162
©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 1 KENNISPORTOFOLIO LUC VAN GORKUM Alle modellen en theorieën die op Avans Hogeschool aan de opleiding Management Economie en Recht gegeven zijn, zijn samengebundeld het kennisportfolio.

KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

  • Upload
    others

  • View
    7

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 1

KENNISPORTOFOLIO LUC VAN GORKUM Alle modellen en theorieën die op Avans Hogeschool aan de opleiding Management Economie en Recht gegeven zijn, zijn samengebundeld het kennisportfolio.

Page 2: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 2

Inhoud Periode I ................................................................................................................................................ 3

ALGEMENE ECONOMIE (MICRO) .............................................................................................. 3

BEDRIJFSECONOMIE .................................................................................................................... 5

COMMUNICATIE ............................................................................................................................ 7

MANAGEMENT ............................................................................................................................. 11

RECHT ............................................................................................................................................. 15

Periode II .............................................................................................................................................. 19

BEDRIJFSECONOMIE .................................................................................................................. 19

HRM ................................................................................................................................................. 23

MARKETING .................................................................................................................................. 28

MANAGEMENT ............................................................................................................................. 34

OVEREENKOMSTEN- & RECHTSPERSONENRECHT .......................................................... 43

Periode III ............................................................................................................................................. 47

ALGEMENE ECONOMIE (MACRO) ........................................................................................... 47

BEDRIJFSECONOMIE .................................................................................................................. 50

HRM ................................................................................................................................................. 59

MANAGEMENT ............................................................................................................................. 65

Periode IIII ............................................................................................................................................ 77

BEDRIJFSECONOMIE .................................................................................................................. 77

INNOVATIE THEORIE ................................................................................................................. 77

INTELLECTUEEL EIGENDOMSRECHT ................................................................................... 87

Leerjaar 2, H1 ...................................................................................................................................... 92

BEDRIJFSECONOMIE .................................................................................................................. 92

ENGELS ........................................................................................................................................... 94

MANAGEMENT ............................................................................................................................. 97

MARKETING ................................................................................................................................ 104

Kenmerken invloed op consumentengedrag: ....................................................................... 104

RECHT ........................................................................................................................................... 110

MARKETINGCOMMUNICATIE ................................................................................................ 113

Page 3: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 3

Periode I

ALGEMENE ECONOMIE (MICRO)

Participanten en omgevingsfactoren >>

Participanten: betrokken bij of directe invloed op bedrijfsvoering.

Omgevingsfactoren: Ondernemingsklimaat of maatschappelijke context.

Bedrijfskolom:

1. Integratie: Als een voorafgaande of opvolgende geleding in de bedrijfskolom

wordt opgenomen heb je integratie. Je schakelt een onderdeel uit. Door direct te

leveren aan de detailhandel schakelt de fabrikant de groothandel uit.

2. Differentiatie: Het afstoten van taken naar een voorafgaande of volgende

geleding in de bedrijfskolom. Het slachten van vee en het inblikken van vlees zijn

twee productieprocessen die elk zeer specifieke kennis vereisen. Dit kan een reden

zijn voor een bedrijf om zich juist te beperken tot zijn kernactiviteit.

Verdelen van kernactiviteiten.

3. Parallellisatie: Niet alleen in de lengte, maar ook in de breedte kan de

bedrijfskolom van vorm veranderen. Wanneer de vleesconservenfabriek zijn

productassortiment vergroot door het inblikken van groente, wordt de bedrijfskolom

breder. Dit heet parallellisatie.

Page 4: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 4

Bedrijfskolom verbreden.

4. Specialisatie: Een bedrijf kan ook een goede reden hebben om zijn assortiment

juist te beperken. Vooral in de detailhandel vinden we veel voorbeelden.

Gespecialiseerde detaillisten bieden een smal assortiment en zoeken hun kracht in de

diepte van het assortiment.Productiefactoren:

Kapitaal, Arbeid, Natuur, Ondernemerschap.Marktvormen:

Monopolie, Oligopolie, Monopolistische concurrentie, Volkomen concurrentie.

Prijselasticiteit van de vraag:

% verandering vraag (gevolg)

% verandering prijs (oorzaak)

Inkomenselasticiteit:

% verandering vraag

% verandering inkomen

Kruiselingse prijselasticiteit:

% verandering vraag goed A

% verandering prijs goed B

Variabele kosten: Deze kosten nemen toe naarmate de productie wordt uitgebreid.

Vaste kosten: Deze kosten blijven gelijk wanneer de productie wordt uitgebreid.

TO = TK

TO= ……..X en TK= …….X+……….

Complementaire goederen: Complementaire goederen zijn in de economie

goederen die elkaar aanvullen. Naarmate meer dvd’s worden verkocht, zullen dvd-

spelers ook populairder worden – en omgekeerd. Is altijd negatief.

Substitutiegoederen: Een goed dat vanuit het oogpunt van de afnemer gedeeltelijk

of volledig als vervanger voor een ander product kan dienen. Wanneer een bepaald

goed in prijs stijgt heeft de mens de natuurlijke reactie om op zoek te gaan naar

gelijkwaardige alternatieven. Is altijd positief.

Page 5: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 5

BEDRIJFSECONOMIE

VERSLIES EN WINST REKENING:

Andere benamingen :

– resultatenrekening

– exploitatierekening

* Is PERIODE overzicht

– Bevat de mutaties op het eigen vermogen

– Bevat kosten en opbrengsten

Geeft het “resultaat” weer (= saldo van opbrengsten en kosten)

Resultaat kan positief zijn (winst) en negatief (verlies).LIQUIDITEITSOVERZICHT:-

Is PERIODE overzicht

– Bevat de mutaties op de liquide middelen (kas/bank)

– Bevat ontvangsten en uitgaven

– Geeft de verandering van de Kas/Bank weer(= saldo van ontvangsten en uitgaven)

– Verandering kan positief zijn (toename kas/bank) en negatief (afname

kas/bank).GROOTBOEKREKENING:

Als er in een periode héél véél boekingen plaatsvinden, moet je als bedrijf heel

nauwkeurig administreren. Dan wordt er meestal gebruik gemaakt

van grootboekrekeningen

Een ‘grootboekrekening’ is een verzamelplaats voor alle boekingen die met een

bepaald onderwerp te maken hebben.

Elke post op de balans krijgt een eigen grootboek.

Voorbeeld: kasboek, voorraad-boek, crediteuren-boek, personeelskosten-boek (=EV),

omzet-boek (= EV) etc. Kolommenbalans

Page 6: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 6

Page 7: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 7

COMMUNICATIE

Imago: Hoe zien anderen jou?

Identiteit: Hoe zie jij jezelf?

Corporate Imago: Het beeld dat publieksgroepen hebben van een organisatie.

Corporate identiteit: Waar staat de organisatie voor? Wat straalt de organisatie

uit?

Persoonlijkheid: Hetgeen de organisatie karakteriseert, dat komt tot uiting in

kernwaardes.

Gedrag: Dagelijks handelen van medewerkers, omgaan met klanten en omstanders.

Communicatie: Berichtgeving middels folders, brochures, advertenties en

internetpagina’s.

Symboliek: Het visuele beeld van de organisatie, bijvoorbeeld huisstijl, logo

mascotte.

Huisstijl:

Visuele identiteit van een organisatie.

Vergroting herkenbaarheid

Bindend element tussen alle uitingen

Visuele vertaling van de identiteit

Kwaliteitsonderstreping

Interne functie

Voordelen huisstijl:

verduidelijking identiteit

vergroting eenheid/uniformiteit

kostenbesparing

verkoopbevordering

Identiteitsstructuren:

Monolitische identiteit:

Hanteren één visuele stijl en één merknaam. Zij stralen een consistent beeld uit

doordat zij hun bedrijfsnaam en logo consequent gebruiken. De herkenbaarheid van

de organisatie is dus groot. Voorbeelden zijn Shell, Nuon en Sony.

Page 8: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 8

Endorsed identiteit:

Hier hebben de dochterondernemingen geheel een eigen stijl, maar de

moederorganisatie blijft herkenbaar op de achtergrond. Zoals Unilever, Unilever

heeft veel geïnvesteerd in haar corporate merk, duurzaam imago.

Branded identiteit:

De dochterondernemingen hebben een eigen stijl. Brand betekent merk, dus het

merk heeft een geheel eigen identiteit. De moederorganisatie is voor buitenstaanders

niet meer herkanbaar omdat die niet als geheel centraal staat. Dit heeft als voordeel

dat het negatieve imago van merk A niet overwaait naar merk B.

Inter-persoonlijke communicatie

Invloed massamedia:

1 One step flow theorie:

Er is maar één stap, de zender stuurt iets naar de ontvanger, en de ontvanger neemt

dit direct aan.

2 Two step flow theorie:

In deze theorie kwam de nuance van een tussenstop in de communicatie. Een

opinileider kan het publiek beïnvloeden door zijn autoriteit op een bepaald gebied.

3 Agendasettingstheorie:

De macht wordt bij het medium gelegd. De media bepaald zelf de inhoud en bepaald

dus over welke onderwerpen in de maatschappij wordt gepraat en gedacht.

4 Uses-and-gratifications theorie:

Het idee is dat het publiek media gebruikt om in haar eigen behoeften te voorzien. Je

kunt zelf bepalen welke media je gebruikt.

5 The medium is the message theorie:

6 Selectieve perceptie theorie:

Selectie waarneming, De theorie gaat er van uit dat ontvangers waarnemen wat ze

willen waarnemen, en zich kunnen afsluiten voor boodschappen die ze niet willen

waarnemen.

Communicatieplan:

1 Probleem

2 Analyse

3 Communicatiedoelgroepen

4 Communicatiedoelstellingen

5 Boodschap

6 Communicatiestrategie

7 Communicatiemiddelen

Page 9: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 9

8 Tijdsplanning

9 Budget

10 Evaluatie

Externe analyse >>

Doelgroepsegmentatie 1:

Geografisch: Waar is doelgroep gelokaliseerd?

Demografisch: Leeftijd, geslacht, woonsituatie, gezinssamenstelling.

Doelgroepsegmentatie 2:

Socio-economisch: inkomen, beroep, opleiding, sociale klasse.

Psychografisch (lifestyle): Houding, interesse en opinie van een persoon.

Doelgroepsegmentatie 3:

Gebruik/verbruik: product wel of niet in bezit, wel of geen betrokkenheid bij product

of bedrijf.

Merkbekendheid/waardering: merk wel/niet bekend, merk wel/niet geliefd.

Ondernemingsdoelstelling:

Voor 01-01-2013 een rendement op geïnvesteerd vermogen behalen van 10%

Marketingdoelstelling:

Voor 01-01-2013 het marktaandeel vergroten van 20% naar 25%

Communicatiedoelstelling:

Voor 01-01-2013 de spontane naamsbekendheid bij de doelgroep vergroten van

60% naar 80%Communicatiedoelstelling richt zich altijd op:

Kennis, houding, gedrag.

Kennis -> iets weten

– kennis merk, naamsbekendheid

Houding -> iets vinden

Page 10: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 10

- imago, betrokkenheid

Gedrag -> iets doen

– actieSMART!! Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden

Page 11: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 11

MANAGEMENT

7S model van organisatiebureau McKinsey:

Met dit 7S model kun je organisaties doorlichten: hoe zijn de diverse onderwerpen

voor een organisatie ingevuld? Hangt de invulling op een logische wijze samen? Zo

niet dan moeten er aanpassingen volgen. Alles hangt samen, alles beïnvloedt elkaar.

Verandert er iets in een gebied dan moet er meestal ook in de andere gebieden iets

veranderen. - Een harde S: is tastbaar/zichtbaar, is te beschrijven of in een schema

te zetten.

- Een zachte S: laat de menselijke kant van de organisatie zien.Strategie: Een

plan waarin staat aangegeven wat een organisatie precies wil doen in de komende 1

tot 3 jaar

1. Eerst komt het topmanagement tot een visie

2. Dan volgen de missie en de (organisatie-) principes

3. Vervolgens de organisatiedoelstellingen

4. En dan de strategie

Visie: Hoe ziet de wereld er over 15, 10, 5 jaar of misschien wel over 3 of 2 jaar

uit? Dus is het belangrijk om ‘’zicht’’ te hebben op wat er om je heen gebeurd.

Missie:

1.Wat willen we zijn?

2.Wat is onze business?

3.Wie is onze klant?

4.Hoe bieden wij onze klant onderscheidende en duurzame toegevoegde

waarde?DESTEP:

-DEMOGRAFISCH bv vergroening of vergrijzing

-ECONOMISCH bv crisis of investeringsklimaat

Page 12: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 12

-SOCIAAL-CULTUREEL bv intrede van social media

-TECHNOLOGISCH bv smartphones, cloud, …

-ECOLOGISCH (MILIEU) bv windmolens, zonnepanelen

-POLITIEK bv wetgeving, subsidies

Theorie van Ansoff:

Marktpenetratie: Bestaande producten op bestaande markten.

Productontwikkeling: Nieuwe producten op bestaande markten.

Marktontwikkeling: Bestaande producten op nieuwe markten.

Diversificatie: Nieuwe producten op nieuwe markten.

Page 13: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 13

Partijen en Omgevingsfactoren >>Omgevingsfactoren:

Omgevingsfactoren zijn factoren in de omgeving van een organisatie die

de organisatie beïnvloeden maar waar organisaties zelf geen invloed op kunnen

uitoefenen, het overkomt organisaties.Partijen:

Partijen zijn stakeholders in de omgeving vanorganisaties, waarmee interacties

plaatsvinden: De partijen oefenen invloed uit op de organisatie én de organisatie kan

óók invloed uitoefenen

op de partijen.

Organiseren van activiteiten (organisatiestructuur):

1. Bepalen organieke structuur (organogram)

- arbeidsverdeling (bv taken, functies, afdelingen)

– coördinatie (afstemming van werkzaamheden, bv planning, rooster, project,

commissie)2. Én een personele structuur (mensen in een organisatie)

–Hiërarchie (door wie worden opdrachten gegeven?)

–Bevoegdheden (wie mag bepaalde beslissingen nemen?)

–Personele bezetting (welke medewerker in welke functie?)

–Communicatie (wie informeert wie en op welke manier?)

Er zijn 2 hoofdvormen van horizontaal organiseren (afdelingsvorming):

1. Interne (horizontale) differentiatie:

Arbeidsindeling naar gelijksoortigheid van werkzaamheden → fasen van een

bewerkingsproces

Bv: meubels: zagen, freezen, verven, stofferen, monteren.

De (bewerkings-)fasen worden ondergebracht in afdelingen, iedere afdeling levert

een bijdrage aan het totale product > dit zijn vaak meerdere, verschillende producten.

De (F)unctionele indeling

Page 14: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 14

2. Interne (horizontale) specialisatie

Arbeidsverdeling gegroepeerd op basis van het eindresultaat dat de organisatorische

eenheid moet opleveren.

Naar Product, Geografische plaats of Marktsegment

De (P)roduct-, (G)eografische- of (M)arktsegment-indeling

Page 15: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 15

<< (F)unctionele indeling

RECHT

Page 16: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 16

Klassieke grondrechten

Vereisen terughoudendheid van de staat

Bescherming van de burger

Verticale en horizontale werking

RechtsbeschermingSociale grondrechten

Vereisen optreden van de staat

Ontwikkeling van de burger

Alleen verticale werking

Opdracht aan regeringJurisprudentie: Rechterlijke uitspraken Let op: Rechterlijke

uitspraak is bedoeld voor specifieke case, uitspraak niet zonder meer toepasbaar op

andere case, wet niet altijd duidelijk: rechter legt de wet in zijn uitspraken uit en wet

geeft niet altijd een antwoord: rechter moet toch uitspraken doen.Trias Politica:

Wetgevende macht (art. 81 GW)

Bestuurlijke macht (art. 42 GW)

Rechtsprekende macht (art. 121 GW)‘wet’:

door regering en SG

‘besluit’: door regering

‘verordening’: door lagere overheid (prov./gem.) of waterschapWetten in

materiele zin:

Alle wetten ongeacht wie ze gemaakt heeft

Wetten in formele zin:

Alleen die wetten die gemaakt zijn door regering en SG

Voorrang van wetgeving:

1. Verdragen/EG-recht

2. Grondwet

Page 17: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 17

3. Wetten in formele zin

4. AMvB’s (Algemene Maatregel van Bestuur) Wordt gemaakt door de regering.

5. Ministeriele regelingen

6. Verordeningen van provincie

7. Verordeningen van gemeente/waterschap

Ontslag

Mag niet altijd zo maar!

Uitwerktijd (opzegtermijn)

Direct ontslag nemen: voorwaarden!

Staande voet werknemer ontslaan: voorwaarden!

Normaal ontslag (zonder faillissement oid): goedkeuring CWI

Proeftijd uitgezonderd

3 tijdelijke contracten: vast (36 mnd).

Rechterlijke macht in Nederland:

19 rechtbanken, 5 gerechtshoven, 1 HR

Specifiek voor drie belangrijke rechtsgebieden

Burgerlijke rechter: Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)

Strafrechter: Wetboek van Strafvordering (Sv)

Bestuursrechter: Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Rechters moeten rekening houden met:

Eerlijke behandeling (Art. 6 EVRM)

Terechtzitting openbaar (Art. 6 EVRM en Art. 121 GW)

Uitspraak openbaar (Art. 6 EVRM en Art. 121 GW)

Rechter onafhankelijk en onpartijdig (Art. 6 EVRM)

Uitspraak gemotiveerd (Art. 6 EVRM)

Hoor en wederhoor (Art. 19 Rv)

Redelijke termijn (Art. 6 EVRM)

Beroepsrechters (Art.1d Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren)

Rechters:

1. Rechtbank:

‘Lagere’ rechter, ook wel ‘eerste aanleg’ genoemd.

De rechtbank heeft verschillende kamers (straf-, familie-, handel-, bestuurs-, enz).

De kantongerechten maken onderdeel uit van de rechtbanken

2. Gerechtshof:

In ‘hoger beroep’ tegen uitspraak lagere rechter.

Het gerechtshof heeft aparte kamers.

3. Hoge Raad:

Hoogste rechtscollege. ‘Beroep in cassatie’ (Art. 78 v. Wet RO).

Page 18: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 18

Absolute competentie: Welke rechter?

Relatieve competentie:

ABSOLUTE COMPETENTIE:

Eerste aanleg > Rechtbank, inclusief kantongerecht

(Art 42 v. Wet RO (uitz. Art. 93 Rv en Art. 382 Sv e.v.)).

Hoger beroep > Gerechtshof (Art. 60 Wet RO)

Cassatie > Hoge Raad (Art. 78 v. Wet RO)

RELATIEVE COMPETENTIE:

Burgerlijk recht > Woonplaats gedaagde (verdachte) (Art. 99 Rv)

/(Art. 262 Rv))

Strafrecht > Plaats waar het delict is gepleegd (Art. 2 Sv)

Bestuursrecht > Centrale overheid: woonplaats belanghebbende,

Lagere overheid: waar de zetel van het bestuursorgaan is

(Art. 8:7 lid 1 Awb)

Wet in materiële zin:

algemeen verbindend voorschrift

Wet in formele zin:

een wet ‘gemaakt in Den Haag’

door Staten-Generaal en regering gezamenlijk

volgens procedure van art. 81 GW

Page 19: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 19

Periode II

BEDRIJFSECONOMIE

Maatschappelijk kapitaal:

Is het maximale bedrag (gemeten in nominale waarde) waarvoor aandelen kunnen worden

uitgegeven door de nv of bv zonder dat een statutenwijziging noodzakelijk is.

Geplaatst aandelenkapitaal: In werkelijkheid kan het voorkomen dat slechts een

gedeelte van het maatschappelijk kapitaal is geplaatst. Dit gedeelte noemen we het geplaatst

aandelenkapitaal.

Gestorte aandelenkapitaal: Het gedeelte van het geplaatst aandelenkapitaal dat door de

aandeelhouders reeds is gestort, heet het gestorte aandelenkapitaal. Op grond van de wet

moet van het maatschappelijk kapitaal van een nv ten minste 20% worden geplaatst. Met een

minimum van €45000.

Stockdividend: dat is een dividenduitkering in de vorm van aandelen.

Cashdividend: uitbetaling in contanten.

Keuzedividend: Als je een keuze mag maken tussen stockdividend en cashdividend

heet het keuzedividend.

Nominale waarde:

De nominale waarde van een aandeel is de waarde van de aandelen die in de statuten

van de nv staat vermeld. Volgens het Nederlandse recht moet aan een aandeel een

nominale waarde worden toegekend en in de statuten worden vermeld. Het verschil

tussen de emissieprijs (€1.50) en de nominale waarde (€0.10) noemen we agio

(€1.40).

Waarom aandelen?:

Voor een NV een financieringsfunctie => aantrekken van eigen vermogen

Meestal ziet aandeelhouder zichzelf als belegger in plaats van eigenaar.

Aandeelhouder heeft recht op winstuitkering (= dividenduitkering)

Soorten aandelen:

1. Gewone aandelen (zeggenschap en dividend)

Page 20: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 20

2. Preferente aandelen (bijzondere rechten)

- vóór alle overige aandelen recht op een vast dividend

– bij ontbinding van het bedrijf vóór de andere terugbetaald

3. Prioriteitsaandelen (meer zeggenschap)

- type preferent aandeel

– de houders van deze aandelen kunnen bijvoorbeeld een nieuw bestuurslid

benoemen

De waarde van het aandeel:

Nominale waarde:

waarde zoals die op het aandeel staat à staat op balans als aandelenkapitaal.

Intrinsieke waarde:

Waarde van het eigen vermogen van een onderneming / het aantal geplaatste

aandelen.

Rentabiliteitswaarde:

Gebaseerd op de contante waarde van de toekomstige geldstromen.

Beurswaarde:

Wordt bepaald door vraag en aanbod.

Emissieprijs: De prijs die bij de uitgifte van de nieuwe aandelen per nieuw aandeel

moet worden betaald. De emissieprijs bedraagt bijvoorbeeld €1.50 per nieuw aandeel.

