26
Versie 2.1 1 Het examenbeleid voor het politieonderwijs Versienummer Opgesteld Datum Besproken met 0.1 Jan Prins 23112013 René Lutgendorff 0.2 Jan Prins 3122013 René Lutgendorff 1.0 Jan Prins 18122013 René Lutgendorff Alex Klaverdijk Jetske ten Caat Jan Bakker Besluitenlijst gebaseerd op versie 1.0 Jan Prins 322014 College van Bestuur 1.1 Jan Prins 1122014 Leon Kuijs Conchita Alvarez René Lutgendorff 1.2 Jan Prins 1222014 College van Bestuur 2.0 Jan Prins 1822014 MT Onderwijscommissie Examencommissie Toetsdeskundigen Rene Lutgendorff 2.1 Definitieve versie Jan Prins 1432014

Het examenbeleid voor het politieonderwijs · 2.0 Jan Prins 18‐2‐2014 MT ... Het politieonderwijs bevat zeer veel kwalificerende opleidingen, sterk variërend in lengte, in niveau

  • Upload
    vudang

  • View
    217

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Versie 2.1  

1

     

Het examenbeleid voor het politieonderwijs           

Versienummer  Opgesteld  Datum  Besproken met 

0.1  Jan Prins  23‐11‐2013  René Lutgendorff 

0.2  Jan Prins  3‐12‐2013  René Lutgendorff 

1.0  Jan Prins  18‐12‐2013  René Lutgendorff Alex Klaverdijk Jetske ten Caat Jan Bakker 

Besluitenlijst gebaseerd op versie 1.0 

Jan Prins  3‐2‐2014  College van Bestuur 

1.1  Jan Prins  11‐2‐2014  Leon Kuijs Conchita Alvarez René Lutgendorff 

1.2  Jan Prins  12‐2‐2014  College van Bestuur 

2.0  Jan Prins  18‐2‐2014  MT Onderwijscommissie Examencommissie Toetsdeskundigen Rene Lutgendorff  

2.1 Definitieve versie  Jan Prins  14‐3‐2014   

             

Versie 2.1  

2

 

Versie 2.1  

3

Voorwoord Toetsen en beoordelen is het ‘knock‐out criterium’ geworden bij het accreditatiestelsel in het hoger onderwijs1. De NVAO en de Onderwijsinspectie zitten terecht bovenop de kwaliteit van toetsbeleid in het hoger onderwijs. Ook in het mbo zet de Onderwijsinspectie het belang van toetskwaliteit op scherp. Elke onderwijsinstelling dient toets‐technische kwaliteit te leveren en te beschikken over een sterk toets‐ en examenbeleid om de waarde van diploma’s te garanderen.  Tot enkele jaren geleden kende het politieonderwijs een zeer helder examenbeleid. De uitgangspun‐ten van het competentiegericht onderwijs en zo ook voor de examinering waren duidelijk beschreven en afgeleid van de wettelijke kaders (Wet op het LSOP). Verschillende maatregelen zijn in de loop van de jaren geleidelijk in‐ en doorgevoerd. Door deze ingrepen is de examenprocedure en de wijze van examineren  in het politieonderwijs erg van karakter veranderd, echter  zonder een duidelijk ver‐nieuwd richtinggevend examenbeleid.  Door het belang van examineren voor de vorming en opleiding van onze politiemensen is nieuw examenbeleid uitermate belangrijk. Daarvoor is nu, begin 2014, het juiste moment. Na de vorming van de nationale politie en de herpositionering van de Politieacademie in het politiebestel wordt de politiewet met daarin artikelen over het politieonderwijs dit jaar bijgesteld. Parallel hieraan wordt de Politieacademie heringericht. Deze herinrichting van de organisatie van de Politieacademie met een herordening van de scholen, met het versterken van politiekundige, onderwijskundige en bedrijfs‐kundige deskundigheid op sleutelposities, het strikter scheiden van verantwoordelijkheden voor be‐leid en voor uitvoering heeft grote gevolgen voor de verschillende verantwoordelijkheden voor het examenproces.  Het politieonderwijs bevat zeer veel kwalificerende opleidingen, sterk variërend in lengte, in niveau en in vakinhoud.  Dit maakt het uitschrijven van één al omvattend examenbeleid voor al die kwalifi‐cerende opleidingen tot een ingewikkelde en omvangrijke klus. Nadat in het eerste deel van deze notitie de relevante externe invloeden en de koerswijziging van de Politieacademie zijn beschreven, wordt in het tweede deel het examenbeleid uitgewerkt. Hierbij hanteren we de kwaliteitspiramide van het eigentijds toetsen en beoordelen, waarin de kwaliteit van toetsitems tot en met de kwaliteit van de toetsorganisatie in samenhang wordt geborgd.   We zijn ons er van bewust dat dit nieuwe examenbeleid een behoorlijke koerswijziging binnen de academie betekent. Deze koerswijziging heeft een verandering van verantwoordelijkheden tot ge‐volg, met name voor de docent, die een veel duidelijkere invloed krijgt op de studievoortgang van de student. Tegelijkertijd gaan we daarbij ook de kwaliteit van het beoordelen verhogen. Een tweede ingrijpende verandering betreft de rol van de Examencommissie. Deze zal dichter op de uitvoering hun omvangrijke werk moeten gaan doen. Hierbij is komend jaar het overgangsjaar naar deze ver‐nieuwing.  Al met al zijn we van mening, in lijn met de commissie‐Dijsselbloem èn de Onderwijsraad, dat als het ‘wat’ (eindtermen) en het ‘of’ (toetsing) voldoende geborgd en extern gevalideerd zijn, er ten aan‐zien van het ‘hoe’ uiteindelijk vertrouwen dient te zijn in Politieacademie en de docenten.  We wensen u veel inspiratie bij het lezen en inrichten van dit vernieuwde examenbeleid.  Leon Kuijs                Frederike Everts Directeur Politieacademie            Plv. directeur Politieacademie 

                                                            1 Commissie externe validering examenkwaliteit hoger beroepsonderwijs (2013). Vreemde ogen dwingen. Eind-rapport. Den Haag, HBO-Raad.

Versie 2.1  

4

  

 

Versie 2.1  

5

Inhoudsopgave Voorwoord .............................................................................................................................................. 3 

1  Inleiding ........................................................................................................................................... 7 

2  Invloeden op examenbeleid ............................................................................................................ 7 

2.1  Wettelijke kaders van het politieonderwijs ............................................................................. 7 

2.2  Kwalificatiestructuur politieonderwijs ..................................................................................... 8 

2.3  De Politieacademie als het kwalificerend instituut voor de politie ......................................... 8 

3  Uitwerking nieuw examenbeleid ..................................................................................................... 9 

3.1  De kwaliteitspiramide van eigentijds toetsen en beoordelen ................................................. 9 

3.2  Uitgangspunten examenbeleid .............................................................................................. 10 

3.3  Rollen en verantwoordlijkheden ........................................................................................... 10 

3.3.1  Examencommissie en Onderwijs‐ en examenregeling .............................................. 12 3.3.2  De Commissie van beroep voor de examens ............................................................ 13 

3.4  Toetsbekwaamheid: Examinatoren en certificeereisen ........................................................ 13 

3.5  De inrichting van een kwalificerende examen ....................................................................... 14 

3.5.1  Leerroute‐onafhankelijke examenvereisten ............................................................. 15 3.5.2  Examenprogramma en examendossier ..................................................................... 15 

3.6  De toetscyclus ........................................................................................................................ 16 

3.7  Administratieve processen in de toetscyclus ........................................................................ 19 

4  Overgangsperiode en prioritering in de uitvoering van het examenbeleid .................................. 19 

 

 

Bijlagen:  

1. De Inspectiestandaarden examinering 2. Onderscheidende factoren BKE en SKE 3. Voorbeeld: Reglement college van beroep (cobex) Saxion Hogescholen   4.  Aanbevelingen aan instellingsmanagement en examencommissie 

   

Versie 2.1  

6

    

Versie 2.1  

7

1 Inleiding In het PO2002 tijdperk kende het politieonderwijs een zeer helder examenbeleid. De uitgangspunten van het competentiegericht onderwijs en zo ook voor de examinering waren duidelijk beschreven en afgeleid van de wettelijke kaders (Wet op het LSOP). De verantwoordelijkheid voor de examens in het politieonderwijs, evenals de ontwikkeling en uitvoering, waren ondergebracht bij het Centraal Examenbureau Politie (CEP) / Bureau Examinering. De studievoortgang van elke student in het poli‐tieonderwijs werd geheel docentonafhankelijk beoordeeld en de docent had daarin geen rol. Deze wijze van beoordelen kon om verschillende redenen niet voortgezet worden. Deze wijze van examineren vervreemde de docenten van de studievoortgang van hun studenten; zij gingen er hele‐maal niet over en hadden daardoor ook geen zicht op het rendement van het onderwijs dat zij gaven. Het geheel docentonafhankelijk toetsen is door inzet van externe examinatoren  een zeer kostbare manier van examineren gebleken, te meer daar bij het initiële onderwijs de extra bekostiging voor het examineren van 10% van de onderwijskosten per 2013 ingetrokken werd ten gevolge van de Businesscase Onderwijs in 2012. Daarnaast werd besloten examinatoren, voor zo ver werkzaam bij de politie, alleen nog via het korps in te huren. Door deze belangrijke ingrepen is het examenbeleid en de wijze van examineren  in het politieonderwijs erg van karakter veranderd.  Al deze ingrepen zijn in de loop van de laatste jaren geleidelijk in‐ en doorgevoerd zonder een duide‐lijk vernieuwd richtinggevend examenbeleid. Kaderstellend zijn formeel nog het verouderde Inrich‐tingskader en de jaarlijks vastgestelde Onderwijs‐ en Examenregeling (OER). Al met al voldoende redenen om een nieuw examenbeleid te formuleren. Dit beleid wordt natuurlijk zeer bepaald door externe en interne afspraken en uitgangspunten over het politieonderwijs. In de volgende paragraaf van deze notitie komen de relevante externe invloeden en de koerswijziging van de Politieacademie aan de orde, waarna in het er op volgende deel het examenbeleid wordt uitge‐werkt. Hierbij hanteren we de kwaliteitspiramide van het eigentijds toetsen en beoordelen, waarin de kwaliteit van toetsitems tot en met de kwaliteit van de toetsorganisatie in samenhang wordt ge‐borgd.  Voor diegenen die dieper in de materie willen duiken is een uitgebreidere versie beschikbaar met meer uitwerking en achtergrondinformatie.   

