14
3-1 zoWISo, leerjaar 5 ǀ © 2018 Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen Negatieve getallen blok 3 les 1 Duid de getallen aan op de getallenlijn. 10, 5, 1, -5, -1, 18, -15, -9, -17, 7 0 -10 10 20 -20 Bereken. Maak gebruik van de getallenlijn uit oefening 1. Hoe ver zijn 10 en 5 van elkaar verwijderd? Hoe ver zijn 18 en 7 van elkaar verwijderd? Hoe ver zijn -5 en -9 van elkaar verwijderd? Hoe ver zijn -1 en -15 van elkaar verwijderd? Hoe ver zijn -1 en 5 van elkaar verwijderd? Hoe ver zijn -5 en 5 van elkaar verwijderd? Hoe ver zijn -15 en 5 van elkaar verwijderd? In de winter schommelen de temperaturen in België vaak tussen boven en onder het vriespunt. Bekijk de thermometers en bereken de temperatuurverschillen tussen de verschillende dagen. 1 2 3 °C - 10 - 30 - 20 30 0 10 20 40 °C - 10 - 30 - 20 30 0 10 20 40 °C - 10 - 30 - 20 30 0 10 20 40 °C - 10 - 30 - 20 30 0 10 20 40 °C - 10 - 30 - 20 30 0 10 20 40 Dag 1 Dag 2 Dag 3 Dag 4 Dag 5 °C °C °C °C °C Naam Datum 10 -5 1 5 -1 18 -15 -9 -17 7 5 11 4 14 6 10 20 7 °C 6 °C 6 °C 10 °C

Negatieve getallen · 2020. 3. 19. · zoWISo ã îìíôh] P À ]i Á]i v oP]#Uv Á v 3-1 Negatieve getallen blok 3 • les 1 Duid de getallen aan op de getallenlijn. 10, 5, 1, -5,

  • Upload
    others

  • View
    0

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

  • 3-1zoWISo, leerjaar 5 ǀ © 2018 Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen

    Negatieve getallen

    blok 3 • les 1

    Duid de getallen aan op de getallenlijn.

    10, 5, 1, -5, -1, 18, -15, -9, -17, 7

    0-10 10 20-20

    Bereken. Maak gebruik van de getallenlijn uit oefening 1.

    Hoe ver zijn 10 en 5 van elkaar verwijderd?

    Hoe ver zijn 18 en 7 van elkaar verwijderd?

    Hoe ver zijn -5 en -9 van elkaar verwijderd?

    Hoe ver zijn -1 en -15 van elkaar verwijderd?

    Hoe ver zijn -1 en 5 van elkaar verwijderd?

    Hoe ver zijn -5 en 5 van elkaar verwijderd?

    Hoe ver zijn -15 en 5 van elkaar verwijderd?

    In de winter schommelen de temperaturen in België vaak tussen boven en onder het vriespunt. Bekijk de thermometers en bereken de temperatuurverschillen tussen de verschillende dagen.

    1

    2

    3

    °C

    - 10

    - 30

    - 20

    30

    0

    10

    20

    40

    °C

    - 10

    - 30

    - 20

    30

    0

    10

    20

    40

    °C

    - 10

    - 30

    - 20

    30

    0

    10

    20

    40

    °C

    - 10

    - 30

    - 20

    30

    0

    10

    20

    40

    °C

    - 10

    - 30

    - 20

    30

    0

    10

    20

    40

    Dag 1 Dag 2 Dag 3 Dag 4 Dag 5

    °C °C

    °C °C

    °C

    Naam Datum

    10-5 1 5-1 18-15 -9-17 7

    5

    11

    4

    14

    6

    10

    20

    7 °C 6 °C 6 °C 10 °C

  • 3-2 zoWISo, leerjaar 5 ǀ © 2018 Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen

    Ruby gaat met haar familie naar het winkelcentrum. Er zijn vier verdiepingen onder de grond en 18 verdiepingen boven de grond. Vul in.

    4

    De familie parkeert haar auto op -3. Daarna gaan ze naar de supermarkt. Hoeveel verdiepingen moeten ze naar boven om naar de supermarkt te gaan?

