6
STDDSBOIDEII UOOR EED DRS. FRED TOIinEIJCK . TRIPLE E. RRHHEI 1. INLEIDING Ongeveer tweederde van de Nederlandse bevolking leeft in stedelijke en randstedelijke gebieden. De verwachting is dat dit tegen 2030 meer dan driekwart zal zijn. Deze toenemende verstedelijking leidt maar al te vaak tot een vermindering van het areaal aan stedelijk groen en daarmee tot een vermindering van de capaciteit om op leefniveau schadelijke stoffen uit de lucht te verwijderen. Het niveau van luchtverontreiniging is en blijft daarentegen een belangrijk milieuprobleem vooral als gekeken wordt naar de schadelijke effecten op de volksgezondheid. Het wegverkeer is primair verantwoordelijk voor de slechte kwaliteit van de lucht in de steden en veroorzaakt dat normen voor luchtkwaliteit worden overschreden. Nederland worstelt al jaren met deze normen. Stadsbesturen moeten vergaande maatregelen nemen om de voortschrijdende lucht- verontreiniging in drukke stadsgebieden terug te dringen. De luchtkwaliteit is op veel plaatsen zo slecht dat bouwprojecten stranden, omdat deze extra vervuiling veroorzaken en er tevens geen plan is voor verbetering. De laatste jaren heeft de Raad van State een streep gezet door menig bouw- project. Bij ongewijzigd beleid blijft de slechte luchtkwaliteit een belangrijk obstakel voor de econo- mische en ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Dit heeft ertoe geleid dat er hernieuwde aandacht is voor onderzoek naar de mogelijkheden van luchtzuiverend groen. Dat bomen goed zijn voor de stedelijke lucht- kwaliteit staat inmiddels in menig gemeentelijk boombeleidsplan. Ook wordt al dikwijls gewezen op adequate compensatie bij de soms onvermij- Fred Tonneijck is senior consultant bij Triple E (Economy, Ecology en Experience) in Arnhem. Hij studeerde af aan de universiteit in Utrecht in biologie en scheikunde in 1976. Uitermate actueel is het thema luchtkwaliteit. Op zijn naam staan meer dan 100 publicaties over alles wat te maken heeft met luchtkwaliteitscriteria. Hij adviseerde daarbij zowel nationale als internationale overheden. delijke kap van bomen. Wat ontbreekt, is concrete informatie over de kwantitatieve bijdrage van bomen aan de stedelijke luchtkwaliteit alsmede over de manier waarop luchtzuiverend groen het beste kan worden ingezet voor een leefbare stad. In dit artikel wordt geprobeerd om de beschikbare informatie over relevante aspecten op een hanteer- bare wijze te presenteren met een nadruk op fijn stof. 2. FIJN STOF IN DE STAD De slechte luchtkwaliteit in de steden wordt vooral veroorzaakt door het drukke verkeer. De concentraties van fijn stof (PM10) en stikstofdioxide overschrijden op drukke locaties (knelpunten) de normen voor luchtkwaliteit. Fijn stof zijn deeltjes kleiner dan 10 micrometer die in de lucht zweven, met een gevarieerde chemische samenstelling. Dit stof is schadelijk voor onze gezondheid waarbij geldt dat de schadelijkheid toeneemt naarmate de diameter van de deeltjes kleiner is. De hoge concentraties van fijn stof op knelpunten langs wegen in en om de stad worden voor een belangrijk deel bepaald door het plaatselijke verkeer. Het betreft niet alleen de uitlaatgassen. Zo zijn remmen en slijtage van banden een belangrijke bron van fijn stof. Onder invloed van de turbulentie van het verkeer waaien eerder neergeslagen deeltjes op en deze opgewaaide deeltjes beïnvloeden substantieel de totale concen- tratie van fijn stof in de straat. Dit verschijnsel van opwaaien geldt niet voor gasvormige ver- ontreinigingen zoals stikstofdioxide en ozon. Een schematisch overzicht van de herkomst van fijn stof voor verschillende schaalniveaus wordt weergegeven in Figuur 1. Een deel van de lucht- verontreiniging in de stad is afkomstig van elders en komt met de wind aanwaaien. Dit wordt ook wel de achtergrondconcentratie genoemd en de bronnen liggen zowel binnen als buiten Nederland. In de stad zelf zijn er ook verschillende bronnen die schadelijke stoffen uitstoten. De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Nederlandse steden is het verkeer. Daarnaast dragen ook bedrijven, scheepvaart, dieseltreinen, bouw, Nederlandse Boominfodag 2008

