LostFoundand
Het Onderzoeksrapport
- 1 -
In Petto vzw presenteert:
Het onderzoeksrapport
Lost and Found
November 2012
REDACTIE
Dominique Verschuren – In Petto
- 2 -
Colofon Dit onderzoeksrapport is een realisatie van het In Petto-‐team (Aïda, Ien, Ilse, Lien, Peter, Vera, Didier, Dominique) Uitgever: In Petto, Jeugddienst Informatie en Preventie Diksmuidelaan 50, 2600 Berchem Tel 03 366 15 20 Fax 03 366 11 58 mailbox@inpetto-‐jeugddienst.be www.inpetto-‐jeugddienst.be Onderzoek: In Petto in samenwerking met Naus Analyse en redactie: Dominique Verschuren Layout: Klaas Van de Moortel Input van de onderzoeksgegevens: Aïda Liesenborgs, Ien Verbaenen, Gitta van Goethem, Jori van Goethem, Heleen De Koster en Rani van Dessel.
Ondersteuning bij de analyse van de onderzoekgegevens: Hanne Op de Beeck De toegevoegde, spontane opmerkingen in het rapport zijn verzameld tijdens brainstorms met de volgende jongeren (+leeftijd): Dimitri (16, ASO), Silke (16, ASO), Femke (15, TSO), Pauline (16, ASO), Sarah (17, ASO), Brecht (19, ASO), Nicolas (18, TSO), Freya (15, ASO), Naomi (18, TSO), Charlotte (19, TSO), Louise (18, TSO, Annelieke (20, TSO), Shaumi (18, TSO), Lio (19, TSO), Sarah (20, TSO), Yoie (19, TSO), Annelies (18, TSO), Nathalie (19, TSO), Ilona (23, TSO), Charlie (20, TSO), Amber (19, TSO), Javiera (20, TSO), David (15, BSO), Nikki (15, BSO), Elio (15, BSO), Femke (16, BSO), Jana (15, BSO), Louise (14, BSO), Xavanna (15, BSO), Michiel (15, BSO), Silke (14, BSO), Kim (16, BSO), Lee (16, BSO), Wolf (15, BSO), Aline (18, TSO), Priem (18, TSO), Justine (17, TSO), Bram (18, TSO), Lisa (16, TSO), Gitta (16, TSO), Jeffrey (16, TSO), Carolien (16, TSO), Christophe (17, TSO), Larissa (19, TSO), Rhoë (16, TSO), Elvis (18, TSO), Gillian (17, TSO), Kevin (17, TSO), Yens (17, TSO), Hendrik (17, TSO), Jorn (18, TSO), Keanu (18, TSO), Nicky (18, TSO), Seth (17, TSO), Arne (15, BSO), Christophe (15, BSO), Jordi (16, BSO), Delphine (15, BSO), Rico (16, BSO), Stefanie (16, BSO), Morgane (15, BSO), Natasja (15, BSO), Fleur (16, BSO), Nicolas (16, BSO), Katrien (15, BSO), Margot (15, BSO), Lynn (16, BSO), Toon (15, BSO), Kamiel (15, BSO), Shana (18, TSO), Iris (21, TSO), Bianca (19, TSO), Hens (17, TSO), Naomi (17, TSO), Zana (18, TSO),
- 3 -
Cardene (19, TSO), Bobby (17, TSO), Evi (18, TSO), Lyndsey (18, TSO), Evert (16, TSO), Emma (16, TSO), Sara (17, TSO), Areddine (17, TSO), Joline (17, TSO), Chloë (17, TSO), Margot (16, TSO), Nel (17, TSO), Ardino (17, TSO), Nette (16, TSO), Riccardo (18, TSO), Linus (17, TSO), Kaël (17, TSO), Charlotte (17, TSO), Ella (16, TSO), Dimitri (18, TSO), Shana (16, ASO), Caroline (15, ASO), Anne-‐Loes (15, ASO), Julie (15, ASO), Jente (16, ASO), Hannelore (15, ASO), Elien (15, ASO), Sekke (15, ASO), Philippe (15, ASO), Jef (15, ASO), Björn (15, ASO), Juan (15, ASO), Naomi (16, ASO), Fran (15, ASO), Toula (15, ASO), Daisy (15, ASO), Luna (15, ASO), Charlotte (16, ASO), Annelies (15, ASO), Sarah (16, ASO), Thomas (16, ASO), Wouter (17, ASO), Brecht (15, ASO), Kevin (18, ASO), Evelyne (16, ASO), Kiefer (17, ASO), Brad (16, ASO), Leen (16, ASO), Angeline (16, ASO), Sasha (17, ASO), Jens (16, ASO), Marvin (16, ASO), Casper (16, ASO), Astrid (16, ASO), Lars (16, ASO), Han (16, ASO), Lies (16, ASO), Silke (16, ASO), Matthijs, Steffy, Melek, Zoë (15), Paulien (15), Aida (15), Niels (22) Met dank aan: Alle jongeren die de moeite hebben genomen om de vragen te beantwoorden op school of online. Alle scholen en organisaties voor de medewerking aan de schriftelijke bevraging: Jeugddienst Lokeren, Wico Campus Mater Dei Overpelt, Onze-‐Lieve-‐Vrouw Presentatie Lokeren, Preventiewinkel Sint-‐Truiden, VTI Deinze, Sint-‐Jozef Instituut Oostende, Vesaliusinstituut Oostende, Sint Bernarduscollege Oudenaarde, Sint Janscollege Sint Amandsberg, SISA Antwerpen, Shim Merksem, Provinciaal Instituut St. Godelieve Deurne, Sint-‐Jan Berchmanscollege Antwerpen, Spectrum Deurne-‐Borgerhout. Stuurgroep met experts: Greet Peeters (IJD), Karina van den Eynde (Docent zedenleer St. Godelieve Deurne), Els van Doren (Chiro), Sien Lagae (Muco Vereniging), Michelle Geudens (Muco-‐patiënte), Stephane Denijs (psycholoog), Tara van de Craen (suïcidepreventie), Pieter Sergooris (Rondpunt), Els Boogaert (slachtofferhulp), Joke Vandenhoute (Werkgroep Verder), Ben Bruininkx (In Petto), Roselinde Vervloet (In Petto), Ilse Lemahieu (In Petto), Dominique Verschuren (In Petto). Awel voor inspiratie en samenwerking. Verder dank aan: Copymatic voor het drukwerk Depotnummer 2012/9973/8
- 4 -
Inhoud Lost and Found Colofon…………………………………………………………………………………………………………………………………2 Inhoud………………………………………………………………………………………………………………………………….3 Inhoud tabellenoverzicht………………………………………………………………………………………………………5 Voorwoord…..............................................................................................................................7 Inleiding………………………………………………………………………………………………………………………………..8 Onderzoeksmethode…………………………………………………………………………………………………………..11 Het onderzoeksrapport in het kort………………………………………………………………………………….12 Onderzoekspopulatie………………………………………………………………………………………………………….16 Gemis.........…………………………………………………………………………………………………………………………20 Verlies ervaren ……………………………………………………………………………………………………….............22 Nostalgie en geld.....................................................................................................................30 (On)stabiliteit...........................................……………………………………………………………………………36 Suïcide........................…………………………………………………………………………………………………………43 Rouwen.....................................................…………………………………………………………………………..49 Bijlage: de vragenlijst…………………………………………………………………………………………………………..56
- 5 -
Tabellenoverzicht Tabel 1 Verdeling van de onderzoekspopulatie naar leeftijd..................................................16 Tabel 2 Verdeling van de onderzoekspopulatie naar geslacht................................................16 Tabel 3 Verdeling van de onderzoekspopulatie naar de perceptie van de omvang van de woonplaats..............................................................................................................................17 Tabel 4 Verdeling van de onderzoekspopulatie naar studieniveau…………………………………….17 Tabel 5 Verdeling van de onderzoekspopulatie naar zittenblijvers………………………………………17 Tabel 6 Verdeling van de onderzoekspopulatie naar woonsituatie thuis/ouders…………………18 Tabel 7 Verdeling van de onderzoekspopulatie naar het aantal kinderen per gezin…………….18 Tabel 8 Verdeling van de onderzoekspopulatie naar het Belg zijn……………………………………….19 Tabel 9 Verdeling van de onderzoekspopulatie naar de geboortegrond van de ouders………19 Tabel 10 Verdeling van het verdriet om gemis........................................................................20 Tabel 11 Verdeling van het verdriet om gemis naar geslacht.................................................20 Tabel 12 Verdeling van het verdriet om gemis naar gezinsituatie..........................................21 Tabel 13 Verdeling van het verdriet om gemis naar studieniveau..........................................21 Tabel 14 Verdeling van associaties bij het woord ‘verlies’......................................................22 Tabel 15 Verdeling van associaties bij het woord ‘verlies’ na een verhuis/migratie bij jongeren van wie de ouders wel en niet in België zijn geboren...............................................24 Tabel 16 Verdeling van associaties bij ‘verlies van eer' bij jongeren van wie de ouders wel en niet in België zijn geboren........................................................................................................25 Tabel 17 Verdeling van het concrete gevoel van verlies……….................................................26 Tabel 18 Verdeling van de angst om iets of iemand te verliezen............................................27 Tabel 19 Verdeling van de angst om iets of iemand te verliezen (in 2007).............................27 Tabel 20 Verdeling van de angst om iets of iemand te verliezen naar geslacht.....................28 Tabel 21 Verdeling van de angst om iets of iemand te verliezen naar studieniveau..............28 Tabel 22 Verdeling van de angst om iets of iemand te verliezen naar de thuissituatie..........29 Tabel 23 Verdeling van de mening over enkele uitspraken over nostalgie.............................30 Tabel 24 Verdeling van de mening over enkele uitspraken over nostalgie naar leeftijd........32 Tabel 25 Verdeling van de mening over enkele uitspraken over het belang van geld............33 Tabel 26 Verdeling van de mening over enkele uitspraken over het belang van geld naar geslacht....................................................................................................................................34 Tabel 27 Verdeling van de mening over enkele uitspraken over het belang van geld naar studieniveau.............................................................................................................................35 Tabel 28 Verdeling van de mening over enkele uitspraken over verhuis...............................36 Tabel 29 Verdeling van de mening over enkele uitspraken over verhuis naar de perceptie van de omvang van de woonplaats................................................................................................37 Tabel 30 Verdeling van het zitten blijven................................................................................37 Tabel 31 Verdeling van het rotgevoel door te blijven zitten...................................................37 Tabel 32 Verdeling van de duur van de scheiding van de ouders...........................................38 Tabel 33 Verdeling van de duur van de scheiding van de ouders naar studieniveau.............39 Tabel 34 Verdeling van het verliesgevoel na de scheiding van de ouders..............................40 Tabel 35 Verdeling van het verliesgevoel bij de scheiding van de ouders naar de duur van de scheiding..................................................................................................................................42 Tabel 36 Verdeling van de frequentie van zelfmoordgedachten............................................43 Tabel 37 Verdeling van de frequentie van zelfmoordgedachten naar geslacht......................44
- 6 -
Tabel 38 Verdeling van de frequentie van zelfmoordgedachten naar studieniveau...............44 Tabel 39 Verdeling van de frequentie van communicatie over zelfmoordgedachten.............45 Tabel 40 Verdeling van de frequentie van zelfmoordgedachten vroeger en nu.....................45 Tabel 41 Verdeling van de frequentie van zelfmoordgedachten vroeger en nu naar leeftijd.46 Tabel 42 Verdeling van de frequentie van zelfmoordpogingen...............................................46 Tabel 43 Verdeling van de frequentie van het delen van zelfmoordpogingen........................47 Tabel 44 Verdeling van het bewust praten over een suïcidepoging........................................47 Tabel 45 Verdeling van het verlangen om te praten over een suïcidepoging.........................47 Tabel 46 Verdeling van uitspraken over een suïcide...............................................................48 Tabel 47 Verdeling van vragen over verlieservaringen............................................................49 Tabel 48 Verdeling van vragen over verlieservaringen (in 2007)............................................49 Tabel 49 Verdeling van vragen over verlieservaringen naar geslacht.....................................49 Tabel 50 Verdeling van vragen over verlieservaringen naar studieniveau..............................50 Tabel 51 Verdeling van de omgang met verlies.......................................................................51 Tabel 52 Verdeling van de omgang met verlies (in 2007)........................................................51 Tabel 53 Verdeling van professionele hulp bij verlies (in 2007)..............................................52 Tabel 54 Verdeling van de omgang met verlies naar studieniveau.........................................52 Tabel 55 Verdeling van rouwverwerking.................................................................................53 Tabel 56 Verdeling van hoe jongeren tegenover rouwen staan..............................................54 Tabel 57 Verdeling van hoe jongeren tegenover rouwen staan naar geslacht.......................55
- 7 -
Voorwoord Hoe verlies je iets of iemand? Een vreemde vraag? Misschien. Verlies lijkt je toch te overkomen. Maar zelfs dan heb je de keuze om ermee om te gaan zoals jij denkt dat dat voor jou de beste manier is. Met andere woorden: verlies is een moeilijk begrip in onze samenleving. Het lijkt alsof we er niet goed mee overweg kunnen. Waarom? Is het omdat we niet graag met onze diepste gevoelens te koop lopen? Toch zitten we er vaak mee. Voor jongeren is dat niet anders. Een stap om verlieservaringen voor het voetlicht te brengen is dit onderwerp bespreekbaar maken. Daarom zijn we verlieservaring en rouwverwerking gaan meten. Dat klinkt op zich vreemd in de oren, alsof je verlies kunt meten. Toch is het gelukt om een beeld te krijgen van hoe jongeren aankijken tegenover zoiets als verlies en wat ze vinden van rouwen. We hebben verlieservaring zo breed mogelijk geïnterpreteerd. We vertrekken vanuit het algemene gevoel van gemis. Daarna spitsen we ons toe op verschillende vormen van verlies: nostalgie, geld, verhuis, zitten blijven, echtscheiding en suïcide. In het laatste hoofdstuk krijgen we te lezen wat jongeren vinden van rouwen en hoe ze daarmee om gaan. Dit rapport willen we niet presenteren met de pretenties van een zwaar wetenschappelijk onderzoek, onze bedoeling is eerder om een instrument te bieden waarin bepaalde tendensen gekaderd worden. Zo kan het een aanknopingspunt vormen voor aanbevelingen aan het jeugd-‐ en welzijnsbeleid in Vlaanderen. Het onderzoek is tot stand gekomen in samenwerking met Naus. Ook zijn wij Awel veel dank verschuldigd voor hun inspiratie. Maar het meest willen we nog de jongeren bedanken die de moeite hebben genomen om de vragen te beantwoorden. Veel leesplezier! In Petto, Berchem, november 2012
- 8 -
Inleiding 1.1. In Petto IN Feite… gaat het bij In Petto allemaal over het welzijn van jongeren. Het trio jongereninformatie, jongerenparticipatie en pro-‐actie is de driepoot waarop de werking van In Petto steunt. …Jongereninformatie Afgewogen, volledige en toegankelijke jongereninformatie is voor jongeren belangrijk om hun weg te vinden in een wereld die gevuld is met keuzemogelijkheden. Jongeren krijgen ook meer en meer de vrijheid om zelf keuzes te maken en net daarom is juiste informatie zo belangrijk. Maar In Petto wil niet de volwassene zijn die bepaalt welke thema’s aan bod moet komen en wat de inhoud gaat zijn. Neen, er moet in de eerste plaats geluisterd worden naar jongeren. Dat brengt ons bij… …Jongerenparticipatie Bij de ontwikkeling van informatieproducten moeten jongeren in alle stadia als actieve partners betrokken zijn. Alleen dàn ontstaat er een product dat volledig voldoet aan de noden en eisen van de doelgroep: jongeren. Anderzijds bevordert kwaliteitsvolle informatie ook participatie. Als jongeren goed ingelicht zijn, kunnen ze makkelijker op een volwaardige manier deelnemen aan de maatschappij én kunnen ze zelf hun welzijn in handen nemen. En dat brengt ons bij… …Pro-‐actie (of ‘wenselijk preventief’ jeugdbeleid): Welafgewogen informatie is van cruciaal belang als voorwaarde voor het slagen van wenselijke preventieacties. Als je jongeren wil behoeden voor bepaalde risico’s dan moet je hen de juiste informatie geven om zélf doordachte keuzes te maken. Jongerenparticipatie binnen een pro-‐actie is geen vanzelfsprekende opdracht. Het vraagt immers een betrokkenheid van jongeren in de verschillende fases van het initiatief. Maar jongeren betrekken bij het hele proces verzekert wél de kwaliteit ervan. IN Actie Wat In Petto doet bevordert het welzijn van jongeren. Dat vertaalt zich concreet in de volgende acties: INFORMEREN: het uitgeven van publicaties voor en met jongeren; VORMEN: het organiseren en geven van vorming en het ontwikkelen van vormingspakketten; ONDERZOEKEN: onderzoekswerk, dikwijls ter voorbereiding van een publicatie, van (welzijns)thema’s waarbij jongeren centraal staan. Bij al deze acties zijn jongeren en ook omgevingsfiguren betrokken. IN Itiatief Voor alle jongeren tussen 14 en 20 jaar, ofwel tweede en derde graad van het secundair onderwijs. Of nog beter: voor alle jongeren, maar zonder al deze jongeren over één kam te
- 9 -
scheren want: Elke jongere heeft andere mogelijkheden en competenties. Er zijn verschillende fases in de ontwikkeling van jongeren. Sommige jongeren zijn extra kwetsbaar door bepaalde factoren. Voor omgevingsfiguren: voor alle mensen die rechtstreeks of systematisch met jongeren werken. Op alle niveaus en op alle terreinen: jeugdconsulenten, leerkrachten, opvoeders, medewerkers van het JAC, ouders… Meer dan alleen onze doelgroep zijn deze mensen vaak ook partners van In Petto. Omdat zij ons enerzijds inspireren en anderzijds onze realisaties tot bij de jongeren brengen. Voor beleidsbepalers: de personen of structuren die de wetten maken, het beleid opstellen en met hun beslissingen bepalen hoeveel ruimte jongeren krijgen. En net daarom is het ook belangrijk om met hen in dialoog te treden. IN Houd Er zijn een heleboel thema’s die het welzijn van jongeren beïnvloeden. De thema’s die In Petto behandelt hebben altijd gemeenschappelijk dat ze moeilijk bespreekbaar zijn en dat ze betrekking hebben op de ontwikkeling van waarden, normen, vaardigheden en kennis. Verschillende mensen hebben voor deze thema’s vaak verschillende definities, met andere accenten en diverse oplossingen. De persoonlijke ontplooiing van elke jongere staat in elk van de door ons gekozen thema’s centraal. In Petto probeert alle thema’s vanuit een positieve invalshoek te bekijken. De thema’s worden ook altijd op een holistische manier behandeld, zijnde uit meerdere invalshoeken en over de grenzen van verschillende levensterreinen. IN Ter In Petto wil bruggen slaan tussen verschillende terreinen, over de landsgrenzen heen en tussen verschillende culturen. De verschillende terreinen zijn: VRIJE TIJD: met aandacht voor het belang van de leeftijdsgenoten (peer group) voor jongeren. Wij leggen de focus op de vrienden als positieve beïnvloedingsfactoren, waar jongeren heel veel van opsteken: vriendschap, geborgenheid, steun. HET WELZIJNSWERK: de thema’s van In Petto zijn sterk gelinkt aan dit terrein. HET ONDERWIJS: tijdens de schooluren wordt er aandacht besteed aan het vormen van waarden, kennis en vaardigheden rond welzijnsthema’s. 1.2. Het trio: onderzoeksrapport, jongerenmagazine en vormingspakket In Petto brengt op regelmatige basis een actieprogramma uit rond een bepaald thema. De afgelopen jaren zijn verschenen: de Vrijen Courant, H2O, Special Abnormal, Hip Hip Happy, Vriend Ami en Fake met hun respectievelijke thematieken: relaties & seksualiteit, de relatie tussen jongeren en hun ouders, diversiteit en anders-‐zijn, geluk, vriendschap, identiteit. Onderzoeksfase en Onderzoeksrapport Een actieprogramma begint altijd met een onderzoeksfase. In eerste instantie wordt bestaand onderzoek, vakliteratuur en ander materiaal rond het thema doorgenomen.
