7
erug in Nederland vroeg Van den Berselaar aan Marta Domínguez Delmás, Spaans dendrochronoloog bij Stichting Ring, naar de betekenis. Na wat literatuuronderzoek kwam ze erachter dat hiermee eikenhout (Quercus sp.) bedoeld werd. Interessant was echter voor haar de verwijzing naar de ‘Vlaamse’ oorsprong van het hout. Dit is opmerkelijk omdat eiken- hout voor panelen en sculpturen in de 16de eeuw zeer schaars was in de Lage Landen. Het is bekend dat Vlaamse kunstenaars in die tijd hout van een uitstekende kwaliteit uit de Baltische landen gebruikten. Dus de aanduiding ‘Vlaams’ zou slechts kunnen In juni 2007 bezocht Harry van den Berselaar (communicatieadviseur RACM) de Spaanse Iglesia Santa María la Mayor in Cáceres. Zijn interesse voor het werk van de Bosschenaar Roque de Balduque had hem naar deze kerk gevoerd. Binnen stond immers een enorm wandretabel dat in de 16de eeuw door Guillén Ferránt en Roque de Balduque vervaardigd was (zie foto 1). In een uitgave over de geschiedenis van het retabel las hij dat, volgens het contract, het retabel van drie houtsoorten gemaakt moest worden: ceder, grenen en ‘madera de borne de Flandes’. Deze laatste houtsoort was hem onbekend, maar door de aanduiding ‘de Flandes’ (‘Vlaams’) dacht hij dat het om een houtsoort ging die in Vlaanderen of elders in de Lage Landen groeide. T ALTAARSTUK VAN DE IGLESIA DE CÁCERES SANTA MARÍA LA MAYOR DAT GEMAAKT IS VAN CEDER, GRENEN EN 'MADERA DE BORNE DE FLANDES'. FOTO: J.M. VAN DEN BERSELAAR 1 12 Over houthandelsroutes en de herkomst van hout van de Late Middeleeuwen tot in de 18de eeuw SAMENVATTING In Nederland wordt veel oud hout uit verre oorden gevonden in boven- en ondergrondse structuren zoals schepen, gebouwen of kunstwerken. Met name vanaf de Late Middeleeuwen vond de aan- voer van hout voor woning- en scheepsbouw op regelmatige basis plaats. Nederlandse handelaren vervoerden het hout echter niet alleen naar hun eigen land. Een deel ging door naar zuidelijke landen zoals Spanje. Dit hout, bewerkt of onbewerkt, werd daar 'Vlaams' hout genoemd. Dit artikel levert aan de hand van dendrochronologisch en literatuuronderzoek een bijdrage aan onze kennis over voormalige houthandelsroutes die Nederlanders volgden. Een aantal voorbeelden van de handel naar en vanuit de toenmalige Nederlanden wordt eveneens weergegeven. M MONUMENTENZORG M. DELMÁS EN H. VAN DEN BERSELAAR ‘Ne ho ‘Ne derlands’ ho ut op drift

Nederlands' hout op drift

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Over houthandelsroutes en de herkomst van hout van de Late Middeleeuwen tot in de 18de eeuw

Citation preview

Page 1: Nederlands' hout op drift

erug in Nederland vroegVan den Berselaar aan MartaDomínguez Delmás, Spaansdendrochronoloog bij StichtingRing, naar de betekenis. Na

wat literatuuronderzoek kwam ze erachterdat hiermee eikenhout (Quercus sp.) bedoeldwerd. Interessant was echter voor haar deverwijzing naar de ‘Vlaamse’ oorsprong vanhet hout. Dit is opmerkelijk omdat eiken-

hout voor panelen en sculpturen in de 16deeeuw zeer schaars was in de Lage Landen.Het is bekend dat Vlaamse kunstenaars in

die tijd hout van een uitstekende kwaliteituit de Baltische landen gebruikten. Dus deaanduiding ‘Vlaams’ zou slechts kunnen

In juni 2007 bezocht Harry van den Berselaar(communicatieadviseur RACM) de Spaanse Iglesia SantaMaría la Mayor in Cáceres. Zijn interesse voor het werkvan de Bosschenaar Roque de Balduque had hem naardeze kerk gevoerd. Binnen stond immers een enorm

wandretabel dat in de 16de eeuw door Guillén Ferránten Roque de Balduque vervaardigd was (zie foto 1).In een uitgave over de geschiedenis van het retabel las hij dat, volgens het contract, het retabel van drie

houtsoorten gemaakt moest worden: ceder, grenen en‘madera de borne de Flandes’. Deze laatste houtsoort

was hem onbekend, maar door de aanduiding ‘de Flandes’ (‘Vlaams’) dacht hij dat het om een

houtsoort ging die in Vlaanderen of elders in de Lage Landen groeide. T

ALTAARSTUK VAN DE

IGLESIA DE CÁCERES

SANTA MARÍA LA MAYOR

DAT GEMAAKT IS VAN

CEDER, GRENEN EN

'MADERA DE BORNE DE

FLANDES'.

