58
SPREKEN NIVEAU A1 www.nt2taalmenu.nl Wat leer je? Spreken Wat zeg je? In dit boekje ga je oefenen met spreken. Je leert een paar korte zinnen die je kan zeggen, bijvoorbeeld op straat, in de bus, bij de dokter of bij de bakker. Het boekje heeft 6 lessen en 2 toetsen: Les 1: Wat zeg je? Op school, op straat, in de winkel pagina 4 Les 2: Wat zeg je? Bus, tram en trein. pagina 11 Les 3: Wat zeg je? De supermarkt. pagina 18 Les 4: Wat zeg je? In een kledingzaak. pagina 25 Les 5: Wat zeg je? Gezondheid. pagina 32 Les 6: Wat zeg je? Telefoon. pagina 39 Toets 1: over les 1 t/m 6: weet je alles nog? pagina 46 Toets 2: oefentoets voor niveau A1 pagina 52

Spreken - NT2 TaalMenu · 2019. 12. 5. · Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 2 van 58 Voor de docent In dit boekje zijn een aantal lessen verzameld waarmee cursisten kunnen oefenen

  • Upload
    others

  • View
    4

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

  • SPREKEN NIVEAU A1 www.nt2taalmenu.nl

    Wat leer je?

    Spreken

    Wat zeg je?

    In dit boekje ga je oefenen met spreken. Je leert een paar korte zinnen die je kan zeggen, bijvoorbeeld op straat, in de bus, bij de dokter of bij de bakker. Het boekje heeft 6 lessen en 2 toetsen:

    Les 1: Wat zeg je? Op school, op straat, in de winkel pagina 4

    Les 2: Wat zeg je? Bus, tram en trein. pagina 11 Les 3: Wat zeg je? De supermarkt. pagina 18 Les 4: Wat zeg je? In een kledingzaak. pagina 25 Les 5: Wat zeg je? Gezondheid. pagina 32

    Les 6: Wat zeg je? Telefoon. pagina 39 Toets 1: over les 1 t/m 6: weet je alles nog? pagina 46 Toets 2: oefentoets voor niveau A1 pagina 52

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 2 van 58

    Voor de docent In dit boekje zijn een aantal lessen verzameld waarmee cursisten kunnen oefenen met spreken op niveau A1. Doel is dat cursisten een aantal standaard ‘routines’ kunnen gebruiken in veelvoorkomende, alledaagse situaties. Er zijn ook online versies van de lessen: https://nt2taalmenu.nl/nt2-a1-oefeningen-2/#a1-spreken Hier vindt u bovendien 3 extra lessen (‘spreken 1, 2 en 3’). De lessen kunnen goed gebruikt worden naast een algemene methode voor niveau A1, bijvoorbeeld naast ‘Je Kan Me Wat’, dat ook op nt2taalmenu te vinden is: https://nt2taalmenu.nl/nt2-a1-oefeningen-2/#a1-jekanmewat Om de lessen ook geschikt te maken voor lager opgeleiden is geprobeerd om de instructies bij de oefeningen eenvoudig te houden en is de instructietaal in elke les hetzelfde. Ook zijn de lessen steeds volgens een vast stramien opgebouwd: een korte introductie op de 1e pagina, daarna 8 vragen over alledaagse situaties met de vraag wat je in zo’n situatie zegt. Daarna volgen 2 of 3 verwerkingsoefeningen om de woordenschat in te oefenen. Vervolgens wordt geoefend met de uitspraak van de zinnen, waarna de cursisten eerst de zinnen proberen te memoriseren en vervolgens in tweetallen de zinnen gaan inoefenen (of als u met een individuele cursist werkt, bijvoorbeeld als taalcoach, kunt u natuurlijk de rol van samenwerkingspartner op u nemen). Als dit voorwerk gedaan is volgt de afsluitende oefening: de cursisten luisteren naar de 8 vragen over de alledaagse situaties en geven antwoord. Deze oefening (oefening 5), en ook de oefening voor de uitspraak (oefening 2c) werken verreweg het beste als de cursist zijn reacties kan inspreken en terugluisteren, en eventueel, als het resultaat niet naar tevredenheid is, kan herhalen. Vandaar de suggestie om een telefoon te gebruiken om zichzelf op te nemen, of, als er een computer beschikbaar is, het Windows-programma ‘Voicerecorder’. Wellicht is uitleg door de docent daarbij wel even nodig. Tenslotte is aan het eind van de les een korte herhalingsoefening van de vorige les opgenomen, en uiteraard ook een pagina met de goede antwoorden bij de oefeningen. Studievaardigheden Mensen met veel schoolervaring weten vaak heel goed hoe ze iets efficiënt kunnen leren, en welke strategieën ze daarbij het beste kunnen gebruiken. Maar voor mensen met weinig schoolervaring is dat veel minder vanzelfsprekend. Vandaar dat geprobeerd is om deze lessen ook geschikt te maken voor het expliciet maken en trainen van de benodigde studievaardigheden. Hier een kort overzicht per oefening: Oefening 2c (‘Luister en zeg na) Zelfevaluatie, inoefenen en het belang van herhaling: laat de cursisten bij het terugluisteren letten op verschillende aspecten van hun uiting. Bijvoorbeeld: zijn alle klanken goed uitgesproken, is het tempo vergelijkbaar met het voorbeeld, klopt de intonatie? Is het resultaat goed genoeg? Zo nee, herhaal dan de oefening.

    https://nt2taalmenu.nl/nt2-a1-oefeningen-2/#a1-sprekenhttps://nt2taalmenu.nl/nt2-a1-oefeningen-2/#a1-jekanmewat

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 3 van 58

    Oefening 3 (‘Leer de antwoorden’) Memoriseren: observeer de cursisten bij het uitvoeren van deze taak en geef zo nodig adviezen over hoe je dat aanpakt. Bijvoorbeeld: lees de zin aandachtig, probeer hem in te prenten, leg je hand op de zin en probeer hem te zeggen. Controleer daarna of het correct was, en herhaal de procedure indien nodig. Zet een kruisje bij de zinnen die je moeilijk vindt en herhaal die later nog eens. Heb je alle zinnen gedaan, doe ze dan allemaal nog eens, om te kijken of je het echt weet. Ga door tot je alle zinnen goed in je hoofd hebt zitten. Oefening 4 (‘luister en geef antwoord’) Samenwerken, feedback geven, het belang van instructies boven de oefening (de ‘opdracht’) en het belang van herhaling: de ervaring leert dat lang niet alle cursisten de instructies boven een oefening goed lezen of goed tot zich door laten dringen. Veel laagopgeleide cursisten zullen bijvoorbeeld bij deze oefening meteen een pen of potlood pakken en enthousiast aan de slag gaan om de woorden in te vullen. Maar dat is niet de bedoeling: het is een spreekoefening. Observeer ook bij deze oefening hoe die uitgevoerd wordt, en geef zo nodig tips over feedback: laat de cursist die de vragen opleest hints geven (bijvoorbeeld een extra letter of klank, het eerste woord), en geef hem opdracht een kruisje te zetten bij de vragen die niet (helemaal) goed werden beantwoord, en die aan het eind nog een keer te herhalen. Wijs de cursisten er ook op dat ze deze oefening, als ze die moeilijk vonden, ook later nog eens kunnen herhalen, als ze tenminste niet de woorden hebben ingevuld. Als er cursisten zijn die toch graag de woorden schrijven, laat ze dat dan op een apart papier doen. Oefening 5 (‘Luister en geef antwoord’) Zelfevaluatie, het belang van herhaling: laat de cursisten kritisch naar zichzelf luisteren: zijn de antwoorden correct? En is ook de uitspraak goed genoeg (klank, tempo, intonatie)? Laat zo nodig de oefening nog een keer doen. Toetsen Tot slot nog iets over de in dit boekje opgenomen toetsen: De eerste toets is een leerstofafhankelijke toets, om te kijken of de ingeoefende routines ook daadwerkelijk zijn blijven hangen. Scoort een cursist minder dan 15 vragen goed, dan is het wellicht goed om de cursist aan te raden de stof nog eens te herhalen. De tweede toets is een leerstofonafhankelijke toets, die gebruikt kan worden als oefentoets voor spreken op niveau A1. Voor deze toets is een score vanaf 19 goed voldoende. Bij het beoordelen hoeft u alleen rekening te houden met de inhoud en met verstaanbaarheid: als het antwoord te verstaan is en het is inhoudelijk een goede reactie, is het goed. Andere aspecten, zoals de grammaticale correctheid, tellen niet mee voor de beoordeling. Heeft u vragen of opmerkingen over dit boekje: stuur ons een mail! [email protected]

    mailto:[email protected]

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 4 van 58

    SPREKEN NIVEAU A1 www.nt2taalmenu.nl

    Wat leer je?

