20
SECEUR Quarterly Uitgave één - tweede kwartaal 2014 - www.seceur.nl SECEUR Social Enterprise Consulting The Puzzle of Funding Hoe gamification levens redt in Thailand De sociale voetafdruk van voedselbanken vergroten Interview met geluksonderzoeker Ruut Veenhoven

Seceur quarterly

  • Upload
    seceur

  • View
    214

  • Download
    0

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Samen voor meer impact! In deze editie meer over: Financieringsaanvragen, Voedselbanken, Gamification en Geluk

Citation preview

Page 1: Seceur quarterly

SECEUR Quarterly

Uitgave één - tweede kwartaal 2014 - www.seceur.nl

SECEURSocial Enterprise Consulting

The Puzzle of Funding

Hoe gamification levens redt in Thailand

De sociale voetafdruk van voedselbanken vergroten

Interview met geluksonderzoeker Ruut Veenhoven

Page 2: Seceur quarterly

Voorwoord Querine Bulthuis 3

Hoe gamification levens redt in ThailandSimon van der Jagt en Lars Speekenbrink 4

The Puzzle of Funding Daan Halma, Mounir Bendouch, Tommy Hendrickx 5

De sociale voetafdruk van de voedselbanken vergroten Tommy Hendrickx 10

Interview met geluksonderzoeker Ruut Veenhoven Mounir Bendouch en Tom Langbroek 13

‘Overdenkingen in de ochtend’Paul Gutteling 16

Samen voor meer impactSven Verheugd 17

Page 3: Seceur quarterly

Beste Lezer,

Voor u ligt het tastbare resultaat van de groei die onze organisatie doormaakt.

Trots zijn wij dan ook als SECEUR Bestuur 2013-2014 om de eerste uitgave van

SECEUR Quarterly te mogen presenteren.

Van een kleine organisatie zijn wij in ruim zes jaar uitgegroeid tot een bekende

speler met een respectabele naam en positie in Rotterdam en haar omgeving.

In deze ontwikkeling is vergroten van impact voor onze klanten altijd leidend

geweest. De groei van SECEUR bleek dan ook een natuurlijk proces. Om meer

studenten en non-profit organisaties deel van dergelijke verandering te maken,

breidt SECEUR zich uit naar verscheidene locaties in het land. Zodoende

verspreidde SECEUR dit jaar haar impact al richting Amsterdam en liggen de

plannen voor een verdere uitbreiding naar overige studentensteden klaar.

Groei vertaalt zich echter niet enkel in het aantal vestigingen. Ook in de kwaliteit

van onze projecten en services is een sterke ontwikkeling waarneembaar. In

een constante poging onze organisatie en haar reputatie verder te ontplooien

is dit jaar het concept SECEUR Quarterly ontwikkeld. Het informeren en creëren

van kennis helpt ons in het realiseren van onze missie om de impact van onze

cliënten te vergroten. Deze inzichten worden gepubliceerd in de vorm van

SECEUR Quarterly om onze cliënten bij te staan in het oplossen van problemen

in de praktijk en kennisoverdracht te bewerkstelligen.

De genoemde groei en verandering als rode draad binnen SECEUR staan ook

centraal in de eerste editie van SECEUR Quarterly. Hierin wordt er in gegaan

op verscheidene ontwikkelingen in de non-profit sector en in het bijzonder hoe

deze ontwikkelingen relevant kunnen blijken voor u als cliënt.

In The Puzzle of Funding is door onze consultants een model ontwikkeld aan de

hand van onze bevindingen uit een project voor een groot vermogensfonds.

Dit model helpt fondsen in de selectie en evaluatie van haar aanvragen.

Het artikel Gamification verheldert hoe de introductie van spelelementen

zoals apps en games gebruikt kunnen worden om informatie te verzamelen

en inzicht te krijgen in doelgroepen. Daarnaast wordt in Voedselbanken

geschreven over de opkomst en problematiek omtrent de voedselbank. Tot

slot schept de befaamde prof. dr. Ruut Veenhoven duidelijkheid over geluk,

waarom dit belangrijk is voor onze samenleving en hoe organisaties geluk (of

levensvoldoening) kunnen meten.

Graag wil ik u als lezer namens het gehele SECEUR Bestuur 2013-2014

bedanken. SECEUR had hier niet gestaan zonder uw enthousiasme, interesse

voor en bijdrage aan onze organisatie. Met SECEUR’s slagzin “Samen voor

meer Impact” sluit ik dan ook af; in de hoop dat dit pas het begin is van een

verdere bloei van onze organisatie en vele edities SECEUR Quarterly.

Querine Bulthuis

Voorzitter SECEUR Rotterdam 2013-2014

Page 4: Seceur quarterly

Sociale organisaties vechten al decennia

lang voor een betere wereld. Inmiddels

is diezelfde wereld compleet anders dan

een halve eeuw geleden. Men begint zich

dan ook te beseffen dat de traditionele

methoden aan vernieuwing toe zijn en de

organisaties zelf mee moeten veranderen.

Uit deze drang naar vernieuwing is het

principe van gamification voortgekomen.

Het idee is simpel; maak leren leuk.

Maak er een spel van dat de gebruikers

wíllen spelen. Juist in de sociale sector is

educatie waanzinnig relevant, maar ook in

de zakelijke wereld kunnen dezelfde kern

principes van gamification ontzettend

nuttig zijn. De vraag is of deze aanpak

naast eigentijds ook daadwerkelijk

effectief is. Het antwoord lijkt in Thailand

te liggen.

Thailand is een land waar de groei van

de infrastructuur de bevolkingsgroei

nauwelijks kan bijhouden. Dit heeft voor

twee problemen gezorgd; allereerst zijn er

niet genoeg ziekenhuizen om aan de hoge

vraag te voldoen en daarnaast is het voor

veel mensen een lange reis naar de dokter.

“Doctor Me”, een Thaise smartphone app

en een goed voorbeeld van gamification,

is een initiatief dat hier een oplossing voor

biedt. Doctor Me is ontwikkeld met als

doel om zo veel mogelijk mensen van

de meest basale medische informatie te

voorzien. Gedreven door de opkomst van

budget smartphones, ligt de smartphone

penetratie in veel ontwikkelingslanden

verrassend hoog. Een app bood daarom

een geweldige uitkomst. Doctor Me laat

de gebruiker via een speelse interface

informatie vinden over zijn symptomen en

andere gezondheidsinformatie. De app

bleek een enorme behoefte te vervullen;

binnen korte tijd was het door bijna

een kwart van alle Thaise smartphone

gebruikers gedownload.

Een groot voordeel van gamification is

de vrijwel kosteloze schaalvergroting.

Waar het bij traditionele educatie duurder

wordt naarmate je meer mensen wilt

bereiken is dat hier niet het geval. De app

hoeft maar één keer gemaakt te worden.

Hierdoor is de return on investment

op educatief gebied ongekend. Een

misschien nog belangrijker aspect is

dat mensen bereikt kunnen worden die

normaal gesproken buiten bereik zouden

blijven. Gamification is namelijk leuk op de

eerste plek en educatief op de tweede.

Hierdoor ontstaat een organische groei

van downloads, kortom: mensen die

volledig buiten je marketing campagne

vallen kunnen toch de informatie krijgen.

Tenslotte is het een meer dynamische

manier van leren, de gebruiker moet

namelijk zelf keuzes maken. Je neemt zo

niet alleen informatie tot je, je leert ook

hoe je deze info kan gebruiken.

De voordelen op gebied van kosten

en impact lijken duidelijk. Toch is er een

ander aspect aan gamification dat de

wereld ècht op zijn kop kan gaan zetten.

Namelijk de wondere wereld van “Big

Data”. Het fascinerende hieraan is dat

aan de hand van de symptomen waar

mensen door het hele land op klikken in

de app men kan analyseren hoe ziektes

migreren. Wanneer er bijvoorbeeld

in Bangkok een 30% stijging in griep

gerelateerde zoekopdrachten in Doctor

Me plaatsvindt, is het een kwestie van

tijd voordat deze ziekte zich verspreidt

naar naburige provincies. Naast de

wetenschappelijke inzichten in hoe ziektes

zich verplaatsen is het ook nuttig voor de

gebruiker zelf. Er kan via een push-bericht

in de app een waarschuwingsbericht

gestuurd worden dat een bepaalde

ziekte hun kant op komt en hoe ze zich

hierop kunnen voorbereiden. Voorkomen

is beter dan genezen, en kan in dit geval

duizenden levens redden en miljoenen in

zorgkosten besparen.

De mogelijkheden van gamification zijn

immens en de uitdaging van educatie

en zorg is er één die net zo relevant in

Nederland is als in Azië. In een vergrijzende

samenleving als de onze doen zich op dit

gebied vrijwel exact dezelfde problemen

voor als in een opkomende economie, zij

het door een andere oorzaak. In beide is

er een overbelasting van het zorgsysteem

en een grote groep mensen waarvoor

het lastig is om naar de dokter te gaan.

Ook is de nieuwe generatie ouderen in

Nederland meer en meer op zijn gemak

met technologie; het wordt tijd dat we

daar op in gaan spelen.

Simon van der Jagt

Lars Speekenbrink

Hoe gamification levens redt in Thailand

4

Page 5: Seceur quarterly

In een project in opdracht van het Sint

Laurensfonds heeft SECEUR vorig jaar

een advies uitgebracht ten aanzien

van het beoordelingsproces van haar

financieringsaanvragen. De consultants

(Mounir Bendouch, Kim Broeders, Willeke

van Die, Chee Kien Hang) stelden zich

hierbij ten doel om met behulp van de

wetenschappelijke literatuur relevante

‘critical succes factors’ te vinden –

kenmerken van een potentieel succesvol

project. Deze factoren zijn verwerkt in

een praktisch beoordelingsinstrument op

maat, waarmee het Sint Laurensfonds

op een heldere en overzichtelijke manier

financieringsaanvragen van stichtingen

kan beoordelen. Dit helpt haar om het

kapitaal nuttiger te besteden; daar waar

de meeste impact gemaakt wordt.

