98
Mobiel banditisme Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de politieregio IJsselland Auteur: Jorike Franssen Vrije Universiteit Faculteit der rechtsgeleerdheid Afstudeerrichting Criminologie November 2007 Begeleiding: Jasper van der Kemp (VU) Guillaume Beijers (VU) Wouter de Wit (Politie IJsselland)

Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

Embed Size (px)

Citation preview

Page 2: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

1

Inhoudsopgave

Voorwoord .........................................................................................................................3

Samenvatting .....................................................................................................................4

1. Inleiding..........................................................................................................................6

2. Mobiel banditisme en bedrijfsinbraken ......................................................................8

2.1 Wat is mobiel banditisme? ........................................................................................8

2.2 Omvang en ontwikkeling van mobiel banditisme...................................................11

2.3 Aard van het mobiel banditisme uit Polen en Litouwen .........................................14

2.4 Bedrijfsinbraken en zijn daders ...............................................................................16

2.4.1 De Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven; omvang en ontwikkeling van bedrijfsinbraken in Nederland...................................................................................16

2.4.2 Kenmerken en werkwijzen van bedrijfsinbrekers ............................................17

2.4.3 Samenplegen en dadermobiliteit bij bedrijfsinbraken......................................19

3. Theoretisch kader........................................................................................................22

3.1 Criminologische theorieën ......................................................................................22

3.2 Criminologische theorieën toegepast op mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken.............................................................................................................24

3.3 Criminologische theorieën over een toenemende dadermobiliteit ..........................28

4. Onderzoeksopzet .........................................................................................................30

4.1 Vraagstelling ...........................................................................................................30

4.2 Operationalisatie van begrippen..............................................................................32

3.3 Informatiebronnen en analysemethoden..................................................................35

5. Aard, omvang en ontwikkeling van de bedrijfsinbraken in IJsselland..................43

5.1 Omvang en ontwikkeling van het aantal bedrijfsinbraken in IJsselland in de periode 1998-2006.........................................................................................................43

5.3 Aard van de bedrijfsinbraken gepleegd in 2006......................................................45

6. Daders van bedrijfsinbraken in IJsselland ...............................................................52

6.1 Oplossingspercentage van bedrijfsinbraken............................................................52

6.2 Algemeen beeld van de daders van bedrijfsinbraken..............................................53

6.3 Mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken in IJsselland..............................................56

Page 3: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

2

6.3.1 Omvang en ontwikkeling van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken ...........56

6.3.2 Kenmerken van verdachten van mobiel banditisme en mobiele bendes..........58

6.3.3 Aard van de inbraken gepleegd door mobiel banditisme en verschillen met inbraken gepleegd door andere daders ......................................................................62

6.2.4 Informatie Gestuurde Politie opdracht mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken.........................................................................................................71

7. Discussie .......................................................................................................................74

7.1 Bespreking van de onderzoeksresultaten ................................................................74

7.2 Beperkingen van het onderzoek ..............................................................................80

8. Conclusie ......................................................................................................................83

9. Aanbevelingen voor verder onderzoek......................................................................84

Literatuur.........................................................................................................................86

Bijlagen.............................................................................................................................90

1. IGP Opdracht mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken..............................................90

2. Dia van IGP Opdracht zoals getoond tijdens briefings .............................................91

3. Tabellen .....................................................................................................................92

Page 4: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

3

Voorwoord

Voor u ligt de scriptie waarmee ik de studie criminologie aan de Vrije Universiteit in

Amsterdam afrond. De scriptie vormt het resultaat van een onderzoek dat is uitgevoerd in

opdracht van de regiopolitie IJsselland.

Tegelijkertijd met het uitvoeren van mijn onderzoek is er ook door Ilze Hondshorst een

onderzoek verricht naar bedrijfsinbraken in IJsselland. Mijn onderzoek is vooral gericht op

de daders van bedrijfsinbraken, en meer specifiek op mobiele bendes als daders, terwijl haar

onderzoek zich met name richt op het effect van beveiligingsmaatregelen op het aantal

bedrijfsinbraken in IJsselland.

Onze onderzoeken overlappen elkaar wat betreft de omvang en ontwikkeling van de

bedrijfsinbraken en de aard van de bedrijfsinbraken in 2006. Het verzamelen van de data,

bestaande uit het bestuderen van duizenden BPS registraties van bedrijfsinbraken, hebben

wij grotendeels gezamenlijk uitgevoerd.

Mijn dank gaat uit naar mijn begeleiders bij de politie IJsselland, Wouter de Wit, Eddy

Klein Hofmeijer en Ton van de Griendt, en mijn begeleiders aan de Vrije Universiteit,

Jasper van der Kemp en Guillaume Beijers. Hen allen wil ik bedanken voor de begeleiding,

het commentaar en het meedenken tijdens het onderzoek.

In het bijzonder wil ik alle politiemedewerkers van de noodhulp bedanken die ik tijdens de

nachtdienst heb belast met mijn IGP opdracht en ook Harm Winters en Macit Kocak van de

infodesk die hebben geholpen bij respectievelijk het opstellen en verwerken van de

resultaten van de IGP opdracht.

De regiopolitie IJsselland in het algemeen wil ik tot slot bedanken voor de kans kennis te

kunnen maken met de politieorganisatie en het mogelijk maken van dit onderzoek.

Jorike Franssen

Zwolle, november 2007

Page 5: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

4

Samenvatting

Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en

ontwikkeling van de (daders van) bedrijfsinbraken in IJsselland. De aandacht gaat in het

bijzonder uit naar de betrokkenheid van mobiele bendes bij bedrijfsinbraken in IJsselland.

Met dit onderzoek wordt de volgende hoofdvraag beantwoord: Zijn er in de politieregio

IJsselland mobiele bendes betrokken bij bedrijfsinbraken en, zo ja, zijn er verschillen met

andere daders van bedrijfsinbraken in IJsselland?

Er bestaan verschillende definities van mobiel banditisme. Bij mobiel banditisme wordt vaak

gedacht aan bendes uit het buitenland en meer specifiek uit Oost-Europa. Dit onderzoek

heeft echter ook betrekking op mobiel banditisme uit Nederland. Er wordt gekozen voor de

volgende definitie van mobiel banditisme: Van mobiel banditisme is sprake wanneer twee of

meer daders gezamenlijk vermogensmisdrijven plegen in een gebied waarin ze geen vaste

woon- of verblijfplaats hebben.

Een probleem met deze definitie is dat hiermee de grote mobiliteit van mobiele bendes niet

gegarandeerd wordt. In het belang van de opsporing is hier echter toch voor gekozen. Om

enigszins rekening te houden met dit probleem wordt bij de operationalisatie van het begrip

mobiel banditisme de extra voorwaarde gesteld dat de verdachten hun woon- of

verblijfplaats op meer dan 20 kilometer van de pleegplaats moeten hebben.

De aard, omvang en ontwikkeling van de bedrijfsinbraken in IJsselland wordt bepaald aan

de hand van de BPS registraties van bedrijfsinbraken. Hiernaast wordt een IGP opdracht

uitgezet waarin aan de noodhulpdiensten van alle teams wordt gevraagd tijdens te

nachtdienst op zoek te gaan naar verdachte situaties op en rondom de bedrijventerreinen.

Uit het onderzoek komt het volgende naar voren. In de politieregio IJsselland is het aantal

bedrijfsinbraken in 2006 gedaald ten opzichte van 1998. Deze daling is niet significant, wat

waarschijnlijk wordt veroorzaakt door uitschieters in 2001 en 2002. Vanaf 2002 tot en met

2006 is het aantal bedrijfsinbraken wel significant gedaald.

Uit de BPS registraties van bedrijfsinbraken blijkt dat er mobiele bendes bij bedrijfsinbraken

in IJsselland betrokken zijn, maar dat de omvang van hiervan niet erg groot is. Van alle

bedrijfsinbraken met tenminste één verdachte werd over de periode 1999 – 2006 11,7

procent van door een mobiele bende gepleegd. In totaal gaat het om 103 bedrijfsinbraken

Page 6: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

5

met een mobiele bende als dader. De omvang van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken

laat geen duidelijke stijging of daling zien. Hoewel op basis van de geluiden uit de politiek

en media wordt verwacht dat mobiel banditisme toeneemt, spreken de resultaten van dit

onderzoek dit tegen. Opvallend is tevens dat veruit de meeste verdachten (en mobiele

bendes) uit Nederland afkomstig zijn. Het idee dat mobiel banditisme uit Oost-Europa een

groot probleem is wordt dus niet door de onderzoeksresultaten bevestigd.

Naast de bevinding dat mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken weinig voorkomt verschillen

de inbraken gepleegd door mobiele bendes en andere daders weinig van elkaar. Er wordt een

significant verschil gevonden in de manier van binnendringen. Daarnaast bestaat er een

significant verband tussen de pleeggemeente, in de zin van stad of platteland, tussen de

bedrijfsinbraken gepleegd door de verschillende soorten daders.

De resultaten van de IGP opdracht geven geen indicatie voor de aanwezigheid van mobiele

bendes op en rondom bedrijventerreinen in IJsselland die erop uit zijn bedrijfsinbraken te

plegen.

Geconcludeerd wordt dat de politieregio IJsselland zich op grond van de resultaten van dit

onderzoek weinig zorgen hoeft te maken voor wat betreft zowel de ontwikkeling van de

bedrijfsinbraken in de regio als over de aard, omvang en ontwikkeling van mobiele bendes

die bij bedrijfsinbraken betrokken zijn.

De volgende aanbevelingen voor verder onderzoek worden gedaan:

- In onderzoek naar mobiel banditisme daders betrekken die in meerdere

politieregio’s voorkomen voor een bepaald delict.

- Het onderzoek meer algemeen richten op alle bij de politie bekende daders die onder

de definitie van mobiel banditisme vallen en niet beperken tot alleen daders van

bedrijfsinbraken.

- De afzonderlijke invloed van de factoren samenplegen en een grote dadermobiliteit

onderzoeken op verschillen tussen daders en de inbraken die zij plegen.

- Onderzoek doen naar verschillen tussen bedrijfsinbraken met en zonder verdachte.

- Verschillen tussen daders onderzoeken voor meer andere en specifieke aspecten van

een inbraak.

- Voor onderzoek naar mobiel banditisme gebruik maken van andere bronnen naast

politieregistraties.

Page 7: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

6

1. Inleiding

Op verschillende plaatsen in Nederland bestaat er de afgelopen jaren een toenemende

bezorgdheid over het fenomeen mobiel banditisme. De zorg betreft voornamelijk bendes die

vanuit Oost-Europa naar Nederland komen om zich hier bezig te houden met snelle en

relatief eenvoudige criminaliteit. Mobiel banditisme uit Oost-Europa wordt in 2004 in het

Nationaal Dreigingsbeeld bestempeld als een potentiële dreiging1 (Dienst Nationale

Recherche Informatie (DNRI), 2004b). In 2005 worden er meerdere kamervragen gesteld

waarin kamerleden hun zorg uitspreken over een mogelijke toename van het aantal bendes

uit Oost-Europa dat in Nederland vermogensdelicten pleegt (TK, 2005/06, nr. 202; TK,

2005/06, nr. 395). Ook in de media verschijnen berichten over mobiel banditisme uit Oost-

Europa als opkomende trend (Huisman, 2007; Telegraaf, 2007).

Het beeld dat door de politiek en de media van mobiel banditisme wordt geschetst heeft

vooral betrekking op mobiele bendes afkomstig uit het buitenland, en dan met name bendes

afkomstig uit Oost-Europa. De bendes komen tijdelijk naar Nederland, plegen hier enkele

misdrijven en keren vervolgens snel terug naar het land van herkomst om eventueel later

weer terug te komen voor het plegen van criminaliteit. De mobiele bendes plegen

verschillende soorten vermogensmisdrijven. Als verklaring voor de opkomst van het

fenomeen mobiel banditisme wordt de recente EU-uitbreiding genoemd en meer in het

algemeen de internationalisering (Huisman, 2007; Van Eeghen, 2007).

De politie IJsselland heeft behoefte aan meer inzicht in zowel dit mobiel banditisme uit het

buitenland als inzicht in mobiele bendes die vanuit andere delen van Nederland, met name

vanuit de randstad, naar de politieregio IJsselland komen om misdrijven te plegen. De vraag

vanuit de politie IJsselland wijkt in die zin dus af van het bestaande beeld van mobiel

banditisme uit Oost-Europa. Meer specifiek is men geïnteresseerd in de eventuele

betrokkenheid van mobiele bendes bij het delict bedrijfsinbraken in IJsselland.

Voor de politie IJsselland is het van belang inzicht te hebben in de mate waarin mobiele

bendes betrokken zijn bij bedrijfsinbraken, omdat de opsporing van mobiele bendes om een

andere aanpak vraagt dan de opsporing van andere daders van bedrijfsinbraken. Dit omdat

de mobiele bendes vaak in verschillende politieregio’s actief zijn en de daders na het plegen

van een delict snel weer uit de politieregio verdwijnen.

1 Een potentiële dreiging is een crimineel verschijnsel waarvan niet duidelijk is in welke omvang het zich de komende vijf jaar zal manifesteren, maar dat, indien het zich daadwerkelijk voordoet, naar verwachting ernstige gevolgen zal hebben voor de Nederlandse samenleving (DNRI, 2004b).

Page 8: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

7

Voor de politie IJsselland speelt tevens een rol dat er een project gaande is betreffende

intelligent cameratoezicht op bedrijventerreinen in de regio. Hoewel dit project niet primair

is gericht op de bestrijding van bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes, wordt er wel

degelijk het een en ander van verwacht voor wat betreft de signalering en opsporing van

mobiele bendes die bedrijfsinbraken (willen) plegen. De intelligente camera’s op de

bedrijventerreinen registreren kentekens van in- en uitgaande voertuigen. Wanneer een

voertuig, waarvan niet is vastgesteld dat het met een legitiem doel zoals werk op het terrein

aanwezig is, op afwijkende tijdstippen de camera’s passeert levert dit een verdachte situatie

op. Het kenteken kan door de politie vervolgens worden gekoppeld aan de kentekens die

door camera’s worden geregistreerd die op andere plaatsen, zoals autosnelwegen, reeds

aanwezig zijn (Aalbersberg, 2006). Duidelijk mag zijn dat cameratoezicht op deze manier

uitermate geschikt is om juist mobiele bendes te signaleren.

Allereerst is het van belang antwoord te geven op de vraag of er mobiele bendes betrokken

zijn bij bedrijfsinbraken. Wanneer blijkt dat dit het geval is, is het vervolgens belangrijk te

weten of er verschillen zijn met bedrijfsinbraken die door andere daders worden gepleegd.

Dit om te bepalen of het mobiel banditisme ten opzichte van andere daders die

bedrijfsinbraken plegen een hogere prioriteit verdient. De hoofdvraag van dit onderzoek

luidt daarom als volgt: Zijn er in de politieregio IJsselland mobiele bendes als daders

betrokken bij bedrijfsinbraken en, zo ja, zijn er verschillen met de andere daders van

bedrijfsinbraken in IJsselland?

Omdat er binnen de politie IJsselland geen duidelijk beeld bestaat van de aard, omvang en

ontwikkeling van de bedrijfsinbraken in IJsselland, bestaat ook een deel van dit onderzoek

uit het in kaart brengen van de bedrijfsinbraken in IJsselland.

De opbouw van dit rapport ziet er als volgt uit. Allereerst wordt in hoofdstuk 2 een

beschrijving gegeven van mobiel banditisme en van bedrijfsinbraken. Hoofdstuk 3 bevat een

theoretische beschouwing over het fenomeen mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken. In

hoofdstuk 4 wordt de opzet van dit onderzoek beschreven. Hoofdstuk 5 en 6 vormen de kern

van deze scriptie met respectievelijk de onderzoeksresultaten voor wat betreft de aard,

omvang en ontwikkeling van de bedrijfsinbraken in IJsselland en de daders van

bedrijfsinbraken en meer specifiek mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken. De scriptie wordt

afgesloten met een discussie, waarin de onderzoeksresultaten worden besproken, gevolgd

door een conclusie en enkele aanbevelingen voor verder onderzoek.

Page 9: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

8

2. Mobiel banditisme en bedrijfsinbraken

In dit hoofdstuk wordt bekeken wat er bekend is over mobiel banditisme en (daders van)

bedrijfsinbraken. De beschikbare literatuur over mobiel banditisme betreft echter enkel

mobiele bendes afkomstig uit het buitenland en niet binnenlands mobiel banditisme.

Allereerst wordt in paragraaf 2.1 bekeken wat er precies onder mobiel banditisme wordt

verstaan. In paragraaf 2.2 komt de omvang en ontwikkeling van mobiel banditisme aan de

orde, voorzover hierover in de literatuur iets bekend is. In paragraaf 2.3 wordt een

beschrijving gegeven van de aard van het mobiel banditisme afkomstig uit Polen en

Litouwen. Tot slot wordt in paragraaf 2.4 ingegaan op zowel de aard, omvang en

ontwikkeling van bedrijfsinbraken als op de kenmerken van de daders die deze

bedrijfsinbraken plegen en de werkwijzen die zij hanteren. Meer specifiek wordt ook

ingegaan op samenplegen en de dadermobiliteit bij bedrijfsinbraken.

2.1 Wat is mobiel banditisme?

In de literatuur bestaan een aantal definities van mobiel banditisme welke onderling aardig

overeen komen, maar ook op een aantal punten verschillen. In deze paragraaf wordt aan de

hand van de bestaande definities van mobiel banditisme een definitie van mobiel banditisme

geformuleerd die bruikbaar is voor dit onderzoek.

Volgens de Dienst Nationale Recherche Informatie (DNRI) (2004a) is er sprake van

banditisme wanneer verdachtencombinaties2 twee of meer roofdelicten3 plegen. Dit is een

definitie van banditisme en niet van mobiel banditisme, waardoor niets wordt gezegd over

juist het mobiele aspect van banditisme.

In het eindrapport van het Project Polaris (Van der Laan & Weenink, 2005, p. 17) wordt

mobiel banditisme gedefinieerd als; “criminele samenwerkingsverbanden4 die vanuit het ene

land (het bronland) op en neer reizen naar een of meerdere andere landen (doellanden) om

daar roofcriminaliteit te plegen of te beramen”.

2 Wanneer twee of meer personen worden verdacht van betrokkenheid bij een misdrijf, dan vormen zij een verdachtencombinatie in relatie tot dat misdrijf. 3 Bij roofdelicten heeft de DNRI het over misdrijven waarbij sprake is van roof van geld en goederen, zoals overvallen, inbraken en winkeldiefstallen. 4 De term ‘criminele samenwerkingsverbanden’ wordt door Van der Laan & Weenink niet nader gedefinieerd.

Page 10: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

9

De Belgische Federale regering heeft het niet over mobiel banditisme, maar over

rondtrekkende dadergroepen. Zij definiëren deze als volgt; “een vereniging van misdadigers

die:

• seriematig gepleegde woninginbraken, of inbraken in bedrijven en handelszaken,

waaronder ramkraken, of ladingdiefstallen of diefstallen van identiteitsdocumenten in

openbare diensten en administraties pleegt,

• waarvan de leden hoofdzakelijk afkomstig zijn uit de voormalige Oostbloklanden, en

• die opereren of aangestuurd worden vanuit de grote steden of het buitenland, en

• die een belangrijk aantal feiten op een groot gedeelte van het grondgebied pleegt”

(Belgische Federale regering, 2004, p. 21).

Dit is een erg uitgebreide definitie, maar ook vaag doordat het termen bevat die niet nader

zijn gedefinieerd waardoor het niet duidelijk is wie er wel en niet onder vallen. Hoeveel is

bijvoorbeeld ‘een belangrijk aantal feiten’ en hoe groot is een ‘groot gedeelte van het

grondgebied’.

Een element dat in bovenstaande definities naar voren komt is dat het bij mobiel banditisme

gaat om vermogensmisdrijven. Ook het delict dat in dit onderzoek bekeken wordt,

bedrijfsinbraak, is een vermogensmisdrijf.

Een tweede element dat in alle hiervoor genoemde definities naar voren komt is het feit dat

het niet gaat om individuele daders, maar om meerdere daders. Dit wordt in de hiervoor

genoemde definities achtereenvolgens aangeduid met verdachtencombinaties, criminele

samenwerkingsverbanden en dadergroepen. Voor dit onderzoek wordt de voorwaarde aan

mobiel banditisme gesteld dat het moet gaan om twee of meer personen die samen

misdrijven plegen. Dit omdat er in geval van een bende geen sprake is van een individuele

dader, maar ook niet op voorhand kan worden vastgesteld uit hoeveel personen een mobiele

bende wel bestaat. De personen moeten samen misdrijven plegen, wanneer zij samen andere

activiteiten verrichten dan het voorbereiden, plegen of achteraf afhandelen van een misdrijf,

vormen zij dus geen mobiele bende.

Tot slot moet het mobiele aspect van de bendes in de definitie naar voren komen. Zowel

door de Belgische Federale regering als door Polaris wordt in dit verband het landgrens

overschrijdende karakter van mobiel banditisme genoemd. Men heeft het over reizende of

rondtrekkende daders die voornamelijk afkomstig zijn uit Oost-Europa. In dit onderzoek

wordt echter niet alleen naar landgrens overschrijdend mobiel banditisme gekeken, maar ook

naar binnenlandse mobiele bendes. Door een aantal auteurs wordt het mobiele aspect van

Page 11: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

10

mobiel banditisme aangeduid door te spreken over daders die geen vaste woon- of

verblijfplaats hebben (Ponsaers, 2004; Huisman & Van der Laan, 2005; Bruinsma, 2004).

Echter, de daders kunnen wel degelijk een vaste woon- of verblijfplaats hebben, alleen niet

in het gebied waarin ze misdrijven plegen. De Landelijke Criminaliteitskaart 2005 spreekt in

dit verband over niet-ingezetenen (Emmett, De Miranda, Nieuwenhuis, Sikkema & Van

Tilburg, 2006). Het gaat dan om verdachten die niet staan ingeschreven in een Nederlandse

gemeente. Dit onderzoek heeft echter betrekking op zowel buitenlands mobiel banditisme

als mobiele bendes uit Nederland. Voor mobiel banditisme uit Nederland gaat het dan om

daders die niet staan ingeschreven in een gemeente in een bepaalde politieregio of een ander

afgebakend gebied. Het probleem hierbij is dat dit niet per definitie betekent dat deze ook

een lange afstand hebben moeten afleggen om het misdrijf te plegen. Dit geldt voor daders

uit gemeenten die net buiten de politieregio vallen en bedrijfsinbraken plegen in een

gemeente net binnen de politieregio, vlak bij hun woon- of verblijfplaats.

Dit probleem is er niet wanneer wordt gekozen voor de voorwaarde dat er sprake moet zijn

van een bepaalde minimale reisafstand van de woon- of verblijfplaats tot de pleegplaats van

het delict, wil er sprake zijn van mobiel banditisme. Hier wordt echter niet voor gekozen,

omdat het voor de opsporing juist van belang is inzicht te krijgen in de daders van

bedrijfsinbraken die niet uit een bepaalde politieregio afkomstig zijn. De informatie die de

politie heeft over de criminaliteit gepleegd in haar regio betreft vooral informatie over

daders die binnen de politieregio wonen of verblijven, er is minder informatie over daders

van buiten de regio. De politie richt zich bij de opsporing van strafbare feiten dan ook

voornamelijk op daders binnen de eigen politieregio. Wanneer zou blijken dat een belangrijk

deel van de criminaliteit wordt gepleegd door daders van buiten de politieregio betekent dit

dat de opsporing van deze daders het beste bovenregionaal kan worden georganiseerd of dat

er moet worden gezocht naar andere middelen om deze daders op te sporen.

Ondanks dat in dit onderzoek niet wordt gekozen voor enkel een minimale afstand van

woon- of verblijfplaats tot de pleegplaats van een delict, wordt er wel enigszins rekening

gehouden met het probleem dat er mogelijk daders tussen zitten die erg dicht bij huis

misdrijven plegen. Van de daders van buiten de regio zijn de daders die niet ver buiten de

regio wonen waarschijnlijk het makkelijkst op te sporen. Daders die zich geografisch gezien

niet ver van huis bevinden, maar wel in een andere politieregio dan die waarin hun

woonplaats ligt, zijn bijvoorbeeld wel bekend bij mensen die net wel in de betreffende

politieregio wonen of bij agenten in dat gebied. Omdat deze daders die wel dicht bij huis,

Page 12: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

11

maar net buiten een bepaalde politieregio, misdrijven plegen, minder in de weg staan bij het

opsporingsbelang, wordt ervoor gekozen deze daders niet tot mobiel banditisme te rekenen.

Er wordt voor gekozen het mobiele aspect van de bendes te definiëren als daders die

misdrijven plegen in een gebied waarin ze geen vaste woon- of verblijfplaats hebben. Dit

gebied wordt niet uitsluitend door de kunstmatige grenzen van een politieregio bepaald,

maar wordt iets breder gezien in de zin dat ook daders van net buiten die regio tot dit

‘gebied’ worden gerekend.

De literatuur omtrent mobiel banditisme overziend wordt in dit onderzoek gekozen voor de

volgende definitie van mobiel banditisme: Van mobiel banditisme is sprake wanneer twee of

meer daders5 gezamenlijk vermogensmisdrijven plegen in een gebied waarin ze geen vaste

woon- of verblijfplaats hebben.

2.2 Omvang en ontwikkeling van mobiel banditisme

In deze paragraaf komt de omvang van mobiel banditisme aan de orde en de eventuele

veranderingen die zich daar de afgelopen jaren in hebben voorgedaan.

Niet alleen in Nederland maakt men zich zorgen over een eventuele opkomst van mobiel

banditisme uit het buitenland. In Duitsland en België heeft mobiel banditisme reeds een

hoge prioriteit bij opsporingsinstanties (Klerks & Kop, 2007). In België is de bestrijding van

rondtrekkende dadergroepen opgenomen als een van de prioriteiten in het Nationaal

Veiligheidsplan. Er is sprake van een stijging van een aantal vermogensdelicten, welke voor

een deel wordt toegeschreven aan rondtrekkende dadergroepen. Voor de jaren 2000 tot en

met 2003 werd geschat dat 20 tot 25 procent van de inbraken en 20 tot 30 procent van de

ramkraken die in België werden gepleegd waren toe te schrijven aan rondtrekkende

dadergroepen uit Oost-Europa (Dupuis, 2004).

Over de omvang van het buitenlands mobiel banditisme in Nederland bestaan geen cijfers.

De laatste jaren hebben binnen de politie een aantal operationele onderzoeken op

buitenlands mobiel banditisme gelopen, waaronder Rameta6 en Polaris7. Rameta was gericht

5 Waar over ‘daders’ wordt gesproken kan in plaats hiervan ook ‘verdachten’ worden gelezen, deze termen worden door elkaar gebruikt. 6 Rameta-team staat voor RAMkraken – ETAlageteam.

Page 13: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

12

op het opsporen van Poolse ramkraakgroepen en Polaris op mobiel banditisme uit Polen en

Litouwen. Met het opstarten van deze onderzoeken lijkt het erop dat het mobiel banditisme

afkomstig uit deze landen een groeiend probleem is. In ruim een jaar, van oktober 2003 tot

eind 2004 zijn er door Polaris in ieder geval 38 Poolse en Litouwse criminele

samenwerkingsverbanden bekend geworden die structureel vermogensdelicten pleegden. In

totaal ging het om 2.333 Polen en 845 Litouwers. In totaal konden er in de

onderzoeksperiode door Polaris 376 delicten in verband worden gebracht met mobiele

bendes. Hieronder waren 180 auto-inbraken, 15 autodiefstallen, 53 winkeldiefstallen in

georganiseerd verband, 9 ramkraken, 3 overvallen en 116 incidenten met vals geld. Deze

aantallen vormen een ondergrens voor de omvang van het aantal mobiele bendes in

Nederland, omdat deze cijfers van Polaris alleen betrekking hebben op de 9 noordoostelijke

politieregio’s8 die gezamenlijk in oppervlakte ruim de helft van Nederland beslaan (Van der

Laan & Weenink, 2006).

Er zijn verschillende indicatoren die iets kunnen zeggen over de ontwikkeling van de

aanwezigheid van buitenlandse mobiele bendes in Nederland.

Een eerste indicator is het deel van de totale verdachtenpopulatie in Nederland dat uit het

buitenland afkomstig. Van 1998 tot 2003 bestond 5 procent van de totale

verdachtenpopulatie in Nederland uit verdachten die niet ingeschreven stonden in een

Nederlandse gemeente. Het grootste deel bestaat uit West-Europeanen en daarna uit

personen uit Centraal en Oost-Europa9 (Van der Laan & Weenink, 2005). Van 1996 tot 2003

is het aantal Centraal en Oost- en Zuidoost-Europese10 verdachten in Nederland gestegen.

