Upload
hypercut
View
672
Download
1
Embed Size (px)
Citation preview
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 1 van 120
Professionele bachelor Secundair onderwijs
Departement Lerarenopleiding
Academiejaar 2010-2011
2BR-Theorie: FITNESS Deel: Traumatologie 2PBSO Auteur(s): Wim De Boeck Dit cursusdeel is overgenomen uit: - Cavens, M. (2004). Traumatologie en letselpreventie [opleidingscursus
basismodule fitness]. BLOSO
- Staes, F. (2009). Preventie van sportletsels: een benadering gericht op
de individuele atleet. Leuven: Acco.
- Sip, W. (2010). Kracht –en stabiliteitstraining: over training en revalidatie.
Zeist: Kerckebosch bv.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 2 van 120
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 3 van 120
Traumatologie
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 4 van 120
Inleiding
In het maatschappelijke leven is de rol van sport het laatste decennium wezenlijk
veranderd. Sportactiviteiten beoefenen wordt een normaal onderdeel van het dagelijkse
leefpatroon van steeds meer mensen. Die groei, zowel in aantal actieve deelnemers als in
belevingsintensiteit, leidt tot behoefte aan meer toegepaste en specifieke begeleiding van
de sporters. Het arbeidsterrein van de personal trainer strekt zich uit over het hele gebied
van de sport en omvat zowel recreatie -als wedstrijd –en/of prestatie –en/of topsport.
Zowel door topsporters als door mindere goden wordt de grens van de fysieke
belastbaarheid benaderd. Het optrekken van deze belastbaarheid is het doel van de
training.
Met het toenemen van de trainingsintensiteit die nodig is om het in alle niveaus van de
sportbeoefening stijgende prestatieniveau te bereiken, wordt steeds vaker de grens van
de belastbaarheid van het locomotorisch systeem bereikt, en in een aantal gevallen
overschreden. De zorg voor het locomotorisch systeem neemt daarom een essentiële
plaats in binnen de training van een atleet. De rol van de personal trainer bestaat erin
om, tijdens de post-revalidatie van de sporter, verschillende specifieke en functionele
oefeningen aan te bieden en te begeleiden zodat de sporter zo snel mogelijk zijn
sportactiviteiten kan hervatten.
In het eerste deel van de cursus wordt er heel algemeen bekeken welke 2 grote groepen
letsels er bestaan en wat hier de oorzaken van kunnen zijn. Verder wordt er in dit deel
een korte beschrijving gegeven van de verschillende manieren waarop men bij een letsel
de juiste diagnose kan stellen.
Deel II geeft een overzicht van de verschillende letsels aan de hand van hun weefseltype.
Eerst worden de meest voorkomende letsels in de fitnessruimte uitgeschreven en daarna
wordt er een beknopte beschrijving aangeboden van verschillende bijzondere
pathologieën waarmee een personal trainer in zijn carrière mee te maken zou kunnen
krijgen.
Het derde deel handelt over verschillende letsels over heel het lichaam. Hierin worden
enkele letsels beschreven die typerend zijn voor enkele lichaamsdelen. Ook hier weer
worden er letsels beschreven die de personal trainer in zijn praktijk wel eens kan
tegenkomen.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 5 van 120
In het laatste deel gaan we nog even kort in op de preventieve maatregelen die kunnen
getroffen worden door de sporter of door de personal trainer om de letsels tot een
minimum te beperken. Verder zal in dit deel door de studenten zelf een programma
worden opgemaakt waarin ze een fictieve atleet zullen begeleiden in zijn post-revalidatie.
Hierbij zullen ze hun kennis, vergaard door de cursus, en andere bronnen kunnen
gebruiken.
Het doel van de cursus is de cursisten kennis bij te brengen van de verschillende letsels
en traumatologie van de sport. Verder wordt er van de cursisten verwacht om deze kennis
om te zetten naar de praktijk in de vorm van aangepaste trainingsschema‟s in overleg met
andere betrokken partijen.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 6 van 120
Inhoudstafel
Inleiding 4
Inhoudstafel 6
Referenties 10
Deel I Sportletsels algemeen 12
Hoofdstuk 1: Wat zijn sportletsels? 12
Hoofdstuk 2: Oorzaken van sportletsels 13
2.1 Persoonsgebonden/intrinsieke factoren 14
2.1.1 Lichamelijke factoren 14
2.1.2 Gedragsfactoren 15
2.2 Omgevingsgebonden/extrinsieke factoren 16
2.2.1 Persoonlijk sportuitrusting 16
2.2.2 Externe factoren 16
2.2.3 Menselijke factoren 17
2.2.4 Sportspecifieke factoren 17
2.3 Conclusie 18
Hoofdstuk 3: Diagnose van sportletsels 18
3.1 Acute letsels 18
3.2 Chronische letsels 19
3.3 Technische onderzoekingen 19
3.3.1 Röntgenonderzoek en computertomografie 19
3.3.2 Isotopenscan 21
3.3.3 Echografie 22
3.3.4 Thermografie 22
3.3.5 Nucleaire magnetische resonantie 23
3.3.6 Elektromyografie 24
3.3.7 Artroscopie 25
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 7 van 120
Deel II: Letsels naar weefseltype 27
Hoofdstuk 1: Meest voorkomende sportletsels in de fitness –en aerobicsruimte 27
1.1 Musculotendineuze letsels 27
1.1.1Chronische musculotendineuze letsels 27
1.1.1.1Oorzaken van chronische peesontstekingen 28
1.1.2 Acute musculotendineuze letsels 34
1.1.2.1 Distraction strain 34
1.2 Contusion strain 35
1.3 Myositis ossificans 38
Hoofdstuk 2: Bijzonder pathologieën 39
2.1 Ligamentaire letsels 39
2.2 Gewrichtsletsels 44
2.2.1 Biomechanische functionele eenheid 44
2.2.2 Biologische functionele eenheid 44
2.2.3 Gewrichtsbandletsel 45
2.3 Fracturen 46
2.3.1 Letsels aan de groeikraakbeenschijven 46
2.3.2 Afrukkingsfracturen 48
2.3.3 Stressfracturen 49
2.3.4 Osteochondrale fracturen 50
2.4 Blaarvorming 52
2.5 Bursitis 52
2.6 Spierkrampen 53
2.7 Entrapment-neuropathie 53
2.8 Shin splints 54
Deel III: Letsels naar lokalisatie 57
Hoofdstuk 1: De wervelkolom 57
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 8 van 120
1.1 Lage rugklachten 58
1.2 Morbus Scheuermann 62
1.3 Spondylolyse en sponylolysthese 62
Hoofdstuk 2: De schoudergordel 65
2.1 Rotator cuff aandoeningen 65
2.1.1 Het impingement syndroom 65
2.2 Het glenohumeraal gewricht 68
2.2.1 Kapselletsels 68
2.2.2 Schouderluxaties 69
2.2.3 Habituele schouderluxatie 70
Hoofdstuk 3: De elleboog 72
3.1 Tenniselleboog 73
3.2 Golferelleboog 74
Hoofdstuk 4: De pols 75
4.1 Carpaal tunnelsyndroom 76
Hoofdstuk 5: De bekkengordel 77
5.1 Pubalgie 78
5.2 Afrukkingsfracturen ter hoogte van het bekken 79
Hoofdstuk 6: De knie 79
6.1 Tendinopathieën 80
6.2 Ligamentaire knieletsels 83
6.3 Meniscusletsels 87
6.4 Chondromalacia patellae 88
Hoofdstuk 7: Het onderbeen 89
7.1 Periostitis tibialis 90
Deel IV: Preventie 92
Hoofdstuk 1: Inleidende aspecten 92
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 9 van 120
1.1 Preventieniveau 93
1.2 Epidemiologie als basis voor het bepalen van risicofactoren 94
1.3 De taak van de begeleiding 95
Hoofdstuk 2: Epidemiologie van sportletsels 98
2.1 Epidemiologie van letsels in het voetbal 99
Hoofdstuk 3: Mogelijke interventies ter preventie van sportletsels 101
3.1 Primaire preventie: inleidende aspecten 101
3.2 Primair preventieniveau: een aantal mogelijke aandachtspunten 102
3.3 Secundair/tertiair preventieniveau 110
Deel V: Revalidatie 112
Hoofdstuk 1: Lichamelijke herstelprocessen na een blessure 112
1.1 De ontstekingsfase 113
1.1.1 De vasculaire fase 113
1.1.2 De cellulaire fase 113
1.2 De proliferatiefase 114
1.3 De remodellerings –of maturatiefase 115
Hoofdstuk 2: De rehaboom 116
2.1 Kracht 118
2.2 Uithoudingsvermogen 119
2.3 Snelheid 120
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 10 van 120
Referenties
Geschreven bronnen
- Cavens, M. (2004). Traumatologie en letselpreventie [opleidingscursus
basismodule fitness]. BLOSO
- Broos, P. (1991). Sportletsels. Leuven/Apeldoorn: Garant.
- Staes, F. (2009). Preventie van sportletsels: een benadering gericht op de
individuele atleet. Leuven: Acco.
- Sip, W. (2010). Kracht –en stabiliteitstraining: over training en revalidatie. Zeist:
Kerckebosch bv.
- Van der Poel, G. (red.).(2010).Sportgericht: vakblad voor specialisten in beweging,
nr.1-6. Steenwijk: Grafisch bedrijf Gorter.
- van den Brand, J.G.H. (2004). Clinical Aspects of lower leg compartment
syndrome [Thesis]. Utrecht: Universiteit van Utrecht
- Wyffels, P. (2007). Behandeling van een eerste acute enkeldistorsie. Minerva, 6
(5), pp. 79-81.
- Farasyn, A. (2007). Nieuwe inzichten in verband met lage rugpijn [Informatie aan
de pers]. Brussel: Vrije Universiteit Brussel
- Derks, V. (2006). Het effect van conservatieve behandeling van lumbale
spondylolyse bij sporters [Afstudeeropdracht]. Utrecht: Hogeschool Utrecht.
Internetbronnen
- http://www.bbckeerbergen.be/bestanden/documenten/Sportletsels.pdf
- http://www.ksk-ronse-jeugd.be/pdf/sportongeval.pdf
- http://www.hhr.be/pdf/CT.pdf
- http://www.ziekenhuis.nl/index.php?cat=afdelingen&afdelingen=afdeling&id=7
- http://users.telenet.be/dokter.vanschoenbeek.bvba1/lit/enkeldistorsie_AB.pdf
- KNLTB. (31.03.2011). Knieblessure bij jongeren: Osgood-Schlatter. [31.03.2011,
KNLTB: http://www.knltb.nl/cms/showpage.aspx?id=691].
- KNLTB. (31.03.2011), Springschenen: mediaal tibiaal stress syndroom
[31.03.2011, KNLTB: http://www.knltb.nl/cms/showpage.aspx?id=691].
- http://www.hbo-kennisbank.nl/nl/page/hbosearch.results/?query=spondylolyse
- http://www.jointinjury.com/knee/index.htm
- KNLTB. (31.03.2011), Zweepslag [31.03.2011, KNLTB:
http://www.knltb.nl/cms/showpage.aspx?id=691].
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 11 van 120
Traumatologie1
1 Afbeelding gevonden op: http://www.elements4health.com/joint-troubles.html
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 12 van 120
Deel I: Sportletsels algemeen
HOOFDSTUK 1: Wat zijn sportletsels?
Een sportletsel of sportblessure is een lichamelijke schade opgelopen tijdens of als gevolg
van het beoefenen van sport. Dit letsel kan variëren van een blaar tot een botbreuk, van
een snijwonde tot een peesontsteking. Sportletsels kunnen worden ingedeeld op de
manier waarop ze ontstaan:
- Acute sportletsels
Letsels die optreden ten gevolge van een eenmalig acuut trauma tijdens de
sportbeoefening. Dit is een letsel dat zich plots voordoet als gevolg van een
ongeval.
Voorbeelden: een kneuzing, verstuiking, breuk.
- Chronische letsels of overbelastingsletsels:
Dit zijn letsels die veroorzaakt worden door verschillende factoren die in
combinatie met elkaar tot overbelasting leiden. Deze letsels komen
langzamerhand tot stand; de symptomen worden steeds erger.
Voorbeelden: peesontsteking en beenvliesontsteking.
Doelstellingen van dit deel
Aan het einde van dit deel moet je in staat zijn om:
- Aan te geven welke de 2 grote groepen van sportletsels zijn;
- Wat de verschillende risicofactoren kunnen zijn van sportletsels;
- Op welke verschillende manieren men een diagnose kan stellen bij een
sportletsel en welke methode het meest aangewezen is.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 13 van 120
HOOFDSTUK 2: Oorzaken van sportletsels
Wanneer we het ontstaan van sportletsels nader beschouwen, dan onderscheiden we
twee grote groepen oorzakelijke factoren: de persoonsgebonden (intrinsieke) factoren
enerzijds en de omgevingsgebonden (extrinsieke) factoren anderzijds.
Figuur 1: Risicofactoren voor sportblessures2
2 Afbeelding gevonden op: http://www.bbckeerbergen.be/bestanden/documenten/Sportletsels.pdf
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 14 van 120
2.1. Persoonsgebonden/intrinsieke factoren
De eerste groep factoren heeft te maken met de sporter zelf. Het zijn de
persoonsgebonden factoren. Dit kunnen zowel lichamelijke factoren als gedragsfactoren
zijn. Deze risicofactoren worden ook wel eens de endogene risicofactoren genoemd
omdat ze inherent zijn aan de persoon die zich inspant en die belast wordt.
2.1.1. Lichamelijke factoren zoals:
- Leeftijd: naarmate men ouder wordt, neemt het uithoudingsvermogen, de
spierkracht en de elasticiteit van de weefsels af. Afname van de spierkracht en
elasticiteitsvermindering van de pezen en de ligamenten begint rond het dertigste
levensjaar. Na het vijftigste levensjaar worden ook de beenderen brozer, wat meer
uitgesproken is bij vrouwen na de menopauze.
- Biomechanische eigenschappen: afwijkingen ter hoogte van de heupen, knieën,
enkels of rug liggen dikwijls aan de basis van sportletsels. Ook onevenwicht
tussen linker- en rechter lichaamshelft is een duidelijke trigger. Aansluitend ziet
men een verschil in letselfrequentie bij mannen en vrouwen. Zo zullen vrouwen
sneller knieklachten vertonen bij eenzelfde inspanning omdat hun bekken meestal
breder is dan dat van mannen, waardoor de hoek tussen onder –en bovenbeen
groter wordt (meer neigen naar X-benen). Personen met platvoeten zullen sneller
achillespeesontstekingen ontwikkelen. Verschillen in beenlengtes zijn ongunstig
voor de rug, etc.…
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 15 van 120
Figuur 2: Biomechanische afwijkingen3
- Ervaring en conditie: Iemand met minder ervaring is letselgevoeliger, enerzijds
door de ontbrekende techniek en anderzijds doordat het lichaam (spieren, pezen,
hart, ...) nog niet voldoende aangepast is aan de inspanningsgebonden eisen.
- Ziekte: sporten tijdens ziekte is meestal af te raden. Infecties kunnen complicaties
opleveren ter hoogte van de hartspier met ernstige gevolgen.
- Trainingsprogramma: Onvoldoende warming-up is een veelvoorkomende oorzaak
van letsels. Een onevenwichtig trainingsprogramma, waarin inspanning en herstel
niet in balans zijn of waarin erg eenzijdig getraind wordt zijn triggers voor
lichamelijke letsels.
2.1.2. Gedragsfactoren zoals:
- Mentale weerstand en stabiliteit: Dit heeft zijn weerslag op de inzet, verwachting,
volharding, dosering en indirect op de letselgevoeligheid. Iemand met een heftig
temperament zal sneller risico‟s nemen of minder doordacht trainen. Atleten die
3 Afbeelding gevonden op: http://www.footclinic.it/en_posturologia.asp
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 16 van 120
regelmatig geplaagd worden door sportletsels, vertonen vaak een erg extravert
karakter naast een emotionele labiliteit.
- Voeding: Een evenwichtige voeding en voldoende vochtopname aangepast aan
de lichamelijke activiteit zijn noodzakelijk voor het goed presteren en het letselvrij
blijven.
- Algemene verzorging: Vermijd zoveel mogelijk excessen, maar probeer zo
evenwichtig mogelijk te leven. Beperk alcohol, mijd roken, neem voldoende rust,
etc.…
2.2. Omgevingsgebonden/extrinsieke factoren
De andere factoren bepalen de situatie en worden de omgevingsgebonden of exogene
risicofactoren genoemd: ze beïnvloeden van buitenaf de zich inspannende sportman en
staan rechtstreeks in verband met de (uitwendige) omstandigheden waarin de
sportbeoefening gebeurt. Deze invloeden kunnen enerzijds een eenmalige
geweldinwerking zijn waardoor een macrotrauma ontstaat, of anderzijds een reeks van
herhaalde repetitieve microtraumata die uiteindelijk zullen resulteren in zogenaamde
„overbelastingsletsels‟. We kunnen ze onderverdelen in persoonlijke uitrusting, externe
factoren, menselijke factoren en sportspecifieke factoren.
2.2.1. Persoonlijke sportuitrusting:
- Het materiaal kan gebreken vertonen, is soms weinig verstelbaar of van mindere
kwaliteit. Het is belangrijk dat het materiaal kan worden aangepast aan de
sportbeoefenaar.
- Juist schoeisel is niet onbelangrijk. Te ruime schoenen kunnen blaarvorming in de
hand werken, terwijl nauw schoeisel peesaandoeningen kan veroorzaken ter
hoogte van de teenextensoren en de achillespees. Hoge sportschoenen zijn
beschermend maar beperken de beweeglijkheid.
2.2.2. Externe factoren:
- Ondergrond: een harde ondergrond bevordert het ontstaan van
peesaandoeningen ter hoogte van de onderste ledematen en bevordert kuitletsels.
- Verlichting: een slechte verlichting kan het zicht belemmeren.
- Infrastructuur: in fitnessruimten kunnen de toestellen te dicht bij elkaar staan of de
aerobicruimte kan te klein zijn. De vloeren of verluchting laten te wensen over…
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 17 van 120
2.2.3. Menselijke factoren:
- Tegenstander: De concurrent kan bij een bepaalde sportbeoefening op een
agressieve manier spelen waardoor het risico op letsels bij beide partijen vergroot.
Afbeelding 1: Agressieve tegenstander 4
- Leraar LO: Tijdens de lessen LO kan het zijn dat de leerkracht niet genoeg
rekening houdt met het niveau van de leerlingen en hen onder druk zet qua
moeilijkheid van prestaties. Hierdoor kan het zijn dat een leerling op een
onverantwoorde en onveilige manier zijn grenzen zal trachten te overschrijden.
2.2.4. Sportspecifieke factoren:
- Prestatiegericht trainen: meestal staat dit los van gezondheidsgerelateerde
doelstellingen. Een goede gezondheid is nochtans onontbeerlijk voor het leveren
en behouden van een goede conditie en goede prestaties. Een topsporter zal veel
bewuster trainen, zijn lichaam beter verzorgen en berekende risico‟s nemen.
- Vrijetijdssporter: meestal veel gevoeliger voor kwetsuren. Zijn lichaam is minder
getraind en minder aangepast en dus ook veel kwetsbaarder. Regelmatige
lichamelijke activiteit is nochtans onontbeerlijk voor een goede gezondheid.
