Upload
others
View
1
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
EPIDEMIOLOGIE PIJN BIJ OUDEREN
Dr. H. Daniels
Ziekenhuis Oost-Limburg
Epidemiologie van pijn bij ouderen
24-50 % van senioren (VS) geven pijnproblemen aan (Brattberg et al., 1997; Kendig et al., 2000)
• Binnen rusthuizen: 45-83 % (Weiner et al., 1999)
Met leeftijd stijgt kans op aandoeningen die chronische pijn uitlokken (osteoarthritis, cardiovasculaire aandoeningen, herpes zoster, …)
Sommige aandoeningen zoals hoofdpijn ea, nemen echter af.
Gevolgen
Toegenomen interesse vanuit het wetenschappelijk veld in het onderzoek naar pijn bij de geriatrische patiënt (Norton et al., 1999)
Nieuwe informatie wordt ingepast in het heersende biopsychosociale werkmodel
American Geriatrics Society (AGS) Panel on Chronic Pain in Older Persons (1998): ‘Assessment and treatment of psychosocial factors are essential in Pain Management’.
Mythes rond pijn bij ouderen
Mythes rond pijn bij ouderen
‘Ageism’
• Kan de pijnervaring van de oudere patiënt beïnvloeden
• Zowel oudere volwassenen (Ferrell, 1991) als gezondheidswerkers (Weiner et al., 1999) zijn gevoelig aan foute opvattingen omtrent ‘verouderen’ en pijn.
• ‘Verouderen’ beïnvloedt health care (Schaie, 1993)
Mythe 1
Klacht is leeftijdsgerelateerd?
Pijn zien als een gevolg van het ouderdomsproces
‘Ik ben versleten.’
Pijn is het resultaat van specifieke kwetsuren of ziektes
Sommige aandoeningen zijn gecorreleerd met ouder worden (heupfractuur, ea), doch pijn per se is NIET een logisch gevolg van ouder worden.
Gelijkaardig:
• Psychische symptomen (bv dysforie) wordt vaak aanzien als ‘horend bij het ouder worden’, en daardoor vaak onderbehandeld.
Mythe 2
Ouderen zijn rigieder, minder flexibel en zijn niet meer tot gedragsverandering te brengen…
‘Een oude boom verplant men niet.’
Veelheid aan wetenschappelijke evidentie die deze stelling ontkracht:
• Helme et al. (1996)
• Sorkin et al. (1990)
Ook met betrekking tot psychologische symptomen
• Dorfman et al. (1995)
• Zarit et al. (1999)
‘Ageism’ bias:
• Oudere patiënt lijkt vaak geëxcludeerd te worden van Pain Management Programs
• Oudere patiënt krijgt over het algemeen minder therapeutische opties dan jongere (Kaplan et al., 1989)
Mythe 3
Pain Management kan voor elke geriatrische patiënt gelijk zijn
Gevaar voor generalisatie
• Leefomgeving
Leven in een rusthuis is geassocieerd met hogere kans op persisterende pijn (Ferrell et al., 1990)
Andere impact van pijn bij rusthuispopulatie dan bij onafhankelijke ouderen (Williamson et al., 1992)
• Geslacht
Verschillen in pijnrespons en pijngerelateerde problemen tussen geriatrische man en vrouw (Keefe et al., 2000)
• Generatieverschillen
Mythe 4
Pijngevoeligheid en pijnperceptie neemt af met ouder worden (cfr. visus en gehoor)
Kwalitatieve ervaringen van pijn blijven gelijkaardig aan deze van jongeren
Mythe 5
‘Als ze niet klagen hebben ze geen pijn.’
Redenen waarom geen pijn wordt gerapporteerd:
• Angst voor diagnostische tests
• Angst voor medicatie
• Angst voor de betekenis achter pijn
• Perceptie: ‘Artsen en zorgverleners hebben het te druk.’
• ‘Klagen brengt geen betere zorg.’
• ‘Er is toch niets aan te doen.’
Hoe diagnosticeren?