- 10 -
Daarna voert In Petto zelf een onderzoek uit. Zo krijgen we zicht op hoe jongeren het thema zelf ervaren en krijgen we voeling met hun meningen, belevingen, noden en behoeften. De resultaten van het onderzoek worden gebundeld in een onderzoeksrapport. Dit is vooral bedoeld voor jeugd(welzijn)werkers, leerkrachten en andere intermediairs die werken met jongeren. Met dit rapport willen we hen een beter inzicht geven op het thema in kwestie. Als er recent soortgelijk onderzoek werd gedaan, worden onze resultaten daar ook aan getoetst. Eventuele aanverwante thema’s die het gebrek aan welzijn van jongeren nog meer bedreigen worden kort toegelicht. Jongerenmagazine Het onderzoek vormt de basis voor het jongerenmagazine, over een bepaald thema. Wij willen met deze magazines jongeren op een holistische en geïntegreerde manier kwaliteitsvolle informatie over het thema aanbieden, in eenvoudige, verstaanbare taal. Naast droge (juridische) informatie, komen ook ervaringen en meningen van jongeren uitgebreid aan bod. Alle informatie is open en progressief en daagt uit tot discussie en waardevorming. Deze informatie heeft een emancipatorische betekenis voor jongeren. Soms kunnen jongeren een probleem niet alleen oplossen en hebben ze hulp nodig. De stap naar hulpverlening is voor jongeren dikwijls nog groot, omdat er een ‘taboe’ rondhangt. We willen met onze magazines jongeren de weg naar de hulpverlening wijzen en de drempel verlagen. De magazines kunnen door jongeren individueel gelezen worden, maar ook in klas-‐ of groepsverband. De kostprijs van het magazine wordt zo laag mogelijk gehouden om een zo groot mogelijke groep jongeren te bereiken. Vormingspakket De volgende fase van het actieprogramma is de ontwikkeling van een vormingspakket met werkvormen om het onderwerp bespreekbaar te maken in groep. Met dit pakket willen we jongeren als groep bereiken, informeren en daardoor ook als groep sterker maken. In Petto organiseert ook begeleidingen om jeugd(welzijn)werkers vertrouwd te maken met het pedagogisch pakket. Beleidsaanbevelingen De laatste stap in ons actieprogramma is dus het formuleren van een aantal beleidsaanbevelingen. Want als jongeren minder welzijn genieten heeft dat vaak te maken met de omgeving en hun interactie daarmee. In Petto wil de probleemanalyse en -‐definiëring en de structurele oplossingsmechanismen van jongeren bekend maken aan de bevoegde instanties. We proberen dit via de media, de publicatie van artikels in vaktijdschriften en de beïnvloeding van het beleid in een door jongeren gewenste richting. Het volledige actieprogramma moet jeugd(welzijn)werkers methodieken aanreiken en ondersteuning bieden om het welzijn van de jongeren waarmee zij werken te bevorderen op vier manieren: 1. Jongeren een instrument aanreiken waarmee ze zelf hun zorgen en/of problemen kunnen analyseren en definiëren. 2. Jongeren, individueel of in groep, informeren over oplossingsmechanismen die geformuleerd werden door hun peer group en hen vertrouwd maken met hulpverleningsinstellingen. 3. Jongeren als groep versterken zodat ze elkaar beter kunnen ondersteunen. 4. Het beleid structurele maatregelen voorstellen over het welzijn van jongeren.
- 11 -
Onderzoeksmethode Wat willen we meten en weten met dit onderzoek? We willen vooral weten wat de jongeren denken. We willen dus geen feiten meten, maar ons focussen op de perceptie van de jongeren zelf. Hoe ervaart de respondent zijn eigen werkelijkheid? Als onderzoeksmethode werd een gestructureerde vragenlijst (zie bijlage 1) opgesteld, die hoofdzakelijk bestond uit gesloten vragen. De voorlopige vragenlijst is voorgesteld aan een stuurgroep van experts uit het werkveld die er hun kritische blik over lieten gaan. Ook is de lijst getest op de doelgroep zelf. Tientallen jongeren hebben de enquête ingevuld en de onvolmaaktheden zijn gecorrigeerd. Zij kregen de kans om nuances aan te brengen als zij een andere mening hadden dan de opgegeven keuzemogelijkheden. Daarna is de definitieve lijst naar meer dan 2000 jongeren rondgestuurd. 2000 zijn daarvan weerhouden en verwerkt in dit onderzoek. De vragenlijst werd naar 14 scholen en jeugddiensten verstuurd. Met de directies van deze scholen werden afspraken gemaakt over het afnemen en terugsturen van de ingevulde vragenlijsten. Het veldwerk verliep in de periode maart – september 2012. Daarnaast hebben we tientallen jongeren gesproken over de thema’s uit dit onderzoek. Uit die brainstorms op verschillende scholen in Vlaanderen hebben we citaten en dialogen gebruikt die een bepaalde nuancering of toelichting geven bij de kwantitatieve resultaten. Tot slot nog een losse opmerking. Soms laten resultaten een tendens zien die we al vanuit ons onderbuikgevoel konden zien aankomen en dat bevestigd wordt in een onderzoeksrapport. Soms lijken cijfers volgens dat zelfde onderbuikgevoel een rooskleuriger beeld te schetsen van de werkelijkheid en van hoe jongeren zichzelf zien. Soms is dat ten onrechte. Desalniettemin kan het geen kwaad om beducht te zijn op sociaal wenselijke antwoorden.
- 12 -
Het onderzoeksrapport in het kort Rouw en verlieservaringen: onderwerpen waarover niet veel mensen spontaan praten. Toch beantwoordden in totaal 2000 jongeren de vragenlijst Lost and Found opgesteld door In Petto. Hier volgen de voornaamste resultaten. Meer meisjes dan jongens vulden de lijst in. Het merendeel van de respondenten woont in een stedelijke omgeving, vaak in een kleine gemeente of aan de rand van een stad. ASO-‐leerlingen zijn het meest vertegenwoordigd, gevolgd door BSO en TSO. Ruim eenderde is ooit blijven zitten. Meer dan zestig procent ondervraagde jongeren woont bij beide ouders. Gemis De eerste vraag die we stelden was: "Heb je wel eens het gevoel dat je iets/iemand zo erg mist dat het je verdriet doet?" Een kwart van de ondervraagden ervaart dit gevoel meerdere keren per week of zelfs dagelijks. Nog eens tien procent eens per week. Bijna twaalf procent ervaart dit diepe gemis nooit. De meisjes uit de steekproef hebben meer verdriet om hun gemis dan de jongens. Vier op de tien meisjes overkomt dit gevoel minstens één keer per week. Bij jongeren die bij beide ouders wonen komt het minder voor dat ze dagelijks verdriet ervaren om een gemis. Bij jongeren van uiteengevallen gezinnen valt dit cijfer hoger uit. Jongeren die alleen of in een instelling wonen kampen het meeste met dit verdriet. Verlies ervaren Wat associëren jongeren met verlies? Relationele verlieservaringen scoren hoog: een gestorven (groot)ouder of huisdier, een verbroken relatie, een zelfmoord in de omgeving. Maar ook: het verlies van een duur eigendom. Is dit puur materiële uiting van gemis of zit hier meer achter? Bijvoorbeeld een duur cadeau dat iemand heeft gekregen? Een verloren wedstrijd wordt (iets) meer als een verlieservaring gezien dan een ziekte of handicap. Dit kan te maken hebben met het feit meer jongeren aan sport doen dan te maken krijgen met een (ernstige) ziekte of handicap. Niettemin associëren de meeste jongeren de scheiding van hun ouders minder als een verlieservaring dan een verloren wedstrijd. Nostalgie en een aangetaste trots sluiten de rij af. Jongeren uit een andere cultuur ondergaan die aangetaste trots nauwelijks meer dan jongeren met een Vlaamse achtergrond. Na de vrije associatie volgde de eigen realiteit van de jongeren: "Welke verlieservaring heb jij al in je leven meegemaakt?" Ook hier staat het overlijden van personen en dieren die dicht bij staan het hoogst. Opvallend gevolgd door: een verloren wedstrijd. Kennelijk voor jongeren een veelbetekende realiteit. Speelt faalangst hierbij een rol? Ook nostalgie steekt hier ferm de kop op: vier op de tien respondenten. Dit verlies weegt zwaarder door dan de scheiding van de ouders, falen op school of zelfdoding in de omgeving.
- 13 -
Hoe is het gesteld met de angst om iets of iemand te verliezen? Drie op de tien respondenten leeft vaak tot voortdurend in die angst. Van de respondenten is bijna de helft soms bang. Twintig procent is bijna nooit bang om iets of iemand te verliezen. Meisjes zijn over het algemeen banger daarvoor dan jongens. Of ze zijn zich er bewuster van. Of ze komen er gemakkelijker voor uit. Nostalgie Waarin uit zich die nostalgie? De helft van de tieners zegt af en toe nog wel eens met speelgoed te spelen waar ze eigenlijk te oud voor is. Een kleine minderheid schaamt zich hiervoor (amper tien procent). Meer dan de helft van de jongeren (56 procent) is droevig om het onherroepelijke karakter van de tijd. Toch kijkt ruim driekwart positief terug op zijn of haar kinderjaren. Dat kan betekenen dat de jongeren een heerlijke, zorgeloze kindertijd hebben meegemaakt of dat hun tienerjaren veel zorgen met zich mee brengen. Na hun zeventiende lijkt de ergste verwarring rond hun puberteit bij veel jongeren verdwenen te zijn. Geld Meer dan tweederde van de ondervraagden vindt geld belangrijk. Een kwart van deze jongeren ervaart het als een verlies als ze niet mee kunnen doen met leeftijdgenoten omdat ze niet genoeg geld hebben. Ruim tien procent van de jongeren heeft zich wel eens in de schulden gestoken om aan geld te komen. Tweeënhalf procent heeft wel eens seks gehad terwijl er iets materieels tegenover stond. Minder dan vijf procent heeft aan den lijve ondervonden dat ze niet meer meetelden omdat ze geen geld hadden. Zeven procent ging eronder gebukt om uitgesloten te worden toen ze financieel niet meer mee konden. Jongens hechten net iets meer belang aan geld dan meisjes. (On)stabiliteit Bijna vier op de tien ondervraagden heeft iets of iemand dierbaars moeten achterlaten toen hij of zij verhuisde. De helft van de respondenten heeft het gevoel in twee culturen te leven en voelt zich daar prettig bij. Meer dan vier op de tien jongeren mist nog altijd de plaats waar zij vandaan komt. Dat kan een plaats zijn binnen de gemeente, binnen het land of elders in de wereld. Het gemis is het grootst voor jongeren die vanuit andere landen in België zijn komen wonen. 65 procent van deze respondenten mist iemand of iets dierbaars. Meer dan een kwart van alle ondervraagde jongeren die ooit zijn blijven zitten heeft nooit een vervelend gevoel daaraan overgehouden. Bijna twintig procent blijft er maximaal een maand mee rondlopen. De volgende 25 procent tot een jaar. Zeventien procent tot vijf jaar. Ruim een op de tien wordt meer dan vijf jaar achtervolgd door het stigma van ooit te zijn blijven zitten. Ze hebben vaak spijt van een weggegooid jaar, de reactie van de ouders verveelde hen, of hun zelfbeeld werd erdoor aangetast. Tot slot in de rij van onstabiele factoren: de impact van de echtscheiding van de ouders.
