36
APRIL 2013 OPINIEBLAD OVER BEROEPSONDERWIJS EN EDUCATIE BACK STAGE # 20 BACKSTAGEMAGAZINE.NL DE VLOEIBARE ARBEIDSMARKT ZELFREDZAAMHEID IS HET CREDO EUROPEES MBO WAT KAN NEDERLAND LEREN VAN FINLAND EN ZWITSERLAND? Wie stuurt: de markt of de overheid? DE SLIMSTE ORDENING IN HET MBO RICK STEUR ‘SCHOLEN MOETEN HUN éIGEN AMBITIES FORMULEREN’

Backstage 20

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Backstage 20

Citation preview

Page 1: Backstage 20

APRIL 2013

Opi

nie

bla

d O

ver

berO

epsO

nd

erw

ijs

en e

du

ca

tie

BAck

stA

ge#20

BAckstAgemAgAzIne.nL

De vloeibare arbeiDsmarkt ZelfreDZaamheiD is het creDo

europees mboWat kan neDerlanD leren van finlanD en ZWitserlanD?

Wie stuurt: de markt of de overheid?

De sLImste oRDenIng In het mBo

rick steur‘scholen moeten hun éigen ambities formuleren’

Page 2: Backstage 20

12 BeteR toezIcht zonDeR extRA RegeLs

Hoofdinspecteur Rick Steur is voorstander van onderwijs-instellingen meer verantwoordelijkheid geven.

4 De sLImste oRDenIng In het mBoEen betere borging van publieke belangen is gebaat bij de juiste mix tussen marktdenken en overheidsinterventie. Wat betekent dit voor het

middelbaar beroepsonderwijs?

20 euRoPees BeRoePsonDeRWIjs

Finland en Zwitserland staan bekend als koplopers in het beroepsonderwijs. Nederland doet het ook prima, maar valt er wellicht nog iets te leren van die andere landen?

Colofon

Back Stage is het tweemaandelijks opinieblad van de MBO Raad. De MBO Raad is de brancheorganisatie voor middelbaar beroepsonderwijs en volwasseneneducatie.derde jaargang, nummer 20, april 2013Overname van teksten is toegestaan onder bronvermelding en met toestemming van de redactie.redactie: Twan Stemkens (hoofdredacteur), Nathalie van Dijk (eindredacteur), Dagmar de Kruif-Pot (redacteur) en Marije Hulsbosch (adviseur).aan dit nummer werkten mee: Berber Bijma, Somajeh Ghaeminia, Gerry Hurkmans, Seb Jarnot, Corien Lambregtse, Quinten Manuel, Guus Mater, Pieter Matthijssen, Luuk Obbink, Sander Peters, Sander van der Ploeg, Jeroen Poortvliet, Ed van Rijswijk, Arjen Schmitz, Annette van Soest, Nout Steenkamp Elmer Veerhoff en José Vorstenbosch.

concept en vormgeving: Link Design, Amsterdam.drukwerk: Senefelder Misset, Doetinchem.coverfoto: Boyer / HHabonnementen en adreswijzigingen: [email protected]. Back Stage wordt gericht toegezonden. Betaalde abonnementen kosten 30 euro per jaar, incl. BTW en verzendkosten. Opzeggen abonnement: schriftelijk, uiterlijk 1 augustus 2013.redactie-adres: Houttuinlaan 6, 3447 GM Woerden

tel. 0348 - 75 35 00 [email protected] www.backstagemagazine.nl

issn: 2211-2308

BACK STAGE

Page 3: Backstage 20

28 De vLoeIBARe ARBeIDsmARkt

Wie denkt tot zijn pensioen hetzelfde beroep uit te oefenen, kan wel eens bedrogen uitkomen op een vloeibare arbeidsmarkt.

rubrieken

9 ColumnJan van Zijl: ‘Het bedrijfsleven vraagt, het

onderwijs draait een blik vol arbeidskrachten

open. De realiteit is helaas een stuk grilliger.’

10 mboóHtJEsCijfers over het beroepsonderwijs in Europa laten

zien dat het nederlandse mbo het prima doet.

15 ColumnQuinten manuel: ‘laat minderjarige mbo’ers

meetellen en geef ze ook recht op een

studenten-ov!’

16 En Wat DoEt HiJ Zoal?Het is niet de vraag óf het onderwijs wordt

gedigitaliseerd, maar wanneer. De jonge

ondernemer en docent Danny mekić waarschuwt

voor de ‘Google-school’.

18 in bEElDtwaalf studenten van RoC menso alting gingen

de hele dag de pot op voor een goed doel.

24 ColumniCt-docent Elmer Veerhoff pleit voor een

verandering in beroepshouding bij docenten.

25 ministER VooR 1 DaGals fnV-voorzitter ton Heerts onderwijsminister

is, wil hij onderwijs en werk nadrukkelijk met

elkaar verbinden.

26 ViJf VRaGEn aan…trendwatcher adjiedj bakas voorziet een

nieuwe Gouden Eeuw. mits we de boel

omgooien.

35 PittiGE taalfilosoof teun Dekker: ‘Politiek is een manier

geworden om je zin te krijgen en niet om

collectief naar problemen te kijken.’

8 uitblinkERRIchARD gRootjAns gAAt De stRIjD AAn met De ALLeRBeste CAD-tekenaars ter wereld.

32 uItvInDIngen

Verbrande tongen behoren definitief tot het verleden met de Unicup.

BAck stAge

2 / 3

Page 4: Backstage 20

BAck stAge

Page 5: Backstage 20

“De economische groei staat onder druk. We

moeten onze concurrentiekracht verbeteren.

Daarbij moeten we ook kijken naar semipublieke

sectoren als zorg en onderwijs. (…) De opgave

is om de kwaliteit te verbeteren, de innovatie te

bevorderen, beschikbare middelen doelmatiger

te besteden en het vertrouwen van burgers in

instituties te vergroten.”

Was getekend: Chris Buijink, secretaris-generaal

van het ministerie van Economische Zaken.

Buijink publiceerde begin januari in het vakblad

Economisch Statistische Berichten een tamelijk

alarmerend artikel over de prestaties van de

semipublieke sector. Conclusie: er gaat veel mis.

Heel veel. Maar: de topambtenaar van EZ schetst

ook een oplossing. Hij verwacht veel van ‘effectieve

sturing’. Wat is dat, effectieve sturing? Wie stuurt:

de overheid of de markt? Beide, schrijft Buijink,

want: “Een betere borging van publieke belangen

is niet gebaat bij een ideologische keuze tussen

markt en overheid. Per sector moeten we de

juiste mix (cursivering, red.) vinden van

democratische controle en marktdruk.”

oRDenIngVrij vertaald pleit Buijink hier voor een evenwicht

tussen marktwerking en overheidsingrijpen in

de semipublieke sector. Wat betekent dit voor

het middelbaar beroepsonderwijs? Meer specifiek:

welke mix, of welke ordening, is de beste voor-

waarde voor goede prestaties? “Om die vraag te

beantwoorden, moet je eerst weten wat goede

prestaties zijn”, stelt Frank Kalshoven, econoom,

columnist van de Volkskrant en directeur

van De Argumentenfabriek. “Ik denk dat goed

onderwijs leidt tot een succesvolle loopbaan

voor de student. Wat is dan succes? Voldoende

inkomen, baanzekerheid en werkplezier,

allemaal eenheden die goed te meten zijn.”

De volgende vraag is of de huidige ordening

daartoe leidt, vervolgt Kalshoven. “Daar kan

ik een helder antwoord op geven: nee. Er is de

laatste twintig jaar veel misgegaan in het mbo.

Neem de schaalvergroting: die moest leiden

tot meer doelmatigheid en efficiency. Is niet

gebeurd. Integendeel, zou ik zelfs zeggen.

Over de ontwikkeling naar meer autonomie

en marktwerking heeft de overheid niet of

nauwelijks nagedacht, zo lijkt het. Want een

zogenoemde onbetwistbare markt, zonder

toetredingsmogelijkheden voor buitenstaanders

en dus zonder echte concurrentie, is gedoemd

tot falen. Tot slot is het toezicht slecht vorm-

gegeven: de Inspectie van het Onderwijs zou

onafhankelijk van het ministerie moeten zijn.

En minder geduld moeten hebben met scholen

met zwakke opleidingen.”

stuck In the mIDDLeEen vernietigend oordeel, dus. Maar: hoe moet

het dan wel? Daarover kan Kalshoven kort

zijn: “Er zijn twee opties. Of je zet in op staats-

onderwijs. Alle docenten zijn rijksambtenaar

en de overheid bepaalt wie, waar en wanneer

naar school gaat en wat jonge mensen leren.

Daar zitten nadelen aan, maar het is te

verdedigen. Het is in elk geval een heldere

De jaren ’80 en ’90: tijd van deregulering, verzelfstandigde overheidsdiensten en geloof in de efficiency van de markt. Na de eeuwwisseling volgde de ‘restauratie’: strengere regels vanuit de overheid, controle, toezicht en een hoge lastendruk. Wat is nu eigenlijk de beste mix tussen marktdenken en overheidsinterventie in het mbo? Of moeten we kiezen?

WIe stuurt: De mARkt of De oveRheID?

Tekst Sander Peters Illustratie Link Design, Amsterdam

Over de slimste ordening in het middelbaar beroepsonderwijs

'Een markt zonder echte concurrentie is gedoemd tot falen'

Frank Kalshoven

BACK STAGE

4 / 5

Page 6: Backstage 20

WIe stuuRt: De mARkt of De oveRheID?veRvoLg

keuze. De andere optie is scholen echte

autonomie geven. Die vrijheid moet dan leiden

tot beter onderwijs tegen een scherpe prijs, en

dus tot een efficiënte besteding van publieke

middelen. Wat je in elk geval niet moet doen, is

halverwege blijven hangen, zoals nu. We zijn

stuck in the middle.”

Een mooie analyse van Kalshoven, vindt John

van de Langenberg, bestuursvoorzitter van het

ROC Horizon College in de kop van Noord-

Holland. “We zitten inderdaad in het midden

tussen twee uitersten, maar is dat erg? Ik denk

van niet.” Ja, Van de Langenberg is fel tegen

privatisering. Of zoals hij het noemt: “de uitlevering

van het onderwijs aan de commercie”. Maar nee,

een schoolbestuurder is meer dan alleen een

uitvoerder van overheidsoekazes. “Als ervaren

bestuurder in de semipublieke sector vraag ik

autonomie. Ik wil het vertrouwen krijgen dat ik

goede resultaten kan boeken. En die resultaten

zijn verdomd eenvoudig te meten. Als een groot

deel van de studenten met een diploma naar

buiten wandelt, als werkgevers tevreden zijn

over onze afgestudeerden, als medewerkers

zich gewaardeerd voelen, en als de balans aan

het einde van het jaar positief is, doe ik het

goed. Laten we het niet ingewikkelder maken

dan het is.”

DAnsmARIekesVan de Langenberg is sinds 2001 in het mbo

actief. Hij maakte nog net het staartje mee

van de ‘jaren-negentig-tijdgeest’. “Wanneer de

politiek een bepaald dossier niet onder controle

had, werd het over de schutting gegooid. Zbo’s

(zelfstandige bestuursorganen, red.) werden op

afstand geplaatst, de markt op, hupsakee. Dat

ging zo met het spoor, met de energiemarkt en

ja,  ook met het middelbaar beroepsonderwijs.”

Het gevolg van dit vrijheidsdenken, vervolgt

Van de Langenberg, is een groei van het aantal

‘rare uitglijders’ in het mbo. “Mbo-instellingen

die meer bezig waren met commercie – pret-

studies voor de bühne, waarbij 1.000 dans-

mariekes werden opgeleid, risicovol beleggen,

noem maar op – dan met de kwaliteit van het

onderwijs. Dan ben je een heel magere organisatie.

Of bestuurders die voortijdige uitval eigenlijk

niet eens erg vonden, omdat dan alleen de betere

studenten over bleven. Maar ook de misstanden

bij Amarantis: het komt allemaal voort uit

de ontwikkelingen vanaf midden jaren ’90.”