Stadsbomen_voor_een_goede_luchtkwaliteitLichter

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Fred Tonneijck is senior consultant bij Triple E (Economy, Ecology en Experience) in Arnhem. Hij studeerde af aan de universiteit in Utrecht in biologie en scheikunde in 1976. Uitermate actueel is het thema luchtkwaliteit. Op zijn naam staan meer dan 100 publicaties over alles wat te maken heeft met luchtkwaliteitscriteria. Hij adviseerde daarbij zowel nationale als internationale overheden. Nederlandse Boominfodag 2008 2. FIJN STOF IN DE STAD 1. INLEIDING

Citation preview

STDDSBOIDEII UOOR EEDDRS. FRED TOIinEIJCK . TRIPLE E. RRHHEI

1. INLEIDING

Ongeveer tweederde van de Nederlandse bevolking

leeft in stedelijke en randstedelijke gebieden.

De verwachting is dat dit tegen 2030 meer dan

driekwart zal zijn. Deze toenemende verstedelijking

leidt maar al te vaak tot een vermindering van het

areaal aan stedelijk groen en daarmee tot een

vermindering van de capaciteit om op leefniveau

schadelijke stoffen uit de lucht te verwijderen.

Het niveau van luchtverontreiniging is en blijft

daarentegen een belangrijk milieuprobleem

vooral als gekeken wordt naar de schadelijke

effecten op de volksgezondheid.

Het wegverkeer is primair verantwoordelijk voor

de slechte kwaliteit van de lucht in de steden en

veroorzaakt dat normen voor luchtkwaliteit worden

overschreden. Nederland worstelt al jaren met

deze normen. Stadsbesturen moeten vergaande

maatregelen nemen om de voortschrijdende lucht-

verontreiniging in drukke stadsgebieden terug te

dringen. De luchtkwaliteit is op veel plaatsen zo

slecht dat bouwprojecten stranden, omdat deze

extra vervuiling veroorzaken en er tevens geen

plan is voor verbetering. De laatste jaren heeft de

Raad van State een streep gezet door menig bouw-

project. Bij ongewijzigd beleid blijft de slechte

luchtkwaliteit een belangrijk obstakel voor de econo-

mische en ruimtelijke ontwikkeling van Nederland.

Dit heeft ertoe geleid dat er hernieuwde aandacht

is voor onderzoek naar de mogelijkheden van

luchtzuiverend groen.

Dat bomen goed zijn voor de stedelijke lucht-

kwaliteit staat inmiddels in menig gemeentelijk

boombeleidsplan. Ook wordt al dikwijls gewezen

op adequate compensatie bij de soms onvermij-

Fred Tonneijck is senior consultant bij Triple E (Economy, Ecology en

Experience) in Arnhem. Hij studeerde af aan de universiteit in Utrecht

in biologie en scheikunde in 1976. Uitermate actueel is het thema

luchtkwaliteit. Op zijn naam staan meer dan 100 publicaties over

alles wat te maken heeft met luchtkwaliteitscriteria. Hij adviseerde

daarbij zowel nationale als internationale overheden.

delijke kap van bomen. Wat ontbreekt, is concrete

informatie over de kwantitatieve bijdrage van bomen

aan de stedelijke luchtkwaliteit alsmede over de

manier waarop luchtzuiverend groen het beste

kan worden ingezet voor een leefbare stad. In dit

artikel wordt geprobeerd om de beschikbare

informatie over relevante aspecten op een hanteer-

bare wijze te presenteren met een nadruk op fijn stof.

2. FIJN STOF IN DE STAD

De slechte luchtkwaliteit in de steden wordt

vooral veroorzaakt door het drukke verkeer. De

concentraties van fijn stof (PM10) en stikstofdioxide

overschrijden op drukke locaties (knelpunten) de

normen voor luchtkwaliteit. Fijn stof zijn deeltjes

kleiner dan 10 micrometer die in de lucht zweven,

met een gevarieerde chemische samenstelling.