    Spreken

    Les 1. Wat zeg je?

    Op school, op straat, in de winkel

    In deze les ga je oefenen met spreken. Je leert een paar korte zinnen die je kan zeggen, bijvoorbeeld op straat of bij de bakker. De audio-fragmenten bij deze les kan je downloaden: https://nt2taalmenu.nl/nt2-a1-spreken-downloadaudio/

    https://nt2taalmenu.nl/nt2-a1-spreken-downloadaudio/

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 5 van 58

    Oefening 1: Zoek de goede antwoorden. Op deze pagina staan 8 vragen. Op pagina 3 staan 8 antwoorden. Zoek het goede antwoord bij de vraag. Schrijf de letter achter het nummer van de vraag.

    1. [ … ] Je loopt op straat. Je zoekt het Centraal Station. Je ziet een man. Wat vraag je? 2. [ … ] Je bent op school. Een andere cursist is jarig. Wat zeg je dan?

    3. [ … ] Je buurvrouw gaat morgen rijexamen doen. Wat zeg je dan?

    4. [ … ] Je zit in een restaurant. Je moet € 18 betalen. Je geeft € 20. Je wilt € 2 fooi* geven aan de ober. Wat zeg je dan? 5. [ … ] Je loopt op straat. Je wilt weten hoe laat het is. Je ziet een man. Wat vraag je aan de man?

    6. [ … ] Je luistert naar de docent. Hij praat heel erg snel. Je begrijpt hem niet. Wat zeg je?

    7. [ … ] Je bent bij de bakker. Je wilt 5 bruine broodjes. De bakker vraagt: ‘Wie is er aan de beurt?’ Wat zeg je? 8 [ … ] Je drinkt een kopje koffie bij de buurman. Hij vraagt: ‘Wat wil je in de koffie?’ Wat zeg je?

    * fooi : een beetje extra geld voor de ober

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 6 van 58

    Antwoorden oefening 1:

    A. Sorry, kan je wat langzamer praten?

    B. Veel succes!

    C. Laat maar zitten.

    D. Een beetje melk en suiker graag.

    E. Meneer, mag ik iets vragen? Ik zoek het Centraal Station.

    F. Meneer, weet u hoe laat het is?

    G. Ik. Ik wil graag 5 bruine broodjes.

    H. Hartelijk gefeliciteerd.

    Oefening 2a: Zoek bij elkaar. Trek een lijn. 1 Laat… gefeliciteerd.

    2 Ik. Ik wil graag… vragen? Ik zoek het Centraal Station.

    3 Hartelijk… vijf bruine broodjes.

    4 Meneer, weet u… maar zitten.

    5 Sorry, kan je wat… succes!

    6 Een beetje melk hoe laat het is?

    7 Meneer, mag ik iets… langzamer praten?

    8 Veel… en suiker graag.

    Oefening 2b: Vul in. zitten – zoek – hoe laat - bruine – suiker - succes – Hartelijk - langzamer

    1 Meneer, weet u ________________ het is?

    2 __________________ gefeliciteerd.

    3 Laat maar _________________.

    4 Ik wil graag vijf _________________ broodjes.

    5 Sorry, kan je wat _________________ praten?

    6 Meneer, mag ik iets vragen? Ik _________________ het Centraal Station!

    7 Veel _________________!

    8 Een beetje melk en ____________________ graag.

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 7 van 58

    Oefening 2c: Luister en zeg na.

    1. Luister goed naar de cd.

    2. Luister nog een keer naar de cd, en zeg na.

    3. Luister naar de cd en zeg na. Spreek nu in op je telefoon, of

    op een computer (met Windows ‘Voicerecorder’).

    4. Luister naar jezelf. Klinkt het goed? Ga dan verder met

    oefening 3. Kan het beter? Probeer het dan nog een keer!

    Oefening 3: Leer de antwoorden.

    1. Lees goed de antwoorden van oefening 1.

    2. Leer deze antwoorden!

    3. Weet je alle antwoorden? Probeer dan oefening 4.

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 8 van 58

    Oefening 4: Luister en geef antwoord (deze oefening moet je met 2 personen samen doen).

    - De eerste persoon leest de vragen van oefening 1 voor.

    - De tweede persoon geeft antwoord.

    - Kijk hieronder: je ziet de eerste letters van elk woord.

    Let op: Niet schrijven! Alleen spreken.

    1. M _ _ _ _ _, m _ _ i _ i _ _ _ v _ _ _ _ _? I _ z _ _ _ h _ _ _

    C _ _ _ _ _ _ _ S _ _ _ _ _ _.

    2. H _ _ _ _ _ _ _ g _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _.

    3. V _ _ _ s _ _ _ _ _!

    4. L _ _ _ m _ _ _ z _ _ _ _ _.

    5. M _ _ _ _ _, w _ _ _ u h _ _ l _ _ _ h _ _ i _?

    6. S _ _ _ _, k _ _ j _ w _ _ l _ _ _ _ _ _ _ _ p _ _ _ _ _?

    7. I _. I _ w _ _ g _ _ _ _ v_ _ b _ _ _ _ _ b _ _ _ _ _ _ _.

    8. E _ _ b _ _ _ _ _ m _ _ _ e _ s _ _ _ _ _ g _ _ _ _.

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 9 van 58

    Oefening 5: Luister en geef antwoord.

    1. Luister naar de cd.

    Geef antwoord.

    Spreek je antwoorden in op je telefoon, of op een computer

    (met Windows ‘Voicerecorder’).

    2. Luister naar jezelf. Is het goed?

    Ja: Gefeliciteerd! Ga verder met de volgende les.

    Nee: probeer het nog een keer!

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 10 van 58

    Antwoorden: Oefening 1: 1 E 2 H 3 B 4 C 5 F 6 A 7 G 8 D Oefening 2a: 1 Laat maar zitten. 2 Ik. Ik wil graag 5 bruine broodjes. 3 Hartelijk gefeliciteerd. 4 Meneer, weet u hoe laat het is? 5 Sorry, kan je wat langzamer praten? 6 Een beetje melk en suiker graag. 7 Meneer, mag ik iets vragen? Ik zoek het Centraal Station. 8 Veel succes! Oefening 2b: 1 hoe laat 2 Hartelijk 3 zitten 4 bruine 5 langzamer 6 zoek 7 succes 8 suiker

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 11 van 58

    SPREKEN NIVEAU A1 www.nt2taalmenu.nl

    Wat leer je?

    Spreken

    Les 2: Wat zeg je?

    Bus, tram en trein

    In deze les ga je oefenen met spreken. Je leert een paar korte zinnen die je kan zeggen, bijvoorbeeld in de bus, in de tram of op het station. De audio-fragmenten bij deze les kan je downloaden: https://nt2taalmenu.nl/nt2-a1-spreken-downloadaudio/

    https://nt2taalmenu.nl/nt2-a1-spreken-downloadaudio/

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 12 van 58

    Oefening 1: Zoek de goede antwoorden. Op deze pagina staan 8 vragen. Op pagina 3 staan 8 antwoorden. Zoek het goede antwoord bij de vraag. Schrijf de letter achter het nummer van de vraag.

    1. [ … ] Je hebt haast*. Je loopt snel naar de bushalte. Je bent bang dat de bus al weg is. Bij de bushalte staat een man. Wat vraag je aan de man?

    2. [ … ] Je stapt in de bus. De bus is bijna vol. Er is nog één stoel vrij. Maar op die stoel staat een tas van een man. Wat vraag je aan de man? 3. [ … ] Je zit in de bus. Je moet naar de halte Spuistraat. Je weet niet welke halte dat is. Naast je zit een vrouw. Wat vraag je aan de vrouw? 4. [ … ] Je gaat met de tram naar het Oosterpark. Je weet niet bij welke halte je moet uitstappen. Wat vraag je aan de bestuurder?

    5. [ … ] Je zit in de bus. Er stapt een oude vrouw in. De vrouw is erg moe, maar er zijn geen stoelen meer vrij. Wat vraag je aan de vrouw?