Omwille van deze redenen is het zeer belangrijk bij het opstellen van een
trainingsprogramma zoveel mogelijk rekening te houden met de
gezondheidstoestand en het fitnessniveau van de sporter.
- Sportspecifieke letselproblematiek: Iedere sportactiviteit heeft zijn eigen typische
letselproblematiek, eigen aan het soort sport er beoefend wordt. Op jaarbasis
4 Afbeelding gevonden op: http://www.dailymail.co.uk/sport/football/article-517951/Kovac-blasts-brutality-
tackle-Eduardo.html
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 18 van 120
worden ongeveer 85% van de squashers en badmintonspelers geconfronteerd
met kwetsuren. Voor de regelmatige joggers of lopers daalt dit percentage tot
ongeveer 65%.
- Groepssporten vs solitaire sportbeoefening: Het is logisch dat in groepssporten
ook door interactie met medespelers letsels kunnen ontstaan, terwijl het in solitaire
sportbeoefening meestal gaat om chronische sportletsels, overbelastingsletsels.
2.3. Conclusie
Het is duidelijk dat eenmalige brutale exogene krachtinwerkingen zoals contact met
medespeler of tegenstander slechts voor een relatief gering percentage (9%) van alle
sportletsels kunnen worden verantwoordelijk gesteld. Veelal gaat het om repetitieve
microtraumata en overbelastingsletsels. De sportbeoefenaar zelf gaat hierbij niet steeds
vrijuit. In zowat 57% van de gevallen spelen factoren zoals gebrek aan conditie,
onvoldoende technische vaardigheid en oververmoeidheid een belangrijke rol. 22% van
de letsels is terug te voeren tot uitwendige factoren zoals de vloer van de sporthal, de
toestand van het terrein, het schoeisel. Hieruit blijkt dat, mits goede medische
begeleiding, aangepaste trainingsschema‟s, optimalisatie van een reeks technische
factoren, voor meer dan 75% van de sportletsels preventieve maatregelen mogelijk zijn.
HOOFDSTUK 3: Diagnose van sportletsels.
Het is niet eenvoudig om bij elk sportletsel en snelle en adequate diagnose te stellen.
Vooral met de eerder atypische pijnklachten die uitgelokt zijn door overbelastingsletsels
van de zachte weefsels is men niet altijd even vertrouwd. Nochtans verwacht de atleet zo
vlug mogelijk weer tot (top)prestaties in staat te zullen zijn. De situatie verschilt echter
sterk als het gaat om een acuut, dan wel om een eerder chronisch letsel.
3.1 Acute letsels
Situaties waarbij een sportman plotseling met een van pijn vertrokken gezicht neervalt en
na snelle behandeling met een spons, een spray of een zalfje weer rechtveert, zijn
voldoende bekend. Iedereen is dan onder de indruk van deze miraculeuze handelingen
die onmiddellijk alle spier-, pees-, of gewrichtsbandletsels hebben geheeld. Nochtans is er
meer nodig dan enkel de kennis van enkele wondermiddeltjes om op de plaats van een
acuut ongeval adequate eerste hulp te bieden. Men moet in staat zijn alle acute
traumatische letsels, ook de minder banale, te diagnosticeren en de ernst ervan te
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 19 van 120
onderkennen. Men moet ook letten op zware open verwondingen met uitwendig
bloedverlies en risico van latere infectie en tetanus, fracturen en luxaties, wervelletsels,
etc. Ook de sportarts moet in staat zijn een hypovolemische shock5 te herkennen en de
botbreuken te spalken, in afwachting van transport.
3.2 Chronische letsels
Aandoeningen zoals tenniselleboog, achillespeestendinitis en lumbalgieën6 zijn erg
frequent in de sportgeneeskundige praktijk. Spierpeesletsels en kraakbeenbeschadiging
zijn het gevolg van repetitieve overbelasting. De meeste chronische letsels worden mits
enige ervaring gemakkelijk gediagnosticeerd. Men mag evenwel niet vergeten ook
voldoende aandacht te besteden aan bepaalde exogene of endogene risicofactoren zoals
malalignement, slecht schoeisel, gebruik van doping of anabolica, slechte eetgewoonten.
3.3. Technische onderzoekingen
Zeker voor sportlui, die heel erg veel van hun locomotorisch systeem vergen, is het uiterst
belangrijk dat de weefselbeschadiging veroorzaakt door microtraumata goed wordt
geëvalueerd. Men maakt hiervoor gebruik van röntgenonderzoekingen en
computertomografie (CT), isotopenscan, echografie, thermografie, nucleaire magnetische
resonantie (NMR), elektromyografie en artroscopie. Deze onderzoeken worden echter pas
na een grondige klinische evaluatie gericht uitgevoerd.
3.3.1. Röntgenonderzoek en computertomografie (CT)
Opvallende botafwijkingen zoals fracturen, dislocaties, en displastische letsels
worden met het röntgenonderzoek gemakkelijk opgemerkt. Steeds worden
opnamen gemaakt in twee loodrecht op elkaar staande richtingen.
5 Sterk verminderde doorbloeding van het lichaam (= circulatoire shock) door ernstig bloedverlies (bijv. door
ongeluk) of vochtverlies (bijv. door ernstige brandwonden). Symptomen: Bleekheid, flauwvallen,
bewusteloosheid en slecht functioneren van vrijwel alle organen. (http://www.gezondheidsnet.nl/ziekten/3068/hypovolemische-shock) 6 Lumbalgie is een algemene term en betekent gewoon rugpijn. De oorzaak van lumbalgie kan gelegen zijn in
de verschillende onderdelen van de rug (http://www.ergodome.be/ergonomie/mechanische-rugklachten.php)
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 20 van 120
Afbeelding 2: Röntgenfoto van het onderbeen7
Vergrotingsopnamen, opnamen met zwakke penetratie en tomogrammen geven
bijkomende informatie over zeer kleine cortexonderbrekingen of weke-
delenbeschadiging.
Computertomografie (CT) geeft een uitstekend beeld van bot en weke-
delenstructuren, en wel in verschillende ruimtelijke vlakken.
Afbeelding 3: CT scan van de knie 8
7 Afbeelding gevonden op: http://www.beglium.be/magazine/tags/sport = onderbeen van Wasilewski
8 Afbeelding gevonden op: http://www.gentili.net/FBI/knee_-_ct.htm
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 21 van 120
Dit onderzoek maakt gebruik van röntgenstralen (zoals een gewone radiografie of
RX opname), maar in plaats van een gewone foto, maakt dit toestel doorsneden
door het lichaam. Op deze manier kunnen onder meer complexe
acetabulumfracturen9, wervelfracturen en letsels aan de discus intervertebralis in
beeld worden gebracht. Na toedienen van een contrastof (CT artro) kunnen ook
meniscusscheuren, bandscheuren en kraakbeenbeschadiging worden gezien.
3.3.2. Isotopenscan
Een botscan met technetium 99 m is vooral nuttig om zeer vroegtijdig (nog voor
het röntgenbeeld enige afwijking te zien geeft) stressfracturen en periostitis (shin
splints) te diagnosticeren. Voor weke-delenbeschadiging (tendinitis, fasciitis10,
myositis, bursitis) is dit type van onderzoek minder bruikbaar.
Afbeelding 4: isotopenscan 11
9 Breuk van de kom van het heupgewricht
(http://www.ziekenhuis.nl/index.php?cat=afdelingen&afdelingen=afdeling&id=7) 10
Ontsteking van de oppervlakkige bedekking van de spieren, net onder de huid
(http://zoeken.dokterdokter.nl/woord/fasciitis) 11
Afbeelding gevonden op: http://www.andullation.eu/investigaties
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 22 van 120
3.3.3. Echografie
Echografie is een snel en veilig middel om heel wat musculo-tendineuze letsels te
objectiveren en hun evolutie te volgen. Ter hoogte van de spierbuik kunnen
spieronderbrekingen, intra- of extramusculaire hematomen en ook degeneratieve
of littekenachtige letsels zoals verkalking, posttraumatische cysten en myositis
ossificans in beeld worden gebracht. Het onderzoek laat ook toe gehele of totale
rupturen en chronische ontstekingsletsels ter hoogte van achillespees en
patellapees te zien. Ook bij epicondylitis kunnen afwijkingen worden aangetoond.
Rotator-cuff-letsels kunnen worden vastgesteld, maar voor een nauwkeurige
evaluatie van de lokalisatie en de ernst van het letsel, met het oog op heelkundig
herstel, is hier een artrografie meer aangewezen.
Afbeelding 5: echografie van een spierscheur in de kuit 12
3.3.4. Thermografie
Door middel van een infraroodcamera kan de warmte-uitstraling van de huid en
van onderhuidse structuren worden geregistreerd. Het onderzoek geeft bijgevolg
informatie in verband met lokale ontstekingsprocessen en eventuele stoornissen in
de vascularisatie (doorbloeding). Het onderzoek is echter enkel van toepassing
voor oppervlakkige letsels ter hoogte van de spieren (partiële ruptuur) en rond de
12
Afbeelding gevonden op: http://www.wellnesscentreameide.nl/page/voorbeelden-echografie
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 23 van 120
gewrichten (aanhechtingstenopathieën, bandletsels, entrapment-syndromen) en
laat dan toe de evolutie te volgen.
Afbeelding 6: Thermografie weight transfer injury13
Naarmate de inflammatoire processen afnemen wordt er minder warmte
waargenomen. Het onderzoek kan ook gebruikt worden om vasomotorische
stoornissen14 ter hoogte van de vingers te detecteren: bijvoorbeeld als gevolg van
de koude bij bergbeklimmers of als gevolg van repetitief trauma bij kaatsers.
3.3.5. Nucleaire magnetische resonantie (NMR/MRI)
Beeldvorming door middel van nucleaire magnetische resonantie (NMR) berust op
het verschil in gedrag van protonen uit de weefsels van het lichaam onder invloed
van een sterk magnetisch veld.
13
Afbeelding gevonden op: http://www.thermaldiagnostics.com.au/about-b-t-d/thermography-filling-the-gap 14
Stoornissen van de vernauwing of verwijding van de bloedvaten
(http://www.woorden.org/woord/vasomotorisch)
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 24 van 120
Afbeelding 7: NMR (of MRI) scan van de knie 15
Anders dan bij het CT-onderzoek, is men bij NMR niet gebonden aan een
vastliggend opnamevlak. De uit de patiënt komende signalen worden in de
computer door middel van een assenkruis gereconstrueerd. Door het assenkruis te
draaien verkrijgt men beelden in verschillende vlakken. Op deze manier kunnen er
meer informatieve beelden worden bekomen dan bij een gewoon
röntgenonderzoek of CT. Het vrij dure onderzoek wordt vooral gebruikt om pezige
structuren (achillespees, fascia plantaris) en intra-articulaire structuren
(kruisbanden) te visualiseren. Het onderzoek wordt ook gebruikt om
differentieeldiagnose te stellen tussen stress-facturen met periostale reactie,
myositis ossificans en osteosarcoma, wat bij gewone röntgenbeelden dikwijls erg
moeilijk tot onmogelijk is
3.3.6. Elektromyografie (EMG)
Een standaard elektromyogram is nuttig als er een aandoening van een perifeer
neuron vermoed wordt. De ernst van het letsel kan bepaald worden maar niet de
etiologie. Een positief EMG heeft een vrij absolute waarde, maar een normaal
onderzoek laat niet toe een aandoening met zekerheid uit te sluiten. Het
onderzoek geeft ook inlichtingen over de recuperatie van de zenuwuitval.
15
Afbeelding gevonden op: http://www.geuzens.net/wp/archives/15
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 25 van 120
Figuur 3: EMG 16
3.3.7. Artroscopie
Vooral voor onderzoek en behandeling van knieletsels is de artroscopie van
onschatbare waarde gebleken. Aldus kunnen meniscusletsels (met uitzondering
van de achteroren van de mediale meniscus), kruisbandletsels en
kraakbeenbeschadiging beter dan op gelijk welke andere wijze gediagnosticeerd
en soms behandeld worden.
Figuur 4: Artroscopie in de schouder 17
16
Afbeelding gevonden op: http://nursingcrib.com/nursing-notes-reviewer/medical-surgical-
nursing/electromyography-emg/ 17
Afbeelding gevonden op: http://www.nlm.nih.gov/medlineplus/ency/imagepages/19863.htm
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 26 van 120
Het onderzoek wint ook een belang voor exploratie en behandeling van andere
gewrichten zoals de schouder en de elleboog en in minder mate de enkel, de heup
en de pols.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 27 van 120
Deel II: Letsels naar weefseltype
HOOFDSTUK 1: Meest voorkomende sportletsels in de fitness -en
aerobicsruimte
Om het even welke spier-peeseenheid, gewricht, bot of onderhuidse structuur kan tijdens
de sportbeoefening beschadigd worden. Dikwijls zullen de principes van behandeling
dezelfde zijn, waar ook het letsel gelokaliseerd is.
1.1. Musculotendineuze letsels
Musculotendineuze (spier-pees) letsels beslaan zo een 30% van alle sportletsels. De
letsels kunnen op verschillende plaatsen gelokaliseerd zijn, zowel op de spierbuik zelf, ter
hoogte van de pees, ter hoogte van de overgang spier-pees als ter hoogte van de
aanhechting op het bot. Peesweefsel kan grote krachten weerstaan, maar zijn beter
bestand tegen longitudinale krachten dan tegen tangentiële. Door overbelasting (acuut of
chronisch) ontstaan er ontstekingsreacties met mogelijk een gedeeltelijke of volledige
ruptuur tot gevolg. Een scheur doet zich meestal voor op de minst doorbloede plaats. Bij
een achillespeesontsteking is dit bijvoorbeeld op 2 à 6 cm boven het hielbeen. Spieren die
meerdere gewrichten overbruggen zoals de m.quadriceps, de hamstrings of de
m.gastrocnemius en de biceps brachii, liggen eerder oppervlakkig en zijn daarom
gevoeliger voor chronische en acute letsels.
1.1.1. Chronische musculotendineuze letsels
Chronische spier –en peesletsels zijn het gevolg van repetitieve
overbelasting. Zij worden bijgevolg in de hand gewerkt door vermoeidheid,
Doelstellingen van dit deel
Aan het einde van dit deel moet je in staat zijn om:
- De meest voorkomende sportletsels in de fitness -en aërobicsruimte op te
sommen en kort uit te leggen;
- De oorzaken en behandeling van deze sportletsels aan te geven;
- Verschillende bijzondere pathologieën op te noemen en kort uit te leggen.
- De verschillende fracturen te geven en uit te leggen.
- Kennis te tonen van de behandeling van de verschillende pathologieën.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 28 van 120
spierzwakte, spierischemie18 of voorafgaande acute letsels. Pijn als gevolg
van de chronische ontstekingsreactie staat centraal en wordt door de
sportactiviteiten uitgelokt, maar verdwijnt bij rust. Een typisch voorbeeld is
de chronische tendinitis.
Figuur 5: Meest voorkomende plaatsen van tendinitis 19
1.1.1.2 Oorzaken van chronische peesontstekingen (tendinopathieën)
Tendinopathieën zijn het gevolg van endogene en exogene factoren:
relatieve ischemie van de pezen tijdens inspanning;
statische afwijkingen aan de ledematen;
metabole stoornissen zoals jicht20 en obesitas;
chronische infectieuze toestanden (cariës, abces,…);
onaangepast schoeisel, te harde sportvloeren, stratenloop,…;
overtraining of verandering van trainingsgewoonten;
anabolica-gebruik.
18
Onvoldoende doorbloeding van de spier (http://www.gezondheidsplein.nl/woordenboek/letter/I) 19
Afbeelding gevonden op: http://www.sonorex.ca/world/index.html 20
ontsteking van de gewrichten door een verhoogd urinezuurgehalte in het bloed.
(http://zoeken.dokterdokter.nl/woord/jicht)
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 29 van 120
Vijftal types overbelastingsletsels
Tendinitis: echte peesontsteking, komt zelden voor. Meestal hebben we te
maken met tendinopathieën
Tenosynovitis: ontsteking van de peesschede, vooral aan de pols en de
enkel met zwelling en crepitaties
Enthesitis: er ontstaat inflammatie van de peesaanhechtingen.
Voorbeelden: jumper‟s knee, voetballerslies, tenniselleboog,…
Bursitis: ontsteking van de slijmbeurs
Tendinose: wanneer in een verder stadium en bij blijvende belasting van
een tendinopathie de zieke pees een mucoïde degeneratie ondergaat.
Deze hoeft niet noodzakelijk vooraf te gaan door een pijnlijke acute
tendinitis.
Evolutie van het ziektebeeld van het letsel
1. Pijn bij zware inspanning die verdwijnt bij rust
2. Pijn bij gewone inspanningen en bij vermoeidheid
3. Continue pijn
4. Verdere degeneratie met mogelijk „spontane‟ ruptuur
De echografie is nuttig om de aard van de peesdegeneratie in beeld te
brengen.
Sportspecifieke locaties van het letsel
Naar gelang de bedreven sporttak zijn er verschillende lokalisaties.
Voorbeeld:
Lopers en wielrenners: achillespees
Wielrenners: pes anserinus
Werpers: m.biceps brachii
Springers en basketbalspelers: ligamentum patellae
Behandeling
De behandeling van chronische musculotendineuze letsels bij atleten is een
moeilijke en lang aanslepende aangelegenheid. Dikwijls zit er niets anders op dan
de sportman aan te raden zijn trainingsschema‟s drastisch te veranderen of zelfs
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 30 van 120
gewoonweg zijn sportactiviteiten af te bouwen. Bij de behandeling van dit soort
letsels is het aangewezen om het stadium van het letsel te bepalen en daarna de
daarbij horende behandeling te starten.
Stadia 1 en 2:
Recent onderzoek heeft het nut van excentrische belasting aangetoond
(zie kader). De patiënt moet pijnvrij zijn na de oefeningen!
Relatieve belasting, ijsfricties, NSAID (Nonsteroide AntiInflamatoire
Drug, hoge dosis gedurende 1 week), fysiotherapie.
Risicofactoren uitschakelen (hoge of verkeerde belasting, geringe
belastbaarheid).
Stadium 3:
Volledige ontlasting
Corticoïden21
Soms heelkunde of extracorporele schoktherapie
Stadium 4:
Als acuut letsel behandelen
21
Corticosteroïden zijn geneesmiddelen die afgeleid zijn van bijnierschorshormonen zoals iedereen die zelf
in de bijnieren aanmaakt. Ze worden vooral gebruikt omdat ze ontstekingsreacties waaronder allerlei vormen
van eczeem en andere huidziekten snel en effectief onderdrukken. (http://www.rivas.nl/%7B097d67f7-ba3f-
467d-b16b-32b4e87ad62b%7D)
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 31 van 120
Wat zeker niet doen:
Immobilisatiegips
Corticoïd infiltereren in de pees
Corticoïd infilteren in de achillespees of patellapees of in tendinose
Tweede corticoïdinjectie als eerste geen effect geeft na 2 à 3 weken
Nooit meer dan 3 corticoïdinjecties
NSAID in kleine dosis gedurende lange tijd geven
Onderzoek naar behandeling tendinopathieën
Wetenschappelijk onderzoek heeft bij achillestendinopathie vermindering van pijn
door 12 weken excentrische training aangetoond. Bij een excentrische aanspanning
verlengt de spier zich, meegaand met de zwaartekracht. Het is waarschijnlijk dat door
specifieke excentrische training cellen in de pees worden geprikkeld om nieuwe
vezels aan te maken en dat zodoende de degeneratiecyclus wordt doorbroken.