En zoals dat gaat, na de vrijheid volgt de

knoet. De harde hand. “De regelreflex”, noemt

de Horizon-topman het. “Toen vanaf 2004-2005

van alle kanten de kritiek losbarstte op het mbo

– deels zeker terecht – sloeg de paniek toe. De

overheid probeerde vervolgens verwoed de

controle weer terug te krijgen. We zitten daarom

momenteel in een restauratieve periode. Met

name de vorige minister, Van Bijsterveldt, sloeg

hierin echt door. Wetten, plannen, regeltjes,

plichten, circulaires, extra toezicht, allemaal

om meer invloed te krijgen op het reilen en

zeilen. We werden er knettergek van. Altijd

maar dat vingertje. Heel voorzichtig durf ik

te hopen dat de huidige minister ons weer

het vertrouwen schenkt.”

BetutteLenDOok Van de Langenbergs collega-bestuurder

Jos Leenhouts (ROC Mondriaan) is te spreken

over minister Bussemaker. Met de wijze waarop

ze heeft gereageerd op het onderzoeksrapport

van de Algemene Rekenkamer over de lasten-

druk in het mbo, heeft ze het respect van

Leenhouts gewonnen. “Wat we allemaal niet

klaar moeten hebben liggen aan gegevens, het

is onvoorstelbaar. En zo betuttelend. Ik ben als

bestuurder ontzettend pragmatisch ingesteld:

waar gaat het om? Goed onderwijs. Kundige

docenten. En een verantwoorde besteding

van de publieke middelen. Meer niet.”

Leenhouts, ooit begonnen als docente

aardrijkskunde in het voortgezet onderwijs,

was als onderwijsbestuurder én rijksambtenaar

nauw betrokken bij de grootschalige veranderingen

in het mbo in de jaren ’90. “Er is veel verkeerd

gegaan, zeker, maar we moeten niet de fout

maken om alles op één hoop te gooien. Schaal-

vergroting, deregulering, marktwerking, verzelf-

standiging: het was niet allemaal dom of verkeerd.

Het gaat erom dat we snappen waarom die

keuzes gemaakt werden. En uit welke situatie

we kwamen. Daarom ben ik het totaal oneens

met Kalshovens analyse. In de afgelopen twintig

'Goed onderwijs is een publieke

verantwoordelijkheid'

Jos Leenhouts

BAck stAge

Page 7: Backstage 20

jaar hebben we van een totaal versnipperd

geheel van scholingsvoorzieningen één

geheel gemaakt: het roc. Een uiterst complex

proces, waarbij vele belangen een rol

speelden, maar dat ons land uiteindelijk

veel heeft opgeleverd: een relatief lage

jeugdwerkloosheid en binnen de EU

het laagste percentage voortijdige

school verlaters en laaggeletterden.”

tWeeDeLIngNeemt allemaal niet weg dat de hang naar

privatisering veel negatieve gevolgen heeft

gehad. “De verkleining van de overheid,

het ongebreideld geloof in de heilzame

werking van de markt – dit Thatcherism

heeft de zbo’s op grote afstand geplaatst

van de politiek. Te grote afstand. De tijd is

gekomen om terug te gaan naar een meer

publieke aansturing. Let wel: daarmee

bedoel ik niet dat we terug in de schoot

van de overheid moeten of dat we betutte-

lende regeltjes moeten omarmen. Nee,

ik ben een warm voorstander van de

civil society. Goed onderwijs is een

publieke verantwoordelijkheid. Een

gezamenlijke verantwoordelijkheid van

overheid, bestuurders én van burgers.”

Wat Leenhouts ook wil benadrukken,

is dat de doelgroep van het mbo – veelal

jongeren die op grond van de Cito-toets

via negatieve selectie op het vmbo en

vervolgens het mbo terecht zijn gekomen

– een speciale aanpak vraagt. “We leven

steeds meer in een kennisklasse samen-

leving. De tweedeling wordt almaar groter.

Juist door de democratisering van het

onderwijs gaan cognitief sterke kinderen

– ook die van de huishoudster en de bouw-

vakker – massaal naar havo of vwo. De

mbo-student vormt daardoor een steeds

kwetsbaardere doelgroep. En verdient

daarom compassie, geen concurrentie.”

nAmIng AnD shAmIngTijdens het interview zegt Leenhouts

meerdere keren dat ze de overheid

om meer vertrouwen zou willen vragen.

Vertrouwen in haar professionaliteit,

opgebouwd tijdens haar ruim dertig

jaar durende onderwijsloopbaan. Van

de Langenberg spreekt in dit verband

over een overheid die het ruime kader

schetst, waarbinnen zelfstandige

stichtingen met de nodige autonomie

opereren. “Ik pleit geenszins voor een

‘bestuurlijk vacuüm’. Maar we zijn écht

autonoom of niet! Natuurlijk moeten de

prestaties transparant zijn en getoetst

worden, maar dat doet mijn raad van

toezicht ook al. Waarom dubbelop?”

Waar het toezicht misstanden blootlegt,

daar moet fors ingegrepen worden, vindt

ook Van de Langenberg. “De semipublieke

sector is uniek, en zeker geen private

sector. Ongeveer 95 procent van onze

middelen is geld van het Rijk. Dat budget

is bestemd voor maar één ding: kwalitatief

goed onderwijs. Daar ben ik heel traditioneel

in, en steeds meer van mijn collega’s ook.

Wie belastinggeld slecht besteedt, over

de balk smijt of er anderszins een potje

van maakt, moet maar met de billen bloot.

Naming and shaming is een probaat middel,

ook om de rotte appels te scheiden van

de grote meerderheid die zijn zaakjes

wel op orde heeft.”

Verbinding verbroken

In oktober 2012 presenteerde de parlementaire onderzoekscommissie onder leiding van senator Roel Kuiper

(CU) het rapport ‘Verbinding verbroken’. Kuiper c.s. hebben onderzocht hoe de privatisering en verzelfstandig-

ing van overheidsorganisaties destijds (jaren ’80 en ’90) tot stand is gekomen en hoe de maatregelen hebben

uitgepakt in de samenleving. “De eerste golf aan verzelfstandigingen vond plaats zonder duidelijke visie”,

aldus Kuiper. “Naast een geloof in de efficiency van de markt, moesten de overheidsuitgaven beperkt worden.”

Grootste pijnpunt is volgens Kuiper dat het ontstaan van de zbo’s niet heeft geleid tot een kleinere, goedko-

pere overheid, maar wel tot een meer complexe dienstverlening. “Bovendien gaat de verzelfstandiging vaak

ten koste van het verantwoordings toezicht.” Vanaf 2000 is een nieuwe fase ingegaan, waarbij de vraag wat nu

eigenlijk het publiek belang is, centraler komt te staan. In deze fase zitten we nu nog, aldus de onderzoekscommissie.

U vindt het rapport op www.eerstekamer.nl/kamerstukdossier/verbinding_verbroken_onderzoek.

BACK STAGE

6 / 7

Page 8: Backstage 20

uitblinker

Richard grootjans (17), tweedejaars student Werktuigbouwkunde aan de opleiding techniek en Design van het scalda college in vlissingen, is een kei in cAD-tekenen. In maart 2012 won hij het nederlands kampioenschap, een half jaar later volgde de europese titel. Begin juli gaat het zeeuwse talent tijdens de Worldskills in Leipzig de strijd aan met de allerbeste jonge cAD-tekenaars ter wereld.

Tekst Pieter Matthijssen Foto Gerry Hurkmans

“Tijdens mijn vmbo-stage bij VSS Machinebouw – vier jaar

geleden – begon ik op de tekenkamer. Er ging een wereld voor

me open. Hier ontwikkelden ze de machines die uiteindelijk

de fabriek uitrolden, hier werd de basis gelegd van iets heel

concreets. Spectaculair was mijn bijdrage nog niet, maar het feit

dat ik erbij was en af en toe mocht helpen, vond ik heel gaaf.

De stage was mijn eerste kennismaking met CAD-tekenen,

Computed Aided Design. Ofwel, ontwerpen met hulp van de

computer, in 3D. Vanaf het eerste moment ben ik CAD-fan,

omdat het tekenen en techniek perfect combineert; precies

wat ik wil. Met CAD kun je producten perfect vormgeven, maar

ook de meest ingewikkelde sterkteberekeningen maken. De

CAD-software ontwikkelt zich in rap tempo. Het programma

denkt met je mee en genereert fantastische filmpjes en simulaties.

Het CAD-tekenen zat meteen in mijn vingers. Ik handel snel, heb

de technische kennis, zie het eindplaatje zo voor me. Je zou me

een natuurtalent kunnen noemen. Mede daarom ben ik mee gaan

doen aan wedstrijden. Met succes. Tijdens de Vakkanjerwedstrijden

in Ahoy werd ik Nederlands kampioen. Ook de EuroSkills in

Spa-Francorchamps won ik. Waarom? Ik was de snelste, had mijn

opdrachten in één keer supergoed gedaan. Toen ik hoorde dat we

een bosbouwmachine moesten ontwerpen, wist ik: ‘Die is van mij!’

Landbouwmachines tekenen vind ik het mooiste dat er is.

Meedoen aan wedstrijden betekent keihard trainen. Zeker met

de WorldSkills in aantocht. Momenteel oefen ik zo’n drie keer

per week, meestal oude WorldSkills-opdrachten. De komende

tijd voer ik stap voor stap het aantal trainingen op om het

gewenste niveau te bereiken. In totaal doen er 25 landen mee,

met deelnemers uit Europa, de VS, Azië en Zuid-Amerika. Vooral

de Brazilianen zijn goed. Zij hebben drie jaar achter elkaar gewonnen.

Ik maak kans op goud, maar moet wel in topvorm zijn.

Vanaf het eerste moment krijg ik alle steun vanuit mijn opleiding.

Maria van der Vliet bijvoorbeeld, mijn docent Werktuigbouwkunde,

zet zich enorm voor me in. Ze geeft me technische tips, handige

adviezen. Ook helpt ze me tijdens de voorbereiding met opdrachten

en ondersteunt ze me bij de wedstrijden. Verder wordt er niet

moeilijk gedaan als ik een keer extra wil trainen of een paar

uurtjes vrij wil. De opleiding geeft me alle ruimte. Uiteindelijk

is mijn succes ook hún succes.”

‘je zou me een natuurtalent kunnen noemen’

BACK STAGE

Page 9: Backstage 20

kAmeR eIst herstel vAn ResPect vooR De LeRAARFoto Ed van Rijswijk

‘scholen moeten strenger kunnen optreden tegen leerlingen die zich misdragen,

zonder dat hun ouders direct protesteren.’ Zo kopte het aD op 11 februari. ‘ouders

moeten de leraren ondersteunen, in plaats van hun gezag te onder mijnen. er is

een mentaliteitsverandering nodig.’

De kamerleden reageren daarmee op een oproep van de middelbare scholen en

vakbonden over het tanende gezag van docenten. herkenbaar? nee, voor mij als

docent  ict aan het nova college zeker niet. studenten benaderen ons over het

algemeen respectvol. Wel valt mij op dat de student is veranderd. De basishouding

die veel studenten hebben, is: docenten willen wat en wij willen niets.

studenten brengen, als ze bij ons op school beginnen, een vrachtwagen vol

ervaringen met zich mee. elke student heeft wel een verhaal over leerkrachten

op andere scholen. Docenten die lange tijd ziek zijn, lessen niet voorbereiden,

toetsen niet of slecht nakijken, te laat komen en zorgen voor ophokuren en

verkeerde roosters. kortom, docenten die zich niet houden aan de geldende

afspraken. Dan is het toch niet zo gek dat studenten het vertrouwen in de

docent verliezen?

ik stop veel energie in mijn studenten, zodat zij dit vertrouwen weer terugkrijgen.

Door zelf respect te geven, krijgen we uiteindelijk ook weer respect. De basis­

houding van elke  docent moet zijn dat hij er voor de student is. De docent

moet boven de lesstof  staan. hij moet kundig zijn en een aanspreekpunt

voor zijn studenten.