    6. [ … ] Je bent op het station. Je wilt een treinkaartje kopen, maar je weet niet hoe het apparaat werkt. Achter je staat een vrouw. Wat vraag je? 7 [ … ] Je bent op het station. Je gaat met de trein naar Leiden. Je wilt

    weten waar je moet instappen en hoe laat de trein weggaat. Je ziet een man van de NS. Wat vraag je aan de man?

    8 [ … ] Je staat te wachten op de trein. Je hoort een stem: ‘Dames en

    heren, de trein naar Utrecht zal over 5 minuten vertrekken vanaf spoor 6a.’ Veel mensen beginnen te rennen. Je begrijpt het niet. Wat vraag je?

    * Je hebt haast: je hebt weinig tijd, je bent laat.

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 13 van 58

    Antwoorden oefening 1:

    A. Sorry, kan ik hier zitten? B. Pardon mevrouw, kunt u me even helpen? Ik weet niet wat ik moet doen. C. Weet u of bus 18 al weg is? D. Meneer, hoe laat vertrekt de trein naar Leiden en van welk spoor? E. Sorry, ik begrijp het niet! Wat is er aan de hand? F. Kunt u even waarschuwen bij het Oosterpark? G. Wilt u hier zitten, mevrouw? H. Mevrouw, weet u welke halte de Spuistraat is?

    Oefening 2a: Zoek bij elkaar. Trek een lijn. 1 Meneer, hoe laat vertrekt de … hier zitten?

    2 Mevrouw, weet u welke… u hier zitten, mevrouw?

    3 Pardon mevrouw, kunt u even trein naar Leiden en van welk spoor?

    4 Kunt u even waarschuwen… halte de Spuistraat is?

    5 Sorry, kan ik… niet! Wat is er aan de hand?

    6 Weet u of … bij het Oosterpark?

    7 Wilt… helpen? Ik weet niet wat ik moet doen.

    8 Sorry, ik begrijp het… bus 18 al weg is?

    Oefening 2b: Vul in. spoor – waarschuwen – hand - welke – zitten – hier – helpen - of

    1 Hoe laat vertrekt de trein naar Leiden en van welk __________________?

    2 Wilt u __________________ zitten mevrouw?

    3 Pardon mevrouw, kunt u me even __________________ ? Ik weet niet wat ik

    moet doen.

    4 Kunt u even __________________ bij het Oosterpark?

    5 Weet u __________________ bus 18 al weg is?

    6 Sorry, kan ik hier __________________?

    7 Mevrouw, weet u __________________ halte de Spuistraat is?

    8 Sorry, ik begrijp het niet. Wat is er aan de _____________________?

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 14 van 58

    Oefening 2c: Luister en zeg na.

    1. Luister goed naar de cd.

    2. Luister nog een keer naar de cd, en zeg na.

    3. Luister naar de cd en zeg na. Spreek nu in op je telefoon, of

    op een computer (met Windows ‘Voicerecorder’).

    4. Luister naar jezelf. Klinkt het goed? Ga dan verder met

    oefening 3. Kan het beter? Probeer het dan nog een keer!

    Oefening 3: Leer de antwoorden.

    1. Lees goed de antwoorden van oefening 1.

    2. Leer deze antwoorden!

    3. Weet je alle antwoorden? Probeer dan oefening 4.

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 15 van 58

    Oefening 4: Luister en geef antwoord

    (deze oefening moet je met 2 cursisten samen doen). - De eerste cursist leest de vragen van oefening 1 voor. - De tweede cursist geeft antwoord. - Kijk hieronder: je ziet de eerste letters van elk woord.

    Let op: Niet schrijven! Alleen spreken.

    1. W _ _ _ u o _ b _ _ 18 a _ w _ _ i _?

    2. S _ _ _ _, k _ _ i _ h _ _ _ z _ _ _ _ _?

    3. K _ _ _ u e _ _ _ w _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ b _ h _ _

    O _ _ _ _ _ _ _ _ _?

    4. M _ _ _ _ _ _, w _ _ _ u w _ _ _ _ h _ _ _ _ d _

    S_ _ _ _ _ _ _ _ _ i _?

    5. W _ _ _ u h _ _ _ z _ _ _ _ _, m _ _ _ _ _ _?

    6. K _ _ _ u e _ _ _ h _ _ _ _ _? I _ w _ _ _ n _ _ _ w _ _ i _

    m _ _ _ d _ _ _.

    7. M _ _ _ _ _, h _ _ l _ _ _ v _ _ _ _ _ _ _ d _ t _ _ _ _ naar

    Leiden e _ v _ _ w _ _ _ s _ _ _ _?

    8. S _ _ _ _, i _ b _ _ _ _ _ _ h _ _ n _ _ _! W _ _ i _ e _ a _ _ d _

    h _ _ _ ?

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 16 van 58

    Oefening 5: Luister en geef antwoord.

    1. Spreek je antwoorden in op je telefoon, of op een computer (met Windows ‘Voicerecorder’).

    2. Luister naar jezelf. Is het goed? Ja: Gefeliciteerd! Ga verder met de volgende les. Nee: probeer het nog een keer!

    Oefening 6: herhaling les 1 Weet je nog wat hier staat? Het zijn zinnen uit ‘spreken les 1’.

    1. M _ _ _ _ _, m _ _ i _ i _ _ _ v _ _ _ _ _? I _ z _ _ _ h _ _ _

    C _ _ _ _ _ _ _ S _ _ _ _ _ _.

    2. H _ _ _ _ _ _ _ g _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _.

    3. V _ _ _ s _ _ _ _ _!

    4. L _ _ _ m _ _ _ z _ _ _ _ _.

    5. M _ _ _ _ _, w _ _ _ u h _ _ l _ _ _ h _ _ i _?

    6. S _ _ _ _, k _ _ j _ w _ _ l _ _ _ _ _ _ _ _ p _ _ _ _ _?

    7. I _. I _ w _ _ g _ _ _ _ v_ _ b _ _ _ _ _ b _ _ _ _ _ _ _.

    8. E _ _ b _ _ _ _ _ m _ _ _ e _ s _ _ _ _ _ g _ _ _ _.

    Nee? Leer dan nog een keer de antwoorden van les 1! Ja? Dan ben je klaar met deze les.

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 17 van 58

    Antwoorden: Oefening 1: 1 C 2 A 3 F 4 H 5 G 6 B 7 D 8 E Oefening 2a: 1 Meneer, hoe laat vertrekt de trein en van welk spoor? 2 Mevrouw, weet u welke halte de Spuistraat is? 3 Pardon mevrouw, kunt u even helpen? Ik weet niet wat ik moet doen. 4 Kunt u even waarschuwen bij het Oosterpark? 5 Sorry, kan ik hier zitten? 6 weet u of bus 18 al weg is? 7 Wilt u hier zitten, mevrouw? 8 Sorry, ik begrijp het niet! Wat is er aan de hand? Oefening 2b: 1 spoor 2 hier 3 helpen 4 waarschuwen 5 of 6 zitten 7 welke 8 hand

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 18 van 58

    SPREKEN NIVEAU A1 www.nt2taalmenu.nl

    Wat leer je?

    Spreken

    Les 3: Wat zeg je?

    De supermarkt

    In deze les ga je oefenen met spreken. Je leert een paar korte zinnen die je kan zeggen in de supermarkt. De audio-fragmenten bij deze les kan je downloaden: https://nt2taalmenu.nl/nt2-a1-spreken-downloadaudio/

    https://nt2taalmenu.nl/nt2-a1-spreken-downloadaudio/

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 19 van 58

    Oefening 1: Zoek de goede antwoorden. Op deze pagina staan 8 vragen. Op pagina 3 staan 8 antwoorden. Zoek het goede antwoord bij de vraag. Schrijf de letter achter het nummer van de vraag. Let op: bij vraag 6 moet je twee antwoorden geven!

