120
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO Pagina 1 van 120 Professionele bachelor Secundair onderwijs Departement Lerarenopleiding Academiejaar 2010-2011 2BR-Theorie: FITNESS Deel: Traumatologie 2PBSO Auteur(s): Wim De Boeck Dit cursusdeel is overgenomen uit: - Cavens, M. (2004). Traumatologie en letselpreventie [opleidingscursus basismodule fitness]. BLOSO - Staes, F. (2009). Preventie van sportletsels: een benadering gericht op de individuele atleet. Leuven: Acco. - Sip, W. (2010). Kracht en stabiliteitstraining: over training en revalidatie. Zeist: Kerckebosch bv. PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Traumatologi e

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 1 van 120

Professionele bachelor Secundair onderwijs

Departement Lerarenopleiding

Academiejaar 2010-2011

2BR-Theorie: FITNESS Deel: Traumatologie 2PBSO Auteur(s): Wim De Boeck Dit cursusdeel is overgenomen uit: - Cavens, M. (2004). Traumatologie en letselpreventie [opleidingscursus

basismodule fitness]. BLOSO

- Staes, F. (2009). Preventie van sportletsels: een benadering gericht op

de individuele atleet. Leuven: Acco.

- Sip, W. (2010). Kracht –en stabiliteitstraining: over training en revalidatie.

Zeist: Kerckebosch bv.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 2: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 2 van 120

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 3: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 3 van 120

Traumatologie

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 4: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 4 van 120

Inleiding

In het maatschappelijke leven is de rol van sport het laatste decennium wezenlijk

veranderd. Sportactiviteiten beoefenen wordt een normaal onderdeel van het dagelijkse

leefpatroon van steeds meer mensen. Die groei, zowel in aantal actieve deelnemers als in

belevingsintensiteit, leidt tot behoefte aan meer toegepaste en specifieke begeleiding van

de sporters. Het arbeidsterrein van de personal trainer strekt zich uit over het hele gebied

van de sport en omvat zowel recreatie -als wedstrijd –en/of prestatie –en/of topsport.

Zowel door topsporters als door mindere goden wordt de grens van de fysieke

belastbaarheid benaderd. Het optrekken van deze belastbaarheid is het doel van de

training.

Met het toenemen van de trainingsintensiteit die nodig is om het in alle niveaus van de

sportbeoefening stijgende prestatieniveau te bereiken, wordt steeds vaker de grens van

de belastbaarheid van het locomotorisch systeem bereikt, en in een aantal gevallen

overschreden. De zorg voor het locomotorisch systeem neemt daarom een essentiële

plaats in binnen de training van een atleet. De rol van de personal trainer bestaat erin

om, tijdens de post-revalidatie van de sporter, verschillende specifieke en functionele

oefeningen aan te bieden en te begeleiden zodat de sporter zo snel mogelijk zijn

sportactiviteiten kan hervatten.

In het eerste deel van de cursus wordt er heel algemeen bekeken welke 2 grote groepen

letsels er bestaan en wat hier de oorzaken van kunnen zijn. Verder wordt er in dit deel

een korte beschrijving gegeven van de verschillende manieren waarop men bij een letsel

de juiste diagnose kan stellen.

Deel II geeft een overzicht van de verschillende letsels aan de hand van hun weefseltype.

Eerst worden de meest voorkomende letsels in de fitnessruimte uitgeschreven en daarna

wordt er een beknopte beschrijving aangeboden van verschillende bijzondere

pathologieën waarmee een personal trainer in zijn carrière mee te maken zou kunnen

krijgen.

Het derde deel handelt over verschillende letsels over heel het lichaam. Hierin worden

enkele letsels beschreven die typerend zijn voor enkele lichaamsdelen. Ook hier weer

worden er letsels beschreven die de personal trainer in zijn praktijk wel eens kan

tegenkomen.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 5: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 5 van 120

In het laatste deel gaan we nog even kort in op de preventieve maatregelen die kunnen

getroffen worden door de sporter of door de personal trainer om de letsels tot een

minimum te beperken. Verder zal in dit deel door de studenten zelf een programma

worden opgemaakt waarin ze een fictieve atleet zullen begeleiden in zijn post-revalidatie.

Hierbij zullen ze hun kennis, vergaard door de cursus, en andere bronnen kunnen

gebruiken.

Het doel van de cursus is de cursisten kennis bij te brengen van de verschillende letsels

en traumatologie van de sport. Verder wordt er van de cursisten verwacht om deze kennis

om te zetten naar de praktijk in de vorm van aangepaste trainingsschema‟s in overleg met

andere betrokken partijen.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 6: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 6 van 120

Inhoudstafel

Inleiding 4

Inhoudstafel 6

Referenties 10

Deel I Sportletsels algemeen 12

Hoofdstuk 1: Wat zijn sportletsels? 12

Hoofdstuk 2: Oorzaken van sportletsels 13

2.1 Persoonsgebonden/intrinsieke factoren 14

2.1.1 Lichamelijke factoren 14

2.1.2 Gedragsfactoren 15

2.2 Omgevingsgebonden/extrinsieke factoren 16

2.2.1 Persoonlijk sportuitrusting 16

2.2.2 Externe factoren 16

2.2.3 Menselijke factoren 17

2.2.4 Sportspecifieke factoren 17

2.3 Conclusie 18

Hoofdstuk 3: Diagnose van sportletsels 18

3.1 Acute letsels 18

3.2 Chronische letsels 19

3.3 Technische onderzoekingen 19

3.3.1 Röntgenonderzoek en computertomografie 19

3.3.2 Isotopenscan 21

3.3.3 Echografie 22

3.3.4 Thermografie 22

3.3.5 Nucleaire magnetische resonantie 23

3.3.6 Elektromyografie 24

3.3.7 Artroscopie 25

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 7: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 7 van 120

Deel II: Letsels naar weefseltype 27

Hoofdstuk 1: Meest voorkomende sportletsels in de fitness –en aerobicsruimte 27

1.1 Musculotendineuze letsels 27

1.1.1Chronische musculotendineuze letsels 27

1.1.1.1Oorzaken van chronische peesontstekingen 28

1.1.2 Acute musculotendineuze letsels 34

1.1.2.1 Distraction strain 34

1.2 Contusion strain 35

1.3 Myositis ossificans 38

Hoofdstuk 2: Bijzonder pathologieën 39

2.1 Ligamentaire letsels 39

2.2 Gewrichtsletsels 44

2.2.1 Biomechanische functionele eenheid 44

2.2.2 Biologische functionele eenheid 44

2.2.3 Gewrichtsbandletsel 45

2.3 Fracturen 46

2.3.1 Letsels aan de groeikraakbeenschijven 46

2.3.2 Afrukkingsfracturen 48

2.3.3 Stressfracturen 49

2.3.4 Osteochondrale fracturen 50

2.4 Blaarvorming 52

2.5 Bursitis 52

2.6 Spierkrampen 53

2.7 Entrapment-neuropathie 53

2.8 Shin splints 54

Deel III: Letsels naar lokalisatie 57

Hoofdstuk 1: De wervelkolom 57

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 8: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 8 van 120

1.1 Lage rugklachten 58

1.2 Morbus Scheuermann 62

1.3 Spondylolyse en sponylolysthese 62

Hoofdstuk 2: De schoudergordel 65

2.1 Rotator cuff aandoeningen 65

2.1.1 Het impingement syndroom 65

2.2 Het glenohumeraal gewricht 68

2.2.1 Kapselletsels 68

2.2.2 Schouderluxaties 69

2.2.3 Habituele schouderluxatie 70

Hoofdstuk 3: De elleboog 72

3.1 Tenniselleboog 73

3.2 Golferelleboog 74

Hoofdstuk 4: De pols 75

4.1 Carpaal tunnelsyndroom 76

Hoofdstuk 5: De bekkengordel 77

5.1 Pubalgie 78

5.2 Afrukkingsfracturen ter hoogte van het bekken 79

Hoofdstuk 6: De knie 79

6.1 Tendinopathieën 80

6.2 Ligamentaire knieletsels 83

6.3 Meniscusletsels 87

6.4 Chondromalacia patellae 88

Hoofdstuk 7: Het onderbeen 89

7.1 Periostitis tibialis 90

Deel IV: Preventie 92

Hoofdstuk 1: Inleidende aspecten 92

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 9: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 9 van 120

1.1 Preventieniveau 93

1.2 Epidemiologie als basis voor het bepalen van risicofactoren 94

1.3 De taak van de begeleiding 95

Hoofdstuk 2: Epidemiologie van sportletsels 98

2.1 Epidemiologie van letsels in het voetbal 99

Hoofdstuk 3: Mogelijke interventies ter preventie van sportletsels 101

3.1 Primaire preventie: inleidende aspecten 101

3.2 Primair preventieniveau: een aantal mogelijke aandachtspunten 102

3.3 Secundair/tertiair preventieniveau 110

Deel V: Revalidatie 112

Hoofdstuk 1: Lichamelijke herstelprocessen na een blessure 112

1.1 De ontstekingsfase 113

1.1.1 De vasculaire fase 113

1.1.2 De cellulaire fase 113

1.2 De proliferatiefase 114

1.3 De remodellerings –of maturatiefase 115

Hoofdstuk 2: De rehaboom 116

2.1 Kracht 118

2.2 Uithoudingsvermogen 119

2.3 Snelheid 120

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 10: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 10 van 120

Referenties

Geschreven bronnen

- Cavens, M. (2004). Traumatologie en letselpreventie [opleidingscursus

basismodule fitness]. BLOSO

- Broos, P. (1991). Sportletsels. Leuven/Apeldoorn: Garant.

- Staes, F. (2009). Preventie van sportletsels: een benadering gericht op de

individuele atleet. Leuven: Acco.

- Sip, W. (2010). Kracht –en stabiliteitstraining: over training en revalidatie. Zeist:

Kerckebosch bv.

- Van der Poel, G. (red.).(2010).Sportgericht: vakblad voor specialisten in beweging,

nr.1-6. Steenwijk: Grafisch bedrijf Gorter.

- van den Brand, J.G.H. (2004). Clinical Aspects of lower leg compartment

syndrome [Thesis]. Utrecht: Universiteit van Utrecht

- Wyffels, P. (2007). Behandeling van een eerste acute enkeldistorsie. Minerva, 6

(5), pp. 79-81.

- Farasyn, A. (2007). Nieuwe inzichten in verband met lage rugpijn [Informatie aan

de pers]. Brussel: Vrije Universiteit Brussel

- Derks, V. (2006). Het effect van conservatieve behandeling van lumbale

spondylolyse bij sporters [Afstudeeropdracht]. Utrecht: Hogeschool Utrecht.

Internetbronnen

- http://www.bbckeerbergen.be/bestanden/documenten/Sportletsels.pdf

- http://www.ksk-ronse-jeugd.be/pdf/sportongeval.pdf

- http://www.hhr.be/pdf/CT.pdf

- http://www.ziekenhuis.nl/index.php?cat=afdelingen&afdelingen=afdeling&id=7

- http://users.telenet.be/dokter.vanschoenbeek.bvba1/lit/enkeldistorsie_AB.pdf

- KNLTB. (31.03.2011). Knieblessure bij jongeren: Osgood-Schlatter. [31.03.2011,

KNLTB: http://www.knltb.nl/cms/showpage.aspx?id=691].

- KNLTB. (31.03.2011), Springschenen: mediaal tibiaal stress syndroom

[31.03.2011, KNLTB: http://www.knltb.nl/cms/showpage.aspx?id=691].

- http://www.hbo-kennisbank.nl/nl/page/hbosearch.results/?query=spondylolyse

- http://www.jointinjury.com/knee/index.htm

- KNLTB. (31.03.2011), Zweepslag [31.03.2011, KNLTB:

http://www.knltb.nl/cms/showpage.aspx?id=691].

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 11: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 11 van 120

Traumatologie1

1 Afbeelding gevonden op: http://www.elements4health.com/joint-troubles.html

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 12: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 12 van 120

Deel I: Sportletsels algemeen

HOOFDSTUK 1: Wat zijn sportletsels?

Een sportletsel of sportblessure is een lichamelijke schade opgelopen tijdens of als gevolg

van het beoefenen van sport. Dit letsel kan variëren van een blaar tot een botbreuk, van

een snijwonde tot een peesontsteking. Sportletsels kunnen worden ingedeeld op de

manier waarop ze ontstaan:

- Acute sportletsels

Letsels die optreden ten gevolge van een eenmalig acuut trauma tijdens de

sportbeoefening. Dit is een letsel dat zich plots voordoet als gevolg van een

ongeval.

Voorbeelden: een kneuzing, verstuiking, breuk.

- Chronische letsels of overbelastingsletsels:

Dit zijn letsels die veroorzaakt worden door verschillende factoren die in

combinatie met elkaar tot overbelasting leiden. Deze letsels komen

langzamerhand tot stand; de symptomen worden steeds erger.

Voorbeelden: peesontsteking en beenvliesontsteking.

Doelstellingen van dit deel

Aan het einde van dit deel moet je in staat zijn om:

- Aan te geven welke de 2 grote groepen van sportletsels zijn;

- Wat de verschillende risicofactoren kunnen zijn van sportletsels;

- Op welke verschillende manieren men een diagnose kan stellen bij een

sportletsel en welke methode het meest aangewezen is.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 13: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 13 van 120

HOOFDSTUK 2: Oorzaken van sportletsels

Wanneer we het ontstaan van sportletsels nader beschouwen, dan onderscheiden we

twee grote groepen oorzakelijke factoren: de persoonsgebonden (intrinsieke) factoren

enerzijds en de omgevingsgebonden (extrinsieke) factoren anderzijds.

Figuur 1: Risicofactoren voor sportblessures2

2 Afbeelding gevonden op: http://www.bbckeerbergen.be/bestanden/documenten/Sportletsels.pdf

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 14: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 14 van 120

2.1. Persoonsgebonden/intrinsieke factoren

De eerste groep factoren heeft te maken met de sporter zelf. Het zijn de

persoonsgebonden factoren. Dit kunnen zowel lichamelijke factoren als gedragsfactoren

zijn. Deze risicofactoren worden ook wel eens de endogene risicofactoren genoemd

omdat ze inherent zijn aan de persoon die zich inspant en die belast wordt.

2.1.1. Lichamelijke factoren zoals:

- Leeftijd: naarmate men ouder wordt, neemt het uithoudingsvermogen, de

spierkracht en de elasticiteit van de weefsels af. Afname van de spierkracht en

elasticiteitsvermindering van de pezen en de ligamenten begint rond het dertigste

levensjaar. Na het vijftigste levensjaar worden ook de beenderen brozer, wat meer

uitgesproken is bij vrouwen na de menopauze.

- Biomechanische eigenschappen: afwijkingen ter hoogte van de heupen, knieën,

enkels of rug liggen dikwijls aan de basis van sportletsels. Ook onevenwicht

tussen linker- en rechter lichaamshelft is een duidelijke trigger. Aansluitend ziet

men een verschil in letselfrequentie bij mannen en vrouwen. Zo zullen vrouwen

sneller knieklachten vertonen bij eenzelfde inspanning omdat hun bekken meestal

breder is dan dat van mannen, waardoor de hoek tussen onder –en bovenbeen

groter wordt (meer neigen naar X-benen). Personen met platvoeten zullen sneller

achillespeesontstekingen ontwikkelen. Verschillen in beenlengtes zijn ongunstig

voor de rug, etc.…

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 15: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 15 van 120

Figuur 2: Biomechanische afwijkingen3

- Ervaring en conditie: Iemand met minder ervaring is letselgevoeliger, enerzijds

door de ontbrekende techniek en anderzijds doordat het lichaam (spieren, pezen,

hart, ...) nog niet voldoende aangepast is aan de inspanningsgebonden eisen.

- Ziekte: sporten tijdens ziekte is meestal af te raden. Infecties kunnen complicaties

opleveren ter hoogte van de hartspier met ernstige gevolgen.

- Trainingsprogramma: Onvoldoende warming-up is een veelvoorkomende oorzaak

van letsels. Een onevenwichtig trainingsprogramma, waarin inspanning en herstel

niet in balans zijn of waarin erg eenzijdig getraind wordt zijn triggers voor

lichamelijke letsels.

2.1.2. Gedragsfactoren zoals:

- Mentale weerstand en stabiliteit: Dit heeft zijn weerslag op de inzet, verwachting,

volharding, dosering en indirect op de letselgevoeligheid. Iemand met een heftig

temperament zal sneller risico‟s nemen of minder doordacht trainen. Atleten die

3 Afbeelding gevonden op: http://www.footclinic.it/en_posturologia.asp

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 16: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 16 van 120

regelmatig geplaagd worden door sportletsels, vertonen vaak een erg extravert

karakter naast een emotionele labiliteit.

- Voeding: Een evenwichtige voeding en voldoende vochtopname aangepast aan

de lichamelijke activiteit zijn noodzakelijk voor het goed presteren en het letselvrij

blijven.

- Algemene verzorging: Vermijd zoveel mogelijk excessen, maar probeer zo

evenwichtig mogelijk te leven. Beperk alcohol, mijd roken, neem voldoende rust,

etc.…

2.2. Omgevingsgebonden/extrinsieke factoren

De andere factoren bepalen de situatie en worden de omgevingsgebonden of exogene

risicofactoren genoemd: ze beïnvloeden van buitenaf de zich inspannende sportman en

staan rechtstreeks in verband met de (uitwendige) omstandigheden waarin de

sportbeoefening gebeurt. Deze invloeden kunnen enerzijds een eenmalige

geweldinwerking zijn waardoor een macrotrauma ontstaat, of anderzijds een reeks van

herhaalde repetitieve microtraumata die uiteindelijk zullen resulteren in zogenaamde

„overbelastingsletsels‟. We kunnen ze onderverdelen in persoonlijke uitrusting, externe

factoren, menselijke factoren en sportspecifieke factoren.

2.2.1. Persoonlijke sportuitrusting:

- Het materiaal kan gebreken vertonen, is soms weinig verstelbaar of van mindere

kwaliteit. Het is belangrijk dat het materiaal kan worden aangepast aan de

sportbeoefenaar.

- Juist schoeisel is niet onbelangrijk. Te ruime schoenen kunnen blaarvorming in de

hand werken, terwijl nauw schoeisel peesaandoeningen kan veroorzaken ter

hoogte van de teenextensoren en de achillespees. Hoge sportschoenen zijn

beschermend maar beperken de beweeglijkheid.

2.2.2. Externe factoren:

- Ondergrond: een harde ondergrond bevordert het ontstaan van

peesaandoeningen ter hoogte van de onderste ledematen en bevordert kuitletsels.

- Verlichting: een slechte verlichting kan het zicht belemmeren.

- Infrastructuur: in fitnessruimten kunnen de toestellen te dicht bij elkaar staan of de

aerobicruimte kan te klein zijn. De vloeren of verluchting laten te wensen over…

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 17: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 17 van 120

2.2.3. Menselijke factoren:

- Tegenstander: De concurrent kan bij een bepaalde sportbeoefening op een

agressieve manier spelen waardoor het risico op letsels bij beide partijen vergroot.

Afbeelding 1: Agressieve tegenstander 4

- Leraar LO: Tijdens de lessen LO kan het zijn dat de leerkracht niet genoeg

rekening houdt met het niveau van de leerlingen en hen onder druk zet qua

moeilijkheid van prestaties. Hierdoor kan het zijn dat een leerling op een

onverantwoorde en onveilige manier zijn grenzen zal trachten te overschrijden.

2.2.4. Sportspecifieke factoren:

- Prestatiegericht trainen: meestal staat dit los van gezondheidsgerelateerde

doelstellingen. Een goede gezondheid is nochtans onontbeerlijk voor het leveren

en behouden van een goede conditie en goede prestaties. Een topsporter zal veel

bewuster trainen, zijn lichaam beter verzorgen en berekende risico‟s nemen.

- Vrijetijdssporter: meestal veel gevoeliger voor kwetsuren. Zijn lichaam is minder

getraind en minder aangepast en dus ook veel kwetsbaarder. Regelmatige

lichamelijke activiteit is nochtans onontbeerlijk voor een goede gezondheid.

Omwille van deze redenen is het zeer belangrijk bij het opstellen van een

trainingsprogramma zoveel mogelijk rekening te houden met de

gezondheidstoestand en het fitnessniveau van de sporter.

- Sportspecifieke letselproblematiek: Iedere sportactiviteit heeft zijn eigen typische

letselproblematiek, eigen aan het soort sport er beoefend wordt. Op jaarbasis

4 Afbeelding gevonden op: http://www.dailymail.co.uk/sport/football/article-517951/Kovac-blasts-brutality-

tackle-Eduardo.html

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 18: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 18 van 120

worden ongeveer 85% van de squashers en badmintonspelers geconfronteerd

met kwetsuren. Voor de regelmatige joggers of lopers daalt dit percentage tot

ongeveer 65%.

- Groepssporten vs solitaire sportbeoefening: Het is logisch dat in groepssporten

ook door interactie met medespelers letsels kunnen ontstaan, terwijl het in solitaire

sportbeoefening meestal gaat om chronische sportletsels, overbelastingsletsels.

2.3. Conclusie

Het is duidelijk dat eenmalige brutale exogene krachtinwerkingen zoals contact met

medespeler of tegenstander slechts voor een relatief gering percentage (9%) van alle

sportletsels kunnen worden verantwoordelijk gesteld. Veelal gaat het om repetitieve

microtraumata en overbelastingsletsels. De sportbeoefenaar zelf gaat hierbij niet steeds

vrijuit. In zowat 57% van de gevallen spelen factoren zoals gebrek aan conditie,

onvoldoende technische vaardigheid en oververmoeidheid een belangrijke rol. 22% van

de letsels is terug te voeren tot uitwendige factoren zoals de vloer van de sporthal, de

toestand van het terrein, het schoeisel. Hieruit blijkt dat, mits goede medische

begeleiding, aangepaste trainingsschema‟s, optimalisatie van een reeks technische

factoren, voor meer dan 75% van de sportletsels preventieve maatregelen mogelijk zijn.

HOOFDSTUK 3: Diagnose van sportletsels.

Het is niet eenvoudig om bij elk sportletsel en snelle en adequate diagnose te stellen.

