1
Embleem van No.100
Squadron RAF
Schrijver, Hans Onderwater, Barendrecht Voor het eerst onderzocht en beschreven in 1979, herzien in 2015
De crash van E for Easy. Het neerstorten van een Britse Avro Lancaster bommenwerper
in de polder ‘Verenambacht’ te Rijsoord op 28 juni 1943;
na ruim 70 jaar nog steeds actueel.
(Verhaal en foto’s aan deze website ter beschikking gesteld
door Hans Onderwater, stadshistoricus van Barendrecht)
1. De aanleiding.
Op woensdag 29 juli 1998 schrijft het Rotterdams Dagblad1: ‘Er komt een nader onderzoek naar het wrak
van een Britse bommenwerper in de Ridderkerkse polder Verenambacht. Dit is de uitkomst van een
gisteren door de Explosieven Opruimingsdienst (EOD) gehouden onderzoek. De vraag of in de grond nog brokstukken liggen van de op 29 juni 1943 neergestorte bommenwerper, bleef gisteren onbeantwoord.
Zoals het onduidelijk is of de polder Verenambacht bij Barendrecht nog stoffelijke resten van de zes omgekomen bemanningsleden herbergt. Twee Canadezen en vier Engelsen liggen op Crooswijk begraven.
Een man overleefde de vlucht door per parachute uit het door een Duitse nachtjager in brand geschoten vliegtuig te springen. Hij werd krijgsgevangen gemaakt en keerde na de oorlog naar huis terug.’
Op 10 mei richten de Duitsers in Het Wapen van Rijsoord aan de Rijksstraatweg hun hoofdkwartier in. Vijf dagen
later, arriveert Generaal Winkelman in het dorp om de capitulatiedocumenten te ondertekenen.
Het onderzoek gaf genoeg zekerheid om de uitbreidingsplannen te realiseren. Na een langdurige stilte worden in het gebied waar de bommenwerper neerkwam een aantal grote hallen gebouwd, waar zich logistieke bedrijven vestigen die voornamelijk actief zijn in de wereld van groenten en fruit. Dit is niet onbegrijpelijk, want Barendrecht is internationaal bekend op dit gebied. In het verleden liep de Rijksstraatweg van Zwijndrecht door het dorp Rijsoord naar Rotterdam. Het is een van de drukste verkeerswegen in Nederland. Via de Moerdijkbruggen, de bruggen bij Dordrecht en die in Rotterdam
kan Den Haag worden bereikt. De weg is in mei 1940 ook de route voor de Duitse 9e
Pantserdivisie die naar Rotterdam trekt om de Fallschirmjäger te ontzetten. In Hotel-Café-Restaurant Het Wapen van Rijsoord
vestigt Generaal Kurt Student zijn hoofdkwartier2, in de Christelijke Lagere School van het dorp tekent
Generaal Winkelman de capitulatiedocumenten3.
Sinds de aanleg van de A16 heeft de weg haar betekenis verloren en is het stil op de dijk. Dat verandert
medio 2011. Er werden nieuwe plannen gemaakt om het bestaande gebied uit te breiden ten oosten van
de Rijksstraatweg. Door verhalen van oudere inwoners van Rijsoord en naar aanleiding van nieuwe
informatie na het verschijnen in 2010 van het boek ‘Meer Schetsen uit de Nacht; Barendrecht 1935-
1950’, wordt besloten een onderzoek te doen in het geplande gebied en de plaats van crash van de
Lancaster weer aan een onderzoek te onderwerpen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door een bedrijf dat
1 Nu een onderdeel van het Algemeen Dagblad. 2 Voorheen restaurant ‘l Hermitage. 3 In de school bevindt zich het Planetarium & Oorlogs- en Verzetsmuseum Johannes Post.
2
zich specialiseert in dit werk en dat sinds 1976 een schat aan expertise opgebouwd heeft. Aan de
grondwerkzaamheden gaat een uitgebreid historisch onderzoek vooraf. Hierbij hoort ook de studie van
verschenen publicaties. Daarom wordt contact opgenomen met de gemeente Barendrecht en krijg ik als
archivaris het verzoek medewerking te verlenen. Dit leidt tot het ter beschikking stellen van relevant
materiaal, het geven van namen van nog levende ooggetuigen en het verlenen van hulp waar en wanneer
dat wordt gevraagd.
2. Terug in de tijd. Het is 28 juni 1943: Op het Engelse vliegveld Grimsby staan 21 Lancasters klaar om door de mannen van
de gronddienst onder handen genomen te worden. Vanmiddag is het bevel gekomen dat No.100 Squadron
die nacht een operationele vlucht zal uitvoeren naar vijandelijk gebied. RAF Grimsby, is een satelliet van RAF Waltham aan de Engelse oostkust. Regelmatig stijgen enkele Lancasters van het squadron op om in de
Noordzee of in de monding van rivieren in bezet gebeid en Duitsland zeemijnen te leggen. Het Squadron is een jaar geleden teruggekeerd uit het Verre Oosten. Daar ligt ook de bakermate van het squadron. Nadat het
was opgericht op 23 februari 1917 en boven het front in Frankrijk had gevochten tegen de Duitsers, was het in 1934 naar Singapore gestuurd. Het motto luidt in het Malay ‘Sarang tebuan jagen dijolok’, wat zoveel
betekent als ‘Veroorzaak nooit opschudding in een wespennest’. Tot begin 1942 hebben de vliegers van het Squadron met verouderde Vuickers Vildebeest tweedekkers wanhopig gevochten tegen de steeds verder
oprukkende Japanners in Malakka. Als de strijd voorbij is, heeft het squadron opgehouden te bestaan. De bemanningsleden die bij de capitulatie nog leven vallen in handen van de Japanners. Zij worden opgesloten
in de Changi gevangenis in Singapore, waar de meeste door marteling, ondervoeding en onthoofding het leven verliezen. Aan het eind van 1942 is het Squadron in Groot Brittannië opnieuw geformeerd, nu als een
bommenwerpersquadron. Hun strijd gaat nu tegen de Duitsers. In de nacht van 27/28 maart 1943 vliegen Lancasters van No.100 Squadron voor het eerst mee naar Berlijn. Het is 28 juni 1943, over Engeland is het
donker. Na de voorbereidingen verheft ook de zwaar beladen Lancaster HW-E zich van de startbaan. De klok wijst twee minuten voor middernacht. Langzaam zoeken de Lancasters van No. 100 Squadron hun
hoogte. Boven de Noordzee verzamelen de vliegtuigen zich en zetten vervolgens koers in oostelijke richting
om via bezet Nederland naar het Ruhrgebied en Keulen te vliegen. De bemanning bestaat uit twee Canadezen
en vijf Britten. Gezagvoerder5
is Pilot Officer Philip Pascoe uit Toronto. De anderen zijn Sergeants Horace Gentle, Navigator, Robert Moulton, Schutter uit Landsdowne in Ontario, Joe Reffin uit Taynuilt,
Arghylshire, Schutter en Radiotelegrafist; Flight Engineer Frank Wheeldon uit Prestwick; Bommenrichter Pilot Officer Chris Wood uit Llandudno en Rompschutter Sergeant Ronald Storr uit
4 Hauptmann: Duits voor kapitein. NJG: Nachtjagdgeschwader. 5 De piloot is, ongeacht zijn rang, altijd gezagvoerder(1). De overige bemanningsleden in de Lancaster zijn de navigator, die
verantwoordelijk is voor de koers, flight engineer (boordwerktuigkundige), die de motoren in de gaten houdt en helpt opstijgen en landen, radiotelegrafist (wireless operator/air gunner), bommenrichter(bomb aimer), rompschutter(mid-upper gunner) en als laatste
de staartschutter (rear air gunner).
In de nacht van 28/29 juni 1943 stort in
polder ‘Veren Ambacht/Binnenland van Barendrecht’, in Rijsoord, dat tot de
gemeente Ridderkerk behoort een Lancaster
neer. Het is Lancaster ED362, HW-E for Easy. Het Britse toestel wordt die nacht
neergeschoten door Hauptmann Hans-
Dieter Frank van II.NJG1 4. Het is zijn 43
e
overwinning. ED362 is een Lancaster en het
toestel is op 28 juni om 23.58 uur van het
vliegveld Grimsby aan de Noordzee
opgestegen.
3
Hartlepool. Als elk toestel min of meer zijn plaats in de bommenwerperstroom heeft gevonden vliegt men
naar het oosten. De boordschutters testen hun303 mitrailleurs, de Flight Engineer controleert zijn
instrumenten en zo heeft iedereen zijn taak tot men onder volledige radiostilte de Nederlandse kust bereikt.
