1
Outsider nr. 4 april 2014 • Skipr 17 Z Zestig jaar geleden waren de tijden duister voor het kind. Een ernstige ziekte was een stuk leuker dan het spreekuur van de dokter. Van dokter naar geneesheer Zelf maakte ik als zevenjarig ventje kennis met de dokter. Ik had ’s morgens in een zandbak gespeeld en aan het eind van de middag was mijn kuit schrikbarend opgezwollen. Mijn moeder vreesde bloedvergiftiging en ontbood de huisarts. Die wierp een blik op mijn gezwollen been en beval mijn moeder het tafelkleed te vervangen door ouwe kranten. Ik zie zijn chagrijnige kop nog voor me. Hij informeerde of mijn moeder scheer- mesjes in huis had. Toen begon ik al te huilen. Ik lag op de kranten op tafel in de huiskamer. Door de open deur kon ik zien hoe de dokter een scheermesje verhitte in de gasvlam. Toen hij op me afkwam, zette ik het op een brullen. Met het hete mes gaf hij een jaap in mijn kuit. Er kwam een heleboel smerigheid uit. ’s Avonds begon mijn voet op te zwellen. In het ziekenhuis werd mijn moeder streng bejegend alsof zij de schuld was van de onhygiënische behandeling. De hoogmoed van medici was onverdraaglijk. Nog in mijn jeugd kondigde zich een verandering aan. Ik weet niet meer waarom ik omstreeks mijn veertiende in het Diaconessenhuis in H. moest zijn. Wel heb ik ont- houden hoe ik daar door de dienstdoende arts ontvangen werd. Toen ik binnenkwam, begroette hij me uiterst vriendelijk. Daarvan stond ik al versteld. Maar het werd nog mooier. Toen hij me de hand had gegeven (!), zei hij: “Het ruikt hier naar gecremeerde poezen, vind je ook niet?” En er was nog een uitzonderlijkheid aan deze figuur: de witte duif was zwart. Nog altijd voel ik grote dankbaarheid als ik aan hem terugdenk. Welke huids- kleur ook, hij was een voorbode. In de jaren zeventig be- gonnen de artsen hun beroepsarrogantie af te leggen. Ze vertoonden meer en meer menselijke trekken. De wereld ziet er daardoor een klein beetje mooier uit. Betere wereld We zijn in de 21ste eeuw. De Betere Tijden zijn nu echt begonnen. Waarom hebben de autoriteiten daar geen ruchtbaarheid aan gegeven? De dag voor mijn operatie sta ik in het ziekenhuis in de ruimte die men huiskamer noemt. Ik staar uit het raam en heb uitzicht op bouwstei- gers. Daar tussendoor schemert een sparrenbos. De airco suist. Verpleegsters overleggen op de gang. Ik hoor hun woorden, maar registreer ze niet. Wel is tot me door- gedrongen dat ik vrij ben, ik kan gaan en staan waar ik wil. Ik mag alles vragen, ze vinden niks gek. Ik mag ook alvast op bed gaan liggen. Bezoek is op alle uren van de dag welkom. Waar ben ik in verzeild geraakt? De chirurg komt vragen of het me bevalt. Dit is een veel betere wereld dan vroe- ger, toen de artsen nog zwegen of snauwden. Toen ze het verdomden om antwoord te geven op de vragen van een stervende patiënt. De dokter van nu is de vleesgeworden menselijkheid. Ik wil hier altijd blijven. Het heeft een heel klein beetje gesneeuwd. De sparren in de zon heb- ben hun takken vol diamanten. Op de steigers staan twee bouwvakkers elkaar te kussen met hun helmen op. Gastschrijver Hans Dorrestijn is auteur, co- lumnist, cabaretier en programmamaker. Opinie • Ziekenhuis • Bejegening

Van dokter naar geneesheer

  • Upload
    jef

  • View
    212

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Outsider

nr. 4 • april 2014 • Skipr 17

Z

Zestig jaar geleden waren de tijden duister voor het kind. Een ernstige ziekte was een stuk leuker dan het spreekuur van de dokter.

Van dokter naar geneesheer

Zelf maakte ik als zevenjarig ventje kennis met de dokter. Ik had ’s morgens in een zandbak gespeeld en aan het eind van de middag was mijn kuit schrikbarend opgezwollen. Mijn moeder vreesde bloedvergiftiging en ontbood de huisarts. Die wierp een blik op mijn gezwollen been en beval mijn moeder het tafelkleed te vervangen door ouwe kranten. Ik zie zijn chagrijnige kop nog voor me. Hij informeerde of mijn moeder scheer-mesjes in huis had. Toen begon ik al te huilen. Ik lag op de kranten op tafel in de huiskamer. Door de open deur kon ik zien hoe de dokter een scheermesje verhitte in de gasvlam. Toen hij op me afkwam, zette ik het op een brullen. Met het hete mes gaf hij een jaap in mijn kuit. Er kwam een heleboel smerigheid uit. ’s Avonds begon mijn voet op te zwellen. In het ziekenhuis werd mijn moeder streng bejegend alsof zij de schuld was van de onhygiënische behandeling. De hoogmoed van medici was onverdraaglijk. Nog in mijn jeugd kondigde zich een verandering aan. Ik weet niet meer waarom ik omstreeks mijn veertiende in het Diaconessenhuis in H. moest zijn. Wel heb ik ont-houden hoe ik daar door de dienstdoende arts ontvangen werd. Toen ik binnenkwam, begroette hij me uiterst vriendelijk. Daarvan stond ik al versteld. Maar het werd nog mooier. Toen hij me de hand had gegeven (!), zei hij: “Het ruikt hier naar gecremeerde poezen, vind je ook niet?” En er was nog een uitzonderlijkheid aan deze fi guur: de witte duif was zwart. Nog altijd voel ik grote

dankbaarheid als ik aan hem terugdenk. Welke huids-kleur ook, hij was een voorbode. In de jaren zeventig be-gonnen de artsen hun beroepsarrogantie af te leggen. Ze vertoonden meer en meer menselijke trekken. De wereld ziet er daardoor een klein beetje mooier uit.

Betere wereldWe zijn in de 21ste eeuw. De Betere Tijden zijn nu echt begonnen. Waarom hebben de autoriteiten daar geen ruchtbaarheid aan gegeven? De dag voor mijn operatie sta ik in het ziekenhuis in de ruimte die men huiskamer noemt. Ik staar uit het raam en heb uitzicht op bouwstei-gers. Daar tussendoor schemert een sparrenbos. De airco suist. Verpleegsters overleggen op de gang. Ik hoor hun woorden, maar registreer ze niet. Wel is tot me door-gedrongen dat ik vrij ben, ik kan gaan en staan waar ik wil. Ik mag alles vragen, ze vinden niks gek. Ik mag ook alvast op bed gaan liggen. Bezoek is op alle uren van de dag welkom.Waar ben ik in verzeild geraakt? De chirurg komt vragen of het me bevalt. Dit is een veel betere wereld dan vroe-ger, toen de artsen nog zwegen of snauwden. Toen ze het verdomden om antwoord te geven op de vragen van een stervende patiënt. De dokter van nu is de vleesgeworden menselijkheid. Ik wil hier altijd blijven. Het heeft een heel klein beetje gesneeuwd. De sparren in de zon heb-ben hun takken vol diamanten. Op de steigers staan twee bouwvakkers elkaar te kussen met hun helmen op.

Gastschrijver Hans Dorrestijn is auteur, co-lumnist, cabaretier en programmamaker.

Opinie • Ziekenhuis • Bejegening