Vooral met de eerder atypische pijnklachten die uitgelokt zijn door overbelastingsletsels

van de zachte weefsels is men niet altijd even vertrouwd. Nochtans verwacht de atleet zo

vlug mogelijk weer tot (top)prestaties in staat te zullen zijn. De situatie verschilt echter

sterk als het gaat om een acuut, dan wel om een eerder chronisch letsel.

3.1 Acute letsels

Situaties waarbij een sportman plotseling met een van pijn vertrokken gezicht neervalt en

na snelle behandeling met een spons, een spray of een zalfje weer rechtveert, zijn

voldoende bekend. Iedereen is dan onder de indruk van deze miraculeuze handelingen

die onmiddellijk alle spier-, pees-, of gewrichtsbandletsels hebben geheeld. Nochtans is er

meer nodig dan enkel de kennis van enkele wondermiddeltjes om op de plaats van een

acuut ongeval adequate eerste hulp te bieden. Men moet in staat zijn alle acute

traumatische letsels, ook de minder banale, te diagnosticeren en de ernst ervan te

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 19: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 19 van 120

onderkennen. Men moet ook letten op zware open verwondingen met uitwendig

bloedverlies en risico van latere infectie en tetanus, fracturen en luxaties, wervelletsels,

etc. Ook de sportarts moet in staat zijn een hypovolemische shock5 te herkennen en de

botbreuken te spalken, in afwachting van transport.

3.2 Chronische letsels

Aandoeningen zoals tenniselleboog, achillespeestendinitis en lumbalgieën6 zijn erg

frequent in de sportgeneeskundige praktijk. Spierpeesletsels en kraakbeenbeschadiging

zijn het gevolg van repetitieve overbelasting. De meeste chronische letsels worden mits

enige ervaring gemakkelijk gediagnosticeerd. Men mag evenwel niet vergeten ook

voldoende aandacht te besteden aan bepaalde exogene of endogene risicofactoren zoals

malalignement, slecht schoeisel, gebruik van doping of anabolica, slechte eetgewoonten.

3.3. Technische onderzoekingen

Zeker voor sportlui, die heel erg veel van hun locomotorisch systeem vergen, is het uiterst

belangrijk dat de weefselbeschadiging veroorzaakt door microtraumata goed wordt

geëvalueerd. Men maakt hiervoor gebruik van röntgenonderzoekingen en

computertomografie (CT), isotopenscan, echografie, thermografie, nucleaire magnetische

resonantie (NMR), elektromyografie en artroscopie. Deze onderzoeken worden echter pas

na een grondige klinische evaluatie gericht uitgevoerd.

3.3.1. Röntgenonderzoek en computertomografie (CT)

Opvallende botafwijkingen zoals fracturen, dislocaties, en displastische letsels

worden met het röntgenonderzoek gemakkelijk opgemerkt. Steeds worden

opnamen gemaakt in twee loodrecht op elkaar staande richtingen.

5 Sterk verminderde doorbloeding van het lichaam (= circulatoire shock) door ernstig bloedverlies (bijv. door

ongeluk) of vochtverlies (bijv. door ernstige brandwonden). Symptomen: Bleekheid, flauwvallen,

bewusteloosheid en slecht functioneren van vrijwel alle organen. (http://www.gezondheidsnet.nl/ziekten/3068/hypovolemische-shock) 6 Lumbalgie is een algemene term en betekent gewoon rugpijn. De oorzaak van lumbalgie kan gelegen zijn in

de verschillende onderdelen van de rug (http://www.ergodome.be/ergonomie/mechanische-rugklachten.php)

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 20: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 20 van 120

Afbeelding 2: Röntgenfoto van het onderbeen7

Vergrotingsopnamen, opnamen met zwakke penetratie en tomogrammen geven

bijkomende informatie over zeer kleine cortexonderbrekingen of weke-

delenbeschadiging.

Computertomografie (CT) geeft een uitstekend beeld van bot en weke-

delenstructuren, en wel in verschillende ruimtelijke vlakken.

Afbeelding 3: CT scan van de knie 8

7 Afbeelding gevonden op: http://www.beglium.be/magazine/tags/sport = onderbeen van Wasilewski

8 Afbeelding gevonden op: http://www.gentili.net/FBI/knee_-_ct.htm

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 21: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 21 van 120

Dit onderzoek maakt gebruik van röntgenstralen (zoals een gewone radiografie of

RX opname), maar in plaats van een gewone foto, maakt dit toestel doorsneden

door het lichaam. Op deze manier kunnen onder meer complexe

acetabulumfracturen9, wervelfracturen en letsels aan de discus intervertebralis in

beeld worden gebracht. Na toedienen van een contrastof (CT artro) kunnen ook

meniscusscheuren, bandscheuren en kraakbeenbeschadiging worden gezien.

3.3.2. Isotopenscan

Een botscan met technetium 99 m is vooral nuttig om zeer vroegtijdig (nog voor

het röntgenbeeld enige afwijking te zien geeft) stressfracturen en periostitis (shin

splints) te diagnosticeren. Voor weke-delenbeschadiging (tendinitis, fasciitis10,

myositis, bursitis) is dit type van onderzoek minder bruikbaar.

Afbeelding 4: isotopenscan 11

9 Breuk van de kom van het heupgewricht

(http://www.ziekenhuis.nl/index.php?cat=afdelingen&afdelingen=afdeling&id=7) 10

Ontsteking van de oppervlakkige bedekking van de spieren, net onder de huid

(http://zoeken.dokterdokter.nl/woord/fasciitis) 11

Afbeelding gevonden op: http://www.andullation.eu/investigaties

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 22: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 22 van 120

3.3.3. Echografie

Echografie is een snel en veilig middel om heel wat musculo-tendineuze letsels te

objectiveren en hun evolutie te volgen. Ter hoogte van de spierbuik kunnen

spieronderbrekingen, intra- of extramusculaire hematomen en ook degeneratieve

of littekenachtige letsels zoals verkalking, posttraumatische cysten en myositis

ossificans in beeld worden gebracht. Het onderzoek laat ook toe gehele of totale

rupturen en chronische ontstekingsletsels ter hoogte van achillespees en

patellapees te zien. Ook bij epicondylitis kunnen afwijkingen worden aangetoond.

Rotator-cuff-letsels kunnen worden vastgesteld, maar voor een nauwkeurige

evaluatie van de lokalisatie en de ernst van het letsel, met het oog op heelkundig

herstel, is hier een artrografie meer aangewezen.

Afbeelding 5: echografie van een spierscheur in de kuit 12

3.3.4. Thermografie

Door middel van een infraroodcamera kan de warmte-uitstraling van de huid en

van onderhuidse structuren worden geregistreerd. Het onderzoek geeft bijgevolg

informatie in verband met lokale ontstekingsprocessen en eventuele stoornissen in

de vascularisatie (doorbloeding). Het onderzoek is echter enkel van toepassing

voor oppervlakkige letsels ter hoogte van de spieren (partiële ruptuur) en rond de

12

Afbeelding gevonden op: http://www.wellnesscentreameide.nl/page/voorbeelden-echografie

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 23: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 23 van 120

gewrichten (aanhechtingstenopathieën, bandletsels, entrapment-syndromen) en

laat dan toe de evolutie te volgen.

Afbeelding 6: Thermografie weight transfer injury13

Naarmate de inflammatoire processen afnemen wordt er minder warmte

waargenomen. Het onderzoek kan ook gebruikt worden om vasomotorische

stoornissen14 ter hoogte van de vingers te detecteren: bijvoorbeeld als gevolg van

de koude bij bergbeklimmers of als gevolg van repetitief trauma bij kaatsers.

3.3.5. Nucleaire magnetische resonantie (NMR/MRI)

Beeldvorming door middel van nucleaire magnetische resonantie (NMR) berust op

het verschil in gedrag van protonen uit de weefsels van het lichaam onder invloed

van een sterk magnetisch veld.

13

Afbeelding gevonden op: http://www.thermaldiagnostics.com.au/about-b-t-d/thermography-filling-the-gap 14

Stoornissen van de vernauwing of verwijding van de bloedvaten

(http://www.woorden.org/woord/vasomotorisch)

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 24: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 24 van 120

Afbeelding 7: NMR (of MRI) scan van de knie 15

Anders dan bij het CT-onderzoek, is men bij NMR niet gebonden aan een

vastliggend opnamevlak. De uit de patiënt komende signalen worden in de

computer door middel van een assenkruis gereconstrueerd. Door het assenkruis te

draaien verkrijgt men beelden in verschillende vlakken. Op deze manier kunnen er

meer informatieve beelden worden bekomen dan bij een gewoon

röntgenonderzoek of CT. Het vrij dure onderzoek wordt vooral gebruikt om pezige

structuren (achillespees, fascia plantaris) en intra-articulaire structuren

(kruisbanden) te visualiseren. Het onderzoek wordt ook gebruikt om

differentieeldiagnose te stellen tussen stress-facturen met periostale reactie,

myositis ossificans en osteosarcoma, wat bij gewone röntgenbeelden dikwijls erg

moeilijk tot onmogelijk is

3.3.6. Elektromyografie (EMG)

Een standaard elektromyogram is nuttig als er een aandoening van een perifeer

neuron vermoed wordt. De ernst van het letsel kan bepaald worden maar niet de

etiologie. Een positief EMG heeft een vrij absolute waarde, maar een normaal

onderzoek laat niet toe een aandoening met zekerheid uit te sluiten. Het

onderzoek geeft ook inlichtingen over de recuperatie van de zenuwuitval.

15

Afbeelding gevonden op: http://www.geuzens.net/wp/archives/15

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 25: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 25 van 120

Figuur 3: EMG 16

3.3.7. Artroscopie

Vooral voor onderzoek en behandeling van knieletsels is de artroscopie van

onschatbare waarde gebleken. Aldus kunnen meniscusletsels (met uitzondering

van de achteroren van de mediale meniscus), kruisbandletsels en

kraakbeenbeschadiging beter dan op gelijk welke andere wijze gediagnosticeerd

en soms behandeld worden.

Figuur 4: Artroscopie in de schouder 17

16

Afbeelding gevonden op: http://nursingcrib.com/nursing-notes-reviewer/medical-surgical-

nursing/electromyography-emg/ 17

Afbeelding gevonden op: http://www.nlm.nih.gov/medlineplus/ency/imagepages/19863.htm

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 26: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 26 van 120

Het onderzoek wint ook een belang voor exploratie en behandeling van andere

gewrichten zoals de schouder en de elleboog en in minder mate de enkel, de heup

en de pols.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 27: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 27 van 120

Deel II: Letsels naar weefseltype

HOOFDSTUK 1: Meest voorkomende sportletsels in de fitness -en

aerobicsruimte

Om het even welke spier-peeseenheid, gewricht, bot of onderhuidse structuur kan tijdens

de sportbeoefening beschadigd worden. Dikwijls zullen de principes van behandeling

dezelfde zijn, waar ook het letsel gelokaliseerd is.

1.1. Musculotendineuze letsels

Musculotendineuze (spier-pees) letsels beslaan zo een 30% van alle sportletsels. De

letsels kunnen op verschillende plaatsen gelokaliseerd zijn, zowel op de spierbuik zelf, ter

hoogte van de pees, ter hoogte van de overgang spier-pees als ter hoogte van de

aanhechting op het bot. Peesweefsel kan grote krachten weerstaan, maar zijn beter

bestand tegen longitudinale krachten dan tegen tangentiële. Door overbelasting (acuut of

chronisch) ontstaan er ontstekingsreacties met mogelijk een gedeeltelijke of volledige

ruptuur tot gevolg. Een scheur doet zich meestal voor op de minst doorbloede plaats. Bij

een achillespeesontsteking is dit bijvoorbeeld op 2 à 6 cm boven het hielbeen. Spieren die

meerdere gewrichten overbruggen zoals de m.quadriceps, de hamstrings of de

m.gastrocnemius en de biceps brachii, liggen eerder oppervlakkig en zijn daarom

gevoeliger voor chronische en acute letsels.

1.1.1. Chronische musculotendineuze letsels

Chronische spier –en peesletsels zijn het gevolg van repetitieve

overbelasting. Zij worden bijgevolg in de hand gewerkt door vermoeidheid,

Doelstellingen van dit deel

Aan het einde van dit deel moet je in staat zijn om:

- De meest voorkomende sportletsels in de fitness -en aërobicsruimte op te

sommen en kort uit te leggen;

- De oorzaken en behandeling van deze sportletsels aan te geven;

- Verschillende bijzondere pathologieën op te noemen en kort uit te leggen.

- De verschillende fracturen te geven en uit te leggen.

- Kennis te tonen van de behandeling van de verschillende pathologieën.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 28: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 28 van 120

spierzwakte, spierischemie18 of voorafgaande acute letsels. Pijn als gevolg

van de chronische ontstekingsreactie staat centraal en wordt door de

sportactiviteiten uitgelokt, maar verdwijnt bij rust. Een typisch voorbeeld is

de chronische tendinitis.

Figuur 5: Meest voorkomende plaatsen van tendinitis 19

1.1.1.2 Oorzaken van chronische peesontstekingen (tendinopathieën)

Tendinopathieën zijn het gevolg van endogene en exogene factoren:

relatieve ischemie van de pezen tijdens inspanning;

statische afwijkingen aan de ledematen;

metabole stoornissen zoals jicht20 en obesitas;

chronische infectieuze toestanden (cariës, abces,…);

onaangepast schoeisel, te harde sportvloeren, stratenloop,…;

overtraining of verandering van trainingsgewoonten;

anabolica-gebruik.

18

Onvoldoende doorbloeding van de spier (http://www.gezondheidsplein.nl/woordenboek/letter/I) 19

Afbeelding gevonden op: http://www.sonorex.ca/world/index.html 20

ontsteking van de gewrichten door een verhoogd urinezuurgehalte in het bloed.

(http://zoeken.dokterdokter.nl/woord/jicht)

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 29: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 29 van 120

Vijftal types overbelastingsletsels

Tendinitis: echte peesontsteking, komt zelden voor. Meestal hebben we te

maken met tendinopathieën

Tenosynovitis: ontsteking van de peesschede, vooral aan de pols en de

enkel met zwelling en crepitaties

Enthesitis: er ontstaat inflammatie van de peesaanhechtingen.

Voorbeelden: jumper‟s knee, voetballerslies, tenniselleboog,…

Bursitis: ontsteking van de slijmbeurs

Tendinose: wanneer in een verder stadium en bij blijvende belasting van

een tendinopathie de zieke pees een mucoïde degeneratie ondergaat.

Deze hoeft niet noodzakelijk vooraf te gaan door een pijnlijke acute

tendinitis.

Evolutie van het ziektebeeld van het letsel

1. Pijn bij zware inspanning die verdwijnt bij rust

2. Pijn bij gewone inspanningen en bij vermoeidheid

3. Continue pijn

4. Verdere degeneratie met mogelijk „spontane‟ ruptuur

De echografie is nuttig om de aard van de peesdegeneratie in beeld te

brengen.

Sportspecifieke locaties van het letsel

Naar gelang de bedreven sporttak zijn er verschillende lokalisaties.

Voorbeeld:

Lopers en wielrenners: achillespees

Wielrenners: pes anserinus

Werpers: m.biceps brachii

Springers en basketbalspelers: ligamentum patellae

Behandeling

De behandeling van chronische musculotendineuze letsels bij atleten is een

moeilijke en lang aanslepende aangelegenheid. Dikwijls zit er niets anders op dan

de sportman aan te raden zijn trainingsschema‟s drastisch te veranderen of zelfs

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 30: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 30 van 120

gewoonweg zijn sportactiviteiten af te bouwen. Bij de behandeling van dit soort

letsels is het aangewezen om het stadium van het letsel te bepalen en daarna de

daarbij horende behandeling te starten.

Stadia 1 en 2:

Recent onderzoek heeft het nut van excentrische belasting aangetoond

(zie kader). De patiënt moet pijnvrij zijn na de oefeningen!

Relatieve belasting, ijsfricties, NSAID (Nonsteroide AntiInflamatoire

Drug, hoge dosis gedurende 1 week), fysiotherapie.

Risicofactoren uitschakelen (hoge of verkeerde belasting, geringe

belastbaarheid).

Stadium 3:

Volledige ontlasting

Corticoïden21

Soms heelkunde of extracorporele schoktherapie

Stadium 4:

Als acuut letsel behandelen

21

Corticosteroïden zijn geneesmiddelen die afgeleid zijn van bijnierschorshormonen zoals iedereen die zelf

in de bijnieren aanmaakt. Ze worden vooral gebruikt omdat ze ontstekingsreacties waaronder allerlei vormen

van eczeem en andere huidziekten snel en effectief onderdrukken. (http://www.rivas.nl/%7B097d67f7-ba3f-

467d-b16b-32b4e87ad62b%7D)

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 31: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 31 van 120

Wat zeker niet doen:

Immobilisatiegips

Corticoïd infiltereren in de pees

Corticoïd infilteren in de achillespees of patellapees of in tendinose

Tweede corticoïdinjectie als eerste geen effect geeft na 2 à 3 weken

Nooit meer dan 3 corticoïdinjecties

NSAID in kleine dosis gedurende lange tijd geven

Onderzoek naar behandeling tendinopathieën

Wetenschappelijk onderzoek heeft bij achillestendinopathie vermindering van pijn

door 12 weken excentrische training aangetoond. Bij een excentrische aanspanning

verlengt de spier zich, meegaand met de zwaartekracht. Het is waarschijnlijk dat door

specifieke excentrische training cellen in de pees worden geprikkeld om nieuwe

vezels aan te maken en dat zodoende de degeneratiecyclus wordt doorbroken.

Excentrische training volgens Alfredson was in eerste instantie gericht op klachten

van het middelste gedeelte van de achillespees, voornamelijk voorkomend bij

duursporters. Men dient hierbij van volledige plantairflexie (maximaal hoog op de

tenen staan) langzaam door te zakken naar volledige dorsaalflexie (maximaal door de

enkel zakken), waarbij eindstandige rek op de kuitspieren ontstaat. Het

trainingsprogramma duurde 12 weken en gaf bij 32% van de proefpersonen een

vermindering van klachten. (…) Excentrische training laat dus veelbelovende

uitkomsten zien met betrekking tot pijnafname. Wat betreft de invloed van

excentrische training op terugkeer in de sport is er echter nog weinig bekend. (…) Het

combineren van excentrisch trainen met een specifiek opbouwend krachtprogramma

lijkt noodzakelijk.

Bron: van der Zanden, B. & Rehorst, J. (2010). Met pijn naar de shuttle: Een korte behandeling van

achillespeesklachten bij badminton. Sportgericht, jaargang 64 (nr. 5), p. 18-22.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 32: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 32 van 120

Voor een optimale heling:

1) Het helingsproces van weke weefsels verloopt in 3 fasen:

Figuur 6: Helingsproces weke weefsels 22

1. Inflammatoire fase: Deze duurt ongeveer twee dagen en mag niet

afgeremd worden. In deze fase vergroot de

permeabiliteit van de capillairen rond het

beschadigde weefsel. Hierdoor worden erytrocyten

en leukocyten aangevoerd, die nodig zijn voor het

herstel. Afremmen van dit proces vertraagt het

herstel.

2. Proliferatiefase: Duurt ongeveer twee weken waarin collageen en

bindweefsel gevormd wordt.

3. Regeneratiefase: Duurt afhankelijk van de activiteit een viertal weken.

In deze fase zal het nieuwe weefsel onder invloed

van trek –en duwkrachten gemodelleerd worden en

aan elasticiteit winnen.

2) De behandeling moet zo snel mogelijk gestart worden. Naarmate men

langer wacht is er meer gevaar voor irreversibele overbelastingsschade

3) Omdat atleten op een zeer persoonlijke manier op hun letsel reageren,

moet de behandeling individueel worden aangepast.

22

Afbeelding gevonden op: www.agrofertil.com.py

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 33: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 33 van 120

Rust of activiteit?

1) Inflammatoire fase: RICE (Rust, Ijs, Compressie en Elevatie) voor het

gekwetste gebied. Geen warmte, noch massage de eerste twee dagen.

2) Proliferatiefase: Gelimiteerd actief gebruik, mobilisatie zonder weerstand

(bevordert de kwaliteit van het elastine), statische contracties. Beperkt

mobiliseren binnen de ROM (Range Of Motion).

3) Regeneratiefase: Langzaam de activiteit opbouwen

Oefentherapie

Een goede oefentherapie is essentieel tijdens de revalidatieperiode (de

proliferatiefase en vooral de regeneratiefase). Helende weefsels zullen er hun

biologische eigenschappen door behouden en er ontstaat minder littekenvorming.

Men onderscheidt: krachttraining, mobilisatieoefeningen, proprioceptieve

oefeningen en sportspecifieke training.

1) Krachttraining

Men begint met isometrische contracties, eerst zonder bijkomende

last. Nadien wordt het gewicht van het lidmaat zelf als last gebruikt.

Dan volgen dynamische oefeningen met toenemende belasting en

snelheid. Initieel moet er worden getraind binnen de pijngrenzen.

2) Mobilisatie

Krachttraining vermindert eerder de gewrichtsbeweeglijkheid, zodat

het best ook gelijktijdig met mobilisatie gestart wordt. De

beweeglijkheid van een gewricht is weliswaar afhankelijk van het

omgevende bindweefsel, maar toch is de toestand van spier-

peesstructuren van overwegend belang. Mobilisatieoefeningen en

spierstretching moeten in elk trainingsschema worden ingebouwd,

zowel voor jongere als voor oudere atleten.

3) Proprioceptie

Proprioceptieve oefeningen zijn nodig om de interactie tussen

enerzijds zenuwstelsel en anderzijds spieren, pezen, gewrichten en

ligamenten weer op gang te brengen. Zo is het nut van

evenwichtsoefeningen op een schommelbank na enkelblessures

waarbij de bezenuwing van gewrichtsbanden en –kapsels

beschadigd is, duidelijk bewezen. De oefeningen moeten wel

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 34: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 34 van 120

gedurende zes à acht maanden, met korte onderbrekingen, worden

voortgezet.

4) Sportspecifieke training

Oefeningen voor die spier-peeseenheden die bij bepaalde

sportactiviteiten vooral belast zullen worden, moeten steeds het

hervatten van de competitie voorafgaan. Dit geldt niet alleen voor de

verwonde lichaamsdelen.