Het zal nog ongeveer 2 tot 3 uur duren voor E for Easy weer naar Grimsby kan terugkeren. Maar, onbekend
voor de crew zal deze missie geheel anders verlopen dat gepland en gehoopt.
3. De aanval op Keulen. De aanval op Keulen begint om 01.00 uur en zal tot 02.45 uur voortgaan. Rond 01.30 uur bereikt de
Lancaster, te midden van een grote armada, de stad Keulen. Wood neemt gedurende het laatste deel van de
aanval, de zogenaamde 'bomb run', de navigatie over. ‘Right, little left, left, steady, right a little, steady,
OK, bombs gone’, klinkt zijn stem door de intercom. Meteen springt de nu veel lichtere Lancaster omhoog.
Pascoe trekt het toestel in een bocht en vliegt op de door Gentle gegeven koers terug naar het westen: ‘OK
chaps, let’s go home’. Beneden in Keulen is de hel losgebroken. Hevige branden, veroorzaakt door 1.614
ton bommen, verlichten de hemel. De schutters in de Lancasters wenden hun ogen af van het vuur beneden.
Het zou hun zicht op een rondsluipende nachtjager ernstig belemmeren. Keulen blijft achter; het is een van
de zwaardere aanvallen die de stad tot nu toe heeft ondergaan. Door de bommen met tijdontsteking is het
voor de Keulse brandweer extra gevaarlijk om in de puinhopen te gaan. Woonblokken zijn door het vuur in
loeiende ovens veranderd. Vrijwel alle telefoonverbindingen zijn verbroken, uit stukgeslagen buizen sijpelt
het water over de straten. In schuilkelders stikken zich veilig wanende mensen, wanneer het vuur alle
zuurstof heeft verbruikt. Wanhopig probeert men te redden wat er te redden valt, maar steeds weer blijkt
hoe moeilijk het is om met een lamgeslagen reddingsdienst de verwoesting het hoofd te bieden.
De bemanning van Avro Lancaster ED362, HW-E for Easy van No. 100 Squadron. V.l.n.r. Pilot Officer Pascoe
RCAF, Pilot Officer Wood, RAF, Sergeant Wheeldon RAF, Sergeant Reffin RAF. Onder v.l.n.r. Sergeant Moulton
RCAF, Sergeant Gentle RAF en Sergeant Storr RAF, die als enige de crash overleefde.
Na de aanval op Keulen wordt E for Easy neergeschoten door Hauptmann Frank in een Bf110. De verwoestingen in
de stad Keulen zijn verschrikkelijk. De wereldberoemde Keulse Dom wordt zwaar beschadigd.
De aanval in de nacht van 28 op 29 juni 1943 is de hevigste die Keulen te verduren krijgt na 31 mei 1942.
Het verschil is dat de RAF een grotere en gevaarlijkere lading op de stad laat vallen. In de komende dagen
zullen meer aanvallen volgen. De overbelaste luchtbeschermingsdienst is ontregeld. De bommenwerpers
komen bij bewolkte hemel in golven over de stad en werpen 67 luchtmijnen, 1.084 bommen, 158.000
staafbrandbommen en 4.038 fosforbommen uit. Ondanks het afweergeschut zijn de Duitsers tegen de
aanvallen niet opgewassen. Omdat de bommenwerpers uit verschillende richtingen tegelijk aanvallen, is
men op de grond zo goed als hulpeloos. Volgens het politierapport van 16 juli zijn deze nacht 4.377 mensen
gedood. Later zal men zelfs schattingen tot 10.000 maken. Het bericht spreekt daarnaast van niet minder
4
dan 230.000 daklozen, die allen buiten de stad moeten worden ondergebracht. De materiële schade is enorm Onder de getroffen gebouwen bevinden zich kerken en andere gebouwen van grote historische waarde. Zeventien kerken lopen schade op. De beroemde Dom wordt zwaar beschadigd. Daarnaast is ook nog zware schade aangericht aan de Rheinauhaven, bestuurlijke gebouwen, scholen (34), waterleiding en
elektriciteitsbedrijf, waardoor de meest elementaire verzorging stil komt te liggen6.
4. Een fatale ontmoeting. Terwijl de hulpdiensten in Keulen vechten tegen het overal loeiende vuur, vliegt Pascoe terug naar
huis. Waakzaam kijkt de bemanning uit naar nachtjagers. Het luchtruim boven Holland is erg gevaarlijk. Als om 04.31 uur de laatste bommenwerper van No.100 Squadron geland is, worden er twee vermist.
Als de tijd verstrijkt, vermindert ook de hoop dat beide toestellen nog op Grimsby zullen landen. Men
weet niet wat zich om ongeveer 02.30 uur ‘s nachts boven de hoofden van de mensen in bezet
Nederland heeft afgespeeld. De enige overlevende, Ronald Storr, vertelt wat er is gebeurd7: ‘De
operatie waarin wij in de nacht van 28/29 juni 1943 vlogen, werd uitgevoerd door ± 600 vliegtuigen. Ons
toestel, HW-E for Easy, had zich met andere toestellen van het Squadron gevoegd bij de squadrons die deze nacht Keulen zouden aanvallen. Het rendez-vous was boven Southwold. Naar het doel kregen we
granaten van het luchtafweergeschut om de oren, maar we bereikten Keulen en wierpen onze bommen bij de markers die al door de Pathfinders waren neergelegd. We keerden westwaarts en vlogen zo snel als we
konden van het doelwit weg. Ons landingsgestel was intussen zwaar beschadigd en de gezagvoerder had al gezegd dat we op een buiklanding dienden te rekenen. Boven Nederland werden we aangevallen door
een Duitse nachtjager, maar Pascoe slaagde erin de vijand te ontwijken.’
Messerschmitt Bf110 nachtjager, zoals Hans-Dieter
Frank bestuurde. Hij was een ervaren vlieger die
tussen april 1941 en september 1943 niet minder dan
55 bommenwerpers neerschoot. Hij vloog bij NJG1.
Op 28 september 1943 sneuvelde hij toen hij boven
Hannover in een He219 in botsing kwam met een
ander vliegtuig. Bij de valschermsprong kwam hij om.
Hij droeg het Ridderkruis met Eikenloof.
‘Rond kwart over twee passeerden we de Nederlandse kust. Plotseling werden we in onze dode hoek door
een andere nachtjager besprongen. Hij schoot ons door de onbeschermde onderzijde en vrijwel onmiddellijk
stond ED362 in brand. De piloot maakte een scherpe bocht terug naar het oosten, omdat hij net als wij wist
dat we boven zee geen schijn van kans hadden. Ik klom uit mijn rompkoepel en probeerde naar voor te
komen, maar de hele voorkant leek wel een vuurzee. De hitte was enorm. Ik reikte naar mijn parachute en
merkte dat deze al smeulde. Met mijn handen sloeg ik de vlammen uit, haakte de parachute aan en maakte
dat ik het toestel uitkwam. Terwijl ik naar buiten tuimelde en de koude wind me met een klap wegsloeg,
zag ik E for Easy als een brandend vuurwerk boven me verdwijnen. Uit de romp sloegen meterslange
vlammen, maar de motoren leken onbeschadigd. Ik had verder weinig tijd om me op de Lancaster te
concentreren, want meteen nadat ik mijn parachutekoord had losgetrokken, daverde een tweede vliegtuig
langs me. Het lijkt wel of je in een dergelijk kort moment een hele film ziet spelen, want op hetzelfde
moment schoot het door me heen, dat het de Duitse nachtjager was die ons zojuist had beschoten. Met een
slag opende de parachute zich. Ik voelde een korte, felle pijn in mijn kruis en even later zweefde ik door de
nacht. E for Easy was op dat moment al in oostelijke richting verdwenen. Ook de nachtjager was weg. Het
enige wat ik nog hoorde was het ruisen van de wind en ik zal dat nooit vergeten. Ik hoorde het blaffen van
een hond, ergens onder me. Hoewel mijn benen ongelooflijk pijn deden, probeerde ik mij klaar te houden
voor de landing. Het was de eerste keer in mijn leven dat ik de parachute gebruikte. Veel meer dan een drill
met het rubberbootje in de brandvijver hadden we niet gehad. Ik probeerde me zo goed ik kon voor te
bereiden op mijn landing. Mijn benen deden zeer en ik wist dat er iets mis was. Met een klap sloeg ik tegen
de grond en werd ik over een veld gesleept tot ik er in slaagde het slot van mijn parachuteharnas te openen.
