Upload
vominh
View
226
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
RIGO Research en Advies Woon- werk- en leefomgeving www.rigo.nl
.
Demografie en de woningmarkt
De gevolgen van het toenemend aantal
alleenstaanden voor de woningmarkt
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij RIGO. Het gebruik van cijfers en/of tek-
sten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de
bron duidelijk wordt vermeld. RIGO aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of
andere onvolkomenheden.
RIGO Research en Advies Woon- werk- leefomgeving www.rigo.nl
.
Demografie en de woningmarkt
De gevolgen van het toenemend aantal
alleenstaanden voor de woningmarkt
Opdrachtgever
Contactpersoon
Han Joosten, Bob Guldemond
Projectnummer
P36500
Datum
7 mei 2018
Auteurs
André Buys; [email protected]; 020 522 11 73
m.m.v.
Michelle.Hu; [email protected]; 020 522 11 53
. Demografie en de woningmarkt
Inhoud
0. Samenvatting 1
Aanleiding en achtergrond van deze studie 3
Waar komen de huishoudens vandaan? 5
Vragers, aanbieders en zittenblijvers 12
Blik in de toekomst 29
Alleenstaanden in soorten en maten 39
Jonge gezinnen en lege nesten 55
Huishoudensontwikkeling ontleed 5
Alleenstaanden 7
Meerpersoonshuishoudens zonder kinderen 8
Huishoudens met kinderen 8
Regionale verschillen 9
Reconstructie van woningmarktdynamiek 12
Vraag en aanbod naar levensfase 12
Vraag en aanbod per woningtype 19
Regionale verschillen 24
De periode 2017-2022 29
De periode 2017-2027 35
Vier soorten alleenstaanden 39
Nieuwe huishoudens 40
Pas gescheiden 44
Verweduwd 47
Lege nesten (voorheen eenouderhuishoudens) 51
Jonge gezinnen 55
Lege nesthuishouden 58
. Demografie en de woningmarkt 1
0. Samenvatting Het aantal alleenstaanden in Nederland neemt al sinds de eeuwwisseling snel toe, veel snel-
ler dan andere typen huishoudens. Met de vergrijzing in het verschiet zal deze trend nog
verder doorzetten. De vraag dringt zich op wat dit betekent voor de woningmarkt. Deze
vraag is onderzocht door individuele huishoudens in de tijd te volgen met behulp van de Mi-
crodata van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) .
Het dynamisch perspectief biedt zicht op de levensloop van huishoudens. Achter een per
saldo toe- of afname gaat instroom en uitstroom schuil. Daarbij is in hoge mate sprake van
communicerende vaten. De alleenstaanden van vandaag zijn de gezinnen van morgen, en
omgekeerd. Het feit dat huishoudens op zeker moment van samenstelling veranderen, wil
echter nog niet zeggen dat ze actief worden op de woningmarkt, niet als vragers en ook niet
als aanbieders.
Alleenstaanden in soorten en maten
Alle alleenstaanden hebben één ding gemeen: het zijn allemaal kleine huishoudens. Maar
verder is het een heterogene categorie. Gekoppeld aan overgangen (gebeurtenissen) kun-
nen vier soorten alleenstaanden worden onderscheiden: nieuwe huishoudens (bijvoorbee ld
kinderen die het ouderlijk huis verlaten, al dan niet voor de eerste keer), pas gescheiden al-
leenstaanden, voormalige eenouderhuishoudens (waar het laatste kind het huishouden
heeft verlaten) en pas verweduwden. Al die verschillende alleenstaanden kennen een heel
verschillend vertrekpunt en vervolg van hun leven, met verschillende gevolgen voor de wo-
ningmarkt.
Nieuwe huishoudens en pas gescheidenen zijn bijzonder actief op relatie- en woningmarkt.
Zij zijn doorgaans ook nog jong (rond de 24) respectievelijk betrekkelijk jong (rond de 35).
We treffen ze bovengemiddeld aan in appartementen en in de vier grote steden. De mees-
ten zijn na vijf jaar niet meer alleenstaand. Een minderheid is na vijf jaar nog altijd (of we-
derom) alleenstaand. Deze ‘langdurig alleenstaanden’ betrekken vaak (wederom) een appar-
tement in de grote stad, terwijl degenen die niet meer alleenstaand zijn na vijf jaar vaker in
eengezinshuizen en buiten de grote steden te vinden zijn. Dit patroon is sinds het begin van
deze eeuw heel licht verschoven. Het aandeel ‘langdurig alleenstaanden’ (of ‘seriële alleen-
staanden’) onder gescheidenen is iets toegenomen, evenals hun concentratie in de vier
grote steden.
Verweduwden (rond de 74 jaar) en voormalige eenouderhuishoudens (thans alleenstaand,
rond de 56) volgen een heel ander pad. Meestal gaan zij geen (nieuwe) relaties meer aan en
blijven zij wonen waar ze wonen. Dat is in veel gevallen in een eengezinshuis en buiten de
grote steden. De honkvastheid van verweduwden in eengezinswoningen is sinds het begin
van deze eeuw nog toegenomen.
Jonge gezinnen blijven zich aandienen
Bij alle aandacht voor alleenstaanden dreigen huishoudens met kinderen uit beeld te raken.
Het aantal huishoudens met kinderen mag dan per saldo weinig meer toenemen, er worden
wel voortdurend nieuwe jonge gezinnen ‘aangemaakt’.
Hoewel het niet per definitie zo is dat huishouden met kinderen slechts gedijen in eenge-
zinswoningen, is de eengezinswoning (in de brede zin van het woord) in de praktijk wel de
. Demografie en de woningmarkt 2
dominante woonvorm onder gezinnen. Als ze er niet al wonen, maken jonge gezinnen bin-
nen vijf jaar massaal de stap van appartement naar eengezinswoning. Sinds de crisis treffen
we wel meer jonge gezinnen aan in appartementen dan aan het begin van deze eeuw, maar
als deze jonge gezinnen vijf jaar worden gevolgd is h et verschil verdwenen en woont rond
85% in een eengezinswoning. Kennelijk duurt het langer dan in het verleden voordat jonge
gezinnen de stap (kunnen) maken, maar uiteindelijke belanden ze wel in d at eengezinshuis.
Of dit ‘uitstelgedrag’ een kwestie is van bewuste keuze (voor het appartement en het stede-
lijk leven) of van negatieve keuze (onderwaterhypotheek, geen geschikt aanbod , dure vier-
kante meters) is hier niet verder onderzocht.
Steeds meer zittenblijvers
De te verwachten toename van het aantal alleenstaanden is vooral een gevolg van de ver-
grijzing van de omvangrijke groep inwoners, geboren in de periode 1945 -1970. Deze groep is
voorlopig nog niet van het toneel verdwenen. Veel huishoudens uit deze jaren bevinden zich
momenteel nog in de gezinsfase, maar dat gaat veranderen. Eenouderhuishoudens verande-
ren (direct) in alleenstaanden, tweeouderhuishoudens (eerst) in stellen zonder kinderen, la-
ter alsnog in alleenstaanden.
Opbouw en afbouw van huishoudens met kinderen heffen elkaar in de huishoudenstatistiek
nagenoeg op, maar mogen op de woningmarkt niet zomaar tegen elkaar worden wegge-
streept. Voor het aanbod op de woningmarkt maakt het veel uit wat huishoudens gaan doen
als de kinderen het huis uit zijn. Maken ze een ‘stap terug’, bijvoorbeeld naar een apparte-
ment, dan komt hun woning - in veel gevallen een eengezinswoning - beschikbaar voor
jonge (aanstaande) gezinnen. Blijven ze op hun nest zitten, dan kan het nog lang duren voor-
dat de laatst overgebleven partner overlijdt en de woning langs ‘natuurlijke weg’ vrij komt.
In dat geval zal de vergrijzing er voorlopig vooral toe leiden dat er steeds meer ‘gezinswo-
ningen’ worden bewoond door niet-gezinnen: alleenstaanden en ook stellen zonder kin-
deren. Afgaande op de levensloop van achtereenvolgende lichtingen lege nesthuishoudens
sinds het begin van deze eeuw mogen we vooral dat laatste verwachten.
Meerdere (doel-)groepen actief op de woningmarkt
Een overall reconstructie van woningmarktactiviteiten (of het ontbreken daarvan) naar le-
vensfase in de periode 2012-2017 maakt duidelijk dat de (per saldo) ontwikkeling van het
aantal huishoudens niet gelijk opgaat met woningmarktactiviteiten. Waar de per saldo groei
vooral uit alleenstaanden bestond, was de effectieve vraag op de woningmarkt veel gediffe-
rentieerder. Meer dan de helft van de vraag was afkomstig van huishouden met kinderen en
stellen, meestal nog in de opbouwfase van hun leven. Middelbare stellen en oudere alleen-
staanden waren vooral zittenblijvers. Sinds het begin van deze eeuw zijn senioren naar ver-
houding steeds vaker zittenblijvers en steeds minder vaak vragers dan wel aanbieders . In-
dien dit zo blijft zal de toename van het aantal (oudere) alleenstaanden slechts beperkt van
invloed zijn op de woningmarkt, zowel aan de vraagkant als aan de aanbodkant. En aange-
zien het totaal aantal huishoudens voorlopig nog toeneemt, zijn het dan toch ook de andere
doelgroepen voor wie gebouwd moet worden, onder wie ook jonge (aanstaande) gezinnen.
. Demografie en de woningmarkt 3
Aanleiding en achtergrond van deze studie
Het aantal alleenstaanden in Nederland neemt snel toe, veel sneller dan het aantal huis-
houden met kinderen. Met de vergrijzing in het verschiet zal deze trend nog verder door-
zetten. Wat betekent dit voor de woningmarkt?
Vertrekpunt: steeds meer alleenstaanden
Er komen steeds meer alleenstaanden. Dit is een trends die al minstens sinds het begin van
deze eeuw aan de gang is en die voorlopig nog niet ten einde is. Dit is weergegeven in figuur
1-1.1 Tot halverwege deze eeuw zal het aantal huishoudens in Nederland nog met een kleine
900.000 toenemen. Er komen vooral alleenstaanden (ofwel eenpersoonshuishoudens) bij. In
de figuur is tevens te zien dat na 2030 de groei gaat afvlakken, om rond het midden van de
eeuw tot stilstand te komen.
f i gu u r 1 - 1 O n t w ik k e l in g va n h e t a an t a l h u i sh o u de n s i n N e de r l an d ( br o n : C B S )
De implicatie van deze ontwikkeling voor de woningmarkt in kwantitatieve zin is duidelijk.
Om al die extra huishoudens te kunnen huisvesten zullen er voorlopig nog woningen aan de
voorraad moeten worden toegevoegd. Voor wie moet worden gebouwd is minder duidelijk.
De voor de hand liggende conclusie is dat het vooral alleenstaanden zijn voor wie gebouwd
moet worden. En aangezien dit kleine huishoudens zijn, is de volgende voor de hand lig-
gende conclusie dat dit dan vooral kleine woningen dan wel appartementen moeten zijn. De
werkelijkheid is genuanceerder.
1 De huishoudensprognose van het CBS is gepubliceerd in december 2015 en heeft als eerste progno-
sejaar 2016. De prognose zal worden geactualiseerd in december 2018. Tenzij anders vermeld wor-
den onder huishoudens met kinderen ook eenouderhuishoudens begrepen. Omwille van de lees-
baarheid wordt deze groep in deze rapportage ook wel kortweg aangeduid met de term ‘gezinnen’.
Onder meerpersoonshuishoudens zonder kinderen worden in deze rapportage ook zogeheten ‘ove-
rige huishoudens’ gerekend (bijvoorbeeld broer en zus of woongroepen). De meerderheid zijn pa-
ren.
1.500.000
2.000.000
2.500.000
3.000.000
3.500.000
4.000.000
2000 2010 2020 2030 2040 2050
aa
nta
l hui
sho
uden
s
alleenstaand
huishouden metkind(eren)
meerpersoonszonder kind(eren)
. Demografie en de woningmarkt 4
f i gu u r 1 - 2 O n t w ik k e l in g va n h e t a an t a l a l le e n st aa n de n in N e d e r l an d ( br o n : C B S )
Tot voor kort waren het alleenstaanden van uiteenlopende leeftijd die er bij kwamen. Als we
vooruitkijken, zien we dat de toekomstige alleenstaanden vrijwel uitsluitend senioren zijn,
met dank aan de vergrijzing. Thans (2017) is één op de drie alleenstaanden een 65-plusser,
in 2032 zal blijkens de prognose van het CBS 43% van de alleenstaa nden 65 jaar of ouder
zijn, daarna loopt het aandeel 65-plussers nog verder op (zie figuur 1-2). In het volgende
hoofdstuk komen we nog terug op de vergrijzing. Belangrijk gegeven voor de woningmarkt is
dat al die toekomstige oudere alleenstaanden, in tegenstelling tot jongeren, allemaal al een
woning hebben (uitzonderingen daargelaten), waar ze vaak nog als gezin hebben gewoond.
Het maakt voor de woningmarkt veel uit of deze oudere alleenstaanden nog een stap ma-
ken, bijvoorbeeld naar dat appartement, of blijven zitten. In dat laatste geval hoeft er ook
niet voor ze gebouwd te worden. Anders gezegd: de toename van het aantal alleenstaanden
maakt deze huishoudens niet automatisch de doelgroep voor nieuwbouw.
Vervolg van deze rapportage
Teneinde de implicaties van het groeiend aantal alleenstaanden voor de woningmarkt beter
te kunnen duiden, is inzicht gewenst in het woningmarktgedrag dat deze en andere typen
huishoudens in diverse stadia van hun leven vertonen. Deze studie beoogt dit inzicht te ver-
groten. Dit doen we door huishoudens in de tijd te volgen. De focus is daarbij gericht op de
alleenstaanden, maar deze kunnen niet los worden gezien van ander typen huishoudens.
In het vervolg van deze rapportage wordt eerst de huishoudensontwikkeling nader ontleed.
Dit maakt duidelijk hoe de alleenstaanden (en ook andere typen huishoudens) ‘ontstaan’.
Vervolgens wordt gekeken hoe actief (of juist inactief) huishoudens in verschillende stadia
van hun leven zijn op de woningmarkt. En tot slot wordt ingezoomd op een select aantal re-
cent gevormde huishoudens uit verschillende geboortecohorten. Dit maakt duidelijk of en
hoe het verhuisgedrag, gegeven de levensfase, sinds het begin van deze eeuw is veranderd.
-
200.000
400.000
600.000
800.000
1.000.000
1.200.000
1.400.000
1.600.000
1.800.000
2.000.000
2000 2010 2020 2030 2040 2050
aa
nta
l hu
ish
ou
de
ns
65-plus
30-64 jaar
15-29 jaar
. Demografie en de woningmarkt 5
Waar komen de huishoudens vandaan?
De toename van het aantal alleenstaanden roept de vraag op hoe alleenstaanden eigenlijk
‘ontstaan’. Het antwoord op deze vraag wordt duidelijk door huishoudens in de tijd te vol-
gen. Afhankelijk van de leeftijd worden alleenstaanden gevormd, maar ook weer ‘opgehe-
ven’. Dit geldt ook voor andere typen huishoudens. Achter een per saldo toe- of afname
gaat instroom en uitstroom schuil. Daarbij is in hoge mate sprake van communicerende va-
ten. De alleenstaanden van vandaag zijn de gezinnen van morgen, en omgekeerd.
Huishoudensontwikkeling ontleed
Goed beschouwd is het niet zinvol om over alleenstaanden te spreken alsof het om een ho-
mogene groep gaat. Wanneer huishoudens niet alleen naar type, maar ook naar leeftijd
worden onderscheiden, blijkt dat alleenstaanden relatief vaak te vinden zijn onder jongeren
en onder senioren. In de leeftijd tussen de 35 en de 55 overheersen huishoudens met kin-
deren. Dit is te zien in figuur 2-1. Zoals nog zal blijken, vertonen jonge alleenstaanden heel
ander gedrag op de woningmarkt dan oudere alleenstaanden.
Vergrijzing van de babyboomers
Deze figuur maakt ook duidelijk waar de te verwachten toename van het aantal alleenstaan-
den door wordt veroorzaakt. Een omvangrijke groep Nederlanders is geboren tussen 1945
en 1970. De geboortepiek van vlak na de oorlog wordt vaak aangeduid met de term baby-
boom, maar in feite bleef het aantal geboorten tot circa 1970 hoog en strekt de geboorte-
golf zich uit over ongeveer 25 jaar. Pas na 1970 daalde het aantal geboorten (of eigenlijk de
huwelijksvruchtbaarheid) in korte tijd drastisch. Momenteel is de brede babyboomgeneratie
grofweg tussen de 47 en de 72 jaar oud. Dit is te zien in figuur 2-1, in de vorm van een
brede piek (eigenlijk een hooggebergte) in de middelste l eeftijdsklassen.
Ook in figuur 2-1 is te zien hoe deze brede piek langzaam maar zeker verschuift naar de ou-
dere regionen, waarbij tegelijkertijd een accentverschuiving optreedt in de samenstelling
van het huishouden. In 2007 waren de babyboomers nog overwegend in de gezinsfase. De
piek lag in de leeftijdsklasse 40-45 jaar. Tien jaar later, in 2017, is de piek tien jaar opge-
schoven en is de kopgroep al grotendeels uit de kinderen.
Het is niet moeilijk voor te stellen hoe het verder zal gaan met de babyboomers. In de on-
derste figuur is de situatie weergegeven zoals het CBS dat verwacht voor het jaar 2027. De
piek is tegen die tijd wederom tien jaar opgeschoven en nog slec hts een minderheid heeft
thuiswonende kinderen. Naarmate de leeftijd hoger ligt, zijn het ook steeds vaker alleen-
staanden. Hiermee is de verwachte toename van het aantal alleenstaanden grotendeels ver-
klaard en ingekleurd. Die toename betreft bij nadere bestudering uitsluitend senioren (zie
ook figuur 1-2).