• Cfr. Verder
Pijn
70 tot 80% van de kankerpatiënten heeft pijn
Zeer veel patiënten met niet-maligne aandoeningen hebben ook pijn
Pijn wordt onvoldoende behandeld door:
- niet naar vragen - onder-rapportering - onder-dosering van medicatie
Pijn
Pijndrempel: = de minimaal vereiste intensiteit om een prikkel als pijnlijk te ervaren
= ± gelijk voor iedereen
Pijntolerantie:
= wijze waarop men de pijn ervaart = draagkracht voor pijn = verschillend voor iedereen = beïnvloedbaar
Pijntolerantie
Negatief
-angst/agressie
-moe/slapeloos
-isolement
-onwetend
-depressie
-sociale/financiële problemen
Positief
-rustig/goed humeur
-goede slaap
-zinvolle tijdsbesteding
-geïnformeerd
-begrip/medeleven
-goede sociale situatie
Effecten van verouderen op pijn
1. Veranderingen in sensoriële processen door leeftijd
2. Veranderingen in sensoriële processen door neurodegeneratieve aandoeningen: dementie
3. Veranderingen in pijnperceptie
4. Veranderingen in pijnrapportage
Pijn en dementie
• pijnrapportage - ernst van dementie
• Verstoord lichaamsbeeld
• Mogelijks verstoorde autonome respons op pijn - autonome respons > hoge pijnintensiteit - geen autonome respons ≠ afwezigheid van pijn
• Verhoogde pijntolerantie
• Normale pijndrempel
Dementie en pijn
pijnrapportage
• Atypische pijnpresentatie
• Geheugenstoornissen
• Taalapraxie
• ‘andere’ pathologie en communicatiebarrières
pijnrapportage
1. Atypische pijnpresentatie
verwardheid-regressie-apathie
rapportage = inadequaat
onderdetectie
onderbehandeling
pijnrapportage
2. Geheugenstoornissen
Pijn = wat patiënt zegt dat het is - accuraat - betrouwbaar
= onafhankelijk van de cognitieve status!
= in het “hier en nu”
pijnanamnese: wat patiënt NU voelt (en niet vorige week of gisteren
herevalueer vaak
pijnrapportage
2. Taalapraxie
woordarmoede
- minder uitgebreide woordenschat
- beschrijven van pijn = moeilijk
andere ‘betekenis’ van woorden
Geef zelf pijnbeschrijving aan (uitgebreide anamnese)
Gebruik hulpmiddelen om pijn ‘visueel’ te maken
Kijk naar de ‘lichaamstaal’
Lichaamstaal
‘niet verbale pijnindicatoren’
• Gelaatsuitdrukkingen: fronsen, grimassen, knipperen,…
• Verbalisatie – vocalisatie: zuchten, kreunen, oei-help,…
• Bewegingen: opspannen, afweren, schudden, stilliggen,…
• Interpersoonlijke gedrag: agressie, storen, zich isoleren,…
• Activiteitsniveau: voedselweigering, ronddwalen, veranderd slaappatroon, sufheid,…
• Mentale status: wenen, irritabel gedrag, toenemende verwardheid,…
pijnrapportage
3. Andere pathologie en communicatiebarrières
• Cognitieve problemen: delirium
• Sensoriële/motorische problemen: - ziekte van Parkinson - na CVA: aphasie - gehoorsproblemen
• Depressie
• Angst
• Taalbarrière
Pijn depressie
Onderlinge invloed = onderschat
• Pijn > depressie behandeling van initiële depressie verbetert pijntherapie
• Depressie pijnperceptie
pijnintensiteit
Pijn en dementie
• pijnrapportage - ernst van dementie
• Verstoord lichaamsbeeld
pijnervaring
• Afhankelijk van voorgeschiedenis
• Cognitie/depressie/angst
• ‘winst’: pijngedrag
• Sociale omkadering
• Existentiële noden
Stereotiep denken rond pijn en ouderen dient verlaten:
• ‘Ouder vrouwtje dat klaagt omdat ze aandacht zoekt.’
• ‘Oudere passieve patiënt die enkel nog wil lijden en elke interventie weigert.’
