uitgave 14nov/dec 2011
PAMFLET NUMMER 15 – VOOR EN DOOR SOCIOLOGEN -‐ USOCIA 1
!
2 PAMFLET NUMMER 15 – VOOR EN DOOR SOCIOLOGEN -‐ USOCIA
Inhoudonderwijs
Inleiding p. 3
Interview met Vincent Buskens p. 5
Polemiek p. 7
OAC & MT spreken p. 11
Column Martine p. 14
Socioloog op straat p. 16
Rondgang op de 14e p. 19
Was ie maar weer socioloog p. 22
Laten we onze kinderen… p. 24
PAMFLET NUMMER 15 – VOOR EN DOOR SOCIOLOGEN -‐ USOCIA 3
Inleiding Vorig jaar op de Dam zagen we op tv vanuit vogelperspectief uit het niets een collectieve paniekaanval. Een paar mensen rennen… De massa rent. Later blijkt het om niets anders dan een schreeuw te gaan. Geen bom of pistool. Waarom zijn we zo bang? Het thema Veiligheid lijkt actueler dan ooit. Van de zomer zijn we opgeschrikt door de EHEC-‐bacterie, een eng virus door haar razendsnelle ontwikkeling en ongrijpbaarheid. Meteen willen we een oorzaak, op het moment van schrijven blijft het nog bij speculaties. De komkommer was een tijdje verdachte, maar schijnt niet de bron te zijn. Toch merken de komkommerhandelaren de beschuldiging in hun afzet. Iets vroeger werden we op een zonnige zaterdag geconfronteerd met een schietdrama in een winkelcentrum. Weer eerder maakte de ramp in Japan zo’n indruk dat Duitsland af wil van kernenergie. Onze veiligheid lijkt in het geding en we verliezen het vertrouwen in elkaar en in de overheid. Tegelijk controleren we alles: onze gezondheid, onze dijken, onze voedselkwaliteit en onze medeburgers. Veiligheid is een fascinerend thema voor ons sociologen. Het heeft verband met alle hoofdvragen van de sociologie. Met de rationalisering in de vorm van technologische innovaties waarvan betwist wordt of deze altijd wel zo veilig zijn. Kernenergie is een voorbeeld. Tevens vordert de technologie om ons steeds meer aan de controlebehoefte te voldoen, ten koste van privacy. Veiligheid raakt het cohesievraagstuk. Wat gebeurt er als we elkaar minder vertrouwen? Is het gevoel van onveiligheid misschien een gevolg van individualisering? Drijven onveiligheidsgevoelens ons uit elkaar? Hiermee raakt veiligheid ook de ongelijkheid. Afnemend vertrouwen in elkaar heeft gevolgen voor het draagvlak van een brede verzorgingsstaat en de solidariteit. Worden veiligheidsmaatregelen wel evenredig toegepast over de gehele samenleving of speelt klasse een rol? Is complete veiligheid wel mogelijk in een democratische rechtsstaat? Of gaat dit onvermijdelijk ten koste van fundamentele vrijheden? Misschien maken we ons teveel zorgen over privacy, gezien we zelf van alles over onszelf blootstellen. Media, politici en wijzelf allemaal hebben een rol in ons veiligheidsgevoel. Het is daarnaast opvallend dat onze perceptie van de veiligheid zo afwijkt van de cijfers. Dit Pamflet kent twee thema´s; veiligheid en onderwijs. Het onderwijs komt veel aan bod in de media. Er is veel aan het veranderen op het gebied van onderwijs, en dan met name op het gebied van hoger onderwijs. Langstudeerders worden hard getroffen als het aan ons huidige kabinet ligt. Studenten die te lang over hun studie doen worden hard aangepakt. Toegankelijk en goed onderwijs is onmisbaar voor de Nederlandse kenniseconomie maar tegelijkertijd moet er ook flink bezuinigd worden. Investeren in onderwijs en kennis betaalt zich uit in de toekomst. Echter wil het kabinet een ambitieuzer studieklimaat, het moet afgelopen zijn met de zesjescultuur! Wat betekent dit voor ons als studenten?
4 PAMFLET NUMMER 15 – VOOR EN DOOR SOCIOLOGEN -‐ USOCIA
Ook het thema onderwijs is een erg interessant thema voor sociologen. Dit thema raakt alle hoofdvragen van de sociologie. Onderwijs raakt het ongelijkheidvraagstuk, wat gebeurt er wanneer het onderwijs niet meer voor iedereen toegankelijk is? Ten tweede wat gebeurt er met de rationalisering van de Nederlandse samenleving wanneer er gekort wordt op het onderwijs? Holt de Nederlandse kenniseconomie dan achteruit? En wanneer het onderwijs niet meer toegankelijk voor iedereen is, wat gebeurt er dan met de cohesie in onze samenleving? Wordt de kloof tussen arm en rijk dan alleen maar groter? Deze twee actuele thema’s komen uitgebreid aan bod dit Pamflet. We wensen je veel leesplezier toe! De redactie, Karlijn Roex, Mark Veenbrink, Karlijn Soppe, Martine Faaij , Merel van Herpen Met dank aan: Matthijs van der Kooij, Jarl Mooyaart, Arnold Hendrikse, Tycho Wassenaar, Eduard Schmidt, Jolijn Calle
PAMFLET NUMMER 15 – VOOR EN DOOR SOCIOLOGEN -‐ USOCIA 5
Interview met Vincent Buskens
Oplettende studenten hebben het wellicht opgemerkt. Sinds kort is Vincent Buskens kernhoogleraar en bachelordirecteur van Sociologie. Studenten kunnen hem kennen van de cursussen Methoden&Technieken 2, Models of Measurement of van de cursus die hij in de Researchmaster van Sociologie geeft. DOOR: EDUART SCHMIDT EN TYCHO WASSENAAR U studeerde aan de Technische Universiteit Eindhoven maar promoveerde in de sociologie aan de UU. Ik studeerde eerst Wiskunde en daarna ook Technologie & Samenleving aan de Technische Universiteit Eindhoven. In 1999 behaalde ik mijn doctorsbul in de sociologie toen ik (red. cum laude) promoveerde op een onderzoek naar vertrouwen en sociale netwerken. Ondanks dat ik wiskunde erg leuk vond, zocht ik naar een meer praktische benadering en zodoende ben ik Technologie en Samenleving erbij gaan doen. Daar werd ik door een aantal inspirerende docenten richting het sociaal-‐wetenschappelijk onderzoek getrokken. Is het voor een wiskundige niet een logischere stap om richting bedrijfsleven te gaan als een meer praktische benadering wordt gezocht?
Dat kan wel, maar het bedrijfsleven heeft mij eigenlijk nooit echt getrokken. Vandaar ook de keuze voor Technologie en Samenleving. Naast het doen van onderzoek en het geven van onderwijs bent u ook een aantal jaar voorzitter geweest van de opleidingsadviescommissie Sociologie. Hoe vond u die tijd? Tijdens mijn voorzitterschap heb ik de opleiding erg goed leren kennen. Ik weet nu veel over alle cursussen die er in de opleiding zitten en andere belangrijke zaken, zoals het tutoraat, die de opleiding aangaan.
6 PAMFLET NUMMER 15 – VOOR EN DOOR SOCIOLOGEN -‐ USOCIA
Nu wordt u bachelordirecteur van Sociologie als opvolger van Tanja van der Lippe. Wat vindt u dat er goed gaat bij onze opleiding? Ik vind dat onze manier van werken erg goed is, de PTOB manier. We hebben in ons curriculum zowel cursussen waarin studenten leren om sociologische problemen te herkennen, als
goede theoretische cursussen. En natuurlijk zijn er de methoden vakken. Niet elke student hoeft onderzoeker te worden, maar wij vinden het wel belangrijk dat iedere student goed leert om onderzoek te begrijpen en zo nodig toe te passen. Daarnaast werken er erg veel goede onderzoekers op de veertiende verdieping. En wat zijn punten die u zou willen verbeteren? Elke cursus wordt gegeven door een groep docenten. Niet bij elke cursus is dat echter echt een team. Ik zou er graag voor willen zorgen dat het gevoel leeft dat je een cursus samen geeft, dat er meer teamvorming is. Daarnaast is het belangrijk dat het onderwijs, ook in tijden van bezuiniging, goed en efficiënt blijft.
