontving is door sommige gebruikt om te zeggen dat wijl Hij op aarde was Hij God de Vader was verkleed als een lichaam van vlees en niet werkelijk een mens. Werd Hij werkelijk aanbeden of gaat het om een vertaalfout? Ja, wij geloven dat onze

Heer Jezus toen hij op aarde was werkelijk en terecht aanbeden werd. Hij was niet de God, Jehovah, maar een god. Het woord God wil zeggen: een machtige en onze Heer was in

werkelijkheid een machtig iemand. Zo staat het in de eerste verzen van het evangelie van Johannes. Het was dus toepasselijk dat onze Heer de aanbidding ontving met de achtergrond

dat hij de eniggeboren van de Vader is (...)” (‘The Watchtower’, July 15, 1898, blz.216, wij onderstrepen).

Was C.T. Russell verkeerd of is de uitleg van de WT momenteel verkeerd? Wanneer Russell niet verkeerd is, zijn jullie verkeerd! Wanneer jullie niet verkeerd zijn, is Russell verkeerd!

Eén van u beiden is niet de beleidvolle slaaf! Eigenlijk is géén van u beiden is een beleidvolle slaaf!

We hebben een reden waarom we hier bewust verwijzen naar die oude geschriften van de Wachttoren. In het maandblad van de actieve Jehovah’s Getuigen ‘Onze Koninkrijksdienst’ van juli 1993, pagina 1 (wij onderstrepen) lezen we het volgende: “Maak een goed gebruik van oudere uitgaven: Denk eraan dat De Wachttoren en Ontwaakt! hun waarde niet verliezen ook al zijn ze niet allemaal binnen een maand of twee na hun uitgavedatum verspreid. De inlichtingen die erin staan, worden met het verstrijken van de tijd niet minder belangrijk, en wij dienen niet te aarzelen oudere exemplaren die in goede staat verkeren aan te bieden. Door toe te laten dat oudere tijdschriften zich opstapelen.” Het gaat hier om tijdschriften die enkele maanden oud zijn. En wat als ze één jaar oud zijn, of tien, of vijftig? We zullen dat beantwoorden met een ander citaat. In ‘Onze Koninkrijksdienst’ (het maandblad van de insiders van de WT) van augustus 1989 op pagina 3, paragraaf 5 en 6 lezen we: “Sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw (lees vanaf 1870) is de hedendaagse christelijke gemeente progressief voorwaarts gegaan in de richting van een helderder begrip van Jehovah’s Woord. In de loop der jaren is er een grote verscheidenheid van vragen gerezen die duidelijke antwoorden vereisten. „De getrouwe en beleidvolle slaaf” heeft in zulk ‘voedsel te rechter tijd’ voorzien (Matth. 24:45). Stuk voor stuk zijn de vragen grondig in het licht van de bijbelse waarheid onderzocht en is er specifieke leiding voor Jehovah’s volk verschaft. Al deze inlichtingen zijn aan ons doorgegeven door middel van de publikaties van de theocratische organisatie, vooral via het tijdschrift De Wachttoren.” Dat is de reden waarom we ook citeren uit de oudere tijdschriften want ze zijn immers als: “specifieke leiding voor Jehovah’s volk.” Maar wat C.T. Russell leerde is niet meer hetzelfde wat men nu leert. Vanuit dit standpunt is er een verwarring en contradictie die niet te overzien is.

Page 465: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 465

Dit moet u dus weten! Elke aanbidding van Jezus is aanbidding van YaHWeH! In de zin van wat we hierboven schrijven passen tientallen teksten waarvan deze de belangrijkste zijn; Mat.2:21 / Joh.14:6 / Hand.2:21 / 4:12 / 10:43 / 1 Tim.2:5,6 / Heb.2:3.

Zodat, indien u die Jezus nog niet kent op deze wijze u toch op de knieën moet. Zegt u nog tegenstribbelend, ik mag slechts voor God op de knieën gaan, ook dan moet u weten dat ELKE KNIE uiteindelijk zal moeten buigen voor de Heer. Lees a.u.b. Phil.2:9-11. Er was eens een melaatse die door Jezus genezen wou worden en ging daarom op de knieën voor Hem met het verzoek tot genezing. En wat dokters niet konden in die dagen bewerkte Jezus. En die man moest dat steeds weer verkondigen. Hij kon er niet over zwijgen! Lees maar Marcus 1:40-45. Laten we die Heer die ons redt dan ook vrijwillig en in dankbaarheid “aanbidden” en “dienen.”

BIBLIOGRAFIE Bickersteth E.H., The Trinity, blz.54-66, Kregel, z.j. Cimosa M., Il vocabolario di preghiera nel Pentateuco dei LXX, LAS, Roma 1985, blz.53-68. Voor het Hebreeuwse ”histahawah” blz.62-65. De schrijver berekende dat van de 171 maal dat “histahawah” is gebruikt in het OT, er 164 teksten zijn vertaald in the LXX als “proskunei/n.” Voor het Griekse “proskunei/n” blz.65-66 Crawford R., Is Christ inferior to God?, The Evangelical Quarterly, oct-dec. 1971, blz.203-209.Florovsky G., The Double Procession of the Holy Spirit According to Saint Gregory Palamas, A paper presented in the Conference of Pro Oriente, Vienna, blz.12-15, June 2003. Florovsky G., The Church Filled with Holy Trinity Church and Justification. An Orthodox Approach to the Issue of Justification and Collective Faith, The Greek Orthodox Theological Review 28 (1983), blz.145-155. Harold F. C., Only the Father Knows: Historical and Evangelical Responses to Jesus’ Eschatological Ignorance in Mark 13:32, JOURNAL OF BIBLICAL STUDIES, Issue 1:3, Jul-Sep 2001. Hoekema A., The four Major Cults, blz.339-344, Erdmans 1963. Green M., ed., The Truth of God Incarnate, Eerdmans Publishing Company, 1977. Een weerwoord aan de studie van J. Hick over de incarnatie. Gregg R., ed., Arianism: Historical and Theological Reassessments (Philadelphia: Patristic Foundation, 1985), blz.1-20. Jobes K.H., Distinguish the Meaning of Greek Verbs in the Semantic Domain for Worship, in Filología Neotestamentaria 4 (1991), blz.183-192. Luter A. B. JR., Worship as service: the New Testament usage of latreuo, Criswell Theological Review 2.2 (1988) blz.35-344. McGregor Wright R. K., Jesus is YaHWeH: How to Witness to Jehovah’s Witnesses About The Deity of Christus , © January 1996. Op internet: Aquila and Priscilla Study Center. Miller M. R., Seven Theological themes in Hebrews, Grace Theological Journal 8.1 (1987), blz.131-140. Nash R.H., The Gospel and the Greeks: Did the New Testament Borrow From Pagan Thought? Probe Books, 1992. Robinson W.C., Our Lord, An affirmation of the deity of Christ, Eerdmans, 1949. Een zeer mooi hoofdstuk voor dit onderwerp is hoofdstuk 6, en een korte visie op de praktijk ervan vanaf blz.139-152. Shamoun S., Biblical Monotheism Examined: Trinitarian or Henotheistic in Nature? Internet www.forananswer.org Shamoun S., Jesus and Latreuo. Internet www.forananswer.org Snow E. V., FURTHER EVIDENCE THAT JESUS IS GOD, A Reply Against Gary

Page 466: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 466

Fakhoury, Anthony Buzzard, and Wade Cox. Op internet.Stead G.C., ‘The Platonism of Arius’, JTS, n.s., 15 (1964), blz.16-37. Udd K. J., Only the Father Knows: A Response to Harold F. Carl, JOURNAL OF BIBLICAL STUDIES, Journal of Biblical Studies Issue 1:4 Oct -Dec 2001. Wainwright A.E., The Trinity in the New Testament, hfst.6, S.P.C.K., reprint 1975. Zeolla G. F., The Trinity in Two Watchtower Publications. Op internetsite van de schrijver; Darkness to Light ministry. Artikel Prayer in DNTT, deel 2, blz.855-885.

HOOFDSTUK 11

DE GEEST OF de geest?

Page 467: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 467

11.1 INLEIDING

In ‘DE WACHTTOREN’ van 15 oktober 1995 lezen we: “De heilige geest is ook van essentieel belang voor onze juiste relatie met Jehovah en Jezus Christus. Gedoopt worden in de naam van de heilige geest toont dat wij de rol erkennen die de geest in Gods bemoeienissen met ons speelt. Wij nemen ons voor de leiding van de geest te volgen, en de geest niet te negeren of ertegenin te gaan, waardoor wij de geest belemmeren door bemiddeling van ons werkzaam te zijn (Efeziërs 4:30; 1 Thessalonicenzen 5:19). Het feit dat de geest geen persoon is, levert geen probleem op wat taalgebruik of betekenis betreft, evenmin als het taalgebruik “in de naam van het verbond” in het judaïsme een probleem vormde” (blz.19). Voor de duidelijkheid, in het NT wordt er NOOIT een keer gezegd: “in de naam van het verbond.”

‘DE WACHTTOREN’ van 15 januari 1991 zegt: “In werkelijkheid spreekt de bijbel nooit op dezelfde wijze over de heilige geest als over God of Jezus. In de bijbel heeft de heilige geest geen persoonlijke naam” (blz.3). Als je niet goed oplet tijdens het Bijbellezen!

In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 februari 1992 lezen we ook nog dit: “Kan er gezegd worden dat dezen gedoopt werden in de naam van (in erkenning van) de Vader, de Zoon en de heilige geest? Ja. Hoewel Petrus hun niet zei gedoopt te worden in de naam van de Vader, erkenden zij reeds Jehovah als Soevereine Heer, aangezien zij natuurlijke joden waren, leden van een aan Hem opgedragen natie. Petrus zei wel: Word gedoopt in de naam van de Zoon. Hun doop gaf dus te kennen dat zij Jezus als Heer en Christus erkenden. Zij waren nu zijn discipelen en aanvaardden dat vergeving van zonden voortaan door bemiddeling van hem kwam. Ten slotte was de doop in erkenning van de heilige geest …” (blz.15 wij onderstrepen).

Maar is het niet zo dat Jehovah’s Getuigen, zoals de Joden, zich verzetten tegen de Heilige Geest?