- 14 -
Van de ondervraagde jongeren is 64 procent van de ouders nog bij elkaar. Van zeventien procent zijn de ouders al meer dan tien jaar uit elkaar. Nog eens tien procent heeft ouders die al meer dan vijf niet meer samen wonen. Dat betekent dat de meeste ouders gescheiden zijn toen de respondenten nog klein waren, vaak jonger dan tien jaar. Vooral de ouders van ASO'ers zijn vaker nog samen. De respondenten gaan vrij goed om met de scheiding van hun ouders. Zo vond meer dan zestig procent dat hun ouders begripvol waren voor hun gevoelens tijdens de scheiding. De meeste jongeren hebben ook geen schuldgevoel overgehouden aan de scheiding (dertien procent). Amper vijftien procent verlangt er nog naar dat de ouders terug samen komen. Ook amper vijftien procent heeft te kampen met slechtere resultaten op school. Niettemin gaat een op de drie ondervraagden de nieuwe partner van een ouder liever uit de weg. De scheiding van de ouders lijkt amper een invloed te hebben op hun eigen toekomstige relaties. Meer dan tachtig procent heeft daar vertrouwen in. Een algemeen patroon is dat zo'n scheiding van de ouders hard aankomt. Is die eenmaal verwerkt dan pikken de meeste jongeren hun leven weer op. Naarmate de scheiding verder in het verleden ligt neemt de hoop dat de ouders stiekem nog bij elkaar komen zienderogen af. Een kwart ziet zijn cijfers op school achteruit gaan als de ouders aan het scheiding zijn, ook dat aantal neemt af als de scheiding langer geleden is. Jongeren beginnen meer te twijfelen aan hun eigen relatie vlak na de scheiding van hun ouders. En ook dat herstelt zich na een tijdje. Evenals het schuldgevoel dat ze hebben vanwege de scheiding. Suïcide Bijna acht op de tien jongeren denkt nooit aan suïcide. Amper vijftien procent meerdere keren per jaar. De rest, ruim zeven procent, meerdere keren per maand tot aan dagelijks. Meisjes denken structureel vaker aan suïcide dan jongens. Er is weinig verschil tussen de studieniveau's: op alle niveau's denken minstens zeven op tien respondenten nooit aan suïcide. Alleen op BUSO-‐niveau ligt dat anders. De grote vraag is: denken ze echt niet aan zelfdoding? Nemen ze hun eigen gedachten au serieux? Of geven ze niet graag toe dat deze gedachten regelmatig voorkomen? Overdrijft de media de berichtgeving over suïcide? Of past het zo slecht in onze cultuur van maakbaarheid dat zelfdoding een levensgroot taboe is? Van de jongeren die wel eens aan suïcide denken, houdt meer dan de helft dit voor zich. Als ze hun gedachten delen is het vooral aan mensen die ze vertrouwen. Ruim zeven procent van de ondervraagden is minder selectief om hun ideeën over zelfdoding te vertellen. Uitgesmeerd over de tijd blijkt dat ruim zes op de tien respondenten zowel vroeger als nu nooit aan suïcide gedacht hebben. Bijna twintig procent heeft dat vroeger wel gedaan, maar is daar nu kennelijk overheen. Daar staat tegenover dat ongeveer een op de tien nu er veel aan denkt, evenals of zelfs meer dan vroeger.
- 15 -
Een op de twintig jongeren heeft ooit een suïcidepoging gedaan. Nog eens vijf procent heeft het meerdere keren geprobeerd. Negen op de tien nog nooit. Meer dan vier op de tien respondenten vertelt niemand dat ze ooit een suïcidepoging hebben ondernomen. Een iets groter aantal vertelt dat enkel aan mensen die ze vertrouwen. Ruim zeven procent deelt het aan vrijwel iedereen mee. Het heeft er alle schijn van dat ze op zoek zijn naar aandacht. Die hunkering naar aandacht wordt wel eens negatief bekeken, maar iedereen heeft behoefte aan en recht op aandacht van anderen. Van de jongeren die niet praatten over hun suïcide-‐ervaringen (56 procent) wilde 78 procent dit ook niet. Het blijkt dus voor vier op de vijf respondenten dat het een vrije keuze was om daar niet over te praten. Negen op de tien jongeren weet dat ze als ze denkt aan suïcide terecht kan bij professionele hulpverleners. Toch is de stap om naar een dokter of een therapeut te gaan voor tweederde van de ondervraagden moeilijk. Bijna de helft van de respondenten kent iemand die ooit uit het leven is gestapt. Bijna zes op de tien jongeren kan begrip voor zo'n beslissing opbrengen. Rouwen 86 procent van de ondervraagden vindt het belangrijk dat ze een overleden persoon blijven herdenken. In een rouwperiode gaat 55 procent gewoon naar school, om structuur in hun leven te behouden. De helft vindt het bestaan van een digitaal graf een goede uitvinding. Maar nog geen vijftien procent van de ondervraagden vindt dat er geen landelijke website hoeft te komen om verlieservaringen te delen. Vier op de tien respondenten verwacht meer initiatief van de leerkracht na een ernstige gebeurtenis in het leven van leerlingen. Eenderde van de ondervraagde jongeren vindt het normaal als hun leeftijdgenoten flink uitgaan na de dood van iemand uit de omgeving. Driekwart van de respondenten vindt dat ze niet te jong is om te rouwen. Bijna de helft (45 procent) vindt zelfs dat er meer aandacht aan besteed zou moeten worden. Maar nog meer, 55 procent, vindt rouwen vervreemdend, alsof mensen zichzelf niet zijn. De helft vindt de rouwverwerking onnodig, het leven gaat immers door. Iets meer dan vier op de tien is bang om in een depressie te vallen als ze gaan rouwen. De algemene tendens is dat meisjes opener staan voor het rouwproces, alhoewel iets meer meisjes dan jongens beducht zijn voor diezelfde depressie.
- 16 -
Onderzoekspopulatie We hebben vooral jongeren uit het secundair onderwijs ondervraagd. Ze situeren zich allemaal in de ruime leeftijdsgroep tussen 12 en 21 jaar. De grote meerderheid van de jongeren die hebben deelgenomen aan het onderzoek zijn tussen 15 en 18 jaar. Respondenten die voor 1990 of na 1999 zijn geboren werden geweerd uit het onderzoek. Tabel 1 Verdeling van de onderzoekspopulatie naar leeftijd
Geboortejaar Frequentie Percentage 1999 4 0.1% 1998 54 2.9% 1997 279 15.6% 1996 427 23.0% 1995 412 22.1% 1994 396 21.3% 1993 167 9.0% 1992 76 4.1% 1991 34 1.8% 1990 11 0.1% TOTAAL N = 1860 100%
In de steekproef beschikken we over meer antwoorden van meisjes (55%) dan van jongens (45%). Tabel 2 Verdeling van de onderzoekspopulatie naar geslacht Geslacht Frequentie Percentage meisje 1068 55.3% jongen 862 44.7% TOTAAL N = 1930 100,0
Cruciaal voor het onderzoek is de perceptie van de eigen realiteit van de jongeren. Hoe ervaren zij hun omgeving, hoe definiëren zij de omvang van de gemeente waar ze wonen? Hierbij is niet van belang onder welke schaalverdeling hun gemeente werkelijk valt. Als een respondent Mechelen bijvoorbeeld als een grootstad beschouwt, dan is dat zijn waarheid. Vier op de tien respondenten zegt in een kleine gemeente te wonen. De andere soorten woonplaatsen zijn behoorlijk gelijk verdeeld: 17 procent woont aan de rand van een stad, 15 procent op het platteland, tien procent midden in een stad en tien procent aan de rand van een grootstad. Van zeven procent staat het huis midden in de grootstad.
- 17 -
Tabel 3 Verdeling van de onderzoekspopulatie naar de perceptie van de omvang van de woonplaats
Soort woonplaats Percentage Ik woon midden in een grootstad 7.1% Ik woon aan de rand van een grootstad
10.0%
Ik woon midden in een stad 10.8% Ik woon aan de rand van een stad
17.0%
Ik woon in een kleine gemeente 40.0% Ik woon in een dorp op het platteland
15.1%
TOTAAL (N = 1902) 100,0
Verdeeld naar studierichting stellen we vast dat jongeren uit het ASO het best vertegenwoordigd zijn: de helft van alle ondervraagden. Daarop volgen BSO (meer dan een kwart) en TSO (15 procent). Gezien er in Vlaanderen minder jongeren in het KSO, BuSO en Deeltijds onderwijs zitten, is het niet verrassend dat deze richtingen ook in de steekproef minder voorkomen. De globale verhouding van het aantal leerlingen per studieniveau in 2010 was: 115.837 leerlingen in het ASO, 92.426 in TSO, 76.084 in BSO, slechts 6.170 in KSO. (Zie: Statistisch Jaarboek van het Vlaamse Onderwijs – schooljaar 2009-‐2010, http://www.ond.vlaanderen.be/onderwijsstatistieken/2009-‐2010.htm) Tabel 4 Verdeling van de onderzoekspopulatie naar studieniveau
Studieniveau Percentage ASO 50.0% TSO 15.5% BSO 28.0% KSO 5.4% BuSO 1.0% Deeltijds 0.1% TOTAAL (N = 1923) 100,0
Iets meer dan één op de drie respondenten is al eens blijven zitten tijdens hun schoolcarrière tot nu toe. Hierbij gaat het om relatief net iets meer jongens dan meisjes. Tabel 5 Verdeling van de onderzoekspopulatie naar zittenblijvers
Geslacht Jongens Meisjes Percentage (totaal)
Ooit blijven zitten Ja 38.0% 34.5% 36.4% Nee 62.0% 65.5% 63.6% TOTAAL (N = 1870) 100% 100% 100%
- 18 -
De overgrote meerderheid van de respondenten woont samen met beide ouders: ruim 62 procent. Van ongeveer een derde zijn de ouders gescheiden of is het gezin op een andere manier uit elkaar gevallen. Tabel 6 Verdeling van de onderzoekspopulatie naar woonsituatie thuis/ouders
Percentage Bij beide ouders 62.6% Bij één van mijn ouders en zijn/haar nieuwe partner
12.1%
Bij één van mijn ouders 11.9% Afwisselend bij één van de ouders
9.2%
Bij een ander familielid (oom, tante, grootouders) of voogd
1.4%
Alleen 1.0% Samen met vriend(in) 1.0% Instelling/internaat 0.8% TOTAAL (N = 1923) 100,0
De vraag die we gesteld hebben was: hoeveel kinderen zijn er in jouw gezin? Inclusief jijzelf. De ruime meerderheid van de respondenten heeft één broer of zus. Bij bijna een kwart van de jongeren bestaat het gezin naast de respondent uit nog twee andere kinderen. Gezinnen met vijf kinderen of meer komen niet veel voor onder de respondenten. Tabel 7 Verdeling van de onderzoekspopulatie naar het aantal kinderen per gezin
Aantal kinderen in het gezin Percentage 1 15.0% 2 44.7% 3 23.7% 4 9.3% 5 3.4% 6 1.9% 7 1.0% 8 0.7% 9 0.1% 10 0.1% >10 0.1% TOTAAL (N = 1864) 100,0
Ruim driekwart van de ondervraagde jongeren hebben Belgische ouders die ook in dit land zijn geboren. Meer dan 13 procent geeft aan dat ze naast de Belgische nationaliteit ook nog een andere nationaliteit hebben. Ruim zes procent draagt alleen een buitenlandse nationaliteit.
- 19 -
Tabel 8 Verdeling van de onderzoekspopulatie naar het Belg zijn
Belg zijn Percentage Ik ben Belg sinds mijn geboorte net zoals mijn ouders
78.1%
Ik ben Belg maar heb ook nog een andere nationaliteit
13.4%
Ik ben later Belg geworden 2.1% Ik ben geen Belg 6.4% TOTAAL (N = 1931) 100%
Van driekwart van de ondervraagden waren de ouders geboren op Belgisch grondgebied. Voor exact tien procent van de ouders was de geboortegrond buiten de landsgrenzen. Ruim 13 procent is een mix daarvan. Tabel 9 Verdeling van de onderzoekspopulatie naar de geboortegrond van de ouders
Geboortegrond van de ouders Percentage Mijn beide ouders zijn geboren in België
76.9%
Mijn beide ouders zijn geboren in het buitenland
13.1%
Eén van mijn ouders is geboren in België, de andere in het buitenland
10.0%
TOTAAL (N = 1926) 100%
- 20 -
Gemis Gemis is een van de meest hardnekkige oorzaken van diepe emoties. Vaak zijn die emoties negatief geladen. Gemis veroorzaakt pijn en droevenis, spijt en schuldgevoel, leegte en eenzaamheid. Hoe ervaren jongeren dit gemis? Komt dit vaak voor? Om wie en om wat? De eerste vraag die we stelden was: "Heb je wel eens het gevoel dat je iets/iemand zo erg mist dat het je verdriet doet?" Een kwart van de ondervraagden ervaart dit gevoel meerdere keren per week of zelfs dagelijks. Nog eens tien procent eens per week. Bijna twaalf procent ervaart dit diepe gemis nooit. Tabel 10 Verdeling van het verdriet om gemis
Verdriet om gemis Percentage Dagelijks 9.7% Meerdere keren per week 14.6% 1 keer per week 10.7% Meerdere keren per maand 21.3% Meerdere keren per jaar 31.8% Nooit 11.9% TOTAAL (N = 1934) 100%
De meisjes uit de steekproef hebben meer verdriet om hun gemis dan de jongens. Vier op de tien meisjes overkomt dit gevoel minstens één keer per week. Jongens hebben er iets minder last van. Amper drie op de tien wekelijks. Meer dan een derde van de jongens zegt meerdere keren per jaar dit gevoel te hebben. Bijna drie keer zoveel jongens dan meisjes heeft nooit last van dit verdriet. Tabel 11 Verdeling van het verdriet om gemis naar geslacht
Geslacht Jongens Meisjes Verdriet om gemis Dagelijks 6.3% 11.8% Meerdere keren per week 12.1% 16.5% 1 keer per week 8.5% 12.5% Meerdere keren per maand 19.7% 22.9% Meerdere keren per jaar 35.8% 29.6% Nooit 17.6% 6.7% TOTAAL (N = 1923) 100% (N = 829) 100% (N = 1046)
Bij jongeren die bij beide ouders wonen komt het minder voor dat ze dagelijks verdriet ervaren om een gemis (ruim zeven procent). Bij jongeren van uiteengevallen gezinnen valt dit cijfer hoger uit (tot aan 18 procent). Jongeren die alleen of in een instelling wonen kampen nog vaker met dit verdriet. Hun verdeling is wisselvalliger, dat kan te maken hebben met het feit dat hun aantal numeriek erg klein is.