Omdat SECEUR inziet dat meer fondsen

voor de uitdaging staan om duidelijkere

selectiecriteria op te stellen, is een

veralgemenisering van dit instrument

ontwikkeld: The Puzzle of Funding.

The Puzzle of Funding

5

Enigmatologie wordt het ook wel

genoemd; het is de wetenschappelijke

benaming voor ‘de studie van puzzels’.

Een begrip dat je normaal gesproken niet

snel tegen zal komen in het bedrijfsleven,

en al helemaal niet bij fondsen. Toch is

het voor hen vaak een heel gepuzzel

om het juiste beleid te bepalen of

geschikte stichtingen te selecteren. In het

bedrijfsleven wordt voor dit soort kwesties

als evaluatietool vaak de Balanced

Scorecard van Kaplan en Norton gebruikt.

Aan de non-profit versie van dit model

kleven nog tekortkomingen, zeker vanuit

het perspectief van fondsen. Daarom

introduceert SECEUR een nieuw model

speciaal voor fondsen: the Puzzle of

Funding.

Fondsen zijn de motor van de non-

profit sector, omdat ze voor essentiële

kapitaalstromen binnen de non-profit

industrie zorgen. Ze zijn net als andere

non-profit organisaties vaak opgericht

vanuit een bepaalde gedachte, een

bepaald gevoel. Er is onvoorwaardelijk,

soms zelfs blind geloof in de missie en

visie die de organisatie uitdraagt naar de

buitenwereld. De persoonlijke motivatie

van oprichters om iets goeds te doen

en iets aan de samenleving te kunnen

bijdragen is de grote drijfveer die de

non-profit industrie doet voortbestaan.

Het is haar bestaansrecht. Maar dit

enthousiasme kan ook haar grootste valkuil

zijn. Het is daarom een uitdaging voor

de managers van non-profitorganisaties

om hun doelen en ideeën in goede

banen te leiden en te verwezenlijken. Het

meten van ondernomen activiteiten met

behulp van rationele en kwantitatieve

meetinstrumenten zijn vaak geen

prioriteit. Het is echter vanzelfsprekend

dat een fonds verantwoording behoort

af te leggen over haar financieringen. De

vraag is dan: hoe weet je als fonds, dat

wat jij doet, wel echt impact heeft op je

doelgroep? En hoe groot is die impact

dan? Om die vragen te beantwoorden,

moeten we eerst een uitstapje maken

naar de for-profit wereld.

Balanced Scorecard

In de for-profit wereld heerste er

lange tijd de opvatting dat financiële

performance het enige was dat telde.

De laatste decennia is deze industrie er

echter achter gekomen dat financiële

cijfers enkel iets zeggen over de in het

verleden behaalde resultaten, en die

geven nu eenmaal geen garantie voor

de toekomst. Financiële cijfers zeggen

vrij weinig over de lange termijn waarde

creatie van een bedrijf. Om die reden

hebben Kaplan en Norton in 1992 een

model ontwikkeld, genaamd de Balanced

Scorecard, dat voor besluitvorming naast

het financiële perspectief ook naar drie

andere aspecten kijkt: de klant, de interne

bedrijfsvoering, en ontwikkeling/groei.

Om het model duidelijker te omschrijven,

vergelijken Kaplan en Norton (1992) de

Balanced Scorecard met de cockpit van

een vliegtuig. Een piloot moet alle meters

en wijzers in de gaten houden, want als de

piloot enkel op één knop vertrouwt, kan

een vlucht fataal aflopen. Dit geldt ook

voor managers: zij moeten de resultaten

van het bedrijf vanuit verschillende

perspectieven kunnen bekijken, en niet

alleen op basis van financiële informatie

beslissingen nemen. Een Balanced

Scorecard is daarbij uniek voor iedere

organisatie: het is namelijk een vertaling

van de doelstellingen van de organisatie

in concrete, meetbare variabelen.

In 2001 publiceerde Kaplan een

aangepaste, non-profit variant van het

model. In dit model staat de missie van de

stichting centraal. Deze reflecteert immers

de lange termijn doelstelling van de

organisatie, haar bestaansreden. Eén van

de grootste uitdagingen voor stichtingen

is dan ook het formuleren van een

heldere, toegespitste missie. Een missie die

meetbaar is kan een organisatie helpen

Page 6: Seceur quarterly

6

bij het creëren van referentiepunten,

en bij het concentreren op activiteiten

waar de organisatie goed in is (Colyvas &

Powell, 2009).

In de non-profit industrie zorgen

financiële donoren, zoals fondsen, voor

de benodigde financiële middelen.

Een andere partij ontvangt echter de

geleverde dienst. Het is dus niet duidelijk

wie de klant is: degene die betaalt, of

degene die de dienst ontvangt. Daarom

besloot Kaplan beide partijen naast

elkaar te zetten, bovenin het model.

Naar een nieuw model

Ook bij fondsen staat de missie centraal.

De centrale vraag die een fonds daarbij

stelt als het stichtingen selecteert om

kapitaal aan te verschaffen is: ‘Kan deze

stichting bijdragen aan het vervullen van

onze missie?’. Vrijwel altijd stelt een fonds

zich als missie om impact te hebben op

een bepaalde doelgroep. De vraag

is dus in hoeverre een stichting in de

praktijk daadwerkelijk impact heeft op

de doelgroep. Dit is vooraf, ten tijde

van een financieringsaanvraag, echter

niet te meten, zeker niet als de stichting

een soortgelijk project nog nooit heeft

uitgevoerd.

De non-profit Balanced Scorecard zou dus

een prima uitweg kunnen bieden. Maar

deze Scorecard is voor fondsen ongeschikt

om haar aanvragen te evalueren, omdat

zij zelf de financiële donoren in dit model

zijn. Het model is namelijk gemaakt

vanuit het perspectief van de stichting.

Daarnaast hebben de meeste fondsen

niet genoeg werknemers of financiële

middelen voor een uitgebreide evaluatie

van al hun activiteiten (Carman, 2005).

Toch zien wij in het succes van de Balanced

Scorecard een duidelijke richting

voor een nieuw meetinstrument om

financieringsaanvragen te beoordelen.

Omdat winst pas achteraf te meten is,

gebruikt de for-profit Balanced Scorecard

een gebalanceerde verzameling van

andere indicatoren om die winst te

kunnen voorspellen. De parallel met

‘sociale impact’ in een fonds-stichting

context is vrij duidelijk; ook impact is iets

wat niet van tevoren te meten is, daarom

zoeken we ook een gebalanceerde

verzameling indicatoren die kunnen

voorspellen in welke mate een stichting

impact zal hebben op de doelgroep.

Om een gebalanceerd beeld te krijgen

over een stichting, moet het fonds zicht

hebben op het volgende:

• De doelstellingen van de stichting en

haar projecten;

• De interne organisatie van de stichting

en haar projecten;

• Het contact van de stichting met haar

omgeving

(Matzler et al., 2010)

Dit is essentieel om een totaalplaatje van

een stichting te kunnen krijgen. Door deze

onderdelen in een model te verwerken,

geeft dit net als de Balanced Scorecard

een gebalanceerd, samenhangend

en compleet beeld van de organisatie.

De puzzelstukjes die je daarmee kan

samenvoegen tot een model, noemen

wij dan ook de ‘Puzzle of Funding’.

Momenteel heeft ieder fonds een eigen

manier om aanvragen te verwerken.

Deze verschillende procedures zijn vaak

geïmproviseerd en rommelig, en zeggen

niets over de effectiviteit van de stichting.

Het ‘Puzzle of Funding’ model van SECEUR

geeft een helder en gebalanceerd beeld

van de factoren die bijdragen aan het

creëren van impact en vergemakkelijkt

hiermee het beoordelen van

financieringsaanvragen en de interactie

tussen fonds en stichting.

Onderdelen van de puzzel

De SECEUR-puzzel bestaat uit vier

puzzelstukken, namelijk het fonds,

de omgeving, de stichting en haar

(beoogde) project. De impact op de

doelgroep wordt gemaximaliseerd

wanneer niet alleen de puzzelstukken zelf

(stichting, project, etc.) aan bepaalde

eisen voldoen, maar de puzzelstukken ook

goed in elkaar vallen, wat we ‘alignment’

noemen. De structuur van de puzzel is te

zien in de figuur hieronder.

Voor elk van de onderdelen heeft SECEUR

een indicator opgesteld. Tezamen

vormen deze indicatoren een scorecard

waarmee het fonds een oordeel kan

vormen over een financieringsaanvraag.

Deze scorecard is te vinden op pagina 9.

Alignment

Alignment houdt in dat de doelstellingen

en activiteiten van de puzzelstukken Fonds,

Stichting en Project overeenstemmen.

Wanneer doelstellingen tussen twee

organisaties overeenstemmen, wordt

de effectiviteit en efficiëntie van de

samenwerking gemaximaliseerd (Kolk et

al., 2008).

Alignment moet op drie punten

getoetst worden. Ten eerste moet er

Missie

Financiële donorenHoe moeten we

op onze financiers overkomen?

Interne bedrijfsprocessenIn welke processen

moeten wij het beste zijn ten behove van de missie,

donoren en klanten?

Ontwikkeling/groeiHoe moet men leren,

communiceren en samenwerken ten

behoeve van onze visie?

KlantenHoe moeten we op onze klanten

overkomen?

The Balanced Scorecard voor non-profits

The Puzzle of Funding: model

Alignm

ent

Alignment

InzichtNetwerk Im

pact

Alignment

Fonds

Omgeving

Non-profit Project

OrganisatieSocietal promiseGroei / succes

EfficiëntieFlexibiliteitEvaluatie

Page 7: Seceur quarterly

7

overeenstemming zijn tussen de doelen

van het fonds en de doelen van de

stichting. Ook moeten de uitkomsten

van het project dat door de stichting

wordt opgezet overeenstemmen met de

gestelde doelen. En tot slot moeten de

doelen en activiteiten (project) van de

stichting consistent zijn.

