slate

Embed Size (px)

DESCRIPTION

instructions

Citation preview

  • * WETENSCHAPPELIJK EN TECHNISCH CENTRUM VOOR HET BOUWBEDRIJF TECHNISCHE VOORLICHTING 130

    oCO0>,...

    "-ID"'CCasasEQ)

    "i::Cl

    PLAATSING VAN ASFALTLEIENOP DAKEN

    INHOUD

    1. Inleiding 31.1 Algemeenheden 31.2 Begripsbepaling 3

    2. Draag.struktuur 72.1 Daktimmerwerk. Grondvlak en dakhelling 72.2 Materialen 82.3 Uitvoering 92.4 Bescherming tijdens de werken 122.5 Hygrotermisch gedrag 12

    2.51 Algemeenheden 122.52 Isolatie in de zoldervloer 122.53 Isolatie in het dak 13

    3. Onderlaag en onderdak 143.1 Materialen 143.2 Uitvoering 14

    4. Uitvoering 164.1 Materialen 16

    4.11 Asfaltleien 164.12 Bevestiging 16

    4.2 Tracering 174.3 Uitvoering van de vlakke delen 18

    4.31 Aanzet van de lagen 184.32 Opeenvolging van de lagen en overlap-

    ping 184.4 Uitvoering van de details 19

    4.41 Goten 194.42 Randen 204.43 Nokken en hoekkepers 214.44 Killen 224.45 Doorbouwingen 254.46 Verluchtingsopeningen 264.47 Buisdoorvoeringen 274.48 Dakramen 27

    5. Onderhoud. Toegankelijkheid. Schadegevallen 285.1 Onderhoud 285.2 Toegankelijkheid 285.3 Schadegevallen 28

    Bijlage 31Literatuurlijst 33Samenvatting - Rsum - Summary - Zusammenfassung 35

  • Dit dokument werd opgesteld door een werkgroep op gezamenlijk initiatiefvan de Technische Komitees Afdichting en Dakdekkers ,

    Samenstelling van dieWerkgroepVoorzitter: de heer F. Louwers, voorzitter van de B.E.V.A.D.Leden: Belgische Vereniging van Aannemers van Dichtingswerken

    (B.E.V.A.D.)de heren P. Asnong, Hasselt

    J.P. Casier, GentM. Pien, Brussel

    Nationale Federatie van Schaliedekkers-Dakdekkers vanBelgi (L.B.l.S.)de heren R. Golinvaux, Bertrix

    F. Heynderlckx, Sint-NiklaasM. Van den Bosch, Westmeerbeek

    Fabrikanten van asfaltleien of van hun dragende elementende heren J. Dutordoir, Kapelle-op-den-Bos

    W. Hillewaere, BrusselP. Jeanmart, LotD. Peeters, Ham

    Studie- en kontrolebureausde heren Y. Lacroix, Brussel

    G. La Grange, BrusselY. Oboussier, Aartselaar

    Belgisch Instituut voor Normalisatie (BIN)de heer J. De Blauwe, BrusselNationaal Instituut voor de Huisvesting (N.I.H.)de heer L. Busschaert, BrusselWetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouw-bedrijf (W.T.C.B.)de heer Ch. Quewet, departement informatie

    Sekretaris- de heer E. Meert, projektleider bij het W.T.C.B., departe-verslaggever: ment speurwerk en ontwikkelingSamenstelling van het Technisch Komttee AfdichtingVoorzitter: de heer F. LouwersLeden: de heren Alloo, Busschaert, Casier, Dardenne, Decombel,

    Dekkers, Depicker, De Smet, Dumonceau, LaGrange, Lemmers, Petit, Vanderhauwaert

    Samenstelling van het Technisch Komttee DakdekkersVoorzitter: de heer F. HeynderickxLeden: de heren Bauvin, Dijkmans, Dupont, Grard, Sterk, Trinon,

    Van Eygen, Wagner, WynWij danken de heren G. Carpentier (W.T.C.B.), H. Hens (docent K.U.L.) enJ. Uyttenbroeck (W.T.C.B.) voor hun medewerking aan de opstelling van 2.5 Hygrotermisch gedrag.

    Juni 1980WETENSCHAPPELIJK EN TECHNISCH CENTRUM VOOR HET BOUWBEDRIJF

    Instelling erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947Maatschappelijke zetel: Lombardstraat 41, 1000 Brussel

    Proefstation: avenue Pierre Holoffe, 1342 Limelette

  • 1. INLEIDING

    1.1 ALGEMEENHEDEN

    De hoofdfunktie van een dak is de beschermingvan het bovenste gedeelte van het gebouw tegenneerslag en wind. Voor deze bescherming of af-dichting kunnen verschillende materialen wor-den aangewend, waarvan de keuze ondermeerafhangt van de dakhelling.

    Asfaltleien kunnen worden gedefinieerd als zijn-de dakbedekkingselementen voor hellende dakenof voor bebordingen, met een over het algemeenrechthoekige vorm en met als meest voorko-mende afmetingen ongeveer 1 m op 0,30 m. Zezijn samengesteld uit een met bitumen omhuldeinlage.

    Afb. 1.

    Het zichtvlak van asfaltleien is bedekt met mine-rale korrels of schilfers, het ondervlak met eenanti-hechtende bezanding.

    Asfaltleien worden bevestigd op een al dan nietdoorlopend grondvlak (dakvloer), dat eventueelvoorzien is van een waterkerende laag (onder-laag of onderdak) (afb. 1).

    De tweede belangrijke funktie van een dak is debescherming tegen de koude en warmte van bui-ten. Deze bescherming wordt bekomen door hetaanbrengen van isolatiematerialen. De isolatieen de dakvloer worden eventueel tegen konden-satievocht beschermd door een dampremmendelaag (dampscherm).

    Om het geheel van de dakbedekking optimaal tekunnen realizeren, moet rekening worden gehou-den met al deze elementen te samen, waardooreen oplossing wordt bekomen die kwalitatief enekonomisch geldig is en een zeer verzorgd este-tisch uitzicht oplevert.

    Deze nota is een leidraad voor de goede opvat-ting en uitvoering van dakbedekkingen van asfalt-leien. Ze is gebazeerd op de ervaring van dak-dekkers, vorsers en advizeurs van het W.T.C.8.,van studiebureaus en fabrikanten, alsook op debuitenlandse voorschriften terzake. De kenmer-ken van asfaltleien worden hier niet gegeven,omdat ze het voorwerp zijn van een norm instudie.

    De in dit dokument vermelde cijfers moeten wor-den beschouwd als nominale waarden, waaropeen beperkte tolerantie is toegestaan.

    3

  • 1.2 BEGRIPSBEPALING

    1.21 Dakbedekklnqen van gebouwen in het alge-meen (*)

    Aansluitingsslabbe : metalen of kunststof reepgebruikt voor de aansluiting van opstanden endoorbouwingen (afb. 61, blz. 25).Afdak (lessenaarsdak) : dak met een schild(afb. 2).Bebording : vloer samengesteld uit planken ophet grondvlak (kepers, kapbenen of gordingen)genageld (afb. 13, blz. 9).Bekleding: bedekking van een puntgevel of vaneen vertikaal dakvlak (afb. 3, 3).

    Afb. 2 - Afdak (lessenaarsdak).1. zijrand2. bovenrand3. aansluiting

    2

    3

    Afb. 3 - Zadeldak,1. druiplijn2. nok3. bebording4. puntgevel

    Afb. 4 - Wolfsdak.1. hoekkeper2. eindschild3. langsschild

    o Zie literatuurlijst nr. 9.

    4

    Bovenrand: lijn op het bovenste gedeelte vaneen dakschild; bij uitbreiding, het werk dat metdie lijn overeenstemt (afb. 2, 2).Bovenschild : bovenste schild bij een mansarde-dak (afb. 7, 2).Breuklijn : horizontale snijlijn van twee opeen-volgende schilden bij een mansardekap (afb. 7,3).Dak : bovenste gedeelte van een gebouw dathoofdzakelijk dient om het gebouw te beschut-ten; ook nog kap genoemd; het omvat de dak-bedekking en de konstruktie die deze draagt.

    Dakbedekking: buitenste afdekking van een dak.

    Dakraam: schuinliggende uitbouw, met opgaandpaneel, die een opening in een schild overdekt(afb. 5, 4).