1.1.2. Acute musculotendineuze letsels

Acute musculotendineuze letsels ontstaan als gevolg van een plotselinge

uittrekking (distraction strain)

1.1.2.1. Distraction strain

Een distraction strain ontstaat wanneer de plotseling inwerkende longitudinale

belasting groter is dan de kracht die de spier-peeseenheid zelf kan opbrengen.

Oudere leeftijd, oververmoeidheid, onvoldoende opwarming, dehydratatie en

anabolicagebruik zijn voorbeschikkende factoren.

Men onderscheidt 3 graden:

Figuur 7: Gradaties van acuut spier-peesletsel 23

1. Eerstegraadsletsel (elongation, verrekking):

De spierpeeseenheid is nergens onderbroken maar enkel harmonisch in

haar geheel uitgerekt. Stoppen met sporten is niet steeds noodzakelijk,

maar de prestaties kunnen verminderd zijn.

23

Afbeelding gevonden op: http://www.rc-epinay.org/sante3.php3

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 35: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 35 van 120

2. Tweedegraadsletsel (claquage, zweepslag):

De spier-peeseenheid is onvolledig onderbroken. Meestal is er aanzienlijk

functieverlies. Lokale druk of rekken van de spier-pees veroorzaakt pijn.

3. Derdegraadsletsel:

Spier-peeseenheid is nu volledig onderbroken. Meest voorkomende letsels

zijn: ruptuur van de lange kop van de m.biceps brachii, ruptuur van de

m.rectus femoris, ruptuur van de achillespees, minder frequent ruptuur van

de hamstrings. De scheur komt nagenoeg steeds voor in een chronisch

ontstoken pees, al heeft de sportman mogelijk voordien nooit enige last

ondervonden. Pijnklachten en functieverlies zijn meestal minder

uitgesproken dan bij een tweedegraadsletsel.

Behandeling

Relatieve rust gedurende 24 – 48 uur

RICE

Eventueel na 24 – 48 uur: fysio

Wat zeker niet doen

Corticoïdinfiltratie

Immobilisatie

1.2. Contusion strain

Door uitwendig geweld van een stompe krachtbron kan de spier plotseling worden

aangedrukt tegen de onderliggende botstructuren. Dikwijls worden dan ook de dieper

gelegen spieren beschadigd. (Vb: bij voetballers een letsel aan de bovenbeenspieren

veroorzaakt door de knie van een tegenstander.)

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 36: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 36 van 120

Men onderscheidt intramusculaire en intermusculaire hematomen. De prognose en

behandeling zijn verschillend.

1. Intramusculaire hematomen:

De hematoomvorming is hier beperkt door de intacte spierfascia, het epimysium24.

De druk binnen dit epimysium zal bijgevolg toenemen, de bloeding wordt snel

gecomprimeerd, het hematoom blijft beperkt. Er ontstaan aanslepende klachten

van zeurende pijn en functieverlies.

Figuur 8: Intramusculair hematoom 25

2. Intermusculaire hematomen

De bloeduitstorting ontstaat hier ook tussen de fasciale ruimten en het interstitium. Deze hematomen zijn veel minder „self limiting‟, zodat ze erg volumineus kunnen

worden en vooral naar distaal uitbreiden en afzakken. Er zijn ook intramusculaire

hematomen aanwezig. Er bestaat reëel gevaar voor een logesyndroom (zie

kader).

24

Bindweefselomhulling rond een spierbundel (http://www.encyclo.nl/lokaal/10729) 25

Afbeelding gevonden op: http://www.mijnhemofilie.be/nl/hemofilie/de-effecten/

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 37: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 37 van 120

Afbeelding 8: Intermusculair hematoom 26

Behandeling

Eerste twee tot drie dagen:

RICE

Geen massage, warmte of stretching!

26

Afbeelding gevonden op: http://weesblij.punt.nl/?a=2004-04

Het compartiment syndroom of logesyndroom

“Een compartiment syndroom is een toestand waarbij de doorbloeding en functie

van de weefsels binnen een beperkte ruimte bedreigd worden door verhoogde

druk binnen die ruimte. “ (FA Matsen III, 1980)

Een compartiment syndroom kan overal in het lichaam voorkomen, maar het

onderbeen is het vaakst aangedaan. Dit heeft te maken met de bouw, de functie

en de positie van het onderbeen aan het lichaam. Mede door de kwetsbaarheid

van het onderbeen loopt het een hoog risico op een verwonding tijdens

ongevallen. Bij een ongeluk in het verkeer - als automobilist, als fietser of als

voetganger -, maar ook bij sportongevallen, komen letsels van het onderbeen

vaak voor. Een breuk van het scheenbeen (de tibia) of kneuzing van de spieren

zal in zo‟n geval snel leiden tot een bloeduitstorting met zwelling van weefsels.

Bron: van den Brand, J.G.H. (2004). Clinical Aspects of lower leg compartment syndrome [Thesis].

Utrecht: Universiteit van Utrecht.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 38: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 38 van 120

Rust of activiteit?

Skeletspieren hebben een groot herstellend vermogen, dat bijna onmiddellijk na

het trauma in werking treedt. Het nieuw gevormde weefsel bevat echter weinig

spierweefsel en heel wat bindweefsel en littekenweefsel. Bij de vorming van

littekenweefsel wordt granulatieweefsel gevormd dat het herstel afremt. De eerste

vijf dagen is immobilisatie aangewezen zodat er een snelle vorming van

granulatieweefsel ontstaat. Maar na een vijftal dagen ontstaat er meer en meer

littekenweefsel en spierweefsel van inferieure kwaliteit. Door „mobilisatie‟ wordt de

resorptie van littekenweefsel bevorderd en ziet men een betere organisatie van de

spiervezels. Bovendien wordt atrofie van het niet gekwetste spierweefsel

voorkomen. Let wel, dit geldt niet voor derdegraadsletsels.

1.3. Myositis ossificans

Myositis ossificans is een aanslepend restletsel van een door stomp geweld beschadigde

spier. Onder myositis ossificans of spierosteoom verstaat men het voorkomen van

heterotope haarden van been of kraakbeen in de weke weefsels.

Over het ontstaan bestaan verschillende meningen. Volgens sommigen (Chabrut) is het

een ossificatie van vrijgekomen en gemigreerde osteoblasten uit een naburig beschadigd

weefsel ter hoogte van het beenvlies. Anderen (Pison) menen dat het bindweefsel

(littekenweefsel) chemische en enzymatische veranderingen ondergaat waarbij

mineralisatie en ossificatie optreedt.

De diagnose wordt vermoed wanneer een atleet chronische klachten blijft vertonen, lange

tijd na een voorafgaande contusie met hematoomvorming of na repetitieve kleinere

traumata. De verbeningshaarden zijn radiologisch zichtbaar.

Behandeling

Preventief elk wekedelenletsel adequaat behandelen.

Vroegtijdige cryotherapie en rust.

Slechts zeer geleidelijk aan training en sportactiviteiten hernemen, geen passieve

mobilisatie of overdreven spierbelasting tijdens de herstelperiode.

Bij myositis ossificans kan een rustperiode tot één jaar voorgeschreven worden.

Indien de myositishaard voor blijvende pijn en functievermindering zorgt, is een

heelkundig verwijderen aangewezen.

Massage en infiltraties vermijden.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 39: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 39 van 120

HOOFDSTUK 2: Bijzondere pathologieën

2.1. Ligamentaire letsels

Ligamenten zijn sterke, stugge banden die beenderen ter hoogte van de gewrichten

verbinden. Ze bevorderen de stabiliteit van het gewricht.

Verstuikingen of verzwikkingen van een gewricht worden veroorzaakt door een plotse

krachtige beweging die de normale bewegingsgrenzen overschrijdt. De ligamenten

worden daarbij aan grote trekkrachten onderworpen en kunnen daarbij verrekken en/of

gedeeltelijk of helemaal scheuren.

Begeleidende symptomen zijn:

Plotse hevige pijn

Zwelling rond het getroffen gewricht

Bewegingsbeperking

Pijn bij aanraking

Dikwijls: vorming hematoom

Bij een ernstige verstuiking verschillen de symptomen niet erg van een ruptuur. Men

onderscheidt 3 gradaties:

Figuur 9: Gradaties ligamentaire letsels 27

27

Afbeelding gevonden op: http://jay-jee.blogspot.com/2009_11_01_archive.html

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 40: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 40 van 120

1. Eerstegraadsverstuiking: de ligamenten zijn uitgerekt, maar niet gescheurd.

Symptomen:

- Milde tot matige zwelling rond het gewricht

- Stabiliteit van het gewricht blijft behouden

- Normale bewegingsmogelijkheid

2. Tweedegraadsverstuiking: de ligamenten zijn gedeeltelijk gescheurd.

Symptomen:

- Meestal een hoorbare knap op het ogenblik van het trauma

- Matige tot ernstige pijn en zwelling

- Beperkte beweeglijkheid

- Hematoomvorming

- Verminderde gewrichtsstabiliteit

3. Derdegraadsverstuiking: de ligamenten zijn volledig gescheurd

Symptomen:

- Een hoorbare knap op het ogenblik van het trauma

- Matige tot ernstige pijn (de pijn kan soms minder uitgesproken zijn dan bij

een gedeeltelijke ruptuur)

- Ernstige zwelling en meestal hematoomvorming

- Duidelijke gewrichtsinstabiliteit

- Een krasserig gevoel

- Soms puilt het beschadigde weefsel uit aan de verzeerde zijde

- Sensibiliteitsstoornissen zoals gevoelloosheid of prikkeling.

Behandeling

De eerste 2 dagen: RICE!

Het verdere verloop van de behandeling is afhankelijk van de ernst van de verstuiking en

dient soms heelkundig opgelost te worden.

Een lichte verstuiking kan bij een gezond persoon genezen over enkele dagen of

enkele weken.

Een ernstige verstuiking met gedeeltelijke ruptuur kan meerdere maanden herstel

vragen en kan blijvende klachten veroorzaken, zoals blijvende gevoeligheid,

beperkte beweeglijkheid, deformiteit en instabiliteit van het gewricht en herhaalde

letsels.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 41: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 41 van 120

Behandeling van een eerste acute enkeldistorsie (samenvatting onderzoek) Klinische vraag

Wat is bij een eerste acute enkeldistorsie het effect van verschillende functionele

behandelingen ten opzichte van elkaar en ten opzichte van immobilisatie?

Achtergrond

De resultaten van eerdere klinische studies ondersteunen het gebruik van functionele

behandelingen zoals elastisch verband of brace, bij acute enkeldistorsies. Deze zijn

echter niet met elkaar vergeleken en in de meeste studies is geen onderscheid

gemaakt tussen een eerste en een recidiverende enkeldistorsie.

Bestudeerde populatie

Patiënten die zich binnen 72 uur na een buitenenkeltrauma aanmeldden op de

spoedafdeling van twee universitaire ziekenhuizen of studenten die een universitair

gezondheidscentrum of een trainer om dezelfde reden hadden gecontacteerd.

Exclusiecriteria: onder andere: <16 en >65 jaar, recidief enkeldistorsie en radiologisch

aangetoonde fractuur. Uiteindelijk werden 212 patiënten met een gemiddelde leeftijd

van 26 tot 32 jaar geïncludeerd: 30% had een graad I, 55% een graad II en 15% een

graad III enkeldistorsie.

Onderzoeksopzet

Na indeling in drie groepen volgens de ernst van het trauma (kwalificatie van Bergfeld

graad I, II en III, zie kader) werden de patiënten in een gerandomiseerd gecontroleerd

onderzoek verdeeld over de volgende behandelingen: elastisch verband, brace,

elastisch verband gecombineerd met brace, gipsverband. Daarnaast kregen alle

patiënten (via geschreven instructies) een zelfde rehabilitatieprogramma. De

patiënten hielden een dagboek bij waarin ze hun klachten scoorden door middel van

een visuele analoge schaal. Na zes maanden werden ze teruggezien op consultatie.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 42: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 42 van 120

Uitkomstmeting

Primaire uitkomstmaat: tijd nodig om weer normaal (zoals vóór het trauma) te stappen

en trappen te lopen. Secundaire uitkomsten: de tijd nodig om weer het volle gewicht

(zonder pijn) op de aangetaste enkel te kunnen dragen en opnieuw dagelijkse

activiteiten en sportactiviteiten te kunnen uitvoeren. Tertiaire uitkomstmaat: herval van

enkeldistorsie, enkelfunctie en bewegingsuitslag van het enkelgewricht zes maanden

na het trauma. De analyse gebeurde volgens intention-to-treat.

Resultaten

Bij 172 (81%) patiënten waren de primaire en secundaire uitkomst en bij 130 (61%)

patiënten ook de tertiaire uikomst bekend op het einde van de studie.

Patiënten met een graad I enkeldistorsie, die zowel een elastisch verband als een

brace droegen, hadden de helft minder tijd nodig om weer normaal te stappen en

trappen te lopen dan patiënten die slechts één van deze behandelingen kregen (zie

tabel). Patiënten met een graad II enkeldistorsie konden het snelst normaal stappen

en trappen lopen met een combinatie van elastisch verband en brace. De combinatie

van elastisch verband en brace reduceerde de tijd tot herstel met 40% ten opzichte

van gips. Bij patiënten met een graad III enkeldistorsie was er geen verschil tussen

tien dagen brace versus loopgips. Voor graad I enkeldistorsies werden

sportactiviteiten significant sneller hervat na brace + elastisch verband versus brace.

Voorgraad II was er significant sneller herneming van dagelijkse activiteiten en

sportactiviteiten met elastisch verband of combinatie brace + elastisch verband versus

gips. Na zes maanden was er tussen de verschillende behandelingen geen verschil in

hervalfrequentie en bewegingsuitslag van het enkelgewricht.

Conclusie van de auteurs

De auteurs besluiten dat behandeling van een eerste enkeldistorsie graad I of II met

de combinatie van elastisch verband én brace sneller leidt tot functieherstel dan

elastisch verband, brace of loopgips gedurende tien dagen.

Financiering

Aircast Inc.

Belangenvermenging

De auteurs vermelden dat er geen belangenvermenging is.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 43: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 43 van 120

Tabel: Primaire uitkomst (aantal dagen nodig om weer normaal te kunnen stappen en

trappen te lopen) voor de verschillende behandelingen volgens de ernst van de

enkeldistorsie.

Stappen Trappen lopen

Graad I

Elastisch verband 11,16 12,05

Brace 10,33 11,43

Elastisch verband + Brace 4,62 5,46

Graad 2

Elastisch verband 11,67 13,38

Brace 13,38 16,38

Elastisch verband + Brace 10,10 11,72

Gips 24,12 27,94

Graad III

Brace 18,56 18,31

Gips 19,00 21,08

Bron: Wyffels, P. (2007). Behandeling van een eerste acute enkeldistorsie. Minerva, 6 (5), pp. 79-81.

Eventuele extra’s over dit onderwerp:

http://users.telenet.be/dokter.vanschoenbeek.bvba1/lit/enkeldistorsie_AB.pdf

Google: „Persmap enkeldistorsie‟

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 44: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 44 van 120

2.2. Gewrichtsletsels

2.2.1. Biomechanische functionele eenheid

Ter hoogte van een gewricht bestaat er een compromis tussen mobiliteit en

stabiliteit. De stabiliteit is zowel statisch als dynamisch en wordt bepaald door de

botstructuren (statisch), de gewrichtsbanden en het kapsel (deels statisch, deels

dynamisch) en de omgevende spieren (dynamisch).

De stabiliteit verschilt van gewricht tot gewricht: hoge stabiliteit bij het

heupgewricht, weinig botstabiliteit bij het kniegewricht, waar het bandapparaat

maar ook de omgevende spieren erg belangrijk zijn.

Tijdens elke beweging bestaat er een evenwicht tussen stabiliteit en mobiliteit. Dit

evenwicht blijft behouden mede dankzij de goede proprioceptieve receptoren in

gewrichtskapsel, bandapparaat en spieren. Beschadiging van deze receptoren,

zoals zelfs na een banale kneuzing van het gewrichtskapsel, zal onmiddellijk deze

neurofysiologische wisselwerking verstoren, met onder meer een snel optredende

spieratrofie als gevolg.

2.2.2. Biologische functionele eenheid

Gewrichtskraakbeen wordt weinig bevloeid en is bijgevolg kwetsbaar. Toch heeft

het de belangrijke taak een vlotte beweging van de gewrichtsoppervlakken ten

opzichte van elkaar mogelijk te maken en de schokken op te vangen en gelijkmatig

te verdelen. De voeding van het kraakbeen wordt nagenoeg volledig onttrokken

vanuit het synoviale vocht. Dit synoviale vocht wordt tijdens beweging en belasting

in en uit het kraakbeen geperst. Opdat dit vocht het kraakbeen maximaal zou

kunnen binnendringen en voeden is mechanische belasting van het gewricht dus

noodzakelijk. Aldus ontstaat de link tussen de biologische en de biomechanische

eenheid die een gewricht vormt.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 45: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 45 van 120

Figuur 10: het kniegewricht28

2.2.3. Gewrichtsbandletsel

Uit het voorgaande blijkt duidelijk hoe sterk het normale functioneren van het

gewricht gebonden is aan de integriteit van de biologische en biomechanische

eenheid. Een gewrichtsbandletsel (verstuiking, distorsie, entorsie of sprain) heeft

niet alleen een zuiver mechanische weerslag op de gewrichtsstabiliteit. Pijn en

verminderde belastbaarheid, bewegingsbeperking en zwelling kunnen ook oorzaak

zijn van een potentiële kraakbeendesintegratie. Rechtstreekse traumatische

kraakbeenbeschadigingen creëren intra-articulaire defecten die slechts erg traag

of zelfs nooit volledig zullen helen. Ligamenten en kraakbeen zijn immers weinig

gevasculariseerde bradytrofe29 weefsels. De restverschijnselen en de recidiven

zijn dan ook legio („Once a sprain, always a sprain‟).

Behandeling

In het algemeen gelden de volgende behandelingsprincipes:

Klassieke anti-inflammatoire behandeling tijdens het acute stadium

(RICE)

Immobilisatie tot een minimum beperken, dikwijls functionele

behandeling (taping, bracing) die (partieel) bewegen toelaten.

28

Afbeelding gevonden op: http://www.ambulancetechnicianstudy.co.uk/skeletalsystem.html 29

Weefsels die nagenoeg geen haarvaten bevatten en daardoor een slechts heel trage stofwisseling hebben.

B.v. ooglenzen, pezen, kraakbeen, tussenwervelschijven.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 46: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 46 van 120

Oefentherapie gericht op het herstellen van de

proprioceptie/neurofysiologische connecties.

2.3. Fracturen

Botbreuken zijn relatief zelden voorkomende sportletsels. Men ziet ze hoofdzakelijk bij de

contactsporten of de zogenaamde „gevaarlijke‟ sporten zoals rugby, voetbal, skiën,

paardrijden, etc.

Andere vormen die men wel aantreft, en meestal het gevolg zijn van overbelasting, zijn:

letsels aan het groeikraakbeen (kinderen), afrukkingsfracturen, stressfracturen en

osteochondrale fracturen.

2.3.1. Letsels aan de groeikraakbeenschijven (bij jongeren)

De celactiviteit ter hoogte van de groeikraakbeenschijven is bij kinderen enorm

hoog, vooral tijdens de twee perioden van een echte groeispurt: tussen het

zevende en het negende en tussen het twaalfde en het zestiende jaar. Tijdens

deze periode wordt er ook dikwijls intens aan sport gedaan.

Behandeling

Voldoende lange rust (twee tot twaalf maanden), gipsspalken (acute

periode), ijsfricties, analgetica

Voorzichtige oefentherapie

Sportbeoefening onderbreken of aanpassen zoals zwemmen of handbike.

Functionele krachttraining bovenlichaam

Soms heelkundig verwijderen van hinderlijke verbeningskern.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 47: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 47 van 120

De ziekte van Osgood-Schlatter Osgood-Schlatter is een overbelastingsblessure van de knie tijdens de groei. Deze

wordt veroorzaakt door voortdurende trek van de kniepees aan de zich ontwikkelende

tuberositas tibiae, een verdikking net onder de knieschijf (zie figuur). De aandoening

komt het meeste voor bij jongens tussen de 10 en 15 jaar en meisjes tussen de 8 en

13 jaar en vaker bij jongens dan bij meisjes. De klachten zijn een warme, wat

opgezette en pijnlijke bobbel onder de knie. Fietsen, traplopen, starten, stoppen,

sprinten, springen, diepe kniebuigingen en het op de knieën zitten zijn meestal pijnlijk.

Bij tennissen treden de klachten vooral op bij lage volleys, links-rechtsoefeningen en

serveren. De klachten kunnen zowel plotseling als geleidelijk ontstaan en zijn vaak

wisselend aanwezig.

De blessure heeft te maken met de groei. Kraakbeen van de groeikern van de

tuberositas tibiae (de knobbel net onder de knie) kan minder belasting verdragen dan

bot. Zodra de groeikern dicht is en al het kraakbeen is omgezet in bot, zullen de

klachten definitief verdwenen zijn. Meestal zijn de klachten echter al voor die tijd over.

Gemiddeld duurt de blessure een half jaar, waarbij sommige spelers en speelsters

slechts een paar maanden last hebben, anderen wel twee jaar. In een heel enkel

geval houdt een speler last na het bereiken van de volwassen leeftijd. In dat geval is

er meestal sprake van losse botfragmenten, die operatief verwijderd kunnen worden.

Bron: KNLTB. (31.03.2011). Knieblessure bij jongeren: Osgood-Schlatter. [31.03.2011, KNLTB:

http://www.knltb.nl/cms/showpage.aspx?id=691].

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 48: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 48 van 120

2.3.2. Afrukkingsfracturen

Bij plotse, zeer heftige krachtontwikkeling, kan als gevolg van de spiercontractie

het benige aanhechtingspunt afgerukt worden. Frequente lokalisaties zijn: spina

iliaca anterior superior (t.g.v. m. sartorius) en spina iliaca anterior inferior (t.g.v.

rectus femoris) ter hoogte van het bekken, het tuber ischiadicum (zitbeenknobbel)

(t.g.v. mm. Semimembranosus en semitendinosus) en de trochanter minor van de

femur (t.g.v. m. iliopsoas).

