Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk
of 83/83
Instituut voor Media, Informatie en Communicatie Afstudeeropdracht Adviesrapport Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk In opdracht van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland (district Zuid) Rebecca van Someren Studentnummer: 500532827 RV5ALL Scriptiedocent (1) Bas Naber Scriptiedocent (2) Caspar Muller 6 november 2012
Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk
Text of Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk
Instituut voor Media, Informatie en Communicatie
Afstudeeropdracht Adviesrapport Het gebruik van sociale media in de
opsporingspraktijk In opdracht van de regiopolitie
Amsterdam-Amstelland (district Zuid) Rebecca van Someren
Studentnummer: 500532827 RV5ALL Scriptiedocent (1) Bas Naber
Scriptiedocent (2) Caspar Muller 6 november 2012
Voorwoord Voor u ligt het adviesrapport over het gebruik van
sociale media in de opsporingspraktijk, dat is uitgevoerd in
opdracht van district Zuid van de regiopolitie
Amsterdam-Amstelland. Dit adviesrapport dient als afstudeeropdracht
voor de opleiding Media, Informatie & Communicatie (profiel
Redactie & Mediaproductie) aan de Hogeschool van Amsterdam.
Tijdens mijn stage bij de regiopolitie Zaanstreek-Waterland in 2010
was ik werkzaam bij de secties Communicatie en Voorlichting. In die
tijd waren deze afdelingen bezig met het realiseren van de
invoering van het gebruik van Twitter door het korps. In datzelfde
jaar begonnen de eerste buurtregisseurs van het korps Twitter te
gebruiken. Ook diverse andere korpsen in Nederland startten met het
gebruik van dit sociale medium. Deze nieuwe ontwikkelingen binnen
de politieorganisatie en het feit dat het gebruik van sociale media
in de opsporing nog in de kinderschoenen staat, vormden voor mij
een aanleiding en een mooie kans om nuttig onderzoek te verrichten
voor district Zuid. Door middel van de resultaten die uit het
onderzoek naar voren komen, wil ik district Zuid adviseren hoe zij
het gebruik van sociale media in de opsporing kan optimaliseren.
Dit advies bestaat uit een passende sociale mediastrategie en
concrete aanbevelingen voor de uitvoering ervan in de
opsporingspraktijk. Mijn dank gaat allereerst uit naar mijn
scriptiedocent Bas Naber en mijn scriptiebegeleider bij het korps
Remko de Boer. Deze personen hebben gediend als eerste
aanspreekpunt tijdens het onderzoeksproces. Daarnaast gaat mijn
dank uit naar mijn opdrachtgever Jan Swaan voor het bieden van deze
kans. Tenslotte wil ik mijn tweede scriptiedocent Caspar Muller en
alle genterviewden, panelleden en andere personen die hebben
bijgedragen aan de totstandkoming van dit adviesrapport, bedanken
voor hun medewerking. Rebecca van Someren
Managementsamenvatting District Zuid van de regiopolitie
Amsterdam-Amstelland maakt gering en ongestructureerd gebruik van
sociale media. Hierdoor laat het korps veel kansen liggen in de
opsporing. Het doel van dit onderzoek was om inzicht te verkrijgen
in het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk van
district Zuid en in de wensen en voorkeuren van de doelgroep, om zo
een sociale mediastrategie te ontwikkelen voor district Zuid
(onderdeel van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland). Naast het
doen van uitvoerig deskresearch, zijn er interviews afgenomen met
twee experts op het gebied van sociale media en politie en met zes
politiekorpsen, waarvan vijf Nederlandse korpsen en n Brits korps.
Daarnaast is er een panelgesprek gehouden onder vier
doelgroepleden. Uit het panelgesprek is o.a. gebleken dat er
behoefte is aan uitbreiding van het huidige sociale media gebruik
onder buurtregisseurs en aan het actief onder de aandacht brengen
van het sociale media gebruik van district Zuid onder burgers.
Daarnaast gaven de panelleden aan dat zij graag een terugkoppeling
ontvangen als zij participeren aan de opsporing. Uit de interviews
is o.a. gebleken dat het van belang is dat district Zuid het
gebruik van sociale media ten eerste intern in kaart brengt voordat
er extern wordt gecommuniceerd. Verder is gebleken dat de best
practices effectieve werkwijzen gebruiken in hun opsporingspraktijk
en dat het belangrijk is om te anticiperen op ontwikkelingen op het
gebied van sociale media. Aan de hand van deze uitkomsten zijn er
conclusies getrokken en is er een advies opgesteld. Dit advies
bestaat uit een passende sociale mediastrategie voor district Zuid
en concrete aanbevelingen voor de uitvoering ervan in de
opsporingspraktijk. De aanbevelingen voor district Zuid bestaan uit
de volgende vijf stappen. Deze stappen dienen in chronologische
volgorde uitgevoerd te worden. 1. Inventariseren en structureren:
Realiseer eenduidigheid binnen het korps wat betreft het gebruik
van sociale media. Breng structuur aan in de Twitteraccounts van
buurtregisseurs, zodat deze accounts voor burgers inzichtelijk en
makkelijk vindbaar zijn. 2. Uitbreiden en intensiveren: Breid het
gebruik van Twitter onder buurtregisseurs uit (elke wijk dient
vertegenwoordigd te zijn door minstens n buurtregisseur) en maak
frequenter gebruik van de drie essentile sociale media Twitter,
YouTube en Facebook. 3. Strategien toepassen: Pas de vier manieren
van burgerparticipatie efficint toe en maak tegelijkertijd gebruik
van de mogelijkheid om (sociale) media te combineren en te
verbinden. Houd burgers op de hoogte over wat er - naar aanleiding
van een tip of melding - met een zaak is gebeurd. 4. Het gebruik
ter kennis brengen: Breng het sociale media gebruik actief onder de
aandacht van burgers d.m.v. een campagne of oude media. 5.
Anticiperen op ontwikkelingen: Leer van fouten en deel elkaars
tips. Blijf op de hoogte van ontwikkelingen op het gebied van
sociale media en pas werkwijzen voortdurend aan op ontwikkelingen,
kennis en bekwaamheid.
Management summary District South of the police force
Amsterdam-Amstelland doesnt use social media in a frequently nor
structured way. Because of this the force loses many opportunities
for detection. The goal of this thesis was to gain insight into the
use of social media for detection by district South and into the
needs and wishes of the target group, to develop a social media
strategy for district South (component of the police force
Amsterdam- Amstelland). Apart from detailed desk research,
interviews were held with two experts in social media and police
and with six police forces, of which five Dutch forces and one
Brittish force. Furthermore a panel discussion among target group
members was organized. The panel discussion has shown that there is
need for expansion of the current social media use among local
police officers and for conveying the use of social media by
district South among citizens. Beyond that, the panel members
announced that they would like to receive feedback as they
participate in detection. The interviews has shown that district
South should reconcile their social media use internally at first,
before they use social media for external communication.
Furthermore, the interviews have shown that the best practices use
effective methods as regards to the use of social media and that it
is important to anticipate at developments of social media. On the
basis of these findings, there are conclusions and an advice made.
This advice contains a suitable social media strategy for district
South and concrete recommendations for implementation for
detection. The recommendations towards district South contain the
following five steps. These steps should be accomplished in
chronological order. 1. Inventorying and structuring: Realize
consistency within the force regarding to the use of social media.
Structure the Twitter accounts of local police officers, so that
these accounts are clear and easy to find for citizens. 2.
Expanding and intensifying: Extend the use of Twitter among local
police officers (each district must be represented by at least one
local police officer) and use the three essential social media
Twitter, YouTube and Facebook more frequently. 3. Applying
strategies: Adjust the four ways of citizen participation
efficiently and use the opportunity to combine and connect (social)
media. Keep citizens informed about what has happened to a case on
account of a tip or report. 4. Conveying the use of social media:
Convey information about the use of social media by the force
through a campaign or old media. 5. Anticipating at developments:
Learn from mistakes and share each others tips. Keep informed of
developments about social media and fit methods continually to
developments, knowledge and competence.
Inhoudsopgave 1 Inleiding 9 1.1 Situatieschets 9 1.2
Probleemstelling 9 1.3 Strucuur 9 2 Probleemomschrijving 11 2.1
Probleemstelling 11 2.2 Doelstelling 11 2.3 Deelvragen 11 2.4
Begripsafbakening 13 3 Onderzoeksmethode 15 3.1 Doelgroep 15 3.2
Methoden en technieken 15 3.2.1 Vooronderzoek 15 3.2.2 Deskresearch
16 3.2.3 Interviews 16 3.2.4 Panelgesprek 17 3.3 Verantwoording van
de diepgang van het literatuuronderzoek 18 3.4 Kwaliteit van de
onderzoeksinstrumenten 19 3.5 Beschrijving van de
data-analysemethode 19 4 Deskresearch 21 4.1 Sociale media in de
Nederlandse samenleving 21 4.1.1 Gebruik sociale media 21 4.1.2
Mobiel gebruik 21 4.1.3 Gebruikers sociale media 21 4.1.4 Kenmerken
sociale media 22 4.1.5 Invloed sociale media op de samenleving 22
4.1.6 Toekomst sociale media 22 4.1.7 Subconclusie 23 4.2 Het
belang van sociale media voor de politie 23 4.2.1 De rol van
sociale media in het politiewerk 23 4.2.2 Voordelen en valkuilen
gebruik sociale media 24 4.2.3 Kenmerken opsporing door burgerhulp
25 4.2.4 Subconclusie 26 4.3 Het gebruik van sociale media door
district Zuid 27 4.3.1 Regiobreed en lokaal gebruik 27 4.3.2
Constateringen en resultaten 28 4.3.3 Subconclusie 29 4.4
Doelgroepanalyse 29 4.4.1 Geografische kenmerken 29 4.4.2
Demografische kenmerken 30 4.4.3 Psychografische en sociale
kenmerken 30
4.4.4 Motieven en doel van participatie 30 4.4.5 Manieren en
middelen van participatie 32 4.4.6 Invloed van het gebruik van
sociale media door de politie op burgers 32 4.4.7 Subconclusie en
segmentatie 33 4.5 Het gebruik van sociale media door Nederlandse
en internationel korpsen 34 4.5.1 Algemene strategieen,
ontwikkelingen en middelen 34 4.5.2 Regiopolitie Groningen 34 4.5.3
Regiopolitie Brabant Zuid-Oost 35 4.5.4 Regiopolitie Utrecht 36
4.5.5 Regiopolitie Haaglanden 36 4.5.6 Regiopolitie Hollands-Midden
38 4.5.7 Politiekorpsen Verenigde Staten 38 4.5.8 Nationale politie
& 9 domeinen strategie 39 4.5.9 Subconclusie 40 5 Fieldresearch
45 5.1 Het belang van sociale media voor de politie 46 5.1.1
Voordelen gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk 46
5.1.2 Valkuilen gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk
46 5.1.3 Kenmerken opsporing door burgerhulp 46 5.1.4 Kansen en
suggesties gebruik sociale media in de opsporingspraktijk 46 5.1.5
Anticiperen op sociale media 47 5.1.6 Subconclusie 48 5.2
Doelgroepanalyse 50 5.2.1 Algemeen gebruik sociale media, internet
en mobiel internet 50 5.2.2 Het volgen van de politie via sociale
media 50 5.2.3 Invloed sociale media op relatie politie en burger
51 5.2.4 Motieven van participatie 51 5.2.5 Manieren en middelen
van participatie 51 5.2.6 Demografische, psychografische en sociale
kenmerken 51 5.2.7 Sociale media gebruik district Zuid 52 5.2.8
Subconclusie 53 5.3 Het gebruik van sociale media door Nederlandse
en internationale korpsen 55 5.3.1 Gebruik sociale media kanalen 55
5.3.2 Strategische inzet 56 5.3.3 Doelstellingen gebruik sociale
media 57 5.3.4 Beleid, protocollen en richtlijnen 57 5.3.5
Resultaten, effecten en constateringen 59 5.3.6 Toekomstperspectief
gebruik sociale media 60 6 Conclusie 61 6.1 Beantwoording van de
deelvragen 61 6.2 Beantwoording van de centrale vraag 65 7 Advies
69 7.1 Inventariseren en structureren 69
7.2 Uitbreiden en intensiveren 69 7.3 Strategien toepassen 70