    Afb. 5.1. doorbouwing2. dakvenster3. wang4. dakraam5. daklantaarn, toegangsluik6. verluchtingsopening (luchtgat)7. randoverstek

    Afb. 6.1. kil

    Afb. 7 - Mansardedak.1. onerschtld2. bovenschild3. breuklijn

  • Dakschild : hellend dakoppervlak (vlak of niet),begrensd door daklijnen (nok, hoekkeper, kil,enz.).Dakvenster : uitbouw met loodrechte deur- ofvensteropening boven een opening in een schild(afb. 5, 2).Dampscherm (dampremmende laag) : membraanbestemd om de diffusie van vocht van binnennaar buiten af te remmen.Doorbouw(lijn) : snijlijn van het dak met eendoorgebouwde konstruktie (metsel- of timmer-werk, buizen, enz.); bij uitbreiding, het werk datmet die lijn overeenstemt (afb. 5,1).Druipband : band van metaal, asfalt of kunststofonder de druiplijn (afb. 32, blz. 18).Druiplijn : laagste lijn van een dakschild, volgensdewelke het regenwater wegloopt (afb. 3, 1).Eindschild : driehoekig dakschild, begrensd doortwee hoekkepers en door een druiplijn (afb. 4, 2).Haak: element om een dekkingselement vast tehouden en te ondersteunen (afb. 26, blz. 17).Hellingslengte : lengte van een hellend dakvlak.Hoekkeper (hoekkeperlijn) : zijlingse snijlijn vantwee dakschilden die een uitspringende hoekvormt; bij uitbreiding, het werk dat met die lijnovereenstemt (afb. 4, 1).Inkapping : inmetseling van de bovenste randvan een slabbe of van een loket in een muur.Kantlat : panlat met een grotere dikte dienendvoor de ophoging van de voet van de ondersterij van een dakschild.Kapruimte (zolderruimte) : bovenste ruimte vanhet gebouw onder het dak.Kil : zijlingse snijlijn van twee dakschilden, dieeen inspringende hoek vormen; bij uitbreiding,het werk dat met die lijn overeenstemt; bij uit-breiding insgelijks schuine snijlijn van een muuren het stroomopwaartse deel van een dakschild(afb. 6, 1).Kroonlijst: bovenste doorlopende lijst ter bein-diging van een muur waarover zij uitsteekt; dekroonlijst van de gootmuur wordt dikwijls ge-bruikt om er de dakgoot in te plaatsen.Langsschild : dakschild begrensd door een nok-lijn of een bovenrand, door een druiplijn en doorzijranden, hoekkepers of killen (afb. 4, 3).Lantaarnraam : vaste of opengaande konstruktie,over een opening voor verlichtings- en eventueelverluchtingsdoeleinden (afb. 5, 5).Loket: metalen of kunststofblad voor de verbin-ding van pannen, leien of asfaltleien aan de zij-randen, aan de hoekkepers en aan de metalenwerken (afb. 51 en 52, blz. 22).Luchtdicht scherm : membraan bestemd omiedere mutatie van lucht doorheen de wand tegente gaan.Mansardedak: dak bestaande uit een opeenvol-ging van twee of meer dakschilden met verschil-lende hellingen.

    Nok (noklijn) : bovenste, meestal horizontale,snijlijn van twee dakschilden met tegengesteldehellingen; bij uitbreiding, het werk dat met dielijn overeenstemt (afb. 3, 2 en afb. 46 en 47, blz.21 en 22).Onderdak: soepel of stijf materiaal dat vr deplaatsing van de panlatten op de kepers wordtaangebracht als bijkomende afdichting, bescher-ming voor de isolatie en laag die het binnendrin-gen van stof voorkomt (afb. 23 en 24, blz. 15).Onderlaag : waterdicht materiaal dat recht-streeks op het doorlopende grondvlak wordt ge-legd als bijkomende en eventueel als voorlopigebescherming (afb. 21 en 22, blz. 14).Onderschild : onderste schild bij een mansarde-dak (afb. 7, 1).Panlat : element van geringe doorsnede op dekepers van een dakschild vastgemaakt en die-nend tot de aanhaking of vastmaking van de dek-kingselementen (afb. 24, blz. 15).Plat dak: plat dak met zeer gering afschot.Prikvilt : bitumenvilt voorzien van mikroperfora-ties.Puntgevel: bovenste gedeelte van de muur diede noklijn dwars ontmoet (afb. 3, 4).Randoverstek : deel van het dak dat over eenrandmuur uitsteekt (afb. 5, 7).Rij : horizontale opeenvolging van naast elkaargeplaatste dekkingselementen.Scheidingslijn: lijn, bepaald door de verbindingtussen de asfaltleien van het dakschild en dezevan een met leien bedekte kil.Slab(be) : verbinding tussen de dakbedekkingen een opgaand werk (afb. 2, 3).Stoflat of tengel/at : loodrecht op de panlattenaangebrachte lat (afb. 24, blz. 16).Verdubbelde rij: leienrij in overdekking geplaatstop een zijrand, op een nok of op een hoekkeper.Verdubbeling: werk aan de voet van een dakbe-dekking van leien of asfaltleien en erin bestaandeonder de eerste rij ten minste n rij korterelein of asfaltleien te leggen, met verspringendevoegen (afb. 32, blz. 18).Verluchtingsopening : opening bestemd voor deverluchting van het dak (afb. 5, 6).Vrijvlak : zichtbaar gedeelte van de del

  • 1.22 Dakbedekking van asfailleien

    Asfaltlei : element voor de bedekking van hel-lende daken of gevels, met een over het alge-meen rechthoekige vorm, met als meest koe-rante afmeting ongeveer 1 m op 0,30 m, en sa-mengesteld uit een wapening omhuld met bitu-men (afb. 8).Doorlopende of onderbroken grondvlak : de as-faItleien kunnen worden geplaatst op een door-lopende (afb. 11) of op een onderbroken (afb. 12)grondvlak.Insnijding en vrijvlak : de asfaltlei is een overhet algemeen rechthoekig blad of plaat, aan deonderzijde voorzien van vertikale insnijdingen;de zichtbare hoogte van de insnijdingen na hetop elkaar plaatsen van de bladen, bepaalt dehoogte van het vrijvlak (afb. 9).Leirok : deel van de leien begrensd door insnij-dingen; bij het op elkaar plaatsen van bladen ofplaten wordt aldus het uitzicht van leien verkre-gen (afb. 9).Overdekking (overlapping) : wordt bepaald doorde hoogte waarmee asfaltleien worden bedektdoor twee op elkaar geplaatste leien; de over-dekking kan worden vergroot of verkleind doorhet vrijvlak aan te passen (afb. 10).

    Afb. 8 - Meest voorkomende asfaltiei.

    Afb. 9 - Leggen van asfaltleien.1. lijm2. rok3. poort4. vrijvlakhoogte

    6

    Afb. 10 - Doorsnede van een dakbedekking van asfaltleien,1. asfaltlei2. overlapping3. vrijvlak

    Afb. 11 - Doorlopend grondvlak van multiplexpanelen.

    Afb. 12 - Onderbroken grondvlak met latten.

  • 2. DRAAGSTRUKTUUR

    2.1 DAKTIMMERWERK. GRONDVLAK ENDAKHELLING

    Het daktimmerwerk moet derwijze worden ont-worpen en uitgevoerd dat een vlakke dakvloerwordt bekomen, rekening houdend met de nor-male belastingen.Vr het leggen van de dakbedekking of van deeventuele onderlaag (hoofdstuk 3, blz. 14) moetmen er zich van vergewissen dat het bovenvlakvan de draagstruktuur goed vlak is. Gebreken, diehet uitzicht van de dakbedekking kunnen scha-den, moeten door de timmerman worden her-steld. Het estetisch uitzicht van een dak wordtgeschaad door niet verbeterde gebreken. Hethoogteverschil tussen twee aangrenzende ele-menten van de draagstruktuur mag nooit meerdan 2 mm bedragen.

    Het is tenzeerste aan te raden de definitieve vol-tooiing te eisen van de werken die boven het dakzijn gelegen (schoorsteenkap, opvoegen van deschoorsteen of van andere muren, enz.) vooraleerde dakbedekking wordt gelegd.Het afschot van de dakbedekking moet tenminste30 % bedragen, d.w.z. een hoek vormen van16,7 op de horizontale.Een kleiner afschot wordt niettemin toegelatenvoor kleinere delen van de dakbedekking, opvoorwaarde dat als onderlaag een waterdichtebedekking wordt voorzien (*). Op een onderbro-ken grondvlak is een onderdak verplicht voor eenafschot van 20 tot 30 %. Voor een kleiner afschotmoet een doorlopend grondvlak worden voor-zien. Het afschot heeft een invloed op de over-dekking van de leien (zie tabel 1).

    Tabel 1 - Overeenkomst tussen afschot en minimumoverdekking (mm) voor standaardasfaltleiengelegd op een doorlopend grondvlak (*)

    Afschot van de Horizontale projektie van de hellingslengte (m)dakbedekking

    a normale omgeving (*) blootgestelde omgeving (*)

    (0) (%) ~5,5 > 5,5 >11,0 >16,5 ~5,5 > 5,5 >11,0 >16,5~11,0 ~16,5 ~30,0 ~11,0 ~16,5 ~30,0

    > 45 % : overdekking ;> 50 mm

    t-Cj010 a>24,2 a>4550 50 50 50 50 50 50 50

    t-t ... 21,8< a

  • 2.2 MATERIALEN

    2.21 Draagstruktuur (tabel 2)De voornaamste typen van draagstruktuur dieworden gebruikt voor het leggen van asfaltleienzijn:

    dakbeschot (schalieberd)multiplexplaten of sandwichpanelen (multi-plex-isolatie-multiplex)cellenbetonelementenasbest-cementplaten.

    Tabel 2 - Draagstruktuur

    Voorts kunnen nog andere typen van materialenworden gebruikt, voor zover ze een technischegoedkeuring hebben verkregen van de BUtgb (*).In het goedkeuringscertifikaat moet de vermel-ding staan dat het materiaal mag worden gebruiktals draagstruktuur voor asfaltleien.Het dakbeschot kan hetzij doorlopend (afb. 13),hetzij onderbroken (afb. 12, blz. 6) worden gelegd.In het laatste geval worden speciale asfaltleiengebruikt.