    1. [ … ] Je komt binnen in de supermarkt. Je zoekt 50 cent om in de kar te doen. Maar je hebt alleen groot geld. Wat vraag je aan de vrouw achter de kassa? 2. [ … ] Je wilt een fles ketchup pakken. Maar de fles staat te hoog. Er komt een lange man. Wat vraag je aan de man? 3. [ … ] Je zoekt mayonaise, maar je kunt het niet vinden. Je ziet een man van de supermarkt. Wat vraag je? 4. [ … ] Je staat in de rij voor de kassa. Dan gaat een man zo maar vóór je staan. Je bent een beetje boos. Wat zeg je? 5. [ … ] Je loopt in de supermarkt. Voor je staan 2 vrouwen te praten. Hun karren staan in de weg. Je kunt er niet door. Wat vraag je? 6. [ … ] Je staat bij de kassa. De vrouw achter de kassa vraagt: ‘Heeft u een bonuskaart?’ Wat zeg je? 7. [ … ] Je staat bij de kassa. De vrouw achter de kassa vraagt: “wilt u [ … ] zegels?” Wat zeg je dan? 8. [ … ] Je staat bij de kassa. Je hebt maar 2 boodschappen. De vrouw vóór je heeft een hele kar vol boodschappen. Je hebt haast, want je kind komt zo thuis. Wat vraag je aan de vrouw?

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 20 van 58

    Antwoorden oefening 1:

    A Meneer, weet u waar de mayonaise staat? B Sorry, mag ik even voor? Ik heb maar twee dingen. C Kunt u wisselen voor 50 cent? D Ja, alstublieft E Hé sorry, u moet achter aansluiten! F Ja graag. G Wilt u even helpen? Ik heb ketchup nodig, maar ik kan er niet bij. H Mag ik er even langs? I Nee, dank u.

    Oefening 2a: Zoek bij elkaar. Trek een lijn. 1 Kunt u wisselen… achter aansluiten.

    2 Mag ik even voor? Ik… graag.

    3 U moet… voor 50 cent?

    4 Ja… heb maar 2 dingen.

    5 Weet u waar… nodig, maar ik kan er niet bij.

    6 Nee… de mayonaise staat?

    7 Ik heb ketchup… even langs?

    8 Mag ik er… dank u.

    Oefening 2b: Vul in. langs – dank – nodig – alstublieft - aansluiten – voor – waar - wisselen

    1 Mag ik even ________________ ? Ik heb maar twee dingen.

    2 Ik heb ketchup ________________, maar ik kan er niet bij.

    3 Kunt u ________________ voor vijftig cent?

    4 U moet achter ________________.

    5 Nee, ________________ u.

    6 Mag ik er even ________________ ?

    7 Weet u ________________ de mayonaise staat?

    8 Ja, ________________ .

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 21 van 58

    Oefening 2c: Luister en zeg na.

    1. Luister goed naar de cd.

    2. Luister nog een keer naar de cd, en zeg na.

    3. Luister naar de cd en zeg na. Spreek nu in op je telefoon, of

    op een computer (met Windows ‘Voicerecorder’).

    4. Luister naar jezelf. Klinkt het goed? Ga dan verder met

    oefening 3. Kan het beter? Probeer het dan nog een keer!

    Oefening 3: Leer de antwoorden.

    4. Lees goed de antwoorden van oefening 1.

    5. Leer deze antwoorden!

    Weet je alle antwoorden? Probeer dan oefening 4.

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 22 van 58

    Oefening 4: Luister en geef antwoord (deze oefening moet je met 2 cursisten samen doen).

    - De eerste cursist leest de vragen van oefening 1 voor. - De tweede cursist geeft antwoord. - Kijk hieronder: je ziet de eerste letters van elk woord.

    Let op: Niet schrijven! Alleen spreken.

    1. K _ _ _ u w _ _ _ _ _ _ _ v _ _ _ 50 c _ _ _?

    2. W _ _ _ u e _ _ _ h _ _ _ _ _?

    I _ h_ _ k _ _ _ _ _ _ n _ _ _ _, m _ _ _ i _ k _ _ e _

    n_ _ _ b_ .

    3. M _ _ _ _ _, w _ _ _ u w _ _ _ d _ m _ _ _ _ _ _ _ _ _

    s _ _ _ _?

    4. H _ s _ _ _ _, u m _ _ _ a _ _ _ _ _ a _ _ _ _ _ _ _ _ _!

    5. M _ _ i _ e _ e _ _ _ l _ _ _ _?

    6. J _ , a _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ .

    7. J _ g _ _ _ _.

    N _ _, d _ _ _ u.

    8 S _ _ _ _, m _ _ i _ e _ _ _ v _ _ _?

    I _ h _ _ m _ _ _ 2 d _ _ _ _ _.

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 23 van 58

    Oefening 5: Luister en geef antwoord.

    1. Luister naar de cd. Geef antwoord. Spreek je antwoorden in op je telefoon, of op een computer

    (met Windows ‘Voicerecorder’).

    2. Luister naar jezelf. Is het goed? Ja: Gefeliciteerd! Ga verder met oefening 6. Nee: probeer het nog een keer!

    Oefening 6: herhaling les 2 Weet je nog wat hier staat? Het zijn zinnen uit: ‘Spreken les 2 - bus, tram en

    trein. 1. W _ _ _ u o _ b _ _ 18 a _ w _ _ i _?

    2. S _ _ _ _, k _ _ i _ h _ _ _ z _ _ _ _ _?

    3. K _ _ _ u e _ _ _ w _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ b _ h _ _

    O _ _ _ _ _ _ _ _ _?

    4. M _ _ _ _ _ _, w _ _ _ u w _ _ _ _ h _ _ _ _ d _

    S_ _ _ _ _ _ _ _ _ i _?

    5. W _ _ _ u h _ _ _ z _ _ _ _ _, m _ _ _ _ _ _?

    6. K _ _ _ u e _ _ _ h _ _ _ _ _? I _ w _ _ _ n _ _ _ w _ _ i _

    m _ _ _ d _ _ _.

    7. M _ _ _ _ _, h _ _ l _ _ _ v _ _ _ _ _ _ _ d _ t _ _ _ _ naar Leiden e _ v

    _ _ w _ _ _ s _ _ _ _?

    8. S _ _ _ _, i _ b _ _ _ _ _ _ h _ _ n _ _ _! W _ _ i _ e _ a _ _ d _ h _ _ _ ?

    Nee? Leer dan nog een keer de antwoorden van les 2! Ja? Dan ben je klaar met deze les.

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 24 van 58

    Antwoorden: Oefening 1: 1 C 2 G 3 A 4 E 5 H 6 D 7 F en I 8 B Oefening 2a: 1 Kunt u wisselen voor 50 cent? 2 Mag ik even voor? Ik heb maar 2 dingen. 3 U moet achter aansluiten. 4 Ja graag. 5 Weet u waar de mayonaise staat? 6 Nee dank u. 7 Ik heb ketchup nodig, maar ik kan er niet bij. 8 Mag ik er even langs? Oefening 2b: 1 voor 2 nodig 3 wisselen 4 aansluiten 5 dank 6 langs 7 waar 8 alstublieft

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 25 van 58

    SPREKEN NIVEAU A1 www.nt2taalmenu.nl

    Wat leer je?

    Spreken

    Les 4: Wat zeg je?

    In een kledingzaak

    In deze les ga je oefenen met spreken. Je leert een paar korte zinnen die je kan zeggen in een kledingzaak. De audio-fragmenten bij deze les kan je downloaden: https://nt2taalmenu.nl/nt2-a1-spreken-downloadaudio/

    https://nt2taalmenu.nl/nt2-a1-spreken-downloadaudio/

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 26 van 58

    Oefening 1: Zoek de goede antwoorden. Op deze pagina staan 8 vragen. Op pagina 3 staan 8 antwoorden. Zoek het goede antwoord bij de vraag. Schrijf de letter achter het nummer van de vraag. Let op: bij vraag 2 moet je twee antwoorden geven!

    1. [ … ] Je hebt een broek gekocht, maar hij is te klein. Je gaat terug naar de winkel. Wat zeg je?

    2. [ … ] Je loopt een kledingzaak binnen. [ … ] De verkoopster vraagt: "Kan ik u helpen?" Wat zeg je dan?

    3. [ … ] Je ziet een mooie trui, maar hij is groen. Je wilt liever een andere kleur. Wat vraag je aan de verkoper? 4. [ … ] Je ziet een mooi colbert. Maar je weet niet of het de goede maat is. Wat vraag je aan de verkoper?

    5. [ … ] Je hebt een mooi paar schoenen gepast, maar ze zijn te klein. Wat vraag je?

    6. [ … ] Op het raam van de winkel staat: "Uitverkoop - alles met 25% korting!" Je koopt een jurk, maar je krijgt geen korting. Wat zeg je?