Realiteit is anders
Waarom is pijn belangrijk? Gevolgen van on(der)behandelde pijn
• Depressie
• Sociale deprivatie
• Slaapstoornissen
• mobiliteit
• gebruik van gezondheidszorg
• Verminderde revalidatie
• Impact op de centrale zorgverleners
> functionaliteit
> levenskwaliteit
> psychologische stress
Context
Voorbeelden
• Artrose in de vingers voor pianist vs. Zanger
• Gebroken been voor zelfstandige vs. militair in oorlogsgebied
Context schept
• het verhaal
• het lijden
• de gevolgen
• de mogelijkheden om er mee om te gaan
Responsen worden gesteld in functie van de perceptuele waarde
De perceptie wordt gestuurd door de context:
• Vroegere ervaringen
• Omgevingsstimuli
• Attitudes
• Opvoeding
• Overtuigingen
Leeftijd = Context!
Gevolgenmodel Chronische Pijn
Pijn
Gezin
Werk
Financieel
Zelfbeeld Medicatiegebruik
Vrienden
Frustratie
Stress
Depressie
Angst
Boosheid
Sociale Isolatie
…
Huishouden
….
Fysieke achteruitgang
Cfr. Ook model van Loeser of
Main en Spanswick (2001)
PIJN
• Definitie
• Hoe evalueren?
• Hoe behandelen?
Pijn: definitie
“Pijn is een onplezierige sensoriële en emotionele gewaarwording die gepaard gaat met (mogelijke) weefselbeschadiging of die beschreven wordt in termen die doen denken aan een dergelijk letsel.”
International Association for the Study of Pain (IASP)
Pijn: definitie
“Pijn is wat de patiënt zegt dat het is en treedt op wanneer hij zegt dat het optreedt.
Pijn is gelokaliseerd daar waar de patiënt het zegt en is zo intens als hij zegt.”
Mc Caffery 1979
Pijn = subjectief
• Dus ook geen objectieve manier om te meten
• Beschrijvend: - karakter: scherp, stekend, zagend - plaats - intensiteit - emotioneel impact - frequentie
Pijn = complex
• Functioneel
• Emotioneel
• Sociaal
• Spiritueel
= totale pijn
Soorten pijn
1. Tijdsduur: acuut chronisch
2. Fysiologisch: nociceptief neuropathisch
3. Oorzaak
Acute pijn
• Alarmfunctie
• Beperkte duur
• In verhouding tot de weefselbeschadiging
= nuttig
Chronische pijn
= pijn die langer bestaat dan de verwachte hersteltijd van de weefselbeschadiging
- Complexe en meerdere oorzaken
- Belangrijke psychologische weerslag: klaaggedrag, afzonderen
- Aanleiding tot psychische klachten: depressie
- Weerslag op functioneren
- Frustratie bij patiënt en zorgverlener
Nociceptieve pijn
= pijn die optreedt bij prikkeling van pijnreceptoren ‘nociceptoren’
• Receptoren worden geactiveerd door: - fysische factoren: druk, hitte, uitzetting - chemische stimuli: serotonine, histamine, prostaglandines
• Verdere opdeling: - somatische pijn: receptor in de huid of oppervlakkig (= scherpe pijn – goed afgelijnd) - viscerale pijn: receptor in diepe structuren of organen (= minder gelokaliseerd ‘dof – krampend’, uitstraling naar andere organen/lichaamsdelen)
Neuropathische pijn
= pijn die optreedt bij beschadiging van perifere zenuwen of van het centrale zenuwstelsel
Spontane activering van beschadigde zenuwen
‘schietend – brandend – stekend’
Moeilijk te behandelen
Pijn volgens oorzaak
Bij kankerpatiënten
- 70 – 80% tgv kanker
- 17 – 20% tgv behandeling
- 10% tgv slechte algemene toestand: constipatie – decubitus – maagopzetting
- Andere oorzaak: arthritis – ischemisch hartlijden
PIJN ?
praat erover !
pijnevaluatie
• Duid aan waar u pijn voelt en hoe die zich verplaatst en uitbreidt
• Hoe ernstig is de pijn, gebruik pijnschalen
• Karakter van de pijn dof, priemend, zeurend, brandend, stekend, scherp, knellend, kloppend, knagend, krampachtig,…
• Hindert de pijn bij aankleden, stappen, eten,…
• Wordt u wakker door de pijn of kan u er moeilijk door inslapen?