Zij zijn in relatief sterke mate betrokken bij vermogensdelicten zonder geweld. Deze stijging

van verdachten is groter dan de stijging van het aantal personen uit deze landen dat zich in

deze periode in Nederland heeft gevestigd. Opvallend sterk gestegen zijn het aantal

verdachten uit de voormalige Sovjet-Unie, Polen en Bulgarije (Dienst Nationale Recherche

Informatie 2004a, p. 130). Er is dus sprake van een toename van criminele activiteiten door

niet in Nederland woonachtige personen, wat een stijging van mobiel banditisme

7 Polaris was een samenwerkingsverband tussen de Unit Noord- en Oost-Nederland van de Nationale Recherche, de Koninklijke Marechaussee, de Bovenregionale Recherche Noord- en Oost Nederland en de negen noordoostelijke politiekorpsen. 8 De 9 noordoostelijke politieregio’s zijn; Groningen, Friesland, Drenthe, IJsselland, Gelderland-Midden, Noord en Oost-Gelderland, Gelderland-Zuid, Twente en Flevoland. 9 Onder Centraal en Oost-Europese landen vallen; Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Slowakije, Tsjechië, Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, Moldavië, Oekraïne, Rusland, Wit-Rusland. 10 Onder Zuidoost Europese landen vallen: Albanië, Bulgarije, Roemenië, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, Servië Montenegro, Macedonië en Slovenië, Cyprus en Malta.

Page 14: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

13

aannemelijk maakt, zeker gezien het feit dat deze verdachten voornamelijk

vermogensdelicten zonder geweld plegen.

Ten tweede wordt gekeken naar criminele samenwerkingsverbanden waarbij personen uit

Oost-Europa betrokken zijn. Dit omdat mobiele bendes met een zekere georganiseerdheid te

werk gaan en ze in principe een samenwerkingsverband vormen tussen minimaal twee

personen. Het aantal personen uit Oost-Europa dat betrokken is bij criminele

samenwerkingsverbanden is van 2000 tot 2003 sterk toegenomen, wat kan wijzen op een

stijging van het mobiel banditisme gepleegd door personen uit Oost-Europa. Hun aandeel op

het totaal aantal verdachten bij criminele samenwerkingsverbanden is met 10 procent in

2003 echter nog steeds niet heel groot (DNRI 2004c).

Tot slot kan worden gekeken naar de delicten die aan mobiel banditisme kunnen worden

gerelateerd11. Hierin is in de periode 1998 tot 2003 geen opvallende stijging te zien (Van der

Laan & Weenink, 2005). Dit is opmerkelijk, aangezien de hiervoor besproken indicatoren

wel wijzen op een stijging van het mobiel banditisme. Wellicht speelt het een rol dat het om

vormen van veelvoorkomende criminaliteit gaat en dat andere daders dan mobiele bendes de

trend bepalen.

Over zowel de omvang als de ontwikkeling van het binnenlands mobiel banditisme is weinig

bekend. Het fenomeen mobiel banditisme, in de zin van dadergroepen die al stelend door

Europa trekken, bestaat al eeuwen en is dus niet geheel nieuw (Verhoeven, 2005). Een

eventuele recente stijging van mobiel banditisme is mogelijk te verklaren door het feit dat

mensen steeds mobieler zijn geworden. Wiles en Costello (2000) onderzochten of er sprake

is van een toegenomen dadermobiliteit. Ze maakten een vergelijking tussen de afstand

tussen woon- en pleegplaats bij inbraken gepleegd in Sheffield in 1966 en inbraken gepleegd

in 199512. Hieruit bleek de mobiliteit van inbrekers in 1995 te zijn toegenomen ten opzichte

van 1966. Echter het gaat slechts om een stijging van de dadermobiliteit van enkele

kilometers, terwijl bij mobiel banditisme veel grotere afstanden van de woon- tot de

pleegplaats worden afgelegd.

In dit verband is het opvallend dat de percentages delicten gepleegd in Sheffield door

inwoners en niet-inwoners tussen 1966 en 1995 gelijk zijn gebleven. De toename van de

dadermobiliteit is dus niet toe te schrijven aan een stijging van het aantal daders dat van

buiten naar Sheffield komt om delicten te plegen (Wiles & Costello, 2000).

11 Deze delicten zijn; series auto-inbraken, autodiefstallen, winkeldiefstallen in georganiseerd verband, ramkraken, overvallen en het in omloop brengen van vals geld. 12 Het betreft alle soorten inbraken, in woningen, in bedrijven en in andere gebouwen.

Page 15: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

14

De stijging van de dadermobiliteit is dus niet zodanig dat deze ook wijst op een stijging van

het mobiele banditisme. Wel maken de factoren die ten grondslag liggen aan een stijging

van de mobiliteit van mensen, het natuurlijk ook voor mobiele bendes makkelijker grote

afstanden af te leggen.

2.3 Aard van het mobiel banditisme uit Polen en Litouwen

In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van de aard van het mobiel banditisme

afkomstig uit Polen en Litouwen op basis van de informatie uit de onderzoeken Rameta en

Polaris.

Rameta: Poolse ramkraakgroepen

Van augustus 1999 tot mei 2002 heeft het Rameta-team gefunctioneerd (Grevink, 2004). Dit

was een samenwerkingsverband tussen politieregio’s met als doel de bestrijding van Poolse

ramkraakgroepen. Een ramkraak is een specifieke manier om bij bedrijven in te breken. Een

ramkraak is “een diefstal, al dan niet tezamen en in vereniging gepleegd, door middel van

braak en/of verbreking, waarbij gebruik wordt gemaakt van bijvoorbeeld een auto om een

(glazen) pui, muur, deur e.d. te rammen” (Grevink, 2004 p. 5).

De Poolse ramkraakgroepen plegen voornamelijk ramkraken op juweliers, foto- en

hifispeciaalzaken. De ramkraakgroepen beperken zich niet alleen tot ramkraken, er worden

door hen ook overvallen en/of inbraken op opticiens en tandartspraktijken, auto-inbraken en

autodiefstallen gepleegd. Deze delicten worden in Nederland gepleegd. Polen dient

voornamelijk als thuisbasis en afzetmarkt. De meeste Poolse ramkrakers zijn afkomstig uit

eenzelfde gebied in Polen. De Poolse ramkrakers komen meestal in groepjes van drie of vier

personen in een personenauto van Polen naar Nederland. De Poolse ramkrakers hebben geen

vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. Ze verblijven in schuilplaatsen op afgelegen

plekken (bos, parkeerplaats), in hotels en in ‘safehouses’13 (Grevink, 2004).

De omvang van de Poolse ramkraakgroepen varieert sterk. De kleinste groep bestaat uit 6

personen en de grootste uit 33 personen. De grotere groepen hebben een complexere

structuur en meer bureaucratische kenmerken. Tussen de personen binnen een groep bestaan

weinig familiebanden en ook weinig vriendschappelijke banden. De groepsleden hebben

13 Een safehouse is een vaste locatie waar illegale goederen worden opgeslagen of groepsleden kunnen uitrusten. In de praktijk zijn dit vaak woningen van verwanten of kennissen, maar ook wel bedrijfsruimtes en loodsen.

Page 16: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

15

voornamelijk een instrumentele relatie met elkaar; ze werken samen met het oog op het

financiële gewin. Dit heeft mogelijk tot gevolg dat de Poolse dadergroepen niet erg stabiel

zijn. Binnen de groepen bestaat een zekere hiërarchie en een taakverdeling. Veel

voorkomende rollen zijn die van leider, vervalser, transporteur, snelkraker en heler. De

snelkrakers zijn de personen die de daadwerkelijke ramkraak uitvoeren (Grevink, 2004).

Polaris: Mobiel banditisme uit Polen en Litouwen

In oktober 2003 is het team Polaris van start gegaan en heeft gefunctioneerd tot juli 2005. In

navolging van Rameta hield dit team zich in die periode bezig met mobiel banditisme uit

Polen en Litouwen en richtte zich op de volgende misdrijven: series auto-inbraken,

autodiefstallen, winkeldiefstallen in georganiseerd verband, ramkraken, overvallen en het in

omloop brengen van vals geld. In het eindrapport van Polaris bekeken Van der Laan en

Weenink (2005) 38 verschillende criminele samenwerkingsverbanden afkomstig uit Polen

en Litouwen die één of meerdere van deze misdrijven pleegden om een beeld te krijgen van

de aard van het mobiele banditisme uit Polen en Litouwen.

De meeste daders kwamen via de kortste weg over land naar Nederland en verplaatsten zich

naar en binnen Nederland voornamelijk met personenauto’s. De leden van een mobiele

bende kwamen bijna altijd uit dezelfde plaats of streek in het land van herkomst. De buit

ging meestal ook weer terug naar het land van herkomst en soms werd er zelfs op bestelling

gestolen (Van der Laan & Weenink, 2005).

De Poolse en Litouwse mobiele bendes kozen overwegend kleine provincieplaatsen in de

nabijheid van snelwegen uit om hun delicten te plegen. De bendes leken over het algemeen

niet veel geld te hebben. Meestal werd er voor een goedkope manier van overnachten

gekozen, zoals slapen in auto’s en ook wel in motels. Een aantal had een vaste verblijfplaats

in Nederland en zorgde ook voor onderdak voor anderen. Ook kwam het voor dat de

reiskosten werden gedrukt door bijvoorbeeld brandstof te stelen (Van der Laan & Weenink,

2005).

Er bleek een grote variatie te zijn in de grootte van de mobiele bendes. Er werd overwegend

in groepjes van twee tot vier personen misdrijven gepleegd, waarbij de samenstelling van

deze groepen per misdrijf verschilde. Meerdere daders samen vormden, los van de kleinere

samenwerkingsverbanden bij de afzonderlijke misdrijven, ook een groter netwerk van

mobiele bendes. Het grootste netwerk dat werd gevonden bestond uit vijfentwintig personen.

Binnen de verschillende bendes bestond voor één afzonderlijk misdrijf meestal een

onderlinge taakverdeling. Mobiele bendes maakten vrijwel geen gebruik van geweld bij het

Page 17: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

16

plegen van de misdrijven. De meeste daders hadden reeds een uitgebreid strafblad met

voornamelijk vermogensdelicten zonder geweld. Iets meer de helft van de mobiele bendes

was langer dan één maand actief in Nederland. Verschillende leden van mobiele bendes

waren zelfs al meerdere jaren actief. Wel werd er steeds heen en weer gereisd tussen

Nederland en het land van herkomst (Van der Laan & Weenink, 2005).

Samengevat komt het beeld naar voren dat mobiele bendes afkomstig uit Polen en Litouwen

voornamelijk vermogensdelicten plegen en daarbij nauwelijks geweld gebruiken. De

delicten worden door twee tot vier personen gezamenlijk gepleegd, waarbij georganiseerd te

werk wordt gegaan. Daarboven kan een groter netwerk van personen bestaan dat zich

schuldig maakt aan mobiel banditisme. De hier bestudeerde onderzoeken richtten zich

beiden op mobiel banditisme uit landen in Oost-Europa. Nederland blijkt voornamelijk te

maken te hebben met mobiel banditisme uit Polen, Litouwen neemt in dit opzicht de tweede

plaats in.

2.4 Bedrijfsinbraken en zijn daders

In deze paragraaf wordt zowel gekeken naar de aard, omvang en ontwikkeling van

bedrijfsinbraken als ook naar de kenmerken van bedrijfsinbrekers en de werkwijzen die zij

hanteren.

2.4.1 De Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven; omvang en ontwikkeling van bedrijfsinbraken

in Nederland

De Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven (MCB) is een jaarlijkse slachtofferenquête onder

Nederlandse bedrijven en geeft een beeld van de criminaliteit waar het bedrijfsleven mee te

maken krijgt. De MCB richt zich op 5 sectoren; detailhandel, bouw, horeca, transport en

zakelijke dienstverlening. Uit de MCB blijkt dat van deze sectoren de transportsector in

2006 het vaakst te maken had met inbraak, bij 17 procent van de ondervraagde bedrijven in

de transportsector is ingebroken. In de horeca (13 %), bouw (12 %), detailhandel (11 %) en

de zakelijke dienstverlening (9 %) is dit percentage lager. Het percentage bedrijven dat

getroffen werd door bedrijfsvestigingen is, met uitzondering van de bouwsector14, in alle

sectoren in 2006 significant gedaald ten opzichte van 2004. Het absolute aantal inbraken is

14 Hier is er wel sprake van een daling, echter deze is niet significant.

Page 18: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

17

in 2006 ten opzichte van 2004 ook in alle 5 sectoren gedaald. Met uitzondering van de

daling in de transportsector waren deze dalingen in alle sectoren significant.

Wanneer er wordt gekeken naar de waarde van de schade als gevolg van bedrijfsinbraak is er

wederom in alle sectoren sprake van een daling in 2006 ten opzichte van 2004. In de

detailhandel, transport en zakelijke dienstverlening is deze daling significant. Opvallend is

dat de totale schade als gevolg van inbraak in de detailhandel het hoogst is (75 miljoen). Bij

de zakelijke dienstverlening ligt het schadebedrag op 66 miljoen, in de bouw op 52 miljoen

en in de transportsector en horeca is het totale schadebedrag het laagst en bedraagt

respectievelijk 26 en 14 miljoen euro (Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatie

Centrum, 2006).

2.4.2 Kenmerken en werkwijzen van bedrijfsinbrekers

Door Kruissink is er een 1995 een uitgebreid onderzoek verricht naar bedrijfsinbraken.

Hieruit blijkt dat, zoals voor de meeste vormen van criminaliteit geldt, ook bij

bedrijfsinbraken bijna alle daders van het mannelijk geslacht zijn. De meeste daders waren

tussen de 21 en 25 jaar. Voor 75 procent van de daders is criminaliteit de voornaamste bron

van inkomsten en het plegen van criminaliteit behoorde voor een groot deel van de inbrekers

dan ook tot hun belangrijkste dagelijkse bezigheid. Ook werken werd door ruim een kwart

van de inbrekers genoemd als belangrijke dagelijkse bezigheid (Kruissink, 1995).

Er zijn weinig daders die zich beperken tot het plegen van alleen bedrijfsinbraken. De

overgrote meerderheid van bedrijfsinbrekers heeft naast bedrijfsinbraak een grote

verscheidenheid aan andere delicten op zijn naam staan, zoals onder andere woninginbraken

en autodiefstallen en ook geweldsdelicten (Kruissink, 1995; Walsh, 1986).

Wat betreft de werkwijze bij bedrijfsinbraak kan allereerst iets worden gezegd over de

voorbereiding van de inbraak. De meeste daders plannen hun misdrijven van te voren en

gaan weinig impulsief te werk. Een onderdeel van de voorbereiding is vaak het zoeken van

helers die de gestolen goederen kunnen afnemen. Daarnaast wordt informatie verzameld

over het beoogde slachtoffer. Bronnen van informatie hiervoor zijn bijvoorbeeld observatie

van de bewaking, bezoekjes aan het bedrijf als klant, kennissen uit het criminele circuit en

(ex-) werknemers van het bedrijf. De informatie die met deze bronnen wordt verzameld

heeft meestal betrekking op de mogelijkheden om binnen te komen, de aanwezigheid van

beveiliging en de buit. De factoren die de grootste rol spelen bij de keuze van een object zijn

de situering van het bedrijf (bebouwing) en het soort buit.

Page 19: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

18

Ten tweede kan iets gezegd worden over de uitvoering van de inbraak. Voor het vervoer

naar het bedrijf wordt meestal een auto, busje of vrachtauto gebruikt, afhankelijk van wat

hiervoor in de concrete situatie het meest geschikt is. Een pand wordt binnengedrongen door

middel van verbreking, maar ook inslaan of intrappen gebeurt regelmatig. Andere manieren,

zoals het inrijden van de pui met een auto of het zich laten insluiten komen erg weinig voor.

Hulpmiddelen die de inbrekers gebruiken zijn meestal breekvoorwerpen, zoals een

breekijzer, koevoet, maar ook een schroevendraaier, stoeptegel of baksteen. Men dringt het

pand binnen door een deur, nooduitgang of een raam. Meestal wordt aan de voor- of

achterzijde van een pand binnengedrongen, minder vaak via het dak of aan de zijkant. De

tijdsduur dat de dader binnen is verschilt sterk en varieert van minder dan vijf minuten tot

ongeveer drie uur. De meeste daders blijven een kwartier tot een uur binnen. De meeste

inbraken vinden ‘s avonds en ’s nachts plaats en in het weekend. Uit processen verbaal van

aangifte blijkt dat bij een bedrijfsinbraak geld het meest wordt weggenomen, gevolgd door

kantoorartikelen met elektronica, gereedschappen, autoaccessoires en computers. De

geïnterviewde daders gaven aan een voorkeur te hebben voor geld, beeld- en

geluidsapparatuur, computers en rookartikelen. Meer dan de helft van de daders gaf ook aan

van te voren precies te weten welke goederen zouden worden gestolen. De gemiddelde

waarde van de bij een inbraak gestolen goederen bedraagt 3.612,0 euro, echter deze waarde

varieert sterk (Kruissink, 1995).

Een laatste aspect van de werkwijze bij bedrijfsinbraak betreft de verwerking van de buit.

Ongeveer driekwart van de inbrekers brengt de buit naar een heler. De helft van de inbrekers

heeft een vaste heler waaraan hij gestolen goederen levert, terwijl iets meer dan 20 procent

van de daders aan steeds wisselende helers levert. Ongeveer een kwart van de daders werkt

zonder heler. Dit omdat de buit bestaat uit geld of goederen voor eigen gebruik of omdat de

dader de buit zelf verkoopt (Kruissink, 1995).

Een ramkraak is een specifieke manier om een inbraak te plegen, waarbij om binnen te

komen de pui van een bedrijf wordt ingereden. Uit het onderzoek van Kruissink (1995)

blijkt dat deze manier van inbreken bij bedrijven weinig voorkomt. Het Rameta-team was

echter speciaal gericht op ramkraken gepleegd door Poolse dadergroepen. Daarom wordt er

hier toch meer specifiek aandacht besteed aan de werkwijze van deze dadergroepen bij het

plegen ramkraken. De ramkraak wordt goed voorbereid door overdag de omgeving te

verkennen en tijdens openingstijden de winkel binnen te gaan om te kijken wat er te halen

valt. Soms worden zelfs van te voren politieauto’s gesaboteerd en de hekken of wegen

Page 20: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

19

rondom politiebureaus geblokkeerd. Vervolgens stelen de daders rond drie/vier uur ‘s nachts

een of meerdere personenauto’s uit een woonwijk in de omgeving van de winkel. Één van de

gestolen auto’s wordt gebruikt om achteruit een winkelpui in te rijden. Door de ontstane

opening stappen twee of drie daders de winkel binnen en halen de goederen weg.

Vervolgens stappen ze in de andere gestolen auto waarmee ze naar de plaats rijden waar ze

hun eigen Poolse auto hebben achtergelaten. Om de buit later weer terug te kunnen vinden

wordt deze verstopt in de omgeving van de kraak, vaak bij een afrit van de snelweg. Later

wordt de buit door de plegers of anderen weer opgehaald en naar Polen gebracht. Na een

ramkraak rijdt de dadergroep weer terug naar Polen of ze overnachten ergens om de

volgende dag weer een ramkraak te plegen (Grevink, 2004).

2.4.3 Samenplegen en dadermobiliteit bij bedrijfsinbraken

Bij mobiel banditisme kiezen daders ervoor om gezamenlijk een misdrijf te plegen en

hiervoor een relatief lange afstand af te leggen. In deze paragraaf wordt bezien in hoeverre

deze zaken bij bedrijfsinbraken voorkomen.

De aard van het delict inbraak maakt het moeilijk alleen in te breken. Inbraak vergt in

vergelijking met eenvoudigere diefstallen relatief veel moeite, meer voorbereiding en de

kans op ontdekking is groter. Samenplegen ligt bij inbraken daarom voor de hand (Kuppens,

De Vries Robbé, Van Leiden & Ferweda, 2006).

Verschillende onderzoeken ondersteunen het idee dat bedrijfsinbraken vaak samen met

anderen gepleegd worden. Van de 83 door Kruissink (1995) geïnterviewde daders geeft

ongeveer 70 procent aan bedrijfsinbraken meestal samen met anderen te plegen, 27 procent

opereert zowel alleen als met anderen en slechts 7 procent opereert meestal alleen. In een

eerder onderzoek van Walsh (1986) was samenplegen onder bedrijfsinbrekers iets minder

geliefd. Echter nog steeds 44 procent van de 122 geïnterviewde daders was bereid een

bedrijfsinbraak met twee of drie personen gezamenlijk te plegen.

Wanneer daders gezamenlijk inbreken, gaat de voorkeur uit naar een groep van twee of drie

personen (Kruissink, 1995; Reiss & Farrington, 1991; Wiles & Costello, 2000).

Naast onderzoeken naar het wel of niet samenplegen bij bedrijfsinbraken zijn er ook een

aantal studies waarin is gekeken naar de mobiliteit van daders van bedrijfsinbraken. Dit zijn

voornamelijk buitenlandse studies waarbij wordt gekeken naar de afstand tussen woon- en

pleegplaats. In het door Kruissink (1995) uitgevoerde onderzoek naar bedrijfsinbraken in

Page 21: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

20

Nederland wordt geen afstand van woon- tot pleegplaats genoemd. Wel geeft de

meerderheid van de geïnterviewde daders aan voornamelijk in de eigen woonplaats of de

directe omgeving daarvan actief te zijn.

Door het Home Office in het Verenigd Koninkrijk is onderzoek gedaan naar de politiegrens

overschrijdende criminaliteit (Porter, 1996). Hieruit bleek dan slechts ongeveer 10 procent

van de bij de politie kenbaar geworden criminaliteit werd gepleegd door personen die hun

woon- of verblijfplaats hadden buiten de politieregio waarin het delict werd gepleegd. Dit

percentage gold ook voor inbraken en was alleen hoger in gebieden vlakbij grote metropolen

of in gebieden die veel toeristen aantrekken. De criminaliteit die in een bepaalde politieregio

plaatsvindt wordt volgens dit onderzoek dus voornamelijk gepleegd door daders die in

diezelfde politieregio wonen.

Uit onderzoek van Pyle (1974) bleek bij bedrijfsinbraken de gemiddelde afstand van de

woon- tot de pleegplaats 3,77 kilometer te zijn. Rhodes & Conly (1981) kwamen op een

gemiddelde afstand van 2,61 kilometer bij bedrijfsinbraak. Uit een meer recent onderzoek

door Wiles en Costello (2000) kwam op basis van politieregistraties een gemiddelde afstand

van de woon- tot de pleegplaats bij inbraken in Sheffield van 2,94 kilometer naar voren15. In

ditzelfde onderzoek werd gebruik gemaakt van een DNA-database om het reisgedrag van

daders te bestuderen. Deze database bevatte DNA dat op plaats delicten was gevonden. Er

werd bekeken naar de locatie van de delicten wanneer de DNA profielen op verschillende

plaats delicten met elkaar overeen kwamen. Hieruit bleek dat de delicten die werden

gepleegd door dezelfde dader meestal in dezelfde politieregio en in de helft van de gevallen

zelfs in hetzelfde district hadden plaatsgevonden. Hiermee is niet gezegd dat ook de daders

in diezelfde politieregio of datzelfde district woonden. Wel kan hieruit worden afgeleid dat

inbraak voornamelijk een lokaal fenomeen is (Wiles & Costello, 2000).

Snook (2004) heeft een groot aantal gepleegde serie-inbraken16 geanalyseerd waaruit een

aantal resultaten naar voren kwam met betrekking tot de afstand van de woonplaats van de

dader tot de plaats van het misdrijf. De gemiddelde afstand van de inbraak tot de woning van

de dader was 2,7 kilometer, en de mediaan 1,7 kilometer. De gemiddelde afstand tussen

woon- en pleegplaats verschilde niet significant tussen inbraken gepleegd door dadergroepen

en inbraken gepleegd door individuele daders. Ook tussen inbraken met een woning als

doelwit en inbraken met een commercieel object als doelwit werd geen significant verschil

15 Het betreft inbraken die niet zijn gepleegd in woningen. Dit kunnen bedrijfsinbraken zijn, maar ook bijvoorbeeld inbraken in overheidsgebouwen. 16 Dit betreft inbraken in woningen, bedrijven en overheidsinstellingen, hierin is geen onderscheid gemaakt.

Page 22: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

21

gevonden in de afstand tussen woon- en pleegplaats. Wel bleek de afstand tussen de woon-

en pleegplaats groter te zijn naarmate de waarde van de gestolen goederen groter was.

Snooks conclusie is dat serie-inbraken voornamelijk door lokale daders gepleegd worden.

Geconcludeerd kan worden dat uit de in deze paragraaf besproken empirische onderzoeken

naar (de daders van) bedrijfsinbraken blijkt dat bedrijfsinbraken vaak door meerdere daders

gezamenlijk worden gepleegd. Daarbij is de dadermobiliteit bij bedrijfsinbraken niet erg

groot. Het is natuurlijk mogelijk dat de dadermobiliteit groter is bij daders die niet bij de

politie bekend zijn. Vooralsnog worden de meeste inbraken echter gepleegd in de omgeving

die daders het beste kennen, in de nabijheid van hun woonplaats. Dit impliceert dat er tot nu

toe weinig sprake is van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken waarbij inbraken gepleegd

worden op grote afstand van de woon- of verblijfplaatsen van de daders.

Page 23: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

22

3. Theoretisch kader

In dit hoofdstuk worden de criminologische theorieën besproken die toepasbaar zijn op het

fenomeen mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken. In paragraaf 3.1 worden de theorieën

beschreven. Vervolgens wordt in paragraaf 3.2 bekeken hoe deze kunnen worden toegepast

op mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken. Tot slot komen in paragraaf 3.3 eventuele

veranderingen in dadermobiliteit aan de orde.

3.1 Criminologische theorieën

Er wordt gekeken naar theorieën die kunnen verklaren waarom bedrijfsinbraken door

mobiele bendes worden gepleegd. Twee aspecten van mobiel banditisme zijn hierbij van

belang. Ten eerste het feit dat het gaat om een doelwit buiten het gebied waarin daders hun

woon- of verblijfplaats hebben. Ten tweede het feit dat er bij mobiel banditisme sprake is

van samenplegen. Beide aspecten zijn niet vanzelfsprekend, maar het gevolg van

gedragskeuzen van daders. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen het verklaren van criminele betrokkenheid,

criminele gebeurtenissen en de uitvoering van deze criminele gebeurtenissen (Cornish &

Clarke, 1986). Dit laatste is in dit onderzoek van belang, het gaat er niet om waarom iemand

ervoor kiest om criminaliteit te plegen en specifiek kiest voor het plegen van

bedrijfsinbraken, maar waarom iemand ervoor kiest een bedrijfsinbraak op een bepaalde

manier te plegen.

Voor een verklaring van de gedragskeuzen van daders is het van belang te kijken naar de

rationele keuze theorie. Deze richt zich op de besluitvorming van daders en veronderstelt dat

daarbij sprake is van doelgericht keuzegedrag. Dit betekent dat mensen bepaalde doelen

proberen te realiseren en daarbij rekening houden met de kosten en baten. Volgens de

theorie is ieder mens tot op zekere hoogte een rationeel wezen. Er wordt uitgegaan van de

mens als ‘homo economicus’; een alwetende, op eigenbelang gerichte nutsmaximalisator,

die kiest voor het gedrag dat met de minste kosten de meeste baten oplevert (Lissenberg,

Van Ruller & Van Swaaningen, 1999).

De rationele keuze theorie is op zichzelf leeg en daarom algemeen toepasbaar. Door

keuzesituaties waarmee daders worden geconfronteerd te specificeren, wordt inhoud aan de

theorie gegeven. De invulling van de rationele keuze theorie verschilt daarom per delict

Page 24: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

23

(Lissenberg e.a., 1999). Voor welke keuzes daders van mobiel banditisme bij

bedrijfsinbraken komen te staan en welke kosten- en batenafweging hieruit voortvloeit,

wordt in de volgende paragraaf beschreven.

Naast de rationele keuze theorie zijn er een aantal andere theorieën die voortborduren op het

idee van doelgericht keuzegedrag. Dit zijn de gelegenheids- en de routine activiteiten

theorie. Naast deze theorieën is er het idee van de awareness space en ook de distance decay

functie die is afgeleid uit empirische onderzoeken naar criminaliteit, op basis waarvan iets

kan worden gezegd over mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken.

De gelegenheidstheorie zegt dat de situatie de mogelijkheden voor gedrag en daarmee ook

het gedrag bepaalt (Lissenberg e.a., 1999). De theorie gaat uit van rationeel keuzegedrag,

waarbij alleen de personen bij wie reeds een criminele motivatie aanwezig is in gaan op de

gelegenheden voor criminaliteit. Deze gelegenheden worden gevormd door geschikte

doelwitten. Een doelwit is geschikt wanneer deze aantrekkelijk en toegankelijk is. De

aantrekkelijkheid van een doelwit heeft betrekking op de waarde en de draagbaarheid van de

te stelen goederen en de toegankelijkheid op bijvoorbeeld de bereikbaarheid van het doelwit

en het gemak waarmee er binnengedrongen kan worden (Felson & Clarke, 1998).

De kennis die mensen hebben van de fysieke geografische ruimte waarin zij leven wordt

binnen de psychologie en geografie de ‘awareness space’ genoemd. Het idee is dat daders

voornamelijk misdrijven plegen binnen het gebied van hun awareness space, omdat zij hier

beter bekend mee zijn. De awareness space van mensen ligt voornamelijk in de omgeving

van hun eigen woning. Deze omgeving kennen zij beter dan verder weg gelegen gebieden en

men voelt zich hier meer op zijn gemak. Hierdoor plegen daders voornamelijk misdrijven in

de omgeving van hun woon- of verblijfplaats (Bruinsma, 2000).

De gedachte van de awareness space is terug te zien in de routine activiteiten theorie.