- 21 -
Tabel 12 Verdeling van het verdriet om gemis naar gezinsituatie
Bij wie woon je? Bij één van mijn ouders & nieuwe partner
Alleen Instelling Bij één van mijn ouders
Bij mijn beide ouders
Verdriet om gemis Dagelijks 18.2% 21.1% 26.7% 12.2% 7.4% Meerdere keren per week
19.1% 5.3% 6.6% 17.6% 13.2%
1 keer per week 10.2% 5.3% 20.0% 12.6% 10.9% Meerdere keren per maand
21.8% 5.3% 6.6% 23.0% 20.8%
Meerdere keren per jaar 24% 47.3% 26.7% 24.2% 34.9% Nooit 6.7% 15.7% 13.4% 10.4% 12.8% TOTAAL (N = 1922) 100% (225) 100% (19) 100% (15) 100% (222) 100% (1171)
Bij ASO'ers komt het verdriet om een gemis minder frequent voor. "Meerdere keren per jaar" is de frequentie die over alle studieniveau's het vaakst is aangeduid. Tabel 13 Verdeling van het verdriet om gemis naar studieniveau
Schoolniveau: ASO TSO BSO BUSO KSO Verdriet om gemis: Dagelijks 7.0% 10.3% 12.9% 26.3% 8.7% Meerdere keren per week 13.5% 16.2% 15.4% 0% 16.5% 1 keer per week 10.7% 13.8% 9.1% 0% 14.6% Meerdere keren per maand 19.4% 21.8% 24.8% 10.5% 24.3% Meerdere keren per jaar 36.4% 27.9% 27.4% 36.9% 28.1% Nooit 13.0% 10.0% 10.4% 26.3% 7.8% TOTAAL (N = 1922) 100% 100% 100% 100% 100%
- 22 -
Verlies ervaren Verlies is een begrip dat op vrijwel alles van toepassing kan zijn. Er kunnen heftige ruzies uitbreken omdat de afstandsbediening zoek is, een klein kind kan de slaap niet vatten omdat de knuffel op een onvindbare plaats ligt. Hoe zit dat bij jongeren? Wat associëren ze met verlies? De respondenten kregen twaalf gevallen van verlies voorgeschoteld. Aan hen om aan te zeggen of ze een verliesgevoel ervaren bij deze respectievelijke keuzes. Dan blijkt dat vooral relationele verlieservaringen hoger scoren: gestorven (groot)ouder en huisdier, een verbroken relatie, een zelfmoord in de omgeving. Daartussen zit opvallend genoeg: het verlies van een duur eigendom. Is dit een puur materieel gemis of zit hier meer achter? Bijvoorbeeld een duur cadeau dat iemand heeft gekregen? Een verloren wedstrijd wordt iets meer als een verlieservaring gezien dan een ziekte of handicap. Dit kan te maken hebben met het feit meer jongeren aan sport doen dan te maken krijgen met een (ernstige) ziekte of handicap. Niettemin associëren de meeste jongeren de scheiding van hun ouders minder als een verlieservaring dan een verloren wedstrijd. Hoewel ook dit door een derde van de respondenten als een verlies wordt gevoeld. Nostalgie en een aangetaste trots sluiten de rij af. Een op de vijf bevraagde jongeren voelen zich gekwetst als ze denken aan vroeger of als hun trots wordt beschadigd. Tabel 14 Verdeling van associaties bij het woord ‘verlies’
Ja Nee Totaal Associatie bij ‘verlies’ Gestorven (groot)ouder 86.1% 13.9% N = 1971
Overleden huisdier 64.4% 35.6% N = 1954
Verloren duur eigendom 55.8% 44.2% N = 1943
Verbroken relatie 53.0% 47.0% N = 1951
Iemand die zelfmoord pleegde 52.1% 47.9% N = 1951 Verloren wedstrijd 37.6% 62.4% N= 1947 Ziekte of handicap 36.4% 63.6% N = 1926 Verhuizing / migratie 35.9% 64.1% N = 1942 Scheiding van de ouders 33.3% 66.7% N = 1935 Blijven zitten/mislukt examen 31.8% 68.2% N = 1929 Nostalgie 21.8% 78.2% N = 1933 Aangetaste eer 21.6% 78.4% N = 1930
- 23 -
Tijdens verschillende sessies met het jongerenpanel legden we flappen uit op tafel. Het woord 'verlies' in het midden van de flap. Dit waren de meest voorkomende associaties met 'verlies':
Meer dan honderd jongeren zijn geïnterviewd over wat zij vinden van de resultaten en van de betreffende onderwerpen. Sommige van hun reacties leest u doorheen dit onderzoeksrapport. Wat zou je niet willen verliezen? Matthijs: "Mijn ballen. Ik denk dat ik zelfmoord zou plegen als dat ooit gebeurt. Later wil ik absoluut kinderen dus als er iets zou gebeuren met mijn ballen of met mijn vruchtbaarheid, zou ik er echt wel kapot van zijn." Steffy: "Wat ik absoluut niet zou willen verliezen, is mijn haar. Ik wil echt niet kaal zijn. De schoonheid van een vrouw wordt volgens mij mee bepaald door het haar." Melek: "Het is misschien een beetje vreemd want ik ben al 19, maar ik zou het niet prettig vinden als ik mijn geboorteknuffel verloor. Het is een aap zonder naam, maar heel het huis weet waarover ik het heb als ik zeg dat ik 'aap' kwijt ben." (Lost and Found Magazine, In Petto, 2012, p. 8-‐9.)
- 24 -
In 2007 deed In Petto onderzoek naar (on)gelukkig zijn. Daarin werd ook gemeten naar de dingen die jongeren in verband brengen met verlies. Spontane suggesties waren: einde van een relatie, ouders die scheiden, verloren sportwedstrijd, einde van vriendschap na het afstuderen, verlies van zelfvertrouwen, verlies van maagdelijkheid... (zie: Hip Hip Happy. Het Onderzoeksrapport, In Petto, Berchem, 2007, p. 56.) We lichten verhuizing/migratie uit tabel 14 op en plaatsen die in het licht van jongeren met een andere nationaliteit. Dan blijkt duidelijk dat bij jongeren die een andere nationaliteit hebben het gemis na een verhuis/migratie hoger is. Tabel 15 Verdeling van associaties bij het woord ‘verlies’ na een verhuis/migratie bij jongeren van wie de ouders wel en niet in België zijn geboren
Associatie bij ‘verlies’ Verhuizing / migratie
Ja Nee Totaal
Gemiddeld: 35.9% 64.1% N = 1942 Nationaliteit Ik ben Belg sinds mijn geboorte net zoals mijn ouders
37.4% 62.6% N = 1472
Ik ben Belg maar ik heb ook nog een andere nationaliteit
34.5% 65.5% N = 255
Ik ben later Belg geworden 52.5% 47.5% N = 40 Ik ben geen Belg 43.3% 56.7% N = 120
Is een aangetaste eer in andere culturen werkelijk zo'n groter verlies dan in de Vlaamse? Uit tabel 16 lijkt dat mee te vallen. Het verliesgevoel stijgt weliswaar met tien procent bij jongeren van ouders die in het buitenland zijn geboren. Maar als één van de twee ouders uit het buiteland komt (en de andere uit België) is het cijfer nagenoeg gelijk met het landelijk gemiddelde: ruim een op vijf.
- 25 -
Tabel 16 Verdeling van associaties bij ‘verlies van eer' bij jongeren van wie de ouders wel en niet in België zijn geboren.
Associatie bij ‘verlies’ Aangetaste eer
Ja Nee Totaal
Gemiddeld: 21.6% 78.4% N = 1930 Geboortegrond van de ouders Mijn beide ouders zijn geboren in België
19.3% 80.7% N = 1438
Mijn beide ouders zijn geboren in het buitenland
32.0% 68.0% N = 241
Eén van mijn ouders is geboren in België, de andere in het buitenland
23.2% 76.8% N = 185
Luna (15 jaar): “Mijn geheugen zou ik niet willen verliezen. Ik ben bang dat ik mijn eigen wereldje terecht kom. In mezelf gekeerd.” Tot zover de associatie met een verlieservaring. Vervolgens vroegen we de jongeren naar hun eigen realiteit: "Welke verlieservaring heb jij in je leven al meegemaakt?" Hier staat het overlijden van personen en dieren die dicht bij de jongeren staan het hoogst. Opvallend gevolgd door een verloren wedstrijd. Kennelijk voor jongeren een veelbetekende realiteit. We kunnen hierin een vorm van faalangst herkennen. De respondenten verliezen minder vaak een duur eigendom. Opvallend is dat veel jongeren verlies ervaren als ze terugdenken aan de tijd die voorgoed voorbij is. Vier op de tien jongeren ondervinden nostalgische gevoelens. Dit verlies weegt zwaarder door dan de scheiding van de ouders, falen op school of zelfdoding in de omgeving. 'Ziekte en handicap' scoort slechts tien procent als wezenlijke verlieservaring. Dit lijkt een lage score. Als je dit verlies effectief moet ondergaan lijkt het een zeer ingrijpende ervaring te zijn. Kennelijk lijken weinig jongeren hiermee geconfronteerd te worden.
- 26 -
Tabel 17 Verdeling van het concrete gevoel van verlies
Ja Nee Totaal Concrete verlieservaring Gestorven (groot)ouder 79.2% 20.8% N = 1943 Overleden huisdier 74.2% 25.8% N = 1942 Verloren wedstrijd 58.7% 41.3% N = 1926 Verbroken relatie 58.0% 42.0% N = 1933 Verloren, duur eigendom 43.5% 56.6% N = 1925 Nostalgie 39.1% 60.9% N = 1914 Blijven zitten/mislukt examen 37.9% 62.1% N = 1925 Aangetaste eer 37.8% 62.2% N = 1907 Scheiding van de ouders 35.6% 64.4% N = 1928 Iemand die zelfmoord pleegde 32.8% 67.2% N = 1923 Verhuizing / migratie 30.8% 69.2% N = 1923 Ziekte of handicap 10.4% 89.6% N = 1910
Jongeren kregen ook de mogelijkheid om eigen alternatieven te noteren. Het onderstaande lijstje is een opsomming van de meest opvallende spontaan genoemde concrete verlieservaringen onder de bijna 2000 deelnemers aan de Lost and Found-‐bevraging. Spontane reacties:
• "De tijd die ik nodig heb om deze enquête in te vullen." • "Een goede vriend(in) verliezen door een uit de hand gelopen ruzie." • "Ik ken mijn mama niet." • "Mezelf/ jezelf verliezen." • "Geen morele steun van mijn ouders." • "Mensen die veranderd zijn." • "Veel van de genoemde ervaringen heb ik meegemaakt, maar ik heb ze niet als
verlies ervaren." • "Zelfmoordneigingen"
Sarah (17 jaar): “Ik heb mijn hartje verloren aan mijn vriend.” Natasja (15 jaar): “Soms word ik gek van mijn gsm, van al die mensen die mij zonodig moeten bereiken. Dan laat ik hem ergens rondslingeren, maar dan verlies ik hem weer.”
- 27 -
Hoe is het gesteld met de angst om iets of iemand te verliezen? Van de respondenten is bijna de helft soms bang. Twintig procent is bijna nooit bang om iets of iemand te verliezen. Drie op de tien daarentegen leeft vaak tot voortdurend in die angst. Tabel 18 Verdeling van de angst om iets of iemand te verliezen
Angst om iets/iemand te verliezen Percentage Voordurend bang 8.6% Vaak bang 20.7% Soms bang 45.5% Bijna nooit bang 19.6% Nooit bang 5.6% TOTAAL (N = 1904) 100%
In 2007 stelde In Petto dezelfde vraag in het kader van het onderzoek Hip Hip Happy, over (on)geluk. 874 respondenten vulden de enquête in. In 2007 leken ze iets banger te zijn om te verliezen dan in 2012: 36 procent om ruim 29 procent. Dit verschil wordt gelijkgesteld door 'soms bang', de categorie die nu door vijf procent meer van de ondervraagden is aangeduid. Hierbij moet uiteraard gelet worden het aantal deelnemers en bovendien dat er in 2007 meer TSO-‐leerlingen meededen dan ASO'ers, in 2012 is dat juist andersom. (zie: Hip Hip Happy, onderzoeksrapport, In Petto, 2007, p. 54.) Tabel 19 Verdeling van de angst om iets of iemand te verliezen (in 2007) Angst om iets/iemand te verliezen Percentage 2007 Percentage 2012 Voordurend bang 7.5% 8.6% Vaak bang 28.3% 20.7% Soms bang 40.4% 45.5% Bijna nooit bang 17.5% 19.6% Nooit bang 6.3% 5.6% TOTAAL 100% (N = 874) 100% (N=1904)
Kiefer (17 jaar): “Het is niet altijd gemakkelijk om iets toe te geven. Naar mijn vrienden is dat gemakkelijker, naar mijn ouders moeilijker.” Als we dezelfde categorieën per geslacht bekijken zien we in tabel 19 dat meisjes iets angstiger zijn om iets/iemand te verliezen dan jongens. Of ze zijn zich er meer bewust van. Of ze komen er gemakkelijker voor uit. 37 procent van de ondervraagde meisjes is vaak tot voortdurend bang.
- 28 -
Tabel 20 Verdeling van de angst om iets of iemand te verliezen naar geslacht
Geslacht Jongens Meisjes Angst om iets/iem. te verliezen Voortdurend bang 5.3% 10.7% Vaak bang 13.7% 26.2% Soms bang 42.4% 48.8% Bijna nooit bang 29.6% 12.0% Nooit bang 9.0% 2.3% TOTAAL (N = 1848) 100% (N = 815) 100% (N = 1033)
Als je de verschillende studieniveau's naast elkaar plaatst blijken de meeste respondenten soms bang te zijn (bijna de helft), behalve in het BUSO (het aantal respondenten uit deze categorie is erg klein). Onder ASO en TSO is 26 procent van de ondervraagden vaak tot voortdurend bang. Bij KSO en BSO ligt dat cijfer hoger, tot aan 33 procent respectievelijk 37 procent. Tabel 21 Verdeling van de angst om iets of iemand te verliezen naar studieniveau
Schoolniveau: ASO TSO KSO BSO BUSO Angst om iets/iem. te verliezen Voortdurend bang 6.7% 4.2% 11% 12.8 22.2% Vaak bang 18.1% 22.5% 22% 24.4% 11.1% Soms bang 45.8% 49.8% 46% 44.7% 22.2% Bijna nooit bang 24.1% 18.9% 17% 12.4% 27.8% Nooit bang 5.3% 4.6% 4% 5.6% 16.7% TOTAAL (N = 1892) 100% 100% 100% 100% 100%
Als de je thuissistuatie onder de loep neemt dan spreken de verschillen boekdelen. De jongeren die bij beide ouders wonen zijn het minst bang: 25 procent is vaak tot voortdurend bang. Als de ouders gescheiden zijn dan loopt dat aantal op tot 30 procent (bij één van de ouders) en tot aan bijna 45 procent (bij één van de ouders en nieuwe partner). De jongeren die in een instelling wonen zijn vaker voortdurend bang, tot aan bijna 30 procent. Maar zij die alleen wonen spannen de kroon: bijna vier op tien. Als je bij deze categorie de respondenten optelt die vaak bang zijn, is dat in totaal meer dan zestig procent.
- 29 -
Tabel 22 Verdeling van de angst om iets of iemand te verliezen naar de thuissituatie Bij wie woon je? Bij één
van mijn ouders & nieuwe partner
Alleen Instelling Bij één van mijn ouders
Bij mijn beide ouders
Angst om iets/iem. te verliezen Voortdurend bang 11.0% 38.8% 28.6% 9.4% 7.4% Vaak bang 33.3% 22.2% 14.3% 22.6% 18.6% Soms bang 39.2% 16.7% 28.6% 42.5% 47.5% Bijna nooit bang 12.8% 16.7% 21.4% 17.0% 21.6% Nooit bang 3.7% 5.6% 7.1% 8.5% 4.9% TOTAAL (N = 1892) 100% 100% 100% 100% 100%
- 30 -
Nostalgie en geld We hebben gezien (tabel 17) dat nostalgie een niet te onderschatten gevoel van verlies is bij jongeren. Hoe nostalgisch zijn jongeren en waarin uit zich dat? De respondenten kregen enkele uitspraken voorgeschoteld. Waren deze uistpraken van toepassing op hun situatie? De resultaten geven een divers beeld. De helft van de tieners zegt af en toe nog wel eens met speelgoed te spelen waar ze eigenlijk te oud voor is. Toch schamen ze zich hier nauwelijks voor. Slechts tien procent doet dat wel. Meer dan de helft van de jongeren (56 procent) is droevig om het onherroepelijke karakter van de tijd. Toch kijkt ruim driekwart positief terug op zijn of haar kinderjaren. Een combinatie van die twee factoren zou erop kunnen wijzen dat een groot deel van de respondenten heimwee heeft naar zijn kinderjaren. Dat kan betekenen dat de jongeren een heerlijke, zorgeloze kindertijd hebben meegemaakt of dat hun tienerjaren veel zorgen met zich met zich brengen. Of een combinatie van die twee. Tot slot kan het grootste deel (driekwart van de ondervraagden) goed omgaan met de veranderingen die zich voordoen in de puberteit. Tabel 23 Verdeling van de mening over enkele uitspraken over nostalgie
Ja Nee Totaal Nostalgie Ik speel stiekem nog wel eens een spelletje of met speelgoed waar ik eigenlijk al te oud voor ben.
50.5% 49.5% N = 1962
Ik schaam me er wel eens voor dat ik met dat spelletje/speelgoed speel terwijl ik eigenlijk daar te oud voor ben.
10.9% 89.1% N = 1950
Ik ben soms wel droevig om de jaren die achter mij liggen en die niet meer terug komen.