6 Polizeibericht der Angriff am 29.06.43 von 01.10 bis 02.45 Uhr. 7 Gesprek met J.G. Onderwater op 14 augustus 1981.
5
Toen bleef ik liggen. Het was niet koud, de lucht was helder en er stond een wind uit het noordwesten8.
Vanaf dat moment ben ik kwijt wat er gebeurde. Toen ik na enige tijd wakker werd ben ik in de richting
van de bewoonde wereld gelopen. Dat ging heel moeilijk. Uiteindelijk kwam ik bij een huis en daar heb ik
hard op de deur gebonsd.’
5. Op de grond. Beneden in de Hoeksche Waard, heeft Leo den Hartog, die in de polder Nieuw-Bonaventura woont, het
schieten gehoord. Hij weet echter niet dat onmiddellijk na het luchtgevecht een gewonde inzittende van
het vliegtuig op zijn land is neergekomen. Korte tijd later wordt er op de deur gebonsd bij Cor Tuk, die
op Oud-Bonaventura 2 woont. Tuk opent de deur. Voor hem staat een man. Hij spreekt Engels, is drijfnat
en zijn broekspijpen zijn met bloed doordrenkt. Tuk verstaat de onbekende niet, maar begrijpt dat de man
iets te maken heeft met wat zich zojuist aan de nachtelijke hemel heeft afgespeeld. Tuk laat de vlieger
(het is Ronald Storr) binnen en brengt hem naar de keuken. Bij een nader onderzoek ziet Tuk dat de Brit
grote vleeswonden in zijn bovenbenen heeft. Hij bloedt hevig en dreigt steeds opnieuw in zwijm te
vallen. Hier is hulp nodig, de dokter moet gewaarschuwd worden. Als deze man onverzorgd blijft, zal hij
aan bloedverlies sterven. Tuk pakt zijn fiets en rijdt met de gewonde Ronald Storr op de bagagedrager
naar de bakkerij van Janus Bussing. Die heeft op dat moment een bezoeker, waarnemend commandant
van de Rijkspolitiepost opperwachtmeester Dries Smitshoek. Beiden zijn na een vluchtig onderzoek van
de wonden van Storr van mening dat de vlieger naar een arts moet.
Links De Luchtbeschermingsdienst van Vlaardingen meldt op 29 juni 1943 het neerstorten van een bommenwerper om 02.43 uur. Om 02.50 volgt een tweede melding. Gezien de windrichting kunnen we er vrij zeker van zijn dat het hier de
Lancaster betrof, die neerkwam in de polder Veerenambacht langs de Rijksstraatweg in Rijsoord. Rechts een schets van
de crash in polder Binnenland / Verenambacht langs de Rijksstraatweg in Rijsoord. De cirkel toont de plek waar het
toestel in de grond verdween. De punten tonen de plaatsen waar resten van de bommenwerper lagen. De pijl geeft de
vliegrichting vlak voor het neerstorten van de Lancaster
Onder deze omstandigheden kan de man niet verborgen worden. Op de bakkerskar van Bussing en begeleid door Smitshoek, wordt Storr naar dokter Van Waasbergen gebracht. Snel en vaardig reinigt de
arts de wonden en verbindt ze zo goed mogelijk. Vanuit de dokterspraktijk rijdt men Storr naar de ambtswoning van burgemeester Bolman van Strijen. Daar is gelegenheid om kort met elkaar te spreken. Smitshoek spreekt redelijk Engels en namens de burgemeester legt hij uit, dat het onmogelijk is de Brit uit handen van de Duitsers te houden. Zijn parachute is gevonden, verschillende bewoners van Strijen hebben al ruzie gemaakt om het bezit van het valscherm en er is al een stuk afgescheurd. Men weet ook dat hij zich hier ergens in de omgeving bevindt. Op hulp aan vijandelijke vliegers staat de doodstraf, de
Duitsers zijn onverbiddelijk, dat is in het verleden gebleken9. Storr begrijpt dat er niets aan te doen is en
knikt gelaten. Dan eet hij nog wat en probeert te slapen. Korte tijd later arriveren de Duitsers bij het huis van de burgemeester. Het is dan al laat in de middag van 29 juni. Ronald Storr wordt formeel gevangen
8 Volgens het KNMI in De Bilt was de lucht licht bewolkt en stond er een NNW wind met een kracht van 3-4 Beaufort. 9 Men herinnert zich met afgrijzen hoe in 1941 niet minder dan vijf mannen uit de Hoeksche Waard ter dood zijn veroordeeld en omgebracht wegens ‘Feindbegünsitgung, hulp aan de vijand’.
6
genomen en afgevoerd naar Dordrecht voor verder medisch onderzoek. Verlaten wij Ronald Storr en keren we terug naar de hevig brandende Lancaster. Nadat Storr het vliegtuig
verlaten heeft, vliegt de E for Easy, een vurig spoor achterlatend, terug naar het noordoosten, dezelfde
richting van waar het toestel is gekomen. De juiste omstandigheden aan boord kennen we niet. Ronald
Storr dacht bij zijn gesprek met de schrijver dat de meeste bemanningsleden bij de aanval door de Duitser
waren gedood en dat Pascoe niet meer in staat is geweest het vliegtuig nog te besturen. Dit blijft natuurlijk
speculatie. We weten alleen wat mensen op de grond hebben waargenomen.
Aan de Gebroken Meeldijk in Rijsoord, een dorp dat deel uitmaakt van Ridderkerk, woont het gezin de
Klerk. Ze zijn gewekt door het schieten en de knallen van het luchtafweergeschut. Vader de Klerk ziet
hoe vanuit de richting van de Hoeksche Waard een grote vuurstaart richting Rijsoord vliegt. Zijn dochter
Riet herinnert zich in 2007: ‘Vader riep: ‘Dat gaat niet goed!’ Het leek wel of het vliegtuig op ons huis
terecht zou komen. Maar het vloog met brullende motoren heel laag over de dijk, ik zie het nog voor me.
Terwijl het een lange staart van vlammen en rook achter zich sleepte verdween het in de richting van de
Rijksstraatweg en de Voorweg, waar ook mijn lagere school stond. Nog geen minuut later sloeg het met
een klap tegen de grond en zagen we achter de huizen een enorme vuurzee. Ik denk dat het op minder
dan 100 meter over ons huis kwam. We hebben altijd gedacht dat de piloot probeerde om in het open
veld te landen, maar dat weet ik natuurlijk niet zeker’.
De klok wijst ±02.50 uur de bommenwerper westelijk van de Rijksstraatweg in Rijsoord neerstort. Daar
waar de Voorweg uitkomt op de Rijksstraatweg, ± 50 meter van die weg, vinden de zes leden van de bemanning de dood. Zij hebben het vliegtuig niet meer kunnen verlaten. De vuurbal aan de nachtelijke
hemel is zo groot dat de uitkijkpost van de Luchtbeschermingsdienst in Vlaardingen het moet hebben
gezien. De diensthebbende luchtbeschermer vermeldt in zijn rapport: ‘02.50 uur: In het zuidoosten stort een
vliegtuig brandend neer. Het ontplofte onder het vliegen.’ Het is E for Easy geweest die hij zag.
De Ridderkerkse politie maakte een
proces-verbaal van het neerstorten van de
Britse Lancaster
Links: Een tiental inwoners van het dorp
Rijsoord verzamelen zich en in rond de
krater die bij de crash door de bommen-
werper in het land is gemaakt.
Rechts: Abusievelijk wordt ook de naam
van Ronald Storr op het massagraf in
Crooswijk vermeld.
6. De crash in polder Verenambacht. In 1998 zet de heer H.Tiemens zijn herinneringen aan die nacht op papier: ‘In de nacht van 29 juni hoorden
mijn broer en ik een vreselijk lawaai van vliegtuigmotoren met kort daarna een vuur en vlammen en dan
een vreselijke klap. We sprongen uit bed want wij woonden op nummer 315. We hebben het vliegtuig niet
gezien ook niet uit welke richting het kwam. Later hoorden we uit de richting Barendrecht. Wij gingen
7
direct naar buiten naar dat vliegtuig op ± 150 meter van ons huis. We konden niet meer doen. De kogels
vlogen ons om de oren en ontploften. We gingen weer naar huis om wat kleren aan te trekken. Maar omdat
de Duitsers er aan kwamen gingen we weer terug. Toen het licht werd zagen we tot onze schrik dat er
niemand meer leefde. Er lagen menselijke resten op de weg en het hing zelfs een stuk vlees in de bomen.