Inzicht

Inzicht betreft het bewustzijn van de

stichting over wat er zich binnen de

markt en sociale omgeving afspeelt. Een

stichting met goed inzicht in zijn markt weet

de volgende vragen te beantwoorden:

• Wat speelt er zich af in de sociale

omgeving; waar is vraag naar?

• Wordt deze vraag al bediend door

andere (non-)profit organisaties?

• Waar is de stichting beter in dan

andere organisaties?

Wil een stichting namelijk het meeste

rendement uit haar activiteiten halen,

dan moet er niet alleen kennis zijn over

de eindgebruiker van de producten of

diensten; de organisatie moet daarnaast

zo breed mogelijk kennis hebben over de

omgeving waarin huidige en toekomstige

behoeften van de sociale omgeving

meegenomen worden (Vázquez et al.,

2001).

Netwerk

Aansluitend op inzicht in de markt, is

een sterk netwerk ook van belang.

Partner organisaties, leveranciers en

andere belanghebbenden vergroten het

bereik van de activiteiten en de ‘goede

boodschap’ die de organisatie probeert

over te brengen (Knox et al., 2007).

Er moet dus worden onderzocht met

hoeveel partijen een organisatie

samenwerkt en hoe intensief deze

samenwerking daadwerkelijk is. Veel en

intensieve samenwerking kan namelijk

wijzen op een efficiënter gebruik van

kwaliteiten van organisaties.

Stichting

De interne kracht van een stichting kan

op 3 vlakken gemeten worden:

1. Organisatie

Met ‘organisatie’ wordt de organiserende

kracht van de stichting bedoeld.

Bij alle activiteiten binnen een

goed georganiseerde stichting zijn

verantwoordelijkheden, functies en

onderling gemaakte plannen duidelijk.

Een goed georganiseerde organisatie

heeft:

• een helder en duidelijk organogram;

• een organisatiestructuur die geschikt is

voor haar omgeving;

• een organogram consistent met

budgettering/projectplanning;

• werk- en rolverdelingen consistent en

realistisch verdeeld.

Vooral de grootte van de organisatie,

aard van haar activiteiten, complexiteit

van haar omgeving en betrokkenheid

van belanghebbenden bepalen welke

organisatiestructuur het meest geschikt is.

Een platte, losse structuur is logischerwijs

geschikter bij een stichting die vooral

activiteiten uitvoert waarbij creativiteit

vereist is, in tegenstelling tot een

organisatie die veel gestandaardiseerde

taken heeft, waarbij een hiërarchische

structuur beter past.

Het is ook belangrijk dat het management

in ieder geval een organogram van de

stichting kan tekenen; dit geeft aan dat

zij inzicht heeft in de structuur van de

organisatie (Anheier, 2000).

2. Societal promise

De ‘societal promise’ van een organisatie

betreft het maatschappelijk doel van een

organisatie. Een duidelijk gedefinieerde

doelgroep voor wie een helder en

concreet doel is gesteld, stelt organisaties

in staat te excelleren en zichzelf te

verbeteren (Colyvas & Powell, 2009).

3. Groei/succes

De omgeving en de markt waarin de

stichting zich bevindt veranderen in de

meeste gevallen regelmatig. Het is dus

niet alleen cruciaal dat een organisatie

inzicht in de markt heeft, maar ook de

potentie heeft zichzelf te veranderen; een

stichting die gericht is op de toekomst

maar leert van het verleden. Een lerende,

groeiende organisatie:

• heeft concrete doelstellingen in het

verleden behaald;

• houdt de kennis van haar werknemers

hoog door bijvoorbeeld bij-/

nascholing;

• evalueert projecten en ontwikkelt

hierdoor nieuwe vaardigheden.

(Buckmaster, 1999)

Projecten

Stichtingen maken impact op hun

doelgroep via projecten. Logischerwijs

bevat het model dus ook indicatoren op

projectniveau. We analyseren dit net als

de stichting op drie verschillende vlakken:

1. Efficiëntie

Een project is efficiënt als het relatief

weinig middelen gebruikt om een doel te

bereiken.

2. Flexibiliteit

Een planning kan goed en gedetailleerd

zijn, maar er kunnen zich altijd onverwachte

gebeurtenissen voordoen. Het is daarom

belangrijk dat de organisatie flexibel

genoeg is om hier mee om te gaan door

een realistische planning te hebben.

3. Evaluatie

Een belangrijk hulpmiddel om inzicht

te houden in de organisatie, is door

regelmatig te evalueren en toezicht

te houden. Hierbij is het belangrijk om

mijlpalen te creëren: meetbare punten die

de voortgang van het project aangeven.

De organisatie kan pas succesvol de

voortgang in de gaten houden, als

het ook duidelijk heeft wàt men meet,

oftewel welke maatstaaf men heeft voor

succes. Het is dus belangrijk om helder

en concreet te definiëren wanneer het

project succesvol is. Ook is het handig dat

de voortgang constant of zeer regelmatig

in de gaten gehouden wordt, hierdoor

blijft men op de hoogte van wat er speelt

en kan men snel reageren wanneer dit

nodig is.

Page 8: Seceur quarterly

8

Impact

Impact is het uitgangspunt van de

fondsen en zo ook van ons model. We

noemen dit dan ook wel de ‘Golden Link’.

Maar, zoals eerder al aangekaart, is impact

alleen achteraf te meten, terwijl we nu

juist vóóraf een voorspelling hiervan willen

maken. Er komt dan ook geen indicator

‘impact’ voor in scorecard van de Puzzle

of Funding; alle andere indicatoren geven

tezamen een goede voorspelling voor de

impact die het project zal maken.

Implementatie

De scorecard (pagina 9) van de ‘Puzzle

of Funding’ is een compleet instrument

dat direct toegepast kan worden om een

financieringsaanvraag te beoordelen.

Hoe het fonds de factoren in de

scorecard invult is echter subjectief en

situatie-afhankelijk. Welke vragen het

fonds daarbij aan de aanvrager stelt, is

per fonds verschillend. Het ene fonds vindt

het bijvoorbeeld genoeg om simpelweg

aan een stichting te vragen: ‘Is jullie

werkverdeling wel realistisch?’. Een ander

fonds dat liever wat grondiger onderzoek

doet kan vragen naar een overzicht van

de taakverdeling, en zelf een oordeel

vormen of zij de werkverdeling realistisch

vindt. Hoe de indicatoren worden

gemeten is een overweging die elk fonds

zelf moet maken; factoren die daarbij

spelen zijn de hoeveelheid tijd en geld die

men wil investeren om een goed oordeel

te vormen. Het is een trade-off die elk

fonds per financieringsaanvraag opnieuw

moet bekijken.

Een eindoordeel vormen

SECEUR geeft met de Puzzle of Funding een

instrument dat een voorspelling kan geven

van de impact die een fonds, via een

stichting kan hebben op de doelgroep.

Het belangrijkste bij het interpreteren van

een ingevulde scorecard is dat het gaat

om de totaalscore van alle onderdelen.

Wij raden aan om eerst de gemiddelden

te berekenen per onderdeel (alignment,

organisatie, societal promise, etc.), om

vervolgens van al deze gemiddelden

opnieuw een gemiddelde te berekenen.

Zo komt het fonds tot een totaalscore, de

‘Golden Score’, waarmee het objectief

stichtingen onderling kan vergelijken en

zo, afgezien van andere overwegingen,

een financieringsaanvraag wel of niet kan

toekennen.

Wellicht heeft een fonds namelijk andere

criteria die buiten The Puzzle of Funding

vallen; bijvoorbeeld het criterium dat

een stichting minstens tien werknemers

moet hebben. Een andere afweging is

de verhouding tussen de te besteden

hoeveelheid kapitaal en de hoeveelheid

aanvragen; dit staat dus los van de

scorecard. Als het fonds veel kapitaal

te besteden heeft en weinig aanvragen

binnen krijgt, oordeelt zij wellicht soepeler

dan wanneer kapitaal relatief schaars is.

In dat geval kan een fonds wellicht zelf

proactief op zoek gaan naar stichtingen

die het kapitaal wèl goed besteden,

in plaats van geld te verspillen aan

stichtingen die weinig tot geen impact

hebben op de doelgroep.

Daan Halma

Mounir Bendouch

Tommy Hendrickx

Bronnen

Anheier, H.K. (2000) Managing Non-Profit

Organizations: Towards a New Approach,

London, UK: 1, CCS/LSE.

Buckmaster, N. (1999) ‘Asoociations

Between Outcome Measurement,

Accountability and Learning for Non-

Profit Organizations’, The International

Journal of Public Sector Management,

12, 2: pp. 186-197.

Carman, J.G., Millesen, J.L. (2005)

‘Nonprofit Program Evaluation:

Organizational Challenges and Resource

Needs’, The Journal of Volunteer

Administration, 23, 3.

Colyvas, J. A., Powell, W.W. (2009)

‘Measures, Metrics, and Myopia:

The Challenges and Ramifications of

Sustaining Academic Entrepreneurship’,

Advances in the Study of

Entrepreneurship, Innovation, and

Economic Growth, 19: pp: 276-298.

Epstein, M.J., Buhovac, A.R. (2009)

Performance Measurement of Not-For-

Profit Organizations, Mississauga (ON):

SMAC/AICPA.

Kaplan, R.S., Norton, D.P. (1992) ‘The

Balanced Scorecard – Measures That

Drive Performance’, Harvard Business

Review, 70, 1: pp. 71-79.

Kaplan, R.S. (2001) ‘Strategic

Performance Measurement and

Management in Nonprofit Organizations’,

Nonprofit Management & Leadership, 11,

3: pp. 354-361.

Knox, S., Gruar, C. (2007) ‘The Application

of Stakeholder Theory to Relationship

Marketing Strategy Development in

a Non-Profit Organization’, Journal of

Business Ethics, 75: pp. 115-135.

Kolk, A., Tulder, R., Kostwinder, E.

(2008) ‘Business and partnerships for

development’, European Management

Journal, 26: pp. 262-273.

Matzler, K., Bailom, F., Anschober, M.

& Richardson, S. (2010) ‘Sustaining

corporate success: what drives the top

performers?’, Journal of Business Strategy,

31, 5: pp. 4-13.