• Wat denkt u dat het beste helpt?
• Hebt u last van misselijkheid, braken, slaperigheid, verminderde eetlust, constipatie na het innemen van uw pijnstillers?
Moeilijkheden bij diagnostiek van pijn bij ouderen
Cognitieve moeilijkheden
Communicatie barrière
Culturele/sociale verschillen
Andere medische moeilijkheden
Barrières bij bespreken van pijn
1. Communicatieproblemen: het onvermogen om zich uit te drukken > dementie, afasie, anderstaligen > pijn uit zich als: verwardheid, apathie, sociale isolatie, depressie
2. Cognitieve barrière: - delirium - dementie
Medicatie-/middelenabusus
• Vooral oudere pijnpatiënt is zeer gevoelig voor middelen misbruik (pijnstillers, psychofarmaca, slaapmedicatie,...) (Redpath et al., 1992)
• Alcohol: ook bij ouderen een probleem!
DUS…
PIJNBEHANDELING
BEHANDELING Algemene principes
1. Voorkom pijn: vaste tijdstippen !
2. Behandel elk pijntype afzonderlijk
3. Gebruik geneesmiddelen aangepast aan de patiënt
4. Stel realistische doelen
5. Evalueer en pas aan
6. Empathie ! Begrip !
Pijntrap I = lichte pijn
1. Aspirine-achtigen/salicylaten - koortswerend, pijnstillend, ontstekingsremmend - risico op bijwerkingen: GI-bloed
2. Paracetamol: maximumdosis 4gr - koortswerend, pijnstillend - weinig bijwerkingen
3. NSAID’s = ontstekingsremmers - bijwerkingen: GI - nieren
Pijntrap II: zwakke morfine-achtigen
• Druppels
• Tabletten: met korte werkingsduur met lange werkingsduur = slow release
• Smelttabletten:
• (Ampullen: IV/IM)
• Pleister: Buprenorfine Transtec®
Hou rekening met de vorm:
- effect - werkingsduur
Pijntrap III: sterk opiaten
1. Tramadol - matig sterk opioïd - voor matig ernstige pijn = stap 2 medicatie - ook voor neuropathische pijn - maximale dagdosis = 400mg = 4x40dr
2. Transdermaal buprenorfine = Transtec®
- deels agonist, deels antagonist - voor chronische pijn - 35µg/52,5µg/70µg
Best te vermijden
Codeïne - alleen relatief zwak analgeticum - met veel bijwerkingen: obstipatie, nausea, sufheid
accumulatie !
Best te vermijden
- agonist/antagonist zoals Fortal, Dipidolor
- Alleen voor acute pijn
- Nooit voor chronische pijn
- Geeft tolerantie/psychische afhankelijkheid
- Geeft verwardheid/hallucinaties
Pijntrap III: sterk opiaten
REFERENTIE = MORFINE
1. Morfine: dosering
Siroop: 1mg morfine per 1ml aqua
- start met 10mg alle 4 uren
- uitgewerkt na 4 uren - geen maximum dosis: pijn bepaalt dosis
MS Contin:
- slow release vorm
- 10-30-60-100 mg
- nooit breken
- bij doorbraakpijn: morfinesiroop
MS Direct:
- snelle afgifte
- kan siroop vervangen
Rectaal: zelden gebruikt
IM/SC/IV:
- voor acute pijn
- 1 mg SC = 2mg po
- 1 mg IV = 3mg po
Continu infuus: IV of SC
Epiduraal: 1 mg epiduraal = 15 mg po
Intrathecaal: 1 mg intrathecaal = 25 tot 50 mg po
Bijwerkingen van morfine
1. Sedatie = frequent - verbetert na enkele dagen - indien geen verbetering: lagere dosis – andere toedieningsweg
2. Neurologische bijwerkingen - verwardheid en hallucinaties zeldzaam, pas op bij bejaarden, frequenter in terminale fase
- myoclonieën
Bijwerkingen van morfine
3. Misselijkheid en braken - bij 50-70% - verdwijnt dikwijls - indien blijft: andere toedieningsweg
4. Constipatie - treedt altijd op - verdwijnt niet spontaan - laxativa moeten opgestart samen met morfine preparaat = kunstregel
Bijwerkingen van morfine
5. respiratoir: ademhalingsonderdrukking - zeer hoge dosis - te snelle ophoging
6. jeuk-zweten>
7. Urineretentie bij prostaathypertrofie
Mythen rond morfine
1. Verslaving: - bij pijn psychische afhankelijkheid - wel fysieke gewenning: nooit plots stopzetten
2. Tolerantie: geen tolerantie van het pijnstillend effect
3. Ademhalingsdepressie
4. Sneller dood
‘slow release’ medicatie
= omhulde tablet waardoor vertraagde en dus geleidelijke vrijzetting van de medicatie
NOOIT PLETTEN !!!
