Upload
hugo-van-dienderen
View
212
Download
0
Embed Size (px)
DESCRIPTION
Fred Tonneijck is senior consultant bij Triple E (Economy, Ecology en Experience) in Arnhem. Hij studeerde af aan de universiteit in Utrecht in biologie en scheikunde in 1976. Uitermate actueel is het thema luchtkwaliteit. Op zijn naam staan meer dan 100 publicaties over alles wat te maken heeft met luchtkwaliteitscriteria. Hij adviseerde daarbij zowel nationale als internationale overheden. Nederlandse Boominfodag 2008 2. FIJN STOF IN DE STAD 1. INLEIDING
Citation preview
STDDSBOIDEII UOOR EEDDRS. FRED TOIinEIJCK . TRIPLE E. RRHHEI
1. INLEIDING
Ongeveer tweederde van de Nederlandse bevolking
leeft in stedelijke en randstedelijke gebieden.
De verwachting is dat dit tegen 2030 meer dan
driekwart zal zijn. Deze toenemende verstedelijking
leidt maar al te vaak tot een vermindering van het
areaal aan stedelijk groen en daarmee tot een
vermindering van de capaciteit om op leefniveau
schadelijke stoffen uit de lucht te verwijderen.
Het niveau van luchtverontreiniging is en blijft
daarentegen een belangrijk milieuprobleem
vooral als gekeken wordt naar de schadelijke
effecten op de volksgezondheid.
Het wegverkeer is primair verantwoordelijk voor
de slechte kwaliteit van de lucht in de steden en
veroorzaakt dat normen voor luchtkwaliteit worden
overschreden. Nederland worstelt al jaren met
deze normen. Stadsbesturen moeten vergaande
maatregelen nemen om de voortschrijdende lucht-
verontreiniging in drukke stadsgebieden terug te
dringen. De luchtkwaliteit is op veel plaatsen zo
slecht dat bouwprojecten stranden, omdat deze
extra vervuiling veroorzaken en er tevens geen
plan is voor verbetering. De laatste jaren heeft de
Raad van State een streep gezet door menig bouw-
project. Bij ongewijzigd beleid blijft de slechte
luchtkwaliteit een belangrijk obstakel voor de econo-
mische en ruimtelijke ontwikkeling van Nederland.
Dit heeft ertoe geleid dat er hernieuwde aandacht
is voor onderzoek naar de mogelijkheden van
luchtzuiverend groen.
Dat bomen goed zijn voor de stedelijke lucht-
kwaliteit staat inmiddels in menig gemeentelijk
boombeleidsplan. Ook wordt al dikwijls gewezen
op adequate compensatie bij de soms onvermij-
Fred Tonneijck is senior consultant bij Triple E (Economy, Ecology en
Experience) in Arnhem. Hij studeerde af aan de universiteit in Utrecht
in biologie en scheikunde in 1976. Uitermate actueel is het thema
luchtkwaliteit. Op zijn naam staan meer dan 100 publicaties over
alles wat te maken heeft met luchtkwaliteitscriteria. Hij adviseerde
daarbij zowel nationale als internationale overheden.
delijke kap van bomen. Wat ontbreekt, is concrete
informatie over de kwantitatieve bijdrage van bomen
aan de stedelijke luchtkwaliteit alsmede over de
manier waarop luchtzuiverend groen het beste
kan worden ingezet voor een leefbare stad. In dit
artikel wordt geprobeerd om de beschikbare
informatie over relevante aspecten op een hanteer-
bare wijze te presenteren met een nadruk op fijn stof.
2. FIJN STOF IN DE STAD
De slechte luchtkwaliteit in de steden wordt
vooral veroorzaakt door het drukke verkeer. De
concentraties van fijn stof (PM10) en stikstofdioxide
overschrijden op drukke locaties (knelpunten) de
normen voor luchtkwaliteit. Fijn stof zijn deeltjes
kleiner dan 10 micrometer die in de lucht zweven,
met een gevarieerde chemische samenstelling.
Dit stof is schadelijk voor onze gezondheid
waarbij geldt dat de schadelijkheid toeneemt
naarmate de diameter van de deeltjes kleiner is.