    Dakbeschot Panelen Asbest-Cellenbeton- Andereelementen cement- materialendoorlopend onderbroken multiplex- sandwich- platen

    grondvlak grondvlak panelen panelen

    1

    1. Kwaliteit - geen gebreken vertonen samen- door lijmen volle volle platen moeten eenof samen- die hun sterkte in ge- gesteld uit samen- gewapende met een vo- technischestelling vaar kunnen brengen meerdere op gesteld uit: cellenbeton- lumemassa goedkeuring

    geschaafd bovenvlak elkaar ge- - dubbel elementen; ~ 900 kg/m 3 ; van de BUtgblijmde lagen blad muiti- droge vo- ze moeten dragenhout met ge- plex met lumemassa nagelbaarkruiste vezel- een dikte zonder zijnrichting >: 10 mm wapening

    - stijve ~ 600 kg/m 3isolerendebinnenlaag

    - eventuee-Idamp-scherm

    2. Bescher- schimmel- en buiten- buiten-ming insektenwerend kwaliteit kwaliteit

    WBP of X van multiplexvoor daken WBP of X

    3. Afmetin-gen:- breedte 50 tot 225 mm >: 60mm < 1.720 mm < 1.200 mm te bepalen < 1.255mm- lengte < 6.000mm < 6.000 mm < 3.050 mm :12mm >:16mm >: 60mm 18 en 22 mm

    (haken of 10 0/ 0nieten)

    >:18mm(nagels)

    4. Diversen dikte van de nage-Is uitzettingde isoie.. voor de van de drogerende kern bevestiging naar debepaald moeten verzadigde-rekening verenigbaar staat:houdend zijn met de 1,5 mm/m :met de cellenbeton- / / met dehygro- elementen vezelstermische 2 mm/m :aspekten .1 op deverbinding vezelstussen pa-nelen: zieplaatsing

    (*) Belgische Unie voor de technische goedkeuring in de bouw.

    8

  • Afb. 13 - Doorlopend grondvlak met bebording.1. speling (1 tot 10 mm)2. twee nagels per steun3. ribben of kepers

    2.22 Isolatie van de draagstruktuurDe sandwichpanelen en de cellenbetonelemen-ten zijn op zichzelf reeds isolerend.In de andere gevallen wordt dikwijls een isolatievoorzien (zie 2.5, blz. 12).2.23 Duurzeemheld van de dra.agstruktuurEen draagstruktuur op basis van cement is doorzijn aard onrotbaar.Elementen van hout en van houtprodukten moe-ten tegen schimmel en insekten worden behan-deld. Hout behandeld met olieachtige produktenmoet gedurende 7 dagen drogen vooraleer deasfaltleien worden gelegd, teneinde chemischewisselwerking te voorkomen.2.24 VoorschriftenHet gebruik van dakbeschot en multiplexpanelenwordt gereglementeerd door de STS 31-32 (*).Voor andere materialen die voor daken wordengebruikt bestaan geen officile voorschriften.2.25 Afmetingen van de draagstruktuurDe afmetingen van de elementen van de draag-struktuur worden bepaald door de mogelijkhe-den van fabrikatie, transport en plaatsing, alsookdoor de mechanische stabiliteit en het hygro-termische gedrag van de struktuur (zie 2.33,blz. 11).2.26 Opslag van die elementen van de draag-

    struktuurDe materialen moeten vr hun plaatsing metzorg worden opgeslagen op een droge en ver-luchte plaats of doeltreffend worden beschermdtegen de weersinvloeden of mechanische be-schadiging.

    2.3 UITVOERING VAN DE DRAAGSTRUKTUUR(tabel 3, blz. 10)

    2.31 Aigemeenh.eden (afb. 12, blz. 6, en afb. 13tot 17)

    Teneinde een maximale stabiliteit te bekomen,moeten de elementen van de draagstruktuurloodrecht op de steunen en overhoeks versprin-gend worden geplaatst. Ze moeten tenminste opdrie steunpunten rusten.

    (*) Zie Bijlage (blz. 31) en literatuurlijst nr. 14.

    IOmm

    Afb. 14 - Grondvlak van multiplexpanelen.1. speling2. nagels of nieten3. ribben of kepers

    Afb. 15 - Plaatsing van cellenbetonelementen.

    Afb. 16 - Vertikale voeg van 1,5 tot 2 mm (speling voorge-schreven in tabel 3) tussen multiplexpanelen. Horizontalevoeg zonder speling (vlakheid van het grondvlak rnoqelljk

    niet verzekerd).

    Kleine elementen, die slechts op twee steunpun-ten rusten, mogen ook worden gebruikt op voor-waarde dat ze maximaal 5 % van de dakbedek-king vertegenwoordigen en verdeeld over hetdakvlak.

    9

  • Tabel 3 - Plaatsing van de draagstruktuur-Lo

    doorlopenddraagstruktuur

    Dakbeschot

    onderbrokendraagstruktuur

    Panelen

    multiplexpanelen \ sandwichpanelen

    Cellenbeton-elementen (*)

    Asbest-cementplaten

    1. Algemeen- verspringend plaatsen

    van de elementenloodrecht op de steunenplaatsen

    - aantal steunen perelement

    2. Steunbreedte

    jaja

    >3

    jaja>3

    jaja

    >3

    jaja>3

    neen

    ja2

    jaja

    >3

    4. Bevestiging van deelementen

    - typen van bevestiging- afstand tussen de

    bevestigingspunten- aan de rand- andere

    - afstand tussen debevestigingspuntenen de rand

    -rr1A C B

    3. Maatvoering- afstand tussen de

    steunassen- dikte

    - overstek

    AB

    C

    > 40mm > 40 mm > 40mm > 40mm > 110 mm > 70mm> 25mm > 25 mm > 25mm > 25mm > 50 mm > 50 mm> 20mm > 20 mm > 20mm > 20mm - > 35 mm

    Ihaken nagels of

    nieten

  • Afb. 17 - Plaatsingsschema van asbest-cementplaten.a. asafstand van de delen van het grondvlak

    Cellenbetonelementen worden op twee steun-punten gelegd, overeenkomstig de voorschriftenvan de fabrikant. De nodige voorzorgen moetenworden getroffen om te voorkomen dat de uitzet-tings- en krimpbewegingen van de cellenbeton-elementen een invloed hebben op de onderlig-gende draagstruktuur (gevaar van scheurvor-ming).

    2.32 Steunbreedte

    De steunbreedte wordt bepaald rekening hou-dend met het gedrag van de bevestiging in dekepers (druksterkte, treksterkte, schuifsterkte)en door de toleranties van de elementen. Ze wor-den gegeven in tabel 3.

    De waarden, die in tabel 3 worden gegeven voorcellenbeton- en van asbest-cementelementen,gelden slechts als aanduiding. Voor een naderebepaling moeten de voorschriften van de fabri-kant worden gevolgd.

    2.33 Dikte van de elementen

    De draagstruktuur wordt gedimensioneerd infunktie van technologische maatstaven en vande mechanische weerstand tegen het eigen ge-wicht en tegen de werkingen van buitenaf zonderovermatige vervorming.

    De in beschouwing te nemen technologischemaatstaven zijn de mogelijkheid van fabrikatie,vervoer, plaatsing en bevestiging van de elemen-ten, alsook hun hygrotermisch gedrag.

    (*) Zie literatuurlijst nr. 3.(**) Zie literatuurlijst nr. 2.

    De beschouwde werkingen en vervormingenzijn:- voor een gebouw met een hoogte lager dan

    15 m en een dakafschot groter dan 30 0/0(16,7) :- belasting: 0,4 kN/m2 uitgeoefend loodrecht

    op het vlak van het dakschild- grootste uitgestelde vervorming: 1/400 van

    de overspanning (deze vervorming wordtberekend rekening houdend met het per-centage van de relatieve vochtigheid vande lucht onder de dakbedekking)gelokalizeerde vertikale belasting van 1 kNop een oppervlakte van 0,1 m x 0,1 m

    - voor de andere gebouwen :- belasting :

    sneeuwbelasting : zie de norm NBN B 15-103 (*)windbelasting : zie de norm NBN 460-03 (**)

    - grootste uitgestelde vervorming: 1/400 vande overspanning (deze vervorming wordtberekend rekening houdend met het per-centage van de relatieve vochtigheid vande lucht onder de dakbedekking)

    - gelokalizeerde vertikale belasting van 1 kNop een oppervlakte van 0,1 m x 0,1 m.

    Bij de weerstand van het grondvlak onder eenvertikale belasting van 1 kN wordt rekening ge-houden met de krachtwerkingen die zich voor-doen tijdens de plaatsing van de dakbedekkingen gedurende de latere onderhoudswerkzaamhe-den.

    11

  • Het grondvlak kan worden gedimensioneerdzonder rekening te houden met deze belasting.In dat geval wordt het dak als ontoegankelijk be-schouwd.Dan moet een middel worden voorzienvoor de verdeling van de gelokalizeerde belas-tingen (ladder, enz.) voor de montage en het on-derhoud.

    2.34 Bevestiging van de draagstruktuurDe draagstruktuur wordt dusdanig bevestigd, datzij bestand is tegen de afrukking. Het bevesti-gingstype hangt af van de draagstruktuur.

    2.35 Voegen tussen de elementen van de draag..struktuur

    De elementen van de draagstruktuur wordenmeestal aaneensluitend gelegd, met een zekerespeling om de materialen te laten uitzetten, zon-der dat hierdoor de vlakheid van de draagstruk-tuur in het gedrang komt (afb. 16, blz. 9).Om oneffenheden te vermijden, kan men op deplaats van de voegen tussen de elementen eenveer inbrengen. De veren van sandwichpanelenkunnen eventueel van een isolerend materiaalzijn om termische bruggen te vermijden.Voor de uitvoering van een onderbroken bebor-ding, worden de planken op de ribben gespij-kerd op een afstand die gelijk is aan deze van hetvrijvlak. De gebruikte haken moeten aangepastzijn aan de dikte van de panlat.Onderaan het dak en aan de nok moet in dedraagstruktuur in de ruimte tussen twee panlat-ten een bijkomende panlat worden geplaatst. Opdeze plaatsen wordt de draagstruktuur praktischdoorlopend (detail A, afb. 18).

