Transcript
Page 1: Guy vijgen: ‘Bruin vet tegen obesitasepidemie’

EEN PROMOVENDUS AAN HET WOORD OVER ZIJN ONDERZOEK

GUY VIJGEN:

‘ Bruin vet tegen obesitasepidemie’

Witte vetcellen slaan overtollige energie op, terwijl bruine vetcellen juist energie verbranden. Activatie van bruin vet zou daarom kunnen helpen om obesitas te beteugelen, zo blijkt uit het proefschrift Physiology & pathophysiology of human brown adipose tissue.

In het derde jaar van zijn geneeskundestudie in Maastricht wist Guy Vijgen (1985) het zeker: een snijdend vak, dáár lag zijn toekomst. Niet zo heel verrassend dus dat hij inmiddels in Rotterdam in opleiding is tot chirurg. Verrassender lijkt zijn move binnen de wetenschap: vanaf 2009 deed hij promotie-onderzoek naar bruin vet en obesitas. Dat klinkt ver-van-het-bed voor een chirurg, maar volgens Vijgen was het een logi-sche stap. “Al tijdens mijn wetenschappelijke stage in het laatste jaar van mijn studie werd ik hier door gegrepen. Ik werkte toen in de groep van Wouter van Marken Lichtenbelt, een autoriteit wat betreft bruin vet bij mensen. Toen ik ver-volgens als anios meeliep bij bariatrische chirurgie, kreeg ik de kans om samen met hem en chirurg Nicole Bouvy basaal klinisch onderzoek op te zetten met patiënten. Dankzij een Kootstra Talent Fellowship (een Maastrichtse beurs voor talentvolle jonge wetenschappers van het umc, red.) kon ik er vanaf 2010 fulltime aan werken, met als eindresultaat mijn promotie afgelopen zomer.”Vijgen had daarbij het geluk dat hij op het juiste moment als de juiste man op de juiste plaats belandde. Want net toen hij bij Van Marken Lichtenbelt begon, had deze in The New England Journal of Medicine een doorbaak gemeld. Zijn bood-schap: anders dan lange tijd werd gedacht komt actief bruin vet niet alleen voor bij jonge baby’s – die het gebruiken om hun lichaamstemperatuur op peil te houden – maar ook bij volwassenen. “Althans, bij gezonde volwassenen”, nuanceert Vijgen. “Bij mensen met ernstig overgewicht blijkt het bruine vet verdwenen. Deels, of zelfs helemaal. Vandaar de link met bariatrische chirurgie, waarbij patiënten met morbide obesi-tas een maagbandje krijgen of een omleiding van hun spijs-

manier om af te vallen. Het was al bekend dat dit hun comor-biditeit vermindert, met name diabetes type 2, maar wat is de invloed op hun bruine vet?” Om daar achter te komen

bepaalde de promovendus via PET-CT-scans vóór en ná de operatie de hoeveelheid bruin vet bij zijn patiënten. Een jaar na de ingreep waren ze gemiddeld 36 kilo afgevallen. Bij 40 procent zagen Vijgen en zijn collega’s een toename van bruin vet. Hun conclusie: ernstig overgewicht voorkomt de activatie van dit type vetcellen, wat weer van invloed lijkt op het pro-bleem van obese mensen om een gezond gewicht te handha-ven. “Met die kennis heb ik vervolgens het omgekeerde onderzocht: kun je bruin vet ook stimuleren en activeren om op die manier het overgewicht te verminderen?”, vertelt Vij-gen. “Het was al bekend dat kou een trigger is voor bruin vet, precies zoals bij dieren die overwinteren. Wij hebben ook geëxperimenteerd met nervus vagus-stimulatie, dat vooral bekend is als behandeling voor epilepsie. Maar het blijkt ook van invloed op het basaalmetabolisme. Wanneer we met elektroden deze hersenzenuw stimuleren, stijgt het energie-

experimenten valt een deel van die stijging te verklaren door de activatie van bruin vet. Al moeten we bescheiden blijven: dit onderzoek staat nog in de kinderschoenen, net als studies van collega’s in Maastricht die bruin vet activeren met hor-monen als isoprenaline.”De ultieme oplossing voor obesitas heeft Vijgen dus nog niet gevonden. “Er bestaat ook niet één oplossing, het zal altijd gaan om een combinatie van verminderde intake en ver-hoogd energieverbruik. Wij schatten dat alléén de stimulatie van bruin vet iemands gewicht met 5 tot 10 procent kan ver-minderen; het zou een aanvullende behandeloptie zijn. Als chirurg snijd ik me met dit onderzoek dus niet in mijn eigen vingers, want morbide obese patiënten zullen in de toekomst nog steeds behandeld worden via bariatrische chirurgie. Hoe ik mijn eigen toekomst zie? Ik hoop dat ik na mijn speci-alisatie terecht kom in een academisch ziekenhuis, waar ik onderzoek kan combineren met klinisch werk.”

Recommended