De hoge concentraties van fijn stof op knelpunten
langs wegen in en om de stad worden voor een
belangrijk deel bepaald door het plaatselijke
verkeer. Het betreft niet alleen de uitlaatgassen.
Zo zijn remmen en slijtage van banden een
belangrijke bron van fijn stof. Onder invloed van
de turbulentie van het verkeer waaien eerder
neergeslagen deeltjes op en deze opgewaaide
deeltjes beïnvloeden substantieel de totale concen-
tratie van fijn stof in de straat. Dit verschijnsel
van opwaaien geldt niet voor gasvormige ver-
ontreinigingen zoals stikstofdioxide en ozon.
Een schematisch overzicht van de herkomst van
fijn stof voor verschillende schaalniveaus wordt
weergegeven in Figuur 1. Een deel van de lucht-
verontreiniging in de stad is afkomstig van elders
en komt met de wind aanwaaien. Dit wordt ook
wel de achtergrondconcentratie genoemd en de
bronnen liggen zowel binnen als buiten Nederland.
In de stad zelf zijn er ook verschillende bronnen
die schadelijke stoffen uitstoten. De voornaamste
bron van luchtverontreiniging in Nederlandse
steden is het verkeer. Daarnaast dragen ook
bedrijven, scheepvaart, dieseltreinen, bouw,
Nederlandse Boominfodag 2008
ÜOEDE LUCHTKWALITEIT
landbouw en huishoudens en consumenten bij
aan de stedelijke luchtvervuiling. De bronnen in
de stad leiden gezamenlijk tot een verhoging van
de concentratie in stedelijk gebied (stedelijke
achtergrond). In straten kan er dan nog een
bijdrage zijn vanuit het verkeer in de straat zelf.
In het algemeen kan worden gesteld dat op een
afstand van 150 tot 200 meter van een lokale bron
zoals een drukke weg de verhoogde concentraties
niet meer herleidbaar zijn tot die bron. Met andere
woorden, bij dergelijke afstanden gaat de lokale
bijdrage op in de stedelijke achtergrond.
Gemiddeld over ons land is de buitenlandse
bijdrage aan de concentraties van antropogeen fijn
stof 65 procent of meer [2]. De stedelijke plus lokale
bijdrage aan de totale concentratie bedraagt voor
fijn stof maximaal circa 35 procent. Normen voor
fijn stof worden op grote schaal overschreden vaak
al in de stedelijke achtergrond. Voor gemeenten
geldt natuurlijk een bestuurlijke verantwoordelijk-
heid voor vermindering van de stedelijke en
lokale bijdragen. Zeker als normen voor lucht-
kwaliteit worden overschreden. Vanwege de hoge
achtergrond in Nederland zijn de marges voor
beïnvloeding van te hoge concentraties op
knelpunten klein en een scala aan maatregelen is
nodig om de gewenste niveaus te realiseren.Bestrijding aan de bron is natuurlijk prioritair.
Waar bronmaatregelen onvoldoende zijn of pas
op termijn effect sorteren, komen andere maat-
regelen in het vizier zoals de gerichte aanplant van
groen. Gelet op de herkomst van fijn stof hoeft
daarbij niet alleen naar knelpunten gekeken te
worden voor aanplant van luchtzuiverend groen.
Ook op het niveau van de stad kunnen groene
maatregelen worden overwogen om daarmee de
stedelijke (en eventueel een deel van de landelijke)
achtergrond te kunnen verlagen.
De vraag of we ons uitsluitend moeten richten op
te hoge concentraties in knelpuntstraten als het
gaat om de luchtzuiverende werking van groen,
is ook om een andere reden relevant. Vanuit het
perspectief van de volksgezondheid kan de
luchtkwaliteit nog steeds onvoldoende zijn, ook
indien aan de normen voor luchtkwaliteit wordt
Concentratie
Stedelijk gebied Landelijk gebied
Straten ,
l ' Stedelijke "^7 achtergrond
Nationale achtergrond
Grensoverschrijdende achtergrond
Figuur 1. Schematische opbouw van de luchtkwaliteit in de stad[1].
voldaan. In gezondheidskundige studies is tot nu
toe geen drempelwaarde voor de effecten van fijn
stof waargenomen. Dit betekent dat er vooralsnog
geen concentratie in de buitenlucht is aan te geven
waar beneden geen nadelige gezondheidseffecten
worden gevonden. Elke verlaging van de hoeveelheid
fijn stof levert dus een bijdrage aan vermindering
van de schade aan de volksgezondheid. Ook dit
argument pleit voor een meer integrale aanpak
van groene maatregelen ter verbetering van de
stedelijke luchtkwaliteit.