56.7% 43.3% N= 1950
Als ik terugdenk aan de gelukkige momenten uit mijn jeugd, dan voel ik me altijd blij.
77.5% 22.5% N = 1941
Ik vind het niet leuk, al die veranderingen in mijn leven doordat ik in de puberteit zit (zoals lichaamsveranderingen, onbegrip van andere mensen, stemmingswisselingen, verwarring…).
24.1% 75.9% N = 1928
- 31 -
Aida (15 jaar): "Stiekem zou ik nog wel eens willen meespelen met mijn neefjes en nichtjes. Ze zijn nog maar één en drie jaar oud. Gewoon een beetje zot en onnozel doen. Als ik mijn neefje van drie zie dansen, denk ik terug aan de tijd dat ik dat ook deed. Maar echt last van nostalgie heb ik niet." Zoë en Paulien (beiden 15 jaar): Zoë: "Nu heb je problemen die je vroeger niet had." Paulien: "Vroeger was dat wel gemakkelijker." Zoë: "Vooral liefdesproblemen." Paulien: "Jongens dus. (...) Nu moet je meer rekening houden met wat je zegt en opletten met wat je doet. Als je nu iets zegt over iemand, ook als het wel waar is, vindt men dat onbeleefd. Als een kind hetzelfde zegt, is het niet erg omdat het nog een kindje is." Was het in je kindertijd beter dan nu? Niels (22 jaar): "Ja, beter wel. Je hebt geen zorgen als je klein bent. Nu heb je meer verantwoordelijkheid." (Lost and Found Magazine, In Petto, 2012, p. 37.) Naomi (18 jaar): “Ik mis het wel dat vriendjes bij mij voor langskomen om te zeggen: “Kom je buiten spelen?” Nu is het gewoon berichtje met de gsm: “Kom je af?” Die band is minder.” Hoe ouder de jongeren worden, hoe meer de schaamte wegvalt. Ook het spelen met speelgoed waar ze zogezegd overheen zijn, laat jongeren tegen de 20 onverschilliger dan jongere tieners. Na hun 17de lijkt de ergste verwarring rond hun puberteit bij veel jongeren verdwenen te zijn. Het schommelt dan rond de 20 procent, terwijl het daarvoor tussen de 25 en 30 procent lag.
- 32 -
Tabel 24 Verdeling van de mening over enkele uitspraken over nostalgie naar leeftijd
Geboortejaar 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 Nostalgie (antwoord met 'ja') Ik speel stiekem nog wel eens een spelletje of met speelgoed waar ik eigenlijk al te oud voor ben.
45.3% 50.9% 51.3% 56.7% 52.5% 47.5% 47.2%
Ik schaam me er wel eens voor dat ik met dat spelletje/speelgoed speel terwijl ik eigenlijk daar te oud voor ben.
1.4% 7.9% 9.6% 8.9% 14.0% 13.1% 28.8%
Ik ben soms wel droevig om de jaren die achter mij liggen en die niet meer terug komen.
57.3% 59.1% 56.8% 55.8% 56.8% 60.6% 55.8%
Als ik terugdenk aan de gelukkige momenten uit mijn jeugd, dan voel ik me altijd blij.
84.0% 83.0% 78.1% 75.4% 79.7% 78.0% 73.6%
Ik vind het niet leuk, al die veranderingen in mijn leven doordat ik in de puberteit zit (zoals lichaamsveranderingen, onbegrip van andere mensen, stemmingswisselingen, verwarring…).
21.6% 19.8% 20.0% 26.8% 23.2% 31.1% 26.4%
Geld Meer dan tweederde van de ondervraagden vindt geld belangrijk. Een kwart van deze jongeren ervaart het als een verlies als ze niet mee kunnen doen met leeftijdgenoten omdat ze niet genoeg geld hebben. Ruim tien procent van de jongeren heeft zich wel eens in de schulden gestoken om aan geld te komen. 2.5 procent heeft wel eens seks gehad terwijl er iets materieels tegenover stond. Minder dan 5 procent heeft aan den lijve ondervonden dat ze niet meer meetelden omdat ze geen geld hadden. 7 procent ging eronder gebukt om uitgesloten te worden toen ze financieel niet meer mee konden.
- 33 -
Tabel 25 Verdeling van de mening over enkele uitspraken over het belang van geld
Ja Nee Totaal Tekort aan geld Het is erg belangrijk voor mij om geld te hebben.
68.4% 31.6% N = 1922
Ik ervaar het als een verlies als ik niet mee kan doen met anderen omdat ik geen geld heb (een iPod, merkkleding hebben, naar feestjes of dure clubs gaan…).
22.5% 77.5% N = 1936
Ik heb mezelf wel eens in de schulden gestoken om aan geld te komen.
11.7% 88.3% N= 1936
Ik heb wel eens (orale) seks gehad in ruil voor geld of iets anders.
2.6% 97.4% N = 1939
Ik heb wel eens meegemaakt dat ik op school of bij mijn vrienden niet meer meetelde omdat ik geen geld meer had.
4.1% 95.9% N = 1936
Ik voelde mij slecht toen ik niet meer meetelde bij mijn vrienden omdat ik iets niet kon betalen.
7.0% 93.0% N = 1907
Dimitri (16 jaar) : "Wij zaten ooit in geldnood. Geld wordt dan inderdaad wel belangrijker. Je begint meer te letten op wat je uitgeeft en materiële zaken worden minder noodzakelijk. Als we echt iets nodig hebben, dan halen we het. Maar zonder kunnen we ook. Ik voelde me niet minder vrij zonder dat geld. Mijn ouders zorgden ervoor dat we alles konden doen wat we wilden doen. We hebben sowieso niet zo heel veel luxueuze dingen gedaan vroeger, zoals zes keer per jaar naar een pretpark gaan. Wanneer het dan tegenzit, mis je dat ook minder snel." (Krax+, jaarg. 1, nr. 2, oktober/november 2012, p. 44.) Het verschil is niet groot, maar de algemene lijn wijst erop dat jongens meer belang hechten aan geld dan meisjes. Zij waren dubbel zo vaak bereid om zich in de schulden te steken om financieel mee te doen. (15 procent jongens tegen 8.1% procent meisjes.) Ook seks schuwen ze daarbij relatief minder vaak dan meisjes: 3.7 procent tegenover 1.4 procent.
- 34 -
Tabel 26 Verdeling van de mening over enkele uitspraken over het belang van geld naar geslacht
Geslacht Jongens Meisjes Tekort aan geld (antwoord met ‘ja’) Het is erg belangrijk voor mij om geld te hebben.
71.6% 66.0%
Ik ervaar het als een verlies als ik niet mee kan doen met anderen omdat ik geen geld heb (een iPod, merkkleding hebben, naar feestjes of dure clubs gaan…).
24.7% 20.1%
Ik heb mezelf wel eens in de schulden gestoken om aan geld te komen.
15.9% 8.1%
Ik heb wel eens (orale) seks gehad in ruil voor geld of iets anders.
3.7% 1.4%
Ik heb wel eens meegemaakt dat ik op school of bij mijn vrienden niet meer meetelde omdat ik geen geld meer had.
4.8% 3.5%
Ik voelde mij slecht toen ik niet meer meetelde bij mijn vrienden omdat ik iets niet kon betalen.
6.9% 7.0%
KSO, de kunstrichting, vindt geld net iets minder belangrijk dan de andere studierichtingen. Voor de BUSO-‐richting lijkt geld gevoeliger te liggen dan voor de andere richtingen. Hierbij moet wel de nuance worden gelegd dat er relatief weinig BUSO-‐respondenten hebben meegedaan. Dat neemt niet weg dat op die 19 relatief veel 'ja' hebben geantwoord op de onderstaande vragen.
- 35 -
Tabel 27 Verdeling van de mening over enkele uitspraken over het belang van geld naar studieniveau
Schoolniveau: ASO TSO KSO BSO BUSO Tekort aan geld (antwoord met ‘ja’)
Het is erg belangrijk voor mij om geld te hebben.
65.1% 75.9% 58.3% 71.9% 83.3%
Ik ervaar het als een verlies als ik niet mee kan doen met anderen omdat ik geen geld heb (een iPod, merkkleding hebben, naar feestjes of dure clubs gaan…).
21.1%
20.7%
22%
24.8%
55.6%
Ik heb mezelf wel eens in de schulden gestoken om aan geld te komen.
9.7%
11.9%
9.7%
15.1%
16.7%
Ik heb wel eens (orale) seks gehad in ruil voor geld of iets anders.
1.9%
1.4%
1.9%
3.6%
33.3%
Ik heb wel eens meegemaakt dat ik op school of bij mijn vrienden niet meer meetelde omdat ik geen geld meer had.
2.7%
3.1%
6.9%
6.3%
16.7%
Ik voelde mij slecht toen ik niet meer meetelde bij mijn vrienden omdat ik iets niet kon betalen.
4.5% 7.5% 11% 4.2% 22.2%
- 36 -
(On)stabiliteit Een stabiele start voor kinderen en jongeren bestaat niet alleen uit een consequente, regelmatige opvoeding en een vertrouwde gezinssituatie, maar ook uit een stabiele basis in de vorm van de plek waar je woont. Verandering van een vertrouwde omgeving kan nefaste gevolgen hebben. Verhuis Vandaar de blik op verhuis en migratie. Bijna vier op de tien ondervraagden heeft iets of iemand dierbaars moeten achterlaten toen hij of zij verhuisde. De helft van de respondenten heeft het gevoel in twee culturen te leven en voelt zich daar prettig bij. Meer dan vier op de tien jongeren die de vragenlijst hebben ingevuld mist nog altijd de plaats waar zij vandaan komen. Dat kan een plaats zijn binnen de gemeente, binnen het land of elders in de wereld. Tabel 28 Verdeling van de mening over enkele uitspraken over verhuis Ja Nee Totaal Uitspraken rond verhuis Toen ik verhuisde heb ik iemand/iets dierbaars moeten achterlaten en ik mis die persoon/dat nog altijd.
38.3% 61.7% N = 894
Ik vind het tof om in twee verschillende culturen te leven.
45.6% 54.4% N = 699
Ik mis de plaats (land, stad, wijk, straat, school…) waar ik vandaan kom.
42.8% 57.2% N= 897
Het gemis is het grootst voor jongeren die uit andere landen in België zijn komen wonen. 65 procent van deze respondenten mist iemand of iets dierbaars. Gevolgd door mensen die uit een andere provincie zijn verhuisd. Ook de plaats in het buitenland waar ze destijds wonen wordt door zeven op de tien respondenten gemist. Jongeren die uit een ander land komen voelen zich ook het prettigst bij twee verschillende culturen waarin ze leven. Waarschijnlijk omdat zij van alle ondervraagden het meest merken dat ze in twee verschillende culturen leven.
- 37 -
Tabel 29 Verdeling van de mening over enkele uitspraken over verhuis naar de perceptie van de omvang van de woonplaats
Verhuisd vanuit… Andere wijk
Andere gemeente
Andere provincie Ander land
Percentage reactie ‘ja’ op stelling: Toen ik verhuisde heb ik iemand/iets dierbaars moeten achterlaten en ik mis die persoon/dat nog altijd.
29.0%
31.1%
50.0%
65.4%
Ik vind het tof om in twee verschillende culturen te leven.
39.1% 35.3% 40.3% 55.3%
Ik mis de plaats (land, stad, wijk, straat, school…) waar ik vandaan kom.
31.6%
37.7%
52%
69.2%
Zitten blijven Naast een goede opvoeding en een vertrouwde plek is ook een regelmatige schoolcarrière essentieel voor een goede start. Van de 1926 respondenten die deze vraag hebben beantwoord is 36 procent ooit blijven zitten. Bijna tweederde heeft tijdens dit onderzoek nog geen vertraging opgelopen in de schoolbanken. Tabel 30 Verdeling van het zitten blijven
Zitten blijven Frequentie Percentage Ja 700 36.3% Nee 1226 63.7% TOTAAL N = 1926 100,0
Meer dan een kwart van alle ondervraagde jongeren die ooit zijn blijven zitten heeft geen vervelend gevoel daaraan overgehouden. Bijna 20 procent blijft er maximaal een maand mee rondlopen. De volgende 25 procent tot een jaar. 17 procent tot vijf jaar. Ruim een op de tien wordt meer dan vijf jaar achtervolgd door het stigma van ooit te zijn blijven zitten. Tabel 31 Verdeling van het rotgevoel door te blijven zitten
percentage Had je een rotgevoel door te blijven zitten? Meer dan 5 jaar 11.7% Tussen 1 en 5 jaar 17% Tussen een half en 1 jaar 14.6% Tussen een maand en een half jaar 10.2% Tussen een week en een maand 19.4% Geen rotgevoel 27.1% N = 717 100%
- 38 -
Op de vraag waardoor de respondenten een rotgevoel hadden is dit een greep uit de spontane antwoorden:
• "Anders zat ik al lang op hogeschool." • "Bang voor de reactie van mijn ouders." • "De jaren die ik niet meer terug krijg." • "Eigen zelfbeeld." • "Het is gewoon spijtig." • "Het voelde anders." • "Het was mijn eigen domme schuld." • "Ik had gefaald." • "Ik had het gevoel dat ik het geld van mijn ouders had weggegooid." • "Tijdverspilling." • "Vrienden staan verder in hun leven en ik zie ze nog maar weinig."
Echtscheiding Tot slot in de rij van onstabiele factoren: de impact van de echtscheiding van de ouders. Van de ondervraagde jongeren is 64 procent van de ouders nog bij elkaar. Van zeventien procent zijn de ouders al meer dan tien jaar uit elkaar. Nog eens tien procent heeft ouders die al meer dan vijf jaar niet meer samen wonen. Dat betekent dat de meeste ouders gescheiden zijn toen de respondenten nog klein waren, vaak jonger dan tien jaar. Tabel 32 Verdeling van de duur van de scheiding van de ouders
Percentage Relatie van de ouders Meer dan 10 jaar uit elkaar 17.2% Tussen 5 en 10 jaar uit elkaar 10.4% Tussen 3 en 5 jaar uit elkaar 3.3% Tussen 1 en 3 jaar uit elkaar 2.4% Tussen een half en 1 jaar uit elkaar 0.6% Tussen een maand en een half jaar uit elkaar 0.3% Ze zitten midden in een scheiding 1.0% Ze zijn samen 64.8% N = 1921 100%
Meer dan bij andere niveaus zijn de ouders van ASO'ers vaker nog samen. Zeker BSO en BUSO leven met gescheiden ouders. Ook hierbij geldt dat de meeste ouders gescheiden zijn toen de respondenten nog klein waren, vaak jonger dan tien jaar.
- 39 -
Tabel 33 Verdeling van de duur van de scheiding van de ouders naar studieniveau
Schoolniveau: ASO TSO KSO BSO BUSO Relatie van de ouders
Meer dan 10 jaar uit elkaar 10.8% 16.9% 11.9% 29.5% 16.7%
Tussen 5 en 10 jaar uit elkaar 8.0%
14.5% 7.9% 12.9% 16.7%
Tussen een maand en 5 jaar uit elkaar
5.6%
6.9%
8.9%
6.7%
11.1%
Ze zitten midden in een scheiding 1.0% 0.3% 4.0% 1.2% 0%
Ze zijn samen 74.6% 61.4% 67.3% 49.7% 55.5%
N = 1865 N = 945 N = 290 N = 101 N = 511 N = 18
De respondenten gaan vrij goed om met de scheiding van hun ouders. Zo vond meer dan zestig procent dat hun ouders begripvol waren voor hun gevoelens tijdens de scheiding. De meeste jongeren hebben ook geen schuldgevoel overgehouden aan de scheiding (13 procent). Amper 15 procent verlangt er nog naar dat de ouders terug samen komen. Ook amper 15 procent heeft te kampen met slechtere resultaten op school. Niettemin gaat een op de drie ondervraagden de nieuwe partner van een ouder liever uit de weg. Een kwart van de ondervraagden vond zich in minder of meerdere mate verwaarloosd sinds er een nieuwe partner in het leven kwam van een ouder. De band met de ouders is niet significant verbeterd sinds de scheiding, maar ook niet noemenswaardig achteruit gegaan. De scheiding van de ouders lijkt amper een invloed te hebben op hun eigen toekomstige relaties. Meer dan 80 procent heeft daar vertrouwen in.
