Upload
others
View
0
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Semantiek 1
college 2
Jan Koster
1
Boek
2
Twee benaderingen
Referentiële semantiek (denotationeel)
Accent op relaties tussen taalelementen en buitentalige
werkelijkheid (externalisme)
Representationele semantiek
Accent op conceptuele structuur (“mentale modellen”)
waarmee we de wereld benaderen (internalisme)
3
Soms: denote vs. refer
Denote: relatie tussen taalelementen en de wereld ( eigenschappen van
woorden)
Refer: wat een spreker doet als hij met taal naar aspecten van de wereld verwijst ( eigenschappen van taalgebruikers)
4
Semantiek en Pragmatiek (1)
Klassiek (volgens semioticus Charles Morris):
Syntaxis: formele relaties tussen tekens
Semantiek: relaties tussen tekens en de objecten waarop zij van toepassing zijn
Pragmatiek: de relatie van tekens tot interpretatoren (spreker, hoorder)
5
Gottlob Frege
Duits wiskundige en filosoof (1848-1925), grondlegger van logicisme en moderne referentiële semantiek
Maakte onderscheid tussen Sinn (sense, betekenis, intensie) en Bedeutung(reference, denotatie, extensie)
Voorbeeld: morgenster en avondster (= Venus)
6
Semantiek en Pragmatiek (2)
Onderscheid vooral in Fregeaanse traditie en later in het logisch positivisme
Frege: betekenis is objectief, staat los van individuele kennis of subjectiviteit
Logisch positivisme: zinnen zijn óf analytisch (tautologisch) óf gekoppeld aan extensies (brugprincipes, I-functies)
7
Logisch positivisme
Wiener Kreis, groep Weense wiskundigen en filosofen met o.a. Moritz Schlick en Rudolf Carnap (jaren 20 en 30 van de 20ste eeuw).
Anti-metafysisch
Onwikkeling referentiële semantiek
8
Polysemie (1)
Het boek weegt een pond
Het boek is spannend
Het boek past op een memory stick
Het boek bestaat alleen nog in haar hoofd
Het boek is zijn belangrijkste bron van inkomsten
etc.
9
Interpretatie
bepaalt referentie (denotatie)
noodzakelijke voorwaarde voor referentie
hangt af van context en kennis (en zelfs het wereldbeeld) van taalgebruikers
10
Semantiek en Pragmatiek (3)
Onderscheid is twijfelachtig: het is de vraag of er betekenis is zonder contextuele interpretatie door mensen
Wisselend wereldbeeld onderdeel van context
Probleem van groot belang voor de omgang met teksten (wetenschappelijke theorieën, wetsteksten, religieuze teksten)
11
Voorlopige conclusie
representationele theorie is correct
betekenis kan (althans in de besproken gevallen) niet gezien worden als verzameling eigenschappen van woorden (denotatie) los van spreker en hoorder
12
Referentie (denotatie)
Bij inhoudswoorden: zelfstandige naamwoorden (boek), werkwoorden (spelen), adjectieven (blauw), etc.
Niet bij functiewoorden: kwantoren (alle, sommige), lidwoorden (de, het, een), voegwoorden (dat, en, maar, want), bijwoorden (niet, misschien)
13
Zelfstandige naamwoorden
Boek: verwijst naar verzameling boeken (denotatie, extensie)
Het boek: pas door combinatie met lidwoord kan er verwezen worden naar individu
14
Deixis
Verwijzing variabel: afhankelijk van wie spreker is of toegesprokene: ik, jij (deiktische woorden of indexicals)
Vraag: is de verwijzing van woorden als boek vast of variabel?
15
Twee theorieën over namen
Descriptietheorie: referentie komt tot stand via juiste descripties (Frege, Russell, Searle)
Causale theorie: referentie wordt veroorzaakt door initiële naamgevings-handeling (zoals doop) (Kripke, Donnellan)
Eenzijdige nadruk op één soort gebruik van namen (gaat niet over dè betekenis)
16
Polysemie (2)
Kant is moeilijk Jan Koster is moeilijk Schubert is moeilijk Schubert is 30 pagina’s Schubert ligt in de winkel Schubert wordt herbegraven volgend jaar Schubert kan gratis gedownload worden Schubert kun je tegen betaling laten branden etc.
17
Definiete descripties
Zelfstandige naamwoorden met bepaald lidwoord: de broer van Marie, het hoofd van de afdeling, etc.
Existentiële presuppositie (Russell):
“De huidige koning van Frankrijk is kaal”
18
Mentale representaties
beeld in hoofd op basis van gelijkenis
definities (noodzakelijke en voldoende voorwaarden)
parafrases
prototypes
kennisclusters
19
Beeldtheorie
Beeldtheorie deed opgang bij de empiristen in 17e eeuw (bv. John Locke)
Weerlegd door bisschop Berkeley:
Driehoek met rechthoek, scherpe hoeken, stompe hoek, al dan niet gelijkzijdig, etc. geen algemeen beeld
20
Definities
vooral populair bij Aristoteles (essenties, universalia, waarvoor noodzakelijke en voldoende voorwaarden kunnen worden gegeven)
lukt nooit: vgl. mens = ongevederde tweevoeter
kennis van de wereld variabel
21
Parafrases
Vergelijkbaar probleem: pork = meat from pigs
Geen scherpe grens tussen woordenboek en encyclopedie (tussen semantische taalkennis en kennis van de wereld)
22
Prototypes
Bedacht door Eleanor Rosch
Voor veel begrippen bestaat een typisch exemplaar. Hond:
23
Prototype is niet de betekenis van een woord
24
Hoe zit het met blinden?
Woordgebruik kan van allerlei soorten kennis afhangen; slechts één vorm van kennis (vaak contrafactief)
Niet het soort kennis dat compositionaliteitkan ondergaan (“de oude hond”)
Kennistheorie
wat is kennis? Lexicale kennis
JK: interpretatie van informatieclusters bij woorden (informatie = codes)
informatieclusters niet voor iedereen hetzelfde. Succesvolle communicatie bij overlapping
25
Hilary Putnam (1975):
Linguistic division of labor
Beuk, eik, iep, etc.: expert kan er meer over zeggen dan leek (vgl. water en H2O)
Kennis gespreid over taalgemeenschap: velen weten meer dan één
26
Culturele benaderingen taal en cognitie
Mondiaal cultureel contact door Europese expansie
Montaigne, Locke, Montesquieu
Multiculturalisme culmineerde in Duitse Romantiek (“identiteit”, “roots”). Herder en Von Humboldt pasten deze ideeën to op de taal (c. 1800)
27
USA: de Boas-traditie
Franz Boas (1858-1942)
Boas in traditie van Duitse Romantiek
Studie van Indianentalen
Cultureel relativisme in Amerikaanse anthropologie en linguistiek: Alfred Kroeber, Ruth Benedict, Clyde Kluckhohn, Margaret Mead, Edward Sapir
28
Sapir-Whorf-hypothese
linguïstische relativiteit
taal bepaalt het denken
in zwakke vorm triviaal, in sterke vorm onjuist
29