Vreemd vermogen:

- Lang > 1 jaar

– Obligatielening

– Hypothecaire lening

– Onderhandse lening

– (achtergestelde lening)

– VVL

– voorzieningen

- Kort ≤ 1 jaar

– Rekening-courantkrediet

– Leverancierskrediet

– Afnemerskrediet

– Nog te betalen bedragen

– KVV of vlottende passiva

Kengetallen:

– Brutowinstmarge = EBIT / omzet (excl.BTW)

– RTV = EBIT / gemiddelde totale vermogen

– KVV = rentekosten / gemiddelde vreemd vermogen

Page 21: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 21

– REV = winst na belasting / gemiddelde eigen vermogen

– Debt ratio = vreemd vermogen/totaal vermogen

– Quick ratio = vlottende activa-voorraden/vlottende passiva

– Current ratio = vlottende activa / vlottende passiva

REVvb = RTV + (RTV – KVV) x VV/EV

REVnb = 1-f x (RTV + (RTV – KVV) x VV/EV)

Liquiditeit = in staat tot betalen verplichtingen op korte termijn

Solvabiliteit = in staat aflossen schulden bij liquidatie

Activiteitskengetallen = (voorraad, debiteuren, crediteuren)

Liquiditeit:

Current ratio = VLA / VVK

Quick ratio = (VLA – voorraden) / VVK

Liquiditeitsoverzicht

Werkkapitaal

Solvabiliteit:

Solvabiliteitspercentage = EV / TV * 100%

Debt ratio = VV / TV * 100%

OF: EV / VV * 100%

Activiteitskengetallen:

Voorraad

- Omzetsnelheid van de voorraad

- Opslagduur van de voorraad

Debiteuren

- Gemiddelde krediettermijn van debiteuren

Crediteuren

- Gemiddelde krediettermijn van crediteuren

Omzet

- Omloopsnelheid van het totaal vermogen

Omloopsnelheid van de voorraad:

Inkoopwaarde van de omzet excl. btw

gemiddelde voorraad

Omloopsnelheid = omzetsnelheid

Opslagduur van de voorraad:

365 * 1/omloopsnelheid van de voorraad

Gemiddelde krediettermijn debiteuren:

Gemiddelde debiteurensaldo

Verkopen op rekening x365 dagen

Page 22: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 22

Gemiddelde krediettermijn crediteuren:

Gemiddelde crediteurensaldo

inkopen op rekening x365 dagen

Rentabiliteit: De winst van een onderneming gedeeld door het gemiddeld (in die

periode) geïnvesteerde vermogen noemen we rentabiliteit.

EBIT: Bedrijfsresultaat

Brutowinstmarge: EBIT (bedrijfsresultaat)/omzet excl. Btw x 100%

RTV = Rentabiliteit van het totaal vermogen

NWM = Nettowinstmarge

REV = Rentabiliteit van het eigen vermogen

KVV = Kosten van het vreemd vermogen

EBIT (bedrijfsresultaat) = Omzet excl. Btw – kosten van de omzet excl.

interestkosten

Page 23: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 23

HRM

Fombrum model >>

Personele structuur is heel belangrijk in een bedrijf.

Functiebeschrijving:

- Taken

– Bevoegdheden

– Verantwoordelijkheden

Competenties:

- Kennis

– Vaardigheden

– Houding

= FUNCTIE- EN COMPETENTIEPROFIEL

Competenties: De combinatie van kennis, vaardigheden, persoonskenmerken en

motivatie die iemand nodig heeft om succesvol te kunnen zijn. Een competentie uit

zich inGedrag!

Employer branding (werkgeversmerk):

= Een authentieke en onderscheidende voorkeurspositie verkrijgen en behouden als

werkgever in de mindset van de (potentiele) medewerkers en hun beïnvloeders met

als doel het aantrekken en behouden van de juiste medewerkers. Waarom? Volgens

HR-directeuren is gezien de naderende krapte op de arbeidsmarkt, investeren en

werken aan het Employer brand steeds belangrijker geworden in ‘the war for talent’.

Internal branding: Het intern tot leven brengen van de belangrijkste

(werkgevers)merkwaarden van de organisatie. Als medewerkers het werkgeversmerk

omarmen en toepassen in hun houding en gedrag worden de mogelijkheden voor het

waarmaken van de (wervings)doelstellingen van de organisatie vergroot.

Page 24: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 24

Krappe arbeidsmarkt:

- veel vraag (vacatures), weinig aanbod (werkzoekenden)

Ruime arbeidsmarkt:

- weinig vraag (vacatures), veel aanbod (werkzoekenden)

Page 25: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 25

Instroom – Doorstroom – Uitstroom >>

Werving:

Het geheel van activiteiten dat erop is gericht kandidaten te doen solliciteren naar

bepaalde functies in de organisatie > Intern en/of extern. Je werving dient aan te

sluiten op je werkgeversmerk en dus op je kernwaarden

Selectie:

Het geheel van activiteiten dat gericht is op en leidt tot het uitkiezen van de juiste

personen voor de invulling van vacatures.

Je selecteert op basis van:

- Functie- en competentieprofiel

– Potentiële ontwikkeling

Introductie:

- Nieuwe medewerker voelt zich welkom

– Kennismaking organisatie en collega’s

– Bevordert productiviteit en voorkomt fouten

– Professioneel Werkgeversmerk

Wervingsmiddelen:

- Internet

– Dag- week- en vakbladen

– Face to Face

– Radio en TV

– Intermediairs (UWV)

Page 26: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 26

Selectiemiddelen:

– Sollicitatiebrief en CV (Curriculum Vitae)

– Sollicitatieformulier

– Sollicitatiegesprek

– Referenties

– Assessment

Werktevredenheid de 4A’s:

– Arbeidsinhoud; wat doe je?

– Arbeidsomstandigheden; werkplek, temp., lawaai

– Arbeidsverhoudingen; relatie met collega’s en LG

– Arbeidsvoorwaarden; tijden, vakantie, loon,…

Soorten Arbeidsvoorwaarden:

– Primair: materieel, direct in geld

Loon, vakantietoeslag, 13e maand, bonus

– Secundair: materieel, indirect in geld uit te drukken

Lease-auto, mobiele telefoon, laptop, vakantiedagen, werktijden

– Tertiair: immaterieel, niet in geld uit te drukken

Sfeer, arbeidsomstandigheden, verantwoordelijkheid

Je werkt aan doorstroom door middel van Loopbaanmanagement.

Van belang bij loopbaanamangement:

1. Motivatie:

De inwendige bereidheid van een persoon om bepaalde handelingen te verrichten.

Motivatie om te werken.

Werkextrinsiek: zaken rond het werk

– Werkomstandigheden

– Beloning, emolumenten en status

– Opbrengsten die met het werk worden behaald, werk is een instrument

Werkintrinsiek: direct te maken met het werk

– Werk is een uitdaging

– Werk is een belangrijk onderdeel van het leven

– Werk leidt tot erkenning en ontplooiing

– Motieven/drijfveren:

2. Arbeidsethos:

Kies een baan waarvan je houdt en je zult nooit in je leven meer een dag hoeven

werken.

– Nederland is traditioneel: arbeidsplicht

– Maar: werken we om te leven of leven we om te werken?

– Tegenwoordig bepaalt arbeid in hoge mate de positie in onze maatschappij

Page 27: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 27

3. Tevreden of ontevreden:

Ontevredenheid: het niet meer zo nauw nemen, kantjes eraf lopen, privédingen doen

etc.

– Ziekte

– WAO

– Burn-out & Bore-out

Medewerkertevredenheid meet je door:

1. Tevredenheid over werkgever:

Werkzaamheden, omstandigheden, leidinggevende, collega’s, beloning,

ontwikkelingsmogelijkheden, organisatie, werkdruk etc.

2. Prestaties

Hoe loopt het? Zijn de randvoorwaarden aanwezig?

3. Persoonlijke instelling van medewerkers:

Zijn ze gemotiveerd?

Zijn ze betrokken?

Zijn ze loyaal?

Vormen van uitstroom:

1. Verloop

Natuurlijk

Vrijwillig

2. Ontslag

3. Andere vormen van uitstroom

Page 28: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 28

MARKETING

Marketingmanagement concepten:

- Productieconcept

– Productconcept

– Verkoopconcept

– Marketingconcept

– Maatschappelijk marketingconcept

Toepassingsgebieden:

– Consumentenmarketing (B2C)

– Industriële marketing (B2B)

– Detaillistenmarketing (trade)

– Detailhandelsmarketing (retail)

– Dienstenmarketing

– Non-profitmarketing

4 Groeistrategieën:

Marktpenetratie:

Verkopen van bestaande producten op bestaande markten. Het doel van

marktpenetratie is vaak het vergroten van het huidige marktaandeel. Hiervoor zijn

twee manieren: klanten winnen van de concurrent of de huidige klanten meer

dezelfde producten te verkopen. Het kan een goede strategie zijn wanneer door de

verhoging van productie schaalvoordelen bereikt kunnen worden (productie, interne

organisatie en distributie). Met deze strategie wordt de concurrent vaak hard

getroffen en een counter aanval zal vaak optreden. Groei door verhoging van het

marktaandeel.

Marktontwikkeling:

Marktontwikkeling groeistrategie: Verkopen van bestaande producten op nieuwe

markten. Het doel van marktontwikkeling is om via nieuwe markten het huidige

product extra te gaan verkopen. Als er geen veranderingen aan het product

aangebracht hoeven te worden kan dit een zeer goede strategie zijn en

Page 29: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 29

veel geldopleveren. Vaak is dit alleen niet het geval. Om succesvol te zijn met een

bestaand product in een nieuwe markt moeten er aanpassingen gemaakt worden die

(vaak) veel geld kosten.

Productontwikkeling:

Productontwikkeling groeistrategie: Verkopen van nieuwe producten aan bestaande

klanten. Hierbij zijn twee mogelijkheden. Allereerst kunnen nieuwe producten

geïntroduceerd worden ter vervanging van de oude huidige producten. Dit is een

goede strategie als hiermee beter ingespeeld kan worden op de behoefte van de klant.

Maar ook kan er voor cross-selling gekozen worden. Hiermee maakt men een kleine

aanpassing aan het product en gaat dit product naast het huidige product verkopen.

Denk hierbij aan succesvolle producten zoals cup a soup. Aangezien de concurrenten

constant vernieuwingen doorvoeren in haar assortiment is dit een vaak gehanteerde

strategie om bij te blijven.

Diversificatie:

Diversificatie groeistrategie: Nieuw product in een nieuwe markt. Een zeer moeilijke

strategie die zeer succesvol kan zijn, maar vaak mislukt. Er zijn zeer veel risico’s aan

verbonden want er is geen garantie voor succes. Dit is een goede strategie voor

bedrijven met een succesvol portfolio maar kampen met een volwassen markt. Met

het oog op de toekomst worden nieuwe producten gelanceerd op nieuwe markten met

de hoop een opvolger voor de huidige succesvolle producten te vinden.

In de praktijk worden de marktpenetratie en productontwikkeling

groeistrategieën vaak toegepast. In ongeveer 10% van de gevallen valt de keuze op een

diversificatie of marktontwikkeling groeistrategie.

Externe analyse:

- Gericht op de Meso en de Macro omgeving.

– Onderzoekt TOEKOMSTIGE trends/ontwikkelingen die buiten de onderneming

liggen.

– Brengt kansen en bedreigingen van een bedrijf in kaart.

Externe analyse – Meso:

- De meso-omgeving van een onderneming kan ook worden aangeduid als de MARKT

waarin de onderneming actief is.

– Beschrijf algemene kenmerken zoals grootte van de markt, groei, winstgevendheid,

trends

– Beschrijf bedrijfskolom en bedrijfstak

– Beschrijf de invloed van andere schakels middels het vijfkrachten model van Porter

Externe analyse – Macro:

Is de omgeving van de markt en dus van invloed op ALLE partijen binnen de

bedrijfstak.

Page 30: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 30

Destep:

- Demografisch

– Economisch

– Sociaal-cultureel

– Technologisch

– Ecologisch

– Politiek-juridisch

Interne analyse:

- Sterkten en zwakten

(Strenght/ Weakness)

Externe analyse:

Kansen en bedreigingen

(Oppertunities/ Threats)

Productlevenscyclus:

Als je een nieuw product op de markt zet wil je als bedrijf daar zo lang mogelijk profijt

van hebben zodat je de ontwikkelkosten terug kunt verdienen. De PLC

(productlevenscyclus) geeft bedrijven een indicatie van welke levensverwachting zij

kunnen verwachten voor hun producten.

De PLC kan betrekking hebben op productcategorieën, productvormen of merken. De

cycli kunnen iets verschillen maar verlopen globaal hetzelfde. Dat geldt niet voor

stijlen, modes en rages (zie volgende dia):

Dimensies:

Breedte

- aantal productgroepen

Diepte

- aantal productvarianten (binnen groep)

Lengte

- totaal aantal artikelen (binnen groep)

Consistentie

- mate van verwantschap artikelen

Marketingcommunicatiemix/middelen:

- Reclame (actie/thema)

– Marketing PR (corporate imago)

– Direct marketing

– Internetreclame

– Beurzen

– Persoonlijke verkoop

Page 31: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 31

– Sales promotion (actie!)

– Sponsoring (naambekendheid, imago, relatie)

– Winkelcommunicatie (schap, licht, kleuren etc.)

Sales promotion:

Stimulans op korte termijn om de aankoop van een product te bevorderen.

– Kortingsbonnen

– Monsters

– Geld terug coupon

– Premiums

– Promotie artikelen

– Promotie op verkooppunt

– Wedstrijd/ loterij

Viral marketing:

Blijven opvallen, Internet en mond op mond reclame.

Experience marketing:

Events, sportmarketing en sponsoring, entertainmentmarketing.

Guerilla marketing:

Met beperkte middelen groot resultaat bereiken!

BCG Matrix:

Verticale as maatstaf voor de aantrekkelijkheid van de markt. Horizontale lijn is

maatstaf voor de kracht van de positie van het bedrijf op de markt. SBU (strategic

business units).

Ster: Activiteiten of producten met een snelle groei en een groot marktaandeel.

Cash cows: Activiteiten of producten met een trage groei en een groot

marktaandeel.

Question Marks: Activiteiten met een gering marktaandeel op markten met snelle

groei. Het management moet zich goed beraden welk question Marks het wil

ombuigen richting stars en welke afgebouwd moeten worden.

Dogs: Activiteiten en producten met een lage groei. Ze genereren voldoende

contanten om zichzelf de bedruipen, maar zullen verder niet veel bijdragen.

Marketingplan:

1. Doelstelling

2. Doelgroep

3. Functionaliteit kiezen

4. Organisatie bedenken

5. Structuur

6. Proces

7. Analyseren en conclusies trekken

Page 32: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 32

8. Bijsturen

Methodes:

1. Marktafbakening

2. Groeistrategieën

3. SWOT analyse

Page 33: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 33

Page 34: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 34

MANAGEMENT

De namen van organisatiestelsels:

Vier veel voorkomende organisatiestelsels:

1. Lijnorganisatie

2. Lijn-staforganisatie

3. Lijn- en functionele staforganisatie

4. Matrixorganisatie

1. Lijnorganisatie:

De kapsalon is een voorbeeld van een

lijnorganisatie

– Iedere medewerker heeft maar één baas

– Bevelvoering langs verticale weg

Een lijnorganisatie is een organisatie waarbij boven elke werknemer een manager of

meerdere staat en waarin de taken opgedeeld zijn in logisch bij elkaar horende

afdelingen. De lijnorganisatie is een oude en veelgebruikte organisatiestructuur. Als

je een schema maakt van de organisatie lijkt die op een piramide: smal van boven en

breed uitlopend naar beneden.

Voordelen:

– Eenvoudige en duidelijke structuur

– Duidelijke gezagsverhoudingen

– TBV zijn duidelijk af te bakenen

– Goed toezicht en controle op uitvoering processen

– Snelle besluitvorming mogelijk

– Relatief geringe kosten aan leidinggevenden en organisatie

Mogelijke nadelen van de lijnorganisatie:

- Beslissingen nemen meer tijd

– De manager weet niet altijd genoeg voor de juiste beslissing

Page 35: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 35

– Afstemming tussen de afdelingen via de managers

– Soms veel managementlagen! (steil)

Page 36: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 36

2. Lijn-staforganisatie

Kenmerken stafafdelingen:

– Medewerkers met specialistische kennis

– Kunnen het (lijn-)management gevraagd/ongevraagd adviseren en informeren >

stafafdeling werkt voor de manager waar ze onder valt

– Mogen aan de lijnmedewerkers nooit opdrachten geven

Let op: de beslissingsbevoegdheid en -verantwoordelijkheid blijft bij de lijn!

De lijn-staforganisatie is een vorm van lijnorganisatie, maar naast de directie bevindt

zich een staf van deskundigen. De staf bestaat uit mensen die zich gespecialiseerd

hebben, bijvoorbeeld een accountant, maar verder buiten de organisatie staan. De

staf staat de directie bij, door te adviseren en te ondersteunen.

Voordelen Lijn-staforganisatie

– Lijnmanager kan meer gebruikmaken van specialistische kennis → betere

beslissingen!

– Lijnmanager heeft nu zelf meer tijd over! Omdat hij stafmedewerkers kan

inschakelen.

– Het omspanningsvermogen van de manager kan toenemen.

Page 37: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 37

3. Lijn- en Functionele Staforganisatie

Verschil stafafdeling – functionele stafafdeling:

– Door de gespecialiseerde stafmedewerker wordt ook een stuk werk daadwerkelijk

uitgevoerd ten behoeve van de lijn én ze verstrekken dwingende aanwijzingen of

opdrachten Voorbeeldmogelijkheden: Juridische afdeling, HRM afdeling, Communicatie

afdeling

Voordelen:

– (Functionele) staffunctionaris nu meer betrokken bij het resultaat > doet nu zelf

meer mee

– Uniformiteit en consistentie in procedures, beleid etc.

– Inbreng van deskundigheid in bedrijfsprocessen

Nadelen:

– De staffunctionaris mag nu (ook) een medewerker iets dwingend

opleggen! > Loslaten van eenheid van bevel!

– Een afdelingsmanager heeft minder grip op het geheel

4. Matrixorganisatie:

Hoogopgeleide specialisten van verschillende afdelingen die in projecten samenwerken

Page 38: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 38

De medewerkers hebben wel een eigen afdeling maar ze zijn daar zelden, ze werken meestal

in projecten buiten de eigen afdeling.

Voordelen matrixorganisatie:

– Multidisciplinaire projecten uit kunnen voeren

– Organisatieleiding houdt sturing op organisatie

Nadelen matrixorganisatie:

– Medewerker heeft minimaal 2 bazen (= meerhoofdige zeggenschap!) Welke zijn dat

dan?

– Balans afdeling- en projectwerkzaamheden kan scheef komen te liggen

– Verstrengelde belangen

Organisatiestelsels:

1. Mechanistisch:

Een mechanistisch organisatiestelsel

– De organisatie heeft iets mechanisch, lijkt op een machine (alle radertjes grijpen in

elkaar)

– De organisatie moet vooral efficiënt functioneren

– Veel procedures liggen vast, veel is geregeld

Wanneer is een mechanistisch organisatiestelsel bruikbaar?

Bij een stabiele organisatieomgeving

> want als de omgeving verandert dan verandert de organisatie nauwelijks/niet of

pas heel laat

2. Organistisch:

Een organistisch organisatiestelsel

– Lijkt in het functioneren op een levend orgaan

– Het functioneren van de medewerker staat centraal, medewerkers hebben

veel bevoegdheden.

Wanneer is een organistisch organisatiestelsel bruikbaar?

Bij een dynamische organisatieomgeving

> Als de omgeving verandert dan verandert de organisatie flexibel mee

Page 39: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 39

Visie Significante waarden (gedeelde waarden)

Dat zijn de normen en waarden en gedragsuitingen die gedeeld worden door de leden van een

organisatie; de ‘sociale lijm’ die de leden aan elkaar en aan de organisatie bindt.

We hebben het dan dus over de cultuur in een organisatie.

Cultuur: Wat zouden medewerkers in een organisatie heel gewoon/normaal kunnen

vinden, terwijl medewerkers in andere organisaties dat helemaal niet vinden?

Cultuur kan zich op veel manieren in organisaties uiten!

Wat kun je vertellen over de aspecten: Ruimte, Tijd, Taal en Symboliek.

Page 40: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 40

Organisatiecultuur Handy:

Rollencultuur

kleine machtsspreiding, lage samenwerkingsgraad

regels en procedures

functies geven toon aan, niet de mens (bureaucratische organisatie)

Machtscultuur

kleine machtsspreiding, hoge samenwerkingsgraad

alles draait om topfiguur

weinig regels en procedures (kleine, jonge organisaties)

Personencultuur

grote machtsspreiding, lage samenwerkingsgraad

prioriteit aan het individu; manager is een gelijke (school, advocatenkantoor)

Taakcultuur

grote machtsspreiding, hoge samenwerkingsgraad

taakgericht en professioneel

(vaak matrix-organisatie; veel projecten)

Een bedrijf moet rekening houden met de volgende

drie P’s:

People mensen/sociale rechtvaardigheid

Planet aarde/ecologische grenzen

Profit winst/economische groei

People

> Bedrijven worden vaak positief beoordeeld (sociaal):

– Goede arbeidsvoorwaarden bieden (kinderopvang, deeltijd, loopbaanperspectief)

– Gelijke kansen voor iedereen

– Inspraak/winstdeling

– Zorgvuldig opstellen naar klanten, leveranciers, concurrenten etc.

– Sociale gedragscodes opstellen

Page 41: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 41

– Open en controleerbaar verantwoording afleggen

– Géén fraude, corruptie, kinderarbeid

Planet

Bedrijven worden vaak positief beoordeeld (milieu):

– Bij ontwikkeling/ontwerp product rekening houden met het milieu

– Weinig afvalstoffen/veel hergebruik

– Weinig energie/grondstof verbruik

– Leveranciers op milieugebied selecteren

– Milieugedragscodes opstellen

– Open en controleerbaar verantwoording afleggen

P van Profit:

Bij de P van Profit gaat het om het economisch handelen van organisaties:

– Investeren in infrastructuur

– Uitbesteding ja/nee

– Locatiebeleid

– Winstbestemming

Er zijn 3 soorten processen te onderscheiden:

1. Primair: klant tot klan

2. Secundair: ondersteunen

3. Bestuurlijk: strategie, planning, structurering

Hoe werkt de Deming cirkel?