Tegelijkertijd zien we dat in de jonge leeftijden voortdurend nieuwe lichtingen huishoudens
ontstaan, waaronder ook weer nieuwe huishoudens met kinderen. De figuur geeft indirect
ook inzicht in de levensloop van huishoudens. Jongeren beginnen vaak als alleenstaanden,
maken een gezinsfase door en eindigen weer als alleenstaanden. Omdat juist die levensloop
voor de woningmarkt van belang is, gaan we hier in het vervolg van dit hoofdstuk nader op
in.
. Demografie en de woningmarkt 6
f i gu u r 2 - 1 H u is h o u de n s n aar s am e n st e l l i n g , 2 0 0 7 , 2 0 1 7 e n 2 0 2 7 , n a ar l e e f t i j d r e f e r e n t i e -
pe r s o o n ( br o n : C B S )
-
100.000
200.000
300.000
400.000
500.000
600.000
700.000
800.000
900.000
aa
nta
l hu
ish
ou
de
ns 2007
alleenstaand meerpersoons zonder kind(eren) huishouden met kind(eren)
-
100.000
200.000
300.000
400.000
500.000
600.000
700.000
800.000
900.000
aa
nta
l hu
ish
ou
den
s
2017
alleenstaand meerpersoons zonder kind(eren) huishouden met kind(eren)
-
100.000
200.000
300.000
400.000
500.000
600.000
700.000
800.000
900.000
aa
nta
l hu
ish
ou
den
s 2027
alleenstaand meerpersoons zonder kind(eren) huishouden met kind(eren)
. Demografie en de woningmarkt 7
Alleenstaanden
Een gedetailleerd beeld van het ontstaan en ook weer ‘verdwijnen’ van alleenstaanden kan
worden verkregen door (referentiepersonen van) huishoudens in de tijd te volgen. 2 In figuur
2-2 is dit gedaan door de huishoudens op te knippen in leeftijdsklassen van vijf jaar en te
kijken hoe hun samenstelling in vijf jaar is veranderd. Daarbij zijn alleenstaanden uit 2017
vergeleken met vijf jaar jongere alleenstaanden uit 2012 . Voor sommigen is er in die vijf jaar
niets veranderd, behalve dat ze vijf jaar ouder zijn geworden. Zij zijn nog altijd (of wederom)
alleenstaand en zijn in de figuur terug te vinden als ‘onveranderd’. Maar zeker op jonge leef-
tijd blijven alleenstaanden niet lang alleen en worden er ook voortdurend nieuwe gevormd.
f i gu u r 2 - 2 O n t w ik k e l in g va n h e t a an t a l a l le e n st aa n de n t u sse n 2 0 1 2 e n 2 0 1 7
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
Tussen 2012 en 2017 kwamen er circa 226.000 alleenstaanden bij. In figuur 2-2 is te zien dat
deze toename een resultaat is van in- en uitstroom. Onder instroom verstaan we hier (refe-
rentiepersonen van) huishoudens die in 2012 nog niet alleenstaand waren. Dit kan zijn om-
dat ze toen überhaupt nog niet als huishouden bekend waren, bijvoorbeeld omdat ze nog bij
hun ouders inwoonden of lid waren van een ander huishouden. Het kan ook zijn dat hun
huishouden in 2012 anders was samengesteld. In hoofdstuk 0 zal uitgebreid worden inge-
gaan op de verschillende soorten alleenstaanden.
Onder uitstroom verstaan we referentiepersonen die in 2012 nog alleenstaand waren en in
2017 niet meer. Dit kan zijn omdat ze überhaupt niet meer in beeld zijn of omdat hun huis-
houden inmiddels anders is samengesteld. We zien veel uitstroom rond de leeftijd van der-
2 De analyses in deze en de volgende hoofdstukken zijn gebaseerd op een longitudinaal consistent be-
stand waarin inwoners en hun positie in huishoudens door de tijd heen zijn bijgehouden (CBS Micro-
data). In dit bestand zijn ook veranderingen die later bekend zijn geworden met terugwerkende
kracht doorgevoerd. Hierdoor wijken uitkomsten enigszins af van aantallen die door het CBS op Stat-
line zijn gepubliceerd.
-200.000
-150.000
-100.000
-50.000
0
50.000
100.000
150.000
200.000
250.000
300.000
aa
nta
l hu
ish
ou
den
s
leeftijd referentiepersoon in 2017
uitstroom onveranderd instroom
. Demografie en de woningmarkt 8
tig. Rond die leeftijd wordt niet alleen veel gescheiden, maar worden ook veel (nieuwe) re-
laties gevormd. Dit zien we terug aan de toename rond die leeftijd van andere typen huis-
houdens (die elders in dit hoofdstuk aanbod komen). Ook zien we uitstroom op gevorderde
leeftijd. Hier is overlijden een oorzaak die toeneemt met de leeftijd. De leeftijd in de grafiek
is de leeftijd die men in 2017 heeft of zou hebben gehad.
Meerpersoonshuishoudens zonder kinderen
Net als alleenstaanden zijn ook andere typen huishoudens door de tijd te volgen. In figuur
2-3 is dit gedaan voor meerpersoonshuishoudens zonder kinderen. Dit zijn in overgrote
meerderheid stellen. Te zien is dat er veel stellen worden gevormd rond de leeftijd van der-
tig, maar dat dit meestal slechts van korte duur is. Veel jonge stellen stromen ui t naar huis-
houdens met kinderen (en zijn dan als instromers terug te vinden in figuur 2-4 ) of gaan
weer uit elkaar (hetgeen leidt tot instroom in figuur 2-2).
f i gu u r 2 - 3 O n t w ik k e l in g va n h e t a an t a l m e e r pe r s o o n s h u i sh o u de n s z o n de r k in de r e n t u s se n
2 0 1 2 e n 2 0 1 7
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
Een tweede golf instromers van meerpersoonshuishoudens zonder kinderen vindt plaats on-
der vijftigers en zestigers. Dit zijn naast alleenstaanden die op latere leeftijd nog een part-
ner vinden vooral voormalige gezinnen die uit de kinderen raken . Middelbare stellen blijven
in meerderheid onveranderd. Op latere leeftijd vindt uitstroom plaats, vooral door verwedu-
wing, hetgeen weer leidt tot instroom bij de alleenstaanden. Per saldo nam het aantal meer-
persoonshuishoudens zonder kinderen tussen 2012 en 2017 met een kleine 44.000 toe.
Huishoudens met kinderen
Het aantal huishoudens met kinderen (inclusief eenouderhuishoudens) is tussen 2012 en
2017 maar met slechts (afgerond) 30.000 toegenomen. Achter dit saldo gaat echter in- en
uitstroom schuil. Onder dertigers en jonge veertigers worden veel nieuwe gezinnen ge-
vormd. Midden veertig slaat de balans om en vindt vooral uitstroom plaats. Op die leeftijd
verlaten kinderen het ouderlijk huis en blijven de ouders achter als stel zonder kinderen (of
-200.000
-100.000
0
100.000
200.000
300.000
400.000
aa
nta
l hu
ish
ou
den
s
leeftijd referentiepersoon in 2017
uitstroom onveranderd instroom
. Demografie en de woningmarkt 9
als alleenstaand in geval van een eenoudergezin). Na de leeftijd van zeventig zijn er niet
veel huishoudens met (thuiswondende) kinderen meer over.
f i gu u r 2 - 4 O n t w ik k e l in g va n h e t a an t a l h u i sh o u de n s m e t k i n de r e n t u s se n 2 0 1 2 e n 2 0 1 7
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
Regionale verschillen
De demografisch ontwikkelingen lopen uiteen tussen (typen) woongebieden in Nederland.
In bijgaande figuren is dit geïllustreerd door de analyses uit de vorige paragrafen te he rha-
len, met daarbij onderscheid in de vier grote steden (de G4), de groep middelgrote gemeen-
ten (de G32; veertig gemeenten) en ‘overig Nederland’ (als groep). De uitstroom is daarbij
weergegeven naar hun samenstelling en type locatie in 2012, de instroom en de qua samen-
stelling onveranderd gebleven huishoudens naar (onveranderd gebleven ) samenstelling en
locatie in 2017. Behalve van samenstelling kunnen huishoudens in deze figuren ook van type
locatie zijn veranderd.
Te zien is dat in de G4 jonge alleenstaanden het beeld domineren, zowel qua instroom als,
iets ouder, qua uitstroom. De aantrekkingskracht van de grote steden op jongeren uit de
rest van Nederland zien we hier terug. De aanwas van jonge alleenstaanden in de G4 bestaat
onder meer uit jongeren die in de rest van het land het ouderlijk nest verlaten. In ‘overig
Nederland’ wordt het beeld juist veel meer bepaald door huishoudens in de gezinsfase,
waarvan sommigen in de beschouwde periode de overgang naar de lege -nestfase hebben
gemaakt. Hun kinderen zijn uitgevlogen, deels naar de grote stad. Maar ook de nieuwe
jonge gezinnen blijven zich aandienen in overig Nederland. Hierin zien we juist weer de ‘ou-
dere jongeren’ terug die de steden verlaten om in de randgemeenten te settelen.
Jonge alleenstaanden, voor zover aanwezig in ‘overig Nederland’, blijven niet lang alleen-
staand. In de G4 zijn vooral jonge alleenstaanden veel vaker na vijf jaar nog altijd (of weer)
alleenstaand. Of, om precies te zijn, alleenstaanden in de G4 waren relatief vaak vijf jaar ge-
leden ook al alleenstaand. Dit geldt in alle leeftijdsklassen, maar vooral voor jongeren rond
de dertig. Het kan natuurlijk dat hun huishouden in de tussentijd (zelfs meerdere keren) van
-200.000
-100.000
0
100.000
200.000
300.000
400.000
500.000
600.000
aan
tal h
uis
ho
ud
ens
leeftijd referentiepersoon in 2017
uitstroom onveranderd instroom
. Demografie en de woningmarkt 10
samenstelling is veranderd. Het kan ook dat ze vijf jaar geleden elders in Nederland woon-
den. In hoofdstuk 4 zal blijken dat ‘langdurig alleenstaanden’ de neiging hebben naar de G4
te trekken of in de G4 te blijven, terwijl jonge alleenstaanden die na vijf jaar niet meer al-
leenstaand zijn de neiging hebben de G4 te verlaten of daar niet naar toe te gaan.
f i gu u r 2 - 5 O n t w ik k e l in g va n h e t a an t a l h u i sh o u de n s i n d e G 4 t u ss e n 2 0 1 2 e n 2 0 1 7
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
f i gu u r 2 - 6 O n t w ik k e l in g va n h e t a an t a l h u i sh o u de n s i n d e G 3 2 t u s s e n 2 0 1 2 e n 2 0 1 7
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
-60.000
-40.000
-20.000
-
20.000
40.000
60.000
80.000
100.000
< 20
j.
25
-30
j.
35
-40
j.
45
-50
j.
55
-60
j.
65
-70
j.
75
-80
j.
85
-90
j.
20
-25
j.
30
-35
j.
40
-45
j.
50
-55
j.
60
-65
j.
70
-75
j.
80
-85
j.
90 p
lus
< 20
j.
25
-30
j.
35
-40
j.
45
-50
j.
55
-60
j.
65
-70
j.
75
-80
j.
85
-90
j.
alleenstaand meerpers. zk. hh met k.
uitstroom onveranderd instroom
-100.000
-50.000
-
50.000
100.000
150.000
200.000
< 20
j.
25
-30
j.
35
-40
j.
45
-50
j.
55
-60
j.
65
-70
j.
75
-80
j.
85
-90
j.
20
-25
j.
30
-35
j.
40
-45
j.
50
-55
j.
60
-65
j.
70
-75
j.
80
-85
j.
90
plu
s
< 2
0 j.
25
-30
j.
35
-40
j.
45
-50
j.
55
-60
j.
65
-70
j.
75
-80
j.
85
-90
j.
alleenstaand meerpers. zk. hh met k.
uitstroom onveranderd instroom
. Demografie en de woningmarkt 11
f i gu u r 2 - 7 O n t w ik k e l in g va n h e t a an t a l h u i sh o u de n s i n o ve r ig N e de r la n d t u s se n 2 0 1 2 e n 2 0 1 7
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
Voorts zien we in overig Nederland aanwas van middelbare en oudere alleenstaanden en
middelbare stellen zonder kinderen, hetgeen samenhangt met een voortgaande vergrijzing.
In de G4 is deze aanwas maar heel gering; de betreffende generatie heeft destijds d e grote
steden massaal verlaten. De G32 nemen in dit alles een tussenpositie in. Van een omvang-
rijke uitstroom van oudere alleenstaanden – veelal als gevolg van overlijden – is nergens
nog sprake. Daarvoor zijn de babyboomers nog niet oud genoeg.
Uitstromers verschillen van instromers
De splitsing van de huishoudensontwikkeling in enerzijds huishoudensvorming en anderzijds
huishoudensontbinding/opheffing laat zien dat de vertaalslag van een (per saldo) ontwikke-
ling van typen huishoudens naar doelgroepen op de woningmarkt nog niet zo eenvoudig is.
De aanwas van alleenstaanden bestaat voor een belangrijk deel uit senioren, die allemaal al
een woning hebben. Jonge alleenstaanden werden de afgelopen jaren ongeveer net zo vaak
gevormd als weer opgeheven. Het aantal huishoudens met kinderen nam tussen 2012 en
2017 per saldo nog maar weinig toe, maar op de achtergrond werden wel jonge gezinnen
gevormd. Die in- en uitstroom van gezinnen kun je in de huishoudensstatistiek tegen elkaar
wegstrepen, maar op de woningmarkt kan dit niet zomaar. Dat zou hooguit kunnen indien
de gezinnen die uit de kinderen raken allemaal woningen vrijmaken, die dan weer door de
nieuw gevormde gezinnen kunnen worden betrokken. In het volgende hoofdstuk zal nader
worden ingegaan op de woningmarktactiviteiten van huishoudens in de verschillende fasen
van hun leven.
-150.000
-100.000
-50.000
-
50.000
100.000
150.000
200.000
250.000
300.000
350.000
< 20
j.
25
-30
j.
35
-40
j.
45
-50
j.
55
-60
j.
65
-70
j.
75
-80
j.
85
-90
j.
20
-25
j.
30
-35
j.
40
-45
j.
50
-55
j.
60
-65
j.
70
-75
j.
80
-85
j.
90 p
lus
< 20
j.
25
-30
j.
35
-40
j.
45
-50
j.
55
-60
j.
65
-70
j.
75
-80
j.
85
-90
j.
alleenstaand meerpers. zk. hh met k.
uitstroom onveranderd instroom
. Demografie en de woningmarkt 12
Vragers, aanbieders en zittenblijvers
Het feit dat huishoudens op zeker moment van samenstelling veranderen wil nog niet zeg-
gen dat ze actief worden op de woningmarkt , niet als vragers en ook niet als aanbieders.
Veel huishoudens blijken te blijven zitten, vooral op gevorderde leeftijd. Een reconstructie
van woningmarktactiviteiten (of het ontbreken daarvan) naar levensfase maakt dit duide-
lijk. Het blijkt dan dat alleenstaanden weliswaar een substantieel aandeel hebben in de
vraag naar woningen, maar dat de vraag van andere typen huishoudens niet mag worden
onderschat. Het blijkt ook dat het woningaanbod uit de voorraad vooralsnog niet opweegt
tegen de vraag. Dit geldt voor appartementen, maar ook voor eengezinswoningen.
Reconstructie van woningmarktdynamiek
Net zoals de per saldo huishoudensontwikkeling per type kan worden opgesplitst in in-
stroom, uitstroom en een deel ‘onveranderd’ kan ook de woningmarktactiviteit per type
huishouden worden opgedeeld in vragers, aanbieders en ‘zittenblijvers’. Dit is gedaan door,
vooruitkijkend, met behulp van CBS-Microdata te kijken in hoeverre huishoudens na verloop
van tijd nog (deels) op hetzelfde adres woonden en, achteromkijkend, in hoeverre huishou-
dens voorheen al (deels) op hetzelfde adres waren gevestigd.
In dit hoofdstuk wordt de verhuisdynamiek van de periode 2012 -2017 gereconstrueerd voor
huishoudens in diverse levensfasen. Onder vragers verstaan we hier huishoudens waarvan
noch de referentiepersoon, noch de eventuele partner vijf jaar eerder al op het adres
woonde. Hieronder vallen bijvoorbeeld starters uit het ouderlijk huis. Onder aanbieders ver-
staan we huishoudens waarvan noch de referentiepersoon, noch de eventuele partner na
vijf jaar nog op het adres is terug te vinden. Daaronder vallen niet alleen huishoudens die
zijn verhuisd, maar bijvoorbeeld ook alleenstaanden die zijn overleden of naar een instelling
zijn verhuisd. Doorstromers tellen zowel bij aanbieders als bij vragers mee, maar kunnen in-
tussen wel van type zijn veranderd. Zittenblijvers zijn huishoudens die vijf jaar eerder al op
het adres woonden. Dit kan echter wel in een andere samenstelling zijn geweest. Een al-
leenstaande van wie de partner is overleden en die op hetzelfde adres is blijven wonen
geldt als een zittenblijver, maar was vijf jaar eerder nog geen alleenstaande (en ook geen
referentiepersoon). Gekeken is naar veranderingen in het tijdsbestek van vijf jaar. Het kan
zijn dat huishoudens in die periode meerdere keren zijn verhuisd , gevormd, opgeheven
en/of van samenstelling zijn veranderd. Deze tussenstappen worden hier niet in de analyse
meegenomen.