2 InvloedenopexamenbeleidDe belangrijkste externe afspraken en uitgangspunten zijn wettelijk vastgelegd. De huidige Wet op het Politieonderwijs wordt momenteel herzien en ondergebracht in de Politiewet. Verder zijn on‐langs (POR najaarsadvies, 2013) afspraken vastgelegd rondom de vernieuwde kwalificatiestructuur en de inhoud van de kwalificatiedossiers, waaronder de examenvereisten. Tot slot is de herpositione‐ring van de Politieacademie ten opzichte van de politie inclusief de herinrichting van de Politieaca‐demie van belang voor het examenbeleid.  

2.1 Wettelijkekadersvanhetpolitieonderwijs

In de conceptversie van hoofdstuk 8 van de Politiewet is diplomagelijkwaardigheid met het reguliere beroepsonderwijs één van de uitgangspunten. De relevante onderdelen van de Wet Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW) en relevante artikelen uit de Wet educatie en beroep (WEB) zijn hierin van toepassing verklaard voor het politieonderwijs. De WHW en WEB bevatten veel af‐spraken over niveaus, studielast, examinering, accreditatie en inspectietoezicht, verantwoordelijkhe‐den en bevoegdheden minister, bevoegd gezag, samenstelling en spelregels examencommissie, in‐spraak, OER, enz.  Zo zijn er in het mbo inspectiestandaarden voor de examinering opgesteld (zie bijlage 1).    

Versie 2.1  

8

Ook in de concepttekst van de nieuwe wet  is de herpositionering van de Politieacademie ten opzich‐te van de politie van belang voor het examenbeleid , evenals de positie van de Examencommissie(s) en de Commissie van beroep voor examens , en de rollen en bevoegdheden van de Politieonderwijs‐raad en de Inspecties VenJ en OCW. Tot slot zullen binnen de wet ook enkele onderwijskundige uitgangspunten geregeld worden/blijven, zoals competentiegericht onderwijs, contextrijkheid van het onderwijs, en nut en noodzaak van be‐roepspraktijkvorming (in plaats van duaal).  De beoogde invoering van de nieuwe wet is 1 januari 2015.  

2.2 Kwalificatiestructuurpolitieonderwijs

De kwalificatiestructuur is afgestemd op het Landelijk Functiegebouw Nationale Politie (LFNP) en op het toekomstige kwalificatiekader van het Nederlandse beroepsonderwijs (NLQF), met daarin per kwalificatie examenvereisten. Deze examenvereisten zijn leerwegonafhankelijk. De examenvereisten bepalen wat de kandidaat moet kennen en kunnen bij diplomering c.q. certificering en zeggen dus niets over de weg naar het examen toe. Het doet geen uitspraken over hoe geëxamineerd wordt; dat is aan de examenafnemende instantie: de Politieacademie. De Inspectie hanteert de examenvereis‐ten bij hun toezichthoudende taak. In de kwalificatiedossiers wordt onder meer ook vermeld wat de cruciale bekwaamheden zijn en wordt per opleiding bepaald welke kwalificatie (diploma, certificaat, getuigschrift) wordt uitgereikt. Ook bij‐ en nascholingsonderwijs zal voor een belangrijk deel afgeleid zijn uit de kwalificatiedossiers. In sommige gevallen is dit verdiepend of verbredend onderwijs met kwalificatiedoeleinden. Naast het kwalificerende onderwijs verzorgt de academie ook niet‐kwalificerend onderwijs, derhalve niet ondergebracht in kwalificatiedossiers. Het gaat hier veelal om bij‐ en nascholingsonderwijs dat herhalingsonderwijs is. Examenbeleid speelt voor dit niet‐kwalificerende onderwijs geen of slechts een geringe rol.  

2.3 DePolitieacademiealshetkwalificerendinstituutvoordepolitie

De Politieacademie heeft bij wet de monopolie op het opleiden en het kwalificeren van politiefunc‐tionarissen voor zo ver het politiële vakdeskundigheid betreft. Anders dan nu het geval is, moeten we het kwalificeren naast een activiteit in het verlengde van scholing ook zien als een activiteit losge‐koppeld van scholing. Feitelijk gaat het hier dan om drie kwalificatie‐activiteiten, waarvan twee van onderwijs verzorgd door de Politieacademie losgekoppeld zijn:  

a. Kwalificeren voor een taak of functie op basis van iemands werk‐ en onderwijservaring uit‐mondend in een Ervaringscertificaat. Onderwijs, al dan niet bij de academie, speelt hierbij geen rol.  

b. Kwalificeren via een examenprocedure tijdens en nadat daartoe onderwijs bij of onder ver‐antwoordelijkheid van de Politieacademie is gevolgd. 

c. Kwalificeren via een examenprocedure zonder onderwijs bij of onder verantwoordelijkheid van de academie te hebben gevolgd. Een dergelijke examenkandidaat noemen we extraneus, iemand die zich alleen inschrijft bij de academie voor het doen van examens. 

 De mogelijkheid om extranei bij ons examen te laten doen zonder onderwijs te hebben gevolgd, heeft gevolgen voor de huidige situatie, waarbij opleiden en examineren sterk verweven zijn. Deze vorm van examineren leent zich niet voor opleidingen waarbij politiële vorming, groepsdynamica e.d. een belangrijke rol speelt. (zie verder par. 3.5.1). Ook zullen studenten in de toekomst meer en meer via verschillende leerwegen aan of buiten de academie studeren. Deze verwevenheid van opleiden en examineren staat leerweg‐onafhankelijk toetsen in de weg. De leerwegen zullen variëren; het examen derhalve niet. In dit kader moet nog vastgesteld worden welk onderwijs kwalificerend is en welke niet. Daarbij hoort de vraag in hoeverre kwalificerend onderwijs gepaard gaat met examineren. En de vraag of bij 

Versie 2.1  

9

niet‐kwalificerend onderwijs een examen soms wel een rol speelt. Bij deze vragen zijn het LFNP en de kwalificatiedossiers leidend. De beleidsruimte van de academie gaat derhalve niet over wat er geëxamineerd wordt, maar over hoe er geëxamineerd wordt.   

3 UitwerkingnieuwexamenbeleidHet nieuwe examenbeleid omvat enerzijds de toetsorganisatie  gekoppeld aan de vernieuwde orga‐nisatie van de Politieacademie met de verschillende rollen en verantwoordelijkheden voor het exa‐menbeleid en de uitvoering, en anderzijds uitwerking van de onderwijskundige en toetskundige con‐sequenties ervan. Hiervoor hanteren we in navolging van de Expertgroep BKE/SKE (2013, pag. 92) de kwaliteitspiramide van het eigentijds toetsen en beoordelen (Joosten‐ten Brinke, 20113; Sluijsmans, Peeters, Jakobs & Weijzen, 20124).  

3.1 Dekwaliteitspiramidevaneigentijdstoetsenenbeoordelen

Voordat kan worden overgegaan tot de herformulering van het examenbeleid van de Politieacade‐mie is het zinvol om eerst een invulling te geven aan het begrip toetskwaliteit (zie figuur 1). In deze piramide wordt kwaliteit van toetsing in zes entiteiten vertaald: • kwaliteit van toetsitems • kwaliteit van toetsen • kwaliteit van toetsprogramma’s • kwaliteit van het toetsbeleid • kwaliteit van toetsorganisatie • kwaliteit van toetsbekwaamheid.  De kennis en kunde over het toetsen en beoordelen kan verdeeld worden over vier niveaus waarop de kwaliteit van toetsing beoordeeld en geborgd kan worden. Op het hoogste niveau gaat het om de kwaliteit van het toets‐ en examenbeleid. Wat zijn de uitgangspunten en kaders? Hoe wordt de kwaliteit van de toetsing geborgd? Op het tweede niveau gaat het om de kwaliteit van toetsprogramma’s. Daarbij kan men denken aan een hele opleiding, of een afgebakend geheel van onderwijs. Het derde niveau betreft de kwaliteit van afzonderlijke toets‐ en beoordelingsinstrumenten. Op het laagste niveau gaat het om de kwaliteit van taken, opdrachten en/of items. Hieronder wordt elk onderdeel van een toets verstaan waarop een student een reactie kan geven.  

                                                            2 Expertgroep BKE/SKE (2013). Verantwoord toetsen en beslissen in het hoger beroepsonderwijs. Een voorstel voor een programma van eisen voor een basis- en seniorkwalificatie examinering (BKE/SKE). Den Haag. Ver-eniging Hogescholen. 3 Joosten-ten Brinke, D. (2011). Eigentijds toetsen en beoordelen (lectorale rede). Tilburg: Fontys Hogescholen. 4 Sluijsmans, D. M. A., Peeters, A., Jakobs, L., & Weijzen, S. (2012). Kwaliteit van toetsing onder de loep. On-derwijsinnovatie, 4, 17-26.