FOTO: J.M. VAN DEN BERSELAAR

1

12

Over houthandelsroutes en de herkomst van hout van

de Late Middeleeuwen tot in de 18de eeuw

SAMENVATTING

In Nederland wordt veel oud hout uit verre oorden gevonden inboven- en ondergrondse structuren zoals schepen, gebouwen ofkunstwerken. Met name vanaf de Late Middeleeuwen vond de aan-voer van hout voor woning- en scheepsbouw op regelmatige basisplaats. Nederlandse handelaren vervoerden het hout echter nietalleen naar hun eigen land. Een deel ging door naar zuidelijke

landen zoals Spanje. Dit hout, bewerkt of onbewerkt, werd daar 'Vlaams' hout genoemd. Dit artikel levert aan de hand van dendrochronologisch en literatuuronderzoek een bijdrage aan onze kennis over voormalige houthandelsroutes die Nederlanders volgden. Een aantal voorbeelden van de handel naar en vanuit de toenmalige Nederlanden wordt eveneens weergegeven.

M M O N U M E N T E N Z O R G M. DELMÁS EN H. VAN DEN BERSELAAR

‘Ne ho

‘Nederlands’ houtopdrift

Page 2: Nederlands' hout op drift

13

verwijzen naar de nationaliteit van de hande-laren die het hout naar Spanje brachten. DeLage Landen hebben toen immers een cruci-ale rol in de internationale houthandelgespeeld. In dit stuk zal over de mogelijkeoorsprong van het zogenaamde ‘Vlaamse’hout worden gespeculeerd. Daarbij wordtvooral aandacht besteed aan de beschrijvingvan houthandelsroutes vanaf de LateMiddeleeuwen tot de 18de eeuw van en naarhet huidige Nederland.

De route naar het Zuiden In het begin van de 16de eeuw kwamen deNederlanden onder het gezag van Karel V, deSpaanse koning en later ook keizer van hetHeilige Roomse Rijk. Reeds in de tijd vanzijn (Bourgondische) voorgangers waren stedenals Brugge en Antwerpen, maar ook Middel-burg en Bergen op Zoom, van belang in decontacten met Zuid Europa.1 Vanuit dezesteden werden houten kunst- en gebruiks-voorwerpen naar Spanje verhandeld. In dietijd werden op het Iberisch schiereiland velegoederen die uit de Lage Landen kwamen‘Vlaams’ genoemd.2 Dat valt te verklarenvanuit de gezichtsbepalende rol die Vlaan-deren op dat moment binnen de LageLanden speelde.

Toen Santiago de Compostela zich in de 12deeeuw begon te ontwikkelen tot belangrijkbedevaartsoord, begon de migratie vanambachtslieden van het noorden naar hetIberisch schiereiland. Vooral langs de routesdaarheen, werden kerken, kloosters enkapellen gebouwd, versierd en ingericht.Hierdoor groeiden de commerciële bandentussen Noord en Zuid. In de 15de eeuw werdde Vlaamse kunst bewonderd – en gekocht –door de Spaanse adel en de machtige hande-laren.3 Deze situatie maakte Spanje in de16de eeuw nog aantrekkelijker voor architec-ten, bouwmeesters, kunstenaars en am-bachtslieden uit het noorden.4 Hieronderbevond zich ook de eerdergenoemde Roquede Balduque, beeldhouwer uit ’s-Hertogen-bosch (Bolduque, in het Spaans). Met eenaantal broers vertrok hij in de eerste helftvan de 16de eeuw naar Spanje, waar ze hunnaam vestigden.5 Tegenwoordig zijn de wer-ken van Vlaamse beeldhouwers, houtsnijdersen timmerlieden te vinden op het heleIberisch schiereiland. Kunstenaars enambachtslieden uit met name de zuidelijkeNederlanden zijn daarmee verantwoordelijkvoor het noordelijk accent binnen deSpaanse gotiek. Dat klinkt nu nog door in determen ‘estilo gótico hispanoflamenco’ en ‘artehispanoflamenco’.6

‘Vlaams’ hout op het Iberisch schiereilandDe Lage Landen exporteerden dus vanaf hetbegin van de 16de eeuw kunst en kunstenaarsrichting Spanje. Beelden, altaarstukken (reta-bels), tapijten en andere waardevolle objectenkwamen naar het Iberisch schiereiland. Maarhet bleef niet bij kunst en hun makers, wantook (nog onbewerkt) hout werd door Neder-landse/Vlaamse handelaren naar Spanjevervoerd.7 Soms werd dit hout genoemd naarde haven waar het verscheept werd, zoals‘Riga grenen’. In andere gevallen werd hetaanduiding ‘de Flandes’ (uit Vlaanderen) aande houtsoort toegevoegd. De term ‘madera deborne de Flandes’ 8 (Vlaams eikenhout) is bij-voorbeeld bekend uit de opdrachtomschrij-ving van het retablo mayor van de Iglesia deSanta María la Mayor te Cáceres.9 Aan ditaltaarstuk heeft de Bosschenaar Roque deBalduque in Spanje gewerkt in de 16de eeuw.Het is de auteurs onbekend of hij zijnopdrachtgevers specifiek om het gebruik vandit eikenhout had gevraagd. Uit dendrochro-nologisch onderzoek is gebleken dat in dietijd kunstenaars in de Lage Landen vaakgebruik maakten van geïmporteerd Baltischhout, dat speciale kwaliteiten bezat voor hetmaken van beeldjes en panelen.10 Zou dan dit‘Vlaamse’ eikenhout dat in Spanje werdgebruikt van Baltische herkomst kunnenzijn? Deze vraag is nog niet door dendro-chronologisch onderzoek beantwoord, omdat

Spanje tot de gebieden behoort waarvan wijgeen dendrochronologische data van histo-risch hout hebben (een zogeheten 'blanco'gebied). Desondanks, in de context van inter-nationale houthandel in de 16de eeuw, kandit hout gemakkelijk van verderweg dan deLage Landen gekomen zijn.

