View
5
Download
0
Category
Preview:
Citation preview
KENNISPORTFOLIO BEDRIJFSKUNE MER Inge Wertenbroek
Algemene Economie Participanten: betrokken bij of directe invloed op bedrijfsvoering. Omgevingsfactoren: Ondernemingsklimaat of maatschappelijke context.
Auteur: dr. R. Schondorff, drs. J.F.B Pleurs en dr. C.A Kam
In de blauwe ring staan de omgevingsfactoren en in de licht groene vakken de participanten van de organisatie. Een bedrijf kan dit model gebruiken om te kijken wie haar participanten zijn en om de omgevingsfactoren te analyseren.
SWOT-‐Analyse
Auteur: dr. R. Schondorff, drs. J.F.B Pleurs en dr. C.A Kam In dit model kun je sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen van een bedrijf bepalen. De sterktes en zwaktes zijn voor bedrijven intern. En de kansen en bedreigingen zijn voor bedrijven extern. Een bedrijf kan doormiddel van dit bedrijf kun sterktes en zwaktes in kaart brengen. En ook kunnen ze hun kansen en bedreigingen bekijken. Schema marktvormen:
Prijselasticiteit: % verandering vraag % verandering prijs Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruislingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed A % verandering prijs goed B Complementaire goederen: goederen die elkaar aanvullen. Substitutiegoederen: een goed dat als vervanger kan dienen voor een ander goed. TO = TK TO = ……X & TK= ….X + ……
Bedrijfseconomie Balans: een overzicht van de bezittingen en het eigen vermogen en vreemd vermogen (schulden) van een bedrijf op een bepaald moment.
Winst-‐en-‐verliesrekening/resultatenrekening: overzicht van de opbrengsten en kosten van een bedrijf gedurende een bepaalde periode. Liquiditeitsoverzicht: een overzicht van de geldontvangsten en gelduitgaven van een bedrijf gedurende een bepaalde periode. Journaalposten:
Communicatie Corporate identity mix:
Auteur: Essink-‐Matzinger, C. En Van Vehgel B. (2012) MarCom Identiteit: hoe zie jij jezelf? Imago: hoe zien andere jou? Persoonlijkheid: wat de organisatie karakteriseert -‐> kernwaardes Symbolen: visuele beeld van een organisatie Gedrag: Hoe een organisatie opereert ten opzichte van andere organisaties Communicatie: Berichtgeving naar andere -‐> media etc. Identiteitsstructuren: Monolithische identiteitsstructuur: Deze organisaties hanteren 1 visuele stijl en 1 merknaam. Ze stralen een consistent beeld uit doordat zij hun naam en logo consequent gebruiken. De herkenbaarheid is dus groot Endorsed identiteit: De dochterondernemingen hebben geheel hun eigen stijl, maar de moederorganisatie blijft herkenbaar op de achtergrond. Branded identiteit: Dochterondernemingen hebben een eigen stijl, een geheel eigen identiteit. De moederorganisatie is voor buitenstaanders niet meer herkenbaar.
Huisstijl: Met een huisstijl presenteert een organisatie zich. Doormiddel van een huisstijl wil een organisatie de herkenbaarheid vergoten.
-‐ Logo, kleurgebruik, typografie en vormgebruik. Voordelen huisstijl:
-‐ Kostenbesparing -‐ Verkoopbevordering -‐ Identiteit verduidelijking -‐ Vergroting eenheid
Communicatietheorieën:
1. One step flow theorie: Er is 1 stap. Informatie via media die de ontvanger accepteert. (Veel macht zender)
2. Two step flow theorie: Er is een doelgroep. Een opinieleider kan het publiek beïnvloeden door zijn autoriteit op een bepaald gebied. (Vrij veel macht zender).
3. Agendasettingstheorie: Media probeert te bepalen wat wij belangrijk moeten vinden. Macht bij medium
4. The medium is the message theorie: Medium bepaalt wat de boodschap is.
5. Uses-‐and-‐gratifications theorie: Publiek gebruikt media om in haar eigen behoefte te voorzien.
6. Selectieve perceptie: De ontvangers nemen waar wat ze willen.
Communicatieplan: Stap 1: analyse van situatie Stap 2: doelgroepen Stap 3: doelstellingen Stap 4: strategie Stap 5: inzet van middelen Stap 6: uitvoering Stap 7: evaluatiefase
Management 7S model
Auteur: Jos Marcus en Nick van Dam Alle dimensies zijn onderling met elkaar verbonden. Een verandering bij 1 S brengt ook verandering bij de anderen S’en. Zachte S: laten de menselijke kant van de organisatie zien. Harde S: is tastbaar/zichtbaar, is in een schema te zetten. Strategie: een plan waarin staat aangegeven wat een organisatie precies wil doen in het komende jaar. Visie: hoe ziet de wereld er in de toekomst uit voor een bedrijf. Zicht wat er om je heen gebeurd Missie: wat willen wij zijn? Wie is onze klant? Organisatiestructuur
1. Taak & functie 2. Bevoegdheden & relaties
Interne differentiatie: -‐ Functionele indeling (F-‐indeling): alle taken en functie en relaties binnen het primaire zone zorgen samen dat het product tot stand komt à organisatie groeperen -‐ Groeperen naar gelijksoortige -‐ Deelprocessen -‐> ondergebracht in afdelingen -‐> bijdrage aan totale product
Interne specialisatie:
-‐ Product, markt(-‐segment) of geografische indeling (PMG). Groepering op basis van het product dat de organistische eenheid moet opleveren.