    7. [ … ] Je hebt een pak gekocht, maar het zit niet lekker. Je gaat terug om te ruilen. Wat zeg je? 8. [ … ] Je vriendin past twee blouses. De eerste blouse was mooi. Nu laat ze de tweede blouse zien. Ze vraagt aan jou: ‘Hoe staat deze blouse mij?’ Je vindt het niet mooi. Wat zeg je?

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 27 van 58

    Antwoorden oefening 1:

    A. Sorry, vergeet u de korting niet? B. Ja, ik zoek een spijkerbroek. C. Hmmm… Die eerste staat je mooier! D. Heeft u deze schoenen ook in maat 39? E. Goedemorgen. Deze broek is toch te klein. Mag ik hem ruilen? F. Goedemiddag. Ik wil dit pak graag ruilen, want het zit niet goed. G. Heeft u ook een andere kleur? H. Mag ik het even passen? I. Nee, ik kijk alleen even.

    Oefening 2a: Zoek bij elkaar. Trek een lijn. 1 Ja, ik zoek… alleen even.

    2 Mag ik het… een spijkerbroek.

    3 Heeft u ook… even passen?

    4 Nee, ik kijk… graag ruilen.

    5 Ik wil dit pak… een andere kleur?

    6 Het zit… is toch te klein.

    7 Sorry, vergeet… je mooier!

    8 Heeft u deze schoenen… u de korting niet?

    9 Deze broek… niet goed.

    10 Die eerste staat… ook in maat 39?

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 28 van 58

    Oefening 2b: Vul in. maat – even – ruilen – alleen - vergeet

    1 Nee, ik kijk ________________ even.

    2 Mag ik het ________________ passen?

    3 Sorry, ________________ u de korting niet?

    4 Heeft u deze schoenen ook in ________________ 39?

    5 Ik wil dit pak graag ________________.

    staat – andere – zoek – zit - toch

    6 Ja, ik _________________ een spijkerbroek.

    7 Deze broek is _________________ te klein.

    8 Het _________________ niet goed.

    9 Heeft u ook een _________________ kleur?

    10 Hmm… Die eerste ______________ je mooier!

    Oefening 2c: Luister en zeg na.

    1. Luister goed naar de cd.

    2. Luister nog een keer naar de cd, en zeg na.

    3. Luister naar de cd en zeg na. Spreek nu in op je telefoon, of op een computer (met Windows ‘Voicerecorder’).

    4. Luister naar jezelf. Klinkt het goed? Ga dan verder met oefening 3. Kan het beter? Probeer het dan nog een keer!

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 29 van 58

    Oefening 3: Leer de antwoorden.

    6. Lees goed de antwoorden van oefening 1. 7. Leer deze antwoorden!

    3. Weet je alle antwoorden? Probeer dan oefening 4.

    Oefening 4: Luister en geef antwoord (deze oefening moet je met 2 cursisten samen doen).

    - De eerste cursist leest de vragen van oefening 1 voor. - De tweede cursist geeft antwoord. - Kijk hieronder: je ziet de eerste letters van elk woord.

    Let op: Niet schrijven! Alleen spreken.

    1. G _ _ _ _ _ _ _ _ _ _. D _ _ _ b _ _ _ _ i _ t _ _ _ t _ k _ _ _ _.

    Mag i _ h _ _ r _ _ _ _ _?

    2. Ja, i _ z _ _ _ e _ _ s _ _ _ _ _ _ _ _ _ _.

    Nee, i _ k _ _ a _ _ _ _ _ e _ _ _.

    3. H _ _ _ _ u o _ _ e _ _ a _ _ _ _ _ k _ _ _ _?

    4. M _ _ i _ h _ _ e _ _ _ p _ _ _ _ _?

    5. H _ _ _ _ u d _ _ _ s _ _ _ _ _ _ _ o _ _ i _ m _ _ _ 39?

    6. S _ _ _ _, v _ _ _ _ _ _ u d _ k _ _ _ _ _ _ n _ _ _?

    7. G _ _ _ _ _ _ _ _ _ _. I _ w _ _ d _ _ p _ _ g _ _ _ _ r _ _ _ _ _,

    want h _ _ z _ _ n _ _ _ g _ _ _.

    8. Hmm... D _ _ e _ _ _ _ _ s _ _ _ _ j _ m _ _ _ _ _!

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 30 van 58

    Oefening 5: Luister en geef antwoord.

    1. Luister naar de cd. Geef antwoord. Spreek je antwoorden in op je telefoon, of op een computer

    (met Windows ‘Voicerecorder’). 2. Luister naar jezelf. Is het goed? Ja: Gefeliciteerd! Ga verder met oefening 6. Nee: probeer het nog een keer! Oefening 6: herhaling les 3

    Weet je nog wat hier staat? Het zijn zinnen uit ‘Spreken les 3: in de supermarkt. 1. K _ _ _ u w _ _ _ _ _ _ _ v _ _ _ 50 c _ _ _?

    2. W _ _ _ u e _ _ _ h _ _ _ _ _?

    I _ h_ _ k _ _ _ _ _ _ n _ _ _ _, m _ _ _ i _ k _ _ e _ n_ _ _ b_ .

    3. M _ _ _ _ _, w _ _ _ u w _ _ _ d _ m _ _ _ _ _ _ _ _ _ s _ _ _ _?

    4. H _ s _ _ _ _, u m _ _ _ a _ _ _ _ _ a _ _ _ _ _ _ _ _ _!

    5. M _ _ i _ e _ e _ _ _ l _ _ _ _?

    6. J _ , a _ _ _ _ _ _ _ _ _ _.

    7. J _ g _ _ _ _.

    N _ _, d _ _ _ u.

    8. S _ _ _ _, m _ _ i _ e _ _ _ v _ _ _? I _ h _ _ m _ _ _ 2 d _ _ _ _ _.

    Nee? Leer dan nog een keer de antwoorden van les 3! Ja? Dan ben je klaar met deze les.

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 31 van 58

    Antwoorden: Oefening 1: 1 E 2 B en I 3 G 4 H 5 D 6 A 7 F 8 C Oefening 2a: 1 Ja, ik zoek een spijkerbroek. 2 Mag ik het even passen? 3 Heeft u ook een andere kleur? 4 Nee, ik kijk alleen even. 5 Ik wil dit pak graag ruilen. 6 Het zit niet goed. 7 Sorry, vergeet u de korting niet? 8 Heeft u deze schoenen ook in maat 39? 9 Deze broek is toch te klein. 10 Die eerste staat je mooier! Oefening 2b: 1 alleen 2 even 3 vergeet 4 maat 5 ruilen 6 zoek 7 toch 8 zit 9 andere 10 staat

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 32 van 58

    SPREKEN NIVEAU A1 www.nt2taalmenu.nl

    Wat leer je?

    Spreken

    Les 5: Wat zeg je?

    Gezondheid

    In deze les ga je oefenen met spreken. Je leert een paar korte zinnen die je kan zeggen, bijvoorbeeld als iemand ziek is of als je de dokter belt. De audio-fragmenten bij deze les kan je downloaden: https://nt2taalmenu.nl/nt2-a1-spreken-downloadaudio/

    https://nt2taalmenu.nl/nt2-a1-spreken-downloadaudio/

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 33 van 58

    Oefening 1: Zoek de goede antwoorden. Op deze pagina staan 8 vragen. Op pagina 3 staan 8 antwoorden. Zoek het goede antwoord bij de vraag. Schrijf de letter achter het nummer van de vraag.

    1. [ … ] Iemand niest. Wat zeg je dan?

    2. [ … ] Iemand is ziek. Wat zeg je dan?

    3. [ … ] Iemand moet naar het ziekenhuis voor een operatie. Wat zeg je dan?

    4. [ … ] Iemand is dood. Je gaat naar de begrafenis. Je ziet de familie. Wat zeg je dan? 5. [ … ] Je wilt een afspraak maken met de dokter. De assistente vraagt: ‘Kunt u woensdag?’ Maar je vindt woensdag te laat. Wat zeg je?

    6. [ … ] Iemand van de familie heeft een hartaanval. Je belt het alarmnummer: 112. Wat zeg je? 7. [ … ] Je bent heel erg ziek. Je kan niet naar het spreekuur komen. Je wilt dat de dokter bij jou thuis komt. Je belt de assistente. Wat zeg je?

    8. [ … ] Je zoontje Danny is ziek. Je belt naar zijn school. Wat zeg je?