De reconstructie in dit hoofdstuk heeft betrekking op de periode 2012-2017 (de meest re-
cente periode waarvoor cijfers beschikbaar waren) en is daarmee uiteraard gekleurd door
de conjunctuur in deze periode. Ter vergelijking is tevens een reconstructie gemaakt van de
activiteiten aan het begin van deze eeuw (de periode 2000-2005) en de tussenliggende peri-
ode 2006-2011.
Vraag en aanbod naar levensfase
Op dezelfde manier als de huishoudensontwikkeling, namelijk door het volgen van huishou-
dens in stappen van vijf jaar, kan met behulp van de CBS Microdata ook de activiteit op de
woningmarkt per type huishouden tussen 2012 en 2017 worden gereconstrueerd.
. Demografie en de woningmarkt 13
Alleenstaanden
Uit deze reconstructie blijkt dat jonge alleenstaanden heel actief zijn, eerst als vragers en
als ‘oudere jongeren’ ook als aanbieders (figuur 3-1). Onder dertigers zijn er zelfs meer al-
leenstaanden die een woning vrijmaken dan (andere) alleenstaanden die een woning betrek-
ken. Onder veertigers en vijftigers slaat die balans weer om. Vanaf de leeftijd van vijfenzes-
tig zijn alleenstaanden vooral zittenblijvers en, naarmate de leeftijd vordert, ook in toene-
mende mate aanbieders.
f i gu u r 3 - 1 A c t iv i t e i t e n o p de w o n in gm a r k t do o r a l le e n st aa n d e n i n d e pe r io de 2 0 1 2 - 2 0 1 7 3
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
Gegeven een specifieke leeftijdsklasse is er sinds het begin van deze eeuw op het eerste ge-
zicht niet veel veranderd. We zien dan dat in de periode 2012 -2017 jonge alleenstaanden
heel actief waren op de woningmarkt, ongeveer net zo actief als hun leeftijdsgenoten dat
waren in de periode 2000-2005 (zie figuur 3-2 en figuur 3-3). Een betekenisvolle trend is wel
de afname van de woningmarktactiviteit onder alleenstaande senioren. Vanaf de leeftijd van
65 is in elke opvolgende klasse sprake van een afgenomen aandeel vragers en aanbieders,
en dus van een toegenomen aandeel zittenblijvers. Dit is betekenisvol, want juist het aantal
oudere alleenstaanden zal in de toekomst sterk toenemen.
3 De activiteiten op de woningmarkt in dit hoofdstuk zijn uitgedrukt in aantallen door referentieperso-
nen bewoonde woningen. Hierbij is gecorrigeerd voor referentiepersonen in niet-woningen (zoals
woonboten) en voor inwoning (meerdere referentiepersonen op hetzelfde adres).
-150.000
-100.000
-50.000
0
50.000
100.000
150.000
200.000
250.000
aa
nta
l be
wo
on
de
wo
nin
gen
leeftijd referentiepersoon in 2017
aanbieders zittenblijvers vragers
. Demografie en de woningmarkt 14
f i gu u r 3 - 2 A an de e l v r age r s o n d e r a l le e n s t a an de n i n dr ie pe r io de n s in ds h e t be g i n va n d e z e
e e u w
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
f i gu u r 3 - 3 A an de e l a an bie de r s o n de r a l le e n st aa n d e n i n dr ie pe r io d e n s i n d s h e t be g in v an
de z e e e u w
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
Meerpersoonshuishoudens zonder kinderen
Jonge meerpersoonshuishoudens zonder kinderen ( figuur 3-4) zijn kortstondig zeer actief op
de woningmarkt, eerst vooral als vragers (eind twintig), later ook als aanbieders (dertigers).
Vervolgens verdwijnt deze groep grotendeels van het toneel en daarmee ook van de wo-
ningmarkt. Onder veertigers en vijftigers overheersen de huishoudens met kinderen. In de
daarop volgende leeftijd zijn er juist weer veel stellen zonder kinderen. Het blijkt dan dat
dat deze stellen op leeftijd (veelal voormalige gezinnen met kinderen) maar heel beperkt ac-
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
aan
dee
l dat
in h
et b
etre
ffen
de
tijd
vak
de
wo
nin
g h
eeft
bet
rokk
en
leeftijd referentiepersoon aan het einde van het tijdvak
2000-2005 2006-2011 2012-2017
0%10%20%30%40%50%60%70%80%90%
100%
aa
nd
ee
l da
t in
he
t b
etr
eff
en
de
tijd
vak
de
w
on
ing
hee
ft v
erla
ten
leeftijd referentiepersoon aan het begin van het tijdvak
2000-2005 2006-2011 2012-2017
. Demografie en de woningmarkt 15
tief zijn op de woningmarkt, noch als vragers, noch als aanbieders. Dit zijn vooral zittenblij-
vers. Dit illustreert dat het per saldo overgaan van gezinnen met kinderen in lege -nest huis-
houdens niet betekent dat de woningen die door deze voormalige gezinnen worden be-
woond vrijkomen voor nieuwe gezinnen. Oudere stellen zijn bijzonder honkvast, verhou-
dingsgewijs nog meer dan oudere alleenstaanden.
f i gu u r 3 - 4 A c t iv i t e i t e n o p de w o n in gm a r k t do o r m e e r pe r so o n sh u i s h o u de n s z o n d e r k in de r e n i n
de pe r i o de 2 0 1 2 - 2 0 1 7
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
f i gu u r 3 - 5 A an de e l v r age r s o n d e r m e e r pe r s o o n s h u is h o u de n s z o n de r k i n d e r e n i n dr ie pe r io de n
s i n d s h e t be g in v an de z e e e u w
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
-150.000-100.000
-50.0000
50.000100.000150.000200.000250.000300.000350.000400.000
aa
nta
l be
wo
on
de
wo
nin
gen
leeftijd referentiepersoon in 2017
aanbieders zittenblijvers vragers
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
aan
dee
l dat
in h
et b
etre
ffen
de
tijd
vak
de
wo
nin
g h
eeft
bet
rokk
en
leeftijd referentiepersoon aan het einde van het tijdvak
2000-2005 2006-2011 2012-2017
. Demografie en de woningmarkt 16
f i gu u r 3 - 6 A an de e l a an bie de r s o n de r m e e r pe r so o n s h u is h o u de n s z o n de r k in de r e n i n dr ie p e r i -
o de n s i n d s h e t be g in v an de z e e e u w
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
Jonge stellen zijn sinds het begin van deze eeuw onverminderd actief op de woningmarkt.
Van stellen in de leeftijd 30-35 jaar uit het jaar 2000 was 74% recent in de woning komen
wonen, van stellen in deze leeftijd uit het jaar 2017 eveneens 74%. Onder oudere stellen is
het aandeel zittenblijvers echter toegenomen ten opzichte van de vragers (figuur 3-5). Ter
vergelijking: stellen van 60-65 jaar in het jaar 2005 waren voor 15% vragers (sinds 2005 in
de woning komen wonen), stellen in deze leeftijd in 2017 waren voor 10% vragers (sinds
2012 op het adres komen wonen). Dit heeft ook zijn weerslag gehad op het door oudere
stellen uit voorraad aangeboden woningen. Meer zittenblijvers betekent oo k minder aanbie-
ders (figuur 3-6).
f i gu u r 3 - 7 A c t iv i t e i t e n o p de w o n in gm a r k t do o r h u i s h o u de n s m e t k i n de r e n in de pe r io d e
2 0 1 2 - 2 0 1 7
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
0%10%20%30%40%50%60%70%80%90%
100%
aa
nd
ee
l da
t in
he
t b
etr
eff
en
de
tijd
vak
de
w
on
ing
hee
ft v
erla
ten
leeftijd referentiepersoon aan het begin van het tijdvak
2000-2005 2006-2011 2012-2017
-200.000
-100.000
0
100.000
200.000
300.000
400.000
500.000
600.000
aa
nta
l be
wo
on
de
wo
nin
gen
leeftijd referentiepersoon in 2017
aanbieders zittenblijvers vragers
. Demografie en de woningmarkt 17
f i gu u r 3 - 8 A an de e l v r age r s o n d e r h u i s h o u de n s m e t k in de r e n in dr ie pe r i o de n s i n d s h e t b e g in
va n de z e e e u w
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
f i gu u r 3 - 9 A an de e l a an bie de r s o n de r h u i sh o u de n s m e t k i n de r e n in dr ie pe r io de n s in d s h e t
be g in v an de z e e e u w
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
Huishoudens met kinderen
Huishoudens met kinderen zijn vooral als vragers op de woningmarkt actief, minder als aan-
bieders (figuur 3-7). Die vraag komt vooral van jonge gezinnen (dertigers). Gevorderde ge-
zinnen zijn vooral zittenblijvers. Na de vijftig raken veel gezinnen uit de kinderen, hetgeen
leidt tot ‘uitstroom’ van huishouden met kinderen (zie figuur 2-4 in het vorige hoofdstuk).
Die uitstroom gaat echter maar heel beperkt vergezeld van aanbod op de woningmarkt. De-
zelfde huishoudens blijven gewoon zitten, nu in een andere samenstelling. In figuur 3-8 is
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
15-20 j. 20-25 j. 25-30 j. 30-35 j. 35-40 j. 40-45 j. 45-50 j. 50-55 j. 55-60 j. 60-65 j. 65-70 j.
aa
nd
ee
l da
t in
he
t b
etr
eff
en
de
tijd
vak
de
w
on
ing
hee
ft b
etro
kken
leeftijd referentiepersoon aan het einde van het tijdvak
2000-2005 2006-2011 2012-2017
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
15-20 j. 20-25 j. 25-30 j. 30-35 j. 35-40 j. 40-45 j. 45-50 j. 50-55 j. 55-60 j. 60-65 j. 65-70 j.
aa
nd
ee
l da
t in
he
t b
etr
eff
en
de
tijd
vak
de
w
on
ing
hee
ft v
erla
ten
leeftijd referentiepersoon aan het begin van het tijdvak
2000-2005 2006-2011 2012-2017
. Demografie en de woningmarkt 18
de trend onder huishoudens met kinderen sinds het jaar 2000 weergegeven. Vanwege hun
gering aantal is de verhouding daarbij voor gezinnen van 70 jaar een ouder weggelaten.
Balans van vragers en aanbieders
In figuur 3-10 zijn vragers en aanbieders uit de voorgaande analyse gecombineerd. Hierbij
zijn de zittenblijvers buiten beschouwing gelaten. De figuur laat zien dat alle drie de typen
huishoudens actief zijn op de woningmarkt. Als we de vraag bekijken, blijkt dat alleenstaan-
den weliswaar een grote rol spelen als vragers op de woningmarkt, maar dat ook de vraag
van jonge gezinnen en jonge stellen zonder kinderen niet moeten onderschatten.
De figuur geeft ook nogmaals te zien dat de relatie tussen een statistische toename van ty-
pen huishoudens en de woningmarkt complex is. Terwijl het aantal oudere alleenstaanden
onder de zittende huishoudens in de beschouwde periode toenam, hebben zij slechts be-
perkt vraag uitgeoefend. En terwijl het aantal huishoudens met kinderen per saldo maar
heel weinig toenam, waren jonge gezinnen goed voor een substantiële vraag.
f i gu u r 3 - 1 0 G e vr aa gd e e n a an ge bo de n w o n in ge n i n de pe r i o d e 2 0 1 2 - 2 0 1 7
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
In vergelijking met het begin van deze eeuw is het gewicht van alleenstaanden op de wo-
ningmarkt wel toegenomen zowel aan de vraagkant als aan de aanbodkant. In figuur 3-11 en
figuur 3-12 zijn de perioden 2000-2005 respectievelijk 2006-2011 weergegeven. Uit de figu-
ren is af te leiden dat alleenstaanden in de periode 2000-2005 goed waren voor 37% van de
gerealiseerde vraag, in 2006-2011 voor 40% van de vraag en in 2012-2017 voor 43% van de
vraag. Het aandeel in de vraag van huishoudens met kinderen in deze perioden bedroeg res-
pectievelijk 34%, 32% en 31%. In 2000-2005 waren alleenstaanden goed voor 43% van het
aanbod, in 2006-2011 voor 46% en in 2012-2017 voor 50%. Het aandeel van huishoudens
met kinderen in het aanbod daalde van 28% via 27% naar 25%. Het toegenomen gewicht van
alleenstaanden op de woningmarkt is dus onmiskenbaar, maar met een aandeel van 43% in
de vraag zijn zij nog altijd in de minderheid ten opzichte van beide andere typen samen .
0
50.000
100.000
150.000
200.000
250.000
300.000
350.000
400.000
450.000
15
-20
20
-25
25-3
030
-35
35
-40
40
-45
45-5
050
-55
55
-60
60
-65
65-7
070
-75
75
-80
80
-85
85-9
09
0+
15
-20
20
-25
25-3
030
-35
35-4
04
0-4
545
-50
50-5
555
-60
60
-65
65-7
070
-75
75-8
08
0-8
585
-90
90
+
vragers (leeftijd een type in 2017) aanbieders (leeftijd en type in 2012)
alleenstaand meerpersoons zonder kind(eren) huishouden met kind(eren)
. Demografie en de woningmarkt 19
f i gu u r 3 - 1 1 G e vr aa gd e e n a an ge bo de n w o n in ge n i n de pe r i o d e 2 0 0 0 - 2 0 0 5
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
f i gu u r 3 - 1 2 G e vr aa gd e e n a an ge bo de n w o n in ge n i n de pe r i o d e 2 0 0 6 - 2 0 1 1
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
Vraag en aanbod per woningtype
Eengezinswoningen
Wanneer de voorgaande analyse wordt uitgesplitst naar woningtype (met onderscheid in
eengezinswoningen en appartementen), blijkt dat de vraag naar eengezinswoningen in de
periode 2012-2017 overwegend afkomstig is geweest van jonge stellen dan wel jonge gezin-
nen (figuur 3-13). Alleenstaanden waren onder de vragers naar eengezinswoningen duidelijk
0
50.000
100.000
150.000
200.000
250.000
300.000
350.000
400.000
450.000
15
-20
20
-25
25-3
030
-35
35
-40
40
-45
45-5
050
-55
55
-60
60
-65
65-7
070
-75
75
-80
80
-85
85-9
090
+1
5-2
02
0-2
525
-30
30-3
535
-40
40
-45
45-5
050
-55
55-6
06
0-6
565
-70
70-7
575
-80
80
-85
85-9
090
+
vragers (leeftijd een type in 2005) aanbieders (leeftijd en type in 2000)
alleenstaand meerpersoons zonder kind(eren) huishouden met kind(eren)
0
50.000
100.000
150.000
200.000
250.000
300.000
350.000
400.000
450.000
15
-20
20
-25
25-3
030
-35
35
-40
40
-45
45-5
050
-55
55
-60
60
-65
65-7
070
-75
75
-80
80
-85
85-9
09
0+
15
-20
20
-25
25-3
030
-35
35-4
04
0-4
545
-50
50-5
555
-60
60
-65
65-7
070
-75
75-8
08
0-8
585
-90
90
+
vragers (leeftijd een type in 2011) aanbieders (leeftijd en type in 2006)
alleenstaand meerpersoons zonder kind(eren) huishouden met kind(eren)
. Demografie en de woningmarkt 20
in de minderheid, evenals zeventigplussers. Onder aanbieders van eengezinswoningen tref-
fen we wel oudere huishoudens zonder kinderen aan. Ouderen laten (indien zij verhuizen)
veelal aantrekkelijke eengezinswoningen achter, die jarenlang bezet zijn geweest. Kwantita-
tief was dit aanbod uit de voorraad echter lang niet voldoende om in de vraag van jonge
huishoudens te voorzien.
In vergelijking met de periode ver voor de crisis, 2000-2005 (figuur 3-14) is het patroon wel
veranderd. Toendertijd waren er veel meer jonge huishoudens die eengezinshuizen wisten
te betrekken en eveneens jonge huishoudens die wisten door te stromen naar een ander
eengezinshuis. Dit is terug te zien in de (geëffectueerde) vraag en in het (uit voorraad vrijge-
maakte) aanbod uit die tijd. In het verschil tussen tijdvakken klinken zowel demografische
verstuivingen (‘ontgroening’ van het staartje van de babyboomgeneratie) als veranderende
marktomstandigheden door.
f i gu u r 3 - 1 3 V r age r s n aar e n aa n b ie de r s va n e e n ge z in sw o n in ge n i n d e pe r io de 2 0 1 2 - 2 0 1 7
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
0
50.000
100.000
150.000
200.000
250.000
15
-20
20
-25
25-3
030
-35
35
-40
40
-45
45-5
050
-55
55
-60
60
-65
65-7
070
-75
75-8
08
0-8
585
-90
90+
15-2
02
0-2
525
-30
30-3
535
-40
40
-45
45-5
050
-55
55-6
06
0-6
565
-70
70-7
575
-80
80
-85
85-9
090
+vragers (leeftijd een type in 2017) aanbieders (leeftijd en type in 2012)
alleenstaand meerpersoons zonder kind(eren) huishouden met kind(eren)
. Demografie en de woningmarkt 21
f i gu u r 3 - 1 4 V r age r s n aar e n aa n b ie de r s va n e e n ge z in sw o n in ge n i n d e pe r io de 2 0 0 0 - 2 0 0 5
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
f i gu u r 3 - 1 5 V r age r s n aar e n aa n b ie de r s va n e e n ge z in sw o n in ge n i n d e pe r io de 2 0 0 6 - 2 0 1 1
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
Appartementen
Terwijl alleenstaanden in de minderheid zijn waar het de vraag naar eengezinswoningen be-
treft, vormen zij de meerderheid van de vragers naar appartementen. In figuur 3-16 is te
zien dat in de periode 2012-2017 de vraag naar appartementen vooral afkomstig was van
huishoudens zonder kinderen, onder wie alleenstaanden in alle leeftijden. Dit gold ook vo or
het aanbod. Er is sprake van een piek in aanbieders van 75 jaar en ouder. Dit betreft veelal
overlijdensgevallen van alleenstaanden die de laatste fase van hun leven in een apparte-
ment doorbrachten.