Plan

– Vaststellen van een plan

Do

– Vaststellen van de voortgang van de uitvoering (meten)

Check

– Vergelijk van gemeten prestaties met normen en standaards van het plan; zijn er

afwijkingen?

Act

– Bijsturen, indien de afwijkingen te groot zijn

3 typen leiderschap

1. Autoritair/autocratisch leiderschap

– leider geeft ‘bevelen’ aan medewerkers

– macht als middel van gezagsuitoefening

– strikt hiërarchische verhoudingen

– geen inspraak/discussie

– de leider beslist

Page 42: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 42

– geld is belangrijke stimulans voor medew.

– leider gericht op het behalen van resultaat

2. Democratisch leiderschap

– leidinggeven is een groepsfunctie geworden

– besluiten komen democratisch in de groep tot stand

– leidinggevende is begeleider/coördinator

– gevaar: geringe slagvaardigheid/besluiteloosheid

3. Participerend leiderschap

– zit tussen autoritair en democratisch in

– leidinggevende behoudt de eindverantwoordelijkheid

– medewerkers participeren in overlegorganen

– informeren en adviseren leidinggevende

– de leider neemt de uiteindelijke beslissingen

1 Beloningsmacht

gedrag via beloning beïnvloeden

2 Afgedwongen macht

gedrag via straf beïnvloeden

3 Legitieme macht

manager mag gedrag medewerker sturen

4 Expertisemacht

macht gebaseerd op deskundigheid manager

5 Referentiemacht

beïnvloeden gedrag door prestige of bewondering voor de manager. manager heeft

charisma

Page 43: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 43

OVEREENKOMSTEN- & RECHTSPERSONENRECHT

Maatschap (art. 7A:1655 BW)

Verdeling winst/verlies:

art. 7A:1670 BW: als je niets afspreekt, evenredig naar inbreng

Afwijken mag, maar beperkingen van art. 7A:1671 en art. 7A:1672 BW

beschikken: (art. 7A:1681 BW)

alle maten gezamenlijk; 1 maat kan de ander niet binden

Wel binding bij:

- Volmacht (anderen geven vooraf toestemming)

- Bekrachtiging (anderen zeggen achteraf dat het goed is)

- Bij voordeel voor de maatschap

VOF: (art. 16 WvK)

bijzondere maatschap (overeenkomst) Art. 7A: 1655

uitoefening van bedrijf

onder een gemeenschappelijke naam

Bedrijf: beroep waarbij niet de persoonlijke kwaliteiten van de beoefenaar op de

voorgrond staan

Verdeling winst/verlies zelfde als bij maatschap

ieder der vennoten bevoegd tot beheer en beschikken (art. 17,eerste lid, WvK)

Tenzij (artikel 17, tweede lid, WvK):

- buiten doel vennootschap of,afgesproken bevoegheidsbeperking

- artikel 29 WvK

- vennoten zijn hoofdelijk aansprakelijk (art. 18 WvK)

(d.w.z.: ieder afzonderlijk kan voor 100% worden aangesproken!)

- de vof heeft een afgescheiden vermogen; schuldeisers van de vof hebben voorrang

op dit vermogen boven privéschuldeisers

- ook verhaal op privévermogen van vennoten

Page 44: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 44

- Maatschappelijk kapitaal

Het maximale bedrag waarvoor de BV ingevolge de statuten aandelen mag uitgeven

(niet verplicht)

- Geplaatst kapitaal

Dat deel van het maatschappelijk kapitaal dat ook daadwerkelijk aan de

aandeelhouder(s) is uitgegeven

- Gestort kapitaal

Het geplaatst kapitaal voorzover aan de daartegenoverstaande stortingsplicht is

voldaan (art. 2:191 BW)

Vereisten voor oprichting BV (art. 2:175, tweede lid BW):

- oprichtingshandeling (eenzijdig of meerzijdig)

- notariële akte van oprichting

- ondertekening door de oprichters en door elke aandeelhouder die aandelen bij

oprichting neemt

- BV wordt opgericht op moment dat de notariële akte wordt ondertekend bij de

notaris

Art. 2:180 BW Inschrijven in handelsregister

Statuten moeten bevatten (art. 2:177 BW):

- de naam, de zetel en het doel van de vennootschap (art. 2:177 BW)

- het nominale bedrag van de aandelen (art. 2:178 BW)

Van aanvullend recht kun je bij statuten afwijken!!!!!

Doeloverschrijding:

- rechtshandeling vernietigbaar bij wetenschap tegenpartij (art. 2:7 BW)

- Aansprakelijkheid bestuurder t.o.v. de rechtspersoon

Vermogen:

- het geheel van rechten en plichten dat op een bepaald moment aan iemand toekomt

en dat op geld waardeerbaar is.

- Er zijn absolute en relatieve vermogensrechten

-> absoluut: geldt tegenover iedereen zonder onderscheid

(voorbeeld: eigendom)

-> relatief: werkt slechts tegenover een of enkele personen

(voorbeeld: een overeenkomst)

Art. 6:213 BW:

- een meerzijdige rechtshandeling

- waarbij een (of meerdere) verbintenis(sen) wordt (worden) aangegaan

Rechtshandeling art. 3:32 B

Hoofdregel (lid 1): ieder natuurlijk persoon is handelingsbekwaam

Uitzondering (lid 2): een rechtshandeling van een onbekwame is vernietigbaar

Page 45: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 45

- Wie is handelingsonbekwaam?

Minderjarigen: zie art. 1:234 en art. 1:235 BW

Onder curatele gestelden: zie art 1:378 BW

- Wat is vernietigbaar?

Moet worden ingeroepen door beschermde partij

Dan: rechtshandeling heeft nooit bestaan

Rechtspersoonlijkheid:heeft een onderneming of organisatie, wanneer het

zelfstandig schulden en bezittingen heeft, en dus een eigen afgescheiden vermogen

heeft. De aansprakelijk van de eigenaren gaat niet verder dan de waarde van hun

aandelen.

Ondernemingsvormen zonder rechtspersoonlijkheid:

Geen afgescheiden vermogen:

- Eenmanszaak

- Maatschap

Afgescheiden vermogen:

- VOF

Ondernemingsvormen met rechtspersoonlijkheid

- NV

- BV

- (vereniging, coöperatie, OWM, stichting)

Eenmanszaak:

- Een onderneming die toebehoort aan een natuurlijk persoon

- Onderneming inschrijven in het Handelsregister

- Administratie voeren

- Geen scheiding zakelijk en privé-vermogen

- Hoe zit het met winst/verlies, bevoegdheid en externe aansprakelijkheid?

Maatschap:

Definitie (art. 7A:1655 BW)

- Overeenkomst (vormvrij)

- twee of meer personen

- verbinden om iets in (a) gemeenschap (b) in te brengen

- oogmerk: winstdeling

Verdeling winst/verlies:

- art. 7A:1670 BW: als je niets afspreekt, evenredig naar inbreng

- Afwijken mag, maar beperkingen van art. 7A:1671 en art. 7A:1672 BW

- geen afgescheiden vermogen

- geen hoofdelijke aansprakelijkheid (art. 7A:1679)

- aansprakelijkheid voor gelijke delen (art. 7A:1680); dus ook indien

Page 46: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 46

winst/verliesdeling intern anders is geregeld

- art. 7A:1681: indien een onbevoegde handeling van een der maten tot voordeel van

de maatschap heeft gestrekt, overige maten toch gebonden

Rechtspersoon:

- Drager van rechten en plichten

- Deelnemer aan het rechtsverkeer

- Gelijk gesteld aan natuurlijk persoon (art. 2:5 BW)

- Privaatrechtelijke rechtspersonen (art. 2:3 BW)

- besloten vennootschap

- naamloze vennootschap

Motieven voor oprichting B.V:

Belastingtechnisch:

- Vennootschapsbelasting lager dan hoogste tarief inkomstenbelasting

Aansprakelijkheid:

- Rechtspersoon eigen vermogen

- Bestuurder niet aansprakelijk in privévermogen

- Aandeelhouder aansprakelijk tot ingebrachte bedrag

Page 47: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 47

Periode III

ALGEMENE ECONOMIE (MACRO)

Conjunctuur:

verandering van het groeipercentage van de economie of productie op korte termijn. Deze

groeipercentages volgen een golvend patroon, doordat de bestedingen toe- en afnemen in de

tijd.Economische variabelen:

– Conjunctuur (ontwikkeling van de vraag)

– Wisselkoersen

– Olieprijzen (=prijzen grondstoffen)

– Lonen

– Rente

Wisselkoers:

Alleen internationaal opererende bedrijven hebben direct last van

wisselkoersveranderingen. Indirect, bijvoorbeeld via de olieprijs die in $ wordt

afgerekend, hebben juist heel veel bedrijven met wisselkoersveranderingen te maken.

Olieprijs:

Bijna alle bedrijven hebben indirect met de olieprijs te maken. Daarnaast is het feit

dat olie in $ wordt afgerekend van belang.

Lonen:

Voor individuele bedrijven zijn loonstijgingen ongewenst, want dat verhoogt de

kostprijs van hun producten. Daarnaast kunnen bedrijven ertoe overgaan om te

automatiseren en personeel te ontslaan. Voor de economie als geheel kan een

loonstijging ook gunstig zijn als het tot meer bestedingen leidt.

Rente:

De rente wordt deels door de ECB gestuurd om de inflatie rond de 2% te houden.

Bedrijven hebben last van een hogere rente, omdat ze dan meer moeten betalen voor

Page 48: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 48

leningen. Ze zullen dan wellicht bepaalde investeringen niet doen, wat weer slecht is

voor de economie.

Page 49: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 49

De Lorenz-curve geeft het verband weer tussen het cumulatief percentage van de

bevolkingsomvang, en het cumulatief percentage van de inkomens van diezelfde

bevolking.De overheid komt aan geld door belastingen!!

– Directe belasting

– Indirecte belasting

Wat doet/moet de overheid doen?

Twee visies

Keynesiaanse visie:

“Zij stelt dat de overheid verantwoordelijk is voor het bereiken van de doelstellingen

van de economische politiek en zich zeer met de economie, vooral de conjunctuur,

moet bemoeien. Zij zorgt voor volledige werkgelegenheid en groei.”

Klassieke visie:

“De overheid dient een zo klein mogelijke rol te spelen. Zij moet zich beperken tot het

garanderen van veiligheid van de burgers, het beschermen van bezit en zorgen dat

burgers hun contract naleven.”

Bestedingen van bedrijven, investeringen:

1. Vervangingsinvesteringen

2. Uitbreidingsinvesteringen

3. Voorraadinvesteringen

Productiefactoren:

Natuur

Arbeid

Kapitaal

Ondernemerschap

Page 50: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 50

3 soorten investeringen:

1. Vervangingsinvesteringen

2. Uitbreidingsinvesteringen

3. Voorraadinvesteringen

Productiecapaciteit = hoeveelheid goederen en diensten die een economie (in een

jaar) maximaal kan produceren

Bezettingsgraad = Mate waarin de bestaande productiecapaciteit ook werkelijk

wordt gebruikt

Productiefactor natuur:

– De grond, het water, de lucht en alles daarop en daarin voor zover niet door mensen

geproduceerd.

– Natuur en arbeid zijn de oorspronkelijke productiefactoren

– Kapitaal is een afgeleide factor. Deze moet met behulp van natuur en arbeid (en

eventueel ander kapitaal) worden vervaardigd.

Economische groei:

Hoe kan economische groei ontstaan?

1. verbetering structuurzijde van de economie (LT)

– aanbodzijde

– productiecapaciteit

2. verbetering conjunctuurzijde van de economie (KT)

– vraagzijde

– bestedingen

Kwantiteit: Meer hoeveelheden, meer machines.

Kwaliteit: De kwaliteit is beter, betere machines.

Meer bestedingen door:

Gezinnen: lagere rente, lagere belastingen, lagere inflatie, groter

consumentenvertrouwen

Bedrijven: lagere rente, grotere winsten

Overheid: stimuleren economie in crisistijd, hogere belastinginkomsten

Buitenland: lagere euro

BEDRIJFSECONOMIE

Page 51: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 51

Uitgaven – kosten:

Definitie: Kosten zijn aan perioden, functies of producten toegerekende geldswaarden, die

verband houden met de doelmatige opoffering van productiemiddelen.Ontvangsten –

opbrengsten:

Definitie: Opbrengsten zijn aan perioden, producten, enzovoort toegerekende geldswaarden,

die verband houden met de verkoop van producten of levering van diensten.

Kostenindelingen:

5 manieren van indelen

1. variabele en constante kosten (P3 week 3 e.v.)

2. directe en indirecte kosten (H3)

3. verdeling naar functies (H3)

4. doelmatigheid

5. kostensoorten(P3 week 1 en 2)

Kostensoorten:

- Grond- en hulpstoffen

– Arbeid

– Duurzame productiemiddelen

– Grond

– Diensten van derden

– Kostprijsverhogende belastingen

– Vermogen

Grond en hulpstoffen:

Afval

Uitval

voorraadkosten

Voorraadkosten:

1. Opslagkosten

2. Bestelkosten: niet: berekening formule Camp

3. Kosten t.g.v. diverse risico’s

Page 52: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 52

Economische voorraad (E.V.)

Technische voorraad vermeerderd met de bestelde maar nog niet ontvangen

goederen, en verminderd met de verkochte maar nog niet afgeleverde goederen

Technische voorraad (T.V.) De werkelijk aanwezige voorraad

E.V.= T.V. + V.I. – V.V.

Economische voorraad = Technische voorraad + voorinkopen – voorverkopen

Kosten van arbeid:

Verschillende beloningssystemen:

1. Stukloon

2. Tijdloon

3. Premieloonstelsel

4. Winstdelingsregeling

5. bonusregeling

Variabele kosten: Het zijn kosten die veranderen door een toename of afname in

de productieomvang, zoals grondstofkosten.

Voorbeelden:

Progressief kosten ivm overuren, overbelasting

Proportioneel standaard arbeidsuren

Degressief schaalvoordelen inkoop, energie dpm, routine mdw

Vaste kosten: Kosten die niet veranderen ongeacht toename of afname in

productieomvang.

Hoe gaan de kosten in de kostprijs?

– Variabele kosten: proportioneel

– Vaste kosten:

verwachte productie – normale productie

Rationele capaciteit:

Bij het bepalen van de capaciteit dienen we verstandig (rationeel) te werk te gaan.

We moeten rekening houden met de volgende factoren:

– de normale productie

– de reservecapaciteit

– de seizoenen

– de technische deelbaarheid

De capaciteit die wordt gekozen op grond van bovenstaande factoren noemen we

de rationele capaciteit.

Rationele overcapaciteit:

Een onderneming kan niet voorkomen dat er een capaciteit is die boven de normale

productie of afzet ligt. We spreken in dit opzicht dan van rationele (verklaarbare)

Page 53: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 53

overcapaciteit. De productie/afzet ligt dan wel boven de normale productie/afzet

maar dit verschil is niet al te groot.

Irrationele overcapaciteit:

Als een onderneming beschikt over meer machines dan noodzakelijk zijn voor de

productie is dit niet verstandig oftewel irrationeel. Deze onnodige, overbodige

machines brengen namelijk niet noodzakelijke kosten met zich mee. Als een

onderneming 3 machines te veel heeft, vormen deze 3 machines de irrationele (niet-

verstandige) overcapaciteit. De irrationele overcapaciteit is dus het verschil tussen de

werkelijk aanwezige capaciteit en de rationele capaciteit. Een ondernemer mag de

kosten die voorkomen door de irrationele overcapaciteit niet doorberekenen in de

kostprijs. Ze vormen dus een ondernemerverlies en komen ten laste van het resultaat.

Kostprijs= kosten per product = Variabele kosten per product + constante

kosten per product.

Variabele kosten per product = totale variabele kosten, gedeeld door de

werkelijke productie.

Constante kosten per product = totale constante kosten gedeeld door de normale

productie.

Normale productie = het aantal producten dat een bedrijf naar schatting

gemiddeld per jaar denkt te kunnen produceren.

Waarom worden de constante kosten gedeeld door de normale productie en niet door

de werkelijke productie? De constante kosten zijn niet afhankelijk van de werkelijke

productie maar van de omvang van het bedrij€ De omvang van het bedrijf is gekozen

op basis van de normale productie die verwacht wordt.

Kostprijsformule : Kostprijs = V + C

W N

V = totale variabele kosten

C = totale constante kosten

W = werkelijke productie

N = normale productie

V/W = variabele kosten per poduct

C/N = constante kosten per product.

Commerciële kostprijs = fabricagekostprijs + verkoopkosten per product.

Fabricage kostprijs = kosten om het product te maken.

Verkoopkosten per product = kosten om het product te verkopen.

Page 54: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 54

Fabricage kostprijs en verkoopkosten per product kunnen beide weer bestaan uit

variabele kosten per product en constante kosten per product.

Bezettingsresultaat:

Een resultaat (positief of negatief) dat ontstaat door afwijkingen van werkelijke

bezetting t.o.v. de normale bezetting voortkomend uit het meer of minder gedekt

worden van de vaste (constante) kosten.

Page 55: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 55

Belastingrecht:Belastingrecht samenvatting belangrijke begrippen & Artikelen:

1. Privaatrechtelijke dienstbetrekking (Art 7:610 BW) à niet in de belastingbundel!

– Gezagsverhouding

– Loon (gedurende zekere tijd)

– Arbeid moet persoonlijk verricht worden

Niet voldaan aan alledrie = geen privaatrechtelijke dienstbetrekking

2. Fictieve dienstbetrekking (Art 3 en 4 Wet LB en Hfdst. 2 Uitv.Besl.LB)

Betekent doen alsof het er wel is. Moet aan de voorwaarden voldoen die hierboven

gegeven zijn, dan is het een fictieve dienstbetrekking.

Waarover moet je Loonbelasting betalen?

Loon in geld, zoals

– Maandloon

– Vakantiegeld

Loon in natura, zoals

– Werkkleding (volgende week) Art. 3.7

– Maaltijden Art. 3.8

– Auto van de zaak (Art. 13bis LB)

Fictief loon

– Gebruikelijk loon voor groot aandeelhouder (Art. 12a Wet LB) – zelf lezen in boek!

Vrijwel nooit loonbelasting (wél inkomstenbelasting):

– Fooien (Art. 12 Wet LB)

Vrijgesteld loon:

Artikel 11 Wet LB: Tot het loon behoren niet … lid 1 sub k: uitkeringen ter

schade/verlies van persoonlijke zaken tijdens de dienstbetrekking.

Artikel 3.7 Uitvoeringsregeling LB: De waarde van de volgende voorzieningen,

in redelijkheid, wordt gesteld op nihil Lid 1 sub c ten 2e werkkleding ….

Page 56: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 56

Dus: moet worden meegenomen bij de totale vergoedingen, maar de waarde wordt

gesteld op 0 (hierdoor nooit meer dan 1,4%)

Artikel 3.8 Uitvoeringsregeling LB: De waarde van de volgende voorzieningen

die op de werkplek gebruikt of verbruikt worden, wordt gesteld op de daarbij

vermelde bedragen: Sub a maaltijden: de waarde wordt gesteld op € 3,05;

Dus: moet worden meegenomen in de totale vergoedingen, maar de waarde is lager

dan de economische waarde.

Soorten pensioenopbouw:

– Eindloonregeling (Art. 18a lid 1 Wet LB)

– Middelloonregeling (Art. 18a lid 2 Wet LB)

– Beschikbare premie regeling (Art. 18a lid 3 Wet LB)

Boxen:

Box 1: inkomen uit werk en woning (H3 IB).

Tarief: progressief. Schijventarief (art 2.10 Wet IB)

Box 2: inkomen uit aanmerkelijk belang betreffende het bezit van

aandelen in een vennootschap door een natuurlijk persoon. (H4 IB).

Aanmerkelijk belang: o.a. aandelenbezit van minstens 5% in een BV/NV.

Tarief: 25% (art 2.12 Wet IB)

Box 3: inkomen uit sparen en beleggen (H5 IB).

Er wordt geacht 4% rendement te zijn behaald (zélfs bij verlies!) van het vermogen op

1 januari minus het heffingvrije vermogen. Tarief: 30% (art 2.13 Wet IB)

Vormen van ondernemingen:

- Eenmanszaak

– Vennootschap onder firma (Vof)

Vof is geen rechtspersoon

Vennoten zijn ondernemers

– Commanditaire vennootschap

Eenmanszaak of vof PLUS één of meer geldschieters

Ondernemer (art. 3.4 Wet IB)

– Voor wiens rekening een onderneming wordt gedreven

– Rechtstreeks verbonden voor verbintenissen

= Aansprakelijk met privé-vermogen

Commanditaire (of stille) vennoten, in principe geen ondernemer (want

niet verbonden voor verbintenissen)!

– Ontvangen een deel van de winst

– Niet aansprakelijk met privé-vermogen (tenzij zij beheersdaden verrichten)

Page 57: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 57

Waarom wil iemand ondernemer zijn?

– Aftrek van kosten

– Ondernemersaftrek (Art. 3.74 Wet IB)

Grote nadeel van ondernemer in de IB:

– Hoofdelijke aansprakelijkheid

Goed koopmansgebruik:

Drie beginselen (GKG staat genoemd in art. 3.25 Wet IB)

– Realiteitsbeginsel

– Voorzichtigheidsbeginsel

– Eenvoudbeginsel

Drie categorieën voor vermogen (=vermogensetikettering):

Verplicht privévermogen:

– Vermogen dat uitsluitend of nagenoeg uitsluitend (= 90% of meer) wordt voor

privé.

Verplicht ondernemingsvermogen:

– Vermogen dat uitsluitend of nagenoeg uitsluitend (= 90% of meer) wordt gebruikt

binnen de onderneming.