Excentrische training volgens Alfredson was in eerste instantie gericht op klachten
van het middelste gedeelte van de achillespees, voornamelijk voorkomend bij
duursporters. Men dient hierbij van volledige plantairflexie (maximaal hoog op de
tenen staan) langzaam door te zakken naar volledige dorsaalflexie (maximaal door de
enkel zakken), waarbij eindstandige rek op de kuitspieren ontstaat. Het
trainingsprogramma duurde 12 weken en gaf bij 32% van de proefpersonen een
vermindering van klachten. (…) Excentrische training laat dus veelbelovende
uitkomsten zien met betrekking tot pijnafname. Wat betreft de invloed van
excentrische training op terugkeer in de sport is er echter nog weinig bekend. (…) Het
combineren van excentrisch trainen met een specifiek opbouwend krachtprogramma
lijkt noodzakelijk.
Bron: van der Zanden, B. & Rehorst, J. (2010). Met pijn naar de shuttle: Een korte behandeling van
achillespeesklachten bij badminton. Sportgericht, jaargang 64 (nr. 5), p. 18-22.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 32 van 120
Voor een optimale heling:
1) Het helingsproces van weke weefsels verloopt in 3 fasen:
Figuur 6: Helingsproces weke weefsels 22
1. Inflammatoire fase: Deze duurt ongeveer twee dagen en mag niet
afgeremd worden. In deze fase vergroot de
permeabiliteit van de capillairen rond het
beschadigde weefsel. Hierdoor worden erytrocyten
en leukocyten aangevoerd, die nodig zijn voor het
herstel. Afremmen van dit proces vertraagt het
herstel.
2. Proliferatiefase: Duurt ongeveer twee weken waarin collageen en
bindweefsel gevormd wordt.
3. Regeneratiefase: Duurt afhankelijk van de activiteit een viertal weken.
In deze fase zal het nieuwe weefsel onder invloed
van trek –en duwkrachten gemodelleerd worden en
aan elasticiteit winnen.
2) De behandeling moet zo snel mogelijk gestart worden. Naarmate men
langer wacht is er meer gevaar voor irreversibele overbelastingsschade
3) Omdat atleten op een zeer persoonlijke manier op hun letsel reageren,
moet de behandeling individueel worden aangepast.
22
Afbeelding gevonden op: www.agrofertil.com.py
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 33 van 120
Rust of activiteit?
1) Inflammatoire fase: RICE (Rust, Ijs, Compressie en Elevatie) voor het
gekwetste gebied. Geen warmte, noch massage de eerste twee dagen.
2) Proliferatiefase: Gelimiteerd actief gebruik, mobilisatie zonder weerstand
(bevordert de kwaliteit van het elastine), statische contracties. Beperkt
mobiliseren binnen de ROM (Range Of Motion).
3) Regeneratiefase: Langzaam de activiteit opbouwen
Oefentherapie
Een goede oefentherapie is essentieel tijdens de revalidatieperiode (de
proliferatiefase en vooral de regeneratiefase). Helende weefsels zullen er hun
biologische eigenschappen door behouden en er ontstaat minder littekenvorming.
Men onderscheidt: krachttraining, mobilisatieoefeningen, proprioceptieve
oefeningen en sportspecifieke training.
1) Krachttraining
Men begint met isometrische contracties, eerst zonder bijkomende
last. Nadien wordt het gewicht van het lidmaat zelf als last gebruikt.
Dan volgen dynamische oefeningen met toenemende belasting en
snelheid. Initieel moet er worden getraind binnen de pijngrenzen.
2) Mobilisatie
Krachttraining vermindert eerder de gewrichtsbeweeglijkheid, zodat
het best ook gelijktijdig met mobilisatie gestart wordt. De
beweeglijkheid van een gewricht is weliswaar afhankelijk van het
omgevende bindweefsel, maar toch is de toestand van spier-
peesstructuren van overwegend belang. Mobilisatieoefeningen en
spierstretching moeten in elk trainingsschema worden ingebouwd,
zowel voor jongere als voor oudere atleten.
3) Proprioceptie
Proprioceptieve oefeningen zijn nodig om de interactie tussen
enerzijds zenuwstelsel en anderzijds spieren, pezen, gewrichten en
ligamenten weer op gang te brengen. Zo is het nut van
evenwichtsoefeningen op een schommelbank na enkelblessures
waarbij de bezenuwing van gewrichtsbanden en –kapsels
beschadigd is, duidelijk bewezen. De oefeningen moeten wel
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 34 van 120
gedurende zes à acht maanden, met korte onderbrekingen, worden
voortgezet.
4) Sportspecifieke training
Oefeningen voor die spier-peeseenheden die bij bepaalde
sportactiviteiten vooral belast zullen worden, moeten steeds het
hervatten van de competitie voorafgaan. Dit geldt niet alleen voor de
verwonde lichaamsdelen.
1.1.2. Acute musculotendineuze letsels
Acute musculotendineuze letsels ontstaan als gevolg van een plotselinge
uittrekking (distraction strain)
1.1.2.1. Distraction strain
Een distraction strain ontstaat wanneer de plotseling inwerkende longitudinale
belasting groter is dan de kracht die de spier-peeseenheid zelf kan opbrengen.
Oudere leeftijd, oververmoeidheid, onvoldoende opwarming, dehydratatie en
anabolicagebruik zijn voorbeschikkende factoren.
Men onderscheidt 3 graden:
Figuur 7: Gradaties van acuut spier-peesletsel 23
1. Eerstegraadsletsel (elongation, verrekking):
De spierpeeseenheid is nergens onderbroken maar enkel harmonisch in
haar geheel uitgerekt. Stoppen met sporten is niet steeds noodzakelijk,
maar de prestaties kunnen verminderd zijn.
23
Afbeelding gevonden op: http://www.rc-epinay.org/sante3.php3
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 35 van 120
2. Tweedegraadsletsel (claquage, zweepslag):
De spier-peeseenheid is onvolledig onderbroken. Meestal is er aanzienlijk
functieverlies. Lokale druk of rekken van de spier-pees veroorzaakt pijn.
3. Derdegraadsletsel:
Spier-peeseenheid is nu volledig onderbroken. Meest voorkomende letsels
zijn: ruptuur van de lange kop van de m.biceps brachii, ruptuur van de
m.rectus femoris, ruptuur van de achillespees, minder frequent ruptuur van
de hamstrings. De scheur komt nagenoeg steeds voor in een chronisch
ontstoken pees, al heeft de sportman mogelijk voordien nooit enige last
ondervonden. Pijnklachten en functieverlies zijn meestal minder
uitgesproken dan bij een tweedegraadsletsel.
Behandeling
Relatieve rust gedurende 24 – 48 uur
RICE
Eventueel na 24 – 48 uur: fysio
Wat zeker niet doen
Corticoïdinfiltratie
Immobilisatie
1.2. Contusion strain
Door uitwendig geweld van een stompe krachtbron kan de spier plotseling worden
aangedrukt tegen de onderliggende botstructuren. Dikwijls worden dan ook de dieper
gelegen spieren beschadigd. (Vb: bij voetballers een letsel aan de bovenbeenspieren
veroorzaakt door de knie van een tegenstander.)
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 36 van 120
Men onderscheidt intramusculaire en intermusculaire hematomen. De prognose en
behandeling zijn verschillend.
1. Intramusculaire hematomen:
De hematoomvorming is hier beperkt door de intacte spierfascia, het epimysium24.
De druk binnen dit epimysium zal bijgevolg toenemen, de bloeding wordt snel
gecomprimeerd, het hematoom blijft beperkt. Er ontstaan aanslepende klachten
van zeurende pijn en functieverlies.
Figuur 8: Intramusculair hematoom 25
2. Intermusculaire hematomen
De bloeduitstorting ontstaat hier ook tussen de fasciale ruimten en het interstitium. Deze hematomen zijn veel minder „self limiting‟, zodat ze erg volumineus kunnen
worden en vooral naar distaal uitbreiden en afzakken. Er zijn ook intramusculaire
hematomen aanwezig. Er bestaat reëel gevaar voor een logesyndroom (zie
kader).
24
Bindweefselomhulling rond een spierbundel (http://www.encyclo.nl/lokaal/10729) 25
Afbeelding gevonden op: http://www.mijnhemofilie.be/nl/hemofilie/de-effecten/
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 37 van 120
Afbeelding 8: Intermusculair hematoom 26
Behandeling
Eerste twee tot drie dagen:
RICE
Geen massage, warmte of stretching!
26
Afbeelding gevonden op: http://weesblij.punt.nl/?a=2004-04
Het compartiment syndroom of logesyndroom
“Een compartiment syndroom is een toestand waarbij de doorbloeding en functie
van de weefsels binnen een beperkte ruimte bedreigd worden door verhoogde
druk binnen die ruimte. “ (FA Matsen III, 1980)
Een compartiment syndroom kan overal in het lichaam voorkomen, maar het
onderbeen is het vaakst aangedaan. Dit heeft te maken met de bouw, de functie
en de positie van het onderbeen aan het lichaam. Mede door de kwetsbaarheid
van het onderbeen loopt het een hoog risico op een verwonding tijdens
ongevallen. Bij een ongeluk in het verkeer - als automobilist, als fietser of als
voetganger -, maar ook bij sportongevallen, komen letsels van het onderbeen
vaak voor. Een breuk van het scheenbeen (de tibia) of kneuzing van de spieren
zal in zo‟n geval snel leiden tot een bloeduitstorting met zwelling van weefsels.
Bron: van den Brand, J.G.H. (2004). Clinical Aspects of lower leg compartment syndrome [Thesis].
Utrecht: Universiteit van Utrecht.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 38 van 120
Rust of activiteit?
Skeletspieren hebben een groot herstellend vermogen, dat bijna onmiddellijk na
het trauma in werking treedt. Het nieuw gevormde weefsel bevat echter weinig
spierweefsel en heel wat bindweefsel en littekenweefsel. Bij de vorming van
littekenweefsel wordt granulatieweefsel gevormd dat het herstel afremt. De eerste
vijf dagen is immobilisatie aangewezen zodat er een snelle vorming van
granulatieweefsel ontstaat. Maar na een vijftal dagen ontstaat er meer en meer
littekenweefsel en spierweefsel van inferieure kwaliteit. Door „mobilisatie‟ wordt de
resorptie van littekenweefsel bevorderd en ziet men een betere organisatie van de
spiervezels. Bovendien wordt atrofie van het niet gekwetste spierweefsel
voorkomen. Let wel, dit geldt niet voor derdegraadsletsels.
1.3. Myositis ossificans
Myositis ossificans is een aanslepend restletsel van een door stomp geweld beschadigde
spier. Onder myositis ossificans of spierosteoom verstaat men het voorkomen van
heterotope haarden van been of kraakbeen in de weke weefsels.
Over het ontstaan bestaan verschillende meningen. Volgens sommigen (Chabrut) is het
een ossificatie van vrijgekomen en gemigreerde osteoblasten uit een naburig beschadigd
weefsel ter hoogte van het beenvlies. Anderen (Pison) menen dat het bindweefsel
(littekenweefsel) chemische en enzymatische veranderingen ondergaat waarbij
mineralisatie en ossificatie optreedt.
De diagnose wordt vermoed wanneer een atleet chronische klachten blijft vertonen, lange
tijd na een voorafgaande contusie met hematoomvorming of na repetitieve kleinere
traumata. De verbeningshaarden zijn radiologisch zichtbaar.
Behandeling
Preventief elk wekedelenletsel adequaat behandelen.
Vroegtijdige cryotherapie en rust.
Slechts zeer geleidelijk aan training en sportactiviteiten hernemen, geen passieve
mobilisatie of overdreven spierbelasting tijdens de herstelperiode.
Bij myositis ossificans kan een rustperiode tot één jaar voorgeschreven worden.
Indien de myositishaard voor blijvende pijn en functievermindering zorgt, is een
heelkundig verwijderen aangewezen.
Massage en infiltraties vermijden.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 39 van 120
HOOFDSTUK 2: Bijzondere pathologieën
2.1. Ligamentaire letsels
Ligamenten zijn sterke, stugge banden die beenderen ter hoogte van de gewrichten
verbinden. Ze bevorderen de stabiliteit van het gewricht.
Verstuikingen of verzwikkingen van een gewricht worden veroorzaakt door een plotse
krachtige beweging die de normale bewegingsgrenzen overschrijdt. De ligamenten
worden daarbij aan grote trekkrachten onderworpen en kunnen daarbij verrekken en/of
gedeeltelijk of helemaal scheuren.
Begeleidende symptomen zijn:
Plotse hevige pijn
Zwelling rond het getroffen gewricht
Bewegingsbeperking
Pijn bij aanraking
Dikwijls: vorming hematoom
Bij een ernstige verstuiking verschillen de symptomen niet erg van een ruptuur. Men
onderscheidt 3 gradaties:
Figuur 9: Gradaties ligamentaire letsels 27
27
Afbeelding gevonden op: http://jay-jee.blogspot.com/2009_11_01_archive.html
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 40 van 120
1. Eerstegraadsverstuiking: de ligamenten zijn uitgerekt, maar niet gescheurd.
Symptomen:
- Milde tot matige zwelling rond het gewricht
- Stabiliteit van het gewricht blijft behouden
- Normale bewegingsmogelijkheid
2. Tweedegraadsverstuiking: de ligamenten zijn gedeeltelijk gescheurd.
Symptomen:
- Meestal een hoorbare knap op het ogenblik van het trauma
- Matige tot ernstige pijn en zwelling
- Beperkte beweeglijkheid
- Hematoomvorming
- Verminderde gewrichtsstabiliteit
3. Derdegraadsverstuiking: de ligamenten zijn volledig gescheurd
Symptomen:
- Een hoorbare knap op het ogenblik van het trauma
- Matige tot ernstige pijn (de pijn kan soms minder uitgesproken zijn dan bij
een gedeeltelijke ruptuur)
- Ernstige zwelling en meestal hematoomvorming
- Duidelijke gewrichtsinstabiliteit
- Een krasserig gevoel
- Soms puilt het beschadigde weefsel uit aan de verzeerde zijde
- Sensibiliteitsstoornissen zoals gevoelloosheid of prikkeling.
Behandeling
De eerste 2 dagen: RICE!
Het verdere verloop van de behandeling is afhankelijk van de ernst van de verstuiking en
dient soms heelkundig opgelost te worden.
Een lichte verstuiking kan bij een gezond persoon genezen over enkele dagen of
enkele weken.
Een ernstige verstuiking met gedeeltelijke ruptuur kan meerdere maanden herstel
vragen en kan blijvende klachten veroorzaken, zoals blijvende gevoeligheid,
beperkte beweeglijkheid, deformiteit en instabiliteit van het gewricht en herhaalde
letsels.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 41 van 120
Behandeling van een eerste acute enkeldistorsie (samenvatting onderzoek) Klinische vraag
Wat is bij een eerste acute enkeldistorsie het effect van verschillende functionele
behandelingen ten opzichte van elkaar en ten opzichte van immobilisatie?
Achtergrond
De resultaten van eerdere klinische studies ondersteunen het gebruik van functionele
behandelingen zoals elastisch verband of brace, bij acute enkeldistorsies. Deze zijn
echter niet met elkaar vergeleken en in de meeste studies is geen onderscheid
gemaakt tussen een eerste en een recidiverende enkeldistorsie.
Bestudeerde populatie
Patiënten die zich binnen 72 uur na een buitenenkeltrauma aanmeldden op de
spoedafdeling van twee universitaire ziekenhuizen of studenten die een universitair
gezondheidscentrum of een trainer om dezelfde reden hadden gecontacteerd.
Exclusiecriteria: onder andere: <16 en >65 jaar, recidief enkeldistorsie en radiologisch
aangetoonde fractuur. Uiteindelijk werden 212 patiënten met een gemiddelde leeftijd
van 26 tot 32 jaar geïncludeerd: 30% had een graad I, 55% een graad II en 15% een
graad III enkeldistorsie.
Onderzoeksopzet
Na indeling in drie groepen volgens de ernst van het trauma (kwalificatie van Bergfeld
graad I, II en III, zie kader) werden de patiënten in een gerandomiseerd gecontroleerd
onderzoek verdeeld over de volgende behandelingen: elastisch verband, brace,
elastisch verband gecombineerd met brace, gipsverband. Daarnaast kregen alle
patiënten (via geschreven instructies) een zelfde rehabilitatieprogramma. De
patiënten hielden een dagboek bij waarin ze hun klachten scoorden door middel van
een visuele analoge schaal. Na zes maanden werden ze teruggezien op consultatie.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 42 van 120
Uitkomstmeting
Primaire uitkomstmaat: tijd nodig om weer normaal (zoals vóór het trauma) te stappen
en trappen te lopen. Secundaire uitkomsten: de tijd nodig om weer het volle gewicht
(zonder pijn) op de aangetaste enkel te kunnen dragen en opnieuw dagelijkse
activiteiten en sportactiviteiten te kunnen uitvoeren. Tertiaire uitkomstmaat: herval van
enkeldistorsie, enkelfunctie en bewegingsuitslag van het enkelgewricht zes maanden
na het trauma. De analyse gebeurde volgens intention-to-treat.
Resultaten
Bij 172 (81%) patiënten waren de primaire en secundaire uitkomst en bij 130 (61%)
patiënten ook de tertiaire uikomst bekend op het einde van de studie.
Patiënten met een graad I enkeldistorsie, die zowel een elastisch verband als een
brace droegen, hadden de helft minder tijd nodig om weer normaal te stappen en
trappen te lopen dan patiënten die slechts één van deze behandelingen kregen (zie
tabel). Patiënten met een graad II enkeldistorsie konden het snelst normaal stappen
en trappen lopen met een combinatie van elastisch verband en brace. De combinatie
van elastisch verband en brace reduceerde de tijd tot herstel met 40% ten opzichte
van gips. Bij patiënten met een graad III enkeldistorsie was er geen verschil tussen
tien dagen brace versus loopgips. Voor graad I enkeldistorsies werden
sportactiviteiten significant sneller hervat na brace + elastisch verband versus brace.
Voorgraad II was er significant sneller herneming van dagelijkse activiteiten en
sportactiviteiten met elastisch verband of combinatie brace + elastisch verband versus
gips. Na zes maanden was er tussen de verschillende behandelingen geen verschil in
hervalfrequentie en bewegingsuitslag van het enkelgewricht.
Conclusie van de auteurs
De auteurs besluiten dat behandeling van een eerste enkeldistorsie graad I of II met
de combinatie van elastisch verband én brace sneller leidt tot functieherstel dan
elastisch verband, brace of loopgips gedurende tien dagen.
Financiering
Aircast Inc.
Belangenvermenging
De auteurs vermelden dat er geen belangenvermenging is.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 43 van 120
Tabel: Primaire uitkomst (aantal dagen nodig om weer normaal te kunnen stappen en
trappen te lopen) voor de verschillende behandelingen volgens de ernst van de
enkeldistorsie.