“Gij verzet u altijd tegen de Heilige Geest” Hand.7:51

“Maar zij waren wederspannig en bedroefden zijn heilige Geest, daarom veranderde Hij voor hen in een vijand” Jes.63:10-14

Uit hun publicatie ‘Vergewist u van alles’ (uitgave 1958) blijkt dat Jehovah’s Getuigen toegeven dat het begrip “geest” in de Schrift toepasselijk is op een reeks van zaken. Zo is volgens dit boek (blz.164) “geest” gebruikt voor volgende personen en dingen. (Eenzelfde indeling vinden we volgens ‘DE WACHTTOREN’ van 1 okt.1957, blz.445-447): 1°) Jehovah 2°) Christus 3°) Engelen (of demonen) 4°) De levenskracht (in mens en dier) 5°) De geestesgesteldheid (maar het Grieks “nous” geeft dit meestal weer, bijvoorbeeld Rom.12:2 / Eph.4:23) 6°) Geestesuitingen (van God of demonen) 7°) De werkzame kracht van God.

Page 468: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 468

Deze opsomming is juist behalve n° 2. De opgestane Christus is niet alleen geest maar ook mens (zie hoofdstuk 8). Ook ontbreekt in deze tabel de verwijzing naar “de Heilige Geest” als persoon. Want het is zondermeer Bijbels te geloven in een persoon die God genoemd is, apart van de Vader en de Zoon. (Vergelijk deze tabel met bijvoorbeeld ‘A critical lexicon and Concordance’ van E. Bullinger, blz.728,729).

De redenen waarom Jehovah’s Getuigen niet geloven in de persoonlijkheid van deze “Geest” zijn de volgende: (volgens ‘Aid to bible understanding’, blz.1152,1153). 1°) Personificatie (ze geven de parakletos-teksten als voorbeeld) is geen bewijs van persoon- lijkheid. 2°) De Geest heeft géén persoonlijke naam. 3°) Associatie van geest met onpersoonlijke zaken bewijst dat de geest een zaak is. 4°) Omdat de geest meestal niet verbonden is aan het werk van een persoonlijke God of Chris- tus.

Bij wat nu volgt moet ons Jesaja 51:12 in gedachten zijn. De God van Israël zegt: “Ik, Ik ben het, die u troost.”

YaHWeH IS DE TROOSTER VAN ZIJN GEMEENTE! ALS VADER, ALS ZOON EN ALS HEILIGE GEEST!

11.2 DE PARAKLEET: KRACHT OF PERSOON?

In ‘DE WACHTTOREN’ van 15 september 1992, blz.16 staat er in een voetnota: “Hoewel de heilige geest gepersonifieerd wordt als een “helper”, is de geest geen persoon, want in het Grieks wordt een onzijdig voornaamwoord gebruikt om naar de geest te verwijzen. Insgelijks worden in het Hebreeuws vrouwelijke voornaamwoorden gebruikt om naar de gepersonifieerde wijsheid te verwijzen (Spreuken 1:20-33; 8:1-36). Bovendien werd de heilige geest “uitgestort”, wat met een persoon niet gedaan kan worden. - Handelingen 2:33” (wij onderstrepen).

In ‘Ontwaakt!’ van 8 jan.1999 blz.26, tweede paragraaf, staat het volgende: “Het zou niet helemaal nauwkeurig zijn te zeggen dat de heilige geest Gods kracht is.” Laat u echter niet misleiden door deze uitspraak. De Jehovah’s Getuigen doen alle moeite om van de Heilige Geest “een heilige geest” te maken. Let op de hoofdletters; van een persoon willen ze persé een kracht maken. Want op blz.27 gaat het toch over: “God, met zijn onzichtbare heilige kracht of geest.”

Vijf teksten in het evangelie van Johannes spreken over de “paraklètos” (Joh.14:15-17,26 / 15:26,27 / 16:7-11 / 12-14). Dit Griekse woord is volgens vertalingen weergegeven als “helper, trooster, advocaat, bijstand, enz... .” Zowel de passieve als actieve weergave is etymologisch mogelijk. (Zie bijv. ‘Dictionary of the Bible’ van Hastings, deel 3, blz.665-668.)

Hoewel het woord onzeker is qua vertaling valt er toch niet te gissen naar de betekenis van wie Hij is. In Joh.14:26 zegt Christus dat de Parakleet (Nederlandse vorm van het Grieks): “de

Page 469: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 469

Geest, de Heilige” is of zoals in de gewone vertalingen “de heilige Geest” of “de Heilige Geest.” De vertaling van Jehovah’s Getuigen heeft altijd “de heilige geest.” Hoe kan het anders wanneer men leert dat de Geest slechts de werkzame kracht van God is. En dat is het woord geest in vele gevallen (Luc.24:49 / Hand.1:4,5). De Parakleetteksten echter tonen aan dat een exegese op die lijn onmogelijk is.

Een eerste reden

Een eerste belangrijke reden waarom deze teksten naar een persoon verwijzen is de veelvuldigheid van persoonlijke voornaamwoorden in dit verband. Maar dit vereist wel enige uitleg. Het Griekse “paraklètos” is een zelfstandig mannelijk naamwoord. De vrouwelijke vorm paraklètria wordt in de Schrift niet gebruikt en ook weinig in het klassieke Grieks. Volgens de Griekse grammatica moeten de voornaamwoorden van persoonlijke aard (hij, hem enz...) allen de mannelijke vorm hebben. Maar het Grieks “pneuma” (geest) is een onzijdig woord en heeft dus altijd in het Grieks de onzijdige persoonlijke voornaamwoorden (Grieks “auto” = het).

Uit deze gegevens redeneren Jehovah’s Getuigen dat aangezien de geest (pneuma) in de oorspronkelijke Griekse Bijbeltekst “het” genoemd wordt, dus een zaak is en geen persoon. Anders gezegd de kracht van God en niet een Goddelijk Persoon (zie ‘Ontwaakt!’ van 22 juli 1971, blz.28-30). Men wil met een geleerd betoog over persoonlijke voornaamwoorden (in de Griekse taal) de gedachte van de lezers in de war brengen.

Maar deze Griekse regel is niet altijd letterlijk over te zetten in een andere taal. Als voorbeeld kunnen we naar Mat.14:11 verwijzen. Het Griekse werkwoord “zij bracht” kan letterlijk eigenlijk ook vertaald worden als “hij bracht” of “het bracht” omdat het naamwoord meisje (korasion) in het Grieks onzijdig is. Daarom ook staat het werkwoord in de neutrale derde persoonsvorm. En toch zegt de NWV “zij bracht” juist omdat de context het bewijst. Daarom moet ook daar waar het onzijdige “pneuma” op een persoon wijst vertaald worden als “hij” en niet als “het”. Zo bijvoorbeeld is God “een geest” volgens Joh.4:24 maar ook een persoon. In de oorspronkelijke Griekse tekst staat er voor Jezus als baby géén lidwoord, Hij is dan een “het” volgens Mat.2,8,11,13, 14,20,21. Acht maal wordt van Johannes de Doper gezegd als baby dat hij “het” is volgens Lucas 1:59,60,62,63,66,66. De mensen die Jezus zal opwekken zijn “het” maar zijn toch personen (Joh.6:39). Dat heeft te maken met de eigenheid van de Griekse taal en maakt van die mensen geen zakelijke dingen.

Omgekeerd zouden we kunnen redeneren dat aangezien de Parakleet als “hij” aangeduid is in het Grieks, daarom een persoon is. De verhouding zou in dit geval fifty/fifty zijn en het geschil zou onoplosbaar zijn. Maar dit is het niet om de reden dat de aanwijzende voornaamwoorden (deze, diegene) in de Parakleetteksten allen in de mannelijke vorm staan.

Er staat altijd het begrip “ekeinos” en nooit “ekeino.” Altijd “deze” (mannelijk) en nooit “dat” (onzijdig) alsof de Parakleet een zaak of ding zou zijn.

Nu tracht de WT dit te omzeilen door te beweren dat de Parakleet een verpersoonlijking is van Gods werkzame kracht. En het is waar dat zaken of dingen soms gepersonifieerd worden in de Schrift. Bijvoorbeeld Wijsheid in Mat.11:19 / Dood en zonde in Rom.5:14,21 et cetera. Maar in geval van personificatie is het ongewoon om “ekeinos” te gebruiken en de enige uitzondering die

Page 470: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 470

we kennen is Joh.12:48 en dit omdat men een gepersonifieerde tegenstelling heeft. Zoals in Joh.1:11,12 de schrijver spreekt over “auton” (mannelijk) in plaats van “auto” (onzijdig “het”) hoewel het licht waarover hij spreekt onzijdig is, zo overbrugt de term “Parakleet” het onzijdige “pneuma”. Daarom ook een aanwijzend voornaamwoord in mannelijke vorm (“ekeinos”).

Zie voor het gebruik van “ekeinos” bij Johannes o.a. Joh.1:18,33 / 5:11 / 7:45 / 9:9,11,25,36 / 14:12,21,26 et cetera. Vergelijk de ‘Grammatica’ van Blass / Debrunner, par.291 en A.T. Robert- son, blz.706-709.

Op een internetsite van een Unitarische sekte (niet Jehovah’s Getuigen) vonden we ook nog dit argument; gezien het begrip Logos wel mannelijk is als woord maar géén echte man is of echte vrouw mag het ook als “het” Woord beschreven worden. William Tyndale vertaalde als “it” in 1525, zoals ook Wycliffe had gedaan in 1380 en later Cranmer in 1539 en de Bible de Genève in 1557. De King James vertaling die ongeveer 90% van de tekst van W. Tyndale overnam in zijn vertaling heeft deze echter niet gevolgd om de Logos als “it” te beschrijven. Deze groep gelooft niet in een persoonlijke Logos, maar in een personificatie. Jehovah’s Getuigen geloven wel in een persoonlijke Logos en vertalen daarom als “hij.” Dit om aan te geven dat men zijn vertaling aanpast om zijn theologie te staven. E.W. Bullinger heeft een goede nota bij Joh.1:1: “Zoals het geschreven woord de verborgen gedachten onthuld, zo onthulde het Levende Woord de onzichtbare God.” En 2 Cor.4:6 geeft daar een verklaring voor.

Ron Rhodes, een bekend schrijver tegen sekten in de VSA, geeft dit als commentaar: “De primaire reden van de Jehovah's Getuigen is dat ze zeggen dat de Heilige Geest een 'actieve kracht' is en dat het Griekse woord voor 'Geest' (pneuma) onzijdig is. Echter, zoals hierboven vermeld, is dit een foutieve redenering, omdat het geslacht van het woord  te maken heeft met de grammaticale vorm van het woorden maar niet op het daadwerkelijke fysieke geslacht. Zo zal men die in de Schrift vinden,  onzijdige  termen worden gebruikt  in verwijzing naar  kleine kinderen (Lucas 1:41,44 / 2:16, 18:15), kinderen (Mark 5:39-41), meisjes (Mattheüs 9:24,25, Marcus 5:41,42), onreine geesten (Mattheüs 12:24,27,28, Marcus 7:26,29,30), en de engelen (Hebreeën 1:14). Het is duidelijk dat elk van deze wezens een persoonlijkheid hebben, ook al is het een onzijdig term die in verwijzing naar hen wordt gebruikt. We kunnen dan veilig concluderen dat het gebruik van een neutrale term, niet een gebrek aan persoonlijkheid wil beduiden.”⎯ Reasoning from the Scriptures with the Jehovah’s Witnesses, Harvest House Publishers, 1993, blz.213-214.

