Upload
others
View
0
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Rapport 2016-005
G.J. Berg
J. van Goethem
Vegetatieonderzoek proefvlakken in het SES-gebied
Boterdiepstrook te Groningen
bezoekadres oosterweg 127 Haren
postadres postbus 111 9750 AC Haren
telefoon 050 8200018
telefax 050 8200013
email [email protected]
website www.koemanenbijkerk.nl
Vegetatieonderzoek proefvlakken in het SES-gebied
Boterdiepstrook te Groningen
Rapport 2016-005
G.J. Berg
J. van Goethem
Proefvlakken Boterdiepstrook 3/25
© Koeman en Bijkerk bv / Dit rapport is vervaardigd op verzoek van opdrachtgever hierboven aangegeven en is zijn eigendom. Niets uit
dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie,
microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de
opdrachtgever hierboven aangegeven en Koeman en Bijkerk bv, noch mag het zonder een dergelijke
toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Koeman en Bijkerk bv is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede schade welke voortvloeit uit
toepassingen van resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van Koeman en Bijkerk bv;
opdrachtgever vrijwaart Koeman en Bijkerk bv voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing.
Deze publicatie kan geciteerd worden als:
Colofon
Opdrachtgever Gemeente Groningen, Stadsbeheer
Postbus 1144, 9701 BC Groningen Titel Vegetatieonderzoek proefvlakken in het SES-gebied
Boterdiepstrook te Groningen Auteurs G.J. Berg, J. van Goethem Datum 17 maart 2016 Pagina’s (inclusief bijlagen) 26 Opdrachtnr 30004677 OC Projectnr 2015-025 Rapportnr 2016-005 Status Definitief Akkoord Ir. G.H. Bonhof (adviseur ecologie en natuur) Paraaf
Gemeente Groningen, Stadsbeheer
Foto omslag: Detailfoto van de proefvlakken in de Boterdiepstrook
Berg GJ & van Goethem J (2016) Vegetatieonderzoek proefvlakken in het SES-gebied
Boterdiepstrook te Groningen. KenB rapport 2016-005. Koeman en Bijkerk bv, Haren.
4/25 Proefvlakken Boterdiepstrook
Koeman en Bijkerk rapport 2016-005
Proefvlakken Boterdiepstrook 5/25
Koeman en Bijkerk rapport 2016-005
Inhoudsopgave
COLOFON 3
1 INLEIDING 7 1.1 Achtergrond 7 1.2 Doel 7 1.3 Opzet 7 1.4 Gebiedsbeschrijving 9
2 RESULTATEN 11 2.1 Aantal soorten 11 2.2 Aantal Hogeland soorten 12 2.3 Vegetatiestructuur 14
3 DISCUSSIE EN CONCLUSIE 17 3.1 Wat viel ons op? 17 3.2 Welke toplaag is het beste? 17
4 LITERATUUR 19
BIJLAGE I VEGETATIEOPNAMEN WOUDZAND 21
BIJLAGE II VEGETATIEOPNAMEN METSELZAND 22
BIJLAGE III VEGETATIEOPNAMEN SCHELPEN 24
BIJLAGE IV VEGETATIEOPNAMEN CONTROLE 25
6/25 Proefvlakken Boterdiepstrook
Koeman en Bijkerk rapport 2016-005
Proefvlakken Boterdiepstrook 7/25
Koeman en Bijkerk rapport 2016-005
1 Inleiding
1.1 Achtergrond
In opdracht van de gemeente Groningen, Stadsbeheer is in juni 2015 door Koeman en
Bijkerk bv onderzoek gedaan naar de vegetatieontwikkeling van enkele proefvlakken in
de Boterdiepstrook te Groningen. De Boterdiepstrook maakt onderdeel uit van de
Stedelijke Ecologische Structuur. In 2015 is ook het gehele gebied gemonitord als
onderdeel van het monitoringsprogramma van de Stedelijke Ecologische Structuur (Berg
et al. 2016).
1.2 Doel
De proefvlakken zijn vijf à zes jaar geleden aangelegd. Doel van het onderzoek is nagaan
of er nu vijf à zes jaar na aanleg, verschillen te zien zijn tussen de vegetaties bij
verschillende toplagen.
