6
ÏBR - Tijdschrift voor Bouwrecht TBR 2019/113 Afdeling bestuursrethtspraak Raad vanState,9 juli 2019, No. 201810229/3/R3, ECLÏ:Nl:RVS:2019:2298 (Bestemmingspían De NieuweWielewaal) (Mr.R.Uylenburg, mr. W.D.M. van Diepenbeek en mr. E.A. Minderhoud) Wm: art. 7.19 ledenlen 2; Besluitmer: art. 2 líd 5 sub b, bijage II, onderdeel D-11.2;Awb: art. 6:22,art. 8:54 Geen expli«iet mer-beoordeIingsbesIuít herontwikkeling woonwijkNieuwe Wielewaal; strijd met mer-regelgeving díe niet kanwordengepasseerd met art. 6.22Awb;andere vormenfinale gesehilbesleehting niet mogelijk;vernietiging bestemmingsplan in vereenvoudigde afdoening Met gasföoot M.A.A. Soppe, Red.í Procesverloop Bij besluit van 18 olctober 2018 heeft de raad het bestemrningsplan 'De Nieuwe Wielewaal' vastge- steld. Tegen dit besluit hebben (appellant sub 1) en anderen en (appellant sub 2) beroep ingesteld. De raad heeft een verweerschrift ingediend. Appenant sub 2 heeft een nader stuk ingediend. Stichting Woonstad Rotterdam en BPD Ont- wild«eling B.V. hebben een brief gesfüurd over de projectplaru'iing en de voortgang van de procedure. Overwegingen Inleiding Het besternrningsplan 'De Nieuwe Wie- * lewaal' maakt een herontwilíeling van de bestaande woonwijk De Wielewaal in Rotterdam mogelijk. Deze woonwijk bestaat uit 545 woningen. De woningen voldoen blijkens de plantoelichting niet meer aan de eisen van deze tijd. Het bestem- mingsplan maakt een heropbouw van de woonwijk mogelijk bestaande uit maxirnaal 675 woningen. 2 Appellant sub 1 en anderen en (appellant sub * 2) zijn bewoners van de bestaande woonwijk De Wielewaal. Zij Icunnen zich niet verenigen met de wijze waarop in het plan wordt voorzien in een heront-wild<eling Van hun woonívijk. Toetsingskader Bij de vaststelling van een besternmingsplan * moet de raad besternrningen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruirntelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan 1 Marcel Soppe is advocaat bij SoppeGundelach advücaten in Almelo en als geassocieerdmedewerker verbonden aan de Universiteit Utrecht. de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vastÖtelling van het besternmingsplan in oyereen- sternming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijk- heid op het standpunt heeft kunnen stenen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Bijlage bij de uitspraak De relevante regelgeving is opgenomen in * de bijlage bij deze uitspraak. De in de bijlage opgenomen regelgeving is de regelgeving geldend ten tijde van het nemen van de bestreden besluiten. De bijlage maala: deel uit van de uitspraak. De vormvrije m.e.r.-beoordelingen hetm.e.r.-beoor- deHngsbesluit - Het wettelijkkader Het plan voorziet in een herontwild<eling * van een woonwijk en maakt ter vervanging van 545 bestaande woningen maximaal 675 nieuwe woningen mogelijk. Daarmee wordt voorzien in de realisatie van een stedelijk ontwi1dcelingsproject als bedoeld in categorie 11.2, onderdeel D, van de bij- lage bij het Besluit rni1ieueffectrapportage (hierna: Besluit m.e.r.). Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan betreft in dit geval een besluit als bedoeld in kolom 4 van categorie 11.2, onderdeel D, 'van de bijlage bij het Besluit m.e.r., omdat het plan de realisatie van de woningen bij recht moge- lijk maalct. Indien bij een besluit als bedoeld in kolom 4 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. de drempelwaarden die zijn vermeld in kolom 2 van de desbetreffende categorie worden overschreden, dan moet blijkens artil<el 2, vijfde lid, onder a, van het Besluit m.e.r. een m.e.r.-beoordeling worden gemaala. Bij categorie 11.2, onderdeel D, van de bijlage bij het Besluit m.e.r. zijn als drempelwaarden vermeld: gevallen waarin de activiteit betreMüg heeft op een oppervlakte van IOO ha of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsv1oeropperv1alde van 200.000 m2 of meer. In dit geval worden deze drempelwaar- den niet overschreden. Bij het niet overschrijden van de drempelwaarden is artil<el 2, vijfde lid, on- der b, van het Besluit m.e.r. van toepassing en dient een zogenoemde vormvrije m.e.r.-beoordeling te worden verricht. Daarbij dient op grond van de cri- teria als bedoeld in bijlage m bij Richfüjn 2011/92/ EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milierieffectbe- oordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (hierna: m.e.r.-richfüjn), te worden be- oordeeld of kan worden uitgesloten dat de activi- teit belangrijke nadelige gevolgen voor het rnilieu 656 - nr 8l auqustus 2019