7.4 Het gebruik ter kennis brengen 73 7.5 Anticiperen op
ontwikkelingen 73 8 Evaluatie 75 8.1 Wat ging er goed? 75 8.2 Wat
ging er minder goed? 75 8.1 Betrouwbaarheid en validiteit 76 9
Literatuurlijst 77
Adviesrapport Het gebruik van sociale media in de
opsporingspraktijk Rebecca van Someren 9 1 Inleiding In dit
hoofdstuk komen de situatieschets, de probleemstelling en de
structuur van het onderzoek aan bod. 1.1 Situatieschets Dit
onderzoek, dat is uitgevoerd in opdracht van de regiopolitie
Amsterdam- Amstelland (district Zuid), gaat over het gebruik van
sociale media door de politie met de intentie om misdrijven en
andere delicten op te lossen. District Zuid van de regiopolitie
Amsterdam-Amstelland maakt weinig en ongestructureerd gebruik van
sociale media in haar opsporingspraktijk. De korpsleiding is van
mening dat zij hierdoor veel kansen laat liggen. Daarnaast wordt er
door dit korps weinig tot geen onderzoek gedaan naar hoe sociale
media het beste kunnen worden ingezet. Door de opkomst van sociale
media, is de politie de afgelopen jaren steeds meer gebruik gaan
maken van deze middelen bij het oplossen van misdrijven en andere
delicten. Burgerparticipatie is van alle tijden, maar staat op het
gebied van sociale media nog in de kinderschoenen. De vraag hierbij
is op welke manieren het gebruik van deze hulpmiddelen bijdraagt
aan het oplossen van verschillende zaken. Bij welk soort zaken
boekt de politie het meeste resultaat door het gebruik van sociale
media? Bij welke zaken ligt dit moeilijker? 1.2 Probleemstelling
Hoe kan district Zuid van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland,
door aan te sluiten bij de wensen en voorkeuren van de doelgroep
(burgers die nieuwsgierig, betrokken en onderzoekend zijn, veel
mensen kennen en goed met internet kunnen omgaan), het gebruik van
sociale media in haar opsporingspraktijk optimaliseren? 1.3
Structuur De opdrachtgever voor dit onderzoek is district Zuid van
de regiopolitie Amsterdam- Amstelland. In dit onderzoek wordt
voornamelijk ingegaan op hoe sociale media kunnen worden ingezet in
de opsporingspraktijk. Hoe gaan Nederlandse en internationale
korpsen om met sociale media? Wat is het belang van sociale media
voor de politie? Welk soort burgers is bereid de politie hulp aan
te bieden? Wat levert het gebruik van Twitter op? Om tot een
passend antwoord te komen op bovenstaande vragen wordt er uitvoerig
onderzoek gedaan. Met behulp van deskresearch wordt er gezocht naar
bestaande
Adviesrapport Het gebruik van sociale media in de
opsporingspraktijk Rebecca van Someren 10 informatie over dit
onderwerp. Om meer detailleerde informatie te verkrijgen wordt er
fieldresearch gedaan in de vorm van diepte-interviews en een
panelgesprek. In de probleemomschrijving (hoofdstuk 2) komen de
probleemstelling, doelstelling en deelvragen van dit onderzoek aan
bod. De resultaten van de deelvragen gezamenlijk moeten
uiteindelijk antwoord kunnen geven op de centrale vraag. In het
hoofdstuk Onderzoeksmethode worden de methodes en technieken van
het onderzoek beschreven en de verantwoording hiervoor. Tevens
wordt er informatie gegeven over de betrouwbaarheid en validiteit
van het onderzoek. In hoofdstuk 4, Literatuuronderzoek, wordt
ingegaan op alle deelvragen die met deze techniek beantwoord zullen
worden. Naast internetbronnen zal er ook literatuur worden gebruikt
om dit te kunnen bereiken. In het vijfde hoofdstuk komen de
resultaten van de fieldresearch aan bod. Dit zijn de uitkomsten en
de analyse van de diepte-interviews en het panelgesprek. In de
conclusie worden alle uitkomsten van het onderzoek samengevat, met
elkaar vergeleken en verbonden. Alle deelvragen worden beantwoord.
Er worden koppelingen gemaakt tussen de verschillende resultaten
die samen de centrale vraag beantwoorden. Het hoofdstuk Advies
bestaat uit een passende sociale mediastrategie en concrete
aanbevelingen voor de uitvoering ervan in de opsporingspraktijk. In
de evaluatie wordt beschreven hoe het onderzoek is verlopen en
persoonlijk is ervaren. Dit houdt in: een evaluatie van het gehele
onderzoeksproces, eventuele problemen, etcetera.
Adviesrapport Het gebruik van sociale media in de
opsporingspraktijk Rebecca van Someren 11 2 Probleemomschrijving In
dit hoofdstuk komen de probleemstelling, de doelstelling, de
deelvragen en de begripsafbakening van het onderzoek aan bod. 2.1
Probleemstelling Hoe kan district Zuid van de regiopolitie
Amsterdam-Amstelland, door aan te sluiten bij de wensen en
voorkeuren van de doelgroep (burgers die nieuwsgierig, betrokken en
onderzoekend zijn, veel mensen kennen en goed met internet kunnen
omgaan), het gebruik van sociale media in haar opsporingspraktijk
optimaliseren? 2.2 Doelstelling Inzicht verkrijgen in het gebruik
van sociale media in de opsporingpraktijk van district Zuid en in
de wensen en voorkeuren van de doelgroep, om zo een sociale
mediastrategie te ontwikkelen voor district Zuid (onderdeel van de
regiopolitie Amsterdam-Amstelland). 2.3 Deelvragen Om de
probleemstelling te kunnen beantwoorden, is deze vraag opgesplitst
in een aantal deelvragen. Deze deelvragen worden onderzocht door
middel van deskresearch en fieldresearch (diepte-interviews en een
panelgesprek). Deelvraag 1: Wat is de invloed van sociale media op
de Nederlandse samenleving? Onderzoeksvragen: Welke sociale media
worden er gebruikt in Nederland en in welke mate? Wat zijn de
kenmerken van sociale media? Door wie worden sociale media
gebruikt? Hoe heeft het gebruik van sociale media de samenleving
veranderd? Hoe zullen sociale media zich in de toekomst
ontwikkelen? Deelvraag 2: Wat is het belang van sociale media voor
de politie? Onderzoeksvragen: Wat zijn de voordelen van het gebruik
van sociale media in de opsporingspraktijk? Wat zijn de valkuilen
van het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk? Wat
zijn de belangrijkste kenmerken van opsporing door burgerhulp?
Adviesrapport Het gebruik van sociale media in de
opsporingspraktijk Rebecca van Someren 12 Deelvraag 3: In welk
opzicht en in welke mate maakt district Zuid van de regiopolitie
Amsterdam-Amstelland al gebruik van sociale media en met welk
resultaat gebeurt dit? Onderzoeksvragen: Welke sociale media worden
er gebruikt? In welke mate en structuur gebeurt dit? Wat wordt er
op sociale media geplaatst? Welke resultaten levert het gebruik van
sociale media op voor district Zuid? In welke opzichten schiet men
tekort wat betreft het gebruik van sociale media? Deelvraag 4: Wie
is de doelgroep? Onderzoeksvragen: Welk soort burgers zijn bereid
de politie hulp te bieden? Welke motieven hebben zij hiervoor? Wat
willen zij daarmee bereiken? Hoe bieden burgers de politie hulp
aan? Welke middelen zetten ze daarvoor in? Op welke manieren raakt
de burger het meest gemotiveerd om te participeren aan de
opsporingspraktijk? Wat zijn de demografische kenmerken van de
doelgroep? Wat zijn de psychografische en sociale kenmerken van de
doelgroep? Welke invloed heeft het gebruik van sociale media door
de politie op burgers en op de relatie tussen politie en burger?
Deelvraag 5: Wat voor sociale mediastrategien worden er in andere
politiekorpsen in Nederland en in het buitenland gehanteerd?
Onderzoeksvragen: Wat voor sociale mediastrategien hanteren diverse
Nederlandse en buitenlandse korpsen? Wat valt hieraan op? Wat
kunnen we ervan leren? Welke resultaten leveren deze strategien op?
Welke sociale media zijn het meest effectief met betrekking tot de
opsporingspraktijk?
Adviesrapport Het gebruik van sociale media in de
opsporingspraktijk Rebecca van Someren 13 Matrix deelvragen/methode
van onderzoek Deskresearch Fieldresearch Internationale component
Kwantitafief onderzoek Kwalitatief onderzoek Deelvraag 1 X
Deelvraag 2 X X Deelvraag 3 X Deelvraag 4 X X Deelvraag 5 X X X 2.4
Begripsafbakening Om de onderzoeksresultaten te begrijpen en te
interpreteren, wordt gebruik gemaakt van enkele theoretische
begrippen. Variabelen Onder de term variabelen worden de kenmerken
van bepaalde onderzoeksgegevens verstaan. Zo zijn er kenmerken als
leeftijd, meningen, gedrag, enzovoorts (Verhoeven, 2008).
Onderzoeksdomein Met het onderzoeksdomein wordt het hele gebied
bedoeld waarop het onderzoek betrekking heeft (Verhoeven, 2008). In
dit geval betreft het onderzoeksdomein het district Zuid van de
regiopolitie Amsterdam-Amstelland. Populatie De populatie betreft
het totale aantal eenheden waarop het onderzoek betrekking heeft
(Verhoeven, 2008). Met andere woorden: de doelgroep van het
onderzoek. Sociale media Sociale media is een verzamelbegrip voor
alle internettoepassingen waarmee het mogelijk is om informatie met
elkaar te delen (Social Media Solutions, z.j.). Voorbeelden zijn
Facebook, Twitter, Youtube en Wikipedia. Sociale media maken het
voor gebruikers mogelijk om een persoonlijke identiteit te creren
en om sociale interactie te hebben met andere gebruikers (Dainton
en Zelley, 2011).
Adviesrapport Het gebruik van sociale media in de
opsporingspraktijk Rebecca van Someren 14
Adviesrapport Het gebruik van sociale media in de
opsporingspraktijk Rebecca van Someren 15 3 Onderzoeksmethode In
dit hoofdstuk worden de doelgroep, de methodes en technieken
(inclusief verantwoording), de betrouwbaarheid en de validiteit van
het onderzoek beschreven. 3.1 Doelgroep De doelgroep van dit
onderzoek betreft burgers die woonachtig zijn in het geografische
gebied van district Zuid, en in het bijzonder burgers met een
specifiek profiel. Nieuwsgierige, betrokken en onderzoekende
burgers die veel mensen kennen en goed met internet kunnen omgaan
blijken namelijk een goede bijdrage te kunnen leveren aan
politiewerk (Sprenger en Lassche, 2011). Deze burgers kunnen in
twee groepen worden onderscheiden: de burger als rechercheur
(meehelpen met de opsporing) en de burger als wijkagent
(signaleren, corrigeren, gemeenschappen bouwen, enzovoort) (Bekkers
en Meijer, 2010). In de opsporingspraktijk kunnen uiteraard beide
groepen van belang zijn. Voor de burger spelen spanning en sensatie
een grote rol bij de motivatie om te participeren (Bekkers en
Meijer, 2010). Om de overige kenmerken van deze specifieke
doelgroep vast te stellen, wordt er tevens onderzocht op onder
andere geslacht, leeftijd, inkomen en religie. Door middel van
onderzoek naar deze kenmerken vindt doelgroepsegmentatie plaats en
ontstaan binnen de doelgroep diverse segmenten. Deze segmenten
hebben elk hun eigen specifieke profiel. 3.2 Methoden en technieken
Dit praktijkonderzoek wordt uitgevoerd door middel van deskresearch
en fieldresearch. Onder de deskresearch valt het
literatuuronderzoek en de interne interviews. De fieldresearch
bestaat uit acht interviews en een panelgesprek. 3.2.1
Vooronderzoek Voor de start van dit onderzoek is een vooronderzoek
afgerond (zie bijlage 1; afstudeervoorstel). Dit vooronderzoek
bestond uit korte interviews met vijf professionals over het
gebruik van sociale media door de politie. Deze professionals zijn
Jan Kroese (communicatieadviseur politie Zaanstreek-Waterland),
Otto Scholten (wijkagent politie Zaanstreek-Waterland), Han van
Someren (wijkagent politie Zaanstreek-Waterland), Jan Swaan (chef
operationele zaken politiekorps district Zuid Amsterdam-Amstelland)
en Paul Bos (hoofd recherche politiekorps district Zuid
Amsterdam-Amstelland). Uit de interviews komt naar voren dat het
gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk nog in de
kinderschoenen staat. Door de opkomst van het digitale tijdperk
wordt er steeds meer gebruik gemaakt van sociale media door de
politie. Uit de interviews met de professionals van district Zuid
bleek dat dit korps een onregelmatig en ongestructureerd beleid
heeft op het gebied van sociale media. In vergelijking met andere
korpsen, zo veronderstellen de genterviewde politiemensen, maken
zij relatief weinig gebruik van sociale media in hun
Adviesrapport Het gebruik van sociale media in de
opsporingspraktijk Rebecca van Someren 16 opsporingspraktijk.