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 34 van 58

    Antwoorden oefening 1:

    A. Gecondoleerd. Wat een vreselijk verlies voor u.

    B. Hallo, met ... Ik ben erg ziek. Kan de dokter op huisbezoek komen?

    C. Beterschap.

    D. Heel veel sterkte. Naar welk ziekenhuis gaat u?

    E. Kan het niet eerder?

    F. Gezondheid!

    G. Hallo met … Ik heb snel een ambulance nodig.

    H. Hallo, met … Ik ben de moeder van Danny. Hij is ziek.

    Oefening 2a: Zoek bij elkaar. Trek een lijn. 1 Kan de dokter… niet eerder?

    2 Ik heb snel… verlies voor u.

    3 Kan het… ziekenhuis gaat u?

    4 Wat een vreselijk… op huisbezoek komen?

    5 Naar welk… een ambulance nodig.

    6 Gezond… de moeder van Danny. Hij is ziek.

    7 Gecondo… sterkte.

    8 Beter… leerd.

    9 Ik ben… schap.

    10 Heel veel… heid.

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 35 van 58

    Oefening 2b: Vul in. veel – vreselijk – welk – ziek – huisbezoek – eerder – moeder - nodig

    1 Kan de dokter op ________________ komen?

    2 Wat een ________________ verlies voor u.

    3 Heel ________________ sterkte.

    4 Ik heb snel een ambulance ________________.

    5 Kan het niet ________________?

    6 Ik ben erg ________________.

    7 Naar ________________ ziekenhuis gaat u?

    8 Ik ben de ______________ van Danny. Hij is ziek.

    Oefening 2c: Luister en zeg na. 1. Luister goed naar de cd.

    2. Luister nog een keer naar de cd, en zeg na.

    3. Luister naar de cd en zeg na. Spreek nu in op je telefoon, of op een computer (met Windows ‘Voicerecorder’).

    4. Luister naar jezelf. Klinkt het goed? Ga dan verder met oefening 3. Kan het beter? Probeer het dan nog een keer!

    Oefening 3: Leer de antwoorden.

    8. Lees goed de antwoorden van oefening 1.

    9. Leer deze antwoorden!

    3. Weet je alle antwoorden? Probeer dan oefening 4.

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 36 van 58

    Oefening 4: Luister en geef antwoord

    (deze oefening moet je met 2 cursisten samen doen). - De eerste cursist leest de vragen van oefening 1 voor. - De tweede cursist geeft antwoord. - Kijk hieronder: je ziet de eerste letters van elk woord.

    Let op: Niet schrijven! Alleen spreken.

    1. G _ _ _ _ _ _ _ _ _!

    2. B _ _ _ _ _ _ _ _ _.

    3. H _ _ _ v _ _ _ S _ _ _ _ _ _.

    N _ _ _ w _ _ _ z _ _ _ _ _ _ _ _ _ g _ _ _ u?

    4. G _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _.

    W _ _ e _ _ v _ _ _ _ _ _ _ v _ _ _ _ _ _ v _ _ _ u.

    5. K _ _ h _ _ n _ _ _ e _ _ _ _ _?

    6. I _ h _ _ s _ _ _ e _ _ a _ _ _ _ _ _ _ _ n _ _ _ _.

    7. H _ _ _ _ , m _ _ ....

    I _ B _ _ e _ _ z _ _ _.

    K _ _ d _ d _ _ _ _ _ o _ h _ _ _ _ _ _ _ _ _ k _ _ _ _?

    8. H _ _ _ _ , m _ _ ....

    I _ b _ _ d _ m _ _ _ _ _ v _ _ Danny. H _ _ i _ z _ _ _.

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 37 van 58

    Oefening 5: Luister en geef antwoord.

    1. Luister naar de cd. Geef antwoord. Spreek je antwoorden in op je telefoon, of op een computer

    (met Windows ‘Voicerecorder’). 2. Luister naar jezelf. Is het goed? Ja: Gefeliciteerd! Ga verder met oefening 6. Nee: probeer het nog een keer!

    Oefening 6: herhaling les 4 Weet je nog wat hier staat? Het zijn zinnen uit ‘Spreken les 4: in

    een kledingzaak’.

    1. G _ _ _ _ _ _ _ _ _ _. D _ _ _ b _ _ _ _ i _ t _ _ _ t _ k _ _ _ _.

    Mag i _ h _ _ r _ _ _ _ _?

    2. Ja, i _ z _ _ _ e _ _ s _ _ _ _ _ _ _ _ _ _.

    Nee, i _ k _ _ a _ _ _ _ _ e _ _ _.

    3. H _ _ _ _ u o _ _ e _ _ a _ _ _ _ _ k _ _ _ _?

    4. M _ _ i _ h _ _ e _ _ _ p _ _ _ _ _?

    5. H _ _ _ _ u d _ _ _ s _ _ _ _ _ _ _ o _ _ i _ m _ _ _ 39?

    6. S _ _ _ _, v _ _ _ _ _ _ u d _ k _ _ _ _ _ _ n _ _ _?

    7. G _ _ _ _ _ _ _ _ _ _. I _ w _ _ d _ _ p _ _ g _ _ _ _ r _ _ _ _ _,

    want h _ _ z _ _ n _ _ _ g _ _ _.

    8. Hmm... D _ _ e _ _ _ _ _ s _ _ _ _ j _ m _ _ _ _ _!

    Nee? Leer dan nog een keer de antwoorden van les 4! Ja? Dan ben je klaar met deze les.

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 38 van 58

    Antwoorden: Oefening 1: 1 F 2 C 3 D 4 A 5 E 6 G 7 B 8 H Oefening 2a: 1 Kan de dokter op huisbezoek komen? 2 Ik heb snel een ambulance nodig. 3 Kan het niet eerder? 4 Wat een vreselijk verlies voor u. 5 Naar welk ziekenhuis gaat u? 6 Gezondheid. 7 Gecondoleerd. 8 Beterschap. 9 Ik ben de moeder van Danny. Hij is ziek. 10 Heel veel sterkte. Oefening 2b: 1 huisbezoek 2 vreselijk 3 veel 4 nodig 5 eerder 6 ziek 7 welk 8 moeder

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 39 van 58

    SPREKEN NIVEAU A1 www.nt2taalmenu.nl

    Wat leer je?

    Spreken

    Les 6: Wat zeg je?

    Telefoon

    In deze les ga je oefenen met spreken. Je leert een paar korte zinnen die je kan zeggen aan de telefoon. De audio-fragmenten bij deze les kan je downloaden: https://nt2taalmenu.nl/nt2-a1-spreken-downloadaudio/

    https://nt2taalmenu.nl/nt2-a1-spreken-downloadaudio/

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 40 van 58

    Oefening 1: Zoek de goede antwoorden.

    Hieronder staan 7 vragen. Op de volgende pagina staan 7 antwoorden. Zoek het goede antwoord bij de vraag. Schrijf de letter achter het nummer van de vraag.

    1. [ … ] De telefoon gaat. Je neemt op. Wat zeg je dan?

    2. [ … ] Je belt het nummer van een vriend. Maar je hoort: “Ja hallo, met Joop Verstraete.” Je denkt: “Hé?? Mijn vriend heet Mehmet!” Wat zeg je dan?

    3. [ … ] Een man belt. Hij wil je een internet-abonnement verkopen. Jij wilt dat abonnement helemaal niet. Wat zeg je dan? 4. [ … ] Je hebt morgen een afspraak met je vriend Adam, maar je bent ziek. Je belt hem op, maar je krijgt zijn vrouw aan de telefoon. Wat zeg je dan? 5. [ … ] De vrouw van je vriend Adam zegt: “Sorry, hij is niet thuis.” Wat zeg je dan?

    6. [ … ] Je belt naar school, want je wilt zeggen dat je ziek bent. Je krijgt het antwoordapparaat. Wat zeg je?

    7. [ … ] Een man belt. Hij praat erg zacht. Je kunt hem niet goed horen. Wat zeg je?

    8. [ … ] Een vriend belt. Hij wil morgen op bezoek komen. Maar je moet morgen naar school. Wat zeg je?