TBR 2019/113 ECLÏ:Nl:RVS:2019:2298 (Bestemmingspían … · 2019-08-15 · houdelijke beoordeling van het betoog van (appel-lant sub 1) en anderen brengt de raad als verweer naar

  • Upload
    others

  • View
    1

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

ÏBR - Tijdschrift voor Bouwrecht

TBR 2019/113

Afdeling bestuursrethtspraak Raad van State, 9 juli 2019, No.201810229/3/R3, ECLÏ:Nl:RVS:2019:2298 (Bestemmingspían DeNieuweWielewaal)

(Mr. R. Uylenburg, mr. W.D.M. van Diepenbeek en mr. E.A.Minderhoud)

Wm: art. 7.19 leden len 2; Besluit mer: art. 2 líd 5 sub b,bijage II, onderdeel D-11.2;Awb: art. 6:22, art. 8:54

Geen expli«iet mer-beoordeIingsbesIuít herontwikkelingwoonwijk Nieuwe Wielewaal; strijd met mer-regelgevingdíe niet kan worden gepasseerd met art. 6.22 Awb; anderevormen finale gesehilbesleehting niet mogelijk; vernietigingbestemmingsplan in vereenvoudigde afdoening

Met gasföoot M.A.A. Soppe, Red.í

Procesverloop

Bij besluit van 18 olctober 2018 heeft de raad het

bestemrningsplan 'De Nieuwe Wielewaal' vastge-

steld.

Tegen dit besluit hebben (appellant sub 1) en

anderen en (appellant sub 2) beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Appenant sub 2 heeft een nader stuk ingediend.

Stichting Woonstad Rotterdam en BPD Ont-

wild«eling B.V. hebben een brief gesfüurd over de

projectplaru'iing en de voortgang van de procedure.

Overwegingen

Inleiding

Het besternrningsplan 'De Nieuwe Wie-

* lewaal' maakt een herontwilíeling van de

bestaande woonwijk De Wielewaal in Rotterdam

mogelijk. Deze woonwijk bestaat uit 545 woningen.

De woningen voldoen blijkens de plantoelichting

niet meer aan de eisen van deze tijd. Het bestem-

mingsplan maakt een heropbouw van de woonwijk

mogelijk bestaande uit maxirnaal 675 woningen.

2 Appellant sub 1 en anderen en (appellant sub* 2) zijn bewoners van de bestaande woonwijk

De Wielewaal. Zij Icunnen zich niet verenigen met

de wijze waarop in het plan wordt voorzien in een

heront-wild<eling Van hun woonívijk.

Toetsingskader

Bij de vaststelling van een besternmingsplan

* moet de raad besternrningen aanwijzen en

regels geven die de raad uit een oogpunt van een

goede ruirntelijke ordening nodig acht. De raad

heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken

belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan

1 Marcel Soppe is advocaat bij Soppe Gundelach advücaten inAlmelo en als geassocieerd medewerker verbonden aan de UniversiteitUtrecht.

de hand van de beroepsgronden of het besluit tot

vastÖtelling van het besternmingsplan in oyereen-

sternming is met het recht. De Afdeling stelt niet

zelf vast of het plan in overeenstemming is met een

goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de

hand van die gronden of de raad zich in redelijk-

heid op het standpunt heeft kunnen stenen dat het

plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke

ordening.

Bijlage bij de uitspraak

De relevante regelgeving is opgenomen in

* de bijlage bij deze uitspraak. De in de bijlage

opgenomen regelgeving is de regelgeving geldend

ten tijde van het nemen van de bestreden besluiten.

De bijlage maala: deel uit van de uitspraak.

De vormvrije m.e.r.-beoordelingen hetm.e.r.-beoor-

deHngsbesluit

- Het wettelijkkader

Het plan voorziet in een herontwild<eling

* van een woonwijk en maakt ter vervanging

van 545 bestaande woningen maximaal 675 nieuwe

woningen mogelijk. Daarmee wordt voorzien in de

realisatie van een stedelijk ontwi1dcelingsproject als

bedoeld in categorie 11.2, onderdeel D, van de bij-

lage bij het Besluit rni1ieueffectrapportage (hierna:

Besluit m.e.r.). Het besluit tot vaststelling van het

bestemmingsplan betreft in dit geval een besluit als

bedoeld in kolom 4 van categorie 11.2, onderdeel

D, 'van de bijlage bij het Besluit m.e.r., omdat het

plan de realisatie van de woningen bij recht moge-

lijk maalct.