 Figuur 1. De kwaliteitspiramide van eigentijds toetsen en beoordelen 

Versie 2.1  

10

De niveaus staan niet op zichzelf. Kwaliteit van toetsing wordt geborgd door een sterke samenhang van de vier niveaus. Als onduidelijk is wat de visie op toetsing is en deze niet consistent doorvertaald is naar de lagere niveaus, heeft dit zijn uitwerking naar beneden. Consistentie tussen de niveaus leidt tot verhoging van de kwaliteit. Daarnaast wordt kwaliteit van toetsing cruciaal beïnvloed door de cultuur van de organisatie, waarin ruimte moet zijn voor het leren en ontwikkelen op individueel/ team‐ en organisatieniveau op het gebied van toetsing en examinering (zie ook par. 3.4).  Deze entiteiten vormen de leidraad voor het nieuwe examenbeleid van de Politieacademie.  

3.2 Uitgangspuntenexamenbeleid

De nieuwe positionering van de Politieacademie evenals de vernieuwing van de wetgeving van het politieonderwijs heeft gevolgen voor de rollen en verantwoordelijkheden voor het examenbeleid en voor de examenuitvoering. Bovendien wordt de herinrichting van de academie ook gevoed vanuit een nieuwe visie op het politieonderwijs en de inrichting van de Politieacademie. De relevante ken‐merken voor de nieuwe organisatie zijn uitgewerkt in het Ontwerpplan en straks in het Inrichting‐ en Realisatieplan. Belangrijk voor examenbeleid zijn: 

De Politieacademie is het kwalificerende instituut voor de politie. Dit betekent dat we de be‐voegdheid hebben kwalificaties (diploma’s of certificaten) uit te reiken  op basis van examenon‐derzoek of op basis van een ervaringsonderzoek.  

Er is aan elke kwalificerende opleiding een examen verbonden. Examens kunnen onder voor‐waarden ook afgenomen kunnen worden zonder voorafgaande opleiding bij de academie.  

Het bevoegd gezag stelt elk jaar een Onderwijs‐ En Examenregeling (OER) vast. De onderwijs‐ en examenregeling bevat voor elke door de Politieacademie aangeboden opleiding of groep van opleidingen adequate en heldere informatie over het onderwijs en de examinering.   

Elke opleiding of groep van opleidingen aan de instelling heeft een examencommissie. De exa‐mencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student vol‐doet aan de voorwaarden die de onderwijs‐ en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, in‐zicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een kwalificatie. Het bevoegd gezag stelt de examencommissie in en benoemt de leden op basis van hun deskundigheid op het ter‐rein van de desbetreffende opleiding of groep van opleidingen. Ten minste één lid is als docent verbonden aan de opleiding of aan een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen be‐hoort.  

Het bevoegd gezag stelt een Commissie van beroep voor de examens in. Beslissingen van de Examencommissie of van de examinatoren kunnen worden onderworpen aan het oordeel van een Commissie van beroep voor de examens. De leden en de plaatsvervangende leden maken geen deel uit van het bevoegd gezag, van de inspectie of van een Examencommissie.  

Het toezicht hierop wordt uitgevoerd door de NVAO en de Inspectie VenJ.  

3.3 Rollenenverantwoordlijkheden

Functionaris/eenheid  Rol en verantwoordelijkheden 

College van bestuur/directie  Is bevoegd gezag: Geven van visie en richting op basis van deze visie, het formuleren en uitvoeren examenbeleid, idem Onder‐wijs‐ en examenregeling, benoemen leden Examencommissie, benoemen leden Commissie van beroep voor examens, toezicht op kwaliteit uitvoering (zie ook bijlage 45); is eindverantwoorde‐lijk. Bijdragen aan en borgen deskundigheid examenproces volgens de BKE/SKE normen (zie par. 3.4).

                                                            5 HBO‐Raad (2011). Geslaagd! Handreiking examencommissies. Den Haag, HBO‐Raad

Versie 2.1  

11

Scholen  Verantwoordelijk voor de ontwikkeling en uitvoering van on‐derwijs en examens; toezien op de uitvoering (zie ook bijlage 4). Verantwoordelijk voor professionalisering van examinatoren en leden examencommissie.  

Examencommissie(s)  Zie nieuwe wet artikel 89 met verwijzing naar WHW artikel 7.12 e.v. en verder uitgewerkt in paragraaf 3.3.1 Het ministerie van OCW heeft het belang van deze commissies onlangs versterkt. (zie ook bijlage 4) 

Commissie van beroep voor de examens 

Zie nieuwe wet artikel 90 met verwijzing naar WEB artikel 7.5.1 t/m 7.5.3 en uitgewerkt in paragraaf 3.3.2  

Docent, begeleider, leidingge‐vende 

Het volgens het examendossier afnemen van examenonderde‐len en het beoordelen van de kwaliteit van de in te leveren pro‐ducten e.d. overeenkomstig de toelatingseisen beschreven in het examendossier.  

Examinator  Inhoudelijk deskundige die gecertificeerd  en gemachtigd is om examenopdrachten te beoordelen. Examinatoren kunnen zijn: docenten die medewerker zijn bij de Politieacademie, experts uit het korps  of externe deskundigen..  Examinatoren worden aangewezen door de Examencommissie. De Examencommissie kan bepalen dat een examen docent‐ of begeleideronafhankelijk wordt afgenomen, waarbij als uit‐gangspunt wordt verondersteld dat de docent zijn eigen student nooit beoordeeld. . De certificering van de examinatoren is gebaseerd op minimaal de Basiskwalificaties examinering (zie par. 3.4). 

Afdeling Examinering / Eenheden examinering 

Voert ondersteunende taken t.b.v. de examencommissies  uit. Dit betekent dat  operationele taken op het gebied van planning en registratie, en inrichting decentraal examenproces op den duur worden onder gebracht bij de gedeconcentreerde eenhe‐den bedrijfsvoering. Ondersteuning bij overkoepelende activiteiten als examenbe‐leid, scholing en certificering examinatoren, overeenkomsten met het korps, algehele kwaliteitsmonitoring, enz. wordt cen‐traal onder gebracht binnen de centrale staf onder verantwoor‐delijkheid van de directie (zie Ontwerp‐ en Inrichtingsplan).  

Valideringscommissie  Valideren ontwikkeld onderwijs en examenopdrachten 

Nationale politie  De directie Politieacademie is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs en de examinering. Het korps levert een bij‐drage aan de uitvoering van het onderwijs en de examens via begeleiding,  coaching en beoordeling van de student op de werkplek. Het korps draagt verder bij aan de gehele keten van opstellen examenvereisten in kwalificatiedossier (via POR), door participatie in werkveldadviescommissies van elke school, het ontwikkelen van onderwijs en toetsen, door levering van exa‐minatoren, het participeren in valideringscommissies enz. 

 Twee rollen, de Examencommissie en de Commissie van beroep voor de examens, werken we hier‐onder wat verder uit.  

Versie 2.1  

12

3.3.1 ExamencommissieenOnderwijs‐enexamenregeling

In de nieuwe wet krijgt de Examencommissie een bijzondere positie. Binnen de positionering van de Politieacademie in het politiebestel is de Examencommissie geplaatst in de ZBO Politieacademie.  De vernieuwde Wet op de politie, voor wat betreft het politieonderwijs, volgt voor de Examencom‐missie de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW). In recente beleids‐documenten van het ministerie van OCW en van de koepels in het hoger onderwijs zien we een ten‐dens om met name de inbreng van het beroepenveld in de Examencommissie te versterken.  Dit betekent een behoorlijke verruiming ten opzichte van de huidige taken en bevoegdheden met taken en bevoegdheden veel dichter op de uitvoering. Gezien de omvang van de Politieacademie, de grote variatie in opleidingen, het grote aantal examens dat jaarlijks wordt afgenomen en de omvang van het takenpakket moeten taken en bevoegdheden zo dicht mogelijk op de examenpraktijk, de examenuitvoering georganiseerd worden. Hiertoe besluiten we de huidige centrale examencommis‐sie in één jaar te decentraliseren, eerst via uitbreiding van de huidige commissie met aparte kamers voor elke school, waarna over enige jaren mogelijk overgaan kan worden naar  een examencommis‐sie voor elke groep van opleidingen (school of onderdelen er van). Centrale activiteiten gebeuren alleen vanwege efficiëntie, om de decentrale uitvoering zo veel mogelijk eenduidig te laten zijn, overeen te laten komen, zo lang het ‘dicht op het proces zitten’ nog niet goed loopt, enz. In bijlage 4 is de relatie Examencommissie met het schoolmanagement in een tabel weergegeven.   Wil een decentrale examencommissie haar werk goed kunnen doen, dan moet ze onafhankelijk kun‐nen opereren. Dus zonder druk van het management. Het instellingsbestuur stelt daarom de exa‐mencommissie in en benoemt de leden op basis van hun deskundigheid op het terrein van de desbe‐treffende opleiding of groep van opleidingen. Ten minste één lid van elke commissie is als docent verbonden en ongeveer de helft van de leden bestaat uit externe praktijkdeskundigen. De optimale commissie‐omvang is circa vijf personen, zulks afhankelijk van het aantal taken en de omvang van de inzet (max. ca. 4 uur p/w per lid).    Daar waar het schoolhoofd de hoofdverantwoordelijke is voor het ontwikkelen en uitvoeren van het onderwijs‐ en examenprogramma van de verschillende opleidingen is de Examencommissie het hoofdverantwoordelijke orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student vol‐doet aan de voorwaarden die de OER stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een kwalificatie. De examencommissie stelt regels vast met betrekking tot de goede gang van zaken tijdens het afnemen van toetsen, het examen of de examenonderdelen. Van een examencommissie6 wordt verwacht dat zij daarom zicht heeft op het gehele examensys‐teem. Niet alleen op de exameninstrumenten vooraf, maar ook op de afname en beoordeling op school en in de praktijksituatie. Dit betekent dat de commissie ook moet vaststellen of de kwaliteit van de examinering in praktijksituaties aan de eisen voldoet. De examencommissie is ervoor verant‐woordelijk dat ook ingeschakelde beoordelaars uit de beroepspraktijk voldoende bekwaam zijn. Daarnaast is de examencommissie verantwoordelijk voor de evaluatie‐ en verbetercycli van het ge‐hele examenproces.   Besluit:  

Elke decentrale examencommissie of kamer van de centrale commissie heeft een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter en drie leden.  