1.3 Opzet
In het SES-gebied Boterdiepstrook zijn in het noorden van het gebied een aantal
proefvlakken aangelegd. Het deel ten noorden van het wandelpad is in 2008 aangelegd
en het stuk ten zuiden hiervan in 2009. Het deel uit 2009 is later nog wat aangepast
omdat er veel water op bleef staan. Hierdoor is er op een paar plaatsen in 2010
bijgezaaid. Op de twee locaties is de bodem afgeschraapt waarna op de diverse
proefvlakken verschillende toplagen zijn aangebracht; woudzand, schelpen of
metselzand (Figuur 1). Het hele afgeschraapte stuk is ingezaaid met het
“doelsoortenmengsel-Noord” (ook wel Hogeland mengsel genoemd, Tabel 2). Daarnaast
is er in feite nog een vierde behandeling, wel afgeschraapt maar geen nieuwe toplaag
opgebracht.
8/25 Proefvlakken Boterdiepstrook
Koeman en Bijkerk rapport 2016-005
Figuur 1 Proefveldjes in de Boterdiepstrook. C = controle, W = woudzand, S = schelpen, M = metselzand
Om aan te kunnen geven wat de verschillen zijn tussen de drie behandelingen en de
controle waarbij geen toplaag is aangebracht, is ook gekeken naar de variatie binnen één
behandeling. Er is daarom gekozen voor de volgende onderzoeksopzet:
Per proefvlak zijn drie vegetatieopnamen gemaakt van 1 x 1 meter (Figuur 2). Dit
betekent een totaal van 24 opnamen; 4 behandelingen x 3 opnamen x 2 locaties = 24
opnamen.
De vegetatie binnen de proefvlakken is opgenomen met de Tansley-schaal (Tabel 1),
waarbij uiteraard alle soorten binnen een proefvlak worden meegenomen. Voor de data
invoer is gebruik gemaakt van het programma Turboveg.
Figuur 2 Het uitzetten van een vlak van 1 x 1 meter.
Proefvlakken Boterdiepstrook 9/25
Koeman en Bijkerk rapport 2016-005
Tabel 1 De Tansley-schaal.
Tansley
Totale bedekking in het proefvlak
Omschrijving.
r zeldzaam < 5% soort is zeldzaam, slechts enkele exemplaren aanwezig
o hier en daar < 5% soort is verspreid aanwezig
lf lokaal frequent < 5% soort is lokaal vrij talrijk
f frequent < 5% soort is vrij talrijk
la lokaal abundant 5-12% soort is lokaal veel aanwezig, maar nooit (co)-dominant
a abundant 13-25% soort is veel aanwezig, maar nooit (co)-dominant
ld lokaal-dominant 26-50% soort overheerst binnen een deel van het proefvlak (lokaal)
cd co-dominant 51-75% soort overheerst met andere soorten
d dominant 76-100% soort overheerst
1.4 Gebiedsbeschrijving
Kerngebied Boterdiepstrook (13,7 ha) ligt aan de noordoostkant van de stad aan de rand
van de wijk Beijum. De Boterdiepstrook laat een grote afwisseling zien van groenstroken,
gazons, bloemrijke graslanden, vijvers en sloten. De zuidelijke helft bestaat voornamelijk
uit groenstroken, gazons en een grote vijver. In de noordelijke helft van het gebied liggen
enkele bloemrijke graslanden. Dit betreffen deels de proefveldjes van dit onderzoek, die
in 2008/2009 zijn ingezaaid. Maar daarnaast ook voormalige gazons die door een
extensiever maaibeleid bloemrijker zijn geworden.
Huidig beheer
Het deel van het gebied waar de proefvlakken liggen wordt twee keer per jaar gefaseerd
gemaaid, waarbij kleinschalig maaiwerk wordt uitgevoerd met een vingerbalk en grote
stukken door een kleine klepelzuigcombinatie of een cyclomaaier (Figuur 3). Een
ecologische hovenier geeft aan waar gemaaid moet worden (Bron: Hemmo Jager,
gemeente Groningen).
Figuur 3 Links locatie noord en rechts locatie zuid, beide worden twee keer per jaar gefaseerd gemaaid door
een ecologisch hovenier
10/25 Proefvlakken Boterdiepstrook
Koeman en Bijkerk rapport 2016-005
Proefvlakken Boterdiepstrook 11/25
Koeman en Bijkerk rapport 2016-005
2 Resultaten
2.1 Aantal soorten
Het aantal soorten per vegetatieopname was behoorlijk variabel. Er is niet één
behandeling naar voren gekomen die duidelijk soortenrijker is dan de andere
behandelingen. Het laagste aantal soorten binnen één opname was 11 soorten en het
hoogste aantal 26. Het gemiddeld aantal soorten per behandeling laat echter maar een
relatief kleine variatie zien (Figuur 4). Binnen de controle opnamen zijn gemiddeld het
minst aantal soorten aangetroffen (19,7) en binnen de proefvlakken met schelpen het
hoogst aantal soorten (21,3).