Indien bij een besluit als bedoeld in kolom 4 van

onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. de

drempelwaarden die zijn vermeld in kolom 2 van

de desbetreffende categorie worden overschreden,

dan moet blijkens artil<el 2, vijfde lid, onder a, van

het Besluit m.e.r. een m.e.r.-beoordeling worden

gemaala. Bij categorie 11.2, onderdeel D, van de

bijlage bij het Besluit m.e.r. zijn als drempelwaarden

vermeld: gevallen waarin de activiteit betreMüg

heeft op een oppervlakte van IOO ha of meer, een

aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen

omvat, of een bedrijfsv1oeropperv1alde van 200.000

m2 of meer. In dit geval worden deze drempelwaar-

den niet overschreden. Bij het niet overschrijden

van de drempelwaarden is artil<el 2, vijfde lid, on-

der b, van het Besluit m.e.r. van toepassing en dient

een zogenoemde vormvrije m.e.r.-beoordeling te

worden verricht. Daarbij dient op grond van de cri-

teria als bedoeld in bijlage m bij Richfüjn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van

13 december 2011 betreffende de milierieffectbe-

oordeling van bepaalde openbare en particuliere

projecten (hierna: m.e.r.-richfüjn), te worden be-

oordeeld of kan worden uitgesloten dat de activi-

teit belangrijke nadelige gevolgen voor het rnilieu

656 - nr 8l auqustus 2019

ÏBR - Tijdschrift voor Bouwrecht

kan hebben. Indien in het kader van de vormvrijem.e.r.-beoordeling overeenkomstig artilcel 2, vijfdelid, ohder b, van het Besluit m.e.r. niet kan wordenuitgesloten dat de voorziene ontwildceling belang-rijke nadelige gevolgen voor het rnilieu kan hebben,diei'ït vervolgens de m.e.r.-be6orde1ing als bedoeldin artilcel 2, vijfde lid, onder a, van het Besluit m.e.r.te worden verricht, tenzij al direct wordt beslotenom een milieueffectrapport op te stdlen,

Sinds 7 juli 20í7 bevat artil<el 2, vijfde lid,omder b, van het Besluit m.e.r. de verplich-

ting VOOÏ het bevoegd gezag om de artilcelen 7.16,7.17, eerste tot en met vierde lid, 7.18, 7.19. eer-ste fö tweede lid en 7.20a van deWet milieubeheertoe te passen. Deze artil<elen zijn opgenomen inparagraaf 7.6 yan de Wet milieubeheer. Op grond

hiervan is het bevoegd gezag verplicht om een be-slissimg te nemen omtrent de vraag of bij de voorbe-reiding van het betrokken besluit voor de activiteit,vanwege de belangïijke iïadelige gevolgen die zij

voor het rnilieu. 2can4ïebben, een rni]ieueffectrap-p,ort moet worden gemaalct. Deze beslissing wordteen m.e.r.-beoorde1ingshes1uit genoemd. Een der-

gelijlc m.e,.r.-beoprde1ir>gsb(:sluit is sinds. 7 juli 2017dus niet alleen ve.y.eist indien spralce,is van een be-

sluit als bedpeld in kqföm'i4 van onderdeelD van debijIageíbij-het.bes1uit m.e.r. en de *empelwaarden

oor dè desbeheffende activiteitwordenoverschre-

d,qm, maarook iíQien,de 4r:erúpe1waarae6niet wor-

In'dit verband wijst de Afdeling e.rop 'dat pa-

ragraaf 7.6 van'4e Wet milieube0eeí ool< yoor be-tergsplaru'ipn- ge14ti. Aan de mj,ziging van

p'aragraaf. 7.6 'yaffi de' Wet, milieubehee'r' en a;tilëel

Rföhtlijn 2ö14/52/EU varr'het Europget+ Parlement

eri: de 'í,aa4.vaff.-1(5.%pril-i,2014,tot,Qij7.igiüg van dem.e.t'.-riqhfüjn tfö gro6as1ag:,In het'lic,ht vg,de ge-

Mde1ing'bu4t'ëqtípijf.el.'dat'de gewi;j7.igderege1inginparagraäf:.7';6varí de'Wet eube5eerooicbíetrek-

king 5@eft op :ambíföaR'ete nemen besluiterl.

- Hqt o'nibrpkèn van een.m.e.r.-beoordeÍingsbesIuitAppellant subl l..en anderen betogen dat

* voorafgaand, aan 4!E vaststelling van het planten.onrechte-gëenim.e.r.-beofüde1ingsbes1uitis ge-

úomen als bedoeldin paragt"af7.6 vaú-deWetrni-lieubeheer,

1 ' -. DeraÍqd. stelt dat :(appellanj 'sub 1) en* *a aride'rëndeste11ingdättenonrechteeen

m.e.r.-5eoorde:gsbep1uit onthreekt niet in hunzienswijzeover'het o:ntvyerpplan naar voren hebbengebracht.Volgens' de raad kan dit betoog daarom inde beroepsprocedure over het plan niet irföoudelijkaan de orde komen.