Hoe kijkt u tegen de bezuinigingen aan? Ik ben bang voor verschraling doordat er minder geld beschikbaar is, zowel voor onderzoek als voor onderwijs. Het CPB heeft laatst ook laten zien dat bijvoorbeeld de resultaten van het rekenonderwijs achteruit gaan. Goed onderwijs levert op de lange termijn veel op, de maatregelen zijn dus vooral korte
termijn denken. Ik heb zelf ook twee studies gedaan en net als veel mensen in vooraanstaande posities. Ruimte voor ontplooiing ook buiten de standaard studiepakket van de bachelor is ook heel belangrijk. Ik was daarom ook aanwezig bij de betoging van hoogleraren op 21 januari tegen de bezuinigingsplannen in Den Haag. (red. namens de Erasmus Universiteit). Bent u ook bang voor InHolland praktijken zoals het zomaar toekennen van diploma’s? Ik ben niet direct bang dat het hier gebeurt, maar feit is wel dat de verkeerde prikkels bestaan om goed onderwijs te geven. Je wordt niet zozeer betaald voor goed onderwijs maar vooral per diploma. Je financiële huishouding hangt daardoor teveel af van het aantal diploma’s.
Hoewel de universiteiten onzekere tijden tegemoet zien, is het belangrijk dat het onderwijs niet teveel schade oploopt. Met Vincent Buskens aan het roer bij sociologie hebben wij daar in ieder geval vertrouwen in.
“Ik heb zelf ook twee studies gedaan en net als veel mensen in vooraanstaande posities. Ruimte voor ontplooiing ook buiten de standaard studiepakket van de bachelor is ook heel belangrijk.”
PAMFLET NUMMER 15 – VOOR EN DOOR SOCIOLOGEN -‐ USOCIA 7
Polemiek
Stelling: de maatregelen die het kabinet treft tegen langstudeerders komen de kwaliteit van het hoger onderwijs ten goede. DOOR: MARK VEENBRINK EN MATTHIJS VAN DER KOOIJ
Mark Veenbrink Mijn eerste reactie was, ‘zal dit misschien toch een onbedoeld gevolg kunnen zijn van het beleid van de huidige visieloze budgetbeheerders?” Het enige doel dat deze maatregelen lijken te hebben is de begroting op orde krijgen. Onderwijs is een kostenpost. De tijd dat dit als investering werd gezien, en dat belastingverhogingen werden overwogen naast bezuinigingen lijkt ver achter ons te liggen. Een tekort van meer dan 2% op de begroting lijkt dan ook vervelender dan dat de kwaliteit van het hoger onderwijs er toe doet. En om
mijn eigen vraag te beantwoorden: het lijkt me sterk. Is deze maatregel überhaupt bedoeld om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen, of komt het gewoon voort uit het eeuwige gevoel dat ‘de jeugd van tegenwoordig’ niet meer is wat hij was. Die luie studenten van nu moeten eens flink aan het werk gejaagd worden (zoals iedere generatie over de ‘volgenden’ lijkt te denken). Er zijn echter redenen te over waarom mensen langer over hun studie doen, of deze nu bewust keuzen betreffen, of gewoon een beetje pech. De
meeste studenten zullen echt niet zitten te wachten op de kosten van een jaar studievertraging, aangezien dit toch een jaar verloren inkomen betreft. Met dit nieuwe beleid wordt de kans jezelf te ontwikkelen gereduceerd tot het mogen doorlopen van 1 serie cursussen (bachelor) binnen de daarvoor aangegeven tijd. Onderwijs is steeds meer gewoon een productiefaciliteit voor diploma’s in plaats van een plek waar de mens ontdekt en ontwikkelt. Foute keuze gemaakt? Dan heb je de studieboete al bijna te pakken.
8 PAMFLET NUMMER 15 – VOOR EN DOOR SOCIOLOGEN -‐ USOCIA
Kan het dan echt niet positief uitpakken? Misschien dat de toekomstige student zich hierdoor iets beter oriënteert wat resulteert in een lagere uitval. Dat zou dan als positief kunnen worden gezien. Al is het misschien voor de algemene ontwikkeling heel niet zo erg als een student een jaartje een niet passende bachelor volgt in plaats van dat hij de arbeidsmarkt opgaat. Natuurlijk zijn er ook luie studenten, of dat er vanwege de ‘ruime’ bijdrage van nu [en eerder] misschien minder kritisch gekeken wordt. Zoals Matthijs aangeeft, misschien dat de allocatie van studenten straks beter aansluit bij de arbeidsmarkt.
Toch bevestigt dit mijn argument dat het onderwijs zich reduceert tot de productie van productie-‐eenheden voor de arbeidsmarkt. Niet ‘verkopende’ Masters (zoals de Art master genoemd door Matthijs) vervallen, en eenheidsworst is de toekomst. Het is goed als de luie studenten door de maatregelen wat sneller klaar zijn. Maar of het nu winst voor de samenleving is dat ook de andere groepen worden opgejaagd? Was Rutte gewoon een luie student? Of heeft hij juist vanwege zijn studieduur ook het kapitaal kunnen opbouwen waarmee hij nu
minister president is geworden? Gezien de keuze lijkt het kabinet het eerste te stellen. Het is logisch dat onze huidige MP zo rationeel mogelijk gebruik heeft gemaakt van de voorzieningen, maar als deze investering noodzakelijk was om daar te komen, zou het nieuwe beleid op termijn nog een flinke desinvestering kunnen blijken. Of het economisch tij nu mee-‐ of tegen zit, investeringen betalen zich terug. Anders zijn het slechts uitgaven. Het zou dit kabinet dan ook sieren als ze de studieboete met terugwerkende kracht in zouden voeren, en de heren (en dames) in charge ook de boete betalen voor het aantal jaar dat zij langer over de studie hebben gedaan dan zij nu redelijk achten voor anderen. Het is anders wel erg makkelijk om als grote profiteur van de sociale voorzieningen toentertijd nu te stellen dat het allemaal niet zo nodig was. Neen, deze maatregelen zijn, hoe ze ook gepresenteerd mogen worden, geen investering in het onderwijs, nog los van het woord ‘sociaal’ in het mogelijk nieuwe ‘leenstelsel. Framing noemt men dat.
PAMFLET NUMMER 15 – VOOR EN DOOR SOCIOLOGEN -‐ USOCIA 9
Matthijs van der Kooij Onderwijs als kostenpost. Ja, waarom niet? In een tijd waarin het onvermijdelijk is dat in alle segmenten van de samenleving broekriemen aangehaald worden, moet er ook kritisch gekeken worden naar de investeringen in het (hoger) onderwijs. Dit betekent niet dat het belang van onderwijs gebagatelliseerd wordt. Onderwijs is een elementaire bouwsteen van onze kenniseconomie en draagt bij aan een samenleving van kritische, vaardige en mondige Nederlanders. Bezuinigingen op deze sector zijn echter niet alleen onvermijdelijk, maar de negatieve gevolgen voor studenten moeten niet worden overdreven. De maatregelen kunnen bovendien verrassend positieve uitkomsten hebben voor de onderwijskwaliteit.