Anders ‘Keuzevermogen:

– Vermogen dat zowel binnen de onderneming als privé gebruikt wordt

Beperkt aftrekbare en aftrekbare kosten:

Beperkt aftrekbare kosten

– Algemene aftrekbeperking (Art. 3.15 Wet IB)

– Specifieke aftrekbeperking (Art. 3.17 Wet IB)

Niet aftrekbare kosten

– Algemene aftrekbeperking (Art. 3.14 Wet IB

– Specifieke aftrekbeperking (Art. 3.16 Wet IB)

Urencriterium:

Artikel 3.6 Wet IB

– Minimaal 1225 uur werken in onderneming!

– Ondersteunende taken: telt niet mee als je bijvoorbeeld partners bent!

– Uitzondering als je starter bent!

Vrijstellingen:

Sommige resultaten buiten de belasting (vaak andere motieven). De belangrijkste

vrijstellingen zijn

– Bosbouwvrijstelling (art 3.11 Wet IB)

– Landbouwvrijstelling (art. 3.12 Wet IB)

Page 58: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 58

– Kwijtscheldingsvrijstelling (Art. 3.13 lid 1 sub a Wet IB)

– MKB/winstvrijstelling (Art. 3.79a Wet IB)

Bosbouwvrijstelling:

Gaat om: bedrijfsactiviteiten die gericht zijn op het behouden van een ‘bos’.

Ondernemingsfaciliteiten brengen de winst waarover belasting betaald

moet worden omlaag.

Sommige faciliteiten zijn alleen voor ondernemers (let op in de wettenbundel: je

hoeft niet altijd te voldoen aan het urencriterium) en sommige faciliteiten zijn voor

ondernemers en niet-ondernemers die winst uit onderneming hebben (zoals een

commanditaire vennoot!)

Ondernemersfasciliteiten:

1. Willekeurige afschrijving (art. 3.31 en 3.34 Wet IB)

2. Investeringsaftrek/desinvesteringsbijtelling (art. 3.40, 3.41, 3.42, 3.42a en 3.47

Wet IB)

3. Fiscale reserves, waaronder de herinvesteringsreserve en de oudedagsreserve (art.

3.53, 3.54 en 3.67 t/m 3.73 Wet IB)

4. Ondernemersaftrek (3.74 e.v. Wet IB)

5. MKB-winstvrijstelling (art 3.79a Wet IB)

Investeringsaftrek:

- kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

– energie-investeringsaftrek

– milieu-investeringsaftrek

Bijvoorbeeld à Artikel 3.41 Wet IB à kleinschaligheidsinvesteringsaftrek GEEN

URENCRITERIUM!

Fiscale reserves:

- Kostenegalisatiereserve

– Herinvesteringsreserve

– Fiscale oudedagsreserve (OR) à deze behandelen we!

Bijvoorbeeld à Artikel 3.67 e.v. Wet IB à Oudedagsreserve URENCRITERIUM!

Oudedagsreserve:

- Werknemers zijn vaak (extra) verzekerd à pensioen

– Directeur-grootaandeelhouder (BV/NV) vaak eigen pensioen B.V.

– Ondernemer in de IB: moeilijk om geld uit de onderneming te halen voor later.

Mogelijke oplossing voor de IB-ondernemer: opbouwen van een oudedagsreserve

(art. 3.67 t/m 3.73 Wet IB)

Page 59: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 59

Eindbalans – beginbalans

- Stortingen

+ onttrekkingen

+ beperkt en niet aftrekbare kosten (kijk naar artikel

3.14 tm 3.17 Wet IB)

- Vrijstellingen

- Ondernemingsfaciliteiten (kijk naar willekeurige

afschrijving, investeringsaftrek, oudedagsreserve,

ondernemersfaciliteiten)

- MKB-winstvrijstelling

= Belastbare winst uit onderneming voor Box 1

Dan nog door Box 1 halen!

Als aandelen en/of spaargeld ook nog kijken naar Box 2 en 3 Tarieven toepassen

Heffingskortingen eraf

Eventuele voorheffingen eraf

= te betalen IB!

Box 2 aanmerkelijk belang: betreffende het bezit van aandelen in een

vennootschap door een natuurlijk persoon.

HRM

Page 60: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 60

Arbeidsmarktcommunicatie:

‘Arbeidsmarktcommunicatie is het planmatig proces waarbij wordt getracht een directe of

indirecte wervingsboodschap over te brengen bij potentiële medewerkers en hun

beïnvloeders, direct of via een bepaald medium’.Doelstellingen van

arbeidsmarktcommunicatie:

1. Employer Branding (les 1)

2. Directe werving (les 2 en 3)

3. Relatiemanagement

Diverse deelmarkten:

- Geografisch: (inter)nationaal, regionaal, lokaal

– Branche

– Functieniveau

Krappe arbeidsmarkt:

– Weinig aanbod

Ruime arbeidsmarkt:

– Veel aanbod

Employer Branding/arbeidsmarktimago:

“het verkrijgen en behouden van een positieve en bij voorkeur unieke positie als

werkgever in de mindset van huidige en potentiële medewerkers en hun beïnvloeders

op basis van de identiteit van de werkgever”

Doelstellingen van Employer Branding/arbeidsmarktimago:

- Door werknemers gezien worden als gewilde werkgever

– Werknemers ‘blij’ en ‘trots’ maken dat ze bij het bedrijf werken

– Huidige goede werknemers behouden

– Betrokkenheid bij de organisatie kweken

– Positief imago binnen de branche creëren

Arbeidscommunicatie valkuilen:

1. Ad-hoc; pas handelen als er een probleem is.

2. Alleen extern gericht

3. Onvoldoende kennis van de doelgroep en omgeving doelgroep

4. Korte termijn-visie; alleen richten op mensen die ik nu nodig heb.

5. Niet benutten van werkgeversmerk: employer branding!

6. Geen gebruik van juiste media; doelgroep!!

7. Vaak te breed opgestelde advertenties

8. Administratief proces niet aangepast aan hedendaags

sollicitatiegedragArbeidscommunicatieplan DE ONDERWERPEN:

1. Probleemstelling: opdracht – centrale vraag, formuleer als uitdaging.

Page 61: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 61

2. Doelstellingen (smart)

3. Doelgroep

4. Boodschap (wat willen we overbrengen?)

5. Strategie (hoe gaan we dat aanpakken?)

6. Werving- en selectiemiddelen/ Media

7. Organisatie en planning (draaiboek werving én selectie)

8. Budget

9. Evaluatie

1. Probleemstelling:

Probleemstelling (opdracht /centrale vraag)

Aanleiding: wat is het arbeidsmarktcommunicatie‘probleem’ ?

Formuleer als een uitdaging

2. Doelstellingen:

Doelstelling(en): wat wil je bereiken?

– Bijv. verwachte respons of imagoverandering (Employer Branding)

– Gericht op veranderingen in: Kennis, Houding en Gedrag (weten – vinden – doen)

– Bij wie, in welke mate en op welke termijn

– SMART! Specifiek Meetbaar Acceptabel Realistisch Tijdgebonden

3. Doelgroepanalyse, profielschets:

Doelgroep(en): wie wil je bereiken?

Je maakt een profielschets: een concrete, gedetailleerde (!) en levendige typering van

de doelgroep > segmenteren:

– Geografisch

Woonplaats, regio, bereid te verhuizen

– Demografisch

Leeftijd, geslacht, burgerlijke staat, gezinssamenstelling/-fase

– Socio-economisch

Opleidingsniveau, salarisniveau/wensen

– Lifestyle

Interesses & hobby’s, mediavoorkeur: online- en leesgedrag, politieke voorkeur,

ideeën over geld en sparen

4. Boodschap:

Boodschap: wat wil je de doelgroep inhoudelijk vertellen

– In kernwoorden: relevant, eenvoudig en onderscheidend

– Houd je doelgroep (de ontvanger) voor ogen en sluit de boodschap hierbij aan

– Kijk naar de doelen die je bepaald hebt. Wat wil je bereiken en wat moet je dan

communiceren?

Page 62: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 62

– Keuzes maken!

– Denk aan push- en pullfactoren

Boodschap:

Meeteen goed verdienen, Werken in een wereldstad, Goede arbeidsvoorwaarden,

Balans werk en privé, Verminderen werkdruk.

5. Strategie:

Strategie: welke aanpak kies je?

– DEFINITIEVE KEUZES: wie (doelgroep) – wat (boodschap) – wanneer

(tijdsplanning) – hoe (communicatiemiddel)

– UITWERKING van de keuzes die je hebt gemaakt: Waarom ga je wat en hoe

communiceren met je doelgroep

– Ook kun je hierbij aangeven of je gebruik maakt van intermediairen: zelf doen of

uitbesteden

6. Media: Wervingsmiddelenmix:

Wervingsmiddelenmix: welk(e) wervingsmiddel(en) zet je in?

Wordt bepaald door:

Te behalen doel: kennis, houding en/of gedrag

Te bereiken doelgroep (o.a. situatie op arbeidsmarkt?)

Boodschap

Budget

Middelen is ook selectiemiddelen

7. Organisatie en planning:

Draaiboek/planning voor WERVING én SELECTIE: Wie – Wat – Wanneer (tijd)?

Bijvoorbeeld:

– Wat zijn de deadlines voor het aanleveren van materiaal? En wie doet dat?

– Wanneer ga je welk wervingsmiddel inzetten? Volgen die middelen en

boodschappen elkaar logisch op: samenhang, volgorde etc.

– Welke selectiemiddelen zet je wanneer in? Volgen die middelen elkaar ook logisch

op? Wie zijn er bij betrokken

8. Budget:

Budget: wat mag het kosten?

Naast plaatsingskosten moet je ook rekening houden met:

– Tekstschrijven

– Vormgeving

– Drukwerk

Page 63: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 63

– Personeelskosten

– Eventuele kosten van de evaluatie

9. Evaluatie:

- Effectevaluatie: hoe meet je of de vooraf opgestelde doelstellingen behaald zijn?

– Tevens: proces- , product en tussenevaluaties

Wat is directe werving?

‘Het geheel van activiteiten dat erop is gericht gegadigden te doen solliciteren naar

bepaalde functiesin de organisatie > Intern en/of extern’

– Je werving dient aan te sluiten op je employer branding

– Je werft op functie én competenties: TBV én kennis, vaardigheden en houding.

– Een functie- en competentieprofiel is startpunt voor werving!!

Job Branding:

Het gericht vermarkten van een baan aan een specifieke doelgroep door de inzet van

de juiste media en middelen en door in te spelen op de wensen en behoeften van deze

doelgroep.

Bij job branding ligt de nadruk op het aantrekkelijk positioneren van een baan en

minder op het aantrekkelijk positioneren van de werkgever.

Wervingskanalen:

- Internet

Vacaturesites

Nieuwe media

Eigen (wervings)site http://werk.ah.nl/

– Dag- , week- en vakbladen

– Face to face

Banenmarkten

Congressen

– Netwerk: zakelijk en privé

Eigen medewerkers: referral recruitment

– Radio en TV

– Intermediairs (tussenpersonen)

UWV (voorheen CWI)

Uitzend-, W&S-bureaus, etc.

Wervingsprocedure:

1. Beslissen tot interne of externe vacaturestelling

2. Analyseren van benodigde competenties, opstellen van een functie- en

competentieprofiel

3. Keuze voor een wervingsmethode een (of meerdere) kanaal en middel

4. Samenstellen van de boodschap en/of informatie (advertentietekst, criteria etc.)

Page 64: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 64

Wervingscampagne: Een wervingscampagne is een serie communicatieve uitingen

met eenzelfde thematische boodschap.

Online werven:

- Eigen (recruitment)site http://banen.bol.com/?referrer=rbanen

– Vacaturesites: vier categorieën – vaak mix

– Online exposure: bereiken en bewegen van latente baanzoekers

– Online sociale netwerken: LinkedIn, Facebook, Twitter, communities

Belangrijk: Zichtbaar en vindbaar, Keuzes afhankelijk van de doelgroep

Veel persoonlijkheidsonderzoek wordt gebaseerd op de theorie van de

“Big Five”

Extraversie open persoonlijkheid

Vriendelijkheid behulpzaam

Zorgvuldigheid aan regels houden

Emotionele stabiliteit tegen kritiek en spanning kunnen

Intellectuele autonomie nieuwe ervaringen op willen doen

Selectieprocedure:

1. Brief- en CV selectie (waar let je eerst op? Harde eisen, kennis, opl)

2. Ongeschikte kandidaten afwijzen

3. Potentiële kandidaten uitnodigen voor interview

4. Vervolggesprek / tests / assesment / referenties

5. Selectie (+ eventueel vervolggesprek / arbeidsvoorwaarden)

6. Bevestig de aanname

7. Arbeidscontract + informeren medewerkers

Selectiemiddelen:

– Sollicitatiebrieven

– CV’s

– Sollicitatieformulieren

– Het sollicitatie-interview (STARR)

– Referenties

– Tests / assessmentcenter

Beoordelingsfouten:

– Selectieve perceptie/waarneming

– Stereotypering (vrouwen horen niet aan de top)

– Generalisatie (alle mannen zijn onbetrouwbaar)

– De eerste indruk

– Halo- en horn effect

Page 65: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 65

MANAGEMENT

Hoe start je nu een organisatie?

Starten van een organisatie vier vormen:

1. Nieuw opzetten

2. Overnamen

3. Opvolging

4. IntrapreneurschapGroeistadia Keuning:

Groei gaat in stappen: verschillende groeistadia

Volgens Keuning zijn er zeven stadia:

1. Bestaansopbouw

2. Overleven

3. Succes

4. Expansie

5. Optimale verhoudingen

6. Verstarring

(7. Nieuwe vormen van groei)

Stadium 1 Bestaansopbouw:

Aandachtspunten:

- acquisitie

– nakomen leveringsverplichtingen

– verbreden van bestaansbasis

– voldoende geld?

Organisatiestructuur

Page 66: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 66

- zeer eenvoudig

– eigenaar is het bedrijf

Strategie

- overleven

Deze fase overleven = levensvatbaar bedrijf

Stadium 2 Overleven:

Juiste balans inkomsten en uitgaven

- voldoende liquiditeit voor geen verlies?

– voldoende liquiditeit vervanging/reparatie kapitaalgoederen?

– voldoende cashflow stabilisatie/uitbreiding met lonend rendement?

Organisatiestructuur

- simpele structuur

– eigenaar is (nog steeds) het bedrijf

Strategie

- nog steeds gericht op overleven

Stadium 3 Succes:

Bedrijf stabiel

- winstgevend houden of uitbreiden?

– eigenaar leidinggevende blijven of terugtreden?

Organisatiestructuur

- functioneel

– managers

– invoering van specialisten en systemen

Strategie

- handhaving status quo

– aannemen toekomstgerichte managers

Stadium 4 Expansie:

Bedrijf breidt uit

- vinden en verkrijgen financiële middelen verdere groei

– liquiditeit en cashflow randvoorwaardelijk

Structuur

- verdere decentralisatie

– delegeren

– gevaar: alwetenheidssyndroom

Strategie

- gericht op expansie of consolidatie

– gevaar: almachtigheidsyndroom

Alwetendheid: gevaar dat je als directie alles wil blijven weten en dus niet genoeg

Page 67: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 67

delegeert

Almachtigheid: gevaar dat je in je expansiedrift alleen maar aan meer macht denkt

en vergeet dat de organisatie mee moet kunnen.

Stadium 5 Optimale verhoudingen:

Volgroeid bedrijf

- consolideren en beheersen financiële winst

– behouden flexibiliteit en ondernemersgeest

Structuur

- gedecentraliseerd

Strategie

- gedetailleerde bedrijfsplanning

– strategische planning

– gevaar: verstarring

Stadium 6 Verstarring:

Goede onderneming: focus op sterke concurrentiepositie

– onderscheidende meerwaarde

– survival of the fittest

Gevaren

- verstarring door gebrek innovatiekracht

– risicovermijding

Kernwoorden

- gevaar bureaucratie

– routinegedrag

– inkakken

Stadium 7 Nieuw groeivormen:

– Fuseren, overnemen, samenwerken

– Reorganisatie, verplatting

– Opsplitsing, buy-out

– Intrapreneurschap

Groeifasen Keuning:

– Groei gaat in stappen: 7 verschillende groeistadia

– Groeifase van een organisatie: verschillende stadia samen

Groeifasen

(Fase 0: “De geboorte”)

Fase 1: Beginfase, pioniersbedrijf è stadium 1 + 2

Fase 2: Afdelingsgewijze opbouw è stadium 3 + 4

Page 68: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 68

Fase 3: Volgroeide organisatie 1 è stadium 5

Fase 4: Volgroeide organisatie 2 è stadium 6

De 6 kenmerken van Keuning:

1. Wijze van strategische keuze maken

2. Organisatiestructuur

3. Research en Ontwikkeling/innovatie

4. Meten van prestaties van medewerkers

5. Beloningssysteem

6. Beheersingssysteem voor controle en bijsturing

1. Wijze van strategische keuze maken:

Wat willen we bereiken en hoe gaan we dit doen?

missie, visie, strategie, beleid

Opstellen van doelen:

– expliciet of impliciet

– gericht op markt (extern, kansen/bedreigingen)

– mogelijkheden organisatie (intern, sterkten/zwakten)

– geven keuzen aan

– houden rekening met de maatschappelijke context/DeStep

– In hoeverre kiest ondernemer op gevoel?

2. Organisatiestructuur:

– Juiste structuur tbv beheersbaarheid

– Optimale bedrijfsgrootte

Balans kosten product en noodzakelijke bedrijfsvoering

– Opbouwwijze afdelingen

aantal managementlagen (steil/plat)

F/P/M/G

– Omgangswijze in, -door- en uitstroom

Kwantiteit (hoeveel van welke soort, fte’s)

Kwaliteit

3. Research & ontwikkeling / innovatie:

Wat is de mate van

– Vernieuwen

– Vooruitkijken

– Ontwikkelen

– Creativiteit

Hoe is het georganiseerd

Page 69: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 69

– wel of geen afdeling

– welke organisatorische plek

4. Meten prestaties medewerkers:

- Persoonlijk of via algemeen systeem

– Subjectief of objectief

– Op basis van gevoel of meer volgens regels

– Mensgericht of resultaatgericht

– Wat past bij de cultuur?

5. Beloningssysteem:

- Beloningssystematiek

schalen, functiegroepen, CAO etc.

– Primair, secundair, tertiair arbeidsvoorwaarden

onderlinge verhouding

Vormgeving/inhoud

6. Beheersingssysteem controle en bijsturing:

- Systemen

informatie-, planning en controle systemen

technische systemen

logistiek

faciliteiten

– Aanpak manager

kennis, kunde en attitude; wat kan de manager?

kan en wil de manager delegeren?

– Financiën

hoe staat de organisatie er financieel voor?

wat kan er wel en niet?

Fase 1: Pioniersbedrijf (Stadium 1 + Stadium 2)

1. Strategie

– Afhankelijk van de aspiraties van de eigenaar

– Klant: concurrentie

2. Organisatiestructuur

– Generalistische functies, weinig of geen specialisatie

– Veel centralisatie, eenvoudige F-vorm

– Primaire functies

– Manager: direct, informeel

3. R&D

– Door eigenaar zelf

Page 70: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 70

4. Prestatiemeting

– Cultuur is persoonlijk

– Prestatiemeting: door persoonlijk contact, subjectief

5. Beloningssysteem

– Beloning: niet gestructureerd, soms paternalistisch

6. Beheersingssysteem

– Systemen: persoonlijke controle en bijsturing, voor alle processen

– Verhouding tussen geleend geld bank, privé, eigen geld

Fase 2: Afdelingsgewijze opbouw (Stadium 3 + Stadium 4)

Twee soorten:

A. Een bedrijf in de groei naar afdelingsgewijze opbouw

B. Een bedrijf, dat volledig afdelingsgewijs is opgebouwd

1. Strategie

– veelal in/door de top

– vergroten marktaandeel, uitbreiding

2. Organisatiestructuur

– F-indeling onder de top, daarbinnen P, G of M

– meer interne arbeidsdeling: specialisten

– manager deels persoonlijk/deels delegeren/coördineren

– meer zakelijkheid

– rollen en taakcultuur

– personeelsplan, deskundigheden (specialisten), opleiding

3. R&D

– aparte afdeling

– gericht op verbetering, ontwikkeling en innovatie

4. Prestatiemeting

– via economische/technische kengetallen

5. Beloningssysteem

– meer systematisch, meer objectiviteit

Page 71: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 71

6. Beheersingssysteem

– delegatie operationele beslissingsbevoegdheden, meer procedures, meer instructie,

meer planning.

– relateren vermogensbehoefte aan voorgenomen ontwikkelingsplannen

– Verkrijgen financiële middelen (EV, VV)

Fase 3: Volgroeide organisatie 1 (Stadium 5)

Concernstructuur

Bestuurlijke-, primaire-, secundaire- en ondersteunende processen

1. Strategie

– breder kijken naar bedrijfskolom, bedrijfstak en concurrentie

– toewijzen van middelen aan divisies, bepalen van groeitempo

– benchmarken divisies onderling

– Directie wordt RvB

2. Organisatiestructuur

– Sturing over bepaalde productgroepen kan door RvB gedelegeerd worden (aan

bijv. divisiedirecteuren)

– secundaire- & ondersteunende diensten onder RvB: langzame trend naar

(gedeeltelijke) verplaatsing naar divisies

– veel interne specialisatie; leidt tot groepering van werkmaatschappijen en daarna

tot divisievorming

– veel decentralisatie: F-, P-, M-, G-vorm

3. R&D

– zoeken naar nieuwe producten, markten e.d.