                                                            6 Ex (2014). Examencommissie: taken en verantwoordelijkheden. Een publicatie naar aanleiding van de leg-uit-bijeenkomst op 13 november 2013 van het Servicepunt examinering mbo i.s.m. het ministerie van OCW en de Inspectie van het Onderwijs.

Versie 2.1  

13

Drie leden van de commissie zijn afkomstig uit het beroepenveld of regulier beroepsonderwijs; de andere twee zijn docenten uit de betrokken opleidingen. 

De centrale examencommissie bestaat uit zeven personen, waarvan minstens vier personen afkomstig zijn uit het beroepenveld (politieveld en regulier onderwijs). De leden kunnen bij voorkeur ook zitting hebben in één van de commissiekamers. 

Voor 1 april 2014 wordt een plan van aanpak opgesteld met daarin o  Het takenpakket van de examencommissie en kamers nieuwe stijl o  De samenstelling van de centrale commissie en  haar kamers o  De overgangsroute met planning inclusief professionaliseringsplan van de huidige naar de 

nieuwe situatie.  

Een instelling in beroepsonderwijs is genoodzaakt een OER op te stellen en er naar te handelen. In de OER worden voor alle opleidingen of groep van opleidingen de geldende procedures en rechten en plichten vastgelegd voor het onderwijs en de examens. De inhoud en vormgeving van de OER is ook bij wet vastgelegd. Ook het politieonderwijs heeft derhalve een OER.   Een OER en een Examencommissie zijn nauw aan elkaar verbonden. Dit betekent dat met het decen‐traliseren van de Examencommissie er in de centrale OER voldoende aandacht is voor de eigenheid van onderwijs in de verschillende scholen, dan wel er een van de afgeleide decentrale OER per groep opleidingen komt.  3.3.2 DeCommissievanberoepvoordeexamens

Voor de inrichting van de Commissie van Beroep voor de examens is gekozen voor de wetgeving vanuit de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB, de artikelen 7.5.1  t/m 7.5.4). In deze artikelen wordt de samenstelling en benoeming van de commissie en hun bevoegdheid weergegeven. Geko‐zen is voor de WEB als uitgangspunt in plaats van de WHW, daar in de laatste wet vergaande expli‐ciete eisen gesteld zijn aan de kwaliteiten van de voorzitter (benoembaarheid tot rechterlijk ambte‐naar) en de groepssamenstelling van de commissie (minstens 50% docenten / wetenschappelijke staf en een student).  Het bevoegd gezag van een instelling stelt een commissie van beroep voor de examens in. De belang‐rijkste bevoegdheid van de commissie van beroep voor de examens is zich in voorkomende gevallen een oordeel te vormen over beslissingen van de examencommissie of van de examinatoren.  De commissie van beroep voor de examens bestaat uit een even aantal gewone leden en evenveel plaatsvervangende leden, een voorzitter, tevens lid, en een plaatsvervangend voorzitter. De leden en de plaatsvervangende leden maken geen deel uit van het bevoegd gezag, van de inspectie of van een examencommissie of examinator noch zijn zij belast met beoordelingen in de beroepspraktijk. Er worden in de WEB behoudens een leeftijdsgrens verder geen expliciete eisen en voorwaarden ge‐steld aan de samenstelling van de commissie en de benoembaarheid van de leden. Zie voor een voorbeeld reglement bijlage 3.  Besluit:  

Voorzitter, plaatsvervangend voorzitter en vijf leden.  

De helft van de samenstelling, waaronder de voorzitter, is afkomstig uit het beroepenveld of regu‐lier beroepsonderwijs; de andere helft uit de academie zelf, waaronder bij voorkeur één student. 

 

3.4 Toetsbekwaamheid:Examinatorenencertificeereisen

Voor het afnemen van toetsen en examens,  en voor het vaststellen van de uitslag daarvan wijst de examencommissie examinatoren aan. Als examinator kunnen optreden: docenten, praktijkcoaches, trajectbegeleiders en lijnfunctionarissen, die zich daarvoor speciaal hebben bekwaamd, zijn gecertifi‐ceerd en namens de Examencommissie functioneren.  

Versie 2.1  

14

Externe examinatoren, voor zo ver werkzaam bij de politie, worden alleen nog via het korps inge‐huurd. Dit vindt op korte termijn zonder verrekening plaats. De inzet van gastdocentschap en van gastexaminator maakt straks integraal deel uit van het vak van de politiefunctionaris.   Voor alle actoren (examinatoren, docenten, begeleiders en leidinggevenden) met een beoordelende taak in het examenproces zijn kwaliteitseisen opgesteld. Voor de verschillende beoordelaars zijn scholings‐ en onderhoudsprogramma’s opgesteld om hen te (her)certificeren tot geschoold examina‐tor of beoordelaar.  Bij verdere professionalisering van examinatoren kunnen we denken aan  de mogelijkheden, volgens het principe ‘pas toe of leg uit’ (Commissie Bruijn)7:  

a) de opzet aan van een systeem van certificering van examinatoren, via de invoering van de systematiek basis‐ en senior kwalificatie examinering (BKE/SKE);  

b) scholing van docenten die bij toetsing betrokken zijn tenminste tot op het niveau van hun betrokkenheid. 

 De Commissie Bruijn stelt voor om te komen tot verdere professionalisering van examinatoren. De expertgroep BKE/SKE8 werkt in haar rapport de kwaliteitseisen uit voor zowel een basiskwalificering alsmede voor een seniorkwalificering voor examinatoren. Hoewel deze kwalificaties voor examinato‐ren in het hoger beroepsonderwijs zijn uitgewerkt kunnen ze eenvoudig vertaald worden naar kwali‐ficatie‐eisen voor examinatoren in het mbo‐politieonderwijs.  De Examencommissie bepaalt onder welke voorwaarden iemand mag deelnemen aan de summatie‐ve examens en examenonderdelen. Bij het afsluitend examen worden alleen gekwalificeerde exami‐natoren  ingezet, die niet betrokken zijn geweest bij de opleiding of begeleiding van de kandidaat. Indien dat niet mogelijk is, zal de Examencommissie aanvullende maatregelen moeten nemen. In bepaalde gevallen kunnen door de Examencommissie meerdere beoordelaars voor een examen worden aangewezen (het vier‐ogen of vreemde ogen principe).  Beoordelaars betrokken bij voorwaardelijke opdrachten zijn meestal de daartoe bevoegde docenten en begeleiders. De Examencommissie kan besluiten dat ook voor voorwaardelijke examenopdrach‐ten examinatoren ingezet worden die niet betrokken zijn geweest bij het onderwijs of begeleiding. Een voorbeeld van dit laatste is bijvoorbeeld een scriptie van een master‐studie die, alvorens toe‐gang verleend wordt tot het afsluitende examen, wordt beoordeeld door een scriptie‐commissie.  

3.5 Deinrichtingvaneenkwalificerendeexamen

Artikel 88 van de nieuwe wet op het politieonderwijs luidt: ‘Elke opleiding wordt afgesloten met een examen. Het examen omvat een onderzoek naar de competenties waarover de student bij voltooiing van de opleiding dient te beschikken alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek.’  In de kwalificatiedossiers zijn de examenvereisten beschreven, waarop de inhoud van het examine‐ren gebaseerd moet zijn. De Inspectie vindt dat bij de inrichting van kwalificerende examens er spra‐ke moet zijn van volledigheid en passende complexiteit om de beroepsuitoefening op het vereiste beheersingsniveau te examineren.   

                                                            7 Commissie Bruijn: Commissie externe validering examenkwaliteit hoger beroepsonderwijs in ‘Vreemde ogen dwingen’ (2013). 8 Expertgroep BKE/SKE (2013). Verantwoord toetsen en beslissen in het hoger beroepsonderwijs. Een voorstel voor een programma van eisen voor een basis- en seniorkwalificatie examinering (BKE/SKE). Den Haag. Ver-eniging Hogescholen.

Versie 2.1  

15

3.5.1 Leerroute‐onafhankelijkeexamenvereisten

Het vastleggen van leerroute‐onafhankelijke examenvereisten in de kwalificatiedossiers is sinds eind september 2013 een feit (POR, 27 september 2013). De uitwerking daarvan in de dossiers moet wel‐iswaar nog voor een belangrijk deel plaatsvinden, maar het heeft tweeërlei consequenties voor de Politieacademie, namelijk dat:  1. De inhoud van de examens voor al het kwalificerend politieonderwijs, de examenvereisten, 

reeds zijn beschreven in de door de minister vastgestelde kwalificatiedossiers, en de academie zich derhalve kan concentreren op de wijze van examineren. 