Volgens deze theorie zorgen de dagelijkse activiteiten van mensen ervoor dat zij bekend

raken met bepaalde fysieke ruimten. Binnen deze ruimten zien zij mogelijkheden voor het

plegen van criminaliteit (Bruinsma, 2000). Een criminele gebeurtenis is, volgens de theorie,

het resultaat van het bij toeval samenkomen van een gemotiveerde dader, een aantrekkelijk

doelwit en de afwezigheid van adequaat toezicht (Lissenberg e.a., 1999). De theorie lijkt in

zekere zin op de gelegenheidstheorie. Het verschil is dat het in de gelegenheidstheorie gaat

om de objectieve mogelijkheden om misdrijven te plegen, terwijl de routine activiteiten

theorie ook verklaringen biedt voor de ruimtelijke en tijdelijke kenmerken van gelegenheden

tot het plegen van criminaliteit (Bottom & Wiles, 2002; Bruinsma, 2000).

Page 25: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

24

Binnen de criminologie wordt veelal verondersteld dat dadermobiliteit vrijwel altijd

eenzelfde vorm aanneemt, de distance decay functie (Tittle & Paternoster, 1988; Van

Koppen & de Keijser, 2002). De distance decay functie is afgeleid uit empirische

onderzoeken naar de woon- en pleegplaatsen van daders en houdt in dat hoe verder mensen

van huis zijn, des te minder misdrijven zij plegen (Bruinsma, 2000). Echter, heel dicht bij

hun eigen woon- of verblijfplaats plegen daders geen misdrijven, omdat de kans om herkend

te worden daar te groot is. Er is sprake van een soort bufferzone rondom het huis van de

dader. De distance decay functie is grotendeels te verklaren door de rationele keuze theorie.

Immers des te groter de afstand tot een misdrijf, des te hoger de kosten qua tijd, geld en

inspanningen. De distance decay functie verschilt per soort dader en soort delict (Ponsaers,

2004).

3.2 Criminologische theorieën toegepast op mobiel banditisme bij

bedrijfsinbraken

Voor het toepassen van de rationele keuze theorie op mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken

moeten de keuzesituaties waarmee daders te maken hebben worden bepaald. Hierbij wordt

verondersteld dat de daders reeds hebben gekozen voor het plegen van misdrijven en meer

specifiek voor het plegen van bedrijfsinbraken. De keuzes hebben dan alleen nog betrekking

op de manier waarop de inbraak wordt gepleegd. Bij de leden van mobiele bendes gaat het

om de keuze voor een doelwit dichtbij huis of een doelwit verder weg en het plegen van het

misdrijf alleen of met meerdere personen gezamenlijk.

Een delict wordt, volgens de rationele keuze theorie, slechts verder van huis gepleegd

wanneer dit meer opbrengt dan dat het kost. Het plegen van bedrijfsinbraken op een relatief

grote afstand van de woonplaats van de daders brengt een aantal voordelen met zich mee die

ervoor zorgen dat de pakkans lager is. Ten eerste zijn er betere ontsnappingsmogelijkheden.

Ten tweede is het voor de daders makkelijker om van de gestolen goederen af te komen,

omdat deze worden verhandeld in een ander gebied dan waar ze gestolen zijn. Ten derde

richt de politie zich bij het opsporingsonderzoek vooral op lokale daders en lokale

informatie. Ten vierde zijn de daders meestal niet bekend bij de politie in de regio waar de

inbraak wordt gepleegd. Tot slot verloopt de informatie-uitwisseling tussen de verschillende

politieregio’s vaak niet optimaal (Porter, 1996).

Page 26: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

25

Het inbreken op grote afstand van de woonplaats van de daders brengt naast voordelen ook

extra kosten met zich mee. Dit zijn voornamelijk de extra kosten van de reis. Daarbij komt

dat de daders niet bekend zijn met de omgeving waarin het delict wordt gepleegd, wat de

pakkans weer kan verhogen, doordat bijvoorbeeld de vluchtroutes minder bekend zijn.

Ook samenplegen wordt door de rationele keuze theorie gezien als doelgerichte keuze.

Wanneer gezamenlijk misdrijven worden gepleegd is de enige verklaring hiervoor dat dit de

meest profijtelijke manier is om een misdrijf te plegen. Om erachter te komen of dit het

geval is moeten de kosten en baten van samenplegen bij bedrijfsinbraken tegen elkaar

worden afgewogen. Samenplegen heeft als voordeel dat het het fysiek, menselijk en sociaal

kapitaal vergroot. Bij fysiek kapitaal gaat het om technische hulpmiddelen om een doel te

bereiken. Menselijk kapitaal bestaat uit de kennis en vaardigheden die personen hebben.

Sociaal kapitaal bestaat uit toegang tot het sociale netwerk van anderen, waardoor

hulpbronnen indirect beschikbaar kunnen komen. De vergroting van de verschillende

soorten kapitaal kunnen ervoor zorgen dat het mogelijk wordt bepaalde inbraken te plegen

die niet door een individuele dader kunnen worden gepleegd. Dit zijn inbraken die

moeilijker zijn uit te voeren, maar waarvan de verwachte buit vaak ook groter is. Een nadeel

is dat deze buit vervolgens moet worden gedeeld met anderen. Daarbij komt dat de pakkans

door samenplegen kan toenemen. Indien er wordt samen gepleegd valt een erg grote

dadergroep volgens de rationele keuze theorie niet te verwachten. Dit brengt immers extra

risico’s met zich mee, terwijl een inbraak ook met minder personen kan worden uitgevoerd

(Weerman, 2001).

Er valt niet met zekerheid te zeggen wat de uitkomst is van de kosten- en batenafweging bij

daders van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken. Er zijn zowel voordelen als nadelen aan

verbonden en het resultaat van de afweging is altijd afhankelijk van de specifieke

omstandigheden van het geval en de persoon van de dader. Het enige dat volgens de

rationele keuze theorie met zekerheid kan worden gezegd is, dat als bedrijfsinbraken worden

gepleegd door mobiele bendes, dit komt doordat dit extra baten oplevert die groter zijn dan

de extra kosten die dit met zich meebrengt. Hoewel dus niet zeker is hoe de kosten- en

batenafweging uitvalt, biedt inzicht in deze kosten en baten wel mogelijkheden voor een

preventiebeleid dat erop is gericht de kosten te verhogen en de baten te verlagen.

Volgens de gelegenheidstheorie is er bij de daders van bedrijfsinbraken sprake van een grote

mobiliteit wanneer de omgeving nabij de woon- of verblijfplaats van de daders te weinig

Page 27: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

26

gelegenheden, aantrekkelijke doelwitten, biedt voor het plegen van bedrijfsinbraken. Dit is

echter niet waarschijnlijk gezien het dichtbevolkte land dat Nederland is, met als gevolg dat

over heel Nederland verspreid voldoende bedrijven en bedrijventerreinen liggen die als

doelwit kunnen dienen. Er is bovendien weinig reden om aan te nemen dat bedrijven in

andere delen van Nederland een minder aantrekkelijk doelwit vormen dan de bedrijven in

IJsselland. Afstand is voor mobiele bendes dus een factor van weinig betekenis bij de keuze

van een pleegplaats. Bedrijfinbraken zouden volgens de gelegenheidstheorie gezamenlijk

worden gepleegd wanneer het niet mogelijk is deze alleen te plegen. Het is aannemelijk dat

bedrijfsinbraken niet gemakkelijk alleen te plegen zijn en er daarom wordt gekozen voor

samenplegen.

De awareness space en de routine activiteiten theorie voorspellen beiden dat daders vrij dicht

bij huis hun misdrijven plegen. Daders zijn het meest bekend met de omgeving rondom hun

woon- of verblijfplaats en ook de dagelijkse activiteiten van daders zullen zich veelal in deze

omgeving afspelen. In deze omgeving zijn daders bekender met geschikte pleeglocaties. Bij

mobiele bendes gaat het per definitie om daders die buiten hun vertrouwde omgeving en

buiten het gebied waarin hun dagelijkse activiteiten plaatsvinden, misdrijven plegen. Zij

leggen met opzet een grote afstand af om inbraken te plegen. Het is mogelijk dat daders van

te voren het gebied waarin ze bedrijfsinbraken gaan plegen verkennen, waardoor ze de

nadelen van het niet bekend zijn met het gebied, in ieder geval gedeeltelijk, kunnen

opheffen. Echter, de kennis van de omgeving die daders hiermee opdoen is niet

vergelijkbaar met de awareness space van het gebied waarin daders wonen en leven. De

awareness space en de routine activiteiten theorie kunnen dus niet verklaren waarom

mobiele bendes zo ver van huis misdrijven plegen.

De routine activiteiten theorie kan geen antwoord geven op de vraag waarom daders van

bedrijfsinbraken kiezen voor samenplegen. Bij de routine activiteiten theorie geldt dat voor

samenplegen behalve een gemotiveerde dader, een aantrekkelijk doelwit en de afwezigheid

van adequaat toezicht, ook een gemotiveerde en geschikte mededader aanwezig moet zijn.

Hoewel de routine activiteiten theorie zelf niets zegt over samenplegen, kan hieruit worden

afgeleid dat er minder sprake is van samenplegen, dan van individueel daderschap.

Op grond de routine activiteitentheorie en het idee van de awareness space kan verondersteld

worden dat wanneer er sprake is van samenplegen, de inbraken verder van huis worden

gepleegd, dan wanneer er geen sprake is van individueel daderschap. Dit omdat de

Page 28: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

27

awareness space en de dagelijkse activiteiten van meerdere daders gezamenlijk een groter

gebied beslaan dan die van een individuele dader. Dit verklaart echter nog steeds niet het

samenplegen op een afstand ver buiten de gezamenlijke awareness space en het gebied

waarin de dagelijkse activiteiten plaatsvinden, zoals dat bij mobiel banditisme het geval is.

Volgens de distance decay functie neemt het aantal misdrijven af naarmate de afstand tot de

woonplaats van de dader kleiner wordt. Op het eerste gezicht ondersteunt dit de awareness

space en routine activiteiten theorie voor hetgeen zij voorspellen op het gebied van

dadermobiliteit; namelijk dat misdrijven vooral in de nabijheid van de woonomgeving van

de dader worden gepleegd. Mobiel banditisme zou dan een uitzondering zijn. Hier worden

immers juist vrijwel alleen op een grote afstand van de woon- of verblijfplaats van de daders

misdrijven gepleegd. De distance decay functie geeft maximale afstand voor het plegen van

misdrijven en sluit dus niet uit dat er een groep daders is die juist erg mobiel is (Van

Koppen, Van der Kemp & De Poot, 2002). Dit zou betekenen dat er mogelijk wel sprake is

van mobiel banditisme, maar dat dit alleen erg weinig voorkomt.

Bij het toepassen van de theorieën op mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken is het

fenomeen mobiel banditisme steeds gesplitst in twee elementen; de grote dadermobiliteit en

het samenplegen. Het is echter mogelijk dat deze twee elementen elkaar beïnvloeden. Zo is

genoemd dat samenplegen mogelijk zorgt voor een grotere dadermobiliteit. De besproken

theorieën kunnen geen duidelijkheid geven over de uitkomst van het mogelijke samenspel

tussen de dadermobiliteit en het samenplegen.

Geconcludeerd kan worden dat de meeste criminologische theorieën voorspellen dat mobiel

banditisme bij bedrijfsinbraken erg weinig voorkomt. De gelegenheidstheorie, de awareness

space, routine activiteiten theorie en distance decay functie zeggen alle vier dat misdrijven in

het algemeen het meest worden gepleegd in de nabijheid van de woonomgeving van daders.

Er is dus sprake van een geringe dadermobiliteit. Er is weinig reden om aan te nemen dat dit

bij bedrijfsinbraken anders zal zijn. De theorieën geven geen verklaring voor het feit dat het

bij mobiel banditisme gaat om daders die juist ver voorbij de grens van hun vertrouwde

omgeving reizen om misdrijven te plegen.

Alleen de rationele keuze theorie biedt dus een mogelijke verklaring voor de grote mobiliteit

van mobiele bendes. Dat afstand voor mobiele bendes van weinig belang is bij de keuze van

een pleegplaats en dat het bij mobiel banditisme gaat om relatief rationeel opererende

Page 29: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

28

daders, zou dan een verklaring zijn voor het feit dat er bij bedrijfsinbraken bij uitzondering

sprake is van mobiel banditisme.

3.3 Criminologische theorieën over een toenemende dadermobiliteit

Globalisering, internationalisering en technologische, economische en sociaal-culturele

ontwikkelingen hebben ervoor gezorgd dat de mobiliteit van mensen is toegenomen. In de

periode 1990-2005 is de vraag naar mobiliteit van mensen enorm gestegen. Dit heeft

gezorgd voor een betere infrastructuur en meer beschikbare vervoermiddelen. Mensen willen

mobieler zijn en krijgen hier dus ook de mogelijkheden toe. De gevolgen hiervan zijn onder

andere, meer verplaatsingen, langere afstanden die worden afgelegd en sneller vervoer

(Adviesdienst Verkeer en Vervoer 2006). Veelal wordt aangenomen dat met deze toename

van de algehele mobiliteit van mensen in de samenleving ook de mobiliteit van daders

toeneemt (Bruinsma, 2000; Wiles & Costello, 2000). Alle besproken theorieën ondersteunen

dit idee, zij het dat ze via een andere redenering tot deze conclusie komen.

Een toename van de mobiliteit heeft tot gevolg dat de kosten van mobiliteit steeds lager

worden. Ook voor daders is dit het geval, waardoor zij er sneller voor zullen kiezen voor het

plegen van een misdrijf een grotere afstand af te leggen. Dit is de redenering die de rationele

keuze theorie volgt.

Volgens de gelegenheidstheorie kunnen bij een toenemende geografische mobiliteit meer

misdrijven over grotere afstanden verwacht worden, doordat daders over grotere afstanden

geschikte doelwitten tegenkomen (Bruinsma, 2000). Door een groeiende geografische

mobiliteit neemt de ruimtelijke kennis van daders toe. Daders raken met meer gebieden

vertrouwd, hun awareness space wordt groter. Deze vergrote ruimtelijke kennis zorgt ervoor

dat er meer misdrijven worden gepleegd over een groter gebied (Bruinsma, 2000). Eenzelfde

redenering volgt de routine activiteiten theorie. Door een toenemende mobiliteit vinden de

routinematige activiteiten plaats in een groter gebied, waardoor daders ook over grotere

afstanden misdrijven plegen.

Alle besproken theorieën voorspellen dus een toegenomen dadermobiliteit. Het is minder

duidelijk hoeveel de dadermobiliteit precies is toegenomen, in hoeverre dit verschilt per

delict en in welke mate dit het geval is bij daders van bedrijfsinbraken.

Een factor die zorgt voor een toenemende mobiliteit van een specifieke groep daders is de

recente uitbreiding van de Europese Unie (EU). Op 1 mei 2004 werd de EU uitgebreid met

Page 30: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

29

10 nieuwe lidstaten17 en op 1 januari 2007 kwamen daar nog de landen Bulgarije en

Roemenië bij. Vanaf 1 mei 2007 zijn in Nederland de grenzen opengesteld voor mensen uit

de nieuwe lidstaten. Er wordt op gewezen dat deze EU-uitbreiding mogelijk zorgt voor een

toename van de criminaliteit in Nederland gepleegd door daders afkomstig uit de nieuwe

lidstaten (Klerks & Kop, 2007). Dit zou komen doordat mensen uit de nieuwe lidstaten

opeens vrij makkelijk naar Nederland kunnen reizen. Een stijging van het aantal personen

dat reist tussen de nieuwe lidstaten en Nederland impliceert dat een deel daarvan

onrechtmatige bedoelingen heeft. Verschillende auteurs wijzen er echter op dat de zaken

mogelijk niet zo simpel liggen als wel wordt voorgesteld en er veel verschillende factoren

een rol spelen (Weenink & Huisman, 2003; Bruinsma, 2004).

Echter, de mogelijkheid blijft bestaan dat het aantal daders en ook het aantal mobiele bendes

uit de nieuwe EU-lidstaten dat in Nederland misdrijven pleegt is toegenomen als gevolg van

de recente EU-uitbreiding. Dit kan worden verklaard vanuit de gelegenheidstheorie. Voor

mensen uit de nieuwe EU-lidstaten is het makkelijker geworden naar de oude EU-lidstaten

te reizen, waardoor het aanbod van geschikte doelwitten voor het plegen van criminaliteit

voor hen toeneemt. De vraag hierbij is wel of de doelwitten in Nederland zoveel

aantrekkelijker zijn dan die in het eigen land. Nu is dat wellicht het geval door het grote

welvaartverschil tussen de nieuwe lidstaten en Nederland. Op langere termijn zou toetreding

tot de EU er echter toe moeten leiden dat dit welvaartsverschil afneemt (Weenink &

Huisman, 2003). Volgens de rationele keuze theorie is het niet slechts een kwestie van een

toename van aantrekkelijke doelwitten. De baten moeten immers nog steeds opwegen tegen

de kosten, die aanzienlijk hoger worden door de grote afstanden die overbrugd moeten

worden. Wellicht zorgt het welvaartsverschil ervoor dat misdrijven in Nederland meer

opbrengen of, om de kosten eruit te halen, zouden er meerdere misdrijven moeten worden

gepleegd.

Wat precies het effect is van de EU-uitbreiding op de omvang van het mobiele banditisme

dat uit de nieuwe lidstaten naar Nederland komt, is moeilijk te zeggen. Zoals gezegd zijn er

vele factoren die hierbij een rol spelen, waarvan er hier slechts enkele zijn genoemd.

Geconcludeerd kan worden dat de mogelijkheid bestaat dat het mobiele banditisme uit de

nieuwe lidstaten van de EU, al dan niet tijdelijk, toeneemt.

17 Per genoemde datum is de EU uitgebreid met Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië.

Page 31: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

30

4. Onderzoeksopzet

In dit hoofdstuk wordt de opzet van dit onderzoek beschreven. Allereerst worden in

paragraaf 4.1 de onderzoeksvragen gegeven. Vervolgens wordt in paragraaf 4.2 de definitie

van mobiel banditisme die in dit onderzoek wordt gehanteerd geoperationaliseerd. Tot slot

wordt in paragraaf 4.3 aangegeven met welke methoden van onderzoek de

onderzoeksvragen worden beantwoord.

4.1 Vraagstelling

Het eerste deel van dit onderzoek bestaat uit het in kaart brengen van de aard, omvang en

ontwikkeling van de bedrijfsinbraken in IJsselland. Enerzijds wil de politie IJsselland hier

meer inzicht in krijgen, anderzijds vormt dit de basis waarop de daders van bedrijfsinbraken

worden bekeken. Vervolgens wordt namelijk gekeken naar de daders van deze

bedrijfsinbraken. Meer specifiek gaat het om de vraag of, en zo ja in welke mate, er mobiele

bendes als daders betrokken zijn bij bedrijfsinbraken in IJsselland. Wanneer dit het geval is,

is de tweede vraag die van belang is, wat precies de verschillen zijn tussen bedrijfsinbraken

gepleegd door mobiele bendes en bedrijfsinbraken gepleegd door andere daders. Deze

verschillen kunnen implicaties hebben voor de prioriteiten die de politie stelt bij de aanpak

van bedrijfsinbraken; vormen de mobiele bendes het grootste probleem, of toch de andere

daders die bedrijfsinbraken plegen. Een andere reden waarom het van belang is naar de

verschillen in de werkwijze van de soorten daders van bedrijfsinbraken te kijken, is dat

significante verschillen in werkwijze kunnen fungeren als indicatie voor mobiel banditisme

bij bedrijfsinbraken. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt als volgt: Zijn er in de

politieregio IJsselland mobiele bendes betrokken bij bedrijfsinbraken en, zo ja, zijn er

verschillen met de bedrijfsinbraken in IJsselland gepleegd door andere daders?

De hoofdvraag wordt beantwoord aan de hand van de volgende deelvragen:

1. Wat is de aard, omvang en ontwikkeling van de bedrijfsinbraken in IJsselland?

- Hoeveel bedrijfsinbraken vinden er plaats?

- Is er een verandering te zien in het aantal gepleegde bedrijfsinbraken?

- Wat is manier van binnendringen bij bedrijfsinbraken?

- In welk soort bedrijven vinden bedrijfsinbraken plaats?

Page 32: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

31

- Wat voor soort goederen worden er bij bedrijfsinbraken gestolen?

- Wat is de waarde van de gestolen goederen bij bedrijfsinbraken?

- Wat is de waarde van de braakschade als gevolg van bedrijfsinbraken?

- Waar in de regio worden bedrijfsinbraken gepleegd?

- Op welke dagen in de week en welke tijdstippen worden bedrijfsinbraken

gepleegd?

2. Welk deel van de bedrijfsinbraken in IJsselland is toe te schrijven aan mobiel

banditisme?

- Hoeveel bedrijfsinbraken worden gepleegd door mobiele bendes?

- Voor welk deel van de schade door bedrijfsinbraken zijn mobiele bendes

verantwoordelijk?

- Hebben zich de afgelopen jaren veranderingen voorgedaan in de mate waarin

mobiele bendes betrokken zijn bij bedrijfsinbraken?

3. Hoe kunnen de daders van mobiele bendes betrokken bij bedrijfsinbraken in

IJsselland worden getypeerd?

- Wat zijn is het geslacht, de leeftijd en de nationaliteit van de daders van mobiel

banditisme?

- Waar komen de mobiele bendes vandaan?

- Uit hoeveel personen bestaan mobiele bendes?

4. Zijn er verschillen tussen bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes en

bedrijfsinbraken gepleegd door andere daders?

- Zijn er verschillen in de plaatsen waar bedrijfsinbraken worden gepleegd?

- Zijn er verschillen in de dagen en tijdstippen waarop bedrijfsinbraken worden

gepleegd?

- Zijn er verschillen in de manier van binnendringen bij bedrijfsinbraken?

- Zijn er verschillen in het soort bedrijven waar wordt ingebroken?

- Zijn er verschillen in het soort goederen dat wordt gestolen?

- Zijn er verschillen in de waarde van de gestolen goederen?

- Zijn er verschillen in de waarde van de braakschade?

Page 33: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

32

4.2 Operationalisatie van begrippen

In deze paragraaf wordt beschreven hoe wordt vastgesteld wanneer er sprake is van mobiel

banditisme bij bedrijfsinbraken. In hoofdstuk 2 is reeds de volgende definitie gegeven van

het begrip mobiel banditisme: Van mobiel banditisme is sprake wanneer twee of meer

daders gezamenlijk vermogensmisdrijven plegen in een gebied waarin ze geen vaste woon-

of verblijfplaats hebben.

In dit onderzoek wordt ervan uitgegaan dat aan het criterium voor twee of meer daders wordt

voldaan wanneer bij een bedrijfsinbraak twee of meer verdachten bekend zijn. Opgemerkt

moet worden dat dit geen harde informatie is. Verdachten zijn niet onherroepelijk

veroordeeld voor een misdrijf, maar zijn hooguit verdachten in de zin van artikel 27 lid 1

Wetboek van Strafvordering: “Als verdachte wordt voordat de vervolging is aangevangen,

aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden

van schuld aan eenig strafbaar feit voortvloeit”.

Dit onderzoek betreft specifiek de politieregio IJsselland. Zaken waarbij een of meerdere

verdachten wel buiten de regio IJsselland hun woon- of verblijfplaats hebben, maar een of

meerdere andere verdachten niet, worden niet tot mobiel banditisme gerekend. Dit omdat

voor het plegen van de inbraak mogelijk wordt gewerkt vanuit de woon- of verblijfplaats

van de verdachte die wel binnen IJsselland woont. Ook is de verdachte die binnen de regio

woont waarschijnlijk bekend met het gebied waarin de inbraak wordt gepleegd. Doordat het

mogelijk is dat verdachten buiten de politieregio IJsselland wonen, maar toch net over de

grens binnen de regio IJsselland een bedrijfsinbraak plegen, wordt ook als voorwaarde

gesteld dat alle verdachten hun woonplaats op meer dan 20 kilometer van de pleegplaats

hebben. Verdachten met hun woonplaats op twintig kilometer of minder van de pleegplaats

worden niet tot mobiel banditisme gerekend. Er is dan geen sprake van een zeer grote

mobiliteit en de verdachten zijn waarschijnlijk redelijk bekend met het gebied binnen een

straal van 20 kilometer rondom hun woonplaats.

Binnen dit onderzoek is er dus sprake van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken wanneer

aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

1. Twee of meer personen binnen de politieregio IJsselland plegen gezamenlijk

bedrijfsinbraken, en;

2. geen van hen heeft zijn woon- of verblijfplaats binnen de politieregio IJsselland, en;

3. geen van hen heeft zijn woon- of verblijfplaats op minder dan 20 kilometer van de

pleegplaats.

Page 34: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

33

Nu duidelijk is wat er onder mobiel banditisme wordt verstaan moet nog worden vastgesteld

wanneer er precies sprake is van een bedrijfsinbraak. Hiervoor moet zijn voldaan aan drie

voorwaarden.

Ten eerste moet er sprake zijn van een inbraak. Inbraak valt volgens het Wetboek van

Strafrecht onder diefstal. Diefstal is strafbaar gesteld in artikel 310 en 311 van het Wetboek

van Strafrecht. Artikel 310 luidt: “Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander

toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, wordt,

als schuldig aan diefstal, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of

geldboete van de vierde categorie”. Inbraak is een gekwalificeerde vorm van diefstal wat

strafbaar is gesteld artikel 311 lid 1 sub 5 WvSr. Dit artikel luidt: “Diefstal waarbij de

schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen

goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming, van

valse sleutels, van een valse order of een vals kostuum”.

Een tweede voorwaarde waaraan moet worden voldaan wil er sprake zijn van

bedrijfsinbraak, is dat het moet gaan om een inbraak in een bedrijf, en niet om een inbraak in

een ander gebouw. Daarom moet het begrip bedrijf nog nader worden gedefinieerd. Door het

Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) wordt een onderneming gedefinieerd als: “Een

onderneming zorgt voor een productieproces: het brengt goederen of diensten op de markt.

Een onderneming heeft een zekere zelfstandige beslissingsbevoegdheid, met name ten

aanzien van de bestemming van haar vlottende middelen. Zij kan uit een of meer juridische

eenheden bestaan en een of meer activiteiten uitoefenen op een of meer locaties” (Centraal

Bureau voor de Statistiek, 2007). Gebouwen van verenigingen, stichtingen, kerken,

overheidsinstanties, vakantieparken, schuren/bergingen en ook bouwketen op bouwplaatsen

worden niet tot een bedrijf gerekend. Daarnaast worden ook bedrijfspanden in aanbouw niet

meegerekend als bedrijf.

Voor dit onderzoek is niet het gehele bedrijf als zodanig van belang, maar juist de specifieke

vestigingen van een bedrijf waar wordt ingebroken. Daarom wordt in dit onderzoek voor het

“bedrijf” in bedrijfsinbraken gekozen voor de definitie van het CBS voor een vestiging:

“Elke afzonderlijk gelegen ruimte, terrein of complex van ruimten of terreinen, benut door

een bedrijf voor de uitoefening van de activiteiten” (CBS, 2007). Er is dus ook sprake van

een bedrijfsinbraak wanneer er goederen zijn weggenomen van het terrein rondom een

bedrijf, terwijl dit terrein afgesloten was.

Page 35: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

34

Opgemerkt moet worden dat de beoordeling of er sprake is van een bedrijfsinbraak voor een

deel subjectief is. Er zijn namelijk twijfelgevallen waarin het niet meteen duidelijk is of er

wel of niet sprake is van een bedrijfsinbraak. Zo komt het bijvoorbeeld voor dat er goederen

uit een bedrijf zijn weggenomen, maar dat niet duidelijk is hoe de dader binnen is gekomen.

In dat geval kan het gaan om inbraak wanneer er bijvoorbeeld gebruik is gemaakt van een

valse sleutel, het kan echter ook gaan om diefstal door een werknemer tijdens werktijd. Er

wordt geprobeerd in deze afzonderlijke gevallen zo goed mogelijk te beoordelen of er wel of

niet sprake is van bedrijfsinbraak. Deze twijfelgevallen betreffen naar verwachting echter

slechts een klein deel van het totaal aantal bij de politie geregistreerde bedrijfsinbraken,

waardoor in de meeste gevallen redelijk objectief beoordeeld kan worden of er sprake is van

een bedrijfsinbraak.

Een derde en laatste voorwaarde waaraan moet zijn voldaan wil er sprake zijn van een

bedrijfsinbraak, is dat het bedrijf slachtoffer moet zijn geworden van de inbraak en dat er

bijvoorbeeld geen persoonlijke bezittingen van een medewerker of bezoeker zijn gestolen.

Er zijn ook bedrijfsinbraken die niet zijn geslaagd, maar waarin het bij een poging blijft. Of

er sprake is van een poging tot inbraak of een geslaagde inbraak wordt bepaald aan de hand

van de wettelijke definitie van een poging tot het plegen van een misdrijf in artikel 45 WvSr.

Volgens dit artikel is er sprake van een poging tot een misdrijf wanneer wordt voldaan aan

de volgende drie vereisten.

1. De dader moet het voornemen hebben om het misdrijf te begaan.

2. Er moet een begin van uitvoering zijn.

3. Het delict moet niet voltooid zijn, echter alleen door een omstandigheid die niet van

de wil van de dader afhankelijk is.

Aan de hand van de BPS registraties is het moeilijk te bepalen of er is voldaan aan de eerste

voorwaarde. In een aantal gevallen is het twijfelachtig of de dader het voornemen heeft

gehad om een bedrijfsinbraak te plegen. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer alleen een ruit

is ingeslagen, er kan dan immers net zo goed sprake zijn van vernieling. In dit onderzoek

wordt ervoor gekozen deze gevallen wel tot poging tot bedrijfsinbraak te rekenen.

