1
Huisartsenzorg in cijfers G 331 huisarts & wetenschap 56(7) juli 2013 G Geneesmiddelen innemen, iedere dag weer, is niet voor ie- dereen even eenvoudig. Dit heeft verschillende oorzaken. Sommige mensen vergeten het. Anderen willen liever geen geneesmiddelen gebruiken, omdat de bijwerkingen hen af- schrikken. Daarom is het niet altijd zo dat de patiënt inneemt wat de arts voorschrijft. Wij beschrijven in deze bijdrage de variatie in therapietrouw tussen apotheken van een aantal groepen van geneesmiddelen die veel worden voorgeschreven in de huisartsenpraktijk. Ophaalgedrag We richten ons hierbij op het ophaalgedrag van gebruikers van chronische medicatie en gebruiken cijfers op patiëntniveau over 2011 van de Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK). Ongeveer 95% van alle openbare apotheken is bij SFK aange- sloten. De therapietrouwratio is berekend door de afgeleverde hoeveelheid van het geneesmiddel, uitgedrukt in ‘afgedekte dagen’, te relateren aan het aantal gebruiksdagen in een ka- lenderjaar. Iemand wordt als therapietrouw beschouwd als hij een therapietrouwratio heeft van minimaal 80%. Mensen die starten en/of stoppen met het middel in het betreffende jaar zijn niet meegenomen in deze berekening. Grote variatie bij medicatie astma/COPD Er zijn verschillen tussen apotheken in de mate waarin hun patiënten therapietrouw zijn. De [figuur] laat deze spreiding per geneesmiddelengroep zien. Voor de meeste middelen geldt dat het verschil tussen apotheken ongeveer 11 (bij orale antidi- abetica) tot 19% (bij antidepressiva) is. Dit is af te lezen aan het Variatie in therapietrouw tussen apotheken Marcia Vervloet, Christel van Dijk, Liset van Dijk verschil tussen de boven- en ondergrens van het 95%-betrouw- baarheidsinterval van de betreffende geneesmiddelgroep. Dit verschil is duidelijk groter bij ADHD-medicatie (24%) en bij on- derhoudsmedicatie voor astma/COPD (29%). De variatie tussen apotheken kan niet worden toegeschreven aan verschillen in leeftijd en geslacht van patiënten, noch aan verschillen tussen regio’s; op regionaal niveau (bekeken op tweecijferig postcode- gebied) zijn de verschillen in therapietrouw kleiner. Dit wordt bevestigd door eerder onderzoek van Van Dijk e.a. waarin werd aangetoond dat variatie in therapietrouw niet door verschil- len in de huisartspraktijkpopulatie of urbanisatiegraad wor- den veroorzaakt. Tot slot De therapietrouw, gebaseerd op het ophaalgedrag van pa- tiënten, bij geneesmiddelen voor chronische aandoeningen die vaak in de huisartsenpraktijk worden voorgeschreven, ver- schilt duidelijk tussen apotheken, vooral bij psychofarmaca en medicatie voor astma/COPD. Het is belangrijk het geneesmid- delengebruik van de patiënt regelmatig te monitoren. Dit kan zowel door de apotheek als door de huisarts worden gedaan. Als er een terugkoppeling bestaat tussen de apotheek en de huisartsenpraktijk over of patiënten hun geneesmiddelen (tij- dig) komen ophalen, heeft behalve de apotheker ook de huis- arts zicht op het ophaalgedrag van patiënten. Deze informatie kan de huisarts gebruiken in het consult met de patiënt om de oorzaken van therapieontrouw te achterhalen en samen naar een oplossing te zoeken. Uit onderzoek is bekend dat een goede arts-patiëntcommunicatie belangrijk is voor therapie- trouw. Verschillen in deze communicatie liggen wellicht ook ten grondslag aan de variatie in therapietrouw tussen zorg- verleners. De resultaten zijn gebaseerd op data van 1700 apotheken van de Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK). De cijfers zijn ook te vinden op de Therapietrouw Monitor (www.therapietrouwmoni- tor.nl). Dit is een website met cijfers over (de zorg rondom) genees- middelgebruik door patiënten met een chronische aandoening, veelal gemeten vanuit het perspectief van de patiënt. Figuur Variatie in het percentage therapietrouwe patiënten (gemiddelde met 95%-betrouwbaarheidsinterval) tussen apotheken (n = 1700) per geneesmiddelgroep in 2011 30% orale antidiabetica (A10B) A10B gecombineerd met statine (C10) diuretica (C03) bètablokkers (C07) calciumantagonisten (C08) ACE-remmers en AII-antagonisten (C09) cholesterolverlagers (C10) antidepressiva (N06A) middelen voor ADHD (N06BA) astma/COPD onderhoudsmedicatie 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Variatie in therapietrouw tussen apotheken

  • Upload
    liset

  • View
    214

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Hu

isa

rts

enzo

rg

in

cij

fer

s

G

331huis art s & we tensch ap56 (7 ) jul i 2013

GGeneesmiddelen innemen, iedere dag weer, is niet voor ie-

dereen even eenvoudig. Dit heeft verschillende oorzaken.