Dit stof is schadelijk voor onze gezondheid

waarbij geldt dat de schadelijkheid toeneemt

naarmate de diameter van de deeltjes kleiner is.

De hoge concentraties van fijn stof op knelpunten

langs wegen in en om de stad worden voor een

belangrijk deel bepaald door het plaatselijke

verkeer. Het betreft niet alleen de uitlaatgassen.

Zo zijn remmen en slijtage van banden een

belangrijke bron van fijn stof. Onder invloed van

de turbulentie van het verkeer waaien eerder

neergeslagen deeltjes op en deze opgewaaide

deeltjes beïnvloeden substantieel de totale concen-

tratie van fijn stof in de straat. Dit verschijnsel

van opwaaien geldt niet voor gasvormige ver-

ontreinigingen zoals stikstofdioxide en ozon.

Een schematisch overzicht van de herkomst van

fijn stof voor verschillende schaalniveaus wordt

weergegeven in Figuur 1. Een deel van de lucht-

verontreiniging in de stad is afkomstig van elders

en komt met de wind aanwaaien. Dit wordt ook

wel de achtergrondconcentratie genoemd en de

bronnen liggen zowel binnen als buiten Nederland.

In de stad zelf zijn er ook verschillende bronnen

die schadelijke stoffen uitstoten. De voornaamste

bron van luchtverontreiniging in Nederlandse

steden is het verkeer. Daarnaast dragen ook

bedrijven, scheepvaart, dieseltreinen, bouw,

Nederlandse Boominfodag 2008

Compaq_Eigenaar
Typemachine
In: Klimaatverandering en bomen. Congresboek Nederlandse Boominfodag 2008, pp. 8-13

ÜOEDE LUCHTKWALITEIT

landbouw en huishoudens en consumenten bij

aan de stedelijke luchtvervuiling. De bronnen in

de stad leiden gezamenlijk tot een verhoging van

de concentratie in stedelijk gebied (stedelijke

achtergrond). In straten kan er dan nog een

bijdrage zijn vanuit het verkeer in de straat zelf.

In het algemeen kan worden gesteld dat op een

afstand van 150 tot 200 meter van een lokale bron

zoals een drukke weg de verhoogde concentraties

niet meer herleidbaar zijn tot die bron. Met andere

woorden, bij dergelijke afstanden gaat de lokale

bijdrage op in de stedelijke achtergrond.

Gemiddeld over ons land is de buitenlandse

bijdrage aan de concentraties van antropogeen fijn

stof 65 procent of meer [2]. De stedelijke plus lokale

bijdrage aan de totale concentratie bedraagt voor

fijn stof maximaal circa 35 procent. Normen voor

fijn stof worden op grote schaal overschreden vaak

al in de stedelijke achtergrond. Voor gemeenten

geldt natuurlijk een bestuurlijke verantwoordelijk-

heid voor vermindering van de stedelijke en

lokale bijdragen. Zeker als normen voor lucht-

kwaliteit worden overschreden. Vanwege de hoge

achtergrond in Nederland zijn de marges voor

beïnvloeding van te hoge concentraties op

knelpunten klein en een scala aan maatregelen is

nodig om de gewenste niveaus te realiseren.Bestrijding aan de bron is natuurlijk prioritair.

Waar bronmaatregelen onvoldoende zijn of pas

op termijn effect sorteren, komen andere maat-

regelen in het vizier zoals de gerichte aanplant van

groen. Gelet op de herkomst van fijn stof hoeft

daarbij niet alleen naar knelpunten gekeken te

worden voor aanplant van luchtzuiverend groen.

Ook op het niveau van de stad kunnen groene

maatregelen worden overwogen om daarmee de

stedelijke (en eventueel een deel van de landelijke)

achtergrond te kunnen verlagen.