Epifyseletsel veroorzaakt door sport

Lokalisatie Eponiem Sport

Condylus humeri of olecranon

Palmer Gymnastiek, baseball, tennis, werpsporten

Wervelkolom Scheuermann Judo, fietsen

Caput femoris Legg – Calvé -Perthes Voetbal, American football,

springen, lopen

Tuberositas tibiae Osgood - Schlatter Voetbal, springen, lopen

Patella Sinding - Larssen Voetbal, springen, lopen

Os naviculare pedis Köhler I 400 m lopen

Apophysis calcanei Sever Schermen, voetbal, lopen

Kop metatarsaal II Köhler II – Freiberg Schermen, voetbal, lopen,

dansen

Bron: Broos, P. (1991). Sportletsels. Leuven: Garant, p. 52.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 49: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 49 van 120

Figuur 11: afrukking van een deel van de fibulakop dit is een voorbeeld van

afrukkingsfractuur bij collateraal ligament30

Behandeling

Deze letsels zijn te vergelijken met de derdegraads musculotendineuze letsels en

worden ook als dusdanig behandeld. De behandeling is meestal conservatief tenzij

er een grote dislocatie is van het botstuk.

RICE

Eventueel starten met fysiotherapie na één of twee dagen.

2.3.3. Stressfracturen (overbelastingsfracturen)

Een stressfractuur is een fractuur die ontstaat in een normaal bot, dat echter op

een min of meer chronische manier overdadig en in ongunstige omstandigheden

belast is. Hierdoor ontstaan er mogelijk kleine barstjes in de botstructuur. De

wellicht meest bekende in deze orde zijn de marsfracturen.

30

Afbeelding gevonden op: http://emedtravel.wordpress.com/2010/05/30/do-you-need-knee-surgery/

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 50: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 50 van 120

Figuur 12: Stressfractuur ter hoogte van het onderbeen31

Men ziet de letsels hoofdzakelijk ter hoogte van de metatarsalen, de fibula, de

tibiaschaft en de tibiaschotel, het bekken, de femurhals en de wervelkolom. Er is

geen voorafgaand acuut trauma maar overbelasting, overtraining en dikwijls slecht

schoeisel liggen aan de oorzaak.

Deze letsels zijn moeilijk te diagnosticeren en dikwijls worden ze behandeld als

peesontstekingen. Soms is pas na veertien dagen een breuklijn op röntgenfoto

zichtbaar.

Behandeling

Stoppen met sporten die het letsel belasten

Beperken van de belasting gedurende zes tot twaalf weken.

Zoeken naar alternatieve sporten die de breuk ontlasten.

Materiaal checken: schoenen, ondergrond,…

2.3.4. Osteochondrale fracturen

Als gevolg van een trauma kunnen kraakbeenfragmenten, al dan niet met

bijbehorend bot, intra-articulair loskomen. Wanneer deze verplaatsen spreekt men

van een gewrichtsmuis. Ook de meer bekende aandoeningen zoals

chondromalacie patellae en osteochondritis dissecans horen in deze familie thuis.

31

Afbeelding gevonden op: https://waynejoseph.wordpress.com/tag/stress-fractures/

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 51: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 51 van 120

Chondromalacie patellae is een verweking van het kraakbeen aan de achterzijde

van de knieschijf. Dit letsel wordt veroorzaakt door overbelasting van het

kniegewricht en/of ernstig lichamelijk letsel. Dit letsel wordt verder in de cursus nog

besproken.

Wanneer een fragment kraakbeen samen met het stukje ondergelegen bot

loskomt van het gewrichtsoppervlak spreekt men van osteochondritis dissecans.

Tijdens de groei en rijping van het kraakbeen treedt een storing op waardoor er

eilandjes kraakbeen van een slechte kwaliteit kunnen ontstaan. Deze kunnen

geheel of gedeeltelijk loskomen van hun ondergrond, gaan zweven in het gewricht,

en hierdoor klachten veroorzaken.

Er is dikwijls verkeerdelijk verwarring met ligamentaire letsels, meniscusletsels,

kapselletsels, etc. Er is een duidelijke zwelling (hydrops) en een normale

gewrichtsstabiliteit. De diagnose kan soms gesteld worden aan de hand van

tomografie, CT-scan of artroscopie.

Figuur 13: Osteochondritis dissecans32

Behandeling

De behandeling is bijna steeds heelkundig:

Verwijdering van de kleine zwevende intra-articulaire fragmenten

Glad maken van het kraakbeenoppervlak

Dit wordt zo snel mogelijk gevolgd door een oefentherapie

Mobiliseren van het gewrichtsoppervlak

Progressieve belasting, komt regeneratie van het kraakbeen ten goede

32

Afbeelding gevonden op: http://www.seattlechildrens.org/medical-conditions/bone-joint-muscle-

conditions/cartilage-conditions/osteochondritis-dissecans/

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 52: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 52 van 120

2.4. Blaarvorming

Blaarvorming ontstaat door chronische wrijving die veroorzaakt wordt door loszittend

schoeisel of kousen, of door een slecht aangelegd steunverband.

Behandeling

Preventief: aangepast schoeisel, dikke zachte kousen, adequate steunverbanden

Dak van de blaar wegknippen op niet-statisch belaste plaatsen + antiseptica

Eelt nooit wegnemen

2.5. Bursitis

Op verschillende plaatsen waar de pezen aan het bot hechten bevinden zich bursae.

Deze beschermen de pees tegen voortdurende wrijving over het onderliggende bot. Door

krachtige herhaalde bewegingen kunnen irritatieverschijnselen optreden. Bursitis komt

dikwijls voor ter hoogte van de knieschijf (prepatellair) en ter hoogte van het olecranon

(elleboog).

Behandeling

Men tracht d.m.v. een naald het vocht uit de bursa te zuigen.

Daarna injectie met corticoïden

Drukverband voor de volgende 48 uur.

Figuur 14: Bursitis ter hoogte van de elleboog33

33

Afbeelding gevonden op: http://skillbuilders.patientsites.com/article.php?aid=246

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 53: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 53 van 120

2.6. Spierkrampen

Spierkrampen zijn onwillekeurige samentrekkingen van spieren. Deze kunnen zowel

tijdens activiteit als in rust voorkomen. Dikwijls beweert men dat de oorzaak van

spierkrampen dehydratatie en het verlies van mineralen is, maar (!) onderzoek toonde aan

dat dit bij inspanningsgebonden spierkrampen niet noodzakelijk zo is.

Voorkomen:

- Afhankelijk van duur en intensiteit van de inspanning

- In de hand gewerkt door plotse veranderingen (stijging) in intensiteit

- Betreft meestal spieren die meerdere gewrichten overbruggen

Oorzaken/ Triggers:

- Dehydratatie

- Vermoeidheid tijdens de inspanning, tijdens de rust zelfs ‟s nachts

- Slechte doorbloeding

- Te kort aan magnesium

- Fitheid

- Temperatuurverschillen: heel koud weer. Bvb: in de lente in de zee gaan en plotse

koude door diepte van de zee

Lees het artikel: „Spierkramp: Wat is eigenlijk de oorzaak?‟

Behandeling

Voorzichtig passief stretchen van spiergroep in kramp. (Vb: kuitkramp: dorsiflexie

van de voet)

Voorzichtige massage

Vervanging van de speler. Bij voortzetten van de sportactiviteit zullen er zich

opnieuw krampen of zelfs spierscheuren voordoen

2.7. Entrapment-neuropathie

Repetitieve overbelasting of chronische externe druk op weke weefsels kan aanleiding

geven tot zwelling van de weefsels rond de perifere zenuwen: men spreekt dan van een

inklemmings-neuropathie.

De aandoening kan op meerdere plaatsen voorkomen en betreft meestal een inklemming

tussen ligamentaire structuren en beenweefsel.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 54: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 54 van 120

De aandoening wordt gekenmerkt door pijn, krachtverlies en sensibiliteitsstoornissen in

het getroffen gebied.

De meest voorkomende zijn:

- Voetpijn door compressie van de nervus plantaris medialis (tarsaal tunnel

syndroom)

- Pijn t.h.v. de elleboog door compressie van de ulnaire zenuw (cubital tunnel

syndroom)

- Pijn in het bovenbeen en lies door compressie van de lokale zenuwen

- Pijn aan de palmaire zijde ter hoogte van de pols en hand (carpaal tunnel

syndroom)

Figuur 15: Tarsaal tunnel syndroom34

Behandeling

Anti-inflammatoire zalven

Rust

Ongeveer 3 à 4 weken

2.8. Shin splints

“Shin splint” wordt nog steeds gebruikt als overkoepelend begrip voor allerlei pijnklachten

ter hoogte van de voorzijde van het onderbeen. De laatste jaren wordt er meer en meer

afstand genomen van deze uitdrukking en spreekt men meer van “shin pain” of

“scheenpijnen”.

34

Afbeelding gevonden op: http://www.myproactivept.com/article.php?aid=262

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 55: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 55 van 120

Behandeling

Stoppen met sporten hoeft niet zolang de scheenbeenzone niet te zwaar belast wordt.

Indien nodig kan er voor alternatieve activiteiten gekozen worden zoals fietsen of

zwemmen. Activiteiten met impact op het onderbeen zoals joggen, springen, steppen,

etc… dienen vermeden te worden.

RICE

Relatieve rust…geen impact

Rekken van verkorte spieren zoals kuitspieren, m. peroneus…

Versterken van m. tibialis anterior

Schoenen aanpassen

Springschenen (beenvliesontsteking)

Wat is het?

Springschenen, ook wel beenvliesontsteking of scheenbeenirritatie genoemd, is een

overbelastingsblessure aan de binnenzijde van het scheenbeen (figuur). Het wordt

veroorzaakt door een overbelasting van de spieren van het onderbeen (soleus, tibialis

posteriar en teenbuigers). Deze spieren spelen een belangrijke rol bij de balans van het

lichaam tijdens het staan, lopen en springen. De continue trekkrachten van deze spieren

aan het scheenbeen kunnen resulteren in beenvliesontsteking (irritatie van de buitenste

laag van het bot).

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 56: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 56 van 120

Symptomen

De blessure kenmerkt zich door stekende pijn aan de binnenzijde van het

scheenbeen, meestal dubbelzijdig. De pijn zit „op het bot‟ van het onderste deel van

het scheenbeen. De pijn treedt op bij het sporten (vooral op harde ondergrond),

springen, sprinten of hardlopen en trekt in het begin vaak weg na de warming-up of na

het stoppen met sporten. De blessure kan echter zodanig verergeren dat de pijn

tijdens het sporten aanwezig blijft en nadien nog lang blijft nazeuren.

Bron: KNLTB. (31.03.2011), Springschenen: mediaal tibiaal stress syndroom [31.03.2011, KNLTB:

http://www.knltb.nl/cms/showpage.aspx?id=691].

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 57: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 57 van 120

Deel III: Letsels naar lokalisatie

In het volgende deel overlopen we het volledige lichaam en bepalen we per lichaamsdeel

1 of enkele bijzondere, veel voorkomende sportblessures.

HOOFDSTUK 1: De wervelkolom

Acute letsels ter hoogte van de wervelkolom komt men maar zelden tegen in de sport. Als

er al letsels zijn, dan hebben zij een andere oorsprong en zijn meestal het gevolg van

degeneratieve en congenitale aandoeningen (spondylolyse, osteoporose, etc.)

Figuur 16: lage rugpijn35

Acute lumbago of discus hernia ziet men vooral in gevechtssporten, turnen, ijsschaatsen

en volleybal. Met chronische letsels worden we veel meer geconfronteerd.

35

Afbeelding gevonden op: http://northwalesspineclinic.co.uk/878

Doelstellingen van dit deel

Aan het einde van dit deel moet je in staat zijn om:

- Per besproken lichaamsdeel 1 of meerdere letsels te beschrijven

- De symptomen en de behandeling van de letsels te beschrijven

- Notie te hebben van verschillende onderzoeken rond dit thema

- A.d.h.v. een afbeelding af te leiden over welk soort letsel het gaat.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 58: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 58 van 120

1.1. Lage rugklachten

Pijn onder in de rug wordt ook wel eens lage rugpijn genoemd. Het is een

veelvoorkomende, afmattende kwaal en het is de belangrijkste medische oorzaak voor

werkverzuim. Vrijwel iedereen krijgt wel één keer in zijn leven af te rekenen met lage

rugpijn.

Lage rugpijn kan vele oorzaken hebben. Meestal is er sprake van een mechanische

oorzaak:

- Plotseling tillen van zware gewichten

- Houdingsafwijkingen en instabiliteit tussen spiergroepen

- En langdurige slechte houding

- Overbelasting door steeds terugkerende activiteiten (vb: service bij tennis)

In tegenstelling tot specifieke rugklachten waarbij er een duidelijk letsel is zoals een

hernia, breuk of tumor, spreekt men van aspecifieke rugklachten (ook wel lumbalgie

genoemd) wanneer er geen duidelijk letsel is en de pijnklachten erg algemeen zijn.

Symptomen van aspecifieke lage rugklachten:

- Zeurende pijn ter hoogte van de lage rug

- Gevoel van stijfheid

- Soms pijnscheuten bij „verkeerde‟ bewegingen

Wanneer andere symptomen optreden zoals:

- Uitstralende pijn in het been tot aan de voet

- Tintelingen, gevoelstoornissen Arts raadplegen!

- Krachtverlies

- Als de pijn langer dan 4 weken aanhoudt

De ruggengraat, of wervelkolom, is erg kwetsbaar. Maar al te vaak maken we gebruik van

onze wervelkolom als hefboom voor het tillen van zware lasten. Beter zouden we andere

gewrichten daarvoor gebruiken, zoals de heupgewrichten en de kniegewrichten en onze

rugspieren bij al dat duw –en trekwerk als stabilisatoren laten functioneren.

De wervelkolom bestaat uit meerdere wervels waartussen kraakbeenschijfjes zitten (ook

wel tussenwervelschijf of wervelschijf genoemd) die bewegingen mogelijk maken en

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 59: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 59 van 120

schokken tussen de wervels absorberen. De tussenwervelschijven bestaan uit een zacht

middenstuk (nucleus) in een harde vezelachtige buitenring. Deze kan bij zwaar tillen of bij

bukken beschadigd raken.

Nota: ook andere oorzaken kunnen lage rugpijn veroorzaken:

- Aangeboren stoornissen van de wervelkolom

- Infectie van de ruggenwervel

- Tumoren

- Osteoporose (botontkalking), vooral bij ouderen en vrouwen.

Ook wordt pijn van de inwendige organen soms in de rug gevoeld: dit fenomeen wordt

„uitstralingspijn‟ genoemd. Het komt voor bij bijvoorbeeld maagzweren en bij

aandoeningen aan de buikorganen, darmen (dikke darm) en nieren.

Behandeling

Stap 1: verbeteren van de normale functie

De mobiliteit van de onderrug verbeteren

Rekoefeningen van de onderrug

Coördinatietraining

Stap 2: opbouw van de sportbelasting

Versterken van buikspieren

Versterken van rugspieren

Coördinatieoefeningen

Stap 3: aandachtspunten inlassen

Eventuele alternatieven zoeken voor bepaalde activiteiten: fietsen, wandelen,

andere oefeningen…

Bewegingen die de rug zwaar belasten aanvankelijk vermijden. Geen heftige

bewegingen. Geen onverwachte bewegingen.

Geen gecombineerde buig-, strek –en draaibewegingen.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 60: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 60 van 120

Nieuwe inzichten in verband met lage rugpijn

Uit een onderzoek van de faculteit Lichamelijk Opvoeding en Revalidatie

Wetenschappen, vakgroep Menselijke Fysiologie & Sportgeneeskunde, aan de

Vrije Universiteit Brussel, blijkt dat ‘aspecifieke’ rugklachten (waarvoor geen

specifieke oorzaak gevonden is) in meer dan 70% der gevallen spierweefsel

gerelateerde rugpijn is. Verdoken bindweefselverhardingen in midden en lage

rug- en bilspieren kan men als oorzaak nummer één vooropstellen. In dit geval

spreekt men eerder van ‘myogene lage rugpijn’.

Sinds de jaren tachtig is lage rugpijn als syndroom spectaculair gestegen in de

Westerse geïndustrialiseerde landen. Tegenwoordig zijn er per honderd consultaties

bij de huisarts, ruim drie gevallen met lage rugpijn. In ongeveer 80 tot 95% van de

gevallen kan geen specifieke oorzaak gevonden worden, vandaar de naam

“aspecifieke lage rugpijn”. De uitsluiting van andere ziektebeelden wordt door de

huisarts bevestigd, zoals: een discusletsel in de onderrug met typische zenuw-

wortelpijn tot gevolg, beter bekend als „sciatiek‟. Aspecifieke lage rugpijn verdwijnt in

80% van de gevallen spontaan na 2 tot 3 weken. Deze vorm van rugpijn komt het

meest voor in de leeftijdscategorie van 35 tot 55 jaar en is ongeveer gelijk verdeeld

tussen mannen en vrouwen. Het probleem is dat van de oorspronkelijke groep 5%

blijft kampen met chronische lage rugpijn (meer dan 3 maanden). De symptomen zijn

typisch:

- stijfheid in de rug bij het opstaan 's morgens,

- pijn onder aan de rug in bepaalde houdingen met eventuele uitstraling in één of

beide benen tot aan de enkel.

- beperking in beweeglijkheid in dagdagelijkse taken: bijvoorbeeld wandelen is op

zich geen probleem, maar wanneer men aanzet tot lopen wordt de onderrug als

pijnlijk en beperkt ervaren. Dit is ook het geval bij tillen, lang recht staan en/of

zitten, reizen en dergelijke meer.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 61: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 61 van 120

Aan de faculteit Lichamelijke Opvoeding en Revalidatie wetenschappen van de Vrije

Universiteit Brussel is een uniek (doctoraats-) onderzoek uitgevoerd waarbij de

pijndrempels door middel van eenvoudige drukmetingen zowel bij patiënten met

subacute lage rugpijn (6-12 weken) als bij gezonde proefpersonen getest zijn. Men

meet daarvoor de lokale spiergevoeligheid als een mogelijke mate van “verhard

spierweefsel”.

Uit dit onderzoek blijkt dat alle onderzochte pijndrempelwaarden van rug- en

bilspieren duidelijk lager liggen bij de groep patiënten met aspecifieke lage rugpijn.

Het meest opvallende verschil vindt men op het niveau van de onderste

spieroverspanning (M. Erector spinae, lumbaal gedeelte) en ter hoogte van de

grootste bilspier (M. Gluteus maximus).

Indirect is aangetoond dat de term „aspecifieke lage rugpijn‟ soms niet klopt

aangezien spierverhardingen dikwijls weer te vinden zijn in midden en lage rugspieren

alsook ter hoogte van de grote bilspier. In een aantal gevallen zou de term “myogene

lage rugpijn” in de toekomst gehanteerd kunnen worden.

Tot hun verrassing stellen de onderzoekers verder vast dat bij dezelfde groep

patiënten met rugpijn, wanneer men de gemiddelde resultaten van

pijndrempelwaarden vergelijkt tussen de subgroep met de stempel “lichte rugpijn” en

de subgroep met “zware rugpijn”, er geen duidelijke verschillen waar te nemen zijn.

Dit kan betekenen dat de ene persoon sneller kan klagen dan een andere van rugpijn

bij het tillen, zitten en reizen, maar daarom in principe geen grotere vermeende

„spierschade‟ heeft opgelopen aan de rug- en/of bilstreek.

Een ander indirect bewijs dat spieren duidelijk in verband kunnen gebracht worden

met „aspecifieke lage rugpijn‟ is het feit dat diepe dwarse fricties (roptrotherapy) in

staat zijn de pijndrempelwaarden te herleiden tot hetzelfde niveau van gezonde

personen. Deze techniek wordt met behulp van een bronzen T-knots toegepast ter

hoogte van het midden en lage rug alsook ter hoogte van de grote bilspieren. De

behandeling is normaal 1 x week x 3 en een laatste behandeling na één maand. Men

veronderstelt dat het (oude) verharde spierweefsel zich kan herstellen in de

oorspronkelijke staat.

Preventief dient in de toekomst aandacht geschonken te worden aan het vermijden, in

sport- en/of werkomstandigheden, naar houdingen die de rug- en bilspieren sterk

kunnen overbelasten (excentrische spierarbeid vermijden). Niet het gewicht dat men

verzet maar de manier van licht vooroverbuigen, is bij het werken preventief van

belang. In de toekomst zijn gelijkaardige studies bij chronische myogene lage rugpijn

voorzien aan de Vrije Universiteit Brussel in samenwerkingsverband met de

Universiteit van Gent.

Bron: Farasyn, A. (2007). Nieuwe inzichten in verband met lage rugpijn [Informatie aan de pers]. Brussel:

Vrije Universiteit Brussel

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 62: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 62 van 120

1.2. Morbus Scheuermann

Is een van de meest voorkomende groeiafwijkingen bij jongeren en berust op stoornissen

in de normale groei van wervellichamen en osteonecrose (botafbraak). Groeistoornis van

de wervelkolom (borstgedeelte) door osteochondrose van meerdere wervels.

Figuur 17: Morbus Sheuermann36

Sporten en in het bijzonder rugbelastende krachtsporten of rugbelastende sporten zoals

volleybal en turnen zijn hier ten zeerste af te raden daar ze de ziekte verergeren. Wees

daarom steeds op je hoede wanneer jonge sporters klagen over rugpijn. Mijd oefeningen

die rugbelastend zijn en/of pijn veroorzaken.

1.3. Spondylolyse en spondylolysthese

Figuur 18: Spondylolyse en spondylolysthese37

36

Afbeelding gevonden op: http://www.sign-lang.uni-hamburg.de/glex/konzepte/l7835.htm

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 63: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 63 van 120

Spondylolyse is het scheiden of het verslappen van de verbinding tussen 2 wervels,

waarbij de normale samenhang van het beenweefsel van de pediculus vertebrae verzwakt

(het gedeelte van de wervelboog tussen de bovenste en onderste onderlinge

gewrichtsvlakjes) met dislocatie als gevolg.

Spondylolyse kan later verergeren tot spondylolysthese, een verschuiving of afglijding van

wervels in ventrale richting.

Beide begrippen mogen niet verward worden met spondylose, wat een degeneratieve

verandering van de wervelkolom is, bestaande uit degeneratie van de

tussenwervelschijven (discus), gevolgd door exostosevorming (benig aangroeisel).