Het was verschrikkelijk om in te denken dat die stukken vlees eens jonge kerels geweest waren, dezelfde
als de mannen die ’s nachts overkwamen en die je soms hoog in de hemel als witte puntjes met een
rookstraat zag overvliegen. Ik werkte bij C.v.d.Berg, op wiens grond het vliegtuig was neergestort. Ik heb
nog geholpen om de stukken en brokken in aardappelkisten te doen. Je wist niet wat van wie was; je pakte
het op met een schep, de andere had een riek en zo deed je het in de kist. De Moffen staken geen hand uit
voor die jongens. Die liepen te commanderen en tegen de mensen te schreeuwen, maar die lui konden niet
gewoon praten’
Kort na de crash werd door een Brits vliegtuig een foto gemaakt van de omgeving ten oosten van Barendrecht. Links
van het midden onder is de krater zichtbaar van het neergestorte toestel.
De volgende morgen gaat ook Riet de Klerk langs de Rijksstraatweg naar de plaats waar het vliegtuig is
gecrasht. De dijk is aan één kant door Duitse soldaten afgezet en ze houden alle nieuwsgierigen tegen. In de
polder Verenambacht is een grote krater te zien. Dat is de plaats waar het vliegtuig is en de bemanning een
einde gevonden hebben. Riet de Klerk herinnert zicht de afschuwelijke scène: ‘Het was een enorm gat. Het
stonk naar benzine en vuur. Hier en daar lag iets onder lappen en doeken in aardappelkisten. Iemand
vertelde me dat het stukken waren van de lichamen van de piloten. Die jongens waren helemaal in stukken
en brokken geslagen. Je kon niet eens zien dat het mensen waren. Het waren gewoon losse stukken vlees.
Het was een vreselijk gezicht. Ik wist niet hoe gauw ik weer naar huis moest. Ik voelde me helemaal
misselijk. Er zijn een stel jonge jongens en meiden tot vlak bij het gat geweest. Ik had daar geen lust toe’.
Als de Duitsers de volgende dag de meeste stoffelijke resten in een aantal veilingkisten hebben verzameld,
brengen ze alles naar Rotterdam voor een snelle begrafenis. De meeste wrakstukken nemen ze mee en
verlaten dan de plaats van de crash. Na een paar dagen wordt het bouwland weer voor betreding vrij
gegeven. Nu wagen nog meer nieuwsgierige mensen zich dichterbij. Twee meisjes laten zich in de
krater op de foto zetten, terwijl anderen vanaf de bovenkant toekijken. Tiemens en de andere knechten
kunnen het werk op de akkers weer hervatten. Dat bestond voornamelijk uit het opruimen van verwrongen
metaal uit het grasland, dat niet gemaaid kon worden zolang er nog stukken van de bommenwerper
lagen. Ook de twee velden met koolzaad en met erwten moeten eerst helemaal doorzocht worden.
Tiemens herinnert zich nog met afschuw dat ook dan nog stukken vlees en andere resten gevonden
worden van wat hij noemt ‘die dappere mannen’. ‘Later, bij het met een sikkel snijden van het koolzaad,
vonden we nog een vliegerlaars. Daar zat een stuk been in. Ook vond ik een metalen
8
plaatje met een soort code en dat heb ik mee naar huis genomen en later aan de Engelsen gegeven die na
de bevrijding een onderzoek deden. Daar waren ze erg blij mee. Ook mijn baas van de Berg had iets
gevonden dat hij toen aan die militairen heeft gegeven.’
Het land van Cornelis van de Berg is door alles een woestenij geworden. De Duitsers hebben overal gegraven en gereden. Van de Berg heeft heel wat uren moeten besteden aan het egaliseren en opruimen
van zijn land. Je hoefde bij de Duitsers niet aan te komen voor schadevergoeding, herinnerde hij zich jaren later. Dirk Levering is op het moment van de crash 14½ jaar oud. Hij kwam vanaf de Krommeweg
naar de plek van het neerstorten, maar werd aan de Voorweg door de Duitse wachtposten tegengehouden. Ook hij kon pas bij de plaats komen toen de stoffelijke resten waren weggehaald. Dirk
helpt bij het transport van de metaaldelen. Hij verstopt een bijltje en een zijden vliegkaart in zijn karos10
, maar de Duitsers zijn niet gek. De hele kar wordt nauwkeurig onderzocht en de twee stukken contrabande
worden gevonden. Volgens Levering zaten de motoren zo diep dat de Duitsers die hebben laten zitten. Overigens werden bij het onderzoek naar het wrak door Kapitein Spiering van de Koninklijke
Luchtmacht geen motoren gevonden. Lange tijd was deze plek vanuit de lucht herkenbaar doordat het gewas er minder goed groeide. Nu staat niet ver van de plaats van de crash een monument. De werkelijke
crashplaats wordt nu bedekt door een grote bedrijfshal. Inmiddels zijn de stoffelijke resten van de bemanningen – of liever gezegd de lichaamsdelen die de Duitsers
ter plaatse hebben verzameld – overgebracht naar Rotterdam. Daar wordt op de Begraafplaats Crooswijk in een massagraf begraven, wat zij als de resten van de gehele crew beschouwen. Door de kracht waarmee de Lancaster bommenwerper is gecrasht, is het ondoenlijk gebleken de doden individueel te identificeren. Men kan zich daarnaast voorstellen dat op dat tijdstip van de oorlog de Duitsers niet echt moeite deden om tot een identificatie te komen. Volgens de bij onderzoek beschikbare documenten vond men slechts verminkte en verkoolde lichaamsdelen, die alle in één kist werden gedaan en begraven. Door het ontbreken van een
positieve identificatie werd aanvankelijk ook de naam van Ronald Storr op het graf vermeld11
. Dat zal later
nog leiden tot een vreemde verrassing.
Nadat hij was verbonden en gearresteerd werd Storr naar het RK ziekenhuis aan de Houttuinen in Dordrecht
gebracht. Daar lag hij enige tijd onder bewaking om via Amsterdam te worden afgevoerd in krijgsgevangenschap.
7. Gevangene.
Aanvankelijk wordt de gewonde Storr niet gekoppeld aan de bemanning van de neergestorte E for Easy. Hij
wordt eerst van Strijen naar het Rooms-Katholieke ziekenhuis aan de Houttuinen in Dordrecht gebracht. De
artsen onderzoeken daar zijn wonden en leggen nieuwe verbanden aan om zijn benen. In het ziekenhuis
komt wel een officier van de Luftwaffe bij hem langs, maar Storr kan en wil hem weinig vertellen. Hij
vertelt: ‘Ik leed helse pijnen en ik gedroeg me alsof ik niet aanspreekbaar was. De nonnen zorgden er voor
dat de Duitsers mij verder met rust lieten. Een van de religieuzen sprak Engels en zei vertelde me dat men
mij zo lang mogelijk hier wilde houden. Maar omdat er af en toe ook een Duitse dokter langs kwam konden
we dat maar een paar weken volhouden. Ik lag op zaal met Duitse militairen, die vriendelijk tegen me
waren. Landgenoten of andere Geallieerden heb ik in het ziekenhuis niet gezien’.
10 Een karos is een door een paard getrokken kleine melkwagen (informatie D. Levering). 11 Na de oorlog wees een onderzoek uit dat er nog altijd resten van de bemanning in de grond zaten.
9
Zoals eerder gezegd kunnen de artsen in het ziekenhuis niet voorkomen dat Sergeant Storr na enige tijd
wordt opgehaald. Storr werd naar een ziekenhuis van de Luftwaffe in Amsterdam12
gebracht. Hij is daar ongeveer een week geweest en werd er naar eigen zeggen goed behandeld. Toen men van mening was dat zijn verwondingen voldoende waren genezen, ging hij per trein naar Frankfurt. Ook daar gaat hij eerst weer naar een ziekenhuis, tot het moment dat hij zich voldoende kan bewegen met behulp van krukken. Eenmaal redelijk in staat om zelfstandig te lopen vertrekt hij naar Dulag Luft. Dit is de verzamelplaats voor alle
opgepakte geallieerde luchtmachtmilitairen. De Duitsers sluiten hem op in de ‘Cooler’13
. De bedoeling is om hiermee zijn moreel te breken en aan waardevolle informatie te komen. Maar Ronald, die een gewoon sergeant en boordschutter is, wordt slechts een keer verhoord; kennelijk is hij niet interessant genoeg. Na zes dagen opsluiting halen de Duitsers hem uit zijn cel en brengen zij hem naar het plein voor het kamp. Daar staat een grote vrachtwagen met een aanhangwagen. Vroeger is deze auto gebruikt voor het transport van vee, nu worden er bijna honderd Britse gevangenen in geperst. Van Frankfurt rijdt de combinatie naar een kamp in de buurt van Muhlberg aan de Elbe, Stalag IVB genaamd.