3. BOMEN VERWIJDEREN FIJN STOF UIT DE
LUCHT
Alle planten en vegetaties verwijderen fijn stof en
gasvormige verontreiniging uit de lucht. Sommigeplantensoorten en typen vegetaties doen dit beter
dan andere. Het maakt niet uit waar de plant
groeit. Bomen hebben veel blad en zijn een
sta-in-de-weg voor de wind. Hierdoor zijn bomen
het meest effectief om verontreiniging uit de lucht
te filteren en luchtconcentraties te beïnvloeden.
In algemene zin neemt de effectiviteit af van
bomen, via heesters en kruidachtigen, naar gras.
Het mag duidelijk zijn dat groenblijvende soorten
gedurende het jaar meer verontreiniging ver-
wijderen dan niet groenblijvende.
De manier van verwijdering verschilt voor de
verschillende componenten. Zo wordt stikstofdioxide
Klimaatverandering en bomen
via de huidmondjes door bladeren opgenomen
en in het blad verwerkt. Fijn stof echter wordt niet
door bladeren opgenomen maar wordt op het
oppervlak ervan vastgelegd. Het waait als het
ware op het blad. Niet alleen bladeren maar ook
stammen, takken en twijgen nemen deel aan het
wegvangen van fijn stof. Een onregelmatige
opbouw zorgt voor meer turbulentie in de lucht en
voor meer contactmomenten van deze lucht met
de boom of vegetatie. Een warrige takstructuur
werkt hierbij positief. Ook vegetatie-eigenschappen
zoals de ruwheid van het oppervlak zijn essentieel.
Een deel van het stof komt niet meer los, een ander
deel van het stof kan middels regen en wind weer
loskomen. Bij afspoeling komt fijn stof niet terug
in de lucht maar in de bodem. De mate van af-
spoeling varieert hierbij per soort. Eenmaal op de
grond kan het fijn stof met het water weggespoeld
worden in het riool of zich hechten aan de bodem
waar het voor langere tijd wordt opgeslagen.
Sommige verbindingen die aan de stofdeeltjes
vastzitten, kunnen in de bodem onschadelijk
worden gemaakt.
Naaldbomen zijn het meest geschikt om fijn stofte
verwijderen. Loofbomen met een wat complexere
takstructuur en met ruwe en behaarde bladeren
vangen ook goed fijn stof af, zij het minder dan
naaldbomen. In tegenstelling hiermee zijn loof-
bomen met platte en brede bladeren het best
geschikt om gasvormige verontreiniging op te
nemen. Het verschil in functionaliteit tussen naald-
en loofbomen is voor gasvormige verontreiniging
minder groot dan voor fijn stof. Dit opent de
mogelijkheid om de aanplant van bomen in de stad
vooral te richten op fijn stof. Het positieve effect
op stikstofdioxide lift dan als het ware mee. Voor
meer gedetailleerde informatie over de effectiviteit
waarmee houtige gewassen verschillende vormen
van luchtverontreiniging verwijderen, wordt naar
elders verwezen [3,4].
In absolute zin geldt dat bomen meer verontreiniging
uit de lucht verwijderen naarmate het aanbod
(de concentratie) groter is. Aanplant van bomen
dichtbij de bron van verontreiniging waar de
concentraties het hoogst zijn, is dan ook effectiever
Tabel 1. Typen toepassingen van luchtzuiverend groen.
dan aanplant op grotere afstand. Dit pleit er vooral
voor om goed na te denken over de mogelijkheden
om het bestand aan laanbomen gericht uit te
breiden vooral langs drukke straten en pleinen.