Stappen Trappen lopen
Graad I
Elastisch verband 11,16 12,05
Brace 10,33 11,43
Elastisch verband + Brace 4,62 5,46
Graad 2
Elastisch verband 11,67 13,38
Brace 13,38 16,38
Elastisch verband + Brace 10,10 11,72
Gips 24,12 27,94
Graad III
Brace 18,56 18,31
Gips 19,00 21,08
Bron: Wyffels, P. (2007). Behandeling van een eerste acute enkeldistorsie. Minerva, 6 (5), pp. 79-81.
Eventuele extra’s over dit onderwerp:
http://users.telenet.be/dokter.vanschoenbeek.bvba1/lit/enkeldistorsie_AB.pdf
Google: „Persmap enkeldistorsie‟
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 44 van 120
2.2. Gewrichtsletsels
2.2.1. Biomechanische functionele eenheid
Ter hoogte van een gewricht bestaat er een compromis tussen mobiliteit en
stabiliteit. De stabiliteit is zowel statisch als dynamisch en wordt bepaald door de
botstructuren (statisch), de gewrichtsbanden en het kapsel (deels statisch, deels
dynamisch) en de omgevende spieren (dynamisch).
De stabiliteit verschilt van gewricht tot gewricht: hoge stabiliteit bij het
heupgewricht, weinig botstabiliteit bij het kniegewricht, waar het bandapparaat
maar ook de omgevende spieren erg belangrijk zijn.
Tijdens elke beweging bestaat er een evenwicht tussen stabiliteit en mobiliteit. Dit
evenwicht blijft behouden mede dankzij de goede proprioceptieve receptoren in
gewrichtskapsel, bandapparaat en spieren. Beschadiging van deze receptoren,
zoals zelfs na een banale kneuzing van het gewrichtskapsel, zal onmiddellijk deze
neurofysiologische wisselwerking verstoren, met onder meer een snel optredende
spieratrofie als gevolg.
2.2.2. Biologische functionele eenheid
Gewrichtskraakbeen wordt weinig bevloeid en is bijgevolg kwetsbaar. Toch heeft
het de belangrijke taak een vlotte beweging van de gewrichtsoppervlakken ten
opzichte van elkaar mogelijk te maken en de schokken op te vangen en gelijkmatig
te verdelen. De voeding van het kraakbeen wordt nagenoeg volledig onttrokken
vanuit het synoviale vocht. Dit synoviale vocht wordt tijdens beweging en belasting
in en uit het kraakbeen geperst. Opdat dit vocht het kraakbeen maximaal zou
kunnen binnendringen en voeden is mechanische belasting van het gewricht dus
noodzakelijk. Aldus ontstaat de link tussen de biologische en de biomechanische
eenheid die een gewricht vormt.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 45 van 120
Figuur 10: het kniegewricht28
2.2.3. Gewrichtsbandletsel
Uit het voorgaande blijkt duidelijk hoe sterk het normale functioneren van het
gewricht gebonden is aan de integriteit van de biologische en biomechanische
eenheid. Een gewrichtsbandletsel (verstuiking, distorsie, entorsie of sprain) heeft
niet alleen een zuiver mechanische weerslag op de gewrichtsstabiliteit. Pijn en
verminderde belastbaarheid, bewegingsbeperking en zwelling kunnen ook oorzaak
zijn van een potentiële kraakbeendesintegratie. Rechtstreekse traumatische
kraakbeenbeschadigingen creëren intra-articulaire defecten die slechts erg traag
of zelfs nooit volledig zullen helen. Ligamenten en kraakbeen zijn immers weinig
gevasculariseerde bradytrofe29 weefsels. De restverschijnselen en de recidiven
zijn dan ook legio („Once a sprain, always a sprain‟).
Behandeling
In het algemeen gelden de volgende behandelingsprincipes:
Klassieke anti-inflammatoire behandeling tijdens het acute stadium
(RICE)
Immobilisatie tot een minimum beperken, dikwijls functionele
behandeling (taping, bracing) die (partieel) bewegen toelaten.
28
Afbeelding gevonden op: http://www.ambulancetechnicianstudy.co.uk/skeletalsystem.html 29
Weefsels die nagenoeg geen haarvaten bevatten en daardoor een slechts heel trage stofwisseling hebben.
B.v. ooglenzen, pezen, kraakbeen, tussenwervelschijven.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 46 van 120
Oefentherapie gericht op het herstellen van de
proprioceptie/neurofysiologische connecties.
2.3. Fracturen
Botbreuken zijn relatief zelden voorkomende sportletsels. Men ziet ze hoofdzakelijk bij de
contactsporten of de zogenaamde „gevaarlijke‟ sporten zoals rugby, voetbal, skiën,
paardrijden, etc.
Andere vormen die men wel aantreft, en meestal het gevolg zijn van overbelasting, zijn:
letsels aan het groeikraakbeen (kinderen), afrukkingsfracturen, stressfracturen en
osteochondrale fracturen.
2.3.1. Letsels aan de groeikraakbeenschijven (bij jongeren)
De celactiviteit ter hoogte van de groeikraakbeenschijven is bij kinderen enorm
hoog, vooral tijdens de twee perioden van een echte groeispurt: tussen het
zevende en het negende en tussen het twaalfde en het zestiende jaar. Tijdens
deze periode wordt er ook dikwijls intens aan sport gedaan.
Behandeling
Voldoende lange rust (twee tot twaalf maanden), gipsspalken (acute
periode), ijsfricties, analgetica
Voorzichtige oefentherapie
Sportbeoefening onderbreken of aanpassen zoals zwemmen of handbike.
Functionele krachttraining bovenlichaam
Soms heelkundig verwijderen van hinderlijke verbeningskern.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 47 van 120
De ziekte van Osgood-Schlatter Osgood-Schlatter is een overbelastingsblessure van de knie tijdens de groei. Deze
wordt veroorzaakt door voortdurende trek van de kniepees aan de zich ontwikkelende
tuberositas tibiae, een verdikking net onder de knieschijf (zie figuur). De aandoening
komt het meeste voor bij jongens tussen de 10 en 15 jaar en meisjes tussen de 8 en
13 jaar en vaker bij jongens dan bij meisjes. De klachten zijn een warme, wat
opgezette en pijnlijke bobbel onder de knie. Fietsen, traplopen, starten, stoppen,
sprinten, springen, diepe kniebuigingen en het op de knieën zitten zijn meestal pijnlijk.
Bij tennissen treden de klachten vooral op bij lage volleys, links-rechtsoefeningen en
serveren. De klachten kunnen zowel plotseling als geleidelijk ontstaan en zijn vaak
wisselend aanwezig.
De blessure heeft te maken met de groei. Kraakbeen van de groeikern van de
tuberositas tibiae (de knobbel net onder de knie) kan minder belasting verdragen dan
bot. Zodra de groeikern dicht is en al het kraakbeen is omgezet in bot, zullen de
klachten definitief verdwenen zijn. Meestal zijn de klachten echter al voor die tijd over.
Gemiddeld duurt de blessure een half jaar, waarbij sommige spelers en speelsters
slechts een paar maanden last hebben, anderen wel twee jaar. In een heel enkel
geval houdt een speler last na het bereiken van de volwassen leeftijd. In dat geval is
er meestal sprake van losse botfragmenten, die operatief verwijderd kunnen worden.
Bron: KNLTB. (31.03.2011). Knieblessure bij jongeren: Osgood-Schlatter. [31.03.2011, KNLTB:
http://www.knltb.nl/cms/showpage.aspx?id=691].
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 48 van 120
2.3.2. Afrukkingsfracturen
Bij plotse, zeer heftige krachtontwikkeling, kan als gevolg van de spiercontractie
het benige aanhechtingspunt afgerukt worden. Frequente lokalisaties zijn: spina
iliaca anterior superior (t.g.v. m. sartorius) en spina iliaca anterior inferior (t.g.v.
rectus femoris) ter hoogte van het bekken, het tuber ischiadicum (zitbeenknobbel)
(t.g.v. mm. Semimembranosus en semitendinosus) en de trochanter minor van de
femur (t.g.v. m. iliopsoas).
Epifyseletsel veroorzaakt door sport
Lokalisatie Eponiem Sport
Condylus humeri of olecranon
Palmer Gymnastiek, baseball, tennis, werpsporten
Wervelkolom Scheuermann Judo, fietsen
Caput femoris Legg – Calvé -Perthes Voetbal, American football,
springen, lopen
Tuberositas tibiae Osgood - Schlatter Voetbal, springen, lopen
Patella Sinding - Larssen Voetbal, springen, lopen
Os naviculare pedis Köhler I 400 m lopen
Apophysis calcanei Sever Schermen, voetbal, lopen
Kop metatarsaal II Köhler II – Freiberg Schermen, voetbal, lopen,
dansen
Bron: Broos, P. (1991). Sportletsels. Leuven: Garant, p. 52.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 49 van 120
Figuur 11: afrukking van een deel van de fibulakop dit is een voorbeeld van
afrukkingsfractuur bij collateraal ligament30
Behandeling
Deze letsels zijn te vergelijken met de derdegraads musculotendineuze letsels en
worden ook als dusdanig behandeld. De behandeling is meestal conservatief tenzij
er een grote dislocatie is van het botstuk.
RICE
Eventueel starten met fysiotherapie na één of twee dagen.
2.3.3. Stressfracturen (overbelastingsfracturen)
Een stressfractuur is een fractuur die ontstaat in een normaal bot, dat echter op
een min of meer chronische manier overdadig en in ongunstige omstandigheden
belast is. Hierdoor ontstaan er mogelijk kleine barstjes in de botstructuur. De
wellicht meest bekende in deze orde zijn de marsfracturen.
30
Afbeelding gevonden op: http://emedtravel.wordpress.com/2010/05/30/do-you-need-knee-surgery/
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 50 van 120
Figuur 12: Stressfractuur ter hoogte van het onderbeen31
Men ziet de letsels hoofdzakelijk ter hoogte van de metatarsalen, de fibula, de
tibiaschaft en de tibiaschotel, het bekken, de femurhals en de wervelkolom. Er is
geen voorafgaand acuut trauma maar overbelasting, overtraining en dikwijls slecht
schoeisel liggen aan de oorzaak.
Deze letsels zijn moeilijk te diagnosticeren en dikwijls worden ze behandeld als
peesontstekingen. Soms is pas na veertien dagen een breuklijn op röntgenfoto
zichtbaar.
Behandeling
Stoppen met sporten die het letsel belasten
Beperken van de belasting gedurende zes tot twaalf weken.
Zoeken naar alternatieve sporten die de breuk ontlasten.
Materiaal checken: schoenen, ondergrond,…
2.3.4. Osteochondrale fracturen
Als gevolg van een trauma kunnen kraakbeenfragmenten, al dan niet met
bijbehorend bot, intra-articulair loskomen. Wanneer deze verplaatsen spreekt men
van een gewrichtsmuis. Ook de meer bekende aandoeningen zoals
chondromalacie patellae en osteochondritis dissecans horen in deze familie thuis.
31
Afbeelding gevonden op: https://waynejoseph.wordpress.com/tag/stress-fractures/
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 51 van 120
Chondromalacie patellae is een verweking van het kraakbeen aan de achterzijde
van de knieschijf. Dit letsel wordt veroorzaakt door overbelasting van het
kniegewricht en/of ernstig lichamelijk letsel. Dit letsel wordt verder in de cursus nog
besproken.
Wanneer een fragment kraakbeen samen met het stukje ondergelegen bot
loskomt van het gewrichtsoppervlak spreekt men van osteochondritis dissecans.
Tijdens de groei en rijping van het kraakbeen treedt een storing op waardoor er
eilandjes kraakbeen van een slechte kwaliteit kunnen ontstaan. Deze kunnen
geheel of gedeeltelijk loskomen van hun ondergrond, gaan zweven in het gewricht,
en hierdoor klachten veroorzaken.
Er is dikwijls verkeerdelijk verwarring met ligamentaire letsels, meniscusletsels,
kapselletsels, etc. Er is een duidelijke zwelling (hydrops) en een normale
gewrichtsstabiliteit. De diagnose kan soms gesteld worden aan de hand van
tomografie, CT-scan of artroscopie.
Figuur 13: Osteochondritis dissecans32
Behandeling
De behandeling is bijna steeds heelkundig:
Verwijdering van de kleine zwevende intra-articulaire fragmenten
Glad maken van het kraakbeenoppervlak
Dit wordt zo snel mogelijk gevolgd door een oefentherapie
Mobiliseren van het gewrichtsoppervlak
Progressieve belasting, komt regeneratie van het kraakbeen ten goede
32
Afbeelding gevonden op: http://www.seattlechildrens.org/medical-conditions/bone-joint-muscle-
conditions/cartilage-conditions/osteochondritis-dissecans/
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 52 van 120
2.4. Blaarvorming
Blaarvorming ontstaat door chronische wrijving die veroorzaakt wordt door loszittend
schoeisel of kousen, of door een slecht aangelegd steunverband.
Behandeling
Preventief: aangepast schoeisel, dikke zachte kousen, adequate steunverbanden
Dak van de blaar wegknippen op niet-statisch belaste plaatsen + antiseptica
Eelt nooit wegnemen
2.5. Bursitis
Op verschillende plaatsen waar de pezen aan het bot hechten bevinden zich bursae.
Deze beschermen de pees tegen voortdurende wrijving over het onderliggende bot. Door
krachtige herhaalde bewegingen kunnen irritatieverschijnselen optreden. Bursitis komt
dikwijls voor ter hoogte van de knieschijf (prepatellair) en ter hoogte van het olecranon
(elleboog).
Behandeling
Men tracht d.m.v. een naald het vocht uit de bursa te zuigen.
Daarna injectie met corticoïden
Drukverband voor de volgende 48 uur.
Figuur 14: Bursitis ter hoogte van de elleboog33
33
Afbeelding gevonden op: http://skillbuilders.patientsites.com/article.php?aid=246
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 53 van 120
2.6. Spierkrampen
Spierkrampen zijn onwillekeurige samentrekkingen van spieren. Deze kunnen zowel
tijdens activiteit als in rust voorkomen. Dikwijls beweert men dat de oorzaak van
spierkrampen dehydratatie en het verlies van mineralen is, maar (!) onderzoek toonde aan
dat dit bij inspanningsgebonden spierkrampen niet noodzakelijk zo is.
Voorkomen:
- Afhankelijk van duur en intensiteit van de inspanning
- In de hand gewerkt door plotse veranderingen (stijging) in intensiteit
- Betreft meestal spieren die meerdere gewrichten overbruggen
Oorzaken/ Triggers:
- Dehydratatie
- Vermoeidheid tijdens de inspanning, tijdens de rust zelfs ‟s nachts
- Slechte doorbloeding
- Te kort aan magnesium
- Fitheid
- Temperatuurverschillen: heel koud weer. Bvb: in de lente in de zee gaan en plotse
koude door diepte van de zee
Lees het artikel: „Spierkramp: Wat is eigenlijk de oorzaak?‟
Behandeling
Voorzichtig passief stretchen van spiergroep in kramp. (Vb: kuitkramp: dorsiflexie
van de voet)
Voorzichtige massage
Vervanging van de speler. Bij voortzetten van de sportactiviteit zullen er zich
opnieuw krampen of zelfs spierscheuren voordoen
2.7. Entrapment-neuropathie
Repetitieve overbelasting of chronische externe druk op weke weefsels kan aanleiding
geven tot zwelling van de weefsels rond de perifere zenuwen: men spreekt dan van een
inklemmings-neuropathie.
De aandoening kan op meerdere plaatsen voorkomen en betreft meestal een inklemming
tussen ligamentaire structuren en beenweefsel.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 54 van 120
De aandoening wordt gekenmerkt door pijn, krachtverlies en sensibiliteitsstoornissen in
het getroffen gebied.
De meest voorkomende zijn:
- Voetpijn door compressie van de nervus plantaris medialis (tarsaal tunnel
syndroom)
- Pijn t.h.v. de elleboog door compressie van de ulnaire zenuw (cubital tunnel
syndroom)
- Pijn in het bovenbeen en lies door compressie van de lokale zenuwen
- Pijn aan de palmaire zijde ter hoogte van de pols en hand (carpaal tunnel
syndroom)
Figuur 15: Tarsaal tunnel syndroom34
Behandeling
Anti-inflammatoire zalven
Rust
Ongeveer 3 à 4 weken
2.8. Shin splints
“Shin splint” wordt nog steeds gebruikt als overkoepelend begrip voor allerlei pijnklachten
ter hoogte van de voorzijde van het onderbeen. De laatste jaren wordt er meer en meer
afstand genomen van deze uitdrukking en spreekt men meer van “shin pain” of
“scheenpijnen”.
34
Afbeelding gevonden op: http://www.myproactivept.com/article.php?aid=262
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 55 van 120
Behandeling
Stoppen met sporten hoeft niet zolang de scheenbeenzone niet te zwaar belast wordt.
Indien nodig kan er voor alternatieve activiteiten gekozen worden zoals fietsen of
zwemmen. Activiteiten met impact op het onderbeen zoals joggen, springen, steppen,
etc… dienen vermeden te worden.
RICE
Relatieve rust…geen impact
Rekken van verkorte spieren zoals kuitspieren, m. peroneus…
Versterken van m. tibialis anterior
Schoenen aanpassen
Springschenen (beenvliesontsteking)
Wat is het?
Springschenen, ook wel beenvliesontsteking of scheenbeenirritatie genoemd, is een
overbelastingsblessure aan de binnenzijde van het scheenbeen (figuur). Het wordt
veroorzaakt door een overbelasting van de spieren van het onderbeen (soleus, tibialis
posteriar en teenbuigers). Deze spieren spelen een belangrijke rol bij de balans van het
lichaam tijdens het staan, lopen en springen. De continue trekkrachten van deze spieren
aan het scheenbeen kunnen resulteren in beenvliesontsteking (irritatie van de buitenste
laag van het bot).
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 56 van 120
Symptomen
De blessure kenmerkt zich door stekende pijn aan de binnenzijde van het
scheenbeen, meestal dubbelzijdig. De pijn zit „op het bot‟ van het onderste deel van
het scheenbeen. De pijn treedt op bij het sporten (vooral op harde ondergrond),
springen, sprinten of hardlopen en trekt in het begin vaak weg na de warming-up of na
het stoppen met sporten. De blessure kan echter zodanig verergeren dat de pijn
tijdens het sporten aanwezig blijft en nadien nog lang blijft nazeuren.
Bron: KNLTB. (31.03.2011), Springschenen: mediaal tibiaal stress syndroom [31.03.2011, KNLTB:
http://www.knltb.nl/cms/showpage.aspx?id=691].
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 57 van 120
Deel III: Letsels naar lokalisatie
In het volgende deel overlopen we het volledige lichaam en bepalen we per lichaamsdeel
1 of enkele bijzondere, veel voorkomende sportblessures.
HOOFDSTUK 1: De wervelkolom
Acute letsels ter hoogte van de wervelkolom komt men maar zelden tegen in de sport. Als
er al letsels zijn, dan hebben zij een andere oorsprong en zijn meestal het gevolg van
degeneratieve en congenitale aandoeningen (spondylolyse, osteoporose, etc.)