Daarnaast is er ook nog het verschil tussen de locaties noord en zuid. Op locatie noord
kende het proefvlak met metselzand gemiddeld het hoogst aantal soorten (23,7) en
woudzand gemiddeld het minst aantal soorten (18,7), terwijl op locatie zuid dit precies
andersom was met respectievelijk 17,0 en 23,0 soorten.
Figuur 4 Gemiddeld aantal soorten per behandeling (inclusief controle). Per behandeling is het gemiddelde
gegeven van alle opnamen samen en daarnaast het gemiddelde per locatie (noord en zuid).
12/25 Proefvlakken Boterdiepstrook
Koeman en Bijkerk rapport 2016-005
Figuur 5 De twee bovenste foto’s zijn gemaakt bij de proefvlakken met woudzand, links op locatie noord en
rechts bij locatie zuid. Linksonder een detailopname van het proefvlak met metselzand op locatie zuid en
rechtsonder het proefvlak met schelpen op locatie noord.
2.2 Aantal Hogeland soorten
In alle proefvlakken en ook bij de controle is het zelfde zaadmengsel ingezaaid. Dit
betreft het Hogeland-mengsel (ook wel doelsoortenmengsel Noord genoemd). In het
mengsel zaten 21 soorten (Tabel 2). Niet al deze soorten zijn in alle opnamen
aangetroffen. In de proefvlakken met woudzand en schelpen zijn gemiddeld het hoogste
aantal Hogeland soorten aangetroffen (Figuur 6).
Slechts twee soorten zijn in alle opnamen waargenomen; Knoopkruid en Rode klaver en
drie soorten zijn in geen van de opnamen aangetroffen; Gewone agrimonie,
Avondkoekoeksbloem en Gele morgenster (Tabel 2). In het mengsel zaten twee grassen,
Kamgras en Reukgras. Beide zijn niet of nauwelijks teruggevonden. Alleen op de locatie
zuid met Metselzand zijn deze grassen waargenomen.
Proefvlakken Boterdiepstrook 13/25
Koeman en Bijkerk rapport 2016-005
Figuur 6 Gemiddeld aantal Hogeland soorten per behandeling. Per behandeling is het gemiddelde gegeven
van alle opnamen samen en daarnaast het gemiddelde per locatie (noord en zuid).
Tabel 2 Hogeland mengsel. Achter de soortnamen is aangegeven in hoeveel opnamen de betreffende soort
is aangetroffen. W=woudzand, M=metselzand, S=schelpen en C=controle.
Wetenschappelijke naam Nederlandse naam W M S C
Achillea millefolium Gewoon duizendblad 6 6 6 4
Agrimonia eupatoria Gewone agrimonie 0 0 0 0
Anthoxanthum odoratum Reukgras 0 2 0 0
Cardamine pratensis Pinksterbloem 2 1 1 1
Centaurea jacea Knoopkruid 6 6 6 6
Crepis biennis Groot streepzaad 0 2 4 3
Cynosurus cristatus Kamgras 0 1 0 0
Daucus carota Peen 4 1 3 1
Lathyrus pratensis Veldlathyrus 5 2 5 4
Leontodon autumnalis Vertakte leeuwentand 3 2 0 0
Leucanthemum vulgare Margriet 5 4 2 1
Pastinaca sativa Pastinaak 0 0 3 1
Plantago lanceolata Smalle weegbree 6 4 5 6
Prunella vulgaris Brunel 4 4 2 5
Ranunculus acris Scherpe boterbloem 4 4 5 6
Silene latifolia s. alba Avondkoekoeksbloem 0 0 0 0
Tragopogon porrifolius Paarse morgenster 0 0 3 1
Tragopogon pratensis s. pratensis Gele morgenster 0 0 0 0
Trifolium pratense Rode klaver 6 6 6 6
Vicia cracca Vogelwikke 4 3 5 3
Vicia sativa s. nigra Voederwikke 1 0 1 0
14/25 Proefvlakken Boterdiepstrook
Koeman en Bijkerk rapport 2016-005
2.3 Vegetatiestructuur
Het verschil in vegetatiestructuur tussen de proefvlakken met zand enerzijds en
anderzijds de proefvlakken met schelpen en de controle is groot. De proefvlakken met
woudzand en metselzand hebben beide een hoge mosbedekking en een relatief lage
bedekking van de kruidlaag. De proefvlakken waar schelpen op zijn gebracht hebben niet
of nauwelijks een moslaag een zeer hoge bedekking van de kruidlaag van 99%. Bij de
controle opnamen was een groot verschil tussen de locatie noord en zuid. Op locatie
noord was vrijwel geen mos aanwezig. Op locatie zuid was plaatselijk wel een redelijke
moslaag aanwezig (Figuur 7).