4. TOEPASSING VAN LUCHTZUIVEREND GROEN
Het maakt uit of groene maatregelen worden
getroffen op het niveau van straat, wijk of stad.
Hoge concentraties van fijn stof in een bepaalde
straat zijn een optelsom van de landelijke achter-
grond, een bijdrage van de gehele stad én een
lokale bijdrage van die straat zelf. Voor elk schaal-
niveau varieert ook de effectiviteit van eventuele
groene maatregelen om de concentraties te
verlagen.
Bij toepassing van luchtzuiverend groen wordt over
het algemeen een onderscheid gemaakt tussen
regionale en lokale bescherming door groen
(Tabel 1). Met regionale bescherming wordt
bedoeld dat het doel vooral is om verontreiniging
uit de lucht te filteren en daarmee een algemene
verbetering van de luchtkwaliteit in de stad te
bereiken. Lokale bescherming houdt in dat de
lokale concentratie bij debron zo veel mogelijk
wordt verlaagd en/of dat gevoelige objecten zoals
scholen en zorginstellingen specifiek worden
beschermd.
Naast de luchtzuivering speelt bij lokale toepassing
ook het effect van bomen op de plaatselijke wind-
snelheid en turbulentie een rol. Door demping van
de windsnelheid kan de resulterende concentratie
zeer lokaal voor en kort achter de groenstructuur
toenemen. Dit wordt ook wel het 'groene tunnel'
effect genoemd. Dit vaak ongewenste effect wordt
voorkomen door gericht te letten op een goede
luchtdoorlatendheid van de boomkruinen.
Hiervoor wordt vaak de term optische porositeit
gebruikt. Bij een porositeit van 50% en meer is de
kans op het 'groene tunnel' effect afwezig. Dit kan
worden bereikt door een selectie van de juiste
boomsoorten met open kruinen of door gericht
beheer.
Groene maatregelen op lokaal en regionaal
niveau onderscheiden zich vooral door de wijze
Niveau
Regionale bescherming
Lokale bescherming
Principe
Effectieve verwijdering van lucht-
verontreiniging
Effectieve verwijdering van lucht-
verontreiniging plus effect van
windbeïnvloeding op de lokale
concentraties.
Opmerking
Dit wordt wel de 'sink' functie van
groen genoemd.
Demping van de windsnelheid kan
leiden tot zeer lokale verhoging van
de concentratie (het 'groene tunnel'
effect).
10 Nederlandse Boominfodag 2008
waarop planten in contact komen met vervuilde
lucht. Bij lokale maatregelen wordt ingezet op
zuivering van de lucht die van opzij aanstroomt.
Bij regionale toepassing verwijderen planten de
verontreiniging uit de lucht wanneer deze om het
groen heen waait.
De vraag op welke plek, op welke schaal en op welke
manier we groene maatregelen moeten uitvoeren,
is niet eenduidig te beantwoorden. Deze maat-
regelen zijn afhankelijk van de specifieke situatie
en zeker op knelpunten zijn ontwerpen op maat
noodzakelijk. Wel is uiterst belangrijk dat het beheer
van de aanplant structureel is geregeld om ook
voor de langere termijn de luchtzuiverende functiete waarborgen.
5. BOMEN EN LOKALE BESCHERMING BIJ
KNELPUNTEN
Vanuit het luchtkwaliteitsbeleid in Nederland wordt
vooral gekeken naar de effectiviteit van bomen om
de concentraties op de knelpunten langs drukke
straten en wegen te verlagen. Dit heeft alles te
maken met het probleem van normoverschrijding
waarbij normen voor luchtkwaliteit in concentraties
zijn weergegeven. Op dit moment lopen twee
grote onderzoeksprojecten langszij de A50 bij
Vaassen en Valburg waar concentraties van verkeers-
gerelateerde verontreiniging op verschillende
plaatsen achter bomenhagen worden gemeten [5].
Uit deze metingen moet over de precieze werking
van groen meer bekend worden. Eerdere model-
studies wijzen erop dat een bomenrij maximaal
20% van de aangeboden hoeveelheid fijn stof uit
de lucht kan filteren mits de porositeit van de
kruinen voldoende groot is [6].