District Zuid heeft de behoefte om dit gebruik te optimaliseren
(Swaan e.a., 2012). 3.2.2 Deskresearch Door middel van deskresearch
wordt er antwoord gegeven op een aantal deelvragen. De bronnen die
gebruikt worden zijn voornamelijk afkomstig van het internet en van
de regiopolitie Amsterdam-Amstelland en andere korpsen. Voorbeelden
hiervan zijn Website voor de politie en het rapport Een wereld te
winnen Sociale media en politie, een eerste verkenning door Snel en
Tops. Tevens wordt er literatuur gebruikt om de internetbronnen aan
te vullen, zoals het boek Cocreatie in de publieke sector van
Bekkers en Meijer. Daarnaast worden er enkele interviews afgenomen
met medewerkers binnen district Zuid van de politie
Amsterdam-Amstelland. Het doel van deze interviews is om te
achterhalen welke sociale media er al door het korps worden
gebruikt, in welke mate dit gebeurt en met welk succes. Tevens
worden de behoeften van het korps - wat betreft het gebruik van
sociale media in de opsporingspraktijk - gepeild. Door deskresearch
uit te voeren wordt er informatie gehaald uit bestaande
bronnen/onderzoeken. Hierdoor is het niet nodig om zelf
fieldresearch uit te voeren naar bepaalde onderwerpen, omdat deze
informatie namelijk al bestaat. Het is een makkelijke en snelle
manier om onderzoek te doen. De best practices binnen dit onderzoek
zijn de werkwijzen en theorien van andere korpsen wat betreft hun
gebruik van sociale media. Het gebruik van Twitter door wijkagenten
en de omgang met Facebook en Youtube als hulpmiddel in de
opsporingspraktijk zijn voorbeelden van werkwijzen en theorien die
worden onderzocht. Doordat de politie een overheidsinstelling is en
de korpsen onderling samenwerken, is er geen sprake van
concurrentie. De korpsen Brabant Zuid-Oost, Hollands-Midden,
Utrecht, Groningen en Haaglanden worden genoemd als korpsen die
voorop lopen bij het gebruik van sociale media (Snel en Tops,
2011). Naast deskresearch uit te voeren naar de werkwijzen van
bovengenoemde korpsen, worden deze korpsen benaderd via de
regiopolitie Amsterdam-Amstelland voor nadere informatie in de vorm
van interviews. Om een internationale component aan dit onderzoek
toe te voegen, wordt er gekeken naar hoe politiekorpsen in andere
landen, zoals de Verenigde Staten en Groot- Brittanni, sociale
media inzetten bij hun opsporingspraktijk. Deze informatie wordt
voornamelijk verzameld door het uitvoeren van deskresearch.
Daarnaast wordt een Brits politiekorps benaderd via de regiopolitie
Amsterdam-Amstelland voor nadere informatie in de vorm van een
interview. 3.2.3 Interviews Het afnemen van interviews met externe
deskundigen is een vorm van fieldresearch. Het doel is om extra en
meer detailleerde informatie te verzamelen over het onderwerp om op
deze manier de centrale vraag van het onderzoek te kunnen
beantwoorden.
Adviesrapport Het gebruik van sociale media in de
opsporingspraktijk Rebecca van Someren 17 Dit type onderzoek is
passend, omdat het naar schatting veel bruikbare informatie zal
opleveren. De fieldresearch dient als een aanvulling op de
deskresearch en zal een toegevoegde waarde hebben voor het
onderzoek. Het doel van de interviews is om meer informatie en
kennis te vergaren over onder andere sociale mediastrategien van
Nederlandse en internationale politiekorpsen, burgerhulp via
sociale media en de mogelijkheden van sociale media wat betreft de
opsporingspraktijk. Daarnaast richten de interviews zich ook op de
vooruitzichten van sociale media in de toekomst. Er wordt belicht
hoe de invloed van sociale media op de samenleving zich (naar
schatting) zal ontwikkelen en hoe de politie hierop kan
anticiperen. In totaal worden er acht interviews afgenomen. Vijf
van deze interviews worden gehouden met communicatieadviseurs of
woordvoerders van verscheidene Nederlandse korpsen, waaronder de
korpsen Groningen, Brabant Zuid-Oost, Utrecht, Haaglanden en
Hollands-Midden. Deze korpsen gelden in Nederland als voorlopers
als het gaat om het gebruik van sociale media (Snel en Tops, 2011).
Daarnaast wordt n interview afgenomen met een communicatieadviseur
of woordvoerder van het Britse korps The Northumbria Police, wat
dient als internationale component binnen dit onderzoek. De overige
twee interviews worden gehouden met experts op het gebied van
sociale media en opsporing, namelijk: Albert Meijer (hoogleraar
Bestuurskunde en doet onderzoek naar politie en sociale media) en
Nicolien Kop (lector Criminaliteitsbeheersing en Recherchekunde).
3.2.4 Panelgesprek Het houden van een panelgesprek is een vorm van
fieldresearch. Het doel is om meer bruikbare informatie te
verzamelen over de doelgroep, zodat deze gegevens kunnen worden
verwerkt in de te ontwikkelen sociale mediastrategie voor district
Zuid van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland. Het panelgesprek
vindt plaats onder de doelgroep van dit onderzoek; oplettende
burgers die bereid zijn de politie hulp aan te bieden. Ze zijn
betrokken bij hun buurt en ervaren met sociale media. Aan het panel
nemen minstens zes personen deel. Er wordt naar gestreefd om van
elk segment in de doelgroep een vertegenwoordiger in het panel te
hebben. Tijdens het panelgesprek wordt er onder andere ingegaan op
de kenmerken van de doelgroep, hun motieven om te participeren,
welke middelen zij hiervoor gebruiken, in welke mate zij gebruik
maken van sociale media, wat hun behoeften zijn, enzovoorts. Het
panelgesprek dient tevens om eerdere bevindingen over de doelgroep
te checken en te verrijken. Bij het panelgesprek komen daarom ook
gegevens uit de deskresearch en de interviews aan bod. 3.3
Verantwoording van de diepgang van het literatuuronderzoek De basis
van het adviesrapport zal bestaan uit literatuuronderzoek. Dit
literatuuronderzoek fungeert als een bodem voor de
fieldresearch.
Adviesrapport Het gebruik van sociale media in de
opsporingspraktijk Rebecca van Someren 18 Het literatuuronderzoek
bestaat voornamelijk uit kwalitatieve gegevens, zoals
beschrijvingen van theorien en strategien op het gebied van sociale
media en politie. Voorbeelden hiervan zijn werkwijzen van korpsen
bijvoorbeeld wat betreft het gebruik van Twitter door wijkagenten
en de omgang met Facebook en Youtube als hulpmiddel in de
opsporingspraktijk - en hun behaalde resultaten, de visies van
experts en het gebruik van sociale media in Nederland. De
politiekorpsen die onder de loep worden genomen, zijn onder andere
de politie Utrecht, Haaglanden en Brabant Zuid-Oost. Daarnaast
komen ook kwantitatieve gegevens aan bod, bijvoorbeeld voor het
uitdrukken van gegevens over de doelgroep of het gebruik van
sociale media. Deze kwantitatieve gegevens dienen om hoeveelheden
en percentages aan te tonen, zodat meer inzicht wordt gegenereerd
voor de kwalitatieve kant van het onderzoek. Tijdens het
literatuuronderzoek worden voornamelijk gegevens verzameld uit
boeken, artikelen, (onderzoeks)rapporten en internet. Voorbeelden
zijn Een wereld te winnen van Snel en Tops, politievakblad Blauw en
Applying communication theory for professional life van Dainton en
Zelley. Een deel van de literatuur is afkomstig uit bronnen van de
regiopolitie Amsterdam-Amstelland en verscheidene andere
politiekorpsen (zoals Een wereld te winnen van Snel en Tops en
politievakblad Blauw); de rest is afkomstig uit externe bronnen,
zoals literatuur, (internet)artikelen en onafhankelijke onderzoeken
(zoals het artikel Applying communication theory for professional
life van Dainton en Zelley). Door middel van literatuuronderzoek
komt een doelgroepanalyse tot stand. In deze analyse wordt de
doelgroepsegmentatie beschreven. De segmentatie wordt onderscheiden
in de volgende segmentcriteria: geografisch, demografisch, sociaal-
economisch en psychografisch (Intemarketing, 2009). Om te kunnen
begrijpen hoe en waarom burgers de politie willen helpen, zal
tevens worden gesegmenteerd op sociaal psychologisch vlak. Bij
sociale psychologie gaat het om menselijke interactie en de invloed
van de sociale omgeving op het menselijk denken en handelen (Vrije
Universtiteit Amsterdam, z.j.). De best practices binnen dit
onderzoek zijn de politiekorpsen in Nederland die voorop lopen in
het gebruik van sociale media en de internationale componenten. Het
doel is om relevante informatie te verzamelen over de werkwijzen en
theorien van andere korpsen wat betreft sociale media, zodat deze
gegevens kunnen worden toegepast bij het ontwikkelen van een
sociale mediastrategie voor district Zuid. De internationale
component binnen dit onderzoek is afkomstig van korpsen uit de
Verenigde Staten en uit Europa. Er wordt gekeken hoe internationale
korpsen sociale media inzetten bij hun opsporingspraktijk en welke
resultaten dit oplevert. De uitkomsten hiervan worden toegepast bij
het ontwikkelen van een sociale mediastrategie voor district
Zuid.
Adviesrapport Het gebruik van sociale media in de
opsporingspraktijk Rebecca van Someren 19 3.4 Kwaliteit van de
onderzoeksinstrumenten In dit onderzoek zijn twee soorten
validiteit van belang: populatievaliditeit en begripsvaliditeit.
Populatievaliditeit houdt in of de steekproef een afspiegeling is
van de doelgroeppopulatie. Bij begripsvaliditeit is het belangrijk
of men meet wat men wilt meten (Verhoeven, 2008). Bij kwalitatief
onderzoek staat populatievaliditeit ter discussie, omdat de
steekproef niet aselect is of een kleine groep personen betreft.