0
50.000
100.000
150.000
200.000
250.000
15
-20
20
-25
25-3
030
-35
35
-40
40
-45
45-5
050
-55
55
-60
60
-65
65-7
070
-75
75
-80
80
-85
85-9
090
+1
5-2
02
0-2
525
-30
30-3
535
-40
40
-45
45-5
050
-55
55-6
06
0-6
565
-70
70-7
575
-80
80
-85
85-9
090
+
vragers (leeftijd een type in 2005) aanbieders (leeftijd en type in 2000)
alleenstaand meerpersoons zonder kind(eren) huishouden met kind(eren)
0
50.000
100.000
150.000
200.000
250.000
15
-20
20
-25
25-3
030
-35
35
-40
40
-45
45-5
050
-55
55
-60
60
-65
65-7
070
-75
75
-80
80
-85
85-9
090
+1
5-2
02
0-2
525
-30
30-3
535
-40
40
-45
45-5
050
-55
55-6
06
0-6
565
-70
70-7
575
-80
80
-85
85-9
090
+
vragers (leeftijd een type in 2011) aanbieders (leeftijd en type in 2006)
alleenstaand meerpersoons zonder kind(eren) huishouden met kind(eren)
. Demografie en de woningmarkt 22
f i gu u r 3 - 1 6 V r age r s n aar e n aa n b ie de r s va n ap par t e m e n t e n i n de pe r io de 2 0 1 2 - 2 0 1 7
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
In vergelijking met de periode 2000-2005 (figuur 3-17) valt op dat er in 2012-2017 meer
jonge huishoudens appartementen hebben betrokken. Veel huishoudens met kinderen wa-
ren daar echter niet bij. Hoewel appartementen niet per definitie ongeschikt zijn voor huis-
houdens met kinderen is het aanbod van appartementen duidelijk nog niet aantrekkelijk ge-
noeg om veel jonge gezinnen te bekoren.
f i gu u r 3 - 1 7 V r age r s n aar e n aa n b ie de r s va n ap par t e m e n t e n i n de pe r io de 2 0 0 0 - 2 0 0 5
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
0
50.000
100.000
150.000
200.000
250.000
15
-20
20
-25
25-3
030
-35
35
-40
40
-45
45-5
050
-55
55
-60
60
-65
65-7
070
-75
75-8
08
0-8
585
-90
90+
15-2
02
0-2
525
-30
30-3
535
-40
40
-45
45-5
050
-55
55-6
06
0-6
565
-70
70-7
575
-80
80
-85
85-9
090
+
vragers (leeftijd een type in 2017) aanbieders (leeftijd en type in 2012)
alleenstaand meerpersoons zonder kind(eren) huishouden met kind(eren)
0
50.000
100.000
150.000
200.000
250.000
15
-20
20
-25
25-3
030
-35
35
-40
40
-45
45-5
050
-55
55
-60
60
-65
65-7
070
-75
75
-80
80
-85
85-9
090
+1
5-2
02
0-2
525
-30
30-3
535
-40
40
-45
45-5
050
-55
55-6
06
0-6
565
-70
70-7
575
-80
80
-85
85-9
090
+
vragers (leeftijd een type in 2005) aanbieders (leeftijd en type in 2000)
alleenstaand meerpersoons zonder kind(eren) huishouden met kind(eren)
. Demografie en de woningmarkt 23
f i gu u r 3 - 1 8 V r age r s n aar e n aa n b ie de r s va n ap par t e m e n t e n i n de pe r io de 2 0 0 6 - 2 0 1 1
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
Toegenomen belang van alleenstaanden
Ook uitgesplitst naar woningtype zien we een toegenomen belang van alleenstaanden sinds
het begin van deze eeuw. Dit is samengevat in figuur 3-19. Deze figuur maakt onder meer
duidelijk dat alleenstaanden een dominante en toegenomen rol vervullen in de vraag naar
appartementen, maar dat de vraag van andere typen huishoudens en ook de vraag naar
eengezinswoningen, nog niet is verdwenen. Ook is te zien dat het aan bod van eengezinswo-
ningen uit de voorraad vooralsnog niet is toegenomen, ondanks de vergrijzing en de toe-
name van het aantal niet-gezinnen. Dit is in lijn met de bevinding dat oudere stellen en ou-
dere alleenstaanden vooral zittenblijvers zijn. De toename van deze typen huishoudens leidt
dus nauwelijks tot een toename van aanbod uit de voorraad. Daar komt bij dat lege nest-
huishoudens en vooral recent verweduwden hun woning steeds langer bezet houden. Elders
in deze studie wordt hierop teruggekomen.
0
50.000
100.000
150.000
200.000
250.000
15
-20
20
-25
25-3
030
-35
35
-40
40
-45
45-5
050
-55
55
-60
60
-65
65-7
070
-75
75
-80
80
-85
85-9
090
+1
5-2
02
0-2
525
-30
30-3
535
-40
40
-45
45-5
050
-55
55-6
06
0-6
565
-70
70-7
575
-80
80
-85
85-9
090
+
vragers (leeftijd een type in 2011) aanbieders (leeftijd en type in 2006)
alleenstaand meerpersoons zonder kind(eren) huishouden met kind(eren)
. Demografie en de woningmarkt 24
f i gu u r 3 - 1 9 V r age r s n aar e n aa n b ie de r s va n w o n in ge n i n dr ie p e r i o d e n s i n d s h e t be g in v an
de z e e e u w
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
Regionale verschillen
Mede vanwege grote demografische verschillen (zie hiervoor paragraaf 2.5) verschillen ook
vraag en aanbod op de woningmarkt aanzienlijk tussen delen van Nederland. In bijgaande
figuren is dit weergegeven voor de periode 2012-2017 voor achtereenvolgens de vier grote
steden (de G4), de middelgrote gemeenten (de G32) en ‘overig Nederland’. Daarbij is per
deelgebied onderscheid gemaakt in appartementen en, op dezelfde schaal, eengezinswonin-
gen.
Behalve de demografische context klinken in het aanbod per deelgebied ook kenmerken van
de voorraad door en in de geëffectueerde vraag ook kenmerken van de nieuwbouw. Wat er
aan het begin van de periode niet was, kon ook niet uit voorraad worden aangeboden. En
wat niet uit voorraad vrij kwam en ook niet is toegevoegd, kon niet door vragers worden be-
trokken. Het is dan ook niet vreemd te constateren dat zowel het aanbod uit de voorraad als
de geëffectueerde vraag in de G4 vooral bestaat uit appartementen. Eengezinswoningen
spelen in de G4 een ondergeschikte rol. Die appartementen worden in overgrote meerder-
heid betrokken en ook weer aangeboden door jonge huishoudens zonder kinderen. Huis-
houdens met kinderen, senioren en zelfs huishoudens van middelbare leeftijd spelen op de
grootstedelijke woningmarkt een beperkte rol.
Vraag en aanbod in de G32 vertonen trekken van dat in de G4, maar ook van dat in overig
Nederland. Eengezinshuizen worden in de G32 minder aangeboden en betrokken dan appar-
tementen, maar niet zo extreem weinig als in de G4. In overige Nederland worden vooral
eengezinswoningen uit voorraad aangeboden en tevens veel gevraagd. De vraag is overwe-
gend afkomstig van jonge stellen en van huishoudens met kinderen, het aanbod ook van
middelbare stellen en alleenstaanden. Aanbod door 75-plussers, waaronder door overlijden
of opname in een instelling, is er echter (nog) niet veel.
-
200.000
400.000
600.000
800.000
1.000.000
1.200.000
1.400.000
20
00
-'0
5
20
06
-'1
1
20
12
-'1
7
20
00
-'0
5
20
06
-'1
1
20
12
-'1
7
20
00
-'0
5
20
06
-'1
1
20
12
-'1
7
20
00
-'0
5
20
06
-'1
1
20
12
-'1
7
vragers aanbieders vragers aanbieders
appartementen eengezinswoningen
alleenstaand meerpersoons zonder kind(eren) huishouden met kind(eren)
. Demografie en de woningmarkt 25
f i gu u r 3 - 2 0 V r age r s n aar e n aa n b ie de r s va n e e n ge z in sw o n in ge n i n d e pe r io de 2 0 1 2 - 2 0 1 7 in d e
G 4
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
f i gu u r 3 - 2 1 V r age r s n aar e n aa n b ie de r s va n ap par t e m e n t e n i n de pe r io de 2 0 1 2 - 2 0 1 7 in de G 4
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
-
10.000
20.000
30.000
40.000
50.000
60.000
70.000
80.000
90.000
< 20
j.20
-25
j.2
5-3
0 j.
30
-35
j.35
-40
j.40
-45
j.4
5-5
0 j.
50-5
5 j.
55-6
0 j.
60
-65
j.6
5-7
0 j.
70-7
5 j.
75-8
0 j.
80
-85
j.85
-90
j.9
0 p
lus
< 20
j.2
0-2
5 j.
25-3
0 j.
30-3
5 j.
35
-40
j.40
-45
j.45
-50
j.50
-55
j.5
5-6
0 j.
60-6
5 j.
65-7
0 j.
70
-75
j.7
5-8
0 j.
80-8
5 j.
85-9
0 j.
90
plu
s
vragers (leeftijd referentiepersoon in 2017) aanbieders (leeftijd referentiepersoon in 2012)
alleenstaand meerpers. zk. hh met k.
-
10.000
20.000
30.000
40.000
50.000
60.000
70.000
80.000
90.000
< 20
j.2
0-2
5 j
.2
5-3
0 j
.3
0-3
5 j
.3
5-4
0 j
.4
0-4
5 j
.4
5-5
0 j
.5
0-5
5 j
.5
5-6
0 j
.6
0-6
5 j
.6
5-7
0 j
.7
0-7
5 j
.7
5-8
0 j
.8
0-8
5 j
.8
5-9
0 j
.90
plu
s<
20 j.
20
-25
j.
25
-30
j.
30
-35
j.
35
-40
j.
40
-45
j.
45
-50
j.
50
-55
j.
55
-60
j.
60
-65
j.
65
-70
j.
70
-75
j.
75
-80
j.
80
-85
j.
85
-90
j.
90 p
lus
vragers (leeftijd referentiepersoon in 2017) aanbieders (leeftijd referentiepersoon in 2012)
alleenstaand meerpers. zk. hh met k.
. Demografie en de woningmarkt 26
f i gu u r 3 - 2 2 V r age r s n aar e n aa n b ie de r s va n e e n ge z in sw o n in ge n i n d e pe r io de 2 0 1 2 - 2 0 1 7 in d e
G 3 2
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
f i gu u r 3 - 2 3 V r age r s n aar e n aa n b ie de r s va n ap par t e m e n t e n i n de pe r io de 2 0 1 2 - 2 0 1 7 in de G 3 2
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
-
10.000
20.000
30.000
40.000
50.000
60.000
70.000
80.000
90.000
100.000
< 20
j.2
0-2
5 j
.2
5-3
0 j
.3
0-3
5 j
.3
5-4
0 j
.4
0-4
5 j
.4
5-5
0 j
.5
0-5
5 j
.5
5-6
0 j
.6
0-6
5 j
.6
5-7
0 j
.7
0-7
5 j
.7
5-8
0 j
.8
0-8
5 j
.8
5-9
0 j
.90
plu
s<
20 j.
20
-25
j.
25
-30
j.
30
-35
j.
35
-40
j.
40
-45
j.
45
-50
j.
50
-55
j.
55
-60
j.
60
-65
j.
65
-70
j.
70
-75
j.
75
-80
j.
80
-85
j.
85
-90
j.
90 p
lus
vragers (leeftijd referentiepersoon in 2017) aanbieders (leeftijd referentiepersoon in 2012)
alleenstaand meerpers. zk. hh met k.
-
10.000
20.000
30.000
40.000
50.000
60.000
70.000
80.000
90.000
100.000
< 20
j.2
0-2
5 j
.2
5-3
0 j
.3
0-3
5 j
.3
5-4
0 j
.4
0-4
5 j
.4
5-5
0 j
.5
0-5
5 j
.5
5-6
0 j
.6
0-6
5 j
.6
5-7
0 j
.7
0-7
5 j
.7
5-8
0 j
.8
0-8
5 j
.8
5-9
0 j
.90
plu
s<
20 j.
20
-25
j.
25
-30
j.
30
-35
j.
35
-40
j.
40
-45
j.
45
-50
j.
50
-55
j.
55
-60
j.
60
-65
j.
65
-70
j.
70
-75
j.
75
-80
j.
80
-85
j.
85
-90
j.
90 p
lus
vragers (leeftijd referentiepersoon in 2017) aanbieders (leeftijd referentiepersoon in 2012)
alleenstaand meerpers. zk. hh met k.
. Demografie en de woningmarkt 27
f i gu u r 3 - 2 4 V r age r s n aar e n aa n b ie de r s va n e e n ge z in sw o n in ge n i n d e pe r io de 2 0 1 2 - 2 0 1 7 in
o ve r ig N e de r la n d
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
f i gu u r 3 - 2 5 V r age r s n aar e n aa n b ie de r s va n ap par t e m e n t e n i n de pe r io de 2 0 1 2 - 2 0 1 7 in o ve r ig
N e de r l an d
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
Appartementen spelen een bescheiden, maar niet weg te cijferen rol in overig Nederland.
De vragers en ook de aanbieders van appartementen verschillen in overig Nederland echter
sterk van vragers en aanbieders in de G4. Behalve door jonge alleenstaanden, die er niet
lang in blijven wonen, worden appartementen in overig Nederland ook betrokken door al-
leenstaanden en stellen van middelbare leeftijd en ouder. Deze (doel)groep is in de G4 erg
klein, maar vormt in overig Nederland een substantiële groep vragers. Gezien de voor-
gaande vergrijzing mag worden verwacht dat deze doelgroep nog toeneemt. Het impliceert
-
20.000
40.000
60.000
80.000
100.000
120.000
140.000
< 20
j.2
0-2
5 j
.2
5-3
0 j
.3
0-3
5 j
.3
5-4
0 j
.4
0-4
5 j
.4
5-5
0 j
.5
0-5
5 j
.5
5-6
0 j
.6
0-6
5 j
.6
5-7
0 j
.7
0-7
5 j
.7
5-8
0 j
.8
0-8
5 j
.8
5-9
0 j
.90
plu
s<
20 j.
20
-25
j.
25
-30
j.
30
-35
j.
35
-40
j.
40
-45
j.
45
-50
j.
50
-55
j.
55
-60
j.
60
-65
j.
65
-70
j.
70
-75
j.
75
-80
j.
80
-85
j.
85
-90
j.
90 p
lus
vragers (leeftijd referentiepersoon in 2017) aanbieders (leeftijd referentiepersoon in 2012)
alleenstaand meerpers. zk. hh met k.
-
20.000
40.000
60.000
80.000
100.000
120.000
140.000
< 20
j.2
0-2
5 j
.2
5-3
0 j
.3
0-3
5 j
.3
5-4
0 j
.4
0-4
5 j
.4
5-5
0 j
.5
0-5
5 j
.5
5-6
0 j
.6
0-6
5 j
.6
5-7
0 j
.7
0-7
5 j
.7
5-8
0 j
.8
0-8
5 j
.8
5-9
0 j
.90
plu
s<
20 j.
20
-25
j.
25
-30
j.
30
-35
j.
35
-40
j.
40
-45
j.
45
-50
j.
50
-55
j.
55
-60
j.
60
-65
j.
65
-70
j.
70
-75
j.
75
-80
j.
80
-85
j.
85
-90
j.
90 p
lus
vragers (leeftijd referentiepersoon in 2017) aanbieders (leeftijd referentiepersoon in 2012)
alleenstaand meerpers. zk. hh met k.
. Demografie en de woningmarkt 28
wel dat appartementen in overig Nederland een ander product zijn dan appartementen in
de G4. Oudere stellen en alleenstaanden zullen immers heel andere eisen aan hun apparte-
ment stellen dan jonge alleenstaanden in de stad. Huishoudens met kinderen vormen ook in
overig Nederland maar beperkt vraag uit naar appartementen. Vraag vanuit huishoudens
met kinderen is er volop, maar dan vooral naar eengezinswoningen.
. Demografie en de woningmarkt 29
Blik in de toekomst
Hoe de woningmarkt zich in de toekomst zal ontwikkelen hangt voor een belangrijk deel af
van demografische ontwikkelingen en van de manier waarom huishoudens in diverse sta-
dia van hun leven actief zijn (af juist niet actief zijn) op de markt. Dit valt niet met zeker-
heid te zeggen, maar op grond van gedrag in het verleden kunnen wel verwachtingen wor-
den geformuleerd. Die komen er op neer dat er de komen tien jaar nog voor een divers pu-
bliek moet worden gebouwd: alleenstaanden, zowel jong als oud, stellen met en stellen
zonder kinderen.
De periode 2017-2022
In onderstaande analyse wordt een schatting gemaakt van woningaanbod ( vrijkomend uit de
voorraad) en woningvraag in de komende vijf jaar. Daarbij wordt uitgegaan van de onder-
staande aannamen.
De toekomstige huishoudens naar type (drie typen) en leeftijdsklasse worden ontleend aan
de Primos-huishoudensprognose (versie 2017).
Van de toekomstige huishoudens wordt verondersteld dat ze net zo (willen en kunnen) wo-
nen als vergelijkbare huishoudens in 2017. Dus bijvoorbeeld alleenstaanden in de leeftijd
30-35 jaar wonen in 2022 net zo als alleenstaanden in die leeftijdsklasse in 2017. Dit bete-
kent allereerst dat huishoudens in dezelfde mate in niet-woningen en / of met meerdere
huishoudens op één adres zullen wonen als in 2017. Hierdoor valt het aantal woningen lager
uit dan het aantal huishoudens. Binnen de (bewoonde) woningvoorraad gaat het om de ver-
houding eengezins – appartement.