    Afb. 18 - Plaatsing van de latten (*).A. doorlopen van het grondvlak aan de nok en aan de druip-

    lijn

    2.4 BESCHERMING VAN DE DRAAGSTRUKTUUR TIJDENS DE WERKEN

    Wanneer de draagstruktuur aan slecht weer isblootgesteld, legt men gelijktijdig met de elemen-ten van de draagstruktuur ook een voorlopigeonderlaag.Indien geen onderlaag is voorzien of indien zeniet onmiddellijk na de plaatsing van de draag-struktuur kan worden gelegd en wanneer deweersomstandigheden slecht zijn, wordt eenvoorlopige bescherming voorzien die wordt weg-genomen op het ogenblik van de plaatsing vande onderlaag of van de asfaltleien.De asfaltleien moeten zo vlug mogelijk na de uit-voering van de draagstruktuur worden gelegd.

    2.5 HYGROTERMISCH GEDRAG VAN DEDRAAGSTRUKTUUR

    2.51 AlgemeenhedenZoals voor ieder dak, geschiedt de beschermingtegen warmte en koude door middel van warmte-isolatiematerialen.Het hygrotermische gedrag van een dak moetvan bij het ontwerp worden bestudeerd om kon-densatie te voorkomen, waardoor de duurzaam-heid van het dak in gevaar wordt gebracht.Een onoordeelkundige uitvoering van de isolatiekan vochtigheidsproblemen veroorzaken, die hetdak geheel kunnen beschadigen.In funktie van de hygrotermische voorwaarden inde onderliggende vertrekken, moet worden ge-waakt over de luchtdichtheid van het plafond enmet eventueel onder de isolatie een dampschermworden voorzien. De maatstaven voor de keuzevan deze materialen zullen worden bepaald in denieuwe uitgave van de Aflevering 12 van het Alge-meen bestek voor de uitvoering van priv-bouw-werken (**).Bij een wijziging in de bestemming van de ver-trekken moet het hygrotermisch evenwicht vande betrokken dakdelen opnieuw worden herzien.De onder de isolatie gelegen vertrekken moetenvooral goed worden verlucht.Een dak kan op verschillende manieren wordengesoleerd, naargelang de bestemming van dezolderruimte en het type van draagstruktuur vanhet dak.De voornaamste mogelijkheden voor de isolatievan hellende daken zijn de volgende:- isolatie aangebracht in de zoldervloer van de

    zolderruimte- isolatie aangebracht in het dakkompleks.Wanneer de leien rechtstreeks in kontakt zijn meteen grondvlak met een hoge termische weer-stand, dan moet bij hun keuze rekening wordengehouden met de hoge termische belastingenwaaraan ze worden blootgesteld ( 4.11, blz. 16).

    (*) Overgenomen met de toelating van Cahiers techniques du Moniteur (zie literatuurlijst nr. 1).(**) De publikatie van de 2de uitgave van de Aflevering 12 is voorzien voor 1981.

    12

  • Afb. 19 - Onbewoonbare zolder. Isolatie geplaatst in devloer van de zolder.

    1. luchtdicht scherm2. isolatie3. verluchting langs de overstek van het dakschild

    2.52 Isolatie in het vloerkompleks van de zolder-ruimte

    Deze oplossing verdient de voorkeur in geval vaneen onbewoonde zolder.De isolatie wordt op de vloer of tussen de vloeren het plafond aangebracht. De te behandelenoppervlakte is kleiner dan bij een in de dakschil-den aangebrachte isolatie; bovendien is het ge-makkelijker om de isolatie horizontaal aan tebrengen. Onder de isolatie moet een doorlopendluchtdicht scherm worden voorzien om te voor-komen dat lucht van de bewoonde vertrekken inde zolderruimte doordringt. De zolderruimte zelfmoet worden verlucht.Bij een doorlopend grondvlak, kan de zolder-ruimte worden verlucht door loodrecht op de nokaangebrachte openingen in de puntgevels ofdoor openingen in de overstek van het dakschild(afb. 19). Er mag geen verbinding bestaan tussende muurspouw van de muren en de zolderruimte.De verluchtingsopeningen worden voorzien in detwee puntgevels of in de overstekken van detegenoverliggende dakschilden. Een doorsnedevan 10 cm? per zijde en per m" vloer is over hetalgemeen voldoende.De openingen moeten derwijze worden uitge-voerd, dat geen regenwater of dieren (vogels,knaagdieren) kunnen binnendringen. Openingengroter dan 10 mm moeten worden voorzien vaneen fijn draadnet.Bij een onderbroken grondvlak, waarbij de leiendoor middel van haken worden bevestigd, kan deverluchting van de zolderruimte worden beko-men door luchtinfiltratie op de plaats van de ha-ken. Wanneer de leien worden gespijkerd of be-vestld met nieten, past men de oplossing toevoorzien voor een doorlopend grondvlak.

    2.53 Isolatie in het dakWanneer de zolder bewoonbaar is, wordt de iso-latie in het dakkompleks aangebracht (afb. 20).

    2

    Afb. 20 - Bewoonbare zolder. Isolatie in het dak.1. luchtdicht scherm2. isolatie

    Wanneer het doorlopend grondvlak bestaat uitplanken of panelen, wordt de isolatie geplaatsttussen de gordingen of kepers of tussen de juk-ken van het timmerwerk. Men moet in ieder gevaleen doorlopend luchtdicht scherm voorzien on-der de isolatie om infiltratie van lucht en vochtig-heid van de bewoonde vertrekken in het dak tevermijden. Dit scherm kan worden bekomen het-zij met scheurvaste metalen of kunststofbladen,hetzij met gipsplaten die aan een zijde zijn be-kleed met een' aluminiumfolie. De luchtdichtheidvan de voegen moet eveneens worden verzekerd.De verluchting van de eventuele lucht aanwezigin het dak is niet onontbeerlijk. In ieder geval mager geen verbinding bestaan tussen de muur-spouwen de eventuele luchtlagen in het dak-kompleks.Wanneer de leien op een onderbroken grond-vlak worden gelegd, dan wordt de isolatie hetzijtussen de gordingen of jukken aangebracht, het-zij tussen de kepers die de latten dragen. De iso-latie mag niet tussen de latten worden geplaatst.De isolatie wordt onder het dakbeschot aanqe-bracht en aan de binnenzijde voorzien van eenluchtscherm. Dit scherm wordt over het alge-meen aangebracht op de binnenzijde van de ke-pers vr de plaatsing van binnenkleding tenzijdeze bekleding zelf luchtdicht is.Het luchtdicht membraan moet bestand zijn te-gen scheuren en de banen worden aan elkaargelijmd met zelfklevende stroken of met eenander systeem.Wanneer de draagstruktuur bestaat uit cellen-betonelementen of uit sandwichpanelen, dan ver-zekeren deze zelf reeds de termtsene isolatie. Deplaatsing van een luchtdicht scherm of van eendampscherm onder deze elementen kan nood-zakelijk blijken.Nochtans zijn sandwichpanelen over het alg~meen voorzien van een lucht- en dampdichtscherm. De dichtheid van de voegen wordt ver-zekerd door bij voorbeeld luchtdichte zelfkle-vende banen op de plaats van de voegen.

    13

  • 3. ONDERLAAG EN ONDERDAK

    De onderlaag beschermt het grondvlak tegen deweersinvloeden wanneer het leggen van deasfaltleien niet onmiddellijk op de plaatsing vanhet grondvlak volgt. Ze is des te meer noodzake-lijk wanneer de materialen van het onderdakhygroskopisch zijn.Het dakbeschot vormt een aanvullende afdich-ting tegen inzijpeling van buitenuit te wijten aande kapillariteit en aan de wind.

    3.1 MATERIALEN

    Op een doorlopend grondvlak en wanneer deasfaltleien onmiddellijk na de plaatsing van hetgrondvlak worden gelegd, kan een prikvilt

    (~ 2 kq/m") worden gebruikt; in het tegenoverge-stelde geval wordt een bitumenglasvlies V 50/16r~~ 2 kq/rn") gebruikt.Op een onderbroken grondvlak en vermits het infeite gaat om een onderdak, kunnen stijve ofsoepele materialen worden gebruikt.

    3.2 UITVOERING

    3.21 O'p een doorlopend gro'ndvlakHet prikvilt wordt evenwijdig met de druiplijngelegd met verspringende vertikale voegen eneen overlapping van 50 tot 100 mm tussen opeen-volgende stroken.Door het nagelen van de onderlaag worden dematerialen op hun plaats gehouden in afwach-ting van het leggen van de asfaltleien (afb. 21).Het bitumenglasvlies wordt over het algemeenloodrecht op de druiplijn gelegd met een over-lapping van 100 mmo De onderlaag wordt op hetgrondvlak bevestigd (afb. 22).

    14

    Afb. 21 - Horizontale plaatsing van de onderlaag.

    Afb. 22 Vertikale plaatsing van de onderlaag.

    3.22 Op een onderbroken grondvlak (afb. 23 en24)

    Het onderdak wordt gelegd volgens de traditio-nele plaatsingstechnieken voor stijve of soepeleonderdaken, waarbij erover wordt gewaakt dathet water op ieder punt gemakkelijk naar degoten kan afvloeien.Over het algemeen wordt aangeraden ribben tegebruiken; dit is verplicht wanneer de asfaltleienmet haken worden bevestigd.