Natuurlijk, veel studenten hebben goede redenen om meer dan twee jaar ‘te lang’ over hun studie te doen. Studenten die hinder ondervinden van een handicap, gecompliceerde familieomstandigheden, of gewoon een veel te druk sociaal leven zullen de wettelijk ingecalculeerde uitlooptijd van twee jaar wellicht overschrijden. Echter, wanneer zij van te voren al weten dat zij niet aan de langstudeerboete zullen ontkomen, kunnen zij zich hierop voorbereiden, bijvoorbeeld door eerst een tijdje te gaan werken om geld bij elkaar te sparen. Wanneer studenten er tijdens hun studie achter komen dat het allemaal niet zo soepel loopt als gepland, kunnen zij overwegen zich voor onbepaalde tijd uit te schrijven. Het is jammer als een student na een
tijd ontdekt dat hij de verkeerde studiekeuze heeft gemaakt. Hierdoor zal de kans groter zijn dat hij met de langstudeerboete in aanraking zal komen. Maar met alle respect: dat is het risico van kiezen. Een student heeft de gevolgen van zijn keuze te dragen, of die nu gunstig of ongunstig zijn. Je hebt de keuzevrijheid; neem er dan ook de verantwoordelijkheid voor.
Daarnaast, even voor de goede orde, de maatregelen tegen
langstudeerders maken het voor hen niet onmogelijk om zich te ontwikkelen buiten hun studie om.
De twee wettelijk vastgelegde uitloopjaren lenen zich uitstekend voor bijvoorbeeld bestuursactiviteiten. Wanneer een student hier niet genoeg aan heeft, kan hij na zijn studietijd zijn bestuurskundige, politieke of sportieve ambities alsnog ruimschoots waarmaken. Van uitstel komt niet altijd afstel.
Master-‐studenten moeten door de nieuwe regelingen voortaan gebruik maken van een sociaal leenstelsel. De ambitie van een student wordt afgestraft, zou misschien je eerste reactie zijn. Echter, het sociaal leenstelsel zorgt ervoor dat masterkiezers een bewustere keuze zullen maken, zo zullen zij een master kiezen die betere perspectieven biedt op de arbeidsmarkt. Zij moeten immers hun leningen terugbetalen. Op deze manier komen meer afgestudeerden terecht in sectoren waar ook daadwerkelijk een grote vraag is naar personeel. Hetzelfde mechanisme geldt voor bachelorstudenten met schulden. Gaten in de arbeidsmarkt worden zo opgevuld, terwijl tegelijkertijd minder
“Maar met alle respect: dat is het risico van kiezen. Een student heeft de gevolgen van zijn keuze te dragen, of die nu gunstig of ongunstig zijn.”
10 PAMFLET NUMMER 15 – VOOR EN DOOR SOCIOLOGEN -‐ USOCIA
studenten wanhopig met hun papiertje wapperend het land doorzoeken naar werk en zich afvragen waarom ze in godsnaam de master (pak-‐‘m-‐beet) Art History of the Low Countries in its European Context hebben gevolgd.
Al met al zijn de negatieve consequenties van de langstudeermaatregelen helemaal niet zo dramatisch als het gemiddelde quasi-‐idealistische, onderbuik-‐gestuurde, hypegevoelige kuddedier wil doen vermoeden. Daarnaast hebben de maatregelen één zeer gunstig gevolg. Door de invoering van de langstudeerboetes komt er meer geld in het laatje van onderwijsinstellingen. Zij hebben hierdoor meer mogelijkheden om de schade, die de economische crisis via noodzakelijke bezuinigingen aan de onderwijskwaliteit aanbrengt, te beperken. Studenten (althans de langzame) moeten weliswaar meer betalen, maar worden in belangrijke mate behoed voor afkalving van de onderwijskwaliteit. Zo heeft hun papiertje aan het eind van de rit meer waarde en daar hebben zij de rest van hun leven profijt van. Bovendien krijgen Nederlandse universiteiten zo de kans om hun wetenschappelijke activiteiten, hun internationale oriëntatie en hun goede reputatie te bewaken.
Om tot slot even op de casus-‐Rutte te reageren: allicht was Mark Rutte geen luie student. Hij profiteerde van de gunstige economische situatie en de daarmee gepaard gaande royale voorzieningen voor studenten in zijn studietijd. Ik neem het hem allesbehalve kwalijk dat hij zeven jaar over zijn studie heeft gedaan; ik wil zelfs niet uitsluiten dat zijn activiteiten in deze periode hem gemaakt hebben tot de charismatische politieke leider die hij nu is. Wanneer diezelfde Rutte nu echter zou beweren dat de studenten van nu recht hebben op dezelfde luxepositie die hij ook ervaren heeft, ziet hij over het hoofd dat ook en juist de jongere generatie in deze economisch mindere tijden zijn lasten moet dragen, om ons land te helpen de crisis te boven te komen. Je zou werkelijk uit zo’n bewering opmaken dat die zeven jaar hoger onderwijs hem geen bal wijzer hebben gemaakt.
“Al met al zijn de negatieve consequenties van de langstudeermaatregelen helemaal niet zo dramatisch als het gemiddelde quasi-‐ idealistische, onderbuik-‐gestuurde, hype-‐gevoelige kuddedier wil doen vermoeden.”
PAMFLET NUMMER 15 – VOOR EN DOOR SOCIOLOGEN -‐ USOCIA 11
OACOnderwijs Advies Commissie Het wel en wee van de studenten inspraak Sociologie DOOR: ANDY DOOLAARD EN WIEKE WAANDERS Beste lezers en lezeressen, De Opleiding Advies Commissie Sociologie (OAC) is er één met een lange geschiedenis aan weldenkende en gemotiveerde studenten die zich inzetten voor de belangen van de student. Voor sommige studenten is de inspraak nog niet heel erg bekend en voor deze studenten leggen wij graag even het één en ander uit. De opleiding advies commissie heeft een adviserende rol bij het te voeren beleid van de opleiding Sociologie. Dit voltrekt zich logischerwijs door de lens van de belanghebbende studenten waaronder ook wijzelf. In vergaderingen, gesprekken maar ook informele binnenwandel sessies bij de docenten beslissen wij mede in het wel en wee van de opleiding. Dit kunnen hele brede zaken zijn zoals het meedenken over de herstructurering van een cursus, maar ook hele specifieke dingen zoals de aanpak voor geluidsoverlast in de collegezalen. Zoals eerder gezegd bekijken we de problemen zo goed als mogelijk is door de lens van de student en daarbij hoort een stukje eigen verantwoordelijkheid. Over die verantwoordelijkheid willen we het nog wel even hebben want daar krijgen studenten wel wat voor terug. Deze verantwoordelijkheid is te vergelijken met een punt van een kersenvlaai. Wanneer je ervan eet dan proef je direct het resultaat maar wanneer je die punt laat staan dan is de kans groot dat deze bederft, pootjes krijgt en ervan tussen gaat. Elke student heeft dus wel werkelijk invloed maar ga er niet mee zitten wachten. De mening van de studenten is dus ontzettend belangrijk. Hoe kunnen wij immers de sociologiestudenten representeren zonder te weten wat de studenten over hun studie vinden? Daarom organiseren wij panelgesprekken aan het einde van elk blok waarmee gereflecteerd wordt op de kwaliteit van alle afzonderlijke 1e, 2e en 3e jaars vakken. Zo’n bijeenkomst heeft dus een serieus karakter, maar wordt met een lekkere bak koffie of soepje in het educatorium ook een erg gezellige bezigheid.
Voor de mijn welgewaardeerde collega en mij is dit maar een topje van de chocolade ijsberg waardoor het automatische vermoeden reist dat er meer is. Dat is ook zo! Voor wie problemen heeft met docenten, voor wie problemen heeft met het vak of voor wie gewoon allerhande positieve berichten te deponeren heeft heten wij de studenten van harte welkom. Aarzel dus niet, maar spreek ons aan of mail naar: [email protected].