    Van de supermarkt gaat Ruby naar de kledingwinkel. Hoeveel verdiepingen moet ze naar boven gaan?

    Ruby wil de gekochte spullen in de auto leggen. Ze gaat van de kledingwinkel terug naar de parkeergarage. Hoeveel verdiepingen moet ze naar beneden gaan?

    Ruby wil graag nog naar de schoenenwinkel. Hoeveel verdiepingen moet ze terug naar boven gaan?

    18

    17

    16

    15

    14

    13

    12

    11

    10

    9

    8

    7

    6

    5

    4

    3

    2

    1

    0

    -1

    -2

    -3

    -4

    supermarkt

    kledingwinkel

    schoenenwinkel

    2

    8

    6

    20

  • 3-11zoWISo, leerjaar 5 ǀ © 2018 Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen

    Kenmerken van deelbaarheid door 2, door 5 en door 10

    blok 3 • les 11

    Vul de zinnen aan.

    Een getal is deelbaar door 2 als het laatste cijfer , , , of is.

    Een getal is deelbaar door 5 als het laatste cijfer of is.

    Een getal is deelbaar door 10 als het laatste cijfer is.

    Zet een kruisje in het juiste vak.

    1

    2

    DEELBAAR JA NEE

    door 2

    door 5

    door 10

    24 500

    DEELBAAR JA NEE

    door 2

    door 5

    door 10

    75 002

    DEELBAAR JA NEE

    door 2

    door 5

    door 10

    996

    DEELBAAR JA NEE

    door 2

    door 5

    door 10

    6020

    DEELBAAR JA NEE

    door 2

    door 5

    door 10

    355

    DEELBAAR JA NEE

    door 2

    door 5

    door 10

    20 300

    DEELBAAR JA NEE

    door 2

    door 5

    door 10

    228

    DEELBAAR JA NEE

    door 2

    door 5

    door 10

    96 005

    440 en 555 zijn deelbaar door 5.

    440, 604, 828, 552 en 786 zijn deelbaar door 2.

    6800 en 450 zijn deelbaar door 10.

    Naam Datum

    0 2 4 6 8

    0 5

    0

    XXX

    DEELBAAR JA NEE

    XXX

    XXX

    DEELBAAR JA NEE

    XX

    X

    XXX

    DEELBAAR JA NEE

    XXX

    XXX

    DEELBAAR JA NEE

    XX

    X

  • 3-12 zoWISo, leerjaar 5 ǀ © 2018 Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen

    Zet een cijfer op de stip, zodat het getal deelbaar is.

    • Deelbaar door 2

    52 . 60 00 . 361 .

    • Deelbaar door 5

    90 . 45 00 . 963 .

    • Deelbaar door 10

    20 . 75 00 . 84 56 .

    3

    4 08

    0 55

    0 00

    (voorbeeldoplossing)

    (voorbeeldoplossing)

  • 3-5zoWISo, leerjaar 5 ǀ © 2018 Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen

    Handig vermenigvuldigen

    blok 3 • les 3

    Bereken het product.

    10 x 63 =

    100 x 124 =

    10 x 7800 =

    100 x 7800 =

    10 x 12,6 =

    100 x 5,25 =

    10 x 30,06 =

    100 x 30,06 =

    Vul de ontbrekende getallen in en bereken het product.

    1

    2

    5 x

    : 2

    240

    10 x

    5 x 240 =

    5 x

    3800

    5 x 3800 =

    50 x

    360

    50 x 360 =

    50 x

    9800

    50 x 9800 =

    25 x

    120

    25 x 120 =

    25 x

    4400

    25 x 4400 =

    Naam Datum

    60 3

    100 24

    7000 800

    7000 800

    12 0,6

    5 0,25

    30 0,06

    30 0,06

    630

    124 000

    78 000

    780 000

    126

    525

    300,6

    3006

    1200 19 000

    18 000 490 000

    3000 110 000

    1200 19 000

    18 000 490 000

    3000 110 000

    2400 1900

    36 000 4900

    12 000 1100

    x 100 : 2 : 2 x 100

    x 100 : 4 : 4 x 100

    : 2 x 10

  • 3-6 zoWISo, leerjaar 5 ǀ © 2018 Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen

    Vul de ontbrekende getallen in en bereken het product.3

    5 x 12,6 =

    12,6

    50 x 12,6 =

    12,6

    25 x 12,6 =

    12,6

    5 x 4,22 =

    4,22

    50 x 6,34 =

    6,34

    25 x 8,88 =

    8,88

    5 x 32,04 =

    32,04

    50 x 40,08 =

    40,08

    25 x 84,12 =

    84,12

    63

    63

    x 5

    x 10 : 2126

    222

    222

    x 25

    x 100 : 4888

    630

    630

    x 50

    x 100 : 21260

    160,2

    160,2

    x 5

    x 10 : 2320,4

    315

    315

    x 25

    x 100 : 41260

    2004

    2004

    x 50

    x 100 : 24008

    21,10

    21,10

    x 5

    x 10 : 242,2

    2103

    2103

    x 25

    x 100 : 48412

    317

    317

    x 50

    x 100 : 2634

  • 3-3zoWISo, leerjaar 5 ǀ © 2018 Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen

    Handig delen

    blok 3 • les 7

    Meester Paul van het vijfde leerjaar verdeelt zijn klas in vier groepen. Elke groep krijgt een rekenopdracht.

    Welke oefeningen zou jij het liefst eerst willen oplossen? De oefeningen van groep

    Voer uit en los ook de oefeningen van de andere groepen op.

    1

    GROEP ADelen door 10. Bereken het quotiënt.

    7 : 10 =

    70 : 10 =

    12,5 : 10 =

    5,43 : 10 =

    700 : 10 =

    1450 : 10 =

    3800 : 10 =

    GROEP CDelen door 100. Vul de pijlen aan.

    Bereken het quotiënt.

    6391 : 100 =

    12 614 : 100 =

    395 : 100 =

    54,7 : 100 =

    840,6 : 100 =

    GROEP BDelen door 5. Vul de pijlen aan.

    Bereken het quotiënt.

    7 : 5 =

    70 : 5 =

    12,5 : 5 =

    5,43 : 5 =

    700 : 5 =

    1450 : 5 =

    3800 : 5 =

    of

    GROEP DDelen door 50. Vul de pijlen aan.

    Bereken het quotiënt.

    4250 : 50 =

    6413 : 50 =

    825 : 50 =

    34,5 : 50 =

    7600 : 50 =

    of

    Naam Datum

    0,7

    7

    1,25

    0,543

    70

    145

    380

    1,4

    14

    2,5

    1,086

    140

    290

    760

    : 5

    : 10 2 x

    : 5

    2 x : 10

    85

    128,26

    16,5

    0,69

    152

    : 50

    : 100 2 x

    : 50

    2 x : 100

    63,91

    126,14

    3,95

    0,547

    8,406

    : 100

    : 10 : 10

  • 3-4 zoWISo, leerjaar 5 ǀ © 2018 Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen

    5 stuks: € 14

    50 stuks: € 20

    5 stuks: € 40,10

    10 stuks: € 23,50

    Bereken het quotiënt. Kleur de delingen met hetzelfde quotiënt in dezelfde kleur.

    2

    4200 : 10 = 300 : 50 =

    4200 : 50 = 4200 : 5 =

    830 : 5 = 8300 : 50 =

    300 : 5 = 750 : 5 =

    5400 : 100 = 2100 : 5 =

    10 000 : 50 = 600 : 10 =

    Bereken de prijs per stuk.3

    420

    84

    166

    60

    54

    200

    6

    840

    166

    150

    420

    60

    14 : 5 = 2 x 1,4 = 2,8 2,80 euro/stuk

    40,1 : 5 = 2 x 4,01 = 8,02 8,02 euro/stuk

    23,5 : 10 = 2,35 2,35 euro/stuk

    20 : 50 = 2 x 0,2 = 0,4 0,40 euro/stuk

  • 3-9zoWISo, leerjaar 5 ǀ © 2018 Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen

    Cijferend delen met kommagetallen

    blok 3 • les 13

    Reken de volgende delingen uit. Vergeet niet eerst te schatten! Vermeld ook altijd de rest.