‘slechte’ klassen bestaan niet, wel slechte docenten. De overheid moet zorgen

voor een verandering in de beroepshouding bij docenten. De docent moet

samen met de student werken aan zijn ontwikkeling en hij moet proberen

om in zijn belevingswereld te kruipen. Dat zijn wezenlijke veranderingen.

met straffen win je niet meer respect. Docenten die proberen met straffen en

maat regelen zaken voor elkaar te krijgen, veroorzaken vaak een kloof tot de

belevingswereld van de student. te vaak heb ik dat gezien. Docenten moeten

in gesprek blijven met studenten, zodat zij hen beter gaan begrijpen. natuurlijk

moeten er daarnaast ook regels op scholen zijn, zodat gebouwen heel blijven.

Den haag heeft gelijk: het is tijd voor een mentaliteitsverandering in de scholen.

De politici kunnen het respect voor docenten echter niet afdwingen. Wij moeten

zelf veranderen. Docenten, geef studenten positieve energie en zorg dat je hun

respect verdient!

Elmer VeerhoffDocent nova college haarlem

cOlumn

BAck stAge

8 / 9

Page 10: Backstage 20

Hoogst genoten opleiding onder 25-64 jarigen (in %)

Mbo-niveau 2-4 of 1-jarig hbo Havo/vwo klas 4-6

2008 2010

Werkloosheid jongeren 15-29 jaar die geen opleiding volgen (in %)

Oostenrijk

Finland

Frankrijk

Duitsland

Hongarije

Italië

NEDERLAND

Spanje

Zweden

Zwitserland

Slagingspercentage mbo-niveau 2-4

0

10

20

30

40

50

60

0

5

10

15

20

25

0

20

40

60

80

100

Oo Fi Fr Du Ho It NL Sp Zwe Zwi

Oo Fi Fr Du Ho It NL Sp Zwe Zwi

Oo Fi Fr Du Ho It NL Sp Zwe Zwi

57,5

38,7

30,3

56,252,4

30,933,5 31,2

38,9

5,7

76

94

65

47

17

60

85

43 44

74

6,811,5

2,98,8 9,4 7,0 8,0

10,76,2

14,2

10,4

11,1

14,016,7

11,612,0

16,318,9

19,2

23,0

5,17,2

16,823,7

8,710

,3 9,6

9,7

9,9

12,6

het nederlandse onderwijs presteert in europees

perspectief ruim bovengemiddeld. volgens de

recente eu­mededeling ‘een andere kijk op

onderwijs’ behoort ons land tot de europese top 4

met een world class­stelsel voor het beroeps­

onderwijs. het nederlandse mbo onderscheidt

zich door uitstekende slagingspercentages en de

bijzondere combinatie van beroepsopleidend leren

en beroepsbegeleidend leren (op p. 21­23). ook wat

betreft de aansluiting van het nederlandse onderwijs

op de arbeidsmarkt zit het meer dan goed, zo blijkt

uit de lage jeugdwerkloosheidscijfers. Wel is de

jeugdwerkloosheid in twee jaar tijd met zo'n 7%

toegenomen (zie de tabel linksonder). een stijgende

trend die zich ook in andere europese landen

laat zien.

het mBo In euRoPA

Bron: OECD, Education at a glance 2012

mBoóhtjesWIst u DAt?

Volg al het mbo-nieuws via:www.twitter.com/mbonieuwswww.twitter.com/ditismbo

BACK STAGE

Page 11: Backstage 20

Hoogst genoten opleiding onder 25-64 jarigen (in %)

Mbo-niveau 2-4 of 1-jarig hbo Havo/vwo klas 4-6

2008 2010

Werkloosheid jongeren 15-29 jaar die geen opleiding volgen (in %)

Oostenrijk

Finland

Frankrijk

Duitsland

Hongarije

Italië

NEDERLAND

Spanje

Zweden

Zwitserland

Slagingspercentage mbo-niveau 2-4

0

10

20

30

40

50

60

0

5

10

15

20

25

0

20

40

60

80

100

Oo Fi Fr Du Ho It NL Sp Zwe Zwi

Oo Fi Fr Du Ho It NL Sp Zwe Zwi

Oo Fi Fr Du Ho It NL Sp Zwe Zwi

57,5

38,7

30,3

56,252,4

30,933,5 31,2

38,9

5,7

76

94

65

47

17

60

85

43 44

74

6,811,5

2,98,8 9,4 7,0 8,0

10,76,2

14,2

10,4

11,1

14,016,7

11,612,0

16,318,9

19,2

23,0

5,17,2

16,823,7

8,710

,3 9,6

9,7

9,9

12,6

DAt DAn WeeR welVolg al het mbo-nieuws via:www.twitter.com/mbonieuwswww.twitter.com/ditismbo

gouden tijden, zwarte bladzijden

tweedejaars studenten ruimtelijke vormgeving & presentatie van het Grafisch lyceum rotterdam hebben kunstzinnige werken gemaakt van afgeschreven boeken. dit in het kader van de 78e boekenweek die plaatsvond van zaterdag 16 t/m zondag 24 maart 2013. de centrale bibliotheek in rotterdam daagde de creatieve studenten uit om met de afgeschreven boeken aan de slag te gaan, binnen het thema ‘Gouden tijden, Zwarte bladzijden’.

De studenten hebben zelf ruimtelijke objecten uitgekozen of

gemaakt. Deze hebben zij bekleed met boeken en onderdelen van

boeken, zoals bladzijden en kaften, waardoor het originele object

soms niet meer te zien is. Of het nu gaat om een jurk, een stoel of

een piano: het eindresultaat weerspiegelt volgens de studenten

in alle gevallen een artistiek verhaal.

tilburgs geluk op nummer 13

in tilburg is het startschot gegeven voor het project ‘Geluk op 13’. Het project is een samenwerking van rOc tilburg, universiteit van tilburg, de regionale omroep en de kranten. tachtig roc-studenten van de opleiding sociaal-maatschappelijke dienstverlening gaan de straat op om tilburgers met het huisnummer 13 in hun deuropening fotograferen. de studenten bezoeken alle 1138 tilburgse straten, van villawijk tot volksbuurt.

symBoLIseeR je geLuksmoment”Hoe gelukkig iemand is, kun je niet altijd van zijn gezicht

aflezen”, vertelt initiatiefneemster Willemien van Heugten.

“Daarom hebben we een vragenlijst opgesteld. We vragen de

mensen ook hun geluksmoment uit te beelden.” Zeshonderd

foto’s worden uitvergroot. Die worden op bouwhekken

opgehangen, zodat er een nieuwe straat ontstaat: Straat 13.

Meer informatie: Willemien van Heugten (rOC Tilburg), [email protected]

Wat zijn de onderwijstrends voor 2013?

Youngworks heeft de onderwijstrends voor 2013 voorspeld. in 2013 staan ‘zelf keuzes maken’, ‘inspraak hebben’ en het gebruik van ict hoog in het vaandel.

1. ICT-toepassingen (‘devices’) in de klas.

2. Flip je klas: studenten maken zelf keuzes in hun leerproces

en docenten filmen hun lessen.

3. Focus op de 21st century skills: accent op vaardigheden

waarmee jonge mensen leren omgaan met de kansen

die onze kenniseconomie en samenleving bieden.

4. Internet University: steeds meer jongeren leren via internet

bepaalde vaardigheden.

5. PartYcipatie: scholen benutten steeds meer de mondigheid

en creativiteit van jongeren.

6. De leraar professionaliseert: docenten gaan zelf op zoek naar

werk dat hen inspireert en vinden elkaar in online netwerken.

7. Elke school een eigen gezicht.

8. Gamification in de klas.

9. Motiveren door verbinden: motivatie als ingrediënt voor het

ontwikkelen van talent.

10. Meer aandacht voor jongens voor de klas.

bron en meer informatie: www.youngworks.nl

Foto

Gra

fisc

h Ly

ceum

Rot

terd

am

Foto

Jer

oen

Neu

s, S

tich

ting

Ver

halis

BACK STAGE

10 / 11

Page 12: Backstage 20

‘schoLen moetenhun éigen AmBItIesfoRmuLeRen’

Rick Steur: hoofdinspecteur BVE

BACK STAGE

Page 13: Backstage 20

Het zijn roerige tijden voor de Inspectie

van het Onderwijs. Na Amarantis, dat ten

onder ging aan falend bestuur en toezicht,

moet het anders. Beter. De inspectie moet

sneller ingrijpen als een instelling dreigt

te ontsporen. Op meer regels en meer

controle zit echter niemand te wachten.

Ook minister Bussemaker niet. Met haar

‘ontregeling’ van het onderwijs gaat ze

lijnrecht in tegen het beleid van oud-

minister Van Bijsterveldt. Onlangs liet

ze de urennorm al los.

Hoe is het om telkens een ander bewinds-

persoon te moeten dienen, met andere

opvattingen over de invulling van het

toezicht? Rick Steur (58) laat glimlachend

een stilte vallen. “Afwisselend.” Hij kiest

zijn woorden zorgvuldig, denkt na. “Wat

betreft de uren norm heb ik informeel

tegenover het departement ook wel eens

gezegd dat dit in mijn ogen niet de manier

was waarop we toezicht moeten willen

houden. Ik ben er voorstander van

in stel lingen meer verantwoordelijkheid

te geven.”

De inspectie heeft steken laten vallen bij het toezicht op Amarantis. Welke lessen trekt u daaruit?“Bij Amarantis hebben we te laat onze

zorgen over de kwaliteit van het onderwijs

en de financiën bij elkaar opgeteld. We

hadden eerder een conclusie moeten

formuleren. Dat reken ik mezelf ook aan.

Ik heb geleerd dat wij onszelf eerder de

vraag moeten stellen of een bestuur

‘in control’ is.”

Wat moet er veranderen om dat in de toekomst te verbeteren?“We willen dat onze mensen die toezicht

houden op financiën veel nauwer gaan

samenwerken met collega’s die toezicht

houden op onderwijskwaliteit. Daarvoor

creëren we multidisciplinaire teams. Zo

komen we eerder tot een totaalbeeld

van een school.”

het ministerie wil ook dat u een meer anticiperende rol aanneemt. hoe gaat u dat doen?“Het financiële toezicht hebben we de

afgelopen jaren erg laten bepalen door

analyse van de jaarrekeningen. Toezicht

achteraf dus. Als er zorgen ontstonden

over de liquiditeit en solvabiliteit, trokken

we bij instellingen aan de bel. Maar er zijn

ook data die we eigenlijk al in huis hebben

om te voorspéllen hoe de bekostiging van

een instelling zich gaat ontwikkelen.

Studenteninschrijvingen bijvoorbeeld zijn

een goede indicator voor de inkomsten-

stroom over twee jaar, via de rijksbijdrage.

Zien we daarin grote fluctuaties en hebben

we al zorgen over de financiële gezondheid

van een instelling, dan treden we in

overleg. We gaan dus meer anticiperen.

Dat deden we vroeger nooit.”

u moet ook gaan optreden tegen slecht bestuur.“Ik ben erg blij met die ontwikkeling. Het

is niet iets wat wij gewoon waren te doen.

Intern zijn we al met een groot project

bezig om het toezicht op het bestuurlijk

handelen aan onze normale toezichts-

praktijk te verbinden. Als we uit kranten-

berichten of van klokkenluiders signalen

krijgen dat het moreel kompas binnen een

instelling niet deugt, zullen we dat waar

nodig aan de kaak stellen.”

u bedoelt zonnekoningengedrag?“Dat is de meest extreme vorm. Kern is

echter dat we een onderzoek instellen als

we twijfelen of de instelling en het bestuur

de zorgplicht voor goed onderwijs waar -

maken. Verder willen we de raad van

toezicht veel eerder spreken dan tot nu

toe. Als wij het idee hebben dat het bestuur

moeite heeft de doelstellingen te realiseren,

vragen wij de toezichthouders naar hun

visie daarop en hun eigen rol daarin. Nog

even voor de duidelijkheid. Het is dus niet

zo dat we vanaf volgend jaar alle besturen

gaan aflopen om te zien of ze zich netjes

gedragen. Nee. Wij blijven in eerste instantie

monitoren of studenten en leerlingen

voldoende kansen krijgen om veel te leren.

Pas op het moment dat we daar haperingen

in zien, gaan we op onderzoek uit.”

Dit zijn allemaal extra taken. kunt u dit als organisatie aan? of heeft u extra mensen nodig?“Ehm… U merkt dat ik stil word. Ik heb

dat nog niet helemaal doordacht. Maar

we moeten onze ogen als inspectie niet

sluiten voor de taakstellingen waar

het kabinet-Rutte II en heel Nederland,

economisch voor staan. Die hebben

consequenties voor de rijksoverheid

en dus ook voor de Inspectie van

het Onderwijs.”