Figuur 16: lage rugpijn35
Acute lumbago of discus hernia ziet men vooral in gevechtssporten, turnen, ijsschaatsen
en volleybal. Met chronische letsels worden we veel meer geconfronteerd.
35
Afbeelding gevonden op: http://northwalesspineclinic.co.uk/878
Doelstellingen van dit deel
Aan het einde van dit deel moet je in staat zijn om:
- Per besproken lichaamsdeel 1 of meerdere letsels te beschrijven
- De symptomen en de behandeling van de letsels te beschrijven
- Notie te hebben van verschillende onderzoeken rond dit thema
- A.d.h.v. een afbeelding af te leiden over welk soort letsel het gaat.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 58 van 120
1.1. Lage rugklachten
Pijn onder in de rug wordt ook wel eens lage rugpijn genoemd. Het is een
veelvoorkomende, afmattende kwaal en het is de belangrijkste medische oorzaak voor
werkverzuim. Vrijwel iedereen krijgt wel één keer in zijn leven af te rekenen met lage
rugpijn.
Lage rugpijn kan vele oorzaken hebben. Meestal is er sprake van een mechanische
oorzaak:
- Plotseling tillen van zware gewichten
- Houdingsafwijkingen en instabiliteit tussen spiergroepen
- En langdurige slechte houding
- Overbelasting door steeds terugkerende activiteiten (vb: service bij tennis)
In tegenstelling tot specifieke rugklachten waarbij er een duidelijk letsel is zoals een
hernia, breuk of tumor, spreekt men van aspecifieke rugklachten (ook wel lumbalgie
genoemd) wanneer er geen duidelijk letsel is en de pijnklachten erg algemeen zijn.
Symptomen van aspecifieke lage rugklachten:
- Zeurende pijn ter hoogte van de lage rug
- Gevoel van stijfheid
- Soms pijnscheuten bij „verkeerde‟ bewegingen
Wanneer andere symptomen optreden zoals:
- Uitstralende pijn in het been tot aan de voet
- Tintelingen, gevoelstoornissen Arts raadplegen!
- Krachtverlies
- Als de pijn langer dan 4 weken aanhoudt
De ruggengraat, of wervelkolom, is erg kwetsbaar. Maar al te vaak maken we gebruik van
onze wervelkolom als hefboom voor het tillen van zware lasten. Beter zouden we andere
gewrichten daarvoor gebruiken, zoals de heupgewrichten en de kniegewrichten en onze
rugspieren bij al dat duw –en trekwerk als stabilisatoren laten functioneren.
De wervelkolom bestaat uit meerdere wervels waartussen kraakbeenschijfjes zitten (ook
wel tussenwervelschijf of wervelschijf genoemd) die bewegingen mogelijk maken en
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 59 van 120
schokken tussen de wervels absorberen. De tussenwervelschijven bestaan uit een zacht
middenstuk (nucleus) in een harde vezelachtige buitenring. Deze kan bij zwaar tillen of bij
bukken beschadigd raken.
Nota: ook andere oorzaken kunnen lage rugpijn veroorzaken:
- Aangeboren stoornissen van de wervelkolom
- Infectie van de ruggenwervel
- Tumoren
- Osteoporose (botontkalking), vooral bij ouderen en vrouwen.
Ook wordt pijn van de inwendige organen soms in de rug gevoeld: dit fenomeen wordt
„uitstralingspijn‟ genoemd. Het komt voor bij bijvoorbeeld maagzweren en bij
aandoeningen aan de buikorganen, darmen (dikke darm) en nieren.
Behandeling
Stap 1: verbeteren van de normale functie
De mobiliteit van de onderrug verbeteren
Rekoefeningen van de onderrug
Coördinatietraining
Stap 2: opbouw van de sportbelasting
Versterken van buikspieren
Versterken van rugspieren
Coördinatieoefeningen
Stap 3: aandachtspunten inlassen
Eventuele alternatieven zoeken voor bepaalde activiteiten: fietsen, wandelen,
andere oefeningen…
Bewegingen die de rug zwaar belasten aanvankelijk vermijden. Geen heftige
bewegingen. Geen onverwachte bewegingen.
Geen gecombineerde buig-, strek –en draaibewegingen.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 60 van 120
Nieuwe inzichten in verband met lage rugpijn
Uit een onderzoek van de faculteit Lichamelijk Opvoeding en Revalidatie
Wetenschappen, vakgroep Menselijke Fysiologie & Sportgeneeskunde, aan de
Vrije Universiteit Brussel, blijkt dat ‘aspecifieke’ rugklachten (waarvoor geen
specifieke oorzaak gevonden is) in meer dan 70% der gevallen spierweefsel
gerelateerde rugpijn is. Verdoken bindweefselverhardingen in midden en lage
rug- en bilspieren kan men als oorzaak nummer één vooropstellen. In dit geval
spreekt men eerder van ‘myogene lage rugpijn’.
Sinds de jaren tachtig is lage rugpijn als syndroom spectaculair gestegen in de
Westerse geïndustrialiseerde landen. Tegenwoordig zijn er per honderd consultaties
bij de huisarts, ruim drie gevallen met lage rugpijn. In ongeveer 80 tot 95% van de
gevallen kan geen specifieke oorzaak gevonden worden, vandaar de naam
“aspecifieke lage rugpijn”. De uitsluiting van andere ziektebeelden wordt door de
huisarts bevestigd, zoals: een discusletsel in de onderrug met typische zenuw-
wortelpijn tot gevolg, beter bekend als „sciatiek‟. Aspecifieke lage rugpijn verdwijnt in
80% van de gevallen spontaan na 2 tot 3 weken. Deze vorm van rugpijn komt het
meest voor in de leeftijdscategorie van 35 tot 55 jaar en is ongeveer gelijk verdeeld
tussen mannen en vrouwen. Het probleem is dat van de oorspronkelijke groep 5%
blijft kampen met chronische lage rugpijn (meer dan 3 maanden). De symptomen zijn
typisch:
- stijfheid in de rug bij het opstaan 's morgens,
- pijn onder aan de rug in bepaalde houdingen met eventuele uitstraling in één of
beide benen tot aan de enkel.
- beperking in beweeglijkheid in dagdagelijkse taken: bijvoorbeeld wandelen is op
zich geen probleem, maar wanneer men aanzet tot lopen wordt de onderrug als
pijnlijk en beperkt ervaren. Dit is ook het geval bij tillen, lang recht staan en/of
zitten, reizen en dergelijke meer.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 61 van 120
Aan de faculteit Lichamelijke Opvoeding en Revalidatie wetenschappen van de Vrije
Universiteit Brussel is een uniek (doctoraats-) onderzoek uitgevoerd waarbij de
pijndrempels door middel van eenvoudige drukmetingen zowel bij patiënten met
subacute lage rugpijn (6-12 weken) als bij gezonde proefpersonen getest zijn. Men
meet daarvoor de lokale spiergevoeligheid als een mogelijke mate van “verhard
spierweefsel”.
Uit dit onderzoek blijkt dat alle onderzochte pijndrempelwaarden van rug- en
bilspieren duidelijk lager liggen bij de groep patiënten met aspecifieke lage rugpijn.
Het meest opvallende verschil vindt men op het niveau van de onderste
spieroverspanning (M. Erector spinae, lumbaal gedeelte) en ter hoogte van de
grootste bilspier (M. Gluteus maximus).
Indirect is aangetoond dat de term „aspecifieke lage rugpijn‟ soms niet klopt
aangezien spierverhardingen dikwijls weer te vinden zijn in midden en lage rugspieren
alsook ter hoogte van de grote bilspier. In een aantal gevallen zou de term “myogene
lage rugpijn” in de toekomst gehanteerd kunnen worden.
Tot hun verrassing stellen de onderzoekers verder vast dat bij dezelfde groep
patiënten met rugpijn, wanneer men de gemiddelde resultaten van
pijndrempelwaarden vergelijkt tussen de subgroep met de stempel “lichte rugpijn” en
de subgroep met “zware rugpijn”, er geen duidelijke verschillen waar te nemen zijn.
Dit kan betekenen dat de ene persoon sneller kan klagen dan een andere van rugpijn
bij het tillen, zitten en reizen, maar daarom in principe geen grotere vermeende
„spierschade‟ heeft opgelopen aan de rug- en/of bilstreek.
Een ander indirect bewijs dat spieren duidelijk in verband kunnen gebracht worden
met „aspecifieke lage rugpijn‟ is het feit dat diepe dwarse fricties (roptrotherapy) in
staat zijn de pijndrempelwaarden te herleiden tot hetzelfde niveau van gezonde
personen. Deze techniek wordt met behulp van een bronzen T-knots toegepast ter
hoogte van het midden en lage rug alsook ter hoogte van de grote bilspieren. De
behandeling is normaal 1 x week x 3 en een laatste behandeling na één maand. Men
veronderstelt dat het (oude) verharde spierweefsel zich kan herstellen in de
oorspronkelijke staat.
Preventief dient in de toekomst aandacht geschonken te worden aan het vermijden, in
sport- en/of werkomstandigheden, naar houdingen die de rug- en bilspieren sterk
kunnen overbelasten (excentrische spierarbeid vermijden). Niet het gewicht dat men
verzet maar de manier van licht vooroverbuigen, is bij het werken preventief van
belang. In de toekomst zijn gelijkaardige studies bij chronische myogene lage rugpijn
voorzien aan de Vrije Universiteit Brussel in samenwerkingsverband met de
Universiteit van Gent.
Bron: Farasyn, A. (2007). Nieuwe inzichten in verband met lage rugpijn [Informatie aan de pers]. Brussel:
Vrije Universiteit Brussel
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 62 van 120
1.2. Morbus Scheuermann
Is een van de meest voorkomende groeiafwijkingen bij jongeren en berust op stoornissen
in de normale groei van wervellichamen en osteonecrose (botafbraak). Groeistoornis van
de wervelkolom (borstgedeelte) door osteochondrose van meerdere wervels.
Figuur 17: Morbus Sheuermann36
Sporten en in het bijzonder rugbelastende krachtsporten of rugbelastende sporten zoals
volleybal en turnen zijn hier ten zeerste af te raden daar ze de ziekte verergeren. Wees
daarom steeds op je hoede wanneer jonge sporters klagen over rugpijn. Mijd oefeningen
die rugbelastend zijn en/of pijn veroorzaken.
1.3. Spondylolyse en spondylolysthese
Figuur 18: Spondylolyse en spondylolysthese37
36
Afbeelding gevonden op: http://www.sign-lang.uni-hamburg.de/glex/konzepte/l7835.htm
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 63 van 120
Spondylolyse is het scheiden of het verslappen van de verbinding tussen 2 wervels,
waarbij de normale samenhang van het beenweefsel van de pediculus vertebrae verzwakt
(het gedeelte van de wervelboog tussen de bovenste en onderste onderlinge
gewrichtsvlakjes) met dislocatie als gevolg.
Spondylolyse kan later verergeren tot spondylolysthese, een verschuiving of afglijding van
wervels in ventrale richting.
Beide begrippen mogen niet verward worden met spondylose, wat een degeneratieve
verandering van de wervelkolom is, bestaande uit degeneratie van de
tussenwervelschijven (discus), gevolgd door exostosevorming (benig aangroeisel).
De afwijking zou in bepaalde sporttakken meer gezien worden, zoals bij Olympisch turnen
en gewichtheffen. Voorzichtigheid is aan te raden voor mensen met spondylolyse bij
zware krachttrainingen.
37
Afbeelding gevonden op: http://www.physioquestions.com/2011/03/18/spondylolisthesis-slippage-of-the-
spine/
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 64 van 120
Samenvatting onderzoek: ‘Het effect van conservatieve behandeling van
lumbale spondylolyse bij sporters’
Doel:
Het doel van de studie is onderzoeken wat het effect is van conservatieve
behandeling van de verschillende vormen van spondylolyse, bij sporters, op
hervatting van de sportactiviteiten.
Achtergrond:
Spondylolyse is een vaak voorkomende oorzaak van rugklachten bij sporters.
Conservatieve behandeling, middels activiteitenrestricties, het dragen van een brace,
aërobe training, oefentherapie en sportspecifieke training kan een positief effect
geven op hervatting van de sportactiviteiten
Methode:
Bronnenonderzoek werd verricht in Pubmed, Picarta en het elektronisch
tijdschriftenbestand van het AMC Amsterdam. Verder zijn de literatuurlijsten van de
gevonden artikelen onderzocht op relevante artikelen. De gevonden artikelen werden
gescreend op actualiteit en evidentie.
Resultaten:
Alle artikelen geven aan dat conservatieve behandeling van spondylolyse bij sporters
leidt tot goede resultaten wat betreft hervatting van sportactiviteiten. In één onderzoek
worden verschillende conservatieve behandelmethode vergeleken. In de andere
onderzoeken wordt voornamelijk gekeken naar het effect van een behandeling door
middel van activiteitenrestricties en bracing gevolgd door individuele training. De
meeste onderzoeken geven aan dat het gemiddeld meer dan 5 maanden duurt
voordat de sport hervat kan worden op het oude niveau.
Conclusie:
Aangezien de gevonden artikelen geen hoog niveau van evidentie hebben zullen er
meer onderzoeken van een hoger evidentieniveau nodig zijn (RCT‟s) om het effect
van conservatieve behandeling van de verschillende vormen van spondylolyse bij
sporters op hervatting van de sportactiviteiten te kunnen aantonen.
Bron: Derks, V. (2006). Het effect van conservatieve behandeling van lumbale spondylolyse bij sporters
[Afstudeeropdracht]. Utrecht: Hogeschool Utrecht.
Volledig onderzoek: http://www.hbo-kennisbank.nl/nl/page/hbosearch.results/?query=spondylolyse
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 65 van 120
HOOFDSTUK 2: De schoudergordel
Het schoudergewricht heeft slechts een klein contactoppervlak in vergelijking met andere
gewrichten. Daarom is de schouder minder stabiel. De anterieure stabiliteit wordt
verzekerd door het gewrichtskapsel, de m. subscapularis en de rotatorcuffspieren ( m.
teres minor, m. infraspinatus, m. supraspinatus en m. subscapularis). Deze spieren
drukken de gewrichtskop in de gewrichtspan.
De schoudergordel herbergt een heel arsenaal aan letsels. Aangezien een groot aantal
letsels zelden of nooit in de fitness gezien worden, laten we deze in de beschrijvingen
buiten beschouwing en beperken we ons tot de meest voorkomende binnen de fitness.
2.1. Rotator-cuff aandoeningen
De rotator cuff is een groep platte peesuiteinden die als een mouw het schoudergewricht
omvatten en haar stabiliseren. Alle pezen zijn afkomstig van spieren die aanhechten op
het schouderblad. Wanneer de betrokken spieren samentrekken, trekken zij aan de
rotator cuff waardoor de schouder opwaarts, naar binnen en naar buiten draait. De grotere
letselfrequentie bij mannen zou te maken kunnen hebben met de grotere spiermassa,
waardoor de tussenliggende ruimte kleiner is. Rotator cuff letsels komen frequent voor bij
tennissers en zwemmers, maar ook bij gewichtheffers en individuen die aan krachttraining
doen.
2.1.1. Het impingement syndroom
De pijn ontstaat door het inklemmen van de platte pezen tussen de humeruskop
en het acromion. Frequente elevatiebewegingen (boven 90°) kunnen de pezen
irriteren en leiden tot het zogenaamde impingement syndroom. Het letsel is het
gevolg van een volumetoename van de subacromiale weke weefsels zoals bij
spierhypertrofie het geval kan zijn, of van verkleining van de subacromiale ruimte
door oedeemvorming na herhaalde microtraumata door overbelasting of door het
ontstaan van verkalkingshaarden ter hoogte van de betrokken pezen.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 66 van 120
Figuur 19: Het impingement syndroom 38
Aanvankelijk begint het inklemmingssyndroom ter hoogte van de m.
supraspinatus, waarna ook de infraspinatuspees en de subscapularis in het proces
deelnemen.
Het inklemmingssyndroom loopt progressief over 3 stadia:
1. Het inflammatoire stadium:
Ontstaat meestal bij overmatige elevatiebewegingen, boven 90°. Het komt
veel voor bij jongere sporters, maar kan op iedere leeftijd. De pijn is
kortdurend bij de aanvang van de training, maar verdwijnt nadien. Doordat
de symptomen nog niet echt beperkend zijn, wordt de aandoening dikwijls
ontkend. De painfull arc, tussen 60° en 120°, is typisch voor de aandoening
(een painfull arc tussen 160° en 180° wijst eerder op een letsel ter hoogte
van het acromioclaviculaire gewricht).
2. Het degeneratieve stadium:
In dit stadium ziet men fibrose en tendinose ter hoogte van de pezen. De
pijn blijft ook tijdens en na de training aanhouden. De pijn kan meerdere
dagen duren en verstoort ook de dagelijkse activiteiten. Zolang het een
inklemming betreft, is er geen echt krachtverlies. Geleidelijk kan ook de
bursa onder het acromion ontstoken raken. Deze verliest haar glijwerking,
waardoor het syndroom verergert.
38
Afbeelding gevonden op: http://advanceddynamic.com/article.php?aid=367
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 67 van 120
3. Stadium van rupturen:
Door de degeneratieve verschijnselen wordt de kans op gedeeltelijke of
volledige rupturen groter. Deze doen zich meestal voor ter hoogte van de
aanhechting van de m. supraspinatus. Men ziet ook verkalkingshaarden
aan de onderzijde van het acromion en het coraco-acromiale ligament
waardoor de tussenliggende ruimte nog verkleint en die een continue pijn
veroorzaken. Volgens meerdere wetenschappers zouden acute
traumatische rupturen van de rotatorcuffpezen niet voorkomen maar steeds
het gevolg zijn van degeneratieve verschijnselen (luxaties buiten
beschouwing gelaten). Bij gedeeltelijke rupturen is er uitgesproken
krachtverlies en pijn, sporten wordt onmogelijk. Bij een totale ruptuur
verdwijnt de pijn na het acute stadium.
Behandeling
Meestal conservatief, zonder heelkundig ingrijpen.
Symptomen langer dan 3 à 6 maanden: evt. toch heelkundig ingrijpen
Rekening houden met leeftijd, pijnklachten, functiebeperking, motivatie en
bereidheid tot postoperatieve revalidatie (6 maanden tot 1 jaar)
Inflammatoire stadium:
o Rust noodzakelijk, doch beweeglijkheid en functionaliteit van
schouder onderhouden
o Vermijden van pijnlijke bewegingen
o Oefentherapie met nadruk op stretching en spierversterking.
Door regelmatige, gecontroleerde rekking blijft de
bewegingsamplitudo behouden en voorkom je verkorting van
de betrokken spieren.
o Zodra pijn vermindert: progressief spierversterkende
oefeningen.
o Lokale koudetoepassingen
o Diepe dwarse fricties
o Wanneer lokale ontstekingsremmers en pijnstillers niet
helpen: infiltraties ter hoogte van de pezen.