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 41 van 58

    Antwoorden oefening 1:

    A. Hallo, met … Kan ik Adam even spreken? B. Sorry, kunt u wat harder praten? C. O sorry, ik heb een verkeerd nummer gedraaid. D. Kan ik een boodschap doorgeven? Ik kan morgen niet komen, want ik

    ben ziek. E. Hallo, met … F. Hallo, met … Ik zit in groep … Mijn docent is … Ik kan niet komen, want

    ik ben ziek. G. Nee, sorry. Morgen kan ik niet, want ik moet naar school. H. Sorry, ik heb geen interesse. Goedemiddag!

    Oefening 2a: Zoek bij elkaar. Trek een lijn. 1 Kunt u wat… want ik ben ziek.

    2 Kan ik een boodschap interesse. Goedemiddag!

    3 Sorry, ik heb geen… niet, want ik moet naar school.

    4 Kan ik Adam… harder praten?

    5 Ik kan morgen niet komen… nummer gedraaid.

    6 Ik heb een verkeerd… doorgeven?

    7 Morgen kan ik… even spreken?

    Oefening 2b: Zet in de goede volgorde. - Mijn docent is Frits. - Ik kan niet komen, - Hallo, met Fatma Bouizi. - Ik zit in groep DB1. - want ik ben ziek. 1 __________________________________________

    2 __________________________________________

    3 __________________________________________

    4 __________________________________________

    5 __________________________________________

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 42 van 58

    Oefening 2c: Vul in. doorgeven – want - even – met – interesse – harder - verkeerd

    1 Sorry, ik heb geen ________________. Goedemiddag!

    2 Kan ik een boodschap ________________?

    3 Kunt u wat ________________ praten?

    4 Sorry, ik heb een ________________ nummer gedraaid.

    5 Kan ik Omar ________________ spreken?

    6 Hallo, ________________ Kees Vreeman.

    7 Nee, sorry. Morgen kan ik niet, ________________ ik moet naar school.

    Oefening 2d: Luister en zeg na.

    1. Luister goed naar de cd.

    2. Luister nog een keer naar de cd, en zeg na.

    3. Luister naar de cd en zeg na. Spreek nu in op je telefoon, of op een computer (met Windows ‘Voicerecorder’).

    4. Luister naar jezelf. Klinkt het goed? Ga dan verder met oefening 3. Kan het beter? Probeer het dan nog een keer!

    Oefening 3: Leer de antwoorden.

    10. Lees goed de antwoorden van oefening 1.

    11. Leer deze antwoorden!

    3. Weet je alle antwoorden? Probeer dan oefening 4.

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 43 van 58

    Oefening 4: Luister en geef antwoord

    (deze oefening moet je met 2 cursisten samen doen). - De eerste cursist leest de vragen van oefening 1 voor. - De tweede cursist geeft antwoord. - Kijk hieronder: je ziet de eerste letters van elk woord.

    Let op: Niet schrijven! Alleen spreken.

    1. H _ _ _ _, m _ _ ...

    2. O s _ _ _ _, i _ h _ _ e _ _ v _ _ _ _ _ _ _ n _ _ _ _ _

    g _ _ _ _ _ _ _.

    3. S _ _ _ _, i _ h _ _ g _ _ _ i _ _ _ _ _ _ _ _.

    G _ _ _ _ _ _ _ _ _ _!.

    4. H _ _ _ _, m _ _ ...

    K _ _ i _ Adam e _ _ _ s _ _ _ _ _ _?

    5. K _ _ i _ e _ _ b _ _ _ _ _ _ _ _ d _ _ _ _ _ _ _ _?

    I _ k _ _ m _ _ _ _ _ n _ _ _ k _ _ _ _, w _ _ _ i _ b _ _

    z _ _ _.

    6. H _ _ _ _, m _ _ …

    I _ z _ _ i _ g _ _ _ _ …

    M _ _ d _ _ _ _ _ i _ …

    I _ k _ _ n _ _ _ k _ _ _ _, w _ _ _ i _ b _ _ z _ _ _.

    7. S _ _ _ _ , k _ _ _ u w _ _ h _ _ _ _ _ p _ _ _ _ _?

    8. N _ _ , s _ _ _ _ . M _ _ _ _ _ k _ _ i _ n _ _ _ , w _ _ _ i _ m _ _

    _ n _ _ _ s _ _ _ _ _.

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 44 van 58

    Oefening 5: Luister en geef antwoord.

    1. Luister naar de cd. Geef antwoord. Spreek je antwoorden in op je telefoon, of op een computer

    (met Windows ‘Voicerecorder’).

    2. Luister naar jezelf. Is het goed? Ja: Gefeliciteerd! Ga verder met oefening 6. Nee: probeer het nog een keer!

    Oefening 6: herhaling les 5 Weet je nog wat hier staat? Het zijn zinnen uit ‘spreken les 5:

    gezondheid’. 1. G _ _ _ _ _ _ _ _ _!

    2. B _ _ _ _ _ _ _ _ _.

    3. H _ _ _ v _ _ _ S _ _ _ _ _ _.

    N _ _ _ w _ _ _ z _ _ _ _ _ _ _ _ _ g _ _ _ u?

    4. G _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _.

    W _ _ e _ _ v _ _ _ _ _ _ _ v _ _ _ _ _ _ v _ _ _ u.

    5. K _ _ h _ _ n _ _ _ e _ _ _ _ _?

    6. I _ h _ _ s _ _ _ e _ _ a _ _ _ _ _ _ _ _ n _ _ _ _.

    7. H _ _ _ _ , m _ _ ....

    I _ B _ _ e _ _ z _ _ _.

    K _ _ d _ d _ _ _ _ _ o _ h _ _ _ _ _ _ _ _ _ k _ _ _ _?

    8 H _ _ _ _ , m _ _ ... I _ b _ _ d _ m _ _ _ _ _ v _ _ Danny. H _ _ i _ z _ _ _.

    Nee? Leer dan nog een keer de antwoorden van les 5! Ja? Dan ben je klaar met deze les.

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 45 van 58

    Antwoorden: Oefening 1: 1 E 2 C 3 H 4 A 5 D 6 F 7 B 8 G Oefening 2a: 1 Kunt u wat harder praten? 2 Kan ik een boodschap doorgeven? 3 Sorry, ik heb geen interesse. Goedemiddag! 4 Kan ik Adam even spreken? 5 Ik kan morgen niet komen want ik ben ziek. 6 Ik heb een verkeerd nummer gedraaid. 7 Morgen kan ik niet, want ik moet naar school. Oefening 2b: 1 Hallo, met Fatma Bouizi. 2 Ik zit in groep DB1. 3 Mijn docent is Frits. 4 Ik kan niet komen, 5 want ik ben ziek. Oefening 2c: 1 interesse 2 doorgeven 3 harder 4 verkeerd 5 even 6 met 7 want

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 46 van 58

    SPREKEN NIVEAU A1 www.nt2taalmenu.nl

    Wat leer je?

    Spreken

    Les 7: Wat zeg je?

    Toets

    Je hebt nu 6 spreeklessen gedaan: Les 1: Wat zeg je? Op school, op straat, in de winkel Les 2: Wat zeg je? Bus, tram en trein. Les 3: Wat zeg je? De supermarkt. Les 4: Wat zeg je? In een kledingzaak. Les 5: Wat zeg je? Gezondheid. Les 6: Wat zeg je? Telefoon.

    Weet je de meeste antwoorden nog, denk je? Nee: Leer de 6 spreeklessen nog een keer. Ja: Dan kan je nu deze toets gaan maken. Veel succes!

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 47 van 58

    Spreektoets

    Je gaat een spreektoets maken.

    Deze toets bestaat uit twintig opdrachten.

    Dan begint nu de toets. Veel succes.

    1.

    Je belt een vriend.

    Je hoort: ‘Ja, hallo, met Joop Verstraete’.

    Je denkt: ‘Hé?? Mijn vriend heet Mehmet!’

    Wat zeg je?

    2.

    Je loopt op straat. Je zoekt het Centraal Station. Je ziet een man. Wat vraag je?

    3.

    Je komt binnen in de supermarkt.

    Je zoekt 50 cent om in de kar te doen.

    Maar je hebt alleen maar groot geld.

    Wat vraag je aan de vrouw achter de kassa?

    4.

    Iemand is ziek.

    Wat zeg je dan?

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 48 van 58

    5.

    Je moet met tram 3 naar het Oosterpark.

    Je weet niet bij welke halte je moet uitstappen.

    Wat vraag je aan de bestuurder?

    6.

    Je hebt een broek gekocht, maar hij is te klein.

