Upload
others
View
2
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Lesstof PW9
Toets 9.1
Boek: Biologie voor het MLO (zesde druk)
Hoofdstuk 5 Biomoleculen blz. 89 t/m 106
Hoofdstuk 12 Moleculaire genetica blz. 245 t/m 261
(dit is hoofdstuk 11 van de vijfde druk)
Moleculaire genetica
DNA- wat is het eigenlijk?
Proteïnen , Nucleïnezuren,
H5 Biomoleculen, Biologie voor het MLO
Cel - CELKERN
CELKERN is omgeven door
een kernenvelop =
dubbel kernmembraan
Chromatine zal zich spiraliseren =
oprollen tot een spiraal
Ribosomen
Chromatine= DNA-Eiwitcomplex
Celorganellen - RIBOSOMEN
Eiwitfabriekjes van de cel
Celgroei
Onderhoud van bestaande celstructuren
Ribosomen
Vrij liggende ribosomen fungeren als enzymen.
Gebonden ribosomen bouwen aan het ER.
http://www.bioplek.org/animaties/celtotaal/ribosoom.html
Proteinen (Eiwitten) Ingewikkelde polymeren
Bestaan uit een lange keten van een combinatie van aminozuren (bouwstenen)
Meer dan 100.000 verschillende eiwitten maar 28 verschillende aminozuren (22 voor
opbouw eiwitten)
Aminozuren bestaan C, H, O en N atomen (soms zwavel S)
Peptidebinding (amino- en carboxylgroep)
Grote variatie in di-, tri- en polypeptide
Aantal en type aminozuur (22 verschillende)
Aminozuren – bouwstenen eiwitten
Aminozuren komen in drie opzichten met elkaar
overeen:
ze bezitten een hoofdketen;
ze hebben twee zijketens die aan weerszijden van
de hoofdketen er aan vastzitten. Aan de ene kant
is dat de carboxylgroep (-COOH) en aan de
andere kant de aminogroep (-HN2);
de hoofdketen bestaat uit een C-atoom waaraan
een variabele restgroep (in 20 varianten), zit
Kijk in BINAS voor de verschillende structuren!!
Nucleïnezuren
Zitten in de celkern en bevatten genetische informatie.
DNA, desoxyribonucleïnezuur
RNA, ribonucleïnezuur
Een nucleïnezuur is een lange keten (polymeer) van vele
nucleotiden (bouwsteentjes/ monomeren)
Nucleïnezuren
DNA
Stikstof base:
Adenine (A)
Thymine (T)
Cytosine (C)
Guanine(G)
Stikstof base:
Adenine (A)
Uracil (U)
Cytosine (C)
Guanine(G)
RNA
Nucleïnezuren
Adenine & Thymine (A tegenover T)
2 H-bruggen
Cytosine & Guanine (C tegenover G)
3 H-bruggen
Complementaire ketens
Streng 1: GCCATAACGA
Streng 2: CGGTATTGCT
Nucleïnezuren
Aantal begrippen:
Basenpaar
Basenvolgorde=
nucleotide keten=
Nucleotiden sequentie
Codon
Gen
Junk DNA
Erfelijke (genetische) code
NucleïnezurenVerschil DNA en RNA
Het RNA brengt de genetische informatie van het DNA
over naar de ribosomen (waar de eiwitten worden
gemaakt), dus verlaat de celkern
DNA blijft in de celkern
Drie verschillende soorten RNA (mRNA, tRNA, rRNA
Opdracht
Maak de vragen 1 t/m 5 uit
Hfdst 12
Heb je ze gemaakt?
Test je kennis
Met de Oefening DNA-1 op
de Startme pagina pw9.
Eiwitsynthese genen sturen de aanmaak van eiwitten in de cel aan
Samenvattend
De volgorde van aminozuren (voor een type eiwit) ligt vast in een coderend stuk van het DNA
De informatie van dat stuk coderend DNA wordt overgeschreven in een RNA molecuul
De informatie in het RNA molecuul kan in het cytoplasma door een ribosoom worden gelezen
Door het lezen van die informatie weet het ribosoom de juiste aminozuren in de juiste volgorde aaneen te rijgen
De uiteindelijke keten aminozuren die ontstaat is een eiwit (primaire structuur)
Hoe kan de code in een gen (in de kern) leiden tot de
aanmaak van eiwit moleculen (in het cytoplasma)?
Kern
(ook vorming rRNA)
Ruw Endoplasmatischreticulum (RER)
Ribosomen
Golgi-apparaat
Transcriptie – kopie DNA in de vorm van mRNA
Transport van mRNA naar cytoplasma
Translatie – aflezen van het mRNA en het vertalen naar een aminozuurvolgorde m.b.v. tRNA
Chemisch ombouwen van eiwitten (het eindproduct)
Celorganellen - ER
Ruwe ER (RER)
- Is betrokken bij de aanmaak en
transport van eiwitten
- RER is bedekt met ribosomen.