Vb. Contramal Retard®, MS Contin®, Depakine Chrono®, Oxycontin
2. Transdermaal fentanyl = Durogesic® - sterke µ-agnonist - goed voor stabiele pijn
- voor patiënten die geen morfine po kunnen nemen
- lang halfleven! - 12µg, 25µg, 50µg, 75µg, 100µg
Durogesic®
• Pleister: 25 – 50 -75 - 100µg/u vrijzetting
• Gedurende 3 dagen ter plaatse onbetrouwbare opname bij magere patiënten, bij koorts
Gebruik van Durogesic®
• Pas na uitbehandeling met trap II
• Bij bejaarden: best niet bij ‘opoïdnaïve’ patiënten
• Geef de eerste 24u andere medicatie verder
• Voorzie snelwerkend morfinepreparaat bij doorbraakpijn
Nieuwere producten
1. Hydromorphone = Palladone® - semisynthetisch opioïd = morfine analoog - geen actieve metabolieten minder bijwerkingen - slow release vorm: Palladone SR® - Palladone SR: 4mg, 8mg, 16mg, 24mg - Palladone IR: 1,3 mg /2,6mg
2. Oxycodone
Oxycontin
Oxynorm
Equivalent: 2x zo sterk als morfine
> dosis M+/2= dosis Oxycodone
Oxycodone + Naloxone
= TARGINACT
- terugbetaald
- 5, 10, 20, 40 mg co
DOORBRAAKPIJN
= pijnopstoot ondanks chronische pijnmedicatie
Oorzaken:
1. Onvoldoende onderhoudsmedicatie
2. Toename van de pijn
3. Externe/tijdelijke factoren bv. mobilisatie
Dien extra dosis snelwerkende morfine toe indien patiênbt reeds morfine krijgt of extra dosis medicatie van trap I of II als patiënt nog geen morfine krijgt
Berekening dosis morfine bij doorbraakpijn
Bereken de totale dagdosis morfine PO
Totale dagdosis morfine PO/10 = dosis morfine PO bij doorbraakpijn tot 6x/dag toe te dienen
indien toediening PO niet mogelijk: bereken de overeenkomende dosis s.c. of IV
conversietabel
• Morfine PO/2 = morfine s.c.
• Morfine PO/3 = morfine IV
• 60 mg Morfine PO/24u = 25µg Durogesic®
DOORBRAAKPIJN
= pijnopstoot ondanks chronische pijnmedicatie
Oorzaken:
1. Onvoldoende onderhoudsmedicatie
2. Toename van de pijn
3. Externe/tijdelijke factoren bv. mobilisatie
Dien extra dosis snelwerkende morfine toe indien patiênbt reeds morfine krijgt of extra dosis medicatie van trap I of II als patiënt nog geen morfine krijgt
Berekening dosis morfine bij doorbraakpijn
Bereken de totale dagdosis morfine PO
Totale dagdosis morfine PO/10 = dosis morfine PO bij doorbraakpijn tot 6x/dag toe te dienen
indien toediening PO niet mogelijk: bereken de overeenkomende dosis s.c. of IV
conversietabel
• Morfine PO/2 = morfine s.c.