4. Prestatiemeting

– meer afstand

– veel taakgerichtheid

– prestatiemeting: veelal markt- en/of financiële criteria

5. Beloningssysteem

– beloning: systematisch en gekoppeld aan prestaties (zeker voor leidinggevenden)

6. Beheersingssysteem

– systeem: delegatie van beslissingen over PMC’s en control middels resultaten-

analyse

Page 72: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 72

– centrale financieel-economische sturing

– budgetten

Fase 4: Volgroeide organisatie 2 (Stadium 6)

Bij normale verdere doorgroei:

– te steile organisatie

– afstand tussen top en uitvoerende kern te groot

Page 73: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 73

Groeistrategie Greiner:Fase 1: Groei door creativiteit

– Start- of pioniersfase

– hart i.p.v. hoofd; informeel

– Bij groei: Leiderschapscrisis: ander (of überhaupt) management nodig

Fase 2: Groei door dirigeren

– structureren en formaliseren

– Door teveel sturing (dirigeren) ontstaat tegenwerking, medewerkers voelen zich

beperkt

– Bij het aanhouden daarvan: Autonomiecrisis: loslaten nodig

Fase 3: Groei door delegatie

– Door delegeren worden taken en bevoegdheden overgedragen naar de medewerkers

(motiveren)

– Bij groei ontstaat: Beheerscrisis: management wil (meer) beheersen

Fase 4: Groei door coördinatie

– Meer informatie en communicatie, meer regels en procedures

– Dit leidt bij verdere groei tot: Bureaucratiecrisis

Fase 5: Groei door samenwerking

– Verhogen van de effectiviteit is het doel, meer overleg en samenwerking ontstaat

– Bij teveel hiervan krijg je: Overlegcrisis

Fase 6: Groei door deregulering

– Overbodige regels, procedures en overleggen verdwijnen Intern ondernemerschap

krijgt kans.

Page 74: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 74

– Bij teveel focus op resultaten ontstaat verkilling: sociale identiteit- (intern) en

legitimatiecrisis (extern)

Fase 7: Groei door geïntegreerd beleid

– Milieu, mvo, imago

– Balans werk-privé

– Balans productiviteit en betrokkenheid

Page 75: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 75

Veranderingsmodel Lewin:

Unfreezing:

Voorbereiden op de verandering

– Consequenties duidelijk maken

– Afstand nemen van normale manier van doen: ontdooien

– Weerstand ontstaat, hoe minimaliseren?

Betrekken

Communiceren

motiverenMoving:

Doorvoeren verandering

– Twee stappen vooruit, één terug

– Luisteren, ondersteunen, faciliteren

– Begeleiding/hulp door opleiding, training, vorming

– Beoordelings- en beloningssystemen aanpassen

Freezing:

Verankeren nieuw gedrag

– Nagaan of verandering daadwerkelijk werkt

– Vertonen juist gedrag?

– Wanneer en hoe evalueren

– Ondersteunen

– Nieuw gedrag belonen: voorbeelden stellen

– Successen vieren

Page 76: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 76

Ezerman:1. Zelf laten ervaren maakt het krachtiger

2. Door info creëer je inzicht en daarmee langzaam gewenning

3. Opleiden, opvoeden, coachen (K/H/G)

4. Streven naar compromis

5. Inhoudelijke argumentatie

6. Opleggen via belonen en straffen

7. Voorwaarden creëren, bv thuiswerken. Deze maatregel moet je altijd in orde hebben. Het

ondersteunen van elk element.

Page 77: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 77

Periode IIII

BEDRIJFSECONOMIE Balans:

Bezittingen (vermogen) en schulden

Eigen Vermogen:

Winstreserve

Agioreserve

Herwaarderingsreserve

Aandelen

Schulden:

Vreemd vermogen lang

Vreemd vermogen kort

Hypotheek: Een lening om een pand te financieren, als je niet aan je

betalingsplichten voldoet mag de bank je huis verkopen. Dan blijf je zitten zonder

huis en met een restschuld.

Resultatenrekening:

Kosten en opbrengsten

absourcing costing (integrale kostprijs) = v/w x c/n

Resultatenrekening is een periode: bijvoorbeeld 2e kwartaal 2013

De kosten moeten ook echt in die periode gemaakt zijn

Resultatenrekening is niet gelijk, moet je gelijk maken met: Winst (linkerkant)

Liquiditeitsoverzicht:

Ontvangsten en uitgaven

Verschil ontvangsten en opbrengsten:

Opbrengsten is bijvoorbeeld pilsje betalen op maandag met een bonnetje, dat

bonnetje is €4 waard.

Dat is de opbrengst. Ze betalen pas aan het eind van de week, dan zijn het

ontvangsten.

Liquiditeitsrekening is ook nooit gelijk, moet je gelijk maken met: kastoename

(rechterkant) of kasafname (linkerkant).

Kastoename gaat naar balans.

Kas e.b. (eindbalans) = Kas b.b. (beginbalans) +/- liq mutatie

(kastoename/kasafname)

Winst gaat naar eigen vermogen

EV eb = EV bb +/- resultaat (winst/verlies) +/- privé onttrekkingen

Komt veel overeen met P1 bedrijfseconomie

INNOVATIE THEORIE

Page 78: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 78

Waarde propositie (value proposition):

Je hebt nu bepaald welke segmenten je onderkent maar wat ga je ze aanbieden. Waarom zijn

ze bereid jouw product te kopen. Wat onderscheidt jouw aanbod van dat van de

concurrenten. Hoe beter je je aanbod (waarde voor de klant) afstemt op de klant hoe

succesvoller je bent. Waarom zou een klant jou product of dienst willen afnemen ? Welke

waarde kan het voor hem hebben ?)

Wat levert het product de klant op:

– Helpt de klant een klus te klaren

– De klant is aangetrokken door het ontwerp

– Het product geeft de klant status (merk)

– Geeft de klant een goede prijs/kwaliteitverhouding

– Helpt de klant Kosten te besparen

– Beperkt risico voor een klant

– maakt (andere) producten beschikbaar voor de klant

– Geeft de klant gebruikersgemak

– Et cetera

Channels:

De wijze waarop een bedrijf met zijn klantsegmenten communiceert en ze bereikt om

een waardepropositie te leveren.

Page 79: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 79

Een klantrelatie gaat door 5 fasen. Voor elke fasen kunnen dezelfde maar ook andere kanalen

relevant zijn. Bijvoorbeeld meubels. Voor fase 1 en 2 spelen internet een belangrijke rol maar

vervolgens zal de aankoop nog grotendeels in een meubelzaak gebeuren. Et cetera. Oefening:

bedenk van een aantal producten en leveranciers hoe de distributieketen is georganiseerd.

Kunnen de studenten tot voorbeelden komen waarin de verschillende fasen duidelijk

verschillende kanalen kennen. Zijn er voorbeelden waarvan de kanalen in de laatste jaren

sterk veranderd zijn.

Page 80: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 80

Doel customer Relationships:

- Nieuwe klanten aantrekken (Klantacquisitie)

- Bestaande klanten blijven klant (klantretentie)

- Meer verkopen aan bestaande klanten (upselling)

Soorten klantrelaties:

- Persoonlijke hulp

– Toegewezen persoonlijke hulp

– Self Service

– Geautomatiseerde diensten

– Communities

– Co-creatie

Revenue streams:

- Verkoop (overdracht van eigendom fysiek product)

– Gebruikersfee (dienstverlening naar gebruik)

– Abonnementsgelden (vast tarief)

– Uitleen/huur/lease

– Licentieverlening (auteursrecht/patenten)

– Brokerage fee (commissie percentage)

– Reclame

Key activities:

De belangrijkste dingen die een bedrijf moet doen om te zorgen dat een

businessmodel werkt.

Page 81: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 81

– Productie (ontwerpen,maken en leveren)

– Probleem oplossen

– Platform of netwerk

Key resources (kernmiddelen):

- Fysieke resources (vaste activa,infrastructuur)

– Intellectuele resources (kennis,informatie,patenten)

– Human resources (kennis en kunde)

– Financiële resources

Key Partners:

Er zijn nauwelijks nog bedrijven die geen samenwerking aangaan met andere partijen

om hun businessmodel te realiseren. Het kiezen van de juiste strategische

partnerships is dan ook van levensbelang voor het optimaliseren van het

businessmodel. Partnerships kunnen verschillende vormen hebben en de reden voor

het kiezen van partnerships kunnen verschillen.

Type strategische samenwerkingen:

Allianties Senseo: philips (apparaten) en Douwe Egberts (koffiepads)

Coöptatie: BMW levert de motoren voor Saab (concurrenten leveren aan elkaar)

Joint venture: Lipton is JV van Pepsico en Unielever

Klant/lev: transportbedrijf Norbert Dentressangle en Ikea hebben strategische

alliantie voor distributie en warehousing. RR levert al sinds jaar en dag

vliegtuigmotoren voor Boeing. Ontwerpen worden op elkaar afgestemd.

Waarom key partners:

- optimaliseren en schaalvoordelen

– Beperken van risico en onzekerheid

– Acquisitie van bepaalde resources en activiteiten die men zelf niet heeft.

Cost structure:

- Waardegestuurde businessmodellen versus kostengestuurde businessmodellen

– Vaste versus variabele kosten

Demografisch:

Ontwikkelingen in de bevolkingssamenstelling. De vergrijzing heeft effecten op het

bestedingsgedrag van de bevolking. Denk bijvoorbeeld aan de gezondheidszorg.

Philips heeft zich gespecialiseerd op medical systems met dit aspect als achtergrond

bijvoorbeeld.

Economisch:

In crisistijden in het bestedingsgedrag van mensen anders. Bijvoorbeeld er wordt

minder buiten de deur gegeten en meer thuis.

Page 82: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 82

Sociaal-cultureel:

Ontwikkelingen in het gedrag van de bevolking. Voorbeelden: imigratie leidt tot

ander koopgedrag bijv. in eten, kleding et cetera. Mode bepaalt gedrag. TV

programma’s, evenementen. Identificatiefiguren. Trend voorbeeld: Online verkoop

neemt toe

Technologisch:

Nieuwe technologische ontwikkelingen.

Ecologisch:

Opwarming van de aarde.

Politiek:

AWO leeftijd omhoog.

5 krachtenmodel Porter:

– Positie van het bedrijf tegenover concurrenten. (veel concurrenten, grote

concurrenten e.d.)

– Onderhandelingsmacht van de toeleveranciers. Voorbeeld Apple tegenover

Appleshops.

– Onderhandelingspositie van de klanten. Bijv. Grote afnemers zoals Albert Heijn

– Substituten dreiging. Bijvoorbeeld: trein tegenover auto. Film tegenover TV of

Theater.

– Dreiging nieuwe toetreders: hoe gemakkelijk is het om de markt te betreden. Hoge

investeringen, Kennisintensief minder gemakkelijk toetreding.

Page 83: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 83

Treacy & Wiersema en Hagel & Singer (McKinsey) Beide auteurskoppels komen tot de

conclusie dat een bedrijf moet kiezen om in 1 aspect het beste te zijn. Zij komen tot de

conclusie dat er feitelijk 3 keuzes zijn nl

1. Proberen door productinnovatie telkens de concurrentie voor te zijn. De klant

kiest het beste, meest vooruitstrevend product.

2. Proberen door de klant aan je te binden. De klant is loyaal omdat hij zich

gekend voelt door het bedrijf en/of er een bepaald gevoel bij heeft.

3. Proberen de kwaliteit/prijs verhouding zo scherp mogelijk te zetten. Hiervoor is

standaardisatie, efficiency, schaal en scopevoordelen en procesinnovatie essentieel.

De klant koopt vanwege de beste prijs/kwaliteitverhouding.

3 core business typen>>

Productlevenscyclus Levitt >>

Page 84: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 84

Innovation Adoption Curve (Rogers):

Er is een groep van innovators die perse als eerste het nieuwste van het nieuwste

willen hebben. Dit is de groep die ‘s nachts voor de Apple winkel gaat liggen voor de

Ipad. Deze groep is ook bereid om onvolkomenheden aan een product te accepteren

(productfouten, gebrek aan support, incompatibiliteit met andere producten et

cetera). Zij kopen ook vaak de producten die uiteindelijk het in de markt niet blijken

te doen. Vervolgens volgt de groep van early adopters. Deze behoren tot de eersten

die een HD tv kopen. Zij volgen de marktstandaard maar wil wel het nieuwste van het

nieuwste. Dan volgt de early majority en de late majority. Dit is de grote groep die

geleidelijk overstapt op een nieuwe flatscreen als de oude TV al wat jaartjes oud is. De

laggards is de groep die heel laat instapt in een nieuw product. Die kopen pas een

nieuwe TV als de oude (zwart-wit) echt versleten is en niet meer te repareren.

Page 85: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 85

Stappen in productontwikkeling (Kotler):

Hoe nu te komen tot de introductie van een nieuw product. Kotler hanteert hiervoor een

stappenplan dat begint met ideeën genereren en eindigt met de introductie.

1. Brainstormen over alle mogelijke ideeën.

2. Ideeën globaal toetsen in de markt en op haalbaarheid d.m.v. deskundigen en

klantenpanels e.d.

3. Het concept verder uitwerken en testen op grotere klantpopulaties middels

marktonderzoeksbureaus. Hiermee krijgt het definitieve concept/product vorm. (maken van

testmodellen, mock-ups e.d.)

4. Marketing strategie: Het geheel van vermarkten, prijsstrategie,

distributiestrategie,promotiestrategie e.d.

5. De bedrijfseconomische analyse: wordt met dit product met deze marketingstrategie

voldoende omzet en winst gemaakt. Return-on-investment.

6. Productontwikkeling: Het werkelijk verder ontwikkelen van het product en het

daarvoor in te richten productieproces.

7. Test marketing: Op kleinere schaal introduceren via testwinkels e.d. om het product

verder te verbeteren (Sluit aan op gebruik maken van de innovators in de adoptiecurve van

Rogers)

8. De introductie: verdere uitrol van het product.

Patroon 1: Ontbundeling

Week 4, 3 core business typen

Patroon 2: Long Tail

Voorheen: Beperkt aantal producten met grote volumes nodig

Nu: Groot aantal producten met kleine volumes mogelijk

Patroon 3: Multi sided platforms

– Het samenbrengen van twee of meer verschillende maar onderling afhankelijke

groepen klanten. Deelname van de ene groep bepaalt de waarde voor de andere groep

– Het netwerkeffect: waarde groeit naarmate gebruikersaantal toeneemt.

– Vaak wordt de ene doelgroep (of product) gesubsidieerd (gratis of goedkoop

gebruik) om het gebruikersaantal te vergroten

– Daarmee waarde verhogen voor de andere doelgroep of product.

Page 86: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 86

Patroon 4: Free

– Eén substantieel klantsegment kan continu profiteren van een kosteloos aanbod.

– Niet betalende klanten worden dus gefinancierd door wel betalende klanten.

Freemium:

– Gratis basisdiensten

– Betaalde premium diensten

Baiy & Hook:

– Goedkope eerste aankoop (Lokaas)

– Stimuleert duurdere vervolgaankopen (Hook)

Patroon 5 en 6: Open Businessmodellen

Page 87: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 87

INTELLECTUEEL EIGENDOMSRECHT

Portretrecht:

Artikel 20 auteurswet

- Geldt voor portret

– in opdracht

– Auteursrecht portret komt auteur toe

– Auteur niet bevoegd tot openbaarmaking

– Tenzij overeengekomen

Artikel 21 auteurswet:

- Portret

– Zonder opdracht

– Openbaarmaking

– Niet geoorloofd voorzover

– Een redelijk belang zich verzet

10 stappen:

1. Rechterlijke instantie?

2. Welke plaats?

3. Datum uitspraak?

4. Partijen?

5. Feiten?

6. Argumenten partijen?

7. Vordering(en)?

8. Relevante wetsartikelen?

9. Beslissing?

10. motivering?

7 stappen (gewoon):

1. Wie zijn de partijen?

2. Waar gaat het over?

Page 88: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 88

3. Zoek het juiste artikel in de wet

4. X

5. Noem criteria uit artikel

6. Toets aan deze criteria

7. Wat is de conclusie

8. Antwoord op vraag

Wanneer zal een redelijk belang zich hier tegen verzetten.

Bij bekende nederlanders moet je er mee kunnen leven dat je ooit in de krant kan

komen te staan omdat je bekend bent.

Lezen/analyseren van rechtspraak:

functies rechtspraak:

– geschillenbeslechting (2 verschillende meningen).

– rechtsbron (vage normen vul je als rechter in).

Artikel 1 Auteurswet

Het uitsluitend recht van de

– maker van een

– werk van letterkunde, wetenschap of kunst (…)

– om dit te openbaren en te verveelvoudigen

Artikel 10 Auteurswet

Werk van letterkunde wetenschap of kunst

De maker:

- De maker is de geestelijk schepper

– Dus niet alleen schrijver, maar ook bijv componisten en filmmakers

– artikel 4 Auteurswet: vermoeden

Recht van openbaring/verveelvoudiging

- Als je het auteursrecht ‘hebt’ dan heb je het alleenrecht tot exploitatie:

– Dit omvat openbaarmaking en verveelvoudiging

– Overdracht mogelijk (artikel 2, lid 2 Aw)

– Hoe lang geldt de bescherming?

Vereisten auteursrecht:

1) aantonen dat je de maker bent

2) zekere mate van originaliteit

3) geconcretiseerd in product/werk (Staat op papier)

Werkgever en werknemer:

Art. 7 Auteurswet

Page 89: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 89

Gevolgen van inbreuk/handhaving:

- Verbod vragen

– Dwangsom

– Schadevergoeding

– Winstafdracht

– Strafrecht

Dwangsom: Bij elke keer dat het nog een keer gebeurd moet je steeds het bedrag

van de dwangsom betalen.

Octrooirecht:

- Alleenrecht van de uitvinder om zijn uitvinding commercieel uit te baten

– Octrooirecht is een eigendomsrecht

– Octrooi = patent

Wetten:

Rijksoctrooiwet, artikel 4, 6 en 7!

– uitvinding: technisch voortbrengsel of werkwijze

– nieuw: of iets toevoegen aan wat al bekend was

– inventief: oplossing voor een probleem

– industrieel toepasbaar: technisch functionerend

Procedure:

– octrooiaanvraag Octrooicentrum NL (artikel 24 Octr.w)

– inschrijving op formele eisen

– geen inhoudelijke controle

– rechter oordeelt over de criteria

– bescherming geldt 20 jaar

Rechtsmiddelen:

- Schadevergoeding (art. 70)

– Staking (art 6:162 BW) evt. met dwangsom

– Vernietigen vragen (art 75 ev)

Merkenrecht:

Merk:

een teken (woord, naam of afbeelding) waarmee de handelswaren / diensten van een

onderneming onderscheiden worden van handelswaren / diensten van concurrenten.

art. 2.1 e.v. Benelux Verdrag I.E.

Functies merk:

- Herkomstfunctie (onderscheidt, individualiseert)

– Garantiefunctie (voor bepaalde kwaliteit)

– Reclamefunctie

Page 90: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 90

Type merken:

Woordmerken

Beeldmerken

Vormmerken

Kleurmerken

Slagzinnen

Onderscheidend vermogen:

Of een merk ONDERSCHEIDEND VERMOGEN heeft hangt af van de vraag of HET

PUBLIEK voor wie de gemerkte waar bestemd is het betrokken merk als

onderscheidend beschouwt

Rechthebbende op een merk:

– deponeert (aanmelden)

– gebruikt (10 jaar normaal gebruiken + verlengen), stilzitten is funest!!!

– beschermt (onderzoek, procedures etc.)

Vormen merkinbreuk art. 2.20 BVIE

- piraterij

– associatie

– grappenmakers

– ongerechtvaardigd voordeel

Rechtsbescherming:

verbod met dwangsom (in Kort Geding)

schadevergoeding (art. 2.21 BVIE)

- inbreukmakende goederen en de gebruikte productiemiddelen opvorderen

– geld opeisen als gevolg van inbreuk

– herkomst goederen mededelen

Verwarringsgevaar/associatiegevaar

Het gaat er om dat het publiek bij het zien van het teken/merk zal denken aan het

teken/merk dat men al kende. Het publiek legt een verband.

3 manieren waarop merken op elkaar lijken:

1. Visueel

2. Auditief

3. begripsmatig

Handelsnaam:

De naam waaronder de onderneming wordt gedreven (art. 1 Hnw)

- Doel is het onderscheiden van een onderneming

– iedere ondernemer is vrij om een handelsnaam te kiezen, de wet geeft slechts een

aantal verbodsbepalingen

– Ontstaat door gebruik

Page 91: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 91

Misleidende handelsnamen:

- Misleiding omtrent eigendom (art 3 Hnw)

– Misleiding omtrent rechtsvorm (art 4 Hnw)

– Overige misleiding (art 5b Hnw)

Conflicterende handelsnamen:

Verbod artikel 5 Hnw

– Oudere handelsnaam tegen jongere handelsnaam

– Rechtmatig voeren

– Verwarringsgevaar

Aard onderneming

Plaats vestiging

Botsing handelsnaam en merk:

Verbod artikel 5a Hnw

– Oud merk tegen jongere handelsnaam

– Handelsnaam lijkt teveel op merk

– Verwarringsgevaar over herkomst

Rechtshandhaving:

Artikel 6 Hnw: veroordelen tot wijziging

Artikel 6:162 BW: verbod en schadevergoeding

Page 92: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 92

Leerjaar 2, H1

BEDRIJFSECONOMIE AC Methode:

Omzet: 185.000 x €1 (Verkoopprijs) €185.000

Kosten: 185.000 x €0,65 (Comm. Verkoopprijs) €120.250

——————- -

Verkoopresultaat €64.750

Bezettingsverschil

Productie: (187.000 – 190.000) x €0,20 (W-N)x C/N -€260

Verkoop: (185.000 – 190.000) x €0,05 (W-N)x C/N -€250

——————- -

Verwachte perioderesultaat €63.900

(W-N)x C/N = Werkelijke productie – normale productie x constante kosten /

normale productie

Werkelijke afzet – normale afzet

DC Methode:

Omzet: 18.500 x €1 (Verkoopprijs) €185.000

Var. Kosten: 18.500 x €0,40 (Tot. Var. Kosten) €74.000

——————- -

Dekkingsbijdrage €110.000

Const. kosten: (38.000+9500) €47.500

——————- -

Verwachte perioderesultaat €62.500

BEP: C = Constante kosten

P-V Verkoopprijs (excl. BTW) – Var. Kosten

Veiligheidsmarge:

Begrote afzet – Break even afzet 10 – 6

begrote afzet x 100% 10 x100% = 40%

Je speelt 40% hoge als quite

BEP = De omzet waarop je quite speelt

BEA = De afzet waarop je quite speelt

Dekkingsbijdrage: Verkoopprijs – variabele kosten

Winstverschil:

DC methode begrote winst

DC methode werkelijke winst

Werkelijke winst – begrote winst = positief of negatief winstverschil

Page 93: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 93

Verkoopverschil:

(Constante kosten begroot – constante kosten werkelijk) (CkB – CkW)

Werkelijke afzet x (var. Kosten begr. – var kosten. Werk.) Wafzet x (Bvark. – Wvark.)