De vraag of we ons uitsluitend moeten richten op

te hoge concentraties in knelpuntstraten als het

gaat om de luchtzuiverende werking van groen,

is ook om een andere reden relevant. Vanuit het

perspectief van de volksgezondheid kan de

luchtkwaliteit nog steeds onvoldoende zijn, ook

indien aan de normen voor luchtkwaliteit wordt

Concentratie

Stedelijk gebied Landelijk gebied

Straten ,

l ' Stedelijke "^7 achtergrond

Nationale achtergrond

Grensoverschrijdende achtergrond

Figuur 1. Schematische opbouw van de luchtkwaliteit in de stad[1].

voldaan. In gezondheidskundige studies is tot nu

toe geen drempelwaarde voor de effecten van fijn

stof waargenomen. Dit betekent dat er vooralsnog

geen concentratie in de buitenlucht is aan te geven

waar beneden geen nadelige gezondheidseffecten

worden gevonden. Elke verlaging van de hoeveelheid

fijn stof levert dus een bijdrage aan vermindering

van de schade aan de volksgezondheid. Ook dit

argument pleit voor een meer integrale aanpak

van groene maatregelen ter verbetering van de

stedelijke luchtkwaliteit.

3. BOMEN VERWIJDEREN FIJN STOF UIT DE

LUCHT

Alle planten en vegetaties verwijderen fijn stof en

gasvormige verontreiniging uit de lucht. Sommigeplantensoorten en typen vegetaties doen dit beter

dan andere. Het maakt niet uit waar de plant

groeit. Bomen hebben veel blad en zijn een

sta-in-de-weg voor de wind. Hierdoor zijn bomen

het meest effectief om verontreiniging uit de lucht

te filteren en luchtconcentraties te beïnvloeden.

In algemene zin neemt de effectiviteit af van

bomen, via heesters en kruidachtigen, naar gras.

Het mag duidelijk zijn dat groenblijvende soorten

gedurende het jaar meer verontreiniging ver-

wijderen dan niet groenblijvende.

De manier van verwijdering verschilt voor de

verschillende componenten. Zo wordt stikstofdioxide

Klimaatverandering en bomen

via de huidmondjes door bladeren opgenomen

en in het blad verwerkt. Fijn stof echter wordt niet

door bladeren opgenomen maar wordt op het

oppervlak ervan vastgelegd. Het waait als het

ware op het blad. Niet alleen bladeren maar ook

stammen, takken en twijgen nemen deel aan het

wegvangen van fijn stof. Een onregelmatige

opbouw zorgt voor meer turbulentie in de lucht en

voor meer contactmomenten van deze lucht met

de boom of vegetatie. Een warrige takstructuur

werkt hierbij positief. Ook vegetatie-eigenschappen

zoals de ruwheid van het oppervlak zijn essentieel.

Een deel van het stof komt niet meer los, een ander

deel van het stof kan middels regen en wind weer

loskomen. Bij afspoeling komt fijn stof niet terug

in de lucht maar in de bodem. De mate van af-

spoeling varieert hierbij per soort. Eenmaal op de

grond kan het fijn stof met het water weggespoeld

worden in het riool of zich hechten aan de bodem

waar het voor langere tijd wordt opgeslagen.

Sommige verbindingen die aan de stofdeeltjes

vastzitten, kunnen in de bodem onschadelijk

worden gemaakt.

Naaldbomen zijn het meest geschikt om fijn stofte

verwijderen. Loofbomen met een wat complexere

takstructuur en met ruwe en behaarde bladeren

vangen ook goed fijn stof af, zij het minder dan

naaldbomen. In tegenstelling hiermee zijn loof-

bomen met platte en brede bladeren het best

geschikt om gasvormige verontreiniging op te

nemen. Het verschil in functionaliteit tussen naald-

en loofbomen is voor gasvormige verontreiniging

minder groot dan voor fijn stof. Dit opent de

mogelijkheid om de aanplant van bomen in de stad

vooral te richten op fijn stof. Het positieve effect

op stikstofdioxide lift dan als het ware mee. Voor

meer gedetailleerde informatie over de effectiviteit

waarmee houtige gewassen verschillende vormen

van luchtverontreiniging verwijderen, wordt naar

elders verwezen [3,4].