Van de huidige huishoudens (uitgangssituatie 2017) wordt op grond van verhuisgedrag in
het verleden (afgeleid uit de CBS-Microdata) geschat hoeveel daarvan hun huidige woning
de komende vijf jaar bezet zullen houden (zittenblijvers). Hieronder wordt verstaan dan de
hoofdbewoner (referentiepersoon) en/of de partner nog op het adres aanwez ig is. Van de
toekomstige huishoudens wordt op grond van CBS-Microdata geschat welke deel daarvan
zittenblijvers zouden zijn geweest, gegeven het verhuisgedrag van soortgelijke huishoudens
in het verleden. Dat wil zeggen dat de hoofdbewoner en/of de eventu ele partner al op het
adres aanwezig was. Beide schattingen (vooruitkijken en terugkijkend) worden gemiddeld
om tot een definitieve schatting van het aantal zittenblijvers te komen.
Sluitpost van de analyse zijn de aanbieders en de vragers. Aanbod is afkomstig van huishou-
dens uit 2017 die niet als zittenblijvers zijn aan te merken. Vraag is afkomstig van toekom-
stige huishoudens die niet als zittenblijvers zijn aan te merken.
. Demografie en de woningmarkt 30
Huishoudensontwikkeling
Alvorens naar de uitkomsten in termen van vraag en aanbod te gaan, is eerst de huishou-
densprognose weergegeven (let op: de schaal van de figuren varieert) . Daarbij is met behulp
van de CBS-Microdata op dezelfde manier als voor vraag en aanbod een schatting gemaakt
van instroom, uitstroom en huishoudens die onveranderd zullen blijven. Onveranderd wil in
dit geval zeggen dat (hoofden van) huishoudens in 2022 nog (of wederom) tot hetzelfde
type zullen behoren als in 2017.
Als puur naar de verschillen in aantallen tussen 2022 en 2017 wordt gekeken, zien we dat
het totaal aantal huishoudens nog zal toenemen met 327.000, waarvan het grootste deel
(227.000) alleenstaanden. Het aantal huishoudens met kinderen neemt per saldo nauwelijks
nog toe.
Wanneer de prognose uiteen wordt getrokken in stappen van vijf jaar, blijkt da t achter die
totaalsaldi in- en uitstroom schuilgaan. Er worden huishoudens gevormd, maar ook weer op-
geheven. In geval van huishoudens met kinderen zijn in- en uitstroom nagenoeg aan elkaar
gelijk.
In de figuur is te zien dat vooral in de steden jonge alle enstaanden ‘ontstaan’ en ook iets
minder jonge alleenstaanden weer worden opgeheven. In overig Nederland zien we vooral
veel gezinnen uitstromen, hetgeen in de meeste gevallen betekent dat ze ( vaak op hetzelfde
adres waar ze al wonen) in de lege nestfase belanden. Tegelijkertijd zien we in overig Neder-
land een aanwas van oudere alleenstaanden. Hierin weerspiegelt zich de vergrijzing, die
vooral buiten de steden optreedt. De aanwas van oudere alleenstaanden komt vooral door
verweduwing.
t ab e l 4 - 1 T e v e r w ac h t e o n t w i k k e l i n g v an h e t a an t a l h u i sh o u de n s i n d e p e r i o de 2 0 1 7 - 2 0 2 2
Bron: CBS Microdata en Primos huishoudensprognose, bewerking RIGO
aantal in 2017 uitstroom onveranderd instroom aantal in 2022 saldoalleenstaand 2.969.000 1.119.000 1.850.000 1.376.000 3.226.000 257.000 huishoudens met kind(eren) 2.581.000 708.000 1.873.000 709.000 2.583.000 1.000 meerpersoonshh zonder k. 2.256.000 674.000 1.582.000 742.000 2.324.000 68.000
7.806.000 2.501.000 5.304.000 2.828.000 8.132.000 327.000
ontwikkeling
. Demografie en de woningmarkt 31
f i gu u r 4 - 1 S c h a t t in g h u is h o u d e n so ve r g an ge n i n de pe r i o de 2 0 1 7 - 2 0 2 2 i n , v an b o v e n n a ar o n -
de r , de G 4 , de G 3 2 e n o ve r i g N e de r la n d
Bron: CBS Microdata en Primos huishoudensprognose, bewerking RIGO
-80.000
-60.000
-40.000
-20.000
-
20.000
40.000
60.000
80.000
100.000
< 2
0 j.
25-3
0 j.
35-4
0 j.
45-5
0 j.
55-6
0 j.
65-7
0 j.
75-8
0 j.
85-9
0 j.
< 2
0 j.
25-3
0 j.
35-4
0 j.
45-5
0 j.
55-6
0 j.
65-7
0 j.
75-8
0 j.
85-9
0 j.
< 2
0 j.
25-3
0 j.
35-4
0 j.
45-5
0 j.
55-6
0 j.
65-7
0 j.
75-8
0 j.
85-9
0 j.
alleenstaand meerpers. zk. hh met k.
uitstroom onveranderd instroom
-100.000
-50.000
-
50.000
100.000
150.000
< 2
0 j.
25-3
0 j.
35-4
0 j.
45-5
0 j.
55-6
0 j.
65-7
0 j.
75-8
0 j.
85-9
0 j.
< 2
0 j.
25-3
0 j.
35-4
0 j.
45-5
0 j.
55-6
0 j.
65-7
0 j.
75-8
0 j.
85-9
0 j.
< 2
0 j.
25-3
0 j.
35-4
0 j.
45-5
0 j.
55-6
0 j.
65-7
0 j.
75-8
0 j.
85-9
0 j.
alleenstaand meerpers. zk. hh met k.
uitstroom onveranderd instroom
-150.000
-100.000
-50.000
-
50.000
100.000
150.000
200.000
250.000
300.000
< 2
0 j.
25-3
0 j.
35-4
0 j.
45-5
0 j.
55-6
0 j.
65-7
0 j.
75-8
0 j.
85-9
0 j.
< 2
0 j.
25-3
0 j.
35-4
0 j.
45-5
0 j.
55-6
0 j.
65-7
0 j.
75-8
0 j.
85-9
0 j.
< 2
0 j.
25-3
0 j.
35-4
0 j.
45-5
0 j.
55-6
0 j.
65-7
0 j.
75-8
0 j.
85-9
0 j.
alleenstaand meerpers. zk. hh met k.
uitstroom onveranderd instroom
. Demografie en de woningmarkt 32
Vraag en aanbod
In de figuren op de volgende pagina’s (let op: schalen variëren) is weergegeven wat de de-
mografische ontwikkelingen naar verwachting zullen betekenen in termen van vraag naar en
aanbod van woningen, indien de huishoudens zich net zo (kunnen en willen) gedragen als
hun ‘soortgenoten’ (naar type en leeftijdsklasse) dat deden in de periode 2012-2017. In
deze figuren zijn de zittenblijvers buiten beschouwing gelaten. In totaal zal het aantal door
particuliere huishoudens bewoonde woningen met 306.000 (moeten) toenemen, 169.000
appartementen en 137.000 eengezinswoningen. In de figuur is te zien dat het voor de ap-
partementen nogal uitmaakt of het gaat om stedelijk gebied of om overig Nederland. In de
steden zijn het vooral jonge alleenstaanden die appartementen vragen en ook weer aanbie-
den. In overig Nederland is de vraag naar appartementen veel meer afkomstig van senioren.
Ook zien we in overig Nederland enig aanbod van eengezinswoningen door senioren. Dit
aanbod uit de voorraad zal echter onvoldoende zijn om aan de te verwachten vraag naar
eengezinswoningen te voldoen.
t ab e l 4 - 2 T e v e r w ac h t e o n t w i k k e l i n g v an vr a ag e n a an bo d i n d e p e r io de 2 0 1 7 - 2 0 2 2
Bron: CBS Microdata en Primos huishoudensprognose, bewerking RIGO
vraag aanbod saldo vraag aanbod saldoG4 368.000 321.000 47.000 67.000 52.000 16.000 G32 405.000 355.000 50.000 320.000 280.000 40.000 overig NL 401.000 328.000 72.000 686.000 605.000 81.000
1.173.000 1.004.000 169.000 1.074.000 937.000 137.000
appartementen eengezinswoningen
. Demografie en de woningmarkt 33
f i gu u r 4 - 2 S c h a t t in g vr a a g n aar e n aa n bo d va n e e n ge z in sw o n in ge n in de pe r io de 2 0 1 7 - 2 0 2 2
in , va n bo ve n n aar o n de r , d e G 4 , de G 3 2 e n o ve r ig N e de r la n d
Bron: CBS Microdata en Primos huishoudensprognose, bewerking RIGO
-
2.000
4.000
6.000
8.000
10.000
12.000
14.000
< 2
0 j.
20-2
5 j.
25-3
0 j.
30-3
5 j.
35-4
0 j.
40-4
5 j.
45-5
0 j.
50-5
5 j.
55-6
0 j.
60-6
5 j.
65-7
0 j.
70-7
5 j.
75-8
0 j.
80-8
5 j.
85-9
0 j.
90 p
lus
< 2
0 j.
20-2
5 j.
25-3
0 j.
30-3
5 j.
35-4
0 j.
40-4
5 j.
45-5
0 j.
50-5
5 j.
55-6
0 j.
60-6
5 j.
65-7
0 j.
70-7
5 j.
75-8
0 j.
80-8
5 j.
85-9
0 j.
90 p
lus
vraag (huishoudenssituatie in 2022) aanbod (huishoudenssituatie in 2017)
alleenstaand meerpers. zk. hh met k.
-
10.000
20.000
30.000
40.000
50.000
60.000
70.000
< 2
0 j.
20-2
5 j.
25-3
0 j.
30-3
5 j.
35-4
0 j.
40-4
5 j.
45-5
0 j.
50-5
5 j.
55-6
0 j.
60-6
5 j.
65-7
0 j.
70-7
5 j.
75-8
0 j.
80-8
5 j.
85-9
0 j.
90 p
lus
< 2
0 j.
20-2
5 j.
25-3
0 j.
30-3
5 j.
35-4
0 j.
40-4
5 j.
45-5
0 j.
50-5
5 j.
55-6
0 j.
60-6
5 j.
65-7
0 j.
70-7
5 j.
75-8
0 j.
80-8
5 j.
85-9
0 j.
90 p
lus
vraag (huishoudenssituatie in 2022) aanbod (huishoudenssituatie in 2017)
alleenstaand meerpers. zk. hh met k.
-
20.000
40.000
60.000
80.000
100.000
120.000
140.000
< 2
0 j.
20-2
5 j.
25-3
0 j.
30-3
5 j.
35-4
0 j.
40-4
5 j.
45-5
0 j.
50-5
5 j.
55-6
0 j.
60-6
5 j.
65-7
0 j.
70-7
5 j.
75-8
0 j.
80-8
5 j.
85-9
0 j.
90 p
lus
< 2
0 j.
20-2
5 j.
25-3
0 j.
30-3
5 j.
35-4
0 j.
40-4
5 j.
45-5
0 j.
50-5
5 j.
55-6
0 j.
60-6
5 j.
65-7
0 j.
70-7
5 j.
75-8
0 j.
80-8
5 j.
85-9
0 j.
90 p
lus
vraag (huishoudenssituatie in 2022) aanbod (huishoudenssituatie in 2017)
alleenstaand meerpers. zk. hh met k.
. Demografie en de woningmarkt 34
f i gu u r 4 - 3 S c h a t t in g vr a ag n aar e n aa n bo d va n ap par t e m e n t e n i n d e pe r io de 2 0 1 7 - 2 0 2 2 in ,
va n bo ve n n aar o n de r , de G 4 , de G 3 2 e n o ve r i g N e de r l a n d
Bron: CBS Microdata en Primos huishoudensprognose, bewerking RIGO
-
10.000
20.000
30.000
40.000
50.000
60.000
70.000
80.000
90.000
100.000
< 2
0 j.
20-2
5 j.
25-3
0 j.
30-3
5 j.
35-4
0 j.
40-4
5 j.
45-5
0 j.
50-5
5 j.
55-6
0 j.
60-6
5 j.
65-7
0 j.
70-7
5 j.
75-8
0 j.
80-8
5 j.
85-9
0 j.
90 p
lus
< 2
0 j.
20-2
5 j.
25-3
0 j.
30-3
5 j.
35-4
0 j.
40-4
5 j.
45-5
0 j.
50-5
5 j.
55-6
0 j.
60-6
5 j.
65-7
0 j.
70-7
5 j.
75-8
0 j.
80-8
5 j.
85-9
0 j.
90 p
lus
vraag (huishoudenssituatie in 2022) aanbod (huishoudenssituatie in 2017)
alleenstaand meerpers. zk. hh met k.
-
20.000
40.000
60.000
80.000
100.000
120.000
< 2
0 j.
20-2
5 j.
25-3
0 j.
30-3
5 j.
35-4
0 j.
40-4
5 j.
45-5
0 j.
50-5
5 j.
55-6
0 j.
60-6
5 j.
65-7
0 j.
70-7
5 j.
75-8
0 j.
80-8
5 j.
85-9
0 j.
90 p
lus
< 2
0 j.
20-2
5 j.
25-3
0 j.
30-3
5 j.
35-4
0 j.
40-4
5 j.
45-5
0 j.
50-5
5 j.
55-6
0 j.
60-6
5 j.
65-7
0 j.
70-7
5 j.
75-8
0 j.
80-8
5 j.
85-9
0 j.
90 p
lus
vraag (huishoudenssituatie in 2022) aanbod (huishoudenssituatie in 2017)
alleenstaand meerpers. zk. hh met k.
-
10.000
20.000
30.000
40.000
50.000
60.000
70.000
80.000
< 2
0 j.
20-2
5 j.
25-3
0 j.
30-3
5 j.
35-4
0 j.
40-4
5 j.
45-5
0 j.
50-5
5 j.
55-6
0 j.
60-6
5 j.
65-7
0 j.
70-7
5 j.
75-8
0 j.
80-8
5 j.
85-9
0 j.
90 p
lus
< 2
0 j.
20-2
5 j.
25-3
0 j.
30-3
5 j.
35-4
0 j.
40-4
5 j.
45-5
0 j.
50-5
5 j.
55-6
0 j.
60-6
5 j.
65-7
0 j.
70-7
5 j.
75-8
0 j.
80-8
5 j.
85-9
0 j.
90 p
lus
vraag (huishoudenssituatie in 2022) aanbod (huishoudenssituatie in 2017)
alleenstaand meerpers. zk. hh met k.
. Demografie en de woningmarkt 35
De periode 2017-2027
In de wereld van woningbouw is vijf jaar niet lang. Daarom is ook een schatting gemaakt van
de ontwikkeling van vraag en aanbod over een periode van tien jaar, ofwel de periode 2017 -
2027. Basis hiervoor is een analyse van de gerealiseerde verhuisbewegingen (of juist niet-
verhuizingen) van huishoudens in de voorafgaande tien jaar (2007 -2017), uitgevoerd met
behulp van de CBS Microdata. Omdat het hier om een periode van tien jaar gaat, zijn huis-
houdens in dit geval opgesplitst in klassen van tien ja ar. Vanzelfsprekend is over tien jaar ge-
rekend het aantal zittenblijvers kleiner dan over vijf jaar. Hiermee samenhangen d zal het
aanbod uit de voorraad groter zijn, evenals de vraag. In huishoudens gerekend zal het aantal
huishoudens dat over tien jaar qua type onveranderd is kleiner zijn dan wanneer slechts
over periode van vijf jaar wordt gekeken.
t ab e l 4 - 3 T e v e r w ac h t e o n t w i k k e l i n g v an h e t a an t a l h u i sh o u de n s i n d e p e r i o de 2 0 1 7 - 2 0 2 7
Bron: CBS Microdata en Primos huishoudensprognose, bewerking RIGO
Het aantal huishoudens zal volgens de Primos prognose tussen 2017 en 2027 toenemen met
532.000. De grootste per saldo toename (424.000) betreft alleenstaanden. Vooral buiten de
steden zien we een uitstroom van middelbare gezinnen en een instroom van oudere alleen-
staanden en van stellen zonder kinderen.
t ab e l 4 - 4 T e v e r w ac h t e o n t w i k k e l i n g v an vr a ag e n a an bo d i n d e p e r io de 2 0 1 7 - 2 0 2 7
Bron: CBS Microdata en Primos huishoudensprognose, bewerking RIGO
De (door particuliere huishoudens bewoonde) woningvoorraad zal, indien huishoudens zich
de komende tien jaar net zo kunnen en willen gedragen als hun soortgenoten (qua type en
leeftijdsklasse) dat deden in de tien jaar daarvoor, met 515.000 (moeten) toenemen, waar-
van 292.000 appartementen. In de steden (vooral in de G4) worden vooral appartementen
meer gevraagd dan aangeboden. In overig Nederland is het saldo van vraag en aanbod bij
appartementen over tien jaar gerekend gelijk aan het saldo bij eengezinswoningen. In verge-
lijking met de vijfjaarsperiode (weergegeven in de vorige paragraaf) zien we in overig Neder-
land dus een accentverschuiving richting appartementen. Dit hangt samen met de voort-
gaande vergrijzing. Toch zal in overig Nederland ook over tien jaar gerekend nog de helft
van de additionele behoefte bestaan uit eengezinswoningen.
aantal in 2017 uitstroom onveranderd instroom aantal in 2027 saldoalleenstaand 2.969.000 1.573.000 1.396.000 1.997.000 3.393.000 424.000 huishoudens met kind(eren) 2.581.000 1.192.000 1.390.000 1.195.000 2.585.000 3.000 meerpersoonshh zonder k. 2.256.000 1.001.000 1.254.000 1.106.000 2.360.000 104.000
7.806.000 3.766.000 4.040.000 4.298.000 8.338.000 532.000
ontwikkeling
vraag aanbod saldo vraag aanbod saldo
G4 556.000 469.000 88.000 118.000 89.000 29.000
G32 583.000 502.000 81.000 547.000 477.000 70.000
overig NL 627.000 504.000 123.000 1.185.000 1.062.000 123.000
1.767.000 1.475.000 292.000 1.850.000 1.627.000 223.000
appartementen eengezinswoningen
. Demografie en de woningmarkt 36
f i gu u r 4 - 4 S c h a t t in g h u is h o u d e n so ve r g an ge n i n de pe r i o de 2 0 1 7 - 2 0 2 7 i n , v an b o v e n n a ar o n -
de r , de G 4 , de G 3 2 e n o ve r i g N e de r la n d
Bron: CBS Microdata en Primos huishoudensprognose, bewerking RIGO
-150.000
-100.000
-50.000
-
50.000
100.000
150.000
200.000
< 2
5 j.