De afwijking zou in bepaalde sporttakken meer gezien worden, zoals bij Olympisch turnen

en gewichtheffen. Voorzichtigheid is aan te raden voor mensen met spondylolyse bij

zware krachttrainingen.

37

Afbeelding gevonden op: http://www.physioquestions.com/2011/03/18/spondylolisthesis-slippage-of-the-

spine/

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 64: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 64 van 120

Samenvatting onderzoek: ‘Het effect van conservatieve behandeling van

lumbale spondylolyse bij sporters’

Doel:

Het doel van de studie is onderzoeken wat het effect is van conservatieve

behandeling van de verschillende vormen van spondylolyse, bij sporters, op

hervatting van de sportactiviteiten.

Achtergrond:

Spondylolyse is een vaak voorkomende oorzaak van rugklachten bij sporters.

Conservatieve behandeling, middels activiteitenrestricties, het dragen van een brace,

aërobe training, oefentherapie en sportspecifieke training kan een positief effect

geven op hervatting van de sportactiviteiten

Methode:

Bronnenonderzoek werd verricht in Pubmed, Picarta en het elektronisch

tijdschriftenbestand van het AMC Amsterdam. Verder zijn de literatuurlijsten van de

gevonden artikelen onderzocht op relevante artikelen. De gevonden artikelen werden

gescreend op actualiteit en evidentie.

Resultaten:

Alle artikelen geven aan dat conservatieve behandeling van spondylolyse bij sporters

leidt tot goede resultaten wat betreft hervatting van sportactiviteiten. In één onderzoek

worden verschillende conservatieve behandelmethode vergeleken. In de andere

onderzoeken wordt voornamelijk gekeken naar het effect van een behandeling door

middel van activiteitenrestricties en bracing gevolgd door individuele training. De

meeste onderzoeken geven aan dat het gemiddeld meer dan 5 maanden duurt

voordat de sport hervat kan worden op het oude niveau.

Conclusie:

Aangezien de gevonden artikelen geen hoog niveau van evidentie hebben zullen er

meer onderzoeken van een hoger evidentieniveau nodig zijn (RCT‟s) om het effect

van conservatieve behandeling van de verschillende vormen van spondylolyse bij

sporters op hervatting van de sportactiviteiten te kunnen aantonen.

Bron: Derks, V. (2006). Het effect van conservatieve behandeling van lumbale spondylolyse bij sporters

[Afstudeeropdracht]. Utrecht: Hogeschool Utrecht.

Volledig onderzoek: http://www.hbo-kennisbank.nl/nl/page/hbosearch.results/?query=spondylolyse

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 65: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 65 van 120

HOOFDSTUK 2: De schoudergordel

Het schoudergewricht heeft slechts een klein contactoppervlak in vergelijking met andere

gewrichten. Daarom is de schouder minder stabiel. De anterieure stabiliteit wordt

verzekerd door het gewrichtskapsel, de m. subscapularis en de rotatorcuffspieren ( m.

teres minor, m. infraspinatus, m. supraspinatus en m. subscapularis). Deze spieren

drukken de gewrichtskop in de gewrichtspan.

De schoudergordel herbergt een heel arsenaal aan letsels. Aangezien een groot aantal

letsels zelden of nooit in de fitness gezien worden, laten we deze in de beschrijvingen

buiten beschouwing en beperken we ons tot de meest voorkomende binnen de fitness.

2.1. Rotator-cuff aandoeningen

De rotator cuff is een groep platte peesuiteinden die als een mouw het schoudergewricht

omvatten en haar stabiliseren. Alle pezen zijn afkomstig van spieren die aanhechten op

het schouderblad. Wanneer de betrokken spieren samentrekken, trekken zij aan de

rotator cuff waardoor de schouder opwaarts, naar binnen en naar buiten draait. De grotere

letselfrequentie bij mannen zou te maken kunnen hebben met de grotere spiermassa,

waardoor de tussenliggende ruimte kleiner is. Rotator cuff letsels komen frequent voor bij

tennissers en zwemmers, maar ook bij gewichtheffers en individuen die aan krachttraining

doen.

2.1.1. Het impingement syndroom

De pijn ontstaat door het inklemmen van de platte pezen tussen de humeruskop

en het acromion. Frequente elevatiebewegingen (boven 90°) kunnen de pezen

irriteren en leiden tot het zogenaamde impingement syndroom. Het letsel is het

gevolg van een volumetoename van de subacromiale weke weefsels zoals bij

spierhypertrofie het geval kan zijn, of van verkleining van de subacromiale ruimte

door oedeemvorming na herhaalde microtraumata door overbelasting of door het

ontstaan van verkalkingshaarden ter hoogte van de betrokken pezen.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 66: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 66 van 120

Figuur 19: Het impingement syndroom 38

Aanvankelijk begint het inklemmingssyndroom ter hoogte van de m.

supraspinatus, waarna ook de infraspinatuspees en de subscapularis in het proces

deelnemen.

Het inklemmingssyndroom loopt progressief over 3 stadia:

1. Het inflammatoire stadium:

Ontstaat meestal bij overmatige elevatiebewegingen, boven 90°. Het komt

veel voor bij jongere sporters, maar kan op iedere leeftijd. De pijn is

kortdurend bij de aanvang van de training, maar verdwijnt nadien. Doordat

de symptomen nog niet echt beperkend zijn, wordt de aandoening dikwijls

ontkend. De painfull arc, tussen 60° en 120°, is typisch voor de aandoening

(een painfull arc tussen 160° en 180° wijst eerder op een letsel ter hoogte

van het acromioclaviculaire gewricht).

2. Het degeneratieve stadium:

In dit stadium ziet men fibrose en tendinose ter hoogte van de pezen. De

pijn blijft ook tijdens en na de training aanhouden. De pijn kan meerdere

dagen duren en verstoort ook de dagelijkse activiteiten. Zolang het een

inklemming betreft, is er geen echt krachtverlies. Geleidelijk kan ook de

bursa onder het acromion ontstoken raken. Deze verliest haar glijwerking,

waardoor het syndroom verergert.

38

Afbeelding gevonden op: http://advanceddynamic.com/article.php?aid=367

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 67: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 67 van 120

3. Stadium van rupturen:

Door de degeneratieve verschijnselen wordt de kans op gedeeltelijke of

volledige rupturen groter. Deze doen zich meestal voor ter hoogte van de

aanhechting van de m. supraspinatus. Men ziet ook verkalkingshaarden

aan de onderzijde van het acromion en het coraco-acromiale ligament

waardoor de tussenliggende ruimte nog verkleint en die een continue pijn

veroorzaken. Volgens meerdere wetenschappers zouden acute

traumatische rupturen van de rotatorcuffpezen niet voorkomen maar steeds

het gevolg zijn van degeneratieve verschijnselen (luxaties buiten

beschouwing gelaten). Bij gedeeltelijke rupturen is er uitgesproken

krachtverlies en pijn, sporten wordt onmogelijk. Bij een totale ruptuur

verdwijnt de pijn na het acute stadium.

Behandeling

Meestal conservatief, zonder heelkundig ingrijpen.

Symptomen langer dan 3 à 6 maanden: evt. toch heelkundig ingrijpen

Rekening houden met leeftijd, pijnklachten, functiebeperking, motivatie en

bereidheid tot postoperatieve revalidatie (6 maanden tot 1 jaar)

Inflammatoire stadium:

o Rust noodzakelijk, doch beweeglijkheid en functionaliteit van

schouder onderhouden

o Vermijden van pijnlijke bewegingen

o Oefentherapie met nadruk op stretching en spierversterking.

Door regelmatige, gecontroleerde rekking blijft de

bewegingsamplitudo behouden en voorkom je verkorting van

de betrokken spieren.

o Zodra pijn vermindert: progressief spierversterkende

oefeningen.

o Lokale koudetoepassingen

o Diepe dwarse fricties

o Wanneer lokale ontstekingsremmers en pijnstillers niet

helpen: infiltraties ter hoogte van de pezen.

Degeneratief stadium:

o Grotendeels zelfde behandeling als in het vorige stadium.

o Volledige rust tot alle symptomen verdwenen zijn.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 68: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 68 van 120

o Bij oudere sportbeoefenaars: immobilisatie vermijden.

o Rekoefeningen en pendeloefeningen

Stadium van rupturen

o Behandeling afhankelijk van subjectieve klachten en ernst

van functieverlies

o Anti-inflammatoire en pijnverlagende middelen

o Zodra de pijn het toelaat: elevatiemogelijkheden herstellen

o Herstellen van vrije exorotatie

o Patiënt aanleren hoe hij de schouder bij dagelijkse

activiteiten moet gebruiken

2.2. Het glenohumeraal gewricht

Het glenohumeraal gewricht, of het schoudergewricht in de engere zin, staat vooral bloot

aan macrotraumata tijdens krachtsporten (rugby, voetbal, ijshockey) of vechtsporten

(worstelen, judo,…).

2.2.1. Kapselletsels

Figuur 20: gewrichtskapsel-/peesruptuur 39

Dikwijls zijn kapselletsels van de schouder het gevolg van een anterieure luxatie. Bij een

kapselscheur opteert men voor volgende behandeling:

39

Afbeelding gevonden op: http://aryo2000sporttherapie.punt.nl/index.php?r=1&id=416343&tbl_archief=0

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 69: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 69 van 120

Behandeling

Immobilisatie in een adductieverband gedurende de eerste 2 weken.

Nadien mag training hervat worden mits men de eerste 6 tot 8 weken geforceerde

abductiebewegingen vermijdt.

2.2.2. Schouderluxaties

De meest voorkomende is de anterieure luxatie, daar het schoudergewricht daar geen

ligamentaire ondersteuning heeft. Men hoort vele stoere verhalen over het repositioneren

van geluxeerde schouders, maar toch is het beter dit over te laten aan een ervaren arts.

Niet zelden is een slecht uitgevoerde repositie de oorzaak van een bijkomend botletsel of

een luxatiefractuur. Ook letsels aan de plexus brachialis en nervus axillaris zijn niet

ongewoon. Dikwijls ziet men sporters verkeerdelijk vrij snel na de repositie hun sport

hervatten.

Afbeelding 9: Schouderluxatie40

Behandeling

Korte immobilisatie om de pijn te verzachten (geen voorkeur voor methode of

positie van immobilisatie)

Mobilisatie van het gewricht binnen de pijngrens

Repositionering door ervaren arts

40

Afbeelding gevonden op: http://combohealthphysiotherapy.com.au/acute%20shoulder%20pain.html

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 70: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 70 van 120

2.2.3. Habituele schouderluxatie

Recidiverende (terugkerende) schouderluxaties komen frequent voor bij sporter en in het

bijzonder de vrijetijdssporters. De sporter heeft 80% kans op een recidive wanneer de

eerste luxatie zich voor de leeftijd van 24 jaar voordeed, na het 40ste levensjaar daalt die

kans tot 10%. Elke luxatie brengt een blijvende verzwakking van het gewrichtskapsel met

zich mee. Congenitale uitlokkende factoren, zoals een uitgesproken afvlakking van de

humeruskop of een extreem naar ventraal uitgediepte schouderkom zijn secundair als

oorzaak.

Behandeling

De behandeling dient individueel bepaald te worden en is afhankelijk van de

sportieve verwachtingen van het individu.

Meestal betreft het een heelkundige ingreep

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 71: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 71 van 120

Schouder uit de kom: Sportfysiotherapeutische zorg bij een patiënt met een ‘instabiele schouder’

Statistieken

In Nederland komen per jaar ongeveer 5.120 schouderluxaties voor. Dit is gebaseerd

op een incidentie van 32 per 100.000 inwoners per jaar. Op jonge en middelbare

leeftijd komen schouderluxaties 2 tot 3 keer vaker voor bij mannen dan bij vrouwen.

Echter op oudere leeftijd lopen juist meer vrouwen dan mannen een luxatie op. Uit het

Letsel Informatie Systeem (LIS) van de Stichting Consument en Veiligheid (gegevens

over de periode 1991 tot en met 1999) blijkt sport in 22% van de gevallen de oorzaak

van het schouderletsel te zijn. De schouderluxaties worden in 44% van de gevallen

gezien in de leeftijdsgroep 20-39 jaar. Leeftijd is de belangrijkste voorspellende factor

voor de kans op recidief (het opnieuw optreden van het letsel): de recidiefkans blijkt

duidelijk hoger te zijn bij jongere patiënten.

Gevolgen

De gevolgen van een instabiele schouder zijn voor elke persoon anders, bijvoorbeeld:

- aanhoudende klachten tijdens het algemeen dagelijks leven (ADL);

- pijn;

- stijfheid;

- een gevoel van instabiliteit tijdens het bovenhands serveren bij een tennisser;

- een schilder die door pijn of krachtverlies moeilijker boven zijn hoofd kan werken.

De gevolgen treden dus op functie-, activiteiten-, of zelfs participatieniveau op. Uit

onderzoek van Eisenhart et al. blijkt dat er als gevolg van schouderinstabiliteit een

verandering plaatsvindt van de positionering van de scapula tijdens beweging. Het

scapulothoracale gewricht, het gewricht tussen schouderblad en romp, is essentieel

als stabiele basis voor bewegingen van de arm.

Naast stoornissen in de aansturing van spieren rondom de scapula kunnen ook

passieve structuren bijdragen aan een houdings -en bewegingsafwijking van de

scapula. Deze afwijkingen zijn niet alleen zichtbaar tijdens beweging, maar meestal

ook in rust. Bij een verkorting of verstijving van de structuren aan de achterzijde van

het schoudergewricht (rotator cuff/achterste kapsel) ontstaat bijvoorbeeld een

voorwaartse kanteling van de scapula.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 72: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 72 van 120

HOOFDSTUK 3: De elleboog

De elleboogstreek is de regio waar zich zeer frequent zogenaamde abarticulaire

pathologieën voordoen, zoals epicondylitis, epitrochleitis, olecranalgie, tendinitis van de

distale aanhechting van de musculus biceps brachii, bursitis, … wij bekijken verder 2

elleboogletsels die in veel sporten voorkomen.

Onderzoek

Gecontroleerd onderzoek naar het effect van oefeningen om instabiliteitsklachten en

recidief luxaties bij aanhoudende schouderinstabiliteit te voorkomen laat zien dat er een

positief effect is van oefentherapie ten opzichte van niets doen en afwachten. Uit de

systematische reviews betreffende conservatief versus operatief beleid blijkt beperkte

evidentie voor operatieve stabilisatie bij jonge sporters en geen evidentie voor een

conservatief beleid. Onder conservatieve behandeling valt alle therapie behalve

operatief ingrijpen. Er wordt als conservatieve therapie bijvoorbeeld genoemd in welke

positie de schouder in een mitella geïmmobiliseerd dient te worden. Als er wel over

fysiotherapie wordt geschreven, dan wordt niet beschreven welke behandeling precies

is gegeven.

Afwezigheid van evidentie betekent niet dat fysiotherapie niet helpt. Onze ervaring met

het trainen van deze patiëntengroep laat bemoedigende resultaten zien. Indien een

conservatieve behandeling resulteert in een afname van instabiliteitsklachten van de

schouder, dan worden daarmee een operatieve en de revalidatie na deze ingreep

voorkomen.

Bron: Assink, N., Hekman, K. & Rietberg, M. (2010). Schouder uit de kom: Sportfysiotherapeutische zorg bij

een patiënt met een „instabiele schouder‟. Sportgericht, jaargang 64 (nr. 3), p. 29-30.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 73: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 73 van 120

3.1. Tenniselleboog (epicondylitis radialis)

Tenniselleboog is niet alleen in de sport een veelvoorkomende aandoening. Het wordt

duidelijk veroorzaakt door overbelasting en manifesteert zich langzaam door een vrij

hardnekkige pijn aan de laterale zijde van de elleboog. Men ziet het dikwijls bij

tennisspelers, maar ook gewichtheffers, schermers en wielrenners (outdoor) blijven niet

gevrijwaard. Het betreft een ontsteking van de strekspieren van de pols en vingers ter

hoogte van de epicondylis lateralis humeri.

Tenniselleboog komt minder voor bij jonge sporters en meer bij sporters tussen de 35 en

50 jaar. Afhankelijk van de lokalisatie kan men meerdere typen onderscheiden. Meestal

begint de pijn erg sluipend, en wordt meestal uitgelokt door specifieke bewegingen. Later

worden de klachten heftiger. Vooral pro -en supinatiebewegingen verlopen pijnlijk, zoals

bij het uitschenken van drank.

Meestal is tenniselleboog het gevolg van een onfysiologische overbelasting:

- Herhaling van typische sport –en beroepsgebonden bewegingen. Vooral pro –en

supinatiebewegingen met de arm in extensie.

Elleboogpijnen bij 127 sportlui

Soort sport

N=127

Epicondylalgie

68%

Epitrochlealgie

30%

Olecranalgie

2%

Tennis (63) 63 / /

Speerwerpen (15) / 15 /

Judo (7) 5 2 /

Schermen (6) 5 1 /

Golf (4) / 4 /

Zeilen (4) 2 2 /

Gymnastiek (4) 1 3 /

Handbal (3) / 3 /

Gewichtheffen (3) / 1 2

Bron: Broos, P. (1991). Sportletsels. Leuven/Apeldoorn: Garant, p. 105.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 74: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 74 van 120

- Herhaalde belastende bewegingen ter hoogte van de voorarm bij relatief beperkte

spierontwikkeling.

- Een verandering van techniek of verandering van materiaal.

Figuur 21: Tenniselleboog41

Behandeling

80 % van de tenniselleboogletsels zou conservatief goed te behandelen zijn.

IJs leggen

Afhankelijk van de ernst: 20 tot 60 dagen rust

Analgetica in de acute pijnlijke fase

Eventuele infiltraties in de spierbuik of pees

Diepe dwarse fricties met ijs op het peesletsel

Heelkunde alleen als conservatieve behandeling niet baat

3.2. Golferelleboog

De golferelleboog is een minder hardnekkige versie van de tenniselleboog aan de

binnenkant van de elleboog (epicondylus medialis) bij vooral jongere sporters (beneden

30 jaar) waarbij vooral pronatiebewegingen pijn uitlokken.

41

Afbeelding gevonden op:

http://www.mdbonedocs.com/tabid/20192/mid/37487/ContentPubID/133/ContentClassificationGroupID/-

1/Default.aspx

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 75: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 75 van 120

Figuur 22: Golferelleboog42

Behandeling

De behandeling van de golferelleboog is in eerste instantie dezelfde als bij een

tenniselleboog en dus in eerste instantie conservatief.

HOOFDSTUK 4: De pols

Ter hoogte van de pols stelt men hoofdzakelijk tendineuze letsels vast. Het kan gaan om

een gewone exsudatieve tenosynovitis, ofwel om echte nodulaire tendinitiden, die een

mechanische belemmering van de mobiliteit met zich mee kunnen brengen.

Polstendinitiden zijn om de volgende redenen zo frequent:

- in deze regio zijn de pezen het langst en ook het meest kwetsbaar

- er bestaan multipele synoviale peesscheden

- de osteo-fibreuze kanalen zijn erg oppervlakkig gelegen en staan gemakkelijk

bloot aan traumata

- deze structuren worden vooral getroffen door microtraumata als gevolg van

herhaalde bewegingen met maximale belasting.

42

Afbeelding gevonden op: http://davidrobertsphysio.co.uk/landing-pages/golfers-elbow/

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 76: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 76 van 120

Buiten de tendinitiden vindt men in de omgeving van de pols ook synoviale cysten,

entrapment-neuropathieën, fracturen en luxaties van de handwortelbeenderen.

4.1. Carpaal tunnelsyndroom

Figuur 23: Carpaal tunnel syndroom43

Het compressiesyndroom van de nervus medianus in het carpale kanaal werd voor het

eerst beschreven in 1865 door Sir James Paget.

Compressie op de nervus medianus aan de pols kan het gevolg zijn van een eenmalig

trauma, al dan niet gecombineerd met andere letsels. De medianus prikkeling kan echter

ook worden uitgelokt door herhaalde microtraumata. Als sportletsel wordt ze dan vooral

gezien bij tennisspelers als gevolg van het niet correct vasthouden van het racket, bij

skiërs door druk van de skistokband, zelfs bij sportvissers na langdurig vasthouden van

de hengel in geïmmobiliseerde positie.

Symptomen kunnen zijn:

- Een prikkelend en pijnlijk gevoel of hinderlijke tintelingen in de vingers en in de

handpalm.

- Een doof gevoel in de handpalm en in de vingers. Soms een gevoel alsof de hand

opgezwollen is.

- Een uitstralende pijn naar de onderarm, de elleboog en de schouder.

- Soms krachtverlies in het hand waardoor men zomaar dingen kan laten vallen

43

Afbeelding gevonden op: http://bone-clinic.com/2011/01/25/carpal-tunnel-syndrome/

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 77: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 77 van 120

Behandeling

Wanneer het letsel het gevolg is van een eenmalig trauma:

Een korte tijd een afwachtende houding aannemen: de symptomen verdwijnen

soms spontaan na oedeemresorptie

Cryotherapie (koudebehandeling) en antiflogistica

In andere gevallen en bij persisteren van de klachten:

Corticoïdeninfiltraties

Indien geen baat: heelkundige decompressie noodzakelijk

HOOFDSTUK 5: De bekkengordel

In vergelijking met de schoudergordel vindt men relatief weinig sportletsels ter hoogte van

de bekkengordel. Buiten de weliswaar erg typische pubalgieën moet er vooral aandacht

worden besteed aan de bursitis van de grote trochanter. Ook de ruptuur van de m. rectus

femoris wordt frequent waargenomen als sportletsel.

Afbeelding 10: Plaats waar de bursitis van de trochanter plaatsvindt44

44

Afbeelding gevonden op: http://advancedortho.net/diseases/hiparthroscopy.php

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 78: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 78 van 120

5.1. Pubalgie

Onder pubalgie verstaat men algemeen „pijn ter hoogte van de pubisstreek‟. Pubalgieën

zijn typische voetballerletsels, maar worden ook gezien bij lopers en in gevechtssporten.

Omdat zowel de buikspieren enerzijds als de bovenbeenspieren (vnl. adductoren)

anderzijds aanhechten ter hoogte van het bekken, ontstaan hier grote tegenwerkende

krachten die zich vooral concentreren ter hoogte van het schaambeen. Herhaalde

geforceerde abductiebewegingen en adductiebewegingen kunnen kleine microtrauma in

deze streek veroorzaken.