- 40 -
Tabel 34 Verdeling van het verliesgevoel na de scheiding van de ouders
Ja Nee Totaal Verliesgevoel nav scheiding ouders Mijn ouders waren begripvol voor mij toen ze gingen scheiden.
61.5% 38.5% N = 618
Ik hoop stiekem dat mijn ouders nog bij elkaar komen.
14.5% 85.5% N = 642
De nieuwe partner van mijn ouder ga ik liever uit de weg.
34.0% 66.0% N= 618
Sinds mijn ouders gescheiden zijn, haal ik slechtere punten op school.
14.1% 85.9% N = 637
Sinds mijn ouder(s) een nieuwe partner hebben/heeft, vind ik dat ik minder aandacht krijg.
24.7% 75.3% N = 611
Sinds mijn ouders uit elkaar zijn heb ik een betere band met mijn ouders.
39.4% 60.6% N = 622
Mijn ouders zijn gescheiden en daarom denk ik dat ik later ook ga scheiden of moeite ga hebben om een langdurige relatie te houden.
17.8% 82.2% N = 641
Sinds mijn ouders zijn gescheiden twijfel ik meer aan de relatie met mijn lief.
12% 88% N = 625
Ik voel mij schuldig over de scheiding van mijn ouders.
13.3% 86.7% N = 639
Margot (16 jaar): “Mijn ouders zijn gescheiden, maar gelukkig gaat dat heel goed. Ze zijn nog altijd vrienden. Ze wonen niet zo ver van elkaar vandaan. Wat dat betreft is het wel vooruit gegaan. Ik heb het liever zo dan toen ze nog samen waren.” Sarah (17 jaar): “Ik ken geen families die tegen hun kinderen zeggen: “We gaan er eens over praten.” Over scheiding of wat dan ook. Dat doet toch niemand. Freya (15 jaar): “Ik ken zo’n familie. Daar wordt nooit geschreeuwd. Er zijn geen geheimen, geen taboes. Iedereen kan alles vertellen. Dat zou ik ook wel graag willen. Die ouders hebben ook een heel goed huwelijk. Praten lijkt toch te helpen.” Neemt het verliesgevoel naarmate de scheiding langer is geleden verder af? We hebben de bovenstaande uitspraken geplaatst in het prespectief van hoe ver de scheiding in het verleden ligt. Dat leverde de volgende nuances op.
- 41 -
Volgens de respondenten zijn de ouders altijd even begripvol geweest. Tweederde van de jongeren kijkt hier positief naar. Naarmate de scheiding verder in het verleden ligt neemt de hoop dat de ouders stiekem nog bij elkaar komen zienderogen af. Als de ouders midden in een scheidingsprocedure zitten, koestert bijna een kwart die hoop nog. Als de ouders al meer dan tien jaar uit elkaar zijn, kan tien procent zich nog altijd niet bij die beslissing neerleggen. De nieuwe partner is voor bijna de helft van de ondervraagden een probleem als de ouders aan het scheiden zijn. Dit getal neemt af, maar uiteindelijk blijft voor eenderde die nieuwe partner moeilijk. Dat een scheiding een effect kan hebben op schoolresultaten is geen nieuws. Een kwart ziet zijn cijfers achteruit gaan als de ouders aan het scheiding zijn, ook dat aantal neemt af tot onder de tien procent als de scheiding meer dan tien jaar in het verleden ligt. Hetzelfde patroon zie je bij de band die de ondervraagden met hun ouders hebben. Die band ondergaat een dip tijdens de scheiding, maar herstelt zich na een tijdje tot ongeveer veertig procent. Dat een scheiding in het begin hard aankomt blijkt ook uit het patroon van de twee laatste uitspraken. Jongeren beginnen meer te twijfelen aan hun eigen relatie. Ook dat herstelt zich na een tijdje. Evenals het schuldgevoel dat ze hebben vanwege de scheiding.
- 42 -
Tabel 35 Verdeling van het verliesgevoel bij de scheiding van de ouders naar de duur van de scheiding
Duur van scheiding > 10 jaar 5 – 10 jaar 1 maand – 5 jaar
Ze zitten in scheiding
‘Ja’ op het verliesgevoel nav scheiding ouders
Mijn ouders waren begripvol voor mij toen ze gingen scheiden.
57.8% 66.3% 66.1% 66.7%
Ik hoop stiekem dat mijn ouders nog bij elkaar komen.
9.9% 19.4% 16.9% 23.5%
De nieuwe partner van mijn ouder ga ik liever uit de weg.
33.4%
35.1%
33.3%
46.2%
Sinds mijn ouders gescheiden zijn, haal ik slechtere punten op school.
9.1%
16.2%
22.7%
25.0%
Sinds mijn ouder(s) een nieuwe partner hebben/heeft, vind ik dat ik minder aandacht krijg.
21.7%
28.6%
28.8%
23.1%
Sinds mijn ouders uit elkaar zijn heb ik een betere band met mijn ouders.
39.4%
41.3%
41.5%
23.1%
Mijn ouders zijn gescheiden en daarom denk ik dat ik later ook ga scheiden of moeite ga hebben om een langdurige relatie te houden.
19.2%
17.4%
16.9%
18.8%
Sinds mijn ouders zijn gescheiden twijfel ik meer aan de relatie met mijn lief.
13.1%
9.7%
10.4%
38.5%
Ik voel mij schuldig over de scheiding van mijn ouders.
10.9%
14.2%
15.8%
33.3%
- 43 -
Suïcide Suïcide komt steeds vaker voor bij jongeren. Het is na een verkeersongeval de tweede doodsoorzaak. Dus komt het ook veel voor in hun omgeving. Zo lijkt de logische redenering. Is dat waar en hoe is de perceptie van de jongeren zelf? Bijna acht op de tien jongeren denkt nooit aan suïcide. Amper vijftien procent meerdere keren per jaar. De rest, ruim zeven procent, meerdere keren per maand tot aan dagelijks. Tabel 36 Verdeling van de frequentie van zelfmoordgedachten
Zelfmoordgedachten Percentage Dagelijks 2.3% Meerdere keren per week 1.2% 1 keer per week 0.9% Meerdere keren per maand 3.3% Meerdere keren per jaar 14.3% Nooit 78.0% TOTAAL (N = 1931) 100%
Peter Adriaenssens, kliniekhoofd Kinderpsychiatrie van het UZ Leuven: "Nadenken over suïcide maakt in grote mate deel uit van een normale ontwikkeling. Tot aan zijn puberteit leeft een kind door zijn ouders, maar dan komt het in de levensfase dat het zelf moet beslissen dat het wil leven." (Knack, jaarg. 42, nr. 41, 16 oktober 2012, p. 66.) Jens (16 jaar): “Zelfmoord is bij wet verboden. Maar dat mensen hun recht opeisen om zelf een einde te maken aan hun leven vind ik moedig en dapper. Dat zij die stap durven te nemen. Heel veel mensen denken er wel aan, maar het echt doen… Ik vind dat geen losers – veel mensen denken dat wel… Maar dat ze toch uit het leven stappen vind ik dapper, heb ik respect voor.” Meisjes denken structureel vaker aan suïcide dan jongens. In alle tijdsafbakening uit tabel 35 scoren meisjes hoger behalve bij 'nooit zelfmoordgedachten'.
- 44 -
Tabel 37 Verdeling van de frequentie van zelfmoordgedachten naar geslacht
Geslacht Jongens Meisjes Zelfmoordgedachten Dagelijks 1.9% 2.5% Meerdere keren per week 0.7% 1.1% 1 keer per week 0.9% 1.4% Meerdere keren per maand 2.5% 3.9% Meerdere keren per jaar 12.6% 15.8% Nooit 81.4% 75.3% TOTAAL (N = 1893) 100% (N = 844) 100% (N = 1049)
Als je de suïcidegedachten verdeeld over studieniveaus dan blijkt vooral dat in alle niveaus minstens zeven op tien respondenten nooit aan suïcide denkt. Uitgezonderd BUSO. Bijna evenveel BUSO-‐respondenten denkt 'dagelijks' als 'nooit' aan suïcide. Bij BSO-‐jongeren is een lichte stijging te zien van zij die dagelijks aan zelfmoord denken. Niettemin is de algemene tendens, buiten BUSO, dat negen op de tien jongeren maximaal meerdere keren per jaar aan suïcide denkt. Tabel 38 Verdeling van de frequentie van zelfmoordgedachten naar studieniveau
Schoolniveau: ASO TSO KSO BSO BUSO Zelfmoordgedachten Dagelijks 1.5% 1.4% 1.0% 3.1% 41.2% Meerdere keren per week 0.8% 0.7% 2.0% 2.1% 0% 1 keer per week 1.1% 0.3% 1.0% 1.0% 0% Meerdere keren per maand 2.7% 2.1% 4.0% 4.8% 5.9% Meerdere keren per jaar 13.1% 18.5% 21.6% 13.2% 5.9% Nooit 80.8% 77.0% 70.4% 75.8% 47.0% TOTAAL (N = 1883) 950 291 102 523 17
Van de jongeren die wel eens aan suïcide denken, houdt meer dan de helft dit voor zich. Is dit uit angst? Om anderen er niet mee te storen? Hoe serieus nemen ze zelf hun eigen gedachten? Hoe dringend vinden ze de ideeën die in hun hoofd rondspoken? Als ze hun gedachten delen is het vooral aan mensen die ze vertrouwen. Ruim zeven procent van de ondervraagden is minder selectief om hun ideeën over zelfdoding te vertellen.
- 45 -
Tabel 39 Verdeling van de frequentie van communicatie over zelfmoordgedachten
Weet iemand van jouw zelfmoordgedachten
Percentage
Niemand 55.8% Een paar mensen die ik vertrouw 36.8% Verschillende mensen om me heen weten het
2.8%
Ik vertel het vrijwel iedereen 4.6% TOTAAL (N = 459) 100%
Nette (16 jaar): “Zelfmoord is niet echt een taboeonderwerp bij jongeren, maar je praat er ook niet gemakkelijk over. Op het schoolplein alleszins niet. Je zegt niet tussen de soep en de patatten: ‘Zullen we er eens over babbelen.’” Uitgesmeerd over de tijd blijkt dat ruim zes op de tien respondenten zowel vroeger als nu nooit aan suïcide denken. Bijna twintig procent heeft dat vroeger wel gedaan, maar is daar nu kennelijk overheen. Daar staat tegenover dat ongeveer een op de tien nu er veel aan denkt, evenals of zelfs meer dan vroeger. Tabel 40 Verdeling van de frequentie van zelfmoordgedachten vroeger en nu
Zelfmoordgedachten in het verleden en nu
Percentage
Vroeger wel, nu niet meer 19.8% Vroeger veel, nu nog amper 8.3% Vroeger veel en nu nog altijd veel 1.9% Vroeger nooit, tegenwoordig wel 5.1% Vroeger een beetje, tegenwoordig veel meer
2.8%
Nee, nooit gedaan en nu ook niet 62.1% TOTAAL (N = 1905) 100%
Welke invloed heeft leeftijd op deze cijfers? Nauwelijks. 18-‐ en 19-‐jarigen (1993) denken er iets vaker aan. Jongeren die in 1997 en 1998 zijn geboren (en nu ongeveer 14, 15 jaar zijn) denken er iets meer aan dan vroeger: respectievelijk 8.1 procent en 6.0 procent.
- 46 -
Tabel 41 Verdeling van de frequentie van zelfmoordgedachten vroeger en nu naar leeftijd
Schoolniveau: 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 Zelfmoordgedachten in het verleden en nu
Vroeger wel, nu niet meer 20.0% 26.9% 21.7% 18.9% 18.9% 19.4% 10.0% Vroeger veel, nu nog amper 8.0% 8.1% 9.1% 9.6% 8.0% 7.3% 12.0% Vroeger veel en nu nog altijd veel 4.0% 1.9% 1.6% 2.0% 1.7% 0.4% 4.0% Vroeger nooit, tegenwoordig wel 4.0% 5.6% 3.9% 4.8% 4.6% 8.1% 6.0% Vroeger een beetje, tegenwoordig veel meer
0.0% 3.8% 1.6% 3.5% 2.2% 2.9% 4.0%
Nee, nooit gedaan en nu ook niet 64.0% 53.7% 62.1% 61.2% 64.7% 61.9% 64.0% TOTAAL (N = 1883) 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
Een op de twintig jongeren heeft ooit een suïcidepoging gedaan. Nog eens vijf procent heeft het meerdere keren geprobeerd. Negen op de tien nog nooit. Tabel 42 Verdeling van de frequentie van zelfmoordpogingen
Zelfmoordpoging gedaan Percentage Een keer 5.2% Twee keer 2.2% Drie keer 0.9% Meer dan drie keer 1.9% Nooit 89.8% TOTAAL (N = 1913) 100%
Gitta (16 jaar): “Zelfmoord komt veel voor in het leven van jongeren. Veel meer dan volwassenen denken. Op mijn Facebook kom ik het regelmatig tegen, en zoveel vrienden heb ik niet op Facebook. Je hoort er weliswaar veel over in de media, maar het is zeker wel waar.” Fleur (16 jaar): “Aan zelfmedelijden heb je niet zoveel. Je leeft maar een keer en als je de hele tijd zelfmedelijden gaat hebben… Iedere dag kan je laatste zijn, dan kun je er maar beter het beste eruit halen. Oude koeien uit sloot halen, dat kan iedereen. Je moet positief zijn.” Peter Adriaenssens: "In het gros van de gevallen blijkt aandacht het gouden medicijn te zijn. Elk jaar komen in de crisisopvang van Gasthuisberg een honderdtal jongeren terecht met suïcidegedrag. Bijna 70 procent van hen herpakt zich binnen de 24 uur." (Knack, jaarg. 42, nr. 41, 16 oktober 2012, p. 68.)
- 47 -
Meer dan vier op de tien respondenten vertelt niemand dat ze ooit een suïcidepoging hebben ondernomen. Een iets groter aantal vertelt dat enkel aan mensen die ze vertrouwen. Ruim zeven procent deelt het aan vrijwel iedereen mee. Het heeft er alle schijn van dat ze op zoek zijn naar aandacht. Die hunkering naar aandacht wordt wel eens negatief beschouwd, maar iedereen heeft behoefte aan en recht op aandacht van anderen. Tabel 43 Verdeling van de frequentie van het delen van zelfmoordpogingen
Weet iemand van zelfmoordpoging? Percentage Nee, niemand 42.9% Een paar mensen die ik kan vertrouwen 46.4% Verschillende mensen om mij heen 3.4% Ik vertel het vrijwel iedereen 7.3% TOTAAL (N = 233) 100%
Seth (17 jaar): “Je hebt volwassenen en volwassenen. Zienswijze kan heel verschillend zijn. Je hebt volwassenen die nog kinderen zijn. Die ga ik niet zo snel vertrouwen. Soms kan praten tegen een volkomen vreemde erg opluchten.” Van de respondenten die wel eens een suïcidepoging hebben ondernomen, heeft minder dan de helft na afloop gepraat over deze ervaring. Tabel 44 Verdeling van het bewust praten over een suïcidepoging
Heb je met iemand gepraat over je suïcidepoging? Ja 44.1% Nee 55.9% TOTAAL (N = 229) 100%
Van de jongeren die niet praatten over hun suïcide-‐ervaringen (55.9 procent) wilde 78 procent dit ook niet. Voor vier op de vijf respondenten was het met andere woorden een vrije keuze om te weigeren daarover te praten. Tabel 45 Verdeling van het verlangen om te praten over een suïcidepoging
Heb je daar met iemand over willen praten? Ja 22.0% Nee 78.0% TOTAAL (N = 155) 100%
- 48 -
Ingrid De Jonghe, TEJO, een eerstelijnshulp: "Veel zou te maken hebben met hun omgeving en hun veerkracht. Als ze vastlopen in hun eigen gedachten en niet langer in staat zijn om hun problemen van een andere kant te bekijken, kan het gevaarlijk worden. Zeker als de relatie met de volwassenen om hen heen niet erg goed is. En dat is bij velen net het probleem." (Knack, jaarg. 42, nr. 41, 16 oktober 2012, p. 66.) Silke, 16 jaar: "Het is voor mij belangrijk dat ik het gevoel krijg dat ouders en volwassenen naar mij luisteren. Het gevoel dat ik steun krijg. Zodat het niet aanvoelt alsof ik tegen muren zit te praten. Mijn ouders kunnen dat gelukkig goed en appreciëren mijn mening." (Krax+, jaarg. 1, nr. 2, oktober/november 2012, p. 43.) Negen op de tien jongeren weet dat ze als ze denkt aan suïcide terecht kan bij professionele hulpverleners. Toch is de stap om naar een dokter of een therapeut te gaan voor tweederde van de ondervraagden moeilijk. Bijna de helft van de respondenten kent iemand die ooit uit het leven is gestapt. Bijna zes op de tien jongeren kan begrip voor zo'n beslissing opbrengen. 93 procent van de jongeren zag in een suïcide in zijn of haar omgeving geen stimulans om ook die oplossing te kiezen. Tabel 46 Verdeling van uitspraken over een suïcide
Ja Nee Totaal Uitspraken rond zelfdoding Weet je dat je bij professionele hulpverlening terecht kunt als je met zelfmoordgedachten zit?