  • Afb. 23 - Plaatsing van het onderdak.

    Afb. 24 - Onderdak op onderbroken grondvlak.1. onderdak2. keper3. tengellat4. lat

    15

  • 4. UITVOERING

    4.1 MATERIALEN

    4.11 Asfaltleien (*)Asfaltleien verschillen onderling voornamelijkdoor :- de vorm; er bestaan verschillende soorten

    bitumenleien maar de in afbeelding 8 (blz. 6)weergegeven vorm wordt het meest gebruiktin Belgi (

  • Afb. 26.Links, klemhaakRechts, punthaak

    ___ asfaltleien met termolijmende stroken : wan-neer de termolijmende strook is beschermd,ctanwordtdfe bescherming afgenomen opI'"letomenblik van het leggen van de asfalt-leien. Men moet beslist voorkomen dat op delijmstrokenstof komt. Om het lijmen te ver-gemakkelijken, kunnen de termolijmendestroken

  • 2. men trekt een rechte lijn (lijn met het grootsteafschot) (afb. 29, 2) volgens de middenas vanhet dak; daarvoor kiest men een punt A in hetmidden van de horizontale basislijn. Uit-gaande van A zet men twee puntenB en C uitop gelijke afstand van A, en met B en C alsmiddelpunt, beschrijft men twee cirkels dieelkaar snijden in D. De lijn AD geeft de rechtelijn weer (afb. 31)

    BI~Afb. 31

    A c.. I... ../Rechte lijn.

    - hetzij uit een rij leien gelegd in tegengestelderichting van de normale plaatsing (afb. 32)

    - hetzij uit een rij leien die in de normale leg-richting worden gelegd, maar waarvan delei rokken werden verwijderd (afb. 33).

    EE~"""""""'--~---IoS2~LJ:----J----l:..:.~~~':::":':::':'~=z~~~~i::::E~~

    Afb. 32 - Verdubbeling en eerste rij. Eerste voorbeeld (*).1. druipband2. verdubbelingsband3. eerste rij leien4. tweede rij leien

    3. men plaatst de verdubbelingsband (afb. 29, 3)evenwijdig met de druiplijn

    4. men legt de eerste rij leien (afb. 29, 4) begin-nend aan de rechte lijn (rechts of links) even-wijdig met de horizontale basislijn (afb. 29, 1);de leien van deze rij worden niet volledigaaneensluitend gelegd (1 mm tussenruimtebij voorbeeld)

    5. men trekt de evenwijdige lijnen met de rechtelijn op de plaats van twee leien (afb. 29, 2en 5)

    6. men legt de tweede rij leien met overlappingop de eerste rij en verspringing van een halveleirok. Men trekt een reeks evenwijdingen metde rechte lijn op de plaats van iedere van detwee leien (afb. 29, 6).

    Het bekomen ruitenpatroon is vanzelfsprekenderg sumier, maar niettemin is het een goede ver-trekbasis voor het leggen van de asfaltleien.

    4.3 UITVOERING VAN DE VLAKKE DELEN4.31 Aanzet van de lagen4.31.1 DruiplijnDe druiplijn moet worden uitgevoerd met eendruipband.Deze band kan zijn:- hetzij een metalen band met druiplijst, ge-

    plaatst met lengten van 1 m met een mini-mumoverlapping van 50 mm en genageld omde 100 mm

    - hetzij een band van halfstijve kunststof, ge-plaatst met een minimale overlapping van50 mm en genageld om de 100 mmo

    De breedte van de druiplijst is veranderlijk naar-gelang de plaats van de druiplijn en de bandmoet minstens 100 mm door de leien wordenoverdekt.

    4.31.2 Verdubbeling en eerste rijDe eerste rij asfaltleien wordt gelegd op eenverdubbelingsband bestaande :

    ,

    Afb. 33 - Verdubbeling en eerste rij. Tweede voorbeeld.1. lei waarvan de vrijvlakken werden afgesneden

    De nagels voor de bevestiging van de verdubbe-lingsband en de eerste rij leien moeten de druip-band niet doorboren. De verdubbelingsbandmoet volop de druipband worden gelijmd.De druipband, de verdubbelingsband en de eer-ste rij leien worden op identieke manier gelegdop een doorlopend en een onderbroken grond-vlak.

    4.32 Opeenvolging van de lagen en overlapping4.32.1 Doorlopend grondvlakDe leien worden rij na rij gelegd met een ver-springing van een halve leirok teneinde het ef-fekt van verspringend gelegde leien te bekomen;de afstand tussen iedere rij leien is gelijk aanhet vrijvlak (afb. 9, blz. 6).De asfaltleien worden bevestigd op de lijmpun-ten door middel van nagels of nieten ( 4.12.1,blz. 16). Voor leien met drie rokken, bedraagt hetaantal nagels minstens vier per asfaltlei (afb. 34) :

    (*) Overgenomen met de toelating van Centre Scientique et Technique du Btiment (zie literatuurlijst nr. 12).

    18

  • Afb. 34 - Nagelen van de leien op doorlopend grondvlak.1. nagels

    - n of twee boven de insnijdingen- n aan ieder uiteinde.Het aantal nieten moet minstens zes per asfalt-lei bedragen:- twee aan weerszijden van de insnijdingen- n aan ieder uiteinde.De nagels en nieten moeten door de volgendeasfaltlei worden bedekt en worden aangebrachtboven de insnijdingen zodat dezelfde nagel ofniet de twee leidikten zou bevestigen.

    De lei rokken moeten aan de onderliggende leihechten ( 4.12.2, blz. 17).

    4.32.2 Onderbroken grondvlak (afb. 35)De haken moeten de asfaltlei onderaan de in-snijdingen en ook de asfaltlei van de bovensterij door het midden van de leirok vastklemmen.

    Afb. 35 - Bevestiging van de leien door middel van hakenop een onderbroken grondvlak.

    Op de plaats van kepers en ribben, moeten punt-haken in plaats van klemhaken worden gebruikt.Het leggen met haken alleen kan worden toege-past tot 45 (100 % afschot). Voor een afschotvan 20 tot 30 %, is een dakbeschot verplicht; hetvrijvlak mag echter niet worden gewijzigd.Voor een steiler afschot, worden de asfaltleiengelegd met haken en versterkt met nagels ofnieten naar rata van drie nagels of nieten op debovenrand van de asfaltlei.Voor het nagelen of nieten, zie 4.32.1.

    4.4 UITVOERING VAN DE DETAilS (afb. 36)De meest voorkomende details zijn:- goten- randen- nokken en hoekkeperlijnen- killen- doorbouwlijnen- verluchtingsopeningen- buisdoorboringen- dakramen.

    Afb. 36 - Deel van een dak met nok, hoekkeperlijnen, killen,schoorsteen, verluchtingsopening.

    In de volgende paragrafen worden uitvoerings-voorbeelden gegeven. Er zijn ook nog andereoplossingen mogelijk.4.41 Goten (afb. 37)Voor de uitvoering van het dak op de plaats vande goten, zie 4.31 (blz. 18).

    Afb. 37 Goot uitgevoerd met een atdichttnqsmembraar,dat eveneens dient als druipband.

    19

  • 4.42 RandenWij geven hier een beschrijving van de zijranden,de zijranden met stootvlak en de bovenranden.De zijranden kunnen op verschillende manierenworden uitgevoerd.De meest voorkomende uitvoeringen zijn de vol-gende:

    Afb. 38. - Zij rand met profiel.

    Afb. 39 - Plaatsing van de lijm en van de leien op de zij-randen.

    20

    randen uitgevoerd met metalen boorden ofboorden van kunststof met een geringe ter-mische uitzetting (afb. 38 en 39)randen met asfaltleien (afb. 40); voor het leg-gen van de leien, zie 4.43.21.

    Afb. 40 - Rand uitgevoerd met asfaltleien.

    De zijranden met stootvlak worden bij voorbeelduitgevoerd zoals aangegeven in afbeelding 41,waarbij er zorg voor moet worden gedragen dathet loket op de onderste asfaltlei wordt gelijmden daarna de bovenste asfaltlei op het loket.

    Afb. 41 - Zijrand met stootvlak.1. aansluiting2. tegenaansluiting3. lijm4. asfaltlei

    De bovenranden worden bij voorbeeld uitge-voerd zoals getoond in de afbeeldingen 42 en 43(stroomafwaarts gedeelte van de schoorsteen).De zij- en de bovenranden kunnen eveneensworden uitgevoerd door middel van asfaltleien(afb. 44). Ze worden met een minimumoverdek-I

  • Afb. 42.

    Afb. 43.

    Afb. 44.

    4.43 Nokken en hoekkeperlijnen

    4.43.1 Nokken van n enkel dakschildDe nokken van n enkel dakschild kunnen wor-den uitgevoerd zoals randen of zoals aangegevenin afbeelding 45.

    Afb. 45.

    4.43.2 Nokken van twee dakschilden en hoek-keperlijnen

    4.43.21 Nokken en hoekkeperlijnen van asfalt-leien

    4.43.21.1 Nokken van twee dakschllden (afb. 46,47 en 48)

    De asfaltlei wordt in drie trapeziumvormige de-len versneden (afb. 46).

    'c

    Deze delen worden schrijlings over de nok gebo-gen waardoor de vorstwordt gevormd. Het is aante raden de leien vr het plooien te verwarmen.

    Afb. 46 - Voorbereiding van de asfaltleien voor de nok.