25
-35
j.
35
-45
j.
45
-55
j.
55
-65
j.
65-7
5 j.
75
-85
j.
85 p
lus
< 2
5 j.
25
-35
j.
35
-45
j.
45
-55
j.
55
-65
j.
65-7
5 j.
75
-85
j.
85 p
lus
< 2
5 j.
25
-35
j.
35
-45
j.
45
-55
j.
55
-65
j.
65-7
5 j.
75
-85
j.
85 p
lus
alleenstaand meerpers. zk. hh met k.
uitstroom onveranderd instroom
-200.000
-150.000
-100.000
-50.000
-
50.000
100.000
150.000
200.000
250.000
< 2
5 j.
25
-35
j.
35
-45
j.
45
-55
j.
55
-65
j.
65-7
5 j.
75
-85
j.
85 p
lus
< 2
5 j.
25
-35
j.
35
-45
j.
45
-55
j.
55
-65
j.
65-7
5 j.
75
-85
j.
85 p
lus
< 2
5 j.
25
-35
j.
35
-45
j.
45
-55
j.
55
-65
j.
65-7
5 j.
75
-85
j.
85 p
lus
alleenstaand meerpers. zk. hh met k.
uitstroom onveranderd instroom
-400.000
-300.000
-200.000
-100.000
-
100.000
200.000
300.000
400.000
500.000
< 2
5 j.
25
-35
j.
35
-45
j.
45
-55
j.
55
-65
j.
65-7
5 j.
75
-85
j.
85 p
lus
< 2
5 j.
25
-35
j.
35
-45
j.
45
-55
j.
55
-65
j.
65-7
5 j.
75
-85
j.
85 p
lus
< 2
5 j.
25
-35
j.
35
-45
j.
45
-55
j.
55
-65
j.
65-7
5 j.
75
-85
j.
85 p
lus
alleenstaand meerpers. zk. hh met k.
uitstroom onveranderd instroom
. Demografie en de woningmarkt 37
f i gu u r 4 - 5 S c h a t t in g vr a ag n aar e n aa n bo d va n e e n ge z in sw o n in ge n in de pe r io de 2 0 1 7 - 2 0 2 7
in , va n bo ve n n aar o n de r , d e G 4 , de G 3 2 e n o ve r ig N e de r la n d
Bron: CBS Microdata en Primos huishoudensprognose, bewerking RIGO
-
5.000
10.000
15.000
20.000
25.000
30.000
35.000
40.000
45.000
< 2
5 j.
25-3
5 j.
35-4
5 j.
45-5
5 j.
55-6
5 j.
65-7
5 j.
75-8
5 j.
85 p
lus
< 2
5 j.
25-3
5 j.
35-4
5 j.
45-5
5 j.
55-6
5 j.
65-7
5 j.
75-8
5 j.
85 p
lus
vraag (huishoudenssituatie in 2027) aanbod (huishoudenssituatie in 2017)
alleenstaand meerpers. zk. hh met k.
-
20.000
40.000
60.000
80.000
100.000
120.000
140.000
160.000
180.000
< 2
5 j.
25-3
5 j.
35-4
5 j.
45-5
5 j.
55-6
5 j.
65-7
5 j.
75-8
5 j.
85 p
lus
< 2
5 j.
25-3
5 j.
35-4
5 j.
45-5
5 j.
55-6
5 j.
65-7
5 j.
75-8
5 j.
85 p
lus
vraag (huishoudenssituatie in 2027) aanbod (huishoudenssituatie in 2017)
alleenstaand meerpers. zk. hh met k.
-
50.000
100.000
150.000
200.000
250.000
300.000
350.000
< 2
5 j.
25-3
5 j.
35-4
5 j.
45-5
5 j.
55-6
5 j.
65-7
5 j.
75-8
5 j.
85 p
lus
< 2
5 j.
25-3
5 j.
35-4
5 j.
45-5
5 j.
55-6
5 j.
65-7
5 j.
75-8
5 j.
85 p
lus
vraag (huishoudenssituatie in 2027) aanbod (huishoudenssituatie in 2017)
alleenstaand meerpers. zk. hh met k.
. Demografie en de woningmarkt 38
f i gu u r 4 - 6 S c h a t t in g vr a ag n aar e n aa n bo d va n ap par t e m e n t e n i n d e pe r io de 2 0 1 7 - 2 0 2 7 in ,
va n bo ve n n aar o n de r , de G 4 , de G 3 2 e n o ve r i g N e de r l a n d
-
50.000
100.000
150.000
200.000
250.000
< 2
5 j.
25-3
5 j.
35-4
5 j.
45-5
5 j.
55-6
5 j.
65-7
5 j.
75-8
5 j.
85 p
lus
< 2
5 j.
25-3
5 j.
35-4
5 j.
45-5
5 j.
55-6
5 j.
65-7
5 j.
75-8
5 j.
85 p
lus
vraag (huishoudenssituatie in 2027) aanbod (huishoudenssituatie in 2017)
alleenstaand meerpers. zk. hh met k.
-
50.000
100.000
150.000
200.000
250.000
< 2
5 j.
25-3
5 j.
35-4
5 j.
45-5
5 j.
55-6
5 j.
65-7
5 j.
75-8
5 j.
85 p
lus
< 2
5 j.
25-3
5 j.
35-4
5 j.
45-5
5 j.
55-6
5 j.
65-7
5 j.
75-8
5 j.
85 p
lus
vraag (huishoudenssituatie in 2027) aanbod (huishoudenssituatie in 2017)
alleenstaand meerpers. zk. hh met k.
-
20.000
40.000
60.000
80.000
100.000
120.000
140.000
160.000
< 2
5 j.
25-3
5 j.
35-4
5 j.
45-5
5 j.
55-6
5 j.
65-7
5 j.
75-8
5 j.
85 p
lus
< 2
5 j.
25-3
5 j.
35-4
5 j.
45-5
5 j.
55-6
5 j.
65-7
5 j.
75-8
5 j.
85 p
lus
vraag (huishoudenssituatie in 2027) aanbod (huishoudenssituatie in 2017)
alleenstaand meerpers. zk. hh met k.
. Demografie en de woningmarkt 39
Alleenstaanden in soorten en maten
Alle alleenstaanden hebben één ding gemeen: het zijn allemaal kleine huishoudens. Maar
verder is het een heterogene groep. Het maakt voor de woningmarkt nogal uit of het gaat
om een jongere die net zelfstandig is gaan wonen of om een senior van wie de partner net
is overleden. En dan zijn er nog pas gescheiden alleenstaanden en voormalige eenouder-
gezinnen van wie net het laatste kind het huis heeft verlaten. Al die verschillende alleen-
staanden kennen een heel verschillend vervolg van hun leven, met verschillende gevolgen
voor de woningmarkt. Daarin blijkt sinds het begin van deze eeuw weinig te zijn veran-
derd.
Vier soorten alleenstaanden
Uit de analyse van huishoudensontwikkeling in stappen van vijf jaar is al gebleken dat de ‘in-
stroom’ van alleenstaanden plaatsvindt in alle leeftijden, met een accent op jongeren (zie
figuur 2-2). Dit gegeven wijst er al op dat er uiteenlopende gebeurtenissen kunnen leiden
tot het ‘ontstaan’ van een alleenstaande. Gekoppeld aan gebeurtenissen worden in deze
studie vier soorten alleenstaanden onderscheiden, te weten:
Verweduwd: alleenstaanden die voorheen nog deel uitmaakten van een stel en van wie
de partner is overleden.
Gescheiden: alleenstaanden die voorheen nog deel uitmaakten van een stel en van wie
de ex-partner niet is overleden.
Lege nesten: alleenstaanden die eenouderhuishoudens waren, waar het (laatste) kind het
huishouden heeft verlaten.
Nieuwe huishoudens: alleenstaanden die voorheen nog geen referentiepersoon waren en
ook geen partner in een ander huishoudens. De analyse richt zich op inwonende kinderen
die zelfstandig zijn gaan wonen plus uitstromers uit instellingen (voorheen lid van een ‘in-
stitutioneel huishouden’).
t ab e l 5 - 1 P r o f ie l v an v ie r t y pe n i n 2 0 1 6 ge vo r m de a l le e n s t a an de n
Dit soort gebeurtenissen vindt aan de lopende band plaats. Mensen kunnen uit huis gaan,
een relatie vormen en weer uit elkaar gaan binnen tijdsbestek van enkele maanden. Voor
analytische doeleinden selecteren we hier huishoudens (of eigenlijk refe rentiepersonen) op
grond van het verschil met de situatie een jaar eerder. Voor verweduwden en gescheidenen
geldt dus dat ze een jaar geleden nog een partner hadden.
aantal
leeftijd
(mediaan) de G4 de G32
eengezins-
woning
nieuw huishouden 147.000 24 23% 41% 32%
gescheiden 144.000 35 26% 34% 40%
leeg nest 31.000 56 16% 31% 64%
verweduwd 47.000 74 8% 25% 64%
bron: CBS microdata, bewerking RIGO
aandeel woonachtig in:
. Demografie en de woningmarkt 40
In tabel 5-1 is van de vier typen in 2016 gevormde alleenstaanden een aantal kenmerken
weergegeven. De vier typen verschillen zo sterk van elkaar, dat het in relatie tot de woning-
markt zinloos is om te spreken van alleenstaanden alsof het een homogene groep betreft. In
het vervolg van dit hoofdstuk worden de vier typen afzonderlijk onderzocht op hun woonsi-
tuatie en verhuisgedrag. Daarbij kijken we ook of hierin veranderingen zijn opgetreden sinds
het begin van deze eeuw. Omdat de typen gekoppeld zijn aan een gebeurtenis (bijvoorbeeld
een scheiding), zijn verschillende lichtingen van hetzelfde type goed door de tijd vergelijk-
baar.
Nieuwe huishoudens
Veranderingen na vijf jaar
Voor nieuwe huishoudens verandert er veel in vijf jaar tijd. In figuur 5-1 is te zien of hun
status als alleenstaanden na vijf jaar is veranderd en of ze nog op hetzelfde adres zijn terug
te vinden. Minder dan de helft is na vijf jaar nog (of wederom) alleenstaand en ongeveer
één op de vijf is nog alleenstaand en woont tevens nog (of weer) op hetzelfde adres als bij
aanvang. Ongeveer een kwart is als alleenstaande op een ander adres gaan wonen. Dit aan-
deel is sinds het begin van deze eeuw iets toegenomen. Verder is het patroon door de tijd
heen opmerkelijk constant.
Van de vele nieuwe alleenstaanden die vijf jaar later niet meer alleenstaand zijn is het me-
rendeel verhuisd. Dit geldt vooral voor alleenstaanden die na vijf jaar geen referentie-
persoon meer zijn, maar die deel zijn gaan uitmaken van een ander huishouden. Denk hier-
bij aan vrouwen die ofwel bij een man intrekken ofwel bij wie een man intrekt. Kennelijk ge-
beurt dat laatste veel minder vaak dan het eerste.
f i gu u r 5 - 1 V e r an de r in ge n n a v i j f j aar ; a l le e n s t a an de n i e u w e h u i sh o u de n s
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
2000-'05 2003-'08 2006-'11 2009-'14 2012-'17
opgeheven / anders
lid ander hh., ander adres
lid ander hh., zelfde adres
niet meer alleenstaand, ander adres
niet meer alleenstaand, zelfde adres
nog / weer alleenstaand, ander adres
nog / weer alleenstaand, zelfde adres
. Demografie en de woningmarkt 41
Honkvastheid op het adres
In figuur 5-2 is het aandeel van de nieuwe huishoudens weergegeven dat na verloop van tijd
nog op hetzelfde adres woont, ongeacht of dat nog als alleenstaande is of in een andere sa-
menstelling. Daarbij is onderscheid gemaakt in eengezinswoningen en appartementen. Om
de ontwikkelingen van achtereenvolgende cohorten te kunnen vergelijken is in percentages
telkens de stand na vijf jaar weergegeven.
f i gu u r 5 - 2 A an de e l a l le e n st aa n de n , n a ve r l o o p va n t i j d n o g a an w e z ig o p h e t a dr e s ; n ie u w e
h u is h o u de n s in e e n ge z i n sw o n i n ge n
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
f i gu u r 5 - 3 A an de e l a l le e n st aa n de n , n a ve r l o o p va n t i j d n o g a an w e z ig o p h e t a dr e s ; n ie u w e
h u is h o u de n s in a pp ar t e m e n t e n
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
33%30% 30% 31%
28%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016 2018
aan
dee
l no
g o
p h
etze
lfd
e ad
res
29% 27% 28% 30%26%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016 2018
aa
nde
el n
og o
p h
etze
lfde
adre
s
. Demografie en de woningmarkt 42
Nieuw gevormde alleenstaanden blijven niet lang op hun (eerste) adres wonen. Na een jaar
is al ruim 30% vertrokken. Na vijf jaar is meer dan 70% niet meer op het oude adres aanwe-
zig. Daarbij maakt het weinig uit of men begint in een appartement of in een eengezinswo-
ning. Dit beeld is niet verrassend. Studentenhuizen en andere vormen van jongerenhuisves-
ting staan bekend om een hoge mutatiegraad. Het aandeel ‘blijvers’ na een gegeven aantal
jaren is sinds het begin van deze eeuw nog afgenomen, met een kleine terugval tijde ns de
crisisjaren 2009-2014. Nieuw gevormde alleenstaanden uit 2012 waren dus nog minder
honkvast dan hun ‘soortgenoten’ uit het jaar 2000.
Gemaakte stappen: woningtype
Voor aan analyse van gemaakte verhuisstappen zoomen we in op alleenstaanden die na vijf
jaar op een ander adres wonen, hetzij nog (of opnieuw) als alleenstaand, hetzij in een an-
dere samenstelling (‘niet meer alleenstaand’). Alleenstaanden die na vijf jaar deel zijn gaan
uitmaken van een ander huishouden (met een andere referentiepersoon) blijven buiten be-
schouwing. Gekeken is in hoeverre de verandering van adres samengaat met verandering
van het woningtype en met de ruimtelijke concentratie in de G4 dan wel de g32.
f i gu u r 5 - 4 A an de e l e e n ge z i n sw o n i n ge n vo o r e n n a ve r a n de r in g va n adr e s ; n ie u w ge v o r m de
a l le e n s t a an de n
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
Voor het woningtype maakt het veel uit of de nieuw gevormde alleenstaanden na vijf jaar
nog altijd (of wederom) alleenstaand zijn of niet. Degenen die niet meer alleenstaand zijn,
zijn op hun nieuwe adres vaker in een eengezinshuis te vinden dan op hun oude adres. Voor
degenen die alleenstaand zijn gebleven geldt het omgekeerde; zij zijn vaker een apparte-
ment gaan bewonen (figuur 5-4). In alle gevallen heeft het eengezinshuis onder achtereen-
volgende cohorten wel aan belang ingeleverd, niet zozeer als vertrekpunt, maar wel als be-
stemming. De nieuw gevormde alleenstaanden uit 2012 betrokken vijf jaar later minder vaak
een eengezinswoning dan die uit 2000.