89.1% 10.9% N = 1880
Zou je zelf naar een dokter of (psycho)therapeut gaan als je gedachten hebt aan zelfmoord?
35.3% 64.7% N = 1859
Ken je iemand die zelfmoord heeft gepleegd? 45.4% 54.6% N= 1872
Heb je begrip voor jongeren die zelfmoord plegen? 57.8% 42.2% N = 1731
Toen er iemand in jouw omgeving zelfmoord had gepleegd dacht je toen gemakkelijker om het zelf ook te doen?
6.9% 93.1% N = 1776
Nel (17 jaar): “Ik word er echt hysterisch van als mensen zelfmoord plegen. Je hebt er zelf geen last van, maar mensen om jou heen moeten ermee leren leven. Ook de praktische zaken, het kost zoveel geld. Sommige mensen kunnen echt in de schulden raken.”
- 49 -
Rouwen Tot nu toe hebben we het vooral over verlieservaringen gehad. Hoe voelen jongeren zich als ze iets of iemand verliezen? De volgende stap is om er iets constructiefs mee te doen, zodat ze niet blijven hangen in de mineur van de verlieservaring. Met andere woorden, hoe gaan jongeren om met verlies? Wat is de betekenis van rouwen voor onze 2000 respondenten? Op de simpele vraag "Zit je wel eens met vragen over verlieservaringen?" antwoordt meer dan een derde bevestigend. De meerderheid lijkt er niet wakker van te liggen. Tabel 47 Verdeling van vragen over verlieservaringen
Wel eens vragen over verlieservaringen? Ja 37.2% Nee 62.8% TOTAAL (N = 1909) 100%
In het onderzoeksrapport Hip Hip Happy uit 2007 werd de vraag gesteld: "Heb jij soms vragen over verlies?" Een op de vijf jongeren antwoorden bevestigend. Dat aantal is gestegen. Meer jongeren hebben vragen over verlies: namelijk meer dan een derde in 2012. (zie: Hip Hip Happy. Het Onderzoeksrapport, In Petto, Berchem, 2007, p. 63.) Tabel 48 Verdeling van vragen over verlieservaringen (in 2007)
Wel eens vragen over verlieservaringen? 2007 2012 Ja 20.8% 37.2% Nee 79.2% 62.8% TOTAAL (N = 1909) (N = 874) 100% (N = 1909) 100%
Als we de bovenstaande vraag verdelen over de twee geslachten blijken meisjes vaker informatie te willen over verlieservaringen dan jongens. Vier op de tien meisjes tegenover drie op de tien jongens. Tabel 49 Verdeling van vragen over verlieservaringen naar geslacht
Wel eens vragen over verlieservaringen? Jongen Meisje Ja 31.8% 41.6% Nee 68.2% 58.4% TOTAAL (N = 1871) 100% 100%
Dezelfde vraag nogmaals maar nu verdeeld over de verschillende studieniveaus. KSO-‐leerlingen blijken de grootste behoefte te hebben om meer te weten over verlieservaringen, bijna de helft. BUSO relatief weinig. Van de ASO'ers, TSO'ers en BSO'ers heeft iets minder dan vier op de tien vragen over verlieservaringen.
- 50 -
Tabel 50 Verdeling van vragen over verlieservaringen naar studieniveau
Wel eens vragen over verlieservaringen? ASO TSO KSO BSO BUSO Ja 37.1% 34.4% 46.1% 39.1% 11.8% Nee 62.9% 65.6% 53.9% 60.9% 88.2% TOTAAL (N = 1860) 100% 100% 100% 100% 100%
Hoe gaan jongeren om met verlies? Een reeks uitspraken geeft inzicht in het patroon van hoe jongeren verlies verwerken. Als jongeren erover praten, doen ze dat voornamelijk met mensen die ze vertrouwen. Humor blijkt een niet te onderschatten medicijn om over een verlieservaring heen te komen. Meer dan de helft van de respondenten zijn graag bij iemand, maar leven wel wat in zichzelf gekeerd. Zolang ze maar niet het gevoel hebben er alleen voor te staan. Bijna evenveel respondenten zetten een stapje in de wereld en leven zich uit om hun zinnen te verzetten. En om het nog diverser te maken ziet ruim vier op de tien niemand en sluit zich volledig af. Creativiteit wordt ook aangewend om een verlies te verwerken, door vier op de tien ondervraagden. Om hun verhaal te doen stappen jongeren eerder naar leeftijdgenoten dan naar volwassenen. Volgens de bijna 1900 respondenten is internet niet het meest geschikte middel om je verlieservaring mee te delen. Zou Facebook dan toch vooral bedoeld zijn om de positieve aspecten van het leven uit te vergroten? Toch is internet nog altijd populairder dan op zoek te gaan naar professionele hulp. Slechts vijf procent wilt zich daar aan wagen.
- 51 -
Tabel 51 Verdeling van de omgang met verlies
Ja Nee Totaal Hoe ga je om met verlies? Ik praat er alleen over met mensen die ik vertrouw 79.3% 20.7% N = 1903
Ik probeer zoveel mogelijk te lachen, humor helpt me om er overheen te komen
61.0%
39.0%
N = 1884
Ik ben het liefst samen met iemand, maar ik leef wel wat in mezelf gekeerd
48.7%
51.3%
N = 1880
Ik zet een stapje in de wereld, ik leef me uit 45.6% 54.4% N = 1874
Ik blijf het liefst alleen en ben verdrietig 42.9% 57.1% N= 1879
Ik probeer mij creatief te uiten 40.7% 59.3% N = 1889
Ik praat er over met leeftijdgenoten 39.0% 61.0% N = 1879
Ik praat er over met volwassenen 33.5% 66.5% N = 1878
Ik doe meer dan gewoonlijk aan sport 25.3% 74.7% N = 1891
Ik praat er met anderen over, eender wie 23.1% 76.9% N = 1879
Ik zoek hulp op internet 8.4% 91.6% N = 1894
Ik zet het op mijn Facebook-‐pagina 7.4% 92.6% N = 1880
Ik zoek professionele hulp (KJT, JAC, therapeut) 5.7%
94.3%
N = 1884
In het onderzoeksrapport Hip Hip Happy (2007) werden drie van de bovenstaande onderwerpen ook aangesneden. Over hun verlieservaringen praatten de helft van de toenmalige respondenten soms tot vaak. Relatief weinig jongeren zonderden zich volledig af en probeerden het verlies op eigen kracht te verwerken. In tabel 51 blijkt dat half om half te zijn. Creatief uiten van je verdriet is een kunst die relatief weinig jongeren onder de knie hebben. De helft doet het nooit. Nog geen 20 procent doet het vaker. In tabel 51 (2012) zijn dat er iets meer geworden: vier op tien. (zie: Hip Hip Happy. Het Onderzoeksrapport, In Petto, Berchem, 2007, p. 69.) Tabel 52 Verdeling van de omgang met verlies (in 2007)
Hoe ga je om met verlies? Ik praat erover met anderen
Ik sluit me af van iedereen en hou het verlies voor
mezelf
Ik teken en schrijf over het verlies
Nooit 10.3% 30.0% 49.3% Bijna nooit 16.5% 23.6% 14.3% Soms 32.5% 24.6% 17.6% Vaak 22.2% 11.0% 7.9% Heel vaak 9.9% 6.8% 5.6% Altijd 8.6% 4.0% 5.3% TOTAAL (N = 874) 100% 100% 100%
In het onderzoeksrapport Hip Hip Happy (2007) was de hulpverlener (net als nu, zie: tabel 49) ook al niet populair. Enige nuance is hier op z'n plaats: "Als je vragen hebt over verlies,
- 52 -
kan je dan terecht bij..." De vraag is hoe de jongeren dit 'kan' hebben geïnterpreteerd: als een mogelijkheid om dat te doen, of: als een (vrijblijvende) keuze om dat te doen? Niettemin is de tendens duidelijk: hulpverleners zijn niet snel het eerste aanspreekpunt van jongeren als ze een emotioneel probleem hebben. (zie: Hip Hip Happy. Het Onderzoeksrapport, In Petto, Berchem, 2007, p. 64.) Tabel 53 Verdeling van professionele hulp bij verlies (in 2007)
Als je vragen hebt over verlies, kan je dan terecht bij...
hulpverlener
Nooit 43.6% Bijna nooit 16.0% Soms 14.5% Vaak 11.1% Heel vaak 5.0% Altijd 9.8% TOTAAL (N = 874) 100%
ASO'ers hebben meer dan de andere studieniveaus de neiging om hun verlies in vertrouwen te bespreken. KSO'ers en BUSO-‐leerlingen verwerken dan weer meer dan hun andere leeftijdgenoten het verlies in zichzelf gekeerd. Het zal niemand verbazen dat de scholieren uit de kusntrichting zich significant meer richten op creativiteit om een uiting te geven aan hun emoties. BUSO'ers doen dit aanzienlijk minder dan de anderen. De Facebook-‐pagina is voor iedereen vooral een etalage om de mooie kanten van jezelf te laten zien. Alleen BUSO-‐leerlingen zetten hun verlieservaringen meer op Facebook dan de rest. Bijna een kwart van de ondervraagden doen dat. Tabel 54 Verdeling van de omgang met verlies naar studieniveau
ASO TSO KSO BSO BUSO Hoe ga je om met verlies? (Antwoord met ‘ja’)
Ik praat er alleen over met mensen die ik vertrouw
84,0% 78.0% 74.8% 74.8% 74.8%
Ik ben het liefst samen met iemand, maar ik leef wel wat in mezelf gekeerd
43.9%
41.5%
52%
40.3%
52.9%
Ik probeer mij creatief te uiten 37.8% 37.4% 62.7% 43.4% 29.4%
Ik praat er over met leeftijdgenoten 46.1% 33.4% 35.0% 31.6% 35.3%
Ik sluit me van iedereen af en hou het verlies voor mezelf
24.9%
25.8%
28.7%
29.2%
35.3%
Ik praat er met anderen over, eender wie 20.5% 27.0% 15.5% 27.1% 29.4%
Ik zet het op mijn Facebook-‐pagina 6.0% 7.4% 5.9% 10.0% 23.5%
- 53 -
Hoe gaan jongeren om met rouw? We hebben enkele losse, op zichzelfstaande uitspraken op een rij gezet. 86 procent van de ondervraagden vindt het belangrijk dat ze een overleden persoon blijven herdenken. Bijna driekwart van de jongeren kan bevriend blijven met een ex-‐lief. Daar staat tegenover dat 22 procent de spullen van een ex-‐lief heeft weggegooid. In een rouwperiode gaat 55 procent gewoon naar school, om de structuur in hun leven te behouden. De helft vindt het bestaan van een digitaal graf een goede uitvinding. Vier op de tien respondenten zou meer initiatief van de leerkracht willen zien na een ernstige gebeurtenis in het leven van leerlingen. Eenderde van de ondervraagde jongeren vindt het normaal dat hun leeftijdgenoten flink uitgaan als iemand uit de omgeving is overleden. Nog geen vijftien procent van de ondervraagden vindt dat er een landelijke website moet komen om verlieservaringen te delen. Tabel 55 Verdeling van rouwverwerking Ja Nee Totaal Uitspraken rond rouwen Ik vind het belangrijk om iemand te blijven herdenken als die persoon is overleden.
86.0% 14.0% N= 1897
Ik kan bevriend blijven met een ex-‐lief en accepteren dat de relatie gedaan is.
73.1% 26.9% N = 1820
Bij een verlieservaring ga ik graag gewoon naar school, zodat mijn dagelijkse ritme niet doorbroken wordt.
55.7% 44.3% N = 1865
Ik vind een digitaal graf een goede uitvinding. (Een digitaal graf is een eigen website of een Facebookpagina die blijft bestaan na iemands dood zodat nabestaanden daar herinneringen kunnen blijven ophalen en delen aan de overleden persoon.)
51.3% 48.7% N = 1870
Ik zou het prettig vinden als de leerkracht ons beter zou kunnen begeleiden als er iets ergs gebeurt in ons leven of op school.
42.0% 58.0% N = 1869
Ik vind het normaal dat jongeren flink uitgaan als iemand uit hun omgeving is overleden.
33.7% 66.3% N = 1855
Als ik iets/iemand verlies, kan ik mij daar gemakkelijk overheen zetten.
27.7% 72.3% N = 1855
Toen het gedaan was met mijn lief heb ik al zijn/haar spullen weggegooid.
22.1%
77.9%
N = 1826
Ik vind dat er een landelijke site moet zijn om je verlieservaringen te kunnen delen.
14.5% 85.5% N = 1861
- 54 -
Thomas (16 jaar): “Onze klastitularis wilde iets moois maken voor C., die zelfmoord had gepleegd. Hij wilde dingen doen voor haar ouders, een fotoboek maken. Er zijn veel leraren die over de dood willen praten. Maar soms is het ook te veel. Soms wil ik dat ze er ook over stoppen. Het is natuurlijk super van zo’n school, maar je kan er ook over gaan.” Priem (18 jaar): “Naar aanleiding van het busongeluk van onlangs: het wordt allemaal zo opgeblazen door de media. Het is natuurlijk erg, maar dat zo’n hele media meegaat is onzin natuurlijk. Voor ons ging het leven gewoon door. Voor die mensen die hun kinderen hebben verloren lijkt het me verschrikkelijk als de media daar dagen bovenop springt.” David (15 jaar): “Van onderwerpen maken ze iets groter dan het is. Om er geld aan te verdienen, omdat ze weten dat mensen willen lezen. Lijkenpikkers. Kijk eens naar Michael Jackson. Toen hij stierf is er zoveel aandacht aan besteed en hebben ze zijn muziek allemaal weer opnieuw uitgebracht. Sommige mensen hebben echt geen geweten. Rouwen en tranen hebben dan ook helemaal geen waarde meer.” Driekwart van de respondenten vindt dat ze niet te jong is om te rouwen. Bijna de helft (45 procent) vindt zelfs dat er meer aandacht aan besteed zou moeten worden. Maar nog meer, 55 procent, vindt rouwen vervreemdend, alsof mensen zichzelf niet zijn. De helft vindt de rouwverwerking onnodig, het leven gaat immers door. Iets meer dan vier op de tien is bang om in een depressie te vallen als ze gaan rouwen. Tabel 56 Verdeling van hoe jongeren tegenover rouwen staan
Akkoord Niet akkoord
Totaal
Wat vind je van rouwen? Past niet bij mij, daar ik ben veel te jong voor 24.1% 75.9% N= 1855 Erg nuttig, de maatschappij zou er meer tijd en aandacht aan moeten besteden
44.5% 55.5% N = 1844
Vreemd, mensen zijn zichzelf dan niet 55.7% 44.3% N = 1849 Onnodig, het leven gaat door en dat is goed 51.3% 48.7% N = 1870 Gevaarlijk, voor je het weet raak je in een depressie 42.0% 58.0% N = 1869 De algemene tendens is dat meisjes opener staan voor het rouwproces. Zij hebben ook iets meer tijd nodig om een verlieservaring te verwerken. Een fractie meer meisjes is beducht om het gevaar in een depressie te komen door te rouwen.