Dat wordt voldaan aan het tweede vereiste dat men is begonnen met de uitvoering van het

misdrijf betekent in de praktijk vaak dat men is begonnen met binnendringen in een bedrijf.

Wanneer dit niet lukt is er sprake van een poging.

Ook wanneer men wel in een bedrijf is binnengedrongen kan er sprake zijn van een poging,

namelijk indien men er niet toe is gekomen enig goed weg te nemen door een omstandigheid

Page 36: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

35

die niet van de wil van de dader afhankelijk is. Wanneer een dader genoeg tijd heeft om een

pand te doorzoeken, maar toch niets meeneemt is er géén sprake van een poging, omdat het

niet voltooien van het delict in dat geval door zijn eigen wil bepaald wordt.

3.3 Informatiebronnen en analysemethoden

In deze paragraaf wordt omschreven, welke bronnen en analysemethoden worden gebruikt

om de verschillende deelvragen te beantwoorden.

1. Wat is de aard, omvang en ontwikkeling van de bedrijfsinbraken in IJsselland?

De aard, omvang en ontwikkeling van bedrijfsinbraken die in IJsselland worden gepleegd

wordt vastgesteld aan de hand van de informatie afkomstig uit het Bedrijfsprocessen

Systeem (BPS) van de politie IJsselland. Hierin worden alle strafbare feiten die ter kennis

komen van de politie worden geregistreerd. Aan deze registratie worden vervolgens alle

handelingen en documenten met betrekking tot deze melding gekoppeld.

In het BPS kan worden geselecteerd op incidentcodes welke zijn ingedeeld naar categorieën

misdrijven. Er zijn een aantal incidentcodes die mogelijk wijzen op bedrijfsinbraak. Dit zijn

incidentcode 222 ‘diefstal af/uit bedrijf’ en incidentcode 229 ‘diefstal af/uit overig

onroerend goed’18. Incidentcode 220 ‘diefstal af/uit onroerend goed’ wordt buiten

beschouwing gelaten19.

Voor de incidentcodes 222 en 229 zijn gegevens beschikbaar vanaf 1998. Zowel onder

incidentcode 222 als onder incidentcode 229 staan ook registraties waarbij het niet gaat om

bedrijfsinbraak. Voor dit onderzoek worden alle registraties geïnventariseerd, waarbij voor

elke melding wordt bepaald of het daadwerkelijk een bedrijfsinbraak betreft. De meldingen

waarbij het niet om bedrijfsinbraak gaat worden er op deze manier uit gefilterd.

Uiteindelijk ontstaat een dataset met alle bedrijfsinbraken gepleegd in de politieregio

IJsselland van 1998 tot en met 2006. Voor een beeld van de omvang en ontwikkeling van

bedrijfsinbraken wordt geanalyseerd hoeveel bedrijfsinbraken er in elk jaar zijn gepleegd.

18 Voor incidentcode 222 en 229 geldt dat de diefstallen af/uit genoemde locaties hebben mede betrekking op de bij het onroerend goed behorende omheinde terreinen. Bepalend is het besloten karakter van de locatie. 19 Incidentcode 220 ‘diefstal af/uit onroerend goed’ wordt in dit onderzoek niet meegenomen. Hieronder worden in principe de eerste meldingen weggeschreven. Vervolgens is men verplicht deze nog verder te specificeren in een andere incidentcode, waardoor ze onder incidentcode 222 niet meer voorkomen.

Page 37: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

36

Vervolgens wordt de correlatie tussen het jaar en het aantal inbraken berekend, waarmee

wordt bepaald of het aantal bedrijfsinbraken in IJsselland in de periode 1998-2006

significant is veranderd.

Voor alle bedrijfsinbraken gepleegd in 2006 wordt gekeken naar de aard van de inbraak. Er

wordt nagegaan wat de plaats is waar de inbraak is gepleegd, op welke dagen van de week

en op welke tijdstippen van de dag bedrijfsinbraken meestal hebben plaatsgevonden. Voor

de pleegdag en pleegtijd wordt in eerste instantie gebruik gemaakt van gegevens in de

aangifte. Hierin worden in principe twee data en tijdstippen ingevuld welke de periode

weergeven waarbinnen het misdrijf heeft plaatsgevonden. Het gemiddelde tussen deze data

en tijdstippen is de pleegdatum en -tijd van het misdrijf. Als de periode tussen de eerste

datum en tijd en de tweede datum en tijd langer is dan 24 uur, wordt de datum en tijd

onbetrouwbaar geacht en wordt geen pleegdatum en -tijd berekend. Als de precieze datum

en tijd bekend zijn en er geen sprake is van een langdurig incident wordt slechts één datum

en tijd ingevoerd. In dat geval wordt die datum en tijd gebruikt als pleegdatum en -tijd van

het misdrijf. Van misdrijven zonder aangifte wordt de datum en tijd uit de proceskop

gebruikt als pleegdatum en –tijd. Dit zijn de datum en tijd van invoer in het systeem,

waardoor ze minder betrouwbaar zijn als pleegdatum en pleegtijd.

Voor wat betreft de aard van de inbraken in 2006 wordt tevens gekeken naar de manier van

binnendringen20, het soort gestolen goederen, de waarde van de schade per bedrijfsinbraak

en het soort bedrijven dat slachtoffer is geworden van bedrijfsinbraak. Voor de manier van

binnendringen, het soort gestolen goederen en het soort bedrijven waar wordt ingebroken

worden categorieën gemaakt.

2. Welk deel van de bedrijfsinbraken in IJsselland is toe te schrijven aan mobiel

banditisme?

Voordat wordt ingegaan op de daders van bedrijfsinbraken en meer specifiek mobiele

bendes als daders van bedrijfsinbraken is het van belang het oplossingspercentage van

bedrijfsinbraken te bepalen. Naarmate het oplossingspercentage lager is en er dus veel

bedrijfsinbraken zijn die niet opgelost worden, wordt de kans groter dat het beeld dat op

basis van informatie uit het BPS naar voren komt over het deel van de bedrijfsinbraken dat

door mobiele bendes wordt gepleegd, afwijkt van de werkelijkheid. Door het

20 Hierbij gaat het om de laatste manier van binnendringen waarmee men het bedrijf daadwerkelijk betreedt. Wanneer bijvoorbeeld eerst een hekwerk wordt geforceerd waarna vervolgens de buitendeur wordt geforceerd, wordt het forceren van de deur genoteerd als manier van binnendringen.

Page 38: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

37

oplossingspercentage te berekenen wordt in ieder geval duidelijk over de daders van welk

deel van de bedrijfsinbraken uitspraken worden gedaan.

Het oplossingspercentage wordt bepaald door te berekenen welk deel van de geregistreerde

bedrijfsinbraken is opgelost. Een betrouwbare maat voor het aantal opgeloste

bedrijfsinbraken is het aantal bedrijfsinbraken waarvoor iemand is veroordeeld. Hiermee is

redelijk zeker dat een bepaalde bedrijfsinbraak door een bepaalde dader is gepleegd. Met

veroordeling door de rechter is immers aangetoond dat volgens de bewijsregels van het

strafrecht de bedrijfsinbraak door de veroordeelde persoon is gepleegd. Voor dit onderzoek

wordt echter geen gebruik gemaakt van deze maat voor het aantal opgeloste

bedrijfsinbraken. Dit omdat dit onderzoek niet wordt uitgevoerd onder bedrijfsinbraken met

veroordeelde daders, maar onder bedrijfsinbraken met één of meer verdachten. Daarom

wordt in dit onderzoek als maat voor het aantal opgeloste bedrijfsinbraken gehanteerd; het

aantal bedrijfsinbraken waarbij ten minste één verdachte bij de politie bekend is.

Het oplossingspercentage bij bedrijfsinbraak wordt berekend voor de afzonderlijke jaren

1999 tot en met 2006 en voor de gehele periode 1999 tot en met 2006. Het aantal

bedrijfsinbraken in één jaar waarbij één of meer verdachten bekend is wordt gedeeld door

het totaal aantal bedrijfsinbraken in datzelfde jaar, maal 100. Een kanttekening hierbij is dat

het oplossingspercentage in de loop der tijd kan toenemen doordat ook in de jaren na het jaar

waarin een bedrijfsinbraak is gepleegd, de inbraak nog kan worden opgehelderd. Dit geldt

vooral voor de bedrijfsinbraken gepleegd in 2006 en in steeds mindere mate voor de jaren

die verder terug liggen.

Het deel van de bedrijfsinbraken in IJsselland dat aan mobiele bendes kan worden

toegeschreven wordt bepaald voor de jaren 1999 tot en met 2006. Er wordt gekeken naar het

aantal betrokken verdachten bij elke bedrijfsinbraak en naar de woonplaats van de

verdachten. Omdat van de daders van bedrijfsinbraken in 1998 geen adressenbestand

voorhanden is, kan 1998 niet bij dit deel van het onderzoek betrokken worden.

Wanneer het gaat om twee of meer verdachten en/of om verdachten die buiten de regio

IJsselland wonen of verblijven of waarvan de woonplaats niet bekend is, is er in principe

sprake van mobiel banditisme. De zaken met verdachten met hun woongemeente buiten de

regio of een onbekende woongemeente21 en waarbij sprake is van twee of meerdere

21 De zaken met verdachten met een onbekende woongemeente worden wel in het onderzoek meegenomen, omdat juist die verdachten daders kunnen zijn die in het buitenland wonen. In het BPS wordt namelijk aan een woonplaats automatisch een woongemeente gekoppeld, voor buitenlandse plaatsen is dit meestal niet bekend.

Page 39: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

38

betrokkenen worden geselecteerd en er wordt gecontroleerd of er werkelijk sprake is van

mobiel banditisme. Dit is het geval wanneer bij een bedrijfsinbraak alle verdachten hun

woonplaats buiten de regio IJsselland én op meer dan 20 kilometer van de pleegplaats

hebben. De afstand tussen woon- en pleegplaats wordt in deze gevallen bepaald met behulp

van www.routenet.nl. Er wordt dus niet gerekend met de hemelsbrede afstand tussen woon-

en pleegplaats, maar de afstand tussen woon- en pleegplaats die de dader over weg aflegt.

Op www.routenet.nl worden de postcodes van woon- en pleegplaats ingevoerd22, waarna de

meest optimale route wordt berekend23. De afstand van deze route wordt naast het criterium

van meer dan twintig kilometer gelegd. Zaken met verdachten met een onbekende

woongemeente waarvan ook de woonplaats niet achterhaald kan worden en zaken met

verdachten zonder vaste woon- of verblijfplaats worden niet tot mobiel banditisme gerekend.

Uiteindelijk blijft een bestand over met bedrijfsinbraken waarbij mobiele bendes betrokken

zijn geweest. Er wordt bekeken in hoeveel van het totaal aantal bedrijfsinbraken sprake is

van mobiel banditisme. Dit wordt gedaan voor de jaren 1999 tot en met 2006, zodat

duidelijk wordt of er zich de afgelopen jaren veranderingen hebben voorgedaan voor wat

betreft de mate waarin mobiele bendes betrokken zijn bij bedrijfsinbraken.

Voor de bedrijfsinbraken waarbij mobiele bendes betrokken zijn, wordt nagegaan om welk

soort bedrijven het gaat, wat er is gestolen en hoe groot de waarde van schade is.

Naast het BPS wordt ook nog een andere informatiebron gebruikt om iets te zeggen over de

omvang van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken in IJsselland. Dit is een Informatie

Gestuurde Politie (IGP) opdracht die wordt uitgezet onder alle 12 politieteams van de politie

IJsselland. Het regiobreed uitzetten van een IGP opdracht ten behoeve van een analyse is in

IJsselland nog niet eerder gebeurd. In die zin fungeert de IGP opdracht, naast

informatiebron, als een soort pilot. In de IGP opdracht wordt aan de noodhulpdiensten van

de teams gevraagd gericht informatie te gaan verzamelen over mobiel banditisme bij

bedrijfsinbraken. Meer specifiek wordt in de opdracht gevraagd te zoeken naar verdachte

situaties rondom de bedrijventerreinen en daarbij van verdachte voertuigen rondom de

bedrijventerreinen de kentekens te noteren en de inzittenden te controleren. Gevraagd wordt

onder een voor de IGP opdracht aangemaakt mutatienummer, via een gestructureerde

22 Wanneer er van de woon- of pleegplaats geen postcode bekend is wordt of de straatnaam in combinatie met de woonplaats, of alleen de woonplaats ingevoerd. 23 Naast de meest optimale route, kan op www.routenet.nl ook worden gekozen voor de snelste route qua tijd en de kortste route qua afstand.

Page 40: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

39

vragenlijst, van verdachte situaties het volgende te noteren; kenteken, locatie en tijd en

keno24 code van de bestuurder.

Op en rondom de bedrijventerreinen moeten de noodhulpdiensten van 22 mei 2007 tot 1 juli

2007 iedere nacht elk uur tenminste één keer de IGP opdracht uitvoeren. Voor deze periode

komt er dus extra informatie binnen wat mogelijk een indicatie is voor mobiel banditisme.

De IGP opdracht25 wordt voorafgaand aan elke nachtdienst door de wachtcommandanten

uitgereikt aan de noodhulp en tevens wordt tijdens de briefings voorafgaand aan de

nachtdienst een dia26 getoond met een beknopte samenvatting van de IGP opdracht. Om de

briefing overzichtelijk te houden wordt ervoor gekozen de dia slechts enkele dagen

gedurende de periode verplicht te tonen in de briefing. Om extra aandacht te vragen voor de

IGP opdracht wordt hierover op het regionale intranet een nieuwsbericht geplaatst en wordt

op het intranet onder het vakgebied ‘criminaliteitsanalyse’ meer informatie verschaft over de

IGP opdracht, waaronder een kaartje van alle bedrijventerreinen in de regio. Via een e-mail

worden de personen werkzaam bij en/of ten behoeve van de noodhulp tijdens de nachtdienst

de dag voor de start van de IGP opdracht nogmaals op de hoogte gebracht van de IGP

opdracht die de volgende dag wordt uitgegeven. Aan alle wachtcommandanten wordt nog

een extra e-mail gestuurd met de vraag zorg te dragen voor de uitreiking van de IGP

opdracht en er aandacht aan te besteden tijdens de briefing en debriefing.

De informatie uit de IGP opdracht wordt aangevuld met de informatie uit de

surveillancerapporten van beveiligingsbedrijven. In IJsselland vindt collectieve beveiliging

plaats op bedrijventerreinen in Deventer, Zwolle, Heino, Raalte, Kampen, IJsselmuiden,

Staphorst, Hasselt, Genemuiden en Hardenberg. Deze collectieve beveiliging op

bedrijventerreinen bestaat onder andere uit het mobiel surveilleren op en rondom de

bedrijventerreinen. De collectieve beveiliging wordt door drie beveiligingsbedrijven gedaan;

Securitas, Veneberg Security Team en Trigion. Verdachte situaties worden door Securitas en

Veneberg Security Team in een surveillancerapport doorgegeven aan de politie IJsselland27

(Stichting Veiligheidszorg, 2007). Voor de periode waarin de IGP opdracht is uitgezet wordt

gekeken naar de verdachte situaties die door de beveiligingsbedrijven hebben doorgegeven

24 Onder de keno code wordt verstaan de eerste 4 letters van de achternaam gevolgd door de eerste letter van de voornaam en de laatste twee cijfers van het geboortejaar. 25 De IGP opdracht die aan de noodhulp voorafgaand aan de nachtdienst wordt uitgereikt is te vinden in bijlage 1. 26 De dia die wordt getoond tijdens de briefings voorafgaand aan de nachtdienst is terug te vinden in bijlage 2. 27 Door Trigion worden geen verdachte situaties aan de politie IJsselland doorgegeven. Trigion is alleen actief op bedrijventerreinen in Staphorst.

Page 41: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

40

aan de politie28. Het is aannemelijk dat de beveiligingsbedrijven meer informatie hebben dan

de politie wat betreft incidenten op bedrijventerreinen omdat zij hier gewoonlijk meer

surveilleren dan de politie.

Na samenvoeging van de informatie uit de IGP opdracht en de informatie uit de

surveillancerapporten van de beveiligingsbedrijven, wordt voor elk kenteken dat wordt

genoteerd nagetrokken wie de eigenaar is en wat zijn woonplaats is. De eigenaar wordt

vervolgens nagetrokken in het Herkenningsdienst Systeem (HKS) voor eventuele misdrijven

die hij begaan heeft. Ook gecontroleerde personen worden nagetrokken in het HKS.

Wanneer de eigenaar van het kenteken van buiten de regio afkomstig is en wanneer deze

andere bedrijfsinbraken of vermogensdelicten op zijn naam heeft staan, is dit een indicatie

voor mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken.

De informatie die uit de IGP opdrachten naar voren komt geeft een indicatie voor wat er

mogelijk aan de hand is wat betreft mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken en wordt gezien

als aanvulling op de informatie die uit het BPS afkomstig is. De resultaten van de IGP

opdracht worden vergeleken met de informatie uit het BPS over bedrijfsinbraken in die

periode. Er wordt nagegaan hoeveel bedrijfsinbraken er in de periode van de IGP opdracht

op bedrijventerreinen zijn gepleegd. Vervolgens wordt bepaald of verdachte situaties uit de

IGP opdracht aan een daadwerkelijk gepleegde bedrijfsinbraak kunnen worden gerelateerd,

door te kijken of de plaats en/of de tijd waar de verdachte situatie is waargenomen

overeenkomt met de plaats en/of tijd van een inbraak. Wanneer er op een bepaald tijdstip op

een bepaalde plaats een verdachte situatie wordt waargenomen, en op een later tijdstip op

diezelfde plaats een bedrijfsinbraak plaatsvindt, wijst dit mogelijk op het voorbereiden van

een inbraak.

3. Hoe kunnen de daders van mobiele bendes betrokken bij bedrijfsinbraken in

IJsselland worden getypeerd?

Om tot een typering van de mobiele bendes te kunnen komen wordt voor personen waarvan

is bepaald dat ze lid zijn van een mobiele bende extra informatie uit het BPS verzameld.

Allereerst worden een aantal persoonlijke kenmerken van de verdachten geïnventariseerd,

zoals geslacht, leeftijd en nationaliteit. Om vast te stellen waar de verdachten vandaan

komen wordt gekeken naar hun woon- of verblijfplaats zoals die staat geregistreerd in het

28 Er wordt alleen gekeken naar meldingen van verdachte situaties die verband zouden kunnen houden met bedrijfsinbraken en niet de meldingen die verband houden met andersoortige misdrijven. Er wordt niet gekeken naar meldingen van (pogingen tot) bedrijfsinbraken zelf, omdat deze ook terugkomen in de politieregistraties van bedrijfsinbraak.

Page 42: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

41

BPS. Verder wordt voor elke verdachte van mobiel banditisme vastgesteld of hij vaker

voorkomt als verdachte van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken in IJsselland.

Vervolgens wordt berekend uit hoeveel personen mobiele bendes gemiddeld bestaan.

Hiervoor wordt in het BPS, in geval van bedrijfsinbraken waarbij sprake was van mobiel

banditisme, het aantal verdachten per inbraak bepaald. Er wordt ook gekeken of in de

verschillende zaken waar mobiele bendes bij betrokken waren steeds dezelfde

dadercombinaties worden gevormd, of dat er bij de verschillende inbraken sprake is van

verschillende daders en dadercombinaties.

4. Welke verschillen zijn er tussen bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes en

andere daders?

Voor zowel alle bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes als alle bedrijfsinbraken

gepleegd door andere daders van bedrijfsinbraken wordt gekeken naar de plaatsen, dagen en

tijdstippen waarop de bedrijfsinbraken plaatsvinden. Vervolgens wordt met de chi-kwadraat

getoetst of eventuele verschillen tussen de inbraken gepleegd door de verschillende daders

significant zijn.

Ook de omvang van de schade, het soort bedrijven waar is ingebroken, het soort goederen

dat is gestolen en de manier van binnendringen in het bedrijf wordt voor bedrijfsinbraken

gepleegd door mobiele bendes geïnventariseerd. Aangezien het aantal andere daders van

bedrijfsinbraken dan mobiele bendes, een stuk groter is dan het aantal daders van mobiel

banditisme, worden niet alle bedrijfsinbraken gepleegd door andere daders dan mobiele

bendes op deze zaken nagelopen. Er wordt een gestratificeerde steekproef getrokken uit het

totaal aantal bedrijfsinbraken met een verdachte, dat niet door mobiele bendes is gepleegd.

Dit betekent dat er niet één steekproef wordt getrokken over alle jaren, maar dat er per jaar

een steekproef wordt getrokken. Dit om ervoor te zorgen dat elk jaar afzonderlijk voldoende

in de steekproef wordt vertegenwoordigd. Per jaar wordt een aselecte29 steekproef van 30

bedrijfsinbraken getrokken uit het totaal aantal bedrijfsinbraken met een verdachte in dat

jaar.

Voor wat betreft de manier van binnendringen, het soort bedrijven en het soort weggenomen

goederen wordt met de chi-kwadraat getoetst of eventuele verschillen hierin tussen de

29 De steekproef per jaar is aselect in de zin dat iedere bedrijfsinbraak geregistreerd in het BPS in dat jaar evenveel kans heeft om in de steekproef voor te komen. Niet alle bedrijfsinbraken komen ter kennis van de politie en staan dus niet allemaal in het BPS geregistreerd. Dit hangt af van de meldings- en aangiftebereidheid van bedrijven. Dit maakt dat de aselecte steekproef die wordt getrokken nooit helemaal aselect is in de zin dat iedere bedrijfsinbraak evenveel kans heeft om in de steekproef voor te komen.

Page 43: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

42

bedrijfsinbraken gepleegd door de verschillende daders significant zijn. Met de T-test wordt

getoetst of er significante verschillen zijn in de gemiddelde waarde van de weggenomen

goederen en de gemiddelde waarde van de braakschade.

Page 44: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

43

5. Aard, omvang en ontwikkeling van de bedrijfsinbraken in

IJsselland

In dit hoofdstuk worden de aard, omvang en ontwikkeling van de bedrijfsinbraken in

IJsselland weergegeven. Dit gebeurt op basis van de registraties hiervan in het BPS. Uit de

Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven (MCB) blijkt dat in 2006 87 procent van de bedrijven

die te maken hebben gehad met inbraak dit hebben gemeld bij de politie (WODC, 2006). Er

kan dus vanuit worden gegaan dat op basis van de in het BPS geregistreerde

bedrijfsinbraken uitspraken worden gedaan over zo’n 87 procent van het aantal werkelijk

gepleegde bedrijfsinbraken. Allereerst wordt in paragraaf 5.1 de omvang en ontwikkeling

van de bedrijfsinbraken in IJsselland beschreven. Vervolgens wordt in paragraaf 5.2

gekeken naar de aard van de bedrijfsinbraken in 2006.

5.1 Omvang en ontwikkeling van het aantal bedrijfsinbraken in

IJsselland in de periode 1998-2006

In de periode 1998-2006 hebben er in IJsselland in totaal 6.612 bedrijfsinbraken

plaatsgevonden. Hiervan was er in 5.211 gevallen (78,8 %) sprake van een geslaagde

inbraak en in 1.401 gevallen (21,2 %) bleef het bij een poging. In figuur 1 wordt per jaar het

aantal geslaagde bedrijfsinbraken, het aantal pogingen tot bedrijfsinbraak en het totaal van

het aantal pogingen en geslaagde inbraken weergegeven30.

De gele lijn in figuur 1 is de trendlijn van het totaal aantal bedrijfsinbraken. Hieraan is te

zien dat er over de hele periode sprake is van een daling van het totaal aantal

bedrijfsinbraken. Dit geldt ook voor zowel het aantal geslaagde bedrijfsinbraken als het

aantal pogingen tot bedrijfsinbraak. Het totaal van de geslaagde inbraken en pogingen tot

bedrijfsinbraak in IJsselland is in 2006 (634 inbraken) 29,6 procent gedaald ten opzichte van

1998 (901 inbraken).

30 Het aantal bedrijfsinbraken per jaar is te zien in tabel 1 in bijlage 3.

Page 45: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

Wat opvalt is dat de ontwikkeling van het aantal inbraken zowel in de periode 1998-2001 als

in de periode 2002-2006 volgens eenzelfde patroon verloopt. In 2001 is sprake van een

uitschieter naar beneden en in 2002 is sprake van een uitschieter naar boven. Het totaal

aantal inbraken daalt van 901 in 1998 naar 594 in 2001 (-34,1 %). Vervolgens is het totaal

aantal bedrijfsinbraken in 2002 met 867 een stuk hoger, waarna het aantal bedrijfsinbraken

weer daalt naar 634 in 2006 (-26,9 %).

0

100

200

300

400

500

600

700

800

900

1000

1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006

TotaalGeslaagde inbraakPoging tot inbraakLineair (Totaal)

Figuur 1. Aantal geslaagde inbraken en pogingen tot bedrijfsinbraak per jaar. Bron: BPS geladen op 16 april 2007.

De uitschieter van het aantal bedrijfsinbraken in 2001 of 2002 zorgt er waarschijnlijk voor

dat de daling van het totaal aantal inbraken over de hele periode 1998-2006 niet significant

is. Ook wanneer er onderscheid wordt gemaakt tussen het aantal geslaagde inbraken en de

pogingen tot inbraak is er over de periode 1998-2006 geen sprake van een significante

daling.

Vanaf 2002 daalt het totaal aantal inbraken wel significant (r=-.98, p<.005). Ditzelfde geldt

ook voor zowel de geslaagde inbraken (r=-.97, p<.01) als het aantal pogingen daartoe (r=-

.98, p<.005).

Het totaal aantal inbraken bestaat van 1998 tot en met 2006 voor gemiddeld 20,9 procent uit

pogingen tot inbraak. Dit percentage is met 26,8 procent het hoogst in 1998 en neemt daarna

44

Page 46: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

45

af tot 16,7 procent in 2001. Vanaf 2002 is het percentage pogingen van het totaal aantal

inbraken weer hoger en dit blijft erg stabiel; het schommelt tussen de 19,7 en 20,8 procent.

5.3 Aard van de bedrijfsinbraken gepleegd in 2006

Voor alle 634 bedrijfsinbraken gepleegd in 2006 wordt gekeken naar de aard van de inbraak.

Achtereenvolgens wordt besproken waar en wanneer inbraken worden gepleegd. de manier

van binnendringen, het soort bedrijf waarin de inbraak heeft plaatsgevonden, het soort

goederen dat is weggenomen, de waarde van deze weggenomen goederen en tot slot de

waarde van de braakschade.

De politieregio IJsselland heeft een werkgebied bestaande uit 11 gemeenten, waaronder 9

plattelandsgemeenten31 en de twee steden Zwolle en Deventer. De meeste bedrijfsinbraken

in 2006 (n=634) zijn gepleegd in Zwolle (31,7 %), wat tevens de grootste gemeente is. In

Deventer wordt 18,1 procent van de inbraken gepleegd. Hierna vinden er in Hardenberg (9,1

%), Kampen (7,7 %), Steenwijkerland (6,5 %) en Raalte (6,5 %) nog redelijk wat

bedrijfsinbraken plaats. Weinig bedrijfsinbraken worden gepleegd in de gemeenten Dalfsen

(5,0 %), Zwartewaterland (4,7 %), Staphorst (4,1 %), Ommen (3,9 %) en Olst-Wijhe (2,5

%).

De dag in de week waarop een inbraak is gepleegd is voor een groot aantal gepleegde

inbraken (263) niet bekend of de schatting van deze dag is niet betrouwbaar genoeg. Dit is in

41,5 procent van het totaal aantal in 2006 gepleegde inbraken het geval. Voor de 371

inbraken, waarvan de pleegdag wel bekend is en ook betrouwbaar genoeg wordt geacht, is

de spreiding van het aantal inbraken over de dagen van de week vrij gelijkmatig32. De

meeste inbraken worden op dinsdag gepleegd (17,5 %) en de minste inbraken worden

gepleegd op de dagen in het weekend (10,5 procent op zaterdag en 11,9 procent op

zondag)33. Er bestaat dan ook geen significant verband tussen de dag in de week en het

aantal inbraken dat wordt gepleegd.

31 Dit zijn de gemeenten Steenwijk, Kampen, Zwartewaterland, Staphorst, Dalfsen, Ommen, Hardenberg, Olst en Raalte. 32 Een volledig overzicht van de aantallen en percentages van de op de verschillende dagen gepleegde bedrijfsinbraken is te zien in tabel 2 in bijlage 3. 33 Een eventuele verklaring voor de weinige inbraken op zaterdag en zondag is dat juist bij inbraken in het weekend de pleegdag als niet betrouwbaar wordt bestempeld, doordat indien men niet zeker is van de pleegdag het gemiddelde wordt genomen van de tijd dat het bedrijf wordt afgesloten (vaak

Page 47: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

46

De pleegtijden van bedrijfsinbraken zijn te zien in tabel 1. Net als voor de pleegdag van

bedrijfsinbraken geldt ook voor de pleegtijd dat de schatting van het tijdstip waarop de

inbraak is gepleegd is in 40,6 procent van de gevallen niet bekend of niet betrouwbaar

genoeg is. De meerderheid van de bedrijfsinbraken wordt ‘s nachts tussen 24.00 en 06.00

uur gepleegd (50,7 %). Daarna worden de meeste inbraken tussen 18.00 en 24.00 uur ’s

avonds gepleegd (34,5 %). Tussen 06.00 en 12.00 uur en tussen 12.00 uur en 18.00 uur vindt

respectievelijk 6,2 en 8,6 procent van de inbraken plaats. Er bestaat een significant verband

tussen het de categorieën van tijdstippen en het aantal inbraken (x² (3)=203,458 p<.001).