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
alleenstaand in 2000 alleenstaand in 2006 alleenstaand in 2012
aa
nd
ee
l in
ee
nge
zin
swo
nin
gen
aandeel in eengezinswoningen in jaar x aandeel in eengezinswoningen in jaar x+5
. Demografie en de woningmarkt 43
Gemaakte stappen: concentratie in de G4 en de G32
De nieuw gevormde alleenstaanden uit 2012 zijn, indien verhuisd, vijf jaar later sterker ge-
concentreerd geraakt in de vier grote steden. Dit geldt vooral voor alleenstaanden die in
2017 nog altijd (of wederom) alleenstaand waren. Nieuw gevormde alleenstaanden uit 2012
trokken vaker naar de G4 dan hun ‘soortgenoten’ uit het jaar 2000 (figuur 5-5). Van een ver-
gelijkbare aantrekkingskracht van de G32 op nieuw gevormde alleenstaanden is geen
sprake. Na verhuizing, vijf jaar later, is het aandeel van de G32 licht afgenomen, ongeacht of
met nog alleenstaand is of niet meer. Dit is sinds het jaar 2000 min of meer constant.
f i gu u r 5 - 5 A an de e l w o o n ac h t i g in de G 4 , vo o r e n n a ve r a n de r in g v an adr e s ; n ie u w ge vo r m de
a l le e n s t a an de n
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
f i gu u r 5 - 6 A an de e l w o o n ac h t i g in de G 3 2 , vo o r e n n a ve r a n d e r i n g va n adr e s ; n ie u w g e -
vo r m de a l le e n s t a an de n
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
alleenstaand in 2000 alleenstaand in 2006 alleenstaand in 2012
aa
nde
el in
een
gezi
nsw
oni
ngen
aandeel woonachtig in de G4 in jaar x aandeel woonachtig in de G4 in jaar x+5
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
alleenstaand in 2000 alleenstaand in 2006 alleenstaand in 2012
aa
nde
el in
een
gezi
nsw
oni
ngen
aandeel woonachtig in de G32 in jaar x aandeel woonachtig in de G32 in jaar x+5
. Demografie en de woningmarkt 44
Pas gescheiden
Net als nieuwe huishoudens zijn recent gescheiden alleenstaanden na vijf jaar veelal niet
meer alleenstaand (figuur 5-13). Er is wel een trend zichtbaar, namelijk dat het aandeel dat
na vijf jaar nog altijd (of weer) alleenstaand is, ongeacht het adres, toeneemt. Van de vers
gescheiden alleenstaanden uit het jaar 2000 was 42% na vijf jaar nog altijd al leenstaand,
van hun soortgenoten uit het jaar 2012 45%. Men blijft vaker alleenstaand en ook is men va-
ker überhaupt niet meer als referentiepersoon dan lid van een ander huishouden terug te
vinden (categorie ‘opgeheven / anders’). Dit laatste is verder niet onderzocht.
f i gu u r 5 - 7 V e r an de r in ge n n a v i j f j aar ; ge sc h e i de n a l le e n st aa n de n
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
Honkvastheid op het adres
Net als nieuw gevormde huishoudens zijn recent gescheiden alleenstaanden niet erg honk-
vast. Van de gescheiden alleenstaanden die alleenstaand blijven woont meer dan de helft na
vijf jaar nog op het oude adres. Kijken we naar de gehele groep, dan vinden we minder dan
de helft na vijf jaar nog op het oude adres terug. Anders dan bij de nieuw gevormde huis-
houdens maakt de woonvorm hier wel verschil. Gescheiden alleenstaanden in appartemen-
ten blijven daar minder lang wonen dan gescheiden alleenstaanden in eengezinshuizen.
Kennelijk zijn eengezinshuizen geschikter om als alleenstaande te blijven wonen, eventueel
met een nieuwe partner, dan appartementen.
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
2000-'05 2003-'08 2006-'11 2009-'14 2012-'17
opgeheven / anders
lid ander hh., ander adres
lid ander hh., zelfde adres
niet meer alleenstaand, ander adres
niet meer alleenstaand, zelfde adres
nog / weer alleenstaand, ander adres
nog / weer alleenstaand, zelfde adres
. Demografie en de woningmarkt 45
f i gu u r 5 - 8 A an de e l a l le e n st aa n de n , n a ve r l o o p va n t i j d n o g a an w e z ig o p h e t a dr e s ; pa s ge -
sc h e ide n in e e n ge z in sw o n i n ge n
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
f i gu u r 5 - 9 A an de e l a l le e n st aa n de n , n a ve r l o o p va n t i j d n o g a an w e z ig o p h e t a dr e s ; pa s ge -
sc h e ide n in a pp ar t e m e n t e n
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
Er is weinig verschil tussen de cohorten pas gescheiden alleenstaanden, met uitzondering
van het cohort uit 2009. Dit cohort had (in de crisisjaren 2009-2014) duidelijk meer moeite
met doorstromen dan de overige.
Gemaakte stappen: woningtype
De stappen die gescheiden alleenstaanden maken, indien zij van adres veranderen, lijken
sterk op die van de nieuwe huishoudens. Ook bij gescheiden alleenstaanden maakt het veel
uit of men na vijf jaar een (nieuwe) partner heeft. Is dit het geval, dan woont men vaker in
43% 43%46%
50%45%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016 2018
aa
nde
el n
og o
p h
etze
lfde
adre
s
33% 32% 33%36%
33%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016 2018
aa
nde
el n
og o
p h
etze
lfde
adre
s
. Demografie en de woningmarkt 46
een eengezinshuis dan direct na de scheiding. Is men nog altijd alleenstaand, dan maakt de
verhuizing qua woningtype niet veel verschil.
f i gu u r 5 - 1 0 A an de e l e e n ge z i n sw o n i n ge n vo o r e n n a ve r a n de r in g va n adr e s ; p as ge sc h e i de n a l -
le e n st aa n d e n
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
Gemaakte stappen: concentratie in de G4 en de G32
Wat betref concentratie in de vier grote steden blijkt dat degenen die na vijf jaar nog altijd
(of weer) alleenstaand zijn sterker in de G4 geconcentreerd zijn geraakt. Voor degenen die
na vijf jaar een nieuwe partner hebben geldt het omgekeerde. Zijn hebben de G4 juist per
saldo verlaten (figuur 5-14). Dit patroon is vergelijkbaar met dat van de nieuw gevormde al-
leenstaanden. De grote steden oefenen blijkbaar aantrekkingskracht uit op ‘langdurig al-
leenstaanden’ die nog betrekkelijk jong zijn, maar verliezen die aantrekkingskracht voor al-
leenstaanden die een partner krijgen. Zowel bij nieuw gevormde alleenstaanden als bij pas
gescheiden alleenstaanden gaat het om betrekkelijk jonge huishoudens, die om te beginnen
al sterk in de grote steden vertegenwoordigd zijn (zie tabel 5-1).
Eveneens net als bij de nieuw gevormde alleenstaanden neemt het aandeel van de G32 heel
licht af bij verhuizing van gescheidenen, ongeacht of men na vijf jaar al dan niet een nieuwe
partner heeft gevonden.
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
alleenstaand in 2000 alleenstaand in 2006 alleenstaand in 2012
aa
nd
ee
l in
ee
nge
zin
swo
nin
gen
aandeel in eengezinswoningen in jaar x aandeel in eengezinswoningen in jaar x+5
. Demografie en de woningmarkt 47
f i gu u r 5 - 1 1 A an de e l w o o n ac h t i g in de G 4 , vo o r e n n a ve r a n de r in g v an adr e s ; pa s ge sc h e i de n
a l le e n s t a an de n
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
f i gu u r 5 - 1 2 A an de e l w o o n ac h t i g in de G 3 2 , vo o r e n n a ve r a n d e r i n g va n adr e s ; p as ge sc h e i de n
a l le e n s t a an de n
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
Verweduwd
De levensloop van verweduwden verschilt sterk van dat van de jongere typen allee nstaan-
den. Een deel is na vijf jaar ‘opgeheven’, veelal door overlijden of opname in een instelling.
Voor zover dat niet het geval is zijn de meesten vijf jaar later nog altijd alleenstaand en bo-
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
alleenstaand in 2000 alleenstaand in 2006 alleenstaand in 2012
aa
nde
el in
een
gezi
nsw
oni
ngen
aandeel woonachtig in de G4 in jaar x aandeel woonachtig in de G4 in jaar x+5
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
alleenstaand in 2000 alleenstaand in 2006 alleenstaand in 2012
aa
nde
el in
een
gezi
nsw
oni
ngen
aandeel woonachtig in de G32 in jaar x aandeel woonachtig in de G32 in jaar x+5
. Demografie en de woningmarkt 48
vendien nog woonachtig op hetzelfde adres. Een minderheid is verhuisd (11% van de verwe-
duwden uit 2012). Een betekenisvolle trend is dat hierin een dalende lijn is te zien sinds het
begin van deze eeuw. Verweduwden verhuizen steeds minder.
f i gu u r 5 - 1 3 V e r an de r in ge n n a v i j f j aar ; ve r w e d u w d
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
Honkvastheid op het adres
De relatieve honkvastheid van verweduwden blijkt ook als wordt gekeken hoeveel er na ver-
loop van tijd nog op hun adres zijn terug te vinden, ongeacht of ze nog altijd alleenstaand
zijn. Zelfs met inbegrip van overlijdensgevallen is dit aandeel hoger dan bij nieuw gevormde
alleenstaanden en bij pas gescheiden alleenstaanden, die doorgaans veel jonger zijn. Boven-
dien is er sprake van een oplopende trend. Verweduwden blijven steeds langer in hun een-
gezinswoning wonen (zie figuur 5-14).
f i gu u r 5 - 1 4 A an de e l a l le e n st aa n de n , n a ve r l o o p va n t i j d n o g a an w e z ig o p h e t a dr e s ; r e c e n t
ve r w e d u w d i n e e n ge z in sw o n in ge n
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
2000-'05 2003-'08 2006-'11 2009-'14 2012-'17
opgeheven / anders
lid ander hh., ander adres
lid ander hh., zelfde adres
niet meer alleenstaand, ander adres
niet meer alleenstaand, zelfde adres
nog / weer alleenstaand, ander adres
nog / weer alleenstaand, zelfde adres
61%
46%
62%
48%
63%
49%
65%
51%
65%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016 2018
aan
dee
l no
g o
p h
etze
lfd
e ad
res
. Demografie en de woningmarkt 49
f i gu u r 5 - 1 5 A an de e l a l le e n st aa n de n , n a ve r l o o p va n t i j d n o g a an w e z ig o p h e t a dr e s ; r e c e n t
ve r w e d u w d i n ap par t e m e n t e n
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
Verweduwden in appartementen zijn minder honkvast dan verweduwden in eengezinswo-
ningen. Dit is ook sinds het begin van deze eeuw niet veranderd. Het verschil is te verklaren
doordat de bewoners van appartementen doorgaans ouder zijn op het moment dat ze hun
partner verliezen dan bewoners van eengezinswoningen (een mediane leeftijd van 77 tegen
72). Wanneer ze vervolgens in de tijd op hun adres worden gevolgd vall en er relatief veel af
door overlijden.
f i gu u r 5 - 1 6 A an de e l e e n ge z i n sw o n i n ge n vo o r e n n a ve r a n de r in g va n adr e s ; p as ve r w e du w d
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
58% 58% 58% 59% 59%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016 2018
aa
nde
el n
og o
p h
etze
lfde
adre
s
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
alleenstaand in 2000 alleenstaand in 2006 alleenstaand in 2012
aa
nd
ee
l in
ee
nge
zin
swo
nin
gen
aandeel in eengezinswoningen in jaar x aandeel in eengezinswoningen in jaar x+5
. Demografie en de woningmarkt 50
Gemaakte stappen: woningtype
Recent verweduwde alleenstaanden zijn relatief honkvast, maar als ze verhuizen is dat
meestal naar een appartement. Vooral degenen die na vijf jaar nog altijd alleenstaand
zijn – de overgrote meerderheid van de verweduwden – verruilen bij verhuizing hun eenge-
zinshuis voor een appartement. Echter, toch nog 20% betrekt (opnieuw) een eengezinswo-
ning (zie figuur 5-16). Indien men vijf jaar later een nieuwe partner heeft en is verhuisd, is
dat veel vaker naar een eengezinswoning. Zoals in figuur 5-13 is te zien, komt dit niet veel
voor.
Gemaakte stappen: concentratie in de G4 en de G32
Verweduwde alleenstaanden vinden we niet veel in de vier grote steden. Het aandeel dat in
de G4 woont is sinds het begin van deze eeuw ook afgenomen (van 12% in 2000 tot 8% in
2017). De suburbanisatie van voorgaande generaties in de jaren zestig en zeventig werkt nu
door in een relatief sterke vergrijzing, en daarmee de toename van overlijdensgevallen, bui-
ten de steden. De aantrekkingskracht van de G4 op recent verweduwde alleenstaanden is
gering. Van een eventuele beweging ‘terug naar de stad’ is bij deze groep niets terug te vin-
den. Integendeel, voor zover men nog in de G4 wonen hebben deze alleenstaanden eerder
de neiging de steden te verlaten (figuur 5-17). Let wel, het gaat hier om recent verweduw-
den, die al behoorlijk op leeftijd zijn. Best kans dat ze in de buurt van hun kinderen, buiten
de stad zijn gaan wonen. Dit is hier niet verder onderzocht.
f i gu u r 5 - 1 7 A an de e l w o o n ac h t i g in de G 4 , vo o r e n n a ve r a n de r in g v an adr e s ; pa s ve r w e d u w d
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
De g32 oefenen dan weer wel enige aantrekkingskracht dan wel ‘vasthoudingskracht’ uit op
recent verweduwden. Na verhuizing is het aandeel van de G32 nagenoeg even groot als voor
verhuizing. Let wel, het aantal recent verweduwden dan verhuist is maar klein. Het gaat hier
dus maar om kleine stromen.
0%
2%
4%
6%
8%
10%
12%
14%
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
alleenstaand in 2000 alleenstaand in 2006 alleenstaand in 2012
aa
nde
el in
een
gezi
nsw
oni
ngen
aandeel woonachtig in de G4 in jaar x aandeel woonachtig in de G4 in jaar x+5
. Demografie en de woningmarkt 51
f i gu u r 5 - 1 8 A an de e l w o o n ac h t i g in de G 3 2 , vo o r e n n a ve r a n d e r i n g va n adr e s ; p as ve r w e du w d
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
Lege nesten (voorheen eenouderhuishoudens)
Het vierde en laatste type alleenstaanden dat kan worden onderscheiden betreft ‘lege nes-
ten’, ofwel voormalige eenouderhuishoudens waaruit het (laatste) kind het afgelopen jaar is
vertrokken. Deze categorie is niet heel omvangrijk, maar brengen we hier voor de volledig-
heid toch beknopt in beeld. De meeste lege nesthuishoudens zijn overigens met z ’n tweeën.
Over deze stellen zonder kinderen gaat het hier niet. De lege nesten als totaal komen nog
ter sprake in het volgende hoofdstuk.
f i gu u r 5 - 1 9 V e r an de r in ge n n a v i j f j aar ; a l le e n s t a an de le ge n e s t h u i s h o u de n s
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
alleenstaand in 2000 alleenstaand in 2006 alleenstaand in 2012
aa
nde
el in
een
gezi
nsw
oni
ngen
aandeel woonachtig in de G32 in jaar x aandeel woonachtig in de G32 in jaar x+5
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
2000-'05 2003-'08 2006-'11 2009-'14 2012-'17
opgeheven / anders
lid ander hh., ander adres
lid ander hh., zelfde adres
niet meer alleenstaand, ander adres
niet meer alleenstaand, zelfde adres
nog / weer alleenstaand, ander adres
nog / weer alleenstaand, zelfde adres
. Demografie en de woningmarkt 52
De levensloop van recent in de lege-nestfase gekomen alleenstaanden vertoont meer gelij-
kenis met dat van verweduwden dan met dat van de jongere typen alleenstaanden. Ook dit
type blijft veelal alleenstaand en verhuist niet veel (figuur 5-19). Er zijn er wel meer die aan
een (nieuwe) relatie beginnen. Gezien het leeftijdsverschil is dit ook niet zo vreemd. Deze
alleenstaanden zijn nog ‘slechts’ rond de 56 jaar oud, tegen 74 voor de verweduwden. Bijge-
volg zijn er ook minder die na vijf jaar zijn ‘opgeheven’ als gevolg van overlijden.
Honkvastheid op het adres
f i gu u r 5 - 2 0 A an de e l a l le e n st aa n de n , n a ve r l o o p va n t i j d n o g a an w e z ig o p h e t a dr e s ; a l le e n -
s t aa n d e le ge n e st e n in e e n g e z in sw o n i n g e n
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
f i gu u r 5 - 2 1 A an de e l a l le e n st aa n de n , n a ve r l o o p va n t i j d n o g a an w e z ig o p h e t a dr e s ; a l le e n -
s t aa n de le ge n e st e n in a pp a r t e m e n t e n
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
70% 69% 70% 72% 71%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016 2018
aan
dee
l no
g o
p h
etze
lfd
e ad
res
64% 63% 63% 65% 64%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016 2018
aa
nde
el n
og o
p h
etze
lfde
adre
s
. Demografie en de woningmarkt 53
De honkvastheid van dit type alleenstaande is groter dan dat van de andere drie. Wonen ze
in eengezinswoningen, dan is 71% daar na vijf jaar nog terug te vinden, wonen ze in appar-
tementen dan is dat met 64% het geval. Deze aandelen zijn sinds het jaar 2000 min of meer
constant.
Gemaakte stappen: woningtype
Ook het verhuisgedrag – als men al verhuist – van alleenstaande lege nesthuishoudens lijkt
op dat van verweduwden. Is men na vij f jaar nog alleen, dan betekent een verhuizing veelal
dat een eengezinshuis wordt ingeruild voor een appartement, hoewel we ook dan nog één
op de drie ook op het nieuwe adres in een eengezinshuis aantreffen. Uiteraard kan er in di e
vijf jaar van alles gebeurd zijn. Men kan gemakkelijk een relatie zijn begonnen, naar de een-
gezinswoning zijn verhuisd en opnieuw alleenstaand zijn geraakt. Degenen die niet meer al-
leenstaand zijn, verhuizen overwegend (opnieuw) naar een eengezinswoning.
f i gu u r 5 - 2 2 A an de e l e e n ge z i n sw o n i n ge n vo o r e n n a ve r a n de r in g va n adr e s ; a l le e n st aa n d le e g
n e s t
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
Gemaakte stappen: concentratie in de G4 en de G32
Net als verweduwden zijn alleenstaande lege nesthuishoudens niet vaak wo onachtig in de
vier grote steden, zeker niet in vergelijking met de beide jongere typen alleenstaanden
(nieuwe huishoudens en pas gescheiden alleenstaanden). Hun verhuizing brengt in het aan-
deel van de G4 geen wezenlijke verandering teweeg ( figuur 5-23). Waar de G4 duidelijk aan-
trekkingskracht uitoefenen op ‘langdurig alleenstaanden’ van het jonge soort, is die aantrek-
kingskracht er niet als het gaat om alleenstaande lege nesters, ook niet als deze na vijf jaar
nog altijd alleenstaand zijn. Hetzelfde geldt voor de G32. Het aantal verhuisbewegingen van
deze subgroep is te gering om aan kleine verschuivingen betekenis te hechten.