    De nokleien moeten elkaar overlappen in de te-genovergestelde richting van de onverheersendewinden (afb. 47, blz. 22).De overlapping van de nokleien is gelijk aan dezevan de 8.sfaltleien van het dakschild.De bevestiging geschiedt door nagelen : min-stens 1 nagel aan weerszijden van de noklijn(afb. 48, blz. 22).

    21

  • Afb. 47 - Plaatsing van de nokleien.1. richting van de wind2. lijm

    Afb. 48 - Nok van asfaltleien voltooid.

    De breedte van het vrijvlak deel moet zodanigzijn dat ieder nokdeel op het voorgaande wordtgelijmd teneinde de nagelkoppen te beschermen.

    4.43.21.2 Hoekkepers (afb. 49 en 50):;\~fj,i~7;~~ -.~.

    evenwijdig met de hoek-keper gesneden. Ze worden verwerkt zoals voorde nokken.

    Afb. 49 -- Plaatsing van een hoekkeper.

    22

    Afb. 50 - Hoekkeper voltooid.

    4.43.22 Loden hoekkepers~b~~~~rrt'f~""'7~~1F--~~~~

    De hoekkepers worden uitgevoerd hetzij met ophoekruiterlatten geplooide loketten (afb. 51), het-zij met loden loketten bedekt met leien die aan-eensluiten op de hoekkeper met verlijming vande leien op het lood door middel van een bitu-menlijm (afb. 52).

    Afb. 51 - Loden hoekkeper. Eeerste voorbeeld.1. loket

    Afb. 52 - Loden hoekkeper. Tweede voorbeeld.1. loket

    4.44 KillenOngeacht het type van kil en wanneer de hoekvan de dakvlakken kleiner is dan 135, is hetnoodzakelijk de hoek te breken. De breuk kanworden bekomen door een plank plat op de bo-dem van de kil te nagelen.De opvatting en de uitvoering van killen zijn funk-tie van:- het waterdebiet- het afschot van de kil- het afschotverschil tussen de dakschilden en

    de respektievelijke waterdebieten van de dak-schilden.

  • De killen worden uitgevoerd door middel van me-talen bladen of afdichtingsmembranen of doorasfaltleien.

    4.44.1 Metalen killenDe asfaltleien worden schuin gesneden evenwij-dig met de as van de kil. Teneinde beschadigingvan de onderliggende elementen te voorkomen,moeten alle insnijdingen worden uitgevoerd vrde plaatsing van de leien.Bij gesneden asfaltleien die de kilbladen over-dekken hoort tenminste een volledige slab wor-den geplaatst.De breedte van de overlapping van de leien ophet metaal moet minstens 150 mm bedragen. Deleien worden aan elkaar en op het metaal gelijmd.Wanneer de kil verborgen is, worden de leienschuin gesneden en moeten ze elkaar raken opde killijn. De bevestiging geschiedt door volledigverlijmen op alle bedekte kildelen.

    4.44.2 Killen met waterdicht membraan4.44.21 Waterdichte bedekkingDe afdichting van de kilbodem geschiedt alsvolgt:- wanneer de kil open blijft (afb. 53), plaatst

    men een gemineralizeerd gewapend bitumenmet glasvlies V4 A van minstens 330 mm, ge-last met de brander

    - wanneer de kil gesloten is (afb. 54), plaatstmen een gewapend bitumen met glasvlies V4van 330 mm, gelast met de brander.

    4.44.22 Plaatsen van de asfaltleien4.44.22.1 Open kil (afb. 53)De leien worden schuin gesneden evenwijdig metde as van de kil. De leien van de dakschilden

    Afb. 53 - Open kil (*).1. mogelijke onderlaag van het strekkende deel2. gemineralizeerd gewapende bitumen met glasvlies V4 A3. ingesneden hoek ter voorkoming van waterinsijpeling tus-

    sen de rijen4. scheidingslijn

    bedekken de kil zijdelings tot op 120 mm van debodem van de kil; ze worden over minstens80 mm gelijmd.Om beschadiging van de onderliggende kildelente vermijden, moeten alle versnijdingen wordenuitgevoerd vr de plaatsing van de leien. Degesneden leien die de kil bedekken mogen nietlos van elkaar maar moeten een geheel vormenover een of twee volledige rokken. De nagelsvoor de bevestiging van de leien mogen niet opminder dan 300 mm van de kilbodem wordengeplaatst.

    4.44.22.2 Gesloten kil (afb. 54)De asfaltleien van de dakschilden moeten de kilvolledig bedekken en samenkomen op de aslijnvan de kil. Alle overdekkende delen worden overde gehele oppervlakte gelijmd.

    Afb. 54 - Gesloten kil (*).1. onderlaag van de kil2. gewapende bitumen met glasvlies V43. mogelijke onderlaag van het strekkende deel

    (*) Overgenomen met de toelating van Centre Scientique et Technique du Btiment (zie literatuurlijst nr. 12).

    23

  • Afb. 55 Kil met dubbele scheidingslijn (*).1. onderlaag van de kil2. kil bodem van stukken lei

    Afb. 56 - Kil met dubbele scheidingslijn tijdens de uitvoe-ring.

    4.44.3 Kil van asfaltleien

    4.44.31 Kil met dubbele scheidingslijn (afb. 55,56 en 57)

    De versnijdingen worden gemaakt vr de plaat-sing van de leien. Het deel van de versneden leidat de kil bedekt is een volledige rok.De plaatsing van een onderlaag wordt aanbe-volen wanneer het verschil tussen het afschot

    Afb. 57 - Voltooide kil met dubbele scheidingslijn.

    van twee dakschilden groter is dan 15; dezeonderlaag van minstens 1 m breed wordt gecen-treerd in de as van de kil. De kilbodem wordtbedekt met leistukken die genageld wordenzoals de leien van de dakschilden.

    De rokken worden op de onderlaag en onderlingvolledig gelijmd.De leien van de dakschilden, die schuin gesne-den zijn volgens de as van de kil, overdekkendeze zijdelings over een breedte van minstens120 mm en worden volledig gelijmd over minstensB mrn.

    (*) Overgenomen met de toelating van Centre Scientique et Technique du Btiment (zie literatuurlijst nr. 12).

    24

  • 4.44.32 Kil met enkele scheidingslijn of schuineopkant (afb. 58)

    120 mm

    Afb. 58 - Kil met enkele scheidingslijn (*).1. onderlaag van de kil2. as van de kil

    De plaatsing van een onderlaag is fakultatief.Wanneer de dakschilden een zelfde afschot heb-ben (afb. 58), dan vormen de leien van een vande dakschilden de kilbodem en lopen ze tegenhet andere dakschild op over een hoogte vanminstens 120 mm, loodrecht gemeten op de kilaswaarop ze mechanisch worden bevestigd. Deleien van het andere dakschild overdekken dezeen worden gesneden in de as van de kil.Indien het afschot van de dakschilden verschilt,dan vormen de leien van het dakschild met dekleinste helling de bodem van de kil. De leien vanhet dakschild met het grootste afschot overdek-ken deze in dezelfde voorwaarden als in hetvoorgaande geval.

    4.44.33 Kruiskil (afb. 59)

    Afb. 59 - Kruiskil (*).1. mogelijke onderlaag

    Dit procd wordt gebruikt voor dakschildenrneteen gelijk afschot. De leien rijen van ieder dak-schild steken afwisselend over het andere dak-schild uit over een afstand van minstens 300 mm,waardoor ze elkaar wederzijds overlappen.De leien worden genageld op meer dan 150 mmvan weerszijden van de kilbodem.Alle bedekte elementen zijn over 300 mm aanweerszijden van de kilbodem volledig gelijmd.

    4.45 Doorbouwingen

    Doorbouwingen zijn afzonderlijke werken in hetoppervlak van de dakbedekking : schoorstenen,kappen, dakramen, enz.

    De waterdichte afdekking van deze delen kanworden verzekerd door middel van metalen bla-den of door een waterdichte bedekking.

    4.4'5.1 Metalen konstrukties

    4.45.11 Borstzijde en zijkanten (afb. 60 en 61)

    Afb. 60 - Plaatsing van een afdichtingsband op de borst-zijde van de schoorsteen. Het loket is reeds aangebracht.

    Afb. 61 - Plaatsing van de slabben voor de aansluiting.

    (*) Overgenomen met de toelating van Centre Scientique et Technique du Btiment (zie literatuurlijst nr. 12).

    25

  • 4.45.12 ZalingszijdeMen maakt een metalen goot (afb. 62). Wanneerde breedte van de goot groter is dan 1 m, danwordt een zaalgoot uitgevoerd met een dubbelehelling teneinde het water aan weerszijden vande doorbouwing te laten aflopen.

    Afb. 62 - Zaalgoot aan de zalingszijde van een schoorsteen.1. zaalgoot

    De hoekaansluitingen geschieden met gesol-deerde sluitstukken. De vertikale opstand van degoot is funktie van het waterdebiet dat ze zal ont-vangen. Hij mag nooit kleiner zijn dan 150 mmoDe opstand onder de leien moet groter zijn dande opstand van de goot.

    4.45.2 Andere materialen

    De asfaltleien worden trapsgewijs aangebrachtlangs alle zijden van doorbouwingen (zie bij voor-beeld de afbeelding 44, blz. 21). Ze worden ge-lijmd met een overlapping van minstens 120 mmop een afdichting met een opstand langs dedoorbouwing, zonder er een geheel mee te vor-men. De bewegingen tussen het dak en de door-bouwing worden aldus mogelijk gemaakt. Dewaterdichtheid van de opgaande delen wordtverzekerd hetzij door een aansluiting, hetzij dooreen bebording (afb. 63).