Sheehan, R. (1996) ‘Mission

Accomplishment as Philanthropic

Organization Effectiveness: Key Findings

from the Excellence in Philanthropy

Project’, Nonprofit and Voluntary Sector

Quarterly, 25: pp. 110–123.

Vázquez, R., Álvarez, L.I., Santos,

M.L. (2001) ‘Market Orientation and

Social Services in Private Non-Profit

Organisations’, European Journal of

Marketing, 36,9: pp. 1022-1046.

Page 9: Seceur quarterly

9

Puzzle of funding - Scorecard

Allignment 1 2 3 4 5 ?

De doelstelling van het project sluit aan bij de visie van het fonds

De doelstelling van het project is in lijn met de doelstelling van de uitvoerende organisatie

De activiteiten dragen direct bij aan het behalen van de doelstelling van het desbetreffende project

Stichting 1 2 3 4 5 ?

Organisatie

Het project is logisch georganiseerd

De verantwoordelijkheden zijn helder

De werkverdeling is realistisch

Het organogram is compleet en duidelijk

Het organogram is consistent met de begroting en projectplannen

Societal Promise

De organisatie streeft naar een maatschappelijk doel

De doelstellingen van zowel de organisatie als het project zijn concreet

De doelstellingen van de organisatie en het project zijn gespecialiseerd, niet te breed

Groei & succes

De organisatie is zodanig gegroeid dat zij beter in staat is om de doelgroep te helpen

De doelstellingen zijn de vorige keer behaald

De behoefte naar de dienst is sterk

Project 1 2 3 4 5 ?

Efficiëntie

Het budget is gespecificeerd en onderbouwd

Er wordt veel impact gemaakt per geïnvesteerde euro

De middelen worden efficiënt besteed

Flexibiliteit

De planning is realistisch

Er is van tevoren nagedacht over eventuele tegenslagen

Evaluatie

Er zijn mijlpalen gecreëerd om de voortgang te meten

Het is helder en concreet gedefinieerd wat het project succesvol maakt

De voortgang in het bereiken van de doelen wordt in de gaten gehouden

Netwerk 1 2 3 4 5 ?

Er wordt veel samengewerkt met andere partijen

Er wordt intensief contact onderhouden met andere partijen

Samenwerkende partijen hebben een goede indruk van het project

Eindoordeel Score

Organisatie

Societal Promise

Groei/succes

Efficientie

Flexibiliteit

Planning

Golden Score

Page 10: Seceur quarterly

10

De sociale voetafdruk van de voedselbanken vergrotenVoedselonzekerheid is dichterbij dan je

denkt

Wanneer men aan honger denkt, rust het

vooroordeel dat dit enkel een fenomeen

is van de derde wereld. Echter, zelfs

vandaag de dag leeft een groot deel

van de populatie van o.a. Nederland

met de onzekerheid of ze voor de week

nog genoeg geld hebben voor eten en

drinken.

Zo zijn er in Nederland op dit moment

ongeveer 30.000 huishoudens die wekelijks

hulp krijgen van een voedselbank. Al deze

cliënten leven onder een vastgestelde

norm van maandelijks leefgeld (inkomen

minus vaste lasten):

• 180 euro voor een volwassene, plus

• 60 euro voor elke extra volwassene, plus

• 50 euro voor elk kind

Omdat dit te weinig is om dagelijks van

te eten en drinken, maar ook kleding

van te kunnen kopen, bieden de

voedselbanken hulp in de vorm van een

wekelijks voedselpakket. Dit pakket is in

de meeste gevallen niet genoeg om een

gehele week van te kunnen eten, maar

geeft wel steun aan de allerarmsten in de

samenleving.

“Het kan iedereen overkomen, zelfs als je

het nu goed hebt; het kan altijd van het

een op het andere moment fout gaan”

- Bestuurslid/coördinator/intaker

voedselbank

Risicogroepen voor armoede

Volgens het CBS is sinds 2008 de armoede

in Nederland in absolute en percentuele

getallen gestegen. Van 2008 tot 2011 zijn

er 75.000 huishoudens bij gekomen.

Geconstateerd is dat risicogroepen voor

een inkomen onder de grens zijn:

• Eenoudergezinnen met minderjarige

kinderen;

• Alleenstaanden onder de 65 jaar;

• Niet-westerse huishoudens.

Ondanks de berichten in de politiek

over armoede bij 65+ heeft deze

groep juist het minste risico in armoede

te belanden vanwege de AOW en

pensioenen Ze maken nog geen 1,5%

van het totaal aantal huishoudens onder

de armoedegrens uit in 2010. Hoge

woonlasten en schulden zijn steeds meer

de oorzaak van armoede; zo stegen

betalingsachterstanden van 5% in 2010

naar 20% in 2012.

Een zeer belangrijke bevinding van het

CBS is het feit dat van de huishoudens

met een laag inkomen, 14% (2010) heeft

aangegeven onvoldoende geld te

hebben om elke twee dagen een warme

maaltijd te kopen.

Particulier initiatief

De eerste voedselbanken verschenen in

de Verenigde Staten in 1967 en bleven tot

het begin van de 21e eeuw een onbekend

fenomeen in Europa. Echter vanaf de

jaren tachtig bleken er toch gaten te zijn

in de sociale voorzieningen van Europese

landen. Bovendien begon veelal

Christelijke liefdadigheid te verdwijnen.

Zo ontstond de eerste voedselbank, als

particulier initiatief, in Frankrijk in 1984 en

in België in 1986.

In Nederland werd de eerste voedselbank

pas opgericht in 2002 door Familie Sies

in Rotterdam. Het initiatief kreeg veel

aandacht in de media en politiek. Ieder

jaar verschenen er steeds meerdere

locaties: het aantal voedselbanken steeg

naar 137 voedselbanken die in 2012 hulp

boden aan circa 74.000 personen.

Ten behoeve van de coördinatie en

homogeniteit tussen de voedselbanken

is in 2006 als overkoepelende organisatie

de stichting Voedselbanken Nederland

opgericht. Niet alle voedselbanken/

gaarkeukens en andere dergelijke

initiatieven zijn aangesloten bij deze

organisatie, omdat aan bepaalde

richtlijnen moet worden voldaan,

waarvan de belangrijkste zijn:

10.000

2002 2004 2006 2008 2010 20120

20.000

30.000

40.000

50.000

60.000

70.000

80.000

Aantal cliënten bij de voedselbanken in Nederland (bron: VBN)

Aantal personen

Aantal huishoudens

• Er wordt uitsluitend met vrijwilligers

gewerkt;

• Er wordt uitsluitend gratis verkregen

voedsel gratis uitgedeeld;

• Voedselbanken moeten bij cliënten

controleren of zij voldoen aan de voor

hun geldende norm van leefgeld;

• Er moet aan speciale voedselveilig-

heidsregels worden voldaan.

License to operate

Eén van de grootste uitdagingen van de

voedselbanken die nog steeds heerst,

is de legitimiteit van hun bestaan onder

de (instanties van) de gemeenten en de

staat. Door o.a. de vele media-aandacht,

maar ook het goede werk van de

voedselbanken lokaal, is de voedselbank

wel omarmd door bewoners, aldus de

medewerkers van de voedselbank zelf.

Maar ondanks dat voedselbanken al

11 jaar een fenomeen zijn in Nederland

en dat zij allemaal ieder jaar groter

worden, bestaat de gedachte in de

politiek dat voedselbanken niet nodig

zijn. Men blijft in de veronderstelling dat

de sociale voorzieningen in Nederland

dermate goed zijn ingericht dat het

onmogelijk is dat mensen zich niet op de

basisvoorzieningen kunnen voorzien. Dit is

ook de voornaamste reden aangegeven

bij de geschatte 40% van gemeenten die

voedselbanken niet (financieel) steunen.

Ze moedigen de voedselbanken aan,

maar steunen het niet, ondanks dat er

in de realiteit mensen onder de lage

inkomensnorm van de voedselbank leven.

Page 11: Seceur quarterly

11

inkomen verzwegen wordt, heeft de

deurwaarder het recht aan te nemen

dat er twee inkomens zijn en mag hij

de beslagvrije voet halveren. Ook kan

er door miscommunicatie tussen de

verschillende schuldeisers alsnog op

teveel eigendom beslag worden gelegd.

Het onvermogen van de schuldenaar

om orde te creëren, lijkt de voornaamste

oorzaak voor zijn problemen. Wanneer

een dergelijk individu echter hulp krijgt

vanuit bijvoorbeeld maatschappelijk werk,

worden deze problemen voorkomen.

“Dagobert Duck leert ons dat het alleen

leuk is om met geld bezig te zijn wanneer

je er veel van hebt.” - Intaker voedselbank

Des te opmerkelijker is dan ook dat lang

niet de gehele clientèle wordt geholpen

met hun schulden; 85% heeft schulden

maar slechts 35% wordt hiervoor geholpen

door schuldhulpverlening.

Tussen wal en schip

In conclusie kan men dus stellen dat

er structureel nog gaten in de sociale

voorzieningen van de staat en gemeenten

zitten. Cliënten zijn tussen wal en schip

gevallen door:

• Slecht geregelde schuldhulp bij

complexe schuldproblemen;

• Lange aanvraagprocedures tijdens

plotselinge problemen (ontslag/

faillissement/vluchten);

Vluchtelingen: een uitzonderingsgroep

Voor vluchtelingen wordt vaak een

uitzondering gemaakt in het proces

van intakes bij de voedselbank.

Omdat vluchtelingen vaak 8 tot 12

weken moeten wachten op een

verblijfsdocument, kunnen zij vaak

nog geen aanspraak maken op

sociale voorzieningen. Omdat dan de

voedselbank dan vaak nog het laatste

vangnet is voor deze personen, krijgen

zij tijdelijk wel een voedselpakket mee

totdat al het papierwerk ontvangen is.

Dit gaat wel vaak in goed gesprek met

Vluchtelingenwerk Nederland.

“De overheid regelt het inkomensbeleid,

de gemeenten het armoedebeleid.