In absolute zin geldt dat bomen meer verontreiniging

uit de lucht verwijderen naarmate het aanbod

(de concentratie) groter is. Aanplant van bomen

dichtbij de bron van verontreiniging waar de

concentraties het hoogst zijn, is dan ook effectiever

Tabel 1. Typen toepassingen van luchtzuiverend groen.

dan aanplant op grotere afstand. Dit pleit er vooral

voor om goed na te denken over de mogelijkheden

om het bestand aan laanbomen gericht uit te

breiden vooral langs drukke straten en pleinen.

4. TOEPASSING VAN LUCHTZUIVEREND GROEN

Het maakt uit of groene maatregelen worden

getroffen op het niveau van straat, wijk of stad.

Hoge concentraties van fijn stof in een bepaalde

straat zijn een optelsom van de landelijke achter-

grond, een bijdrage van de gehele stad én een

lokale bijdrage van die straat zelf. Voor elk schaal-

niveau varieert ook de effectiviteit van eventuele

groene maatregelen om de concentraties te

verlagen.

Bij toepassing van luchtzuiverend groen wordt over

het algemeen een onderscheid gemaakt tussen

regionale en lokale bescherming door groen

(Tabel 1). Met regionale bescherming wordt

bedoeld dat het doel vooral is om verontreiniging

uit de lucht te filteren en daarmee een algemene

verbetering van de luchtkwaliteit in de stad te

bereiken. Lokale bescherming houdt in dat de

lokale concentratie bij debron zo veel mogelijk

wordt verlaagd en/of dat gevoelige objecten zoals

scholen en zorginstellingen specifiek worden

beschermd.

Naast de luchtzuivering speelt bij lokale toepassing

ook het effect van bomen op de plaatselijke wind-

snelheid en turbulentie een rol. Door demping van

de windsnelheid kan de resulterende concentratie

zeer lokaal voor en kort achter de groenstructuur

toenemen. Dit wordt ook wel het 'groene tunnel'

effect genoemd. Dit vaak ongewenste effect wordt

voorkomen door gericht te letten op een goede

luchtdoorlatendheid van de boomkruinen.

Hiervoor wordt vaak de term optische porositeit

gebruikt. Bij een porositeit van 50% en meer is de

kans op het 'groene tunnel' effect afwezig. Dit kan

worden bereikt door een selectie van de juiste

boomsoorten met open kruinen of door gericht

beheer.

Groene maatregelen op lokaal en regionaal

niveau onderscheiden zich vooral door de wijze

Niveau

Regionale bescherming

Lokale bescherming

Principe

Effectieve verwijdering van lucht-

verontreiniging

Effectieve verwijdering van lucht-

verontreiniging plus effect van

windbeïnvloeding op de lokale

concentraties.

Opmerking

Dit wordt wel de 'sink' functie van

groen genoemd.

Demping van de windsnelheid kan

leiden tot zeer lokale verhoging van

de concentratie (het 'groene tunnel'

effect).

10 Nederlandse Boominfodag 2008

waarop planten in contact komen met vervuilde

lucht. Bij lokale maatregelen wordt ingezet op

zuivering van de lucht die van opzij aanstroomt.

Bij regionale toepassing verwijderen planten de

verontreiniging uit de lucht wanneer deze om het

groen heen waait.

De vraag op welke plek, op welke schaal en op welke

manier we groene maatregelen moeten uitvoeren,

is niet eenduidig te beantwoorden. Deze maat-

regelen zijn afhankelijk van de specifieke situatie

en zeker op knelpunten zijn ontwerpen op maat

noodzakelijk. Wel is uiterst belangrijk dat het beheer

van de aanplant structureel is geregeld om ook

voor de langere termijn de luchtzuiverende functiete waarborgen.

5. BOMEN EN LOKALE BESCHERMING BIJ

KNELPUNTEN

Vanuit het luchtkwaliteitsbeleid in Nederland wordt

vooral gekeken naar de effectiviteit van bomen om

de concentraties op de knelpunten langs drukke

straten en wegen te verlagen. Dit heeft alles te

maken met het probleem van normoverschrijding

waarbij normen voor luchtkwaliteit in concentraties

zijn weergegeven. Op dit moment lopen twee

grote onderzoeksprojecten langszij de A50 bij

Vaassen en Valburg waar concentraties van verkeers-

gerelateerde verontreiniging op verschillende

plaatsen achter bomenhagen worden gemeten [5].