Voor zover de Afdeling wel toekomt aan een in-houdelijke beoordeling van het betoog van (appel-lant sub 1) en anderen brengt de raad als verweernaar voren dat in dit geval blijkens paragraaf 4.11

van de plantoelichting een vormvrije m.e.r.-beoor-

deling is verricht op basis waarvan is geconcludeerd

dat geen uitgebreide m.e.r.-beoordeling' noodzake-

lijk is. De raad stelt dat dit OOk al was vermeld iiï detoelichting bij het ontwerpplan. Door het ontwerp-

plan ter inzage te legge!n heeft het college van bur-

gemeester en yvethouders van Rotterdam irnplicietbesloten om geen milieueffectrapport op te stellen

en heeft het college een vorm;vrije m..e.r.-beoorde-ling verricht, zo ste1t.de,raäd.Döor.deze handels-

wijze zijn belanghebbenden volgens. 4e raad nietbenadeeld.

De Afdeling stelt voorop dat de om-

standigheid dat (appellant sub 1) en

anderen in 1lun zienswijzen over het ontwerpplanniet hebben gewezen op het ontbreken van een

m.e.r.-beoorde1ingsbes1uit iet b.etekent dat zij in

hun beróepschrift geen beroepsgroí'ïd ierover naar

voren I'ïen brengen, Binnen de door de wet en

de goede procesorde begrensdemoge1ijkheden staatgeen rechtsregel eraan in de weg, dat bij de beoor-

deling van het beroep gronden w.orden betrokkendie na -het uemen'van dgt besluit zijn aangevoeyd

en niet als zodanig in de-üniforie voorbereidings-procedure naar voren zijn gebracht. Die grondenmoeten wel zijn gericht tegen een besluitoriderdeel

waaï@ver OOk zienswijzgn naapvoren zj.4 gebrachtat, js in dit,geval aan de "orde. (appenapt sub 1.)

en,anderenhebbenzich.in,hunzier4swijzeBü ersgeric5t tegenhet gehele plan en de;iq het plan voor

Hetverqisteinparagraaf.7.6 van déWeta .ë mi1ieubeheerdat'hetbevoqgd'gezag'qerí

bes1is.singneemt:.omtrent deyraagofbii,de'voorbe-eiding varH het b.etrokken. besluit,voor de. @ctiviteit,

vanwpge,de,belangrijkernadelige gevolgen die zijvoQr. he't milieu kaú.hebbgn, e'en:effeffec:ap-pqrt rnóët'worden gerpaald,,betekent dat:hierover

een besluit, yan:bet bevoeg4 gHzäg is=yereist, 'een

ma'eBr1ijl'eenosorhdeet'JvegrSwbée:lr's:hrift"is"iti dit geval ge:enm.e.r.,-bepprde1ingsbes1uit geno@en. OOk i3 nietalsnog. een. r4.e.r-:-beoqrde1ipgs-bes1uit overgelegd.

het ve;weerschrifUsteli de raad' slechts'dat'giet deteriqage1egging.*aü hë'R'ntwerpplag en hetgeen is

ve'rmeld iíipgagraaf=4.1.1í.van de,tqe14chting bii jïetontwérpp1an.imp1iciet is,.bè.sïote,n.oföjiiet eenMp,Rbp te stellpn. Zoals 'de udeling he.eft oyerwoge,n in

haar uitsp;aak van 1,5 mëi 2049, ECLI:NL:RVS:2019:1513, overweging 1í1;.4, 'kan qen vormvjije

m.e.r.-beoorde1ing'die is op.geüomen in de plantoe-lichtin@ niet worden aangemerktffls een m.e.r.-beoordelingsbesluit. Nu' een m.e.r.-b.eoorde1ingsbe-sluit ontbreeld, moet worden 9eooïdee1d dat niet isvoldaan aaiï de in artilcel 2, vijíode"lid, onder b, van

het Besluit m.e.r. neergelegde verplichting de daargenoemde artil<elen uit de Wet milieubeheer toe tepassen.

Het betoog slaagt.

657 - nr 8 i auqustus 2019

ÏBR - Tijdschrift voor Bouwrecht

overwogeninhaaruitspraa1cvan24 december2014,

ECLI:NL:RVS:2014:4648, overweging 20.4, dient

de raad zijn standpunt dat een activiteit die bene-

den de voor de m.e.r.-beoordeling gedefinieerde

drempel valt daadwerkelijk geen belangrijke nadeli-

ge gevolgen voor het rnilieu kan hebben, deugdelijk

te motiveren. Daarbij is een eákele veivijzing naar

de verrichte sectorale onderzoeken niet voldoende.

Dit volgt OOk uit de uitspraak van de Afdeling van

3 olctober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3201, over-

weging 6.4, *aärin is overwogen dat het bevoegd

gezag een integrale beoordeling van de mogelijkë

nadelige rnilieugevolgeri van het project'dient te

yeïarichten. Een derge'lijke integrale beoordeling is

niet aan 4e orde iï"idien.slechts wordt verwezen naaruitgevoerde sectorale onderzoekeï naar de moge-

lijke milieugew'lgen, zo heeft de A'fdeling: overwo=

gen. Bij de ifftegrale beooróeling van de mogelijke

naadige gevo'lgeú van het project voor het milieu

dienttekening.te.woi'der4 gehoudepme't derelevan-:te.criteria.yan'bij1age nI bij de m.e.r:-richtlijn. In de

