2
Voorzetsels Voorzetsels drukken de relatie uit tussen de woordgroep waar het voorzetsel deel van uitmaakt en een ander element in de zin. Voorzetsels zijn bijna altijd onderdeel van een woordgroep waarin het hoofdwoord een zelfstandig naamwoord is. Voorbeelden van voorzetsels zijn aan, achter, bij, op en voor. Plaatsbepaling Bij het ontwikkelen van de voorzetselpicto’s zijn we uitgegaan van blokjes en balletjes. Het aanleren van deze picto’s wordt vergemakkelijkt door het voorzetselbegrip eerst te oefenen met behulp van een doorzich- tig plastic krat en een bal: de bal ligt er op, er in, er bij, er onder, er voor, er achter, er af, er tussen (plat- gedrukt) of er naast (ovaal vanwege het onderscheid met het picto bij), of de bal zit er aan (vast). Een vijftal picto’s is gebaseerd op huizen en balletjes. De eerste vier behoeven geen toelichting. Het picto bovenop bestaat uit een combinatie van de picto’s boven en op. Tip: Benoem en doorleef steeds eerst het woord dat u gaat aanleren en laat daarna pas het picto zien. Beweging Voorzetsels die beweging of richting uitdrukken worden met pijltjes gevisualiseerd. Elke uitbeelding is discutabel. Het is vaak maar net in welk zinsverband een voorzetsel gebruikt wordt. in (rust) tegen binnen naar over op (richting) buiten richting overheen af (richting) beneden door onderlangs achterlangs boven in (beweging) onderdoor voorlangs bovenop uit langs voorbij op (plaats) bij onder aan (vast) voor naast achter tussen af (plaats) om Pictoschrijver - Trijntje de Wit c

Voorzetsels - De Pictoschrijver · 2017. 8. 24. · Voorzetsels Voorzetsels drukken de relatie uit tussen de woordgroep waar het voorzetsel deel van uitmaakt en een ander element

  • Upload
    others

  • View
    3

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Voorzetsels - De Pictoschrijver · 2017. 8. 24. · Voorzetsels Voorzetsels drukken de relatie uit tussen de woordgroep waar het voorzetsel deel van uitmaakt en een ander element

VoorzetselsVoorzetsels drukken de relatie uit tussen de woordgroep waar het voorzetsel deel van uitmaakt en een ander element in de zin. Voorzetsels zijn bijna altijd onderdeel van een woordgroep waarin het hoofdwoord een zelfstandig naamwoord is. Voorbeelden van voorzetsels zijn aan, achter, bij, op en voor.

PlaatsbepalingBij het ontwikkelen van de voorzetselpicto’s zijn we uitgegaan van blokjes en balletjes. Het aanleren van deze picto’s wordt vergemakkelijkt door het voorzetselbegrip eerst te oefenen met behulp van een doorzich-tig plastic krat en een bal: de bal ligt er op, er in, er bij, er onder, er voor, er achter, er af, er tussen (plat-gedrukt) of er naast (ovaal vanwege het onderscheid met het picto bij), of de bal zit er aan (vast).

Een vijftal picto’s is gebaseerd op huizen en balletjes. De eerste vier behoeven geen toelichting. Het picto bovenop bestaat uit een combinatie van de picto’s boven en op. Tip: Benoem en doorleef steeds eerst het woord dat u gaat aanleren en laat daarna pas het picto zien.

BewegingVoorzetsels die beweging of richting uitdrukken worden met pijltjes gevisualiseerd. Elke uitbeelding is discutabel. Het is vaak maar net in welk zinsverband een voorzetsel gebruikt wordt.

in (rust)

tegen

binnen

naar

over

op (richting)

buiten

richting

overheen

af (richting)

beneden

door

onderlangs

achterlangs

boven

in (beweging)

onderdoor

voorlangs

bovenop

uit

langs

voorbij

op (plaats)

bij

onder

aan (vast)

voor

naast

achter

tussen

af (plaats)

om

Pictoschrijver - Trijntje de Wit

c

Page 2: Voorzetsels - De Pictoschrijver · 2017. 8. 24. · Voorzetsels Voorzetsels drukken de relatie uit tussen de woordgroep waar het voorzetsel deel van uitmaakt en een ander element

Pictoschrijver - Trijntje de Wit

c

Zie ook de disclaimer op de infopagina Pictolezen .

TijdsbepalingDe voorzetsels die betrekking hebben op de tijd, zien we in zinnen zoals: De school is aan. De school gaat uit. Om half 4. Na schooltijd ga ik winkelen. Tot 9 uur. Tot 3 mei. Voor 6 mei. Vanaf 5 mei. Het is voorbij.

Overige voorzetselsTe gebruiken in zinnen als: Het licht is aan. Na die toren rechtsaf. Ik kom tot rust. Tot die boom. Ik ga er voor. Onderin de kelder. Rondom het kampvuur. Tegenover de school.

tot (tijd)

na (plaats) tot (plaats) onderin rondom tegenover

voor (tijd)om (tijd)

voorbij

na (tijd)

tot/voor (datum)

vanaf (tijd)

na (datum)vanaf (datum)

Tip: Als het voorzetselpicto niet past bij de betekenis die in de zin bedoeld wordt, kies dan gewoon voor het letterwoord. Dat voorkomt afleidende associaties en onnodige discussie tijdens het lezen.