- 55 -
Tabel 57 Verdeling van hoe jongeren tegenover rouwen staan naar geslacht
Jongen Meisje Totaal Wat vind je van rouwen? Akkoord Past niet bij mij, daar ik ben veel te jong voor 28.4% 20.5% N= 1836
Erg nuttig, de maatschappij zou er meer tijd en aandacht aan moeten besteden
42.6% 46.2% N = 1824
Vreemd, mensen zijn zichzelf dan niet 37.0% 38.7% N = 1830
Belangrijk, ik heb nu eenmaal tijd nodig om een verlieservaring te verwerken
64.9%
76.7%
N = 1834
Onnodig, het leven gaat door en dat is goed 31.0% 22.7% N = 1807
Gevaarlijk, voor je het weet raak je in een depressie 31.8% 33.9% N = 1750
- 56 -
De vragenlijst
Onderzoek Lost and Found -‐ In Petto
Welk type ben jij? Hoe ga jij om met Verlies?
Er zijn zoveel verschillende mensen die allemaal op hun eigen manier met verlies omgaan. Wij willen graag weten hoe jij dat doet: hoe ga jij met verlies om? Vul de vragenlijst in en
ontdek zelf wat voor type jij bent. Het invullen kost ongeveer 10 minuten.
Lees de vragen goed. Het allerbelangrijkste is dat je de vragen eerlijk beantwoordt. Iedereen doet de dingen op zijn eigen manier. Als je twijfelt bij een vraag, vul dan in wat het eerste in
je op komt.
Wat kan ik allemaal verliezen? 1/35 Heb je wel eens het gevoel dat je iets/iemand zo erg mist dat het je verdriet doet? Hoe vaak overkomt jou dit?
Dagelijks
Meerdere keren per week
1 keer per week
Meerdere keren per maand
Meerdere keren per jaar
Nooit
2/35 Waar denk je aan als je het woord ‘verlies’ hoort?
Ja Nee
Aan een verloren match Aan een huisdier dat is overleden Aan eer/trots die is aangetast Aan de scheiding van ouders
- 57 -
Ja Nee
Aan dat je geen kind meer bent en dus ook niet meer dezelfde dingen mag doen als een paar jaar geleden
Aan dat het uit is met je lief Aan een (groot)ouder die is gestorven Aan een duur eigendom dat je bent kwijtgeraakt Aan dat je bent blijven zitten of zwaar gezakt bent voor een examen
Aan je oude school of huis of stad of land dat je door een verhuizing hebt moeten verlaten
Aan een bekende die zelfmoord heeft gepleegd Aan een ernstige ziekte, handicap of afwijking 3/35 Welke verlieservaring heb jij al in je leven gehad?
Ja Nee
Je hebt een match verloren Een huisdier is overleden Je eer/trots is aangetast Je ouders zijn niet meer samen Een (groot)ouder of ander familielid is gestorven Je bent geen kind meer en dus mag je ook niet meer dezelfde dingen doen als een paar jaar geleden
Je relatie is uit Je bent een duur eigendom kwijtgeraakt Je bent blijven zitten of zwaar gezakt voor een examen Je hebt je oude school, huis, stad, land door verhuizing moeten verlaten
Iemand die je kent heeft zelfmoord gepleegd Je bent ernstig ziek of hebt een handicap/afwijking
Iets anders, zoals…
4/35 Ben je bang om iets/iemand te verliezen? Kies één van de volgende mogelijkheden
Voortdurend bang
vaak bang
- 58 -
soms bang
bijna nooit bang
nooit bang
Anders
Zoals je daarnet gelezen hebt, zijn er vele redenen om ‘verlies’ te voelen. We zoomen nu in op een paar van die verschillende soorten verlieservaringen. Beantwoord de vragen zoals jij ze aanvoelt.
Ik ben geen kind meer: heerlijk of toch ook jammer? 5/35 Met welke van de volgende stellingen ben je akkoord?
Ja Nee
Ik speel stiekem nog wel eens een spelletje of met speelgoed waar ik eigenlijk al te oud voor ben.
Ik schaam me er wel eens voor dat ik met dat spelletje/speelgoed speel terwijl ik eigenlijk daar te oud voor ben.
Ik ben soms wel droevig om de jaren die achter mij liggen en die niet meer terug komen.
Als ik terugdenk aan de gelukkige momenten uit mijn jeugd, dan voel ik me altijd blij.
Ik vind het niet leuk, al die veranderingen in mijn leven doordat ik in de puberteit zit (zoals lichaamsveranderingen, onbegrip van andere mensen, stemmingswisselingen, verwarring…).
Wat als ik geen spullen meer kan kopen? 6/35 Met welke van de volgende stellingen ben je akkoord?
Ja Nee
Het is erg belangrijk voor mij om geld te hebben. Ik ervaar het als een verlies als ik niet mee kan doen met anderen omdat ik geen geld heb (een iPod, merkkleding hebben, naar feestjes of dure clubs gaan…).
Ik heb mezelf wel eens in de schulden gestoken om aan
- 59 -
Ja Nee
geld te komen.
Ik heb wel eens (orale) seks gehad in ruil voor geld of iets anders.
Ik heb wel eens meegemaakt dat ik op school of bij mijn vrienden niet meer meetelde omdat ik geen geld meer had.
Ik voelde mij slecht toen ik niet meer meetelde bij mijn vrienden omdat ik iets niet kon betalen.
Hoe zou het zijn op de plek waar ik vandaan kom?
7/35 Ben je wel eens verhuisd?
Ja, vanuit een andere wijk
Ja, vanuit een andere gemeente
Ja, vanuit een andere provincie
Ja, vanuit een ander land
Nee, nog nooit ga naar vraag 9/35
8/35 Met welke van de volgende stellingen ben je akkoord?
Ja Nee
Niet van toepassing
Toen ik verhuisde heb ik iemand/iets dierbaars moeten achterlaten en ik mis die persoon/dat nog altijd.
Ik vind het tof om in twee verschillende culturen te leven.
Ik mis de plaats (land, stad, wijk, straat, school…) waar ik vandaan kom.
Hoe is het om te blijven zitten? 9/35 Ben je ooit op school blijven zitten?
Ja ga naar vraag 10/35
- 60 -
Nee ga naar vraag 12/35 10/35 Hoe lang heb je daar een rotgevoel aan overgehouden?
Meer dan 5 jaar
Tussen 3 en 5 jaar
Tussen 1 en 3 jaar
Tussen een half en 1 jaar
Tussen een maand en een half jaar
Tussen een week en een maand
Helemaal niet ga naar vraag 12/35
11/35 Waarom had/heb je een rotgevoel?
Ik miste mijn vrienden.
Ik voelde mij dommer dan mijn leeftijdgenoten.
Ik verveelde me doordat ik de lesstof al eens gezien had.
Mijn ouders klaagden over mij, omdat ik was blijven zitten.
Ik zat allemaal tussen klasgenoten die voelbaar jonger waren en mij niet begrepen.
Ik werd gepest.
Iets anders,…
Ik en mijn ouders
12/35 Met deze vraag willen we graag weten of je ouders nog samen zijn. Duid aan wat het best op jouw situatie van toepassing is.
Mijn ouders zijn meer dan 10 jaar uit elkaar
Tussen 5 en 10 jaar uit elkaar
Tussen 3 en 5 jaar uit elkaar
Tussen 1 en 3 jaar uit elkaar
- 61 -
Tussen een half jaar en 1 jaar uit elkaar
In het laatste half jaar zijn ze uit elkaar gegaan
Ze zitten midden in een scheiding
Ze zijn samen ga naar vraag 14/35
13/35 Met welke van de volgende stellingen ben je akkoord?
Ja Nee
Mijn ouders waren begripvol voor mij toen ze gingen scheiden. Ik hoop stiekem dat mijn ouders nog bij elkaar komen. De nieuwe partner van mijn ouder ga ik liever uit de weg. Sinds mijn ouders gescheiden zijn, haal ik slechtere punten op school.
Sinds mijn ouder(s) een nieuwe partner hebben/heeft, vind ik dat ik minder aandacht krijg.
Sinds mijn ouders uit elkaar zijn heb ik een betere band met mijn ouders.
Mijn ouders zijn gescheiden en daarom denk ik dat ik later ook ga scheiden of moeite ga hebben om een langdurige relatie te houden.
Sinds mijn ouders zijn gescheiden twijfel ik meer aan de relatie met mijn lief.
Ik voel mij schuldig over de scheiding van mijn ouders.
Hoe zou de wereld er uitzien zonder mij? 14/35 Denk je wel eens aan zelfmoord?
Dagelijks
1 keer per week
Meerdere keren per week
Meerdere keren per maand
Meerdere keren per jaar
Nee, nooit ga naar vraag 16/35
15/35 Weet iemand dat je dit denkt?
- 62 -
Nee, niemand
Een paar mensen die ik kan vertrouwen
Verschillende mensen om mij heen weten het
Ik vertel het vrijwel iedereen
16/35 Heb je ooit al eens aan zelfmoord gedacht?
Vroeger wel, nu niet meer
Vroeger veel, nu nog amper
Vroeger veel en nu nog altijd veel
Vroeger nooit, tegenwoordig wel
Vroeger een beetje, tegenwoordig veel meer
Nee, nooit gedaan en nu ook niet
17/35 Heb je zelf wel eens een poging gedaan?
één keer
twee keer
drie keer
meer dan drie keer
nooit ga naar vraag 21/35
18/35 Weet iemand dat je een poging hebt gedaan?
Nee, niemand
Een paar mensen die ik kan vertrouwen
Verschillende mensen om mij heen weten het
Ik vertel het vrijwel iedereen
19/35 Heb je daar ook met iemand over kunnen praten?
Ja ga naar vraag 21/35
- 63 -
Nee
20/35 Zo nee, had je daar graag over willen praten?
Ja
Nee
21/35 Antwoord met ja/nee
Zo pak ik dat aan! 22/35 Heb je wel eens vragen over verlieservaringen?
Ja
Nee ga naar vraag 24/35
23/35 Als je vragen hebt over verlies naar wie ga je dan?
Ouders
Broers en/of zussen
Andere familieleden
Goede vriend(in)
Lief
Leerkracht
CLB
Ja Nee
Weet je dat je bij professionele hulpverlening terecht kunt als je met zelfmoordgedachten zit?
Zou je zelf naar een dokter of (psycho)therapeut gaan als je gedachten hebt aan zelfmoord?
Ken je iemand die zelfmoord heeft gepleegd? Heb je begrip voor jongeren die zelfmoord plegen? Toen er iemand in jouw omgeving zelfmoord had gepleegd dacht je toen gemakkelijker om het zelf ook te doen?
- 64 -
Hulpverleners (dokter, therapeut, JAC, JIP, KJT, zelfmoordlijn…)
Informatiesite of een forum op internet
Iemand anders, zoals…
24/35 Hoe ga jij om met verlies?
Ja Nee
Ik praat er met anderen over, eender wie Ik doe enorm veel aan sport (zelfs meer dan gewoonlijk). Ik blijf het liefst alleen en ben verdrietig. Ik praat er alleen over met mensen die ik vertrouw Ik probeer mij creatief te uiten, zoals muziek, schrijven, schilderen, fotograferen…
Ik sluit me van iedereen af en hou het verlies voor mezelf Ik zet het op mijn Facebook-‐pagina Ik ben het liefst samen met iemand, maar ik leef wel wat in mezelf gekeerd.
Ik zoek professionele hulp (KJT, JAC, therapeut…) Ik praat er over met leeftijdgenoten Ik zoek hulp op internet Ik probeer zoveel mogelijk te lachen, humor helpt me om er overheen te komen.
Ik praat er over met volwassenen Ik zet een stapje in de wereld, ik leef me uit.
Iets anders, zoals…
25/35 Met welke van de volgende stellingen ben je akkoord?
Ja Nee
Als ik iets/iemand verlies, kan ik mij daar gemakkelijk overheen zetten.
Toen het gedaan was met mijn lief heb ik al zijn/haar spullen weggegooid.
Ik vind een digitaal graf een goede uitvinding. (Een digitaal graf is een eigen website of een Facebookpagina die blijft bestaan na iemands dood zodat nabestaanden daar herinneringen kunnen blijven ophalen en delen aan de
- 65 -
Ja Nee
overleden persoon.)
Ik vind het belangrijk om iemand te blijven herdenken als die persoon is overleden.
Ik vind het normaal dat jongeren flink uitgaan als iemand uit hun omgeving is overleden.
Ik kan bevriend blijven met een ex-‐lief en accepteren dat de relatie gedaan is.
Ik zou het prettig vinden als de leerkracht ons beter zou kunnen begeleiden als er iets ergs gebeurt in ons leven of op school.
Bij een verlieservaring ga ik graag gewoon naar school, zodat mijn dagelijkse ritme niet doorbroken wordt.
Ik vind dat er een landelijke site moet zijn om je verlieservaringen te kunnen delen.
26/35 Wat vind je van rouwen?
Akkoord
Niet Akkoord
Past niet bij mij, daar ik ben veel te jong voor Erg nuttig, de maatschappij zou er meer tijd en aandacht aan moeten besteden
Vreemd, mensen zijn zichzelf dan niet Belangrijk, ik heb nu eenmaal tijd nodig om een verlieservaring te verwerken
Onnodig, het leven gaat door en dat is goed Gevaarlijk, voor je het weet raak je in een depressie
We zijn bijna klaar. Nog een paar vragen over jezelf: 27/35 Je bent een:
meisje
jongen
28/35 Je geboortejaar is…? Datum:
- 66 -
29/35 Postnummer van je woonplaats is…? Postcode: 30/35 Wat past best voor de plaats waar jij woont?
Ik woon midden in een grootstad
Ik woon aan de rand van een grootstad
Ik woon midden in een stad
Ik woon aan de rand van een stad
Ik woon in een kleine gemeente
Ik woon in een dorp op het platteland
31/35 Wat is jouw studieniveau?
ASO
TSO
KSO
BSO
BUSO
Deeltijds
32/35 Bij wie woon je?
Bij één van mijn ouders en zijn/haar nieuwe partner
Samen met vriend(in)
Alleen
Instelling
Afwisselend bij één van mijn ouders
Bij één van mijn ouders
Bij mijn beide ouders
- 67 -
Bij een ander familielid (oom, tante, grootouders) of voogd
33/35 Hoeveel kinderen zijn er in jouw gezin? aantal kinderen: 34/35 Wat is jouw nationaliteit? Vink hieronder aan wat het beste bij jou past.
Ik ben Belg sinds mijn geboorte net zoals mijn ouders
Ik ben Belg maar heb ook nog een andere nationaliteit
Ik ben later Belg geworden
Ik ben geen Belg
35/35 Waar zijn je ouders geboren?
Mijn beide ouders zijn geboren in België
Mijn beide ouders zijn geboren in het buitenland
Eén van mijn ouders is geboren in België, de andere in het buitenland.
Dit was de laatste vraag. Viel het mee? Misschien kwamen bij sommige vragen sombere gevoelens naar boven. Misschien wil je je verhaal aan iemand kwijt. Dat kan. Je kunt het zeggen tegen je leraar of lerares of iemand van het CLB. Je kunt ook naar het JAC gaan. www.jac.be Misschien bel of chat je liever. Kijk eens op www.kjt.org of bel 102. KJT is de Kinder-‐ en Jongerentelefoon. De mensen van KJT luisteren graag naar jouw verhaal. Daarbij luistert niemand mee, dus het is volledig privé. Wel zo veilig.
Bedankt voor je medewerking -‐ In Petto
Recommended