De Afdeling ziet in dit geval evenmin aan-

* leiding om toepassing te geven aan andere

vormen van finale geschilbeslechting die in de Awb

worden geboden. Hieraan staat reeds in de weg dat

naast het ontbreken van het m.e.r.-füoorde1ingsbe-

sluit in dit geval OOk op andere wijze geen toerei-

kende integrale beoordeling is gemaalct van de mo-

gelijke nadelige gevolgen van het project voor het

rnilieu in relatie tot de criteria van bijlage In bij de

m.e.r.-richfüjn. In paragraaf 4.11 van de plantoe-

lichting is in het kader van de vormvrije m.e.r.-be-

oordeling irnmers alleen maar gesteld dat uit de

beschouwing van de eerder in de plantoelichting

genoemde milieuföema's blijkt dat de voorgeno-

men ontwild<eling geen bijzondere elementen bevat

die bovenproportioneel bijdragen aan de aspecten

genoemd in bijlage m bij de m.e.r.-richtlijn en dat

daarom het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling

niet noodzakelijk is. Zoals de Afdeling eerder heeft

daarop worden de beroepsgronden van (appellantsub 2) evenmin nader besproken.

De Afdeling wijst er met het oog op mo-

* gelijke vervo1gbesluitvorrning op dat uit

deze uitspraak volgt dat bij de evenfüele voorbe-

reiding van een nieuw bestemmingsplan voor de

herontwildceling van de woonwijk De Wielewaal

voorafgaand aan de terinzagelegging van het ont-

werpplan een m.e.r.-beoordeIingsbes1uit dient te

worden genomen, indien OOk dat plan voorziet in

de realisatie van een stedelijk ontwi1d<e1ingsproject

en een besluit betreft als bedoeld in kolom 4 van

bijlage D bij het Besluit m.e.r. Zoals de Afdelirig

heeft overwogen in haar uitspraal< van 26 sep'(:em-

ber 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3131, overweging

3.4, zijn in geval van een bestemrningsplan zowel

658 - nr 8 j aut)ustus 2019

ÏBR - Tijdschrift voor Bouwrecht

het college als de raad op grond van artilcel 7.1,vierde lid, van de Wet milieubeheer bevoegd omeen m.e.r.-beoorde1ingsbes1uit te nemen. Bij eente verrichten (vormvrije) m.e.r.-beoordeling dientoverweging 9 van deze uitspraak in acht te wordengenomen.

BeslissingDe Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad vanState:I. verldaart de beroepen gegrond;n. vernietigt het besluit van de raad van de gemeen-te Rotterdam van 18 oktober 2018 tot vaststellingvan het besternmingsplan 'De NieuweWielewaal%

NOOT

. -l,(-,!) 1. :H;;H%7i:e;'::i::a.g..;':'t'S:W::.::::';r',="',Hg-,de besluiten in kolom 4 eenfoírnele mer-beoordeIingsplichtfödien de drempefüvaarde in ko1om.2 womt over:scfü:e.den.Wordt de dïempelWaarde niet 'overschreden, dan,geíldt ervoor het desbetreffende besluit een vormvn)e mer-.beoor-delingsplicht. Tot voor 7 julí 2017 dekte die teiam de lading.Voor= de vormvrije mer-beoordelíng golden geen proce-durevoorschriften. De enige eis was dat bïj het h-es)uit eeriyprantwooming wrd,gegeven.of er vaïwege de releva'ntegíteria ín bijlagefü bij de mer'ríchilijn.rnogë'lí)ksprake zoukunnen zijn van belangrijke nadelige.:miiieugevoígen in ver-barid waarmee een formele mer-beoordeling 'ziou.moetenwbrdenverricht:.Op 7 julí 2017 is een wijziging van tmt BElsfüiímerinwerkinggetreden (zieStb.2017,175,en Stb.2017,297).Síndsdíeri ge)dtingevoíge art.2 Hd 5..subb Besluilmerdat de procedurebepalingen voorde formele mer-beoörde-lingvan overeenkomstige toepassing ziin voor de'vormvri)em.er=beoordeliíg. Het enige :procedureIe:verschil tussen'der'ner=beoomeling boven en beneden de.drempfflwaarde,

i:,y'dat.6ij een mer-beoordeiing voor gevalien :beneden dedrempelwaarde-het t»évoegd gezag geen mededeling.hoefttÖ dö,ri«an.zijn mer-beoorde]ingsbeslissing-.Gezien defor-fnaliéering van de procedure, is de ter$ '.vormvrije mer-be-

(D oordeíing!eigen1ijk'niet.meeropzijnpIaäts.Depráktijkblijftzichdäaítotnogtoe.echtervanbedienen.ZoaIs.bIijktuitr.o,