Beter toezicht zonder extra regels. Dat is de taak waarvoor de Inspectie van het Onderwijs zich onder onderwijsminister Jet Bussemaker ziet gesteld. Wat is de visie van hoofdinspecteur Rick Steur op die veranderende rol van de inspectie?

Tekst Annette van Soest Foto Seb Jarnot – Unit CMA

BACK STAGE

12 / 13

Page 14: Backstage 20

u wil wel meer mensen, maar ja, de bezuinigingen…“Ja. Wij moeten als overheidsorgaan meer

voor minder neerzetten. Wij zijn onze

werkwijze op een veel breder terrein

aan het heroverwegen. Denk ook aan

de invoering van de nieuwe inspectie-

categorie voor ‘excellente scholen’ in het

primair en voortgezet onderwijs. Een hele

toer, maar het is een opdracht uit het

regeerakkoord die ik met liefde omarm.

U stelt een heel terechte vraag. Kán dat

dan wel voor hetzelfde? Nee, dat kan

niet voor hetzelfde. Dat betekent dat

je of meer geld nodig hebt, of dat je je

werkzaamheden anders organiseert.”

hoe gaat u dat oplossen?“In het voortgezet onderwijs doen we

momenteel een proef die we te zijner tijd

ook in het mbo zouden kunnen uitvoeren.

Bij inspectiewerk huren we mensen in uit

het onderwijsveld zelf. Nu zijn dat nog

vooral teamleiders, maar we willen ook

ervaren docenten en mensen uit het

middenmanagement laten deelnemen.”

Dat kost toch ook geld?“Maar veel minder. Zo’n toegevoegd

inspecteur doet bovendien veel ervaring

op over kijken naar kwaliteit. Hij werkt

aan zijn referentiekader, omdat hij op

andere scholen rondloopt en neemt dat

ook weer mee terug naar de eigen school.

Daarnaast worden we als inspectie

flexibeler en kunnen we in een aantal

opzichten ons werk beter doen.”

In welk opzicht?“Ook in het voortgezet onderwijs zijn wij

een heel compacte inspectie. We dekken

heel Nederland af met zo’n veertig

mensen. Rijst het vermoeden dat een

school een probleem heeft met exacte

vakken, omdat de examenresultaten

achterblijven, dan hebben wij niet altijd

binnen onze club van veertig de deskundig-

heid op dat terrein. Met deze werkwijze

kun je specifieke deskundig heden inhuren.”

u zei al: er moet meer voor minder worden gedaan. ervaart u een toenemende druk?Lachend: “U zou mijn agenda eens moeten

zien. Nee. Ik ervaar wel de druk dat het

spannend is om, met de middelen die

we hebben, alle opdrachten waar we voor

staan uit te voeren.”

Bent u wel eens bang dat dat niet lukt?“Tot nu toe niet. Sinds 2007 hebben

we ons budget al met meer dan twintig

procent gereduceerd. Die bezuiniging

hebben we weten te realiseren, omdat

we ook toen het toezicht op een andere

manier zijn gaan inrichten. Risicogericht.

Dat betekent dat we niet meer altijd overal

komen en dat we onze energie vooral

besteden aan de instellingen waar we

grote risico’s zien.”

u werkt al vijfendertig jaar in het onderwijs. heeft u daar baat bij in uw huidige rol als toezichthouder?“Jazeker. Elke baan was de beste voor-

bereiding op mijn volgende baan. Ik weet

dat het geen sinecure is om van dag tot

‘schoLen moeten hun éIgen AmBItIes foRmuLeRen’veRvoLg

'Wat niet goed is, is niet goed genoeg'

cuRRIcuLum vItAe

geboren: 28 juli 1955, Bussum

studie: Bedrijfseconomie en Organisatiekunde aan de Universiteit

van Amsterdam

Werk: Lerarenopleider en begeleider van aanstaande leraren voor het

mbo en voortgezet onderwijs in Leeuwarden en Groningen, inspecteur

voortgezet onderwijs bij de Inspectie van het Onderwijs, voorzitter college

van bestuur CVO Zuid-West Frylân, hoofdinspecteur voortgezet onderwijs,

beroepsonderwijs en volwasseneneducatie en hoger onderwijs bij de

Inspectie van het Onderwijs

dag goed onderwijs aan te bieden. Dat het

weerbarstig kan zijn, niet mechanisch als

een geoliede machine neer te zetten is.

Daar oog voor hebben, als inspectie, vind

ik erg belangrijk.

Tegelijkertijd blijf ik me wel uitspreken

vanuit mijn eigen onafhankelijke positie.

Wat niet goed genoeg is, is niet goed

genoeg.”

Wat is nu niet goed genoeg?“Veel opleidingen zitten in een

bandbreedte van gemiddelde kwaliteit.

Wij willen vanuit het toezicht een rol

spelen om excellente opleidingen – want

die zijn er ook – zichtbaar te maken en

tot voorbeeld te stellen.”

hoe verhouden interne kwaliteitszorg en extern toezicht zich tot elkaar?“In de verhouding tussen een onderwijs-

organisatie en de inspectie lijkt het wel

eens of scholen hun verantwoordelijkheid

voor kwaliteit uitleveren aan ons. Dat

moeten ze niet doen. Dat moeten ze ook

niet willen.” Hij slaat met zijn hand op

tafel. “Je moet het toezichtkader van de

Inspectie van het Onderwijs niet over-

nemen als uitgangspunt van je kwaliteits-

zorgsysteem. Onderwijsinstellingen

moeten hun éigen ambities formuleren.

Als ze die waarmaken, moeten ze er

vervolgens op vertrouwen dat ze dan

ook aan ónze eisen voldoen.”

BACK STAGE

Page 15: Backstage 20

BLIk arbeidskrachtenFoto Ed van Rijswijk

Doe uw ogen dicht en denk aan een grote kast. met plaats voor veel blikken,

vol arbeidskrachten. het blik techneuten staat voor het grijpen op ooghoogte,

naast het blik verpleegkundigen. het blik ambachtslieden zetten we apart.

het blik kinderopvang hebben we niet meer nodig, net als dat met artiesten.

Die blikken we om naar de techniek.

het bedrijfsleven vraagt, het onderwijs draait een blik open. De realiteit is

helaas een stuk grilliger. De arbeidsmarkt van vandaag sluit lang niet altijd aan op

wat ze gisteren van het onderwijs vroeg. neem de kinderopvang. tot voor kort

booming business, maar door onder meer overheidskeuzes in korte tijd volledig

ingestort. Je zal in de hoogtijdagen maar voor een opleiding in deze sector

hebben gekozen en nog op school zitten: dag kans op werk! meteen omscholen

naar de techniek, zegt een deel van de politiek dan, dáár is een groot tekort.

maar we leven niet in een maatschappij die voor jongeren beslist wat ze later

moeten worden. Dat beslissen ze zelf. Daarnaast: een kinderopvangtalent is

niet automatisch een parel voor de techniek.

natuurlijk kan betere voorlichting en wat zachte dwang helpen bij het maken

van de juiste keuze. en dat is niet per se een keuze voor de sector met de grootste

tekorten. het mbo is en blijft volop in beweging om jongeren zo goed mogelijk

te laten kiezen. met aandacht voor hun (onzichtbare) talenten en passies én

de behoefte van de arbeidsmarkt. Zo ‘scholen’ we onszelf op dit moment ‘om’

naar brede opleidingen, daar vraagt het bedrijfsleven om. specialiseren kunnen

jongeren dan later, als ze aan het werk zijn. met het school ex­programma

kunnen we de komende twee jaar jongeren helpen voor wie werkloosheid dreigt

door de slechte arbeidsmarkt. We laten deze jongeren op een hoger mbo­niveau

doorstuderen. of in een andere richting waar meer vraag naar is, mits dat ook

bij die jongere past.

Daarbij kijken we nadrukkelijk naar de arbeidsmarkt van morgen (korte termijn)

én overmorgen (lange termijn). een voorbeeld: de bouw. nu een sector in puin,

straks weer volop werk. Dat vraagt nú om actie van met name het bedrijfsleven,

hoe tegennatuurlijk dat vanwege de conjunctuur ook is. Zorg dus voor voldoende

leerplaatsen voor jongeren die zonder niet aan hun opleiding kunnen beginnen.

Zodat we straks, als de bouw weer aan de slag moet, voldoende jongeren

hebben opgeleid die met passie voor hun vak gemotiveerd aan de slag willen

en gaan. en dan hoeft de bouw geen moord en brand te schreeuwen dat het

onderwijs niet kan leveren waar de arbeidsmarkt om vraagt. omdat het blikje

bouw nog leeg is.

Jan van Zijlvoorzitter mbo raad

cOlumn

BAck stAge

14 / 15

Page 16: Backstage 20

‘mIjn stuDenten zIjn oveRAL WeLkom, ook oP Facebook’

ma Di

InteRnet en technoLogIe “Al jaren worstelen grote

organisaties met internet: ze moeten er iets mee, maar

hoe? Ik gaf hen jarenlang advies en kreeg als dank een

fles wijn of een boekenbon. Tot ik anderhalf jaar geleden

NewTeam oprichtte. We zijn geen traditioneel consultancy-

bureau dat een strategie bedenkt en het voor de klant

uitvoert. NewTeam zegt: juist de organisatie zelf moet

het gaan doen en wij kijken mee. Vandaag spreek ik

medewerkers van de Dienst Informatisering van de

Tweede Kamer, verantwoordelijk voor de informatie-

voorziening van Kamerleden. Samen met hen verken ik

de toekomst met de huidige stand van de technologie.”

onDeRWIjs In 2020 “Hoe kunnen we het onderwijs

digitaliseren? Hierover leid ik een debat georganiseerd

door de Hogeschool van Amsterdam en de Universiteit

van Amsterdam. We kijken vooruit: wat is de stand van

het onderwijs in 2020? Technologie biedt de oplossing

voor maatwerk in het onderwijs, en dat is nodig. ICT kan

de vertaalslag maken van docent naar individu. Als dit

niet vanuit het onderwijsveld komt – dat vol expertise en

kennis zit – dan gebeurt het vanuit ‘Silicon Valley’. Kruipen

studenten straks na schooltijd achter de ‘Google-school’,

veel leuker maar wél gesponsord door commerciële

bedrijven. Willen we dat?”

en wat dOet Hij ZOal?

De week van Danny Mekić, ondernemer, docent, spreker en technologie-expert

Tekst Somajeh Ghaeminia Foto Jeroen Poortvliet

Het is niet de vraag óf het onderwijs wordt gedigitaliseerd, maar wanneer. De jonge, succesvolle ondernemer en docent Danny Mekic (26) waarschuwt voor de ‘Google-school’. ’Veel leuker dan de gewone lessen op school, maar wél gesponsord door commerciële bedrijven. Terwijl de expertise zich in de scholen bevindt.’

BACK STAGE

Page 17: Backstage 20

Do

Wo

sPReken “Regelmatig spreek ik op bijeenkomsten over

ondernemerschap, onderwijs en technologie. Met mijn

sprekersmanagers praat ik over mijn ambities. Ik fotografeer

graag en neem vaak mijn camera mee naar klanten om hun

werkplekken vast te leggen. Wellicht kan ik een lezing

combineren met een expositie. Met het spreken probeer

ik verbindingen te leggen, vaak van het bedrijfsleven naar

het onderwijsveld. Dat is zowel voor mijn klanten als voor

studenten en docenten interessant. Ik vind spreken erg

leuk, maar het moet wel in balans blijven. Soms stel ik een

rustperiode in. Om te verdiepen of gedachten uit te werken.”

socIAL meDIA In De kLAs “Een leraar wilde

zijn huiswerk op Facebook zetten, maar zijn

studenten protesteerden. Mijn antwoord:

juist doen! Facebook is het middelpunt van

de wereld van jongeren. Daar moet school een

vast onderdeel van zijn, of ze het leuk vinden

of niet. Het onderwijs moet jongeren bedienen.