8. Stalag IVB14
.
Het duurt twee volle dagen voordat de veewagen met zijn lading bij het kamp arriveert. Storr en zijn
medegevangenen zijn de eerste Britten in het kamp. Het kamp ligt in het gebied ten zuiden van Berlijn, ten
noordoosten van Leipzig en noordwestelijk van Dresden, tussen de dorpen Burxdorf en Neuburxdorf
ongeveer 6 kilometer oosten van Mulhberg. Stalag IVb is een enorm groot kamp met ongeveer 16.000
gevangenen. De bevolking bestaat uit Russen, Serviërs en Fransen. Stalag IVb is een toonbeeld van grauwe
troosteloosheid. Op de kale vlakte staan vier houten barakken. De ramen zijn met prikkeldraad versperd.
Een versperring van prikkeldraad met wachttorens, sluit het kamp af van de buitenwereld. De barakken zijn
een paradijs voor ongedierte. In hun radeloosheid hebben Russen en Serviërs, die hun barakken moeten
verlaten om plaats te maken voor de Britten, alles ernstig verwaarloosd.
In het Operations Record Book van No.100
Squadron en van het vliegveld Grimsby lezen we
wat in Engeland bekend is over de crash van E
for Easy: Een overzicht van toestel en bemanning
en het tijdstip van opstijgen. Er is geen tijdstip
van terugkeer genoteerd.
Terwijl Storr in het kamp zit vecht Hans-Dieter Frank aan de nachtelijke hemel van Duitsland tegen de
steeds weer binnenvliegende bommenwerpers. Nu de Amerikanen overdag boven Duitsland dood en verderf
zaaien, moet hij ook bij daglicht opstijgen. De man die ED362 heeft neergeschoten, sneuvelt zelf op 27
september 1943, drie maanden nadat hij E for Easy heeft neergehaald, als hij in botsing komt met een
andere jager. Hij is dan commandant van I./NJG1. Bij een poging zich per parachute te redden valt hij
dood. Hij heeft 55 overwinningen geboekt. Zijn laatste slachtoffer was een Amerikaanse B-24 Liberator.
Foto's die Ronald na de oorlog mee naar huis brengt, tonen broodmagere vuile Russen, bedekt met zweren
en gehuld in allerlei lappen. De Britse gevangenen weigeren eerst de barakken te betrekken en dreigen het
Rode Kruis te informeren. Pas na lang aarzelen geven de Duitsers toestemming om de barakken te ontluizen.
Het helpt slechts korte tijd. Het kampleven is een aaneenschakeling van saaiheid en verveling.
12 Dat was het Wilhelminagasthuis. 13 In de cooler werden de vliegers in eenzame opsluiting vastgehouden voor ze werden ondervraagd. Van hier vertrokken de officieren en onderofficieren naar gescheiden gevangenenkampen. 14 Stalag IVB was het grootste krijgsgevangenkamp op Duitse bodem, Het werd gebouwd in september 1939. Tussen 1939 en 1944 werden er Polen, Fransen, Belgen, Nederlanders, Engelsen, Amerikanen, Joegoslaven, Slowaken, Australiërs, Zuid- Afrikanen, Italianen en Sovjets geïnterneerd. Op 23 april 1945 werd het kamp bevrijd door het Rode Leger. 3000 gevangenen
waren toen bezweken aan ziekte en de omstandigheden. Zij zijn begraven in Neuburxdorf. Tussen augustus en september 1945
werd het kamp klaargemaakt om hergebruikt te worden als NKVD-kamp Speziallager Nr.1 Mühlberg. Meer dan 6700 mensen stierven in dit kamp en zijn in de buurt begraven. In 1948 werd het kamp opgeheven. Er zijn nu alleen nog wat fundamenten
over van het kamp.
10
Reveille, appel, zoekacties en Duitse plagerijen. Rodekruispakketten en sigaretten zijn de hoogtepunten in
het leven van de gevangenen. Sommigen proberen de Duitsers dwars te zitten door nergens aan mee te
doen, anderen geven de voorkeur aan lijntrekken. Weer anderen, Ronald's vriend Terry Hunt is er één van,
zetten de oorlog achter de tralies op hun eigen houtje voort. Terry weet door een Duitser af te persen een
camera te bemachtigen. Met eindeloos geduld holt hij een Bijbel zo ver uit, dat de camera erin past. Met de
Bijbel onder de arm – de andere gevangenen noemen hem ‘The Preacher’ – loopt hij door het kamp en
maakt hij foto's van de misère die hij om zich heen ziet. Sommige Duitsers menen dat Terry Hunt langzaam
gek begint te worden. Langzaam bouwt hij een grote verzameling negatieven op. De filmrolletjes versiert
hij bij een Duitser, die verzot is op chocolade. Pas na zijn thuiskomst in 1945 zal Terry Hunt het resultaat
van zijn ‘foto-oorlog’ kunnen zien.
De familie van sergeant Moulton krijgt op 12, 13 en 14 juli brieven van het squadron, het ministerie van lucht-
vaart en het Casualty Department dat op het ergste moet worden gerekend.
‘Eénentwintig vliegtuigen stegen op voor een aanval op een doelwit in Keulen. Zeventien vliegtuigen
voerden met succes hun missie uit en twee werden
gedwongen deze af te breken, een wegens een
technisch probleem en de andere door ziekte van de
navigator. De twee overige vliegtuigen (P/O Pascoe en
crew en W/O Gray en crew) keerden niet terug’.
28/29.6.43. Voor de eerste keer vloog No.100 Squadron met meer toestellen dan welk ander
Squadron in de Group. De reden was de aanval op
Keulen door 21 vliegtuigen. Ze stegen op tussen
22.47 en 00.01 uur en hoewel er twee verloren gingen,
keerden de rest terug tussen 00.08 en 04.31 uur.
11
In het kamp doet Store een poging in contact met zijn familie te komen. Hij krijgt een ingeving en stuurt
een brief naar de Irvingfabrieken, fabrikant van de parachute waaraan Store zijn leven te danken heeft:
‘Mijnheer, ik, Sergeant Ronald Storr 1303434 heb, terwijl ik een missie vloog, de gelegenheid gehad
mijn leven te redden met een van uw parachutes en wil me dus aanmelden voor het lidmaatschap en de
erbij behorende onderscheiding van de Caterpillar Club. Wilt u die sturen naar Mrs. Storr, 63 Everett
Street, West Hartlepool, Durham. Met dank voor uw medewerking verblijf ik, Hoogachtend, R.G. Storr.’
Tot Storr’s verbazing komt de brief inderdaad bij de fabriek aan. Kort daarop krijgt ook zijn moeder
te horen dat haar vermiste zoon gezond en wel in Duitsland zit. Zo is Ronald Storr’s plannetje om via
Irving Ltd zijn familie te waarschuwen dat hij ongedeerd is toch maar gelukt. ‘Ik had het gevoel alsof ik
in mijn eentje de Gestapo te slim was afgeweest’, vertelde hij de schrijver in 1998.
De hoofdpoort van Stalag IVb. Aanvankelijk kwamen de krijgsgevangenen kijken als aflossing van de wacht
plaats vond. Ronald Storr herinnerde zich dat de mannen zich dan zo rumoerig gedroegen en zulke obscene taal
uitsloegen dat de commandant bevel gaf dat de gevangenen bij de aflossing in hun barakken moesten blijven.
Een van de pesterijen bestond uit het luidkeels schreeuwen van de Duitse bevelen op de verkeerde momenten.
De houten barakken. Rode Kruispaketten werden door de Duitsersstreng gecontroleerd op verboden zaken,
die bij een ontsnapping nuttig konden zijn.
In sommige kampen zijn er pogingen van gevangenen om te ontsnappen. Slechts een enkeling slaagt erin
langere tijd uit handen van de Duitsers te blijven. Het ontsnappingswerk is in Stalag IVb minder goed
georganiseerd dan in Stalag Luft III Sagan, waar men voortdurend bezig is met het uitvoeren van allerlei
voorbereidingen die tot ontsnapping zouden kunnen leiden. Een ‘Great Escape’ zal nooit plaatsvinden. De
Duitsers treden onverbiddelijk op. Een militair wordt doodgeschoten als hij cokes van een vrachtauto steelt,
In 1980 herinnerde Ron zich
hoe hij met opzet zo lelijk keek
als hij kon. Vanuit het kamp
stuurde Storr een brief naar de
Irving fabriek om hen te danken
dat hun valscherm zijn leven
redde. Zo komt zijn moeder te
weten dat hij nog in leven is.