2. Overdehuidigevormvrijemer-beoordelïngisaldeno-ï dige jurisprudehtie verschenen, Zo heeft deíAfdeíinggeoordeeld daf nu bij.de wijziging van het Besiuit mer nietis vborzien in overgangsrecht, art. 2 lid 5 sub 'b Bësíuit meronmiddelIíjkewerkinghëeï.ZieABRvS 26septembèr2018,ECLI:NL:RVS:2018:3131, M en R 2018/I29, JM 2018/150(bestëmmingsplan 'Broek Zuid': gemeente De Fryske Mar-ren); Die uitspraak heeft betrekking op 'he't bestemmings-plan'BroekZuid'waarin wordtvoorzienin een ríieuwewoon-wijk van 86 woningeri. Tussen partíjen was niet in geschildat het-plan daarmee een stedelijk ontwikkelingsprojectals bedoeld inondemeel D-11.2vande bijlagebii hetBesluitmeromvat.Evenminwasingeschil datdedrempeIwaardeinkolom 2 (2.000 woningen) niet word-t overschreden. De Af-

deling constateerde dat het bestemmingsplan 'Broek Zuid'na 7 julí 2017 was vastgesteld en dat daaryoor een vormvrijmer-beoordeling 'nieuwe stijl' had moeten worden verricht.Daaraan kon niet afdoen dat de terinzageleggíng van hetontwerpbestemrningspIan voor 7 juli 2017 heeft plaatsge-vonden.VanwegevoreribedoeldeonmiddeIlijkewerking, hadhet gemeentebestuur van de Fryske Marren voorafgaandeaan die terinzagelegging een expliciet mer-beoordelingsbe-sluitmoeten nemen. Doordat niette-doenwasgehandeld ínstijd metaí.2.1id5subb Besluitmerjunctoart,7.19]edenien 2 Wm, DeAfdeling merkte daarbij op dat de opname vaneen vormvríje mer-beoordeling in de toelichtirg bij het ont-werpbestemmíngsplan niet kan worden beschouwd.als eenmei=beoordeIingsbesIuit(zíe eveneens'(r.'o.11.4van')ABRvS15 i"nei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1513 '(bestemmingsplan'Reconstructie N34 aansluiting Kliindijk'; gemeeríte Bor-ger-OdooÏn).

3 Hetverzuimom'tíjdígeenmer-beoordelingsbesluikte, nemen wem de gemeente Fryske Marren niet fataal.Gelijktiidig met het besluit tot vaststelling van het bestem-mingsplan was door de raad alsnog een expliciet rner-be-oordèlingsbesluit genomen (inhoudende aat geen MERhoefäe te worden gemaakt). Omdat er in beroep door deappellant geen inhoudelijke beroepsgrond over de mer-be-oordeling en het mer-beoordeIingsbesluit 'naar'voren'wasgebrachf, eerí ander ingesteld beroep wás.i'riige'trokken ener daamaast geen andere beröepen t.egen hetvagtgesteklebestemmingspían waren ingediend, passeert deAfdë:ing5etverzuim or'idertoepassingvarü art.6:22 Awb. Ditislin.lijnmet ABRyS 20 iqni 2018, ECLl N,L:RVS;.2018:1986, M erí.R2018?fü0, JM.2Q18/123 (ontgrondíngsVergunïirig..Sel'Iin-görbeetse; 1'rovincieGroningen). DeAfdelingheeftart.'6:22Awb.ookt'oegepastinsifüaties Waarin voorafg.9andè aal:i debesluitvormíóg weliswaar een vormvrije áertbeoordëlingwasverriöht,maarwaarin geenexplicietmer-beoorde1ings-besluit was genpmen. ZieABRvS 8 mei '2019, EClLl:NL:RVS:

2G)19:1470'(bestemminBsplan 'Uitvaartfaciliteit Hoeídiep';gpmeënte'Gronirígen)í waarín de mer7beooíde1ingWas Op-gènoríen indetoelícbíting.5ij hetbéstemmin:splan.ZieookABRvS10apriI2019,ECLI:NL:RVS:2019:1lO5,:TBR20i9f80(bestémmfögsplan 'De zeven Dorpelingen'; gemeente Ber':gerii(NH)) en ABRvS 15 me-i 2019, ECLI:'NL:RVS:2019:'2513(bestemmfögsplan'Recoöst-ructieN34aansluiíing Klijndijk;gèméen'te Borger10doorn), DeAfdeling kenf irí die üiíspra-ken ook'betekenistoeaarihetgegeven ela€erdooráppellari-tengeen inhoudelijke beroepsgronden zijn gerichFtégen,dein de.toelichtingvan hetdesbetreffendebëstemmingsplanopgenomen mer-beoomeling.