Glad ER (SER)
- Is betrokken bij aanmaak en
transport van vetten.
Endoplasmatisch reticulum
Celorganellen – GOLGI APPARAAT
Stapeltjes platte blaasjes omgeven door ronde blaasjes.
Functie van het golgi apparaat:
• Chemisch ombouwen van eiwitten naar
complexe eiwitstructuren
• Functie geven aan een eiwit
Celorganellen – GOLGI APPARAAT
Exocytose: membraan van
een blaasje versmelt met
celmembraan en er wordt
een stof afgegeven.
Endocytose: opname van
blaasjes door het
celmembraan.
Chemisch ombouwen eiwittenPrimair - Gemaakt in ribosomen
Eén lange keten
Variërend in aantal en type
Gemaakt in het golgi-apparaat
Secundair
Schroefvormig
Waterstofbruggen
Tertair
Opgevouwen ruimtelijke structuur
Waterstofbruggen en Zwavelbruggen(disulfide bindingen)
Quarternair
Ingewikkelde ruimtelijk structuur
Meer grote polypetide ketens
Eiwitsynthese
Animatie - De eiwitsynthese Opdracht
Maak de vragen 6 t/m 20 uit
Hfdst 12
Heb je ze gemaakt?
Test je kennis
Met de Oefening verschil DNA
en RNA en met de
Oefening genetische code
RNA op de Startme pagina
pw9.
Transcriptie transcriptie translatie
Het enzym RNA Polymerase herkent het begin van de gen-> de promoter
Wat is
3’of 5’ ?
Translatie
Voor extra info naast het boek:
Bekijk deze animatie of het artikel 'van DNA naar eiwit' of YouTube http://www.youtube.com/watch?v=5bLEDd-PSTQ.
DNA replicatie (verdubbeling)
animatie DNA replicatie
Voordat de kerndeling van start gaat, is
het DNA in de chromosomen verdubbeld.
De verdubbeling van het DNA(replicatie)
gebeurt in de fase in de celcyclus tussen
twee delingen in. Dat is de interfase, een
schijnbare rustfase, waarin
het DNA draadvormig is en niet
als chromosomen zichtbaar is.
Het opbouwen van de nieuwe DNA-strengen
gaat razendsnel.
• zoogdieren, 50 nucleotiden per seconde,
• bacteriën 500 nucleotiden per seconde! Opdracht
Maak de vragen 21t/m 25 uit Hfdst 12
Heb je ze gemaakt?
Test je kennis
Met de Oefening puzzel DNA op de Startme pagina
pw9.
Genetische variatiebasis begrippen
Genotype= gezamenlijke erf factoren van een organismen voor een of meer eigenschappen. (ligt vast bij versmelting eicel-zaadcel van de ouders)
Fenotype= verzameling van alle (waarneembare) eigenschappen van een individu, tot stand gekomen door de gezamenlijke invloed van genen en milieufactoren (fenotype = genotype +milieu ligt niet vast komt de wisselvalligheid van het milieu
Modificatie= factoren waarbij alleen het milieu een rol speelt
Aangeboren= fenotypisch, bij de geboorte aanwezige eigenschappen die niet erfelijk zijn komen door milieu invloeden tijden de zwangerschap, nicotine, drugs alcohol bepaalde medicijnen
video: erfelijke eigenschappen
selecteren
Genetische variatie basis begrippen
Erfelijke informatie ligt in de celkern in de
chromosomen. Chromosomen bestaan
weer uit DNA.
Chromosomen worden zichtbaar als cel
gaat delen
Lichaamscel van mens heeft 46
chromosomen = 23 paar
Chromosomen komen
in lichaamscellen voor in paren,
in geslachtscellen zijn de chromosomen
enkelvoudig
Geslachtscel mens bevat 23
chromosomen
Genetische variatie basis begrippen
Gen = deel van een chromosoom met
de info voor 1 erfelijke eigenschap
Een chromosoom bevat meerdere genen. Genen kunnen aan of uit staan in een cel
Voor een eigenschap (bijv oogkleur) heb je dus altijd twee genen in een lichaamscel. De variant van het gen kan verschillen (bijv bruine en blauwe variant)
In een geslachtscel komt een gen maar 1x voor, oftewel slechts 1 van de
chromosomen van het chromosomenpaar
Genetische variatie basis begrippen
Elk gen heeft een bepaalde plaats op een
chromosoom.