Verkoopprijsverschil:

(Werkelijke verkoopprijs – begrote verkoopprijs) x werkelijke afzet

(Wvp – Bvp) x Wafzet

Verkoopomvangverschil:

(Werkelijke afzet – begrote afzet) x (begr. Verkoopprijs – Begrote var. Kosten)

(Wa – Ba) x (Bvp – Bvark)

Inkoopprijsverschil:

(Var. Kosten begroot – var. Kosten werkelijk) x werkelijke afzet

(Bvark. – Wvark) x Wafzet

Constante kosten verschil:

(Begrote constante kosten – werkelijke constante kosten) = budgetverschil

Assortimentsverschil:

Begrote afzet (Qb) Werkelijke afzet (Qw)

Bij elkaar optellen Bij elkaar optellen

Verkoophoeveelheidsverschil:

(qa – begrote afzet) x (begr. Verkoopprijs – Begrote var. Kosten)

Page 94: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 94

ENGELS Present perfect:

It started in the past and is still the case right now.

(Has/have + past participle) (has+not/have+not + past participle)

– You have seen that movie many times.

– Have you seen that movie many times?

– You have not seen that movie many times.

De present perfect maak je dus met een vorm van to have + het voltooid

deelwoord. Meestal is het voltooid deelwoord het hele werkwoord me –ed erachter,

maar bij de onregelmatige werkwoorden kan het voltooid deelwoord er heel anders

uitzien.

De present perfect gebruik je:

- Als iets in het verleden is begonnen, maar nu nog zo is. Signaalwoorden: Since,

for, ever, never, already, (not) yet, recently en so far.

Signaalwoord erin dan present perfect, anders niet.

Present perfect: Janes has lived in Canada since 1998.

Past simple: Janet moved to Canada in 1998.

I, you, we, you, they HAVE

he, she, it HAS

Simple past:

It happened in the past and it finished in the past.

(VERB+ed)

– You called Debbie.

– Did you call Debbie?

– You did not call Debbie.

Past Perfect:

(had + voltooid deelwoord) Twee gebeurtenissen in het verleden.

‘The burglar had broken the window before he entered the house.

1e gebeurtenis, past perfect. (had broken)

2e gebeurtenis, past simple. (entered)

They had lived in a caravan for one year before they moved into their new house.

1e, had lived.

2e, moved.

1. The wind blew away the leaves that we had collected.

2. She threw away the letter that she had wrote.

Page 95: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 95

3. They showed me the pictures, they had take during their holidays.

4. In the evening, the children told their daddy what they had seen at the zoo.

5. The boy was very sorry for what had done.

Will: Gebruik je als je een voorspelling wil doen. (next week) Of je maakt op dit

moment een besluit.

BESLUIT/VOORSPELLING

Be going to + infinitive: Wat je denkt te gaan doen. (I think i’m going to go to

barbados).

Present continuous: Gebruik je bij vaste afspraken, is nog steeds bezig. (They’re

leaving tomorrow). (am/is/are + present participle)

– You are watching TV.

– Are you watching TV?

– You are not watching TV.

Present simple: tegenwoordige tijd, wat je nu aan het doen bent.

The plane departs at 12.15 pm.

(VERB) + s/es in third person

– I play tennis.

– She does not play tennis.

– Does he play tennis?

– The train leaves every morning at 8 AM.

– The train does not leave at 9 AM.

– When does the train usually leave?

– She always forgets her purse.

– He never forgets his wallet.

– Every twelve months, the Earth circles the Sun.

– Does the Sun circle the Earth?

1B: Just a moment. I will get him.

2B: I will have a glass of red wine, please.

3B: Yes, I’m going to travel to Egypt for a change.

4B: No, but it will be somewhere warm.

5B: It arrives at 10:30 AM

6B: I’m flying to London to attend a meeting with our partners.

Tijd altijd vooraan:

‘Yesterday I went to the cinema’

Page 96: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 96

A.M. en P.M:

P.M. na 12uur smiddags

Present simple: Tegenwoordige tijd, wat je nu aan het doen bent.

Simple past: It happened in the past and it finished in the past.

Present perfect: It started in the past and is still the case right now.

Past Perfect: (had + voltooid deelwoord) Twee gebeurtenissen in het verleden.

Present continuous: Gebruik je bij vaste afspraken, is nog steeds bezig. (They’re

leaving tomorrow).

Zinnen:

Ik schrijf u naar aanleiding van… I am writing in connection

with

Naar aanleiding van ons recente telefoongesprek… With reference to our recent

Telephone Conversation

Kunt u me wat informative geven over…..? Could you give me some

information about?

Hierbij nodig ik u graat uit voor… I would like to invite you to…

Graag bevestig ik hierbij… I’d like to confirm…

Hierbij stuur ik u… als bijlage I’m sending you…as an

attachment

Als u vragen heeft, kunt u me altijd bellen. If you have any questions,

please don’t hesitate to call me

In het tentamen van deze periode moesten we naast de grammatica ook

een e-mail schrijven en een telefoongesprek houden.

Page 97: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 97

MANAGEMENT

De Eenvoudige structuur:

Coördinatiemechanisme: Direct toezicht

Belangrijkste organisatie onderdeel:Strategische top

(De-)centralisatie vorm: Horizontale én verticale centralisatie

Ontwerp individuele functies:

- Een losse arbeidsverdeling

– Weinig geformaliseerd gedrag

– Weinig met trainingen etc.

Afdelingsvorming/-grootte:

- Een minimale differentiatie tussen de eenheden

– Kleine hiërarchie van managers

– Organische structuur

– Weinig/geen technostructuur

– Weinig/geen ondersteunend personeel

– Weinig/geen middenkader

Planning-/Controle-systemen:

- Niet/nauwelijks

Verbindingsmiddelen:

- Niet/nauwelijks

Contingentiefactoren:

– Jong, klein

– Niet-hoogwaardig technisch systeem

– Eenvoudige, dynamische omgeving (De vraag is heel verschillend)

– Structuur niet onderhevig aan trends

Wanneer wordt de Eenvoudige Structuur gebruikt?

– Organisatie in pioniersfase (kan ook bij groei best zo blijven!!)

– Organisaties in extreme crisissituatie

Page 98: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 98

De machinebureaucratie:

Coördinatiemechanisme: Standaardisatie van werk-processen

Belangrijkste organisatie onderdeel: Technostructuur (omdat er veel processen zijn)

(De-)centralisatie vorm: (Verticale centralisatie) en beperkte horizontale decentralisatie

(selectief)

Ontwerpparameters:

Ontwerp individuele functies:

– Sterk gespecialiseerde routinewerkzaamheden

– Verticale en horizontale taakspecialisatie

– Sterk geformaliseerd gedrag (veel regels/procedures)

– Weinig training/indoctrinatie

Verticale organisatie meer zeggenschap

Afdelingsvorming/-grootte:

– Groepering naar functie (F-indeling)

– Grote uitvoerende eenheden in de kern/op productieniveau

– Uitgebreide bestuurlijke structuur met een sterk onderscheid lijn-staf

Planning-/Controle-systemen:

– Actieplanning (planning van wat er moet gebeuren)

Verbindingsmiddelen:

– Weinig

Contingentiefactoren:

– Oud, groot

– Niet-hoogwaardig technisch systeem, wel sterk regulerend. (Het systeem is niet

heel ingewikkeld maar het is wel sterk van invloed op het werk)

– Eenvoudige, stabiele omgeving

– Structuur niet onderhevig aan trends. Je kunt niet zomaar je structuur veranderen,

als je een lopende band in je bedrijf hebt ga je dat niet zomaar omgooien.

Page 99: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 99

De professionele bureaucratie:

Advocaat, ziekenhuis,

Kenmerk medewerkers: Hoog opgeleid

Coördinatiemechanisme

Standaardisatie van vaardigheden

Belangrijkste organisatieonderdeel

De Uitvoerende kern

(De)centralisatievorm

Verticale en horizontale decentralisatie. Veel horizontale taakspecialisatie, maar

verticaal juist niet. Horizontaal weinig mensen onder je dus veel zeggenschap.

Ontwerpparameters:

Ontwerp individuele functies

– Kennis en vaardigheden ‘verleend aan’ een professional: heeft hierdoor

macht/gezag

– Wel veel horizontale taakspecialisatie, maar verticaal juist niet (veel controle over

eigen werkzaamheden)

– Weinig gedragsformalisatie

– Training en indoctrinatie van de professional

– Let op: de Professionele Bureaucratie produceert standaard output

Training van Mintzberg:

Buiten de organisatie, Langdurig, hoogwaardig.

Verschil professionele bureaucratie en adhocratie:

Bij professionele bureaucratie standaard output, weinig innovatieve

veranderingen.Afdelingsvorming/- grootte

- Groepering naar functie en markt

– Uitvoerende kern kan groot zijn

– Weinig managers

Planning-/Controle-systemen

– Nauwelijks /niet

Verbindingsmiddelen

– Weinig in Uitvoerende kern

– Meerdere op Middenkader-niveau (commissies, task forces)

Page 100: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 100

Contingentiefactoren

– Leeftijd, omvang niet zo van belang, varieert

– Niet-hoogwaardig technisch systeem, niet sterk regulerend, niet geautomatiseerd

(soms echter wel hoogwaardige technologie) Het systeem dat de organisatie gebruikt

om iets te maken/dienst kan zijn

– Ingewikkelde, stabiele omgeving

– Macht, De werknemers in de uitvoerende kern die veel kennis hebben.

– Onderhevig aan mode

De divisiestructuur:

Verschillende divisies:

Lampen, televisies, medisch apparatuur, scheerapparaten.

4 tekentjes zijn machinebureaucratie, in de gedivisionaliseerde organisatie. Die

zijn laag opgeleid en doen uitvoerend werk.

Middenkader:

Divisies aansturen, daarom is de nek langer. Die zijn hoog opgeleid omdat ze de divisies aan

moeten sturen. De doelstelling moet behaald worden, veel vrijheid.

Coördinatiemechanisme: Standaardisatie van Output

Belangrijkste organisatie onderdeel: Middenkader

(De-)centralisatie vorm

Beperkte verticale decentralisatie (parallel)

Ontwerpparameters:

Ontwerp individuele functies

– Iedere divisie heeft ‘eigen’ uitvoerende functies, dus knakworsen, wasmidel

(Unilever)

– Nauwelijks gedragsformalisatie (door het hoofdkantoor opgelegd)

– Veel gedragsformalisatie binnen de divisies

– Training/indoctrinatie van de divisiemanagers

Afdelingsvorming/- grootte:

Page 101: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 101

– Divisies; eenheden in het middenkader gegroepeerd naar markt / product /

geografisch gebied

– Geen contact tussen de divisies

– Centraal hoofdkantoor:

– Kleine technostructuur hoofdkantoor

– Kleine ondersteunende staf hoofdkantoor

Planning-/Controle-systemen (Altijd achteraf!!)

– Controle van resultaat

– Geen actieplanning door hoofdkantoor, wel door de divisiemanager voor de divisie

Verbindingsmiddelen

– Weinig

Contingentiefactoren

– Oud, groot

– Gediversifieerde markten, verschillende markten, Philips heeft veel verschillende

producten.

– Niet te complexe, niet te dynamische omgeving

– Iedere divisie heeft eigen technisch systeem

– Macht: intern & extern

– Aan mode onderhevig

Iedere divisie heeft een eigen structuur (kan die hebben!); meestal een

machinebureaucratie

Wanneer wordt de Divisiestructuur gebruikt?

– Voor een organisatie die volgroeid is

– Veelal in de profit sector van de geïndustrialiseerde economie: Philips, Unilever,

Shell, DSM etc.

De Adhocratie:

Belangrijkste kenmerk: Ze moeten flexibel zijn en moeten steeds kunnen inspelen op een

vraag van buitenaf.

Page 102: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 102

De brug is een goed voorbeeld. Dit is geen

Productiewerk, het moet speciaal voor die

situatie gemaakt en ontworpen worden.

2 vormen adhocratie:

1. De Operationele Adhocratie: Werkt in opdracht van de klant!!!!

2. De Bestuurlijke Adhocratie

De Operationele Adhocratie

– Werk wordt direct in opdracht van de klant uitgevoerd (onder contract)

– Nieuwe, creatieve oplossingen t.b.v. een klant

– Bestuurlijk en uitvoerend werk vloeien in elkaar over (planning en ontwerp niet te

scheiden van uitvoering)

Kernwoord: Geavanceerde Innovatie

De Bestuurlijke Adhocratie

– Werk wordt voor eigen nut uitgevoerd

– Bestuurlijk en uitvoerend werk strikt van elkaar gescheiden

– Uitvoerende Kern wordt losgekoppeld:

– Kan als aparte organisatie worden opgezet

– Kan worden uitbesteed aan een ander

– Kan worden geautomatiseerd

Bestuurlijke deel, dat overblijft, wordt als een Adhocratie gestructureerd; met een

organische structuur, geschikt voor innnovatie Kernwoord is ook hier: Geavanceerde

Innovatie

Belangrijkste organisatie onderdeel

De Uitvoerende Kern (in Operationele Adhocratie)

De Ondersteunende Diensten (in Bestuurlijke Adhocratie)

Coördinatiemechanisme

Onderlinge aanpassing

(De-)centralisatie vorm

Selectieve verticale en horizontale decentralisatie

Ontwerp individuele functies

– Veel horizontale taakspecialisatie

– Veel training

– Weinig formalisatie van gedrag

– Organische structuur

– Veel managers! Zelf lid projectgroepen

Page 103: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 103

Experts uit verschillende disciplines werkensamen in adhoc-/marktgeoriënteerde

projectteams(Matrixstructuur).

Afdelingsvorming/- grootte

– Kleine eenheden

– Groepering van eenheden: functioneel en marktgericht

– Men werkt in teams

– (Raakvlakken met) Matrixstructuur

Planning-/Controle-systemen

– In feite niet

– Beperkte actieplanning (vooral in Bestuurlijke Adhocratie)

Verbindingsmiddelen

– Veel (bevorderen onderlinge aanpassing)

Contingentiefactoren

– Jong

– Technisch systeem:

Geavanceerd, geautomatiseerd (Bestuurlijke Adhocratie)

Niet gereguleerd of geavanceerd (Operationele Adhocratie)

– Omgeving vaak complex, dynamisch. De vraagstukken zijn moeilijk voor de

bedrijven.

– Zeer onderhevig aan mode. Continue aanpassen bijvoorbeeld op efficiëntie.

Wanneer wordt de bestuurlijke Adhocratie gebruikt? Met de stippellijnen

eronder.

– Farmaceutische firma’s

– Ruimtevaartorganisatie

– Etc.

Wanneer wordt de operationele Adhocratie gebruikt?

– Advies- /Consultancybureaus (Creatief, innovatief)

– Filmmaatschappijen

Page 104: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 104

MARKETING Kenmerken invloed op consumentengedrag:

Cultureel

Cultuur

subcultuur

sociale klasse

Sociaal

Gezin

rol en status

Persoonlijk

Leeftijd en levensfase

Beroep

Financiële situatie

Levensstijl

Psychologisch

Motivatie

perceptie

leren

Kenmerken invloeden koopgedrag organisaties:

Omgeving: Economische vooruitzichten, kosten geld, Ontwikkelingen concurrentie

Organisatie: Doelstellingen, beleid, Systemen

Intermenselijk: Autoriteit, Status

Individueel: Leeftijd, Functie, Opleiding

Marktsegmentatie:

1. Marktsegmentatie

2. Keuze van de doelgroep

3. Marktpositionering

Page 105: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 105

1. Marktsegmentatie (Welke doelgroepen binnen de markt):

Geografische segmentatie: Indeling van de markt naar geografische eenheden,

zoals economische samenwerkingsverbanden, klimaatgebieden, naties, deelstaten,

regio’s, provincies, steden of wijken.

Demografische segmentatie: Indeling van de markt naar leeftijd, geslacht,

seksuele geaardheid, gezinsgrootte, inkomen, beroep, opleiding, religie, nationaliteit.

Psychografische kenmerken: Door middel van deze segmentatie worden kopers

ingedeeld naar sociale klassen, levensstijl of persoonlijkheid.

Gedragssegmentatie: Worden kopers ingedeeld in groepen op basis van hun

kennis van houding tegenover, gebruik van of reactie op een product.

2. Doelgroepkeuze:

Segmenten beoordelen criteria:

Grootte en groei:

Het bedrijf moet gegevens verzamelen van de huidige afzet per segment, het

groeitempo en de verwachte winstgevendheid voor diverse segmenten. Het is

geïnteresseerd in segmenten van de juiste grootte die de juiste groei vertonen.

Structurele aantrekkelijkheid:

Het bedrijf moet ook letten op belangrijke structurele factoren die de

aantrekkelijkheid op lange termijn bepalen. Een segment is bijvoorbeeld minder

aantrekkelijk als er veel sterke agressieve concurrenten actief zijn.

Doelstellingen en middelen:

Je moet bedenken of je de vaardigheden en middelen hebt om succes te boeken in dat

segment. Als je die mist en ook niet kunt verwerven, moet je je niet in dat segment

begeven.

Segmenten bewerken:

Ongedifferentieerde marketing (massa): Negeer je de verschillen tussen de

segmenten en richt je je met één aanbod op de hele markt!! Coca Cola

Gedifferentieerde marketing (gesegmenteerd): Worden de verschillende

doelgroepen aangesproken met een verschillend marketingaanbod. Denk hierbij aan

diverse wasmiddelenmerken van bijvoorbeeld Unilver.

Geconcentreerde marketing (Niche): Is aantrekkelijk wanneer de middelen

beperkt zijn. Je richt je niet op een klein deel van een grote markt. Niches zijn kleiner,

en trekken mogelijk slechts een of enkele concurrenten aan.

Individueel/lokaal marketing (Micro): Is de praktijk waarbij producten en

marketingprogramma’s worden aangepast aan de smaak van specifieke personen en

specifieke locaties. Micro-omgeving omvat lokale marketing en individuele

marketing. (voorstelling in een gemeente).

Page 106: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 106

3. Positionering:

De positie van een product is de manier waarop consumenten het product definiëren

op belangrijke eigenschappen, de plaats die het product in hun hoofd inneemt in

verhouding tot concurrerende producten.

Concurrentieel voordeel – Differentiëren:

– Product

– Imago

– Mensen

– Diensten

– Kanalen

Aantal schakels bepaalt lengte:

Distributieschakel: Elke laag tussenhandelaren.

Lengte van het kanaal: Wordt vastgesteld aan de hand van het aantal

tussenliggende schakels.

Kanaal 1 (direct marketingkanaal): Heeft geen tussenschakels.

Kanaal 2 (Indirect kort kanaal): Waarbij de producent levert aan de detaillist,

die vervolgens aan de consument verkoopt.

Kanaal 3 (indirect lange kanaal): Zit een groothandelaar tussen en een detaillist.

Kanaal 4 (jobber): Denk maar aan Sorbo

Veranderingen in kanaalorganisatie= Disintermediatie

Kanaalontwerpbeslissingen:

1. Klantbehoeften analyseren

2. Doelstellingen van het kanaal formuleren

3. Belangrijkste alternatieven op een rijtje zetten

4. Alternatieven afwegen

5. Kanaalmanagementbeslissingen

Retailmix:

Positionering (Positioneringsgrid):

Het positioneringproces:

- Welke koopmotieven het belangrijkst zijn

– Stel positioneringsgrid op

– Markeer de relatieve positie van de onderscheiden concurrenten in de grid

– Bepaal de gewenste eigen positie binnen de grid (positionering)

– Vertaal die positie in een communiceerbare propositie (boodschap)

Verticale marketingsystemen:

– Geïntegreerd: De coördinatie en conflictbeheersing gerealiseerd doordat

verschillende niveaus van productie en distributie in het kanaal in handen zijn van

Page 107: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 107

één bedrijf.

- Contractueel: Bundelen onafhankelijke productie- en handelsbedrijven op

verschillende niveaus in het distributiekanaal hun schaalvoordelen of een sterke

invloed op de omzet te realiseren dan zij zelfstandig zouden kunnen.

- Geleid: De leiding in handen van een of enkele dominante kanaaldeelnemers. In

het systeem worden opeenvolgende fasen van productie en distributie doorgaans

door de grootste of de sterkste instantie bestuurd, en niet door de gemeenschappelijk

eigendom.

Horizontale marketingsystemen:

Waarin twee of meer bedrijven op hetzelfde niveau samenwerken om een nieuwe

marketingkans te realiseren. De bedrijven kunnen hun kapitaal, productiefaciliteiten

en marketingmiddelen combineren: samen staan ze sterker. Je kunt de krachten

bundelen met concurrenten of niet-concurrenten, op tijdelijke of op permanente

basis.

De Retailmix; waar hebben we het over?

Retailmarketing.