Houthandel in de Lage Landen vanaf de Late Middeleeuwen Net zoals elders is ook in de Lage Landen degeschiedenis van houthandel sterk verwevenmet de politieke en sociale geschiedenis. Al

V I T R U V I U S N U M M E R 6 J A N U A R I 2 0 0 9

2 VLOT BIJ DE NONNENWHER IN PFORZHEIM,

CIRCA 1890. RECHTS EEN ZAAGMOLEN. FOTO: STADTARCHIV PFORZHEIM IN SCHEIFELE, 1996, VIA L. VAN PROOIJE

3 HET VOC-SCHEEPSWERFTERREIN OP OOSTBURG IN AMSTERDAM. PRENT UIT 1750, OP DE VOORGROND

DE IJ-OEVER MET TWEE SCHEEPSHELLINGEN. BRON: BUREAU MONUMENTENZORG EN ARCHEOLOGIE, AMSTERDAM

Page 3: Nederlands' hout op drift

in de Late Middeleeuwen kenden onzegewesten een (relatief) grote bevolkings-dichtheid, waardoor er een grote vraag wasnaar hout. Hout was in die tijd het voor-naamste bouwmateriaal voor huizen en sche-pen. Kunstenaars gebruikten het tevens voorpanelen, retabels en beelden. Bovendienwaren grote hoeveelheden brandhout nodigbij het koken, het verwarmen van de huizenen het in bedrijf houden van smederijen,gieterijen en andere werkplaatsen. Het resul-taat was dat de in de Lage Landen aanwezigebossen flink gekapt of intensief beheerdwerden (hakhout) om te voldoen aan de grote

vraag naar hout.11 Tijdens de Late Middel-eeuwen was het lokale aanbod zo schaars dathet hout voor woning- en scheepsbouw uitlanden verder weg moest worden inge-voerd.12

In de 13de eeuw leidde de totstandkomingvan de Hanze, een alliantie van handelsste-den rond de Oostzee en de Baltische Zee, totstabiele handelsroutes die steden langs kus-ten en rivieren met elkaar verbonden. Dithandelsnetwerk spreidde zich al snel uit inde 14de eeuw naar steden zoals Brugge in hetwesten en Keulen in Centraal Europa.13 Dit

netwerk verhoogde de reikwijdte en de inten-siteit van de handel tussen West-Europa ende oostelijke Baltische landen.14 Tot dit ver-bond behoorde ook een groot aantal stedenuit de Nederlanden, zoals Deventer enKampen. In de 14de eeuw ontwikkelden debelangrijkste steden in het zuiden, zoalsBrugge en Antwerpen, zich tot toonaan-gevende handelscentra en daarmee tot tref-punten van handelaren uit Noord- en Zuid-Europa.15 Deze bevoorrechte positie werdteniet gedaan door Holland en Engeland aanhet eind van de 16de eeuw.16 Door deze bredeverspreiding van handelverbindingen, wist

14

M V I T R U V I U S N U M M E R 6 J A N U A R I 2 0 0 9

Scheepswrak als schat Veel van de vaartuigen die tussen de16de en de 18de eeuw vervaardigdwerden, liggen inmiddels op de zee-bodem, geclassificeerd als ‘maritiemcultureel erfgoed’. Het materiaalwaaruit ze gemaakt zijn, vormt voordendrochronologen een ‘gezonkenschat’ omdat meer dan 3000 bomennodig waren om een middelgrootschip te bouwen. Naarmate het lokalehout schaarser bleek, kwam het

bouwmateriaal uit verderweggelegen gebieden. Het is bekenddat eikenhout uit Duitsland en deBaltische landen naar Nederlandwerd aangevoerd voor toepassingin de scheepsbouw.

Tevens werden grove dennen vanuitde haven van Riga geïmporteerdom dienst te doen als masten. DeNederlandse handelaren voerdendit noordelijke hout door naar zui-delijke landen zoals Spanje. Termenzoals ‘Pruisisch grenen’, ‘Riga grenen’of ‘grenen uit Vlaanderen’ worden

vaak gevonden in Spaanse litera-tuur over scheepsbouw in de 16detot de 18de eeuw. Deze grove den-nen werden gebruikt voor mastenen dekken of andere delen die nietin contact kwamen met het zee-water. Een gevolg van deze handels-relaties is dat tegenwoordig inscheepswrakken hout van verschil-lende herkomst gevonden kan wor-den. Daarom moet het onderzoek op dit soort voorwerpen vanuit eeninternationaal perspectief gereali-seerd worden. Samenwerking tussenonderzoekers uit zowel de landen

die het hout leverden als die waar het hout aangetroffen wordt is dus nodig. Dendrochronologieis in deze context een hulpmiddelvoor het vaststellen van deouderdom en de oorsprong vanhet hout. Dit maakt bovendiende beschrijving mogelijk van de keuze voor bepaalde hout-eigenschappen en houtsoorten inrelatie tot hun gebruik. In anderewoorden, dendrochronologie kanons helpen om de informatie diein deze schat verborgen ligt, weer‘boven water te halen’.