Tabel 1. Pleegtijden van bedrijfsinbraken in IJsselland in 2006.

Pleegtijd Aantal Percentage

24.00 - 06.00 uur 188 50,7 06.00 - 12.00 uur 23 6,2 12.00 - 18.00 uur 32 8,6 18.00 - 24.00 uur 128 34,5 Totaal (n) 371 100,0 Missing 263 Totaal aantal inbraken 634

Bron: BPS geladen op 16 april 2007.

Wanneer voor de avond en de nacht (n=316) naar het aantal inbraken per uur wordt gekeken

blijkt dat tussen 18.00 en 19.00 uur de minste inbraken plaatsvinden (1,9 %). Hoewel het

aantal inbraken gedurende de avond en nacht per uur oploopt vinden er van 19.00 uur tot

22.00 uur nog relatief weinig inbraken plaats. Na 22.00 uur wordt het aantal inbraken per

uur groter. Tussen 03.00 en 04.00 uur ’s nachts worden de meeste inbraken gepleegd en na

04.00 uur neemt het aantal inbraken per uur weer af34. Er blijkt een significant verband te

bestaan tussen het uur gedurende de nacht (van 18.00 – 06.00 uur) en het aantal inbraken dat

wordt gepleegd (x² (11)=69,367 p<.001).

vrijdag of zaterdag) en de dag dat er weer wordt begonnen met werken (meestal op maandag). De tijd hiertussen is dan te groot om een betrouwbare schatting van de pleegdag op te leveren. Echter, wanneer de betrouwbaarheid wordt vergroot tot een maximum van 2 dagen blijkt dit niet tot resultaat te hebben dat er relatief meer bedrijfsinbraken op zaterdag en zondag worden gepleegd. 34 In tabel 3 in bijlage 3 is een compleet overzicht gegeven van het aantal inbraken gepleegd in 2006 per uur gedurende de avond en nacht.

Page 48: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

47

De manieren van binnendringen in een bedrijf ten behoeve van het plegen van een inbraak

worden weergegeven in tabel 2. Binnendringen in een bedrijf gebeurt het meest door het

forceren van een raam (42,3 %) of deur (36,3 %). Het forceren van een raam omvat hierbij

zowel het inslaan van een ruit als het op een andere manier openbreken van een raam. Het

forceren van een hekwerk35 (6,8 %) en inklimmen of insluipen (6,2 %) komen minder voor.

De andere manieren van binnendringen komen elk in minder dan 2,5 procent van de

gevallen voor.

Tabel 2. Manieren van binnendringen in een bedrijf bij inbraken in 2006

Manier van binnendringen Aantal Percentage

Forceren raam 268 42,3 Forceren deur 230 36,3 Forceren hekwerk 43 6,8 Inklimming/insluiping 39 6,2 Onbekend 17 2,7 Forceren dak 15 2,4 Valse sleutel 12 1,9 Forceren wand 7 1,1 Ramkraak 3 0,5 Totaal 634 100,0

Bron: BPS geladen op 16 april 2007.

In figuur 2 op de volgende pagina is te zien dat er van de 634 bedrijfsinbraken in 2006 de

meeste inbraken plaatsvonden in bedrijven in de detailhandel (39,1 %). Vervolgens werden

bedrijven in de categorie financiële en zakelijke dienstverlening (14,5 %) en de bouw (12,3

%) het meest getroffen door bedrijfsinbraken. De bedrijven in de categorieën horeca (7,1 %),

gezondheid (6,5 %), groothandel (6,2 %), productie (6,2 %) en overig (5,4 %) werden in

2006 minder geconfronteerd met een inbraak. De minste bedrijfsinbraken vonden plaats in

transportbedrijven (1,7 %). Voor 1,1 procent van de inbraken geldt tenslotte dat het soort

bedrijf waar is ingebroken onbekend is.

Van de 634 bedrijfsinbraken in 2006 ging het in 133 gevallen om een poging en zijn er dus

om die reden geen goederen weggenomen. Voor de 501 geslaagde bedrijfsinbraken in 2006

is in figuur 3 het soort goederen weergegeven dat hierbij is weggenomen. Het totaal van de

35 Dit betekent dat de inbrekers niet in het gebouw zijn geweest, maar er iets is gestolen vanaf een afgesloten terrein rondom het bedrijf.

Page 49: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

percentages is groter dan 100 procent, omdat bij een aantal inbraken meer dan een soort

goed is weggenomen.

0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40%

ElectronicaGeld

Materialen/machinesTabak

Auto/motorLevensmiddelen

KledingSieraden/brillen

DrogisterijartikelenOverig

OnbekendGeen

Figuur 3. Weggenomen goederen bij bedrijfsinbraken naar categorie als percentage van totale aantal geslaagde bedrijfsinbraken. Bron: BPS geladen op 16 april 2007.

In 99 gevallen (19,8 %) werden er geen goederen weggenomen. Bij 35,1 procent van de

inbraken werd elektronica weggenomen, bij 20,4 procent geld en bij 15,6 procent materialen

en/of machines. Bij minder inbraken werden tabak (5,4 %), auto en/of motor (-artikelen)

(2,4 %), levensmiddelen (2,0 %), kleding (1,2 %), sieraden en/of brillen (1,2 %) en

drogisterijartikelen (1,0 %) weggenomen. Bij 3,6 procent van de bedrijfsinbraken vallen de

gestolen goederen in de categorie overig en bij 2,8 procent van de inbraken is het soort

gestolen goed onbekend.

In tabel 3 is de gemiddelde waarde en de mediaan36 per soort weggenomen goed te zien.

Tevens is weergegeven hoe vaak de waarde van het soort goederen bekend is, dit is het

aantal waarover het gemiddelde en mediaan zijn berekend.

Het bedrag van de waarde van de weggenomen goederen wordt gebaseerd op de waardes

van de weggenomen goederen zoals die zijn vermeld in de processen verbaal van aangifte

of, indien aanwezig, in de goederenbijlagen. Een kanttekening hierbij is dat het niet duidelijk

48

36 De mediaan is de middelste waarde van de verdeling van alle voorkomende waarden en is de waarde waar 50 procent van de waarden onder en 50 procent van de waarden boven ligt. Wanneer het gemiddelde en de mediaan voor een goed veel van elkaar afwijken kan het beste worden gekeken naar de mediaan, omdat het gemiddelde dan waarschijnlijk in grote mate is beïnvloed door een uitschieter.

Page 50: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

49

is waaruit de genoemde bedragen precies bestaan; de vervangingswaarde, inkoopprijs of

verkoopprijs, of rekening is gehouden met afschrijving en of de bedragen in- of exclusief

BTW zijn.

Tabel 3. Gemiddelde en mediaan van de waarde van de verschillende soorten weggenomen goederen

Weggenomen goederen Aantal met bekende waarde Gemiddelde waarde Mediaan

Drogisterijartikelen 2 75.010,9 75.010,9 Materialen/machines 45 31.264,3 2.500,0 Kleding 5 18.799,7 13.967,0 Auto/motor 4 11.887,5 2.875,0 Electronica 90 3.612,3 1.578,0 Tabak 20 2.875,2 2.775,2 Overig 8 1.681,0 499,0 Geld 97 1.378,5 500,0 Sieraden/brillen 4 1.296,1 1.175,5 Levensmiddelen 7 430,1 190,0 Bron: BPS geladen op 16 april 2007.

Elektronica-artikelen als buit waren in 2006 onder bedrijfsinbrekers het meest favoriet,

gevolgd door geld en materialen en/of machines. Elektronica heeft een gemiddelde waarde

van 3.612,3 euro wanneer dit bij een bedrijfsinbraak wordt weggenomen, de mediaan is met

1.578,0 euro een stuk lager. De gemiddelde waarde van geld bedraagt 1.378,5 euro en de

mediaan is 500,0 euro. Bij materialen en/of machines bedraagt de gemiddelde waarde

31.264,3 euro. Deze hoge gemiddelde waarde blijkt echter te worden veroorzaakt door onder

andere een uitschieter van 1,2 miljoen euro. De mediaan is dus een betrouwbaardere maat

voor de waarde van gestolen materialen en/of machines en is met 2.500,0 een stuk lager.

Ook tabak werd bij bedrijfsinbraken in 2006 nog relatief vaak gestolen. Dit heeft een

gemiddelde waarde van 2.875,2 euro, wat een redelijk betrouwbare maat lijkt voor de

waarde, aangezien de mediaan hier niet veel van afwijkt.

Opvallend is tenslotte dat drogisterijartikelen in 2006 erg weinig zijn weggenomen en dat in

maar 2 gevallen de waarde van de weggenomen artikelen bekend is, maar dat deze waarde

gemiddeld wel opvallend hoog is met 75.010,9 euro. Ditzelfde geldt in iets mindere mate

voor kleding waarbij de gemiddelde waarde 18.799,7 euro is en de mediaan 13.967,0 euro.

Gezien de lage aantallen is niet duidelijk in hoeverre deze waardes representatief zijn voor

andere bedrijfsinbraken waarbij drogisterijartikelen en/of kleding wordt weggenomen.

Page 51: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

50

Tabel 4. Minimale waarde van de weggenomen goederen per inbraak

Waarde weggenomen goederen Aantal Percentage

Geen goederen weggenomen 99 19,7 1 - 500 euro 74 14,7 501 - 1.000 euro 38 7,6 1.001 - 1.500 euro 25 5,0 1.501 - 2.000 euro 11 2,2 2.001 - 2.500 euro 16 3,2 2.501 - 5.000 euro 42 8,4 5.001 - 10.000 euro 30 6,0 10.001 - 15.000 euro 8 1,6 15.001 - 20.000 euro 4 0,8 20.001 - 25.000 euro 3 0,6 meer dan 25.000 euro 6 1,2 schadebedrag onbekend 146 28,7 Totaal geslaagde bedrijfsinbraken 502 100,0

Bron: BPS geladen op 16 april 2007.

De minimale waarde van de weggenomen goederen per bedrijfsinbraak is in tabel 4

weergegeven in categorieën. Ook hierbij moet worden opgemerkt dat niet duidelijk is

waaruit de bedragen zijn opgebouwd. Een bijkomend probleem is dat bij een inbraak soms

van een deel van de gestolen goederen de waarde wel bekend is, maar van een ander deel

niet. In deze gevallen is het bedrag overgenomen van de goederen waarvan de waarde wel

bekend is. Dit betekent dat de in tabel 4 weergegeven bedragen de minimale waarde

betreffen.

In totaal zijn er in 2006 502 geslaagde bedrijfsinbraken gepleegd. Hiervan is de waarde van

de weggenomen goederen per inbraak in 146 gevallen (28,7 %)37 onbekend. Bij 99

bedrijfsinbraken (19,7 %) zijn er geen goederen weggenomen.

Onder de 257 inbraken waarbij goederen zijn weggenomen, komt de categorie 1 – 500 euro

het meest voor. Naarmate de waarde van de weggenomen goederen groter wordt, neemt het

aantal inbraken per categorie af. De categorieën 2.501 – 5.000 en 5.000 – 10.000 euro

komen wel nog relatief vaak voor. Erg hoge waardes boven de 10.000 euro komen weinig

voor.

37 Percentage van de 502 geslaagde bedrijfsinbraken.

Page 52: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

51

Bij de 257 inbraken waarbij goederen zijn weggenomen is de gemiddelde waarde van deze

goederen per inbraak 8.695,6 euro en de mediaan 1.450,0 euro. In 2006 was de totale waarde

van de bij bedrijfsinbraak weggenomen goederen waarvan de waarde bekend is 2.234.781,0

euro.

Tenslotte wordt gekeken naar de braakschade bij de bedrijfsinbraken gepleegd in 2006. Bij

braakschade kan het gaan om schade aan de buitenkant van het pand, zoals de schade

ontstaan door het forceren van een deur, en om schade ten gevolge van braak binnen het

pand, zoals schade ontstaan door het openbreken van een kast of kluis. De waarde van de

braakschade kan beide soorten braakschade bevatten.

In maar liefst 572 gevallen (90,2 %) is het schadebedrag onbekend, waardoor weinig

betrouwbare uitspraken kunnen worden gedaan over de waarde van de braakschade bij

bedrijfsinbraken. Bij 62 inbraken is de waarde van de braakschade wel bekend. Hieronder

zijn 43 bedrijfsinbraken met en 19 inbraken zonder braakschade. Het is waarschijnlijk

makkelijker vast te stellen of er wel of geen braakschade is, dan hoeveel de precieze waarde

van braakschade bedraagt. Geen braakschade betekent dat er zowel bij het binnendringen,

dat wil zeggen dat men is binnengedrongen door middel van inklimming/insluiping of valse

sleutel, als bij de verdere uitvoering van de inbraak geen schade is ontstaan aan het bedrijf.

Bij de 43 inbraken waarbij braakschade is opgetreden en de waarde hiervan bekend is, is de

gemiddelde waarde van de braakschade 16.342,3 euro. Dit erg hoge gemiddelde wordt

echter veroorzaakt door twee uitschieters van inbraken met een braakschade van 175.000 en

600.000 euro. Voor een indicatie van de waarde van de braakschade kan dus beter worden

gekeken naar de mediaan, welke 1.500,0 euro bedraagt. De totale waarde van de

braakschade bij deze 62 inbraken in 2006 bedraagt 702.718,0 euro.

Page 53: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

52

6. Daders van bedrijfsinbraken in IJsselland

In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de daders van bedrijfsinbraken in IJsselland en de

inbraken die zij plegen. Voordat wordt overgegaan op het beschrijven van de daders van

bedrijfsinbraken wordt in paragraaf 6.1 eerst bepaald op welk deel van de bedrijfsinbraken

deze beschrijving betrekking heeft door het oplossingspercentage van bedrijfsinbraken te

berekenen.

De aandacht gaat in dit hoofdstuk voornamelijk uit naar mobiele bendes als daders van

bedrijfsinbraken. Er wordt ook een beeld, zij het minder uitgebreid, geschetst van de daders

van bedrijfsinbraken in het algemeen, dit gebeurt in paragraaf 6.2. Volgens de definitie die

in dit onderzoek wordt gehanteerd is er sprake van mobiel banditisme wanneer een inbraak

wordt gepleegd door twee of meer daders met hun woon- of verblijfplaats buiten de regio

IJsselland. In paragraaf 6.2 wordt daarom ook beschreven welk deel van alle daders van

buiten de regio afkomstig is en met hoeveel personen gezamenlijk de bedrijfsinbraken over

het algemeen worden gepleegd. Vervolgens wordt in paragraaf 6.3 ingezoomd op het mobiel

banditisme bij bedrijfsinbraken. Naast de omvang en ontwikkeling van het mobiel

banditisme bij bedrijfsinbraken komen ook de kenmerken van de daders zelf en de aard van

de inbraken die zij plegen aan de orde. Ook de verschillen tussen mobiele bendes en andere

daders van bedrijfsinbraken komen in deze paragraaf aan bod.

6.1 Oplossingspercentage van bedrijfsinbraken

Het beeld dat in dit hoofdstuk wordt geschetst van de daders van bedrijfsinbraken in

IJsselland heeft betrekking op de daders die bedrijfsinbraken pleegden in de periode 1999-

200638. Van 1999 tot en met 2006 zijn er in IJsselland in totaal 5.711 bedrijfsinbraken

gepleegd. Bij 879 van deze bedrijfsinbraken werd tenminste één verdachte bij de politie

bekend, waarmee het oplossingspercentage van bedrijfsinbraken over de periode 1999 tot en

met 2006 15,4 procent bedraagt. Bij één inbraak zijn soms meerdere verdachten betrokken,

waardoor het totaal aantal verdachten 1.589 bedraagt.

Het beeld van de daders van bedrijfsinbraken dat in dit hoofdstuk wordt beschreven heeft

dus betrekking op de daders van 15,4 procent van het totaal aantal inbraken en is gebaseerd

op de kenmerken van 1.589 personen. Bij het grootste deel van de bedrijfsinbraken is geen

38 De daders van bedrijfsinbraken in 1998 worden niet meegenomen in de analyse, omdat van hen niet alle gegevens bekend zijn.

Page 54: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

verdachte bekend geworden. Het is mogelijk dat er verschillen bestaan tussen deze daders en

de verdachten die wel bij de politie bekend zijn.

De ontwikkeling van het oplossingspercentage van bedrijfsinbraken over de jaren 1999-2006

is weergegeven in figuur 4 De gele lijn in de figuur is de trendlijn en laat zien dat het

oplossingspercentage over de hele periode licht is afgenomen (-9,7 %). In 1999 is het

oplossingspercentage 14,5 procent, in 2000 met 16,0 procent iets hoger en vervolgens in

2001 weer lager (14,1 %). Daarna stijgt het oplossingspercentage en piekt in 2003 met 19,0

procent, waarna het weer afneemt tot 13,1 procent in 2006.

0%

2%

4%

6%

8%

10%

12%

14%

16%

18%

20%

1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007

Figuur 4. Ontwikkeling van het oplossingspercentage van bedrijfsinbraken van 1999-2006. Bron: BPS geladen op 16 april 2007.

6.2 Algemeen beeld van de daders van bedrijfsinbraken

In overeenstemming met de literatuur over daders van bedrijfsinbraken en daders in het

algemeen zijn vrijwel alle daders van de bedrijfsinbraken gepleegd in IJsselland in de

periode 1999 – 2006 (n=1.589) van het mannelijk geslacht (96,3 %). Slechts 3,0 procent van

de verdachten is vrouw en van 0,6 procent van de verdachten is het geslacht onbekend.

53

Met 90 procent heeft de overgrote meerderheid van de bedrijfsinbrekers (n=1.589) de

Nederlandse nationaliteit, 9,2 procent van de verdachten heeft een buitenlandse nationaliteit

en van 0,2 procent is de nationaliteit onbekend. Onder de verdachten met de buitenlandse

nationaliteit komt de Marokkaanse nationaliteit (2,8 %) het meest voor, gevolgd door de

Page 55: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

Turkse (0,9 %), Poolse en Roemeense (beiden 0,8 %), Joegoslavische (0,7 %) en Irakese

(0,6 %) nationaliteit. Andere nationaliteiten hebben allemaal een aandeel van minder dan 0,5

procent in de totale verdachtenpopulatie.

Voor alle 1.528 verdachten waarvan de leeftijd bekend is ligt de gemiddelde leeftijd op 26,0

jaar en de mediaan is 24,0 jaar. De jongste verdachte is 9 jaar en de oudste is 99 jaar. Het

aantal verdachten stijgt snel vanaf de leeftijd van 14 jaar en piekt bij een leeftijd van 20 jaar,

waarna het aantal verdachten afneemt naarmate de leeftijd hoger wordt.

Voor de verdachten van bedrijfsinbraak van 2000 tot en met 2006 wordt in figuur 5

weergegeven of ze hun woongemeente binnen of buiten de regio hebben39. In deze periode

waren er 1.391 bij de politie bekende verdachten van bedrijfsinbraak. Hiervan hebben 572

personen (41,1 %) hun woongemeente binnen de regio IJsselland en 415 personen (29,8 %)

hebben hun woongemeente buiten de regio. Er zijn 404 (29,0 %) verdachten van

bedrijfsinbraak met een bij de politie onbekende woongemeente. Voor een deel van deze

verdachten met onbekende woongemeente geldt dat hun woonplaats werkelijk niet bij de

politie bekend is. Tevens komt een deel van deze verdachten uit het buitenland40 en voor een

ander deel betreft het verdachten zonder vaste woon- of verblijfplaats.

0%5%

10%15%20%25%30%35%40%45%50%

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006

Verdachten vanbuiten de regio

Verdachten vanbinnen de regio

Verdachten metonbekende woon- ofverblijfplaatsLineair (Verdachtenvan buiten de regio)

Figuur 5. Ontwikkeling van het deel van de verdachten van binnen en buiten de regio en met een onbekende woonplaats. Bron: BPS geladen op 16 april 2007.

39 Er wordt niet gekeken naar het jaar 1999, omdat voor dit jaar naast het deel van de verdachten waarvan de woongemeente niet bij de politie bekend is, ook van een deel van de verdachten de woongemeente niet bekend is, doordat deze gegevens niet zijn geladen in de BPS analyse database.

54

40 In het BPS wordt de woonplaats van de verdachte automatisch aan een gemeentenaam gekoppeld, maar voor buitenlandse woonplaatsen is dit niet mogelijk.

Page 56: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

55

In figuur 5 geeft de gele lijn de trend weer van de ontwikkeling van het deel van de

verdachten van bedrijfsinbraken dat van buiten de regio afkomstig is. Hoewel het deel van

de verdachten van bedrijfsinbraak met een woongemeente buiten de regio vanaf 2002 een

stijgende trend laat zien, is het percentage met een woongemeente buiten de regio in 2006

(28,0 %) lager dan in 2000 (28,6 %). Waarschijnlijk wordt de stijgende trend voor een deel

veroorzaakt door de piek in 2005 (46,6 %), die op zijn beurt weer deels wordt veroorzaakt

doordat in dat jaar het percentage van de verdachten met een onbekende woonplaats met 8,6

procent in vergelijking met de andere jaren erg laag is.

Van de 572 verdachten van bedrijfsinbraken met hun woongemeente binnen de regio komen

de meeste uit Zwolle (38,4 %) en Deventer (32,1 %). Dit is natuurlijk niet verassend gezien

het de twee grootste plaatsen van de regio betreft. Vervolgens komt een redelijk deel van de

verdachten uit Hardenberg (7,9 %), Kampen (6,0 %), Steenwijkerland (5,5 %) en Raalte (5,0

%). Slechts een klein deel van de verdachten komt uit Olst-Wijhe (1,5 %), Dalfsen (1,3 %),

Ommen (1,1 %), Zwartewaterland (1,1 %) en Staphorst (0,2 %).

Tabel 5. Aantal verdachten per inbraak.

Aantal verdachten Aantal inbraken Percentage1 476 54,2 2 235 26,7 3 106 12,1 4 30 3,4

5 of meer 32 3,6 Totaal 879 100,0

Bron: BPS geladen op 16 april 2007. In tabel 5 is van de 879 bedrijfsinbraken van 1999 – 2006 waarbij tenminste een verdachte

bij de politie bekend is, het aantal verdachten per inbraak weergegeven. Bij een kleine

meerderheid van de inbraken (54,2 %) is één verdachte bekend. Het deel van de inbraken

met twee of meer verdachten is dus 46,8 %. Hiervan bestaat het grootste deel uit inbraken

met twee verdachten (26,7 %) gevolgd door inbraken met drie verdachten (12,1 %). Het

percentage inbraken met vier verdachten is met 3,4 procent veel lager. Bij de overige 3,6

procent van de inbraken zijn 5 of meer verdachten bekend. Het gemiddeld aantal verdachten

per inbraak is 1,8.

Page 57: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

56

Van de 403 inbraken die plaatsvonden in de periode 1999 - 2006 waarbij wordt samen

gepleegd zijn er 85 inbraken waarbij een of enkele verdachten hun woonplaats wel buiten de

regio op meer dan 20 kilometer van de pleegplaats hebben en een of enkele andere personen

van de dadergroep niet. Hoewel de afzonderlijke verdachten voldoen aan een het criterium

voor de mobiliteit van mobiele bendes, vallen deze dadergroepen als geheel niet onder de

definitie van mobiel banditisme.

6.3 Mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken in IJsselland

In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van het mobiel banditisme bij

bedrijfsinbraken in IJsselland. In paragraaf 6.2.1 wordt eerst de omvang en ontwikkeling van

het aantal bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes weergegeven. In paragraaf 6.2.2

en 6.2.3 wordt wat betreft de aard van het mobiel banditisme gekeken naar respectievelijk de

verdachten van mobiel banditisme en de aard van de inbraken die zij plegen. Tot slot wordt

in paragraaf 6.2.4 ingegaan op de resultaten van de IGP opdracht die is uitgezet om extra

informatie over de omvang van mobiel banditisme te vergaren.

6.3.1 Omvang en ontwikkeling van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken

Volgens de definitie die in dit onderzoek wordt gehanteerd is er sprake van mobiel

banditisme wanneer er sprake is van twee of meer daders van buiten de regio IJsselland die

op meer dan 20 kilometer afstand van de pleegplaats wonen. De bedrijfsinbraken met

verdachten die aan deze definitie voldoen zijn geselecteerd uit het totale bestand van

bedrijfsinbraken. Allereerst wordt gekeken welk aandeel mobiele bendes hebben in het

aantal inbraken en vervolgens welk aandeel mobiele bendes hebben in de schade bij

bedrijfsinbraken.

In tabel 6 is het aantal bedrijfsinbraken te zien dat aan mobiel banditisme kan worden

toegeschreven en in procenten het deel dat dit uitmaakt van het totaal aantal bedrijfsinbraken

met een verdachte. Bij 879 van de in totaal 5.711 bedrijfsinbraken in de periode 1999 - 2006

werd tenminste één verdachte bij de politie bekend. De verdachten bij 103 van deze

bedrijfsinbraken voldoen aan het criterium voor mobiel banditisme. In totaal waren er bij

deze 103 bedrijfsinbraken 283 verdachten betrokken41. Van de 103 bedrijfsinbraken

41 Dit zijn niet altijd unieke personen.

Page 58: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

57

gepleegd door mobiele bendes betreft het in 77 gevallen een geslaagde inbraak en in 26

gevallen een poging tot inbraak. Over de hele periode betrof 25,2 procent van de

bedrijfsinbraken waarbij mobiele bendes betrokken waren een poging tot inbraak. Dit

percentage verschilt nogal per jaar, maar vanwege de lage aantallen per jaar worden hier

geen conclusies aan verbonden over de ontwikkeling van het aantal pogingen tot inbraak

door mobiele bendes.

Over de periode 1999 - 2006 kan 11,7 procent van de bedrijfsinbraken met een verdachte

worden toegeschreven aan mobiel banditisme. Het aandeel van mobiele bendes in de

bedrijfsinbraken in IJsselland is daarmee niet erg groot.

Over de periode 1999 - 2006 is er geen sprake van een dalende of stijgende trend wat betreft

het percentage bedrijfsinbraken waarbij mobiele bendes betrokken zijn. In 2003 waren er

met 6,8 procent het minst vaak mobiele bendes betrokken bij bedrijfsinbraken en in 2005

met 22,4 procent het vaakst. Ook in 2004 waren er met 15,5 procent relatief veel

bedrijfsinbraken waarbij mobiele bendes betrokken waren. In 2006 is het aandeel van de

mobiele bendes in het totaal aantal bedrijfsinbraken echter weer wat kleiner (12,0 %).

Tabel 6. Omvang van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken

Jaar Geslaagde bedrijfsinbraken

Pogingen tot bedrijfsinbraak Totaal Aandeel mobiel

banditisme42 (%) 1999 10 2 12 10,7

2000 12 1 13 11,6

2001 5 2 7 8,3

2002 10 5 15 10,3

2003 8 2 10 6,8

2004 12 5 17 15,5

2005 14 5 19 22,4

2006 6 4 10 12,0

Totaal 77 26 103 11,7

Bron: BPS geladen op 16 april 2007.

Een tweede manier om het aandeel van mobiele bendes in de bedrijfsinbraken in IJsselland

te bepalen, is te kijken naar het aandeel in de schade43 waarvoor mobiele bendes

verantwoordelijk zijn. Dit is alleen mogelijk voor het jaar 2006, omdat voor alle

42 Aandeel van mobiel banditisme van het totaal aantal bedrijfsinbraken met een verdachte. 43 Schade in de zin van de waarde van de weggenomen goederen.

Page 59: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

58

bedrijfsinbraken in dit jaar de waarde van de schade is vastgesteld. In totaal waren er in 2006

10 bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes en 73 bedrijfsinbraken met verdachten

die niet onder de definitie van mobiel banditisme vallen.

Van de 10 bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes bleef het in 4 gevallen bij een

poging. Bij alle 6 geslaagde bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes zijn goederen

weggenomen, echter slechts in 2 gevallen is de waarde van de weggenomen goederen

bekend (in totaal 1.643,0 euro). Gezien de aard van de weggenomen goederen bij de overige

4 inbraken is de waarde van deze goederen waarschijnlijk niet gering, het gaat namelijk om

onder andere een personenauto, LCD televisies en computers.

Van de 73 bedrijfsinbraken gepleegd door andere daders dan mobiele bendes ging het in 12

gevallen om een poging en werden er dus geen goederen weggenomen. Van de overige 61

inbraken is in 29 gevallen de waarde van de schade bekend. De totale waarde van de

weggenomen goederen bij deze inbraken bedraagt 226.177,5 euro.

Omdat bij slechts twee bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes in 2006 de waarde

van de weggenomen goederen bekend is kunnen geen betrouwbare uitspraken gedaan

worden over het aandeel van mobiele bendes in de schade van bedrijfsinbraken in 2006.

In paragraaf 6.3.3 wordt verder ingegaan op de waarde van de schade bij bedrijfsinbraken

gepleegd door mobiele bendes en eventuele verschillen met de waarde van de schade bij

bedrijfsinbraken gepleegd door andere daders.

6.3.2 Kenmerken van verdachten van mobiel banditisme en mobiele bendes

Met 97,2 procent is overgrote meerderheid van de verdachten van mobiel banditisme van het

mannelijk geslacht. Slechts 2,5 procent van de verdachten is vrouw44.