Daarvoor moeten we traditionele definities

los laten. Een les mag nu zo heten, als een

docent fysiek aanwezig is. Terwijl digitaal

contact in het bedrijfsleven heel normaal is.

Mijn studenten zijn welkom op de plek waar

zij het liefst contact willen, dus ook op Facebook.

Om die reden deel ik mijn privéleven liever op

de analoge manier.”

PIAnosPeLen “Iedere dag kruip ik thuis achter mijn

piano. Ik laat dan alles los en ontspan. Soms ga ik naar

andere locaties, zoals de Universiteit van Amsterdam,

om te spelen. Iedere piano is anders, dat maakt het

spannend en onvoorspelbaar. Als ik ga spelen, sluit ik

me af van mijn omgeving. Het is dan geweldig om na

afloop te merken dat er mensen om me heen staan,

die me aanspreken en bedanken. Ik ben heel kritisch,

ik doe niets waar ik niet goed in ben. Dat vertel ik ook

vaak aan mijn studenten: ‘Als je een keuze wilt maken,

leer dan eerst de opties kennen.’ Op een tentamen

krijg je de opties in multiple choice. In het echte leven

moet je de verschillende mogelijkheden zelf zoeken.”

Vr

BACK STAGE

16 / 17

Page 18: Backstage 20

De heLe DAg De pot oP vooR een goeD DoeLTekst Nathalie van Dijk Foto ROC Menso Alting

Twaalf studenten van ROC Menso Alting gingen

in januari op de Grote Markt in Groningen

letterlijk de pot op om geld op te halen voor

ontwikkelingswerk in Zuid-Afrika.

Met de wc-potactie, die dertien uur duurde,

wilden ze duidelijk maken dat sanitaire

voorzieningen niet overal vanzelfsprekend

zijn. Aan de wc-potactie was een sponsoractie

gekoppeld en het winkelende publiek kon geld

doneren voor het goede doel. De studenten

haalden 3.500 euro op met deze actie.

Van maart tot en met mei bezoeken de twaalf

studenten Zuid-Afrika. Daar leveren ze een

bijdrage aan ontwikkelings projecten van

stichting C-A-N. Deze stichting zet zich in

voor de verbetering van de hygiëne

in ontwikkelingslanden.

in beeld

BACK STAGE

Page 19: Backstage 20

BAck stAge

18 / 19

Page 20: Backstage 20

BAck stAge

Page 21: Backstage 20

Een hoogleraar die vol trots vertelt over de

beroepsopleiding die zijn zoon volgt. Niks geks

aan in Zwitserland, zegt David Bohmert. Hij is

directeur van Swisscore, een Zwitserse netwerk-

organisatie in Brussel. Swisscore houdt zich

bezig met allerlei onderwerpen, maar juist voor

het beroepsonderwijs is de laatste tijd opvallend

veel aandacht van andere Europese landen, zegt

Bohmert. Hij schrijft dat toe aan het succes van

het Zwitserse beroepsonderwijs. “Vakmanschap

staat in Zwitserland in hoog aanzien; vier op de

vijf jongeren gaan naar het beroepsonderwijs.

De jeugdwerkloosheid is erg laag. En bij de

WorldSkills, de wereldwijde vakwedstrijden,

is er eigenlijk maar één Europees land dat mee

kan doen: Zwitserland.”

Eenzelfde voorbeeldfunctie als Zwitserland

heeft ook Finland, hoewel het beroepsonderwijs

daar totaal anders in elkaar steekt. Terwijl in

Finland het bedrijfsleven op afstand staat van

het onderwijs, heeft het in Zwitserland de dikste

vinger in de pap. Niet de overheid, maar het

bedrijfs leven heeft in Zwitserland het laatste

woord over het curriculum van het beroeps-

onderwijs. Blijkbaar zijn er meerdere wegen

die naar Rome leiden. Wat zijn de Finse en de

Zwitserse succes factoren en kan Nederland

daar iets mee?

kAmPIoenenNederland doet het al heel goed en dat vergeten

we maar al te vaak. Met die opmerking begint

bijna ieder gesprek over dit onderwerp. “Wij

hebben bijna wekelijks buitenlandse delegaties

op de stoep die iets van óns willen leren”, zegt

Peter van IJsselmuiden, coördinator internationaal

beleid op het gebied van beroepsonderwijs en

volwasseneneductie bij het ministerie van

Onderwijs. “Volgens de recente EU-mededeling

Rethinking education – in het Nederlands vertaald

als ‘Een andere kijk op onderwijs’ – behoort ons

land tot de Europese top 4 met een world class -

stelsel voor het beroepsonderwijs. Als je uitwisselt

met andere landen, is het dus al gauw zo dat

Nederland meer komt brengen dan halen.”

“We zijn allemaal kampioenen”, zegt Marc van der

Meer, directeur van het landelijk expertise-

centrum beroepsonderwijs, doelend op met name

Zwitserland, Finland, Denemarken, Duitsland en

Nederland. “De stelsels voor beroeps onderwijs

zijn in die landen niet hetzelfde, maar leiden

wel allemaal tot relatief goede resultaten.”

Kampioenen kunnen onderling best iets van

elkaar leren. Neem de doorstroommogelijkheden

tussen het algemeen vormende onderwijs en

het beroepsonderwijs in Zwitserland, zegt

Bohmert. “In Zwitserland kun je op ieder

moment van algemeen naar beroepsonderwijs

overstappen en andersom. En het beroeps-

onderwijs gaat door tot het academische niveau.

De doorlatendheid van het systeem draagt bij

aan de gelijk waardigheid. In Nederland zijn er

tegenwoordig minder brugmogelijkheden dan

vroeger, dat is jammer.”

Finland en Zwitserland staan bekend als koplopers in het beroepsonderwijs. Nederland doet het ook prima, maar valt er wellicht nog iets te leren van die andere landen? Inspiratie opdoen kan zeker, zeggen zes betrokkenen, maar in zwijm vallen voor het onderwijs stelsel van een ander land heeft weinig zin. ‘Losse onderdelen zijn niet zomaar te kopiëren.’

‘We zIjn allemaal kAmPIoenen’

Tekst Berber Bijma Illustratie Link Design, Amsterdam

Wat kan Nederland leren van Finland en Zwitserland?

'In Zwitserland begint de waardering voor 'doen' al in het primair onderwijs'

David Bohmert

BACK STAGE

20 / 21

Page 22: Backstage 20

We zIjn ALLemAAL kAmPIoenenveRvoLg

Ook de sterke rol van het bedrijfsleven in Zwitserland

ziet hij als een succesfactor. Bedrijven weten tenslotte

zelf het beste wat ze nodig hebben aan toekomstige

werknemers. “De overheid en de onderwijsinstellingen

zelf gaan over de algemene vaardigheden van studenten,

maar het bedrijfsleven bepaalt via beroepsverenigingen

met welke praktische vaardigheden studenten van

school komen. Alle partijen ervaren het systeem als

economisch voordelig.”

Ab van der Touw, bestuursvoorzitter van Siemens

Nederland, beaamt dat. Siemens heeft als werkgever

ervaring in verscheidene landen. “Het duale leer-

werkstelsel in Zwitserland en Oostenrijk bevordert een

kwalitatief betere match tussen scholing en arbeids markt.

Bovendien is de afstemming tussen bedrijfsleven en

onderwijs regionaal heel professioneel geregeld, net

als overigens in Finland en Oostenrijk.”

gRAtIs stAgIAIResVan IJsselmuiden van het ministerie van Onderwijs ziet

ook die sterke rol van het bedrijfsleven in Zwitserland,

maar hij ziet Nederland dat nog niet in die mate over -

nemen. “De Zwitsers wijzen in dat verband wel eens

op hun ervaring met CEO’s van multinationals. Die

komen soms uit landen waar bedrijven stagiair(e)s niet

of nauwelijks betalen en moeten dan echt overtuigd

worden van de Zwitserse aanpak. Een cultuur of een

traditie verander je niet zomaar.”

Van der Meer van het landelijk expertisecentrum

beroeps onderwijs prijst de rol van het Zwitserse bedrijfs-

leven ná de initiële beroepsopleiding. “Zwitserland heeft

een heel stelsel van post-secundair onderwijs, waar het

bedrijfsleven sterk bij betrokken is. In ons land is de

leerlijn van mbo naar hbo naar de universiteit veel

minder ver ontwikkeld. In zo’n model van skills beyond

school kan Zwitserland als inspiratie dienen.”

In zowel Zwitserland als Finland is verder het imago

van het beroepsonderwijs uitstekend. Dat kenmerk zou

Nederland natuurlijk graag willen overnemen, maar dat

is een zaak van de lange adem. “Heel Europa lijkt meer

en meer gericht op academisering”, zegt Bohmert. “In

Zwitserland begint de waardering voor ‘doen’ naast

‘denken’ al in het primaire onderwijs. Brood bakken

op school of meehelpen op een boerderij zijn heel

gewone activiteiten.”

DooRLoPenDe LeeRLIjnenOok in Finland is de beeldvorming van vakmanschap

positief, merkt René van Schalkwijk, lid van het college

van bestuur van ROC Horizon College in Alkmaar en

omstreken. “De kwaliteit van het Nederlandse en Finse

beroepsonderwijs is ongeveer hetzelfde, maar de

appreciatie van beroepsonderwijs is bij de Finnen groter

dan bij ons.” Van Schalkwijk denkt dat goede doorlopende

leerlijnen, met net als in Zwitserland soepele overstap-

mogelijkheden tussen algemeen en beroepsonderwijs,

daaraan bijdragen. “De Finnen hebben nergens een

doodlopende weg. Je kunt via het beroepsonderwijs

naar het algemeen vormende hoger onderwijs. En als dat

niet lukt, dan heb je tenminste een vak geleerd en heb je

prima beroepskansen. Bij ons is het ook wel mogelijk

de koninklijke weg te volgen – vmbo-mbo-hbo-wo – maar

dan moet je tegenwoordig wel de nodige hindernissen

nemen. Voor de pre-master, die nodig is om van het hbo

naar de universiteit te kunnen, moet je bijvoorbeeld

betalen. Dat is een belemmering waar ik het nut niet

van inzie.”

Een ander sterk punt van het Finse onderwijs is dat niet

controle maar vertrouwen het uitgangspunt is, zegt Van

Schalkwijk. De Inspectie van het Onderwijs is zo goed als

afgeschaft. Controle is er nog wel, maar dan niet integraal

zoals in Nederland. Wie bij een steekproef de eigen

doelen  niet blijkt te halen, kan op weinig genade

rekenen. “De Finnen zijn niet echt van het gedogen, zoals

wij. Als een onderwijsinstelling het niet goed doet, zijn

de consequenties stevig.” De combinatie van vrijheid en

verantwoordelijkheid blijkt in de praktijk goed uit te

pakken. Van Schalkwijk: “De Finnen en de Zwitsers

slagen er beter dan Nederland in om van iemand die

voor een dubbeltje geboren is, een kwartje te maken.”

Het Finse onderwijsstelsel is onderdeel van een samen-

hangend groter geheel, benadrukt Van der Meer van het

landelijk expertisecentrum beroepsonderwijs. “Wat wij

van de Finnen kunnen leren – naast bijvoorbeeld het

belang van goed geschoolde docenten – is dat goed

onderwijs een zaak van de lange adem is. Finland heeft

25 jaar lang zwaar geïnvesteerd in de eigen economie,

in brede zin. Onderwijs en innovatie maken deel uit

van een samenhangend pakket van publiek-private

samenwerking en kwaliteitsverhoging.”

hoLLAnD’s got tALentJack Biskop, voormalig Tweede Kamerlid voor het CDA,

laat zich ook inspireren door het Finse voorbeeld. “Hun

cultuur van lesgeven zou ik wel willen overnemen. Teach

less, learn more, zoals Pasi Sahlberg het in zijn boek Finnish

lessons omschrijft. In Nederland willen we het aantal

lesuren steeds maar verhogen, in Finland is meer nadruk

BACK STAGE

Page 23: Backstage 20

op de verantwoordelijkheid en de positie van de

leraar. Die is de sleutel tot goed onderwijs. Er zijn

ook in ons land goede vaklieden die graag hun

kennis overdragen. Sommigen zijn niet bevoegd,

maar uiterst bekwaam. Moeten we ons dan druk

maken om een papiertje waarop staat dat hun

pedagogische bevoegdheden in orde zijn? Ik

denk dat je daar in het beroepsonderwijs wat

soepeler mee zou kunnen omgaan dan in het

algemeen vormende onderwijs.” Van der Touw

is dat met hem eens: “De Inspectie van het

Onderwijs moet de eisen voor lesbevoegdheid

van docenten en gastdocenten uit het bedrijfs-

leven niet onnodig hoog maken en formaliseren.”