Degeneratief stadium:
o Grotendeels zelfde behandeling als in het vorige stadium.
o Volledige rust tot alle symptomen verdwenen zijn.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 68 van 120
o Bij oudere sportbeoefenaars: immobilisatie vermijden.
o Rekoefeningen en pendeloefeningen
Stadium van rupturen
o Behandeling afhankelijk van subjectieve klachten en ernst
van functieverlies
o Anti-inflammatoire en pijnverlagende middelen
o Zodra de pijn het toelaat: elevatiemogelijkheden herstellen
o Herstellen van vrije exorotatie
o Patiënt aanleren hoe hij de schouder bij dagelijkse
activiteiten moet gebruiken
2.2. Het glenohumeraal gewricht
Het glenohumeraal gewricht, of het schoudergewricht in de engere zin, staat vooral bloot
aan macrotraumata tijdens krachtsporten (rugby, voetbal, ijshockey) of vechtsporten
(worstelen, judo,…).
2.2.1. Kapselletsels
Figuur 20: gewrichtskapsel-/peesruptuur 39
Dikwijls zijn kapselletsels van de schouder het gevolg van een anterieure luxatie. Bij een
kapselscheur opteert men voor volgende behandeling:
39
Afbeelding gevonden op: http://aryo2000sporttherapie.punt.nl/index.php?r=1&id=416343&tbl_archief=0
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 69 van 120
Behandeling
Immobilisatie in een adductieverband gedurende de eerste 2 weken.
Nadien mag training hervat worden mits men de eerste 6 tot 8 weken geforceerde
abductiebewegingen vermijdt.
2.2.2. Schouderluxaties
De meest voorkomende is de anterieure luxatie, daar het schoudergewricht daar geen
ligamentaire ondersteuning heeft. Men hoort vele stoere verhalen over het repositioneren
van geluxeerde schouders, maar toch is het beter dit over te laten aan een ervaren arts.
Niet zelden is een slecht uitgevoerde repositie de oorzaak van een bijkomend botletsel of
een luxatiefractuur. Ook letsels aan de plexus brachialis en nervus axillaris zijn niet
ongewoon. Dikwijls ziet men sporters verkeerdelijk vrij snel na de repositie hun sport
hervatten.
Afbeelding 9: Schouderluxatie40
Behandeling
Korte immobilisatie om de pijn te verzachten (geen voorkeur voor methode of
positie van immobilisatie)
Mobilisatie van het gewricht binnen de pijngrens
Repositionering door ervaren arts
40
Afbeelding gevonden op: http://combohealthphysiotherapy.com.au/acute%20shoulder%20pain.html
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 70 van 120
2.2.3. Habituele schouderluxatie
Recidiverende (terugkerende) schouderluxaties komen frequent voor bij sporter en in het
bijzonder de vrijetijdssporters. De sporter heeft 80% kans op een recidive wanneer de
eerste luxatie zich voor de leeftijd van 24 jaar voordeed, na het 40ste levensjaar daalt die
kans tot 10%. Elke luxatie brengt een blijvende verzwakking van het gewrichtskapsel met
zich mee. Congenitale uitlokkende factoren, zoals een uitgesproken afvlakking van de
humeruskop of een extreem naar ventraal uitgediepte schouderkom zijn secundair als
oorzaak.
Behandeling
De behandeling dient individueel bepaald te worden en is afhankelijk van de
sportieve verwachtingen van het individu.
Meestal betreft het een heelkundige ingreep
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 71 van 120
Schouder uit de kom: Sportfysiotherapeutische zorg bij een patiënt met een ‘instabiele schouder’
Statistieken
In Nederland komen per jaar ongeveer 5.120 schouderluxaties voor. Dit is gebaseerd
op een incidentie van 32 per 100.000 inwoners per jaar. Op jonge en middelbare
leeftijd komen schouderluxaties 2 tot 3 keer vaker voor bij mannen dan bij vrouwen.
Echter op oudere leeftijd lopen juist meer vrouwen dan mannen een luxatie op. Uit het
Letsel Informatie Systeem (LIS) van de Stichting Consument en Veiligheid (gegevens
over de periode 1991 tot en met 1999) blijkt sport in 22% van de gevallen de oorzaak
van het schouderletsel te zijn. De schouderluxaties worden in 44% van de gevallen
gezien in de leeftijdsgroep 20-39 jaar. Leeftijd is de belangrijkste voorspellende factor
voor de kans op recidief (het opnieuw optreden van het letsel): de recidiefkans blijkt
duidelijk hoger te zijn bij jongere patiënten.
Gevolgen
De gevolgen van een instabiele schouder zijn voor elke persoon anders, bijvoorbeeld:
- aanhoudende klachten tijdens het algemeen dagelijks leven (ADL);
- pijn;
- stijfheid;
- een gevoel van instabiliteit tijdens het bovenhands serveren bij een tennisser;
- een schilder die door pijn of krachtverlies moeilijker boven zijn hoofd kan werken.
De gevolgen treden dus op functie-, activiteiten-, of zelfs participatieniveau op. Uit
onderzoek van Eisenhart et al. blijkt dat er als gevolg van schouderinstabiliteit een
verandering plaatsvindt van de positionering van de scapula tijdens beweging. Het
scapulothoracale gewricht, het gewricht tussen schouderblad en romp, is essentieel
als stabiele basis voor bewegingen van de arm.
Naast stoornissen in de aansturing van spieren rondom de scapula kunnen ook
passieve structuren bijdragen aan een houdings -en bewegingsafwijking van de
scapula. Deze afwijkingen zijn niet alleen zichtbaar tijdens beweging, maar meestal
ook in rust. Bij een verkorting of verstijving van de structuren aan de achterzijde van
het schoudergewricht (rotator cuff/achterste kapsel) ontstaat bijvoorbeeld een
voorwaartse kanteling van de scapula.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 72 van 120
HOOFDSTUK 3: De elleboog
De elleboogstreek is de regio waar zich zeer frequent zogenaamde abarticulaire
pathologieën voordoen, zoals epicondylitis, epitrochleitis, olecranalgie, tendinitis van de
distale aanhechting van de musculus biceps brachii, bursitis, … wij bekijken verder 2
elleboogletsels die in veel sporten voorkomen.
Onderzoek
Gecontroleerd onderzoek naar het effect van oefeningen om instabiliteitsklachten en
recidief luxaties bij aanhoudende schouderinstabiliteit te voorkomen laat zien dat er een
positief effect is van oefentherapie ten opzichte van niets doen en afwachten. Uit de
systematische reviews betreffende conservatief versus operatief beleid blijkt beperkte
evidentie voor operatieve stabilisatie bij jonge sporters en geen evidentie voor een
conservatief beleid. Onder conservatieve behandeling valt alle therapie behalve
operatief ingrijpen. Er wordt als conservatieve therapie bijvoorbeeld genoemd in welke
positie de schouder in een mitella geïmmobiliseerd dient te worden. Als er wel over
fysiotherapie wordt geschreven, dan wordt niet beschreven welke behandeling precies
is gegeven.
Afwezigheid van evidentie betekent niet dat fysiotherapie niet helpt. Onze ervaring met
het trainen van deze patiëntengroep laat bemoedigende resultaten zien. Indien een
conservatieve behandeling resulteert in een afname van instabiliteitsklachten van de
schouder, dan worden daarmee een operatieve en de revalidatie na deze ingreep
voorkomen.
Bron: Assink, N., Hekman, K. & Rietberg, M. (2010). Schouder uit de kom: Sportfysiotherapeutische zorg bij
een patiënt met een „instabiele schouder‟. Sportgericht, jaargang 64 (nr. 3), p. 29-30.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 73 van 120
3.1. Tenniselleboog (epicondylitis radialis)
Tenniselleboog is niet alleen in de sport een veelvoorkomende aandoening. Het wordt
duidelijk veroorzaakt door overbelasting en manifesteert zich langzaam door een vrij
hardnekkige pijn aan de laterale zijde van de elleboog. Men ziet het dikwijls bij
tennisspelers, maar ook gewichtheffers, schermers en wielrenners (outdoor) blijven niet
gevrijwaard. Het betreft een ontsteking van de strekspieren van de pols en vingers ter
hoogte van de epicondylis lateralis humeri.
Tenniselleboog komt minder voor bij jonge sporters en meer bij sporters tussen de 35 en
50 jaar. Afhankelijk van de lokalisatie kan men meerdere typen onderscheiden. Meestal
begint de pijn erg sluipend, en wordt meestal uitgelokt door specifieke bewegingen. Later
worden de klachten heftiger. Vooral pro -en supinatiebewegingen verlopen pijnlijk, zoals
bij het uitschenken van drank.
Meestal is tenniselleboog het gevolg van een onfysiologische overbelasting:
- Herhaling van typische sport –en beroepsgebonden bewegingen. Vooral pro –en
supinatiebewegingen met de arm in extensie.
Elleboogpijnen bij 127 sportlui
Soort sport
N=127
Epicondylalgie
68%
Epitrochlealgie
30%
Olecranalgie
2%
Tennis (63) 63 / /
Speerwerpen (15) / 15 /
Judo (7) 5 2 /
Schermen (6) 5 1 /
Golf (4) / 4 /
Zeilen (4) 2 2 /
Gymnastiek (4) 1 3 /
Handbal (3) / 3 /
Gewichtheffen (3) / 1 2
Bron: Broos, P. (1991). Sportletsels. Leuven/Apeldoorn: Garant, p. 105.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 74 van 120
- Herhaalde belastende bewegingen ter hoogte van de voorarm bij relatief beperkte
spierontwikkeling.
- Een verandering van techniek of verandering van materiaal.
Figuur 21: Tenniselleboog41
Behandeling
80 % van de tenniselleboogletsels zou conservatief goed te behandelen zijn.
IJs leggen
Afhankelijk van de ernst: 20 tot 60 dagen rust
Analgetica in de acute pijnlijke fase
Eventuele infiltraties in de spierbuik of pees
Diepe dwarse fricties met ijs op het peesletsel
Heelkunde alleen als conservatieve behandeling niet baat
3.2. Golferelleboog
De golferelleboog is een minder hardnekkige versie van de tenniselleboog aan de
binnenkant van de elleboog (epicondylus medialis) bij vooral jongere sporters (beneden
30 jaar) waarbij vooral pronatiebewegingen pijn uitlokken.
41
Afbeelding gevonden op:
http://www.mdbonedocs.com/tabid/20192/mid/37487/ContentPubID/133/ContentClassificationGroupID/-
1/Default.aspx
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 75 van 120
Figuur 22: Golferelleboog42
Behandeling
De behandeling van de golferelleboog is in eerste instantie dezelfde als bij een
tenniselleboog en dus in eerste instantie conservatief.
HOOFDSTUK 4: De pols
Ter hoogte van de pols stelt men hoofdzakelijk tendineuze letsels vast. Het kan gaan om
een gewone exsudatieve tenosynovitis, ofwel om echte nodulaire tendinitiden, die een
mechanische belemmering van de mobiliteit met zich mee kunnen brengen.
Polstendinitiden zijn om de volgende redenen zo frequent:
- in deze regio zijn de pezen het langst en ook het meest kwetsbaar
- er bestaan multipele synoviale peesscheden
- de osteo-fibreuze kanalen zijn erg oppervlakkig gelegen en staan gemakkelijk
bloot aan traumata
- deze structuren worden vooral getroffen door microtraumata als gevolg van
herhaalde bewegingen met maximale belasting.
42
Afbeelding gevonden op: http://davidrobertsphysio.co.uk/landing-pages/golfers-elbow/
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 76 van 120
Buiten de tendinitiden vindt men in de omgeving van de pols ook synoviale cysten,
entrapment-neuropathieën, fracturen en luxaties van de handwortelbeenderen.
4.1. Carpaal tunnelsyndroom
Figuur 23: Carpaal tunnel syndroom43
Het compressiesyndroom van de nervus medianus in het carpale kanaal werd voor het
eerst beschreven in 1865 door Sir James Paget.
Compressie op de nervus medianus aan de pols kan het gevolg zijn van een eenmalig
trauma, al dan niet gecombineerd met andere letsels. De medianus prikkeling kan echter
ook worden uitgelokt door herhaalde microtraumata. Als sportletsel wordt ze dan vooral
gezien bij tennisspelers als gevolg van het niet correct vasthouden van het racket, bij
skiërs door druk van de skistokband, zelfs bij sportvissers na langdurig vasthouden van
de hengel in geïmmobiliseerde positie.
Symptomen kunnen zijn:
- Een prikkelend en pijnlijk gevoel of hinderlijke tintelingen in de vingers en in de
handpalm.
- Een doof gevoel in de handpalm en in de vingers. Soms een gevoel alsof de hand
opgezwollen is.
- Een uitstralende pijn naar de onderarm, de elleboog en de schouder.
- Soms krachtverlies in het hand waardoor men zomaar dingen kan laten vallen
43
Afbeelding gevonden op: http://bone-clinic.com/2011/01/25/carpal-tunnel-syndrome/
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 77 van 120
Behandeling
Wanneer het letsel het gevolg is van een eenmalig trauma:
Een korte tijd een afwachtende houding aannemen: de symptomen verdwijnen
soms spontaan na oedeemresorptie
Cryotherapie (koudebehandeling) en antiflogistica
In andere gevallen en bij persisteren van de klachten:
Corticoïdeninfiltraties
Indien geen baat: heelkundige decompressie noodzakelijk
HOOFDSTUK 5: De bekkengordel
In vergelijking met de schoudergordel vindt men relatief weinig sportletsels ter hoogte van
de bekkengordel. Buiten de weliswaar erg typische pubalgieën moet er vooral aandacht
worden besteed aan de bursitis van de grote trochanter. Ook de ruptuur van de m. rectus
femoris wordt frequent waargenomen als sportletsel.
Afbeelding 10: Plaats waar de bursitis van de trochanter plaatsvindt44
44
Afbeelding gevonden op: http://advancedortho.net/diseases/hiparthroscopy.php
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 78 van 120
5.1. Pubalgie
Onder pubalgie verstaat men algemeen „pijn ter hoogte van de pubisstreek‟. Pubalgieën
zijn typische voetballerletsels, maar worden ook gezien bij lopers en in gevechtssporten.
Omdat zowel de buikspieren enerzijds als de bovenbeenspieren (vnl. adductoren)
anderzijds aanhechten ter hoogte van het bekken, ontstaan hier grote tegenwerkende
krachten die zich vooral concentreren ter hoogte van het schaambeen. Herhaalde
geforceerde abductiebewegingen en adductiebewegingen kunnen kleine microtrauma in
deze streek veroorzaken.
Figuur 24: Pubalgie van de adductor longus (groin pull)45
Aanvankelijk heeft de sporter weinig last en verdwijnt de pijn na activiteit of bij rust. De
pijn situeert zich vnl. ter hoogte van de lies op de bovenzijde en binnenzijde van de dij.
Later wordt de pijn erger en worden eenvoudige bewegingen zoals het kruisen van de
benen in zithouding reeds een probleem. Wanneer behandeling uitblijft, kan de pijn zelfs
uitstralen naar de buikstreek, de genitaliën en het hele bovenbeen.
45
Afbeelding gevonden op: http://physiocare.wordpress.com/2010/03/23/groin-strain-or-pull/
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 79 van 120
Uitlokkende factoren zijn:
- Een te harde sportvloer of slecht schoeisel
- Slechte techniek
- Trainen bij oververmoeidheid
- Biomechanische afwijkingen (lordose, beenlengteverschil, etc.)
Behandeling
Minstens 1 tot 2 maanden rust
Bij het hervatten van de sportactiviteit letten op een zorgvuldige trainingsopbouw
met geregelde rustmomenten
Aanvankelijk zijwaartse bewegingen zoals zijwaarts springen of uitvallen vermijden
5.2. Afrukkingsfracturen ter hoogte van het bekken
Afrukkingsfracturen ter hoogte van het bekken komt men zelden of nooit tegen in de
fitness. Men ziet ze vooral bij jonge voetballers waar de botten de spierkracht nog niet
kunnen dragen.
Toch kan men enkele voorwaarden in acht nemen bij het trainen van jonge sporters:
- Geen te zware krachttrainingen en technisch moeilijk uit te voeren oefeningen
aanbieden
- Bij sporters tussen 8 en 16 jaar rekening houden met hun biologische leeftijd
HOOFDSTUK 6: De knie
Het aantal overbelastingsletsels ter hoogte van de knie neemt de laatste jaren enorm toe.
Bij 23% tot 40% van de lopers bijvoorbeeld ziet men vroeg of laat knieletsels optreden. De
frequentie van knieletsels is erg sportgebonden, maar ook in de fitness wordt men bij
regelmaat met knieletsels geconfronteerd.
Het kniegewricht is een erg groot en kwetsbaar gewricht. Ligamenten, kruisbanden,
menisci en omliggende peesstructuren kunnen allemaal gekwetst raken. Vele knieletsels
zijn het gevolg van een acuut trauma, zoals een val of interactie met andere sporters. De
letsels waar we in de fitnesszaak mee geconfronteerd worden zijn voornamelijk tendiniten,
meniscusletsels en ligamentaire letsels.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 80 van 120
6.1. Tendinopathieën
Meestal zijn tendinopathieën het gevolg van overbelasting, maar toch bestaan er een
aantal voorbeschikkende factoren die de letselfrequentie kunnen beïnvloeden.
De pijn neemt toe bij activiteit en vermindert bij rust.
Behandeling
Rust, gaande van 2 weken tot 2 maanden afhankelijk van de ernst van de
aandoening.
IJsfricties en ontstekingsremmende zalven of medicatie
Eventueel materiaalaanpassing
Passieve mobilisatie en massage zijn tegenaangewezen
In onderstaande tabel vind je de biomechanische en kinesiologische factoren en
voorbestemdheid voor patellafemorale letsels:
Endogene factoren Exogene factoren
Slechte opwarming Slechte ondergrond
Overtraining Onaangepast schoeisel
Overdreven spierspanning Onaangepast materiaal
Zwakke uitvoeringstechniek
Eventueel hoge leeftijd
Bron: Broos, P. (1991). Sportletsels. Leuven/Apeldoorn: Garant, p. 149.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 81 van 120
Uit bovenstaande tabel is het eenvoudig af te leiden dat we tijdens de trainingsopbouw
ook aandacht moeten geven aan het versterken van bepaalde spieren. De patiënt dient
zijn beenspieren zo te versterken, zodat de krachten tijdens belasting beter gespreid
worden over het patella-femorale gewricht.
Dit omvat het versterken van:
- De vastus medialis en lateralis
- De gluteus medius
Factoren Oorzaak
Abnormale biomechanica Overdreven pronatie
Femorale interne rotatie
Hoge, smalle patella (patella alta)
Vergrootte Q hoek
Verkorte spieren, ligamenten Gastrocnemius
Hamstrings
Rectus femoris
Iliotibiale band
Colaterale banden
Lateraal retinaculum
Vastus lateralis
Spierzwakte Vastus medialis
Heup abductoren
Gluteus medius (exorotatoren)
Overdreven training Afstandlopers (loopband)
Hellingen, trappen (steppers)
Bron: Broos, P. (1991). Sportletsels. Leuven/Apeldoorn: Garant, p. 149.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 82 van 120
Figuur 25: spieren te versterken om het patella-femorale gewricht te steunen46
Recent onderzoek heeft aangetoond dat oefeningen in gesloten keten een betere
stabiliteit ter hoogte van de patella veroorzaken. Dus oefeningen waarbij de voet op de
grond steunt, zoals bij squats en lunges of tegen een toestel zoals bij de leg press. De
uitgangshouding dient dan zodanig aangepast te worden dat de juiste spieren getraind
worden. Vb. vanuit lichte exorotatie van het onderbeen (bij gebogen knie) bij een leg
press (voor m. vastus medialis).