– Het samenstellen en aanbieden

– van op de consumentenbehoefte afgestemde,

– vraagverwante assortimenten

– in een daartoe passende aanbod omgeving

Winkelformule:

– De evenwichtige samenstelling van de

– MarketingMix van een Retailer,

– zodanig dat er voor de consument

– een duidelijk herkenbaar winkelbeeld ontstaat

Formulemanagement 3 niveaus:

1. STRATEGISCH: wat moeten we doen?

(het strategisch proces om een formule te ontwikkelen)

2. TACTISCH: hoe gaan we het doen?

(invullen van de Retailmix)

3. OPERATIONEEL: hoe gaan we lokaal optimaliseren?

(met welke instrumenten van de Retailmix)

Retailmix 9P’s:

Externe winkelfactoren (de attractiewaarde)

1. Publiek (doelgroepkeuze)

2. Product (assortiment)

3. Plaats

Page 108: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 108

4. Prijs

5. Promotie

Interne winkelfactoren (de transactiewaarde)

6. Presentatie

7. Physical distribution

8. Personeel

9. Productiviteit (wordt niet altijd vermeld)

Opbouw winkelformule:

1. Vaststellen propositie voor de gekozen doelgroep

2. Vertaling van de propositie naar het kern- en aanvullend assortiment

3. Vaststellen van het prijsniveau t.o.v. de branchegenoten

4. Invulling van de uitvoering van winkelbeeld en winkelsfeer

5. Zoeken naar de juiste vestigingsplaats op basis van de propositie, de doelgroep,

het gekozen assortiment en het winkelbeeld

6. Aantrekken van passend personeel

7. Vaststellen routing en inrichting binnen de winkel

8. Vaststellen en uitvoeren van de commerciële communicatie binnen een

integraal communicatieconcept

Prijselasticiteit: % verandering van de vraag/ % verandering van de prijs

-25%

10% = 2,5

– Tussen -1 en 0 inelastisch

Prijsmethodes:

– Kosten georiënteerd

– Vraag georiënteerd

– Concurrentie georiënteerd

Kosten georiënteerd:

– Kostprijs-plusmethode

– Break-evenanalyse / Target return pricing

Vraag georiënteerd:

Perceived value: De waarde in de ogen van de klant vormt het uitgangspunt, niet

de kosten van de aanbieder.

Waardeprijszetting: Die precies de juiste combinatie van kwaliteit en goede

service biedt tegen een billijke prijs.

Pricing op basis van toegevoegde waarde: Ze verlagen niet de prijs om de

concurrent te evenaren, maar bieden waardetoevoegende diensten om hun aanbod te

differentiëren, waardoor ze een hogere winstmarge kunnen realiseren.

Page 109: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 109

Concurrentie georiënteerd:

Going rate (gangbare prijs): wordt de prijs grotendeels gebaseerd op de prijs van

de concurrentie, waarbij minder aandacht wordt besteed aan de eigen kosten van het

bedrijf en aan de vraag.

Dynamische prijsstrategieën:

Nieuwe producten

Afroomprijsstrategie: Nieuw product op de markt brengen, en prijzen hoog

stellen, zodat zij de markt laag voor laag kunnen afromen.

Penetratieprijsstrategie: Je zet de aanvankelijke prijs laag om de markt snel en

diep te penetreren. Het tegenovergestelde van afroomprijsstrategie.

Bestaand assortiment:

Line pricing: Meestal wordt een hele productlijn ontwikkeld, niet alleen een enkel

product.

Productopties: Zij bieden afzonderlijk verkrijgbare accessoires aan bij hun

hoofdproduct.

Toebehoren: Bedrijven die producten maken die samen met het hoofdproduct

gebruikt moeten worden. (scheermesjes)

Bijproducten: Bij de productie van vleeswaren, aardolieproducten, chemicaliën

enzovoort ontstaan vaak bijproducten.

Pakketten: Aanbieders bundelen vaak verschillende producten in een pakket,

waarvoor een gereduceerde prijs geldt.

Prijsaanpassingsstrategiën:

– Kortingen

– Prijsdiscriminatie

– Psychologische prijszetting

– Promotieprijszetting

– Geografische prijszetting

– Dynamische prijszetting

– Internationale prijszetting

Marktonderzoek:

Marketinginformatiesysteem:

- Informatietechnologie genereert veel informatie

– Continu behoefte aan juiste informatie in juiste vorm op het juiste moment

– Een systeem van mensen, apparatuur en procedures

Page 110: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 110

RECHT - Week 1: Reclame

– Week 2: Consumentenkoop

– Week 3: ICT en Recht

– Week 4: Privacy

Drie niveaus van regels mbt reclame:

1) supranationaal

2) nationaal

3) zelfregulering

Wij zoomen in op het nationale niveau!

Dit valt uiteen in 2 belangrijke ‘type’ reclames:

1) Misleidende reclame

2) Vergelijkende reclame

Artikelen:

Art. 6:194 BW (bedrijf)

Art. 6:194a BW (vergelijkende reclame)

Art. 6:193c BW (consument)

Consumentenkoop (klanten)

Relaties WAAR met derden:

- Leveranciers

– Overheid (belasting)

– Verkooprelatie

– Winkeltijdenwet

– Franchise gevers en nemers

– Huurovereenkomst

– Arbeidsovereenkomst

Vermogensrecht:

– Verbintenis uit de wet -Verbintenis uit overeenkomst

Algemeen overeenkomsten recht BW6

Bijzonder overeenkomsten recht BW7

Artikelen: Art. 7:5 BW consumentenkoop

Voorwaarden art. 7:5 lid 1 BW

1) roerende zaak

2) verkoper, uitoefening beroep of bedrijf

3) koper, natuurlijk persoon, niet handelt in uitoefening beroep/bedrijf

Page 111: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 111

Art. 7:6 BW dwingend recht

1: Overdracht eigendom art 7:9 lid 1 BW

2: Bezitsverschaffing art. 7:9 lid 2 BW

Mooi verschil: gewone koop & consumentenkoop = art. 7:11 en 7:10 lid 1 BW

3. Conformiteit: Art. 7:17 lid 1 BW

Conformiteit: Voldoet aan de overeenkomst

Non-conformiteit: voldoet niet aan de overeenkomst Art. 7:21 Non-

conformiteit

Overeenkomsten via internet

- B2B

– B2C

– C2C

3 fases:

1: precontractuele fase koop (op afstand)

2: Sluiten van de overeenkomst

3: Nakoming

1: De winkelier moet duidelijke en begrijpelijke informatie verschaffen

- Art. 3:15d BW Informatieverstrekking algemeen

– Art. 3:15e BW Informatieverstrekking algemeen

De informatieregels:

3:15d en 3:15E BW (algemeen)

7:46 c (voor de ‘koop op afstand’)

2: Overeenkomst sluiten

- Aanbod en aanvaarding

– Aanbod wil en verklaring aanvaarden bij allebei

Art 3:37 lid 1 BW

Art. 6:227 c lid 2 BW speciale regel koop op afstand

Art. 3:15a BW elektronische handtekening bevestiging

3: Niet nakoming

Art. 7:46c lid 2 BW

Ontbinden Art 7:46d lid 1 BW

Reclame en marketing algemene regels Art. 3:15a BW van toepassing en

verder.

Privacy:

- Wet bescherming persoonsgegevens (WPB)

– Verwerken en persoonsgegevens (WPB)

Page 112: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 112

Persoonsgegevens:

Naam, adres, sofi-nummer, man/vrouw, woonplaats, email, rekeningnummer e.d.

- Art. 1 WPB Definitie WPB

– Art. 8 WPB De gronden voor verwerking

Melden van de gegevensverwerking

- Melden bij college bescherming persoonsgegevens (CPB)

– Melden voordat wordt begonnen met gegevensverwerking

– Melding niet vereist indien vrijstellingsbesluit van toepassing is.

– Bijv. verwerkingen door verenigingen en verwerkingen in verband met

salarisadministratie.

Art. 10 WPB Niet langer bewaren dan noodzakelijk

Art. 13 WPB maatregelen tegen onrechtmatige verwerking

Art. 33 en 34 WPB betrokkenen moet geïnformeerd worden over verwerking

Recht van verzet:

- Als we er niet mee eens zijn

– Betrokkene heeft onder meer een recht van verzet als het verwerken van zijn

persoonsgegevens geschiedt voor direct marketingdoeleinden.

– Indien het verzet gerechtvaardigd is, moet de verwerking altijd onmiddellijk

worden gestaakt.

Verwerken van gegevens:

– Geregeld in artikel 1 onder b. van de Wbp

– Elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens.

– Ziet op alle mogelijke vormen van technische en gebruikshandelingen met

persoonsgegevens.

– Bijv. verzamelen, vastleggen, raadplegen, gebruiken, verspreiden, verkrijgen.

De Wbp is niet van toepassing op:

– Activiteiten met uitsluitend persoonlijke of huishoudelijke doeleinden.

– Indien speciale wetten dat bepalen

– bijv. Wet op de inlichtingen en veiligheidsdiensten, Wet politieregisters, Wet

gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.

Page 113: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 113

MARKETINGCOMMUNICATIE Consumententrends 2013:

Een paar:

– Duurzaamheid

– Betrokkenheid

– Digitale super-consument

– Veranderende winkelmomenten

– Lifestyle

Corporate Communicatie:

Coördinatie interne communicatiedisciplines en –processen

Onderdelen: Marketing, Intern, Concern.

Waarom marketingcommunicatie?

- Concurrerende omgeving: onderscheiden door sterk imago / sterk merk!

– Consumententrends veranderen, communicatie dus ook

– Nodig: goede (= planmatige) interne & externe communicatie, die één geheel vormt

Marketingcommunicatie Definitie:

het in contact treden met de handel en/of consumenten om hun kennis, attitude en

gedrag te beïnvloeden in een voor het marketingbeleid gunstige richting (Floor en

Van Raaij).

Marketingmix (= 4 P’s)

Product: aard, kwaliteit, kenmerken, stijl, merknaam, verpakking,

garantie!monolitisch/endorsed/branded

Prijs: kosten die in rekening worden gebracht, korting, kredietvoorwaarden

Plaats/distributie: kanalen, bereik, locatie, voorraad !push/pull

Promotie: reclame, persoonlijke verkoop, publiciteit, etc.

(Personeel, Publiek, Presentatie: betrokken bij het (ver)koopproces en het aanbieden

en leveren van diensten)

Doelen marketingcommunicatie, communicatiedoelstellingen:

1. Kennis: bekendheid van en kennis over organisatie of merk (positionering),

onderwerp of probleem

2. Houding: t.o.v. organisatie of merk, interesse, tevredenheid (na aankoop)

3. Gedrag: gedragsintentie t.a.v. organisatie, merk of probleem

Verband tussen doelstellingen:

ONDERNEMINGSDOELSTELLING:

In 2012 een rendement op geïnvesteerd vermogen behalen van 10%

MARKETINGDOELSTELLING:

In 2012 het marktaandeel vergroten van 20% naar 25%

Page 114: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 114

MARKETINGCOMMUNICATIEDOELSTELLING:

In 2012 heeft 10% van de doelgroep een probeeraankoop gedaan

Marketingcommunicatieplan:

Analyse

Definitie

Strategie

Concept

Implementatie

Evaluatie

Analysefase:

Markt: Positie en soorten markten

Concurrent

Consument

Middelen

Voorbeeld consumentenanalyse:

Lays onderzocht behoefte aan nieuwe chipsvariant

– Lays signaleerde consumententrend: consument wil graag meepraten en is

betrokken!

– Creëerde met consumenten Lays Spicy Reggae Chicken (en eerder Patatje Joppie)

Voorbeeld middelenanalyse:

Juni 2010: er wordt een nieuw Harry Potter Theme Park in Florida geopend…hoe

bereiken we de Harry Potter fans? Wat spreekt hen aan? Wat doen andere

parken?Het lukte 7 invloedrijke bloggers om 350 miljoen Harry Potterfans te

bereiken in slechts 2 weken tijd!

Als je dus goed analyseert….

– Weet je of je een communicatie’probleem’ op te lossen hebt

– Ken je (trends in) de markt

– Ken je je consumenten, hun beweegredenen en middelenvoorkeuren

– Heb je dus de meeste kans dat je je promotie-€ het beste uitgeeft!

Definitie:

- Doelgroep

– Doelstellingen

– Segmentatie

– Boodschap

Doelgroepsegmentatie 1: algemeen niveau

- Geografische kenmerken

– Demografische kenmerken

– Socio-economische kenmerken

Page 115: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 115

Doelgroepsegmentatie 2: algemeen niveau

- Psychografische kenmerken: Gedrag dat niet te voorspellen is aan de hand van de

voorgaande segmentatiecriteria. Het is vaak gedrag dat onder bepaalde

omstandigheden tot uiting komt.

Voorbeeld: persoonskenmerken en levenstijl

Doelgroepsegmentatie 3: domeinspecifiek niveau

- Gewenste producteigenschappen:

Fysiek, psychosociaal, gebruiksfrequentie, betrokkenheid.

Doelgroepsegmentatie 4: merkspecifiek niveau

– Merkbekendheid (geholpen/ongeholpen):

‘welke merken mobiele telefonie-aanbieders ken je?’

‘ken je het merk Sizz?’

- Merkattitude (Hoe je ergens over denkt)

– Koop- en gebruiksgedrag/intentie (loyaliteit)

Doelgroepsegmentatie 5: bijna klaar met segmenteren…

- Voorwaartse segmentatie:

> koop- en gebruikgedrag

> dan beschrijven algemeen niveau

– Achterwaartse segmentatie:

> beschrijven algemeen niveau

> koop- en gebruikgedrag

Marketingcommunicatiedoelgroep:

- gesegmenteerde doelgroep + secundaire

– verschillende rollen in beslissingsproces

– Marketing: gebruiker / Communicatie: boodschap

COMMUNICATIEDOELSTELLINGEN:

Doelstellingen:

KENNISDOELEN:

- Categoriebehoefte

– Merkbekendheid

– Merkkennis

Doelstellingen (2):

HOUDINGSDOELEN:

- Merkattitude

- Gedragsintentie: Dit kan zijn informatie opvragen, een winkel bezoeken, een

showroom of beurs bezoeken, een proefrit maken, een abonnement nemen, een

product of een bepaald merk kopen.

- Gedragsfacilitatie: In reclame tonen hoe product gekocht/ besteld kan worden

Page 116: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 116

Doelstellingen (3):

GEDRAGSDOELEN:

- Koopgemak

– Gebruiksgemak

– Tevredenheid na aankoop

Strategie:

- Hoe

– Positionering

– Propositie

Randvoorwaarde 1 je budget:

Budget bepaal je o.b.v:

– Omzetpercentagemethode

– Sluitpostmethode

– Concurrentiegeoriënteerde methode

– Taakstellende methode

– Anticyclische methode

Randvoorwaarde 2: tijd!

Na doelgroep (wie?) en doel (wat?) nu het hoe: de strategie

Strategische keuzes (afh. van budget, tijd):

– Positionering

– Massamedia of persoonlijk?

– Korte of lange termijn campagne?

– Propositie/boodschap (PLC?)

Dan: inzet instrumenten/middelen

Positionering: ( De positie van een merk ten opzichte van andere merken

in de perceptie van de consument)

Ontstaat door:

– categorisering van producten door consumenten:.

– Wat voorziet in dezelfde behoefte?

Dan: onderscheidende, relevante merkwaarden vaststellen.

Positioneringstrategieën:

1. Informationele positionering

Voordelen gebruik merk verbonden aan functionele eigenschappen

2. Transformationele positionering

Voordelen merk verbonden met waarden of levensstijl consument

3. Tweezijdige positionering

Productvoordelen verbonden met zowel functionele producteigenschappen als met

Page 117: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 117

waarden van de consument

4. Uitvoeringspositionering

Vanuit de uitvoering van de campagne

Strategische keuzes:

Lange termijn: themacommunicatie

Merkbekendheid, merkvoorkeur en het imago vergroten

Korte termijn: actiecommunicatie

Realiseren van probeeraankopen en directe omzetverhoging

Propositie (boodschap):

- Moet passen bij gewenste positionering

– Moet onderscheidend zijn (o.b.v. een gunstig productvoordeel)

Concept:

- Creatief concept

– Middelenmix

– Bereikscriteria

Dus: strategische media- en middelenkeuze hangt af van:

- Doelstellingen

– Doelgroep

– Kenmerken product/positionering

– Propositie

– Fase productlevenscyclus

1. Introductiefase

2. Groeifase

3. Volwassenheidsfase

4. verzadigingsfase

5. teruggangsfase

Keuze voor media en middelen:

- TV-, radio-, tijdschrift-, dagbladadreclame → Actiereclame → Themareclame

– Beurzen →voorbereiding → veel soorten

– Direct marketing

– Internetreclame

– Persoonlijke verkoop

– Sales promotion (actie!)

– Sponsoring (naambekendheid, imago, relatie)

Conceptfase:

– Propositie vertalen naar creatief concept = ‘communicatie ontwerp’

– Doel: propositie zo aansprekend mogelijk overbrengen bij doelgroep!

Page 118: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 118

Verschillende creatieve concepten:

- Vergelijkingsconcept

– explicatieconcept

– effectconcept

– associatieconcept

Implementatie:

- Activiteitenplanning

– Bureauselectie

– Begroting

Implementatie:

– Draaiboek: afstemmen communicatieactiviteiten en opstellen begroting

– Denk ook aan tijd en geld voor ontwerpen en ontwikkelen advertenties, spots e.d.;

daarnaast voor plannen zendtijd of aanlevertermijn evt. advertenties

– Maak in het draaiboek een tijdschema!

Evaluatie:

- Proces

– Inhoud

Effectevaluatie:

- Zijn de communicatiedoelstellingen bereikt?

– Wat kan volgende keer beter?

Procesevaluatie:

- Hoe is het proces verlopen? Coördinatie?

Productevaluatie:

- Wat is de waardering van de doelgroep voor de communicatie-uiting?

Page 119: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 119

Leerjaar 2, H2

ADMINISTRATIEVE ORGANISATIE

Wat is AO?

Administratieve organisatie → “Voorkomen van een puinhoop”.

Vier begrippen van belang:

1. Besturen → “de gewenste richting geven”

2. Doen functioneren → “de tent moet draaien”

3. Beheersen → “activiteiten verlopen volgens plan”

4. Verantwoording afleggen → zowel intern als externAdministratieve organisatie

Administratieve organisatie is het systematisch verzamelen, vastleggen en verwerken van

gegevens ten behoeve van het verstrekken van informatie t.b.v. het besturen en doen

functioneren van een organisatie en t.b.v. de verantwoording die daarover moet worden

afgelegd.

Cruciaal begrip in AO : Betrouwbare informatie

Juist à Klopt het wat er staat?

Volledig à Staat alles er wat er moet staan?

(volledigheid van opbrengsten)

Tijdig à Is de informatie tijdig?

Page 120: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 120

Stap 1 – Initiatief tot inkoop:

Benodigde informatie:

– Informatie voorraden

– Informatie sales-acties

– Informatie historische verkoopgegevens

Risico’s:

– Foute artikelen worden ingekocht

– Te veel of te weinig wordt ingekochtStap 2 – Beslissing:

Benodigde informatie:

Informatie over prestaties leveranciers over:

– Leveringsbetrouwbaarheid

– Kwaliteit

– Service

Informatie over de “markt”

Overzicht inkoopbeslissingen omkoopmedewerkers

Items:

– Leveranciersbeoordeling

Page 121: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 121

– Offerteregister

– Europese aanbesteding

– Long list / short list

– Valuta- en prijsrisico’s: Als Plieger in gaat kopen in China.

Risico’s:

– Inkoop bij betrouwbare leverancier

– Inkoper koopt in bij ‘bevriende’ leverancier.

– Te hoge prijs

Stap 3 – Uitvoering:

Benodigde informatie:

– Leveranciersgegevens

– Contractgegevens (afroepcontract, contract dat je verplicht bijvoorbeeld 20.000

wc’s in gaat kopen, als je dit niet doet krijg je een boete).

– Bestelgegevens

Items:

– Contractenregister

– Raamcontract

– Stambestand leveranciers

Risico’s:

Inkoopcontract bevat fouten

Stap 4 – Afwikkeling:

Benodigde informatie:

– Bestel gegevens (wat / wanneer)

– Leveranciersgegevens

– Afgesproken kwaliteit

1. Bestelling geplaatst

2. Ontvangst van goederen

3. Factuur

Items:

– Three way matching

– Spookfacturen

– Retourzendingen

– Bestelbon / ontvangst bon

Risoco’s:

– Foutieve goederen worden ontvangen

– Facturen worden niet of te laat betaald

– Facturen worden betaald voor goederen die niet zijn besteld en/of geleverd.

Page 122: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 122

Vier fasen in het verkoopproces:

Marketing:

- product

– prijs

Orderverkrijging:

– Orderontvangst

– Orderacceptatie

Uitvoering:

– Levering

– Facturering

Afwikkeling:

– Incasso

Gereedschapskoffer:

7 maatregelen die genomen kunnen worden om

risico’s in het bedrijf de voorkomen of te verbeteren.

Page 123: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 123

Functiescheiding:

Als je alles kunt dan kun je ook makkelijk frauderen. Daarom is functiescheiding belangrijk.

Iemand mag niet alles zelf doen.Vakkenvullen: Uitvoeren

Kassa: Bewaren

Beschikken: Wie koopt er in?

Automatisering:

Eilandautomatisering: Allemaal losse subsystemen, is niet handig.

ERP systemen: Alle systemen die aan elkaar gekoppeld zijn. Inkoopsysteem,

voorraadsysteem, betaalsysteem.

Interneteconomie : cloudcomputing

General controls :

fundament

procesoverstijgend: Een heel belangrijk element, stijgt boven alle processen uit.

autorisaties: Je krijgt bepaalde bevoegdheden toegekend.

backup & recovery

toegangsbeveiliging/wachtwoordbeveiliging

logging: Alle mutaties die in een systeem komen worden bijgehouden. Waarom?

Soms kan het zijn dat sommige mensen bevoegdheden krijgen toegewezen terwijl dit

niet de bedoeling is.

Application controls :

(Geprogrammeerde controles)

Invoercontroles

Verbandcontroles

Waarschijnlijkheidscontroles

Kaders en normen:

Kostprijscalculaties

Verkoopprognoses

Page 124: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 124

Afdelingsbudgetten

Begrotingen

Richtlijnen/procedures:

“Een procedure is een reeks instructies die op volgorde moet worden uitgevoerd”.

Verbandcontroles:

- financiële administratie heeft centrale rol

– vergelijking IST en SOLL

– waardekringloop

Steekproefcontrole:

Zelfscan bij de Jumbo

Oogtoezicht

Camerabewaking

4-ogenprincipe:

– Oogtoezicht door baas

– Oogtoezicht door winkelmedewerkers. Je controleert samen.

soms doen ze het ook alleen, omdat ze een kosten/baten afweging maken.