12 PAMFLET NUMMER 15 – VOOR EN DOOR SOCIOLOGEN -‐ USOCIA
Wanneer je met een brandende vraag zit problemen hebt, of gewoon gezellig een praatje wilt maken kun je terecht bij de volgende OAC’ers: Andy Doolaard: Als ik een boek over mezelf mocht schrijven dan zou ik daarin neerzetten dat ik samenwoon met mijn vriendin om wie ik heel veel geef en dat ik zonder schaamte een redelijke game freak ben. Ik ben op het moment tweedejaars sociologie student en doe mijn minor in conflictstudies, welke hopelijk bij gaan dragen aan een interessante en levenspassende baan. Mijn naam is Andy Doolaard, lid van het OAC en mocht je een babbeltje willen maken over de opleiding of over andere onderwerpen dan hoop ik je snel te ontmoeten.
Wieke Waanders: Met veel trots kan ik mij tevens lid van de OAC van sociologie noemen. Mijn naam is Wieke Waanders, en ben inmiddels alweer derdejaars student. Na twee enthousiaste jaren als actief lid bij Usocia heb ik me nu gestort op de OAC. Samen met Andy en een aantal docenten praat ik mee over het onderwijs, cursusevaluaties, tentamens en andere zaken die betrekking hebben op de opleiding. Wij als studentengeleding zijn er speciaal voor jullie. Heb je een klacht, opmerking of een vraag, dan kun je altijd bij ons terecht. Stuur een mailtje, facebookberichtje of spreek me ergens op de universiteit aan.
PAMFLET NUMMER 15 – VOOR EN DOOR SOCIOLOGEN -‐ USOCIA 13
MTManagement Team
DOOR: TYCHO WASSENAAR Beste sociologen, Mijn naam is Tycho Wassenaar, derdejaars student bachelor Sociologie. Dit jaar zal ik de functie van studentlid binnen het Management Team (MT) van de bachelor Sociologie bekleden. In deze functie zal ik samen met de Opleidings Advies Commissie (OAC) mijn uiterste best doen om de belangen en de ervaringen van de bachelorstudenten sociologie te vertegenwoordigen. Het MT kun je eigenlijk het beste zien als het bestuur van de opleiding. Binnen het MT worden besluiten genomen over het onderwijs binnen de Bachelor. Punten waar ik mijn aandacht dit jaar in het bijzonder op wil richten zijn: informatie en promotie over en van de stage mogelijkheden in de Bachelor, begeleiding van eerstejaarsstudenten en uitdagender onderwijs. Daarnaast hoop ik in samenwerking met Usocia voor het eerst een Sociologie 'Docent van het Jaar' nominatie voor te dragen. Tot slot vind ik het ook belangrijk om studenten via verschillende kanalen te laten zien waar wij als inspraak voor Sociologie mee bezig zijn en wat wij hebben gepresteerd. Als je een keer je mening wilt geven over iets uit de bachelor Sociologie, of als je een tip, opmerking of klacht hebt, mail me dan op [email protected] of spreek me even aan. Tot snel! Tycho Wassenaar
14 PAMFLET NUMMER 15 – VOOR EN DOOR SOCIOLOGEN -‐ USOCIA
Column DOOR: MARTINE FAAIJ
Op weg om een succesvolle journaliste te worden, bedacht ik me in juli dat ik iets anders wilde studeren. Uiteraard viel mijn oog op sociologie. Dus schreef ik me op het laatste moment in, bestelde m’n boeken en schreef m’n tutor in Tilburg een afscheidsmail. Ik was er klaar voor, het avontuur op de universiteit mocht gaan beginnen. Na een jaar werken en een jaar HBO studeren zal de overstap naar de uni voor mij waarschijnlijk kleiner zijn dan voor mensen die net van de middelbare school komen. Maar ook voor mij is de verandering nog vrij groot.
De eerste dag van de FI-‐week was het alweer feest, de NS hadden ergens moeite mee en ik was de dupe. Lekkere binnenkomer is dat, te laat komen op je eerste dag. Het voordeel was dat ik wel meteen de kans kreeg om een blik te werpen op mijn groepsgenoten, die al netjes klaar zaten. Mensen van verschillende leeftijden, uit verschillende plaatsen en met verschillende meningen. En één ding zullen we allemaal gemeen hebben: Interesse voor sociale problemen. De introductieweek was erg druk, maar in ieder geval kan ik nu zeggen dat ik het grootste gedeelte van de Uithof wel heb gezien. En laat ik even heel eerlijk zijn: De Uithof is toch stiekem wel een van de redenen waarom ik voor Utrecht heb gekozen. Heel wat anders dan mijn ‘schooltje’ in Tilburg, waar ik journalistiek studeerde, midden in een woonwijk. Voor mij is dit écht studeren. Grote (soms mega) collegezalen, een onwijze bibliotheek en een supermarktje op loopafstand.
Het avontuur
PAMFLET NUMMER 15 – VOOR EN DOOR SOCIOLOGEN -‐ USOCIA 15
‘Studeren studeren studeren’ is nu het motto. Veel lezen, papers schrijven en volle collegezalen. Althans, aan het begin wel. Na enkele weken werd het college MTS1 naar mijn idee al minder bezocht. Enkelen zijn nu al afgehaakt, anderen bewijzen veel in hun mars te hebben. Wat voor mij een groot verschil is met de middelbare school, is dat ik het meeste van wat ik nu leer wel interessant vind. En ik leer een hoop… En lees veel. Hoofdstuk na hoofdstuk gaat mijn hoofd in. Nou goed, toegegeven, dat zou zo moeten zijn. Het wil nog niet altijd even goed lukken om hier de discipline voor te vinden. En dan zit je in college óf heel hard te schrijven, óf Wordfeud te spelen… Ja het is een zware tijd, die studententijd. Het is ook erg vervelend dat dingen als lasergamen in de regen en gezelligheid met je studiegenoten erbij horen. Het belooft een goed jaar te worden, hoogstwaarschijnlijk met hoogte-‐ en dieptepunten, gezelligheid en vermoeidheid. Ik zeg: BRING IT ON!
“Het belooft een goed jaar te worden, hoogstwaarschijnlijk met hoogte-‐ en dieptepunten, gezelligheid en vermoeidheid. Ik zeg:
BRING IT ON!”
16 PAMFLET NUMMER 15 – VOOR EN DOOR SOCIOLOGEN -‐ USOCIA
Socioloog op straat Onderwijsbezuinigingen hangen onze universiteit en onszelf als student boven het hoofd. Staatssecretaris Zijlstra heeft zich niet populair gemaakt onder de studenten. Ik spreek met Alexander Beunder van de organisatie Kritische Studenten Utrecht (KSU) over de bezuinigingen, studentenvakbonden, het onderwijs en andere kwesties. Alexander studeert Liberal Arts & Sciences (hoofdrichting Economie) en was erbij toen KSU opgericht werd (4 mei 2009). DOOR: KARLIJN ROEX “Ik wilde me actief keren tegen de politiek-‐economische tendens die de solidariteit in de maatschappij afbreekt, terwijl vormen van corruptie en ongelijkheid stijgen. Voor het onderwijs betekent dit dat het eerst toegankelijk was voor velen, en enigszins democratisch bestuurd werd, maar steeds elitairder en hiërarchischer wordt. KSU wil zich niet beperken tot de belangen van studenten en onderwijspersoneel, maar we vonden het belangrijk om ons te organiseren in onze directe omgeving. Onder andere in Engeland zagen we kort voor de oprichting van KSU massale protesten in Londen tegen de G20-‐top, waar we ook actief participeerden in de voorbereidende vergaderingen. Dit vormde volgens mij voor ons de inspiratie om ook in Nederland iets op te bouwen en al snel werd KSU geboren.” KSU staat voor open en kritisch onderwijs. Wat vat jijzelf onder goed, kritisch onderwijs? “Goed onderwijs is per definitie kritisch. Dat wil simpelweg zeggen dat er continu een soort academische vrijheid bestaat voor zowel docent, onderzoeker als student. De student is momenteel te vaak slechts een consument van een pakketje kennis; van tevoren wordt al bepaald wat een student aan het einde van een
cursus moet kennen. Echt goed en kritisch onderwijs is meer een ontdekkingstocht, waarbij je niet weet wat de student aan het einde van een leerperiode weet. Een student heeft dan de ruimte om bestaande kennis van een docent te bekritiseren en zelf op zoek te gaan naar nieuwe inzichten, zonder daarbij te vrezen voor een slechte beoordeling. Ik zeg trouwens niet dat de docent nu alle macht heeft: docenten hebben immers ook een beperkte vrijheid om hun eigen draai te geven aan hun cursussen want hebben ook weer bazen die hun beoordelen. Het is juist die excessieve neiging om leerprestaties te meten, te belonen en te straffen, die een eigen intrinsieke nieuwsgierigheid om te leren tegenwerkt. In plaats van hiërarchie en competitie is goed en kritisch onderwijs gebaseerd op gelijkwaardigere relaties en een coöperatieve verhouding tussen personen.”