In het veld waren deze verschillen ook goed zichtbaar. Op locaties waar de
mosbedekking hoog is, is de bedekking van de kruidlaag veelal lager en daardoor opener
van structuur. Deze verschillen zorgen vooralsnog niet voor grote verschillen in
soortenrijkdom of het aantal Hogeland soorten (Figuur 4 en Figuur 6).
Figuur 7 Gemiddelde bedekking van de kruidlaag en moslaag per behandeling. Per behandeling is het
gemiddelde gegeven van alle opnamen samen en daarnaast het gemiddelde per locatie (noord en zuid).
Proefvlakken Boterdiepstrook 15/25
Koeman en Bijkerk rapport 2016-005
Figuur 8 Gemiddelde bedekking van de bloemrijke soorten en van de grassen per behandeling. Per
behandeling is het gemiddelde gegeven van alle opnamen samen en daarnaast het gemiddelde per locatie
(noord en zuid). De bedekking is berekend aan de hand van de som van de abundanties van aan de ene kant
de bloemrijke soorten en daarnaast de grassen.
Een groot verschil is echter wel aanwezig als naar de bedekking van de grassen en de
bloemrijke kruiden wordt gekeken. Om hier een beeld van te kunnen geven zijn de
tansley-codes omgezet naar bedekkingspercentages. Vervolgens zijn de bedekkingen
van de grassen bij elkaar opgeteld en tevens de bedekkingen van de bloemrijke kruiden.
Dit moet puur als indicatie worden gezien om de verschillen duidelijk te maken. Elke
tansley code staat namelijk voor een bepaalde bedekkingsrange. Zo is een soort
abundant aanwezig als de bedekking tussen de 13 en 25% is. Voor de berekening is in
dit geval uitgegaan van 19%. De uiteindelijke bedekking van de grassen dan wel
bloemrijke kruiden kan hierdoor hoger dan wel lager uitvallen dan in werkelijkheid het
geval is.
De bedekking van de grassen was het hoogst bij de schelpen en de controle. De vlakken
met woudzand springen er duidelijk uit wat betreft de bedekking van de bloemrijke
kruiden. Bij de vlakken met metselzand was zowel de bedekking van de grassen als van
de bloemrijke kruiden relatief laag.
Zeer opvallend was de abundante tot lokaal dominante bedekking van Italiaans raaigras
bij de controle en de vlakken met schelpen. Een zeer hoog opgaand gras. Bij de vlakken
met zand kwam deze soort wel voor maar nooit bedekkend. Naar onze informatie zat
deze soort niet in het zaadmengsel. Onduidelijk is hoe deze soort hier dan wel is
gekomen.
16/25 Proefvlakken Boterdiepstrook
Koeman en Bijkerk rapport 2016-005
Grote ratelaar zat eveneens niet in het zaadmengsel, maar is wel in de nabije omgeving
ingezaaid. Grote ratelaar is een halfparasiet op grassoorten en wordt vaak gebruikt om
de grasvegetatie te onderdrukken. Ook in de proefvlakken is een duidelijke relatie
aanwezig tussen de hoeveelheid grassen en de aanwezigheid van Grote ratelaar. In de
vlakken met schelpen is de soort niet of nauwelijks aangetroffen, terwijl op het zand waar
de grasvegetatie veel lager was de bedekking van Grote ratelaar frequent tot (lokaal)
abundant was.
In Bijlage I t/m IV staan alle opnamen en kan precies worden nagegaan waar welke
bloemrijke kruiden aanwezig waren. Constante soorten die vrijwel overal met vrij hoge
bedekkingen aanwezig zijn waren Knoopkruid en Rode klaver. Brede orchis / Rietorchis
daarentegen was alleen aanwezig in de proefvlakken met woudzand en metselzand. In
de proefvlakken met schelpen ontbrak deze soort volledig. En binnen de controle
opnamen is de soort slechts sporadisch aangetroffen.
Proefvlakken Boterdiepstrook 17/25
Koeman en Bijkerk rapport 2016-005
3 Discussie en conclusie
3.1 Wat viel ons op?
Uit de analyse van de opnamen komen een aantal opvallende zaken naar voren. Zo
waren er niet alleen grote verschillen tussen de proefvlakken, maar ook grote verschillen
tussen de opnamen binnen één proefvlak.