Sommige mensen vergeten het. Anderen willen liever geen

geneesmiddelen gebruiken, omdat de bijwerkingen hen af-

schrikken. Daarom is het niet altijd zo dat de patiënt inneemt

wat de arts voorschrijft. Wij beschrijven in deze bijdrage de

variatie in therapietrouw tussen apotheken van een aantal

groepen van geneesmiddelen die veel worden voorgeschreven

in de huisartsenpraktijk.

OphaalgedragWe richten ons hierbij op het ophaalgedrag van gebruikers van

chronische medicatie en gebruiken cijfers op patiëntniveau

over 2011 van de Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK).

Ongeveer 95% van alle openbare apotheken is bij SFK aange-

sloten. De therapietrouwratio is berekend door de afgeleverde

hoeveelheid van het geneesmiddel, uitgedrukt in ‘afgedekte

dagen’, te relateren aan het aantal gebruiksdagen in een ka-

lenderjaar. Iemand wordt als therapietrouw beschouwd als hij

een therapietrouwratio heeft van minimaal 80%. Mensen die

starten en/of stoppen met het middel in het betreffende jaar

zijn niet meegenomen in deze berekening.

Grote variatie bij medicatie astma/COPDEr zijn verschillen tussen apotheken in de mate waarin hun

patiënten therapietrouw zijn. De [figuur] laat deze spreiding

per geneesmiddelengroep zien. Voor de meeste middelen geldt

dat het verschil tussen apotheken ongeveer 11 (bij orale antidi-

abetica) tot 19% (bij antidepressiva) is. Dit is af te lezen aan het

Variatie in therapietrouw tussen apotheken

Marcia Vervloet, Christel van Dijk, Liset van Dijk

verschil tussen de boven- en ondergrens van het 95%-betrouw-

baarheidsinterval van de betreffende geneesmiddelgroep. Dit

verschil is duidelijk groter bij ADHD-medicatie (24%) en bij on-

derhoudsmedicatie voor astma/COPD (29%). De variatie tussen

apotheken kan niet worden toegeschreven aan verschillen in

leeftijd en geslacht van patiënten, noch aan verschillen tussen

regio’s; op regionaal niveau (bekeken op tweecijferig postcode-

gebied) zijn de verschillen in therapietrouw kleiner. Dit wordt

bevestigd door eerder onderzoek van Van Dijk e.a. waarin werd

aangetoond dat variatie in therapietrouw niet door verschil-

len in de huisartspraktijkpopulatie of urbanisatiegraad wor-

den veroorzaakt.

Tot slotDe therapietrouw, gebaseerd op het ophaalgedrag van pa-

tiënten, bij geneesmiddelen voor chronische aandoeningen

die vaak in de huisartsenpraktijk worden voorgeschreven, ver-

schilt duidelijk tussen apotheken, vooral bij psychofarmaca en

medicatie voor astma/COPD. Het is belangrijk het geneesmid-

delengebruik van de patiënt regelmatig te monitoren. Dit kan

zowel door de apotheek als door de huisarts worden gedaan.

Als er een terugkoppeling bestaat tussen de apotheek en de

huisartsenpraktijk over of patiënten hun geneesmiddelen (tij-

dig) komen ophalen, heeft behalve de apotheker ook de huis-

arts zicht op het ophaalgedrag van patiënten. Deze informatie

kan de huisarts gebruiken in het consult met de patiënt om

de oorzaken van therapieontrouw te achterhalen en samen

naar een oplossing te zoeken. Uit onderzoek is bekend dat een

goede arts-patiëntcommunicatie belangrijk is voor therapie-

trouw. Verschillen in deze communicatie liggen wellicht ook

ten grondslag aan de variatie in therapietrouw tussen zorg-

verleners. ▪

De resultaten zijn gebaseerd op data van 1700 apotheken van de Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK). De cijfers zijn ook te vinden op de Therapietrouw Monitor (www.therapietrouwmoni-tor.nl). Dit is een website met cijfers over (de zorg rondom) genees-middelgebruik door patiënten met een chronische aandoening, veelal gemeten vanuit het perspectief van de patiënt.

Figuur Variatie in het percentage therapietrouwe patiënten (gemiddelde met 95%-betrouwbaarheidsinterval) tussen apotheken (n = 1700) per geneesmiddelgroep in 2011

30%

oral

e an

tidia

betic

a (A

10B)

A10

B ge

com

bine

erd

met

stat

ine

(C10

)

diur

etic

a (C

03)

bèta

blok

kers

(C0

7)

calc

ium

anta

goni

sten

(C0

8)

AC

E-re

mm

ers

enA

II-an

tago

nist

en (C

09)

chol

este

rolv

erla

gers

(C10

)

antid

epre

ssiv

a (N

06A

)

mid

dele

n vo

orA

DH

D (N

06B

A)

astm

a/C

OPD

onde

rhou

dsm

edic

atie

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%