Wat we met dit alles willen zeggen is: de geest is niet zo maar een zaak omdat het Griekse begrip “pneuma” onzijdig is. Evenmin echter ook slechts mannelijk of vrouwelijk zoals het Hebreeuws “ruach.” Deze dingen zijn eigen aan de respectievelijke taal en hebben niets te maken met het geslacht van de geest (of de Geest). Bij vertaling van pneuma of ruach moet elke tekst dus individueel onderzocht worden of men met de Geest of geest te maken heeft. Of het gaat om een persoon of een zaak! Voor de studie van het gebruik van “ruach” zie het belangrijke werk van J.H. Scheepers, ‘Die Gees van God en die Gees van die Mens in die Ou Testament’, Kok, 1960.

Een tweede reden

Page 471: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 471

De tweede reden waarom de Parakleetteksten een verwijzing moeten zijn naar een persoon in plaats van een kracht is de manier waarop de Schrift over Hem spreekt. Zo is de Parakleet voor de discipelen een leraar (Joh.14:26) een getuige (15:26) een gids (16:13) een lofprijzer (16:14). Voor de discipelen is Hij de bekende omdat Hij met, naast en in hen woont (Joh.14:16,17). Het inwonen van de Geest is geen bewijs dat deze slechts een kracht is zoals de WT tracht te beweren. Zowel Vader als Zoon worden beschreven als wonende in de gelovige. Men kan deze evenmin tot krachten terugbrengen. Zie o.a. Joh.4:13 / 3:24 / 14:20. In Handelingen 9:31 is gezegd wat wijst op de Heilige Geest als trooster: “en zij (de gemeente) nam in aantal toe door de bijstand van de Heilige Geest.” Het begrip “bijstand” is het Griekse werkwoord “parakleses.”

Een derde reden

Als derde reden hebben we de benaming “andere Parakleet” voor de Heilige Geest. Dat Jezus Hem de “andere” noemt bewijst dat er een Parakleet was voordat Deze zijn functie als dusdanig aannam. De eerste Parakleet is Christus zelf die zo genoemd is in 1 Joh.2:1. Vergelijk Luc.2:25 / Heb.7:25 / Rom.8:34 en zie voor YaHWeH naar Jes.51:11 (in sommige vertalingen vers 12) als trooster van zijn volk Israël. Dat de tweede Parakleet eveneens een persoon is en niet slechts een kracht volgt uit de nauwkeurige woordkeuze van Jezus. Hij zegt dat de Heilige Geest de “allon paraklèton” is. Nu gaat veel van de kracht van het Griekse “allon” verloren bij vertaling. En dat is omdat twee Griekse woorden voor “andere” (“allos” en “heteros”) meestal eenzelfde vertaling krijgen in het Nederlands. Het verschil is dat “allos” verwijst naar een andere (tweede zaak of persoon) van dezelfde aard terwijl “heteros” naar een andersoortige zaak of persoon verwijst. Zie voor “allos” naar Mat.5:39 / 27:42 (volgens de Joden was Jezus een gewone man zoals alle anderen) Luc.5:29 / Joh.5:32 (de Vader is een andere maar van dezelfde wezenlijkheid als Christus) Joh.10:16 (schapen van dezelfde soort, dus ook eenzelfde roeping) et cetera. Voor “heteros” echter zie Mat.8:21 (de vorige discipel was een schriftgeleerde, deze niet), Mat.11:3 (moest er ná Christus nog een andere soort Messias komen?), Luc.17:34 (gelovigen en ongelovigen) et cetera. De andere Parakleet die Christus beloofd is daarom van “dezelfde soort” als Christus, van “eenzelfde wezensgelijkheid” als de eerste Parakleet. Een mens, een engel of een werkzame kracht zou dus niet voldoen aan de benaming van “allon paraklèton.” Dan zou Christus over een “andersoortige” (= heteros) Parakleet gesproken hebben. Dat is kort samengevat de letterlijke vervulling van de belofte van Jezus dat ná zijn heengaan een andere trooster – een persoon - in Zijn plaats komt (Joh.14:15-17,26 / 15:26,27 / 16:7-11,12-14).

Een vierde reden

Een verder bewijs van onpersoonlijkheid vindt de WT in het boek Openbaring waar enkele malen sprake is over de 7 geesten Gods (Opb.1:4,5 / 3:1 / 4:5 / 5:6). Zo staat in hun boek ‘Inzicht in de Schrift’ deel 1, blz.815, onder de symbolische betekenis van het getal zeven: “In het boek Openbaring wordt het getal zeven talloze malen in symbolisch gebruikt, zowel in verband met aangelegenheden die God en zijn gemeente (...) te maken hebben.” Als voorbeeld geeft men dan o.a. Opb.1:4. Zie ook hun ‘Dan is Gods Mysterie voleindigd’ blz.132,180,181. Een Jehovah’s Getuige aanvaard dat er dus niet zeven maar één geest is, omwille van zijn volmaaktheid in werking als zevenvoudig afgebeeld. Dat het echter een kracht is die afgebeeld is staat er niet. Het is zelfs zeer onwaarschijnlijk dat Opb.1:4 dat zegt. Die tekst spreekt van de genade en vrede die tot

Page 472: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 472

ons komt van de Vader EN de zeven geesten (de ENE Geest) EN van Jezus Christus. Men heeft hier een opsomming van personen, niet van onpersoonlijke krachten. Jehovah’s Getuigen en de moderne critici beweren dat in het evangelie van Johannes een personificatie gebruikt wordt voor de “geest” maar falen in hun bewijsvoering door het hard te maken. Het is NIET als bijvoorbeeld de symbolische “wijsheid” in Mat.11:19 of “dood en zonde” in Rom.5:14,21.

Symbolen, een andere soort waarheid en werkelijkheid

De Wachttoren verwijst naar enkele personificaties in the Bijbel en vraagt ons daaruit te besluiten dat de Heilige Geest maar een kracht is. Ze wijzen op:Bloed = Gen.4:10 Dood regeert = 1 Cor.15:55 Hoofden, Poorten, Deuren = Ps.24Ijzeren poort = Hand.12:10 Liefde = 1 Cor.13 Rijkdom of Mammon = Luc.16:13 Stenen kunnen roepen = Luc.19:37-40 Wijsheid = een vrouw in Spreuken 8 (dus, opgepast niet Christus!) (zie ook Spr.9:16) Wijsheid heeft kinderen = Luc.7:35 Zonde = Rom.6

Maar… Een symbolische voorstelling van een persoon is niets vreemds in de Schrift. In de Openbaring wordt over Jezus enkele malen gesproken alsof Hij een Lam is. Volgens Jer.23:5 / 33:15 / Zach.3:8 / 6:12 is Hij Spruit van David. Volgens Jes.4:2 is Hij, vrucht der aarde en in Jes.11:1 tronk van Isaï. Zie dat in de volgende tabellen weergegeven. We geven dit als een onrechtstreeks bewijs voor de Geest als een persoon. Want vanuit wat over Jezus gezegd is in figuurlijke, metaforische en typologische zin, en Hij hierdoor niet tot een zaak is gemaakt, maar een persoon blijft, zo moet men ook wanneer de Heilige Geest voorgesteld is als een zaak, Hem niet uitsluiten van een persoonlijkheid.

Symbolische voorstelling van Jezus met Personen

1°) Adam 1 Cor.15:45 2°) Advokaat 1 Joh.2:1 3°) Bisschop 1 Pet.2:25 4°) Bruidegom Mat.9:15 5°) Emmanuël Mat.1:23 6°) Goede Herder Joh.10:11,14 7°) Gids Ps.48:14 8°) Heilige Gods Marc.1:24 9°) Heilige Israëls Jes.41:14 10°) Hoofd Col.1:18 11°) Kapitein Jozua 5:4 12°) Koning van Israël Mat.27:42 / Joh.1:49

Page 473: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 473

13°) Leraar Mat.26:18 / Joh.3:2 14°) Machthebber 1 Tim.6:15 15°) Priester Heb.4:14 16°) Rabbi Joh.3:2 / 20:16 17°) Verlosser Jes.59:20 / 60:16 18°) Wetgever Jes.33:22 19°) Zoon des mensenMat.18:11 20°) Zoon van Abraham Gal.3:16,19 21°) Zoon van David 2 Tim.2:8 22°) Zoon van de vrouw Gen.3:15 23°) Zoon van God Luc.1:35 24°) Zuiveraar Mal.3:3

Symbolische voorstelling van Jezus met Planten en Dieren 1°) Arend Ex.19:4 / Opb.4:7 2°) Duif Lev.5:11 / Luc.2:24 3°) Eersteling 1 Cor.15:23 4°) Hen Mat.23:37 5°) Kalf Ezech.1:10 / Opb.4:7 6°) Lam Ex.29:38 / Joh.1:29,36 7°) Leeuw Ezech.1:10 / Hos.11:10 / Opb.4:7 / 5:5 8°) Lelie Hooglied 2:1 (?, indien dit naar Christus verwijst) 9°) Roos Hooglied 2:1 (?, indien dit naar Christus verwijst) 10°) Schaap Lev.1:10 / Jes.53:7 11°) Slang Num.21:8,9 / Joh.3:14 12°) Stier Num.7:87 13°) Wijnstok Joh.15:1 14°) Worm Ps.22:6 15°) Zondebok Lev.16

Symbolische voorstelling van Jezus als niet tastbare zaken

1°) Alpha en Omega Opb.1:11 2°) Amen Opb.3:14 3°) Gerechtigheid Jer.23:6 / 33:16 4°) Licht van de wereld Joh.9:5 5°) Verzoening 1 Joh.2:2 / 4:10 6°) Woord Joh.1:1 / Opb.19:13

Symbolische voorstellingen van de Heilige Geest

1°) Adem (Johannes 20:22): Zonder adem is men morsdood binnen enkele minuten. Wij krijgen