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
alleenstaand in 2000 alleenstaand in 2006 alleenstaand in 2012
aa
nd
ee
l in
ee
nge
zin
swo
nin
gen
aandeel in eengezinswoningen in jaar x aandeel in eengezinswoningen in jaar x+5
. Demografie en de woningmarkt 54
f i gu u r 5 - 2 3 A an de e l w o o n ac h t i g in de G 4 , vo o r e n n a ve r a n de r in g v an adr e s ; a l le e n s t a an d
le e g n e st
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
f i gu u r 5 - 2 4 A an de e l w o o n ac h t i g in de G 3 2 , vo o r e n n a ve r a n d e r i n g va n adr e s ; a l le e n st aa n d
le e g n e st
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
alleenstaand in 2000 alleenstaand in 2006 alleenstaand in 2012
aa
nde
el in
een
gezi
nsw
oni
ngen
aandeel woonachtig in de G4 in jaar x aandeel woonachtig in de G4 in jaar x+5
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
nog / weeralleenstaand
niet meeralleenstaand
alleenstaand in 2000 alleenstaand in 2006 alleenstaand in 2012
aa
nde
el in
een
gezi
nsw
oni
ngen
aandeel woonachtig in de G32 in jaar x aandeel woonachtig in de G32 in jaar x+5
. Demografie en de woningmarkt 55
Jonge gezinnen en lege nesten
Bij alle aandacht voor alleenstaanden dreigen huishoudens met kinderen uit beeld te ra-
ken. Het aantal huishoudens met kinderen mag dan per saldo weinig meer toenemen, er
worden wel voortdurend nieuwe jonge gezinnen ‘aangemaakt’. Anderzijds komen er ook
voortdurend gezinnen in de lege nestfase terecht. Die twee ontwikkelingen - opbouw en
afbouw – heffen elkaar in de huishoudensstatistiek nagenoeg op, maar mogen op de wo-
ningmarkt niet zomaar tegen elkaar worden weggestreept. Voor het aanbod op de woning-
markt maakt het veel uit wat huishoudens gaan doen als de kinderen het huis uit zijn. De
praktijk is dat zij vooral blijven zitten. Jonge gezinnen daarentegen verhuizen nog volop,
op zoek naar het type woning dat door de lege-nesters bezet wordt gehouden.
Jonge gezinnen
Zoals beschreven in hoofdstuk 2 ontstaan er voortdurend nieuwe jonge gezinnen. Met be-
hulp van de CBS Microdata is gekeken welke ontwikkeling deze huishoudens in de loop der
tijd doormaken. Onder jonge gezinnen verstaan we in deze analyse huishoudens met kin-
deren waarin het oudste kind maximaal drie jaar oud is, inclusief eenouderhuishoudens. We
hebben het dan over tussen de 200.000 en de 250.000 huishoudens in heel Nederland, met
enige fluctuatie door de tijd sinds het begin van deze eeuw.
Jonge gezinnen, zoals hier afgebakend, zijn overwegend dertigers. De leeftijd van de refe-
rentiepersoon (ook wel hoofd huishouden genoemd) ligt rond de 33 (mediaan in 2017). Dit
is sinds het begin van deze eeuw niet wezenlijk veranderd.
Aangezien de (hoofden van) huishoudens niet meer piepjong zijn, hebben ze al een carrière
achter de rug op de woningmarkt, en trouwens ook op de arbeids - en relatiemarkt. De
meesten treffen we aan in een eengezinswoning, een minderheid bewoont een apparte-
ment. Het aandeel jonge gezinnen dat een eengezinshuis bewoont vertoonde tot voor kort
wel een dalende lijn. In het jaar 2000 bewoonde 80% een eengezinswoning, in 2015 was dit
71%. Het is aannemelijk dat deze stijging ten minste voor een deel kan worden verklaard
door de verminderde toegankelijkheid van de (koop)woningmarkt tijdens en na de krediet-
crisis. Veel doorstromers hebben hun verhuisambities tijdens deze crisisjaren moeten uit - of
bijstellen. Ook is te zien dat het aandeel jonge gezinnen dat in de G4 woont is toegenomen,
met name in de periode tussen 2009 en 2015. Ook hierin kan de crisis een rol hebben ge-
speeld, in combinatie met een bewuste keuze om (langer) in de stad te blijven wonen. Tus-
sen 2015 en 2017 zijn beide trends niet verder doorgezet.
t a b e l 6 - 1 W o o n s i t u at ie v an j o n ge ge z i n n e n
aandeel woonachtig in 2000 2003 2006 2009 2012 2015 2017
eengezinswoning 79% 78% 77% 76% 73% 70% 71%
de G4 14% 14% 15% 16% 17% 18% 18%
de G32 29% 30% 30% 31% 31% 30% 30%
bron: CBS microdata, bewerking RIGO
. Demografie en de woningmarkt 56
In figuur 6-1 is te zien dat in de meeste jonge gezinnen de partners na vijf jaar nog bij elkaar
zijn. Dat is echter lang niet altijd op hetzelfde adres. Een substantieel deel van de jonge ge-
zinnen is na vijf jaar verhuisd. Dit patroon is in grote lijnen gelijk sinds h et begin van deze
eeuw. Wel was er sprake van een dip in het aandeel verhuisden in de crisisjaren 2009 -2014.
In de periode 2012-2017, ook nog deels in de crisis, is het patroon weer grotendeels her-
steld.
f i gu u r 6 - 1 V e r an de r in ge n n a v i j f j aar ; j o n ge ge z i n n e n
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
Honkvastheid op het adres
Het maakt voor jonge gezinnen veel uit of men (reeds) een eengezinshuis bewoont of (nog)
een appartement. Het aantal jonge gezinnen dat al binnen drie jaar na de geboorte van het
eerste kind een eengezinshuis bewoont is in de loop der tijd afgenomen. Maar dege nen die
een eengezinshuis bewonen blijven daar steeds langer in wonen. Deze trendbreuk is duide-
lijk zichtbaar sinds de crisisperiode 2009-2014 (zie figuur 6-2). Met ‘nog aanwezig op het
adres’ wordt in dit verband bedoeld dat minimaal één partner na vijf jaar nog op het adres
is terug te vinden.
Het is uit deze cijfers niet op te maken of hier sprake is van een verandering in keuze of van
een door omstandigheden afgedwongen ontwikkeling. Het feit dat de trendbreuk samenvalt
met de crisis wijst sterk op het laatste. Het is lastiger geworden voor jonge gezinnen om een
eengezinshuis te bemachtigen en het is ook lastiger geworden om van daaruit een volgende
stap te maken, bijvoorbeeld naar een groter eengezinshuis. In het begin van deze eeuw,
toen krediet nog gemakkelijk te verkrijgen was, werd die stap sneller gemaakt.
Voor zover jonge gezinnen in appartementen wonen is dit niet voor lang ( figuur 6-3). Na vijf
jaar is bijna 60% van adres veranderd. Ook hier is het effect van de crisis zichtbaar. Vooral in
de jaren 2003-2008 waren jonge gezinnen in appartementen bereid dan wel in staat o m te
verhuizen.
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
2000-'05 2003-'08 2006-'11 2009-'14 2012-'17
opgeheven
ander huishouden, ander adres
ander huishouden, zelfde adres
zelfde huishouden, ander adres
zelfde huishouden, zelfde adres
. Demografie en de woningmarkt 57
f i gu u r 6 - 2 A an de e l j o n g e g e z i n n e n , n a ve r l o o p va n t i j d n o g a an w e z ig o p h e t a dr e s ; e e n ge -
z in sw o n i n ge n
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
f i gu u r 6 - 3 A an de e l j o n g e g e z i n n e n , n a ve r l o o p va n t i j d n o g a an w e z ig o p h e t a dr e s ; ap par t e -
m e n t e n
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
Gemaakte stappen
Voor een analyse van gemaakte verhuisstappen wordt ingezoomd op jonge gezinnen die ge-
durende vijf jaar in de kern intact zijn gebleven (referentiepersoon plus eventuele partner).
Dat is, zoals we zagen in figuur 6-1, de overgrote meerderheid van de jonge gezinnen. In fi-
guur 6-4 is te zien dat degenen die na vijf jaar zijn verhuisd per saldo vaker in een eenge-
zinshuis zijn gaan wonen. Hun vertrekpunt (situatie voor verhuizing) was steeds vaker een
appartement, maar voor het vervolg van hun verhuiscarrière (situatie vijf jaar later ) maakt
68% 66% 69%
77%73%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016 2018
aan
dee
l no
g o
p h
etze
lfd
e ad
res
38%34% 36%
42% 40%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016 2018
aan
dee
l no
g o
p h
etze
lfd
e ad
res
. Demografie en de woningmarkt 58
dat weinig uit. Degenen die niet verhuisden woonden al voor het grootste deel in eengezins-
woningen. Na vijf jaar is het aandeel dat een eengezinshuis bewoont nagenoeg even groot
voor de niet-verhuisden als voor de verhuisden. Overall is dit aandeel sinds het begin van
deze eeuw wel iets gedaald.
f i gu u r 6 - 4 A an de e l j o n g e g e z i n n e n da t in e e n e e n ge z i n sw o n i n g w o o n t e n ve r a n de r in g da ar i n
n a v i j f j aar ; h u i sh o u de n s d i e a l s ge z in i n t ac t z i j n ge b le ve n
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
Terwijl verhuizing van jonge gezinnen gepaard gaat met een toenemend aandeel eengezins-
woningen neemt tegelijkertijd het aandeel dat woonachtig is in de grote steden door verhui-
zing af. Van de verhuisde jonge gezinnen uit het jaar 2000 woonde in het jaar 2000 ( voor
verhuizing) 18% in de vier grote steden, in 2005 (na verhuizing) nog 1 2%. Van de verhuisde
jonge gezinnen uit 2012 was dit respectievelijk 23% voor verhuizing en 15% vijf jaar later.
Ook de concentratie in de 32 nam voor de verhuisden af, van 32% in 2012 naar 28% in 2017.
Voor de verhuisden tussen 2000 en 2005 was dit 32% respectievelijk 30%.
Lege nesthuishouden
De te verwachten toename van het aantal alleenstaanden is vooral een gevolg van de ver-
grijzing van de omvangrijke groep inwoners, geboren in de periode 1945 -1970. Veel huis-
houdens uit deze jaren bevinden zich momenteel nog in de gezinsfase, maar dat gaat veran-
deren. Voor het aanbod op de woningmarkt maakt het veel uit wat huishoudens gaan doen
als de kinderen het huis uit zijn. Maken ze een ‘stap terug’, bijvoorbeeld naar een apparte-
ment, dan komt hun woning - in veel gevallen een eengezinswoning - beschikbaar voor
jonge (aanstaande) gezinnen. Blijven ze op hun nest zitten, dan kan het nog lang duren voor-
dat deze langs ‘natuurlijke weg’ vrij komt. In dat geval zal de vergrijzing er voorlopig vooral
toe leiden dat er steeds meer ‘gezinswoningen’ worden bewoond door niet-gezinnen: al-
leenstaanden en ook stellen zonder kinderen.
Onder lege nest huishoudens verstaan we hier huishoudens die in vergelijking met een jaar
geleden van huishouden met kind(eren) zijn veranderd in huishouden zonder kinderen en
die verder qua partner ongewijzigd zijn gebleven. Dus paren met kind(eren) zijn nu paren
0%10%20%30%40%50%60%70%80%90%
100%
2000
-'05
2003
-'08
2006
-'11
2009
-'14
2012
-'17
2000
-'05
2003
-'08
2006
-'11
2009
-'14
2012
-'17
verhuisd niet verhuisdaan
dee
l wo
nen
d in
ee
n e
en
gezi
nsw
on
ing
voor verhuizing na verhuizing
. Demografie en de woningmarkt 59
zonder kinderen (maar met dezelfde partner) en eenoudergezinnen zijn nu alleenstaand. Al-
dus afgebakend gaat het om ongeveer honderdduizend nieuwe lege nesters per jaa r.
Lege nest huishoudens, zoals hier afgebakend, zijn overwegend rond de 58 jaar oud (medi-
aan in 2017). Een deel (29%) is alleenstaand, dat wel zeggen voorheen eenouderhuishou-
den. Deze subgroep is al apart belicht in paragraaf 5.5. Aangezien de (hoofden van) huishou-
dens al op leeftijd zijn, hebben ze al een carrière achter de rug op de woningmarkt. De
meesten (83%) treffen we aan in een eengezinswoning. Dit profiel is sinds het begin van
deze eeuw enigszins veranderd. De mediane leeftijd is iets gestegen (was 55 in het jaar
2000), evenals het aandeel alleenstaanden (was 22%).
f i gu u r 6 - 5 V e r an de r in ge n n a v i j f j aar ; l e ge n e s t h u i s h o u de n s
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
In de loop van vijf jaar veranderen de recent ontstane lege nesthuishoudens niet vaak van
samenstelling en ook niet vaak van adres, zeker in vergelijking met andere onderzochte ty-
pen huishoudens. Sinds het begin van deze eeuw is het aandeel dat wel van samenstelling
en/of adres verandert zelfs nog iets afgenomen (zie figuur 6-5). Deze bevinding sluit aan op
de conclusie uit paragraaf 3.2 dat stellen zonder kinderen van middelbare leeftijd vooral
‘zittenblijvers’ zijn.
Honkvastheid op het adres
De honkvastheid van lege nesthuishoudens uit zich vooral in eengezinswoningen (figuur
6-6). Na vijf jaar is nog bijna negen op de tien woningen nog door minimaal één van de part-
ners bezet en dit aandeel is sinds het jaar 2000 toegenomen. Let wel, dat is inclusief het ef-
fect van onder meer overlijden, verhuizing naar een instelling, intrekken bij kinderen en der-
gelijke. Het feit dat lege-nesters wel woningen vrijmaken hoeft dus niet altijd door verhui-
zing te komen. In de regel zijn deze huishoudens sterk gehecht aan het huis en de b uurt
waar hun kinderen zijn opgegroeid en waar ze vaak al lange tijd wonen. Het is dan niet
vreemd dat men pas verhuist tussen zes planken. Gezien de leeftijd waarop ze in de lege
nestfase komen (rond de zestig) kan dit lang duren.
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
2000-'05 2003-'08 2006-'11 2009-'14 2012-'17
opgeheven
ander huishouden, ander adres
ander huishouden, zelfde adres
zelfde huishouden, ander adres
zelfde huishouden, zelfde adres
. Demografie en de woningmarkt 60
f i gu u r 6 - 6 A an de e l le ge n e st h u is h o u de n s , n a ve r lo o p v an t i j d n o g aa n w e z i g o p h e t a dr e s ;
e e n ge z in sw o n in ge n
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
f i gu u r 6 - 7 A an de e l le ge n e st h u is h o u de n s , n a ve r lo o p v an t i j d n o g aa n w e z i g o p h e t a dr e s ; a p-
par t e m e n t e n
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
Lege nesthuishoudens in appartementen blijven daar eveneens lang wonen, maar minder
lang dan hun ‘soortgenoten’ in eengezinswoningen (figuur 6-7). Dit verschil is te verklaren
doordat lege nesthuishoudens in appartementen vaker alleenstaand (voorheen eenouderge-
zin) zijn dan lege nesthuishoudens in eengezinswoningen. Aangezien overlijden voor lege
nesters een belangrijke rol speelt bij het ‘verlaten’ van een adres is het dus niet vreemd dat
dit in eengezinswoningen langer duurt. Het adres is pas definitief verlaten als ook de laatst
overgebleven partner vertrekt of komt te overlijden.
83% 83% 84%87% 85%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016 2018
aan
dee
l no
g o
p h
etze
lfd
e ad
res
71% 70% 70% 73% 71%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016 2018
aan
dee
l no
g o
p h
etze
lfd
e ad
res
. Demografie en de woningmarkt 61
Gemaakte stappen
Voor een analyse van de gemaakte verhuisstappen concentreren we ons op lege nesthuis-
houdens die in de kern (referentiepersoon plus eventuele partner) gedurende vijf jaar intact
zijn gebleven. Voor de meeste lege nesthuishoudens is dit het geval. Uit figuur 6-5 is al af te
lezen dat er door deze groep niet veel wordt verhuisd. Voor zover men wel verhuist, worden
per saldo eengezinswoningen ingeruild voor appartementen ( figuur 6-8). Toch bewoont nog
ongeveer de helft na verhuizing (opnieuw) een eengezinswoning. Het is dus niet zo dat huis-
houdens die uit de kinderen zijn uitsluitend in de markt zijn voor appartement en. Niet-ver-
huizende lege nesthuishoudens bewonen voor rond de 85% eengezinswoningen.
f i gu u r 6 - 8 A an de e l le ge n e st h u is h o u de n s d at i n e e n e e n ge z in sw o n i n g w o o n t e n ve r an de r i n g
da ar i n n a v i j f j aar ; h u i sh o u d e n s d ie i n t ac t z i j n g e b le v e n
Bron: CBS Microdata, bewerking RIGO
De verhuizing naar een appartement betekent niet dat men ook de grote stad opzoekt. Het
aandeel dat woonachtig is in de vier grote steden in voor en na verhuizing vrijwel onveran-
derd. Voor de verhuisde lege-nesters tussen 2000 en 2005 was dit 13% voor en 12% na ver-
huizing, voor het cohort 2012-2017 12% voor en 13% na. Ook het aandeel van de G32 veran-
dert nauwelijks. Zowel voor als na de verhuizing is circa 30% van de verhui sde lege nesthuis-
houdens woonachtig in de G32.
0%10%20%30%40%50%60%70%80%90%
100%
2000
-'05
2003
-'08
2006
-'11
2009
-'14
2012
-'17
2000
-'05
2003
-'08
2006
-'11
2009
-'14
2012
-'17
verhuisd niet verhuisdaan
dee
l wo
nen
d in
ee
n e
en
gezi
nsw
on
ing
voor verhuizing na verhuizing