78,8 procent van de verdachten van mobiel banditisme heeft de Nederlandse nationaliteit,

18,7 procent heeft een buitenlandse nationaliteit en van 2,5 procent van de verdachten is de

nationaliteit onbekend. Onder de verdachten met een buitenlandse nationaliteit komt de

Marokkaanse nationaliteit met 8,8 procent het meest voor, gevolgd door de Roemeense (2,8

%), Poolse (2,1 %) en de Surinaamse (1,1 %) nationaliteit. De overige voorkomende

nationaliteiten zijn de Hongaarse, Irakese, Litouwse, Macedonische, Turkse en

Joegoslavische nationaliteit met allemaal een aandeel van minder dan één procent. Een deel

van de verdachten met de Nederlandse nationaliteit is wel in het buitenland is geboren.

Echter met 61,8 procent is de meerderheid van de verdachten in Nederland geboren.

44 Van de overige 0,4 procent van de verdachten is het geslacht van de verdachte niet vastgelegd.

Page 60: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

De leeftijdscurve van verdachten van mobiel banditisme (n=269) en van andere verdachten

van bedrijfsinbraken (n=1.259) is weergegeven in figuur 6. De jongste verdachten van

mobiel banditisme zijn 16 jaar en daarna stijgt de leeftijd snel tot een piekleeftijd van 19 jaar

(9,3 %). Naarmate de leeftijd hoger wordt neemt het aantal verdachten af. Er is ook een

redelijk aantal verdachten met een wat oudere leeftijd zo tussen de 25 en 30 jaar en een iets

kleiner aantal rond de 40 á 45 jaar. De oudste verdachte van mobiel banditisme is 58 jaar.

Voor andere verdachten van bedrijfsinbraken geldt dat de jongste 9 jaar is en de oudste 99

jaar45. Zonder deze uitschieter van 99 jaar is de oudste verdachte 68 jaar. De leeftijd van de

andere verdachten van bedrijfsinbraken piekt bij een leeftijd van 20 jaar (8,1 %). De

gemiddelde leeftijd van verdachten van mobiel banditisme is 26,7 jaar en de mediaan is 25,0

jaar. De gemiddelde leeftijd van andere verdachten van bedrijfsinbraken is 25,9 jaar en de

mediaan is 24,0 jaar.

0%

1%

2%

3%

4%

5%

6%

7%

8%

9%

10%

10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65

Mobiel banditisme (n=269) Andere verdachten (n=1.259)

Figuur 6. Frequentieverdeling van de leeftijd van de verdachten van bedrijfsinbraken op het moment van het plegen van de inbraak van 1999 – 2006. Bron: BPS geladen op 16 april 2007.

Omdat er bij mobiel banditisme per definitie sprake is van samenplegen, wordt gekeken naar

het leeftijdsverschil tussen verdachten die samen een bedrijfsinbraak plegen46. Bij 44,7

45 Ten behoeve van de overzichtelijkheid is de verdachte met een leeftijd van 99 jaar niet opgenomen in de grafiek van de leeftijdscurve.

59

46 Een volledig overzicht van de leeftijdsverschillen tussen de verdachten van mobiel banditisme die samen een bedrijfsinbraak plegen is te zien in tabel 4 in bijlage 3.

Page 61: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

procent van de inbraken is het verschil in leeftijd tussen de jongste en oudste verdachte die

samenplegen 5 jaar of minder. In 49,5 procent van de gevallen is het maximale

leeftijdsverschil groter dan 5 jaar en in 24,3 procent van de gevallen is het leeftijdsverschil

zelfs groter dan 10 jaar. Er bestaan dus regelmatig grote leeftijdsverschillen tussen de

verdachten.

In tabel 7 wordt weergegeven in welke

provincie de verdachten van mobiel banditisme

hun woon- of verblijfplaats hebben. Wat blijkt

is dat 256 (90,5 %) van de 283 verdachten van

mobiel banditisme hun woon- of verblijfplaats

op het moment van het plegen van de inbraak

binnen Nederland hebben47.

60

19 personen (6,7 %) hebben hun woonplaats in

het buitenland en van 8 (2,8 %) personen is het

niet bekend waar zij hun woon- of verblijfplaats

hebben.

Van de verdachten met hun woon- of

verblijfplaats binnen Nederland komen de

meesten, 61 personen, uit Utrecht, gevolgd door

Zuid-Holland met 40 personen, Gelderland met

38 personen en Drenthe met 34 personen. Uit

Noord-Holland, Overijssel en Flevoland komen

minder verdachten en uit de provincies

Groningen, Noord-Brabant, Friesland en

Limburg komen de minste verdachten. Zeeland

sluit de rij, uit de deze provincie is geen enkele

verdachte afkomstig.

De aan de politieregio IJsselland grenzende

provincies zijn Gelderland, Drenthe, Overijssel,

Flevoland en Friesland. Uit deze provincies komt in totaal 38,8 procent van de verdachten.

Tabel 7. Woonprovincie en land van verdachten van mobiel banditisme

Woonplaats Aantal Percentage Nederland 256 90,5 Utrecht 61 21,6 Zuid-Holland 40 14,1 Gelderland 38 13,4 Drenthe 34 12,0 Noord-Holland 22 7,8 Overijssel 20 7,1 Flevoland 14 4,9 Groningen 11 3,9 Noord-Brabant 9 3,2 Friesland 4 1,4 Limburg 3 1,1 Zeeland 0 0,0 Buitenland 19 6,7 Roemenië 8 2,8 Polen 8 2,8 Litouwen 2 0,7 Tsjechië 1 0,4 Onbekend 8 2,8 Totaal 283 100,0

Bron: BPS geladen op 16 april 2007.

47 Het totaal van 283 verdachten bestaat niet uit alleen unieke verdachten. Er is echter gekozen om voor wat betreft woon- of verblijfplaats iets te zeggen over alle verdachten, omdat het gaat om de woon- of verblijfplaats op het moment van het plegen van het misdrijf, waardoor ook rekening wordt gehouden eventuele verhuizingen.

Page 62: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

61

Een meerderheid van 61,2 % van de verdachten van mobiel banditisme komt dus uit niet aan

de regio IJsselland grenzende provincies, voornamelijk uit Utrecht en Noord- en Zuid-

Holland, of komt uit het buitenland.

Slechts bij 7 bedrijfsinbraken (6,8 %) hebben alle verdachten hun woon- of verblijfplaats in

het buitenland. De verdeling van de bedrijfsinbraken gepleegd door buitenlandse mobiele

bendes over de jaren ziet er als volgt uit; in de jaren 1999, 2000, 2002 en 2004 is er telkens 1

gepleegd, en in 2006 3. Hoewel het om een zeer klein aantal gaat, is het opvallend dat het

aantal mobiele bendes uit het buitenland in het laatste jaar het grootst is.

Van de 7 inbraken gepleegd door buitenlandse mobiele bendes zijn er 5 gepleegd door

unieke verdachtencombinaties en er is één verdachtencombinatie die twee keer voorkomt.

Van de buitenlandse mobiele bendes bestonden er 5 uit 2 verdachten en 2 mobiele bendes

bestonden uit 4 verdachten. Er zijn in totaal 18 verdachten bij betrokken, waarvan 16 unieke

verdachten en 2 verdachten die ieder twee keer voorkomen. Van de buitenlandse mobiele

bendes komen er 3 uit Roemenië, 3 uit Polen en 1 mobiele bende is afkomstig uit Litouwen.

In tabel 8 is het aantal verdachten per inbraak weergegeven voor de inbraken gepleegd door

mobiele bendes. Bij 58 bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes (56,3 %) zijn twee

verdachten bekend. Bij 29 inbraken (28,2 %) zijn dit drie verdachten en bij 9 inbraken (8,7

%) zijn vier verdachten bekend. Bij 6,8 procent van de inbraken gepleegd door mobiele

bendes zijn 5 of meer verdachten bekend. 5 en 6 verdachten per inbraak komt respectievelijk

3 en 2 keer voor. Één keer werd een inbraak gepleegd door een mobiele bende bestaande uit

7 personen en één keer door 10 personen.

Tabel 8. Aantal verdachten per inbraak bij bedrijfsinbraken door mobiele bendes

Aantal verdachten Aantal inbraken Percentage

2 58 56,3 3 29 28,2 4 9 8,7

5 of meer 7 6,8 Totaal 103 100,0

Bron: BPS geladen op 16 april 2007.

Page 63: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

62

Het gemiddeld aantal verdachten per inbraak is voor zowel mobiele bendes als voor andere

daders die gezamenlijk bedrijfsinbraken plegen48 2,8 personen.

Van 103 bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes zijn er 76 (73,8 %) gepleegd door

verdachtencombinaties die één keer voorkomen in het bestand van mobiel banditisme bij

bedrijfsinbraken in IJsselland. 27 inbraken (26,2 %) zijn gepleegd door 10

verdachtencombinaties die meer dan één keer voorkomen. Hiervan kwamen 7

verdachtencombinaties 2 keer voor, één verdachtencombinatie komt 3 keer voor, één

verdachtencombinatie kom 4 keer voor en één verdachtencombinatie komt 6 keer voor.

Van de 283 verdachten van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken zijn er 259 (91,5 %) die

slechts één keer voorkomen als verdachte van mobiel banditisme. 24 verdachten van mobiel

banditisme (8,5 %) komen vaker voor als verdachte van mobiel banditisme bij

bedrijfsinbraken in IJsselland. Van deze 24 verdachten komen er 17 tweemaal voor als

verdachte van mobiel banditisme, 2 komen 3 keer voor, 3 komen 4 keer voor en 2 komen in

totaal 6 keer voor als verdachte van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken in IJsselland.

6.3.3 Aard van de inbraken gepleegd door mobiel banditisme en verschillen met

inbraken gepleegd door andere daders

Voor de 103 bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes wordt in deze paragraaf

gekeken naar de pleegplaats, de dagen en tijden waarop de inbraken plaatsvinden, de manier

van binnendringen, het soort bedrijven waar wordt ingebroken en de aard en omvang van de

schade. Ook wordt nagegaan of er verschillen zijn in de bedrijfsinbraken gepleegd door

mobiele bendes en de bedrijfsinbraken gepleegd door andere daders.

Begonnen wordt met de plaats waar de bedrijfsinbraken door mobiele bendes worden

gepleegd. In tabel 9 is het aantal inbraken weergegeven dat door de verschillende soorten

daders in de verschillende gemeenten wordt gepleegd.

48 Het gaat om in totaal 300 inbraken die door twee of meer daders zijn gepleegd, en niet tot mobiel banditisme kunnen worden gerekend.

Page 64: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

63

Tabel 9. Gemeente waarin bedrijfsinbraken worden gepleegd door mobiele bendes en andere daders in de periode 1999 - 2006.

Inbraken door mobiele bendes

Inbraken door andere daders

Pleeg gemeente Aantal Percentage Aantal Percentage Steden 29 28,2 501 64,6 Zwolle 20 19,4 265 34,1 Deventer 9 8,7 236 30,4 Plattelandsgemeenten 74 71,8 275 35,4 Hardenberg 26 25,2 71 9,1 Dalfsen 12 11,7 14 1,8 Kampen 8 7,8 54 7,0 Steenwijkerland 8 7,8 47 6,1 Raalte 7 6,8 35 4,5 Ommen 6 5,8 14 1,8 Zwartewaterland 3 2,9 19 2,4 Olst-Wijhe 2 1,9 13 1,7 Staphorst 2 1,9 8 1,0 Totaal 103 100,0 776 100,0

Bron: BPS geladen op 16 april 2007.

Wat opvalt is dat inbraken gepleegd door mobiele bendes meestal in plattelandsgemeenten

plaatsvinden (71,8 %), terwijl inbraken gepleegd door andere daders vooral in de steden

plaatsvinden (64,6 %). Tussen het soort daders en het soort gemeente (stad of platteland)

bestaat dan ook een statistisch significant verband (x² (1)=50,344 p<.001).

Voor wat betreft de steden geldt dat inbraken door mobiele bendes vaker in Zwolle (19,4 %)

dan in Deventer (8,7 %) worden gepleegd, terwijl door andere daders ongeveer evenveel

inbraken in Zwolle (34,1 %) als in Deventer (30,4 %) worden gepleegd. Bedrijfsinbraken

gepleegd door mobiele bendes in plattelandsgemeenten worden opvallend vaak in

Hardenberg gepleegd (25,2 %). Een kleiner aantal bedrijfsinbraken door mobiele bendes

vindt plaats in Dalfsen (11,7 %), Kampen (7,8 %) en Steenwijkerland (7,8 %). Van de

inbraken gepleegd in plattelandsgemeenten door andere daders worden de meeste in

Hardenberg (9,1 %), Kampen (7,0 %), Steenwijkerland (6,1 %) en Raalte (4,5 %) gepleegd.

Page 65: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

64

Voor wat betreft de pleegplaats van bedrijfsinbraken wordt ook gekeken naar het deel van de

bedrijfsinbraken dat op bedrijventerreinen plaatsvindt. Van de bedrijfsinbraken gepleegd

door mobiele bendes (n=103) vindt het merendeel (64,1 %) plaats in bedrijven die niet op

bedrijventerreinen liggen en een kleiner deel (35,9 %) in bedrijven op een bedrijventerrein.

Eenzelfde beeld geldt voor de inbraken gepleegd door andere daders dan mobiele bendes

(n=776) waarvan 67,7 procent en 32,5 procent wel op een bedrijventerrein plaatsvindt. Er

bestaat dan ook geen significant verband tussen het soort daders en het wel of niet op een

bedrijventerrein plegen van bedrijfsinbraken.

Voor wat betreft de pleegdag worden bedrijfsinbraken door mobiele bendes vergeleken met

de bedrijfsinbraken met andere verdachten dan mobiele bendes de periode 1999 - 2006.

Voor een relatief groot deel van alle inbraken is geen pleegdag of pleegtijd bekend of is deze

niet betrouwbaar genoeg. Dit is het geval bij 21,4 procent van de inbraken door mobiele

bendes en bij 36,0 procent van de inbraken door andere daders. Daarom worden de

percentages berekend over alleen die inbraken waarvan wel een pleegdag of pleegtijd

bekend is die betrouwbaar genoeg wordt geacht49.

Van de inbraken gepleegd door mobiele bendes wordt 14,8 procent op maandag gepleegd.

Op dinsdag zijn dit er met 16,0 procent iets meer. Op woensdag en donderdag worden er

vervolgens nog iets meer inbraken gepleegd (ieder 17,3 %). Bedrijfsinbraken worden het

vaakst gepleegd op vrijdag (23,5 %), waarna vervolgens op zaterdag en zondag de minste

inbraken door mobiele bendes worden gepleegd (4,9 en 6,2 %).

Voor de bedrijfsinbraken gepleegd door andere daders geldt dat de spreiding van het aantal

inbraken over de week gelijkmatiger is. Door andere daders worden de meeste inbraken op

maandag gepleegd (17,1 %). Op de andere doordeweekse dagen wordt een kleiner deel van

de inbraken gepleegd, echter per dag verschilt dit weinig. Ook door andere daders worden de

minste inbraken in het weekend gepleegd (13,3 procent op zaterdag en 10,9 procent op

zondag). Echter, het verschil met het aantal inbraken op doordeweekse dagen is kleiner dan

bij inbraken door mobiele bendes.

Hoewel er verschillen bestaan tussen mobiele bendes en andere daders betreffende de dagen

waarop inbraken worden gepleegd, is er geen significant verband tussen het soort daders dat

een bedrijfsinbraak pleegt en de pleegdag.

49 De pleegdagen van bedrijfsinbraken door mobiele bendes en door andere daders zijn in tabel 5 in bijlage 3 weergegeven in zowel absolute aantallen als in percentages.

Page 66: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

65

De tijdstippen waarop bedrijfinbraken door mobiele bendes plaatsvinden liggen vooral in de

avond en de nacht; 23,5 procent van de inbraken vindt plaats tussen 18.00 en 24.00 uur ‘s

avonds en 67,9 procent tussen 24.00 en 06.00 uur ’s nachts50. Slechts 8,6 procent van de

inbraken gebeurt overdag tussen 06.00 uur en 18.00 uur. De pleegtijden van inbraken met

andere daders dan mobiele bendes komen vrijwel geheel overeen met die van inbraken

gepleegd door mobiele bendes. Er bestaat dan ook geen significant verband tussen het soort

daders dat een bedrijfsinbraak en de pleegtijd overdag, ‘s avonds of ’s nachts51.

Wanneer wordt gekeken naar het aantal inbraken per uur gedurende de avond en nacht

(n=74) blijkt dat tussen 18.00 en 22.00 uur zeer weinig inbraken door mobiele bendes

worden gepleegd. De meeste inbraken door mobiele bendes gebeuren tussen 03.00 en 04.00

uur. Eenzelfde beeld van het aantal inbraken per uur tijdens de avond en nacht komt ook

naar voren bij de inbraken gepleegd door andere daders dan mobiele bendes52.

Voor de manier van binnendringen, het soort bedrijven en de aard en omvang van de schade

die hierna worden besproken geldt dat de bedrijfsinbraken waarmee een vergelijking wordt

gemaakt een steekproef betreft van in totaal 240 bedrijfsinbraken gepleegd door andere

daders dan mobiele bendes in de jaren 1999 tot en met 2006 (30 per jaar).

Tabel 10 geeft een overzicht van de manieren waarop mobiele bendes een bedrijf

binnendringen wanneer ze een inbraak plegen. De handelwijzen die het vaakst voorkomen

zijn het forceren van een raam (43,7 %) of een deur (35,0 %). Ook door andere daders wordt

het vaakst binnengedrongen door het forceren van een raam (60,0 %) of een deur (23,8 %),

alleen wordt door hen relatief vaker een raam geforceerd en minder vaak een deur. Het

forceren van het hekwerk rondom een bedrijf komt bij mobiele bendes met 8,7 procent op de

tweede plaats als het gaat om de manier van binnendringen. Dit betekent dat men niet in het

bedrijfspand zelf is geweest maar goederen heeft gestolen vanaf het terrein rondom het

bedrijf. Bij andere daders komt deze manier van binnendringen iets minder vaak voor (4,2

%). De overige manieren van binnendringen komen bij mobiele bendes veel minder vaak

voor, allemaal minder dan 5,0 procent.

50 Een volledig overzicht van de pleegtijden van bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes en andere daders is weergegeven in tabel 6 in bijlage 3. 51 De categorieën 06.00 – 12.00 uur en 12.00 – 18.00 uur zijn voor berekening van de chi-kwadraat samengenomen, omdat anders niet wordt voldaan aan de voorwaarde voor berekening van de chi-kwadraat dat niet meer dan 20 procent van de cellen een verwachte waarde van minder dan 5 heeft. 52 Een overzicht van het aantal inbraken per uur gedurende de avond en de nacht gepleegd door mobiele bendes en andere daders is te zien in tabel 7 in bijlage 3.

Page 67: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

66

Tabel 10. Manier van binnendringen in een bedrijf ten behoeve van een inbraak door mobiele bendes en andere daders als percentage van het totaal aantal inbraken.

Inbraken door mobiele bendes Inbraken door andere daders

Manier van binnendringen Aantal Percentage Aantal Percentage

Forceren raam 45 43,7 144 60,0 Forceren deur 36 35,0 57 23,8 Forceren hekwerk 9 8,7 10 4,2 Inklimming/insluiping 5 4,9 13 5,4 Forceren dak 4 3,9 3 1,3 Ramkraak 2 1,9 2 0,8 Forceren wand 1 1,0 2 0,8 Valse sleutel 1 1,0 7 2,9 Onbekend 0 0,0 2 0,8 Totaal 103 100,0 240 100,0

Bron: BPS geladen op 16 april 2007.

Met de chi-kwadraat wordt bekeken of er een significant verband bestaat tussen het soort

daders dat inbraken pleegt en de manier van binnendringen. De chi-kwadraat wordt

berekend voor in totaal 327 inbraken waarbij de volgende manieren van binnendringen

voorkomen; forceren raam, forceren deur, forceren hekwerk, inklimming/insluiping en

gebruik van valse sleutel53. Mobiele bendes blijken vaker dan andere daders binnen te

dringen door het forceren van een deur en het forceren van een hekwerk en blijken minder

vaak dan andere daders binnen te dringen door het forceren van een raam,

inklimming/insluiping en het gebruik van een valse sleutel (x² (4)=10,817, p<.05).

De meeste inbraken door mobiele bendes (52,4 %) vinden plaats bij bedrijven in de

detailhandel54. Hierna volgen op grote afstand bedrijven in de horeca (12,6 %), de productie

(12,6 %) en de financiële en zakelijke dienstverlening (7,8 %). Bedrijven die vallen onder de

categorieën overig, bouw, groothandel en transport vertegenwoordigen allemaal minder dan

5 % van de inbraken gepleegd door mobiele bendes. Opvallend is ten slotte dat bedrijven in 53 Voorwaarde voor berekening van de chi-kwadraat is dat niet meer dan 20 procent van de cellen een verwachte waarde van minder dan 5 heeft. Hieraan wordt niet voldaan wanneer binnendringen door middel van het forceren van de wand, het plafond en een ramkraak en de mogelijkheid ‘onbekend’ ook worden meegenomen in de berekening. Deze mogelijkheden zijn daarom buiten beschouwing gelaten bij berekening van de chi-kwadraat. 54 Een volledig overzicht van zowel de absolute aantallen als percentages van het soort bedrijf waarin wordt ingebroken door mobiele bendes en andere daders is te vinden in tabel 8 in bijlage 3.

Page 68: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

67

de categorie gezondheid, zoals tandartspraktijken, helemaal geen slachtoffer zijn geworden

van inbraken gepleegd door mobiele bendes, terwijl deze categorie onder de inbraken

gepleegd door andere daders wel voorkomt (2,1 %).

Andere daders van bedrijfsinbraken breken in vergelijking met mobiele bendes iets vaker in

bij bedrijven in de horeca (16,7 %), financiële en zakelijke dienstverlening (8,8 %), bouw

(5,8 %), groothandel (4,2 %) en transport (2,9 %), terwijl ze minder vaak inbreken in de

detailhandel (46,3 %) en in de productie (3,8 %). Er blijkt echter geen significant verband te

bestaan tussen het soort daders en het soort bedrijven waarin wordt ingebroken55.

Omdat de meerderheid van de bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes plaatsvindt in

de detailhandel, is voor de detailhandel meer specifiek bepaald om welk soort bedrijven het

gaat. Hieruit blijkt dat het soort detailhandelsbedrijven waarin door mobiele bendes wordt

ingebroken zeer divers is. In tabel 9 in bijlage 3 wordt een overzicht gegeven van het soort

detailhandelsbedrijven waarin door mobiele bendes wordt ingebroken. Hoewel het gaat om

kleine aantallen kan worden gezegd dat alleen in autobedrijven (16,7 %),

elektronica/computerwinkels (13,0 %), apotheken (9,3 %) en drogisterijen (7,4 %) ten

opzichte van andere detailhandelsbedrijven relatief vaak ingebroken wordt door mobiele

bendes.

Van de 103 bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes is er in 26 gevallen sprake van

een poging en zijn er om die reden geen goederen weggenomen. Het soort goederen dat bij

bedrijfsinbraken door mobiele bendes en andere daders is weggenomen wordt aangegeven in

percentages. Dit om een vergelijking tussen het soort daders mogelijk te maken. Hierbij

moet opgemerkt worden dat dit het beeld voor wat betreft de goederen weggenomen door

mobiele bendes enigszins kan vertekenen, doordat het totaal aantal geslaagde inbraken door

mobiele bendes slechts 77 bedraagt. Tevens moet opgemerkt worden dat het totaal van de

percentages groter is dan 100 procent, omdat bij een aantal inbraken meer dan een soort

goed is weggenomen. Een tabel met zowel de absolute aantallen als percentages van de

weggenomen goederen door de verschillende daders is weergegeven in tabel 10 in bijlage 3.

Bij de 77 geslaagde inbraken gepleegd door mobiele bendes is geld het vaakst gestolen (28,6

%), gevolgd door elektronica (23,4 %) en materialen en/of machines (13,0 %). Bij 7,8

procent van de geslaagde inbraken gepleegd door mobiele bendes zijn auto en/of motor (-

55 De categorieën onbekend en gezondheid zijn niet meegenomen in de berekening van de chi-kwadraat, omdat dan niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat niet meer dan 20 procent van de cellen een verwachte waarde van minder dan 5 heeft. Voor wat betreft de categorieën onbekend en gezondheid kunnen dus geen uitspraken worden gedaan over de significantie van de verschillen.

Page 69: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

68

artikelen) weggenomen. Drogisterijartikelen, kleding, tabak en levensmiddelen zijn elk bij

3,9 procent van bedrijfsinbraken weggenomen. Opvallend is dat sieraden en/of brillen door

mobiele bendes geen enkele keer bij een bedrijfsinbraak zijn gestolen, terwijl andere daders

dit wel hebben weggenomen. Bij 16,9 procent van de inbraken zijn tenslotte geen goederen

weggenomen.

Bij inbraken gepleegd door andere daders is niet geld, maar elektronica het vaakst

weggenomen (26,4 %). Geld wordt bij 21,3 procent van de inbraken door andere daders

weggenomen. Op de derde plaats staan levensmiddelen (9,8 %), gevolgd door materialen

en/of machines (8,1 %), tabak (7,2 %) en auto en/of motor (-onderdelen) (5,5 %). Sieraden

en/of brillen (2,1 %), kleding (1,7 %) en drogisterijartikelen (1,3 %), worden door andere

daders het minst weggenomen.

Met de chi-kwadraat wordt vastgesteld of er een verband bestaat tussen het soort daders en

het soort weggenomen goederen. Opgemerkt moet worden dat wordt gerekend met het

absolute aantal per soort goederen dat is weggenomen, waarbij het totaal kan afwijken van

het totaal aantal geslaagde inbraken, doordat bij 1 inbraak meerdere soorten goederen

kunnen worden weggenomen. De verwachte waarden in de kruistabel worden dus niet

berekend ten opzichte van het totaal aantal geslaagde bedrijfsinbraken, maar ten opzichte

van het totaal van het aantal soorten weggenomen goederen. Er blijkt geen significant

verband te bestaan tussen het soort daders en het soort goederen dat bij een bedrijfsinbraak

wordt weggenomen56.

In tabel 11 wordt van de minimale waarde per goed het gemiddelde en de mediaan

weergegeven57. Voor elk goed staat het aantal vermeld waarvan de waarde bekend is. In de

tabel is te zien dat de aantallen per soort weggenomen goed waarvan de waarde bekend is

vaak erg laag zijn. Dit betekent dat de gegevens in de tabel kritisch moeten worden bekeken.

De waarde per soort goed is bij auto en/of motor (-onderdelen) het hoogst met een

gemiddelde waarde van 17.732,2 euro en de mediaan is met 19.059,0 euro zelfs nog iets

56 De categorieën drogisterijartikelen, sieraden en/of brillen, onbekend en overig zijn bij berekening van de chi-kwadraat buiten beschouwing gelaten, omdat dan niet kon worden voldaan aan de voorwaarde dat niet meer dan 20 procent van de cellen een verwachte waarde van minder dan 5 heeft. 57 De bedragen die worden weergegeven zijn gebaseerd op de waardes van de weggenomen goederen zoals die zijn vermeld in de processen verbaal van aangifte of, indien aanwezig, in de goederenbijlagen. Een probleem hierbij is dat het niet duidelijk is waaruit de genoemde bedragen precies bestaan; de vervangingswaarde, inkoopprijs of verkoopprijs of rekening is gehouden met afschrijving en of de bedragen in- of exclusief BTW zijn.

Page 70: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

69

hoger. Na auto en/of motor (-onderdelen) is de waarde van de goederen het hoogst wanneer

er tabak wordt gestolen, namelijk 10.000,0 euro. Echter de n is bij tabak slechts 1 en het is

niet duidelijk in hoeverre deze waarde representatief is voor andere inbraken door mobiele

bendes waarbij tabak is weggenomen. De gemiddelde waarde ligt een stuk lager wanneer er

kleding (4.077,5 euro), elektronica (3.558,7 euro), drogisterijartikelen (3.294,0) en

materialen/machines (1.886,8) worden weggenomen. Bij elektronica, materialen/machines

en vooral drogisterijartikelen is de mediaan een stuk lager dan het gemiddelde, wat betekent

dat het hogere gemiddelde waarschijnlijk wordt veroorzaakt door een (aantal) uitschieter(s)

naar boven. Wanneer er geld en levensmiddelen worden weggenomen is de gemiddelde

waarde het laagst met respectievelijk 685,2 en 150,5 euro.

Tabel 11. Gemiddelde waarde per weggenomen goed bij inbraken door mobiele bendes en inbraken door andere daders.

Inbraken door mobiele bendes Inbraken door andere daders Weggenomen goederen Aantal (n) Gemiddelde

waarde Mediaan Aantal (n) Gemiddelde waarde Mediaan

Auto/motor 5 17.732,2 19.059,0 8 5.271,8 1.647,9 Tabak 1 10.000,0 10.000,0 9 2.310,6 378,9 Kleding 2 4.077,5 4.077,5 2 1.440,2 1.440,2 Electronica 11 3.558,7 1.898,0 32 5.630,6 2.057,0 Drogisterijartikelen 3 3.294,0 436,0 2 5.792,1 5.792,1 Materialen/machines 5 1.886,8 1.069,0 14 2.014,4 1.350,0 Geld 21 685,2 400 40 1390,4 436,1 Levensmiddelen 2 150,5 150,5 9 177,8 190,0 Sieraden/brillen 0 - - 4 6.672,0 567,5 Overig 0 - - 5 390,6 340,0

Bron: BPS geladen op 16 april 2007.