Page 474: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 474

leven door de inwonende Heilige Geest. 2°) Een duif (Mat.3:16 / Joh.1:12): De duif is een symbool van zuiverheid en vliegt tot in de he- mel waar God is. In de brochure ‘Moet u…’ staat op blz.21 een afbeelding van een duif. Men voegt er dit aan toe: “Bij één gelegenheid verscheen de heilige geest als een duif. Bij een andere gelegenheid als tongen van vuur – nooit als een persoon.” Bij het toepassen van dezelfde redeneertechniek moeten we ook zeggen dat God geen persoon is want ook Hij is nooit als persoon verschenen. Dus straffe argumenten gebruikt de Wachttoren eigenlijk niet. 3°) Een zegel (Eph.1:13 / 5:5): Een zegel geeft de eigendom aan van iets en geeft aldus recht op bescherming van de bezitter en heer. 4°) Een zegel en onderpand (2 Cor.1:22): Wat we nu al ontvangen van de Heilige Geest is de voorafbetaling van wat er nog te verwachten is. 5°) Kleed (Lucas 24:49): Hij “kleed” ons met kracht van omhoog. 6°) Olie (Luc.4:18 / Hand.10:38 / Heb.1:9 / 1 Joh.2:27): Olie is een wondermiddel, gebruikt voor het zalven van koningen, priesters en profeten, is heilzaam, is voedzaam en geeft licht. Ook de Heilige Geest doet dat allemaal. 7°) Water (Jes.44:3 / Joh.7:37-39): Water is iets aparts; kleurloos, reukloos en doorschijnend. Zo is het ook met de Heilige Geest, Hij is onmerkbaar aanwezig. Water verdrijft de onvruchtbaarheid uit de woestijn en de Heilige Geest zal dit ook in ons leven doen. 8°) Vuur (Hand.2:3): Heeft een zuiverende werking voor de gelovige. 9°) Wijn (Eph.5:18): Niet dronken van echte wijn maar van de Heilige Geest.10°) Wind (Johannes 3:8/ Hand.2:1,2): We zien de wind niet maar wel het resultaat ervan; de wind blaast waarheen hij wil, en zo is God’s Geest soeverein. God geeft giften wien hij wil. God is als een orkaan om te vernietigen, maar ook als een verfrissende bries voor de gelovige.

Ons besluit:1°) een voorstelling van de Christus als een zaak of symbool maakt er géén onpersoonlijk iets van!2°) een voorstelling van de Geest als een zaak of symbool maakt er géén onpersoonlijk iets van!

Enkele moeilijke teksten indien we ze letterlijk lezen illustreren dit duidelijk.

“Doet de Here Jezus Christus aan en wijdt geen zorg aan het vlees” Rom.13:14. Men kan Christus niet letterlijk aandoen. Twee opmerkingen: doe IK het, dan kan Hij niet door anderen aangedaan worden. Een tweede punt; wanneer ik niets doe voor mijn vlees, niet eet en niet drink dan ben ik binnen de week morsdood. Zie ook Gal.3:27 voor de gedachte van het zich bekleden met Christus. In 2 Tim.4:6 spreekt Paulus over zichzelf: “reeds word ik als plengoffer geofferd.” Niet letterlijk maar in figuurlijke taal. We vinden dezelfde gedachte nog eens in Phil.2:17.

De teksten waar de “parakletos” is genoemd spreken over een andere persoon dan de Vader of Jezus, dus een derde persoon. Deze “drie” worden later aangegeven in de theologie als de drie-enige God.

Joh.14:26 “hO DE PARAKLHTOS, TO PNEUMA TO hAGION, hO PEMYEI hO PATHR EN TWi ONOMATI MOU, EKEINOS hUMAS DIDAXEI PANTA KAI hUPOMNHSEI hUMAS PANTA hA EIPON hUMIN [EGW].”

Page 475: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 475

Joh.15:26 “hOTAN ELQHi hO PARAKLHTOS hON EGW PEMYW hUMIN PARA TOU PATROS, TO PNEUMA THS ALHQEIAS hO PARA TOU PATROS EKPOREUETAI, EKEINOS MARTURHSEI PERI EMOU•”

Joh.16:8 “KAI ELQWN EKEINOS ELEGXEI TON KOSMON PERI hAMARTIAS KAI PERI DIKAIOSUNHS KAI PERI KRISEWS•”

Joh.16:13 “hOTAN DE ELQHi EKEINOS, TO PNEUMA THS ALHQEIAS, hODHGHSEI hUMAS EN THi ALHQEIAi PASHi• OU GAR LALHSEI AF᾽ hEAUTOU, ALL᾽ hOSA AKOUSEI LALHSEI KAI TA ERCOMENA ANAGGELEI hUMIN.”

Joh.16:14 “EKEINOS EME DOXASEI, hOTI EK TOU EMOU LHMYETAI KAI ANAGGELEI hUMIN.”

11.3 EEN PERSOON, ZONDER NAAM?

Op http://www.jehovahs-getuigen.nl staat een artikel getiteld: ‘De Heilige Geest: “Derde persoon” in een Drie-eenheid of Gods Werkzame Kracht?’, waaruit dit citaat (hun onderstreping). “NIET ALS PERSOON AANGEDUID Aangezien God zelf een Geest is en heilig is en aangezien al zijn getrouwe engelenzonen geesten zijn en heilig zijn, is het logisch dat de “heilige geest”, als die een persoon zou zijn, in de Schrift op de een of andere wijze als zodanig zou zijn aangeduid teneinde hem van al die andere ‘heilige geesten’ te onderscheiden. Het zou te verwachten zijn dat op zijn minst in alle gevallen waar hij niet “Gods heilige geest” wordt genoemd of niet door een soortgelijke uitdrukking nader wordt aangeduid, het bepalend lidwoord zou staan. Daardoor zou de geest ten minste als DE Heilige Geest worden onderscheiden. Maar het tegendeel is waar. In een groot aantal gevallen komt de uitdrukking “heilige geest” in de Griekse tekst zonder het lidwoord voor, wat erop duidt dat het niet om een persoon gaat. - Vergelijk Handelingen 6:3, 5; 7:55; 8:15, 17, 19; 9:17; 11:24; 13:9, 52; 19:2; Romeinen 9:1; 14:17; 15:13, 16, 19; 1 Korinthiërs 12:3; Hebreeën 2:4; 6:4; 2 Petrus 1:21; Judas 20*) Kingdom Interlinear en andere interlineaire vertalingen.* Vergelijk deze teksten eens met hoe ze worden weergegeven in bijvoorbeeld de Statenvertaling. In deze vertaling wordt het bepalend lidwoord “de” ingevoegd/toegevoegd voor geest of heilige geest, terwijl “de” niet voorkomt in het originele Grieks (...)net als het overvloedige gebruik van hoofdletters H en S met betrekking tot (h)eilige (g)eest. De Statenvertaling wil duidelijk heilige geest personifiëren in deze verzen. De originele geïnspireerde taal doet dat echter niet. De vertalers van de vertalingen die “de” toevoegen hebben Gods geïnspireerde woord ‘gewijzigd’ om zodoende een bepaalde leerstelling te ondersteunen, namelijk die van de “derde persoon”.”

Deze Jehovah Getuige (maar ook alle andere) beweren dat de Heilige Geest geen naam heeft, Hij kan dus alleen maar zaak zijn of kracht. Hun argumentatie in dit verband berust echter op een vals beginsel, het verschil dat er zou bestaan tussen een titel en een naam. In ons moderne denken kan dit beginsel soms geldig zijn, echter niet voor een Oosterling en zeker niet voor de

Page 476: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 476

Bijbel. Wat wij een titel zouden noemen, heeft dikwijls de betekenis van wat volgens de Schrift een naam is. Zo heeft het woord “Christus” zowel een ambtelijke betekenis (gezalfde) maar is ook gebruikt als een persoonlijke eigennaam. Omgekeerd is ook mogelijk. Jezus krijgt de profetische naam Emmanuël, een persoonsnaam. Niemand heeft Hem echter ooit zo genoemd en alle exegeten (de WT incluis) verklaren de naam als een titel.

Daarom is het ook zo dat indien bewijs gegeven kan worden dat de Heilige Geest goddelijke titels bezit, dan ook zelf God moet zijn. En dat kan tot ongenoegen van Jehovah’s Getuigen. Zo heeft de Heilige Geest de naam “God” (of titel). In de trieste geschiedenis van Ananias en Saffira (opgetekend in Hand.5) zegt Petrus tot hem: “Maar Petrus zeide: Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld om de Heilige Geest te bedriegen (...) Gij hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God” (Hand.5:3,4). Maar de WT die persé Gods woord van zijn kracht wil beroven zegt: “Evenals bepaalde regeringen door van electriciteit gebruik te maken misdadigers ter dood laten brengen, heeft Jehovah verschillende malen zijn heilige geest gebruikt om het vonnis aan goddelozen te voltrekken zoals in het geval van Ananias en zijn vrouw Saffira” (‘DE WACHTTOREN’ van 1 okt. 1957, blz.452).

‘De Heilige Geest: “Derde persoon” in een Drie-eenheid of Gods Werkzame Kracht?’

HANDELINGEN 5:3-4“Maar Petrus zeide: Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld om de Heilige Geest te bedriegen en iets achter te houden van de opbrengst van het stuk land? Als het onverkocht gebleven was, bleef het dan niet van u, en was, na de verkoop, de opbrengst niet te uwer beschikking? Hoe kondt gij aan deze daad in uw hart plaats geven? Gij hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God.” - NBGDe ‘redenering’ die bij deze schriftplaats wordt gebruikt is: “Er wordt gezegd dat Ananias tegen de Heilige Geest loog en dat hij niet heeft gelogen tegen mensen, maar tegen God; daarom moet de Heilige Geest wel God zijn.” (…) Met dit type redenering zou men ook tot de conclusie kunnen komen dat de apostelen God zouden zijn. Waarom? Het geld werd aan de voeten van de apostelen neergelegd. De ‘leugen’ werd dus als eerste begaan tegen de apostelen. Moeten we dan maar concluderen dat de apostelen geen mannen waren, maar dat ze de heilige geest waren dus God? We zouden zeggen dat zo’n ‘redenatie’ nergens op slaat...en terecht.”

‘Redeneren aan de hand van de Schrift’ (uitgegeven door het Wachttoren-genootschap) zegt aangaande 2 Corinthiërs 13:14 en Mattheüs 28:19 het volgende:“In geen van deze teksten wordt gezegd dat Vader, Zoon en Heilige Geest alle drie gelijk zijn, alle drie eeuwig, of alle drie God...Hoewel in McClintock en Strongs Cyclopedia of Biblical, Theological, and Ecclesiastical Literature de leerstelling der Drieëenheid wordt voorgestaan, geeft men met betrekking tot Matthéüs 28:18-20 toe: “Deze tekst bewijst echter op zichzelf genomen niet afdoend de persoonlijkheid van de drie genoemde onderwerpen, noch hun gelijkheid of godheid” (herdruk van 1981, Deel X, blz. 552). Met betrekking tot andere teksten waarin Vader, Zoon en Heilige Geest eveneens alle drie samen worden genoemd, geeft deze Cyclopedia toe dat ze op zichzelf genomen “ontoereikend” zijn om de Drieëenheid te bewijzen.”