Uit deze metingen moet over de precieze werking

van groen meer bekend worden. Eerdere model-

studies wijzen erop dat een bomenrij maximaal

20% van de aangeboden hoeveelheid fijn stof uit

de lucht kan filteren mits de porositeit van de

kruinen voldoende groot is [6].

Notoire knelpunten in de stad zijn straten met druk

verkeer die aan één of beide kanten zijn bebouwd.

Goede verspreiding van luchtverontreiniging is

hier vaak het probleem. Figuur 2 visualiseert de

verschillende bronnen van fijn stof voor een straat

met aan weerszijden bebouwing. Bovenop de

landelijke achtergrond en de stedelijke bijdrage

voegt het verkeer in de straat extra fijn stof toe

dat voor een groot deel in de straatlucht aanwezig

blijft. Zolang de deeltjes van fijn stof niet verdwijnen

door afvangst of anderszins, waaien neergeslagen

deeltjes steeds weer op onder invloed van de

turbulentie van het verkeer. Afhankelijk van het

type voertuig kunnen deeltjes tot een hoogte van

wel 5 tot 7 meter worden opgewaaid. Deze opge-

waaide deeltjes maken een belangrijk deel uit van

de totale concentratie van fijn stof in de straat.

Indien toepassing van luchtzuiverend groen in

een knelpuntstraat wordt overwogen, moeten de

Herkomst fijn stof

voetpad fietspad fietspad voetpad

— ̂ landelijke en stedelijke bijdrage

^ lokale bijdrage ••

— > opwerveting van fijn stof

. . ^ opwerveling van fijn stof

hoogte 5 tot 7 meter

Figuur 2. De bronnen en verspreiding van fijn stof in een straat met

aan weerszijden bebouwing 17].

ontwerpen altijd op de specifieke situatie van destraat worden toegesneden. Bestrijding van lucht-

verontreiniging dichtbij de weg werkt positief

door op de luchtkwaliteit in de stad omdat planten

meer opnemen naarmate er meer verontreiniging

in de lucht zit. Kenmerkend voor groene toe-

passingen in straten is dat vervuilde lucht zijwaarts

en in ideale situaties zelfs loodrecht op bomen en

eventueel andere groenelementen aanstroomt.

Zo veel mogelijk moet worden voorkomen dat

groenelementen als windsingels gaan fungeren en

leiden tot een extra verhoging van de concentraties

als gevolg van het 'groene tunnel' effect. Voor fijn

stof geldt nog als extra argument dat het door

groen gefixeerde stof niet meer opwaait als gevolg

van turbulentie van het verkeer.

Hoe een structuur van luchtzuiverend groen in

een knelpuntstraat er uit zou kunnen zien, wordt

in Figuur 3 geschetst. Lucht met verontreiniging

uit de omgeving van de straat (dit is de landelijke

achtergrond plus de stedelijke bijdrage) wordt

voorgezuiverd bij passage over dakgroen en de

toppen van de boomkruinen voordat het bijdraagt

aan de concentratie in de straat.

De uitlaatgassen van het verkeer in de straat zelf

worden in eerste instantie opgevangen door

enigszins luchtdoorlatende blokhagen van 0,6 tot

1 meter hoogte. Ook andere groenstructuren zijn

hier mogelijk zoals klimplanten op metalen rasters.

Vooral voor de vastlegging van opwaaiend fijn

stof is deze structuur belangrijk. Vervolgens

passeert de verkeersgerelateerde verontreiniging

bomen die of lineair of in driehoeksverband zijn

aangeplant, waarbij wordt gelet op de noodzake-

Kiimaatverandering en bomen 11

Werking luchtzuiverend groen in de straat

X- Vvi ̂ w vz.-.'ji iï.-jr -̂

...ü* *~^r

1, dakbeplanting2, groene dak 'verhoging'3 blükhaag .:•;;•4. bodembedekkers/gras/kruiden

5. blokhaag als middenberm (06-ionwt«.6. bomen in driehoekaverband of in lijn7. btokhaagw.6-i.un8. gevelbeplanöng

f/guur 3. Totaalconcept voor de het gebruik van groen in een straat

ter verbetering van de lokale luchtkwaliteit [7].

lijke porositeit. Boven de rijweg moet namelijk

het 'groene tunnel' effect worden voorkomen.