Daarnaast laat begripsvaliditeit te wensen over, aangezien de
belevingswereld van de te onderzoeken personen centraal staat en
niet het te meten begrip of instrument (Verhoeven, 2008). Bij
kwalitatief onderzoek gaat het erom, anders dan bij kwantitatief
onderzoek, in hoeverre een onderzoek inhoudelijk generaliseerbaar
is of in welke mate de conclusies in soortgelijke situaties gelden
(Verhoeven, 2008). Om dit onderzoek daarom zo betrouwbaar en valide
mogelijk te maken, worden de volgende handelingen ondernomen: 1. Er
worden verscheidene onderzoekstechnieken gebruikt. De
onderzoekstechnieken die in dit onderzoek worden toegepast zijn de
deskresearch, het afnemen van interviews en het houden van een
panelgesprek. Door gebruik van deze drie technieken vindt
triangulatie plaats (Verhoeven, 2008). Op deze manier wordt
gestreefd naar resultaten die het dichtst bij de werkelijkheid
liggen. 2. Alle verkregen informatie en de stappen die hierbij
worden gezet, worden op een juiste manier geregistreerd.
Aantekeningen worden bijgehouden in een logboek. 3. Tijdens het
uitvoeren van deskresearch zal gebruik worden gemaakt van zo recent
mogelijke bronnen. Er wordt naar gestreefd dat het merendeel van de
bronnen die gebruikt worden uit de jaartallen 2012 en 2011 stammen.
4. De vragenlijsten en topiclijsten van de interviews en het
panelgesprek zijn reel en bruikbaar, zodat de uitkomsten ervan
daadwerkelijk kunnen worden toegepast bij het trekken van
conclusies. De vragen en onderwerpen worden efficint opgesteld en
staan in verband met de probleemstelling, doelstelling en
deelvragen. 5. Om te controleren of er daadwerkelijk om relevante
en bruikbare informatie wordt gevraagd, worden de vragen- en
topiclijsten vooraf getest onder een doelgroeplid. 6. Tijdens het
panelgesprek wordt gebruik gemaakt van opnameapparatuur, waardoor
de verkregen informatie op een juiste manier geregistreerd wordt en
kan worden verwerkt. 3.5 Beschrijving van de data-analysemethode De
kwalitatieve gegevens die met dit onderzoek vergaard worden, worden
op een efficinte manier verwerkt. Tijdens het gehele
verwerkingsproces wordt een logboek bijgehouden met alle
aantekeningen, analyses, keuzes en argumenten die tijdens het
Adviesrapport Het gebruik van sociale media in de
opsporingspraktijk Rebecca van Someren 20 onderzoek worden gemaakt.
Nadat er gegevens verzameld zijn, is het van belang om deze
gegevens eerst uiteen te rafelen en samen te vatten. Voor de desk-
en fieldresearch geldt hier dat er eerst relevante informatie wordt
geselecteerd. Vervolgens wordt deze informatie verdeeld in kleine
fragmenten en samengevat. Daarna worden de gebruikte termen in het
onderzoek gevalueerd en gecodeerd, zodat er een eerste vorm van
definiring wordt toegekend aan de bevindingen. Er wordt een
betekenis toegekend aan de gegevens van de deskresearch en de
fieldresearch. Hierbij wordt tevens gekeken bij welke deelvraag de
gegevens horen. Op deze manier kunnen verscheidene onderwerpen
binnen het onderzoek gemakkelijk worden geordend. Bij het ordenen
van de bevindingen wordt een schematische weergave van de
resultaten gemaakt. Hierbij worden bijvoorbeeld tabellen en
opsommingtekens gebruikt. De termen worden gegroepeerd en
gesorteerd en vervolgens wordt er naar verbanden tussen de gegevens
gezocht. Er wordt gekeken welke bevindingen van de desk- en
fieldresearch met elkaar te maken hebben. Er worden verbanden
gelegd en eventuele opmerkelijkheden belicht. Hierdoor ontstaat er
structuur in de bevindingen en kunnen er conclusies worden
getrokken (Verhoeven, 2008). Deze conclusies worden getrokken door
alle resultaten in verband te brengen met de probleemstelling.
Adviesrapport Het gebruik van sociale media in de
opsporingspraktijk Rebecca van Someren 21 4 Deskresearch In dit
hoofdstuk wordt bestaande informatie over het onderwerp behandeld.
4.1 Sociale media in de Nederlandse samenleving Sociale media
kunnen in onderstaande vijf groepen worden ingedeeld. In de
opsporingspraktijk zijn voornamelijk de eerste twee groepen van
belang. 1. Sociale netwerk-sites: Facebook, Hyves, LinkedIn 2.
Bottom up broadcasting: Twitter, YouTube 3. Interactieve blogs:
geenstijl.nl, fok.nl, joop.nl 4. Online samenwerking en creatie van
content: Wikipedia 5. Object georganiseerd ervaringen: booking.com
voor hotels, iens.nl voor restaurants (Zouridis en Tops, 2011).
4.1.1 Gebruik sociale media In Nederland is Facebook het
populairste sociale medium: circa 7,3 miljoen Nederlanders hebben
Facebook. Tevens is het dagelijks gebruik toegenomen: vorig jaar
gebruikten 2,2 miljoen mensen dagelijks Facebook, dit jaar zijn dat
er 4,3 miljoen. Youtube heeft 6,9 miljoen Nederlandse gebruikers,
waarvan 1 miljoen dagelijks gebruik maken van dit medium. Van
LinkedIn en Twitter maken 3,2 mensen gebruik, gevolgd door Hyves
met 3 miljoen gebruikers. LinkedIn heeft 300.000 dagelijkse
gebruikers, Twitter 1,5 miljoen en Hyves 900.000. De sociale
netwerksite Hyves ziet het gebruik fors dalen. Voornamelijk
jongeren maken minder gebruik het Nederlandse platform (Newcom
Research, 2012). 4.1.2 Mobiel gebruik Het gebruik van sociale media
in Nederland via mobiele toestellen is flink gestegen. Zon 40% van
het gebruik van sociale media vindt plaats via smartphones. In een
jaar is het aantal toestellen een mobiele internetaansluiting met
48% is gestegen. Door deze stijging beschikt nu ongeveer de helft
van de Nederlanders over mobiel internet. Bovendien blijken sociale
media en mobiel internet een grote versterkende invloed op elkaar
te hebben (Tres, 2012). 4.1.3 Gebruikers sociale media Van de
Nederlandse internetters tussen de 25 en 55 jaar oud is 54% actief
op sociale netwerken. Van de leeftijdsgroep 16 tot en met 25 jaar
maakt maar liefst 91% gebruik van sociale media en van de groep 55
tot en met 75 is ruim 30% actief op sociale media. Wat betreft
opleidingsniveau bestaan er vrijwel geen verschillen in het gebruik
van sociale media (CBS, 2010). Er bestaan wel verschillen tussen
mannen en vrouwen in het gebruik van sociale media. Mannen
gebruiken sociale media voornamelijk als statusverhogende
activiteiten; vrouwen gebruiken sociale media vooral voor het
onderhouden van contacten en het versterken van vriendschappen.
Onder sociale media gebruikers in Nederland zijn vrouwen met 47%
dagelijks meer actief op sociale media dan mannen met 32%. Maar dit
geldt niet voor alle sociale mediaplatformen. Zo gebruiken mannen
vaker Twitter dan vrouwen (32% tegenover 28%) (Porter Novelli,
2012).
Adviesrapport Het gebruik van sociale media in de
opsporingspraktijk Rebecca van Someren 22 4.1.4 Kenmerken sociale
media Sociale media beschikken over enkele bijzondere kenmerken.
Deze kenmerken zijn afzonderlijk van elkaar niet nieuw, maar kunnen
in combinatie en in hun intensiteit specifieke effecten hebben. Ten
eerste is dat het zwermpotentieel van sociale media. Grote groepen
personen kunnen er spontaan maar gecordineerd door in actie komen,
wat vergelijkbaar is met een zwerm bijen. In de tweede plaats
hebben sociale media explosiepotentieel. Doordat in sociale media
allerlei acceleratoren en multipliers (bijvoorbeeld de
retweet-functie in Twitter) zijn ingebouwd, kunnen betrekkelijk
kleine of lokale zaken snel uitgroeien tot grootschalige, mondiale
kwesties. Een voorbeeld hiervan is de tweet van districtchef Gerda
Dijksman over de dood van twee personen in Meppel. Ten derde
beschikt sociale media over synergiepotentieel. Door de
samenvoeging van op zichzelf kleine onderdelen of bijdragen kan een
werkelijkheid ontstaan die groter en invloedrijker is dan al die
kleine onderdelen samen. Met andere woorden: het effect van de
samenvoeging is groter dan wat de afzonderlijke onderdelen in
totaal bereikt zouden hebben. De som is dus groter dan het geheel
van de delen. (Zouridis en Tops, 2011). 4.1.5 Invloed sociale media
op de samenleving Sociale media zijn niet meer weg te denken uit
onze huidige maatschappij. Het gebruik van sociale media wordt
steeds gewoner, zowel voor priv- als werkdoeleinden. Doordat er
wereldwijd via sociale media steeds meer wordt gedeeld met de
buitenwereld, wordt de invloed van sociale media op de samenleving
steeds groter. Deze online infrastructuur creert namelijk een
veranderende samenleving, waarin ideen, activiteiten en relaties
niet meer beperkt worden door de geografische locatie. Door de
kenmerken die sociale media hebben, zoals snelheid, een groot
bereik en de mogelijkheid hebben tot het mobiliseren van groepen,
ontstaat er een dynamischere samenleving (Rusman, 2011). 4.1.6
Toekomst sociale media Er wordt verwacht dat sociale media in de
toekomst zullen blijven bestaan, maar dat er waarschijnlijk wel wat
veranderingen zullen optreden. Zo is het mogelijk dat de losse
kanalen zoals we die nu hebben, op de een of andere manier
samengevoegd zullen worden. Voor de toekomst zouden interactie en
integratie namelijk belangrijke sleutelwoorden kunnen zijn. Zeer
zeker zullen ontwikkelingen op het gebied van sociale media in elk
geval razendsnel blijven gaan (Social Nederland Networking, 2011).
De komende jaren blijft het internet in ieder geval groeien: men
verwacht dat het in 2016 wereldwijd vier keer zo groot zal zijn.
Daarnaast wordt verwacht dat het aantal verbonden apparaten in dat
jaar bijna negentien miljard zal bedragen. Ten opzichte van 2011 is
dit bijna een verdubbeling. De enorme groei van het internet zal
worden veroorzaakt door diverse factoren, waaronder: meer apparaten
met netwerkverbindingen (smartphones, tablets, etc.), meer
internetgebruikers, snellere breedbandverbindingen, meer video en
een toename van WiFi (Cisco VNI Forecast, 2012). Gebruikers van
sociale media verwachten dat ze de komende jaren steeds minder
gebruik zullen maken van het Nederlandse netwerk Hyves, terwijl het
gebruik van Facebook naar verwachting zal blijven groeien. Het
gebruik van Twitter, LinkedIn en Youtube zal naar verwachting
stabiliseren (Newcom Research, 2012).
Adviesrapport Het gebruik van sociale media in de
opsporingspraktijk Rebecca van Someren 23 4.1.7 Subconclusie
Sociale media blijken een steeds grotere invloed op de maatschappij
te hebben. In Nederland is Facebook het populairste sociale medium,
gevolgd door Youtube, Twitter, LinkedIn en Hyves. Het gebruik van
sociale media vindt steeds vaker plaats via smartphones, doordat
het aantal mobiele toestellen met een internetaansluiting het
afgelopen jaar flink is gestegen en doordat sociale media en mobiel
internet een versterkende invloed op elkaar hebben. De
leeftijdsgroep 16 tot en met 25 jaar maakt met 91% het meeste
gebruik van sociale media, gevolgd door de leeftijdsgroep 25 tot en
met 55 jaar met 54%. Over het algemeen zijn vrouwen in Nederland
dagelijks meer actief op sociale media dan mannen; enkel het
sociale mediaplatform Twitter is hier een uitzondering op. Sociale
media hebben drie belangrijke kenmerken: het zwermpotentieel, het
explosiepotentieel en het synergiepotentieel. Er kan geconcludeerd
worden dat door deze kenmerken en het feit dat ideen, activiteiten
en relaties niet meer beperkt worden door de geografische locatie,
er een veranderende en dynamischere samenleving wordt gecreerd. Men
verwacht dat ontwikkelingen op het gebied van sociale media
razendsnel zullen blijven gaan. Hoogstwaarschijnlijk zal het
gebruik van Facebook de komende jaren blijven groeien, het gebruik
van Twitter, LinkedIn en Youtube zal naar verwachting stabiliseren
en men verwacht dat het gebruik van Hyves zal blijven dalen. 4.2
Het belang van sociale media voor de politie 4.2.1 De rol van
sociale media in het politiewerk Sociale media gaan een steeds
belangrijkere rol spelen in alle facetten van het politiewerk.