Page 477: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 477

Hoe mooi de illustratie ook mag zijn de kern van de zaak is er niet door aangeraakt. De heilige geest (als kracht) zou dus een werking hebben als elektriciteit. Maar is dat mogelijk, elektriciteit te beliegen of bedriegen? Of kan men een radio ingeschakeld op een voltage van 220 volt laten werken op 380 volt? Of kan men met een strijkijzer, televisiebeelden ontvangen? We kunnen de elektriciteit niet bedriegen maar Gods Geest wel. Omdat deze geen kracht maar persoon is. Ook de naam YaHWeH is onrechtstreeks van toepassing op de Heilige Geest. Zo geeft Hand.28:25-27 en Heb.3:7-9 te kennen dat Gods Geest iets voorzei wat opgetekend staat in het OT. Maar bij nader onderzoek van de aangehaalde schriftuurplaatsen is het duidelijk dat YaHWeH deze woorden sprak. (Zie Jes.6:8-10 / Ex.16:7 / 17:2-7.) Vergelijk ook Jer.31:31-34 met Heb.10:15-17. De conclusie die er uit volgt is deze: de Heilige Geest van het NT = YaHWeh van het OT.

De Heilige Geest is géén elektriciteit of energie maar een persoon. Dit zijn vijf redenenen: 1°) Mensen hebben de Heilige Geest bedroefd, energie kan je niet bedroeven Eph.4:30 2°) Mensen hebben de Heilige Geest belogen, energie kan je niet beliegen Hand.5:3 3°) Mensen hebben de Heilige Geest beledigd, energie kan je niet beledigen Heb.10:29 4°) Mensen hebben de Heilige Geest tegengesproken, energie kan je niet tegenspreken Mat.12:31 5°) De Heilige Geest heeft liefde, energie heeft geen liefde Rom.15:30

In 1 Cor.3:16 worden christenen de tempel Gods genoemd omdat de Geest in hen woont m.a.w. God = Geest. Volgens Deut.32:12 geeft YaHWeH rust aan het volk Israël maar Jes.63:14 zegt dat dit door de Heilige Geest geschied is.

En daarom deze tabel van beschrijvingen, van titels en van namen voor de Heilige Geest.

Namen voor de Heilige Geest

“De Geest van God” (Mat.3:16 / 1 Cor.3:16) “De Geest van Christus” (1 Pet.1:11 / Rom.8:9) “De Geest der heiligheid” (Rom.1:4) “De Geest van Waarheid” (Joh.14:17 / 16:13)“De Geest van bezonnenheid” (2 Tim.1:7) “De Heilige Geest der belofte” (Eph.1:13) “Een Geest van zachtmoedigheid” (Gal.6:1) “De Geest van kennis” (Jes.11:2) “De Geest van Wijsheid” (Eph.1:17) “De Geest van Heerlijkheid” (1 Pet.4:14) “De Geest van raad” (Jes.11:2) “De Geest van genade” (Heb.10:29) “De Geest van het zoonschap” (aanneming) (Rom.8:15) “De Geest van Profetie” (Opb.19:10)

11.4 DE GEEST, DE HEILIGE

Page 478: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 478

De belangrijkste naam waardoor het onderscheid tussen Vader / Zoon en Geest aangegeven wordt is de titel “De Geest, De Heilige.” We weten wel dat men deze uitdrukking in de gewone Bijbels niet zo gauw zal vinden. Dat is wel jammer. Want door vertaling (zowel in de NWV als andere Bijbels) is veel verloren gegaan wat betreft het onderscheid tussen de verscheidene uitdrukkingen met het Griekse “pneuma” = geest.Er zijn vijf onderscheidingen te maken als volgt: “to” is het Griekse lidwoord voor “de” “hagion” = heilige.

1. Pneuma 2. To Pneuma 3. Pneuma hagion (of hagion pneuma) 4. To Pneuma hagion 5. To Pneuma to hagion.

Een nauwkeurig onderzoek in het Nieuw Testament van de 385 teksten met het begrip geest (“pneuma” in zijn vijf te onderscheiden weergaven) is openbarend. Hiervan zijn er 262 teksten die betrekking hebben op de Geest in goddelijke zin (als kracht of als persoon). Zo zal men merken dat de 50 of 51 teksten die vallen onder het n° 3 van de vorige tabel altijd een verwijzing zijn naar de geest als kracht en kan terecht vertaald worden als “heilige geest” of “heilige Geest” (o.a. Mat.1:18,20 / 3:11 / Marc.1:8 / Luc.1:15,35,41,67 en zo voort.) Het is in dit geval altijd de gift of kracht van God, van Christus of van de Heilige Geest als persoon. Dat maakt brandhout van de uitleg van Jehovah’s Getuigen die beweren dat de Heilige Geest nooit een persoon is maar altijd een kracht of macht zoals elektriciteit. Het is niet over de kracht van een kracht dat de Bijbel met regelmaat spreekt maar van de kracht van een persoon. We geven drie voorbeelden van het Griekse “dunamis” = Nederlandse “kracht” en het heeft steeds betrekking op de kracht van een persoon.

De Bijbel spreekt dus over de “Dynamiek van een persoon.” Hand.1:8 spreekt over de KRACHT van de Heilige Geest (wij onderstrepen): “maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde.” 1 Cor.5:4,5 spreekt van de KRACHT van de Zoon (wij onderstrepen): “Wanneer wij vergaderd zijn, gij en mijn geest met de kracht van onze Here Jezus, leveren wij in de naam van de Here Jezus die man aan de satan over tot verderf van zijn vlees, opdat zijn geest behouden worde in de dag des Heren.” Eph.1:17-19 spreekt over de KRACHT van de Vader (wij onderstrepen): “opdat de God van onze Here Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, u geve de Geest van wijsheid en van openbaring om Hem recht te kennen: verlichte ogen [uws] harten, zodat gij weet, welke hoop zijn roeping wekt, hoe rijk de heerlijkheid is zijner erfenis bij de heiligen, en hoe overweldigend groot zijn kracht is aan ons, die geloven, naar de werking van de sterkte zijner macht.” Het Griekse begrip “dunamis” (Strong’s n°1411) staat 120 maal in het NT in 116 verzen. In vertaling kreeg het volgende begrippen; kracht, macht, sterkte, werk enz.

Page 479: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 479

Ook in Luc.1:35 / 4:14 / Hand.10:38 / Rom.15:13 / 1 Cor.2:4 enz... wordt onderscheid gemaakt tussen de kracht van de Heilige Geest en zijn persoon zelf. Je kunt van de Heilige Geest - de persoon - één genadegave of meerdere genadegaven ontvangen. Onderscheid is er ook tussen twee Griekse woorden voor “gift” in het NT. Dat zijn; “charisma” en “dorea.” Een “charisma” (een genadegave) is altijd een geestelijke gave en wijst nooit naar de Heilige Geest als persoon; voorbeelden zijn Rom.1:11 / 1 Cor.1:7 / 7:7 / 12:4 (zie hieronder). Romeinen 1:11: “Want ik verlang u te zien om u enige geestelijke gave mede te delen tot uw versterking.”1 Corinthiërs 1:7: “zodat gij ten aanzien van geen enkele genadegave te kort komt, terwijl gij uitziet naar de openbaring van onze Here Jezus Christus.”1 Corinthiërs 7:7: “Ik zou wel willen, dat alle mensen waren, zoals ikzelf. Doch iedereen heeft van God zijn bijzondere gave, de een deze, de ander die.”1 Corinthiërs 12:4: “Er is verscheidenheid in genadegaven, maar het is dezelfde Geest.”Het Griekse begrip “charisma” (Strong’s 5486) staat in het NT 17 maal in 17 verzen.

Enkele van de teksten waar “dorea” gebruikt wordt wijzen naar de H. Geest als persoon. Christus is soms de gift van God genoemd (Joh.3:16 / 4:10). En toch is Hij géén kracht maar een persoon. We lezen in Johannes 4:10: “Jezus antwoordde en zeide tot haar: Indien gij wist van de gave Gods en wie het is, die tot u zegt: Geef Mij te drinken, gij zoudt het Hem gevraagd hebben en Hij zou u levend water hebben gegeven.”

Zo ook is “De Geest, De Heilige” evenals Jezus, een gift maar ook een persoon. Handelingen 2:38: “En Petrus antwoordde hun: Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des heiligen Geestes ontvangen.”Handelingen 8:20: “Maar Petrus zeide tot hem: Uw geld zij met u ten verderve, daar gij gemeend hebt de gave Gods voor geld te kunnen verwerven.”Handelingen 10:45: “En al de gelovigen uit de besnijdenis, die met Petrus waren medegekomen, stonden verbaasd, dat de gave van de heilige Geest ook over de heidenen was uitgestort.” Ook nog hetzelfde in Handelingen 11:17. Het Griekse begrip “dorea” (Strong’s n°1431) staat in het NT 11 maal in 11 verzen.

Alle teksten die vallen onder n° 4 en 5 van bovengenoemd lijstje zijn een verwijzing naar de persoon zelf. Zo moet “to pneuma hagion” vertaald worden als “de heilige Geest” of “de Heilige Geest.” En “to pneuma to hagion” door de dubbele nadruk met het lidwoord zou moeten weergegeven worden als “De Geest, De Heilige.” Het is o.a. gebruikt in Mat.12:32 / Marc.3:29 wanneer er gesproken wordt over de mogelijkheid van zonde tegen De Geest, De Heilige. Zondigen tegen een kracht is onmogelijk. Je kunt wel zondigen tegen een persoon. Zoals al opgemerkt is de Parakleet beschreven als “De Geest, De Heilige” in Joh.14:26. Dezelfde naam is gebruikt in Hand.5:3 waar gezegd wordt dat Ananias zondigt tegen De Geest, De Heilige. Zie ook nog Hand. 5:32 / 7:51 / 8:17 / 10:44,47. De andere uitdrukkingen onder n° 1 en 2 (“pneuma” en “to pneuma”) moeten individueel bekeken worden. Sommige van deze teksten zijn toepasselijk op God, de Geest (als persoon) of andere zaken. In Hand.2:4 hebben we een goed voorbeeld van verschil tussen n° 2 en 3. Zo worden de discipelen gevuld (vervuld) van de heilige geest = kracht door de Geest (to pneuma) = de persoon.