Het fenomeen van een voedselbank

ondermijnt hun werk [...] Maar ik vind het

initiatief van de voedselbank geweldig,

het gaat namelijk niet om hun, het gaat

om ons, wij doen ons werk slecht.”

- Maatschappelijk werker

In verscheidene jaarverslagen, maar ook

in interviews, komt vaak naar voren dat

het fenomeen de voedselbank er niet

hoort te zijn of dat de voedselbank geen

oplossing is, maar alleen een ‘klein steuntje

in de rug’. Zo worden vaak termen als

‘een succesvol jaar’ vermeden door

vrijwilligers van de voedselbank, omdat ze

zelf aangeven dat hun werk eigenlijk niet

had moeten bestaan.

Voedselverspilling

Er wordt ook veel nadruk gelegd op het

feit dat de voedselbank uitsluitend gratis

verkregen voedsel uitdeelt; “het voedsel

dat wij verkregen hebben zou anders

weggegooid zijn vanwege inefficiëntie,

overproductie en simpelweg verspilling.”

Wel wordt van de geschatte 2,6 miljoen

ton voedsel die Nederland jaarlijks

verspilt slechts 1% gedoneerd aan de

voedselbanken. Niet voor niets stelt

Voedselbanken Nederland dan ook het

tegengaan van voedselverspilling als

tweede doel. De media-aandacht voor

de voedselbanken zijn dus ook deels

verantwoordelijk voor de recente politieke

aandacht voor voedselverspilling.

Segmentering van de cliënten

Voedselbanken hebben een complex

netwerk van belanghebbenden. Vooral

de gemeente-instellingen zijn hierbij

belangrijk omdat zij nauw verbonden

zijn met het oplossen van de problemen

van de cliënten en ook zeer regelmatig

contact hebben (dagelijks/wekelijks).

Cliënten hebben vaak met veel instanties

te maken, omdat hun problemen vaak

zeer complex zijn en zelden zijn te

herleiden tot één oorzaak.

Gedeelde kenmerken voor bijna alle

voedselbankcliënten zijn:

1. Complexe problemen;

2. Veel gezinnen met schulden, nl. 85%;

3. ‘Drempel van schaamte’ te overwinnen

bij een eerste bezoek.

Er is een duidelijk verschil te zien tussen

cliënten die kortstondig hulp (84%)

gebruiken en zij die langdurige hulp

(16%) gebruiken. Veel ZZP’ers en zij die

voorheen een hoog inkomen hadden

hebben vaak kortstondige hulp nodig. Bij

degenen die kortstondige hulp gebruiken

zijn de toeslagen/bijstand vaak binnen

6 maanden geregeld, terwijl langdurige

hulpbehoevenden veel ‘schrijnende’

gevallen zijn. Deze laatste zijn vooral

inactieve cliënten met een ongezonde

levensstijl, die de moed al hebben

opgegeven, onverzorgd zijn, en ‘deviant

behaviour’ vertonen – een onvermogen

om zich aan sociale omgangsregels te

houden. Voornamelijk bij de langdurig

hulpbehoevenden is er sprake van een

chaotische situatie; veel papierwerk,

schulden lang genegeerd, en angst voor

brieven.

Chaotische beslaglegging

Opmerkelijk hieraan is dat langdurig

hulpbehoevenden eigenlijk niet zouden

moeten bestaan; gezien de sociale

voorzieningen in Nederland zouden zij

recht moeten hebben op subsidies en/

of bijstand wanneer zij zich langer in het

traject begeven. Zelfs in gevallen waarbij

er sprake is van grote schulden is het in

principe onmogelijk dat deze gezinnen

onder de norm van de voedselbank

komen. Dit komt door de beslagvrije voet;

het besteedbare inkomen dat overblijft

na berekening van wat geïnd mag

worden door de deurwaarder. Recentelijk

is wel in het nieuws verschenen dat een

deurwaarder niet altijd rekening houdt

met de beslagvrije voet, en daarom

vaak meer schuld int dan uitgerekend

is. Uit interviews met maatschappelijk

werk blijkt echter dat de deurwaarder

zich aan de regels houdt en het aan de

bewoner zelf te wijten is. Indien namelijk

Page 12: Seceur quarterly

12

te gebruiken en te combineren en zo

naast gezond te eten, dat ook op een

goedkope manier te doen. Dat is goed

voor de portemonnee, en voorkomt

verspilling van voedsel.

Maar ook is het een mooi, positief verhaal

om te delen met de diverse stakeholders.

Zo laat de voedselbank niet alleen zien

dat zij broodnodig zijn in het sociale web,

maar dat zij ook mensen nieuwe, gezonde

en positieve energie geven.

Tommy Hendrickx

Bronnen

Voedselbank Nederland (2013), Feiten en

cijfers augustus 2013.

Ministerie van Landbouw, Natuur en

Voedselkwaliteit (2010), Feiten en

cijfers over verspillen van voedsel door

consumenten.

Sociaal Cultureel Planbureau, Centraal

Bureau voor de Statistiek (2012),

Armoedesignalement 2012.

Feeding America (2011), ‘Detailed

Characteristics of Food Pantry Clients’,

FoodBanks: Hunger’s New Staple.

Nationale Commissie voor internationale

ontwikkeling en Duurzame Ontwikkeling

(2013), De feiten op een rij:

Voedselverspilling, juni 2013.

Uitenbroek, D.G., Ujcic-Voortman,

J.K., Janssen, A.P., Tichelman, P.J.,

Verhoeff, A.P. (2006) ‘Gezond zijn

en gezond leven’, Amsterdamse

Gezondheidsmonitor, GGD Amsterdam.

Mul, A. de, Waterlander, W.E., Steenhuis,

I.H.M., Seidell, J.C. (2009) Prijs als factor

in voedingskeuze, Amsterdam: Vrije

Universiteit Amsterdam.

Giskes, K., Lenthe, F., Brug, J.,

Mackenbach, J. (2004) Dietary intakes of

adults in the Netherlands by childhood

and adulthood socioeconomic position,

58(6): 871-880.

• Een te groot opgebouwd eigen

vermogen waardoor geen aanspraak

kan worden gedaan op uitkeringen;

• Andere ingewikkelde

beroepsprocedures (bijv. betreft

arbeidsongeschiktheid).

Voedselbanken vangen deze mensen op

door te ondersteunen in het voorzien van

de primaire levensbehoeften. Maar kan

de voedselbank meer hulp bieden zodat

meer van haar clientèle sneller uit het

voedselbank traject komt?

Het bestaansrecht van de voedselbank

vergroten

De voedselbank kan haar

maatschappelijke functie verbreden,

maar dit in nauwe betrokkenheid doen

met andere instanties. Voedselverspilling

wordt nu slechts ten dele wordt opgelost.

En omdat de voedselbank direct contact

heeft met de doelgroep, is er een kans

voor de voedselbank om meer dan slechts

voedsel te bieden aan haar clientèle.

Sociaal web

Een schoenmaker moet wel bij zijn leest

blijven, en daarom zal de voedselbank

andere partijen die armoedebestrijding

op hun agenda hebben meer moeten

betrekken; zoals de kringloper voor

kleding en meubels (waar 60% geen geld

voor heeft). Ook moet het niet proberen

de financiële problemen van de klanten

proberen op te lossen; daar zijn andere

instanties van de gemeente of bijv.

‘schuldhulpmaatje’ voor. Omdat het

sociale web zeer groot is en er veel spelers

aanwezig zijn moet de voedselbank wel

de belangrijkste spelers meer betrekken

in wat zij doet. ‘Zelfredzaamheid’ leert

men niet in een dag, en zeker niet alleen

en daarom zal de voedselbank actief

contact moeten onderhouden met

spelers zoals schuldhulpmaatje en de

sociale dienst, wat verder moet gaan dan

enkel cliënten doorverwijzen.

Overschot

Andere belemmeringen zijn de

bezuinigingen bij bedrijven en de

regelgeving van de VWA; zo moeten

bijvoorbeeld verse vleeswaren gekoeld

zijn om nog te mogen uitdelen, maar de

aanschaf en in stand houden van koeling

is prijzig. Voedselbanken geven aan dat

het lastiger wordt bij bedrijven voedsel te

krijgen; er zijn minder overschotten door

betere processen, verlaagde productie,

meer export of andere redenen betreft

regelgeving. De voedselbank zal dus

alternatieve wegen moeten vinden.

Zo wordt er bijv. nog altijd het meeste

voedsel verspilt bij de consument.

Stimuleren van een gezonde levensstijl

Waar de voedselbank sterk in is, is het

voorzien in de primaire levensbehoeften

van eten en drinken. Een logische

uitbreiding die bijdraagt aan een

gezonde levensstijl, is persoonlijke

verzorging. Gezien er al contacten

bestaan tussen bedrijven als Unilever en

de landelijke organisatie, maar ook tussen

supermarkten en lokale uitgiftepunten,

kan men relatief eenvoudig persoonlijke

verzorgingsproducten verkrijgen.

Een levensstijl als ongezond eten,

alcoholmisbruik, roken, en slechte

persoonlijke verzorging zijn in vele

onderzoeken onlosmakelijk in verband

gebracht met lage sociaal-economische

status. Gezien de prijsgevoeligheid van

personen met lage socio-economische

status op het gebied van de aanschaf van

gezond voedsel zullen voedselbanken

enerzijds een gezonder aanbod moeten

aanbieden, en anderzijds gezonde

voedselaankopen moeten stimuleren.

Enkele praktische ideeën om dit uit te

werken kunnen zijn:

• Een receptenboekje dat aansluit met

de inhoud van het voedselpakket van

de desbetreffende week;

• Een actief educatie-programma om

cliënten op een positieve manier te

laten genieten van het gemak van

koken. Zelfs het stimuleren van gezond

koken één of meerdere malen per

week kan de oude ongezonde routine

verbreken.