“De noodzaak van bezuinigen is een mythe”
PAMFLET NUMMER 15 – VOOR EN DOOR SOCIOLOGEN -‐ USOCIA 17
Er zijn jaarlijks verkiezingen voor de studentenraad. Behartigen de studentenraad, en overigens ook de studentenvakbonden, onze belangen wel goed? “Studentenraden zijn belangrijke instituties die vroeger studentenbewegingen hebben afgedwongen. Het is immers essentieel dat studenten worden betrokken in de besluitvorming over het onderwijs en absurd om ze niet mee te laten beslissen over hun eigen leeromgeving. Wie weet er nou beter wat wel en niet goed werkt voor studenten dan de studenten zelf? Maar toch gaat het die absurde kant op. Studentenraden verliezen wettelijk
steeds meer echt significante medezeggenschap. Op veel punten is instemmingsrecht veranderd in adviesrecht. Ze kunnen steeds gemakkelijker genegeerd worden door Colleges van Bestuur. Dat verlamt ze enigszins, maar aan de andere kant denk ik wel eens dat ze veel meer zouden kunnen doen dan ze momenteel doen. Ze brengen bijvoorbeeld nauwelijks 'inside information' naar buiten en doen weinig moeite om de afstand tussen de gemiddelde student en de studentenraad te verkleinen.” “Over de vakbonden: deze zouden een cruciale rol moeten spelen in de besluitvorming. Ze zouden een intensieve binding moeten hebben met degenen die ze vertegenwoordigen en acties moeten steunen wanneer de achterban dat wenst. Momenteel vervullen ze die rol echter niet. Ze praten wel mee in Den Haag, maar weten niet echt winsten te behalen. Ze schaven de scherpe kantjes van bezuinigingen af, organiseren soms grote protesten, maar wisten de salamitactiek niet tegen te houden. Een reden daarvoor is misschien dat ze geen
langetermijnvisie hebben; het beleid verandert met dezelfde regelmaat als het bestuur. Een ander probleem is dat de afstand tot de gemiddelde student groot is. Wie woont er nou ooit een bijeenkomst van de lokale bond bij? Weinigen. Bovendien zijn ze veel te veel gericht op apolitieke studieverenigingen die als primaire doel hebben om gezellige activiteiten te organiseren.” Waarom slaan docenten en studenten tot nu toe nog weinig de handen ineen? “Ik hoorde een docent een keer eerlijk toegeven dat zijn eerste reactie bij het horen van onderwijsbezuinigingen in Engeland de gedachte was dat Nederland nu wel vele Engelse studenten kan verwachten, omdat het Engelse onderwijs voor studenten duurder wordt. Een positief vooruitzicht volgens hem, want daardoor komt er een grotere markt voor het Nederlandse onderwijs. De economische korte termijn belangen zijn inderdaad niet hetzelfde en vaak juist het tegenovergestelde. Voor onderwijspersoneel in Nederland is het tevens economisch gunstig als de onderwijsbezuinigingen meer op de student worden afgewenteld dan op onderwijsinstellingen en hun salarissen. Aan de andere kant zullen studenten niet zo snel de barricades opgaan tegen de hoge werkdruk van docenten. Het ontbreekt ons inderdaad nog aan
onderling begrip en solidariteit denk ik. We zitten echter in hetzelfde schuitje. Zolang we dat niet beseffen en niet samen optreden tegen onderwijsbezuinigingen, zijn we allemaal slechter af.”
“Studentenraden verliezen wettelijk steeds meer echt significante medezeggenschap.”
“Goed onderwijs is per definitie kritisch. Dat wil simpelweg zeggen dat er continu een soort academische vrijheid bestaat voor zowel docent, onderzoeker als student.”
18 PAMFLET NUMMER 15 – VOOR EN DOOR SOCIOLOGEN -‐ USOCIA
Er wordt gezegd: bezuinigingen zijn een noodzaak. Is dat wel zo? “Nee, de noodzaak van bezuinigen is een mythe. Ten eerste omdat de huidige overheidstekorten ontstaan
zijn door politieke keuzes die niet gemaakt hadden hoeven worden. De keuze om dit nu via bezuinigingen op publieke voorzieningen 'op te lossen' is ook een vermijdbare politieke keuze. Er is simpelweg genoeg welvaart en productiviteit om alle sociale voorzieningen in stand te houden. Mits we niet steeds weer onvoorwaardelijk miljarden pompen in banken wanneer
zij hun geld vergokken, en mits we ons belastinggeld ook blijven halen bij de 'sterkste schouders' in plaats van hun belastingen te verlagen. Maar het tegenovergestelde lijkt te gebeuren.”
Wat zou jij antwoorden op een student die zegt: ‘Demonstreren heeft toch geen zin, de plannen komen er toch wel?’ “De geschiedenis spreekt je tegen. Demonstreren is maar een deel van het politieke proces, maar altijd een belangrijk instrument geweest. Natuurlijk komt er meer bij kijken. Je moet
alternatieve plannen hebben en sterk genoeg zijn om je plannen af te dwingen. Daarvoor is op straat staan alleen niet genoeg. Maar demonstreren is altijd een belangrijk middel geweest om gelijkgestemden bij
elkaar te brengen, en in hun overtuiging te versterken dat ze werkelijk invloed kunnen hebben. Veel van onze publieke voorzieningen en politieke rechten en vrijheden zouden niet bestaan als mensen niet hadden gedemonstreerd. Ik heb het Midden-‐Oosten nog niet eens genoemd.”
KSU organiseert regelmatig op donderdagen debatten in de Kargadoor, Oudegracht 65.
“We zitten echter in hetzelfde schuitje. Zolang we dat niet beseffen en niet samen optreden tegen onderwijsbezuinigingen, zijn we allemaal slechter af.”
PAMFLET NUMMER 15 – VOOR EN DOOR SOCIOLOGEN -‐ USOCIA 19
Rondgang over de 14e Antonie Knigge & Nienke van Miltenburg DOOR: KARLIJN ROEX Deze keer spreken we Antonie Knigge, aio op de veertiende. Hij promoveert op de invloed van familie op de statusverwerving van hun kinderen (intergenerationele sociale mobiliteit). Hij bekijkt de ontwikkelingen hierin over een lang tijdsbestek: vanaf de 19e eeuw. Is dit een nieuw onderwerp? “Nee, het is een klassiek onderwerp in de sociologie met klassieke theorieën. Zo wordt de moderniseringstheorie gebruikt. Naarmate de samenleving moderniseert, zou er meer mobiliteit zijn. Dat wil zeggen dat een positie minder aan mensen wordt toegeschreven (ascription), maar dat mensen die verwerven (achievement). Tot nu toe was deze theorie moeilijk te toetsen. Van voor de jaren ’50 waren er vrijwel geen data eenvoudig beschikbaar. Er werden vanaf toen eigenlijk pas data verzameld op basis van surveys. Maar dit is natuurlijk geen goede periode om te kijken voor het vinden van een effect van moderniserings-‐processen (zoals industrialisering). Dan moet je verder terug in de tijd kijken. Om dit te kunnen doen gebruik ik trouwaktes van 1812 en later. Die zijn nu gedigitaliseerd. Hierop staat het beroep van de ouders en van de echtparen. Deze trouwaktes zijn vrij beschikbaar tot en met 1922. Vanwege privacy-‐overwegingen zijn data van latere jaren nog niet toegankelijk. De data zijn een fantastische bron van informatie, maar ook wel weer beperkt omdat je deze mensen niets meer kunt vragen over de context. Daarom onderzoek ik tevens de context in de tijd (en regio) waarin de mensen opgroeiden. Dit levert soms creatieve indicatoren voor modernisering op, zoals het aantal stoommachines, stations en postkantoren per gemeente.”