    4.46 Verluchting (afb. 64 en 65)

    Een niet bewoonde zolder wordt over het alge-meen verlucht door openingen in het overste-kende gedeelte van het dakschild of in de punt-gevels. Men kan echter ook verluchtingsopenin-gen voorzien.

    26

    Afb. 63 - Afdichtingsmembraan aan de zaling van deschoorsteen.

    De verluchtingsopeningen zijn voorzien van eenvoetplaat. De leien van de dakbedekking over-dekken deze voetplaat tot aan de omtrek van deverluchtingsopeningen. De opening aangebrachtin de plaat op het metalen blad is bestemd voorde verluchting van de zolder en is voorzien vaneen opgaande rand van minstens 30 mmo

    Achter het rooster van de verluchtingsopening,wordt deze rand derwijze teruggeplooid dat deregen niet rechtstreeks in de zolder kan dringen.Rondom de verluchtingsopeningen worden deleien uitgesneden. Ze bedekken de voetplaattenminste 100 mm en worden tenminste 80 mmvolledig gelijmd.Aan de onderzijde bedekt de voetplaat de laatsterij leien en wordt hierop over minstens 80 mmgelijmd.

    Afb. 64 - Plaatsing van een verluchtingspijp.

  • Afb. 69 - Plaatsing van de randleien.

    Afb. 67.

    Afb. 68 - Plaatsing van een daklantaarn vr de plaatsingvan de randleien.

    4.48 DakramenDakramen kunnen op verschillende manierenworden uitgevoerd.De afbeeldingen 67, 68 en 69 geven twee voor-beelden.

    De waterdichtheid tussen de buis en de mof wordtverzekerd door een omgeslagen rand die wordtbevestigd met een beugel.

    ........---6......--5

    3 -----i.....,.,1J

    4---""'"--

    J _

    Afb. 66 (*).1. voetplaat2. kraag3. mof4. beugel5. lijm6. omgeslagen rand

    (*) Overgenomen met de toelating van Centre Scientique et Tecllnique du Btirnent (zie literatuurlijst nr. 12).

    27

    Afb. 65 - Beklede verluchtingspijp.

    4.47 Buisdoorvoeringen (afb. 66)Bij de doorvoering van buizen doorheen de dak-bedekking moet worden gezorgd voor de vrijeuitzetting van de buizen.De doorvoeropening moet worden uitgevoerd meteen voetplaat met een mof van minstens 100 mmhoogte en een plat gedeelte van 150 mmoDe leien van de dakbedekking moeten deze voet-plaat naar boven toe dekken over tenminste100 mm en ze worden er op gelijmd over tenmin-ste 80 mmoNaar beneden toe moet de voetplaat de leienoverdekken.Op de voetplaat wordt een loden kraag gelast meteen opstand van 20 mm en een plat gedeeltevan tenminste 150 mmoDe opstand van de kraag wordt bedekt met eenmof van 300 mm hoogte die door middel van eenbeugel aan de buis wordt vastgebout.

  • 5. ONDERHOUD. TOEGANKELIJKHEID. SCHADEGEVALLEN

    5.1 ONDERHOUD

    De aanbevelingen voor het onderhoud van dak-bedekkingen van asfaltleien werden gebazeerdop de norm NBN B 46-401 (*).Evenals elke andere dakbedekking vergt eendakbedekking van asfaltleien een periodiek on-derhoud ten laste van de eigenaar en op diensverzoek.

    Dit onderhoud, dat jaarlijks na de winter moetgebeuren, moet betrekking hebben op de vol-gende punten:- verwijdering van dode bladeren, slib en ander

    afval dat zich zou kunnen ophopen en vanalle voorwerpen of afval die in de dakbedek-king kunnen doordringen, deze kunnen be-schadigen, de belasting kunnen verhogen ende waterafvoerleidingen kunnen verstoppen

    - verwijdering van het mos en van elke planten-groei om te vermijden dat deze wortels ont-wikkelen en door de waterdichte bedekkingkan dringen en door kapillariteit het grond-vlak nat maken

    - het behoud in goede werkingstoestand vande regenwaterafvoerleidingen

    - het opvoegen van de beschadigde groevenvan slabben en van elke scheur die zich voor-doet aan het oppervlak van de gedeelten vanhet werk die door de waterdichte bedekkingniet worden beschermd

    - het nazicht en de mogelijke reiniging van deverluchtingsopeningen.

    Bij een regelmatige keuring van de dakbedek-king zal blijken of buiten het jaarlijkse onderhouddat hierboven werd beschreven, nog bepaaldeherstellingen moeten worden verricht.

    (*) Zie literatuurlijst nr. 10.

    28

    Deze tussenkomsten gebeuren bij voorkeur doorde dakdekker, met het oog op de vaststelling vande aansprakelijkheid.Buiten de eigenlijke dakbedekking, moet tevensworden gewaakt over het goede gedrag van hetgrondvlak van de dakbedekking en zijn verluch-ting.

    5.2 TOEGANKELIJKHEIDEen dak van asfaltleien moet toegankelijk zijnvoor het onderhoud en andere werkzaamheden.Wanneer omwille van de aanwezigheid van tech-nische voorzieningen periodieke bezoeken nood-zakelijk zijn, moeten de nodige schikkingen wor-den getroffen om de asfaltleien niet te beschadi-gen (plaatsing van platte ladders, planken, dra-gen van speciaal schoeisel).Het betreden van een dak van asfaltleien moettot het minimum worden beperkt. Men moet bij-zonder omzichtig tewerk gaan bij daken met eenniet-doorlopend grondvlak.

    5.3 SCHADEGEVALLEN

    De voornaamste gevallen van schade aan dak-bedekkingen van asfaltleien worden hierna be-schreven.

    5.31 Plooien terplaatse van de voegen tussendelen van het grondvlak (afb. 70)

    Oorzaak: voegbeweging tussen de delen van hetgrondvlak ten gevolge van mechanische vervor-mingen van deze delen of van de onderliggendedelen of tengevolge van temperatuur- en voch-tigheidsschommelingen van de delen die gevoe-lig zijn voor dergelijke schommelingen; voortsvochtigheid die is ingesloten onder de water-dichte afdekking.

  • Afb. 70 - Duidelijk zichtbare plaats van de voegen van hetgrondvlak.

    Herstelling : de aantasting van de delen vanhet grondvlak door de vochtigheid moet wordenvoorkomen door het aanbrengen (of verbetering)van een luchtdicht scherm. De plooien in de dak-bedekking zullen blijven bestaan maar zullen nietverergeren.Herhaalde bewegingen kunnen aanleiding geventot het scheuren van de leien (afb. 71). In gevalvan sijpeling door de scheuren, moet de afdich-ting worden hersteld, bij voorbeeld door hetplaatsen van een nieuwe dakbedekking. Menmoet vanzelfsprekend nagaan of de delen van hetgrondvlak niet verrot zijn door de vochtigheid;mocht zulks het geval zijn, dan moeten ze wordenvernieuwd.

    5.32 Blaasvorming

    Oorzaak : ophoping van vochtigheid tussen deonderlaag en de leien.Herstelling: plaatsing van een dampscherm.

    5.33 Mosvorming (afb. 71 en 72)Oorzaak : mos wordt gevormd op vochtige enonbezonde plaatsen van de dakbedekking.

    Afb. 72 - Asfaltleien met mos op de voegen en witte mos-vlekken.

    Herstelling: mos kan worden verwijderd met deborstel; men moet er wel over waken de leien niette beschadigen. Vervolgens brengt men een mos-werend middel aan dat verenigbaar is met deleien en de andere delen van de dakbedekkingen dat het regenwater niet verontreinigt.

    5.34 Puistvorming op de leien (afb. 73)Oorzaak: hetzij een slechte kwaliteit van de lei-en (dikwijls stelt men ook afbrokkeling van deranden vast), hetzij het gebruik van een onaan-gepaste lijm of een overmatig gebruik van lijm(puistvorming ten plaatse van de lijm).Herstelling: geen herstelling mogelijk.

    Afb. 73 - Puistvorming op de leien.

    29

  • 5.35 Vervorming van de leirokken (afb. 74 en 75)Oorzaak: meestal onvoldoende of ongelijkmati-ge impregnatie en deklaag van de inlage van delei met bitumen (dikwijls stelt men ook vast datde randen afbrokkelen).Herstelling: geen herstelling mogelijk.

    Afb. 74 - Vervormde rokken (krullen van de hoeken).

    Afb. 75 - Detail van afbeelding 74.

    '. , ,," ~..

    5.36 VerUes van korrelsOorzaak: verhandelen bij het leggen van de lei-en. Een bepaald verlies aan korrels is toelaatbaarde eerste tijd na het leggen van de leien.Herstelling: geen herstelling mogelijk.

    5.37 Slechte staat van aangrenzende bouwwer-ken (afb. 76)

    De slechte staat van aangrenzende bouwwerkenzoals schoorstenen, goten, slabben, enz. kanaanleiding geven tot waterinsijpeling in het dak.Het spreekt vanzelf dat deze aangrenzende kon-strukties moeten worden onderhouden om scha-de aan het dak te voorkomen.

    Afb. 76.

  • BIJLAGE

    UITTREKSEL UIT STS 31-32 TIMMERWERK - DAKSCHRIJNWERK (*)

    31

    (*) Zie literatuurlijst nr. 14.(**) Zijn niet onderworpen aan deze voorschriften betreffende de vochtigheid, het traditioneel timmerhout dat pas een be-schermingsbehandeling onderging met een in water opgelost produkt.(***) Zie literatuurlijst nr. 5.(+1.**) Zie literatuurlijst nr. 6.(*****) Zie literatuurlijst nr. 7.(******) Zie literatuurlijst nr. 8

    04.1 TIMMERHOUT

    04.10 Alg,emeen

    Onder timmerhout verstaat men het hout dat on-derworpen wordt aan spanningen en waarvan dedimensionering der stukken bepaald wordt doorde regels van de weerstand van materialen.