12
die voor de Duitse verwarming bedoeld is. Een andere gevangene overlijdt wanneer de schutter van een
laag overvliegende Ju88 een salvo afvuurt in het kamp. Met het voortschrijden van de oorlog worden de
rantsoenen minder. Rodekruispakketten komen niet of nauwelijks meer aan. De kampbevolking, die uit
velerlei verschillende nationaliteiten bestaat, houdt zich van elkaar afzijdig. Er is vrijwel geen onderlinge
samenwerking en iedere nationaliteit houdt zich alleen bezig met de eigen mensen. Sommigen hebben het
redelijk. Zo zijn er regelmatig voedselzendingen voor de Deense politiemensen die in het kamp zijn als
gijzelaar. De Nederlanders krijgen ook redelijk wat hulp. Maar de Serviërs en de Polen krijgen alleen maar
‘Duits’ voedsel. Het allerslechts gaat het met de soldaten van het Sovjetleger. Veel Russen zijn in de tijd dat
Storr in het kamp zat de hongerdood gestorven. Woedend en machteloos moeten de Britten toezien, hoe de
Duitsers de Russen treiteren en zelfs doodschieten. Het gerucht gaat dat bij nadering van het Rode Leger
alle Russen gedood zullen worden.
Op de door Storr genomen foto zien we de begrafenis van een omgekomen gevangene. De Luftwaffe toonde bij de
begrafenissen respect en namen op verzoek van de Britse Senior Officer niet deel aan de plechtigheid. Ook maakte
Storr foto’s bij een bombardement door de Amerikanen op Mühlberg.
Terry Hunt, bekend als ‘The Preacher’ Hunt en zijn in een Bijbel verstopte fototoestel. De Duitsers waren er
van overtuigd dat hij aan godsdienstwaanzin leed en lieten hem begaan.
In de winter van 1944/1945 is het rantsoen nog te veel om te sterven, maar te weinig om te leven. Als de
oorlog ten einde loopt en de Duitsers steeds verder uit het Oosten worden verdreven en er steeds meer
geallieerde soldaten uit het westen gevangen worden genomen, wordt het aantal krijgsgevangenen zo groot
dat de Duitsers de hoeveelheid niet meer aankunnen. Dit heeft tot gevolg dat er veel meer gevangenen
zitten dan waarop het kamp berekend is en er een groot tekort aan bedden, dekens, kleding en bovenal
voedsel ontstaat. Een grote groep gevangenen bestaat uit militairen die zijn gevangen genomen tijdens de
gevechten rond Arnhem. Hoewel zij redelijk doorvoed zijn, moeten de gevangenen plaats krijgen in barakken
die al overvol zijn. De hygiëne wordt steeds minder gehandhaafd en er ontstaat moedeloosheid.
In Stalag IVB raakt Storr betrokken bij acties om de Duitsers later te kunnen confronteren met hun behandeling van de gevangenen. Hij wordt lid van de ‘Geheime Dienst’. De leiding van de Groep berust bij
een zekere Terry Hunt, die door de Duitsers ‘der Pfarrer’, de dominee wordt genoemd. Hunt loopt de hele
dag door het kamp met een Bijbel in zijn hand. Luidkeels roept hij Bijbelteksten en overal houdt hij een
soort preken. De kampleiding is er van overtuigd dat Hunt aan godsdienstwaanzin lijdt en laat hem begaan.
Wat de Duitsers niet weten is dat hij in de Bijbel ruimte heeft gemaakt voor een Leica camera die de Britten
van een Duitse korporaal hebben gekregen. De Duitser had aanvankelijk van de vriendelijke Brit sigaretten,
13
chocola en koffie aangenomen, maar was na enige maanden onder druk gezet door te dreigen hem wegens
zwarte handel bij de kampcommandant aan te geven. Wetend dat dit vergrijp zal leiden tot overplaatsing
naar het front laat de Duitser zich chanteren en brengt hij filmrolletjes mee als Hunt die vraagt. Bovendien
is er een zender en ontvanger in het kamp, die door een paar radiotelegrafisten is gebouwd en waarmee de
gevangenen het nieuws van de oorlog elke dag kunnen volgen.
Storr blijft in Stalag IVB tot de Russen het op 29 april 1945 bereiken. De bevrijding van het kamp maakt
diepe indruk op Ronnie Storr. De Russen blijken keihard op te treden en hebben geen genade voor de
Duitsers. Hij herinnert zich: ‘Op een dag, toen de gevangenen wachtten op het signaal voor het appèl, bleef
het uit. Sommigen verlieten voorzichtig hun barak en zagen dat de wachttorens verlaten waren. Buiten het
kamp reden mannen op kleine paarden. Het waren Kozakken die op verkenning waren. Een enkele Duitser
werd door hen meegesleept. Toen de Kozakken het kamp binnentrokken, maakten ze korte metten met de
bewakers. Onder het gejuich van de krijgsgevangen Russen werden de Duitsers op de appelplaats met
zwaarden van de Kozakken eenvoudig gedood door hen te onthoofden. De Fransen, Britten en Italianen
(die gekomen waren nadat Italië voor de geallieerden had gekozen) gaven de Duitse doden een fatsoenlijk
graf. De bevrijde Russen stroopten de omgeving af. Geen enkele Duitser, man of vrouw, was voor de met
haat vervulde Sovjets veilig. Terwijl wij toekeken reden de Russen weg met hun typische door een paardje
getrokken wagens, gevuld met buit, zoals radio’s grammofoons, telefoons, keukengerei, klokken en allerlei
andere voorwerpen. Hun armen waren bedekt met horloges, uit hun zakken puilde tafelzilver.
Door de Duitse bewakers eerst te paaien met sigaretten, koffie en chocolade, en ze daarna te chanteren, hadden de
gevangenen de beschikking over een zend/ontvanger en fototoestellen. Ronnie Storr was één van de mannen die het
leven in het kamp fotografeerden.
In een apart deel van het kamp bevonden zich Russische gevangenen. Zij leefden onder onmenselijke condities.
Een van de gevangenen, Phil Green, ook een onderofficier van de RAF, schrijft jaren later voor de BBC
een verhaal over de bevrijding van Stalag IVB: ‘Aanvankelijk is er een en al verwarring. Zodra we vrij
waren verlieten de Russische gevangenen als eersten in massa’s het kamp en gingen op zoek gingen naar
voedsel, vrouwen en buit. Het was hen vooral te doen om vlees. Omdat de burgers van Mülhberg niet
helemaal ten onrechte gevlucht waren toen de eerste Russische waren binnengetrokken, hadden de tientallen
uitgehongerde gevangenen vrij spel en het duurde niet lang of in de verre omgeving was geen
14
koe, paard, schaap, varken of kip meer te bekennen. Van verkrachtingen hebben we nooit iets gezien; er
werden wel verhalen verteld over de vreselijke wraak van de gevangenen. Op de eerste avond van de
vrijheid aten velen van ons voor het eerst weer vlees. Maar vooral de Russen aten zich bijna dood. Ik zie
nog twee grote ketels staan op een laaiend vuur, van hout van een inmiddels vernielde barak, waarin
grote bloederige stukken schapenvlees werden gegooid en er half gekookt weer werden uitgehaald en
door de Russen naar binnen gewerkt. Het gevolg was dat er in de daarop volgende dagen heel wat
gevangen stierven, de zich na hun bevrijding tijdens hun rooftochten letterlijk hadden doodgevreten. De
eerder aangekomen Kozakken deden niets om ons te helpen. Om te eten hadden we alleen de nog
resterende Rode Kruispakketten en het eten dat wij in huizen en boerderijen ‘vonden’. Enkele weken
eerder was er een zending afgeleverd die bestemd was voor Brits-Indische gevangenen, van wie er maar
ongeveer 150 in het kamp waren. Sommige etenswaar zoals chupattis, ingeblikt vlees met kerrie, ghee
(een soort vet) en allerlei andere exotische voedingsmiddelen werden door de Brits-Indiërs omgetoverd
tot eetbare, maar vreselijke hete stoofpotten
Deze vreemde periode duurde ruim een week, van eind april tot het einde van de eerste week van mei,
toen de gevangenen hoorden dat Hitler dood was en dat de Duitsers zich onvoorwaardelijk hadden
overgegeven aan de Geallieerden. Toen kregen ze opeens te horen dat het tijd was om te vertrekken. Ze
moesten hun weinige bezittingen inpakken en maakten zich klaar om de Elbe over te steken. Het was de
bedoeling dat zij naar de stad Riesa aan de westelijke oever zouden gaan. De afstand van het kamp naar
de rivier was ongeveer 25 kilometer en de mannen kregen te horen dat zij wegens gebrek aan auto’s
moesten lopen. De Elbebrug zou nog te passeren zijn. Die nacht zetten de Russen met mitrailleurs
gewapende soldaten op de wachttorens. De ex-gevangenen protesteerden hevig, maar de protesten werden
terzijde geschoven. Zij moesten eerst wachten op een medische controle en de gewapende bewakers stonden
daar om de hen te beschermen tegen een eventuele Duitse tegenaanval. Storr en de anderen vertrouwden
het helemaal niet. Na hevige woordenwisselingen gaven de Russen uiteindelijk toe. Zonder enig voedsel
dan wat nog voorradig was marcheerden de Engelsen samen met de Fransen de poort van Stalag IVb uit.