Zo was er een groot verschil tussen de locatie noord en zuid. De verschillen tussen noord
en zuid kunnen te maken hebben met vochtgehalte. De locatie zuid was over het
algemeen veel natter dan locatie noord. Daarnaast zou ook de ligging ten opzichte van
het omliggende struweel (meer of minder zon) een deel van de variatie kunnen verklaren.
De proefvlakken zijn klein (met name op locatie zuid). Hoe kleiner het proefvlak, dus het
vlak waar een speciale toplaag is aangebracht, hoe de groter de invloed van de
naastgelegen vegetaties zal zijn.
Geconcludeerd moet worden dat niet alle variatie die is aangetroffen tussen de
verschillende opnamen verklaard kan worden puur op grond van de aangebrachte
toplaag. Ook andere variabelen zoals vochtgehalte en ligging (hoeveelheid zon) spelen
hierbij een rol.
3.2 Welke toplaag is het beste?
Om de vegetaties van de verschillende proefvlakken te analyseren is gekeken naar
verschillende parameters; aantal soorten, aantal Hogeland soorten en vegetatiestructuur.
Het gemiddeld aantal soorten en het gemiddeld aantal Hogeland soorten bracht geen
hele grote verschillen naar voren. Het aantal Hogeland soorten was bij de proefvlakken
met woudzand en schelpen gemiddeld iets hoger dan bij metselzand en de controle.
Het verschil in vegetatiestructuur tussen de proefvlakken met zand enerzijds en
anderzijds de proefvlakken met schelpen en de controle was wel groot. De proefvlakken
met woudzand en metselzand hebben beide een hoge mosbedekking en een relatief lage
bedekking van de kruidlaag. De proefvlakken waar schelpen op zijn gebracht hebben niet
of nauwelijks een moslaag een zeer hoge bedekking van de kruidlaag. In het veld waren
deze verschillen ook goed zichtbaar. Op locaties waar de mosbedekking hoog is, is de
bedekking van de kruidlaag veelal lager en daardoor opener van structuur.
Tot slot is gekeken naar de bedekking van de bloemrijke soorten enerzijds en de grassen
anderzijds. Uit het onderzoek kwamen, op basis van de bedekking van de bloemrijke
soorten, de proefvlakken met woudzand als meest bloemrijk naar voren.
18/25 Proefvlakken Boterdiepstrook
Koeman en Bijkerk rapport 2016-005
Ook de proefvlakken met schelpen waren op basis van de bedekkingscijfers bloemrijk,
maar door de eveneens hoge grasbedekking en dichte vegetatiestructuur oogden deze
minder bloemrijk. Zowel bij woudzand als metselzand was er sprake van een vrij open
vegetatiestructuur door de hoge mosbedekking en de relatief lage bedekking van de
kruidlaag.
Wat bovendien opvalt is dat de meer kritische soorten als Brede orchis / Rietorchis wel in
de vlakken met woudzand en metselzand zijn aangetroffen, maar niet in de vlakken met
schelpen.
De grassen Reukgras en Kamgras zijn over het algemeen typerend voor de beter
ontwikkelde en minder productieve graslanden. Beide grassen waren aanwezig in het
zaadmengsel, maar zijn nu alleen nog aangetroffen in het proefvlak met metselzand op
locatie zuid.
Het verschil tussen de controle opnamen op locatie noord en zuid was zeer groot. Op
locatie zuid was een moslaag aanwezig, weliswaar minder dan in de vlakken met zand,
maar toch ruim 25%. Op locatie noord was daarentegen vrijwel geen mos aanwezig,
vergelijkbaar met de vlakken met schelpen, maar wel met een zeer hoge bedekking voor
de bloemrijke kruiden. Hier bij moet worden opgemerkt dat deze zeer hoge bedekking
van de bloemrijke kruiden voor een groot deel verklaard kan worden door het plaatselijk
co-dominant voorkomen van Rode klaver.
Het is lastig te voorspellen hoe de vegetatie zich verder zal ontwikkelen in de
verschillende proefvlakken. Mogelijk dat door gericht maaibeheer de dominante
grasvegetatie in de vlakken met schelpen en binnen de controles terug gebracht kan
worden, waardoor de kruiden weer meer op de voorgrond treden. Om verruiging van de
bloemrijke vegetaties te voorkomen, wordt aanbevolen om de delen met Italiaans
raaigras eerder in het jaar te maaien (vóór zaadzetting).