Figuur 24: Pubalgie van de adductor longus (groin pull)45

Aanvankelijk heeft de sporter weinig last en verdwijnt de pijn na activiteit of bij rust. De

pijn situeert zich vnl. ter hoogte van de lies op de bovenzijde en binnenzijde van de dij.

Later wordt de pijn erger en worden eenvoudige bewegingen zoals het kruisen van de

benen in zithouding reeds een probleem. Wanneer behandeling uitblijft, kan de pijn zelfs

uitstralen naar de buikstreek, de genitaliën en het hele bovenbeen.

45

Afbeelding gevonden op: http://physiocare.wordpress.com/2010/03/23/groin-strain-or-pull/

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 79: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 79 van 120

Uitlokkende factoren zijn:

- Een te harde sportvloer of slecht schoeisel

- Slechte techniek

- Trainen bij oververmoeidheid

- Biomechanische afwijkingen (lordose, beenlengteverschil, etc.)

Behandeling

Minstens 1 tot 2 maanden rust

Bij het hervatten van de sportactiviteit letten op een zorgvuldige trainingsopbouw

met geregelde rustmomenten

Aanvankelijk zijwaartse bewegingen zoals zijwaarts springen of uitvallen vermijden

5.2. Afrukkingsfracturen ter hoogte van het bekken

Afrukkingsfracturen ter hoogte van het bekken komt men zelden of nooit tegen in de

fitness. Men ziet ze vooral bij jonge voetballers waar de botten de spierkracht nog niet

kunnen dragen.

Toch kan men enkele voorwaarden in acht nemen bij het trainen van jonge sporters:

- Geen te zware krachttrainingen en technisch moeilijk uit te voeren oefeningen

aanbieden

- Bij sporters tussen 8 en 16 jaar rekening houden met hun biologische leeftijd

HOOFDSTUK 6: De knie

Het aantal overbelastingsletsels ter hoogte van de knie neemt de laatste jaren enorm toe.

Bij 23% tot 40% van de lopers bijvoorbeeld ziet men vroeg of laat knieletsels optreden. De

frequentie van knieletsels is erg sportgebonden, maar ook in de fitness wordt men bij

regelmaat met knieletsels geconfronteerd.

Het kniegewricht is een erg groot en kwetsbaar gewricht. Ligamenten, kruisbanden,

menisci en omliggende peesstructuren kunnen allemaal gekwetst raken. Vele knieletsels

zijn het gevolg van een acuut trauma, zoals een val of interactie met andere sporters. De

letsels waar we in de fitnesszaak mee geconfronteerd worden zijn voornamelijk tendiniten,

meniscusletsels en ligamentaire letsels.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 80: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 80 van 120

6.1. Tendinopathieën

Meestal zijn tendinopathieën het gevolg van overbelasting, maar toch bestaan er een

aantal voorbeschikkende factoren die de letselfrequentie kunnen beïnvloeden.

De pijn neemt toe bij activiteit en vermindert bij rust.

Behandeling

Rust, gaande van 2 weken tot 2 maanden afhankelijk van de ernst van de

aandoening.

IJsfricties en ontstekingsremmende zalven of medicatie

Eventueel materiaalaanpassing

Passieve mobilisatie en massage zijn tegenaangewezen

In onderstaande tabel vind je de biomechanische en kinesiologische factoren en

voorbestemdheid voor patellafemorale letsels:

Endogene factoren Exogene factoren

Slechte opwarming Slechte ondergrond

Overtraining Onaangepast schoeisel

Overdreven spierspanning Onaangepast materiaal

Zwakke uitvoeringstechniek

Eventueel hoge leeftijd

Bron: Broos, P. (1991). Sportletsels. Leuven/Apeldoorn: Garant, p. 149.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 81: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 81 van 120

Uit bovenstaande tabel is het eenvoudig af te leiden dat we tijdens de trainingsopbouw

ook aandacht moeten geven aan het versterken van bepaalde spieren. De patiënt dient

zijn beenspieren zo te versterken, zodat de krachten tijdens belasting beter gespreid

worden over het patella-femorale gewricht.

Dit omvat het versterken van:

- De vastus medialis en lateralis

- De gluteus medius

Factoren Oorzaak

Abnormale biomechanica Overdreven pronatie

Femorale interne rotatie

Hoge, smalle patella (patella alta)

Vergrootte Q hoek

Verkorte spieren, ligamenten Gastrocnemius

Hamstrings

Rectus femoris

Iliotibiale band

Colaterale banden

Lateraal retinaculum

Vastus lateralis

Spierzwakte Vastus medialis

Heup abductoren

Gluteus medius (exorotatoren)

Overdreven training Afstandlopers (loopband)

Hellingen, trappen (steppers)

Bron: Broos, P. (1991). Sportletsels. Leuven/Apeldoorn: Garant, p. 149.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 82: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 82 van 120

Figuur 25: spieren te versterken om het patella-femorale gewricht te steunen46

Recent onderzoek heeft aangetoond dat oefeningen in gesloten keten een betere

stabiliteit ter hoogte van de patella veroorzaken. Dus oefeningen waarbij de voet op de

grond steunt, zoals bij squats en lunges of tegen een toestel zoals bij de leg press. De

uitgangshouding dient dan zodanig aangepast te worden dat de juiste spieren getraind

worden. Vb. vanuit lichte exorotatie van het onderbeen (bij gebogen knie) bij een leg

press (voor m. vastus medialis).

Voorkomen:

- Driekwart van de peesletsels ter hoogte van de knie betreffen de pes anserinus

(een peesvlak dat de m. sartorius, de m. gracilis en de m. semitendinosus verenigt

aan de mediale zijde van de knie). De pijn onderscheidt zich van een mediaal

meniscusletsel doordat ze beneden de gewrichtsspleet gevoeld wordt en niet op

de gewrichtsspleet, zoals meestal bij een mediaal meniscusletsel het geval is. Het

letsel komt vrij frequent voor bij lopers en sporten die een grote impact op de knie

veroorzaken.

46

Afbeelding gevonden op: http://beebleblog.com/2007/07/04/stretches-the-quadriceps-stretch/

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 83: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 83 van 120

- Een ontsteking van de tensor fascia latae situeert zich aan de laterale zijde van de

knie en kan meestal goed gelokaliseerd worden. Het letsel komt vooral voor bij

langeafstandslopers.

- Een ontsteking van de m. biceps femoris leidt tot pijngevoeligheid ter hoogte van

de fibulakop en kan opgewekt worden door een actieve knieflexie.

- Een aandoening die men dikwijls aantreft bij lopers, voetballers en sporters die

regelmatig springen is de bekende „jumpers knee‟. Het gaat hier om de

insertiepees van de m. quadriceps die over de knieschijf loopt en aanhecht aan

een verhevenheid (tuberositas tibiae) aan de boven -en voorzijde van het

scheenbeen. De „jumpers knee‟ is een chronische tendinopathie die ontstaat ten

gevolge van het regelmatig schuren van de patellapees over de onderliggende

weefsels. Een instabiele knieschijf, genua valga (X-benen) en de ziekte van

Osgood schlatter kunnen het ontstaan van een „jumpers knee‟ in de hand werken.

Behandeling ‘jumpers knee‟

Rust

IJs

Ontstekingsremmers

Na de herstelperiode is taping aangewezen

6.2. Ligamentaire knieletsels

Ligamentaire knieletsels komen in de fitness weinig voor daar zij meestal door extern

inwerkend geweld of door een onnatuurlijke fysiologische beweging veroorzaakt worden.

Interessant om weten is dat direct geweld op de knie zonder dat daarbij het onderbeen en

de voet gefixeerd zijn, nooit leidt tot ligamentaire letsels.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 84: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 84 van 120

Figuur 26: Overzicht van de ligamenten en menisci van de knie 47

Is het onderbeen en/of voet wel gefixeerd dan:

1. Kracht lateraal op de knie, Unhappy triad:

Figuur 27: Unhappy triad48

47

Afbeelding gevonden op: http://elevationperformance.com.au/knee-pain/

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 85: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 85 van 120

2. Kracht op de gebogen knie:

Figuur 28: Voorste kruisbandletsel49

3. Kracht voor op gestrekte knie, hyperextensie:

Figuur 29: hyperextensie van de knie50

48

Afbeeldingen gevonden op: http://www.jointinjury.com/knee/index.htm

49

Afbeelding gevonden op: http://www.jointinjury.com/knee/index.htm

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 86: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 86 van 120

4. Kracht mediaal op de knie

Figuur 30: hyperextensie van de knie51

Dikwijls is de voet gefixeerd en wordt de knie naar binnen gedraaid ten opzichte van de

voet. In dit geval spreekt men van een flexie-exorotatie-valgustrauma (buig-draai-Xbeen)

van het onderbeen ten opzichte van het bovenbeen. Men spreekt hier van een „unhappy

triad‟ wanneer het mediale collaterale ligament, de mediale meniscus en de voorste

kruisband beschadigd zijn.

Vreemd genoeg is de pijn bij ligamentaire knieletsels dikwijls beperkt, palpabel, duidelijk

aanwijsbaar en wijst een hevige pijn dikwijls op een bijkomend meniscusletsel. Ook

blokkeringen wijzen op een meniscusletsel.

Volledige ligamentaire rupturen genezen niet of nauwelijks, meestal dient men heelkundig

in te grijpen en volgt er een zeer langdurige, intense revalidatie die afhankelijk van het

letsel 1 tot 1,5 jaar kan duren.

50

Afbeelding gevonden op: http://www.jointinjury.com/knee/index.htm 51

Afbeelding gevonden op: http://www.jointinjury.com/knee/index.htm

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 87: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 87 van 120

6.3 Meniscusletsels

Figuur 31: De menisci in de knie52

Een meniscus is in de anatomie een schijfje kraakbeen dat zich los tussen de benige

uiteinden van sommige gewrichten bevindt. In tegenstelling tot een discus, die twee

botuiteindes compleet van elkaar scheidt in een gewricht, bedekt een meniscus maar een

gedeelte van de botoppervlakken.

Een meniscusletsel hoeft niet steeds het gevolg te zijn van een plotse krachtinwerking,

maar kan evengoed een sluipende degeneratieve oorsprong hebben. Men denkt aan:

regelmatige overbelasting bij activiteiten waarbij veel gesprongen wordt.

De mediale meniscus is veel gevoeliger voor letsel dan de laterale, mede omdat zij

verbonden is met het mediale collaterale ligament en daardoor veel minder

bewegingsruimte heeft.

Men kan tegenwoordig in 60% van de gevallen zuiver klinisch een meniscusletsel

diagnosticeren. Pijn aan de gewrichtrand, mechanische blokkering van de knie en

eventueel een doorzakkingsgevoel zijn symptomen die op een meniscusletsel kunnen

wijzen.

52

Afbeelding gevonden op: http://biokineticist.com/knee%20-%20meniscus.htm

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 88: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 88 van 120

De laatste jaren ziet men een enorme evolutie in behandeling van meniscusletsels. Waar

men vroeger de meniscus volledig weghaalde, opteert men nu voor een partiële

verwijdering van het beschadigde meniscusdeel. De voordelen hiervan zijn dat men

nadien geen extra grote belasting van de tibiaschotel krijgt, dat de kans op een

progressieve knie-instabiliteit veel kleiner is en dat de kans op latere artrose veel lager

ligt. Bovendien is de impact van de ingreep erg beperkt, waardoor men meteen een

revalidatieprogramma kan starten. De nadruk ligt hierbij op het trainen van de m.

quadriceps, die in normale omstandigheden de kniestabiliteit ondersteunt.

6.4. Chondromalacia patellae

Chondromalacia patellae is een aandoening van het retropatellaire kraakbeen. Het is een

van de meest voorkomende oorzaken van chronische kniepijn.

Het ontstaansmechanisme kan velerlei zijn:

- Gevolg van een acuut of herhaald trauma

- Biomechanische afwijkingen waardoor het kraakbeen geïrriteerd geraakt

- Constitutionele basis („le genou douloureux de la femme obèse‟)

De sporter klaagt over vage pijn in de knie die verergert bij activiteiten zoals lopen,

springen, trappen lopen…of het rechtstaan vanuit zithouding (theaterknie). Indien deze

chronische tekens ontzien worden zal een geleidelijke quadricepsatrofie de kniestabiliteit

benadelen.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 89: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 89 van 120

Figuur 32: Chondromalacia patellae53

Behandeling

Indien geen zwelling of ontstekingsverschijnselen, hoeft het sporten niet volledig

onderbroken te worden.

Uitlokkende bewegingen zoals sprongen, krachttraining met gebogen knieën en

oefeningen in hurkzit vermijden.

Quadricepstraining, maar vanuit een weinig kniebelastende positie, dus vanuit een

kleine flexie en zeker niet vanuit gehurkte positie.

Diepe squats zijn tegenaangewezen

Elastische banden en bandages die de knieschijf meer tegen de femurcondylen

drukken zijn niet gunstig.

HOOFDSTUK 7: Het onderbeen

Typische sportletsels van het onderbeen zijn: kuitspier-claquage of „tennis leg/zweepslag‟,

voorste-logesyndroom54 en periostitis van de mediale tibiarand.

53

Afbeelding gevonden op: http://www.medhelp.org/medical-information/show/3247/Runners-knee 54

Ontstaat omdat het vlies rond de onderbeenspieren te weinig ruimte geeft tijdens bewegingen. Wanneer

spieren bewegen, moet de bloeddoorstroming toenemen, door de snel oplopende druk, vanwege de beperkte

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 90: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 90 van 120

7.1. Periostitis tibialis (maakt deel uit van de shin-splintverzameling)

Het is een typisch overbelastingsletsel dat men regelmatig ook in de fitness aantreft bij

lopers of fanatieke aerobic beoefenaars. Eigenlijk gaat het om een ontstekingsreactie ter

hoogte van de insertiezone van de lange teenbuigers en de m. tibialis anterior. De sporter

elasticiteit van het strakke vlies, lukt dat niet. Er ontstaat pijn, wanneer de spieren rust krijgen, zal de pijn na

enkele minuten weer verdwijnen.

Zweepslag Wat is het? De zweepslag is een (gedeeltelijke) spierscheur aan de binnenzijde van de kuit. De zweepslag is een typische tennisblessure en komt vooral bij spelers in de leeftijd van 35-50 jaar veel voor. De Engelse term voor zweepslag is dan ook „tennisleg‟. De spierscheur kan ontstaan bij plotseling krachtig aanspannen van de kuitspieren, bijvoorbeeld tijdens een sprint om een dropshot te halen. De symptomen zijn een plotseling optredende heftige, scherpe of brandende pijn in de kuit. Alsof er een bal of racket tegenaan is geslagen. Soms gaat het gepaard met een duidelijk hoorbaar knappend geluid. Doorspelen is in het merendeel van de gevallen vanwege de pijn niet meer mogelijk. Afhankelijk van de ernst van het letsel kan het herstel enige dagen tot ruim 6 weken in beslag nemen. Wat moet je doen? Doe zo snel mogelijk en gedurende de eerste 48 uur het volgende:

- IJs Koel de pijnlijke plaats direct met ijs, een cold-pack of koud stromend water gedurende 10 tot 15 minuten en herhaal dit enkele malen per dag. Plaats het ijs niet op de blote huid, maar leg er een handdoek tussen. - Immobilisatie Stop met sporten en steun niet meer op de voet. - Compressie Leg direct een drukverband aan. Dit is nog belangrijker dan het koelen met ijs, omdat de bloedinkjes in de kuit ten gevolge van de spierscheur hierdoor effectiever gestelpt worden. - Elevatie Leg het onderbeen hoog.

Een snelle en adequate eerste hulp is van groot belang voor een vlotte genezing. Laat bij ernstige gevallen of bij twijfel de blessure beoordelen door een arts. In een aantal gevallen zal deze je doorverwijzen naar een fysiotherapeut. Hoe zorg je voor het beste herstel? Op het moment dat de ergste zwelling en pijn verdwenen zijn (na 1-2 dagen) kun je beginnen met de opbouw van de belasting. Bij deze opbouw is pijn het signaal om rust te houden. Let op: de pijngrens dus niet overschrijden, want dat vertraagt de genezing! Bron: KNLTB. (31.03.2011), Zweepslag [31.03.2011, KNLTB:

http://www.knltb.nl/cms/showpage.aspx?id=691].

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 91: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 91 van 120

heeft meestal last bij de aanvang van de training, die dan vermindert en later weer

heftiger terugkeert.

Figuur 33: Plaats van de pijn bij periostitis tibialis55

Uitlokkende factoren zijn:

- Slechte progressieve opbouw van de training, zowel tijdens de trainingssessie als

in haar totaliteit

- Blijven trainen bij oververmoeidheid

- Plotse en grote veranderingen in het trainingsschema

- Platvoeten

- Ongelijke beenlengte

- Oude fractuur ter hoogte van de tibia

Behandeling

Rust! tot alle pijnsymptomen verdwenen zijn

Bij het hervatten van de sport, geleidelijke opbouw.

55

Afbeelding gevonden op: http://www.hardlooptips.com/2011/02/weg-met-shin-splints/

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 92: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 92 van 120

Deel IV: Preventie

HOOFDSTUK 1: Inleidende aspecten

Preventiemaatregelen hebben tot doel om bepaalde ziektes of andere

gezondheidsgerelateerde problemen te voorkomen (Bonita et al. 2006). Van Mechelen et

al. (1992) beschrijven vier stappen die moeten worden gevolgd met betrekking tot

letselpreventie:

1. Identificeren van de omvang van het probleem

a. Incidentie/prevalentie

b. Ernst

2. Identificeren van risicofactoren en letselmechanismes

3. Introduceren van preventieve maatregelen

Deze maatregelen zijn gebaseerd op kennis over risicofactoren en

letselmechanismes

4. Evaluatie van de maatregelen en hun effect op de omvang van het probleem

Doelstellingen van dit deel

Aan het einde van dit deel moet je in staat zijn om:

- De 4 stappen te beschrijven die moeten gevolgd worden met betrekking tot de

letselpreventie

- De verschillende niveau van preventie uit te leggen aan de hand van een

duidelijk voorbeeld.

- Uit te leggen waarvoor de cijfers in de epidemiologie met betrekking tot een

letsel staan.

- De taak van de begeleiders van een atleet uit te leggen binnen de verschillende

preventieniveaus

- De risicofactoren met betrekking tot een bepaalde sport op te noemen.

- Verschillende interventiemogelijkheden uit te leggen met betrekking tot een

bepaald sportletsel, over de verschillende preventieniveaus.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 93: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 93 van 120

Figuur 34: 4 stappen van letselpreventie 56

De concrete doelstelling van preventie kan verschillen naargelang het prestatieniveau.

Daarom wordt in dit hoofdstuk eerst ingegaan op het definiëren van het preventieniveau.

Vervolgens wordt ingegaan op de epidemiologische informatie als basis voor het bepalen

van incidentie/prevalentie en risicofactoren in een bepaalde sport. Daarna wordt

besproken wat het belang is van letselmechanismes. Tenslotte wordt ingegaan op welke

rol de (begeleiding van de) atleet kan spelen in letselpreventie.

1.1 Preventieniveau

In de literatuur worden drie preventieniveaus onderscheiden: primaire, secundaire en

tertiaire.

Primaire preventie heeft als doel een ziekte of gezondheidsprobleem te voorkomen

(Bonita et al. 2006). Kenmerkend voor dit preventieniveau is dat er geen sportletsels

aanwezig zijn. De bedoeling van preventie is dan ook om ervoor te zorgen dat de kans op

letsels zo minimaal mogelijk wordt gehouden.

Secundaire preventie is gericht op het vroegtijdig opsporen van risicofactoren en/of van

een aandoening (Bonita et al. 2006). Hierbij wordt getracht om op die manier in te grijpen

dat genezing/herstel wordt bereikt, waardoor het aantal nieuwe klachten wordt

verminderd.

56

Afbeelding gevonden op: http://www.ihs.gov/medicalprograms/portlandinjury/about_ip.cfm

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 94: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 94 van 120

Tertiaire preventie is gericht op het reduceren van de negatieve gevolgen van een ziekte

of letsel (Bonita et al. 2006). Er wordt getracht terugkeer van een letsel te minimaliseren

en te voorkomen dat een klacht ernstiger en/of chronisch wordt.

Figuur 35: preventiemodel in 3 niveaus57

Preventieve maatregelen moeten dus rekening houden met deze drie niveaus. Voor wat

betreft het niveau van primaire preventie is het zeer belangrijk dat de begeleider

voldoende op de hoogte is welk type klachten frequent optreedt in een bepaalde sport en

welke risicofactoren gekend zijn (Emery 2005, Abernethy & Bleakley 2007). Dit is

noodzakelijk omdat de atleet nog geen klachten heeft, maar toch moet worden begeleid

om ervoor te zorgen dat hij/zij hieraan niet onderhevig wordt.

1.2 Epidemiologie als basis voor het bepalen van risicofactoren.

De term epidemiologie komt uit het domein van de gezondheidswetenschappen. Bouter &

van Dongen (1995) definiëren epidemiologie als de wetenschap die bestudeert hoeveel

mensen een bepaalde ziekte of gezondheidsaandoening hebben (Bouter & van Dongen

1995). Dit aantal maakt deel uit van de epidemiologische breuk, uitgedrukt als het aantal

zieken ten opzichte van het totaal aantal personen uit de groep. Deze breuk kan worden

uitgedrukt over een bepaalde periode waarin personen worden gevolgd om na te gaan

hoeveel nieuwe mensen uit die groep een bepaalde ziekte krijgen. Dit wordt de incidentie

genoemd (Bouter & van Dongen 1995). Het is ook mogelijk om het aantal zieken in een

57

Afbeelding gevonden op:

http://www.fahcsia.gov.au/sa/gamblingdrugs/pubs/review_trends/Documents/chap4.htm

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 95: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 95 van 120

groep op een welbepaald moment te bekijken of in een duidelijk afgelijnde periode. Dit

wordt de prevalentie genoemd (Bouter & van Dongen 1995).