Biskop ziet wel mogelijkheden om de Nederlandse

waardering voor vakmanschap naar ‘Finse hoogte’

te brengen. “Een Holland’s Got Talent met een

broodbakker of een loodgieter zou toch prachtig

zijn? We moeten vakidolen als Floris van

Bommel (schoenmaker, red.) creëren.”

oostenRIjkWaar Nederland vooral goed in is, benadrukken

de verschillende gesprekspartners, is de

combinatie van beroepsopleidend leren en

beroepsbegeleidend leren (bol/bbl). Oostenrijk

kent datzelfde systeem, zegt Van IJsselmuiden

van het ministerie. “Bol en bbl zijn communi-

cerende vaten waarmee je conjuncturele

klappen kunt opvangen. Als het goed gaat

met de economie, zijn er veel stageplaatsen

en is beroepsbegeleidend leren aantrekkelijk.

Als het economisch minder gaat, is beroeps-

opleidend leren een prima alternatief. Zo nodig

houd je studenten dan ook nog wat langer op

school om een hoger niveau te bereiken. Het

Oostenrijkse stelsel voor beroepsonderwijs lijkt

met twee leerwegen op het Nederlandse, maar

kent daarnaast regionale onderwijsautoriteiten.

'We moeten vakidolen als Floris

van Bommel creëren'

Jack Biskop

Je zou daar in Nederland over kunnen nadenken,

maar in het algemeen geldt dat we voorzichtig

moeten zijn met grote stelselwijzigingen.”

Wat Nederland zeker van Oostenrijk kan leren,

zegt Siemens-voorman Van der Touw, is de

uitgebreide aandacht die het beroepsonderwijs

in groep 7 en 8 van de basisschool krijgt.

“Oostenrijkse leerlingen krijgen op die leeftijd

intensieve voorlichting, met name over beroepen

met grote werkgelegenheid, zoals de techniek.

Zo’n soort bijsluiter, aan het einde van de basis-

school, over kans op langdurig werk zou ik in

Nederland ook wel willen zien.”

De goede relatie tussen beroepsonderwijs en

bedrijfsleven, onder meer via de kenniscentra

beroepsonderwijs bedrijfsleven – waarop

momenteel overigens sterk wordt bezuinigd

– is een andere veelgenoemde kwaliteit van

Nederland. Van der Touw heeft op dat punt

overigens nog wel wensen: “Nederland kent

genoeg voorbeelden van professionele samen-

werking tussen regionaal bedrijfsleven en

onderwijs, maar vanuit een not invented here-

syndroom verzuimen we best practices van de

ene regio naar de andere te halen. Het wiel

wordt overal opnieuw uitgevonden.”

BACK STAGE

22 / 23

Page 24: Backstage 20

Minderjarige mBo’eRsFoto Ed van Rijswijk

in de welbekende studentenstad groningen sta ik bij de halte van mijn school

te wachten op de bus. eenmaal in de bus check ik in met mijn studenten­ov,

om bij thuiskomst weer uit te checken. kosten: 0 euro en 0 cent.

Datzelfde ritje was twee jaar geleden tot mijn grote verbazing niet gratis.

De regel is namelijk dat je in het mbo pas recht hebt op studiefinanciering en

het bijbehorende reisrecht als je 18 jaar of ouder bent. minderjarige collega­

studenten die hoger onderwijs volgen kennen dit onbegrijpelijke gedoe niet,

want zij hebben wel recht op een studenten­ov. prima, ik had toch een

brommer. en als die het niet meer deed, ging ik wel met de fiets.

De verontwaardiging begon pas echt de kop op te steken, toen mijn stage

begon. De vier kilometer reisafstand van school naar huis werd opeens meer

dan verdriedubbeld. gelukkig kon ik leunen op mijn ouders, die een ov­

maandabonnement kochten. kosten: 74 euro per maand. Dat tarief maal vijf

(aantal maanden stage) is 370 euro. erg veel geld, als je het thuis niet breed

hebt. De kosten rezen pas echt de pan uit, toen ik voor mijn ziekenhuisstage met

de trein 35 kilometer moest reizen. het ziekenhuis bood in dit geval wel, mits er

plek was, een kamer in de omgeving aan of een (gedeeltelijke) reis kosten ­

vergoeding. gelukkig duurde die stage maar twee maanden en kreeg ik toen

mijn studenten­ov.

als ik er nog eens goed over nadenk, kan ik geen enkele goede reden bedenken

waarom dit voor minderjarige mbo’ers zo geregeld is. een vaag argument dat

mbo­instellingen lokaal meer verspreid zijn dan hogescholen, vind ik een

drogreden. puur alleen al omdat het mbo een praktijk gerichte insteek heeft

en studenten stages volgen bij bedrijven waar ze vaak een flinke afstand voor

moeten overbruggen. op de website van de rijksoverheid vind ik de officiële

verklaring waarom minderjarige studenten die hoger onderwijs volgen, wel

recht hebben op studie financiering plus ov­kaart. Zij ontvangen dan namelijk

geen kinder bijslag meer. maar hoeveel minderjarige hbo’ers zullen er in de

praktijk zijn? ik blijf het maar vaag vinden, dat meten met twee maten.

We gaan een zware tijd tegemoet. financieel gaat het niet al te best in het land en

de vergrijzing neemt toe. Juist nu moet de politiek mbo­opleidingen toegankelijker

maken. een logische stap zou dan zijn om de vergoeding voor het openbaar vervoer

gelijk te trekken met het hbo en wo. laat minderjarige mbo’ers ook meetellen en

trek de onbegrijpelijke scheve lijnen tussen het hoger onderwijs en het mbo recht!

Quinten Manuelstudent verpleegkunde noorderpoort groningen

cOlumn

BAck stAge

Page 25: Backstage 20

"Het liefst zou ik een opleiding binnenstappen

om te gaan praten met studenten en docenten.

Vervolgens bezoeken we gezamenlijk bedrijven

in de buurt om onderwijs en werk met elkaar

te verbinden. Het gesprek aangaan met elkaar:

wat kan een student bereiken met wat hij heeft

geleerd in een bedrijf en welke kennis en

vaardigheden vraagt dat bedrijf? Pas na deze

bezoeken lees ik de stukken die je als minister

nu eenmaal moet doorwerken, zelfs als het

maar voor één dag is."

"Ik zal niet het huidige onderwijsstelsel radicaal

veranderen. Voor mijn gevoel zit het Nederlandse

onderwijs best aardig in elkaar. Al heb ik mijn

twijfels over de massale opleidingsfabrieken.

Zo lang de student geen nummer is en er goede

communicatie met de leraren plaatsvindt, ga ik

ermee akkoord. Belangrijk is dat het onderwijs

leerlingen en studenten een toekomst perspectief

biedt. Een voorbeeld: mijn zoon wil het liefst

een sportopleiding gaan volgen. Drie weken

geleden kregen we tijdens een ouderavond te

horen dat er op de arbeidsmarkt momenteel een

overschot is aan mensen die het CIOS hebben

gedaan of die een opleiding Sport en Bewegen

hebben gevolgd. De kans bestaat dat je straks

niet aan de bak komt. Dan doet mijn zoon er

dus verstandig aan een alternatief te kiezen."

"Je weet dat er in de komende jaren veel banen

in de techniek vrijkomen. Het is goed als de

minister van Sociale Zaken met kracht over-

Ton Heerts, voorzitter FNV in Beweging:

‘Als ik Jet ben, ZOU Ik ONdeR-WIjS eN WeRk NAdRUkkeLIjk meT eLkAAR VeRBINdeN’

brengt dat daar de banen voor jonge werknemers

liggen. Als die vacatures worden ingevuld door

mensen uit China of India, terwijl de Nederlandse

kandidaten in de bijstand zitten, hebben we

gefaald. Benadruk daarom vooral dat techniek

niet moeilijk is, maar een doevak. Er zijn zat

jongeren die dat aanspreekt."

"Docenten zijn de motoren van het onderwijs-

systeem. Voor hen wil ik de nullijn loslaten. Ik

erger me eraan dat de stroom oudere docenten

wordt opgevolgd door jonge collega’s met flex -

contracten. Arbeidsovereenkomsten waarmee

ze het studiejaar kunnen afmaken en vervolgens

voor drie maanden in een uitkering verdwijnen.

Dat is onfatsoenlijk. Je moet leerkrachten met

zo'n grote verantwoordelijkheid meer zekerheid

bieden. Een vaste aanstelling motiveert om in

het onderwijs te blijven."

"De verbinding van onderwijs en werk vind ik

essentieel. Van het bedrijfsleven verwacht ik

daarom voldoende stageplekken. Als de huidige

jongeren niet doorstromen naar een baan, dreigt

een generatie verloren te gaan. Dan dreigt ook

criminaliteit de kop op te steken. Werkgevers

moeten dat goed beseffen. Het doet me denken

aan een uitspraak die ik laatst hoorde, toen ik

bij mijn voetbalclub langs de lijn stond. ‘Als je

het niet uit de boeken haalt, moet je het maar uit

een plantje halen’, werd er gezegd. Een toekomst

in de wietteelt lijkt me niet de goede weg."

ton Heerts, voorzitter van Fnv in beweging, zal in één dag niet het hele onderwijs overhoop gooien. wel wil Heerts onderwijs en werk duidelijker met elkaar verbinden om jongeren een beter toekomstperspectief te geven. daarnaast mogen docenten van Heerts, zelf opgeleid bij de koninklijke marechaussee, ook best wat meer verdienen.

Tekst Guus Mater Foto Nout Steenkamp

minister vOOr 1 daG

'Docenten zijn de motoren van het

onderwijssysteem'

BACK STAGE

24 / 25

Page 26: Backstage 20

vijF vraGen aan…

Aan:

ADjIeDj BAkAs, trendwatcher

onderwerp: Hij heeft zijn beroep gemaakt van naar de toekomst kijken. En heel vaak krijgt hij

gelijk. In één van zijn laatste boeken ‘De staat van Morgen’ voorziet trendwatcher

Adjiedj Bakas een nieuwe Gouden Eeuw. Míts we de boel omgooien. ‘Het mbo

moet per direct ophouden met alle administratieve studierichtingen. Leer jongeren

een ambacht.’

Tekst Corien Lambregtse Foto Nout Steenkamp

BACK STAGE

Page 27: Backstage 20

“Ach, ik ben al bijna vijftig. Ik heb veel dingen die

nu gebeuren, al eerder zien gebeuren. Dalende

en stijgende huizenprijzen, jeugdwerkloosheid en

arbeidsschaarste, het gaat met golven. Het is goed dat

we nu weer met onze beide benen op de grond komen

te staan. De crisis haalt de lucht uit de bubbels, het

wordt tijd voor een algehele reset. En bedenk wel: het

is hier nog een stuk beter dan in Zuid-Europa waar

de jeugdwerkloosheid boven de vijftig procent ligt.

Onze jongeren zijn verwend.”

“helaas niet, maar dat geldt ook voor het hbo en

de universiteit. Studenten worden opgeleid tot

onzinberoepen die straks niet meer bestaan, omdat

robots en computers het leeuwendeel van al het

administratieve werk overnemen. Aan de andere

kant krijgen we een enorm tekort aan vaklieden

als loodgieters, goudsmeden, schoenmakers en

reparateurs. Een loodgieter verdient straks meer dan

een manager. Het mbo moet per direct ophouden met

alle administratieve studierichtingen en studenten

gaan opleiden in vakken waar wel behoefte aan is.”

“het heeft geen zin om jongeren op te leiden

voor werkloosheid. Maar dat betekent wel dat

zowel ouders als kinderen hun beeld van de arbeids-

markt moeten bijstellen. Er is steeds minder werk

voor hbo’ers en academici, we hebben steeds minder

managers nodig. Ik voorzie dat mensen tussen de

twintig en vijftig jaar de komende jaren massaal

moeten worden omgeschoold voor één van die vakken

waarin een enorm tekort aan menskracht dreigt.