Recente gebeurtenissen laten dit ook zien. Neem bijvoorbeeld de
brand in Moerdijk, waar sociale media een belangrijke rol in de
crisiscommunicatie hebben gespeeld (Snel en Tops, 2011). Het jaar
2011 wordt geschouwd als de definitieve doorbraak van sociale media
voor het grote publiek. Een aantal gebeurtenissen hebben daar een
belangrijke rol in gespeeld. Bij de opstanden in de Arabische
wereld aan het begin van 2011 bijvoorbeeld, werden sociale media
veelvuldig gebruikt. Deze opstanden worden daarom ook wel aangeduid
als de Facebook-revolution. Burgers kwamen in verzet tegen
ondemocratische regimes via onder andere Facebook en Twitter. Een
belangrijke eigenschap hiervan bleek de relatieve onbeheersbaarheid
van sociale media door autoriteiten. De politie kon hierdoor
moeilijker greep krijgen op de gebeurtenissen. Men kan dus wel
zeggen dat sociale media een belangrijke rol hebben gespeeld in de
beeldvorming (Zouridis en Tops, 2011). Wat zich op wereldschaal
afspeelde, is in bescheidener vorm ook op Nederland van toepassing.
Het jaar 2011 is de grote doorbraak van het gebruik van Twitter
onder buurtregisseurs geweest. Steeds meer buurtregisseurs
twitteren om met burgers in hun wijk te communiceren. In de nasleep
van het schietincident in Alphen aan den Rijn vormden de
communicatie en geruchtenvorming via sociale media een nieuwe
opgave voor de politie. Iets soortgelijks deed zich voor rondom de
neergeschoten politieagent in Baflo; de geruchtenstroom daarover
kwam mede op gang door een vanuit de Verenigde Staten verzonden
tweet (Zouridis en Tops, 2011).
Adviesrapport Het gebruik van sociale media in de
opsporingspraktijk Rebecca van Someren 24 Door sociale media kan de
politie echter ook onder vuur komen te liggen. Een voorbeeld
hiervan is de discussie rondom de politieaanpak in de zaak Millie
Boele, met name over de inzet van politiehonden (Zouridis en Tops,
2011). 4.2.2 Voordelen en valkuilen gebruik sociale media De
betekenis van sociale media voor de politie is aan te duiden op ten
minste drie manieren: De digitale werkelijkheid: Deze werkelijkheid
voegt een nieuwe dimensie toe aan onze wereld, met eigen kenmerken
en nieuwe kansen en mogelijkheden. Sociale media zijn hierin een
steeds belangrijker onderdeel. Omdat er van deze digitale
werkelijkheid op allerlei manieren misbruik kan worden gemaakt, is
het van belang dat daar een soort orde georganiseerd en gehandhaafd
wordt. En dat is de taak van de politie. Het is naef om te
veronderstellen dat deze orde in de sociale media aan de
zelforganisatie van betrokkenen kan worden overgelaten (Zouridis en
Tops, 2011). Sociale media bieden nieuwe mogelijkheden tot
communicatie en interactie: Beeldvorming over gebeurtenissen in de
samenleving vindt in toenemende mate ook in sociale media plaats,
en dat benvloedt het doen en laten van velen. Daarom dient de
politie hierin ook volkomen aanwezig te zijn (Zouridis en Tops,
2011). De ontwikkeling van sociale media biedt nieuwe mogelijkheden
voor vernieuwing van het politiewerk: Enkele voorbeelden zijn: -
Sociale media kunnen bijdragen in de versterking van de
heterdaadkracht van de politie. Heterdaadkracht is de mate waarin
de politie op heterdaad arrestaties kan verrichten. Een versterking
van de heterdaadkracht verhoogt zowel de effectiviteit van de
politie als haar legitimiteit. Afhandeling op heterdaad brengt
immers minder administratieve werkzaamheden met zich mee (1 dag
versus 14 dagen). Daarnaast verhoogt het de zichtbaarheid van de
politie voor burgers. Er is een groot verband tussen
heterdaadkracht en sociale media: sociale media hebben als kenmerk
dat een gebeurtenis en de berichtgeving over die gebeurtenis
vrijwel samenvallen. Van deze mogelijkheid kan de politie dus
dankbaar gebruik maken. Echter ligt tegelijkertijd misbruik op de
loer: men weet namelijk niet of een tweet gebruikt wordt om iemand
is diskrediet te brengen of om de politie op een dwaalspoor te
zetten. - Onder het handhaven van de openbare orde bij ingrijpende
gebeurtenissen, valt in toenemende mate ook het benvloeden en
sturen van publieke menings- en geruchtenvorming. Hierbij is
snelheid nodig, en het is daarom niet eenvoudig om steeds de juiste
afwegingen te maken. Een voorbeeld is het schietdrama in Alphen aan
den Rijn: via sociale media kwam de geruchtenvorming over het
incident razendsnel op gang. - Sociale media bieden mogelijkheden
om informatie onder burgers te mobiliseren. Dit kan door
bijvoorbeeld beelden via YouTube te verspreiden of informatie over
cold cases bekend te maken. Tevens geldt hier dat sociale media
niet alleen voordelen hebben: er kunnen bijvoorbeeld vraagtekens
worden gezet bij de waarde van getuigenverklaringen, omdat iedereen
via sociale media al uitgebreid kennis heeft kunnen nemen van
ooggetuigenverslagen van anderen (Zouridis en Tops, 2011).
Adviesrapport Het gebruik van sociale media in de
opsporingspraktijk Rebecca van Someren 25 Al deze voorbeelden laten
zien dat sociale media zowel dragers zijn van collectieve wijsheid
(the wisdom of the crowds) als dragers van nieuwe vormen van
ondermijning en sociale verstoring. Sociale media kunnen dienen als
een bron van collectieve wijsheid; men gaat er hierbij vanuit dat
grotere groepen burgers wijzer zijn dan een kleine groep van
experts. Op die manier kan de publieke opinie fungeren als een
belangrijke bron van informatie voor de politie. In zon geval is er
sprake van een sociale orde die zelforganiserend en zelfcorrectief
is. Hierdoor kan deze orde voornamelijk horizontaal georganiseerd
worden, zonder dat er veel directe inmenging van de politie aan te
pas komt. Gebruikers van sociale media zijn dan een verlengstuk van
de politie. Bij het voorkomen en oplossen van criminele praktijken
kan actieve betrokkenheid van burgers worden georganiseerd. Aan de
andere kant kunnen sociale media dienen als bron van sociale
verstoring. Zo kunnen de politie en autoriteiten op een verkeerd
spoor worden gezet en moeite hebben om zich te verhouden tot
ontwikkelingen die op sociale media gaande zijn. Het kan hierbij
gaan om openbare ordeverstoring of het creren van desinformatie en
verkeerde informatie. Openbare ordeverstoring uit zich in onder
andere geruchten, mensen die hun angsten projecteren, opinies
zonder feiten- of kennisbasis en misverstanden. Wat betreft
desinformatie kunnen valse sporen en dubieus bewijsmateriaal een
flinke verstoring zijn. In die context worden sociale media vooral
een onderzoeksobject, in plaats van een werkelijkheid waarmee het
zich kan verbinden. De impact van sociale media hangt voornamelijk
af van de omstandigheden waarin het verkeert. In sommige gevallen
zullen sociale media een boodschap of bericht verrijken of
verifiren. In andere gevallen zullen ze deze versterken of
vermenigvuldigen. Deze elementen zijn voor de impact van sociale
media cruciaal. In het eerste geval dienen sociale media namelijk
als bron van collectieve wijsheid, terwijl sociale media in het
tweede geval dienen als bron van sociale verstoring. Een groot
voordeel van sociale media is in elk geval dat ze openbaar zijn.
Hierdoor kunnen publieke ordeverstoringen veel tijdiger in het
vizier van de politie komen (Zouridis en Tops, 2011). 4.2.3
Kenmerken opsporing door burgerhulp Burgerhulp is altijd essentieel
geweest in de opsporingspraktijk. 74% van de misdadigers die worden
opgepakt, wordt opgepakt als direct gevolg van burgers die contact
opnemen met de politie, zo concludeert een medewerker van de
politie Amsterdam-Amstelland in 2009 (Bekkers en Meijer, 2010). Wat
als kwestieus kan worden beschouwd, is dat slechts n op de negen
burgers de politie belt als zij getuige zijn van een misdrijf
(Bekkers en Meijer, 2010). Als het gaat om burgerhulp in de
opsporingspraktijk kan er onderscheid worden gemaakt tussen twee
rollen van de burger: de burger als rechercheur en de burger als
wijkagent. In het eerste geval vraagt de politie aan de burger om
informatie aan te leveren die kan bijdragen aan de oplossing van
een zaak. Voorbeelden zijn het televisieprogramma Opsporing
Verzocht en de website depolitiezoek.nl. Bij het optreden van de
burger als wijkagent, gaat het erom dat deze direct actie
onderneemt in plaats van het aanleveren van informatie achteraf.
Een voorbeeld hiervan is Burgernet: burgers ontvangen een sms van
de politie wanneer ergens een incident is voorgevallen of
bijvoorbeeld bij een vermissing van een kind. Burgers kunnen dan
rondkijken in hun omgeving en de politie helpen om een verdachte
aan te houden of een vermissing op te lossen (Bekkers en Meijer,
2010). In de algemene zin bestaat burgerhulp enerzijds uit het
aanleveren van tips en getuigenverklaringen over een misdrijf of
incident en anderzijds uit het aandragen van
Adviesrapport Het gebruik van sociale media in de
opsporingspraktijk Rebecca van Someren 26 (expert)kennis en nuttige
scenarios. In het eerste geval wordt voornamelijk een beroep gedaan
op mensen die iets gezien hebben en kennissen, vrienden en familie
van de verdachte. Voor het aandragen van scenarios en bijvoorbeeld
het identificeren van een moordwapen of andere verdachte objecten,
wordt het beroep dat men doet op burgers uitgebreid naar heel
Nederland en zelfs internationaal (Bekkers en Meijer, 2010). Op
basis van de huidige politiepraktijk, kunnen vier vernieuwende
manieren van burgerparticipatie in de opsporing worden
onderscheiden: Getuigenoproep op heterdaad: burgers worden gebruikt
als extra ogen en oren om de pakkans van daders op heterdaad te
vergroten. Voorbeelden zijn Burgernet en Twitter. Getuigenoproep
buiten heterdaad: burgers worden via onder andere flyers en
sms-bommen opgeroepen om als getuige een bijdrage te leveren in
lopende opsporingszaken. Het plaatsen van oproepen voor
(beeld)materiaal: burgers worden opgeroepen om foto- en
filmmateriaal van delicten aan te leveren. Het inzetten van burgers
bij opsporingsactiviteiten: burgers laten meedenken bij
opsporingsonderzoeken, hen suggesties laten aandragen en hen laten
meewerken aan bijzondere opsporingsmethoden. (Cornelissen en
Ferwerda, 2010; Kop, 2011) 4.2.4 Subconclusie Er kan worden
geconcludeerd dat sociale media een steeds belangrijkere rol gaan
spelen in alle facetten van het politiewerk. Sociale media spelen
een belangrijke rol spelen als het gaat om veranderingen binnen het
politiewerk. Het voordeel van het gebruik van sociale media door de
politie is dat ze een bron kunnen zijn van collectieve wijsheid
(wisdom of the crowds). Deze collectieve wijsheid is een
overkoepelend voordeel en uit zich in de volgende aspecten: Sociale
media bieden nieuwe mogelijkheden tot communicatie en interactie.