4 De onderhavíge uitspraak ziet op het bestemmings-. pian 'De Nieuwe Wielewaal: Dat pian voorzlet fö deherontwíkkelingvan een woonwijk en maakttervervangingvan 545 bestaandewoningen maximaa] 675 nieuwewonin-gen mogelijk, Daarmee wordt volgens de Afdeling voorzienih een stedeliJk oritwikkelingsproject ex onderdeel D-11.2van de bijlage bij het Besluít merwaarbij de drempelwaardenietwordtoverschreden.DeAfdelingconstateeídathetbe-voegd gezag(ingevolge art.7.1 lid 4Wm is dat nietalleen degemeenteraad, maar ook het college van burgemeester en

659 - nr 8 auqustus 2019

ÏBR - Tíjdschrift voor Bouwrecht

Daartoe is beslissend.dat door appellanten inhoudëlijkeberoepsgronden naar uorenzíjn gebracht tegen de impli-cietemeí:beoordeling'-die is nöergelegu in detoelichtingbijtiet t'estemríirigsplan. De'Afdeling.ziet evenmín aanleidingom'toepassfög te geven aan' aódere vormën van finale ge-sehilbe'slechting die in,db 4wb worden geboden (zoals hetiristand laten van de rechtsBevolgen).ln dat kader koítdekwalíteít van de implicíete mer-beoordelinB om de hoek kíj-keí. De ir'i d<. pIantoeIichtingopgpnomen informele mer-be'-oordöling bevatíö)dé keírï.alleeri verwíjzingen naar de voorhet be'stémmingspía'n uitgevoerde. 'sectorale onderzoeken.Onder vöijzing.riaat eerdere jurisprudentie (zie r.o.'i9)oömeelt qp Afdeling datzulks onvoldoende is. De Afdelíngherhaaltdateen mer-beoordeliögeen integraIebeoordeling

móet bevätten van dp mogelijke. nadeliJe milieugevolgen.Daarbij dient.reke'ningte;.worderi gehouden met de relevan-te criteria'van bijage IHlíj d'elmer-richtlijn. Ook benadruktde Afdeíing dat in :de. moíiveríng yan het mer-beooide-lingsbeäluít dient'te'worden.'.verwezen. riaar deze relevanté

criteria.'Wat'betrèftde eis d@t. er in.een mer-beoordelinge'en 'integíale bèooídëlíng-móetworden gemaakt, kan o.a.gewezen worden op deíin dit tíjdschrift:gepubIiceerde uit-spräakABRvS 24decerr'iber20=14, ECLI:NL:'RVS:2014:4648,TBR2015}í13JM2015/23 (be'stemmingsplan'Rhijnbeek',gemeenteAlmelo).. '

5 De overwegíngen van. de Afdeling suggereren dat de. AfdeIingreedslangereenbestendigekoersvaartwatbetreft haar [oetsing van de mer-beoordeIingsregeIgeving.

Dat is echter üiet volledig het geval. Er zíin wel uitsprakenwaarin de Afdeling het verzuim van een integrale beoorde-

lingnietalseengebrekaanmerkt.ZiebilvoorbeeldVz.ABRvS19 maart 2015, ECLl:NL:RVS:2015:980 (bestemmingsplan'Dwingeloo, partiële herziening brede school' Westerveld)De voorzieningenrechter van de Afdeling overweegt daarin

dat er wellicht sprake is van een vormvriie m.e.r.-beoorde-lingsplícht, maar datverzoeker niet heeftonderbouwd dat inmeerwil van de uítkomsten van de onderzoeken naarde ver-schillende milieuaspecten die zíjn neergelegd inde bestem-

mingsplantoelichting, er desondanks sprake is van biizon-dereomstandigheden dieaanleidinggevenvoorhetoordeeldat niet kan worden uitgesloten dat het bestemmingsplanbelangrijke nadelíge milíeugevolgen kan. hebben. Dit voor-lopige oordeel is één op één overgenoföen ín de bodemuit-spraak (zie ABRvS 1juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2068 (r.o.4.1)). Zie ook (r.o. 8.3 van) ABRvS 21 november2018, EC;LI:NL:RVS:2018:3791 (omgevingsvergunning perceel GoesePoort; gemeente Goes). Gezien de door deAfdeling in casugegeven onderbouwing,lijkthet echtermeeídan aanneme-

liik dat ervanaf nu wel een eenduidíge koers womtgevaren.

660 - nr 8l auqustus 2(]9

plandeejin dezienswijzenfase is bestreden. In de onderhavi-

ge uitspraakgaatdeAfdeIingnietin op de vraagofde m.e.r-

grief betrekking heeft op een bestemmingsplanonderdeel

dat is bestreden in de zienswijzenfase. Daar-door blijft enige

onduidelijkheid bestaan over de vraag of een m.e.r-gr1ef Íí7

bestemmingsplanverband überhaupt is te herleiden tot een

of meerdere besluitonderdelen. Die vraagis temeerinteres-

santaangezien deAfdelinginondermeerABRvS18juli2012,

nr201009631/1/A4, heettoverwogendateenberoepsgrond

overde miíjeueffectrapportagegeenbetrekkingheeftop een

besluitonderdeel van een mïlieuvergunning. De onderdelen-

fuik is daarmee voor m.e.r.-grieven niet relevar"it. Ottewel, in

het kader van een orngevingsvergunning met betrekkirig tot

TBR - Tiidschrift voor Bouwrecht

de activiteit oprichten/Wijzigen van een inrichting kunnen

beroepsgronden over m.e.r zonder meer voor het eerst in

beroep worden aangevoerd'. Uit r.o. 7.2 van de onderhavige

uits'praak leid ik af dat de Afdeling de mer-(beoordeíing)