Op dit moment is de pijn van de crisis nog niet groot

genoeg en hebben mensen liever een uitkering dan dat

ze weer naar school gaan. Maar dat gaat veranderen.

Niemand vindt het leuk om zich thuis kapot te

vervelen. Mensen willen iets nuttigs doen met hun

leven en zullen dan wel voor omscholing kiezen.”

“De wal zal het schip keren. Het wordt tijd dat de

arbeiders weer trots door de straten marcheren.

Ik voorzie een herwaardering van het ambacht.

Misschien moeten roc’s wel weer ambachtsscholen

gaan heten. Als iemand denkt dat hij niet geschikt is

voor zo’n technische opleiding? Tsja, ik denk dat het

meer met de status van die beroepen te maken heeft

dan met talent. De meeste mensen hebben meer

praktisch talent dan ze denken. Maar door onze

opvoeding worden we geconditioneerd om andere

beroepen te kiezen.”

“veel administratieve beroepen verdwijnen,

maar er komen andere voor in de plaats. Dat

is normaal: negentig procent van de banen die wij nu

kennen, bestond in 1900 niet. Er komen tienduizenden

banen bij op het gebied van internetveiligheid, web

winkels en logistiek. En ook in de biobased economy,

want straks maken we plastics van plantjes en

bacteriën die bij de boer groeien.

De jongeren van tegenwoordig zijn ontzettend verwend.

Ze kiezen een studie die hen leuk lijkt, zonder te kijken

of er later een baan in zit. Of ze dan niet hun hart

moeten volgen? Zeker, maar er moet wel een markt

voor zijn. Iedereen wil profvoetballer worden, maar

dat zit er ook niet voor iedereen in. In Amerika moeten

studenten hun studie zelf betalen. Dat kost hen tussen

de 50.000 en 100.000 dollar. Daar denken studenten

veel harder na of ze die schuld met een baan kunnen

terugverdienen. Mijn advies? Jongens, kijk naar de

arbeidsmarkt! Er is geen vraag naar pretstudies.

Kies voor een studie die een baan oplevert.”

vraag 4: mbo­instellingen willen niet langer roc’s heten, omdat die naam een negatieve lading heeft. hoe kijkt u tegen het imago van het mbo aan?

vraag 1: een nieuwe gouden eeuw… hoe komt u zo optimistisch?

vraag 5: hoe kunnen mbo­studenten zich voorbereiden op de arbeidsmarkt van morgen?

vraag 2: is het mbo in nederland op een goede manier met de toekomst bezig?

vraag 3: Denkt u dat het onderwijsstelsel van het mbo de komende jaren zal veranderen?

BACK STAGE

26 / 27

Page 28: Backstage 20

het gouDen hoRLoge Is passé

Arbeidsmarkt verandert

Tekst Sander van der Ploeg Foto Paul van Riel / HH

BACK STAGE

Page 29: Backstage 20

Het is misschien een harde conclusie, maar toch. Uw vakkennis is hoogstwaarschijnlijk achter-haald. Maar u bent niet de enige. Zelfs de kennis van pas afgestudeerden heeft al afgedaan. Overdreven? Het is maar hoe je het bekijkt. Werk verandert in een hoog tempo. De eisen van vandaag gelden niet meer voor morgen. Sectoren vervagen, beroepen verdwijnen. Welkom op de vloeibare arbeidsmarkt.

Dit is althans hoe de Pools-Britse socioloog en filosoof

Zygmunt Bauman de moderne, Westerse arbeidsmarkt ziet.

Deze wordt niet langer bepaald door een eenduidige baan

voor het leven. Grenzen tussen vakdisciplines, functies en

sectoren zijn ‘vloeibaar’ geworden en nemen steeds nieuwe

vormen aan. Gevolg: verregaande flexibiliteit. De bakker van

vandaag kan best wel eens de verpleger van morgen zijn, als

de arbeidsmarkt daarom vraagt.

Zo’n twintig jaar geleden kon je rustig veronderstellen dat

een mbo-student zijn tijdens de opleiding opgedane

vaardigheden verzilverde op de arbeidsmarkt. Een goed

opgeleide metaalbewerker bijvoorbeeld kon gedurende zijn

loopbaan eens promotie maken, maar dat was het dan ook

wel. Aan het einde van de rit maakte hij aanspraak op zijn

zorgvuldig opgebouwde pensioenpot van de metaalsector.

De weg was uitgestippeld.

Als Bauman gelijk heeft, dan is aan deze zekerheid een einde

gekomen. Dat heeft logischerwijs grote gevolgen. Vooral voor

het beroepsonderwijs. Want wat heb je aan je specifieke

vakkennis als je mogelijk later geheel iets anders moet gaan

doen als je sector geen werk meer biedt? Als je vaardigheden

niet meer aansluiten bij je huidige functie door de voortschrij-

dende techniek? Is het onderwijs wel in staat studenten

te wapenen tegen deze onzekerheden? Of is de vloeibare

arbeidsmarkt een hype die de ‘stugge’ werknemer of het

‘rigide’ onderwijs tot meer flexibiliteit moet aanzetten?

veRsmeLtIngDe vloeibare arbeidsmarkt is geen toekomstmuziek, het is

een feit. Dat is althans de stellige mening van Jurriën Koops,

directeur Sociale Zaken van de Algemene Bond voor Uitzend-

ondernemingen (ABU). Steeds meer sectoren vinden elkaar,

tot versmelting aan toe, zo stelt hij vast. Want als we eerlijk

zijn, hoeveel fundamentele verschillen zijn er nu nog tussen

bijvoorbeeld de thuiszorg en de schoonmaak?

Goed, misschien een gemakkelijk gegeven voorbeeld. Maar

Koops is overtuigd van zijn gelijk. “Neem Intermediair, het

BACK STAGE

28 / 29

Page 30: Backstage 20

het gouDen hoRLoge Is PAsséveRvoLg

vacatureblad voor hoogopgeleiden. Daarin staan

de vacatures gerangschikt onder 28 sectoren.

Geloof me, de meeste academici realiseren

zich niet eens dat ze in een bepaalde sector

werkzaam zijn. Die grenzen zijn voor hen al

lang vervaagd.”

Dat vooral hoogopgeleiden vaker over de

schutting van hun vakgebied kijken, vindt

Koops een goede ontwikkeling. “Werk moet

leuk zijn en een uitdaging bieden, vooral voor

jongere werknemers. Als zij aanvoelen dat zij

zich op een bepaalde plek niet verder kunnen

ontwikkelen en geen nieuwe dingen kunnen

doen, dan haken ze af. De moderne werknemer

is de regisseur van zijn eigen loopbaan. Een

vloeibare arbeidsmarkt biedt daar alle ruimte

voor, zoals het hoort. Studenten moeten zich

daar als aankomend professionals bewust

van zijn.”

Dat klinkt plausibel, maar betekent dat ook dat

de moderne werknemer, al dan niet gedwongen

door economische omstandigheden gemakkelijk

naar een totaal andere sector overstapt? Koops:

“Onderzoek van het UWV toont aan dat 48

procent van de succesvol bemiddelde werk-

zoekenden dat inderdaad doet. Zeker in deze

tijden is van werk naar werk het Leitmotiv. Je

moet daarbij niet in hokjes denken. Liever die

onzekerheid dan de zekerheid van de WW, toch?”

Christoph Meng, senior onderzoeker van het

Researchcentrum Onderwijs en Arbeidsmarkt

(ROA) van de Universiteit Maastricht, heeft

zijn twijfels bij de lezing van Koops. Want

overstappen naar een totaal andere sector of

ander vakgebied, doe je niet zomaar. “Als je dat

doet, dan begin je door je gebrek aan kennis en

ervaring meteen onderaan de ladder”, verklaart

Meng. “Los daarvan vraag ik mij af wat Koops

hiermee bedoelt. Als een medisch secretaresse

haar baan verliest, kan ze haar basisvaardig-

heden ook toepassen bij een technisch bedrijf.

In theorie stapt ze over naar een andere sector,

maar haar dagelijkse werkzaamheden blijven in

grote lijnen hetzelfde. Overstappers gaan alleen

naar aanpalende sectoren.”

‘focus oP vAkkennIs’Zo bezien maakt Meng zich niet al te veel

zorgen over de consequenties van de vloeibare

arbeidsmarkt voor het mbo. Behoefte aan goed

opgeleide vakmensen blijft altijd bestaan. Je zou

hoogstens meer aandacht kunnen besteden aan

de generieke, analytische vaardigheden van

mbo-studenten, zodat zij zich sneller kunnen

aanpassen aan nieuwe werkzaamheden. “Maar

de focus moet altijd liggen op vakkennis”,

waarschuwt Meng. “Het mbo moet niet breder

worden dan het al is.”

Ook Dennis Wiersma, voorzitter van jongeren-

vakbond FNV Jong, zet zijn vraagtekens bij de

werkbaarheid en het nut van een vloeibare

arbeidsmarkt. Wat daarbij niet helpt, is dat de

overheid volgens Wiersma behoorlijk diffuus

is over dit verschijnsel. “Het ministerie van

Onderwijs hecht veel waarde aan Focus op

Vakmanschap en het topsectorenbeleid. Een

vloeibare arbeidsmarkt veronderstelt het

tegenovergestelde. Hoe kan dat?”

Wiersma concludeert dan ook dat de vloeibare

arbeidsmarkt vooral voordelen heeft voor

academici, met een brede opleiding. “Ik heb zelf

Sociologie gestudeerd, een breedtestudie waar je

in de praktijk bar weinig mee kan. Toch ben ik

nu voorzitter van een vakbond. Maar waar moet

de mbo-student die alleen niveau 1 of 2 heeft

naar uitwijken als hij geen baan vindt of

werkloos raakt?”

Het is volgens Wiersma voor 'kosmopolitisch

ingestelde, Randstedelijke academici' een stuk

gemakkelijker zich aan te passen aan de

voort durend veranderende eisen van de

arbeidsmarkt. Doordat ze abstracter kunnen

denken, ligt een breder palet aan carrière-

mogelijk heden voor hen open dat ze ook graag

wíllen verkennen.

gRote veRLIezeRs“De grote verliezers zijn de zogenaamde

structuurzoekers”, vervolgt Wiersma.

“Onderzoeksbureau Motivaction omschrijft

ze als laagopgeleide, negen-tot-vijf-werkers

die sterk hechten aan zekerheid. Een vloeibare

arbeidsmarkt ontneemt hen structuur en

duidelijkheid. Het mbo moet hen bijstaan

met steun, sturing en voorlichting, samen

met het bedrijfsleven. Dan hebben ook zij

een eerlijke kans.”

Het bedrijfsleven heeft inderdaad een sturende

rol voor het beroepsonderwijs en wil die

'De grootste verliezers zijn

de zogenaamde structuurzoekers'

Dennis Wiersma

Foto

Mar

cel v

an d

en B

ergh

/ H

H

BACK STAGE

Page 31: Backstage 20

verantwoordelijkheid ook graag op zich nemen,

stelt Gertrud van Erp, secretaris onderwijs bij

werk gevers organisatie VNO-NCW. “Ik merk niet

zoveel van een vloeibare arbeidsmarkt”, zegt zij.

“Maar als deze inderdaad fundamenteel

verandert, moeten het bedrijfsleven en het

onderwijs daar samen op inspringen.”

Vooral de werkgevers houden volgens Van Erp

de vinger aan de pols, want trends op de

arbeids markt signaleren, is in principe niet de

taak van het onderwijs. Wel verandert sociaal-

economisch gezien de maatschappij in een veel

hoger tempo dan pakweg dertig jaar geleden.

Modernisering moet je niet willen tegenhouden,

vindt Van Erp, “maar het is onzinnig te denken

dat het beroepsonderwijs deze transities iedere

keer maar kan bijhouden. Als wij als werkgevers

duidelijk aangeven waar wij behoefte aan

hebben, dan kan het beroepsonderwijs zich

richten op haar kerntaak: goede vakmensen

afleveren op wie wij zitten te wachten.” Ook

werkenden met een mbo-achtergrond hoeven

volgens Van Erp niet meteen wakker te liggen

van een vloeibare arbeidsmarkt. Tenminste, als

zij maar een ‘economisch courante’ opleiding

hebben gevolgd en ook op de werkplek

investeren in zichzelf. “Dat vakkennis binnen

no time achterhaald is, vind ik echt onzin”, aldus

Van Erp. “Zolang je maar de ontwikkelingen in je

vak bijhoudt. Werkgevers moeten hun personeel

die kans bieden en dat gebeurt al.”