Men leert ook efficiënter de producten

Page 13: Seceur quarterly

13

Ruut Veenhoven (1942) is socioloog

en wereldwijd pionier en autoriteit

op het gebied van wetenschappelijk

geluksonderzoek. Met zijn werk over de

sociale voorwaarden voor geluk aan de

Erasmus Universiteit Rotterdam heeft hij

bijgedragen aan de recente belangstelling

voor geluk als beleidsdoel. Hij heeft met

zijn onderzoeken aangetoond dat geluk

betrouwbaar gemeten kan worden en

is de oprichter van de World Database

of Happiness, waarin meer dan 20.000

onderzoeksresultaten met betrekking tot

geluk zijn opgenomen.

SECEUR vraagt zich af hoe

geluksonderzoek werkt, wat zorgt voor

geluk, en hoe Nederlandse stichtingen

hierop kunnen inspelen. Tijdens een

interview met een prachtig uitzicht op

Rotterdam vanuit de Erasmus Universiteit

krijgen we fascinerende antwoorden.

U bent van huis uit socioloog. Hoe bent u

erbij gekomen om zich te specialiseren in

geluksonderzoek?

Ik heb die belangstelling al tijdens mijn

studie Sociologie gekregen, want als

socioloog ben je toch wel geïnteresseerd

in het maatschappelijk debat en toen

kreeg je het debat over de zegeningen

van de economische groei - een debat

wat nu trouwens ook weer terugkomt.

Toen was de slogan: “niet meer welvaart

maar meer welzijn”. In het linkse klimaat

van die tijd werd ‘welzijn’ opgevat als iets

wat niet door de markt geleverd wordt,

maar door de staat, zoals straatlantaarns

en gezondheidszorg. Daarmee werd

welzijn dus gezien als aanbod van

goederen en diensten, terwijl ik juist vond

dat je moest kijken naar welbevinden.

Voelen mensen zich lekker; voelen ze

zich gelukkig? Voor die invalshoek was

destijds weinig enthousiasme, want in zo’n

politiek debat zijn er toch belangen van

aanbieders die de boventoon voeren

en geluk was niet iets wat de aandacht

had. Als je je depressief voelde moesten

er maar pilletjes worden voorgeschreven.

In die tijd volgde ik een college ‘Sociale

filosofie’ en daar maakte ik kennis met de

leer van het grootste geluk: wat is goed

en wat is slecht? De opvatting daar is dat

datgene goed is wat leidt tot een groter

geluk voor de meeste mensen. Als je dat

doortrekt naar beleid dan is een goede

politicus dus iemand die ervoor zorgt

dat zoveel mogelijk mensen gelukkig

zijn. Dat vond ik buitengewoon logisch

en ik verbaasde me erover dat dit in het

politieke discours bijna geen rol speelde.

Dat samen zorgde ervoor dat ik een

paper ging schrijven en ging kijken wat er

over geluk bekend is. Daar vond ik veel

filosofie over geluk, maar weinig empirie

[metingen van feiten - red.] op een paar

studies na. Dat paper wat ik erover schreef

werd toen gepubliceerd en zelfs nog een

paar keer herdrukt. Toen realiseerde ik me

dat ik iets bij mensen had geraakt en ben

ik ermee verder gegaan.

ONDERZOEKEN VAN GELUK

Wat is geluk?

Levensvoldoening. Dat je voldoening

schept in het leven dat je leidt. Als je

eenmaal die definitie hebt kan is het

meten niet zo’n probleem, want mensen

weten of ze plezier hebben in hun leven,

dus dat kan je vragen. Er zijn een hele

hoop andere definities van geluk die

minder makkelijk te meten zijn, maar de

mate waarin mensen plezier hebben in

hun leven kan je gewoon aan ze vragen.

Dat moet je natuurlijk wel op een correcte

manier doen. In redelijke anonimiteit; niet

als bijvoorbeeld de verloofde ernaast zit.

Ook betekent het woord ‘geluk’ in andere

culturen soms iets anders. Woorden in

andere talen hoeven namelijk niet precies

hetzelfde te betekenen, dus je kan het

begrip beter omschrijven en geen gebruik

maken van meerduidige woorden. Je

kan bijvoorbeeld beter vragen: “Alles bij

elkaar genomen, hoeveel voldoening

schept u in het leven wat u leidt?”

Het begrip zelf is ehter niet cultureel

bepaald. Wat enigszins cultureel is

bepaald is wat men denkt dat gelukkig

maakt, maar hoe gelukkig je bent is

universeel, net zoals bijvoorbeeld het

hebben van hoofdpijn. Voor iedereen is

het hetzelfde.

Merkt u dat geluksonderzoek steeds meer

in de belangstelling komt te staan?

Ja, als je het uitzet in een grafiek zie je

het aantal publicaties sterk toenemen.

Interview met geluksonderzoeker Ruut Veenhoven

Page 14: Seceur quarterly

14

Het wordt daarom ook steeds moeilijker

om bij te houden wat er allemaal over is

gepubliceerd. We hebben er onze handen

vol aan om alle nieuwe onderzoeken te

verwerken.

NEDERLAND EN VERKLARINGEN VOOR

GELUK

Hoe doet Nederland het qua geluks-

gevoel?

Het Nederlandse geluksgevoel ligt nu

op een 7,8 en het kruipt langzamerhand

naar een 8. Daarmee zijn we niet het

aller-gelukkigste land, de Denen zijn nog

wat gelukkiger, maar we zitten wel in

de kopgroep. Die kopgroep bestaat uit

allemaal rijke landen, democratische

landen, landen met een sterke man/

vrouw-gelijkheid.

“De Nederlandse manier van opvoeden

draagt bij aan het geluk van de kinderen

in hun latere leven.”

Ook hebben we in Nederland een goede

overheid en een grote mate van vrijheid.

Dat betekent niet alleen geen externe

belemmering van keuzevrijheid, maar ook

het persoonlijk vermogen om te kiezen.

Dat je weet wat je wilt en ook iets durft.

In de Nederlandse opvoeding wordt

die autonomie behoorlijk gestimuleerd.

Kinderen worden door hun ouders

veel gehoord. Zo leren ze voor zichzelf

op te komen en te articuleren wat ze

nou echt willen. Dat zie je in zowel de

opvoeding thuis als op school. De leraar

is vaak een hulp voor de kinderen om zelf

dingen te ontdekken. Dat is heel anders

in bijvoorbeeld Japan of Frankrijk waar

echt nog een leraar voor de klas staat

die de leerlingen de stof uit hun hoofd

laat leren en er een veel meer verticale

relatie is. Die kinderen bouwen daar

minder zelfvertrouwen op en durven later

niet op te staan tegen bijvoorbeeld hun

baas als iets ze niet zint. Zij worden in veel

meer situaties gemanoeuvreerd die ze

zelf helemaal niet willen. Die Nederlandse

cultuur van individualisme en autonomie,

die natuurlijk ook zijn keerzijde heeft,

is eigenlijk erg positief. Daarom zijn de

Nederlanders zo gelukkig.

Wat verklaart nog meer geluk?

Wanneer je kijkt naar gemiddeld geluk

dan zie je dat het sterk met elkaar verschilt

per land. Van een 8,3 in Denemarken als

hoogste naar een 2,8 in Togo als laagste.

Je ziet enorme verschillen en die kun je

heel goed verklaren door middel van voor

de hand liggende kenmerken van een

land: welvaart, democratie, gelijkheid,

vrijheid. Vrijheid is een hele belangrijke

en de sterkste correlatie [verband – red.]

wordt gevonden bij de kwaliteit van de

overheid.

Weinig mensen zullen denken dat ze

zo gelukkig zijn, omdat ze een goede

overheid hebben.

Wanneer een land een goed

georganiseerde overheid heeft, dus

bijvoorbeeld niet corrupt, deskundig,

responsief dan betekent dat dat

de publieke voorzieningen werken

en dat daarmee een context van

vrijheid geschapen wordt. In een goed

georganiseerde samenleving heb je

keus. Je kan bijvoorbeeld je eigen

beroep kiezen en met wie je trouwt. De

samenlevingen die geen sterke centrale

overheid hebben, hebben een andere

sterke macht. Vaak is dat de clan of de

familie. Hoewel het een warme band kan

opleveren beperkt het je ook heel erg. Je

bent bijvoorbeeld heel erg afhankelijk van

je ouders en zij zijn later ook weer heel erg

afhankelijk van jou waardoor je niet teveel

afstand van ze kan nemen. Dat leidt tot

een cultuur waar heel veel mensen niet

gelukkig zijn.

De overheid schept dus vrijheid. In zekere

zin door onvrijheid omdat je belasting

moet betalen en je aan de wetten moet

houden, maar binnen die gebondenheid

heb je een enorme vrijheid.

Hoe leidt die vrijheid tot geluk?

We zijn niet allemaal hetzelfde en een leuk

leven hebben betekent een levenswijze

zoeken die bij je past. De keuzevrijheid

zorgt ervoor dat je je levensstijl kan

wijzigen. Je kan bijvoorbeeld stoppen

met je studie als je het niet leuk vindt. Die

mogelijkheid tot ‘switchen’ zorgt voor een

gelukkiger leven.

We zijn wel economisch gezien minder vrij

dan bijvoorbeeld de Verenigde Staten.

Heeft de inkomensgelijkheid ook invloed

op geluk?

Ik heb de inkomensverdeling onderzocht,

maar daar vind je eigenlijk weinig effect.

Binnen Europa wel. In de Scandinavische

landen, waar kleine inkomensverschillen

zijn, zijn de mensen gelukkiger dan

de Zuid-Europese landen met grotere

inkomensverschillen. Op een wereldwijd

niveau zie je dat verband echter

niet. Mijns inziens komt dat omdat

inkomensongelijkheid zowel voor- als

nadelen heeft. Het nadeel is evident: er

zijn [weinig] mensen die veel hebben en

[veel] mensen die weinig hebben, maar

het heeft ook voordelen. Het stuwt de

economie op. In ontwikkelingslanden is er

zelfs een positief verband. Hoe ongelijker,

hoe gelukkiger. Dat betekent namelijk dat

er schwung in de economie zit.

“Meer sociale zekerheid zorgt niet voor

meer geluk.”