inderdaad herleidt tot het planondei-deel waardoor de

mer-(beoordeling) in het leven wordt geroepen. Omdat de

door de desbetreffende appellanten ingebrachte ziens-

wijzen in casu betrekking hadden op de voorziene heront-

wikkeling van de woonwijk (het mer-beoordeIingsplichtige

besluitonderdeel), gaat de Afdeling inhoudelijk in op de

mer-beoordelingsberoepsgrond ook aí was die niet eerderin de zienswíjzen naarvoren gebracht.

M.A.A.Soppe

TBR 2019/114

Afdeling bestuursrerhtspraak Raad van State, IO juli 2019, No.2ü1808388/1/A1, ECll:Nl:RVS:2019:2357 (Weígering aanvraagontheffing verbod provinríale verordening Frysffln)

(Mr. J.A.W. Srholten-Hinloopen, mr. H.G. Sevenster, mr. G,M.H.HoogvHet)

Wro: art. 4.1, art. 4.ia; Awb: art. 7:1 lfö 1onder g en bíjage1, onderdeelWro onder d;art. 8:1, art. 8:6, art. 8:104 art.8:113 líd1

Hoger beroep. Verbod in provinriale verordening voorvervanging'bestaande windturbine door hogere wíndturbine,xonder ontheffingsmogeIijkheid niet in strijd wet Wro. Ai't. 4.1aWro'veiíplieht provineiale staten niet=hiervan gebruikte maken.Geen onver:bindemJheid. Beroep ongegrond. Bevestiginguitspraak-íerhtbank

Met'noöt RJi'deVries, Red.

F'roèèsvfüoÖjé "Bij '.besl'áit 6an 6 juni 2017 heeft het college yan ge-

deputfö.ndé Qaten (vaíï de pro'tÁncíe Fvysh)tn, HJdV)heÍ verzöek ván hpt college yan burgemeestè.j,en

*éthoudjrs,,'('oa» aè gemeente Leeuvnarden, H[JdV)om oq$@ffu'g te verlenen van de Verorde:ngRó.ije Fry4n 2014, zoals gewijzigd op 18 feprua-ri.2015, van de provincie Fryslän (hierna: deVeror-

dening), äfgewezen.

Bii uitápraak van '7 september 2018 h@e:Q derechtbank het door het conege van burgemeester

en wethoud,ers daartegen ingestelde beroep onge-

grond vepklaard.

(...)Tegen deze uitspraak heeft het conege van bur-

gemeester en wethouders hoger beroep ingesteld.

(...)

Overwegingen

onderdeel uit.

In het Friese dozpje Reduzurp staat een* windturbine. die drie dorpen van stroom

voorziet.'.De wföd'fürbine is 36 rp ho.og en heeft een

tip.tföogte'van 51"m. De windturbine is ruim 20 jaar

oud en moet bfönemcort worden vervangen. Omdat

een wirrdturbföe'van betzeffae fprffiaat als de be.

staande 'windturbföé. p@ugelijks föeep verkrijgbaar

is, 4der ren4ement beBa@lt en l'::uchtiger is,wipe,n omwonendpn pen iquwe windturbine latenplaatpen die.55 m- hoog is, en een tiphoogte heeftvan 77 fö.

' DeVerordening staat nfüt toé dat een windturbi-

ne woydtveryapgen.door eenwindfürbin@ die hogeris dan de bèstaande windturbine. Het college van

burgeíneester' en. We%ouders,heeft -4áarom, voo;-uitlopend op het verzoek om vergunnirigver1ening,

bij brief van 21 april 2017 het cofüge van gede-

p'gt@erd@ staten ve:<zocht ogi onföeffffig te verlenen

yqn 5et b,epa,a14e'in.d@. '{eror4ening. Hej collége vang@deputeer,de staten heeft 4it, geweigerd, omdat deVerordening niet de mogelijkhpid kent om onföef-

fin3te averlenen yan de-fö artikel 9.2.1 ne<:rgelegderegel dat een bestaande windturbine niet door eenhogere windfürbipe mag worden vervangen.

Het conege van burgemeester en weföouders

ë betoogt dat de rechtbanlc niet heeft onder-

kend dqt artikel 9.2. 1 van deVerorderfüng onverbin-

d@nd moet worden verldaard, omdat het volgqns hetconege van burgemeester en weföouders in strijd is

met de Wet op de ruirntelijke ordening (hierna: de

Wro) om in de Verordening te verbieden dat een

windturbine door een hoger exemplaar wordt ver-

vangen, zonder dat daarop een uitzondering moge-

lijk is. Het conege van burgemeester en weföouders

66'1 - nr 8 auqustus 2019