Goed, als onderwijs en bedrijfsleven elkaar

stevig blijven omarmen en werknemers zich

blijven ontwikkelen op de werkvloer, biedt de

arbeidsmarkt dan enige structuur en zekerheid?

“Intrinsiek is bijna iedere werknemer of student

daarnaar op zoek”, concludeert Jurriën Koops

van de ABU. “Toch is het een illusie. De

zekerheden van vandaag zijn morgen

verdwenen. Het gouden horloge als beloning

voor een jarenlang dienstverband is passé.

Vertrouw niet op de schijnzekerheid van je

contract, maar op je vaardigheden, open geest

en zelfredzaamheid. Dan komt het goed.”

'De zekerheden van vandaag zijn

morgen verdwenen'

Jurriën Koops

Foto

Pet

er H

ilz /

HH

BACK STAGE

30 / 31

Page 32: Backstage 20

uitvindinGen

InnovAtIeve mok DIe vAn kLeuR veRschIetTekst Luuk Obbink Foto Ed van Rijswijk

Buiten is het koud, maar binnen staat er een

dampende mok warme chocolademelk op je te

wachten. Gulzig neem je een slok…om vervolgens

je tong te verbranden. Studenten van het SintLucas

in Eindhoven ontwikkelden de Unicup, die bij hitte

van kleur verschiet. Verbrande tongen behoren

nu definitief tot het verleden.

“We hadden acht maanden de tijd om een bedrijf

op te zetten, een product te bedenken, te ontwikkelen

en te produceren. Dat is gelukt: op de open dag in

januari konden we de Unicup presenteren, een rode

mok die transparant wordt als je er warme vloeistof

in giet”, vertelt Yannick de Bekker (21), manager van

het studentbedrijf. “We hebben de mok zelf ontworpen,

maar het meest bijzondere is de productietechniek:

de mok komt uit een 3D- printer. We willen hiermee

vooral een statement maken: kijk toch eens wat er

tegenwoordig allemaal mogelijk is met deze techniek.”

Naam: yannick de BekkerOpleiding: sintLucas te eindhovenProduct: De unicup

NIEUW!!!

BACK STAGE

Page 33: Backstage 20

De mok laat vooral zien wat er technisch mogelijk is. of de vinding ook commercieel interessant

is, moet de tijd leren. De productietijd van één mok is nu nog dertien uur, maar moet volgens

het studentbedrijf nog fors terug te brengen zijn. Dan gaat de mok € 14,95 kosten.

De unicup is vooral handig voor kinderen, om te voorkomen dat ze

hun mond branden. “oorspronkelijk was het idee om een transparante

mok te maken, die rood wordt bij warmte. Dat spreekt nog meer aan,

maar een kunststof met die eigenschappen bleek nog niet te bestaan."

In de 3D-printer wordt de mok laagje voor laagje

opgebouwd, met een biobased draad als basis-

materiaal. De mok kan van kleur veranderen,

doordat een thermochrome stof aan het materiaal

is toegevoegd. De Unicup is vaatwasserbestendig.

BACK STAGE

32 / 33

Page 34: Backstage 20

6,5

fons neger, oud-docent faculteit Industrieel

ontwerpen van de tu Delft en eigenaar van

Buro Industriële vormgeving

“Het idee is heel interessant, maar niet

nieuw, want er bestaan al mokken die

onder invloed van warmte van kleur

veranderen. Verder vind ik de

hoofdvorm niet erg sterk. Het doet me

eerlijk gezegd meer denken aan een

bloempot dan aan een drinkbeker. Daar

staat tegenover dat de structuur op de

buitenzijde best aardig is.”

jan verschoor, chief technical officer bij 3Delft, adviesbureau

gespecialiseerd in 3D-printen

“Met 3D-printtechniek is inderdaad heel veel mogelijk, maar

3D-printen is tijdrovend en duur. Zo’n mok produceren kun je veel

efficiënter doen met bijvoorbeeld spuitgieten. Bovendien is een

van kleur veranderende mok niet nieuw. Wel vind ik het altijd een

elegante oplossing om een materiaaleigenschap te benutten

om een informerende functie aan het product toe te voegen.”

DE jUry…

DE coNclUsIE

6,5De productiemethode van de unicup is beslist

innovatief, maar niet geschikt om de mok op

de markt te brengen. bovendien is het product

niet echt nieuw. De uitvinders zijn er wel in

geslaagd de bijzondere 3D­print techniek

weer eens onder de aandacht te

brengen.

76

Marieke van den Brink, moeder van Naomi (2,5)

en Brenda (6 maanden)

“Best handig voor kinderen dat de mok

van plastic is, maar is hij niet te breed om

goed vast te houden? Zou het niet beter

zijn om er een oor aan te maken? Het is

goed als kinderen hiermee leren wanneer

ze iets kunnen drinken of niet, maar als

ouder moet je altijd blijven opletten. Want

zo’n waarschuwing is leuk, maar als de

kinderen straks denken dat alle mokken zo

werken, zijn we natuurlijk verder van huis.”

uitvindinGen

InnovAtIeve mok DIe vAn kLeuR veRschIetveRvoLg

BACK STAGE

Page 35: Backstage 20

Pittige tAAL vAn… teun DekkeRTekst José Vorstenbosch Foto Arjen Schmitz

Waarom dit onderzoek?"in de filosofie worden argumenten op een precieze

en gestructureerde manier benaderd. Die manier van

argumenteren wilde ik vertalen naar de politiek. als

casestudy heb ik gekozen voor het debat over

top inkomens. in die discussie worden veel

argumenten gebruikt die vanzelfsprekend lijken. Dit

internationaal vergelijkend onderzoek laat zien dat het

onder de oppervlakte vaak veel complexer ligt. Dat maakt het

moeilijk om argumenten op hun waarde te schatten.”

Welke argumenten zijn volgens u steekhoudend?“het gaat mij er niet om vast te stellen wat je moet vinden,

maar om te verhelderen. onder de vraag wat een goed bestuurder

is, liggen drie fundamentele vragen. Wanneer kun je zeggen dat

twee banen in verschillende sectoren vergelijkbaar zijn? is een

goed bestuurder iemand die heel slim is of iemand die het hart

op de juiste plaats heeft? en tot slot, wat drijft mensen: geld of

bijdragen aan een hoger doel? als je die vragen kunt beantwoorden,

kan ik vertellen welke argumenten wel of niet overtuigend zijn.”

kunnen onze vertegenwoordigers zo slecht argumenteren?“politiek is een manier geworden om je zin te krijgen en niet om

collectief naar problemen te kijken. strategisch is het beter om

jezelf terug te trekken in een waas van nevelen dan om je argumenten

helder uiteen te zetten. met dit onderzoek hoop ik de politiek een

spiegel voor te houden. Jullie zeggen dit, maar wat bedoelen jullie

precies en wat zijn daarvan de consequenties? als je keuzes kunt

uitleggen, creëer je vertrouwen.”

Past dit wel bij de huidige tijdgeest?“in de politiek en media gaat het om soundbites. twitter heeft

140 karakters! Ja sorry, daar kan het niet in. ik zou willen dat mensen

af en toe een stap terug zetten om te kijken wat er achter bepaalde

uitspraken zit. Door na te denken over waarom je iets vindt en wat

daarvoor de argumenten zijn, stel je jezelf open om verrast te worden.”

uw onderzoek plaatst de discussie over beloning in een nieuw daglicht. Al enthousiaste reacties van topbestuurders ontvangen?“nee. het is natuurlijk een buitengewoon gevoelig onderwerp. maar

ik heb wel gesproken met kamerleden en ambtenaren. Zij worden

geconfronteerd met emotionele en abstracte vragen uit de samenleving,

die ze vervolgens moeten vertalen naar standpunten en beleid. met

name ambtenaren hebben behoefte aan iemand die zegt: dit is wat

er leeft, hoe kunnen we dat begrijpen?”

Ligt hier ook een taak voor het onderwijs?“mijn studenten hebben vaak allerlei meningen. als docent vraag ik

ze op te schrijven wat hun argumenten zijn en waar ze die op baseren.

Zo komen ze erachter waarom ze iets vinden, maar het gebeurt ook

dat ze hun mening bijstellen. Dan gaan bij mij de kerkklokken luiden!

voor het beroepsonderwijs geldt evengoed dat je mensen moet leren

hun eigen standpunten en argumenten duidelijk te communiceren.

een professional moet immers weloverwogen keuzes kunnen maken

en die kunnen uitleggen.”

Filosoof Teun Dekker (University College Maastricht) heeft kritiek op de manier van argumenteren in de politiek. Samen met veertien assistenten analyseerde hij documenten uit zeventien landen over de beloning van publieke top bestuurders. Uit de analyse blijkt dat de argumenten in het beloningsdebat vaak gebaseerd zijn op veronderstellingen.

pittiGe taal

'In de politiek en media gaat het

om soundbites'

34 / 35

BAck stAge

Page 36: Backstage 20

“Wie bang is dat studenten

mislukken door de lat voortaan

hoger te leggen, weet in elk geval

zeker dat er nooit iemand echt

zal slagen.”

volkskrant.nl­columnist arjan Dasselaar doet een oproep

aan studenten om boven de middelmaat uit te stijgen.

“ook bestaat het gevaar dat het

laatste schooljaar helemaal in het

teken gaat staan van oefenexamens

en dat de leerlingen 'gedresseerde

toetsapen' worden.”

Door de aanscherping van de exameneisen in het

vo ligt onderwijsverschraling op de loer, waarschuwt

Dick te boekhorst, rector koning Willem ll college

[brabants Dagblad].

“De individuele ontwikkeling

als doelstelling van het onderwijs

staat onder druk. (…) Wel voeden

we steeds meer prinsjes en

prinsessen op.”

volgens niek rennenberg, docent bij het

Wellantcollege, begint goed onderwijs met

investeringen en luisteren naar gepassioneerde

onderwijsmensen. [eindhovens Dagblad].

“Allemachtig zeg. negen ton

gemeenschapsgeld uitgeven,

omdat mensen 'Rok' zeggen in

plaats van er oo cee.”

conrad berghoef, docent nederlands roc friese poort,

slaat steil achterover van de negen ton die het summa

college betaald heeft voor een nieuwe huisstijl en een

andere naam op de gevel [twitter].

“Rekenen en spellen hebben we

met elkaar enorm laten verslonzen.

je kunt dit de docenten niet aan-

rekenen: wij hebben ze zo opgeleid.”

volgens politiek commentator martin sommer wil

minister bussemaker “met zo'n wij­bak” maar één

ding zeggen: er zijn geen verantwoordelijken

[volkskrant].

“een huis koop je ook niet op basis

van een brochure.”

piet van ierland, directeur marketing en communicatie

bij fontys, vindt dat toekomstige studenten bij het

maken van hun studiekeuze verder mogen kijken

dan hun neus lang is [besturenraad.nl].

“je kunt beter aan schilders-

patronen vragen wat de leerlingen

aan competenties nodig hebben dan

aan mensen van het departement.”

De overheid zit het mbo te dicht op de huid, vindt

bestuurskundig hoogleraar roel in ’t veld [profiel].

"een kind van acht heeft na vier jaar

onderwijs als twaalfjarige nog geen

economische waarde."

in de doorrekeningen van het cpb moet elke

geïnvesteerde euro in het onderwijs binnen vier jaar

geld opleveren. Dat leidt tot kortetermijndenken,

waarschuwt hans clevers, voorzitter knaW [nu.nl].

"net als bij het bed van Procrustes proberen we onze kinderen

bij te schaven, zodat ze passen in het onderwijssysteem.

terwijl technologie het mogelijk maakt dit om te draaien."

klassikaal onderwijs is niet voor iedereen een goede manier om te leren, vindt eurocommissaris neelie kroes [financieel Dagblad].