2. Deze examenvereisten zodanig zijn geformuleerd dat de innige verwevenheid van opleiden en examineren ontvlecht kan worden. Kandidaten moeten waar mogelijk via verschillende leerrou‐tes (bijv. schoolzwaar of werkzwaar) examen kunnen afleggen, waarbij overigens wel eisen ge‐steld kunnen worden aan de toelating tot het examen.  

 De tweede consequentie heeft gevolgen voor de huidige examenafnames, met name waarbij exami‐neren min of meer in het opleidingsproces geïntegreerd is. Deze zullen ontvlecht dienen te worden. Na ontvlechting kan men zich bij sommige opleidingen zonder aan de Politieacademie gevolgde op‐leiding melden met het verzoek examen te mogen voor het verkrijgen van een certificaat of diploma. Dit is een door politie Nederland lang gekoesterde wens. Een dergelijke examenkandidaat noemen we een extraneus of examendeelnemer. Door praktijkervaring, elders gevolgde opleidingen gecom‐bineerd met enige zelfstudie zouden een aantal functionarissen zich adequaat kunnen voorbereiden op sommige afsluitende examens om zo een voor de functie noodzakelijke kwalificatie te verwerven.   De inschrijving als examendeelnemer geeft uitsluitend de rechten om examenonderdelen alsmede het afsluitende examen af te leggen van die opleiding, en toegang te krijgen tot de bij de opleiding behorende voorzieningen. De inschrijving staat open voor alleen diegenen die voldoen aan gestelde toelatingseisen en indien naar het oordeel van de directie de aard of het belang van het onderwijs zich daartegen niet verzet. Een examendeelnemer heeft slechts toegang tot zo’n examen als zijn examendossier voldoet aan de door de examencommissie gestelde eisen.  Komend jaar worden als pilot mondjesmaat examens opengesteld voor extraneï. Hiertoe zal eerst een plan van aanpak worden opgesteld in samenwerking met enkele scholen en de examencommis‐sie. Na openstelling van de pilots zal na evaluatie besloten worden tot eventueel vervolg en uitbrei‐ding. Per opleidingstraject worden de examendossiers opgesteld en worden daarin de voorwaarden voor toelating tot het examen als extraneus aangegeven. Als bijvoorbeeld het vormingsaspect, de ontwikkeling van de persoon tot beginnend beroepsbeoefenaar in een opleidingstraject belangrijk is en daarbij het proces ook onderdeel is van de beoordeling dan kan leerwegonafhankelijk onderwijs niet gewenst zijn.   3.5.2 Examenprogrammaenexamendossier

De Politieacademie streeft naar volledig dekkende examens. We kiezen voor de ‘criterion‐sampling approach’ (McClelland, 1973 ; Shavelson, 2010). De mogelijkheden tot volledige dekkendheid van het examineren worden beperkt door de logistiek en de kosten, met name bij omvangrijke kwalificaties. Om toch betrouwbaar en valide te examineren, en volledige dekkendheid te garanderen, wordt een examenprogramma vastgesteld: 

Steekproef uit het gehele competentiedomein van de kwalificatie; 

Meerdere toetsmomenten en toetsvormen, waaronder ook kennistoetsen; 

Combinatie van bewijzen van bekwaamheid (portfolio) en afsluitende examens.   Al het ontwikkelde onderwijs en de examens worden onderwijskundig, politiekundig en bedrijfskun‐dig gevalideerd door een daartoe ingestelde commissie, voordat uitvoering mag en kan plaatsvinden.   Feitelijk betekent dit dat de examens aan de kwaliteitseisen voldoen, planbaar, uitvoerbaar en be‐

Versie 2.1  

16

taalbaar zijn. De Valideringscommissie rapporteert haar bevindingen over het examendossier aan de Examencommissie. Het examenprogramma  en het examendossier wordt na validering vastgesteld door de Examencommissie en worden tezamen met toelatingsvoorwaardelijkheden, beoordelings‐formulier, e.d. vastgelegd in het examendossier. Dit dossier bevat alle relevante informatie voor een kandidaat om aan een examen te kunnen en mogen deelnemen. Het gaat om de volgende informa‐tie: 

Het examenprogramma: de opbouw van het examen in delen en studiepunten, normering en cesuur 

De voorwaardelijkheden om aan het examen deel te mogen nemen als o bewijzen van eerder verworven competenties en kennistoetsen o bewijzen van afgeronde en getekende opdrachten 

Globale beschrijving van de examenopdracht9 met informatie over de o voorbereiding o uitvoering o toegestane en / of vereiste hulpmiddelen o tijdsduur  o beoordelingsprocedure 

Het beoordelingsformulier met enige toelichting   

Het examendossier bevat verder voor de examinator nog enige aandachtspunten en toelichting op de wijze van beoordeling en het beoordelingsformulier. Het examendossier wordt gelijk ontwikkeld met de examenproducten en wordt na validering goedgekeurd door de examencommissie.   Bij omvangrijkere complexere kwalificaties, die niet afgesloten kunnen worden met één examenge‐legenheid, hanteren we meerdere examenmomenten. Naast het afsluitende examen (eventueel met verschillende onderdelen) kunnen er aanvullende beoordelingsmomenten of toetsen zijn. Deze zijn voorwaardelijk om aan de afsluitende onderdelen te mogen deelnemen (verzameld in een portfolio). Daarmee zijn die beoordelingsmomenten summatief van aard.   Er kunnen eisen gesteld worden aan de toelating van de student tot het afsluitende examen. Deze toelatingseisen zijn helder en eenduidig in het examendossier nader gespecificeerd en kunnen vari‐eren van bewijzen van deelname, resultaten van een kennistoets, een scriptie, verrichte leeropdrach‐ten, enz. De mogelijkheden zijn groot. Deze toelatingsbewijzen tot het afsluitende examen moeten kwalitatief voldoen aan vooraf gestelde eisen. De kwaliteitseisen kunnen onder meer inhouden dat docent, begeleider of leidinggevende zijn (of desgewenst hun gezamenlijke) goedkeuring aan de kwa‐liteit van het materiaal heeft gegeven.    Een examendossier wordt maximaal slechts éénmaal per jaar bijgesteld.  

3.6 Detoetscyclus

De omvang van de kwalificerende politieopleidingen en de te verwerven competenties variëren enorm van één tot 240 studiepunten. Dit heeft uiteraard invloed op de inhoud en vorm van het exa‐mineren. Daar komt bij dat in een kwalificerend examen het geheel aan examenvereisten meestal veel groter is dan op basis van tijd, logistiek en kosten beoordeeld kan worden.  Hoe lossen we dat op? Met welke methodieken kunnen we voldoen aan de kwaliteitseisen van een examen en desondanks het logistiek en financieel beheersbaar houden. Een toetsproces bevat een zevental cyclische fasen (Joosten‐ten Brinke & Sluijsmans, 2012. Zie figuur 2), die op iedere toets‐vorm kunnen worden toegepast, namelijk:  

                                                            9 In het geval een examen uit meerdere delen bestaat is de informatie per onderdeel in het dossier vermeld.

Versie 2.1  

17

 1. Basisontwerp 2. Construeren van onderdelen 3. Samenstellen en normeren 4. Afnemen 5. Beoordelen, verwerken en analyseren 6. Resultaat registreren en communiceren 7. Evalueren  

  

In het boekje “Verantwoord toetsen en beslissen in het hoger onderwijs”10 worden deze fasen uitge‐breid toegelicht en zijn onderdeel van de eisen die gesteld worden aan de deskundigheid van de be‐oordelaars.   Enkele opmerkingen: De kwaliteit van het beoordelen is afhankelijk van vier zaken: de beoordelaar, de kosten, tijd en logis‐tiek. Het gebruik van een en meerdere beoordelaars, maakt het examineren duurder.  

Verruim de steekproef opdrachten door meer opdrachten te selecteren en te variëren in toets‐vorm. Elke kandidaat ervaart de moeilijkheid van opdrachten anders. 

De betrouwbaarheid van het examen stijgt aanmerkelijk door verruiming van het aantal op‐drachten, en juist nauwelijks door het inzetten van meerdere beoordelaars.  

Conclusie is dat een competentietoets meervoudige en gevarieerde opdrachten moet bevatten om betrouwbare scores te verkrijgen. 

                                                            10 Zie voetnoot 3.

Figuur 2: De toetscyclus en bijbehorende producten

Versie 2.1  

18

 Validiteit en betrouwbaarheid examens en toetsen De examenproducten van de Politieacademie zijn betrouwbaar en valide door een eenduidige aan‐pak bij de constructie van de examenproducten. De eenduidige aanpak heeft betrekking op de voor‐waarden waaraan de beoordelingsinstrumenten, de instructie voor de kandidaat en beoordelaars, de omstandigheden waarin de toets wordt afgenomen, etc. moeten voldoen. De opdrachten van de examenproducten worden afgeleid van het kwalificatiedossier en komen overeen met de taken uit de beroepspraktijk en worden gedragen door het beroepenveld. Ten slotte worden na ontwikkeling de examenopdrachten en het onderwijsprogramma  gevalideerd door politiekundige, onderwijskun‐dige en bedrijfskundige deskundigen. Hiermee garandeert de academie eveneens authenticiteit, transparantie en actualiteit.  Cruciaal, normering en cesuur: 

De kwalificatiedossiers bevatten de examenvereisten en daarbij kan aangegeven zijn welke ver‐eisten cruciaal zijn. Cruciale vereisten maken altijd deel uit van het afsluitende examen en kan‐didaten moeten hierop altijd een voldoende scoren.  