Locus = de plaats waar een gen in het
chromosoom te vinden is
Twee homologe chromosomen vormen samen een
paar. Zij hebben dezelfde genensamenstelling;
Voor een bepaalde eigenschap coderen dus
altijd twee genen. Elk gen heeft dus een
'tweeling-gen' op het homologe chromosoom.
allelenpaar = een paar overeenkomstige genen
Allelen (enkelvoud = allel) komen dus in precies
dezelfde volgorde op precies dezelfde plaatsen
(loci) in de homologe chromosomen voor.Twee homologe chromosomen met verschillende allelen voor bloemkleur
Genetische variatie basis begrippen
Opdracht
Lees van Hoofdstuk 11 11.3 en 11.3.1
Maak vervolgens de vragen 9 t/m 13 op blz 227
Genetische variatie
Mechanismen die genetische variatie verhogen:
Onafhankelijke overerving
Crossing-over
bevruchting
Onafhankelijke overerving
animatie dihybride kruisingOvererving van genen vindt plaats bij
geslachtelijke voortplanting
(dieren)tijdens meiose
Tijdens meiose worden mannelijke of
vrouwelijke gameten
(geslachtscellen) gevormd
In gameten (geslachtcellen) zitten
chromosomen
De grote hoeveelheid betrokken
chromosomen bij onafhankelijke
overerving zorgen er voor dat er veel
verschillende gameten, met
verschillende allelen samenstellingen
kunnen worden gevormd
Onafhankelijk Overerving
Een vader die heterozygoot is voor
beide erfelijke eigenschappen kan
na twee meiotische delingen vier
verschillende gameten (zaadcellen)
maken met steeds een andere
allelen samenstelling.
Vader geeft bij onafhankelijke
overerving 4 combi’s door van ogen en
neuzen
Bijvoorbeeld:
Blauw ogen grote neus
Blauwe ogen kleine neus
Bruine ogen grote neus
Bruine ogen kleine neus
Gekoppelde overerving
Samengevat
Vader kan dus meer verschillende
combi’s van neuzen en ogen
doorgeven aan zijn kinderen bij
onafhankelijke overerving dan bij
gekoppelde overerving
Vader geeft bij gekoppelde
overerving 2 combi’s door van
ogen en neuzen
Let wel op:
De gameten van vader en
moeder bepalen
uiteindelijk het genotype
+ fenotype
Crossing over
video crossing over tijdens
meiose (ENG)
animatie crossing over
tijdens meiose
animatie Crossing over (NED)
Nieuwe allelen combinatie ontstaan tijdens meiose door verkleven
van chromosomen.
Crossing over:
Tijdens de metafase van de meiose I kunnen twee chromatiden
van de twee homologe chromosomen die in dit stadium zo dicht
tegen elkaar aan liggen (lijken ook elkaar )dat er verklevingen
kunnen optreden, waardoor hele stukken van de chromatiden
uitgewisseld kunnen worden.
Alle chromatiden identiek? -> geen nieuwe allelen
Maar tussen de homologe chromosomen, en dus hun wederzijdse
chromatiden, bestaan wel kleine verschillen. Het ene chromosoom
is immers door het organisme geërfd van de vader en het andere
van de moeder. (denk aan dominante genen en recessieve
genen)
Verschillende chromatiden? -> nieuwe allelen combinaties
Bevruchting
Voorbeeld geslachtelijke en
ongeslachtelijke voortplanting :
generatie op generatie
De geslachtelijke bevruchting (geslachtelijke
voortplanting) levert al heel wat nieuwe genetische
variatie. Een eicel en een zaadcel bevatten elk +/-
8 miljoen chromosoomcombinaties
8 miljoen x 8 miljoen = 64 biljoen diploide
chromosoom combinaties
Men wil ook wel eens de genetische variatie
beperken..
Dat wordt vaak gedaan als men een “zuivere”
genetische lijn wil van bv. Planten (zaadzuiver) of
dieren (fokzuiver)
Bij planten doen ze dat door ongeslachtelijke
voortplanting
Modificatie
Verschillen in het fenotype door invloeden van het milieu.
Voorbeeld: Berkenspanner milieu zonder roet/ milieu met roet
Mutatie Mutatie = een verandering in het DNA die een verandering in de genetische informatie tot
gevolg heeft.
Meeste mutaties worden hersteld door DNA herstel mechanismen (b.v. DNA polymerase)
Puntmutatie – zie oefening + animatie puntmutaties op start.me
Een enkele nucleotide veranderd binnen een gen en kan leiden tot de aanmaak van andere eiwitten
Chromosoommutatie = veranderingen in de structuur van een chromosoom, bijvoorbeeld door het verkrijgen, verdubbelen, omkeren, verliezen of verplaatsen van een chromosoomsegment. Wanneer er niets verandert aan de samenstelling van het genoom (alle genen zijn er nog), alleen de locus is gewijzigd, zijn er geen ernstige gevolgen. Andere typen chromosoommutaties kunnen wel ernstige gevolgen hebben.
Gevolgen van Mutaties
ernstige genetische problemen (gebeurt dan in dominante genen dan worden ze ook zichtbaar in het fenotype)
Maar ook nieuwe genotypen, soorten en rassen -> evolutie! video Evolutie