De ontwikkeling van sociale media biedt nieuwe mogelijkheden voor
vernieuwing van het politiewerk, zoals het versterken van de
heterdaadkracht en het mobiliseren van informatie onder burgers via
sociale media. De valkuil van het gebruik van sociale media door de
politie is dat ze een bron kunnen zijn van ondermijning en sociale
verstoring. Het gaat om de volgende aspecten: Openbare
ordeverstoring Het creren van desinformatie en verkeerde informatie
Verder moet de politie er rekening mee houden dat er van de
digitale werkelijkheid op allerlei manieren misbruik kan worden
gemaakt. Daarnaast kunnen vraagtekens worden gezet bij
getuigenverklaringen, omdat iedereen via sociale media al kennis
heeft kunnen nemen van verklaringen van anderen. Sociale media
blijken dus zowel dragers van collectieve wijsheid als dragers van
ondermijning en sociale verstoring. Beiden doen zich tegelijkertijd
voor. Voor de politie is het daarom van belang om de collectieve
wijsheid te stimuleren en de verstoring tot zover mogelijk te
voorkomen of te bestrijden. Dit houdt in dat de politie sociale
media actief moet benutten. Door zoveel mogelijk interactie
mogelijk te maken en waar nodig bij te sturen, kan de politie
proberen om de voordelen van sociale media te benutten en de
keerzijde ervan te bestrijden. Verder zal de politie moeten
beseffen dat het een lastige opgave is om het zwerm- en
explosiepotentieel onder controle te krijgen. De openbaarheid van
sociale media is in elk geval een groot
Adviesrapport Het gebruik van sociale media in de
opsporingspraktijk Rebecca van Someren 27 voordeel; hierdoor kunnen
publieke ordeverstoringen tijdiger door de politie worden
opgemerkt. Burgerhulp is altijd van essentieel belang geweest in de
opsporingspraktijk. Burgerhulp in de opsporing kan worden
onderscheiden in twee rollen van de burger: de burger als
rechercheur (meehelpen in de opsporing) en de burger als wijkagent
(signaleren, corrigeren, gemeenschappen bouwen, enzovoorts Algemeen
gezien bestaat burgerhulp enerzijds uit het aanleveren van tips en
getuigenverklaringen over een misdrijf of incident en anderzijds
uit het aandragen van (expert)kennis en nuttige scenarios. Er
kunnen vier vernieuwende manieren van burgerparticipatie worden
onderscheiden: Getuigenoproep op heterdaad Getuigenoproep buiten
heterdaad Het plaatsen van oproepen voor (beeld)materiaal Het
inzetten van burgers bij opsporingsactiviteiten 4.3 Het gebruik van
sociale media door district Zuid 4.3.1 Regiobreed en lokaal gebruik
Het korps Amsterdam-Amstelland maakt regiobreed gebruik van
verscheidene sociale media, waaronder Twitter, Youtube en Facebook.
Twitter wordt regiobreed ingezet door de sectie Voorlichting van de
politie Amsterdam-Amstelland en lokaal door de buurtregisseurs van
de verschillende districten. Zo worden voornamelijk de algemene,
grotere zaken behandeld door de sectie Voorlichting en de kleinere,
lokale zaken door de buurtregisseurs. Twitter wordt door zowel de
sectie Voorlichting als de buurtregisseurs die dit medium gebruiken
vrij intensief ingezet; er worden regelmatig tweets geplaatst. Door
de sectie Voorlichting en het merendeel van de buurtregisseurs
worden zelfs dagelijks of meerdere keren per dag tweets geplaatst.
Op Youtube wordt door de sectie Voorlichting zo nu en dan een video
gepload, maar er wordt geen intensief gebruik gemaakt van dit
sociale medium (Regiopolitie Amsterdam- Amstelland, 2012). Er
bevinden zich vooral videos ten behoeve van de opsporing op het
account, zoals overvallen, inbraken, diefstallen en
geweldsdelicten. (YouTube, 2012). Het doel hiervan is om getuigen
of tipgevers op te roepen. Sinds kort is er op regiobreed niveau
een Facebookpilot gestart. Via de sociale media worden er
voornamelijk berichten geplaatst over incidenten en actuele zaken
(Regiopolitie Amsterdam-Amstelland, 2012). Op lokaal niveau wordt
alleen Twitter actief inzet. Dit sociale medium wordt vrijwel
uitsluitend door buurtregisseurs gebruikt (Regiopolitie
Amsterdam-Amstelland, 2012). Het aantal buurtregisseurs van het
gehele politiekorps Amsterdam-Amstelland is als volgt verdeeld:
district Centrum telt 30 buurtregisseurs, district Noord 33,
district Oost 42, district Zuid 59, district West 66 en team
Water-havens 2 (Politie Amsterdam-Amstelland (1), 2012). Dit maakt
een totaal van 232 buurtregisseurs. De politie Amsterdam-Amstelland
beschikt over n algemeen Twitteraccount, die wordt beheerd door de
sectie Voorlichting. Dit account heeft zon 14.660 volgers. Het
aantal buurtregisseurs die gebruik maken van Twitter is als volgt
verdeeld: in district
Adviesrapport Het gebruik van sociale media in de
opsporingspraktijk Rebecca van Someren 28 Centrum zijn dat 6
buurtregisseurs, in district Noord 14 (13 accounts), in district
Oost 3, in district Zuid 10, in district West 14 (13 accounts) en
in team Water-Havens 1 (Politie Amsterdam-Amstelland (2), 2012). In
totaal zijn dit 48 buurtregisseurs. Van het gehele politiekorps
Amsterdam-Amstelland maken dus 48 van de totaal 232 buurtregisseurs
gebruik van Twitter. Dit is een percentage van zon 20,7%. In
district Zuid twitteren slechts 10 van de 59 buurtregisseurs, wat
uitkomt op een percentage van ongeveer 16,9%. De frequentie van het
gebruik van Twitter verschilt per buurtregisseur. De meesten maken
er dagelijks gebruik van; anderen wekelijks of zelfs maandelijks.
Het totale aantal volgers van de negen buurtregisseurs in district
Zuid die twitteren bedraagt 1.296. Buurtregisseurs Mirjam Dobbe van
de Marathonbuurt (Van Leijenberghlaan), Tjako Drenth van de V.d.
Helstpleinbuurt (De Pijp) en Jeroen van der Hoorn van de
Zijdelwaard (Uithoorn) voeren de boventoon met respectievelijk 313,
169 en 560 volgers. De overige buurtregisseurs van district Zuid
hebben 60 volgers of minder. Binnen district Zuid wordt in Aalsmeer
en Amstelveen-Noord helemaal geen gebruik gemaakt van Twitter door
buurtregisseurs (Politie Amsterdam- Amstelland (2), 2012). De
buurtregisseurs van district Zuid die gebruik maken van Twitter,
plaatsen voornamelijk tweets van informatieve aard, zoals nieuwtjes
omtrent de politie, waarschuwingen en tips, behaalde resultaten en
opsporingsberichten. De meeste buurtregisseurs houden hun volgers
op de hoogte van hun dagelijkse bezigheden. Het merendeel van de
tweets zijn formeel van aard, maar persoonlijke berichtgeving komt
ook veel voor. De volgers voelen zich dan direct aangesproken. Er
zijn echter wel verschillen in de toon van de berichtgeving van de
buurtregisseurs: de ene buurtregisseur gebruikt een persoonlijkere
toon dan de andere. Tevens zijn er verschillen in de vraag naar
participatie in de opsporing via Twitter: de ene buurtregisseur
plaatst nauwelijks opsporingsberichten, de ander veelvuldig
(Politie Amsterdam-Amstelland (2), 2012). 4.3.2 Constateringen en
resultaten Het korps Amsterdam-Amstelland ziet Twitter als een
middel om direct met burgers te communiceren, niet meer afhankelijk
te zijn van andere media en meer bereikbaar te zijn voor burgers.
Het korps neemt waar dat burgers Twitter beschouwen als een
laagdrempelig contact met de politie (Regiopolitie
Amsterdam-Amstelland, 2012). Hoewel de sociale media die door het
gehele korps worden gebruikt (nog) niet direct hebben geleid tot
concrete resultaten wat betreft opsporing, dragen ze hier
ongetwijfeld wel aan bij (Regiopolitie Amsterdam-Amstelland, 2012).
Dit komt doordat de ingezette sociale media zorgt voor een groter
bereik bij de burgers. Daarnaast zijn sociale media laagdrempelig,
wat voor de burger een reden kan zijn om eerder naar de politie te
stappen met informatie (Regiopolitie Amsterdam-Amstelland, 2012).
Door zowel het hele korps Amsterdam-Amstelland als het korps
district Zuid wordt relatief weinig en ongestructureerd gebruik
gemaakt van sociale media in de opsporingspraktijk. Het doel van de
gehele regiopolitie Amsterdam-Amstelland wat betreft het gebruik
van sociale media is om dit gebruik te optimaliseren, waardoor de
beste resultaten op dit gebied behaald kunnen worden. Dit willen ze
bereiken door frequenter, structureel en op de juiste manier
gebruik te maken van verscheidene
Adviesrapport Het gebruik van sociale media in de
opsporingspraktijk Rebecca van Someren 29 sociale media. Dat wil
zeggen dat er naar wordt gestreefd om sociale media actief en
volgens bepaalde regels te in te zetten, zodat het gebruik van
sociale media kan bijdragen aan de opsporing en aan
burgerparticipatie. Bovendien wil de regiopolitie
Amsterdam-Amstelland cursussen op het gebied van sociale media
aanbieden aan hun personeel, bijvoorbeeld een Twittercursus voor
buurtregisseurs. Uiteindelijk is het de bedoeling dat, onder andere
ten behoeve van de opsporing en de interactie met burgers, vrijwel
alle buurtregisseurs van alle districten gebruik gaan maken van
Twitter en wellicht van andere sociale media (Regiopolitie
Amsterdam-Amstelland, 2012). 4.3.3 Subconclusie De regiopolitie
Amsterdam-Amstelland maakt gebruik van de sociale media Twitter,
Youtube en Facebook. Die laatste betreft een pilot. Youtube wordt
af en toe ingezet en dan uitsluitend ten behoeve van de opsporing.
Twitter wordt regelmatig, al dan niet dagelijks, ingezet. Dit
gebeurt zowel regiobreed als lokaal door de buurtregisseurs. Als we
kijken naar het gehele korps, maakt 20,7% van de buurtregisseurs
gebruik van Twitter. Wat betreft district Zuid is dit percentage
16,9%. Voor zowel het gehele korps Amsterdam-Amstelland als
district Zuid geldt dat er relatief weinig gebruik wordt gemaakt
van sociale media in het algemeen en in de opsporingspraktijk.
Bovendien is er niet echt sprake van een bepaalde mate van gebruik
of structuur; men plaatst berichten op sociale media wanneer men
dat van belang vindt, zoals bij nieuwtjes omtrent de politie,
waarschuwingen en tips, behaalde resultaten en opsporingsberichten.
Tot op heden zijn er nog geen concrete en directe resultaten
behaald met het gebruik van sociale media in de opsporing. Het
korps is er desondanks wel van overtuigd dat sociale media
bijdragen aan de opsporing, vanwege het grote bereik, de
laagdrempeligheid en de interactie met burgers. Er kan worden
geconcludeerd dat er weinig gebruik wordt gemaakt van sociale media
in de opsporing. Van Twitter wordt slechts door een klein
percentage van de buurtregisseurs gebruik gemaakt. Tevens wordt
Facebook (nog) niet actief benut. Daarnaast zijn door het gebruik
van sociale media in de opsporing weinig tot geen concrete of
directe resultaten behaald, enkel indirecte. Verder zijn er geen
duidelijke richtlijnen of strategie aanwezig. Om optimale
resultaten te behalen, zal het korps het gebruik van sociale media
moeten optimaliseren door deze actiever, frequenter en volgens
bepaalde richtlijnen in te zetten. Zo is het van belang dat een
fors hoger percentage van de buurtregisseurs gebruik gaat maken van
Twitter en dat Youtube en Facebook actiever worden ingezet.