Werkt u alleen aan het onderwerp? “Het is een project van Marco van Leeuwen, waaraan ook Zoltan Lippenyi, Richard Zijdeman en Ineke Maas werken. Het project heeft ook een website: towardsopensocieties.org. Ieder heeft z’n eigen specialisatie. Ikzelf kijk momenteel alleen naar Nederland. Normaal wordt gekeken naar de invloed van de status van de vader in het gezin op waar de kinderen terecht komen. Dit meet maar ten dele de invloed van de familie. Als maat voor de totale familie-‐invloed kijk ik daarom hoe gelijk broers en zussen terechtkomen in de samenleving. Als ze heel verschillend terechtkomen, dan heeft familie blijkbaar weinig invloed.”
20 PAMFLET NUMMER 15 – VOOR EN DOOR SOCIOLOGEN -‐ USOCIA
Interessante invalshoek. Is dit een hele nieuwe manier van kijken? “Niet compleet nieuw. Voor de huidige maatschappij is deze benadering al wel eerder toegepast. Voor de historische echter nog niet. Data waarin bekend is wie broers en zussen zijn van elkaar, zijn zeldzaam. Alleen de getrouwde broers en zussen zijn zichtbaar in de data. Relatief veel mensen trouwden, maar toch is het een beperking.” Hoe ver bent u al in uw promotie? “Nu zit ik in mijn derde jaar, van de vier. Naast het onderzoek verzorg ik werkgroepen bij het vak ‘Models of social interaction’. Ook begeleid ik bachelortheses.” Heeft u ook in Utrecht gestudeerd? “Ja, dat klopt. Eerst heb ik een jaar in de VS gestudeerd. In Utrecht ben ik toen de bachelor gaan doen. Ook heb ik er een jaar wiskunde aan vastgeplakt. Hierna ben ik de onderzoeksmaster SaSR (Sociology and Social Research) gaan doen.” Kunt u al voorzichtig iets zeggen over de voorlopige resultaten? “De maatschappij lijkt in de tweede helft van de 19e eeuw wel iets opener geworden, heel geleidelijk. Ook heb ik aanwijzingen gevonden dat deze daling van de familie-‐invloed door modernisering komt. Maar de discussie zal nog wel even doorwoeden. Sommigen hebben het over een langzame trend
richting openheid, weer anderen zeggen dat de invloed van de familie constant blijft. Er zijn ook mensen die het hebben over cyclische bewegingen van meer openheid tot geslotenheid. Dus dat een oude elite vervangen wordt door een nieuwe. Als een maatschappij minder ingedeeld wordt op basis van bezitsoverdracht en meer op basis van kennis, ontstaat een nieuwe kenniselite. Dan wordt de samenleving weer gesloten op basis van dat criterium, omdat ouders met veel kennis dit doorgeven aan hun kinderen.”
PAMFLET NUMMER 15 – VOOR EN DOOR SOCIOLOGEN -‐ USOCIA 21
Nynke van Miltenburg is tweedejaars aio. Ze houdt zich momenteel bezig met een project over sancties in sociale dilemma’s; de zogenaamde ‘public good games’. Hoe ziet uw onderzoek er uit? “Het is een experiment waarin participanten via de computer een spel moeten spelen zonder met elkaar te overleggen. De participanten worden aselect ingedeeld in groepjes van vier. Ze krijgen een startbedrag van 20 punten toebedeeld. Het experiment bestaat uit verschillende onderdelen. De deelnemers moeten beslissen welk deel van de punten zij voor zichzelf houden en welk deel zij bijdragen aan het ‘publieke goed’. Het bedrag op deze ‘groepsrekening’ wordt vermenigvuldigd en verdeeld over de groepsleden. Tussendoor krijgen de deelnemers te zien hoeveel punten hun groepsleden hebben bijgedragen aan de groepsrekening. Op basis hiervan kunnen zij besluiten een groepslid te straffen of te belonen, bijvoorbeeld omdat deze weinig of juist heel veel heeft bijgedragen. In één situatie moet een meerderheid van de groepsleden een ander
groepslid hebben bestraft of beloond om de straf of beloning te activeren; in de andere situatie moet iemand unaniem worden bestraft of beloond voordat de straf of beloning wordt toegepast.” Hoe bent u in dit onderzoek terechtgekomen? “Het projectvoorstel was al geschreven en goedgekeurd; het plan lag er al. Ik hoefde me dus alleen nog maar aan te melden voor het project.” Heeft u in Utrecht gestudeerd? “Ja, ik heb in Utrecht de bachelor sociologie gedaan en aansluitend de onderzoeksmaster van sociologie gevolgd.” Je hoort niet vaak dat er in de sociologie experimenten worden uitgevoerd. “Experimenten zijn nog steeds vrij uitzonderlijk in de sociologie. Er wordt dan ook vaak gezegd dat er meer mee moet worden gedaan. Maar het is inderdaad niet standaard.” Wat zijn de voorlopige uitkomsten van uw onderzoek? “Tot nu toe hebben 172 proefpersonen aan het experiment meegedaan. Er zijn twee conclusies aan te wijzen. Wanneer groepsleden elkaar straffen blijkt de bijdrage per persoon aan het ‘publieke goed’ hoger te zijn dan wanneer zij elkaar belonen. Daarnaast blijkt het systeem van meerderheid beter te werken dan het systeem van unanimiteit.” Weet u al wat u na uw promotie wil gaan doen? “Daar ben ik nog niet uit. Binnenkort hoop ik een conceptversie van mijn paper klaar te hebben. Wat voor projecten ik daarna ga doen weet ik nog niet.”
22 PAMFLET NUMMER 15 – VOOR EN DOOR SOCIOLOGEN -‐ USOCIA
Was ie maar weer socioloog Nederland als kenniseconomie, dat is een van de doelstellingen van ons kabinet. Een klein westers landje, dat zich staande moet houden in een grote internationale markt, kan dit alleen met een goed opgeleide bevolking. DOOR: EDUART SCHMIDT EN JOLIJN CALLE We zullen eerlijk toegeven dat wij niet direct stonden te springen toen de huidige coalitie werd gepresenteerd, we hadden liever een andere combinatie van partijen gezien. Toch vonden wij het als sociologen in spé stiekem wel leuk dat er twee sociologen, Halbe Zijlstra en Hans Hillen, in het kabinet kwamen. Interessant ook omdat één van hen, Zijlstra, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap werd. Dat het hebben van een gedegen opleiding een groot goed is, weten sociologen immers als geen ander. Er zijn meerdere theorieën binnen de sociologie die het belang van onderwijs onderstrepen. Het hebben van een goede opleiding is bijvoorbeeld van groot
belang om te kunnen stijgen op de maatschappelijke ladder (Blau en Duncan, 1967). Waar vroeger de maatschappelijke positie van je ouders voorspelde wat jouw plaats op de
maatschappelijke ladder werd, is tegenwoordig je eigen opleiding bepalend. Maar ook ontwikkeling buiten de collegebanken is van groot belang. Het bedrijfsleven zoekt niet alleen een diploma, maar ook andere sociale vaardigheden (Breen & Goldthorpe, 2001) in zijn werknemers. Werkgevers geven aan dat het doen van vrijwilligerswerk, bestuurswerk of een stage (in het buitenland), voor hen erg
belangrijk is (Intermediair, 2011). Als net afgestudeerde kan een beetje wereldwijsheid waarschijnlijk ook geen kwaad. Het is daarom jammer dat het kabinet op dit
moment niet de tijd neemt om te zoeken naar een goed beleid,
waarin huidige, maar ook toekomstige studenten zichzelf kunnen en mogen ontwikkelen. Het is voor ons de vraag of extra vaardigheden ook nog ontwikkeld worden als de huidige plannen doorgang vinden. En worden werkgevers op de lange termijn niet net zo goed slachtoffer van een regeerakkoord dat misschien slechts vier jaar duurt?