De Denen en de Nederlanders volgden, korte tijd later gevolgd door de Fransen. De Serviërs en Italianen
waren minder gelukkig; zij moesten achterblijven. De Russen wilden de Serviërs aan Tito uitleveren en
met de Italianen hadden zij ook nog een appeltje te schillen omdat deze met de Roemenen en de Duitsers
aan het Oostfront hadden gevochten. Het feit dat Italië inmiddels de kant van de Geallieerden hadden
gekozen interesseerde de Russen totaal niet.’
Een door een Geallieerde verkenner gemaakte foto van
Stalag IVB in de buurt van Mühlberg. Duidelijk zijn aan
de rechterzijde van de foto het kamp en de vele barakken
te herkennen. Na de oorlog zullen de Russen het kamp
voor eigen gebruik overnemen. Daarna dient het nog
geruime tijd als ‘bewaarplaats’ voor mensen die in de
ogen van de regering van de DDR niet aan de
socialistische normen voldoen.
9. Op weg naar huis. Het ging de gevangen alleen nog maar om een zo snel mogelijk te beginnen mars naar huis, weg uit
Mühlberg. Toen ze na een dag lopen in Riesa aankwamen bleek daar een Duitse kazerne te zijn, met een ziekenzaal, waar een Engelse dokter de scepter zwaaide. De militairen die fit genoeg waren zochten zelf
onderdak in de stad. Ronnie Storr herinnert zich dat dat heel eenvoudig ging: ‘Je stapte een Gasthof of een huis binnen, vertelde de eigenaar dat je een bed wilde, een maaltijd en een bad en geen Duitser die de
moed had om te protesteren. Ik zal nooit de veren dekbedden vergeten, die heel anders waren dan die dunne paardendekens van het kamp en de heerlijke bedden met dikke matrassen, een ongekende luxe na
15
de planken waarop ik sinds augustus 1943 had gelegen’. Maar ondanks de relatieve luxe wilden de
Britten zo snel als kon over de Elbe. Onder zijn jas had Terry Hunt zijn rollen negatieven en die wilde hij
onder alle omstandigheden meenemen naar de eigen linies. Toen de groep de rivier Elbe bereikte en via
de brug naar het Amerikaanse gebied wilde trekken, hielden de Russen hen weer tegen. Bewaakt door
een groep met machinepistolen gewapende soldaten moesten de Britten toelaten hoe zij een voor een
weer gefouilleerd werden. Ditmaal heet het dat er Duitse nazi’s tussen de gevangenen zouden zitten.
Ronald Storr, Terry Hunt en drie anderen wisten echter uit de ring van militairen te ontsnappen en staken
in de nacht de Elbe over om in westelijke richting te gaan.
Pas veel later werd het duidelijk waarom de Russen op allerlei manieren de repatriëring hadden
gesaboteerd. Om er zeker van te zijn dat alle zich ten westen van de Elbe bevindende Russen zouden
worden uitgeleverd, mochten er elke keer evenveel Geallieerden naar het westen als er Russen naar het
oosten gingen. Op een zeker moment leken de Sovjets tevreden te zijn want op een grote weide werden
masten met vlaggen neergezet, hielden hoge officieren toespraken en waren ze vrij. De Amerikanen
zorgden van nu af voor hun landgenoten, de Britten en de andere westelijke ex-krijgsgevangenen. Zij
werden allemaal weer in vrachtauto’s geladen en kregen te horen dat ze naar een opvangkamp bij het
vliegveld van Halle zouden worden gebracht. Hunt en Storr hadden geen zin om weer gecommandeerd te
worden. Zij besloten zelf op weg te gaan. Na een lange dag vonden zij in de schuur van een boerderij een
auto die zij onmiddellijk in beslag namen. Met benzine die ze ‘geregeld’ hadden reden ze van Riesa naar
Halle. Dat bleek achteraf niet zonder gevaar te zijn. Vlak voordat ze Halle bereikten vlogen hen de
kogels om de oren. Al snel bleek dat ze werden gemitrailleerd door een Amerikaanse tank, die de auto
voor een vijandelijk voertuig hadden aangezien. Hunt en Storr gingen met de handen in de lucht naast de
auto staan tot de tank hen had bereikt. Toen bleek dat de eigenaars van de Duitse auto in werkelijkheid
Britse ex-gevangenen waren, openden de Amerikanen alle registers van hartelijkheid. De Britten werden
onthaald op eten, sigaretten en drank, die kennelijk onbeperkt voorradig was in de Duitse huizen. Beladen
met Amerikaanse geschenken arriveerden Hunt en Storr bij het vliegveld Halle. Op het veld stonden
rijen met Dakota transportvliegtuigen met grote groepen wachtende reizigers er omheen. De toestellen
zouden de ex-krijgsgevangenen naar Brussel vliegen en vervolgens naar Engeland. In een nog redelijk
intacte hangar kregen de mannen gelegenheid om zich te wassen, werden ze door militaire artsen nog een
keer bekeken en daarna stelden ze zich op in lange rijen om bij grote veldkeukens hun eerste
Amerikaanse maaltijd te krijgen. Storr was verbijsterd bij het zien van de grote schalen met vierkante
plakken cake. Een van de Amerikanen was even verbijsterd en zei: ‘Hebben jullie nog nooit wittebrood
gezien?’
Als het kamp eenmaal bevrijd is komen van overal geallieerde vlaggen tevoorschijn. Rechts Een van de Russische
ambulances die in Stalag IVB de zorg voor zieken en verzwakten moeten verzekeren. In totaal waren er voor de hele
bevolking vier ambulances beschikbaar….
Van Halle naar Brussels was maar een uur vliegen. En Hunt en Storr keken hun ogen uit toen ze tijdens
het eerste deel van de vlucht de enorme verwoestingen zagen van de Duitse steden. Het meest werd Storr
geraakt toen ze laag over Keulen vlogen. ‘Alleen de kathedraal bij de rivier was nog heel. Voor de rest
zag ik alleen maar puinhopen. Dat zicht op de stad deed me eigenlijk niets. Veel meer werd ik gegrepen
door de gedachte dat boven deze stad alle ellende was begonnen: de aanval van de Duitse nachtjager, de
brand, de crash en mijn krijgsgevangenschap.
16
De volgende morgen steeg het vliegtuig weer op van Brussel en landde het op het vliegveld Manston in
Kent. Omdat de militairen niet meteen naar huis konden, werden ze naar Ramsgate gebracht in afwachting
van de treinreis naar Canterbury en Londen. Een van de herinneringen van Storr was de hernieuwde
kennismaking met een Engels glas bier. Toen hij daarna zijn geld op de toog legde keek de kroegbaas
hem aan en zei: ‘Ik kan geen geld van u aannemen, sergeant. Het is mij een eer u te bedienen’. Het was
de eerste keer dat Ronnie een goed gevoel had na twee jaar gevangenschap. De volgende ochtend
brachten vrachtwagens van het Britse leger de mannen naar Canterbury. Van daar ging het per trein naar
Londen. Een dag later klopte Sergeant Ronnie Storr op de deur van zijn ouderlijk huis in Everett
Street 63, West Hartlepool. De oorlog was voorbij. Omdat Storr niets meer van zijn vrienden had gehoord
en geen van de andere onderofficieren in Stalag IVB waren gekomen, vreesde Ron het ergste. Pas in
Engeland hoorde hij dat hij van de zeven de enige overlevende was. Dit trieste nieuws veroorzaakte een
zware crisis, gepaard gaand met een alles overheersend schuldgevoel om zijn overleven. Het duurde
lang voor Storr de moed had contact te zoeken met de familieleden van Pascoe, Gentle, Wheeldon,
Reffin, Wood en vooral van zijn vriend Douggie Moulton.