Op grond van de verzamelde gegevens gaat de voorkeur uit naar een toplaag met
woudzand dan wel metselzand.
Proefvlakken Boterdiepstrook 19/25
Koeman en Bijkerk rapport 2016-005
4 Literatuur
Berg GJ, Balk A, Boonstra H, van Goethem J, Modderman RE, Patberg W, Posthumus HA &
Verweij GL (2016) Monitoring in het kader van de Stedelijke Ecologische Structuur Groningen
2015: kerngebied Boterdiepstrook – 2e monitoring. Rapport 2015-019. Koeman en Bijkerk bv,
Haren.(in prep)
20/25 Proefvlakken Boterdiepstrook
Koeman en Bijkerk rapport 2016-005
Proefvlakken Boterdiepstrook 21/25
Koeman en Bijkerk rapport 2016-005
Bijlage I Vegetatieopnamen Woudzand
PQ-code NW1 NW2 NW3 ZW1 ZW2 ZW3
Datum (dag/maand) 16-6 16-6 16-6 16-6 16-6 16-6
Bedekking totaal (%) 95 95 95 95 95 95
Bedekking kruidlaag (%) 80 80 85 80 75 75
Bedekking moslaag (%) 30 50 40 50 50 50
Aantal soorten 17 18 21 25 21 23
Aantal Hogeland soorten 8 8 9 12 12 7
Hogeland soorten
Centaurea jacea la a a a a ld Knoopkruid
Achillea millefolium f la f la la a Gewoon duizendblad
Leucanthemum vulgare lf o o f f . Gewone margriet
Trifolium pratense a a a o o o Rode klaver
Daucus carota r . . f o o Peen
Lathyrus pratensis o . o o o r Veldlathyrus
Plantago lanceolata o o o lf o o Smalle weegbree
Vicia cracca f f . o o . Vogelwikke
Prunella vulgaris . o o o o . Gewone brunel
Ranunculus acris . o o f o . Scherpe boterbloem
Cardamine pratensis . . r r . . Pinksterbloem
Leontodon autumnalis . . . o lf f Vertakte leeuwentand
Vicia sativa s. nigra . . . . o . Smalle wikke s.s.
Bloemrijke soorten
Rhinanthus angustifolius la la . a la f Grote ratelaar
Dactylorhiza majalis o r . o f f Brede orchis en Rietorchis
Ranunculus repens a la o o f . Kruipende boterbloem
Persicaria amphibia r lf lf . . . Veenwortel
Trifolium repens . . lf . . . Witte klaver
Trifolium dubium . . . o . . Kleine klaver
Trifolium hybridum . . . . . o Basterdklaver
Grassen
Holcus lanatus ld ld ld a a la Gestreepte witbol
Phleum pratense s. pratense la lf f f lf o Timoteegras s.s.
Alopecurus pratensis . . lf . o . Grote vossenstaart
Lolium perenne . . o . . . Engels raaigras
Poa trivialis f lf f f . f Ruw beemdgras
Lolium multiflorum . lf lf . . o Italiaans raaigras
Elytrigia repens . . o . . . Kweek
Overige soorten
Rumex acetosa f r . lf o . Veldzuring
Cerastium fontanum s. vulgare o o o o . o Gewone hoornbloem
Rumex crispus . . . . . r Krulzuring
Rumex acetosella . . . o lf lf Schapenzuring
Luzula multiflora . . . . . lf Veelbloemige veldbies s.l.