Als je het bekijkt vanuit een politiek

perspectief dan wil links een sterkere

overheid en meer gelijkheid. Die sterkere

overheid leidt weliswaar tot meer geluk,

maar dat betekent niet dat de overheid

meer publieke goederen moet leveren,

zoals meer sociale zekerheid. Iedereen

heeft natuurlijk een vangnet nodig,

maar het maakt voor het geluksgevoel

niet uit of dat vangnet 10% van het BBP

is of 25% zoals het ooit in Zweden was.

Wat dat betreft heeft rechts eigenlijk

meer steun in het geluksonderzoek.

Rechts pleit bijvoorbeeld voor een grote

vrijheid en dat leidt tot meer geluk. Aan

de andere kant is een deel van rechts

tegen het individualisme en hebben een

communitaristisch ideaal. Dat draagt niet

echt bij aan een groter geluksgevoel,

maar als je het communitarisme ziet als het

hebben van een sterk maatschappelijk

Page 15: Seceur quarterly

15

middenveld dan wel.

In hoeverre wordt nu door beleidsmakers

rekening gehouden met geluk?

Het wordt nauwelijks gedaan. Voor politici

is geluk niet zo’n prettig thema, want zij

zijn eigenlijk ‘probleemmakelaars’. Die

agenderen problemen en proberen die

op te lossen. Veel geluksonderzoek kwam

in eerste instantie wel uit linkse hoek,

maar het enthousiame is gedaald sinds

bleek dat inkomensverschil weinig af doet

aan geluk en de verzorgingsstaat weinig

toevoegt. Gezondheidszorg draagt wel

duidelijk bij tot geluk, vooral geestelijke

gezondheidszorg. De politieke lobby voor

geestelijke gezondheid is echter niet sterk

en daar wordt nu op bezuinigd. Buiten de

politiek is er wel groeiende belangstelling

voor geluk, onder meer bij ziektekosten

verzekeraars. Die weten inmiddels dat

geluk goed is voor de gezondheid;

gelukkige mensen worden minder gauw

ziek en leven daarom een stuk langer.

Daarom financiert zorgverzekeraar VGZ

de Gelukswijzer [www.gelukswijzer.nl].

Dat is een zelfhulpsite voor mensen voor

die wat meer inzicht willen krijgen in hun

eigen geluk. Je kunt er je geluk vergelijken

met dat van andere mensen zoals jij en

met een geluksdagboek krijg je meer

zicht op waar je je het best bij voelt. Dit

project wordt uitgevoerd op de Erasmus

universiteit bij de afdeling psychologie.

Zit er ook verschil in de leeftijden waarop

mensen het gelukkigst zijn?

Er zijn verschillende effecten, zoals de

leeftijd als zodanig, maar er zijn ook

cohorteffecten en aan het eind van de rit

ook selectie-effecten, want ongelukkige

mensen gaan eerder dood.

Hoewel de effecten moeilijk uit elkaar te

trekken zijn is er over het algemeen een

licht U-vormig patroon. In het begin van de

20 hebben mensen weinig verplichtingen

ten opzichte van een hypotheek en een

gezin en kunnen bijvoorbeeld nog van

studie veranderen, waardoor ze gelukkiger

zijn. Als al dit soort verplichtingen wel hun

intrede doen daalt het geluksgevoel en

wanneer de kinderen het huis uit zijn en

de hypotheek is afbetaald dan stijgt het

weer. Dat is een vrij grote stijging tot het

eind van hun leven. Alleen in het zicht van

de dood daalt het geluksgevoel weer

enigszins, maar eigenlijk toch minder dan

je zou denken.

STICHTINGEN

Denkt u dat stichtingen die opereren in het

maatschappelijk middenveld het geluks-

gevoel van mensen kunnen verhogen

doordat ze in een gat springen waar de

overheid steken laat vallen?

Ja, dat denk ik zeker. Dat kan op

verschillende manieren. Ze verlenen

verschillende diensten die zijn

toegesneden op behoeften. Voordat je

dat als overheid in het politieke proces

voor elkaar hebt duurt vaak heel lang.

Daarnaast functioneren stichtingen vaak

ook als lobby. Zo heb ik in het verleden

in een stichting gezeten voor abortus.

We hebben voor elkaar gekregen dat

we een kliniek konden openen. Dat kon

de overheid nooit doen, want er was

geen draagvlak voor, maar er waren wel

voldoende individuen die dat wel wilden.

Door geld bij elkaar te schrapen hebben

we dat kunnen doen, maar tegelijkertijd

waren we ook een pressiegroep.

“Het is aan te raden dat stichtingen kijken

naar geluksonderzoek met betrekking tot

hun doelgroep. ”

Hoe kunnen stichtingen geluksonderzoek

gebruiken?

Dat hangt af van de doelstelling en op

basis van die doelstelling kunnen ze gaan

kijken wat er bekend is over geluk. Is de

doelstelling bijvoorbeeld om kinderen

gelukkiger te maken door het aanleggen

van speeltuinen dan kunnen ze kijken of

er onderzoek is naar speeltuinen en wat

het effect ervan is op kinderen op korte en

lange termijn. Zo ja, is dat dan een positief

of misschien zelfs negatief verband en hier

kunnen ze hun activiteiten op aanpassen.

Het is zeker aan te raden om te kijken

naar geluksonderzoek voor de doelgroep.

Er is bijvoorbeeld onderzoek naar het

geluksniveau van migranten. Bij migranten

is vaak het dilemma of ze gaan integreren

of dat ze hun eigenheid moeten bewaren.

Uit onderzoek blijkt dat de geïntegreerde

migranten gelukkiger zijn dan de niet-

geïntegreerde migranten op de lange

termijn. Dat kun je dan gebruiken voor de

politiek van de stichting, maar stichtingen

kunnen ook mensen informeren waar ze

nou eigenlijk gelukkig van worden, in dit

geval dus door te integreren.

Hoe zit het bij de mensen die als vrijwilliger

verbonden zijn aan de stichting? Worden

zij gelukkiger van het helpen van mensen?

Ja, daar is onderzoek naar gedaan. Er

is altijd de vraag of mensen gelukkiger

worden van het vrijwilligerswerk of dat

gelukkigere mensen eerder vrijwilligerswerk

gaan doen. Het blijkt dat dit allebei het

geval is. Het is ook zo dat landen waar

meer vrijwilligerswerk gedaan wordt ook

gelukkiger zijn.

Het is ook interessant om op individueel

niveau te kijken of er verschillen zijn tussen

jonge of oude vrijwilligers, mannen en

vrouwen et cetera. Dan kunnen mensen

zien of het worden van een vrijwilliger

mensen met dezelfde eigenschappen

gelukkiger maakt. Dat proberen we

met de Gelukswijzer te achterhalen.

Dan vragen we wat mensen allemaal

doen en kunnen we achterhalen welk

soort mensen gelukkiger worden van

vrijwilligerswerk.

Wat kunnen organisaties doen om het

geluk voor hun vrijwilligers te vergroten?

Er is weinig onderzoek naar geluk op het

niveau van bedrijven of organisaties,

maar wel naar arbeidssatisfactie.

Daaruit blijkt dat als mensen binnen hun

mogelijkheden zelfstandig kunnen werken

ze dat prettiger vinden. Leiderschap is

vaak belangrijk. In vrijwilligersorganisaties

kun je weinig dwingen, dus daar heb je

sterk sociaal-emotionele leiders nodig,

maar je hebt ook wat ondernemende

mensen nodig als de organisatie succesvol

moet worden.

Mensen worden gelukkig van vrijwilliger-

swerk omdat ze iets nuttigs te doen

Page 16: Seceur quarterly

16

hebben, want men wordt over het

algemeen gelukkiger als je bezig bent.

Maar ook de sociale contacten die men

opdoet zorgen voor geluk en dat is nog

best een kunst om dat leuk te houden,

zeker nu de overheid sommige mensen

wil gaan verplichten om vrijwilligerswerk

te gaan doen. De meeste mensen die tot

nu toe vrijwilligerswerk hebben gedaan

doen dat omdat ze het leuk vinden om

met andere mensen om te gaan, maar

dat kan dus gaan veranderen.

Mounir Bendouch

Tom Langbroek

‘Overdenkingen in de ochtend’Column van Paul Gutteling

Dinsdag. Half negen. In het donker loop ik richting het kantoor van SECEUR. De

straten op de Erasmus Universiteit zijn vrijwel leeg. Ik loop voor de grote meute

uit die om negen uur in de collegebanken plaats gaat nemen. Studenten op

zoek naar kennis (en koffie). Maar dat is niet mijn doel. Ik open het kantoor

van SECEUR. Er is nog genoeg te doen.

Bijna een half jaar geleden hebben wij onszelf tot doel gesteld om, naast

het succesvol afronden van onze projecten, meer diversiteit aan te

brengen in de inhoud die wij leveren. Om onze kennis over de non-profit

sector ter beschikking te stellen aan een groot publiek. Openheid over onze

werkzaamheden is daarbij belangrijk.

Ook is een extern platform handig om problemen te onderzoeken die

organisaties overstijgen en organisaties te inspireren om aan de slag te

gaan met de nieuwe inzichten. En natuurlijk om onze eigen nieuwsgierigheid

bevredigen en antwoorden vinden op vragen die al maanden in onze

hoofden opgesloten zaten.

Het idee van SECEUR Quarterly was geboren.

Maar toen waren we er nog niet. De primaire taak van de Project Manager is

het bewaken van de voortgang en kwaliteit van de projecten. Kwaliteit is de

reden dat organisaties bij ons (terug)komen met hun vragen en problemen.

We zijn niet tevreden totdat elk detail is uitgedacht en alle vragen een

duidelijk en onderbouwd antwoord hebben. Gelukkig zitten de consultants

meestal op dezelfde golflengte en dat maakt het leveren van kwaliteit een

stuk makkelijker. Maar kwaliteit leveren betekent ook hard werken en de

aantrekkende vraag naar onze diensten maakt onze tijd schaars.