In de hoogte is het gewenst de verschillende

bladlagen van bomen en hagen op elkaar te laten

aansluiten.

6. DE 'SINK' FUNCTIE VAN BOMEN IN DE STAD

Vooral uit Amerikaans onderzoek is bekend dat

bomen in de stad per jaar een paar honderd ton

aan fijn stof opnemen [8]. Als gevolg hiervan

becijferen ze dat stadsbeplanting miljoenen dollars

waard is. Schattingen voor de West Midlands,

een grootstedelijk gebied in Engeland, geven aan

dat bij een verdubbeling van het aantal bomen

140 mensen per jaar minder overlijden, doordat

meer bomen meer fijn stof opnemen [9]. Deze

zogenaamde 'sink' werking kan worden beschouwd

als een meerwaarde van het stedelijk bomenbestand.

Op basis van beschikbare gegevens van de

gemeente Goirle, is recent een eerste versie van

een model ontwikkeld om de 'sink' functie van

bomen betreffende fijn stof voor Nederlandse

gemeenten in kaart te kunnen brengen.

De gemeente Goirle telt 9257 bomen. Van iedere

boom zijn gegevens gedocumenteerd over onder

andere exacte groeiplaats, stamdiameter, hoogte

en soort. De gemiddelde concentratie van fijn stof

is ook bekend, namelijk 27,5 microgram m-3.

Baserend op wetenschappelijke literatuur is ver-

volgens een koppeling aangebracht tussen de bloot-

stelling aan fijn stof en de boomeigenschappen,

opdat voor iedere boom kan worden uitgerekend

hoeveel fijn stof deze per jaar opneemt. De eerste

resultaten zijn vermeld in Tabel 2. In totaal ver-

wijderen de bomen meer dan 1000 kilogram fijn

stof per jaar. De gemiddelde hoeveelheid fijn stof

die gedurende een jaar door één boom wordt

verwijderd, is berekend op 115 gram. Gelet op de

gemiddelde stamdiameter van circa 23 centimeter

zijn de meeste bomen nog vrij jong. De verkregen

resultaten zijn vergelijkbaar met die uit de weten-

schappelijke literatuur. Zoals is te verwachten, is

het resulterende effect op de concentratie zeer

klein (0,1%) maar deze verlaging geldt wel de

gehele gemeente.

Met behulp van deze gegevens kan worden

berekend hoeveel fijn stof door bomen in een

Tabel 2. Gegevens over de 'sink' functie van het bomenbestand van de gemeente Goirle betreffende fijn stof.

Aantal bomen

Gemiddelde stamdiameter

Verwijdering van fijn stof per boom per jaar

Daling van de concentratie fijn stof

Economische waarde van de 'sink' per jaar

9257

23,2 cm

115g

0,1 %

21. 460 Euro

Tabel 3. Effecten van groen op de stedelijke luchtkwaliteit anders dan door effectieve verwijdering van verontreiniging.

Effect van groen

Effect op temperatuur en micro-

klimaat

Vermindering van energiebehoefte

van gebouwen

Emissie van vluchtige organische

stoffen

Principe

Verlaging van de temperatuur als gevolg van verdamping van

water door bladeren dempt de ozonvorming (en ook het hitte-

eiland effect); Beschaduwing van auto's op parkeerplaatsen leidt

tot minder emissie van vluchtige organische stoffen uit benzine-

tanks.

Isolatie (dak- en gevelgroen) en demping van de windsnelheid

door windsingels leiden tot verminderde energiebehoefte van

gebouwen en tot verminderde emissie van energiecentrales.

Een aantal boomsoorten emitteert relatief veel van deze stoffen

en stimuleert bij grootschalige aanplant de vorming van ozon.