Daarnaast zijn het aanbieden van Twittercursussen aan
buurtregisseurs en het opstellen van richtlijnen en regelgeving
omtrent het gebruik van sociale media essentieel. 4.4
Doelgroepanalyse 4.4.1 Geografische kenmerken Onder het
geografische gebied van district Zuid vallen de volgende
stadsdelen: Stadsdeel Zuid (132.000 inwoners), Amstelveen (80.000
inwoners), Uithoorn (28.000 inwoners), Aalsmeer (30.000 inwoners)
en Ouderkerk (8.000 inwoners). Van Stadsdeel
Adviesrapport Het gebruik van sociale media in de
opsporingspraktijk Rebecca van Someren 30 Zuid gaat de wijk
Hoofddorpplein (10.000 inwoners) af. Dit maakt een totaal van
268.000 inwoners (Politie Amsterdam-Amstelland, 2012). 4.4.2
Demografische kenmerken Wat betreft demografische kenmerken van de
doelgroep zijn er een aantal opvallendheden. Er komen zowel mannen
als vrouwen in de doelgroep voor en er zijn verschillen in
leeftijd, inkomen, religie, sociale klasse en levenscycli
(Regiopolitie Amsterdam-Amstelland). Als we kijken naar burgers die
gebruik maken van Burgernet, valt op dat er weinig allochtonen en
jongeren participeren. Dit ervaart men als problematisch, omdat
representativiteit van belang is. De gemiddelde leeftijd van
deelnemers van Burgernet is ongeveer 40 jaar. Slechts 24% van de
deelnemers is jonger dan 36 jaar. Op sociaaleconomisch gebied
bevindt de doelgroep zich voornamelijk in de middenklasse. Het
merendeel van de deelnemers van Burgernet blijkt van het mannelijk
geslacht (Van der Vijver, 2009). Gebruikers van Burgernet bestaan
vooral uit iets oudere autochtonen en vormen dus geen doorsnede van
de bevolking (Bekkers en Meijer, 2010). 4.4.3 Psychografische en
sociale kenmerken Landelijk gezien betreft de doelgroep burgers met
specifieke psychografische en sociale kenmerken. Nieuwsgierige,
betrokken en onderzoekende burgers die veel mensen kennen en goed
met internet kunnen omgaan blijken namelijk een goede bijdrage te
kunnen leveren aan politiewerk (Sprenger en Lassche, 2011). Verder
houden ze van spanning en sensatie (Bekkers en Meijer, 2010).
Regionaal gezien is de doelgroep genteresseerd in het politiewerk
en sociaal in de omgang met andere personen. Daarnaast hebben ze
interesse in wat er in hun wijk afspeelt, vinden ze veiligheid
belangrijk en maken ze regelmatig gebruik van het internet
(Regiopolitie Amsterdam-Amstelland). Al deze kenmerken kunnen bij
de doelgroep in mindere of meerdere mate voorkomen. Tevens hangen
veel kenmerken samen met de motieven van burgers om te
participeren; daarover in de volgende paragraaf meer. 4.4.4
Motieven en doel van participatie Motieven die burgers zouden
kunnen hebben om te participeren in de opsporingspraktijk kunnen in
drie categorien worden ingedeeld. Het eerste motief betreft het
dienen van het publiek belang (Alford, 2009). Burgers vinden
veiligheid belangrijk en willen bijdragen aan het verminderen van
de criminaliteit in het algemeen en het oplossen van zaken. Het
tweede motief is het dienen van een groepsbelang (Alford, 2009).
Hierbij vinden burgers voornamelijk de veiligheid in hun
buurt/netwerk en die van omwonenden, familie, vrienden of
gelijkgestemden belangrijk. Burgers die voornamelijk dit motief
hanteren behoren vaak tot een bepaalde groep: bijvoorbeeld
juweliers die vaak te maken krijgen met overvallen. Het laatste
motief betreft het dienen van een individueel belang (Alford,
2009). Hierbij gaat het voornamelijk om het verbeteren van de eigen
positie. Burgers met dit motief willen bijvoorbeeld dat een
inbreker die bij hen heeft ingebroken, wordt opgepakt (Alford,
2009; Bekkers en Meijer, 2010).
Adviesrapport Het gebruik van sociale media in de
opsporingspraktijk Rebecca van Someren 31 Er is nog een concretere
manier om motieven in te delen. Concrete motieven voor burgers om
te participeren aan politieonderzoeken kunnen zijn: Meewerken aan
het politieonderzoek: in dit geval willen burgers graag bijdragen
aan het oplossen van een zaak. Het gaat hier voornamelijk om een
gevoel van voldoening. Voldoening om aandacht te krijgen voor een
tip of verklaring. Spanning en sensatie: deze groep burgers,
waaronder voornamelijk vrienden, kennissen en jongeren, zijn vooral
gemotiveerd om te participeren uit een gevoel van spanning en
sensatie. Voorkomen van overvallen: onder deze participanten
bevinden zich voornamelijk ondernemers en beveiligingsdiensten, die
vooral genteresseerd zijn in politieonderzoeken die hen informatie
geven over de manieren waarop overvallers te werk gaan en over
personen voor wie ze moeten uitkijken omdat deze hen ook zouden
kunnen overvallen. Persoonlijke betrokkenheid: familieleden,
vrienden en kennissen van de verdachte zijn gemotiveerd om te
participeren doordat ze persoonlijk betrokken zijn bij de zaak.
Gevoel van burgerplicht. Een actieve bijdrage leveren aan de
veiligheid in de buurt. (Bekkers en Meijer, 2010). Algemeen gezien
zijn de belangrijkste motieven voor de burger om te participeren
aan een politieonderzoek spanning en sensatie, het leveren van een
bijdrage aan het oplossen van een zaak en voldoening om aandacht te
krijgen van de politie voor een tip of verklaring (Bekkers en
Meijer, 2010). Burgers die gebruik maken van Burgernet (zie tabel
1) worden vooral gedreven door een gevoel van burgerplicht. Tevens
willen ze graag een actieve bijdrage leveren aan de veiligheid in
hun buurt. Daarnaast is het ervaren van spanning en opwinding om
onderdeel te kunnen uitmaken van de opsporing tevens een motivatie
voor deze groep (Van der Vijver, 2009; Bekkers en Meijer, 2010).
Tabel 1: Redenen van deelname aan Burgernet (Van der Vijver, 2009)
Motieven om niet te participeren is dat de burger het gevoel kan
hebben dat hij of zij in de gaten wordt gehouden. Dit motief speelt
voornamelijk bij jongeren een grote rol (Blauw (4e editie),
2012).
Adviesrapport Het gebruik van sociale media in de
opsporingspraktijk Rebecca van Someren 32 4.4.5 Manieren en
middelen van participatie In het algemeen bestaan manieren van
burgerparticipatie in de opsporing enerzijds uit het aanleveren van
tips en getuigenverklaringen over een misdrijf of incident en
anderzijds uit het aandragen van (expert)kennis en nuttige
scenarios (Bekkers en Meijer, 2010). Zoals in paragraaf 4.2.3 al
aan bod kwam, kan de doelgroep wat betreft manieren van
participatie in twee groepen worden onderscheiden: de burger als
rechercheur (meehelpen met de opsporing) en de burger als wijkagent
(signaleren, corrigeren, gemeenschappen bouwen, enzovoort) (Bekkers
en Meijer, 2010). In de opsporingspraktijk kunnen uiteraard beide
groepen van belang zijn. Bij het optreden van de burger als
rechercheur vraagt de politie burgers om informatie aan te leveren
die kan bijdragen aan de oplossing van een misdrijf, zoals dat
gebeurt in het televisieprogramma Opsporing Verzocht en de website
depolitiezoekt.nl. In het tweede geval, de burger als wijkagent,
staat het direct actie ondernemen van de burger centraal in plaats
van het geven van informatie achteraf. Burgernet is hier een
voorbeeld van (Bekkers en Meijer, 2010). Burgers kunnen
verscheidene middelen gebruiken om te participeren in de opsporing.
Burgernet, Amber Alert en het opsporingsprogramma Opsporing
Verzocht zijn succesvolle participatiemiddelen gebleken (Bekkers en
Meijer, 2010). Onder de sociale media voert Twitter de boventoon
(Blauw (4e editie), 2012). Daarnaast wordt YouTube ingezet voor het
tonen van videomateriaal van misdrijven (Regiopolitie
Amsterdam-Amstelland). Het sociale netwerk Hyves is door een paar
korpsen een aantal keer ingezet in opsporingsonderzoeken (Kop,
2011). Sinds kort wordt ook Facebook door sommige korpsen gebruikt,
maar dit staat nog in een beginstadium (Regiopolitie
Amsterdam-Amstelland). Verder worden blogs en websites als
politieonderzoeken.nl gebruikt om burgers te laten participeren aan
de opsporing. Burgers kunnen via verscheidene middelen contact
opnemen met de politie: via internet (inclusief sociale media),
telefonisch en persoonlijk. Middelen die de burger gebruikt om te
kunnen participeren via sociale media zijn voornamelijk de
smartphone, maar ook andere apparaten met een internetverbinding
zoals de tablet, computer of laptop. Er is gebleken dat burgers die
bijvoorbeeld deelnemen aan Burgernet of die de politie volgen op
Twitter, vaker dan anderen telefonisch of persoonlijk contact
opnemen met de politie (Bekkers en Meijer, 2010; Blauw (4e editie),
2012). 4.4.6 Invloed van het gebruik van sociale media door de
politie op burgers Voor sommige burgers is de drempel om met
informatie naar de politie te stappen hoog. Sociale media, zoals
Twitter, zijn laagdrempelig en kunnen een vertrouwensband tussen
burgers en politie creren. Dit zorgt ervoor dat deze burgers eerder
en makkelijker naar de politie stappen (Blauw (4e editie), 2012).
De veiligheidsbeleving van burgers wordt, anders dan de politie
misschien veronderstelt, niet in positieve zin benvloed door het
volgen van wijkagenten op Twitter. De veiligheidsbeleving wordt
echter ook niet in negatieve zin benvloedt. Deze is dus niet aan
verandering onderhevig, maar het veiligheidsbewustzijn onder
burgers wordt wel groter. Dit komt doordat ze merken dat de politie
de problemen serieus neemt, in de buurt is en de zaak onder
controle probeert te houden. Burgers houden hierdoor meer rekening
met de risicos. Dit uit zich in bijvoorbeeld de deur op slot doen
en beter opletten. De politie kan hier op inspelen door de burgers
erop te wijzen als er bijvoorbeeld inbrekers in de buurt actief
zijn (Blauw (4e editie), 2012).