4 HOUT VAN SCHEEPSWRAKKEN IS EEN SCHAT VOOR DENDROCHRONOLOGEN. SCHEEPSWRAK BIJ KATSE VEER, ZEELAND FOTO: M. MANDERS

Page 4: Nederlands' hout op drift

hout van zeer verschillende oorsprong deNederlandse markten te bereiken. Een deelvan deze aanvoer werd ook naar het buiten-land verhandeld, waaronder Spanje.

Duits hout De houtaanvoer vanuit het Duitse gebiednaar de Nederlanden kent een lange geschie-denis die in de 2de eeuw met de Romeinenbegon.17 Tijdens de Middeleeuwen speeldende Rijn, Maas, Waal, Eems en IJssel eenbelangrijke rol voor het vervoer van houtvanuit de Duitse regio naar Nederlandsegebieden. Naast eikenhout werd ook naald-hout aangevoerd. Uit dendrochronologischonderzoek van naaldhout in een aantalgebouwen in Utrecht en Deventer blijkt datin de 13de en 14de eeuw dennenhout (Abiesalba) uit de Alpen en het zuiden vanDuitsland gebruik werd.18 Het hout werdvoornamelijk als vlot over rivieren naarstapelmarkten of zeehavens vervoerd. Ditwas een goedkope manier en vaak ook deenige mogelijke wijze van transport. Eenbetrekkelijk kleine hoeveelheid hout werdmet schepen vervoerd.19

Een Duitse stad als Pforzheim, gelegen aande noordelijke rand van het Zwarte Woudontwikkelde zich in de 14de eeuw tot eenhandelscentrum voor gevlot naaldhout (ziefiguur 2). Het hout kwam naar Pforzheimover de rivieren Würm, Nagold en Enz, waar-na het via Neckar en Rijn naar deNederlanden ging.20 Eenmaal in Nederlandging het hout richting de stapelmarkt vanDordrecht. Het stapelrecht van 1299 gaf dezestad het privilege om al het hout dat via Rijnen Maas aangevoerd werd te verhandelen.21

Hoewel dit recht in de 15e eeuw aan belangverloor (onder meer door de gevolgen van deSint-Elisabethsvloed in 1421), laten de tolre-gisters en verschillende verbeteringen in destedelijke infrastructuur zien dat in de 17deen 18de eeuwen nog aanzienlijke hoeveelhe-den Duits hout via Dordrecht naar met namede Zaanstreek, Amsterdam en Rotterdamwerden vervoerd.22 In het begin van de 18deeeuw werd langs de Rijn een aantalHolländer Holz-Floss-compagnieën geves-tigd. In die tijd waren rijnvlotten met eenlengte van meer dan 320 m, een breedte van50 m en een diepte van 2,20 m heel gebruike-lijk.23

In de Lage Landen werd Duits hout graaggebruikt als constructiehout voor huizen enschepen en in mindere mate ook voor meubi-lair of kunstobjecten, omdat voor deze laatstehet Baltische eikenhout favoriet was.24

15

V I T R U V I U S N U M M E R 6 J A N U A R I 2 0 0 9

Dendrochronologie en herkomst van het hout Dendrochronologie houdtzich als wetenschap bezigmet onderzoek van jaarrin-gen in het hout. Bij date-rend dendrochronologischonderzoek moeten eerstreferentiekalenders (chro-nologieën) voor een bepaaldgebied opgebouwd worden.In een gematigd klimaatvormt een boom elk jaar netonder de schors een nieuwegroeiring. Die is breder ineen (klimatologisch) gun-stig jaar en smaller in eenongunstiger. De variatie inde breedte van jaarringengeeft een groeipatroon weer.Het principe van dendro-chronologie is dat bomenvan dezelfde houtsoort diein hetzelfde gebied groeien,hetzelfde groeipatroon ver-tonen. Deze kunnen in eenzogenaamde ‘referentieka-lender’ gemiddeld worden.Door jaarringpatronen vanlevende bomen te overlap-pen met die van historisch,archeologisch, en subfossielhout, kan een referentieka-lender terug in tijd wordenverlengd. De belangrijksteresultaten hiervan voor decultuurhistorische weten-

schappen zijn exacte date-ringen van houten voorwer-pen (bijvoorbeeld schilderij-en en beelden), schepen,gebouwen, archeologischevondsten en resten vanvoormalige vegetatie. InNoord- en Midden-Europahebben de resultaten uithet onderzoek van levendebomen, monumentalegebouwen, kunsthistorischeobjecten, archeologischehoutresten en resten vansubfossiele bomen de afge-lopen decennia geleid tot deontwikkeling van referen-tiekalenders voor onderandere eik (Quercus sp.),grove den (Pinus sylvestris),zilverspar (Abies alba) enfijnspar (Picea abies). Ditnetwerk van referentieka-lenders heeft inmiddels eennieuwe tak van jaarringon-derzoek mogelijk gemaakt:de zogeheten ‘dendroprove-nancing’. Deze richtinghoudt zich bezig met deherkomst van historischhout. Om de oorsprong vanhet hout te kunnen bepalen,worden lokale referentieka-lenders uit bepaalde gebie-den gebruikt. De meeste

lange historische referentie-kalenders voor Centraal- enNoord-Europa zijn echtergemaakt voor ‘daterings-doeleinden’. Ze kwamen totstand door de middelingvan jaarringen van monstersafkomstig uit een grootgebied. Dit betekent dat zeheel goed bruikbaar zijnvoor datering, maar niet omde herkomst van hout meevast te stellen. Deze chrono-logieën zouden uitgesplitstmoeten worden om ze daar-na opnieuw samen te voe-gen volgens hun oorsprong.Bovendien is er gebrek aanhistorische referentie-kalenders voor anderegebieden, zoals voorbijvoorbeeld het IberischSchiereiland aan de enekant van Europa en Wit-Rusland en Oekraïne aan deandere kant. In deze landenzijn de historische archievende enige bron van infor-matie over houthandel. Voormeer informatie overdendrochronologie zie dewebsite van Stichting Ring:www.archis.nl/RINGnieuw