Voorkomen:
- Driekwart van de peesletsels ter hoogte van de knie betreffen de pes anserinus
(een peesvlak dat de m. sartorius, de m. gracilis en de m. semitendinosus verenigt
aan de mediale zijde van de knie). De pijn onderscheidt zich van een mediaal
meniscusletsel doordat ze beneden de gewrichtsspleet gevoeld wordt en niet op
de gewrichtsspleet, zoals meestal bij een mediaal meniscusletsel het geval is. Het
letsel komt vrij frequent voor bij lopers en sporten die een grote impact op de knie
veroorzaken.
46
Afbeelding gevonden op: http://beebleblog.com/2007/07/04/stretches-the-quadriceps-stretch/
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 83 van 120
- Een ontsteking van de tensor fascia latae situeert zich aan de laterale zijde van de
knie en kan meestal goed gelokaliseerd worden. Het letsel komt vooral voor bij
langeafstandslopers.
- Een ontsteking van de m. biceps femoris leidt tot pijngevoeligheid ter hoogte van
de fibulakop en kan opgewekt worden door een actieve knieflexie.
- Een aandoening die men dikwijls aantreft bij lopers, voetballers en sporters die
regelmatig springen is de bekende „jumpers knee‟. Het gaat hier om de
insertiepees van de m. quadriceps die over de knieschijf loopt en aanhecht aan
een verhevenheid (tuberositas tibiae) aan de boven -en voorzijde van het
scheenbeen. De „jumpers knee‟ is een chronische tendinopathie die ontstaat ten
gevolge van het regelmatig schuren van de patellapees over de onderliggende
weefsels. Een instabiele knieschijf, genua valga (X-benen) en de ziekte van
Osgood schlatter kunnen het ontstaan van een „jumpers knee‟ in de hand werken.
Behandeling ‘jumpers knee‟
Rust
IJs
Ontstekingsremmers
Na de herstelperiode is taping aangewezen
6.2. Ligamentaire knieletsels
Ligamentaire knieletsels komen in de fitness weinig voor daar zij meestal door extern
inwerkend geweld of door een onnatuurlijke fysiologische beweging veroorzaakt worden.
Interessant om weten is dat direct geweld op de knie zonder dat daarbij het onderbeen en
de voet gefixeerd zijn, nooit leidt tot ligamentaire letsels.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 84 van 120
Figuur 26: Overzicht van de ligamenten en menisci van de knie 47
Is het onderbeen en/of voet wel gefixeerd dan:
1. Kracht lateraal op de knie, Unhappy triad:
Figuur 27: Unhappy triad48
47
Afbeelding gevonden op: http://elevationperformance.com.au/knee-pain/
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 85 van 120
2. Kracht op de gebogen knie:
Figuur 28: Voorste kruisbandletsel49
3. Kracht voor op gestrekte knie, hyperextensie:
Figuur 29: hyperextensie van de knie50
48
Afbeeldingen gevonden op: http://www.jointinjury.com/knee/index.htm
49
Afbeelding gevonden op: http://www.jointinjury.com/knee/index.htm
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 86 van 120
4. Kracht mediaal op de knie
Figuur 30: hyperextensie van de knie51
Dikwijls is de voet gefixeerd en wordt de knie naar binnen gedraaid ten opzichte van de
voet. In dit geval spreekt men van een flexie-exorotatie-valgustrauma (buig-draai-Xbeen)
van het onderbeen ten opzichte van het bovenbeen. Men spreekt hier van een „unhappy
triad‟ wanneer het mediale collaterale ligament, de mediale meniscus en de voorste
kruisband beschadigd zijn.
Vreemd genoeg is de pijn bij ligamentaire knieletsels dikwijls beperkt, palpabel, duidelijk
aanwijsbaar en wijst een hevige pijn dikwijls op een bijkomend meniscusletsel. Ook
blokkeringen wijzen op een meniscusletsel.
Volledige ligamentaire rupturen genezen niet of nauwelijks, meestal dient men heelkundig
in te grijpen en volgt er een zeer langdurige, intense revalidatie die afhankelijk van het
letsel 1 tot 1,5 jaar kan duren.
50
Afbeelding gevonden op: http://www.jointinjury.com/knee/index.htm 51
Afbeelding gevonden op: http://www.jointinjury.com/knee/index.htm
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 87 van 120
6.3 Meniscusletsels
Figuur 31: De menisci in de knie52
Een meniscus is in de anatomie een schijfje kraakbeen dat zich los tussen de benige
uiteinden van sommige gewrichten bevindt. In tegenstelling tot een discus, die twee
botuiteindes compleet van elkaar scheidt in een gewricht, bedekt een meniscus maar een
gedeelte van de botoppervlakken.
Een meniscusletsel hoeft niet steeds het gevolg te zijn van een plotse krachtinwerking,
maar kan evengoed een sluipende degeneratieve oorsprong hebben. Men denkt aan:
regelmatige overbelasting bij activiteiten waarbij veel gesprongen wordt.
De mediale meniscus is veel gevoeliger voor letsel dan de laterale, mede omdat zij
verbonden is met het mediale collaterale ligament en daardoor veel minder
bewegingsruimte heeft.
Men kan tegenwoordig in 60% van de gevallen zuiver klinisch een meniscusletsel
diagnosticeren. Pijn aan de gewrichtrand, mechanische blokkering van de knie en
eventueel een doorzakkingsgevoel zijn symptomen die op een meniscusletsel kunnen
wijzen.
52
Afbeelding gevonden op: http://biokineticist.com/knee%20-%20meniscus.htm
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 88 van 120
De laatste jaren ziet men een enorme evolutie in behandeling van meniscusletsels. Waar
men vroeger de meniscus volledig weghaalde, opteert men nu voor een partiële
verwijdering van het beschadigde meniscusdeel. De voordelen hiervan zijn dat men
nadien geen extra grote belasting van de tibiaschotel krijgt, dat de kans op een
progressieve knie-instabiliteit veel kleiner is en dat de kans op latere artrose veel lager
ligt. Bovendien is de impact van de ingreep erg beperkt, waardoor men meteen een
revalidatieprogramma kan starten. De nadruk ligt hierbij op het trainen van de m.
quadriceps, die in normale omstandigheden de kniestabiliteit ondersteunt.
6.4. Chondromalacia patellae
Chondromalacia patellae is een aandoening van het retropatellaire kraakbeen. Het is een
van de meest voorkomende oorzaken van chronische kniepijn.
Het ontstaansmechanisme kan velerlei zijn:
- Gevolg van een acuut of herhaald trauma
- Biomechanische afwijkingen waardoor het kraakbeen geïrriteerd geraakt
- Constitutionele basis („le genou douloureux de la femme obèse‟)
De sporter klaagt over vage pijn in de knie die verergert bij activiteiten zoals lopen,
springen, trappen lopen…of het rechtstaan vanuit zithouding (theaterknie). Indien deze
chronische tekens ontzien worden zal een geleidelijke quadricepsatrofie de kniestabiliteit
benadelen.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 89 van 120
Figuur 32: Chondromalacia patellae53
Behandeling
Indien geen zwelling of ontstekingsverschijnselen, hoeft het sporten niet volledig
onderbroken te worden.
Uitlokkende bewegingen zoals sprongen, krachttraining met gebogen knieën en
oefeningen in hurkzit vermijden.
Quadricepstraining, maar vanuit een weinig kniebelastende positie, dus vanuit een
kleine flexie en zeker niet vanuit gehurkte positie.
Diepe squats zijn tegenaangewezen
Elastische banden en bandages die de knieschijf meer tegen de femurcondylen
drukken zijn niet gunstig.
HOOFDSTUK 7: Het onderbeen
Typische sportletsels van het onderbeen zijn: kuitspier-claquage of „tennis leg/zweepslag‟,
voorste-logesyndroom54 en periostitis van de mediale tibiarand.
53
Afbeelding gevonden op: http://www.medhelp.org/medical-information/show/3247/Runners-knee 54
Ontstaat omdat het vlies rond de onderbeenspieren te weinig ruimte geeft tijdens bewegingen. Wanneer
spieren bewegen, moet de bloeddoorstroming toenemen, door de snel oplopende druk, vanwege de beperkte
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 90 van 120
7.1. Periostitis tibialis (maakt deel uit van de shin-splintverzameling)
Het is een typisch overbelastingsletsel dat men regelmatig ook in de fitness aantreft bij
lopers of fanatieke aerobic beoefenaars. Eigenlijk gaat het om een ontstekingsreactie ter
hoogte van de insertiezone van de lange teenbuigers en de m. tibialis anterior. De sporter
elasticiteit van het strakke vlies, lukt dat niet. Er ontstaat pijn, wanneer de spieren rust krijgen, zal de pijn na
enkele minuten weer verdwijnen.
Zweepslag Wat is het? De zweepslag is een (gedeeltelijke) spierscheur aan de binnenzijde van de kuit. De zweepslag is een typische tennisblessure en komt vooral bij spelers in de leeftijd van 35-50 jaar veel voor. De Engelse term voor zweepslag is dan ook „tennisleg‟. De spierscheur kan ontstaan bij plotseling krachtig aanspannen van de kuitspieren, bijvoorbeeld tijdens een sprint om een dropshot te halen. De symptomen zijn een plotseling optredende heftige, scherpe of brandende pijn in de kuit. Alsof er een bal of racket tegenaan is geslagen. Soms gaat het gepaard met een duidelijk hoorbaar knappend geluid. Doorspelen is in het merendeel van de gevallen vanwege de pijn niet meer mogelijk. Afhankelijk van de ernst van het letsel kan het herstel enige dagen tot ruim 6 weken in beslag nemen. Wat moet je doen? Doe zo snel mogelijk en gedurende de eerste 48 uur het volgende:
- IJs Koel de pijnlijke plaats direct met ijs, een cold-pack of koud stromend water gedurende 10 tot 15 minuten en herhaal dit enkele malen per dag. Plaats het ijs niet op de blote huid, maar leg er een handdoek tussen. - Immobilisatie Stop met sporten en steun niet meer op de voet. - Compressie Leg direct een drukverband aan. Dit is nog belangrijker dan het koelen met ijs, omdat de bloedinkjes in de kuit ten gevolge van de spierscheur hierdoor effectiever gestelpt worden. - Elevatie Leg het onderbeen hoog.
Een snelle en adequate eerste hulp is van groot belang voor een vlotte genezing. Laat bij ernstige gevallen of bij twijfel de blessure beoordelen door een arts. In een aantal gevallen zal deze je doorverwijzen naar een fysiotherapeut. Hoe zorg je voor het beste herstel? Op het moment dat de ergste zwelling en pijn verdwenen zijn (na 1-2 dagen) kun je beginnen met de opbouw van de belasting. Bij deze opbouw is pijn het signaal om rust te houden. Let op: de pijngrens dus niet overschrijden, want dat vertraagt de genezing! Bron: KNLTB. (31.03.2011), Zweepslag [31.03.2011, KNLTB:
http://www.knltb.nl/cms/showpage.aspx?id=691].
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 91 van 120
heeft meestal last bij de aanvang van de training, die dan vermindert en later weer
heftiger terugkeert.
Figuur 33: Plaats van de pijn bij periostitis tibialis55
Uitlokkende factoren zijn:
- Slechte progressieve opbouw van de training, zowel tijdens de trainingssessie als
in haar totaliteit
- Blijven trainen bij oververmoeidheid
- Plotse en grote veranderingen in het trainingsschema
- Platvoeten
- Ongelijke beenlengte
- Oude fractuur ter hoogte van de tibia
Behandeling
Rust! tot alle pijnsymptomen verdwenen zijn
Bij het hervatten van de sport, geleidelijke opbouw.
55
Afbeelding gevonden op: http://www.hardlooptips.com/2011/02/weg-met-shin-splints/
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 92 van 120
Deel IV: Preventie
HOOFDSTUK 1: Inleidende aspecten
Preventiemaatregelen hebben tot doel om bepaalde ziektes of andere
gezondheidsgerelateerde problemen te voorkomen (Bonita et al. 2006). Van Mechelen et
al. (1992) beschrijven vier stappen die moeten worden gevolgd met betrekking tot
letselpreventie:
1. Identificeren van de omvang van het probleem
a. Incidentie/prevalentie
b. Ernst
2. Identificeren van risicofactoren en letselmechanismes
3. Introduceren van preventieve maatregelen
Deze maatregelen zijn gebaseerd op kennis over risicofactoren en
letselmechanismes
4. Evaluatie van de maatregelen en hun effect op de omvang van het probleem
Doelstellingen van dit deel
Aan het einde van dit deel moet je in staat zijn om:
- De 4 stappen te beschrijven die moeten gevolgd worden met betrekking tot de
letselpreventie
- De verschillende niveau van preventie uit te leggen aan de hand van een
duidelijk voorbeeld.
- Uit te leggen waarvoor de cijfers in de epidemiologie met betrekking tot een
letsel staan.
- De taak van de begeleiders van een atleet uit te leggen binnen de verschillende
preventieniveaus
- De risicofactoren met betrekking tot een bepaalde sport op te noemen.
- Verschillende interventiemogelijkheden uit te leggen met betrekking tot een
bepaald sportletsel, over de verschillende preventieniveaus.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 93 van 120
Figuur 34: 4 stappen van letselpreventie 56
De concrete doelstelling van preventie kan verschillen naargelang het prestatieniveau.
Daarom wordt in dit hoofdstuk eerst ingegaan op het definiëren van het preventieniveau.
Vervolgens wordt ingegaan op de epidemiologische informatie als basis voor het bepalen
van incidentie/prevalentie en risicofactoren in een bepaalde sport. Daarna wordt
besproken wat het belang is van letselmechanismes. Tenslotte wordt ingegaan op welke
rol de (begeleiding van de) atleet kan spelen in letselpreventie.
1.1 Preventieniveau
In de literatuur worden drie preventieniveaus onderscheiden: primaire, secundaire en
tertiaire.
Primaire preventie heeft als doel een ziekte of gezondheidsprobleem te voorkomen
(Bonita et al. 2006). Kenmerkend voor dit preventieniveau is dat er geen sportletsels
aanwezig zijn. De bedoeling van preventie is dan ook om ervoor te zorgen dat de kans op
letsels zo minimaal mogelijk wordt gehouden.
Secundaire preventie is gericht op het vroegtijdig opsporen van risicofactoren en/of van
een aandoening (Bonita et al. 2006). Hierbij wordt getracht om op die manier in te grijpen
dat genezing/herstel wordt bereikt, waardoor het aantal nieuwe klachten wordt
verminderd.
56
Afbeelding gevonden op: http://www.ihs.gov/medicalprograms/portlandinjury/about_ip.cfm
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 94 van 120
Tertiaire preventie is gericht op het reduceren van de negatieve gevolgen van een ziekte
of letsel (Bonita et al. 2006). Er wordt getracht terugkeer van een letsel te minimaliseren
en te voorkomen dat een klacht ernstiger en/of chronisch wordt.
Figuur 35: preventiemodel in 3 niveaus57
Preventieve maatregelen moeten dus rekening houden met deze drie niveaus. Voor wat
betreft het niveau van primaire preventie is het zeer belangrijk dat de begeleider
voldoende op de hoogte is welk type klachten frequent optreedt in een bepaalde sport en
welke risicofactoren gekend zijn (Emery 2005, Abernethy & Bleakley 2007). Dit is
noodzakelijk omdat de atleet nog geen klachten heeft, maar toch moet worden begeleid
om ervoor te zorgen dat hij/zij hieraan niet onderhevig wordt.
1.2 Epidemiologie als basis voor het bepalen van risicofactoren.
De term epidemiologie komt uit het domein van de gezondheidswetenschappen. Bouter &
van Dongen (1995) definiëren epidemiologie als de wetenschap die bestudeert hoeveel
mensen een bepaalde ziekte of gezondheidsaandoening hebben (Bouter & van Dongen
1995). Dit aantal maakt deel uit van de epidemiologische breuk, uitgedrukt als het aantal
zieken ten opzichte van het totaal aantal personen uit de groep. Deze breuk kan worden
uitgedrukt over een bepaalde periode waarin personen worden gevolgd om na te gaan
hoeveel nieuwe mensen uit die groep een bepaalde ziekte krijgen. Dit wordt de incidentie
genoemd (Bouter & van Dongen 1995). Het is ook mogelijk om het aantal zieken in een
57
Afbeelding gevonden op:
http://www.fahcsia.gov.au/sa/gamblingdrugs/pubs/review_trends/Documents/chap4.htm
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 95 van 120
groep op een welbepaald moment te bekijken of in een duidelijk afgelijnde periode. Dit
wordt de prevalentie genoemd (Bouter & van Dongen 1995).
Bijkomend kunnen ook de factoren die bijdragen tot het hebben van een ziekte of
gezondheidsaandoening worden onderzocht. Deze factoren worden risicofactoren
genoemd (Bouter & van Dongen 1995). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen
intrinsieke (persoonsgebonden) en extrinsieke (omgevingsgebonden) risicofactoren. Voor
een overzicht van de risicofactoren in de sport en uitleg over de verschillende factoren: zie
deel I
Figuur 36: Incidentie aantal heupfracturen in Nederland per 100.000 per jaar (CBS
1993)58
1.3 De taak van de begeleiding
De begeleiding van atleten wordt vaak gedragen door een team van mensen met elk hun
aandachtspunten en prioriteiten. Actoren zijn onder meer de trainer, arts, kinesitherapeut,
mental coach, voedingsdeskundige, federaties, overheid, en bij minderjarigen, de ouders
(Emery et al. 2006). De taak van deze actoren varieert naargelang het preventieniveau of
individuele noden van de atleet. In het belang van de atleet is het noodzakelijk dat er een
goede verstandhouding is tussen de diverse leden van het begeleidende team. De atleet
dient hierbij centraal te worden geplaatst.
58
Afbeelding gevonden op: http://europe.obgyn.net/nederland/mp/overgang/overgangli25.html
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 96 van 120
Voor wat betreft de primaire preventie speelt de trainer een cruciale rol. De trainer moet
zorgen voor een goede opbouw van de globale trainingsbelasting om letsels te
voorkomen. Verder moet de trainer oog hebben voor mogelijke compensatiestrategieën.
De trainer richt zich zowel op intrinsieke (vb. motorische mogelijkheden, sportspecifieke
skills) als op extrinsieke risicofactoren (vb. blootstelling, training, omgeving, materiaal).
De mental coach en voedingsdeskundige spelen op hun terrein ook een belangrijke rol.
Hun taak richt zich op de intrinsieke risicofactoren. Een evenwichtige voeding is belangrijk
om de vaak hogere trainingsbelasting zonder al te veel problemen te doorstaan. Mentale
weerbaarheid is een ander belangrijk gegeven. De medische begeleiding heeft op het
niveau van primaire preventie een eerder adviserende functie. De arts maakt een
inventaris op van het letselrisico, onder andere gebaseerd op een klinisch onderzoek,
afname van een electrocardiogram (indien nodig), bloedname, urinestalen, e.d. Hij kan
zich voor de fysieke screening laten bijstaan door een kinesitherapeut die, op basis van
een biomechanische en kinesiologische analyse, een inschatting maakt van het
letselrisico op basis van gekende, afwijkende bewegingspatronen bij bepaalde pathologie.