Page 480: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 480

Nog een klein technisch detail. Niet iedere keer dat in de Bijbel het woord “pneuma” (geest) gebruikt wordt (zonder lidwoord), wijst dit op de Heilige Geest. Soms gaat het alleen om de “kracht” van de Heilige Geest. Dat is, Zijn werk onder de gelovigen. Een voorbeeld: de discipelen worden gevuld (vervuld) met heilige Geest (zonder lidwoord in het Grieks) door “De Geest” (met lidwoord in het Grieks) (Hand.2:4). Dat is o.a. het onderscheid dat Jehovah’s Getuigen vergeten te maken. Ze zeggen dat een persoon niet kan uitgestort worden. Dat leren we niet, en doet geen enkele gelovige in de Drie-eenheid. We leren dat de Geest als persoon in de gelovigen woont en dat Hij zijn kracht, die ook “geest” is genoemd vanwege zijn onzichtbaarheid, over de discipelen komt. Twee te onderscheiden begrippen mag men niet verwarren om iets te bewijzen dat niet bij de definities past van de termen. Daarom ook nog dit. De zonde tegen de Heilige Geest is door de dubbele lidwoorden in het Grieks “to pneuma to hagion”, zonde tegen de persoon. Je kunt, we zeggen het nog eens; niet zondigen tegen een kracht, iets zoals elektriciteit (Mat.12:32 / Marc.3:29 en Hand.5:3-5).

Het zou ons te ver laten uitweiden dit nog uit te werken tot in details. Voor deze technische opmerking zie bijvoorbeeld de ‘Grammatica’ van Blass Debrunner par. 257 en het artikel van C. van der Waal daarover in ‘Wat staat er eigenlijk?’ (Oosterbaan en Le Cointre, 1971, blz.70-75). Alle teksten over de Geest als persoon en de geest als werking (giften enz) staan in de appendix 101 van ‘The Companion Bible’ van E. Bullinger, uitgeverij Bagster, een theoloog uit de 19de/begin 20ste eeuw. Wat hier volgt zijn de eenenvijftig passages (in wat men noemt de Textus Receptus) waar “pneuma hagion” zou moeten vertaald worden als “heilige geest” of “heilige Geest”: Mat.1:18,20 / 3:11 / Marc.1:8 / Luc.1:15,35,41,67 / 2:25 / 3:16 / 4:1 / 11:13 / Joh.1:33 / 20:22 / Hand.1:2,5 / 2:4 / 4:8,31 / 6:3,5 / 7:55 / 8:15,17,18 (hier is er verschil in de manuscripten), 19 / 9:17 / 10:38 / 11:16,24 / 13:9,52 / 19:2:2 / Rom.5:5 / 9:1 / 14:17 / 15:13,16 / 6:19 / 12:3 / 2 Cor.6:6 / 1 Thes.1:5,6 / 2 Tim.1:14 / Tit.3:5 / Heb.2:4 / 6:4 / 1 Pet.1:12 / 2 Pet.1:21 / Judas 20. Dit zijn dus de teksten die spreken over de genadegaven. In onze Bijbelvertalingen is het verschil niet steeds merkbaar. Maar gelukkig heeft de NBG dit wel trachten aan te geven. Waar er “pneuma hagion” (de kracht) staat geeft men: “heilige Geest” in vertaling. En als er, “to pneuma to hagion” (de persoon) staat is de vertaling: de “Heilige Geest.” U let op de hoofdletters en u kunt het verschil zonder probleem meestal zelf inzien.

11.5 DE GEEST EN ONPERSOONLIJKE ZAKEN

Het derde argument van de WT (zie begin van dit hoofdstuk) is dat de Geest geen persoon kan zijn omdat het woord regelmatig verbonden is met onpersoonlijke zaken. Het is juist dat de werkingen van de Geest als persoon soms met onpersoonlijke zaken verbonden zijn, maar deze worden “geest” genoemd met een kleine letter of “heilige geest.” Daartegenover waar de Geest, de Heilige als een persoon is aangeduid, daar worden essentiële attributen van persoonlijkheid aan Hem gegeven. Zo staat bijvoorbeeld tussen haakjes hetzelfde van de Vader of de Zoon:

1°) Wil: 1 Cor.12:11 (vgl. Ex.3:14) (zie Arndt-Gingrich blz.145,146). 2°) Gedachten: Rom.8:27 / Heb.7:25 (vgl. Deut.32:4) (de Geest pleit voor ons volgens vers 26). 3°) Kennis: 1 Cor.2:10,11 (vgl. Ps.147:4,5 / Mat.11:29). 4°) Spraak: 1 Cor.2:13 / Hand.8:29 (vgl. scheppingsverslag), de zeven brieven in Openbaring.

Page 481: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 481

De Geest en de bruid spreken Opb.22:17. 5°) Liefde: Rom.15:30 (vgl. 1 Joh.4:8). 6°) Leiding: / 16:6,7 / 20:28 (vgl. Mat.19:26). 7°) Leven: Rom.8:10 (vgl. Joh.1:4). 8°) Leren: Joh.14:26 / 1 Joh.2:27 (vgl. Joh.7:16 / 8:28). 9°) Luisteren: Joh.16:13 (vgl. Mat.17:5 / Marc.12:37). 10°) Oordelen: Hand.15:28 (vgl. Joh.5:22,27). 11°) Doopt ons: 1 Cor.12:13 (vgl. ). 12°) Doorzocht alle dingen: 1 Cor.2:10 (vgl. Joh.5:22,27).

Jehovah’s Getuigen kunnen deze teksten niet wegmoffelen. We hebben nog twee teksten voor een andere soort bedenking. We lezen in Hand.13:2: “En terwijl zij vastten bij de dienst des Heren, zeide de Heilige Geest: Zondert Mij nu Barnabas en Saulus af voor het werk, waartoe Ik hen geroepen heb.” En in Hand.10:19,20 staat: “En terwijl Petrus nog steeds over het gezicht nadacht, zeide de Geest: Zie, twee mannen zoeken naar u; sta dan op, ga naar beneden en reis, zonder bezwaar te maken, met hen mede, want Ik heb hen gezonden.” En dat, zo stel ik het mij voor, is een steen des aanstoots en dwaasheid voor een Jehovah Getuige. Want hoe kunt u deze teksten waar de Geest in de Ik-vorm spreekt, en dat is duidelijk een bewijs van persoonlijkheid, verklaren in een WT- theologie! Ze hebben er iets op gevonden, niet over deze teksten spreken! Is dat oprecht? Spreken ze er toch over dan zegt men: dat is een personificatie. Maar een personificatie die in de Ik-vorm spreekt maakt die uitleg tot een sprookje! Omdat de Geest, de Heilige een persoon is kan Hij ook belogen, op de proef gesteld, weerstaan, bedroefd enz... worden (Hand.5:3 / 9:7 / 7:51 / Eph.4:30 / Mat.12:31). Wanneer de Wachttoren verwijst naar Hand.13:2 dan heeft men ook het laatste belangrijke deel; “waartoe Ik hen geroepen heb” gewoon weggelaten. Gewoon om alle problemen te vermijden. Zo deed men in ‘DE WACHTTOREN’ van 1 sept.1992, blz.11.

Op http://www.jehovahs-getuigen.nl vonden we een artikel getiteld: ‘De Heilige Geest: “Derde persoon” in een Drie-eenheid of Gods Werkzame Kracht?’ Daar tracht men hierop een antwoord te geven. Waaruit dit tweede citaat. “Hoe ‘sprak’ de heilige geest tegen de Christenen in Handelingen 13:2? De heilige geest werd gebruikt als middel van communicatie. De Christenen hoorden de boodschap wellicht zoals wij nu een boodschap op de radio of televisie horen. Een andere mogelijkheid is dat de boodschap in de gedachten van degenen die zich daar verzameld hadden opkwam. In ieder geval werd de boodschap overgebracht aan degenen waarvoor hij was bedoeld. Overeenkomstige uitspraken die we heden ten dage gebruiken zijn: “Vandaag zei het Witte Huis (…) “, “Door het Pentagon is aangekondigd dat (…)” Dit zijn gebouwen, geen personen en toch wordt er van deze gezegd dat ze spreken. Was Bileam’s ezel een persoon omdat hij sprak en het voornaamwoord “Ik’ gebruikte? (Numeri 22:26-30). Was het ‘loon’ in Jakobus 5:4 een persoon omdat er wordt gezegd: “Het loon (…) blijft het uitroepen”? (Zie ook Psalm 85:10; Titus 2:1) Ter toevoeging. Terwijl enkele teksten vermelden dat de geest “sprak”, maken andere passages duidelijk dat dit door middel van engelen of personen gebeurde. (Handelingen 4:24, 25; 28:25; Mattheüs 10:19, 20; vergelijk Handelingen 20:23 met Handelingen 21:10, 11) De Schrift “spreekt” en “ziet” (Johannes 7:38, 42; Romeinen 4:3; 9:17; 10:11; 11:2; Galaten 4:30; 1 Timotheüs 5:18; Jakobus 4:5).” Hier worden enkele gedachten op één hoop gegooid en men

Page 482: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 482

tracht op die manier een oprechte indruk te maken. Maar appels en peren vergelijken gaat moeilijk en ook dit hier is van het zelfde hout gesneden.

Ofschoon de werkingen van de Geest met onpersoonlijke zaken verbonden kunnen zijn, toch is ook dit waarheid, dat de Schrift kan spreken van “de kracht van de Heilige Geest” (Hand.2:4). Dit wil niet zeggen kracht van een kracht zoals de leer van de WT het zou eisen maar de kracht gegeven door een persoon. Een onderzoek vooral van het boek Handelingen geeft te kennen dat de Parakleetbelofte van Christus werkelijk in een persoonlijke Geest in vervulling ging. De Heilige Geest is er aangeduid als de ware administrateur van de groeiende gemeente, Hij geeft de leiding aan het volk Gods. Zie o.a. Hand.8:29,39 / 10:19,20 / 13:1-4,52 / 15:6-9,28 / 16:6,7 / 20:22,23,28 / 21:4 en zo voort. Het is het werk van een persoonlijke machthebber (en dus God) onder mensen die Hem gehoorzamen. Onder Zijn leiding is er de voortzetting van het werk dat Christus begon.

In relatie tot andere personen wordt de Heilige Geest genoemd in o.a. Joh.16:14 / Hand.15:28 / 1 Pet.1:1,2 / Jud.20,21 et cetera. En ook het bijvoeglijk naamwoord (heilige) dat in vele gevallen met onpersoonlijke zaken te maken heeft kan met betrekking tot personen gebruikt worden zoals; engelen (Marc.8:38 / Luc.9:26 / Hand.10:22 / Jud.14) of profeten (Luc.1:70).