• Morfine PO/3 = morfine IV
• 60 mg Morfine PO/24u = 25µg Durogesic®
OPIOIDEN IN PALLIATIEVE ZORG : CONVERSIETABEL
TRAP 2 // TRAP 3
BASISTHERAPIE
ORAAL TRANS-DERMAAL PARENTERAAL ORAAL
CODEÏNE
PO/24u
Tabl./4u
Tabl./12u
TRAMADOL PO/24u
Uno: 1xd
Retard : 2à3xd
Druppels : 4xd
20dr = 50mg
TRANSTEC TD/72u
BUPRE-
NORFINE
DUROGESIC
TD/72u
FENTANYL
MORFINE IV/24u
(=
Oxynorm
IV)
MORFINE
SC/24u
(=
Oxynorm
SC)
MS-
CONTIN
Tabl./12u
2xd
TARGINACT
PO Tabl./12u
2xd
OXYCODONE
+ NALOXONE
OXYCONTIN
PO Tabl./12u
2xd
OXYCODONE
PALLADONE
PO Tabl./12u
Slow Release
HYDRO-
MORFONE
MORFINE
TOTALE
DAGDOSIS
PER
ORAAL
60mg
codeïne
100mg
(50 mg IV)
5mg 10 mg
± 5 mg 10 mg 2x 10 mg 2x5 mg/2.5 mg 20 mg
12 µg/u 10 mg 15 mg 30 mg
200 mg
(100mg IV)
±15 mg 20 mg 2x10 mg/5 mg 40 mg
35 µg/u 25 µg/u 20 mg 30 mg 2x30 mg 2x15 mg 2x4 mg 60 mg
400 mg
(200mg IV)
±25 mg 40 mg 2x40 mg 2x20 mg/10 mg 2x20 mg 80 mg
(300mg IV) 52.5 µg/u 50µg/u 40 mg 60 mg 2x60 mg 2x30 mg/15 mg 2x30 mg 2x8 mg 120 mg
(400mg IV) ±50 mg 80 mg 2x80 mg 2x40 mg/20 mg 2x40 mg 160 mg
360mg/24u
=max dosis
400mg/24u
=max dosis
70 µg/u 75 µg/u 60 mg 90 mg 2x90 mg 2x45mg/22.5mg 2x45 mg 180 mg
100 µg/u 80 mg 120 mg 2x120mg 2x60mg/30mg 2x60 mg 2x16 mg 240 mg
200 µg/u 160 mg 240 mg 2x240mg 2x120 mg 480 mg
300 µg/u 240 mg 360 mg 2x360mg 2x180 mg 2x48 mg 720 mg
IN FUNCTIE VAN PIJN KAN MEN STERKE OPIOÏDEN ONGELIMITEERD OPHOGEN (GEEN MAXIMUM)
BIJ OMSCHAKELEN VAN PO NAAR SC : HOEVEELHEID ORALE MORFINE DELEN DOOR 2
BIJ OMSCHAKELEN VAN PO NAAR IV : HOEVEELHEID ORALE MORFINE DELEN DOOR 3
BIJ OMSCHAKELING VAN INTRATHECAAL NAAR IV : VERMENIGVULDIGEN MET 100
BIJ OMSCHAKELING VAN IV NAAR ORAAL : VERMENIGVULDIGEN MET 3
TARGINACT = Oxycodone met naloxone (antidoot) om constipatie te voorkomen (laxativa blijven toch noodzakelijk)
Oxycodone is 2x sterker dan Morfine // Palladone is 7.5x sterker dan Morfine
OXYCODONE PER OS = MORFINE PER OS DELEN DOOR 2 // MORFINE SC OF IV = OXYCODONE SC OF IV
CONVERSIEWAARDEN BLIJVEN EEN BENADERING EN ABSOLUTE CIJFERS PER INDIVIDU BEKIJKEN
Recente studies tonen aan dat Buprenorfine 70µg/u overeenstemt met Fentanyl 75 µg/u
TABEL MET BEREKENING DOORBRAAKPIJN VOLGEND BLAD
CO-ANALGETICA
= medicatie die op zich geen pijnstillend effect heeft maar wel de pijn mee helpt bestrijden
1. Anti-epileptica: neuropathische pijn
2. Anti-depressiva: neuropathische pijn
3. Sedativa: angst
4. Cortisone: onstekingsremmend, eetlustopwekkend, anti-oedemateus, anti-inflammatoir
1. Corticosteroïden anti-inflammatoir analgetisch stemming verbeterd eetlust
goed bij: - levermeta’s - hersenmeta’s - wekeweefsel tumoren Nevenwerking: - diabetes mellitus - maagulcera/bloeding - agitatie/verwardheid vb. Medrol
2. Antidepressiva vooral bij neuropathische pijn verbeteren stemming licht sederend/betere nachtrust Nevenwerking: - hypotensie - obstipatie - droge mond vb. Redomex, Deanxit