Dus ik heb SECEUR Quarterly niet alleen gemaakt of bedacht. Ik denk

niet dat dat mogelijk was geweest. Wat voor u ligt, is een verzameling

van onderzoeken, artikelen en interviews waar een team van consultants

hartstochtelijk aan heeft gewerkt. Diversiteit in de inhoud, zowel de focus

als de variatie van de artikelen, is de waarborg voor kwaliteit. Via deze

weg wil ik graag alle consultants bedanken voor de inzet, ideeën en het

doorzettingsvermogen en enthousiasme waarmee dit gepaard ging. Het is

werkelijk inspirerend hoe onze mensen het hebben opgepakt en welke leuke

ideeën hebben geleid tot deze editie van SECEUR Quarterly.

Ik hoop dat u, als lezer, enthousiast wordt na het lezen van deze editie en dat

u wat meekrijgt van onze intentie om de impact van non-profit organisaties

te vergroten. Terwijl ik dit schrijf, in een stille bestuurskamer, kan ik in ieder

geval een glimlach niet onderdrukken. We hebben veel hindernissen moeten

nemen om ons doel te verwezenlijken, maar dit is pas het begin. Er is nog

genoeg te doen.

Page 17: Seceur quarterly

17

Samen voor meer impactBovenstaande vier woorden vatten

eigenlijk alles samen, dit is waar alles om

draait en waar stichting SECEUR zich in

onderscheid.

Samen voor meer impact betekent voor

ons kennis vanuit de universiteit, studenten,

bedrijven en sociale organisaties bij elkaar

brengen.

Onze cliënten kiezen voor ons omdat wij

allereerst intrinsiek gemotiveerd zijn om

voor uw organisatie het verschil te maken

en omdat impact daarbij altijd voorop

staat. Ten tweede omdat al onze adviezen

op maat zijn en goed afgestemd op de

organisatie. Tot slot leveren we goed

gedegen onderzoek tegen een non-profit

vergoeding. Dit alles kunnen wij doen

doordat wij werken met studenten die zich

vrijwillig inzetten (intrinsiek gemotiveerd)

om voor uw impact aan de slag te gaan.

Dat wij ons op deze punten al meerdere

malen hebben bewezen blijkt wel uit

al het enthousiasme van voormalige

cliënten en dat we als organisatie al meer

als 60 projecten hebben afgerond.

Organisatie analyse

SECEUR kan u adviseren over vraagstukken

die gaan over verschillende aspecten

binnen uw organisatie. Het is belangrijk

om op te merken dat het domein van

het vraagstuk nooit op zichzelf staat en

andere aspecten van de organisatie altijd

mee worden genomen in het onderzoek.

Het grootste verschil tussen strategische

projecten en organisatie-optimalisatie

projecten is dat strategische vraagstukken

vaak een langdurige en grote impact

hebben op de organisatie. Dit soort keuzes

zijn vaak afhankelijk van vele complexe

factoren. Daarom is het belangrijk om een

goed onderbouwde keuze te maken.

Organisatie optimalisatie gaat over het

verbeteren van uw organisatie en gaat

daarmee dieper in op onderliggende

relaties, processen en activiteiten.

Hierbij is er op voorhand vaak geen

duidelijkheid over de aspecten die een

rol spelen of welke keuzes er gemaakt

dienen te worden om de verbetering

de bereiken. Wellicht is het zo dat voor

het beantwoorden van deze vragen

marktonderzoek gedaan moet worden,

ook dit behoort tot onze capaciteiten.

Strategie

Strategie heeft betrekking op de toekomst

van uw organisatie. Waar moet u zich op

focussen en wat heeft prioriteit? Hoe geeft

u richting aan uw organisatie? En welke

richting? Voor vragen rondom uw lange

termijn strategie kijken we bijvoorbeeld

naar uw visie, missie, stakeholders, business

model en omgeving. Ook vragen rondom

groeimogelijkheden vallen hier onder. Wij

helpen u ook met uw organisatiestrategie

waarbij, door het in lijn brengen van

uw activiteiten met uw doel en/of

doelgroep, de impact van uw organisatie

kan worden vergroot. Dit omvat onder

andere uw positionering, marketing en

activiteitenportofolio. Maar ook andere

aspecten van uw organisatie zoals uw

financiering en fondsenwervingstrategie

vallen hier onder.

Een aantal voorbeelden van vragen die

hier op aansluiten:

“Hoe kan onze organisatie zich op de

lange termijn financieren?”

“Welke doelgroep willen we helpen of

bereiken?”

“Welke activiteiten moeten we

continueren, stoppen of juist toevoegen?”

Organisatie optimalisatie

Uw stakeholders, binnen en buiten uw

organisatie, verwachten dat prestaties

continue worden verbeterd en impact

wordt vergroot. Met dit doel voor ogen

helpen wij u om uw organisatie, processen

en activiteiten zo goed mogelijk in te

richten. Hierbij kunt u denken aan de

organisatiestructuur, de organisatievorm,

het efficiënter en effectiever (her)inrichten

van interne processen en de vormgeving

van samenwerking binnen uw organisatie

of met andere partijen.

Een aantal voorbeelden van vragen die

hier op aansluiten:

“De samenwerking tussen verschillende

partijen verloopt niet optimaal en wisselt

sterk per partij, hoe kan het beter?”

“Een activiteit loopt niet lekker, wat gaat

er fout? En hoe kan het beter?”

“Welke organisatievormen zijn er nodig

om belangen en geldstromen van

verschillende samenwerkende partijen

goed te organiseren?”

Impact analyse

Voor stakeholders wordt het steeds

belangrijker om inzicht te krijgen in de

impact van uw organisatie. Daarom

zijn steeds meer stichtingen en andere

organisaties hier actief mee bezig. Helaas

komt de beslissing om impact te meten

vaak vanuit excentrieke motivatie tot

stand. Het niet meten van impact kan

immers voor financiers een reden zijn

om niet uw stichting of organisatie maar

een andere organisatie te financieren.

Gezien het feit dat de subsidie-inkomsten

bij veel stichtingen teruglopen en ze

daardoor meer afhankelijk zijn van

andere bronnen van financiering is het

belangrijker geworden dat stichtingen

zich verantwoorden richting haar

stakeholders. SECEUR helpt hierbij om

zo’n dergelijke meting op te zetten en

vervolgens te analyseren. Daarbij houden

we altijd rekening met de missie en

doelen van de organisatie en belangen

van stakeholders. Niet alleen het in kaart

brengen van de impact is voor ons

belangrijk, we besteden ook aandacht

aan hoe de stichting vervolgens zelf aan

de slag kan met deze resultaten om

Page 18: Seceur quarterly

18

de impact van haar activiteit te doen

vergroten.

Enkele voorbeelden van vragen die hier

op aansluiten:

“Op welke aspecten heeft de activiteit

invloed?”

“Wat is de impact van de activiteit op de

doelgroep?”

Brainstorm sessies

Wellicht heeft uw organisatie niet direct

een dringende vraag waarvoor een

uitgebreid advies nodig is, maar wilt

u wel graag een externe blik op uw

ideeën. SECEUR beschikt over een brede

academische kennis en kan hierdoor

in een paar uur waardevolle inzichten

genereren. Ondersteuning bij het nemen

van beslissingen, het evalueren van

uw businessplan en helpen met het

genereren van ideeën rondom een door

u aangedragen onderwerp, activiteit,

project of probleem. Voorafgaand aan

de brainstorm/feedback sessie zullen

we ons goed inlezen in de situatie en de

door u verstrekte documentatie. Tijdens

deze voorbereiding zullen we ook vragen

formuleren. Vaak is het zo dat het stellen

van de juiste vragen veel aan het licht

kan brengen. Wij zijn daarom graag uw

sparringpartner.

Een vraag die u aan ons zou kunnen

stellen:

“Waar zitten de verbeterpunten of

onduidelijkheden in ons businessplan?”

Enkele klanten

Een greep uit de cliënten die wij de

afgelopen jaren hebben mogen

ondersteunen:

• Johanniter Hulpverlening

• House of Hope

• Jarige Job

• Raad van Europa

• Maaszicht

• Meld Geweld

• Femme Fabrique

“SECEUR heeft een uitstekend

marktonderzoek uitgevoerd met direct

bruikbare resultaten. De adviseurs

van SECEUR zijn professioneel en de

samenwerking verliep uiterst prettig.”

- Irena Guidikova, Raad van Europa

Mocht u interesse hebben om met ons in

gesprek te gaan, dan bent u van harte

welkom om contact op te nemen met

Sven Verheugd, PR manager SECEUR

Rotterdam, of met Jim van der Klein,

Manager Externe Betrekkingen SECEUR

Amsterdam. De contactgegevens vindt u

achterin deze uitgave.

Bestuur SECEUR Amsterdam

Bestuur SECEUR Rotterdam

Page 19: Seceur quarterly

In contact komen met SECEUR?

RotterdamSven Verheugd, PR managerErasmus Universiteit RotterdamKamer N1-02

Kantoor: +31 (0) 10 408 96 75Mobiel: +31 (0) 68 32 06 [email protected]

AmsterdamJim van der Klein, Manager Externe Betrekkingenof Anouk Bleijenberg, Manager Externe BetrekkingenVrije Universiteit Amsterdam0D-gang

Kantoor: +31 (0) 20 598 75 68Mobiel: +31 (0) 6 30 46 54 [email protected]

www.seceur.com

RedacteurenPaul GuttelingMounir Bendouch

Met bijdrages vanDaan HalmaTommy HendrickxQuerine BulthuisSven VerheugdTom Langbroek

Simon van der Jagt Lars Speekenbrink- Webwai [email protected] +31 6 53 27 58 38

VormgevingLisanne Brummelhuis

Met dank aanRuut VeenhovenJoost ZandvlietShanna Bank

Page 20: Seceur quarterly

“Het aanbieden van ondersteuning aan non-profit

organisaties om deze efficiënter en effectiever te laten

opereren. Hierbij ambiëren wij de duurzaamheid van

non-profit organisaties te garanderen en het sociale

bewustzijn van toekomstige professionals te verhogen.”

SECEURSocial Enterprise Consulting