In het examendossier is de normering en cesuur weergegeven.  

De resultaten op de toetsen worden bij voorkeur uitgedrukt in de cijferreeks 0‐10. In bepaalde gevallen kan volstaan worden met de aanduiding van voldoende / onvoldoende. Het beoorde‐lingsformulier bevat ook de cesuur op basis waarvan het eindresultaat voor de opdracht wordt berekend.  

In de OER is aangegeven onder welke omstandigheden voor het behalen van een kwalificatie een cum laude verstrekt wordt. 

 Aantal kansen: Vanaf 2015 zullen nog maximaal twee kansen per examenopdracht toegestaan worden. Zeer ken‐merkend voor het politiewerk is, dat de agent vaak maar één kans krijgt om een actie met succes af te ronden. De agent doet daarom zijn uiterste best, die kans te benutten. Vreemd is het daarom dat we in het politieonderwijs studenten drie à vier kansen geven een examen positief af te ronden en zo trail and error gedrag aanleren.  Op dit moment hanteert de Politieacademie een conjunctieve examenregeling. Dat wil zeggen dat alle examenopdrachten voldoende dienen te zijn. Uit de literatuuronderzoek (Prins, 2012)11 blijkt dat vermindering van het aantal examenkansen rendementsverhogend werkt. Dit houdt echter wel in dat er een complementaire examenregeling wordt ingevoerd, dat wil zeggen dat onder bepaalde voorwaarden compensaties worden toegestaan. Welke dat zijn, bepaalt de Examencommissie. Komende periode gaat een werkgroep onder verantwoordelijkheid van de Examencommissie aan de gang om de overgang naar maximaal twee kansen voor te bereiden. Punten van aandacht hierbij zijn onder meer ‘gemiste kans’,  annuleringstermijnen, voorwaarden voor compensaties, enz.  Kwaliteitsborging van examenbeleid Het ontwerp en constructie van het onderwijs en het examen gebeurt onder verantwoordelijkheid van het management c.q. schoolhoofd, evenals de uitvoering en evaluatie van de onderwijsuitvoe‐ring. De examencommissie is daarentegen verantwoordelijk voor het  objectief en deskundig vast‐stellen of de studenten voldoen aan de gestelde eisen voor het verkrijgen van de kwalificatie. De kwaliteit van de gehele toets is zo hoog als de kwaliteit van de zwakste schakel in het toetsproces. De examencommissie heeft daarom zicht op het gehele examensysteem, valideert de producten van de eerste drie fasen en evalueert de afname en beoordeling op school en in de praktijksituatie. Boven‐dien is de commissie zodoende ook verantwoordelijk voor de evaluatie‐ en verbetercycli van het gehele toetsproces. 

                                                            11 Prins, J.B.A. (2012). Aantal examenkansen en studievoortgang: voorstel voor een nieuwe examenregeling. Apeldoorn, Politieacademie (interne notitie).

Versie 2.1  

19

Ook bij de andere activiteiten, zoals het ontwerp en de constructie van het gehele toetsprogramma, het toetsbeleid van een opleiding, de toetsorganisatie en de deskundigheid van docenten en exami‐natoren herkennen we enerzijds de verantwoordelijkheid van de lijnorganisatie en anderzijds het toeziend oog van de Examencommissie. In de wetsartikelen (WHW artikel 7.12c.1 komen we zelfs de bevoegdheid van de Examencommissie tegen om examinatoren aan te wijzen voor het afnemen van toetsen en het vaststellen van de uitslag daarvan.  

3.7 Administratieveprocessenindetoetscyclus

De zes toetsentiteiten inclusief de toetscyclus geven een mooi handvat om de administratieve pro‐cessen in kaart te brengen. Deze zijn in schema hieronder weergegeven.  Toetsentiteiten  Product  Administratieve handeling 

Toetsontwerp  Toetsitems en toets  Zie hieronder de toetscyclus 

Toetsprogramma  Het gehele programma met examenactivitei‐ten 

Wordt beschreven in het Opleidingsdossier o.v.v. schoolhoofd 

Toetsbeleid  Onderwijs‐ en examenregeling  Visie op examineren, bijstellen en actualiseren van de OER, afspraken met de NP over praktijkexa‐mens door bevoegd gezag/schoolhoofd 

Toetsorganisatie  Kosten en haalbaarheid toetsbeleid Rollen, taken en verantwoordelijkheden Werkprocessen Logistieke organisatie en roostering 

Vastleggen in Opleidingsdossier door bevoegd gezag / schoolhoofd 

Toetsbekwaamheid  Vereiste bekwaamheden voor leden exa‐mencommissie, docenten en examinatoren 

Vastleggen vereiste bekwaamheden in HRM‐beleid door bevoegd gezag 

 De te onderscheiden administratieve processen gekoppeld aan de zeven fasen zijn:  Toetsfase  Product  Administratieve handeling 

Basisontwerp  Leeruitkomsten, toetsplan  Het toetsplan en het ontwerp van de toets wordt opgesteld door ontwikkelgroepen o.v.v. school‐hoofd en gevalideerd door Examencommissie 

Construeren van onderde‐len 

Toetsmatrijs  Idem, en de verzameling toetsen of toetsonderde‐len wordt opgenomen in het toetsarchief. 

Samenstellen en normeren  Toets‐ en beoordelingsmodel  Vastleggen cesuur, scoringsvoorschrift, enz. in examendossier idem 

Afnemen  Protocollen voor afname, toetscondi‐ties, surveilleren en fraude 

Vastleggen in examendossier idem  

Beoordelen, verwerken en analyseren 

Toetsanalyse en beoordelingsformulier  Voorlopig resultaat bekendmaken. Examencom‐missie stelt definitief resultaat vast. 

Resultaat registreren en communiceren 

Geregistreerde resultaten  Administreren van de resultaten. Feedback geven aan de student. Examencommissie verstrekt de certificaten en diploma’s 

Evalueren  Verbeterplan  Beoordelen op moeilijkheidsgraad, betrouwbaar‐heid en validiteit en aanzet tot herontwerp toets t.b.v. de Examencommissie. 

 Wat betreft de taken en bevoegdheden over de producten en activiteiten in de verschillende fasen in beide tabellen kunnen we in zijn algemeenheid zeggen dat het bevoegd gezag of schoolhoofden ver‐antwoordelijk zijn voor de ontwikkeling en uitvoering en de Examencommissie toe ziet op de kwali‐teit van de examenproducten, de uitvoering van de examens en de in te zetten examinatoren.   

4 Overgangsperiodeenprioriteringindeuitvoeringvanhetexa‐menbeleid

 De examenuitvoering volgt de ontwikkelingen voortvloeiend uit het Ontwerp‐ en Inrichtingsplan en 

Versie 2.1  

20

opgenomen in het Realisatieplan. Dat betekent dat het examenbeleid de verantwoordelijkheid van de directie is en dat de ontwikkeling en uitvoering van onderwijs èn examinering een kerntaak van de scholen is. Gezien het beleggen van de uitvoeringstaak bij de scholen zelf ligt het voor de hand per school één examencommissie te benoemen.  De commissie van beroep voor de examens opereert daarentegen op centraal niveau.   In dit beleidsplan Examinering wordt de gewenste situatie geschetst na herinrichting van de Politie‐academie, die naar verwachting per 1 januari 2015 een feit zal zijn. Tot aan die datum of zelfs na start van de vernieuwde organisatie is een overgangsperiode nodig. Momenteel zijn de scholen (zowel management, docenten als decentrale bedrijfsvoering) onvol‐doende toegerust om de examenuitvoering, zoals hier uitgewerkt, volledig ter hand te nemen. Daar‐om wordt voorgesteld om tot de inwerkingtreding van de herinrichting via een centrale aanpak de scholen hierop voor te bereiden. De jaren 2014 en 2015 kunnen gezien worden als overgangsjaren naar de situatie van een vernieuwde Politieacademie ingericht volgens de nieuwe wettelijke uit‐gangspunten. Bij de overgang naar de nieuwe situatie is aandacht nodig voor enkele cruciale onderdelen. Dit zijn:  

de professionele deskundigheid van docenten, examinatoren, leden Examencommissie, maar ook het onderwijskundig leiding geven aan de ontwikkeling en uitvoering van het onderwijs en het examineren; 

de kwaliteitsborging van het vernieuwde beleid; 

de administratieve processen en de ondersteunende techniek, evenals de examenorganisatie waaronder gedeconcentreerde bedrijfsvoering betreffende examenplanning en registratie resul‐taten; 

herinrichting van de Examencommissie en ondersteunende eenheid in relatie tot herinrichting Politieacademie. 

 Het programma van eisen voor de BKE en SKE (basis‐ en seniorkwalificatie examinering) beschrijft duidelijke leeruitkomsten en criteria voor bewijslast. Doelgericht en meetbaar. De invoering van BKE/SKE‐stappen heeft nogal wat voeten in de aarde. Het gaat daarbij om het bijscholen en certifice‐ren van vele docenten en examinatoren. Hiervoor stelt de expertgroep BKE/SKE voor om een plan van aanpak ‘waarin wordt beargumenteerd hoe de leeruitkomsten van de BKE en SKE worden ge‐leerd’. In dit plan moet ook aandacht zijn voor geldigheidsduur van het BKE/SKE‐certificaat eventuele hercertificering? Activiteit:  Plan van aanpak en implementatie scholing‐ en certificeringstrajecten volgens BKE/SKE‐

normen Periode:  Implementatie traject twee jaar waarna 100% op gewenst niveau geschoold en gecerti‐

ficeerd is. Hierna permanente scholing‐ en certificering voor onderhoud en personeels‐wisseling. 