Processen:

Inkoopproces

Initiatief tot inkoop

Beslissing

Uitvoering

Raamcontract – Afroepcontract

Afwikkeling

Voorraadproces

Technisch open OF gesloten magazijn

Administratief open Of gesloten

Verkoopproces

Marketing

Orderverkrijging

Uitvoering

Afwikkeling

Personeelsproces

Organisatie

Formatie

Instroom

Behoud

Uitstroom

Page 125: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 125

Financieel-administratief proces

Financiële administratie

Salarisadministratie

Controlling

Treasury

Productieproces

Voorcalculatie

Planning

Afgifte grondstoffen

Productie

Afgifte gereed product

Nacalculatie

Page 126: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 126

ALGEMENE ECONOMIE (MESO)

Concurrentie intensiteit:

Is er veel concurrentie ja/nee binnen een bedrijfstak en wat voor soort concurrentie is dat?

Bestaat uit 3 onderdelen:Korte termijn:

Als de vraag daalt neemt de concurrentie-intensiteit toe. De bedrijven moeten harder vechten

om de klant te krijgen.

Lange termijn:

Als de vraag daalt neemt het aantal faillissementen toe. Dan gaat de concurrentie-intensiteit

weer dalen. Bedrijfstakken zijn dus dynamisch!

Keteneffect:

Als er onder aan de ladder iets gebeurd (de koop van het product) bijvoorbeeld ik ga

10% minder kopen, dan heeft dit effect op elke tak in de bedrijfskolom.

Page 127: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 127

MES (Minimum Efficiency Schaal):

Dit is de kleinste productieomvang met een minimaal kostenniveau.

Het is niet mogelijk om door uitbreiding van de kapitaalgoederenvoorraad de

concurrentiepositie nog verder te verbeteren.Waarom is de MES in sommige

bedrijfstakken hoger?

Omdat de vaste kosten van sommige bedrijven hoger zijn.

Bedrijfstakken met een hoge MES:

Plieger

Automerken

Hoge MES betekent:

Moeilijk tot te treden tot de markt.

SGR-model:

Page 128: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 128

INKOOP

Definitie van inkoop:

Het geheel van alle activiteiten die in een organisatie worden vervuld om producten

(goederen en diensten) van externe bronnen te betrekken.Drie aspecten van inkoop

1. Technisch aspect:

Eigenschappen, wat koop je in, hightech producten bijvoorbeeld.

2. Logistiek aspect:

Juiste tijd op de juiste plaats in de juiste hoeveelheden.

3. Commercieel aspect:

Prijs, onderhandelen.

De ontwikkeling tegen de inkoopfunctie:

Het vierfasenmodel

Page 129: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 129

1. Administratieve functie: laag geplaatst in de organisatie, inkopers houden zich

vooral bezig met het plaatsen en afhandelen van orders in opdracht van gebruikers.

(bloemist)

2. Mechanische functie: meer oog voor commerciële aspecten, inkopers

oriënteren zich op de markt en zijn op zoek naar lage prijzen. (bloemist)

3. Pro-actieve functie: inkopers nemen initiatieven, hebben een lange termijn

visie en nemen initiatief in leveranciersmanagement

4. Professionele functie: inkoop is een strategisch wapen in de concurrentiestrijd.

Zorgen dat je hele goede leveranciers hebt die betrouwbaar zijn, dit draagt bij aan je

strategie, je loopt hierdoor voor op je concurrentie.

De ontwikkeling van de inkoopfunctie:

Administratieve functie – Besteloriëntatie

Mechanische functie – Commerciële oriëntatie

Pro-actieve functie – Logistieke oriëntatie

Professionele functie – Strategische oriëntatie

Hoe wordt er ingekocht?

1. Specificeren: Wat is de specifieke behoefte? Verschillende eisen opstellen (o.a.

technisch, logistiek, commercieel

2. Selecteren: Leverancierskeuze, op basis van specificaties.

3. Contracten: Wanneer moet er betaald worden, wanneer moet het af zijn, allerlei

voorwaarden.

4. Bestellen: Logistiek regelen, wat gaat wanneer gedaan worden.

5. Bewaken: Soort controle of alles wat afgesproken is gedaan is.

6. Nazorg en Evaluatie: Wat is er goed gegaan, wat is er fout gegaan. Hoe kan dit verbetert

worden?Koopsituaties:

1. New-task situatie: nieuw product bij onbekende leverancier. (new task buy)

2. Gewijzigde herhalingsaankoop: nieuw product bij bekende leverancier of bestaand

product van nieuwe leverancier.(modified rebuy)

3. Rechtstreekse herhalingsaankoop: bekend product van een bekende

leverancier.(straight rebuy)

Decision making unit (DMU)

Gebruikers

Beïnvloeders

Kopers

Beslissers

Gatekeepers

Page 130: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 130

Beroepscode voor de inkoper:

Zakelijk fatsoen

Deskundigheid

Vrije mededinging

Duurzaamheid

Proactieve functie: inkopers nemen initiatieven, hebben een lange termijn visie en

nemen initiatief in leveranciersmanagement

Professionele functie: inkoop is een strategisch wapen in de concurrentiestrijd.

Inkoop & Logistiek:

Kraljic-matrix:

Page 131: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 131

Leveranciersbeoordelingssysteem:

Het systematisch beoordelen van de prestaties van de huidige leveranciers en/of de

organisatie van de huidige en/of potentiële leveranciers, ten einde te komen tot een

verbetering van het niveau van de prestaties van die huidige leveranciers òf tot een optimale

leverancierskeuze.Methoden:

1. Compensatorische (selectieproces, op zoek naar een nieuwe leverancier)

2. Niet-compensatorische (selectieproces, op zoek naar een nieuwe leverancier)

3. Semi-compensatorisch (nazorg)

Page 132: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 132

Compensatorische methode:

Niet compensatorische methode:Semi-compensatorisch:

Page 133: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 133

LOGISTIEK

Definitie logistiek:

Alle voorbereidingen en handelingen die nodig zijn om de

troepen op de meest doeltreffende wijze van goederen

en voorraden te voorzien en onder de gunstige

omstandigheden te doen strijden.Logistieke doelstellingen:

Differentiatie (veel verschillende producten, breed aanbod)

of Kostenleiderschap(lage kosten)

Bij de drie doldwaze dagen bij de Bijenkorf wil je veel verschillende producten verkopen, dan

heb je gekozen voor Differentiatie. Bij de Lidl gaat het om laagste kosten, kostenleiderschap.

Het KOOP-concept:

Klant Order Ontkoppel Punt

Prognose: Je weet nog wie de klant is totdat de klant bij de winkel komt weet je pas

wie het product koopt. Je gaat als producent maar wat produceren in de hoop dat

iemand het gaat kopen. De kans is dus aanwezig dat je met voorraad blijft zitten als je

geen specifieke klant hebt.

Koop 1: Je moet naar de winkel om aan een iPhone te komen, een decentraal

distributie punt. Je moet pakken wat er ligt, je hebt geen andere keus. Geen levertijd.

Koop 2: Bol.com is een voorbeeld van een groothandel die vanaf de centrale

distributie alleen maar op bestelling producten verkoopt. Hierdoor is de prognose

korter, maar is de levertijd wat langer. De producten op een centraal punt leggen.

Koop 3: Een autodealer is een voorbeeld waarbij de assemblage pas gedaan wordt

naar de opdracht van een consument. Zo wordt een auto naar vraag van de

consument gemaakt.

Koop 4: Je bent een bouwbedrijf die stenen op voorraad heeft, maar je hebt er dan

Page 134: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 134

nog niks mee gedaan. Je hebt dan alleen je grondstoffen ingekocht. Je doet meer op

prognose.

Koop 5: Je wacht totdat er een klant komt. Je wil een eigen jacht hebben die aan je

specifieke eigen wensen voldoet, en gaat naar een bedrijf die dat voor je kan maken.

Het bedrijf neemt dan pas actie.

De leveringstijd duurt lang.

Koop 5 minste risico, je weet zeker dat je een klant hebt.

Koop 1 meeste risico, je weet niet wie de klant is.

Voorraadbeheer in één voorraadpunt.

Waarom heb je eigenlijk voorraden:

– Om op tijd te kunnen leveren

– Je hebt een inkoop, een opslag en een verkoop. Het is een ophoping van producten. De

aanvoer is groter dan de afvoer. Er wordt dus meer ingekocht dan verkocht.

Page 135: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 135

Bestelkosten:

Alle kosten die gedaan moeten worden, ook inspecties, aangifte bij ministerie etc,

kwaliteitsinspecties etc om goederen te bestellen en vrij op voorraad te krijgen.

Wil je het bestelproces optimaliseren moeten alle kosten transparant zijn.Voorraadkosten:

Directe kosten (investeringen)

Indirecte Kosten: De 3 R-en:

– Rentekosten: rente die je zelf moet betalen als je leent OF rente die je zou krijgen als je het

geld op de bank had gezet!

– Ruimtekosten: Kosten om magazijnen te hebben en te laten draaien

– Risicokosten Risico van schade: preventieve (verzekeringen etc) en correctieve kosten,

prijsrisico

Kosten nee-verkoop:

Gederfde inkomsten als je niet kunt verkopen! Wat gaat de klant nu doen? Voorgoed

weg?

Customer Service graad bepaalt het aantal malen neen.

Naleveringen kosten ook veel geld.

Page 136: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 136

Bestelmethoden:

sS vast-variabel: de supermarkt die einde dag voor de dag erna opnieuw bestelt. Variabele

hoeveelheid tot bovengrens, zoveel er in een vak past.

BQ variabel-vast: kantines van sport-verenigingen die bij het bereiken van een kritische

grens gaan bestellen, maar moeten dan wel een doos mars bestellen in plaats van 1 mars.

sQ vast-vast: als Batavus iedere week 6000 fietsen aflevert zijn er ook 6000 zadels nodig,

bijvoorbeeld elke woensdag geleverd krijgen en altijd 6000 zadels.

BS variabel-variabel: bij sterk fluctuerende vraag, terwijl snelle lever- en doorlooptijden

zijn gevraagd, bijvoorbeeld electronicawinkels. Benzinepomp, er wordt zoveel in de tank

gepompt totdat het vol zit.

De Pareto-analyse:

20% van de Italianen had 80% van de omzet.

Dus 20% van je afnemers bepaald 80% van je omzet.

Ook wel 20/80-regel genoemd

De top 20 van je producten in je voorraad is 80% van je inkoopwaarde.De ABC-analyse is

gebaseerd op de Pareto-analyse

- A categorie: kleine groep belangrijke items, bijvoorbeeld producten

- B categorie: tussengroep

Page 137: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 137

- C categorie: grote groep items, bijvoorbeeld producten,in eerste

instantie nietbelangrijk

Uitgangspunt Pareto/ABC:

– sommige zaken zijn belangrijker dan andere

– onderscheid tussen zaken die veel en andere die weinig invloed op de resultaten

hebben

– een algemeen toepasbaar hulpmiddel

Een techniek die kan worden toegepast op zeer veel grootheden in zeer uiteenlopende

situaties

Formule van Camp (= wiskundig)

- Wat is de optimale bestelgrootte per keer bestellen?

Waar gaat het met deze formule precies om?

– Het gaat om het vinden van de optimale bestelgrootte bij de leverancier.

De formule berekent het punt waarbij de totale kosten (bestel- en

voorraadkosten) zo laag mogelijk zijn.

leidt tot de meest optimale bestelgrootte Q

D = Demand, jaarvraag/jaarafname

Cb = kosten van het bestellen per kéér

Q = Quantity, bestelhoeveelheid per keer

Cv = Voorraadkosten per product (over een bepaalde periode)

Economic order quantity (EOQ) andere naam voor deze formule

Reverse Logistics:

Reverse logistics omvat de beheersing van de logistieke processen bij het inzamelen,

transporeren en verwerken van gebruikte (eind-)producten en verpakkingen.

Page 138: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 138

Page 139: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 139

OVEREENKOMSTENRECHT VERBINTENISSENRECHT 5 Voorwaaden voor een overeenkomst:

1 en 2: Wil & Verklaring art. 3:33 BW

– mondelinge verklaring

– schriftelijke verklaring (gelden allebei)

3 en 4: Aanbod en aanvaarding art. 6:217 BW

5: Handelingsbekwaam art. 3:32 BWTotstandkoming rechtshandeling

1. Handelingsbekwaam rechtssubject:

Natuurlijke personen en rechtspersonen.

2. Op rechtsgevolg gerichte wil

3. Verklaring waarin de op rechtsgevolg gericht wil is geopenbaard.

Gerechtvaardigd vertrouwen art. 3:35 BW

Geestelijke stoornis art. 3:34 BW

Nietig art 3:40 BW

Omdat het in strijd is met de wet.

Vernietigbaar

Bijv. verricht door een handelingsonbekwame

(Eigenlijke vertegenwoordiging)

– Het verrichten van een rechtshandeling door de ene (rechts)persoon namens een

andere (rechts)persoon

– De rechtsgevolgen van de rechtshandeling treden in voor die ander

Vertegenwoordiging ontstaat:

Op grond van wettelijke bepaling bijv. art. 1:245 lid 4 BW

Door een volmacht art. 3:60 BW

Volmacht art. 3:60 BW ev

Uitdrukkelijke macht

Stilzwijgende volmacht

Volmacht en handelingsbekwaamheid art. 3:63 BW

Inhoud en totstandkoming van de overeenkomst

Overeenkomsten BW6

Samengaan met 2 rechtshandelingen

Meerzijdige rechtshandeling

Eenzijdige rechtshandeling

Totstandkoming van een overeenkomst:

1. Aanbod en aanvaarding

Wil en verklaring

Page 140: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 140

2. Precontractuele fase

HR Boris / Riezenkamp -> (dwaling)

Precontractuele fase:

CBB/JPO – arrest

Fase 1: partijen zijn vrij onderhandelingen af te breken.

Fase 2: Tenzij dit is gebaseerd op gerechtvaardigd vertrouwen wederpartij in

totstandkomen overeenkomst of in verband andere omstandigheden van het geval

onaanvaardbaar is.

Fase 3: Betekent schadevergoeding

Stap 4 stappenplan het arrest noemen (CBB-JPO)

De grenzen van de overeenkomst:

Uitgangspunt is contractsvrijheid

Grenzen aan inhoud: art. 3:40 BW

Dwingende wetsbepaling

Strijd met de goede zeden

Strijd met openbare orde

Inhoud van een overeenkomst art. 6:248 BW

1. de afspraak

2. de wet

3. gewoonterecht (wat is gebruikelijk?)

4. Redelijkheid en billijkheid

Aanvullend recht:

Geldt als partijen over onderwerp zelf geen afspraken maken.

Voorbeeld: art. 7:4 BW en art. 7:6 lid 2 BW

Dwingend recht:

Betreft regelingen waarbij partijen niet mogen afwijken.

Voorbeeld: artikel 7:667 lid 7 BW en artikel 7:6 BW lid 1

Gewoonterecht:

– Algemeen of plaatselijk gebruik dan wel handelsgebruik

– Bijv. bij arbeidscontract heeft werknemer ook verplichtingen die in branche

gebruikelijk zijn

Redelijkheid en billijkheid:

Aanvullende werking art. 6:248 lid 1 BW

Beperkende of derogerende werking art. 6:248 lid 2 BW

Algemene voorwaarden

Art. 6:231 sub a BW

Gebruiker: degene die algemene voorwaarden in overeenkomst gebruikt.

Art. 6:231 sub b BW

Page 141: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 141

Wederpartij: degene die de gelding van de algemene voorwaarden

aanvaardt.

Art. 6:231 sub c BW Vernietigbaarheid:

Art. 6:233 BW

Sub a: beding onredelijk bezwarend

Sub b: geen redelijke mogelijkheid geboden kennis te nemen

Onredelijk bezwarend: art. 6:233 sub a BW

Onredelijk bezwaren voor wederpartij gelet op:

Aard en overige inhoud overeenkomst

Wijze totstandkoming voorwaarden

Wederzijds kenbare belangen

Overige omstandigheden geval

Dan: vernietigbaar

Art. 6:236 BW (zwarte lijst)

Altijd vernietigbaar, is nietig

Ook wel zwarte lijst genoemd

Op grijze lijst wordt vermoed om redelijk bezwarend te zijn. De ander mag dan nog

tegenbewijs leveren. Art. 6:237 BW

Mogelijkheid kennisname:

Geen redelijke mogelijkheid geboden kennisname (art. 6:234 BW)

Lid 1: In beginsel terhandstelling (handmatig heeft overgedragen)

Lid 1 sub b: Indien redelijkerwijs niet mogelijk: bekendmaking terinzagelegging en

kosteloze toezending op verzoek. (langs de elektronische weg)

Lid 2: Na verzoek onverwijld toezenden

Lid 3: Toezending hoeft niet voor zover deze redelijkerwijs niet kan worden gevergd.

Dan: vernietigbaar art. 6:233 sub b BW

Uitzondering vernietigbaarheid:

Uitgezonderd van beroep op vernietigingsronden

Grote wederpartijen art. 6:235 lid 1 BW

Sub a: Jaarrekening gepubliceerd

Sub b: 50 of meer medewerkers

Pot verwijt ketel art. 6:235 BW

Plieger tegen IKEA grote wederpartij.

Gevolgen van een overeenkomst:

Hoofdregel niet nakoming: art. 6:74 lid 1 BW

Tekortkoming in nakoming (te laat leveren, te weinig leveren)

Toerekenbaarheid (bij wie ligt de fout)

Page 142: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 142

Schade (wat is de geleden schade, gevolgschade, praxix boos op Plieger)

Causaal verband (oorzakelijk verband, oorzaak voor een probleem, gevolg)

Toerekenbaarheid:

Art. 6:75 BW overmacht, geen toerekenbaarheid indien:

geen schuld in de tekortkoming

niet bij wet art. 6:76 en 6:77 BW

en niet bij rechtshandeling

toerekenbare niet nakoming heet wanprestatie

Moment van toerekening:

Op het moment dat het tekortschieten kan worden toegerekend treedt

het verzuim opart. 6:81 BW

Hoofdregel: na ingebrekestelling (Brief met een termijn) art. 6:82 BW

Zonder ingebrekestelling (er hoeft niet perse een brief gestuurd te worden,

er is zeker sprake van verzuim) art. 6:83 BW en 6:74 lid 2 BW

Gevolgen toerekenbaar niet nakoming:

Verplichting betaling schadevergoeding art. 6:74 BW

- Vervangende schadevergoeding (6:87 BW)

- Aanvullende schadevergoeding (6:85 BW)- Verplichting alsnog na te

komen (3:296 BW)

- Ontbinding van de overeenkomst (6:265 BW)

Ontbinding van de overeenkomst art. 6:265 BW

Wederkerige overeenkomst

Tekortkoming schuldenaar

Verzuim schuldenaar

Schriftelijke ontbindingsverklaring

Page 143: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 143

Leerjaar 2, H3

HRM

Page 144: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 144

Page 145: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 145

Page 146: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 146

RECHT

Page 147: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 147

Page 148: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 148

LOGISTIEK

Page 149: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 149

Page 150: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 150

Page 151: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 151

Page 152: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 152

Page 153: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 153

Page 154: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 154

BEDRIJFSECONOMIE

Kosten: een opoffering van geld komen pas aanbod als er wordt verkocht.

– Directe kosten: rechtstreeks in verband staat met de productie. Kunnen meteen in

het product berekend worden àkostprijs

– Indirecte kosten: magazijn, personeelskosten (soms wel direct als groepje alleen

bezig is met 1 product) Administratie management ICT wel indirecte kosten. Kunt

niet meteen de kosten koppelen aan a, b of c. Deze worden verrekend à

methodesàverbijzonderen

o Opslagmethode

o Equivalentimethode

Page 155: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 155

o Kostenverdeelstaat:

§ Stapgewijze

§ Directe methode

§ Wederzijdse methode

o ABC methode

KWALITEIT

Page 156: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 156

Page 157: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 157

Page 158: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 158

Page 159: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 159

Page 160: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 160

Periode IV

Europees recht:– Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU)

– Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)

– Europees parlement

– Europese raad

– De raad

– De commissie

– Hof van Justitie

– Rekenkamer

– Europese Centrale Bank (ECB)

– Vrij verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal

– Arresten: Cassis de Dijon, Dassonville, Keck

– Agentuurovereenkomst

– Distributieovereenkomst

– Incoterms

Page 161: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 161

Bedrijfseconomie:– Balans incl. BTW

– Resultatenrekening incl. BTW

– Liquiditeitsrekening incl. BTW

Landenanalyse:

– Deviezen

– Landenrisico

– Debt ratio

– Debt-service ratio

– Invoerdekking

– Macroanalyse: Politiek, Demografisch, Cultureel, Economisch

– Maatschappelijke consensus

– Export risico’s

– Lopende rekening, kapitaalrekening, salderingsrekening.

– West-Europese thuismarkt

– Valutarisico’s

– Valuta instrumenten

– Economische groei

– Internationaliseringsvormen

– Comparatieve kostenverschillen

– Regionale economische integratie

Page 162: KENNISPORTOFOLIO - Luc van Gorkum - Home · 2019. 8. 18. · Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed

©Luc van Gorkum, Avans Hogeschool s’Hertogenbosch 2013 – 2014 162

Internationale marketing: – Exportvormen

– Internationale ondernemingen

– Exportplan:

1. Marktdefinitie

2. Interne analyse

3. Exportlandenselectie

4. Afnemersanalyse

5. Bedrijfstakanalyse

6. Concurrentieanalyse

7. Distributieanalyse

8. Confrontatiematrix

9. Expotmarketingmix

10. Financiële haalbaarheid

Rood hoort niet bij Internationale marketing maar is wel onderdeel van exportplan

Interculturele communicatie:– Handelen met andere landen

– Cultuurverschillen herkennen en beschrijven

– Waarden en normen van landen

– Intercultureel dilemma analyseren

– 4 dimensies van Hofstede

– Ui-Diagram van Hofstede