Adviesrapport Het gebruik van sociale media in de
opsporingspraktijk Rebecca van Someren 33 Een persoonlijke
berichtgeving van de politie op sociale media heeft een positief
effect op burgers. Zulke berichtgeving draagt namelijk bij aan de
herkenbaarheid en maakt de wijkagent toegankelijker, waardoor de
drempel om met informatie naar de politie toe te stappen lager
wordt. Burgers vinden het belangrijk dat een agent neutraal is,
objectief is en iedereen gelijk behandelt. Daarnaast vinden zij het
van belang dat hij regelmatig iets van zich laat horen (Blauw (4e
editie), 2012). Burgers blijken het te waarderen als de politie hen
actief bij de opsporing betrekt (Bekkers en Meijer). Burgers voelen
zich hierdoor serieus genomen, wat een positief effect heeft op de
relatie tussen politie en burgers (Van der Vijver, 2009). Bovendien
lijken de verbindingen tussen politie en burger te worden
versterkt. Zo gaan burgers die deelnemen aan Burgernet vaker dan
anderen langs bij het politiebureau en bellen ze vaker met de
politie om bijvoorbeeld ongeregeldheden of zaken op het gebied van
leefbaarheid en veiligheid aan te kaarten ( Bekkers en Meijer,
2010). 4.4.7 Subconclusie en segmentatie Naar aanleiding van de
genoemde variabelen met betrekking tot de doelgroep, kunnen een
aantal segmenten worden onderscheiden en tegelijkertijd een aantal
conclusies worden getrokken. De doelgroep betreft burgers die
woonachtig zijn in het geografische gebied van district Zuid en kan
vervolgens globaal worden gesegmenteerd op de volgende aspecten
(zie tabel): Tabel 2: Segmentatie Kenmerken Motieven Manieren
Middelen Demografisch: Grotendeels 36+, man, autochtoon,
middenklasse Publiek belang, groepsbelang of individueel belang De
burger als rechercheur of de burger als wijkagent Passief: -
Internet (incl. sociale media) - Netwerkdiensten - Opsporings-
programmas Actief: - Sociale media - Telefonisch - Persoonlijk
Psychografisch/ sociaal: Nieuwsgierig, betrokken, onderzoekend,
sociaal. Interesse in wijk; veiligheid belangrijk. - Spanning en
sensatie - Een bijdrage leveren en voldoening krijgen - Gevoel van
burgerplicht - Bijdragen aan veiligheid De psychografische en
sociale kenmerken en de motieven en doelen van participatie kunnen
per persoon in meerdere of mindere mate voorkomen en hangen vaak
met elkaar samen. De overige aspecten zijn tevens veranderlijk. Al
met al kan er worden geconcludeerd dat er kan worden gesegmenteerd
op verscheidene eigenschappen die tevens met elkaar gecombineerd
kunnen worden. Dit betekent dat er vele segmenten mogelijk zijn.
Omdat dit onderzoek draait om
Adviesrapport Het gebruik van sociale media in de
opsporingspraktijk Rebecca van Someren 34 burgerparticipatie, zijn
de eigenschappen van de doelgroep die het meest van belang zijn de
motieven, doelen en manieren van participatie. Omdat deze aspecten
essentieel zijn binnen dit onderzoek, kan hierop het beste worden
gesegmenteerd. Verder kunnen we concluderen dat het gebruik van
sociale media een positieve invloed heeft op burgers en op de
relatie tussen politie en burger. Ten eerste komt dit doordat
sociale media laagdrempelig zijn en een vertrouwensband tussen
burger en politie creren, waardoor burgers eerder contact opnemen
met de politie. Burgers voelen zich serieus genomen als de politie
hen actief bij de opsporing betrekt, wat leidt tot een sterkere en
nauwere band tussen politie en burger. Dit heeft bovendien tot
gevolg dat burgers vaker dan anderen langsgaan bij het
politiebureau en met de politie bellen om ongeregeldheden of zaken
op het gebied van leefbaarheid en veiligheid aan te kaarten. Verder
draagt persoonlijke berichtgeving van buurtregisseurs op Twitter
bij aan de herkenbaarheid en het maakt de buurtregisseur
toegankelijker. Hierdoor wordt de drempel om met informatie naar de
politie te stappen lager. Voor de band tussen politie en burger is
het van belang dat een agent regelmatig iets van zich laat horen,
neutraal en objectief is en iedereen gelijk behandelt. De
veiligheidsbeleving van burgers wordt niet benvloed door het
gebruik van sociale media door de politie, maar het
veiligheidsbewustzijn wordt wel groter. 4.5 Het gebruik van sociale
media door Nederlandse en internationale korpsen 4.5.1 Algemene
strategien, ontwikkelingen en middelen Twitter wordt inmiddels
regelmatig gebruikt door buurtregisseurs en opsporingsinstanties
gebruiken sociale media om burgers bij de opsporing te betrekken
(Snel en Tops, 2011). Twitter is uitermate geschikt om ook het
kleine nieuws door te geven, dat de lokale kranten niet eens haalt.
Het gebruik van Twitter is een manier om op laagdrempelige wijze
contacten te leggen, te houden en zo mogelijk tips te genereren.
Hierdoor kan een vertrouwensband tussen burgers en politie
ontstaan, wat er toe leidt dat burgers eerder naar de politie
stappen met informatie (Blauw (4e editie), 2012). In
rechercheprocessen is de betekenis van sociale media inmiddels
doorgedrongen. Een interessante ontwikkeling is die van digitale
PDs. Hierin kan een overzicht worden aangemaakt van het
Twitter-verkeer rondom een plaats delict, waardoor mogelijke
getuigen snel kunnen worden opgespoord (Zouridis en Tops, 2011).
4.5.2 Regiopolitie Groningen De regiopolitie Groningen is een van
de koplopers als het gaat om de inzet van sociale media. Het korps
zet YouTube in om beelden van bijvoorbeeld overvallen of
brandstichting snel bij de burgers te krijgen, zodat de opsporing
van daders kan worden versnelt (Weeda, 2011). Sinds 2009 zetten
wijkagenten binnen het politiekorps Groningen het sociale medium
Twitter in om burgers op de hoogte te houden van hun dagelijkse
werkzaamheden. Twitter blijkt een zeer bruikbaar instrument om de
achterban te informeren. In een paar jaar is het aantal twitterende
wijkagenten in Groningen gegroeid van vijf naar zeventig. Dit
betekent dat ongeveer de helft van de
Adviesrapport Het gebruik van sociale media in de
opsporingspraktijk Rebecca van Someren 35 Groningse wijkagenten
inmiddels twittert, plus nog een groot aantal collegas uit andere
diensten. Wat betreft de onderwerpen waarover getwitterd wordt,
geeft de Groningse politieleiding de twitterende buurtregisseurs de
vrije hand. Buutregisseurs merken op dat volgers persoonlijke
berichtgeving waarderen. Het is een regel dat en niet teveel
opsporingsgevoelige informatie prijsgegeven wordt en dat er
rekening wordt gehouden met de toon en inhoud van een bericht. Het
spreekt voor zich dat er terughoudend getwitterd moet worden over
privacygevoelige of lopende zaken. Een belangrijke richtlijn is dat
het merendeel van de tweets van zakelijke aard moeten zijn. Agenten
houden volgers op de hoogte van hun dagelijkse bezigheden, waardoor
deze een genuanceerder beeld van de politie krijgen. Doordat
burgers zien dat politiewerk veelzijdig is en dat agenten te maken
kunnen krijgen met complexe en soms emotioneel beladen
problematiek, verbetert hun beeld over de politie. Bovendien hebben
veel volgers de wijkagent via Twitter leren kennen. Voorheen wisten
ze vaak niet eens van zijn of haar bestaan af. De afstand tussen
wijkagent en burger wordt hierdoor kleiner. Jongeren vinden het
vaak niet stoer om een wijkagent te volgen, maar zijn ze vaak wel
op de hoogte van wat de wijkagent twittert. Jongeren worden echter
liever niet gevolgd door een wijkagent, omdat ze dan het gevoel
hebben in de gaten te worden gehouden. Een van de aanbevelingen die
de regiopolitie Groningen hanteert is dat twitterende wijkagenten
hun geregistreerde volgers direct terug volgen. Hierdoor is het
mogelijk om hen een direct message te sturen; een bericht dat is
afgeschermd voor andere twitteraars. Dit zou voor volgers de
drempel verlagen om tips door te geven aan de politie. Door het
gebruik van Twitter blijkt dat volgers vaker en gemakkelijker
contact opnemen met de politie. Dit gebeurt niet alleen via het
medium zelf, maar tevens telefonisch en persoonlijk. Voor de
regiopolitie Groningen en haar burgers is Twitter een aanvulling op
de bestaande kanalen, maar uiteraard geen vervanging (Blauw (4e
editie), 2012). 4.5.3 Regiopolitie Brabant Zuid-Oost Begin 2010
startte het regiokorps Brabant Zuid-Oost een Twitterpilot onder
buurtregisseurs op vrijwillige basis. De afdeling Communicatie van
het korps heeft de Twitteraars gecoacht en voorzien van een
handleiding. Het is namelijk van belang dat buurtregisseurs
voorzichtig omgaan met wat ze twitteren. Zo moet er worden gezorgd
dat er geen onderzoek belemmerd wordt door middel van een tweet.
Zelfs een positief bericht over een dader die is opgepakt kan een
negatief effect hebben; handlangers kunnen worden gewaarschuwd. Als
een buurtregisseur twijfelt over het plaatsen van een bericht,
wordt aanbevolen om contact op te nemen met de afdeling
Voorlichting en hen te vragen om advies. Daarnaast kunnen sommige
tweets leiden tot vragen van de pers. In dat geval is het tevens
van belang om de afdeling Voorlichting te waarschuwen (Public
Mission, 2012). In februari 2012 is een evaluatie gehouden waaruit
bleek dat het gebruik van Twitter door alle 30 twitterende agenten
als positief wordt ervaren. Het korps heeft dan ook besloten om er
enthousiast mee door te gaan en overige buurtregisseurs aan te
sporen om tevens te gaan twitteren (Public Mission, 2012). Verder
wordt Twitter ingezet door de recherche, bijvoorbeeld als het gaat
om woninginbraken. Er wordt dan vermeld doe de dader(s) te werk
gaan en er wordt een signalement gegeven. Met name door het
vrijgeven van het signalement in combinatie met buurtregisseurs die
twitteren, heeft in 2011 geleid tot de aanhouding van drie
verdachten (Criminaliteitswijzer, 2011).
Adviesrapport Het gebruik van sociale media in de
opsporingspraktijk Rebecca van Someren 36 Het korps heeft gemerkt
dat het gebruik van sociale media leidt tot veranderingen in de
organisatie. Er wordt namelijk een deel van de regie uit handen
gegeven. Toch wordt dit als positief gezien; er wordt niet alleen
via de pers gecommuniceerd, maar ook direct met burgers (Public
Mission, 2012). Andere sociale media dan Twitter spelen binnen het
regiokorps Brabant Zuid-Oost (vooralsnog) een kleinere rol. Zo
heeft het korps een profielpagina op Facebook en startte een tijdje
geleden een Facebookpilot onder buurtregisseurs in Asten en
Eindhoven. Dit maakt het voor de buurtregisseurs mogelijk om
uitgebreidere berichten te plaatsen, wat niet mogelijk is bij
Twitter. Ook op deze pilot zijn de reacties positief. Bovendien
maakt gezichtsherkenning op Facebook het opsporen van daders
makkelijker. Een nadeel is dat hiermee tevens agenten makkelijker
te herkennen zijn, wat undercoverwerk lastiger kan maken. Naast
Twitter en Facebook wordt Youtube ingezet; er worden beelden van
delicten geplaatst waarin kijkers worden verzocht om tips of andere
relevante informatie aan de politie door te geven (Public Mission,
2012). Verder is er een politie-app ontwikkeld en zijn een aantal
agenten uitgerust met tablets om bijvoorbeeld op een snelle manier
fotos van verdachten te ontvangen (Binnenlands Bestuur, 2012). Door
de regiopolitie Brabant Zuid-Oost wordt er in rechercheonderzoeken
gebruik gemaakt van verscheidene sociale media in combinatie met
bijzondere opsporingsbevoegdheden. Dit gebeurt voornamelijk voor
het vergaren voor informatie, maar sociale media worden ook
gebruikt in de actieve opsporing zoals infiltratie en pseudokoop
(Criminaliteitswijzer, 2011). 4.5.4 Regiopolitie Utrecht De
regiopolitie Utrecht gebruikt de sociale media Twitter, YouTube en
Facebook in haar opsporingspraktijk (Politie, 2011 (2)). Naast de
algemene berichtgeving via het regionale Twitteraccount van het
korps, die wordt beheerd door de afdeling Communicatie, maken
steeds meer buurtregisseurs gebruik van Twitter. Deze
buurtregisseurs zien Twitter als een handig en laagdrempelig middel
om in contact te komen met burgers en hen op de hoogte te houden
van hun bezigheden (Politie.nl, 2012). De buurtregisseurs
beschikken in totaal over 39 accounts, waarbij elk account wordt
beheerd door n of meerdere buurtregisseurs. Verder hebben binnen
het korps Utrecht de woordvoerders van de afdeling
Persvoorlichting, het milieuteam, het verkeershandhavingsteam, de
recherche en zelfs het vuurwerkteam ee