5 HET OPBOUWEN VAN REFERENTIEKALENDERS.(FOTO: ECKSTEIN EN WROBEL, 2008)

Page 5: Nederlands' hout op drift

Baltisch hout

De aanvoer van hoogwaardig Baltisch houtnaar de Lage Landen was tot de tweede helftvan de 17de eeuw van groot belang. Hetmeeste hout was afkomstig uit bossen langsde rivier de Vistula en haar zijtakken in hethuidige Polen en Wit-Rusland.25 Het houtwerd als vlotten over de Vistula naar Danzigvervoerd. De tolregisters langs deze rivierwijzen uit dat zo’n vlot meestal bestond uitdeels bewerkte producten zoals grote planken(wagenschot) en duigen. De bomen werdenkort na de kap al in het bos gespleten.Meldingen van complete boomstammenkomen minder vaak voor in de Poolse tol-registers.26 Vanaf de haven van Danzig werdhet hout verder in het ruim van vaakNederlandse koopvaarders getransporteerd.Toepassing vond plaats in scheepsbouw,panelen, sculpturen, retabels en andere hou-ten kunstwerken. De schilder Jeroen Bosch(ca. 1450-1516) schilderde op panelen vanhout uit de Oostzeelanden, evenals Pieter

Paul Rubens (1577 - 1640) en Rembrandt (ca.

1606 - 1669).27 In 2007 zijn drie huidplankenen een plafondplank van het VOC-schip ‘deBatavia’, dat tussen 1627 en 1628 in Amster-dam gebouwd werd (zie foto 3), door StichtingRING dendrochronologisch gedateerd.28 Deherkomst van twee van de huidplanken werdgesitueerd in de bossen van Zuid-Polen.29

Het Poolse/Baltische hout bezat een aantalopmerkelijke kwaliteiten die zeer veel waar-dering ondervonden in de westerse ateliersen scheepswerven. Een langzame groei(smalle jaarringen) leidt tot een homogene enfijne nerf, die er voor zorgde dat het houtvormstabiel bleef (het werkt weinig). Hier-door was het Poolse hout ideaal voor hetsplijten in panelen en planken en voor debewerking tot beelden.30

Gedurende de Hanzetijd was Danzig debelangrijkste houtuitvoerhaven van deBaltische Zee, maar de Dertigjarige Oorlog(1618 - 1648) maakte een einde aan de han-

delsroutes die onder invloed van de Hanzeontstaan waren.31 Vervolgens leidde deNoordse oorlog van 1655 - 1660 tussen Polenen Zweden ertoe dat Danzig zijn leidingge-vende positie als Baltische haven moestafstaan aan Riga en (in mindere mate)Koningsberg (het huidige Kalinigrad inRusland).32 Deze ontwikkelingen leiddenertoe dat het Poolse hout niet meer beschik-baar was voor de westelijke markten. Deteloorgang van Danzig kan ook uit deSpaanse archiefstukken worden afgeleid.Daarin wordt in de 16de eeuw het ‘Pruisischgrenen’ genoemd dat via Vlaamse handelarennaar Spanje ging om als masthout te dienen.In de 18de eeuw was het geïmporteerdenaaldhout ‘Riga grenen’.33

In de 14de eeuw werd eikenhout voor descheepsbouw in kleine hoeveelheden vanuitRiga verscheept naar westelijke havens waar-onder Lübeck. Grotere partijen eikenhoutwerden vanaf de tweede helft van de 15deeeuw uitgevoerd. De belangrijkste houtenexportproducten richting de Nederlandenwaren eiken schotten voor de scheepsbouwen naaldhout voor masten en molenwieken.34

In de 17de eeuw werden nog omvangrijkerehoeveelheden grenen over de Daugava naarRiga vervoerd, vanwaar het door Neder-landse schepen opgenomen werd en naarSpanje vervoerd.35 Sommige aanwijzingenlaten zien dat deze grove dennen afkomstigkunnen zijn uit het stroomgebied van deDnjeper (in het huidige Wit-Rusland).36 Inde Hollandse stad Zaandijk leeft de plaatse-lijke veronderstelling dat toentertijd bij debouw van huizen ‘Russisch’ grenen gebruiktwerd. Dit zou (volgens de lokale bewoners)afkomstig zijn van schepen die op de lokalewerf gedemonteerd werden nadat ze hun tijder op hadden zitten.37 Het adjectief ‘Russisch’zou een verwijzing naar de oorsprong van hethout of naar de uitvoerhaven (Koningsberg,Riga of zelfs Sint-Petersburg) kunnen zijn,hoewel hiervoor (nog) geen dendrochronolo-gisch bewijs is.