De WT heeft als redenering dat bij het uitgieten van de Heilige Geest met Pinksteren aangegeven is dat het niet om een persoon kan gaan. Het kan niet, want een persoon kan men niet uitgieten. In Inzicht in de Schrift, deel 1, blz.735 lezen we: “Andere bewijzen dat de heilige geest geen persoon is. (…) Gelovigen worden ertoe aangespoord “vervuld [te] worden met geest”, in plaats van zich te bedrinken aan wijn (Ef 5:18). Zo wordt er ook gezegd dat mensen met heilige geest en terzelfder tijd met hoedanigheden als wijsheid en geloof (Han 6:3, 5; 11:24) of vreugde (Han 13:52) “vervuld” zijn, en in 2 Korinthiërs 6:6 wordt de heilige geest samen met een aantal van dergelijke hoedanigheden genoemd. Het is uitermate onwaarschijnlijk dat zulke uitdrukkingen zouden worden gebruikt als de heilige geest een goddelijk persoon zou zijn.” Dat is echter niet geldig als argument.

Wat zegt Lucas 8:27-30 om onze visie te ondersteunen: “27 Toen Hij van boord ging, kwam Hem uit de richting van de stad iemand tegemoet die in de macht was van demonen. Al geruime tijd droeg hij geen kleren en woonde hij niet meer in een huis, maar in rotsgraven. 28 Toen hij Jezus zag, viel hij schreeuwend voor Hem neer en riep luidkeels: ‘Wat wilt U van mij, Jezus, Zoon van de allerhoogste God? Doe me alsjeblieft geen pijn.’ 29 Hij had de onreine geest bevolen uit de man weg te gaan. Herhaaldelijk had die bezit van hem genomen; men bond hem dan vast met kettingen en voetboeien, maar steeds weer verbrak hij zijn ketenen en werd hij door de demon naar eenzame streken gejaagd. 30 Jezus vroeg hem: ‘Wat is uw naam?’ Hij zei: ‘Legio’; er waren immers vele demonen bij hem ingetrokken.” Is het geloofwaardig te stellen dat de demonen en gevallen engelen die tenslotte personen zijn, niet kunnen “intrekken” in mensen of mensen “in bezit nemen.” Ja, en is de apostel Paulus niet minder van een persoon omdat hij stelt in 2 Timotheüs 4:6 dat hij wordt “uitgegoten als een plengoffer.” Zo staat het letterlijk in het Grieks: maar meestal hebben de Nederlandse Bijbels dat niet, maar vertalen “als plengoffer geofferd” volgens de NBG en beter nog de Willibrord “mijn bloed wordt weldra geplengd.” Zie ook Philippenzen 2:17: “Maar ook al wordt mijn bloed

Page 483: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 483

geplengd bij de offerdienst van uw geloof, dan nog ben ik verheugd en wens ik u allen geluk.” Hoe zit het met al die passages waar we lezen dat zowel de Vader als Jezus “in” mensen zijn? Dus de beredeneringen van de WT kloppen niet. 

In ‘Ontwaakt!’ van 8 september 1994 staat een vraag en antwoord spel over Bijbelse zaken en leerstellingen. Op blz 11 lezen we: “Spreken de Hebreeuwse Geschriften over de heilige geest? – Rechters 15:14; Zacharia 4:6.” Het goede antwoord is volgens hen: “Jehovah’s geest werd ten aanzien van [Simson] werkzaam, en de touwen die aan zijn armen waren, werden als linnen draden die door het vuur zijn verzengd, zodat zijn boeien van zijn handen wegsmolten” (Rechters 15:14). “Dit is het woord van Jehovah tot Zerubbabel, hetwelk luidt: “Niet door een krijgsmacht, noch door kracht, maar door mijn geest”, heeft Jehovah der legerscharen gezegd. “ – Zacharia 4:6” (blz.12 wij onderstrepen). Vraag aan Jehovah’s Getuigen die aan uw deur komen nu eens uit te leggen wat dat onderstreepte wil zeggen. Is het niet zo dat “kracht” en “geest” apart genoemd worden en twee zaken zijn. Dus niet één zoals ze leren. De “Geest” en de “kracht” van God zijn niet hetzelfde? Hun leer klopt dus niet met wat Zacharia zegt.

Zodat u DIT moet geloven wat hieronder in een tabel is verwerkt; begrippen als “vervullen, uitstorten, uitgieten, inwonen, tempel zijn en overvallen” worden van de Heilige Geest gezegd maar in dezelfde mate van de Vader en Jezus de Christus. Zeggen we dat de Heilige Geest maar een kracht is dan zou ook de Vader en de Zoon een kracht moeten zijn en dan hebben woorden geen betekenis meer en kan je vanuit de Bijbel werkelijk alles beweren. En daar het probleem bij de uitleg van de Wachttoren. Ze personifiëren de Heilige Geest tot in het uiterste maar moest iemand dezelfde methode toepassen dan zouden we het moeten doen zonder een persoonlijke Vader en zonder een persoonlijke Zoon, alles zou gewoon personificatie zijn. Maakt het de ganzen wijs!

DE ENE GOD MANIFESTEERT ZICH AAN DE GELOVIGE ALS

DE HEILIGE GEEST VADER OF CHRISTUS OF MENSEN

“zij werden allen vervuld met de heilige Geest” Hand.2:4 “wordt vervuld met de Geest” Eph.5:18

“Hij (Christus) is het ook (…) om alles tot volheid te brengen” Eph.4:10 “opdat gij vervuld wordt tot alle volheid Gods” Eph.3:19

“dat ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees” Hand.2:17 “heeft Hij dit uitgestort, wat gij en ziet en hoort” Hand.2:33

“omdat hij (Christus) zijn leven heeft uitgegoten in de dood” Jes.53:12 “reeds wordt ik als plengoffer geofferd” 2 Tim.4:6 “Maar ook indien ik geplengd wordt bij de offerande” Phil.2:17, deze tekst en de vorige met Gods soevereine wil. “als water ben ik uitgestort” Psalm 22:15, uitspraak van David over zichzelf, dus een persoon kan uitgestort worden.

“die zal u dopen met de heilige Geest en met vuur” Mat.3:11 / Luc.3:16

“Want de HERE uw God is een verterend vuur, een naijverig God.” Deut.4:24 “want onze God is een verterend vuur” Heb.12:29

Page 484: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 484

“dat uw lichaam een tempel is van de heilige Geest, die in u woont”1 Cor 6:19

“Of zijt gij niet zo zeker van uzelf dat Christus in u is?”2 Cor.13:5 “één god en Vader van allen, die is boven allen en door allen en in allen.” Eph.4:6 “want Hij (Christus) die in u is, is meerder dan die in de wereld is (de Antichrist)” 1 Joh.4:4 “Of zijt gij niet langer zo zeker van uzelf, dat Christus in u is?” 2 Cor.13:5 “Indien Christus in u is, is het lichaam dood” Rom.8:10

“en de Geest tot onderpand in onze harten gegeven heeft.” 2 Cor.1:22

“opdat Christus door het geloof in uw harten woning make” Eph.3:17

“Weet gij niet dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont?” 1 Cor.3:16

“Wij toch zijn de tempel van de levende God” 2 Cor 6:16

“viel de Heilige Geest op hen” Hand.11:15 / Hand.10:44 / Hand.8:16

“om aan de HERE, onze God, te offeren anders zou Hij ons treffen” Ex.5:3 / “lest He fell upon us” in het Engels “viel daar de hand van de Here HERE op mij” Ezechiël 8:1 (spreekwoordelijk is de hand van God = God zelf)

Zeven hoofdbegrippen van de Heilige Geest in het leven van de gelovige 1°) Is onze geestelijke Vader (worden wedergeboren) Joh.3:5,6

2°) Door Hem en in Hem gedoopt Mat.3:11 / Hand.1:5 / 1 Cor.12:133°) Verzegeld als Zijn bezit 2 Cor.1:22 / Eph.1:13 / 4:30

4°) Is het Onderpand van wat later komt 2 Cor.1:22 / Eph.1:145°) Vervuld de beloften Luc.1:15,41,67 / Hand.4:8 / 4:17 / Eph.5:18

6°) Zalft ons tot koningen, priesters en profeten 2 Cor.1:21 / 1 Joh.2:277°) Is slechts wonend in gelovigen 2 Tim.1:14 / Rom.8:11

11.6 VADER, ZOON EN GEEST ZIJN ÉÉN Als vierde argument contra de persoonlijkheid van de Geest zegt ons de WT dat deze meestal niet verbonden is aan het werk van de Vader en Christus, maar niets is minder waar. De Geest is een essentiële factor in het leven van de christen (1 Cor.6:19 / Eph.2:22 / 2 Tim.1:14). Het is door de Geest dat wij nieuwe schepselen worden (Joh.3:3-8 / 2 Cor.5:17) en groeien (Eph.3:16,17). Hij geeft ons de liefde tot de Vader (Rom.5:5), vrijheid (Rom.8:14-27), vrede (Rom.14:17) en hoop (Rom.15:13). Maar andere schriftuurplaatsen geven deze dingen te kennen als ons gegeven door de Vader of Christus. Zoek het eens op in een concordantie van de Bijbel.

Vooreerst: er zijn een vijftigtal teksten waar Vader / Zoon / Geest in één adem naast elkaar genoemd worden. Zie bijvoorbeeld: Rom.5:1-5 / 8:9 / 8:14,17 / 14:17,18 / 15:15,16 / 15:30 / 1 Cor.2:10,12 / 6:11 / 6:15,20 / 12:3 / 12:4,6 / 2 Cor.1:21,22 / 3:3 / 13:13 / Gal.4:5,6 / Eph.1:13,14 / 2:18 / 2:22 / 3:14,18 / 4:4,6 / 5:18,20, et cetera.

Page 485: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 485

In enkele gevallen zijn volledige Bijbelgedeelten trinitarisch opgesteld.1st voorbeeld: - Rom.1:18 tot 3:20: Rechtspraak van God - Rom.3:21 tot 8:1: Rechtvaardiging door geloof in Christus - Rom.8:20-30: Leven in de Heilige Geest2de voorbeeld: - Eph.1:3-6: Uitverkiezing door de Vader - Eph.1:7-12: Verlossing door de Zoon - Eph.1:13,14: Verzegeling van de Geest

Wat dacht u van de zeer betekenisvolle nadruk op de “genadegaven”, die gegeven zijn door “dezelfde Geest (...), dezelfde Heer (...), dezelfde God” in 1 Cor.12:4-6? Als dit niet naar gelijkheid verwijst dan verliezen woorden hun betekenis.