Bijkomend kunnen ook de factoren die bijdragen tot het hebben van een ziekte of

gezondheidsaandoening worden onderzocht. Deze factoren worden risicofactoren

genoemd (Bouter & van Dongen 1995). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen

intrinsieke (persoonsgebonden) en extrinsieke (omgevingsgebonden) risicofactoren. Voor

een overzicht van de risicofactoren in de sport en uitleg over de verschillende factoren: zie

deel I

Figuur 36: Incidentie aantal heupfracturen in Nederland per 100.000 per jaar (CBS

1993)58

1.3 De taak van de begeleiding

De begeleiding van atleten wordt vaak gedragen door een team van mensen met elk hun

aandachtspunten en prioriteiten. Actoren zijn onder meer de trainer, arts, kinesitherapeut,

mental coach, voedingsdeskundige, federaties, overheid, en bij minderjarigen, de ouders

(Emery et al. 2006). De taak van deze actoren varieert naargelang het preventieniveau of

individuele noden van de atleet. In het belang van de atleet is het noodzakelijk dat er een

goede verstandhouding is tussen de diverse leden van het begeleidende team. De atleet

dient hierbij centraal te worden geplaatst.

58

Afbeelding gevonden op: http://europe.obgyn.net/nederland/mp/overgang/overgangli25.html

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 96: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 96 van 120

Voor wat betreft de primaire preventie speelt de trainer een cruciale rol. De trainer moet

zorgen voor een goede opbouw van de globale trainingsbelasting om letsels te

voorkomen. Verder moet de trainer oog hebben voor mogelijke compensatiestrategieën.

De trainer richt zich zowel op intrinsieke (vb. motorische mogelijkheden, sportspecifieke

skills) als op extrinsieke risicofactoren (vb. blootstelling, training, omgeving, materiaal).

De mental coach en voedingsdeskundige spelen op hun terrein ook een belangrijke rol.

Hun taak richt zich op de intrinsieke risicofactoren. Een evenwichtige voeding is belangrijk

om de vaak hogere trainingsbelasting zonder al te veel problemen te doorstaan. Mentale

weerbaarheid is een ander belangrijk gegeven. De medische begeleiding heeft op het

niveau van primaire preventie een eerder adviserende functie. De arts maakt een

inventaris op van het letselrisico, onder andere gebaseerd op een klinisch onderzoek,

afname van een electrocardiogram (indien nodig), bloedname, urinestalen, e.d. Hij kan

zich voor de fysieke screening laten bijstaan door een kinesitherapeut die, op basis van

een biomechanische en kinesiologische analyse, een inschatting maakt van het

letselrisico op basis van gekende, afwijkende bewegingspatronen bij bepaalde pathologie.

De medische begeleiding richt zich op dit niveau voornamelijk op de intrinsieke

risicofactoren. Zij kunnen echter steeds advies geven over de extrinsieke risicofactoren op

het niveau van blootstelling, training en dergelijke.

Op het niveau van secundaire preventie is de taakverdeling anders. Omwille van het

aanwezige letsel wordt de taak van de medische begeleiding prioritair. De arts stelt een

diagnose en maakt een inschatting van de gevolgen hiervan op het uitvoeren van de

sport. Indien de aard van het letsel het nodig maakt om kinesitherapeutische behandeling

te introduceren, zal de therapeut een behandelingsschema opstellen en zal hij/zij trachten

de atleet zo snel als mogelijk terug op een niveau te krijgen dat sporten mogelijk wordt.

Belangrijk in deze revalidatiefase is de terugkoppeling met de arts van het team, de atleet

en de trainer/coach. Indien mogelijk moet de trainer zo snel als mogelijk worden

ingeschakeld in het revalidatieproces zodat een vlotte terugkeer van de atleet naar de

sport kan worden gegarandeerd. De begeleiding door de arts en kinesitherapeut richt zich

in de eerste fase op de intrinsieke risicofactoren zoals de training en blootstelling. Soms is

het nodig in functie van het letsel te zorgen voor extra beschermend materiaal (vb. een

brace).

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 97: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 97 van 120

Op het niveau van tertiaire preventie is het van belang na te gaan wat nog mogelijk is voor

de atleet en hoe bepaalde elementen van training eventueel moeten worden aangepast.

Ook de federaties en de overheid hebben een taak. Emery et al. (2006) hebben hun visie

weergegeven over de verantwoordelijkheden van de verschillende actoren in het kader

van de begeleiding van minderjarige atleten (figuur 37). De minderjarige atleet heeft de

minste verantwoordelijkheid omdat hij/zij nog niet beschikt over de nodige cognitieve

ontwikkeling om een goede inschatting te kunnen maken wat nodig is om veilig aan sport

te doen (Emery et al. 2006). De auteurs geven aan dat de jonge atleet centraal moet

staan in het geheel van preventieve maatregelen, maar dat andere actoren de

verantwoordelijkheid moeten dragen. Verder stellen ze dat sportfederaties en de overheid

een zeer grote verantwoordelijkheid hebben. Zij kunnen namelijk de grootste algemene

veranderingen teweeg brengen door het ter beschikking stellen van de juiste

accommodatie, juiste begeleiding, e.d. Hun invloed richt zich dus voornamelijk op de

extrinsieke risicofactoren. In het model van Emery et al. (2006) hebben ouders een

minder grote verantwoordelijkheid omdat hun invloed zich beperkt tot hun eigen kind. Zij

blijven echter wel verantwoordelijk en moeten steeds hun goedkeuring geven over

beslissingen die met betrekking tot hun kind worden genomen.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 98: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 98 van 120

Figuur 37: hiërarchie in de verantwoordelijkheid voor het nemen van preventieve

maatregelen 59

Preventie vereist een multidisciplinaire aanpak. Het aandeel van de specifieke

verantwoordelijkheden kan variëren in functie van de prioriteiten die per individuele

sporter of per sport worden gesteld.

HOOFDSTUK 2: Epidemiologie van sportletsels

Dit hoofdstuk behandelt de epidemiologie van sportletsels voor één frequent beoefende

sport, nl. voetbal. De werkwijze die wordt gehanteerd in dit hoofdstuk kan worden

toegepast op andere sporten.

59

Afbeelding gevonden in: Staes, F. (2010). Preventie van sportletsels: een benadering gericht op de

individuele atleet. Leuven: Acco, p. 12.

Regering

Sportorganisatie

Trainer

Ouders

Kind

Toe

na

me

vera

ntw

oord

elij

kh

eid

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 99: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 99 van 120

2.1 Epidemiologie van letsels in het voetbal

Prevalentie en incidentie

Lüthje et al. (1996) observeerden in hun prospectieve studie bij mannelijke voetballers

een letselincidentie van 11,2% per 1000 uren tijdens wedstrijden en van 1.8% per 1000

uren tijdens training.

Een groot aantal onderzoeken zijn uitgevoerd bij jongere voetballers. Giza en Micheli

(2005) vermelden in een review een incidentieratio van blessures bij jongeren dat varieert

van 2.3% per 1000 uren tijdens een training tot 14.8% per 1000 uren tijdens wedstrijden

per seizoen. Het gaat voornamelijk om acute letsels die zich in 60% ven de gevallen in de

onderste extremiteit voordoen. Ongeveer 25% hiervan zijn knieletsels, met een

voorstekruisbandruptuur als voornaamste. Andere letsels die vaak vermeld worden zijn:

kneuzingen (25-47%), verstuikingen (20-35%) en spierverrekkingen (8-25%) (Le Gall et

al. 2008, Steffen et al. 2008, Yard et al. 2008). Lüthje et al. (1996) vonden bij volwassen

spelers 76% van de letsels ter hoogte van het onderste lidmaat. Letsels van de bovenste

extremiteit komen minder frequent voor (Lüthje et al. 1996, Yard et al. 2008). Uit een

studie van Yard et al. (2008) volgt dat de meeste letsels optreden ter hoogte van het

onderste lidmaat (figuur 37). De enkel en de knie zijn hierbij de meest betrokken regio‟s.

Jongens

(n=389 489)

Meisjes

(n=413 684)

Hoofd/gezicht 13.1% Hoofd/gezicht 14.6%

Schouder 2.2% Schouder 1.3%

Torso/rug/nek 5.2% Torso/rug/nek 4.2%

Arm 5.1% Arm 4.8%

Heup 5.1% Heup 1.6%

Dij/bovenbeen 14.6% Dij/bovenbeen 11.7%

Knie 15.4% Knie 21.8%

Onderbeen 7.6% Onderbeen 7.8%

Voet 8.3% Voet 6.9%

Enkel 22.0% Enkel 24.7%

Andere 1.4% Andere 0.8%

Figuur 38: Overzicht van letselpercentage per regio (Yard et al. 2008)60

60

Afbeelding gevonden in: Staes, F. (2010). Preventie van sportletsels: een benadering gericht op de

individuele atleet. Leuven: Acco, p. 12.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 100: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 100 van 120

Yard et al. (2008) stelden vast dat meisjes meer ligamentaire letsels hebben, terwijl

jongens eerder contusies hebben. De meeste letsels die optreden zijn het gevolg van het

contact tussen spelers (Agel et al. 2007; Yard et al. 2008). Dit geldt zeker voor jongens

waar het contact verantwoordelijk is voor de meeste kruisbandrupturen. Bij meisjes zijn de

voorste kruisbandrupturen vaak op basis van „non-contact‟ letsels.

De FIFA Medical Assessment and Research Centre heeft een classificatie ontwikkeld

voor de inactiviteit ten gevolge van acute sportletsels: minimaal acuut (afwezigheid tussen

een dag en minder dan een week), matig acuut (afwezig gedurende meer dan een week,

maar minder dan vier weken) en ernstig acuut (afwezigheid langer dan vier weken). Op

basis van een literatuuronderzoek blijkt dat 70% à 80% van de letsels gecategoriseerd

kan worden als minimaal tot matig acuut. Dit betekent dat de inactiviteit ten gevolge van

het sportletsel bij de meeste letsels beperkt blijft tot maximaal vier weken.

Risicofactoren

Intrinsieke factoren

Letsels treden vaker op bij oudere spelers (Lüthje et al. 1996, Giza & Micheli 2005).

Globaal genomen zijn er geen verschillen tussen mannen en vrouwen wat betreft de

intrinsieke risicofactoren (Giza & Micheli 2005). Wel zijn er verschillen in

bewegingspatronen tussen beiden wat kan leiden tot meer „non-contact‟ letsels bij

meisjes. Voorstekruisbandrupturen treden bij meisjes drie tot vier keer zo vaak op als bij

jongens (Giza & Micheli 2005). Fysieke kenmerken zoals gewrichtslaxiteit, stabiliteit,

hormonale factoren, vorm van femorale notch en hamstringverzwakking kunnen hierbij

van invloed zijn.

Extrinsieke factoren

- Blootstelling

Uit onderzoek blijkt dat de spelpositie een invloed heeft op de letselfrequentie

(Junge et al. 2002). Doelmannen lopen minder kans op een letsel dan veldspelers;

het gaat bij doelmannen voornamelijk om letsels aan de bovenste extremiteiten.

Ook het competitieniveau is van belang. Elitevoetballers zouden minder letsels

hebben dan recreatieve voetballers. Dit zou te wijten zijn aan het feit dat

recreatieve voetballers een slechtere conditie hebben en dat elitevoetballers vaker

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 101: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 101 van 120

trainen. Er treden meer letsel op tijdens wedstrijden dan tijdens trainingen (Lüthje

et al. 1996, Giza & Micheli 2005, Agel et al. 2007, Yard et al. 2008)

- Training

Een goede voetbaltraining en het vergroten van voetbalvaardigheden geeft een

reductie van het aantal letsels (Giza en Micheli 2005). Dit verklaart volgens deze

auteurs ook waarom elitevoetballers fitter zijn en minder frequent geblesseerd zijn

dan amateurs.

- Omgeving

Lüthje et al. (1996) observeerden meer letsels bij aanvang van het seizoen. Bij

indoorvoetbal is de letselincidentie 4,5 keer hoger dan bij outdoorvoetbal (Giza &

Micheli 2005). Dit wordt niet bevestigd door Emery & Meeuwisse (2006) die geen

verschil vonden. Een belangrijke factor voor letsels is de menselijke

omgevingsfactor, namelijk het lichamelijk contact (Lüthje et al. 1996). Ongeveer de

helft van de letsels is het gevolg van het contact tussen spelers, voornamelijk

tackles. Verder stelden Steffen et al. (2007) vast dat er geen verschil is tussen het

voetballen op kunstgras of op natuurlijk gras voor wat betreft het aantal letsels.

HOOFDSTUK 3: Mogelijke interventies ter preventie van sportletsels

3.1 Primaire preventie: inleidende aspecten

Primaire preventie is voor wat betreft sportletsels hoofdzakelijk de taak van de

trainer/coach. Andere begeleiders kunnen een adviserende functie hebben. Zoals eerder

werd aangegeven, is het belangrijk voldoende op te warmen en te zorgen voor een goede

seizoensvoorbereiding. Dickin & Doan (2007) raden aan om voldoende kracht en

uithoudingsgerichte training aan te bieden, alsook een voldoende lokale en globale

spiertraining te voorzien. Verder bevestigen ze aan dat een goede training voor aanvang

van het seizoen en een degelijke sportspecifieke training wenselijk is. Tijdens het trainen

moet er voldoende aandacht zijn voor een goede spierbalans ter hoogte van de

verschillende lichaamsregio‟s. uitgangspunt hierbij is een kwalitatieve uitvoering van de

verschillende bewegingen. Stabilisatietraining zou een deel moeten vormen van de

training. Indien noodzakelijk, moet de atleet individueel worden bijgetraind voor specifieke

doelstellingen.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 102: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 102 van 120

3.2 Primair preventieniveau: een aantal mogelijke aandachtspunten

Volgende elementen kunnen worden in rekening gebracht:

1. Trainen van core stability, posturale stabiliteit, schouderstabiliteit

2. Flexibiliteit

3. Peestraining

4. Krachttraining

Trainen van core stability, posturale stabiliteit, schouderstabiliteit

Uit meerdere studies blijkt dat „core stability‟ training essentieel is, niet alleen voor de

onderste lichaamshelft, maar ook voor de bovenste lichaamshelft. Het begrip “core

stability” kan echter verschillend worden geïnterpreteerd afhankelijk van de context waarin

het begrip wordt gehanteerd. Vanuit kinesitherapeutisch standpunt wordt met core stability

de stabiliteit van het lumbopelvische complex bedoeld via het gebruik van de lokale

stabiliserende musculatuur en, in eerste fase, zonder gebruik van globale musculatuur.

Vanuit het standpunt van de trainer wordt core stability soms gelijk gesteld aan het trainen

van de rompstabiliteit, zonder specifiek rekening te houden met het onderscheid tussen

lokale en globale musculatuur. Op zich is het voornamelijk van belang goed te expliciteren

wat bedoeld wordt met core stability wanneer interdisciplinair wordt samengewerkt.

Het trainen van de “core stability” spieren gebeurt in primaire fase het best in onbelaste

situaties. Indien wordt vertrokken vanuit de definiëring zoals dit binnen de

gezondheidszorg gebruikelijk is, wordt dit aangeleerd door therapeuten. Mogelijke

uitgangshoudingen zijn ruglig of 4-puntshouding. Het aanleren van deze oefeningen vergt

een zekere graad van specialisatie en wordt dan ook door therapeuten aangeleerd.

Afbeelding 11: 4-puntshouding voor trainen core stability61

61

Afbeelding gevonden op: http://www.workoutmuse.com/blog/tag/back-pain

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 103: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 103 van 120

Ook voor de heup kan specifiek in zijlig of voorlig gewerkt worden aan het herstellen van

de coördinatie tussen de m. gluteus medius – m. tensor fasciae latae en m. gluteus

maximus – hamstrings.

Afbeelding 12: voorbeeldoefening heupstabiliteit in zijlig62

Bij schouderspecifieke oefeningen worden in een eerste fase controle –en

stabilisatieoefeningen aangeleerd. Het oefenen moet in het begin pijnloos zijn en moet

gebeuren zonder fysieke of mentale vermoeidheid (Kibler 1998, Kibler 2003). Daarom

worden eerder korte oefensessies aangeraden dan langdurige oefensessies. Als de atleet

de oefeningen beheerst, kunnen controle –en stabilisatieoefeningen ook worden gegeven

indien vermoeidheid aanwezig is. Zeker voor atleten is het oefenen onder vermoeidheid

van groot belang in de preventie van letsels omdat letsels vaak optreden bij vermoeidheid.

Eerst wordt gestart met het geven van oefeningen voor de scapula (Mottram 1997; Hess

2000; Magary & Jones 2003). De atleet wordt gevraagd om het schouderblad in de

correcte anatomische houding te brengen en te houden. De beweging kan manueel

gestuurd worden. Hierbij wordt goed gelet op mogelijke compensaties die door de atleet

worden uitgevoerd.

62

Afbeelding gevonden op: http://sportsmedicine.about.com/od/strengthtraining/ss/Glute-Activation-_6.htm

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 104: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 104 van 120

Afbeelding 13: voorbeeld van opstartoefening correcte anatomische houding scapula63

De stabilisatie kan ook beginnen in buiklig, zijlig of 4-puntshouding indien het niet mogelijk

is een goede stabiliteit te verkrijgen in zit. Stabilisatietraining in zit is uiteraard wel

functioneler dan in buiklig, dus indien het mogelijk is om in zit te beginnen, verdient dit ook

de voorkeur op de liggende posities.

Indien de atleet een voldoende controle heeft over de setting fase van de scapula, kunnen

glenohumerale bewegingen worden toegevoegd waarbij de scapula stabiel wordt

gehouden. Voorbeelden hiervan zijn: exorotatie, abductie tot 45° en anteflexie tot 60°. Na

het optimaliseren van de controle, wordt gewerkt op het herstel van de kracht. Hiervoor

kunnen gewichtjes worden gebruikt.

Een volgende kan dan het uitvoeren van dezelfde bewegingen zijn met behulp van

theraband. Deze laatste oefening kan ook gezien worden als een tonificatie-oefening van

de exorotatoren.

63

Afbeelding gevonden op: http://davidlasnier.com/tag/scapular-stability

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 105: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 105 van 120

Afbeelding 14: voorbeeld oefening met theraband64

Er kunnen ook oefeningen voor specifieke scapulothoracale spieren worden gegeven

zoals m. serratus anterior, mm. Rhomboidei en m. trapezius pars transversa, m. trapezius

pars ascendens.

Afbeelding 15: voorbeeld oefening in stand65

Wanneer de scapulafixatoren voldoende geoptimaliseerd zijn, kan gestart worden met het

oefenen van de scapulohumerale musculatuur. In een eerste fase wordt hierbij aandacht

besteed aan het oefenen van de exo –en endorotatoren. Bijzonder aandacht wordt

64

Afbeelding gevonden op: www.image.exercisesfacts.info/images/2.bp.blogspot.com 65

Afbeelding gevonden op: http://www.prevention.com/health/fitness/body-by-design/bust-

boosters/article/e6a2d08f88803110VgnVCM20000012281eac____

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 106: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 106 van 120

besteed aan het oefenen van de exorotatoren omwille van de caudaalwaartse

krachtvector die door deze spier wordt geleverd. Geleidelijk aan kunnen dan meer

functionele oefeningen worden uitgevoerd. Naarmate de mogelijkheden van de atleet

vergroten, worden sportspecifieke of beroepsspecifieke oefeningen toegevoegd. Hierbij

kan gebruik worden gemaakt van plyometrische oefeningen.

Flexibiliteit

Het routinematig verlengen van spieren wordt steeds meer in twijfel getrokken. Veel van

de hypotheses over het nut van routinematig rekken zijn gebaseerd op gewoontes, eerder

dan op wetenschappelijke evidentie (Lund 2003). Daarom is het belangrijk na te gaan wat

de reden is voor het gebruik van verlengingstechnieken, welke vorm van

verlengingstechniek wordt gebruikt en wat de doelgroep is.

Vergroten van flexibiliteit

Via het toepassen van verlengingstechnieken wordt er geprobeerd een groter flexibiliteit

na te streven.

Afbeelding 16: flexibiliteit66

Verschillende studies hebben aangetoond dat het mogelijk is een grotere flexibiliteit te

bekomen door middel van spierverlengingstechnieken (Halbertsma et al. 1996, Chan et

al. 2001, Harvey et al. 2002, Winters et al. 2004, Marek et al. 2005). Flexibiliteit wordt

66

Afbeelding gevonden op: http://www.bodycontrol.com.au/flex.html

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 107: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 107 van 120

gedefinieerd als „de bewegingsuitslag die beschikbaar is in een gewricht of serie van

gewrichten‟ (Gleim & McHugh 1997). Er bestaat echter nog steeds discussie over welke

verlengingstechniek het meest efficiënt is voor het bekomen van een grotere flexibiliteit. In

meer recent onderzoek geven Winters et al. (2004), alsook Marek et al. (2005) aan dat

zowel actief als passief rekken een invloed kan hebben op de flexibiliteit. Volgens Kubo et

al. (2001) geven spierverlengingstechnieken toegepast gedurende drie weken een

vermindering van de flexibiliteitsindex, maar niet van de stijfheid. De stijfheid van een

spier wordt uitgedrukt als „de verandering in spanning per lengte-eenheid‟. Deze

verhouding wordt mee bepaald door een proteïne, namelijk tinine (Labeit & Kolmerer

1995). Kubo et al. (2002) stelden vast dat verlengingstechnieken een effect hebben op

peesstructuren. Naast (bio-)mechanische verklaringen, wordt ook verondersteld dat er

een beïnvloeding zou zijn van de neurale activatiepatronen (Fowles et al. 2000). Hierdoor

zou er een vermindering zijn van de mechanische sensiviteit van de spierspindels ten

gevolge van de frequente rekking (Avelva et al. 2004). Marek et al. (2005) geven aan dat

er een vermindering zou optreden van het aantal geactiveerde motorische eenheden.