“Waar vroeger de maatschappelijke positie van je ouders voorspelde wat jouw plaats op de maatschappelijke ladder werd, is tegenwoordig je eigen opleiding bepalend.”
PAMFLET NUMMER 15 – VOOR EN DOOR SOCIOLOGEN -‐ USOCIA 23
Daarnaast gaat Zijlstra ook op methodologisch vlak niet vrijuit. Bij onze opleiding sociologie in Utrecht is ons geleerd uit te gaan van het PTOB-‐model. PTOB staat voor Problemen, Theorieën, Onderzoek, Beleid. Het idee daarvan is, is dat wanneer je problemen signaleert, je deze op systematische wijze aanpakt. Door theorieën te formuleren en deze vervolgens te onderzoeken, kan men op gegronde basis beleid maken om problemen aan te pakken. Het lijkt alsof Zijlstra deze manier van werken niet gebruikt. Hij signaleert een probleem (studenten studeren te langzaam en dat kost geld) en bedenkt een beleid, zonder dat er daadwerkelijk onderzoek plaatsvond naar de redenen van dat probleem.
Als Zijlstra al onderzoek
gebruikt, is het helaas niet altijd relevant. Een voorbeeld is het onderzoek van
de Utrechtse Stichting OER (Stichting Onderwijs Evaluatie Rapport). Dit onderzoek naar studievertraging van studenten van de Universiteit Utrecht had als resultaat dat 25% sneller zou gaan studeren van de ‘Halbeheffing”. Zijlstra haalt
dit onderzoek aan om te bewijzen dat de langstudeerdersboete werkt. Het onderzoek van Stichting OER is wel relevant, maar slechts voor de Universiteit Utrecht aangezien daar de respondenten vandaan komen. Alsof je op Urk vraagt naar wat men vindt van het
homohuwelijk en dat als de mening van heel Nederland beschouwt. Op vragen van de oppositie over een onderzoek van de Landelijke Studenten Vakbond naar studievertraging (LSVb, 2011), kwam geen echt antwoord. Het is jammer dat Zijlstra niet meer gebruikt maakt van zijn achtergrond als socioloog. Sociologen kunnen als geen ander inzichten en problemen uit de maatschappij vertalen naar praktische maatregelen door
op systematische wijze onderzoek te doen en beleid te maken. Wij roepen Zijlstra op om terug te keren naar de roots van zijn opleiding. Laat studenten zich onderscheiden en laat ons tot de wereldtop behoren!
Literatuur: Bachelorprogramma Sociologie aan de Universiteit Utrecht via:
http://www.uu.nl/uupublish/content/BA_SOC_Bachelorprogramma_0910.pdf Blau, P.M. & Duncan, O.D. (1967). The American Occupational Structure. New York: Wiley.
Breen, R. & Goldthorpe, J.H. (2001). Class, mobility and merit. The experience of two British birth cohorts. European Sociological Review. 17(2), 81-‐101.
Intermediair (2011). Waarom ook het bedrijfsleven de studieduur niet wil beperken via: http://www.intermediair.nl/artikel/van-‐studie-‐naar-‐baan/222247/waarom-‐ook-‐het-‐
bedrijfsleven-‐de-‐studieduur-‐niet-‐wil-‐beperken.html Landelijke Studenten Vakbond (2011). De (on)schuld van langstuderen. Via:
http://www.lsvb.nl/upload/Onderzoekstudievertraging.pdf
“Sociologen kunnen als geen ander inzichten en problemen uit de maatschappij vertalen naar praktische maatregelen door op systematische wijze onderzoek te doen en beleid te maken.”
24 PAMFLET NUMMER 15 – VOOR EN DOOR SOCIOLOGEN -‐ USOCIA
Laten we onze kinderen leren hoe het wel moet DOOR: JARL MOOYAART Het kabinet probeert het onderwijs weer op een hoger niveau te tillen. Nederland zakt weg in vergelijking met de rest van de wereld. Leerlingen zou onder andere te weinig wiskunde worden bijgebracht . Onze kinderen presteren minder en dat kan ons land schaden als kenniseconomie. In dit stuk probeer ik een totaal andere visie over te brengen, een humanistische visie in plaats van een economische visie. Het onderwijs moet en kan altijd beter. Dit is dan ook niet mijn kritiek op de huidige politieke visie. Mijn kritiek richt zich op wat men tegenwoordig onder beter onderwijs verstaat. De visie van nu is een soort onderwijs op maat dat zich vrij kan laten vertalen als stempelautomaat. Iedereen moet met een diploma de arbeidsmarkt op. Geen kind wordt vergeten en voor kinderen waarbij het leren wat moeilijker gaat wordt een tandje bijgezet. Er is niets mis met passend onderwijs. Integendeel, iedereen moet de mogelijkheid krijgen om zijn volle potentieel te benutten. De vraag is alleen of het potentieel van iedereen benut wordt. Universiteiten en hoge scholen worden beloond voor elke afgestudeerde. We hebben met InHolland gezien waartoe dit kan leiden. De diploma’s devalueren aangezien het aantal studenten toeneemt en het niveau, gedeeltelijk als gevolg van het voorgaande, afneemt. Om een voorbeeld uit sociologie in Utrecht te gebruiken: na twee jaar kan je beleidssocioloog zijn als je eerst een jaar de premaster
doet om vervolgens in een jaar de Beleidsmaster af te ronden. Als we heel eerlijk zijn moeten we toegeven dat het niveau van de opleiding Sociologie hier in Utrecht ook niet echt hoog is. Over het algemeen halen mensen hun tentamens niet, omdat ze simpelweg niet genoeg gestudeerd hebben en niet omdat de stof zo moeilijk was. Mensen gaan tegenwoordig ook naar “school” en niet naar “de universiteit”. Het gaat dan ook steeds meer om het eindresultaat, het diploma, en niet om de academische ontwikkeling. Zelf hoop ik in de Research Master eindelijk echt uitgedaagd te worden. Het gaat in de wetenschappelijke wereld echter ook steeds meer om resultaat, sterke significante bevindingen, waarbij helaas af en toe een truc uit de hoge hoed wordt getoverd om deze bevindingen te bewerkstelligen. Publiceren in een hoog tijdschrift is haast een doel op zich geworden.
“De mens moet leren zich niet te laten leiden door materiële genoegens en zich veel meer bezighouden met zelfontplooiing.”
PAMFLET NUMMER 15 – VOOR EN DOOR SOCIOLOGEN -‐ USOCIA 25
Hiermee wil ik niet zeggen dat de wetenschap die nu bedreven wordt slecht is,
maar de huidige wetenschap laat steeds minder twijfel toe. Aan de grondvesten van de
wetenschap mag niet echt meer worden getwijfeld, er moet immers progressie zijn.