 Na implementatie moeten we ons vooral ook richten op de kwaliteitsborging tijdens en nadat de inhaalslag is gemaakt waarin alle docenten en examinatoren zijn geschoold en gecertificeerd. Geïso‐leerde scholingsactiviteiten leiden zelden tot organisatieveranderingen. In een dynamische omgeving als het onderwijs is het voor docenten en examinatoren verleidelijk om na hun scholing over te gaan tot de orde van de dag. Aandacht voor de implementatie is dan ook essentieel. 

Hoe zorgen we ervoor dat docenten en examinatoren het geleerde daadwerkelijk in de praktijk gaan toepassen? 

Welke begeleiding hebben docenten daarbij nodig? Wie verzorgt die begeleiding? 

Hoe lang is begeleiding nodig voordat kan worden gesproken van een succesvolle implementa‐tie? 

Activiteit:   Na het implementatietraject aanpassen van de evaluatie‐instrumenten om zicht te hou‐den op de uitvoering en de leerbehoeften van de docenten en examinatoren. 

Periode:  Direct nadat hernieuwd kwaliteitszorgstelsel in gebruik is genomen, daarna onderdeel 

Versie 2.1  

21

van evaluatiecyclus.  De administratieve processen en examenorganisatie binnen de Politieacademie vormen sinds jaar en dag een enorm zorgpunt. Dit heeft dan ook binnen de academie een van de hoogste prioriteiten. Het gaat hierbij niet alleen over het registreren van examenuitslagen en de toegankelijkheid van een studievolgsysteem, maar ook over de registratie van de ontwerp‐ en ontwikkelproducten. In de vori‐ge paragraaf zijn de gewenste administratieve processen beschreven.  Per onmiddellijk zouden we met de scholen een inventarisatie kunnen maken hoe de “Toetsentitei‐ten” en de administratieve processen nu versnipperd zijn en per onmiddellijk verbeterd of verduide‐lijkt kunnen worden.  Bij de ontmanteling van Bureau Examinering zijn taken en verantwoordelijkheden uit elkaar getrok‐ken en verdeeld over: Examencommissie, afdeling Examinering, staf onderwijs, bedrijfsbureau (plan‐ning en registratie) en scholen. Vervolgens hebben  alle scholen hun verantwoordelijkheid anders ingericht. Stroomlijnen in de huidige situatie en de projecten inhuur gastexaminatoren e.d. zou al kunnen helpen.  Activiteit:  De huidige verbetering / implementatie van administratieve processen screenen op eisen 

vanuit vernieuwd examenbeleid en die eventueel aanvullen en stroomlijnen.   Inventarisatie versnippering toetsentiteiten en administratieve processen Periode:  Per onmiddellijk te beginnen tot twee maanden na vaststelling examenbeleid  De positie, rol en verantwoordelijkheden van de Examencommissie zijn cruciaal in dit vernieuwde examenbeleid. Zij vormt een sleutelpositie in het toezien op en verbeteren van de kwaliteit van het examenproces en zal daarom veel dichter op het proces worden gezet. De huidige commissie wordt komend jaar omgevormd naar een commissie die de toegewezen bevoegdheden binnen alle scholen naar behoren kan verrichten. Dit zal geschieden via twee fasen namelijk door eerst het toevoegen van meerdere kamers (één per school) aan de huidige commissie die na een inwerkperiode in een volgende fase eventueel verder gaan als zelfstandige Examencommissies.  Toevoeging van kamers aan de huidige commissie betekent ook uitbreiding van het aantal betrokken deskundigen uit de scholen en de beroepspraktijk.  Deze verandering zal geschieden aan de hand van een plan van aanpak dat komende maand wordt opgesteld en wordt afgestemd met het herorganisatie en realisatieplan van de academie. In dit plan zal ook aandacht besteed worden aan de bedrijfsmatige en financiële kosten. Activiteit:  Plan van aanpak ombouw Examencommissie        april 2014   Aanzoeken en scholen nieuwe leden, herinrichten huidige commissie  tot eind 2014   Jaar ervaring opdoen met nieuwe situatie, incl. evaluatie      tot eind 2015    

   

Versie 2.1  

22

Bijlage 1: De Inspectiestandaarden examinering12   Standaard 1:  Het exameninstrumentarium sluit aan op de uitstroomeisen en voldoet aan de toets‐

technische eisen  

Indicator  Portret 1.1  Onderscheid tus‐sen ontwikkelge‐richte toetsen en examinering 

De instelling heeft een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de opleiding – en daarin opgenomen ontwikkelgerichte toetsen – en de examinering. Deze overgang is gemar‐keerd. De examencommissie heeft geëxpliciteerd op grond van welk examen en overige eisen het diploma wordt verstrekt. De studenten weten welke beoordeling meetelt voor het behalen van het diploma. 

1.2 Dekking van het kwalificatiedossier 

Bij de inrichting van kwalificerende examens is sprake van volledigheid en passende complexiteit, om de beroepsuitoefening op het vereiste beheersingsniveau zoals om‐schreven in het kwalificatiedossier te examineren. Dit betekent dat: 

voor opleidingen gericht op de beroepsgerichte kwalificatiestructuur de kwalificatie‐eisen zijn opgenomen in de examens, waarbij meer dan driekwart van de werkpro‐cessen per kerntaak – de essentie van het beroep inbegrepen – wordt geëxamineerd. Hierbij zijn de inhoud en toetsvorm zodanig afgestemd op de vereisten, dat kennis, vaardigheden en houding in een goede balans passend worden beoordeeld; 

voor eindtermgerichte opleidingen de vereisten zijn opgenomen in de examens, waarbij meer dan driekwart van de eindtermen per deelkwalificatie – de essentie van het beroep inbegrepen – wordt geëxamineerd. Hierbij zijn de inhoud en toetsvorm zodanig afgestemd op de vereisten dat deze passend worden beoordeeld; 

wettelijke beroepsvereisten – indien van toepassing – volledig zijn geëxamineerd met examens die qua inhoud en toetsvorm passend zijn; 

de exameninstrumenten de generieke kwalificatievereisten voor talen en rekenen zodanig afdekken dat recht wordt gedaan aan het CEF‐niveau dan wel het referentie‐niveau. 

1.3 Cesuur 

Er is een verantwoorde procedure gevolgd voor het bepalen van de cesuur, zowel voor examenonderdelen als voor het examen als geheel. De cesuur van het exameninstrumentarium ligt op het niveau waarop de student voldoet aan de vereisten. De cesuur is zodanig opgesteld dat de beoordeling (en daarmee de waardering van de kennis, vaardigheden en houding van de student) in totaal niet lager uitpakt dan voor de vakbekwaamheid voor het beroep en voor de generieke eisen voor taal en rekenen noodzakelijk is. Er is sprake van een evenwichtige, niet oneigenlijke puntentoekenning die recht doet aan het belang van eindtermen, of kerntaken en werkprocessen. Er is sprake van een weging van de examenopdrachten/‐toetsen onderling, die geen afbreuk doet aan de genoemde cesuur. 

1.4 Beoordelingswijze 

Het exameninstrumentarium is voorzien van een beoordelingsvoorschrift dat een zo objectief mogelijke beoordeling waarborgt. Dit betekent dat: 

het beoordelingsvoorschrift is voorzien van richtlijnen die leiden tot een onafhanke‐lijke beoordeling; 

de prestatie‐indicatoren (of vergelijkbare beoordelingscriteria) herleidbaar in het beoordelingsvoorschrift zijn opgenomen en een correct antwoordmodel of beoorde‐lingsschema beschikbaar is; 

de beoordelaar eruit kan opmaken welke (deel)waardering aan een prestatie van een student toegekend moet worden; 

de beoordelaar eruit kan opmaken welke eindwaardering gegeven moet worden; 

de beoordelaar de gegeven waarderingen conform het beoordelingsvoorschrift her‐leidbaar kan onderbouwen. 

                                                            12 De inspectiestandaarden examinering gelden van september 2011 en zijn te raadplegen op 

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt‐2011‐16683.html  

Versie 2.1  

23

  Uit de beoordelingsrichtlijnen blijkt dat de beoordeling plaatsvindt op het niveau van eindtermen van de deelkwalificaties of kerntaken en werkprocessen. De beoordeling wordt gebaseerd op de prestatie‐indicatoren (of vergelijkbare beoordelingscriteria) uit het kwalificatiedossier. Als een examen(onderdeel) niet behaald wordt, wordt op het niveau van de prestatie‐indicator (of vergelijkbare beoordelingscriteria) verantwoord wat de oorzaak daarvan is. 

1.5 Transparantie 

Alle betrokkenen hebben een helder beeld van hoe het examen eruit ziet en hoe het wordt uitgevoerd en beoordeeld. Studenten en beoordelaars zijn geïnformeerd over de beoordelingscriteria en de wijze waarop het examen zal plaatsvinden en over de beoor‐deling. Het exameninstrumentarium is voorzien van afnamecondities en aanwijzingen voor de beoordelaars en de studenten voor de uitvoering van het examen. Standaard 2: De examenprocessen van afname en beoordeling zijn deugdelijk. 