Wanneer er auto en/of motor (-onderdelen), tabak of kleding wordt weggenomen, is de

waarde hiervan veel lager wanneer de inbraak wordt gepleegd door andere daders dan

mobiele bendes. De waarde van gestolen drogisterijartikelen daarentegen, is bij

bedrijfsinbraken gepleegd door andere daders juist weer veel hoger. Voor de andere

goederen geldt dat er slechts kleine verschillen in waarde bestaan tussen bedrijfsinbraken

met mobiele bendes als dader en bedrijfsinbraken met andere daders.

Page 71: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

70

Voor de in totaal 77 geslaagde bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes kan ook iets

gezegd worden over de minimale waarde van de weggenomen goederen per

bedrijfsinbraak58. De waarde van de weggenomen goederen per inbraak is in 17 gevallen

(22,1 %) onbekend. Bij inbraken door andere daders is dit bij 32,2 procent van de inbraken

het geval. Bij 13 geslaagde inbraken door mobiele bendes (16,9 %) zijn er geen goederen

gestolen en is de waarde van de weggenomen goederen dus 0 euro. Van de geslaagde

inbraken gepleegd door andere daders zijn in 14,1 procent van de gevallen geen goederen

weggenomen.

Bij de 47 inbraken door mobiele bendes waarbij goederen zijn weggenomen is de waarde

van de weggenomen goederen gemiddeld 3.829,0 euro en de mediaan is 1.000,0 euro. Bij de

110 inbraken door andere daders waarbij goederen zijn weggenomen is de gemiddelde

waarde van de goederen 3.397,5 euro en mediaan is 1.093,9 euro. De gemiddelde waarde

van de weggenomen goederen bij inbraken waarbij goederen zijn weggenomen is bij

inbraken gepleegd door andere daders dus 431,5 euro minder dan bij inbraken gepleegd door

mobiele bendes. Dit verschil is niet significant.

De totale waarde van de weggenomen goederen bij de van 1999 tot en met 2006 gepleegde

bedrijfsinbraken door mobiele bendes59 bedraagt 179.965,0 euro.

Van de 103 bedrijfsinbraken die door mobiele bendes zijn gepleegd is in 83 gevallen (80,6

%) de waarde van de braakschade niet bekend. Bij bedrijfsinbraken gepleegd door andere

daders is dit bij 87,5 procent van de inbraken het geval. Van de 20 inbraken gepleegd door

mobiele bendes (19,4 %) waarbij de waarde van de braakschade wel bekend is, is er in 4

gevallen geen braakschade. Voor de 16 inbraken gepleegd door mobiele bendes waarbij

braakschade is opgetreden bedraagt de gemiddelde waarde 1.560,1 euro en de mediaan

600,0 euro. Bij inbraken gepleegd door andere daders is dit gemiddelde iets lager met

1.253,8 euro en een mediaan van 317,8 euro. Echter er is geen significant verschil in de

gemiddelde waarde van de braakschade tussen het soort daders. De totale waarde van de

braakschade bij de 16 geslaagde bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes waarbij

sprake is van braakschade bedraagt 24.961,0 euro.

58 Niet duidelijk is waaruit de bedragen zijn opgebouwd. Een bijkomend probleem is dat bij een inbraak soms van een deel van de gestolen goederen de waarde wel bekend is, maar van een ander deel niet. Hoewel dit leidt tot een onderschatting, is in deze gevallen het bedrag overgenomen van de goederen waarvan de waarde wel bekend is. 59 Berekend voor de 60 geslaagde bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes waarbij de waarde van de weggenomen goederen bekend is.

Page 72: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

71

6.2.4 Informatie Gestuurde Politie opdracht mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken

In paragraaf 6.3.1 is beschreven welk deel van het totale aantal bedrijfsinbraken in IJsselland

op basis van BPS registraties is toe te schrijven aan mobiel banditisme. Als aanvulling op

het BPS als informatiebron is een IGP opdracht uitgezet met als doel informatie te

verzamelen die een indicatie geeft voor de aan- of afwezigheid van mobiele bendes in

IJsselland die bedrijfsinbraken plegen of van plan zijn deze te plegen.

De belangrijkste resultaten van de IGP opdracht en de surveillancerapporten van de

beveiligingsbedrijven zijn samengevat in tabel 12.

Tabel 12. Samenvatting resultaten IGP opdracht en surveillancerapporten beveiligingsbedrijven

Omschrijving Aantal Door noodhulp t.b.v. IGP opdracht waargenomen verdachte situaties 24 Door beveiligingsbedrijven waargenomen verdachte situaties 21

Totaal aantal waargenomen verdachte situaties 45

Verdachte voertuigen 43 Verdachte personen zonder voertuig 2 Verdachte voertuigen waarvan volledig kenteken genoteerd 41 Verdachte voertuigen met buitenlands kenteken 9 Verdachte voertuigen met kentekenhouder bekend 32

Unieke verdachte voertuigen met kentekenhouder bekend 30

Kentekenhouders met woonplaats buiten regio* 13 Kentekenhouders met incidenten* 7 Kentekenhouders met eerdere inbraken* 3

Kentekenhouders met incidenten én met woonplaats buiten regio* 3

Aantal gecontroleerde inzittenden 1 Inzittenden met woonplaats buiten regio 1 Inzittenden met incidenten 1 Inzittenden met eerdere inbraken 0

Inzittenden met incidenten én met woonplaats buiten regio 1 * Het gaat om unieke personen.

Page 73: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

72

Door de noodhulp van de nachtdienst is er in de periode van 22 mei 2007 tot 1 juli 2007 105

keer gemuteerd onder het speciaal voor de IGP opdracht aangemaakte mutatienummer.

Hiervan bevat een groot deel slechts de mededeling dat er geen bijzonderheden zijn

aangetroffen.

In totaal hebben de noodhulpdiensten in de periode van 22 mei 2007 tot 1 juli 2007 tussen

24.00 uur en 05.00 uur 24 verdachte situaties aangetroffen. Door de beveiligingsbedrijven

Veneberg en Securitas zijn er op en rondom bedrijventerreinen in de periode van de IGP

opdracht in totaal 21 verdachte situaties waargenomen die mogelijk verband houden met

bedrijfsinbraken. In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van het totaal van de

verdachte situaties die door de noodhulpdiensten en de beveiligingsbedrijven zijn

waargenomen en heeft dus betrekking op in totaal 45 verdachte situaties.

Van de 45 verdachte situaties ging het in 43 gevallen om een verdacht voertuig en in 2

gevallen betrof het verdachte personen zonder voertuig. Van 41 voertuigen is een volledig

kenteken bekend. In 9 gevallen betrof het een buitenlands kenteken, waaronder 4 Poolse

kentekens, 2 Litouwse kentekens, 1 Italiaans en 1 Spaans kenteken en een kenteken waarvan

het land van herkomst niet bekend is. Van de buitenlandse kentekens zijn de

kentekenhouders niet bekend, waardoor er ook geen informatie is over de woonplaats en

eventuele eerder gepleegde strafbare feiten van deze personen.

De overige 32 kentekenhouders betroffen 30 unieke personen; twee personen kwamen in

dezelfde omgeving op twee verschillende dagen en tijdstippen voor. Beide personen hebben

reeds eerder strafbare feiten gepleegd. Uiteindelijk zijn er dus 30 unieke kentekenhouders,

waaronder 7 personen met eerdere strafbare feiten. Opvallend is dat deze 7 personen

allemaal meer dan één strafbaar feit hebben gepleegd. Van de 7 personen met strafbare

feiten hebben 3 personen een of meerdere inbraken op hun naam staan. Opmerkelijk is dat 2

van deze personen ieder meer dan 5 inbraken hebben gepleegd en ook eenvoudigere

diefstallen op hun naam hebben staan. Andere misdrijven die voorkomen zijn onder andere;

diefstal, mishandeling, openlijke geweldpleging, oplichting, vernieling, verduistering en

heling.

13 van de 30 unieke kentekenhouders hebben hun woonplaats buiten de regio IJsselland,

waarvan slechts 3 verdachten ook incidenten hebben. Onder deze incidenten komen geen

inbraken voor. De eerdere incidenten van de kentekenhouders van buiten de regio vonden

plaats in de politieregio’s Utrecht, Midden- en West-Brabant, Drenthe en IJsselland.

Page 74: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

73

Slechts in één geval werd er een inzittende gecontroleerd. Deze persoon was niet de

kentekenhouder, doordat het om een lease auto ging. Deze persoon is reeds eerder in

aanraking geweest met de politie wegens mishandelingen en diefstal met geweld.

Over de hele periode is het vaakst (23 keer) op of rondom bedrijventerreinen in Zwolle een

verdachte situatie aangetroffen, gevolgd door Deventer met 15 en Staphorst met 4 keer. Één

keer is een verdachte situatie waargenomen in Tuk en één keer in Raalte60.

In de periode van de IGP opdracht zijn er in totaal 32 bedrijfsinbraken gepleegd op

bedrijventerreinen. In 25 gevallen ging het om een geslaagde inbraak en in 7 gevallen was er

sprake van een poging. Slechts in één geval (een geslaagde inbraak in Hardenberg) is er een

verdachte bekend. Opmerkelijk genoeg gaat het in dit geval om twee verdachten afkomstig

uit Polen, dus een geval van mobiel banditisme. Deze inbraak kan qua kenteken, verdachten,

tijd en plaats niet in verband worden gebracht met een waargenomen verdachte situatie.

Door de noodhulp en de beveiligingsbedrijven zijn er dus meer verdachte situaties (45)

waargenomen dan dat er inbraken (32) zijn gepleegd. Om te kijken of de waargenomen

verdachte situaties verband houden met de gepleegde (pogingen tot) bedrijfsinbraken, wordt

eerst gekeken of er verdachte situaties zijn die op dezelfde datum in dezelfde plaats hebben

plaatsgevonden als een gepleegde (poging tot) bedrijfsinbraak61. Er zijn 8 bedrijfsinbraken

gepleegd waarbij op dezelfde dag ook een verdachte situatie in dezelfde plaats is

waargenomen. Echter geen van deze verdachte situaties en bedrijfsinbraken vonden ook op

hetzelfde bedrijventerrein plaats.

De mogelijkheid bestaat dat men ten tijde dat de verdachte situatie werd waargenomen bezig

was met de voorbereiding van een bedrijfsinbraak, door bijvoorbeeld het verkennen van de

omgeving. Echter, er zijn geen straten waar op een eerste datum een verdachte situatie is

waargenomen en op een latere datum een bedrijfsinbraak heeft plaatsgevonden. Er zijn 2

bedrijventerreinen waarop op een eerste datum een verdachte situatie is waargenomen en op

een latere datum een bedrijfsinbraak heeft plaatsgevonden.

60 Ook één keer is de plaats waar de verdachte situatie is waargenomen niet ingevuld. 61 Er wordt ook gekeken naar verdachte situaties en inbraken die qua datum een dag verschillen, maar waarvan de een in de avond voor plaatsvond en een in de nacht daaropvolgend.

Page 75: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

74

7. Discussie

Het voornaamste doel van dit onderzoek is het beantwoorden van de vraag of er in de regio

IJsselland mobiele bendes betrokken zijn bij bedrijfsinbraken en, zo ja, of er verschillen zijn

met de andere daders van bedrijfsinbraken in IJsselland. In dit hoofdstuk wordt dieper

ingegaan op de onderzoeksresultaten die in hoofdstuk 5 en 6 reeds zijn beschreven, om zo

tot beantwoording van deze hoofdvraag te komen. De resultaten worden geïnterpreteerd in

het licht van criminologische theorieën en eerdere onderzoeken naar mobiel banditisme en

bedrijfsinbraken. Voor bespreking van de resultaten wordt ongeveer dezelfde volgorde

aangehouden als in de voorgaande hoofdstukken. Tot slot worden de beperkingen van dit

onderzoek besproken.

7.1 Bespreking van de onderzoeksresultaten

Aard, omvang en ontwikkeling van bedrijfsinbraken

Er is sprake van een dalende trend van het aantal bedrijfsinbraken over de periode 1998 –

2006. Hoewel deze daling niet helemaal stabiel is over alle jaren met een uitschieter omlaag

in 2001 en een uitschieter omhoog in 2002, is er vanaf 2002 tot en met 2006 sprake van een

significante daling van het aantal bedrijfsinbraken in IJsselland. Deze daling van het aantal

geregistreerde bedrijfsinbraken in IJsselland komt overeen met de daling van het aantal

bedrijfsinbraken dat uit de slachtofferenquête van de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven

2006 naar voren komt.

Ondanks een daling van het absolute aantal inbraken zou er theoretisch sprake kunnen zijn

van een stijging van de schade door bedrijfsinbraken, door een stijging van de schade per

bedrijfsinbraak. Op grond van dit onderzoek kan hierover niets worden gezegd, echter uit de

Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2006 komt naar voren dat in ieder geval de laatste 2 jaar

sprake is van een daling van de materiële schade als gevolg van bedrijfsinbraken.

Het soort bedrijven dat het meest geconfronteerd wordt met bedrijfsinbraken zijn bedrijven

in de detailhandel, gevolgd door bedrijven in de financiële en zakelijke dienstverlening en de

bouw. In bedrijven in de transportsector in IJsselland komen de minste inbraken voor. Uit de

MCB 2006 komt echter naar voren dat relatief veel bedrijven in de transportsector

slachtoffer worden van bedrijfsinbraak en minder bedrijven in de horeca, bouw, detailhandel

Page 76: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

75

en zakelijke dienstverlening. Dit verschil kan verklaard worden doordat dit onderzoek is

gedaan op basis van politieregistraties en de MCB zich baseert op slachtofferenquêtes bij

bedrijven. Dat bijvoorbeeld de detailhandel uit deze enquête naar voren komt als sector waar

minder bedrijfsinbraken plaatsvinden, terwijl ze in de politieregistraties wel vaak voor

komen, wordt waarschijnlijk veroorzaakt doordat er simpelweg veel detailhandelsbedrijven

zijn, waardoor het percentage detailhandelsbedrijven dat slachtoffer wordt relatief laag is.

Vergelijkbaar met het in 1995 door Kruissink uitgevoerde onderzoek naar bedrijfsinbraken

komt ook uit dit onderzoek naar voren dat elektronica, geld en materialen/machines en/of

gereedschappen relatief vaak gestolen worden.

Voor wat betreft de schade die door een bedrijfsinbraak ontstaat kan vrijwel alleen iets

worden gezegd over de waarde van de weggenomen goederen. Er is ook gekeken naar de

braakschade, waarbij opvallend is dat er bij slechts een heel klein deel van de

bedrijfsinbraken helemaal geen braakschade is opgetreden. Een bedrijfsinbraak, en ook een

poging daartoe, brengt dus vrijwel altijd braakschade met zich mee. Over de waarde van de

braakschade is helaas erg weinig bekend. Over eventuele immateriële schade en/of

gevolgschade door bedrijfsinbraken is helemaal niets bekend.

Wat betreft de waardes van de weggenomen goederen hebben de onderzoeksresultaten de

beperking dat onbekend is waaruit de bedragen zijn opgebouwd. De gemiddelde waarde van

de bij een inbraak gestolen goederen ligt op 8.695,6 euro, maar komt in 50 procent van de

gevallen niet boven de 1.450,0 euro. Dit betekent dat het hoge gemiddelde wordt

veroorzaakt door enkele uitschieters. Uit het onderzoek van Kruissink kwam een lagere

gemiddelde waarde van 3.612,0 euro naar voren. Waarschijnlijk wordt dit verschil deels

veroorzaakt doordat in beide onderzoeken sprake was van uitschieters. Ook uit Kruissinks

onderzoek kwam namelijk naar voren dat de waarde van de weggenomen goederen per

bedrijfsinbraak sterk varieert (Kruissink, 1995).

Het binnendringen in een bedrijf ten behoeve van een bedrijfsinbraak gebeurt meestal door

het forceren van een raam of deur en in mindere mate door het forceren van een hekwerk of

door inklimming en/of insluiping. Ook uit het onderzoek van Kruissink bleek dat

binnendringen door iets te forceren, zoals verbreken of inslaan, het vaakst voorkomt bij

bedrijfsinbraak.

Opvallend is dat de pleegdagen van bedrijfsinbraken in IJsselland sterk verschillen met de

resultaten van Kruissinks onderzoek. In IJsselland blijken in het weekend de minste

bedrijfsinbraken te worden gepleegd, terwijl in het onderzoek van Kruissink in het weekend

juist de meeste inbraken plaatsvinden (Kruissink, 1995). Dat juist in het weekend meer

Page 77: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

76

bedrijfsinbraken worden gepleegd ligt voor de hand, omdat veel bedrijven dan gesloten zijn,

waardoor de kans op ontdekking door nog aanwezig personeel kleiner is. Een verklaring

voor dit opvallende resultaat is wellicht dat inbreken doordeweeks of in het weekend voor

bedrijfsinbrekers toch niet zo’n verschil maakt, doordat er toch het meest ’s nachts en ook

wel ’s avonds wordt ingebroken en de kans dat er in het bedrijf nog personeel aanwezig is

sowieso klein is.

Mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken

Zowel bij de politie IJsselland als op verschillende andere plaatsen maakt men zich zorgen

over een eventuele opkomst van mobiel banditisme. Echter, slechts 11,7 procent van de in

de periode 1999 – 2006 in het BPS geregistreerde bedrijfsinbraken met een verdachte kan

worden toegeschreven aan mobiel banditisme.

Voor wat betreft de ontwikkeling van mobiel banditisme is eerst breder bekeken welk deel

van de verdachten van buiten de regio afkomstig is. Hierin is geen duidelijke stijging of

daling te zien. In 2005 is het deel van de verdachten dat van buiten de regio afkomstig is

opeens opvallend hoog. Dit opvallende resultaat is naar alle waarschijnlijkheid te wijten aan

het veel vaker registreren van de woon- of verblijfplaats van verdachten in dat jaar in

vergelijking met andere jaren. Er is in 2005 namelijk maar een zeer klein percentage

verdachten met een onbekende woon- of verblijfplaats. Er kan geen verklaring worden

gegeven voor het vaker registreren van de woonplaatsen van verdachten. Wel geeft het aan

dat van de verdachten met een onbekende woonplaats een groot deel van buiten de regio

afkomstig is, en wanneer dit deel wordt meegeteld het deel van de verdachten dat van binnen

en buiten de regio afkomstig is min of meer gelijk is.

In de ontwikkeling van het aandeel van mobiele bendes in de bedrijfsinbraken met een

verdachte is eveneens geen duidelijke stijging of daling waar te nemen. De afname van het

totaal aantal bedrijfsinbraken in IJsselland ondersteunt de uitkomst dat er geen stijging is

van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken. Een eventuele toename van het mobiel

banditisme bij bedrijfsinbraken zou immers ook terug te zien zijn in het aantal geregistreerde

bedrijfsinbraken. De resultaten van dit onderzoek weerspreken dus het idee dat het mobiel

banditisme toeneemt.

Hoewel mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken relatief weinig voorkomt wordt toch nog

steeds een deel van de bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes. Het ontbreekt echter

aan criminologische theorieën die hiervoor een goede verklaring kunnen geven.

Page 78: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

77

Een eerste beperking van de criminologische theorieën is dat zij vrijwel geen verklaring

kunnen geven voor de grote mobiliteit van mobiele bendes. De routine activiteiten, distance

decay functie en de awareness space richten zich voornamelijk op de woonplaats van de

dader en het gebied waarin zijn dagelijkse activiteiten zich afspelen en redeneren van hieruit

verder om tot een uitspraak te komen over de pleegplaatsen van daders. Echter, bij mobiel

banditisme gaat dit, gezien de grote afstanden die zij afleggen, niet op. Voor mobiele bendes

spelen mogelijk andere factoren dan alleen de woonplaats van de dader(s) een grotere rol bij

de keuze voor een pleegplaats. De gelegenheidstheorie zegt hier iets over in de zin dat

volgens de theorie criminaliteit wordt bepaald door de mogelijkheden die de omgeving

hiervoor biedt. Echter, ook op grond van de gelegenheidstheorie wordt weinig mobiel

banditisme verwacht, doordat vrijwel overal en niet alleen ver van huis geschikte doelwitten

zijn te vinden. Een verklaring voor mobiel banditisme is wellicht dat voor mobiele bendes

ook andere gelegenheidsstructuren die een doelwit geschikt maken een rol spelen, zoals de

aanwezigheid van vluchtroutes. Zo is het opvallend dat door mobiele bendes de meeste

inbraken in bedrijven in plattelandsgemeenten worden gepleegd, terwijl andere daders dit

meer doen in de steden Zwolle en Deventer. Dit kan komen doordat het vanuit een

plattelandsgemeente makkelijker is om na een inbraak te vluchten. Vanuit een

plattelandsgemeente ben je mogelijk sneller weer op een hoofdweg of autosnelweg, terwijl

er bij een stad wellicht een betere bekendheid met het gebied noodzakelijk is om snel te

kunnen vluchten. Dat mobiele bendes voornamelijk misdrijven plegen in

plattelandsgemeenten komt overeen met hetgeen uit de onderzoeken Rameta en Polaris over

de werkwijze van mobiele bendes naar voren kwam.

Een tweede beperking van de criminologische theorievorming is dat deze vrijwel geheel is

gebaseerd op individuele daders die delicten plegen. Volgens de distance decay functie, de

awareness space en de routine activiteitentheorie is het de woonplaats van de individuele

dader die bepalend is voor de keuze van de pleegplaats, maar er wordt niets gezegd over de

invloed van samenplegen op de keuze van de pleegplaats. Naast het mobiel banditisme is het

een interessant gegeven dat van de bedrijfsinbraken in IJsselland die werden samen gepleegd

ook iets minder dan een kwart werd uitgevoerd door dadergroepen waarvan een of enkele

daders hun woonplaats wél buiten de regio op meer dan 20 kilometer van de pleegplaats

hebben, maar één of enkele andere personen van de dadergroep niet.

De rationele keuze theorie is de enige theorie die een eventuele verklaring zou kunnen geven

voor het bij uitzondering voorkomen van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken, namelijk

Page 79: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

78

de verklaring dat dit simpelweg meer opbrengt dan het kost en mobiele bendes dus

rationelere afwegingen maken dan andere daders. Aangezien de kosten van het plegen van

bedrijfsinbraken in de vorm van mobiel banditisme hoger zijn door onder andere extra

reiskosten en onbekendheid met het gebied, wordt verwacht dat de inbraken gepleegd door

mobiele bendes een grotere buit opleveren, anders loont deze extra moeite immers niet.

Echter de waarde van de weggenomen goederen per bedrijfsinbraak verschilt niet significant

tussen bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes en door andere daders. Ook de

rationele keuze theorie lijkt dus geen afdoende verklaring te bieden voor mobiel banditisme

bij bedrijfsinbraken.

Ook wat betreft andere aspecten van de inbraak zijn er opvallend weinig verschillen tussen

mobiele bendes en andere daders van bedrijfsinbraken. Er is geen verschil aangaande het

soort bedrijven waar wordt ingebroken, het soort gestolen goederen, de waarde van de

braakschade, de dagen en tijden waarop de bedrijfsinbraken worden gepleegd en het plegen

van de inbraak wel of niet op een bedrijventerrein. Er bestaat wel een verband tussen de

manier van binnendringen bij een bedrijfsinbraak en het soort daders, maar dit houdt

waarschijnlijk niet direct verband met de kosten en baten die het plegen van de inbraak met

zich meebrengt.

De meeste verdachten van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken zijn man en hebben een

leeftijd van gemiddeld 26,7 jaar. Een grote meerderheid van de verdachten heeft de

Nederlandse nationaliteit en een iets kleinere meerderheid is in Nederland geboren. De

woon- of verblijfplaats van de verdachten ligt meestal binnen Nederland (90,5 %). Van deze

Nederlandse verdachten komt de meerderheid uit een niet aan de politie IJsselland

grenzende provincie, vooral uit Utrecht, Zuid- en Noord-Holland. Slechts 6,8 procent van de

mobiele bendes komt uit het buitenland en wel uit Roemenië, Polen en Litouwen. Hoewel in

de politiek en de media dus voornamelijk wordt gesproken over mobiel banditisme uit Oost-

Europa, geldt voor mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken in IJsselland dat de meeste

mobiele bendes uit Nederland afkomstig zijn.

Mobiele bendes plegen hun inbraken meestal met 2 of 3 personen gezamenlijk. Echt grote

groepen personen die samen een inbraak plegen komen vrijwel niet voor. De meerderheid

van de (verdachten van) mobiele bendes komt bij de politie IJsselland slechts één keer voor

als verdachte van mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken. Verwacht kan worden dat in de

werkelijkheid het aantal verdachten en het aantal mobiele bendes dat zich vaker schuldig

maakt aan mobiel banditisme groter is. Dit omdat mobiele bendes minder dan andere daders

Page 80: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

79

gebonden zullen zijn aan een bepaalde pleegplaats en dus ook in andere politieregio’s voor

kunnen komen voor mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken en gezien het feit dat lang niet

alle bedrijfsinbraken opgelost worden

IGP opdracht mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken

Naast een analyse van de in het BPS geregistreerde bedrijfsinbraken en zijn daders, is een

IGP opdracht uitgezet om ook op een andere manier iets te kunnen zeggen over de aan- of

afwezigheid van mobiele bendes in IJsselland die bedrijfsinbraken (willen) plegen.

Bij mobiel banditisme moet er sprake zijn van tenminste twee daders. Dit kan voor de

waargenomen verdachte situaties niet worden vastgesteld, omdat niet is genoteerd om

hoeveel betrokken personen het ging. Het aantal kentekenhouders van buiten de regio (14) is

wel vastgesteld. Daarbij zijn er 9 buitenlandse kentekens waargenomen, met naar alle

waarschijnlijkheid ook kentekenhouders van buiten de regio; uit het buitenland. Tenslotte

zijn 3 kentekenhouders en 1 inzittende van buiten de regio reeds eerder met de politie in

aanraking geweest. Echter, om iets te zeggen over het mobiel banditisme bij

bedrijfsinbraken moet er ook aan de voorwaarde zijn voldaan dat er een link is met een

bedrijfsinbraak of een ander strafbaar feit. Dit is moeilijk aan te tonen. Er is ook geen

indicatie dat men ten tijde van de waargenomen verdachte situaties bezig was met de

voorbereiding van een bedrijfsinbraak gepleegd in de periode van de IGP opdracht.

Aangezien uit de BPS registraties blijkt dat mobiele bendes voornamelijk inbraken plegen in

plattelandsgemeenten, is het opmerkelijk dat de verdachte situaties voornamelijk zijn

aangetroffen in de plaatsen Zwolle en Deventer. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat

daders een voorkeur hebben voor bedrijventerreinen in steden. Het is ook mogelijk dat er in

de steden sowieso meer gebeurt op straat wat al dan niet terecht als verdachte situatie wordt

gezien, of dat de noodhulp in de steden actiever met de IGP opdracht bezig is geweest.

De resultaten van de IGP opdracht geven dus geen indicatie voor de aanwezigheid van

mobiele bendes rond bedrijventerreinen in IJsselland die erop uit zijn om bedrijfsinbraken te

plegen. Ondanks dit hebben zich in de periode van 22 mei tot 1 juli 2007 wel verdachte

situaties voorgedaan waarbij ook personen betrokken waren met eerdere incidenten, die zich

op een ongewoon tijdstip op een bedrijventerrein bevonden en zich volgens de noodhulp

en/of beveiligingsbedrijven verdacht gedroegen.

Page 81: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

80

7.2 Beperkingen van het onderzoek

BPS als informatiebron

Een belangrijke beperking van dit onderzoek heeft te maken met het BPS als informatiebron.

Ten eerste omdat de informatie die het systeem bevat niet is ingevoerd met als primair doel

het doen van onderzoek. Aangenomen wordt dat voornamelijk die informatie wordt

vastgelegd die direct relevant is voor de opsporing. Andere informatie, die voor de

dagelijkse politiepraktijk minder, maar voor onderzoek wel relevant is, wordt waarschijnlijk

minder of minder nauwkeurig ingevoerd. Zo is er in het BPS bijvoorbeeld weinig te vinden

over de waarde van de braakschade die door een inbraak is veroorzaakt.

Een tweede belangrijk nadeel dat kleeft aan BPS registraties wanneer deze worden gebruikt

voor een onderzoek als dit, is dat het onderzoek hiermee alleen betrekking heeft op de bij de

politie bekende daders. Aangezien het oplossingspercentage met 15,4 procent niet erg hoog

is, is de kans groot dat de resultaten niet representatief zijn voor alle daders van

bedrijfsinbraken. Onduidelijk is of er onder de niet bij de politie bekende daders van

bedrijfsinbraken meer of minder mobiele bendes voorkomen dan uit dit onderzoek naar

voren komt. Wellicht leidt onderzoek op basis van de BPS registraties tot een onderschatting

van de omvang van mobiel banditisme, doordat lokale daders in tegenstelling tot niet lokale

daders mogelijk makkelijker worden opgespoord. Ook maakt het de vergelijking tussen

mobiele bendes en andere daders van bedrijfsinbraken minder betrouwbaar, omdat onbekend

is of de niet bij de politie bekende daders die geen mobiele bende vormen afwijken van de

wel bij de politie bekende daders die geen mobiele bende vormen.