Notoire knelpunten in de stad zijn straten met druk
verkeer die aan één of beide kanten zijn bebouwd.
Goede verspreiding van luchtverontreiniging is
hier vaak het probleem. Figuur 2 visualiseert de
verschillende bronnen van fijn stof voor een straat
met aan weerszijden bebouwing. Bovenop de
landelijke achtergrond en de stedelijke bijdrage
voegt het verkeer in de straat extra fijn stof toe
dat voor een groot deel in de straatlucht aanwezig
blijft. Zolang de deeltjes van fijn stof niet verdwijnen
door afvangst of anderszins, waaien neergeslagen
deeltjes steeds weer op onder invloed van de
turbulentie van het verkeer. Afhankelijk van het
type voertuig kunnen deeltjes tot een hoogte van
wel 5 tot 7 meter worden opgewaaid. Deze opge-
waaide deeltjes maken een belangrijk deel uit van
de totale concentratie van fijn stof in de straat.
Indien toepassing van luchtzuiverend groen in
een knelpuntstraat wordt overwogen, moeten de
Herkomst fijn stof
voetpad fietspad fietspad voetpad
— ̂ landelijke en stedelijke bijdrage
^ lokale bijdrage ••
— > opwerveting van fijn stof
. . ^ opwerveling van fijn stof
hoogte 5 tot 7 meter
Figuur 2. De bronnen en verspreiding van fijn stof in een straat met
aan weerszijden bebouwing 17].
ontwerpen altijd op de specifieke situatie van destraat worden toegesneden. Bestrijding van lucht-
verontreiniging dichtbij de weg werkt positief
door op de luchtkwaliteit in de stad omdat planten
meer opnemen naarmate er meer verontreiniging
in de lucht zit. Kenmerkend voor groene toe-
passingen in straten is dat vervuilde lucht zijwaarts
en in ideale situaties zelfs loodrecht op bomen en
eventueel andere groenelementen aanstroomt.
Zo veel mogelijk moet worden voorkomen dat
groenelementen als windsingels gaan fungeren en
leiden tot een extra verhoging van de concentraties
als gevolg van het 'groene tunnel' effect. Voor fijn
stof geldt nog als extra argument dat het door
groen gefixeerde stof niet meer opwaait als gevolg
van turbulentie van het verkeer.
Hoe een structuur van luchtzuiverend groen in
een knelpuntstraat er uit zou kunnen zien, wordt
in Figuur 3 geschetst. Lucht met verontreiniging
uit de omgeving van de straat (dit is de landelijke
achtergrond plus de stedelijke bijdrage) wordt
voorgezuiverd bij passage over dakgroen en de
toppen van de boomkruinen voordat het bijdraagt
aan de concentratie in de straat.
De uitlaatgassen van het verkeer in de straat zelf
worden in eerste instantie opgevangen door
enigszins luchtdoorlatende blokhagen van 0,6 tot
1 meter hoogte. Ook andere groenstructuren zijn
hier mogelijk zoals klimplanten op metalen rasters.
Vooral voor de vastlegging van opwaaiend fijn
stof is deze structuur belangrijk. Vervolgens
passeert de verkeersgerelateerde verontreiniging
bomen die of lineair of in driehoeksverband zijn
aangeplant, waarbij wordt gelet op de noodzake-
Kiimaatverandering en bomen 11
Werking luchtzuiverend groen in de straat
X- Vvi ̂ w vz.-.'ji iï.-jr -̂
...ü* *~^r
1, dakbeplanting2, groene dak 'verhoging'3 blükhaag .:•;;•4. bodembedekkers/gras/kruiden
5. blokhaag als middenberm (06-ionwt«.6. bomen in driehoekaverband of in lijn7. btokhaagw.6-i.un8. gevelbeplanöng
f/guur 3. Totaalconcept voor de het gebruik van groen in een straat
ter verbetering van de lokale luchtkwaliteit [7].
lijke porositeit. Boven de rijweg moet namelijk
het 'groene tunnel' effect worden voorkomen.
