1
Beste meneer Theo Francken, We kennen elkaar nog niet zo goed. Dat kan ook niet anders, ik ben nog maar 2 weken in jouw land. Mijn naam is Leah en ik ben 11 jaar. Morgen word ik 12 jaar. Mama heeft beloofd dat we morgen een feestje houden in het park. Leuk eh! Mijn huis en mijn oude vrienden zijn in Syrië, maar mijn mama, mijn zusje Sarah en ik, zijn hier in jouw land, in Brussel. We kamperen samen in een tentje. Ik heb hier vrienden gemaakt, overdag kunnen we spelen. Maar ’s nachts, dan word ik soms bang. Dan wordt iedereen bang, zoals thuis. Dan hoor ik andere kinderen wenen. Dan hoor ik ook de mama’s en de papa’s wenen. Die wenen anders dan de kindjes. Veel zachter, alsof het niet mag. Alsof ook wenen hier illegaal is. Soms hoor ik ook mijn eigen mama wenen. Ze denkt dat ik het niet hoor. Ze denkt dat ik slaap. Ik doe alsof ik slaap. Want wanneer ik bang ben, dan kan ik niet slapen. Meneer Theo Francken, heb jij je mama ook al eens horen wenen? En wanneer ik ’s nachts wakker ben, dan denk ik na over alles wat hier gezegd wordt.. Ze zeggen dat ik illegaal ben. Het is dus niet legaal dat ik er ben. Niet legaal dat ik besta. Begrijp jij dat, meneer Theo Francken, dat het niet legaal is dat ik besta? Ze zeggen ook dat we weer naar huis gaan moeten. Ik wil niet terug naar huis. Mijn nieuwe vrienden willen ook niet terug naar huis. Ze zeggen zelfs dat jij ons naar huis gaat sturen, meneer Theo Francken. Is dat waar? Ga jij dat doen? Ik geloof ze niet. Ik geloof niet dat iemand hard genoeg kan zijn om dat te doen. Meneer Theo Francken, ik vind het erg dat ze zo slecht over jou praten zonder jou te kennen. En daarom wil ik je graag uitnodigen om met ons te komen spelen. Op mijn verjaardagsfeest. Kan je morgen? In de namiddag? Ik hoop heel erg dat je komt. Leah

Abuda

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Abuda

Citation preview

Page 1: Abuda

Beste meneer Theo Francken,

We kennen elkaar nog niet zo goed. Dat kan ook niet anders, ik ben nog maar 2 weken in jouw land. Mijn naam is Leah en ik ben 11 jaar. Morgen word ik 12 jaar. Mama heeft beloofd dat we morgen een feestje houden in het park. Leuk eh!

Mijn huis en mijn oude vrienden zijn in Syrië, maar mijn mama, mijn zusje Sarah en ik, zijn hier in jouw land, in Brussel. We kamperen samen in een tentje. Ik heb hier vrienden gemaakt, overdag kunnen we spelen. Maar ’s nachts, dan word ik soms bang. Dan wordt iedereen bang, zoals thuis. Dan hoor ik andere kinderen wenen. Dan hoor ik ook de mama’s en de papa’s wenen. Die wenen anders dan de kindjes. Veel zachter, alsof het niet mag. Alsof ook wenen hier illegaal is. Soms hoor ik ook mijn eigen mama wenen. Ze denkt dat ik het niet hoor. Ze denkt dat ik slaap. Ik doe alsof ik slaap. Want wanneer ik bang ben, dan kan ik niet slapen. Meneer Theo Francken, heb jij je mama ook al eens horen wenen?

En wanneer ik ’s nachts wakker ben, dan denk ik na over alles wat hier gezegd wordt.. Ze zeggen dat ik illegaal ben. Het is dus niet legaal dat ik er ben. Niet legaal dat ik besta. Begrijp jij dat, meneer Theo Francken, dat het niet legaal is dat ik besta?

Ze zeggen ook dat we weer naar huis gaan moeten. Ik wil niet terug naar huis. Mijn nieuwe vrienden willen ook niet terug naar huis. Ze zeggen zelfs dat jij ons naar huis gaat sturen, meneer Theo Francken. Is dat waar? Ga jij dat doen? Ik geloof ze niet. Ik geloof niet dat iemand hard genoeg kan zijn om dat te doen.

Meneer Theo Francken, ik vind het erg dat ze zo slecht over jou praten zonder jou te kennen. En daarom wil ik je graag uitnodigen om met ons te komen spelen. Op mijn verjaardagsfeest. Kan je morgen? In de namiddag?

Ik hoop heel erg dat je komt.Leah