Carex riparia . . . . . lf Oeverzegge
Juncus articulatus . . r lf . o Zomprus
Sagina procumbens . . . . . r Liggende vetmuur
Crataegus monogyna . . . o . r Eenstijlige meidoorn
Alnus glutinosa . . . o f f Zwarte els
22/25 Proefvlakken Boterdiepstrook
Koeman en Bijkerk rapport 2016-005
Bijlage II Vegetatieopnamen metselzand
PQ-code NM1 NM2 NM3 ZM1 ZM2 ZM3
Datum (dag/maand) 16-6 16-6 16-6 16-6 16-6 16-6
Opp. proefvlak (m2) 1.00 1.00 1.00 1.00 1.00 1.00
Bedekking totaal (%) 90 95 95 99 99 80
Bedekking kruidlaag (%) 80 90 90 60 60 60
Bedekking moslaag (%) 50 50 50 80 90 70
Aantal soorten 23 23 25 11 19 21
Aantal Hogeland soorten 8 8 9 4 11 8
Hogeland soorten Centaurea jacea f la la la f f Knoopkruid
Trifolium pratense la lf la la la la Rode klaver
Achillea millefolium a f r f la f Gewoon duizendblad
Plantago lanceolata la la o . o . Smalle weegbree
Leucanthemum vulgare o . . o f o Gewone margriet
Ranunculus acris . o o . o o Scherpe boterbloem
Lathyrus pratensis r . lf . . . Veldlathyrus
Prunella vulgaris o o o . . f Gewone brunel
Vicia cracca o lf r . . . Vogelwikke
Crepis biennis . o r . . . Groot streepzaad
Anthoxanthum odoratum . . . . o a Gewoon reukgras
Cardamine pratensis . . . . o . Pinksterbloem
Cynosurus cristatus . . . . o . Kamgras
Daucus carota . . . . r . Peen
Leontodon autumnalis . . . . lf o Vertakte leeuwentand
Bloemrijke soorten Ranunculus repens a la f . o . Kruipende boterbloem
Dactylorhiza majalis o o r r . o Brede orchis en Rietorchis
Rhinanthus angustifolius lf a . o . . Grote ratelaar
Trifolium dubium . . o . . . Kleine klaver
Lychnis flos-cuculi . . . . . o Echte koekoeksbloem
Trifolium repens . . . . . o Witte klaver
Persicaria amphibia . . r . . . Veenwortel
Taraxacum species . r . . . . Paardenbloem (G)
Grassen Holcus lanatus la a ld ld a a Gestreepte witbol
Poa trivialis la a f . la la Ruw beemdgras
Lolium multiflorum lf o f . o o Italiaans raaigras
Phleum pratense s. pratense o lf la . . . Timoteegras s.s.
Agrostis stolonifera lf lf . . . . Fioringras
Alopecurus pratensis lf . . . . . Grote vossenstaart
Dactylis glomerata . . o . . o Kropaar
Lolium perenne . . o o . . Engels raaigras
Elytrigia repens o . . . . . Kweek
Glyceria fluitans . . . o . . Mannagras
Overige soorten Rumex acetosa r o o r o o Veldzuring
Cerastium fontanum s. vulgare f o o . o o Gewone hoornbloem
Proefvlakken Boterdiepstrook 23/25
Koeman en Bijkerk rapport 2016-005
PQ-code NM1 NM2 NM3 ZM1 ZM2 ZM3
Phalaris arundinacea la lf o . . . Rietgras
Juncus articulatus . . . f f lf Zomprus
Salix pentandra . r r . . r Laurierwilg
Equisetum arvense o f f . . . Heermoes
Rumex crispus r . . . . . Krulzuring
Galium mollugo . r . . . . Glad walstro
Plantago major s. major . . r . r . Grote weegbree s.s.
Carex hirta . . . . . f Ruige zegge
Alnus glutinosa . . . . . r Zwarte els
24/25 Proefvlakken Boterdiepstrook
Koeman en Bijkerk rapport 2016-005
Bijlage III Vegetatieopnamen schelpen
PQ-code NS1 NS2 NS3 ZS1 ZS2 ZS3
Datum (dag/maand) 16-6 16-6 16-6 16-6 16-6 16-6
Opp. proefvlak (m2) 1.00 1.00 1.00 1.00 1.00 1.00
Bedekking totaal (%) 99 95 99 98 99 99
Bedekking kruidlaag (%) 99 95 99 98 99 99
Bedekking moslaag (%) 1 1 2 1 1 1
Aantal soorten 22 20 18 23 26 19
Aantal Hogeland soorten 10 9 8 10 11 9
Hogeland soorten Centaurea jacea f a a la la cd Knoopkruid
Trifolium pratense ld la f lf f o Rode klaver
Achillea millefolium o f a o o f Gewoon duizendblad
Lathyrus pratensis f o . o lf f Veldlathyrus
Plantago lanceolata lf r o o o . Smalle weegbree
Ranunculus acris o f f o o . Scherpe boterbloem
Vicia cracca . o o f f o Vogelwikke
Crepis biennis o f o . o . Groot streepzaad
Pastinaca sativa o f o . . . Gewone pastinaak
Prunella vulgaris o . . . . o Gewone brunel
Daucus carota . . . o o o Peen
Tragopogon porrifolius . . . o r o Paarse morgenster
Leucanthemum vulgare o . . . o . Gewone margriet
Vicia sativa s. nigra . . . o . . Smalle wikke s.s.