12 Nederlandse Boominfodag 2008

Figuur 4. Geografische verspreiding van de 'sink'capaciteit van bomen

in de gemeente Goirle betreffende fijn stof.

bepaald gebied wordt opgenomen. Figuur 4 geeft

een voorbeeld van de geografische verspreiding

van de hoeveelheid fijn stof die door bomen op

verschillende plaatsen in de gemeente uit de

lucht wordt verwijderd. Dit type informatie kan

bijvoorbeeld worden gebruikt voor situaties waarbij

bomenmoeten wijken voor de herstructurering

van wijken (adequate compensatie) en voor de

ontwikkeling van nieuwbouwwijken. Ook geeft het

richting aan het beheer van luchtzuiverend groen.

Zo kan het boombeheer nagaan wat moet worden

gedaan om in een bepaald gebied de 'sink' capaci-

teit van bomen te vergroten betreffende fijn stof.

7. POSITIEVE BIJDRAGE VAN BOMEN BETREFT

NIET ALLEEN LUCHTZUIVERING

Naast effectieve verwijdering van verontreiniging

kan groen ook indirect de luchtkwaliteit verbeteren

(Tabel 3) door vermindering van de energie-

behoefte van gebouwen met als gevolg minder

emissie van de energiecentrales, en door demping

van de temperatuur waardoor de vorming van ozon

(zomersmog) wordt gereduceerd. Verschillende

boomsoorten emitteren veel vluchtige organische

stoffen waardoor bij grootschalige aanplant de

vorming van ozon juist kan worden bevorderd.

Het cumulatieve effect van al deze factoren bepaalthet totale effect van stadsgroen op de luchtkwaliteit

in onze steden.

op de knelpunten langs drukke straten en rijkswegen

te verlagen. Voor de positieve bijdrage van bomen

aan de algemene luchtkwaliteit in de stad is een

benadering vanuit knelpunten alleen veel te

beperkt. De ontwikkeling is al gaande om de

luchtzuiverende functie van bomen meer te gaan

benaderen vanuit de ruimtelijke planvorming en

het gemeentelijk groenbeleid. Dit betekent datinstrumentarium moet worden ontwikkeld waar-

mee de verantwoordelijke instanties de positieve

bijdrage van bomen aan de algemene luchtkwaliteit

in de stad inzichtelijk kunnen maken en deze infor-

matie kunnen gebruiken bij beleidsvoorbereiding

en uitvoering. Voor ontwerp, aanplant en beheer

van stadsbomen zijn projecten gaande om de

aanwezige kennis uit het wetenschappelijke

domein hanteerbaar te maken.

9. LITERATUUR

[1] Gemeente Nijmegen, 2007. Publieksversie Rapport

Luchtkwaliteit Nijmegen 2005, Gemeente Nijmegen,

afdeling Milieu, 2007.[2] Milieu- en Natuurplanbureau, 2005. Milieubalans 2005.

Milieu- en Natuurplanbureau, Bilthoven, Nederland.

[3] Tonneijck, A.E.G., Kuypers, V.H.M., 2006. Stadsbomenvoor een goede luchtkwaliteit. Bomennieuws (lente),

8-10.[4] Hiemstra, J.A., Schoenmaker-van der Bijl, E., Tonneijck,

A.E.G., 2008. Bomen: Een verademing voor de stad.

Uitgave van Plant Publicity Holland (PPH) en Vereniging

van Hoveniers en Groenvoorzieners (VHG).[5] Ziewww.ipluchtkwaliteit.nl

[6] Wesseling, J.P., Duyzer, J., Tonneijck, A.E.G., van Dijk,

C.J., 2004. Effecten van groenelementen op N02 en

PM10-concentraties in de buitenlucht, TNO-RapportR 2004/383, september 2004.

[7] Fred Tonneijck, Barry de Vries en Vincent Kuypers, 2008.

Leidraad luchtzuiverend groen. Rapport gemeente

Amsterdam, in druk.

[8] Nowak, D.J., 1995. Trees pollute? A "TREE" explains it all,

Proceedings of the 7th National Urban Forest Conference,

American Forests, Washington, DC, 1995, p. 28-30.[9] Stewart, H., Hewitt, C.N., 2002. Lancaster University.

Zie www.es.lancs.ac.uk/people/cnh

8. TOT SLOT

Vanuit het luchtkwaliteitsbeleid wordt op dit

moment vooral onderzoek uitgevoerd naar deeffectiviteit van bomen om lokaal de concentraties

Klimaatverandering en bomen 13