    04.11 Vochtigheid en spleten

    De vochtigheid van het timmerhout moet bij deverwerking:- voor het ruim in al zijn delen verluchte tim-

    merwerk lager zijn dan 23 oio (**)- voor het niet ruim verluchte binnentimmer-

    werk, zoals bintwerk, lager zijn dan 18 oio (**).In deze vochtigheidstoestand zal het traditioneeltimmerhout geen enkele, voor de mechanischeweerstand, gevaarlij ke spleet vertonen; dedroogscheuren die de kern van de stukken metgesloten hart bereiken zijn niet gevaarlijk.

    04.12 Afmetingen

    Het gezaagd timmerhout wordt gemeten volgensNBN 219.01 (***).De maten worden uitgedrukt in mm en aangeduiddoor een verhouding a/b waarin a de nominaledikte en b de nominale breedte is.Het naaldhout wordt gezaagd op de nominale af-metingen die in NBN 219.02 (****) voor het Bel-gisch naaldhout en in NBN 219.03 (****.X) voor hetingevoerd Noords naaldhout aangeduid zijn. Devan de afmetingen en de krimp van het naaldhouttoegelaten afwijkingen komen voor in NBN219.04 (******).

    04.13 So'orten

    De volgende tabel vermeldt de houtsoorten dieals timmerhout mogen gebruikt worden, alsmedede vereiste minimale massa per volume.

    Minimalemassa

    NBN per volumeGenormalizeerde 199 (*) bij eenbenamingnr. vochtigheid

    van 20 10(kq/rn:')

    Zilverdennen 101-401 400Vuren 104-409 400Hemlock (Western) -421 400Canadapopulieren 222 400Abeel 219 400Europees grenen 107 450Noords Grenen

    (PNG) -414 450Douglas 108 450Oregon -416 450Zwart grenen 105-411 450Corsikaans grenen 106 450

    (*) Zie literatuurlijst nr. 4.

    Vr de verwerking al deze houtsoorten een be-schermende behandeling.

    04.14 Kenmerken en toegelaten gebreken

    04.14.1 Kwasten

    Voor timmerhout is de maat van een kwast dekleinste diameter in het vlak waarop hij zichtbaaris; zij wordt hieronder diameter genoemd.

  • Als een kwast tegelijkertijd zichtbaar is in hetvlak en op de kant van een stuk, wordt de maatuitsluitend op het vlak genomen en houdt mengeen rekening met de kant:- afzonderlijke kwasten : diameter kleiner dan

    of gelijk aan 1/3 van de breedte van het vlakwaarin de kwast voorkomt met een absoluutmaximum van 6 cm

    - gegroepeerde kwasten : som van de diame-ters over een lengte van 15 cm in de richtingvan de as van het stuk, kleiner dan of gelijkaan 2/3 van de breedte van het vlak waarinde kwasten voorkomen.

    04.14.2 HartToegelaten.

    04.14.3 SpintToegelaten.

    04.14.4 WankantenHet hout wordt meskant gezaagd. Buiten de ver-bindingszones zijn lichte wankanten toegelatenbinnen volgende grenzen:- zo de wankant voorkomt op een enkele rand,

    mag de minimale breedte van de zijkant nietkleiner zijn dan 2/3 van de dikte

    - zo de wankant voorkomt op twee randen, magde som van de minimale dikten van de twee

    (*) Zie literatuurlijst nr. 4.

    32

    kanten in eenzelfde sektie niet kleiner zijndan 2/3 van de dikte van het stuk

    - de som van de lengten van de wankanten magde helft van de lengte van het stuk niet over-schrijden.

    04.14.5 DraadhellingGemeten in verhouding tot de randen van destukken, is de draadhelling beperkt tot- algemene helling: 12 oio- plaatselijk maximum : 20 oio.

    Merk op dat de helling niet gemeten wordt in deonmiddellijke nabijheid van een toegelaten ge-brek.

    04.14.6 Dikte van de aangroeiingenDikte beperkt tot 5 mm met een tolerantie die10 oio van de sektie van de stukken niet over-schrijdt. De beperking geldt niet voor het Dou-glas- en Oregonhout (NBN 199, nr. 108-416) (*).

    04.14.7 Gebogen werkstukkenMaximale toegelaten doorhang van 8 mm op 2 mlengte op de plaats van de sterkste kromming.

    04.15 Niet toegleiaten gebrekenGewrongen werkstukken worden geweigerd.

  • Literatuurlijst

    1....Le bardeau bitum. Principales caractristiques et con-ditions de mise en ceuvre, Paris, Cahiers Techniques duMoniteur, nr. 19, oktober 1978.

    2. Belgisch Instituut voor NormalisatieNBN 460-03 Werking van de wind op de bouwconstruc-ties. Gebouwen (gebouwen met rechthoekig grondplanen symmetrisch zadeldak of plat dak). Brussel, BIN,1960.

    3. Belgisch Instituut voor NormalisatieNBN B 15-103 Beton, gewapend beton en voorgespan-nen beton. Berekening. Brussel, BIN, 1977.

    4. Belgisch Instituut voor Normalisatie'NBN 199 Hout. Namenlijst der voornaamste in Belgi ge-bruikte houtsoorten. Brussel, BIN, 1950.

    5. Belgisch Instituut voor NormalisatieNBN 219-01 Gezaagd hout. Het meten. Brussel, BIN, 1970.

    6. Belgisch Instituut voor NormalisatieNBN 219-02 Gezaagd hout. Belgisch naaldhout. Nomi-nale afmetingen. Brussel, BIN, 19'70.

    7. Belgisch Instituut voor NormalisatieNBN 219-03 Gezaagd hout. Ingevoerd Noords naaldhout.Nominale afmetingen. Brussel, BIN, 1970.

    8. Belgisch Instituut voor NormalisatieNBN 219-04 Gezaagd hout. Naaldhout, Afwijkingen inkrimp. Brussel, BIN, 1970.

    9. Belgisch Instituut voor NormalisatieNBN 280 Dakbedekkingen. Leidraad voor de goede uit-voering. Terminologie. Brussel, BIN, 1954.

    10. Belgisch Instituut voor NormalisatieNBN B 46-401 Asfaltbedekkingen voor gebouwen. Alge-mene principes voor het ontwerpen en het uitvoeren.Brussel, BIN, 3de uitgave, 1978.

    11....Bouwconstructies gezien door een thermo-hygrischebril. Deventer-Antwerpen, Kluwer Technische Boeken,Stichting Bouwresearch, nr. 61, 1978.

    12. Groupe de coordination des textes techniquesD.T.U. 40.14 Travaux de couverture en bardeaux bitu-ms. Cahier des charges tabli par Ie Groupe de coor-dination des textes techniques. Paris, Centre Scientifi-que et Technique du Btiment, mei 1977.

    13. Koninklijke Federatie der Architektenverenigingen vanBelgi, Nationale Confederatie van het Bouwbedrijf enWetenshappelijk en Technisch Centrum voor het Bouw-bedrijfAlgemeen bestek voor de uitvoering van priv-bouwwer-ken. 2de deel. Technische voorschriften. Boekdeel I.Aflevering 12. Dakbedekkingen. Brussel, F.A.B.-N.C.B.-W.T.C.B., 1970.

    14. Nationaal Instituut voor de HuisvestingSTS 31-32 Timmerwerk. Dakschrijnwerk. Addendum 1.Brussel, NIH, 1973.

    15. Nationaal Instituut voor de HuisvestingSTS 34 Dakbedekkingen. Eerste deel. Pannen- en leien-dakken. Brussel, NIH, juni 1971.

    16....Regeln fr Deckungen mit Bitumendachschindeln. Ber-lin, Helmut Gros Fachverlag, 1977.

    33

  • SAMENVATTING

    __ 1'1@@liirag vanasfaltleien of dakendak wordt na de inleiding zeer gedetailleerd behandeld : daktimmerwerk, materialen, uitvoering,

    de werken en hygrotermisch gedrag.VAlrvnllnl=~n~ worden de onderlaag en de onderdakplaat (dakbeschot) bestudeerd.Het belangrijkste hoofdstuk is gewijd aan asfaltleien en hun plaatsing : bevestiging, tracering en uitvoering van de verschil-lende strekkende delen. De uitvoering van de details wordt duidelijk gellustreerd.Het laatste hoofdstuk is gewijd aan het onderhoud, de toegankelijkheid en de patologie.

    RESU-ME

    130 - La pose des bardeaux bitums en toiturelments porteurs de la toiture font I'objet d'un long chapltre trs dtaill : charpente, matriaux, pose, protection en

    de travaux, comportement hygrothermique.~nIIS-lr;(]IICnIH et la sous-toiture sont tudies ensuite.\.1110.1..111 ... v Ie plus important est consacr aux bardeaux bitums et leur mise en ceuvre : fixation, traage, excutlondittrentes parties courantes. L'excution des dtails est clairement illustre.ErE~htl~etien_ I'accessibilit et la pathologie font I'objet du dernier chapitre.

    SUMMARY

    i ....E!ChniClBI Information Note 130 - Placing strip slate roofsload-bearing elements of the roof structure are dealt with in detail in a long chapter : truss, materiais, placing, protec-during the work, hygrothermal behaviour.