Een bijkomend probleem is dat door het lage aantal mobiele bendes dat bij bedrijfsinbraken

betrokken is (103), ook de uitspraken die worden gedaan over zowel de ontwikkeling van

mobiel banditisme als over de kenmerken van mobiele bendes en de inbraken die zij plegen

minder valide zijn.

Operationalisatie van het begrip mobiel banditisme

Een kanttekening bij dit onderzoek betreft de voorwaarde voor mobiel banditisme dat de

verdachte van buiten de regio afkomstig moet zijn. Hiervoor is gekozen omdat dit voor de

opsporing van belang is, aangezien de opsporing regionaal is georganiseerd en de politie

minder zicht heeft op daders van buiten hun eigen politieregio.

Deze keuze voor verdachten van buiten de regio heeft een aantal beperkingen. Ten eerste

zijn de grenzen van een politieregio nogal kunstmatig, de meeste daders zullen niet van de

Page 82: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

81

precieze grenzen op de hoogte zijn en zullen met deze grenzen dan ook weinig rekening

houden bij het kiezen van een pleegplaats. Daarbij komt dat daders van binnen de regio

mogelijk soms een langere afstand afleggen tot de pleegplaats dan daders van buiten de

regio. Voor een deel is hiermee rekening gehouden door het stellen van de voorwaarde dat

de afstand tussen woon- en pleegplaats bij mobiele bendes minimaal 20 kilometer moet zijn.

Over de grootte van deze afstand kan echter gediscussieerd worden. Wanneer is de afstand

van woon- tot pleegplaats groot genoeg om de daders van een bedrijfsinbraak als mobiele

bende te kunnen typeren? Voor een afstand van 20 kilometer is vooral gekozen omdat dit

een afstand is waarbinnen de meeste mensen waarschijnlijk nog redelijk bekend zijn met

hun omgeving en daarbuiten aanzienlijk minder. Echter, het is ook te beargumenteren dat

deze afstand groter moet zijn.

Tenslotte is er ook iets voor te zeggen als voorwaarde voor het mobiele aspect van mobiel

banditisme niet te stellen dat verdachten buiten de regio moeten wonen en de afstand tussen

woon- en pleegplaats groot genoeg moet zijn, maar naar mobiliteit te kijken in de zin van

verplaatsing. Hierbij kan gedacht worden aan daders die in meerdere politieregio’s delicten

plegen.

Beperkingen van de Informatie Gestuurde Politie (IGP) opdracht

Nog niet eerder is in IJsselland een IGP opdracht regiobreed uitgezet ten behoeve van een

analyse. Dit maakte het vooraf moeilijk een inschatting te maken van de uitkomsten. Het op

deze manier uitzetten van een IGP opdracht blijkt een aantal beperkingen te hebben.

Een eerste beperking is dat de noodhulpdiensten eenvoudigweg niet constant toezicht

kunnen houden op de bedrijventerreinen. Om op een eventueel aanwezige mobiele bende te

stuiten moet de noodhulp net op het juiste tijdstip op de juiste plaats aanwezig zijn. Daarbij

komt dat de uitkomsten van een IGP opdracht altijd erg afhankelijk zijn van de inzet van de

noodhulp. Hierbij gaat het enerzijds om de bereidheid om iedere nacht actief bezig te gaan

met een IGP opdracht en anderzijds is de inzet afhankelijk van de hoeveelheid andere

incidenten die zich tijdens de nacht voordoen.

In dit geval was de afwijkende vorm van de IGP opdracht een bijkomend probleem. De tot

nu toe gangbare IGP opdrachten zijn erg concreet, gelden voor een kleiner gebied en zijn

van kortere duur. De voor dit onderzoek uitgezette IGP opdracht had daarentegen geen

concrete aanleiding, zoals een gepleegd delict, maar ontstond op basis van de hypothese dat

er mobiele bendes bij bedrijfsinbraken betrokken zijn. Hier komt bij dat de IGP opdracht

voor de hele regio gold. De IGP opdracht stond hierdoor verder af van de dagelijkse

Page 83: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

82

politiepraktijk en leefde minder voor de noodhulpdiensten. De IGP opdracht is uitgezet voor

een relatief lange periode en de kans is daardoor groter dat de motivatie om er actief mee aan

de slag te gaan na verloop van tijd minder wordt. Dit mede doordat er tijdens de IGP

opdracht geen concrete resultaten te zien zijn, omdat deze pas achteraf, na een uitgebreide

analyse naar voren komen.

Theoretisch gezien is de bereidheid van de noodhulp om actief bezig te gaan met de IGP

opdracht dus minder groot dan bij tot nu toe gangbare IGP opdrachten. Of dit ook

daadwerkelijk het geval is geweest is niet onderzocht.

Een bedrijventerrein is een geschikt gebied voor een IGP opdracht, omdat het een duidelijk

afgebakend gebied is, waardoor de opdracht zeer concreet is. Hierdoor kan eenvoudiger

bepaald worden of een situatie verdacht is en of er een verband bestaat een mogelijke

bedrijfsinbraak.

Na analyse van de BPS registraties bleek dat een minderheid van de bedrijfsinbraken

gepleegd door mobiele bendes, overigens evenals andere daders, plaatsvond op een

bedrijventerrein. Door mobiele bendes worden de meeste inbraken dus gepleegd op

bedrijven niet op een bedrijventerrein. Ook wanneer er continu toezicht op de

bedrijventerreinen zou worden gehouden, zou dus maar een minderheid van de

bedrijfsinbraken, of verdachte situaties die hiermee verband houden, worden waargenomen.

De hierboven genoemde beperkingen van de IGP opdracht hebben betrekking op de vraag in

hoeverre het mogelijk is alle verdachte situaties die samenhangen met bedrijfsinbraken waar

te nemen. Echter, zelfs indien er vanuit wordt gegaan dat alle verdachte situaties worden

waargenomen, is het na afloop van de IGP opdracht lastig een eenduidige uitspraak te doen

over de aanwezigheid van mobiele bendes die van plan zijn bedrijfsinbraken te plegen. Dit is

moeilijk op basis van enkel verdachte situaties, omdat deze niets zeggen over concrete

misdrijven.

Page 84: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

83

8. Conclusie

De politieregio IJsselland hoeft zich voor wat betreft de ontwikkeling van het aantal

bedrijfsinbraken weinig zorgen te maken. Over de periode 1998 tot en met 2006 is het aantal

bedrijfsinbraken in IJsselland met 29,6 procent afgenomen. In het jaar 2001 was het aantal

bedrijfsinbraken het laagst met 594 en het jaar daarna in 2002 was het aantal

bedrijfsinbraken (867) opeens weer opvallend hoog. Vanaf 2002 tot en met 2006 is er in de

politieregio IJsselland ieder geval sprake van een significante daling van het aantal

gepleegde bedrijfsinbraken.

Hoewel er wel degelijk mobiele bendes betrokken zijn bij bedrijfsinbraken in IJsselland, is

de omvang van dit mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken niet groot. Van alle in BPS

geregistreerde bedrijfsinbraken met tenminste één verdachte in de periode 1999 tot en met

2006 is slechts 11,7 procent door een mobiele bende gepleegd. Ook de uitkomsten van de

IGP opdracht wijzen niet op de aanwezigheid van veel mobiele bendes die bedrijfsinbraken

(willen) plegen.

Naast de beperkte omvang van de bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes, is niet

aangetoond dat schade bij bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes groter is dan bij

bedrijfsinbraken gepleegd door andere daders. De gemiddelde waarde van de weggenomen

goederen per inbraak verschilt niet significant tussen het soort daders dat een inbraak pleegt.

Wat betreft de andere onderzochte kenmerken van bedrijfsinbraken zijn er ook opvallend

weinig verschillen tussen inbraken gepleegd door mobiele bendes en inbraken gepleegd door

andere daders.

Er zijn geen aanwijzingen dat er sprake is van een stijging van het mobiel banditisme bij

bedrijfsinbraken. Allereerst daalt het aantal bedrijfsinbraken wat een stijging van het mobiel

banditisme niet aannemelijk maakt. Een stijging van het mobiel banditisme zou immers ook

terug te zien zijn in het aantal geregistreerde inbraken. Ten tweede laat ook het aantal

verdachten dat van buiten de regio afkomstig van 2000 tot en met 2006 geen stijging zien.

Tot slot is er geen sprake van een stijgende trend van het deel van de bedrijfsinbraken met

een verdachte dat door een mobiele bende is gepleegd.

Afgesloten kan worden met de conclusie dat dit verkennende onderzoek niet wijst op een

groot probleem voor wat betreft de aard, omvang en ontwikkeling van mobiel banditisme bij

bedrijfsinbraken in IJsselland en dus geen aanleiding vormt voor het geven van een hogere

prioriteit aan mobiele bendes dan aan andere daders van bedrijfsinbraken.

Page 85: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

84

9. Aanbevelingen voor verder onderzoek

Voor meer inzicht in mobiel banditisme in het algemeen en mobiel banditisme specifiek bij

bedrijfsinbraken worden enkele aanbevelingen voor verder onderzoek gedaan.

De eerste aanbeveling is om onderzoek naar mobiel banditisme niet alleen te beperken tot de

delicten die mobiele bendes in de politieregio IJsselland plegen, maar ook juist te kijken

naar daders die in meerdere politieregio’s voorkomen voor een bepaald delict, al dan niet

tezamen met andere daders. Een grote dadermobiliteit is immers kenmerkend voor mobiel

banditisme en zo ontstaat er meer inzicht in ook de verplaatsing van de activiteiten van

mobiele bendes. Een eerste vraag zou kunnen zijn of zij hun criminele activiteiten werkelijk

zo gemakkelijk naar een ander gebied verplaatsen, of dat ook zij, hoewel op grotere afstand

van hun woonplaats, in zekere zin gebonden aan een bepaald gebied. Een tweede vraag is of

er een verband bestaat tussen de plaatsen waar mobiele bendes misdrijven plegen en de

kwaliteit van het wegennet.

Een tweede aanbeveling is om het onderzoek niet alleen te richten op mobiel banditisme

specifiek bij het delict bedrijfsinbraken, maar naar het deel van alle bij de politie bekende

daders dat onder de definitie van mobiel banditisme valt. Uit de literatuur komt immers naar

voren dat mobiele bendes een grote verscheidenheid aan vermogensdelicten plegen en

makkelijk overstappen op nieuwe delictsoorten (Van der Laan & Weenink, 2005).

Mobiele bendes onderscheiden zich van andere daders door de combinatie van het

samenplegen en een grote mobiliteit. Na vergelijking van de bedrijfsinbraken gepleegd door

mobiele bendes en door andere daders blijken er weinig verschillen te zijn in de

bedrijfsinbraken die zij plegen. Hierbij speelt mogelijk een rol dat ook door de andere daders

wordt samen gepleegd of een grote dadermobiliteit bestaat en deze aspecten afzonderlijk ook

invloed hebben op de aard van de bedrijfsinbraken die worden gepleegd. Een derde

aanbeveling is daarom voor deze twee aspecten afzonderlijk de verschillen tussen daders en

de inbraken die zij plegen te onderzoeken.

Een vierde aanbeveling de eventuele verschillen te onderzoeken tussen bedrijfsinbraken met

en zonder verdachte. Door het lage oplossingspercentage van bedrijfsinbraken kan slechts

over een klein deel van de daders van bedrijfsinbraken iets worden gezegd en het is niet

uitgesloten dat de inbraken van deze bekende daders afwijken van deze van niet bekende

daders. Door nader onderzoek kan duidelijk worden in hoeverre bij de politie bekende

verdachten van bedrijfsinbraken representatief zijn voor alle verdachten van bedrijfsinbraken

Page 86: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

85

waarmee duidelijk wordt in hoeverre onderzoek onder bij de politie bekende verdachten

representatief is voor alle verdachten van bedrijfsinbraak.

Een vijfde aanbeveling komt voort uit het gegeven dat er in dit onderzoek weinig

significante verschillen zijn gevonden tussen inbraken gepleegd door mobiele bendes en

door andere daders. Dit betekent niet dat deze bedrijfsinbraken ook niet op andere punten

verschillen. Daarom is het interessant verder te onderzoeken of er aangaande andere

aspecten van een inbraak, zoals specifieke kenmerken van de modus operandi, wel

verschillen bestaan tussen bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes en door andere

daders.

Gezien de beperkingen van onderzoek op basis van BPS registraties wordt tot slot

aanbevolen bij toekomstig onderzoek naar mobiel banditisme ook gebruik te maken van

informatie uit andere bronnen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan

daderinterviews. Hiermee ontstaat meer inzicht in waarom daders kiezen voor het plegen

van misdrijven in de vorm van mobiel banditisme.

Page 87: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

86

Literatuur

Aalbersberg, P.J. (2006). Politieperspectief. In Gunther Moor, L. & Johannink, R (eds.),

Tegenhouden van mobiel banditisme. Dordrecht: Stichting Maatschappij Veiligheid en

Politie.

Adviesdienst Verkeer en Vervoer (2006). Trends in mobiliteit 2005. Rotterdam: Ministerie

van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, Adviesdienst Verkeer en Vervoer.

Belgische Federale regering (2004). Kadernota Integrale Veiligheid - 30-31 maart 2004 -

Goedgekeurd door de Ministerraad op 30 maart 2004. Brussel: De Algemene Directie voor

Veiligheids-en Preventiebeleid.

Bottoms, A.E. & Wiles, P. (2002). Environmental criminology. In Maguire, M., Morgan, R.

& Reiner, R. (eds.), The Oxford handbook of criminology. Oxford: University Press.

Bruinsma, G.J.N. (2004). Misdaaddreigingen uit de nieuwe lidstaten van de EU. Justitiële

Verkenningen, 30 (6), p. 36-50.

Bruinsma, G.J.N. (2000). Geografische mobiliteit en misdaad. Leiden; Universiteit Leiden

(oratie UL).

Cornish, D.B. & Clarke, R.V. (1986). The reasoning criminal; rational choice perspectives

on offending. New York: Springer-Verlag.

Dienst Nationale Recherche Informatie (2004a). Misdaad zonder grenzen;

criminaliteitsbeeld Oost-Europa 2002-2003. Zoetermeer: KLPD.

Dienst Nationale Recherche Informatie (2004b). Nationaal dreigingsbeeld zware of

georganiseerde criminaliteit; een eerste proeve. Zoetermeer: KLPD.

Dienst Nationale Recherche Informatie (2004c). Oost-Europese criminaliteit en EU-

uitbreiding. Zoetermeer: KLPD.

Page 88: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

87

Dupuis, B. (2004). Rondtrekkende dadergroeperingen: De zon komt op in het Oosten…

Inforevue, juni 2004, pp. 34-37.

Eeghen Van, J. (2007). Grenzeloze roofpraktijken. Korpskrant politie Haaglanden. (10) p. 4.

Emmett, I., Miranda De, H.A., Nieuwenhuis, F.J., Sikkema, C.Y. & Tilburg van, W.A.C.

(2006). Landelijke criminaliteitskaart 2005; een analyse van misdrijven en verdachten.

Zoetermeer: KLPD.

Felson, M. & Clarke, R.V. (1998). Opportunity makes the thief; practical theory for crime

prevention. London: Home Office.

Grevink, R. (2004). Poolse ramkrakers: onderzoek naar een passende aanpak van Poolse

ramkrakers. Universiteit Twente.

Huisman, C. (2007). Nederland geliefd bij Balkandieven. De Volkskrant. 23 mei 2007.

Huisman, S. en Laan, van der F. (2005). Mobiel banditisme: ongestraft of afgestraft?

Tijdschrift voor de Politie. 3, p. 20-24.

Klerks, P. & Kop, N. (2007). Maatschappelijke trends en criminaliteitsrelevante factoren:

Een overzicht ten behoeve van het Nationaal dreigingsbeeld criminaliteit met een

georganiseerd karakter 2008 – 2012. Apeldoorn: Politieacademie.

Koppen Van, P.J. & Keijser, De, J.W. (1997). Desisting distance decay: on the aggregation

of individual crime trips. Criminology. 35 (3), p. 505-515.

Koppen Van, P.J., Kemp Van der, J.J. & Poot De, C.J. (2002). Geografische

daderprofilering. In Koppen Van, P.J., Hessing, D.J., Merckelbach, H.L.G.J. & Crombag,

H.F.M. (eds.), Het recht van binnen; psychologie van het recht. Deventer: Kluwer.

Kruissink, M. (1995). Inbraak in bedrijven; daders, aangiften en slachtoffers onderzocht.

Den Haag: Ministerie van Justitie, Directie Criminaliteitspreventie.

Page 89: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

88

Kuppens, J., Vries Robbé De, E., Leiden Van, I. & Ferweda, H. (2006). Zware jongens op

de weg; een onderzoek naar georganiseerde diefstal in de wegtransportsector. Arnhem:

Advies- en Onderzoeksgroep Beke.

Laan, Van der, F.J. & Weenink, A.W. (2005). Eindrapportage van het Project Polaris;

mobiel banditisme uit Polen en Litouwen. Zwolle: Korps Landelijke Politiediensten, Dienst

Nationale Recherche.

Lissenberg, E., Ruller Van, S. & Swaaningen, Van, R. (1999). Tegen de regels III; een

inleiding in de criminologie. Nijmegen: Ars Aequi Libri.

Ponsaers, P. (2004). Rondtrekkende dadergroepen: rationele Nederlandse criminologen en

irrationele criminelen in België. Tijdschrift voor criminologie, Jubileumuitgave 30 jaar NVK

en 45 jaar TvC, p. 15-23.

Porter, M. (1996). Tackling cross border crime. London: Home Office Police Research

Group.

PYLE, G. (1974). The Spatial Dynamics of Crime. Department of Geography Research Paper 15. Chicago: University of Chicago Press.

Reiss, A.J. & Farrington, D.P. (1991) Advancing Knowledge about Co-offending:

Results from a Prospective Longitudinal Survey of London Males. Journal of Criminal Law

and Criminology, 82(2), p. 360-395.

Rhodes, W.M. and Conly, C.C. (1981) ‘Crime and Mobility’, in P.J. Brantingham and P.L.

Brantingham (eds.) Environmental Criminology; Beverly Hills: Sage.

Snook, B. (2004). Individual differences in Distance travelled by serial burglars. Journal of

investigative psychology and offender profiling. 1, p. 53-66.

Telegraaf (23 mei 2007). Harde aanpak Balkanbendes.

Tittle, C.R. & Paternoster, R. (1988). Geographic mobility and criminal behaviour, Journal

of research in crime and delinquency, 25 (3), p. 301-343.

Page 90: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

89

TK, 2005/06. Kamervragen met antwoord, nr. 202.

TK 2005/06. Kamervragen met antwoord, nr. 395.

Verhoeven, M. (2005). Mobiel banditisme uit Polen en Litouwen. Nieuwsbrief 13 Centre for

Information and Research on Organized Crime. 5 (4), p. 3-4.

Walsh, D. (1986). Heavy business; commercial burglary and robbery. London: Routledge &

Kegan Paul.

Weenink, A.W. en Huisman, S. (2003). Poolse bendes in Nederland; voorlopige

bevindingen. Justitiële Verkenningen, 29 (4), p. 81-91.

Weerman, F.M. (2001). Samenplegen; over criminele samenwerking en groepsvorming.

Nijmegen: Ars Aequi Libri.

Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatie Centrum (2006). Monitor criminaliteit

bedrijfsleven 2006: Feiten en trends inzake aard en omvang van criminaliteit in het

bedrijfsleven. Den Haag: WODC.

Wiles, P. & Costello, A. (2000). The ‘road to nowhere’: The evidence for travelling

criminals. London: Home Office.

Internetbronnen

Centraal Bureau voor de Statistiek (2007). Begrippen. Geraadpleegd op 12 april 2007 via

<http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/methoden/begrippen/default.htm?conceptid=2120>

Stichting Veiligheidszorg (2007). Collectieve beveiliging bedrijventerreinen. Geraadpleegd

op 12 juli 2007 via <http://www.veiligheidszorg.nl/?m=pr&projectdetail=1&project=71>.

Page 91: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

Bijlagen

1. IGP Opdracht mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken

Mutatienummer : 07-060231

Incident : Aandachtsvestiging

Uitgegeven door : Bessel van den Hazel

Uitgegeven aan : Noodhulp regio IJsselland

Doelstelling/ probleem

: Voor de hele regio wordt een analyse uitgevoerd naar mobiel banditisme bij bedrijfsinbraken. Er wordt bekeken in hoeverre daders van buiten de regio betrokken zijn bij bedrijfsinbraken in IJsselland. Deze IGP-opdracht moet hierover extra informatie opleveren.

Opdracht : 1. Surveilleer tijdens de nachtelijke noodhulp regelmatig op bedrijventerreinen 2. Noteer van verdachte voertuigen rondom bedrijventerreinen het kenteken en controleer de inzittenden.

Locatie : Bedrijventerreinen in het werkgebied.

Wanneer : Periode: 22 mei tot 1 juli Tijdstip: Iedere nacht tussen 24.00 en 05.00 uur, minimaal eenmaal per uur op verschillende tijdstippen.

Aantal : gecontroleerde voertuigen

: gecontroleerde personen

Bijzonderheden Per dienst kan afgesproken worden wie welke bedrijventerreinen controleert. Zie intranet voor een kaartje met bedrijventerreinen en aanvullende informatie omtrent de IGP opdracht. Pagina bereikbaar via ‘vakgebieden -> criminaliteitsanalyse’ (http://ijsselland-redactie.politie.local/web/show?id=2059784&mode=preview)

Verwerken in : BPS onder mutatienummer 07 - 060231

Bij registratie in het BPS volgt een gestructureerde vragenlijst waarin wordt gevraagd naar de volgende zaken:

- kenteken - locatie en tijd - keno bestuurder

90

Page 92: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

2. Dia van IGP Opdracht zoals getoond tijdens briefings

91

Page 93: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

92

3. Tabellen

Tabel 1. Absolute aantallen bedrijfsinbraken in de periode 1998 – 2006.

Jaar Geslaagde inbraak Poging tot inbraak Totaal

1998 660 241 901 1999 579 195 774 2000 575 123 698 2001 495 99 594 2002 696 171 867 2003 617 160 777 2004 578 145 723 2005 509 135 644 2006 502 132 634 Totaal 5211 1401 6612

Bron: BPS geladen op 16 april 2007.

Tabel 2. Pleegdagen van bedrijfsinbraken in IJsselland in 2006.

Pleegdag Aantal Percentage

Maandag 48 12,9 Dinsdag 65 17,5 Woensdag 61 16,4 Donderdag 58 15,6 Vrijdag 56 15,1 Zaterdag 39 10,5 Zondag 44 11,9 Totaal 371 100,0 Missing 263 41,5 Totaal aantal inbraken 634

Bron: BPS geladen op 16 april 2007.

Page 94: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

93

Tabel 3. Pleegtijden van bedrijfsinbraken in 2006 gedurende de avond en nacht.

Tijdstip Aantal Percentage18.00 - 19.00 6 1,9 19.00 - 20.00 14 4,4 20.00 - 21.00 19 6,0 21.00 - 22.00 19 6,0 22.00 - 23.00 33 10,4 23.00 - 24.00 37 11,7 24.00 - 01.00 21 6,6 01.00 - 02.00 35 11,1 02.00 - 03.00 44 13,9 03.00 - 04.00 47 14,9 04.00 - 05.00 27 8,5 05.00 - 06.00 14 4,4

Totaal 316 100,0 Bron: BPS geladen op 16 april 2007.

Tabel 4. Maximale leeftijdsverschil tussen verdachten van mobiel banditisme die samen een inbraak plegen.

Leeftijdsverschil Aantal Percentage

5 jaar of minder 46 44,7 6 - 10 jaar 26 25,2 11 - 15 jaar 11 10,7 16 - 20 jaar 11 10,7 Meer dan 20 jaar 3 2,9 Onbekend 6 5,8 Totaal 103 100,0

Bron: BPS geladen op 16 april 2007.

Page 95: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

94

Tabel 5. Pleegdagen van bedrijfsinbraken gepleegd door mobiele bendes en alle daders.

Bedrijfsinbraken door

mobiele bendes Bedrijfsinbraken door andere

daders dan mobiele bendes

Pleegdag Aantal Percentage Aantal Percentage Maandag 12 14,8 85 17,1 Dinsdag 13 16,0 74 14,9 Woensdag 14 17,3 67 13,5 Donderdag 14 17,3 76 15,3 Vrijdag 19 23,5 75 15,1 Zaterdag 4 4,9 66 13,3 Zondag 5 6,2 54 10,9 Totaal 81 100,0 497 100,0 Missing 22 279

Totaal aantal inbraken 103 776 Bron: BPS geladen op 16 april 2007.

Tabel 6. Pleegtijden van bedrijfsinbraken in de periode 1999 - 2006 gepleegd door mobiele bendes en andere daders.

Bedrijfsinbraken door mobiele

bendes Bedrijfsinbraken door andere daders dan

mobiele bendes

Pleegtijd Aantal Percentage Aantal Percentage 24.00 - 06.00 uur 55 67,9 343 69,0

06.00 - 12.00 uur 3 3,7 27 5,4

12.00 - 18.00 uur 4 4,9 19 3,8

18.00 - 24.00 uur 19 23,5 108 21,7

Totaal (n) 81 100,0 497 100,0

Missing 22 21,4 279 36,0

Totaal aantal inbraken 103 776

Bron: BPS geladen op 16 april 2007.

Page 96: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

95

Tabel 7. Pleegtijden van bedrijfsinbraken gedurende de avond en nacht in de periode 1999 – 2006 gepleegd door mobiele bendes en andere daders.

Inbraken door mobiele bendes Inbraken door andere daders

Tijdstip Aantal Percentage* Aantal Percentage 18.00 - 19.00 1 1,4 10 2,2 19.00 - 20.00 2 2,7 9 2,0 20.00 - 21.00 2 2,7 9 2,0 21.00 - 22.00 2 2,7 21 4,7 22.00 - 23.00 5 6,8 26 5,8 23.00 - 24.00 7 9,5 33 7,3 24.00 - 01.00 10 13,5 64 14,2 01.00 - 02.00 5 6,8 45 10,0 02.00 - 03.00 7 9,5 66 14,6 03.00 - 04.00 16 21,6 88 19,5 04.00 - 05.00 9 12,2 50 11,1 05.00 - 06.00 8 10,8 30 6,7

Totaal 74 100,0 451 100 * Doordat het totaal aantal inbraken gedurende de avond en nacht gepleegd door mobiele bendes niet groter is dan 100 kunnen de percentages een enigszins vertekend beeld geven. Deze zijn wel weergegeven om een vergelijking te kunnen maken met de bedrijfsinbraken gepleegd door andere daders.

Bron: BPS geladen op 16 april 2007.

Tabel 8. Inbraken per soort bedrijf door mobiele bendes en andere daders als percentage van het totaal aantal inbraken.

Inbraken door mobiele bendes

Inbraken door andere daders

Soort bedrijf Aantal Percentage Aantal Percentage

Detailhandel 54 52,4 111 46,3 Horeca 13 12,6 40 16,7 Productie 13 12,6 9 3,8 Financiële en zakelijke dienstverlening 8 7,8 21 8,8 Overig 5 4,9 18 7,5 Bouw 4 3,9 14 5,8 Groothandel 4 3,9 10 4,2 Transport 1 1,0 7 2,9 Gezondheid 0 0,0 5 2,1 Onbekend 1 1,0 5 2,1 Totaal 103 100,0 240 100,0

Bron: BPS geladen op 16 april 2007.

Page 97: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

96

Tabel 9. Specificatie van soort detailhandelsbedrijven waarin door mobiele bendes wordt ingebroken.

Soort detailhandelsbedrijf Aantal Percentage

Autobedrijf 9 16,7 Electronica/computer 7 13,0 Apotheek 5 9,3 Drogisterij 4 7,4 Kledingwinkel 3 5,6 Supermarkt 3 5,6 Overig 3 5,6 Kapper 2 3,7 Juwelier 2 3,7 Winkel met huishoudelijke artikelen 2 3,7 Bakker 2 3,7 Benzinestation 2 3,7 Doe het zelf-zaak 2 3,7 Fotowinkel 2 3,7 Telefoonwinkel 2 3,7 Fietsenwinkel 1 1,9 Opticien 1 1,9 Sigaretten/lectuur winkel 1 1,9 Onbekend 1 1,9 Totaal 54 100,0

Bron: BPS geladen op 16 april 2007.

Page 98: Onderzoek naar de betrokkenheid bij bedrijfsinbraken in de ... · 4 Samenvatting Dit onderzoek in opdracht van de politieregio IJsselland geeft inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling

97

Tabel 10. Soort goederen dat bij bedrijfsinbraken door mobiele bendes en andere daders is weggenomen als percentage van het totale aantal door hen gepleegde geslaagde inbraken.

Inbraken door mobiele bendes Inbraken door andere daders

Weggenomen goederen Aantal Percentage Aantal Percentage

Geld 22 28,6 50 21,3 Electronica 18 23,4 62 26,4 Materialen/machines 10 13,0 19 8,1 Auto/motor 6 7,8 13 5,5 Drogisterijartikelen 3 3,9 3 1,3 Kleding 3 3,9 4 1,7 Tabak 3 3,9 17 7,2 Levensmiddelen 3 3,9 23 9,8 Sieraden/brillen - - 5 2,1 Overig 1 1,3 6 2,6 Onbekend 1 1,3 3 1,3 Geen 13 16,9 30 12,8 Totaal aantal geslaagde inbraken 77 107,9 235 100,1

Bron: BPS geladen op 16 april 2007.