In de hoogte is het gewenst de verschillende
bladlagen van bomen en hagen op elkaar te laten
aansluiten.
6. DE 'SINK' FUNCTIE VAN BOMEN IN DE STAD
Vooral uit Amerikaans onderzoek is bekend dat
bomen in de stad per jaar een paar honderd ton
aan fijn stof opnemen [8]. Als gevolg hiervan
becijferen ze dat stadsbeplanting miljoenen dollars
waard is. Schattingen voor de West Midlands,
een grootstedelijk gebied in Engeland, geven aan
dat bij een verdubbeling van het aantal bomen
140 mensen per jaar minder overlijden, doordat
meer bomen meer fijn stof opnemen [9]. Deze
zogenaamde 'sink' werking kan worden beschouwd
als een meerwaarde van het stedelijk bomenbestand.
Op basis van beschikbare gegevens van de
gemeente Goirle, is recent een eerste versie van
een model ontwikkeld om de 'sink' functie van
bomen betreffende fijn stof voor Nederlandse
gemeenten in kaart te kunnen brengen.
De gemeente Goirle telt 9257 bomen. Van iedere
boom zijn gegevens gedocumenteerd over onder
andere exacte groeiplaats, stamdiameter, hoogte
en soort. De gemiddelde concentratie van fijn stof
is ook bekend, namelijk 27,5 microgram m-3.
Baserend op wetenschappelijke literatuur is ver-
volgens een koppeling aangebracht tussen de bloot-
stelling aan fijn stof en de boomeigenschappen,
opdat voor iedere boom kan worden uitgerekend
hoeveel fijn stof deze per jaar opneemt. De eerste
resultaten zijn vermeld in Tabel 2. In totaal ver-
wijderen de bomen meer dan 1000 kilogram fijn
stof per jaar. De gemiddelde hoeveelheid fijn stof
die gedurende een jaar door één boom wordt
verwijderd, is berekend op 115 gram. Gelet op de
gemiddelde stamdiameter van circa 23 centimeter
zijn de meeste bomen nog vrij jong. De verkregen
resultaten zijn vergelijkbaar met die uit de weten-
schappelijke literatuur. Zoals is te verwachten, is
het resulterende effect op de concentratie zeer
klein (0,1%) maar deze verlaging geldt wel de
gehele gemeente.
Met behulp van deze gegevens kan worden
berekend hoeveel fijn stof door bomen in een
Tabel 2. Gegevens over de 'sink' functie van het bomenbestand van de gemeente Goirle betreffende fijn stof.
Aantal bomen
Gemiddelde stamdiameter
Verwijdering van fijn stof per boom per jaar
Daling van de concentratie fijn stof
Economische waarde van de 'sink' per jaar
9257
23,2 cm
115g
0,1 %
21. 460 Euro
Tabel 3. Effecten van groen op de stedelijke luchtkwaliteit anders dan door effectieve verwijdering van verontreiniging.
Effect van groen
Effect op temperatuur en micro-
klimaat
Vermindering van energiebehoefte
van gebouwen
Emissie van vluchtige organische
stoffen
Principe
Verlaging van de temperatuur als gevolg van verdamping van
water door bladeren dempt de ozonvorming (en ook het hitte-
eiland effect); Beschaduwing van auto's op parkeerplaatsen leidt
tot minder emissie van vluchtige organische stoffen uit benzine-
tanks.
Isolatie (dak- en gevelgroen) en demping van de windsnelheid
door windsingels leiden tot verminderde energiebehoefte van
gebouwen en tot verminderde emissie van energiecentrales.
Een aantal boomsoorten emitteert relatief veel van deze stoffen
en stimuleert bij grootschalige aanplant de vorming van ozon.
12 Nederlandse Boominfodag 2008
Figuur 4. Geografische verspreiding van de 'sink'capaciteit van bomen
in de gemeente Goirle betreffende fijn stof.
bepaald gebied wordt opgenomen. Figuur 4 geeft
een voorbeeld van de geografische verspreiding
van de hoeveelheid fijn stof die door bomen op
verschillende plaatsen in de gemeente uit de
lucht wordt verwijderd. Dit type informatie kan
bijvoorbeeld worden gebruikt voor situaties waarbij
bomenmoeten wijken voor de herstructurering
van wijken (adequate compensatie) en voor de
ontwikkeling van nieuwbouwwijken. Ook geeft het
richting aan het beheer van luchtzuiverend groen.