-‐ Zelfstandige organisatorische eenheden als totaliteit bij elkaar
Matrixstructuur: Hoogopgeleide medewerkers afkomstig uit verschillende afdelingen die in multidisciplinaire teams in productgroepen of in projecten samenwerken. De medewerkers hebben wel een eigen afdeling, maar zijn zelden daar. Managementstijlen: Theorie van Frederick Taylor Frederick Taylor 1856-‐1915 / 1911 gepubliceerd. Systematische, samenhangende bedrijfskundige benadering voor de wijze waarop de productie georganiseerd zou moeten worden. Wat wilde hij bereiken:
-‐ Wetenschappelijke benadering van werk -‐ Verregaande taakverdeling: specialisatie -‐ Goede samenleving tussen organisatieniveaus -‐ Bedrijfsleiders verantwoordelijk voor werkmethode -‐ Zorgvuldige selectie van werknemers, alleen de beste -‐ Prestatiebeloning. De hoogste prestatie werd de norm.
Meten = weten Algemene managementtheorie (Fayol)
Henry Fayol 18-‐41-‐1925/ 1916 publicatie Samenhangend stelsel van opvattingen over de wijze waarop een organisatie in hun geheel bestuurd zouden moeten worden. 1 op 1 relatie in het bedrijf, anders wordt het een grote chaos. Hij onderscheiden 6 managementgebieden:
-‐ Technisch -‐ Commercieel -‐ Financieel -‐ Zelf beschermend, veiligheid en eigendommen -‐ Boekhouding -‐ Besturing
Besturing is het belangrijkste onderdeel op het gebied van management. Deze sturing bestaan op 5 taken:
-‐ Plannen en vooruitzien -‐ Organiseren -‐ Bevel voeren -‐ Coördineren -‐ Controleren
Iedere werknemer heeft 1 baas boven zich en niet meerdere. Human Relations-‐theorie Theorie van Mayo (gedragskundige benadering) Elton Mayo (1880-‐1949) / 1945 publicatie Onderzoeken van werkomstandigheden en hoe hij deze kon verbeteren, zodat de productiviteit ook zou verbeteren.
à Medewerker moet veel aandacht krijgen, is belangrijk voor effectiviteit voor de organisatie. Het revisionisme Douglas McGregor 1906-‐1964 / 1960 publicatie X & Y-‐mensbeeld X= lui Y= erg gemotiveerd
Likert en ‘liking-‐pin’-‐principe Rensis Likert
-‐ Samenvoeging klassieke en gedragskundige stroming
Inleiding Recht Rechtsgebieden
-‐ Strafrecht: betreft verboden gedragingen waarop straf staat, rechter beslist over strafoplegging
-‐ Staatsrecht: grondregels voor de organisatie van de staat, onderlinge verhoudingen en relatie burger en overheid
-‐ Bestuursrecht: overheid in actie: nemen en besluiten. Vergunningen voor bouwen, handhaving van milieuregels
-‐ Burgerlijk recht: regelt rechtsverhouding tussen burgers en bedrijven en bedrijven of burgers onderling.
Publiekrecht: burger/bedrijf <-‐> overheid (strafrecht, staatsrecht, bestuursrecht) Privaatrecht: Burgers/bedrijven onderling (burgerlijk recht) Materieel en formeel recht: Materieel: beschrijft rechten en plichten. Formeel: beschrijft hoe het materieel recht gehandhaafd kan worden. Wet in materiele zin: algemeen verbindend voorschrift Wet in formele zin: door S-‐G en regering gezamenlijk opgesteld Klassieke grondrechten: Vereisen terughoudendheid van de staat / bescherming van de burger / verticale en horizontale (tussen burgers onderling) werking / rechtsbescherming Sociale grondrechten: Vereisen optreden van staat / ontwikkeling van de burger / alleen verticale werking (tussen overheid en burger)/ opdracht aan de regering Grondrecht: element van de rechtsstaat, rechten die horen bij het ‘mens zijn’. Voorrang van wetgeving
1. Verdragen/EU-‐recht 2. Grondwet 3. Wetten in formele zin 4. AMvB’s 5. Ministeriele regelingen 6. Verordeningen van provincie 7. Verordeningen van gemeente/waterschap
Uitleg schema: Menselijke handeling: handelen als mens, hoe wij als mensen doen Blote rechtsfeiten: alle andere dingen Rechtshandelingen: handelingen die de bedoeling hebben rechten en plichten in het leven te roepen. -‐ Eenzijdig: 1 persoon nodig -‐ Meerzijdig: meerdere personen nodig Feitelijke handelingen: niet de bedoeling om rechten en plichten in het leven te roepen. -‐ Onrechtmatige daad: -‐ Wanprestatie: als je afspraken niet nakomt. -‐ Rechtmatige daad:
Verbintenis: vermogensrechtelijke band Verbintenis: afspraak/overeenkomst Schuldeiser: als recht hebt op prestatie Schuldenaar: verplicht op een prestatie
Rechtsfeiten: feiten met een
rechtsgevolg
Menselijke handelingen
Rechtshandelingen
Eenzijdig
Meerzijdig
Feitelijke handelingen
Onrechtmatige daad
Wanprestatie
Rechtmatige daad
Blote rechtsfeiten
recht op prestatie
schuldenaar
verplichtingtot prestatie
schuldeiser
Recommended