3. Anti-epileptica vooral bij neuropathische pijn
Nevenwerking: - verwardheid - foliumzuurdeficiëntie - leucopenie vb. Diphantoïne, Tegretol, Neurontin, Lyrica
4. Neuroleptica angstremmend anti-emetisch effect
vb. Haldol Dehydrobenzoperidol: DHBP
5. Anxiolytica
angstremmend spierontspannend sederend Nevenwerking: - overdreven sedatie - cave langwerkende benzodiazepines vb.- Halcion: kort - Xanax: middellang - Lysanxia: lang
6. Laxativa steeds preventief bij narcotische analgetica
7. Anti-emetica vb. Litican Motilium Primperan vb. Kytrill enkel bij chemotherapie Zofran
8. Botresorptieremmend botmeta’s botdestructie botpijn vb. Calcitonine SC Aredia IV Zometa IV
Xgeva
Aclasta
INVASIEVE PERCUTANE OF CHIRURGISCHE PIJNBESTRIJDING
• Neurodestructieve methodes = chemisch of thermisch onderbreken van pijngeleiding in de perifere zenuwvezels
• Spinale analgetica = chemisch beïnvloeden van de pijngeleiding op centraal niveau
Niet-medicamenteuze pijntherapie
1. Onderbreken zenuwbanen: • thv: - ganglia - ruggemerg - hersenkernen • door: - alcoholisatie/fenolisatie - chirurgisch doorsnijden - electrostimulatie
2. Externe radiotherapie: gelocaliseerde botmeta’s
3. Strontium-89: diffuse botmeta’s
BEDENK
• Elke medicatie heeft zijn gunstige effecten en zijn risico’s
• Het is onrealistisch om volledige afwezigheid van pijn na te streven bij sommige aandoeningen of bij bepaalde patiënten
• Zelden ziet men exact dezelfde respons of bijwerkingen bij twee verschillende patiënten
DUS: maatwerk
Regels voor toediening van pijnmedicatie
• Voorkeur voor orale toediening
• Hevige pijn vereist snellere ophoging van de dosis
• Hou rekening met het werkingsmechanisme en de werkingsduur
• Oudere patiënten zijn gevoeliger voor bijwerkingen van geneesmiddelen
Andere symptoomcontrole
1. Obstipatie: zeer frequent voorkomen! Peroraal/lavementen Relistor sc
2. Diarrhee: pas op voor overloopdiarrhee!
3. Hikken: R/ Motilium Largactil Corticoïden bij hersenoedeem Rivotril traag IV
4. Braken: oorzaak nagaan: - medicamenteus - locale factoren - hersenmeta’s - ionenstoornissen
5. Xerostomie = droge mond: - zure dranken/snoep - ijslollie - pilocarpine
6. Sialorrhee = speekselvloed: - isopropamide = Priamide - atropine
7. Stomatitis: - Kamillosan mondspoeling - Nystatine mondspoeling - Xylocaïne gel
8. Slecht ruikende wonden: - Flagyl po - Flagyl locaal
9. Storend lymfoedeem: - hoogstand - lymfedrainage - diuretica
10. Jeuk: - meestal antihistaminica, corticoïden - soms Questran po
11. Dyspnee: zeer vele oorzaken elk eigen therapie specifiek in de laatste levensfase: • morfine: - AH frequentie - pijn dyspnee - angst • corticoïden • anxiolytica • scopolamine SC bij vochtige reutels • ondersteuning • O2