 

 Standaard 2: De examenprocessen van afname en beoordeling zijn deugdelijk  

Indicator  Portret 2.1 Authentieke afna‐me  

Het examen bevat tenminste activiteiten die de student als beginnend beroepsbeoefe‐naar in het toekomstige beroep uitvoert, afgestemd op het kwalificatiedossier (of eind‐termendocument). De werkomstandigheden en de sociale context tijdens de beoorde‐ling van het examen komen zoveel mogelijk overeen met die in het toekomstige beroep; onderdelen van het examen vinden in de reële beroepspraktijk plaats. Het beroepenveld is betrokken bij de examinering en beoordeelt de afname en beoor‐deling als realistisch. 

2.2 Betrouwbaarheid  

De afname en beoordeling zijn deugdelijk en verlopen zoals beoogd. In gelijke gevallen wordt gelijk geoordeeld. De beoordeling is zo objectief mogelijk. Voorzieningen die zijn getroffen om dat te bereiken worden adequaat toegepast. Examenopdrachten, afnamecondities en beoordelingen zijn voor alle studenten zodanig opgezet en toegepast dat geen afbreuk wordt gedaan aan de betrouwbaarheid van de uitkomsten van de examenopdracht of het examenprogramma als geheel, noch aan het niveau daarvan. Er is sprake van een deskundige beoordeling van studenten gericht op het vakinhoude‐lijk correct beoordelen van de vereiste kennis, houding en vaardigheden van de student. 

 

 Standaard 3: De diplomering is deugdelijk  

Indicator  Portret 3.1 Besluitvorming di‐plomering 

De examencommissie besluit op basis van de examenresultaten van de student, afge‐zet tegen de exameneisen uit het kwalificatiedossier (of eindtermendocument) en het Examenbesluit, tot het verlenen van vrijstellingen voor delen van het examen en tot het verstrekken van diploma’s en (indien van toepassing) van certificaten. De examen‐commissie neemt deugdelijke besluiten op grond van de oordelen op de examenon‐derdelen en legt op basis van registratie van de besluitvorming verantwoording af. 

3.2 Verantwoordelijkheid examencommissie 

De examencommissie vergewist zich met gepaste grondigheid en frequentie van de kwaliteit van het exameninstrumentarium, de afname, de beoordeling, de besluitvor‐ming betreffende de diplomering en van de deskundigheid van bij de examinering betrokken personen. Om vast te stellen of de beoordeling adequaat verloopt, wordt gebruik gemaakt van bijvoorbeeld resultatenanalyses, deelnemerevaluaties en gegevens uit (steekproefs‐gewijze) dubbele beoordelingen. De examencommissie legt vast wanneer beoorde‐lingsresultaten worden aangepast en tot welke verbeteracties deze correcties leiden of hebben geleid. De examencommissie analyseert wat mogelijke oorzaken zijn als de beoordelingen niet naar wens verlopen. 

 

Versie 2.1  

24

Bijlage 2: Onderscheidende factoren BKE en SKE  

 

   

Versie 2.1  

25

Bijlage 3:  Voorbeeld: Reglement college van beroep (cobex) Saxion Hoge‐scholen                                            

 Binnen Saxion is er één algemeen geldende beroepsmogelijkheid voor (aanstaande of voormalige) studenten en (aanstaande of voormalige) extranei: het college van beroep voor de examens (cobex). In nagenoeg alle gevallen kun je als student/extraneus beroep aantekenen tegen een beslissing die door een docent/examinator, de examencommissie, een coördinator of afdelingshoofd, een direc‐teur of de Raad van Bestuur wordt genomen en waardoor jij rechtstreeks in je belangen wordt ge‐schaad. Er moet een beslissing zijn genomen waarmee jij het oneens bent en deze beslissing moet schriftelijk zijn. Een weigering om te beslissen (het niet nemen of het uitblijven van een beslissing) wordt met een beslissing gelijk gesteld, dus ook hiertegen is beroep mogelijk. De beroepstermijn bedraagt 6 weken en start met ingang van de dag na de dag waarop de beslissing is bekendgemaakt door toe‐zending of uitreiking. Voorbeelden van beslissingen waartegen je beroep kunt aantekenen zijn: 

Alle beslissingen van je examencommissie (bijvoorbeeld over de uitslag van een tentamen, de beoordeling van een werkstuk, scriptie of een stage, beslissingen over vrijstellingen, maatregelen bij onregelmatigheden e.d. ) 

Een beslissing inzake een afgegeven negatief bindend studieadvies (BSA). 

Een beslissing inzake de vaststelling van het aantal behaalde studiepunten. 

De uitslag van een toelatingsexamen of een andere toelatingsbeslissing. 

Een beslissing over de eisen aan je vooropleiding, je vakkenpakket of je profiel. 

Een beslissing met betrekking tot de studeerbaarheid van het programma van de student.  Tegen een uitspraak van het cobex kan de student beroep aantekenen bij het college van beroep voor het hoger onderwijs (CBHO), gevestigd in Den Haag.  Klik hier voor de medewerker van het College van Beroep. Klik hier voor het reglement van orde College van Beroep. Klik hier voor het meest recente jaarverslag van het College van Beroep. FAQ Uitspraken   Voor hulp en advies bij het indienen van een klacht kun je een afspraak maken met een studenten‐decaan.                

Versie 2.1  

26

Bijlage 4: Aanbevelingen aan instellingsmanagement en examencommissie  (Uit: HBO‐Raad (2011). Geslaagd! Handreiking examencommissies. Den Haag, HBO‐Raad)

 

Directie en management Aanbieden Handreiking aan examencommissies Bespreek aan de hand van de Handreiking welke wijzigingen in de

rollen en posities de nieuwe WHW met zich meebrengt. Ga met examencommissies na welke behoefte aan scholing en

faciliteiten er is. Bespreek de onderwerpen die aan de orde moeten komen in het

jaarlijkse verslag. Deskundigheidsbevordering Organiseer deskundigheidsbevordering voor leden van examen-

commissies. Organiseer een jaarlijkse of halfjaarlijkse gezamenlijke bijeenkomst

voor examencommissies. Benoeming leden van de examencommissie Hoor de examencommissie voorafgaand aan de benoeming. Vraag de examencommissie om te werken met profielschetsen en

gebruik deze als toetssteen. Benoem geen leden van het management in de examencommissie. Benoem voor een jaar met de mogelijkheid van verlenging. Overweeg de mogelijkheid om benoembaarheid te koppelen aan

het gevolgd hebben van een training voor examencommissieleden. Overweeg benoeming van externen. Kwaliteitszorg van toetsing en examinering Vraag de examencommissie om te adviseren over het toetsbeleid

van de instelling. Regeling en reglement Zorg voor een Regeling examencommissies en een Huishoudelijk

reglement. Zorg ervoor dat de examencommissie de verantwoordelijkheid voor

het toetsbeleid formeel en materieel kan dragen. Jaarlijks verslag aan het instellingsbestuur Vraag de examencommissies om in het verslag van werkzaamhe-

den aandacht te besteden aan vooraf bepaalde onderwerpen. Uitreiking van diploma’s Beschouw diplomapapier als waardepapier en neem dienovereen-

komstige maatregelen rond bewaring, uitgifte en registratie. Faciliteiten Zorg voor faciliteiten bijvoorbeeld aan de hand van kengetallen

over de werklast. Functioneren examencommissie Overweeg een periodieke audit op het functioneren van de exa-

mencommissie.

Examencommissie Samenstelling Werk met profielschetsen met een beschrijving van de vereiste

deskundigheid. Ga na welke deskundigheden de examencommissie nog kan ver-

sterken, bijv. toetsdeskundigheid of deskundigheid over het wette-lijk kader.

Overleg met de directie over deskundigheidsbevordering. Ga na of er aanleiding is externe leden te laten benoemen in de

examencommissie. Kwaliteitszorg van toetsing en examinering Stel richtlijnen en aanwijzingen (beoordelingsnormen) vast om de

uitslag van tentamens vast te stellen. Organiseer toetsdeskundigheid bijvoorbeeld door een subcommis-

sie voor toetsing in te stellen. Adviseer het instellingsbestuur over toetsbeleid. Aanwijzing van examinatoren Overweeg om docenten van een andere hogeschool als externe

examinator aan te wijzen. Controleer of examinatoren over toetsdeskundigheid beschikken,

ook bij een generieke aanwijzing van alle docenten als examinator. Overleg met de directie over scholing voor examinatoren. Registreer de aanwijzing van examinatoren en de beëindiging van

de aanwijzing. Uitreiking van diploma’s Beschouw diplomapapier als waardepapier en neem dienovereen-

komstige maatregelen rond bewaring, uitgifte en registratie. Vrijstellingen en EVC’s Zorg voor duidelijke beoordelingsmaatstaven voor de verlening van

vrijstellingen. Overleg vooraf over EVC-boordelingsstandaarden die het instel-

lingsbestuur hanteert. Accreditatie Zorg voor een goede voorbereiding op de vragen over toetsbeleid

en kwaliteitszorg rond toetsing. Regelmatige evaluaties kunnen als bewijs dienen. Zorg met het oog op instellingsaccreditatie voor afstemming met

andere examencommissies binnen de instelling. Regeling en reglement Overleg met de overige examencommissies binnen de instelling en

het instellingsbestuur over een regeling en reglement die voor alle examencommissies gelden.

Registreer de handtekeningen van de leden. Zorg dat altijd meer dan een persoon betrokken is bij een besluit. Mandateer voorzitter en secretaris voor gevallen waarin snelle

besluitvorming vereist is. Jaarlijks verslag aan het instellingsbestuur Bepaal vooraf met het instellingsbestuur de onderwerpen die in

ieder geval aan de orde zullen komen in het verslag van werk-zaamheden.

Faciliteiten Overleg met het instellingsbestuur over benodigde faciliteiten aan

de hand van kengetallen.