Zelfs de wetenschappelijke wereld is dus uiteindelijk gevallen voor de Amerikaanse prestatiedrang. Dit is niet verwonderlijk, aangezien de VS, wellicht niet meer op economisch gebied, maar zeker op alle andere gebieden nog steeds de grootmacht is. Wat in de VS gebeurt, dicteert voor een belangrijk gedeelte ons leven hier. Een van die dingen die vanuit de VS is komen overwaaien is het idee van de prestatiemaatschappij. De meritocratie wordt vaak gezien als een prachtig ideaal, maar is dit ideaal als dit betekent dat er dus ook mensen in de goot belanden? Mensen die niet presteren
horen er eigenlijk niet bij. Het resulteert wel in een productieve maatschappij, want iedereen wil erbij horen, inherent aan het model echter is dat er bepaalde mensen de verliezers moeten zijn, die fungeren als tegenvoorbeelden, op zijn minst. Er wordt neergekeken op de groep mensen die niet
presteren, ze worden gekleineerd. Kinderen van vandaag leren neer te kijken op mensen onderaan de ladder. Niet expliciet, maar wel impliciet. Basisschool docenten leren kinderen niet een zwerver te verafschuwen. Ze zullen aan de andere kant zelden zeggen dat een zwerver ook maar een mens is, die net als iedereen gewaardeerd wil worden. Maar niet alleen wat er op school geleerd wordt, maar vooral ook hoe in films zwervers of werklozen worden afgebeeld. Ze worden afgebeeld als mislukte mensen. Hoe kun je als zwerver dan ook gelukkig zijn, als iedereen leert je met
afschuw aan te kijken? Onze maatschappij wordt steeds harder. Zelfs depressies worden mensen nu zelf aangerekend. Ouders schreeuwen hun kinderen niet voor niets wanhopig naar de havo. Ze zijn bang dat hun kinderen anders onder aan de ladder komen te staan en het mikpunt worden van spot.
De wereld moet duurzamer en gelijker. Niet via een revolutie, maar via aanpassing van het onderwijs. Leerlingen moeten uitgedaagd worden om te leren, uitgedaagd worden om boven zichzelf uit te stijgen. In het huidige onderwijs worden leerlingen bedolven met vakken als wiskunde en taal. Er wordt ze alleen nauwelijks uitgelegd waarom ze dit moeten leren en eerlijk gezegd weet niemand daar ook een concreet antwoord op te geven. Naast theoretische kennis zou leren deugdzaam te leven in een moderne maatschappij veel meer centraal moeten staan. Ze
moeten leren solidair naar elkaar toe te zijn, waarbij niet het ene individu meer waard is dan het andere, maar waar iedereen er mag zijn. Er moet kinderen geleerd worden met gevoelens als agressie en jaloezie om te gaan, maar ook de omgang met vreemden (migranten). Verder moeten kinderen er op gewezen worden hoe beïnvloedbaar
“Als iedereen zou consumeren als de Amerikanen, dan zou een veelvoud van onze aarde nodig zijn om iedereen te kunnen voorzien. En dan maar juichen als de koopkracht is toegenomen.”
26 PAMFLET NUMMER 15 – VOOR EN DOOR SOCIOLOGEN -‐ USOCIA
ons brein is. Er zouden experimenten in de klas moeten worden uitgevoerd waarbij leerlingen geconfronteerd worden met het gemak waarmee reclames hun keuze kunnen sturen naar een bepaald product. Een paradoxale aanpak, door mensen te wijzen op hun voorspelbaarheid leren ze wellicht boven zichzelf uit te stijgen. Als mensen zich bewust worden van hun tekortkomingen dan opent het de weg naar een deugdzaam leven. In deze maatschappij waar overleven normaal is geworden en het vormen van een identiteit centraal is komen te staan, is er meer behoefte aan psychologische ondersteuning. En wellicht gaat dit dan ten koste van wat nu onder algemene kennis verstaan wordt, maar dat moet dan maar, want het een gaat over kennis en het ander gaat over geluk. Moeten kinderen die het liefst met hun handen willen werken, een vreemde taal als Frans leren? Nee, we kunnen beter een schoolsysteem hebben waarbij iedereen tot zijn veertiende algemene kennis en sociale vaardigheden wordt bijgebracht. Vanaf dat moment moet er een splitsingsmogelijkheid zijn, moeten practici praktijkonderwijs kunnen krijgen en theoretici theoretisch onderwijs. Met een vwo dat weer echt uitdagend is en waar je niet zomaar doorheen rolt. Onderwijs is de sleutel naar een nieuw tijdperk van de mensheid. Onze kinderen moeten de gebreken van ons onderwijssysteem bloot kunnen leggen en hun kinderen weer die van hen en zo verder. Zo schaven we als mensheid aan onze eigen ontwikkeling. Wellicht kunnen we dan een socialistische staat bereiken. Hierbij doel ik echter niet op het communisme van Marx, waarbij de productiemiddelen in handen van het proletariaat moeten komen, maar op
een maatschappij zonder sociale ongelijkheid. Dat het socialisme in eerdere ‘experimenten’ niet heeft gewerkt komt, omdat de mensheid er toen niet aan toe was, doordat het ze werd opgelegd. Wil socialisme slagen dan zal het uit de mensen zelf moeten komen. De mens moet leren zich niet te laten leiden door materiële genoegens en zich veel meer bezighouden met zelfontplooiing. De mens heeft nu de neiging om zich kosten wat het kost te onderscheiden van andere mensen en daarbij worden vaak nog materiële goederen gebruikt, zoals het hebben van een dikke BMW en een grote villa. Hopelijk zullen onze kinderen ons later uitlachen en zeggen: “Hoe konden jullie als beesten leven?” Willen we het geluk van alle mensen in onze maatschappij vergroten dan betekent het dat er een einde moet worden gemaakt aan die
competitie, aangezien die competitie verliezers of anders gezegd slachtoffers kent. De competitie heeft ons echter ook ver gebracht. Het is voor mensen een grote
motivatie om überhaupt werk te verzetten en dingen uit te vinden. Er moet dus wel iets voor in de plaats komen willen we een welvaartspeil behouden dat nog enigszins in de buurt komt van het huidige welvaartspeil. Dit andere, wat mensen wellicht kan motiveren, is een internationaal humanisme, een trots voor het eigen ras. Waar het nationalisme een volk kon optrommelen om de strijd aan te gaan met andere landen, zo kan het internationaal humanisme ons ook wellicht verder helpen. Het enige wat eigenlijk ontbreekt is een gemeenschappelijke vijand. Een, hoe cru dan, belangrijk bindmiddel. De VS moesten na het vallen van de Sovjet Unie ook een nieuwe vijand hebben en vond deze in het Midden-‐Oosten. Een mogelijke ‘vijand’ zou de natuur of
Als mensen zich bewust worden van hun tekortkomingen, dan opent het de weg naar een deugdzaam leven.
PAMFLET NUMMER 15 – VOOR EN DOOR SOCIOLOGEN -‐ USOCIA 27
het universum kunnen worden. Als Nederlanders weten we maar al te goed hoe moeilijk het kan zijn van de natuur te winnen met onze dijken. Er zijn op dit moment genoeg gevaren die de mensheid bedreigen: klimaatverandering, epidemieën en meteoren. Het hoge doel moet het voortbestaan van de mensheid zijn. Nederland alleen kan niet het voortouw nemen. Met het schip moet je nu eenmaal mee, zouden Romeinse stoïcijnen zeggen, ook al zinkt het. Het hele Westen zal moeten veranderen. Het kan immers niet langer doorgaan, de wereld raakt op. Als iedereen zou consumeren als de Amerikanen, dan zou een veelvoud van onze aarde nodig zijn om iedereen te kunnen voorzien. En dan maar juichen als de koopkracht is toegenomen. De Westerse maatschappij gaat ten gronde als zij niet een andere koers inslaat. Als zij dat niet doet, dan zal zij in de boeken gaan als al die andere grote beschavingen zoals de Egyptenaren, de Grieken en de Romeinen. Ooit grote beschavingen, maar doordat ze allemaal op een gegeven moment hun bevolking niet meer konden voorzien, gingen ze allemaal ten gronde. De volgende stap moet dus gezet worden om echt vooruitgang te kunnen boeken. Als we dit niet als mensheid kunnen, dan zou ik zeggen: ‘laat die meteoor maar komen’: tijd voor een echt nieuw superieur ras.
Recommended