Scandinavisch hout In de 15de en 16de eeuw werd maar weinighout uit het huidige Zweden en Finland naarde Lage Landen vervoerd, terwijl de aanvoervan Noors hout een hoogtepunt na 1580bereikte.38 In the 17de eeuw bleef het belangvan Noorwegen als houtleverancier onderinvloed van politieke ontwikkelingen groot.39

Een aanzienlijk deel van de Noorse houtuit-voer (tot 65%) was tot het eind van de 17deeeuw voor de Nederlanden bestemd. Hetging hierbij om nagenoeg onbewerkt eiken-,

16

M V I T R U V I U S N U M M E R 6 J A N U A R I 2 0 0 9

4 BELANGRIJKE SCHEEPVAARTROUTES DIE IN DIT ARTIKEL GENOEMD WORDEN. ILLUSTRATIE: S. VAN DAALEN

Marta
Texto tecleado
Baltisch hout
Page 6: Nederlands' hout op drift

vuren- en grenenhouten delen, balken enmasten, die hoofdzakelijk afkomstig warenuit Zuid-Noorwegen.40 De Hollandsescheepsbouw die in deze periode hoogtij vier-de, was toen niet alleen de grootste afnemervan Scandinavisch hout maar ook van hen-nep en teer.41

We treffen in Nederland Scandinavischeiken- en naaldhout aan in steden die toen-tertijd aan de kust lagen of die via waterwe-gen een korte verbindingsweg met de kusthadden.42 Op een enkele uitzondering na,dateert dit hout uit het eind van de 16deeeuw of later. Dendrochronologisch onder-zoek aan de vuren (Picea abies) funderings-palen van het Maritieme Museum vanAmsterdam toonde aan dat deze rond hetmidden van de 17de eeuw werden gekapt.43

Daarnaast bleek dat dit hout inderdaadafkomstig was uit het zuiden van Noor-wegen. In dit geval was het hout van defundering homogeen in soort en herkomst.In andere gevallen treffen we een combinatieaan van hout uit diverse gebieden en bestaan-de uit diverse soorten, wat suggereert dat hetgekocht moet zijn op belangrijke houtmark-ten met een groot en divers aanbod. Inter-essant hieraan is dat de onderlinge dendro-chronologische vergelijking tussen Scandi-navisch eiken uit uiteenlopende steden eenuitstekende ‘match’ oplevert. Dit wijst eropdat deze eiken in hetzelfde (Scandinavische)gebied groeiden en ten dele wellicht zelfs inhetzelfde bos.44

Terug naar het Iberisch schiereiland Na alles wat inmiddels gezegd is over dehouthandel in de Lage Landen door de eeuwenheen, lijkt het aannemelijk dat het ‘Vlaamse’eikenhout dat op het Iberisch schiereilandwerd gebruikt niet in de Lage Landen heeftgegroeid. De Scandinavische herkomst vandit hout schijnt vrij onwaarschijnlijk, aan-gezien het ingevoerde eikenhout van dezelanden meestal voor bouwdoeleinden werdgebruikt. De Duitse herkomst kan niet ver-worpen worden. Echter, de uitstekende repu-tatie van het Baltische eikenhout dat inVlaanderen werd gebruikt, zou het Iberischschiereiland bereikt kunnen hebben samenmet de Vlaamse kunstenaars. Het hout zelfzou via de Nederlandse handelaren in Spanjebeland kunnen zijn en daarmee de naam‘Vlaams’ eikenhout hebben gekregen.

Benodigd onderzoekVanaf de Late Middeleeuwen zorgde eenlevendige handel voor de verspreiding vanhout uit diverse landen over heel Europa.

Soms helpt informatie uit archiefstukkenen literatuur bij de determinatie van de her-komst. Maar deze bron kan ook gefragmen-teerd zijn. Dendrochronologie kan debestaande kennis aanvullen en versterken.Om ons heen wacht nog veel historisch houtop ontdekking en onderzoek. Bovendien zijner nog grote hoeveelheden (digitale) dendro-chronologische data beschikbaar voor vervolg-onderzoek. Momenteel worden reeds verza-melde dendrochronologische data uit Neder-landse en Belgische structuren en objectenbinnen het NWO/GW project Digital Colla-boratory for Cultural-Historcal Dendrochrono-logy in the Low Countries bijeengevoegd in eendigitale databibliotheek, met als doel vangrootschalig onderzoek naar ondermeer devoormalige houthandel.45 Dit is echter nietvoldoende. Daarnaast dient er materiaal ver-zameld te worden in dendrochronologisch‘blanco’ gebieden, zoals het Iberisch schierei-land, Wit-Rusland en de verder weg gelegenOekraïne. Hierdoor kunnen dendrochronolo-gische referentiekalenders opgebouwd worden,die ons verder helpen de puzzel van handelen transport van hout in het verleden op telossen.

Wij willen graag Esther Jansma, Paul Copini,Ronald Visser, Sjoerd van Daalen en UteSass-Klaassen bedanken voor hun kritischeopmerkingen bij eerdere versies en voor hunredactionele bijdragen aan deze tekst.Onze dank gaat ook uit naar M. Manders,BMA en J.M. van den Berselaar-van Oschvoor het beschikbaar stellen van hun foto’s.