Rekken van spieren in een sportcontext

Spieren passen zich aan aan de meest frequent gebruikte houdingen en bewegingen (de

Morree 2001, Sharmann 2002). Indien een grotere bewegingsomvang nodig is, zal er een

aanpassing gebeuren door het zowel in parallel als in serie toevoegen van actine –en

myosinefilamenten en door het opnieuw aanleggen van bindweefsel. De vraag die zich

echter stelt is of het routinematig rekken van spieren, zoals vaak gebeurt binnen diverse

sportdisciplines, zinvol is. Tot op heden bestaat er veel discussie over het al dan niet

zinvol zijn van stretching binnen deze context. In hun systematische review concluderen

Thacker et al. (2004) dat er nog weinig evidentie bestaat zowel voor als tegen het gebruik

van rektechnieken. Wel geven ze aan dat vooral moet gekeken worden naar de sporttak

zelf. Zo kan een kwalitatief goede flexibiliteit zinvol zijn in een sport als gymnastiek om

een grotere bewegingsuitslag toe te laten. Er moet wel worden vermeld dat deze

flexibiliteit niet noodzakelijk leidt tot een prestatieverbetering omdat die afhankelijk is van

nog een aantal andere factoren. Bovendien moet ermee rekening worden gehouden dat

spierverlenging op korte termijn soms voor een vermindering van de prestatie kan zorgen

of kan leiden tot het verhogen van het letselrisico (Marek et al. 2005, Nelson et al. 2005,

Schrier 2005). Schrier (2005) geeft echter wel aan dat het frequent stretchen op langere

termijn wel een positief effect heeft op kracht en power ongeacht het type spierverlenging.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 108: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 108 van 120

Een aantal auteurs geeft aan dat spierverlenging geen effect heeft op het reduceren van

het letselrisico (Hart 2005, Herbert & Gabriel 2002, Pope et al. 2000, Schrier 2005).

Schrier & Gossal (2000) halen aan dat veel letsels optreden tijdens excentrische

contracties binnen het normale bewegingsbereik en dat daardoor ook kan getwijfeld

worden aan het nut van spierverlenging voor het vergroten van de bewegingsuitslag met

het oog op letselpreventie. Volgens Chan et al. (2001) moet er, om na te gaan of

spierverlenging een effect heeft op een reductie van het letselrisico, gekeken worden of

het letselrisico kan beïnvloed worden door een reductie van de passieve weerstand.

Schrier & Gossal (2000) zijn van mening dat als letselpreventie primair is in een sport

waarbij de bewegingsamplitudo‟s niet extreem zijn, het opwarmen belangrijker is dan de

spierverlenging op zich.

Afbeelding 17: sportspecifieke stretching67

Eén van de mogelijke nadelige effecten van het sporten is „delayed onset muscle

soreness‟. Delayed onset muscle soreness (DOMS) wordt gedefinieerd als „residuele

spierpijn die optreedt 24 à 48 uur na ongewone periodes van intensieve oefening‟ (Norris

2004). Het treedt vooral op bij excentrisch spierwerk en bij oefeningen waarbij spieren

zich in een meer verlengde toestand bevinden. DOMS gaat gepaard met pijn. Herbert &

Gabriel (2002) geven in hun systematische review aan dat stretching binnen de eerste 72

uren na een inspanning slechts een reductie van pijn geeft van 2mm op een schaal van

100mm wat als verwaarloosbaar beschouwd kan worden. Bij vermoeide spieren wordt

zelfs afgeraden om direct te rekken. Een ander nadelig effect van het te intens sporten is

67

Afbeelding gevonden op: http://raleighdurham.about.com/od/collegefootball/ig/2009-UNC-Football-

Showcase/21-DaNorris-Searcy-does-some-s.htm

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 109: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 109 van 120

het optreden van krampen. Krampen omwille van (spier)vermoeidheid worden

gedefinieerd als „een pijnlijke, spastische, onvrijwillige contractie van een skeletspier die

optreedt tijdens of dadelijk na inspanning‟ (Schwellnus et al. 1997). Een abnormale

spinale reflex zou aan de basis liggen van het ontstaan van krampen. Passieve rek zou

volgens Schwellnus (1999) een bijna onmiddellijke reductie geven van de kramp en een

reductie van de EMG-activiteit en de activiteit van het Golgi-peesorgaan terug

optimaliseren. De passieve rek zou gepaard moeten gaan met rust. Bij repetitief

voorkomen van krampen moet gewerkt worden op aanpassing van het trainingsschema.

Peestraining

Pezen zijn onderhevig aan zeer sterke trekkrachten. Het is voor een atleet dan ook van

zeer groot belang dat de pezen aangepast zijn aan de eisen van de betrokken spieren. In

de recente literatuur wordt algemeen aanvaard dat een optimale training voor pezen

excentrische spiertraining is. De actieve therapievormen die voor overbelastingsletsels

van pezen vooral worden gebruikt zijn stabilisatieoefeningen van de heupstabilisatoren en

excentrische oefeningen voor de betrokken pees. Het nut van excentrische oefeningen

kan mede liggen in het collageenstimulerend effect van dergelijke oefeningen. Peers &

Lysens (2005) vermelden in hun narratieve review dat 2 à 3 reeksen per dag van 15 à 20

herhalingen gedurende 3 maanden wenselijk zijn. Pijn is tijdens het oefenen toegelaten

maar er mag geen toename zijn van de pijn de dag na het oefenen (Peers en Lysens

2005). Na drie maanden konden structurele veranderingen ter hoogte van de pezen

worden vastgesteld.

Afbeelding 18: Excentrische achillespeestraining68

68

Afbeelding gevonden op: http://www.examiner.com/running-in-boston/eccentric-calf-exercises-for-

runners-with-injured-achilles-tendonpicture?slide=11565756

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 110: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 110 van 120

Krachttraining

Algemeen wordt aanvaard dat een goede opbouw van krachttraining essentieel is. Dit is

het domein van de trainer/coach. Voor de aandachtspunten bij het opstellen van een

krachtprogramma wordt verwezen naar de specialistische literatuur en cursus

trainingsleer. In het kader van preventie is het echter belangrijk aan te geven dat

vooraleer gestart wordt met doorgedreven krachttraining er voldoende stabiliteit in de

betrokken regio‟s aanwezig moet zijn. Bovendien is het ook zo dat spieren die gericht zijn

op het behouden van stabiliteit eerder nood hebben aan low threshold oefeningen gericht

op type I vezels, terwijl oefeningen die gericht zijn op kracht eerder high threshold

oefeningen zijn (type II vezels) met als doelstelling meer kracht of power te genereren.

Zowel bij controle als bij kracht moet rekening gehouden worden met de baan waarin

wordt getraind. Deze baan wordt bepaald door het gebruik van spiergroepen in een

bepaalde sport.

3.3 Secundair/tertiair preventieniveau

Op secundair/tertiair preventieniveau zijn er letsels aanwezig. Belangrijk is dan ook dat de

letsels optimaal worden gerevalideerd door de begeleidende therapeut. Hiervoor wordt

verwezen naar medische literatuur. Binnen een sportcontext is het bijkomend belangrijk

dat, van zodra de atleet klaar is om sportgerelateerde activiteiten te hervatten, de

therapeut overleg pleegt met de trainers om een goede integratie mogelijk te maken.

Bovendien kunnen in onderling overleg de nodige maatregelen worden genomen om de

kans op nieuwe letsels zoveel mogelijk te reduceren.

Zoals eerder werd aangegeven is het essentieel om de revalidatie breder te zien dan

enkel de betrokken regio. In het doctoraatsonderzoek van S. Van Deun werd gedurende 6

weken een trainingsschema aangeboden aan patiënten met chronische enkelinstabiliteit.

In één groep werden oefeningen aangeleerd in belaste situatie met aandacht voor een

correcte uitvoering. In een andere groep werd eerst gestart met core stability training en

daarna met oefeningen in belaste situatie. Ten slotte werd een controle groep

geïncludeerd die geen oefeningen kregen. Na 6 weken werd vastgesteld dat enkel bij de

groep van patiënten waarbij core stability training bijkomend werd gegeven dat er een

significante verandering optrad van de spieractivatiepatronen. Deze patiëntengroep

activeerde zijn spieren meer zoals personen zonder letsels. De andere trainingsgroep

vertoonde slechts minimale veranderingen en in de controlegroep veranderde er niets. Er

werden geen significante verschillen vastgesteld voor wat betreft recidieven, maar wel

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 111: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 111 van 120

was het zo dat patiënten uit de core stability groep minder een doorzakkingsgevoel

hadden. De auteurs vonden dit een zeer belangrijk gegeven omdat dit mogelijks ervoor

kan zorgen dat patiënten minder angst hebben om terug aan activiteiten of sport deel te

nemen.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 112: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 112 van 120

Deel V: Revalidatie

HOOFSTUK 1: Lichamelijke herstelprocessen na een blessure

Wanneer we spreken van een blessure bij een sporter, zal er in bijna alle gevallen schade

zijn ontstaan in één of meerdere bindweefselstructuren van het lichaam. Het lichaam zal

onder normale omstandigheden trachten de verstoorde homeostase te herstellen.

Tijdens het herstel van weefselschade zal het lichaam de volgende fases doorlopen:

1. De ontstekingsfase 0-8 dagen

2. De proliferatie –of reparatiefase 2-14 dagen

3. de remodellerings –of maturatiefase 14 dagen – 1 jaar

Figuur 39: het wondgenezingsproces69

69

Afbeelding gevonden op: http://www.nuvomanufacturing.de/wundheilung/informationen_en.html

Doelstellingen van dit deel

Aan het einde van dit deel moet je in staat zijn om:

- De lichamelijke herstelprocessen bij een blessure chronologisch op te noemen

en kort uit te leggen.

- Een trainingsschema voor de postrevalidatie van een bepaalde blessure op te

stellen aan de hand van de rehaboom.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 113: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 113 van 120

De reactie van ons lichaam op een weefselbeschadiging is een ontsteking ter plaatse van

het wondgebied, waarbij een aantal verschijnselen kunnen optreden: rubor (roodheid),

calor (warmte), tumor (zwelling), dolor (pijn) en functio laesa (gestoorde functie).

De ontstekingsfase is een katabole fase, die afhankelijk van de ernst van het letsel 24-48

uur actief is (acute fase), om daarna geleidelijk in intensiteit af te nemen (chronische fase,

tot 10 dagen na het ontstaan van het trauma).

1.1 De ontstekingsfase

1.1.1 De vasculaire fase (eerste ontstekingsreactie)

Door weefselbeschadiging, met o.a. een uitstorting van bloed(plasma) in het

wondgebied, wordt de afscheiding van neuropeptiden geactiveerd. De meeste

neuropeptiden worden in de achterhoorn afgescheiden om vervolgens via het

efferente systeem de lokale periferie te bereiken. Deze hormonen zijn van groot

belang voor het op gang brengen van de ontstekingsreactie, omdat zij een grote

invloed hebben op de eigenschappen van bloedvaten. Denk aan: veranderingen in

permeabiliteit, vasodilatoire effecten.

Er bestaan 2 verschijningsvormen:

1. de vasculaire fase, waarbij geen pijnsensatie optreedt: lichte tot zeer lichte

traumata. Vb: stoten aan een voorwerp

2. de vasculaire fase, waarbij wel pijnsensatie optreedt: matige tot zware

traumata. Vb: inversietrauma van de enkel met band –en kapselschade.

1.1.2 De cellulaire fase

Deze fase wordt enkele minuten na het ontstaan van het trauma ingezet. Beschadigde

cellen, vreemde materialen, bacteriën etc. zijn stimuli voor de migratie van diverse

cellen naar het wondgebied.

Deze migratie van cellen kenmerkt zich door een drietal celbewegingen:

- Marginatie: de verplaatsing van bloedcellen naar de wand van het bloedvat

- Emigratie: het migreren van bloedcellen door de vaatwand

- Chemotaxis: de beweging van bloedcellen naar het wondgebied.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 114: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 114 van 120

We zien achtereenvolgens de volgende cellen in het wondgebied verschijnen:

- Granulocyten

Met name de neutrofiele leukocyten, overheersen in de acute fase van de

ontstekingsreactie. Hun hoofdfunctie is het verteren van bacteriën en andere

lichaamsvreemde materialen in het wondgebied. Zij vormen aldus het eerste

verdedigingsmechanisme van het lichaam bij weefselschade.

- Monocyten

Infiltreren gelijktijdig met de granulocyten in het wondgebied. Na de migratie zullen

deze cellen zich verder ontwikkelen tot macrofagen. De macrofaag vormt het

centrum van de wondgenezing omdat hij interactief is met de granulocyten,

lymfocyten, fibroblasten en de bloedplaatjes.

- Lymfocyten

Een van de belangrijkste functie van de lymfocyt is het opsporen en aanvallen van

lichaamsvreemde stoffen. De lymfocyt is zelfs in staat operatief ingebracht

materiaal, zoals de gewrichtskop en –kom bij een „total hip‟ in de loop der jaren

zodanig aan te tasten dat vervanging noodzakelijk wordt.

- Fibroblasten

Het aantal fibroblasten dat in het wondgebied actief wordt, is afhankelijk van het

aantal macrofagen dat sterft. De fibroblast is de cel die primair verantwoordelijk is

voor synthese van collageen en extracellulaire matrix. Zodra de fibroblast actief is,

gaat de wondgenezing over in de volgende fase, de proliferatiefase.

1.2 De proliferatiefase

De proliferatiefase begint op het moment dat de acute ontstekingsreactie is geëindigd.

Deze anabole fase start derhalve 1 tot 3 dagen na het ontstaan van het letsel en houdt

ongeveer 21 dagen aan. Een en ander wordt geïnitieerd door de verschillende

groeifactoren en chemotactische factoren die vrijkomen via bloedplaatjes en macrofagen.

De fase wordt gekenmerkt door een toename van macrofagen, een ingroei van

fibroblasten, de afzetting van collageen, de productie van extracellulaire matrix en een

verdere beperking van het ontstekingsproces.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 115: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 115 van 120

De collageensynthese en de productie van matrix worden positief beïnvloedt door:

1. de aanwezigheid van zuurstof

2. het piëzo-elektrisch effect70

3. een juiste voeding

Naast de synthese van collageen hebben de myofibroblasten ook een functie in de

wondcontractie. Het intracellulaire actine-microfilamentensysteem vormt samen met de

extracellulaire matrixvezels een brug tussen enerzijds de myofibroblast en anderzijds de

wondranden. Deze brug, „fibronexus‟ genaamd, zorgt voor het overbrengen van de door

de myofibroblasten ontwikkelde kracht op het omringende weefsel.

1.3 De remodellerings –of maturatiefase

In de remodellerings -of maturatiefase zien we een afname van het aantal fibroblasten en

myofibroblasten, alsmede een vermindering van de vascularisatie in het wondgebied. De

belangrijkste kenmerken van deze fase zijn de verdere formatie van de extracellulaire

matrix en de remodelling van het collageen, dus het vastleggen van de definitieve

structuur, organisatie en functie van het weefsel.

De remodelling is eigenlijk al actief in de proliferatiefase, echter de mate waarin deze

plaatsvindt is onder meer afhankelijk van de mechanische invloeden op het weefsel. Zo

zal de remodelling op een laag pitje staan indien er sprake is van bv. gipsimmobilisatie. Is

het daarentegen mogelijk om in een vroegtijdig stadium te mobiliseren, dan zal deze

remodellering een actiever beeld geven.

De remodellering/maturatie kan maanden, zelfs jaren duren en is afhankelijk van de

stress die op het weefsel wordt uitgevoerd. Daarbij dient nogmaals te worden benadrukt

dat een functionele adaptatie van het weefsel slechts bereikt kan worden door middel van

functionele trainingen tijdens de revalidatie.

70

het PE-effect zorgt voor een georiënteerde collageensynthese, een fysiologische en functionele

rangschikking van de nieuwe vezels. Dit effect is op te roepen door actief te bewegen.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 116: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 116 van 120

HOOFDSTUK 2: De rehaboom

Nu we de ontstekings-, proliferatie-, en maturatiefase besproken hebben zullen we de

daadwerkelijke revalidatie tijdens deze fases gaan bespreken. We doen dit aan de hand

van een revalidatiemodel genaamd de Rehaboom (van de Goolberg).

Dit model biedt verschillende handvaten voor het opstellen van een revalidatieplan bij een

patiënt, maar ook bij het maken van een trainingsplan voor een sporter of een team. De

rehaboom is een stroomschema. Een vooraf bepaalde sportanalyse bepaalt aan welke

eisen de patiënt zou moeten voldoen om zijn/haar sport weer zonder problemen te

kunnen uitvoeren. Stap voor stap wordt de patiënt gerevalideerd totdat dit gewenste

niveau bereikt is.

De rehaboom is een instrument bij actief herstel in de grondvormen van bewegen

- Kracht

- Snelheid

- Uithoudingsvermogen

Een voorwaarde om te mogen en te kunnen belasten binnen de actieve revalidatie, is

stabiliteit en technisch correct bewegen. Hiervoor zijn andere grondvormen, coördinatie

en lenigheid, in elk segment van de rehaboom terug te vinden en worden als zodanig niet

apart behandeld.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 117: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 117 van 120

Figuur 40: de rehaboom71

71

Afbeelding gevonden op: http://www.fysiototaal.nu/105/rehaboom.html

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 118: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 118 van 120

Het revalidatie -of trainingsproces begint onderaan het schema met het stellen van de

juiste diagnose of mogelijke differentiaal diagnose. Het schema volgt een verticaal

stappenplan en tot op zekere hoogte ook een horizontaal stappenplan.

Alvorens te starten met de revalidatie dient er een (sport)analyse gemaakt te worden,

waaruit blijkt aan welke eisen de patiënt of sporter uiteindelijk zal moeten voldoen voordat

de revalidatie wordt afgesloten.

Tijdens de oefeningen is het begrip A-deltapijn een goede maatstaf om de belasting vast

te stellen.

Dit houdt voor de praktijk in:

- De oefening moet coördinatief volmaakt worden uitgevoerd

- De pijn mag op een schaal van 10, maximaal niveau 3 bereiken. De pijn mag nooit

scherp zijn en geen uitstralend karakter hebben

- De pijn moet na de oefening direct verdwijnen

- In de daaropvolgende 24 uur moet een ontstekingsreactie uitblijven.

2.1 Kracht

De actieve revalidatie start bijna altijd met stabiliteit. Zoals eerder genoemd is een

optimale stabiliteit de basis om oefeningen en bewegingen veilig uit te kunnen voeren en

zo de kans op verergering of herhaling van de klachten te vermijden. Nadat de stabiliteit in

voldoende mate aanwezig is starten we met de behandeling van de krachtkolom van de

rehaboom.

De verschillende vormen van krachttraining worden betreffende de intensiteit gekoppeld

aan % van het 1RM. In de praktijk blijkt het bij sommige oefeningen onmogelijk een 1RM

te bepalen, los van de tijd die het kost om bij alle oefeningen die uitgevoerd dienen te

worden een 1RM te bepalen. Tevens verandert dit 1RM gedurende een trainingsperiode.

Er is mogelijkheid om via een grafiek de 1RM terug te rekenen uit bv. een 6, 10 of 15

herhalingsmaximum. Let wel: een geringer aantal herhalingen met daaraan gekoppeld het

gewicht geeft een nauwkeurigere en betrouwbaardere omrekening naar het 1RM.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 119: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 119 van 120

Figuur 41: omrekengrafiek RM72

2.2 Uithoudingsvermogen

Kracht, snelheid, lenigheid en coördinatie zijn optimaal trainbaar wanneer er een goed

uithoudingsvermogen aanwezig is. Het uithoudingsvermogen bepaalt de snelheid van

herstel, zodat er opnieuw een prikkel gegeven kan worden.

Na het maken van de (sport)analyse wordt gestart met het trainen van het

uithoudingsvermogen. Ook hierbij wordt een vaste volgorde gehanteerd. De volgende

stap in de verticale rehaboom mag pas worden gemaakt indien de vorige voldoende is

behandeld.

Het rehaboom uithoudingsvermogen is uitsluitend gebaseerd op een toename in

intensiteit. Hoe hoger de snelheid van fietsen, lopen, zwemmen enz., hoe groter de

belasting op alle structuren die daarvoor worden aangesproken.

De intensiteitnormen worden uitgedrukt in percentages van de maximale snelheid, in

percentages van de anaerobe drempel, of in percentage van de maximale hartslag.

Zeker in het geval van een revalidatie is het veelal onmogelijk allereerst een test af te

nemen om de anaerobe drempel, en/of de maximale snelheid te bepalen. Soms zijn er

situaties waarbij in het begin van het seizoen inspanningstesten zijn afgenomen. Deze

kunnen een richtlijn van belasten aangeven, mits de testen specifiek genoeg zijn en

72

Afbeelding gevonden op: http://www.fysiotherapiedaalmeer.nl/sportfolders/krachttraining.html

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor

Page 120: Traumatologi e

Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO

Pagina 120 van 120

redelijk recent zijn afgenomen (< 2 maanden). De conditie en belastbaarheid van een

speler veranderen gedurende het seizoen. Over het algemeen zal de revalidatietrainer het

moeten doen met zijn/haar ervaring, eventueel hartslagfrequenties en gezond verstand.

Deze hartslagfrequenties kunnen de mate van inspanning mee helpen bepalen. Vooral bij

aerobe belastingen zijn deze bruikbaar, naarmate de snelheid hoger wordt, wordt de

betrouwbaarheid m.b.t. inspanningsniveau en hartslagfrequentie lager. De snelheid van

herstel van de hartfrequentie na inspanning kan dan weer een rol van betekenis spelen.

2.3 Snelheid

Snelheid is de „gevaarlijkste‟ motorische grondeigenschap van de rehaboom. Dit vanwege

de (recidiverende) spierletsels die door niet-gecontroleerde snelle acties kunnen ontstaan.

Oorzaken kunnen zijn: voorvermoeidheid, vooral onder lactische omstandigheden en

coördinatieverlies. Feitelijk gaat het dan over een gebrek aan stabiliteit en techniek.

Belangrijk is dan ook om de basisvaardigheden van snelheid in de goede volgorde aan te

leren. Snelheidstraining is een maximale of bijna maximale belasting van het lichaam tot

ongeveer 20‟‟.

De opbouw van snelheid loopt parallel met die van kracht en uithoudingsvermogen. Zeer

belangrijk is om pas dan die vormen van absolute snelheidstraining uit te voeren wanneer

er in de vormen kracht en uithoudingsvermogen trainingen zijn uitgevoerd en voldoende

aan bod zijn gekomen.

Snelheid start met coördinatief werk (imitatieoefeningen) en eindigt met het trainen van

complextraining en/of variabele methoden. Wederom bepaalt de sportanalyse welke

vormen van snelheid vereist zijn om te trainen of revalideren om daarna van pas te komen

in de wedstrijdsituatie. Tevens is de periode van opbouw van het team of sporter van

invloed op de te trainen vorm van snelheid.

PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor