23
SAMENVATTING THEORY PRINT DESIGN ALLEEN GOED VOOR DRUK! HOORCOLLEGE 1 – HUISSTIJL GVD hoofdstuk 8, 358 t/m 386 Identiteit staat tegenover imago of gestalt, het beeld dat de buiten en binnenwereld (ontvanger) over de zender ontwikkelt. Doelgroepen associeren een bedrijf met een subjectief oordeel; een corporate image of bedrijfsgestalt. De huisstijl/visuele identiteit van een bedrijf geeft een signaal af over bijvoorbeeld het innovatie vermogen, doeltreffendheid en inzet voor de klant van het bedrijf. Een identiteit is een verzameling van factoren die op te splitsen zijn naar drie deelgebieden: Het gedragspatroon (corporate behaviour, CB): Een zender/bedrijf gedraagt zich volgens zijn persoonlijke normen. De communicatie (corporate communication, CC): Gaat over de middelen en media die ingezet worden bij de communicatie. Is de communicatie bijvoorbeeld vooral individueel of collectief gericht? De huisstijl (corporate design, CD): Het visuele aspect wordt onder anderen gevormd door het merkbeeld (handelsmerk/logo) dat het bedrijf/zender heeft. Het is een punt van herkenning. Naast de huisstijl kan ook de productvormgeving deel uitmaken van de corporate design. Elk succesvol product en organisatie heeft een eigen persoonlijkheid’, dit bestaat uit vennootschapsnamen (bedrijf dat is opgericht met kapitaal van mensen die daarvoor in ruil aandelen in het bedrijf krijgen), handelsmerken en merkbeelden van producten. Handelsmerken of trademarks, zijn de naam waaronder fabrikanten of organisaties een product in de markt zetten. Vennootschapsnamen en handelsnamen zijn twee verschillende zaken. Zo kan een vennootschap meerdere handelsmerken of namen hanteren (denk aan vennootschap procter and gamble met meerdere handelsmerken; oral-b, ariel, etc.). Het hulpmiddel dat gebruikt wordt om producten te onderscheidne van anderen zijn; 1

SAMENVATTING THEORY PRINT DESIGN

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: SAMENVATTING THEORY PRINT DESIGN

SAMENVATTING THEORY PRINT DESIGNALLEEN GOED VOOR DRUK!

HOORCOLLEGE 1 – HUISSTIJL

GVD hoofdstuk 8, 358 t/m 386Identiteit staat tegenover imago of gestalt, het beeld dat de buiten en binnenwereld (ontvanger) over de zender ontwikkelt. Doelgroepen associeren een bedrijf met een subjectief oordeel; een corporate image of bedrijfsgestalt.

De huisstijl/visuele identiteit van een bedrijf geeft een signaal af over bijvoorbeeld het innovatie vermogen, doeltreffendheid en inzet voor de klant van het bedrijf.

Een identiteit is een verzameling van factoren die op te splitsen zijn naar drie deelgebieden: Het gedragspatroon (corporate behaviour, CB): Een zender/bedrijf gedraagt zich volgens

zijn persoonlijke normen. De communicatie (corporate communication, CC): Gaat over de middelen en media die

ingezet worden bij de communicatie. Is de communicatie bijvoorbeeld vooral individueel of collectief gericht?

De huisstijl (corporate design, CD): Het visuele aspect wordt onder anderen gevormd door het merkbeeld (handelsmerk/logo) dat het bedrijf/zender heeft. Het is een punt van herkenning. Naast de huisstijl kan ook de productvormgeving deel uitmaken van de corporate design.

Elk succesvol product en organisatie heeft een eigen ‘persoonlijkheid’, dit bestaat uit vennootschapsnamen (bedrijf dat is opgericht met kapitaal van mensen die daarvoor in ruil aandelen in het bedrijf krijgen), handelsmerken en merkbeelden van producten.

Handelsmerken of trademarks, zijn de naam waaronder fabrikanten of organisaties een product in de markt zetten.

Vennootschapsnamen en handelsnamen zijn twee verschillende zaken. Zo kan een vennootschap meerdere handelsmerken of namen hanteren (denk aan vennootschap procter and gamble met meerdere handelsmerken; oral-b, ariel, etc.).

Het hulpmiddel dat gebruikt wordt om producten te onderscheidne van anderen zijn; Klank- of woordkenmerken (bijvoorbeeld het woord Mercedes) Beeldmerken (bijvoorbeeld de Mercedesster die op de auto’s wordt gebruikt).

Beide worden vaak samen gebruikt en vormen het merkbeeld.

Klank of woordkenmerken worden ook wel handelsmerken genoemd en beeldmerken als logo’s.

Voorbeelden van handelsmerken zijn CocaCola, Kellogs en Ford.Bekende logo’s zijn Apple en BP.

Handelsmerken en logo’s: Identificeren een product/dienst/organisatie Onderscheiden zich van anderen Brengen informatie over omtrent herkomst, waarde en kwaliteit Voegen waarde toe (meestal)

1

Page 2: SAMENVATTING THEORY PRINT DESIGN

Vormen potentieel waardevolle bedrijfsmiddelen Dienen als belangrijke en wettelijke en juridische eigendommen Vormen een investeringsgoed

Logografie

Logo’s geven aan om welke beroepensector het gaat. Je kunt meteen herkennen of het logo van een bank is of van een loodgieter bedrijf. Een ding hebben alle logo’s gemeen; het zijn allemaal tekens in de logografie zoals de letters in typografie.

Een pictogram is een vereenvoudigde afbeelding van de afbeeldbare werkelijkheid:

Een icoon is een symbolische afbeelding van de niet-afbeeldbare werkelijkheid.

Technologische veranderingen, de ontwikkeling van nieuwe dragers en een veranderend tijdsbeeld, verplichten ons soms tot een acualisering van een merkbeeld.

Lettermerken: Monogram: als een letter geillustreerd wordt of

verschillende letters met elkaar vervlochten worden: Initialenmerken of afkortingen: Een naam met veel

woorden is ingewikkeld om voor de klant te onthouden, daarom vaak afkortingen door bv. De initialen te gebruiken (IBM: International Business Machines):

Een organisatie komt weleens tot de conclusie dat de nieuwe naam onhandig is en gaat alleen initialen gebruiken, zij probeerdt dan een aantal hoofdletters karakter te geven en onderscheidend te maken. Dit noemen we Seagles, maar deze kunnen voor de consument onaangename bijwerkingen met zich meebrengen: Het kan moeilijk, duur en zelf onmogelijk zijn om initialen een persoonlijkheid te geven

en onderscheidend te maken. In bepaalde sectoren (bijvoorbeeld bij reclamebureaus of softwarehuizen) ontstaan veelal seagles die voor insiders makkelijk te begrijpen zijn maar voor outsiders (consumenten) ontoegankelijk zijn.

Het is altijd moeilijk om exclusieve wettelijke rechten te krijgen op een aantal initialen. Initialen kunnen voor de consument furstrerend zijn. Het opzoeken van een organisatie

in het telefoonboek aan de hand van initialen is onmogelijk, helemaal als je niet weet waar ze voor staan.

Het is mogelijk dat initialen van land tot land, van taat tot taal verschillen. NATO wordt in het frans OTAN.

Naamlogo’s zijn o.a. Yves Rocher, Kellogs, CocaCola. Het commercieel merkbeeld moet eerst gezien en herkend worden, daarna pas gelezen. Naamlogo’s zijn daarom gewoonlijk echter alleen op hun plaats als de naam:

2

Page 3: SAMENVATTING THEORY PRINT DESIGN

kort gemakkelijk te gebruiken en abstract is

Grafisch hebben wij in hoofdzaak te maken met: Het kalligram; de manier waarop een woord grafisch geschreven (kalligrafisch; met

scripten) getekend is; cocacola/kellogs. Het typografisch logo; vertrekt men van bestaande lettertypen uit de zetmachine. Zij

worden in een bepaalde typografie gepresenteerd. Bv polaroid.

Picturale naammerken:Woorden worden bijvoorbeeld weergeven in een ovaal:

Logotype: een groep letters tot een geheel verwerkt en in een geometrische of vorm-duidelijke figuur bevat. De letters worden meestal getekend:

Associatieve beeldmerken zijn op zichzelf staande logo’s. Ze bevatten meestal geen product/bedrijfsnaam. Shell bijvoorbeeld.

Symbolische merkbeelden vertellen dikwijls een verhaal of verwijzen bijvoorbeeld naar: de oudheid/egypte de mythologie grotesken (griffoen) landen etc, raadpleeg GVD blz 367.

Veel logo’s die nu gebruikt zijn, zijn zuiver abstract, de zinspeling/betekenis is zo ver te zoeken dat ze voor alle praktische doeleinden zuiver abstract zijn. Het hoekige embleem van Mitsubishi is daar een voorbeeld van.

MerkpersonagesVele merken bouwen hun merkidentiteit op een grafisch of fotografisch symbolisch mens of dier. Denk aan Hero, kapitein Iglo, Choco Prince, Mr Proper, etc. Merkpersonages roepen makkelijk een behoefte op, bevorderen een emotionele spontaniteit en hebben een sterke herkenningswaarde.

De commercialisering van merkpersonages of mascottes en stripfiguren vind je terug in de merchandising. Hierbij wordt per verkocht product ene percentage betaald om het merk te gebruiken. Typische toepassingen hiervan vind je van bijvoorbeeld de Olympishce spelen, Europese kampioenschappen, etcetera.

Antropomorfisme: Wanneer een menselijke figuur gecreeerd wordt met bepaalde producten zoals bijvoorbeeld Bibendum van Michelin bestaat uit banden.:

Personificatie: Word een abstract begrip zoals elektriciteit door een menselijke figuur voorgesteld zoals bijvoorbeeld Reddy Kilowatt:

Het ontwerp van een merkbeeld;Merkbeelden werken in vele gevallen op hun best als zij:

Gemakkelijk te onthouden zijn Associeerbaar zijn Te onderscheiden zijn Omkeerbaar zijn Toegankelijk zijn

3

Page 4: SAMENVATTING THEORY PRINT DESIGN

Een huisstijl is de visuele vertaling van wat het bedrijf in zich heeft. Een huisstijl wordt normaliter per 10 jaar vernieuwd.

HOORCOLLEGE 2 – TYPOGRAFIE

4

Page 5: SAMENVATTING THEORY PRINT DESIGN

GVD hoofdstuk 2, 46 t/m 91

Alle drukwerk dat je leest is gemaakt met drie basiscomponenten: tekst: de geschreven inhoud van een pagina lettertypes: de lettertypes waarin een tekst gezet is illustraties: de niet-tekst van een pagina, in de vorm van tekeningen of foto’s.

Het is belangrijk in welk lettertype je jouw tekst plaatst, dit kan het lezen van een tekst bevorderen of juist tegenwerken. De bedoeling van een lettertype is het verduidelijken van de boodschap. Lettertypes zitten vol onbewuste associaties en bijbetekenissen. Soms verwijzen zijn naar specifieke gebeurtenissen en plaatsen, soms zijn dit algemene gevoelens.

Typografie is imago: het gebruik van het juiste lettertype kan een heel klein bedrijf op IBM laten lijken, het gebruik van een verkeerd lettertype een groot bedrijf op de garage om de hoek.

Door een woord cursief te plaatsen, komt daar de nadruk op te liggen.

Kinetische typografie: bewegende typografie (tekst in beweging brengen).

Wetenschappers houden zich bezig met het functieonderzoek: hoe verloopt het informatie- en communicatieproces via al deze uitdrukkingsmiddelen? Hoe lezen we?

Het middelen- en het functieonderzoek worden uitgevoerd aan de hand van de semiotiek (de algemene leer over communicatie met tekens). Voor typografie komt dit neer op:

wat hebben we aan typografische uitdrukkingsmiddelen? Waar? Wanneer? Hoe kun je ze toepassen? Wat is dan het effect?

Vanuit de semiotiek wordt er syntactisch onderzoek gedaan, waarbij het om de opmaak (inventarisatie) van tekens en combinatieregels gaat. Er worden antwoorden gezocht op vragen als;

hoe komt de lezer te weten waar hij eerst naar moet kijken? Hoe moet hij dan verder de tekst volgen? Is het duidelijk welke tekst bij welke illustratie hoort? Hoe is typografische organisatie te gebruiken als een middel om de lezer te geleiden?

Er wordt semantiek (betekenisleer) bestudeerd. Een voorbeeld: door een gedeelte van een tekst vet te zetten, wordt aangeduid dat dit gedeelte meer (of eerder) aandacht verdient dan de lest.Typografische gestalt: het gebruiken van een lettertype of opmaak met een uitgesproken karakter dat aansluit bij het karakter van de tekst. Hierdoor kan de lezer iets duidelijk gemaakt worden, zonder dat de lezer ook maar een woord heeft gelezen.

De grafische industrie wordt geconfronteerd met een gemis (mankement?) aan een standaard. Vier verschillende maatsystemen worden gebruikt; het metriek/decimaal, didot stelsel, pica stelsel en inch stelsel. Leer de systemen op blz 50/51.

VORMPARAMETERS VAN DE LETTERS

5

Page 6: SAMENVATTING THEORY PRINT DESIGN

Er bestaan talloze soorten letters die zich op basis van acht uiterlijke kenmerken of vormparameters van elkaar onderscheiden.

1. BOVEN EN ONDER DE KASTBovenkastletters: hoofdletters, onderkastletters: kleine letters. Kapitaal is de naam van een vorm, hoofdletter de naam van een functie. Teksten gezet uit kapitalen zijn minder goed leesbaar dan teksten in onderkast, omdat het oog letters vooral herkent aan het bovenste gedeelte. De stokken van de onderkastletters werken als ankerpunten voor het oog; ze helpen het oog bij de oogboog waarneming. Ze zorgen ervoor dat wij groepjes letters het kennen. Een woord in kapitalen lezen wij juist letter voor letter.

Corps: de grootte van een letter.

PAGINA 52 en 53 SUPERGOED LEREN (DENK IK!)

Naast boven en onderkastletters zijn er ook nog kleinkapitalen. Dit zijn kapitaaltjes die ongeveer evenhoogzijn als de x-hoogte van een onderkastletter. Ze zijn meestal breder dan gewone kapitalen, ze zijn populair in de USA en worden vaak gebruikt voor afkortingen.

Initiaal: Als de eerste letter van een hoofdstuk van een boek (voorbeeld) een grote beginletter is gebruikt. Er komen echter enkele basisregels bij kijken:- De initiaal moet precies de hoogte hebben van een aantal tekstregels ernaast. - De initiaal wordt zodanig geplaatst dat de horizontale schreven links buiten de

zetspiegel vallen.- De tweede letter van de eerste tekstregel moet direct zonder spatie of witruimte

aansluiten op de initiaal- De volgende regels komen een spatie meer naar rechts te staan, behalve bij een

F,T,V,W,X of Y initiaal- Het eerste woord na de initiaal of de gehele tekstregel wordt vaak geheel in kapitalen

(of klein-kapitalen) gezet.

2. SCHREEFLOOS OF GESCHREEFDSchreef; het hebben van een schoudertje/voetje. Hebben letters geen schreef, dan noemen we dit schreefloos. Deze schreven kunnen verschillende vormen aannemen en bepalen mee de indeling van letters in lettergroepen. We lezen woorden, geen letters.

Schreefletters hebben een betere leesbaarheid dan schreefloze omdat zij het oog een horizontale houvast bieden en een rustige indruk geven en ons helpen de aandacht vast te houden. Geschreefde letters vragen wel om meer letterspatie wegens de schreven, met andere woorden: schreven zorgen voor langlopende teksten. Schreefloze hebben vooral een verticale werking. Soorten:

BoeklettersMedieval-soortenBodoni-achtige soorten

GelijkledigeSchreeflozeGeschreefde of Egyptiennes

scripten fantasieletters

BESTUDEER PAGINA 55, 56 en 57!Hybride lettertypes: lettertype ontstaan uit versmelting tussen schreef- en schreefloze lettertypes.

6

Page 7: SAMENVATTING THEORY PRINT DESIGN

3. DE STAND VAN EEN LETTER OF DE LETTERHELLINGItalic/oblique/cursief: een naar rechts hellende letter: hoooi!Romein: de rechtopstaande basisvorm van een letter.

Een cursieve letter neemt minder plaats in dan een romein. Op deze manier dacht men het paginavolume van een boek te verminderen. De italiek heeft iets afwijkends, de italiek wordt dan ook gebruikt om iets te accentueren.

4. LETTERGRADATIE OF GEWICHT (WEIGHT)Een letterserie die hetzelfde basisontwerp heeft, kan in gradatie of gewicht verschillen. De gradatie- of gewichtsverschillen (of contrastverschillen) worden bepaald door de verschillen in lijndikte of lijnvoering. Een letterfamilie kan bestaan uit:

Light, book, roman/regular, demi-/semi-bold, heavy, bold, extra bold/black, outline, shaded/shadow

LEREN BLZ 59

Aan deze specificaties kunnen in elkegradatie nog verdere vatiaties worden toegevoegd:Condensed (small)Extended (breed)ExtraUltra

letterhervormingende nieuwe dtp-technologien laten de gebruiker toe, door opeenvolgende manipulaties, geheel nieuwe letterversies van bestaande lettertypes te creeren.

Horizontaal en verticaal rekken, versmallen, verbreden en samendrukken of een combinatie is zo’n vervormingmogelijkheid.

omtreklijnvariaties van de letter: contouren en shadow.Worden in de reclame wereld outline- en shadow-letters genoemd.

5. LETTERHOOGTELetterhoogte=corps. LEREN BLZ 61!Lettercorps is de letterhoogte gemeten van de bovenkant van de stokletter tot de onderkant van de staartletter. De lettergroottenorm wordt met de nieuwe zettechnieken bepaald door kapitaalhoogte. Op deze manier wordt eenduidig de optische hoogte van een letter bepaald. Zij wordt gemeten met een typometer.

Uitgaande van de letterhoogte worden corpsen ingedeeld in de: consulteer- of zoekcorpsen: de corpsen 4 tot 8, gebruikt voor naslagwerken,

telegoongidsen, etc. Leescorpsen: corpsen 9 tot 12, gebruikt voor leesteksten zoals boeken, tijdschriften,

kranten. Broodletter: dit is de letter waaruit gewone doorlopende leestekst of platte tekst van

een beok, brochure, etc gezet wordt. Titelcorpsen: van corps 14 tot… gebruikt voro koppen. Titels, headlines etc. Kijk- affiche- of displaycorpsen. Van corps 48 tot ….

BESTUDEREN BLZ 62!!!

7

Page 8: SAMENVATTING THEORY PRINT DESIGN

6. X-HOOGTEDe hoogte van de onderkastletter x is de x-hoogte van een letter.

7. LETTERBREEDTE (WIDTH)Varieert van letter tot letter en van lettertype tot lettertype.De letterbreedte wordt uitgedrukt in eenheden van het typografisch vierkant. Het typografisch vierkant is een denkbeeldig vlak dat even hoog en breed is als het corps. Het vlees is de vrije ruimte rondom een letterteken, de smalle ruimte voor en achter, boven en onder een letterteken.

Smal- of breedlopend maatvoering bij belettering

kom je vooral tegen langs de snelweg, op straathoeken, in liften, etc. lettergebruik bij av-presentaties of geprojecteerde beeldne

Foutief denkt men dat letters op een av-presentatie (bv powerpoint) klein mogen zijn gezien de vergrotingsfactor bij de project. Wat echter telt. Is de leesbaarheid van het kleinste detail op een scherm van op het verste zitje. Bij een powerpoint presentatie varieert de corpsgrootte tussen de 24 en 40.Kijkafstand: als e de afstand is van de verste zit, dan moet het projectbeeld minimaal E; 8 tot E;6 breed zijn. Voorbeeld: de verste zit is 12 meter, dus 12:8 tot 12:6= 1.5mm, tot 2mm breed zijn.

Soorten systeemfonts (leren blz 66) Postscript-printer font. Schermfont Truetype font Opentype Dynamic fonts (internetpagina’s)

Soorten vormfonts (leren blz 69): expert-font: kleinkapitalen symbool-font fontographer

systeem vormfonts (leren blz 70): multiple masterfonts random fonts

8. CONTRAST dik/dunverhouding binnen de letter kleurcontrast

LETTERSPATIELIGATUREN: twee of meer letters die met elkaar verbonden zijn. Vooral combinaties met de letter f; ff, fi of fl, het is als het ware een teken.WOORDAFBREKING/WOORDOMSLAG: aan het einde van een regel moet een woord soms worden afgebroken.

Vormparameters van het regelbeeld

8

Page 9: SAMENVATTING THEORY PRINT DESIGN

ZETBREEDTE: regellengteREGELTRANSPORT/LEADING/INTERLINIE: Regelafstand tussen twee regels.

REGELVALRegelvalvormen:

blokregelval:hierbij zijn de regels exact even lang, dit noemt met uigevuld zetten of uitvullen.De regels kunnen aan een kant lijnen/aligneren is dit links dan noem je dit de Engelse regelval of vlaggenzetsel.

Ze kunnen ook rechts gealigneerd worden, dit noemen we open regelval.

Centreren of symmetrische regelvalTekst in het midden van de pagina centreren.

Dynamische regelval (zie blz 88)Vormregelval (zie blz 88)Alineazet (zie blz 88)

HOORCOLLEGE 3 – KLEUR

9

Page 10: SAMENVATTING THEORY PRINT DESIGN

GVD hoofdstuk 3, 173 t/m 217

Het menselijk oog kan van het kleurenspectrum dat gedeelte zien dat zich tussen infrarood en ultraviolet bevindt: De spectrum-, regenboog- of ROGGBIV kleuren: rood oranje geel groen blauw indigo en violet.We kunnen kleuren onderscheiden door middel van licht, in het donker is elk voorwerp kleurloos.

Kleur is een materie die bepaald wordt door drie factoren: de lichtbron het voorwerp waar het licht opvalt het waarnemend oog

HET OOGHet gevoeligheidsbereik voor het zien van kleuren ligt bij de mens tussen 400 (blauw) en 700 (rood) nanometer golflengte.

Er bestaan 4 manieren van kleuren zien, namelijk: kleuren zien in de natuur kleuren zien op een beeldscherm kleuren zien in doorzicht (dia’s) kleuren zien in opzicht (gedrukt papier, fotoafdrukken,…)

licht is in werkelijkheid samengesteld uit velen kleuren, de regenboog/spectrumkleuren. Het visuele spectrum is het geheel van alle kleuren die we kunnen zien. De meeste kleuren komen voor in de natuur, maar er zijn er ook die alleen door de mens gecreeerd is. Een mens onderscheidt slechts 150 kleuren in het spectrum, maar met de aanvulling van helderheids- en verzadigingsverschillen komen we tot ongeveer 7 miljoen kleuren en tonen.

SUBTRACTIEVE EN ADDITIEVE KLEURENKleur kan je op twee manieren bekomen:

Subtractieve kleuren: door het mengen van pigmenten zoals bijvoorbeeld olieverven of drukinkten.

Additieve kleuren: door het mengen van de kleuren van het licht, zoals bijvoorbeeld bij televisie of computerschermen.

RGB-kleuren zijn de additieve primaire kleuren, als je ze allen samenvoegt geeft het een wit licht.De combinatie van twee additieve kleuren zorgen voor een subtractieve/secundaire kleur. Groen en blauw geven CYAAN, rood en blauw MAGENTA en rood en groen YELLOW (CMYK, K=keycolor/black). CMY zouden samen zwart moeten geven maar geven een donkerbruine kleur (subtractief zwart).

BEKIJK SCHEMA OP BLZ 176

AUTOTYPISCHE KLEURMENGING OF KLEURWAARNEMING BIJ DRUKWERKVoor drukwerken worden de CMYK-kleuren gemengt.Autotypische kleurmening: samenspel van additieve en subtractieve kleurmening.

OPTISCHE KLEURMENING EN KLEURINDRUKKENDe omgeving van de kleur heeft veel invloed op de kleur. Zo valt een goude letter op een zwarte achtergrond meer op, dan wanneer het op een witte achtergrond geplaatst zou worden. Kleurinductie: het verschijnsel dat een achtergrondkleur invloed heeft op de bovenliggende of aangrenzende kleur.

10

Page 11: SAMENVATTING THEORY PRINT DESIGN

Ook de aard van de lichtbron kan sterke invloed hebben op de kleurindruk. Onder straatverlichting zien alle kleuren er grijzig uit. Het witte daglicht op een bewolkte dag is ook weer anders dan op een zonnige dag.

De hoeveelheid licht speelt ook een rol bij kleurindrukken; een tomaat met schemerlicht ziet er bruinrood uit en met een felle lamp oranjerood.

RGB-kleuren worden voor op scherm gebruikt. De kleuren worden elk met verschillende sterktes weergegeven om mengkleuren te bekomen.

De mens onderscheidt 7 miljoen kleuren, de copmuter wel16,7 miljoen. Dit kan, omdat er op de computer ook nog kleurverlopen bestaan. Geen enkel scherm is in staat precies dezelfde gedrukte kleur weer te geven op het beeldscherm.

KLEURWERKELIJKHEID OF KLEURWERKING?Kleurwerkelijkheid: is de kleur zoals we die spectrofotometrisch (?) kunnen meten.Kleurwerking: kleur zoals we die waarnemen. Rood op een zwarte achtergrond ziet er anders uit dan op een oranje achtergrond.

KLEURMODELLEN EN SYSTEMENAlle kleurmodellen laten voorbeelden zien an de verschillende kleurtinten en geven deze namen of codes. De belangrijkste kleurensystemen zijn internationaal genormaliseerd.

Hierbij een overzicht van enkele systemen zoals die in de grafische communicatie aan bod komen, ze zijn gebaseerd op:

kleurenkenmerken additieve kleurmening (RGB) speciale inkten de proceskleuren CMYK

KLEURENSYSTEMEN GEBASEERD OP KLEURKARAKTERISTIEKENEen kleur wordt beoordeeld, naar:

kleurnuance verzadigingsgraad helderheid

TVH, HSB, HSV, HSL..LEREN BLZ 182…

KLEURBEHEERICC= international color consortiumHet ICC legde de standaards voor de vervaardiging van de kleurprofielen (kleurbereik, -omvang of gamutwaarden) vast.

KLEURSYSTEMEN GEBASEERD OP DE ADDITIEVE KLEURMENGING RGB (VAN SCHERM>SCHERM)

Hexadecimale kleurwaarden of web-veilige kleuren: de kleurweergave v/d afbeeldingen op het web wordt bepaald door de mogelijkheden die een PC en een videokaart geven. Een afbeelding waarvan men zeker weet dat de kwaliteit prima in orde is, ziet er in Netscape minder goed uit. Dit komt door een afwijkend windowskleuren palen. Daarom ontwikkelde Netscape voor de mac, windows en zichzelf als browser 216 web-veilige standaardkleuren. FF0000 is bijvoorbeeld rood.

11

Page 12: SAMENVATTING THEORY PRINT DESIGN

Geditherd: gepixeld, pixellig.

KLEURENSYSTEMEN GEBASEERD OP SPECIALE INKTENPantone matching system (PMS): gaat uit van 14 basiskleuren die in totaal 1.114 mengkleuren vormen. De mengverhoudingen zijn procentueel gegeven, zodat de drukker daar een houvast aan heeft. In dit kleurengamma zijn vooral sterk verzadigde kleuren (spot colors), fluokleuren, metaalkleuren en pastelkleuren opgenomen.

Drukbaar in pms en cmyk: dit word aangegeven met 4 puntjes (::).

Voor het traditionele (niet-digitale) drukproces, waarbij men drukt met inkt, zijn er drie series kleuren:

kleuren met een U na het nummer: bedoeld voor ongestreken (uncoated) mat papier, dus inktabsorberend.

Kleuren met een C na het nummer: bedoeld voor gestreken glanzend papier Kleuren met Cmatte na het nummer: bedoeld voor gestreken mat papier.

Samengevat:Je gebruikt het Pantome systeem

indien een kleur in cmyk niet haalbaar is indien je slechts 1 of 2 kleuren nodig hebt, een vierkleurendruk dus niet aangewezen is.

De Pantone voordelen: Kleurmengsysteem dat de drukker in staat stelt 1.114 kleuren aante maken op basis van een

beperkte voorraad van 14 kleuren Kleurcommunicatiesysteem dat de mogelijkheid biedt heel precies op te geven welke kleur

je kiest.

Ff alle kleurensystemen gebaseerd op speciale inkten tezamen: pantone matching system (PMS) Pantone Goe Het HKS-kleurenprogramma Het TOYO en DIC-kleurensysteem Het RAL-kleurensysteem

SYSTEMEN GEBASEERD OP DE PROCESKLEUREN CMYK: kleurenatlas Focoltone Color System (FCS): Een behoorlijk aantal Pantonekleuren kan niet bereikt worden

met de procesinkten CMYK. PMS is immers een mengsysteem, geen reproduceersysteem. FOCOLTONE= four color tone

Trumatch Color Model Hifi kleursystemen

De rest moet je zelf maar ff lezen op blz 193 t/m 196….

NIET-BONTE OF ACHROMATISCHE KLEURENHet diepste zwart ter wereld is fluweelzwart. Het zwart van het heelal is nog zwarter en wordt ‘absoluut zwart’ genoemd. Zwart behoort samen met wit en grijs tot de NIET-BONTE of ACHROMATISCHE KLEUREN.

De grijzen vormen de intermediairen tussen wit en zwart. Het zijn menproducten waarin zwart en wit in verscillende mate vertegenwoordigd zijn. Grijs symboliseert niet het gulden midden, maar middelmatigheid.

12

Page 13: SAMENVATTING THEORY PRINT DESIGN

KLEURHARMONIE, KLEURCONTRAST EN TEGENKLEURIn de 12-delige kleurencirkel (ontworpen door Johannes Itten) onderscheidt men:

primaire kleuren: geel, rood en blauw, ze vormen samen zwart (in werkelijkheid bruin). secundaire kleuren: opgebouwd uit twee gemengde primaire kleuren. tertiare kleuren: bestaan uit het mengen van een primaire- met een secundaire kleur.

Harmonie: betekent evenwicht en symmetrie van krachten. Als je lang naar een groen vlak kijkt, en je sluit je ogen zie je de complementaire (tegenoverligggende) kleur rood. Dit fysiologisch verschijnsel noemt men het successief contrast.

Plaatsen wij op een kleurvlak een grijs vierkant dan zal dat grijze vlak een tonaliteit van de complementaire kleur aannemen. Dit verschijnsel noemt men het simultaan contrast. Zo zal bijvoorbeeld een grijs vlak met een rode achtergrond groenig lijken.

KLEURCONTRASTENItten onderscheidt in grote lijnen zeven kleurcontrasten:

1. KLEUR-TEGEN-KLEUR OF BONTHEIDSCONTRASTZo wordt het verschil tussen kleuren genoemd. Naarmate kleuren dichter tegen de primaire kleuren aangrenzen, zullen zij feller contrasteren.

2. LICHT-DONKER CONTRASTEr is wellicht geen contrast zo sterk als de polaire tegenstelling tussen het zuiverste wit en het diepste zwart. Het zijn de oerkrachten van het licht en duisternis, het clair-obscur van bijvoorbeeld Rembrandt. Een kleur werkt nadrukkelijk met wit of zwart eromheen. De invloed van de ene kleur op de andere wordt daarbij minder. Op een witte ondergrond lijkt een kleur donkerder en minder stralend, met kleur eromheen wordt zij juist helderder. Binnen de hoofdkleuren is het licht-donkercontrast het sterkst tussen de kleuren geel en violet.

3. KOUD-WARM CONTRASTHet Koud-warm contrast wordt opgeroepen door de warme kleuren uit het spectrum rood, oranje en geel, tegenover de koele kleuren uit blauw en violet, te plaatsen. Het is een contrast in gevoelswaarde. Warme kleuren geven een indruk dichterbij te komen en koude kleuren geven een indruk verder af te staan. Zij geven ons een ruimtelijke indruk.

4. COMPLEMENTAIR (TEGENOVERGESTELD) CONTRASTComplementaire kleuren staan recht tegenover elkaar op de kleurencirkel. In theorie vormen zij samen zwart, in praktijk grijs. Ze vullen elkaar volledig aan. Zo zullen bijvoorbeeld rood en groen samen compleet zijn. Complementaire kleuren versterken elkaar als ze naast elkaar staan. Worden ze gemengd, dan vernietigen ze juist elkaar.Belangrijkste complementaire kleurparen:

rood-groen oranje-blauw geel-violet

En de tertiaire complement kleuren: roodviolet – geelgroen oranjerood – blauwgroen oranjegeel – violetblauw

LEREN BLZ 202!13

Page 14: SAMENVATTING THEORY PRINT DESIGN

5. SIMULTAANCONTRASTSimultaancontrasten ontstaan doordat een kleur haar complement oproept in een andere kleur. Dit is in sterke mate te constateren zodra grijze vlakken grenzen aan een verzadigde primaire kleur. Maar het verschijnsel doet zich ook voortdurend voor bij combinaties van niet complementaire kleuren, die elkaar als het ware naar hun eigen complement trachten te dringen. Dit effect heet simultaancontrast omdat het meteen of gelijktijdig optreedt.

Psychologische tegenkleuren: tegenkleuren liggen in de kleurencirkel recht tegenover elkaar. Hebben een tegengesteld karakter.Vanuit deze definitie worden deze kleuren ook wel psychologische tegenkleuren genoemd.

Fysiologische tegenkleuren: zijn kleuren die als nabeeldkleuren optreden

HOORCOLLEGE 4 – BEELD

GVD hoofdstuk 3, 121 t/m 141

14

Page 15: SAMENVATTING THEORY PRINT DESIGN

De toename van beeld (illustraties/foto’s) in drukwerk kwam er vooral door een betere overdracht van informatie. Langdradige of moeilijke teksten worden vervangen door een afbeelding die in een oogopslag laat zien wat de bedoeling is. Functionele visualiseringvormen of illustraties gaan naast de foto de plaats van stukken tekst overnemen.

In de reclamewereld wordt het te realiseren illustratiemateriaal artwork genoemd. Artbuying is het inkopen van artwork. Meestal heb je een beeldredactie.

EIGENSCHAPPEN VAN ILLUSTRATIES

Zowel fotografische als getekende illustraties proberen een aantal eigenshcappen in zich te verenigen, ze:

zijn beelden die een abstract of een concreet idee uitdrukken. Ze visualiseren iets dat in de werkelijkheid of in de geest bestaat/bestaat heeft.

Laten zien wat er niet is en prikkelen de fantasie Presenteren een objectief idee, het ontwerp (bv. Een stoel) en een subjectief idee, de

kwaliteit van het onderwerp en leiden tot een subjectieve interpretatie. Kunnen zeer gedetailleerd zijn. Gaat het bijvoorbeeld over het boek dat op de tafel ligt of

gaat het over het in het rode leder gebonden boek dat rechts op de mahoniehouten tafel ligt?

Hebben een communicatieversnelling op het oog Moeten liefst actueel en specifiek zijn (zich onderscheiden van de rest) Of tijdloos en niet modieus zijn.

We maken onderscheid tussen:- VERKLARENDE OF VERHELDERENDE ILLUSTRATIES BIJ EEN TEKST (DE GEBONDEN

ILLUSTRATIE)

- ZELFSTANDIGE OF VERHALENDE ILLUSTRATIES DIE ZONDER TEKST FUNCTIONEREN

- VERSIERENDE, DECORATIEVE OF VERLUCHTENDE ILLUSTRATIES

De illustraties kunnen op de volgende wijzen gerealisseerd worden: tekenkundig fotografisch elektronisch (gedigitialiseerd) een mengvorm van de bovenstaande technieken

KIJK BLZ 125 t/m 132 uit GVD NA!!

Pictogram: een grafische voorstelling, eerder een teken, dat informatie overbrengt of iets duidelijk maakt binnen de bovenvermelde definitie.

Iconen: het niet-zichtbare wordt getoond. Het wordt een symbolische weergave van abstracte begrippen. Ook personen kunnen als icoon of symbool optreden; Michael Jackson, de paus, etc.

COMMERCIELE TEKENTECHNIEKEN: TOON WAT JE WIL ZEGGEN

AirbrushDigitale of elektronische airbrush

15

Page 16: SAMENVATTING THEORY PRINT DESIGN

Of andere technieken….- vectoren

waterverf, hierbij is onderscheid tussen: gouache; een dekkende ondoorzichtige waterverf. Lijkt op plakkaatverf maar is veel fijner.

Lichte kleuren kunnen over donkere kleuren heen ingekleurde tekeningen: de contouren worden in een kleur getekend, meestal zwart. Aquarel: waterverf verdund met veeeeel water en aangebracht met een dik penseel zonder

voortekening. PotloodKrijtAcrylInktMarkers (viltstiften)CollageLettersFotoFilters en effectenClip-art

HOORCOLLEGE 5 – LAYOUT & OPMAAK

GVD hoofdstuk 2, 92 t/m 10916

Page 17: SAMENVATTING THEORY PRINT DESIGN

GVD hoofdstuk 3, 170 t/m 172

De formaatkeuze van een opdracht, het bepalen van blad- en zetspiegel zijn de eerste stappen die genomen worden voor het lay-outwerk begint. Bij het keuze van een formaat kan je vertrekken vanuit de din-formaten (A1, A2, A3, A4, A5, A6, etc).

Bladspiegel: formaat van een bladzijde of pagina, nagesneden (schoongesneden) en afgewerkt of de stand van de zetspiegel op het papier met inbegrip van de marges of witruimtes.

Zetspiegel: de totale breedte en hoogte van het zetwerk, de ruimte waarbinnen de tekst en beelden geplaatst worden.

Dubbelzijdig, enkelzijdig

Zetspiegelbepaling: aan het bepalen van de zetspiegel, d.m.v. Rugwit (of zijwit)KopwitSnijwit (of zijwit)Staartwit (of voetwit)Zijn al vele woorden gewijd.

Paginanummer: folio

BESTUDEER MAAR GEWOON PAGINA 94 en 95!

SYSTEEMTYPOGRAFIE: HET WERKEN MET STRAMIENEN EN TYPOGRAMMENDoor de sterk toegenomen vraag naar actuele informatie is er voor veel drukwerk behoefte aan ordening en organisatie, die een snelle, efficiëntie en toch kwalitatieve productie mogelijk maakt. Daarom is e de systeemtypografie waarvan men bij moderne tekstverwerking gebruikmaakt. Bij dit afsprakenstelsel hoort een paginagrid; een door de ontwerper ontwikkeld stramien van lijnen, waarbinnen allee elementen van een publicatie kunnen worden ingepast. Een stramien is het hulpmiddel om teksten en beelden te positioneren en helpt mee de grootte van de illustraties te bepalen.

STRAMIEN EN DTPBinnen dtp wordt het begrip stramien of grid omschreven met de term template (sjabloom). Dit is een kant-en-klaar opmaakmodel. Bij verschillende publishing pakketten worden templates geleverd voor bijvoorbeeld nieuwsbrieven, telefoonlijsten, huisstijltjes enzovoort. De eigen tekstgegevens hoeven dan alleen in de betreffende template te worden gegoten m een verantwoord vormgegeven product te verkrijgen. Het gevaar dreigt echter, dat de eigen identiteit hierdoor verloren zal gaan.

PAGINA OPMAAK: PLANK PAPIERMONTAGE EN VOORPLAKPROEF

17