1 Fagel, 1996, p. 4. 2 In Spaanse teksten uit de beschreven periode

kan ‘de Flandes’ ‘uit het graafschap Vlaanderen’

betekenen, maar vaker nog ‘uit de zuidelijke

Nederlanden’ of zelfs ‘uit de Nederlanden’ dan

wel ‘uit de Lage Landen’, zie Rodríguez Pérez,

2003, p. 159; in dit artikel gebruiken we de

namen ‘Lage Landen’ en ‘Nederlanden’ door

elkaar met dezelfde betekenis. 3 Martens en Peeters, 2002, 164, 166.4 Gómez Bárcena, 2004, pp. 36-37. 5 García Chico, 1993, p. 37. 6 Thomas en Stols, 2000, p. 39; deze termen

hebben geen relatie met het muziekgenre

Flamenco, zie www.flamenco.nl/flamenco.cgi?

pg=watisflamenco7 Gérard en Glatigny, 1996, p. 59; Zunde,

1999, p. 121. 8 ‘Borne = uit de latijn alburnum, spinthout; ver-

wijst naar een houtsoort dat hard, gemakkelijk te

splijten en moeilijk om te bewerken is’ Uit: Moliner,

2007, p. 421; in Spanje werd deze term systema-

tisch gebruikt voor de aanduiding van eiken-

hout. Tegenwordig wordt deze naam in Spanje

gebruikt om naar de houtsoort Quercus pyrenai-

ca te verwijzen.9 García Mogollón, 1993, p. 2810 Haneka et al. 2005, p. 262; Jansma et al. 2004,

p. 142.11 Copini, persoonlijke mededeling.12 Haneka et al., 2005. p. 262.13 Brand, 2007, via: www.balticconnections.net/

index.cfm?article=Baltic+Sea+Trade14 Wazny, 2005, p. 115. 15 Haneca, 2005, p. 2.16 Baetens, 2003, p. 76.17 Visser, 2006; Van Helmond, 2008; Jansma,

2007.18 Sass-Klaassen, 2000, p. 90. 19 Van Prooije, 1990.20 http://en.wikipedia.org/wiki/Pforzheim21 Van Prooie, 1992.22 Idem.23 Buis, 1985, p. 506, 507.24 Stichting Ring ongepubliceerde data; Jansma

et al. 2004, p. 143.25 Wazny, 2005. p. 117.26 Idem, p. 119.27 Eckstein et al. 1986, pp. 465-466.28 RING-rapportnummers 2007002 en 2007014.29 Wazny, persoonlijke mededeling.30 Gérard en Glatigny, 1996, p. 59; Sass-

Klaassen, persoonlijke mededeling. 31 Eckstein en Wrobel, 2007, p. 13.32 Wazny, 2005, p. 119.33 De Aranda y Antón, 1990. 34 Zunde, 1999, 122.. 35 Idem, p. 122.36 Idem, p. 126.37 Horneman, persoonlijke mededeling.38 Buis, 1985, p. 510.39 Wazny, 2005, p. 119; 40 Buis, 1985, p. 510.41 Brand, 2007, via: http://www.balticconnecti-

ons.net/index.cfm?article=Baltic+Sea+Trade.42 Stichting Ring en BAAC b.v., ongepubliceerd

data.43 Sass-Klaassen et al. 2008, p. 100.44 Stichting Ring en BAAC b.v., ongepubliceerd

data.45 Voor meer informatie hierover: www.dccd.nl

Literatuur– Baetens, R. 2003. El desarrollo social yeconómico de Flandes durante los siglos XV,XVI y principios del XVII. Thomas W. yVerdonk R. (eds.), Encuentros en Flandes,Relaciones e intercambios hispanoflamencos ainicios de la Edad Moderna, Leuven, p. 75-88. – Brand, H., 2007. Baltic Sea Trade: A historyof the maritime relations between the countriesaround the Baltic Sea between 1450 and 1800.– BALTIC CONNECTIONS. Changing

17

V I T R U V I U S N U M M E R 6 J A N U A R I 2 0 0 9

Page 7: Nederlands' hout op drift

M V I T R U V I U S N U M M E R 6 J A N U A R I 2 0 0 9

18

Patterns in Seaborne Trade (c. 1450-1800). Via: www.balticconnections.net/index.cfm?article=Baltic+Sea+Trade– Buis, J., 1985. Historia forestis: Nederlandsebosgeschiedenis; deel 2, Houtmarkt en houtteelttot het midden van de negentiende eeuw.Landbouwhogeschool, Wageningen enHES Uitgevers B.V., Utrecht.– De Aranda y Antón, G. 1990. Los BosquesFlotantes: historia de un roble del siglo XVIII.Colección Técnica. Ministerio de Agri-cultura, Pesca y Alimentación. ICONA.– Eckstein, D. en Wrobel, S. 2007.Dendrochronological proof of origin of historictimber - retrospect and perspectives. In:TRACE - Tree Rings in Archaeology,Climatology and Ecology, Vol. 5 Proceedingsof the DENDROSYMPOSIUM, 20-22April, 2006, Tervuren, Belgium. - Jülich:Forschungszentrums Jülich, p. 13.– Eckstein, D., Wazny, T., Bauch, J., Klein,P., 1986. New evidence for the dendrochrono-logical dating of Netherlandish paintings.Nature 320(3): 465-466.– Eckstein, D. en Wrobel, S., 2008:Dendrochronologie. In: Andreas Hauptmann,Volker Pingel (ed.), Archäometrie, E. Schweizerbart’sche Verlagsbuch-handlung, Stuttgart, 154-170.– Fagel, R., 1996. De Hispano-Vlaamsewereld, De contacten tussen Spanjaarden enNederlanders 1496 - 1555. Brussel/Nijmegen.– García Chico, E., 1993. Los Bolduque,escultores. Boletín del seminario de estudios de arte y arqueología, 1936-1939, p. 37.– García Mogollón, F.J., 1993. Concatedral de Cáceres, Santa María la Mayor, vol. 16. Edilesa, León.– Gérard, A. en Glatigny, J.A. 1996.Fifteenth- and sixteenth-century methods ofcutting wood for works of art. Symposiumon Wood and Furniture Conservation.Veres/OR, Amsterdam, p. 59-60.– Gómez Bárcena, M. 2004. Arte y devociónen las obras importadas. Los retablos ‘flamencos’esculpidos tardogóticos: estado de la cuestión.Anales de la historia del Arte 14, Madrid,36-37. – Haneca, K., 2005. Tree-ring analysis ofEuropean oak: implementation and relevancein (pre)historical research in Flanders. Ph.D.dissertation, Ghent University, Ghent.– Haneca, K., Wazny, T., Van Acker, J.