Het Capitol-theater in Riesa werd één van de overnachtingsplaatsen voor de Britten. De bruggen waren wel zwaar
beschadigd, maar men kon de rivier hier wel oversteken.
Op het vliegveld van Brussel worden de bevrijde gevangenen nog
eens ontluisd. Ze krijgen een warme maaltijd en een schoon
uniform. Ook wordt aan de ex-gevangenen wat geld gegeven voor
hun aankomst in Engeland. Doris Clare Zinkeisen maakte
daarvan dit schilderij, dat de titel kreeg: ‘Feeding PoWs in
Brussels’.
10. De afloop. Na de oorlog schrijft de hoofdagent van politie in Ridderkerk J. Florijn, een rapport over de boven zijn
gemeente afgeschoten geallieerde vliegtuigen 15
. Over bommenwerper E for Easy schrijft hij het volgende: ‘(In de nacht) van 28 op 29 juni 1943 werd een 4-motorig Canadees vliegtuig afgeschoten, dat terecht gekomen is op een stuk bouwland van de landbouwer Cornelis van den Berg in de polder ‘het Binnenland van Barendrecht’. Hierbij zouden zes personen zijn omgekomen. Een persoon zou met een parachute
boven de gemeente Strijen zijn uitgesprongen en daar door de Duitsers krijgsgevangen zijn gemaakt16
. De resten van de te Rijsoord omgekomen vliegers zijn door de Duitsers geborgen en daarna
15 Rapport No. 37-45 aan den heer Inspecteur van Politie alhier, 16 oktober 1945. Hij noemt in dit rapport ook een crash van
een Brits vliegtuig op 11 of 12 mei 1940 en van de Lancaster van No.50 Squadron op 2 maart 1943 aan de Pruimendijk in de
polder Oud-Reijerwaard. Het is niet bekend hoe de politieman wist dat Storr was geland in de Hoeksche Waard. 16 Dat was sergeant Ronald Storr.
17
weggevoerd’. Twee maanden voor dit rapport wordt door de Britse autoriteiten een onderzoek ingesteld
naar de crash van ED362. Op 10 augustus 1945 stuurt No.5 Section (Holland) van de Missing Research
and Enquiry Service van de RAF vanuit Den Hang een brief naar het Britse Ministerie van Luchtvaart:
‘Het eerste contact werd gemaakt op de begraafplaats Crooswijk en in een gesprek met de directeur van
de begraafplaats werd mij verteld dat de resten van de lichamen van twee vliegers door de Duitsers voor
begraving naar het kerkhof werden gebracht. Er was geen andere informatie dan dat het de resten waren
van de bemanning van een Lancaster, die was neergestort nabij Ridderkerk in de nacht van 28 op 29 juni
1943. De lichamen waren volledig verkoold en aan stukken gereten. Identificatie was onmogelijk want er
waren geen herkenningsplaatjes op de resten van de lijken. Omdat ik verder geen informatie kon vinden,
ben ik zelf de graven gaan bekijken. Ik vond de graven en ze zagen er keurig netjes uit, er lagen bloemen
bij en op de houten kruisen was de Union Jack geschilderd. Er stond in de kruisen ‘Onbekende vlieger
RAF 290643, Ridderkerk’. Ik nam daarop contact op met burgemeester L.van Wingerden, Oranjestraat
53, Slikkerveer, die zo goed was mij naar de plaats van de crash te brengen, op 12 km ten westen van
Ridderkerk, namelijk een aardappelveld.
Een koepel bedekt het monument dat aan ED362 herinnert. Op de groene marmeren steen staan de namen van de
gesneuvelden en die van overlevende Ronald Storr geschreven. Een plaquette vertelt hoe op 29 juni 1943 de
Lancaster neerkwam. Het monument werd op 21 september 2003 door burgemeester drs. J.B. Waaijer onthuld.
Alles wat ik zag, was een stuk van ± 15 meter in doorsnede, waar het gewas minder dik groeide dan op andere plaatsen. Volgens de burgemeester en zijn assistent, die zich bij ons bevonden, was de kracht van
het neerstorten zo groot dat het vliegtuig zich tot een diepte van 5-7 meter in de grond had geboord en was versplinterd. Vlammen waren gezien maar er was geen explosie gehoord. F/S Storr moet eerder zijn
gesprongen, omdat alleen de lichamen van bovengenoemde bemanningsleden in de nabijheid van de crash waren gevonden. Niemand had gezien dat de Duitsers andere lichamen hadden meegenomen of
moeite hadden gedaan wrakstukken van het vliegtuig op te graven. Het veld was geëgaliseerd en zoals gezegd, groeien er aardappels, dus kan gevoeglijk worden aangenomen dat de resterende vier lichamen
nog altijd in het wrak begraven liggen, diep onder het aardoppervlak.’ Op 29 oktober 1945 worden de bevindingen door Flight Sergeant Annand van het No.14 Police Detachment van de RAF bevestigd,
nadat hij met Squadron Leader Ridcal van 5MRES en Corporal Darr van de RAF Police een laatste onderzoek heeft ingesteld. Ook Annand zegt niet te weten wie op Crooswijk liggen. Als Storr na de
oorlog weer in Engeland terugkeert, doet ook hij pogingen te weten te komen wat het lot van de andere
leden van de bemanning was. Hij schrijft een brief aan de gemeente Strijen, van waar men Rotterdam
benadert17
. De gemeente Rotterdam antwoordt dat ‘de overblijfselen der inzittenden van het door U bedoelde neergestorte Britse vliegtuig, welke nagenoeg geheel waren verminkt en verbrand, op de
Algemene Begraafplaats Crooswijk te dezer stede ter aarde zijn besteld’.
Het zal daarom altijd een vraag blijven of in Crooswijk de resten van twee, vier, dan wel van zes mannen
een laatste rustplaats hebben gevonden. Kort voor 2000 overlijdt Ronald Storr, de man die in Rotterdam
zijn eigen graf zag. Hij heeft ook nog de plaats gezien waar zijn vrienden te pletter vielen. Van wat volgt
kan hij geen deel meer uitmaken. Maar dat laat onverlet dat men in de gemeente Ridderkerk de plaats des
onheils niet wil laten verdwijnen onder de bouwwerken van de economische groei en vooruitgang. Lang
geleden is immers besloten de plaats waar het vliegtuig crashte en zijn zes kameraden het leven verloren
als oorlogsgraf te beschouwen. Op de plaats van de crash is een mooi monument opgericht, dat
17 Brief van de burgemeester van Strijen van 12 september 1946.
18
geadopteerd is door een plaatselijke basisschool en waar de bemanning wordt herdacht top de
jaarlijkse veteranendag. Daarbij zijn behalve mensen uit de directe omgeving ook
vertegenwoordigers van de gemeentes Ridderkerk en Barendrecht, de Britse en Canadese
militaire attachés, vertegenwoordigers van Defensie, veteranen, belangstellenden en
schoolkinderen aanwezig. Elk jaar komt men daar nu samen en vindt een stijlvolle plechtigheid
plaats.
Met de uitbreiding van het logistiek areaal in Barendrecht en Ridderkerk voor expansie van het
bestaande bedrijventerrein werd besloten een bodemonderzoek in te laten stellen. Op de huidige foto
zijn zowel het nieuwe terrein in de foto te zien als de globale crashplaats en de locatie van het
monument. Op de crashplaats van 29 juni 1943 zijn inmiddels bedrijfshallen gebouwd.
De omgeving is volledig veranderd. Waar eens vruchtbare landbouwgrond was staan nu enorme
loodsen van bedrijven die actief zijn in de logistieke afhandeling van groenten en fruit die
via de Greenery en andere bedrijven in deze sector hun weg vinden over de hele wereld. Met
de uitbreiding van dit economisch waardevolle gebied wordt in de komende tijd door het bedrijf
Saricon, dat gespecialiseerd is in bodemonderzoek, en dat grote expertise heeft op het gebied
van de luchtoorlog, een onderzoek gedaan naar eventueel nog traceerbare delen van Lancaster
ED362, HW-E for Easy van No.100 Squadron. Zo blijft geschiedenis realiteit en zo blijven
ook de mannen die zeventig jaar geleden hun leven gaven in onze herinnering. Het is een
treffend bewijs dat de steeds voortschrijdende uitbreiding van economisch waardevolle
gebieden niet gaat zonder de vaak bittere herinneringen aan tragische gebeurtenissen uit de
Tweede Wereldoorlog.