    1

    Bewerkingtot op …

    Schatting Quotiënt Rest

    49 345,16 : 32 (tot op 1h)

    68 907,9 : 74 (tot op 1h)

    24 765 : 19 (tot op 1t)

    94 827,36 : 49 (tot op 1h)

    TD D H T E t h d TD D H T E t h d

    TD D H T E t h d TD D H T E t h d

    Naam Datum

    60 000 : 30 = 2000 1542,03 0,2

    70 000 : 70 = 1000 931,18 0,58

    20 000 : 20 = 1000 1303,4 0,4

    100 000 : 50 = 2000 1935,25 0,11

    4 9 3 4 5, 1 6

    - 3 21 7 3

    - 1 6 01 3 4

    - 1 2 86 5

    - 6 41 1

    - 01 1 6

    - 9 62 0

    32

    1542,03

    6 8 9 0 7, 9 0- 6 6 6

    2 3 0- 2 2 2

    8 7- 7 4

    1 3 9- 7 4

    6 5 0- 5 9 2

    5 8

    74

    931,18

    2 4 7 6 5, 0- 1 9

    5 7- 5 7

    0 6- 0

    6 5- 5 7

    8 0- 7 6

    4

    19

    1303,4

    9 4 8 2 7, 3 6- 4 9

    4 5 8- 4 4 1

    1 7 2- 1 4 7

    2 5 7- 2 4 5

    1 2 3- 9 8

    2 5 6- 2 4 5

    1 1

    49

    1935,25

    (voorbeeldoplossing)

  • 3-10 zoWISo, leerjaar 5 ǀ © 2018 Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen

    Schat!

    21 084 : 32

    37 495 : 47

    9498,81 : 51

    6041,06 : 38

    15 985,79 : 17

    2

    De juf van het vijfde leerjaar van basisschool Sterrenhemel moet voor de zeeklassen een bus vastleggen voor de heen- en terugreis naar Oostduinkerke. De busmaatschappij rekent daarvoor 1398,25 euro aan. In het vijfde zitten in het totaal 47 leerlingen. De juf reist gratis. Hoeveel betaalt elke leerling voor de bus?

    Schatting:

    Elk kind betaalt .

    3

    Basisschool Sterrenhemel organiseert een taartenverkoop ten voordele van alle klassen. Dat alles brengt maar liefst 11 494 euro op! Het geld wordt eerlijk verdeeld over de 14 klassen. Hoeveel krijgt elke klas?

    Antwoord:

    4

    Eerst schatten, dan pas uitrekenen!

    TD D H T E t h d

    TD D H T E t h dVergeet niet te schatten!

    Schatting:

    21 000 : 30 = 700

    35 000 : 50 = 700

    10 000 : 50 = 200

    8000 : 40 = 200

    16 000 : 20 = 800

    1500 : 50 = 30

    1 1 4 9 4

    - 1 1 22 9

    - 2 81 4

    - 1 40

    14

    821

    € 29,75

    Elke klas krijgt € 821.

    (voorbeeldoplossing)

    1 3 9 8, 2 5

    - 9 44 5 8

    - 4 2 33 5 2

    - 3 2 92 3 5

    - 2 3 50

    47

    29,75

    14 000 : 14 = 1000

  • 3-13zoWISo, leerjaar 5 ǀ © 2018 Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen

    De lijnschaal

    schaal 1 : 200

    © U

    itgeverij Zw

    ijsen.b

    e 2010 D

    it blad

    ho

    ort b

    ij ‘zWISo

    ’ leerjaar 5, blo

    k 3, les 203-9

    Les 20• D

    e lijnsch

    aalB

    lok 3

    Schaal: 1 : 1 000 000

    KM

    _B5-3.indd 9

    21/10/10 17:13

    0 km 100 km

    blok 3 • les 20

    Bereken de afstand in vogelvlucht tussen de volgende steden: Brussel - Kortrijk en Gent - Hasselt.

    Antwoord:

    2

    Bij Tom thuis gaan ze een nieuw zwembad installeren. Hun tuin is 15 meter bij 20 meter. Kunnen ze het zwembad uit de folder plaatsen?

    1

    Antwoord:

    Je mag een verhoudingstabel

    gebruiken.