and Beeckman. 2005. Provenancing Baltictimber from art historical objects: successesand limitations. Journal of ArchaeologicalScience 32: 261-271. – Jansma, 2007. Datering, herkomst en bouw-volgorde van De Meern 4. In: T. de Groot &J.-M.A.W. Morel (red.), 2007: Het schip uit deRomeinse tijd De Meern 4 nabij boerderij deBalije, Leidsche Rijn, gemeente Utrecht.Waardestellend onderzoek naar de kwaliteitvan het schip en het conserverend vermogenvan het bodemmilieu. RACM, Amersfoort.– Jansma, E., Hanraets, E. and Vernimmen,T. 2004. Tree-ring research on Dutch andFlemish art and furniture. In: Jansma, E.,Bräuning, A., Gärtner, H. and Schlesser, G. (Eds.), Tree Rings in Archaeology,Climatology and Ecology, Volume 2.Proceedings of the Dendrosymposium 2003.Schriften des Forschungszentrum Jülich,Reinhe Umwelt 44. ForschungszentrumJülich, Jülich, 139-146.– Martens, M. P. J en Peeters, N., 2002. El Renacimiento en el mundo flamenco y lasrelaciones artísticas con España. In: Erasmoen España : la recepción del humanismo en elprimer renacimiento español : Escuelas Menoresde la Universidad de Salamanca 26 de septiembrede 2002 - 6 de enero de 2003. SociedadEstatal para la Acción Cultural Exterior.– Moliner, M., 2007. Diccionario de uso del español, a-i. Tercera edición. Editorial Gredos. Madrid. – Rodríguez Pérez, Y., 2003. De TachtigjarigeOorlog in Spaanse ogen. De Nederlanden inSpaanse historische en literaire teksten (circa1548-1673). Uitgeverij Vantilt.– Sass-Klaassen, U. 2000. Dendrochrono-logisch onderzoek aan naaldhout uit Neder-landse monumenten. KNOB Bulletin,Koninklijke Nederlandse OudheidkundigeBond. Jaargang 99, 2000, nummer 3, 85-94. – Sass-Klaassen, U., Vernimmen, T.,Baittinger, C., 2008. Dendrochronologicaldating and provenancing of timber used as –foundation piles under historic buildings in The Netherlands. International Biodeterio-ration & Biodegradation 61, 96-105.– Scheifele, M., 1996. Als die Wälder aufReisen gingen: Wald, Holz, Flösserei in derWirtschaftsgeschichte des Enz-Nagold-Gebiets.G. Bruin Druckerei GmbH & Co. KG,Karlsruhe.

– Thomas, W. en Stols, E., 2000. La integra-ción de Flandes en la Monarquía Hispánica.In: Thomas W. y Verdonk R. (eds.),Encuentros en Flandes, Relaciones eintercambios hispanoflamencos a inicios de la Edad Moderna, Leuven, 39.– Van Helmond, N., 2008. Forum Hadriani:A dendrochronological study to determine the age and origin of wood from a Roman quay and landing stage. Bachelor’s thesis,Utrecht University.– Van Prooije, L. A., 1990. De invoer vanRijns hout per vlot 1650 - 1795. Economisch-en Sociaal-historisch Jaarboek, 53, pp 30-79.– Van Prooie, L.A., 1992. Dordrecht alscentrum van de Rijse houthandel in de 17een 18e eeuw. Economisch- en sociaal-historisch jaarboek, dl. 55, p. 143-158.– Visser, R., 2006. De Romeinse houtvoor-ziening in het gebied van de NedergermaanseLimes. Een historisch en dendrochronologischperspectief. Amsterdam (doctoraalscriptieVrije Universiteit Amsterdam).– Wazny, T. 2005. The origin, assortments and transport of Baltic timber: historic-dendro-chronological evidence. In: Van de Velde, C.,Beeckman, H., Van Acker, J. and Verhaeghe,F. (Eds.). Constructing Wooden Images:proceedings of the symposium on the organi-zation of labour and working practices of lategothic carved altarpieces in the Low Countries,Brussels 25-26 October 2002. VUB Press,Brussels, p. 115. – Zunde, M. 1999. Timber export from oldRiga and its impact on dendrochronologicaldating in Europe. Dendrochronologia, 16-17, 1998-1999: 119-130.

IR. M. (MARTA) DOMÍNGUEZ

DELMÁS is wetenschappelijk medewerker/dendrochronoloog vanStichting RING, het Nederlands centrum voor dendrochronologie.

H.J.P.M. (HARRY) VAN DEN

BERSELAAR MCC is Senior communicatiemedewerker RACM.