Zo kan het boombeheer nagaan wat moet worden
gedaan om in een bepaald gebied de 'sink' capaci-
teit van bomen te vergroten betreffende fijn stof.
7. POSITIEVE BIJDRAGE VAN BOMEN BETREFT
NIET ALLEEN LUCHTZUIVERING
Naast effectieve verwijdering van verontreiniging
kan groen ook indirect de luchtkwaliteit verbeteren
(Tabel 3) door vermindering van de energie-
behoefte van gebouwen met als gevolg minder
emissie van de energiecentrales, en door demping
van de temperatuur waardoor de vorming van ozon
(zomersmog) wordt gereduceerd. Verschillende
boomsoorten emitteren veel vluchtige organische
stoffen waardoor bij grootschalige aanplant de
vorming van ozon juist kan worden bevorderd.
Het cumulatieve effect van al deze factoren bepaalthet totale effect van stadsgroen op de luchtkwaliteit
in onze steden.
op de knelpunten langs drukke straten en rijkswegen
te verlagen. Voor de positieve bijdrage van bomen
aan de algemene luchtkwaliteit in de stad is een
benadering vanuit knelpunten alleen veel te
beperkt. De ontwikkeling is al gaande om de
luchtzuiverende functie van bomen meer te gaan
benaderen vanuit de ruimtelijke planvorming en
het gemeentelijk groenbeleid. Dit betekent datinstrumentarium moet worden ontwikkeld waar-
mee de verantwoordelijke instanties de positieve
bijdrage van bomen aan de algemene luchtkwaliteit
in de stad inzichtelijk kunnen maken en deze infor-
matie kunnen gebruiken bij beleidsvoorbereiding
en uitvoering. Voor ontwerp, aanplant en beheer
van stadsbomen zijn projecten gaande om de
aanwezige kennis uit het wetenschappelijke
domein hanteerbaar te maken.
9. LITERATUUR
[1] Gemeente Nijmegen, 2007. Publieksversie Rapport
Luchtkwaliteit Nijmegen 2005, Gemeente Nijmegen,
afdeling Milieu, 2007.[2] Milieu- en Natuurplanbureau, 2005. Milieubalans 2005.
Milieu- en Natuurplanbureau, Bilthoven, Nederland.
[3] Tonneijck, A.E.G., Kuypers, V.H.M., 2006. Stadsbomenvoor een goede luchtkwaliteit. Bomennieuws (lente),
8-10.[4] Hiemstra, J.A., Schoenmaker-van der Bijl, E., Tonneijck,
A.E.G., 2008. Bomen: Een verademing voor de stad.
Uitgave van Plant Publicity Holland (PPH) en Vereniging
van Hoveniers en Groenvoorzieners (VHG).[5] Ziewww.ipluchtkwaliteit.nl
[6] Wesseling, J.P., Duyzer, J., Tonneijck, A.E.G., van Dijk,
C.J., 2004. Effecten van groenelementen op N02 en
PM10-concentraties in de buitenlucht, TNO-RapportR 2004/383, september 2004.
[7] Fred Tonneijck, Barry de Vries en Vincent Kuypers, 2008.
Leidraad luchtzuiverend groen. Rapport gemeente
Amsterdam, in druk.
[8] Nowak, D.J., 1995. Trees pollute? A "TREE" explains it all,
Proceedings of the 7th National Urban Forest Conference,
American Forests, Washington, DC, 1995, p. 28-30.[9] Stewart, H., Hewitt, C.N., 2002. Lancaster University.
Zie www.es.lancs.ac.uk/people/cnh
8. TOT SLOT
Vanuit het luchtkwaliteitsbeleid wordt op dit
moment vooral onderzoek uitgevoerd naar deeffectiviteit van bomen om lokaal de concentraties
Klimaatverandering en bomen 13