    Naam Datum

    Het zwembad uit de folder meet 5 meter bij 10 meter.

    Ze kunnen het zwembad dus bestellen voor hun tuin.

    Lengte op tekening

    Lengte in werkelijkheid

    1 cm

    200 cm

    5 cm

    1000 cm

    2,5 cm

    500 cm

    5 x : 2

    5 x : 2

    De werkelijke afstand in vogelvlucht tussen Brussel en Kortrijk is 90 km

    en tussen Gent en Hasselt 130 km.

  • 3-14 zoWISo, leerjaar 5 ǀ © 2018 Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen

    1 : 200

    1 : 3

    1 : 20

    Twee steden liggen op een landkaart 12 cm van elkaar af. De schaal van de kaart is 1 : 200 000. Hoe ver liggen die steden in werkelijkheid van elkaar af? Noteer in km!

    Antwoord:

    Mijn straat is op de kaart 5 cm lang. Je ziet de volgende schaal:

    0 400 m

    Hoeveel meter is mijn straat in werkelijkheid?

    Antwoord:

    Noteer de breukschaal.

    3

    4

    Vul de tabel aan.5

    Schaal Tekening Werkelijkheid

    1 : 100 20 m

    1 : 250 4 cm cm

    4 cm 120 cm

    Welke schaal hoort bij de afbeelding? Verbind! 6

    Neem een blad met verhoudingstabellen.

    Lengte op kaart

    Lengte in werkelijkheid

    1 cm

    200 000 cm

    1 cm

    2 km

    12 cm

    24 km

    Deze steden liggen in werkelijkheid 24 km uit elkaar.12 x

    12 x

    Lengte op kaart

    Lengte in werkelijkheid

    4 cm

    400 m

    1 cm

    100 m

    5 cm

    500 m

    Mijn straat is in werkelijkheid 500 meter lang.: 4 5 x

    : 4 5 x

    1 : 10 000

    20 cm

    1 : 30

  • 3-11zoWISo, leerjaar 5 ǀ © 2018 Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen

    Oppervlakte van een driehoek

    b

    1

    b

    2

    b

    3

    b

    4

    b

    5

    b

    6

    blok 3 • les 15

    Bereken de oppervlakte van de volgende driehoeken. Kleur de driehoeken met dezelfde oppervlakte in dezelfde kleur.

    2

    Vul de tabel aan. 1

    Figuur Basis Hoogte Oppervlakte

    A 9 cm 4 cm

    B 5 cm 6 cm

    C 10 cm 10 cm

    D 14 cm 6 cm

    Figuur Basis Hoogte Oppervlakte

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    Alle figuren zijn driehoeken.

    Naam Datum

    (9 x 4) : 2 = 18 18 cm2

    (5 x 6) : 2 = 15 15 cm2

    (10 x 10) : 2 = 50 50 cm2

    (14 x 6) : 2 = 42 42 cm2

    2 cm 6 cm (2 x 6) : 2 = 6 6 cm2

    2 cm 2 cm (2 x 2) : 2 = 2 2 cm2

    4 cm 2 cm (4 x 2) : 2 = 4 4 cm2

    3 cm 4 cm (3 x 4) : 2 = 6 6 cm2

    4 cm 1 cm (4 x 1) : 2 = 2 2 cm2

    8 cm 1 cm (8 x 1) : 2 = 4 4 cm2

    b

  • 3-12 zoWISo, leerjaar 5 ǀ © 2018 Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen

    A

    B

    C

    Teken een driehoek met dezelfde oppervlakte als de gegeven rechthoek.

    Teken nu een driehoek met een oppervlakte die half zo groot is als de oppervlakte van de rechthoek.

    Teken tot slot een driehoek met een oppervlakte het dubbele van de oppervlakte van de rechthoek.

    3

    Welke driehoek is het kleinst?

    Antwoord:

    4

    A (3 x 2) : 2 = 3 3 cm2

    B (6 x 1) : 2 = 3 2,5 cm2

    C (5 x 1) : 2 = 2,5 3 cm22 cm 1

    cm

    6 cm

    3 cm

    5 cm

    1 cm

    (voorbeeldoplossing)

    Driehoek C is het kleinst.