Deze teksten laat de WT meestal zonder noemenswaardig commentaar. Eén ervan echter krijgt in hun dispuut met trinitariërs wel meerdere aandacht en wel Mat.28:19 waarin sprake is over de doop der gelovigen: “in de naam van de Vader, en van de Zoon en van de Heilige Geest.” Hierover weet ons een Jehovah Getuige te vertellen dat het begrip naam hier de betekenis heeft van autoriteit. Ze parafraseren dan de tekst als volgt: “Hij (de gelovige) moet inzien en erkennen dat God een Vader is (...) dat Jezus Christus de Zoon van God is (...) dat de geest die door bemiddeling van Jezus Christus werkzaam is, een heilige geest was (...) of onzichtbare werkzame kracht.” (‘Eeuwig leven in de vrijheid van de Zonen Gods’ blz.117 - Zie tevens ‘DE WACHTTOREN’ van 15 augustus 1963 blz.496,497 par.14 of ‘Ontwaakt!’ van 8 maart 1963, blz.28-30.

Dit soort getuigenis geeft alleen te kennen dat het voornaamste uit Mat.28:19 ontsnapt aan het begrip van Jehovah Getuigen. Het is het begrip “naam”. Er staat niet: “in de naam van de Vader en in de naam van de Zoon en in de naam van de heilige geest.” Vader / Zoon / Geest staan onder één noemer: de éne naam, maar zijn drie personen. Er staat ook niet: “in de namen (meervoud) van Vader / Zoon / Geest” alsof ze onderscheiden zijn wat betreft autoriteit. Ook dit staat er niet: “in de naam van Vader / Zoon / Geest” alsof de drie slechts één persoon zijn. De tekst zoals hij er staat geeft te kennen dat drie personen één zijn onder één naam. Of men dit als autoriteit ziet of als een persoonlijke naam of titel doet er niet toe. Deze tekst is dus een zuivere formulering van de Drie-eenheid. Het ontgaat ook aan de WT dat volgens hun uitleg er zou staan dat de gelovige gedoopt wordt in de naam van een onpersoonlijke onzichtbare werkzame kracht en twee personen. Maar er staat dat de “drie”, één naam hebben en zijn om deze reden dan ofwel drie personen of drie zaken.

Er is geen tussenweg. De illustraties die Jehovah’s Getuigen gebruiken om hun exegese te bekrachtigen gaan ook mank. In ‘Ontwaakt! van 8 sept.1964, blz.29 zeggen ze dat wanneer er gezegd wordt: “in de naam van de koning en van de kroonprins en van de persoonlijke woordvoerder van de koning” dit géén Drie-eenheid suggereert. Natuurlijk is het dat niet, omdat men vanuit een menselijke relatie wat wil verklaren voor de goddelijke een-heid. Trouwens er is géén gelijkenis tussen deze verhalen: hier vergelijkt men drie personen om te bewijzen dat twee

Page 486: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 486

personen en een zaak hetzelfde zijn. Op deze manier wordt nooit gesproken door welke koning van Israël of God dan ook. Dat is een Bijbels geforceerde manier van uitdrukken. Ze beweren ten andere, dat hun Jehovah die ze belijden, een onvergelijkbare God is die Zijn naam en heerlijkheid angstvallig voor zich houdt. Nu is er dat onbetwistbare feit dat Jezus hier zichzelf met de Vader en met de Heilige Geest op voet van gelijkheid stelt. Hij was ofwel een godslasteraar of Hij gaf hier een bewijs voor de eenheid van Vader / Zoon / Geest. Hun uitleg van deze zaak berust op hun axioma: namelijk dat het gezegde “in de naam van”, toepasselijk zou zijn op een zaak (indien de Heilige Geest slechts een kracht is). Alle Bijbelse voorbeelden van dit gebruik leren echter dat er in de naam van een persoon of personen iets gedaan wordt. (Zie o.a.: Mat.7:22 / 10:41 / 18:5,20 / Joh.2:23 / 5:43 / 16:24-26 / Eph.5:20 / Col.3:17, et cetera.)

Nog een andere opmerking, we citeren hierbij Bowman Jr:“Het boekje [brochure Drie-eenheid] biedt twee punten in weerlegging van dit argument. Vooreerst stellen zij dat het woord ”naam” niet altijd een persoonlijke naam betekent, zowel in het Grieks als in het Engels, en men geeft als voorbeeld de uitdrukking “in de naam van de wet.” Er zijn daar echter geen   voorbeelden uit het   Bijbelse   Grieks voor gegeven.  In feite is het Griekse woord voor “naam” (onoma) in het Nieuwe Testament een aantal  keer (228) gebruikt en met uitzondering van vier plaats-namen (Marcus 14:32 / Lucas1:26 / 24:13 / Handelingen 28:7; zie ook Openbaring 3:12) heeft het altijd betrekking op   personen . HET INLEZEN VAN HET MODERNE IDIOOM “IN DE NAAM VAN DE WET” IN MATTHEÜS 28:19 IS GEWOON EEN ANACHRONISME. Ten tweede, het boekje geeft citaten van A.T. Robertson’s Word Pictures in the New Testament die zeggen dat het woord “naam” wordt gebruikt “voor macht en autoriteit.” Dat is natuurlijk waar, maar het staat voor de macht of autoriteit van iemand, en zeker nooit een onpersoonlijke kracht. Alleen een persoon kan dat zijn, een onpersoonlijke kracht kan niet bevoegd zijn,.”'⎯ Why You Should Believe in the Trinity, blz.114,115.

Op een internetsite van Unitarians uit de U.S.A. vonden we enkele verwijzingen naar het gebruik van de formule: “in de naam van een persoon en een zaak.” Dit zijn er enkele frappante voorbeelden van: http://itcfantoni.qui.it/comenius/silver_eaters3.htm in the name of the King and of the French nation http://www.heritage.nf.ca/exploration/louis_fornel.html in the name of the King, and of the provost-marshal of Paris http://www.simonova.net/library/1376-5.html in the name of the Queen and the whole Parliament http://www.horseshoe.cc/pennadutch/history/ in the name of the Queen and of the law Hier gelden dezelfde opmerkingen als in de paragraaf hierboven.

Het is niet onze bedoeling verder op deze tekst in te gaan. We willen wel wijzen op het vorige vers (Mat.28:18) waar de Heer bevel geeft de volkeren tot Zijn discipelen te maken. De naam “christen” kan dus met goddelijke goedkeuring en trots gedragen worden, alle commentaar van Jehovah’s Getuigen ten spijt. Dat ze zich sinds 1972: “christelijke getuigen van Jehovah” zijn gaan noemen wijst er alleen op dat ze het nog steeds niet gevat hebben. Het is een hybriede term, want getuige van Jehovah zijn is een Oud Testamentisch begrip en christen zijn (of getuige

Page 487: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 487

van Christus) een Nieuw Testamentisch begrip. Wie met een concordantie ter hand de woorden “getuige, getuigen, verkondigen enz...” in het NT nagaat zal dit zondermeer begrijpen. Nog een straffere bewering vonden we in ‘DE WACHTTOREN’ van 15 augustus 1993 blz.11 waar we dit lezen: “Door samen met Jehovah’s Getuigen de christelijke vergaderingen geregeld bij te wonen, worden wij gesterkt door Gods heilige geest, die op zijn volk rust (…) Heilige geest die VIA GODS ORGANISATIE WERKZAAM IS” (onze hoofdletters). U wordt in dit citaat aangemoedigd; zoekt het dus niet bij God zelf maar bij zijn voetvolk. Was het dat niet waartegen de Reformatie ten strijde trok! Om God te eer te geven die Hem toekomt!

Sommigen beweren dat het slot van Matthéüs 28:19 een latere toevoeging zou zijn aan het NT. Eusebius (een Unitariër) uit de 4de eeuw citeert dat vers altijd – en dat is 21 maal – zonder verwijzing naar Vader, Zoon en Heilige Geest. (Zo o.a. H. Kosmala, ‘The Conclusion of Matthew’, Annual of the Swedish Theological Institute, 4, 1965, blz.132-147.) Maar er zijn genoeg Kerkvaders aan te halen die het vers in hun totaliteit citeren. Die hebben dan een ander manuscript dan Eusebius of zijn niet zoals Eusebius bevooroordeeld contra de leer van de drieënige God. We verwijzen naar dit argument omdat Jehovah’s Getuigen dit wel eens gebruikt hebben. Maar ze geloven het niet echt, anders zou het volgende argument uit hun publicaties niet oprecht zijn. In deel 2 van hun artikelenreeks contra de Drie-eenheid: ‘Hebben de Apostolische Vaders de Drieëenheidsleer onderwezen?’, verschenen in ‘DE WACHTTOREN’ van 1 februari 1992 geeft de WT over Mat.28:19 het volgende te kennen: “De Didachè handelt over dingen die mensen moesten weten om een christen te kunnen worden. In het zevende hoofdstuk wordt voorgeschreven de doop te verrichten „in den Naam van den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest”, dezelfde woorden die Jezus in Mattheüs 28:19 bezigde (De Apostolische Vaders, door dr. D. Franses O.F.M., 1941, blz. 14.)”. En gezien deze Didachè op zijn laatst geschreven is rond 100 na Chr., is verdergaan met het argument van Eusebius niet deugdelijk. Deze redenering heeft dus nul en generlei waarde.

En een opmerking in tabelvorm over wie er nu eigenlijk gedoopt werd nadat men dicsipel was geworden:

1°) Joden, Hand.2:5,38 / 22:16 2°) Samaritanen, Hand.8:5,12,16 3°) God-vrezende heidenen in Palestina, Hand.10:1,2,22,48 4°) Discipelen van Johannes, Hand.19:1-5 5°) God-vrezende heidenen in Corinthe, Hand.18:1-18 / 1 Cor.1:13

Een manier om de Drie-eenheid te benaderen is de vraag: wie is onze Herder? In de tabel onderaan zie je om wie het gaat. We zetten er bewust één tekst niet bij en dat is Handelingen 20:28. Die tekst zegt namelijk dat de ouderlingen van een gemeente, de herders, aangesteld zijn door de Heilige Geest. Het zijn zij die de gemeente leiden als een herder en hier staat in de Griekse tekst het werkwoord dat verwant is aan het woord herder. Je zou het eigenlijk moeten vertalen als “herderen” (dat is voor ons persoonlijk een mooi woord) maar zo een woord bestaat niet in onze taal. Het “herderen” van de gemeente is dus een zaak van Vader, Zoon en Heilige Geest.

God YaHWeH Christus

Page 488: Jehovah’s getuigen over de drie eenheid 2015 part 1

Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 1 488

Genesis 48:15Genesis 49:24

Psalm 80:1 Prediker12:11

Num.27:17Psalm 23:1 Psalm 28:9 Psalm 80:1 Jeremia 31:10 Jeremia 49:19 Jeremia 50:44 Ezechiël 34:12

Jesaja 40:11Micha 5:4 Micha 7:14 Zacharia 13:7 Matthéüs 2:6 Matthéüs 25:32 Matthéüs 26:31 Marcus.14:27 Joh.10:11,14,16 Hebreeën 13:20 1 Petrus 2:25 1 Petrus 5:4 Openbaring 7:17