    Je gaat terug naar de winkel.

    Wat zeg je?

    7.

    Je bent op het station.

    Je gaat met de trein naar Leiden.

    Je wilt weten waar je moet instappen en hoe laat de trein weggaat.

    Je ziet een man van de NS.

    Wat vraag je aan de man?

    8.

    Je wilt een afspraak maken met de dokter.

    De assistente zegt: ‘Kunt u woensdag?’

    Maar je vindt woensdag te laat.

    Wat zeg je?

    9.

    Je hebt een pak gekocht, maar het zit niet lekker.

    Je gaat terug om te ruilen.

    Wat zeg je?

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 49 van 58

    10.

    Je luistert naar de docent.

    Hij praat heel erg snel.

    Je begrijpt hem niet.

    Wat zeg je?

    11.

    Je belt naar school, want je wilt zeggen dat je ziek bent.

    Je krijgt het antwoordapparaat.

    Wat zeg je?

    12.

    Je staat bij de kassa van de supermarkt. Je hebt maar 2 boodschappen.

    De vrouw voor je heeft een hele kar vol boodschappen.

    Je hebt haast, want je kind komt zo thuis.

    Wat vraag je aan de vrouw?

    13.

    Je loopt op straat.

    Je wilt weten hoe laat het is.

    Je ziet een man.

    Wat vraag je aan de man?

    14.

    Je staat in de rij bij de kassa van de supermarkt.

    Je bent bijna aan de beurt.

    Dan gaat een man zo maar voor jou staan.

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 50 van 58

    Wat zeg je?

    15.

    Iemand moet naar het ziekenhuis voor een operatie.

    Wat zeg je dan?

    16.

    Je zit in de bus.

    Je moet naar de halte Spuistraat.

    Je weet niet welke halte dat is.

    Naast je zit een vrouw.

    Wat vraag je aan de vrouw?

    17.

    Je loopt een kledingzaak binnen.

    De verkoopster vraagt: ‘Kan ik u helpen?’

    Wat zeg je dan?

    18.

    Een man belt.

    Hij wil je een internet-abonnement verkopen.

    Jij wilt dat abonnement helemaal niet.

    Wat zeg je dan?

    19.

    Je bent in een schoenenwinkel.

    Je hebt een paar mooie schoenen gepast, maar ze zijn te klein.

    Wat vraag je?

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 51 van 58

    20.

    Je stapt in in de bus.

    De bus is bijna vol. Er is nog één stoel vrij.

    Maar op die stoel staat een tas van een man.

    Wat vraag je aan de man?

    Einde van de toets.

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 52 van 58

    SPREKEN NIVEAU A1 www.nt2taalmenu.nl

    www.nt2taalmenu.nl

    Wat leer je?

    Spreken Oefentoets spreken Dit is een oefentoets voor cursisten die klaar zijn met het programma voor

    niveau A1. Hier zijn een paar tips om de oefening goed te doen:

    - Je mag korte antwoorden geven. Vaak is een paar woorden al genoeg.

    - Wees niet bang om foutjes te maken met spreken. Dat mag best, als je

    maar een goed antwoord geeft op de vraag.

    - Als je klaar bent met antwoord geven op een vraag, ga dan niet zitten

    wachten maar begin meteen met het lezen van de volgende vraag. Dan

    heb je meer tijd om na te denken over het antwoord.

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 53 van 58

    1 U staat bij de bushalte en wacht op de bus. Er komt een man aan. Hij vraagt: "Weet u of bus 18 al weg is?"

    Wat zegt u tegen de man? 2 De telefoon gaat. U neemt op. De man aan de andere kant van de lijn zegt: “Eh, sorry, spreek ik niet met

    Bouwbedrijf Jansen?” Wat zegt u tegen de man?

    3 De buurvrouw is erg ziek. U ziet de buurman. Wat zegt u tegen de buurman?

    4 Het is maandagochtend. U voelt zich erg ziek. U wilt een afspraak maken met de dokter. De assistente zegt: Kunt u woensdag om half een? U vindt woensdag veel te laat. U wilt snel geholpen worden. Wat zegt u tegen de assistente?

    5

    Dit is een blikopener.

    Wanneer gebruikt u een blikopener ? 6 U hebt gisteren een nieuwe tv gekocht, maar u vindt hem toch te groot. U wilt liever een kleinere tv. U gaat terug naar de winkel. Wat zegt u?

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 54 van 58

    7

    Kijk naar het plaatje.

    Wat doet de man?

    8

    U ziet twee plaatjes.

    A B

    Noem één verschil tussen plaatje a en b. Geef nu antwoord.

    9 U bent in de supermarkt. U wilt een pak waspoeder kopen, maar u kunt het niet vinden. U ziet een man die in de supermarkt werkt. Wat vraagt u aan de man?

    10

    Kijk naar het plaatje. Dit is een vliegtuig. Wanneer koopt u een ticket voor het vliegtuig?

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 55 van 58

    11

    U staat bij de bushalte. U wilt naar het Centraal Station, maar u weet niet precies of u bus 18 of bus 22 moet nemen.

    Bij de bushalte staat een man. Wat vraagt u aan de man? 12

    U bent op school. U wilt iets opschrijven, maar u heeft geen pen. Wat vraagt u aan de cursist naast u?

    13

    Kijk naar het plaatje. Dit is een paraplu. Wanneer gebruikt u een paraplu ?

    14

    Uw kind vraagt nu al voor de vierde keer: "Mag ik een snoepje?" U wordt een beetje boos. Wat zegt u tegen uw kind?

    15 U staat in een winkel. Daar ziet u uw buurvrouw. Uw buurvrouw is jarig. Ze vraagt of u straks even een kopje koffie komt drinken, en een stukje taart

    eten. Wat zegt u tegen de buurvrouw?

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 56 van 58

    16

    U wilt een wasmachine kopen. U gaat naar een winkel.

    Op het raam van de winkel staat met grote letters: "Wasmachine, nu 250 euro!"

    U gaat naar binnen, maar u ziet alleen wasmachines van 300 euro of meer. Wat vraagt u aan de verkoopster?

    17 U staat bij de kassa van de supermarkt.

    De man vóór u betaalt zijn boodschappen met een pinpas, en wil weglopen. U ziet dat de pinpas nog in het apparaat zit. Wat zegt u tegen de man?

    18 Uw fiets is gestolen. U gaat naar het politiebureau.

    Achter het loket zit een politieagent. Hij vraagt: ‘Waarmee kan ik u helpen?’ Wat zegt u?

    19 U bent in een schoenenwinkel. U ziet een paar mooie schoenen, maar u weet niet zeker of het de goede

    maat is. Wat vraagt u aan de verkoper? 20 U belt de school, want u wilt zeggen dat u ziek bent en twee weken wegblijft. Wat zegt u tegen de vrouw die de telefoon opneemt? 21

    U wilt een vriendin uitnodigen om bij u te komen eten. Wat vraagt u aan uw vriendin?

    22 U hebt een gesprek met iemand van het UWV. De man van het UWV praat veel te snel. U begrijpt er niets van. Wat zegt u tegen de man?

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 57 van 58

    23

    U heeft een dagje vrij, en u wilt iets leuks gaan doen. Wat gaat u doen?

    24

    Uw oom belt: hij komt morgen op bezoek. Kijk naar het plaatje. Op het plaatje staat waar u met uw oom wilt afspreken.

    Wat zegt u tegen uw oom?

    25

    U zoekt werk. U gaat naar een uitzendbureau. De vrouw van het uitzendbureau vraagt: “Wat voor werk wilt u doen?” Wat zegt u?

    26

    Welk seizoen vindt u het mooiste, de winter, de zomer, de herfst of de lente? Waarom vindt u dat?

  • Nt2taalmenu A1 - spreken pagina 58 van 58

    27 Kijk naar het plaatje.

    Wat doen de man en de vrouw?

    28 U ziet twee plaatjes. A B

    Noem één verschil tussen plaatje A en B.

    Geef nu antwoord. 29

    Uw kind speelt buiten. U ziet dat uw kind zonder te kijken de straat op rent. Wat zegt u tegen uw kind?

    30 U leest een folder van het buurthuis. Het buurthuis heeft een cursus ‘Zelf kleding maken’. U wilt de cursus graag doen. U gaat naar het buurthuis. Wat zegt u tegen de man van het buurthuis?

    EINDE VAN DE OEFENTOETS