Cardamine pratensis . . . . . o Pinksterbloem
Bloemrijke soorten Trifolium repens o o la o . . Witte klaver
Taraxacum species r r o r o . Paardenbloem (G)
Ranunculus repens r . o o o o Kruipende boterbloem
Persicaria amphibia o o f . . r Veenwortel
Trifolium hybridum . . . . o f Basterdklaver
Trifolium dubium . . . o . . Kleine klaver
Rhinanthus angustifolius . . . . r . Grote ratelaar
Matricaria recutita . . . r . . Echte kamille
Grassen Lolium multiflorum ld ld a ld ld la Italiaans raaigras
Holcus lanatus f la o lf lf o Gestreepte witbol
Phleum pratense s. pratense . o f lf la lf Timoteegras s.s.
Poa trivialis f a a la la f Ruw beemdgras
Alopecurus pratensis f . o . lf . Grote vossenstaart
Agrostis stolonifera . . . a ld a Fioringras
Lolium perenne o . . o o o Engels raaigras
Dactylis glomerata . o . . . . Kropaar
Arrhenatherum elatius . . . o . . Glanshaver
Overige soorten Galium mollugo lf o . . . . Glad walstro
Rumex crispus r o o . . r Krulzuring
Rumex acetosa o r . . . . Veldzuring
Cerastium fontanum s. vulgare . . . o o . Gewone hoornbloem
Poa annua . . . . o . Straatgras
Luzula campestris . . . . o . Gewone veldbies
Phalaris arundinacea . . . . o . Rietgras
Proefvlakken Boterdiepstrook 25/25
Koeman en Bijkerk rapport 2016-005
Bijlage IV Vegetatieopnamen controle
PQ-code NC1 NC2 NC3 ZC1 ZC2 ZC3
Datum (dag/maand) 16-6 16-6 16-6 16-6 16-6 16-6
Opp. proefvlak (m2) 1.00 1.00 1.00 1.00 1.00 1.00
Bedekking totaal (%) 98 95 90 95 90 95
Bedekking kruidlaag (%) 98 95 90 90 80 90
Bedekking moslaag (%) 1 1 1 30 40 10
Aantal soorten 19 20 19 20 22 18
Aantal Hogeland soorten 8 6 10 9 8 7
Hogeland soorten Centaurea jacea la a a o f o Knoopkruid
Trifolium pratense a la cd o f f Rode klaver
Ranunculus acris f lf f f f la Scherpe boterbloem
Lathyrus pratensis o . . la f lf Veldlathyrus
Plantago lanceolata o o o o o f Smalle weegbree
Achillea millefolium o o o o . . Gewoon duizendblad
Prunella vulgaris o . o o o o Gewone brunel
Vicia cracca f a o . . . Vogelwikke
Crepis biennis . . . o f o Groot streepzaad
Leucanthemum vulgare . . o . . . Gewone margriet
Daucus carota . . o . . . Peen
Pastinaca sativa . . o . . . Gewone pastinaak
Tragopogon porrifolius . . . o . . Paarse morgenster
Cardamine pratensis . . . . o . Pinksterbloem
Bloemrijke soorten Trifolium repens lf o lf o . . Witte klaver
Rhinanthus angustifolius o . . o f f Grote ratelaar
Taraxacum species . o o o f o Paardenbloem (G)
Persicaria amphibia o o . f . . Veenwortel
Tanacetum vulgare f o o . . . Boerenwormkruid
Ranunculus repens . . . o o . Kruipende boterbloem
Dactylorhiza majalis . . . . r r Brede orchis en Rietorchis
Cichorium intybus . . r . . . Wilde cichorei
Grassen Lolium multiflorum ld a lf la a a Italiaans raaigras
Poa trivialis la a f cd cd ld Ruw beemdgras
Agrostis stolonifera f f . f a o Fioringras
Holcus lanatus . o . . la ld Gestreepte witbol
Alopecurus pratensis . . . f f o Grote vossenstaart
Phleum pratense s. pratense . o lf . . . Timoteegras s.s.
Lolium perenne o o . . . o Engels raaigras
Festuca pratensis . o . . . . Beemdlangbloem
Dactylis glomerata . . . . o . Kropaar
Overige soorten Cerastium fontanum s. vulgare o lf o o o o Gewone hoornbloem
Rumex acetosa . . . . lf o Veldzuring
Plantago major s. major r . r . . . Grote weegbree s.s.
Phalaris arundinacea r o . . . . Rietgras
Galium mollugo . o . . . . Glad walstro
Carex riparia . . . f . . Oeverzegge
Rumex crispus . . . . r . Krulzuring
Glechoma hederacea . . . . o . Hondsdraf