De medische begeleiding richt zich op dit niveau voornamelijk op de intrinsieke
risicofactoren. Zij kunnen echter steeds advies geven over de extrinsieke risicofactoren op
het niveau van blootstelling, training en dergelijke.
Op het niveau van secundaire preventie is de taakverdeling anders. Omwille van het
aanwezige letsel wordt de taak van de medische begeleiding prioritair. De arts stelt een
diagnose en maakt een inschatting van de gevolgen hiervan op het uitvoeren van de
sport. Indien de aard van het letsel het nodig maakt om kinesitherapeutische behandeling
te introduceren, zal de therapeut een behandelingsschema opstellen en zal hij/zij trachten
de atleet zo snel als mogelijk terug op een niveau te krijgen dat sporten mogelijk wordt.
Belangrijk in deze revalidatiefase is de terugkoppeling met de arts van het team, de atleet
en de trainer/coach. Indien mogelijk moet de trainer zo snel als mogelijk worden
ingeschakeld in het revalidatieproces zodat een vlotte terugkeer van de atleet naar de
sport kan worden gegarandeerd. De begeleiding door de arts en kinesitherapeut richt zich
in de eerste fase op de intrinsieke risicofactoren zoals de training en blootstelling. Soms is
het nodig in functie van het letsel te zorgen voor extra beschermend materiaal (vb. een
brace).
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 97 van 120
Op het niveau van tertiaire preventie is het van belang na te gaan wat nog mogelijk is voor
de atleet en hoe bepaalde elementen van training eventueel moeten worden aangepast.
Ook de federaties en de overheid hebben een taak. Emery et al. (2006) hebben hun visie
weergegeven over de verantwoordelijkheden van de verschillende actoren in het kader
van de begeleiding van minderjarige atleten (figuur 37). De minderjarige atleet heeft de
minste verantwoordelijkheid omdat hij/zij nog niet beschikt over de nodige cognitieve
ontwikkeling om een goede inschatting te kunnen maken wat nodig is om veilig aan sport
te doen (Emery et al. 2006). De auteurs geven aan dat de jonge atleet centraal moet
staan in het geheel van preventieve maatregelen, maar dat andere actoren de
verantwoordelijkheid moeten dragen. Verder stellen ze dat sportfederaties en de overheid
een zeer grote verantwoordelijkheid hebben. Zij kunnen namelijk de grootste algemene
veranderingen teweeg brengen door het ter beschikking stellen van de juiste
accommodatie, juiste begeleiding, e.d. Hun invloed richt zich dus voornamelijk op de
extrinsieke risicofactoren. In het model van Emery et al. (2006) hebben ouders een
minder grote verantwoordelijkheid omdat hun invloed zich beperkt tot hun eigen kind. Zij
blijven echter wel verantwoordelijk en moeten steeds hun goedkeuring geven over
beslissingen die met betrekking tot hun kind worden genomen.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 98 van 120
Figuur 37: hiërarchie in de verantwoordelijkheid voor het nemen van preventieve
maatregelen 59
Preventie vereist een multidisciplinaire aanpak. Het aandeel van de specifieke
verantwoordelijkheden kan variëren in functie van de prioriteiten die per individuele
sporter of per sport worden gesteld.
HOOFDSTUK 2: Epidemiologie van sportletsels
Dit hoofdstuk behandelt de epidemiologie van sportletsels voor één frequent beoefende
sport, nl. voetbal. De werkwijze die wordt gehanteerd in dit hoofdstuk kan worden
toegepast op andere sporten.
59
Afbeelding gevonden in: Staes, F. (2010). Preventie van sportletsels: een benadering gericht op de
individuele atleet. Leuven: Acco, p. 12.
Regering
Sportorganisatie
Trainer
Ouders
Kind
Toe
na
me
vera
ntw
oord
elij
kh
eid
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 99 van 120
2.1 Epidemiologie van letsels in het voetbal
Prevalentie en incidentie
Lüthje et al. (1996) observeerden in hun prospectieve studie bij mannelijke voetballers
een letselincidentie van 11,2% per 1000 uren tijdens wedstrijden en van 1.8% per 1000
uren tijdens training.
Een groot aantal onderzoeken zijn uitgevoerd bij jongere voetballers. Giza en Micheli
(2005) vermelden in een review een incidentieratio van blessures bij jongeren dat varieert
van 2.3% per 1000 uren tijdens een training tot 14.8% per 1000 uren tijdens wedstrijden
per seizoen. Het gaat voornamelijk om acute letsels die zich in 60% ven de gevallen in de
onderste extremiteit voordoen. Ongeveer 25% hiervan zijn knieletsels, met een
voorstekruisbandruptuur als voornaamste. Andere letsels die vaak vermeld worden zijn:
kneuzingen (25-47%), verstuikingen (20-35%) en spierverrekkingen (8-25%) (Le Gall et
al. 2008, Steffen et al. 2008, Yard et al. 2008). Lüthje et al. (1996) vonden bij volwassen
spelers 76% van de letsels ter hoogte van het onderste lidmaat. Letsels van de bovenste
extremiteit komen minder frequent voor (Lüthje et al. 1996, Yard et al. 2008). Uit een
studie van Yard et al. (2008) volgt dat de meeste letsels optreden ter hoogte van het
onderste lidmaat (figuur 37). De enkel en de knie zijn hierbij de meest betrokken regio‟s.
Jongens
(n=389 489)
Meisjes
(n=413 684)
Hoofd/gezicht 13.1% Hoofd/gezicht 14.6%
Schouder 2.2% Schouder 1.3%
Torso/rug/nek 5.2% Torso/rug/nek 4.2%
Arm 5.1% Arm 4.8%
Heup 5.1% Heup 1.6%
Dij/bovenbeen 14.6% Dij/bovenbeen 11.7%
Knie 15.4% Knie 21.8%
Onderbeen 7.6% Onderbeen 7.8%
Voet 8.3% Voet 6.9%
Enkel 22.0% Enkel 24.7%
Andere 1.4% Andere 0.8%
Figuur 38: Overzicht van letselpercentage per regio (Yard et al. 2008)60
60
Afbeelding gevonden in: Staes, F. (2010). Preventie van sportletsels: een benadering gericht op de
individuele atleet. Leuven: Acco, p. 12.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 100 van 120
Yard et al. (2008) stelden vast dat meisjes meer ligamentaire letsels hebben, terwijl
jongens eerder contusies hebben. De meeste letsels die optreden zijn het gevolg van het
contact tussen spelers (Agel et al. 2007; Yard et al. 2008). Dit geldt zeker voor jongens
waar het contact verantwoordelijk is voor de meeste kruisbandrupturen. Bij meisjes zijn de
voorste kruisbandrupturen vaak op basis van „non-contact‟ letsels.
De FIFA Medical Assessment and Research Centre heeft een classificatie ontwikkeld
voor de inactiviteit ten gevolge van acute sportletsels: minimaal acuut (afwezigheid tussen
een dag en minder dan een week), matig acuut (afwezig gedurende meer dan een week,
maar minder dan vier weken) en ernstig acuut (afwezigheid langer dan vier weken). Op
basis van een literatuuronderzoek blijkt dat 70% à 80% van de letsels gecategoriseerd
kan worden als minimaal tot matig acuut. Dit betekent dat de inactiviteit ten gevolge van
het sportletsel bij de meeste letsels beperkt blijft tot maximaal vier weken.
Risicofactoren
Intrinsieke factoren
Letsels treden vaker op bij oudere spelers (Lüthje et al. 1996, Giza & Micheli 2005).
Globaal genomen zijn er geen verschillen tussen mannen en vrouwen wat betreft de
intrinsieke risicofactoren (Giza & Micheli 2005). Wel zijn er verschillen in
bewegingspatronen tussen beiden wat kan leiden tot meer „non-contact‟ letsels bij
meisjes. Voorstekruisbandrupturen treden bij meisjes drie tot vier keer zo vaak op als bij
jongens (Giza & Micheli 2005). Fysieke kenmerken zoals gewrichtslaxiteit, stabiliteit,
hormonale factoren, vorm van femorale notch en hamstringverzwakking kunnen hierbij
van invloed zijn.
Extrinsieke factoren
- Blootstelling
Uit onderzoek blijkt dat de spelpositie een invloed heeft op de letselfrequentie
(Junge et al. 2002). Doelmannen lopen minder kans op een letsel dan veldspelers;
het gaat bij doelmannen voornamelijk om letsels aan de bovenste extremiteiten.
Ook het competitieniveau is van belang. Elitevoetballers zouden minder letsels
hebben dan recreatieve voetballers. Dit zou te wijten zijn aan het feit dat
recreatieve voetballers een slechtere conditie hebben en dat elitevoetballers vaker
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 101 van 120
trainen. Er treden meer letsel op tijdens wedstrijden dan tijdens trainingen (Lüthje
et al. 1996, Giza & Micheli 2005, Agel et al. 2007, Yard et al. 2008)
- Training
Een goede voetbaltraining en het vergroten van voetbalvaardigheden geeft een
reductie van het aantal letsels (Giza en Micheli 2005). Dit verklaart volgens deze
auteurs ook waarom elitevoetballers fitter zijn en minder frequent geblesseerd zijn
dan amateurs.
- Omgeving
Lüthje et al. (1996) observeerden meer letsels bij aanvang van het seizoen. Bij
indoorvoetbal is de letselincidentie 4,5 keer hoger dan bij outdoorvoetbal (Giza &
Micheli 2005). Dit wordt niet bevestigd door Emery & Meeuwisse (2006) die geen
verschil vonden. Een belangrijke factor voor letsels is de menselijke
omgevingsfactor, namelijk het lichamelijk contact (Lüthje et al. 1996). Ongeveer de
helft van de letsels is het gevolg van het contact tussen spelers, voornamelijk
tackles. Verder stelden Steffen et al. (2007) vast dat er geen verschil is tussen het
voetballen op kunstgras of op natuurlijk gras voor wat betreft het aantal letsels.
HOOFDSTUK 3: Mogelijke interventies ter preventie van sportletsels
3.1 Primaire preventie: inleidende aspecten
Primaire preventie is voor wat betreft sportletsels hoofdzakelijk de taak van de
trainer/coach. Andere begeleiders kunnen een adviserende functie hebben. Zoals eerder
werd aangegeven, is het belangrijk voldoende op te warmen en te zorgen voor een goede
seizoensvoorbereiding. Dickin & Doan (2007) raden aan om voldoende kracht en
uithoudingsgerichte training aan te bieden, alsook een voldoende lokale en globale
spiertraining te voorzien. Verder bevestigen ze aan dat een goede training voor aanvang
van het seizoen en een degelijke sportspecifieke training wenselijk is. Tijdens het trainen
moet er voldoende aandacht zijn voor een goede spierbalans ter hoogte van de
verschillende lichaamsregio‟s. uitgangspunt hierbij is een kwalitatieve uitvoering van de
verschillende bewegingen. Stabilisatietraining zou een deel moeten vormen van de
training. Indien noodzakelijk, moet de atleet individueel worden bijgetraind voor specifieke
doelstellingen.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 102 van 120
3.2 Primair preventieniveau: een aantal mogelijke aandachtspunten
Volgende elementen kunnen worden in rekening gebracht:
1. Trainen van core stability, posturale stabiliteit, schouderstabiliteit
2. Flexibiliteit
3. Peestraining
4. Krachttraining
Trainen van core stability, posturale stabiliteit, schouderstabiliteit
Uit meerdere studies blijkt dat „core stability‟ training essentieel is, niet alleen voor de
onderste lichaamshelft, maar ook voor de bovenste lichaamshelft. Het begrip “core
stability” kan echter verschillend worden geïnterpreteerd afhankelijk van de context waarin
het begrip wordt gehanteerd. Vanuit kinesitherapeutisch standpunt wordt met core stability
de stabiliteit van het lumbopelvische complex bedoeld via het gebruik van de lokale
stabiliserende musculatuur en, in eerste fase, zonder gebruik van globale musculatuur.
Vanuit het standpunt van de trainer wordt core stability soms gelijk gesteld aan het trainen
van de rompstabiliteit, zonder specifiek rekening te houden met het onderscheid tussen
lokale en globale musculatuur. Op zich is het voornamelijk van belang goed te expliciteren
wat bedoeld wordt met core stability wanneer interdisciplinair wordt samengewerkt.
Het trainen van de “core stability” spieren gebeurt in primaire fase het best in onbelaste
situaties. Indien wordt vertrokken vanuit de definiëring zoals dit binnen de
gezondheidszorg gebruikelijk is, wordt dit aangeleerd door therapeuten. Mogelijke
uitgangshoudingen zijn ruglig of 4-puntshouding. Het aanleren van deze oefeningen vergt
een zekere graad van specialisatie en wordt dan ook door therapeuten aangeleerd.
Afbeelding 11: 4-puntshouding voor trainen core stability61
61
Afbeelding gevonden op: http://www.workoutmuse.com/blog/tag/back-pain
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 103 van 120
Ook voor de heup kan specifiek in zijlig of voorlig gewerkt worden aan het herstellen van
de coördinatie tussen de m. gluteus medius – m. tensor fasciae latae en m. gluteus
maximus – hamstrings.
Afbeelding 12: voorbeeldoefening heupstabiliteit in zijlig62
Bij schouderspecifieke oefeningen worden in een eerste fase controle –en
stabilisatieoefeningen aangeleerd. Het oefenen moet in het begin pijnloos zijn en moet
gebeuren zonder fysieke of mentale vermoeidheid (Kibler 1998, Kibler 2003). Daarom
worden eerder korte oefensessies aangeraden dan langdurige oefensessies. Als de atleet
de oefeningen beheerst, kunnen controle –en stabilisatieoefeningen ook worden gegeven
indien vermoeidheid aanwezig is. Zeker voor atleten is het oefenen onder vermoeidheid
van groot belang in de preventie van letsels omdat letsels vaak optreden bij vermoeidheid.
Eerst wordt gestart met het geven van oefeningen voor de scapula (Mottram 1997; Hess
2000; Magary & Jones 2003). De atleet wordt gevraagd om het schouderblad in de
correcte anatomische houding te brengen en te houden. De beweging kan manueel
gestuurd worden. Hierbij wordt goed gelet op mogelijke compensaties die door de atleet
worden uitgevoerd.
62
Afbeelding gevonden op: http://sportsmedicine.about.com/od/strengthtraining/ss/Glute-Activation-_6.htm
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 104 van 120
Afbeelding 13: voorbeeld van opstartoefening correcte anatomische houding scapula63
De stabilisatie kan ook beginnen in buiklig, zijlig of 4-puntshouding indien het niet mogelijk
is een goede stabiliteit te verkrijgen in zit. Stabilisatietraining in zit is uiteraard wel
functioneler dan in buiklig, dus indien het mogelijk is om in zit te beginnen, verdient dit ook
de voorkeur op de liggende posities.
Indien de atleet een voldoende controle heeft over de setting fase van de scapula, kunnen
glenohumerale bewegingen worden toegevoegd waarbij de scapula stabiel wordt
gehouden. Voorbeelden hiervan zijn: exorotatie, abductie tot 45° en anteflexie tot 60°. Na
het optimaliseren van de controle, wordt gewerkt op het herstel van de kracht. Hiervoor
kunnen gewichtjes worden gebruikt.
Een volgende kan dan het uitvoeren van dezelfde bewegingen zijn met behulp van
theraband. Deze laatste oefening kan ook gezien worden als een tonificatie-oefening van
de exorotatoren.
63
Afbeelding gevonden op: http://davidlasnier.com/tag/scapular-stability
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 105 van 120
Afbeelding 14: voorbeeld oefening met theraband64
Er kunnen ook oefeningen voor specifieke scapulothoracale spieren worden gegeven
zoals m. serratus anterior, mm. Rhomboidei en m. trapezius pars transversa, m. trapezius
pars ascendens.
Afbeelding 15: voorbeeld oefening in stand65
Wanneer de scapulafixatoren voldoende geoptimaliseerd zijn, kan gestart worden met het
oefenen van de scapulohumerale musculatuur. In een eerste fase wordt hierbij aandacht
besteed aan het oefenen van de exo –en endorotatoren. Bijzonder aandacht wordt
64
Afbeelding gevonden op: www.image.exercisesfacts.info/images/2.bp.blogspot.com 65
Afbeelding gevonden op: http://www.prevention.com/health/fitness/body-by-design/bust-
boosters/article/e6a2d08f88803110VgnVCM20000012281eac____
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 106 van 120
besteed aan het oefenen van de exorotatoren omwille van de caudaalwaartse
krachtvector die door deze spier wordt geleverd. Geleidelijk aan kunnen dan meer
functionele oefeningen worden uitgevoerd. Naarmate de mogelijkheden van de atleet
vergroten, worden sportspecifieke of beroepsspecifieke oefeningen toegevoegd. Hierbij
kan gebruik worden gemaakt van plyometrische oefeningen.
Flexibiliteit
Het routinematig verlengen van spieren wordt steeds meer in twijfel getrokken. Veel van
de hypotheses over het nut van routinematig rekken zijn gebaseerd op gewoontes, eerder
dan op wetenschappelijke evidentie (Lund 2003). Daarom is het belangrijk na te gaan wat
de reden is voor het gebruik van verlengingstechnieken, welke vorm van
verlengingstechniek wordt gebruikt en wat de doelgroep is.
Vergroten van flexibiliteit
Via het toepassen van verlengingstechnieken wordt er geprobeerd een groter flexibiliteit
na te streven.
Afbeelding 16: flexibiliteit66
Verschillende studies hebben aangetoond dat het mogelijk is een grotere flexibiliteit te
bekomen door middel van spierverlengingstechnieken (Halbertsma et al. 1996, Chan et
al. 2001, Harvey et al. 2002, Winters et al. 2004, Marek et al. 2005). Flexibiliteit wordt
66
Afbeelding gevonden op: http://www.bodycontrol.com.au/flex.html
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 107 van 120
gedefinieerd als „de bewegingsuitslag die beschikbaar is in een gewricht of serie van
gewrichten‟ (Gleim & McHugh 1997). Er bestaat echter nog steeds discussie over welke
verlengingstechniek het meest efficiënt is voor het bekomen van een grotere flexibiliteit. In
meer recent onderzoek geven Winters et al. (2004), alsook Marek et al. (2005) aan dat
zowel actief als passief rekken een invloed kan hebben op de flexibiliteit. Volgens Kubo et
al. (2001) geven spierverlengingstechnieken toegepast gedurende drie weken een
vermindering van de flexibiliteitsindex, maar niet van de stijfheid. De stijfheid van een
spier wordt uitgedrukt als „de verandering in spanning per lengte-eenheid‟. Deze
verhouding wordt mee bepaald door een proteïne, namelijk tinine (Labeit & Kolmerer
1995). Kubo et al. (2002) stelden vast dat verlengingstechnieken een effect hebben op
peesstructuren. Naast (bio-)mechanische verklaringen, wordt ook verondersteld dat er
een beïnvloeding zou zijn van de neurale activatiepatronen (Fowles et al. 2000). Hierdoor
zou er een vermindering zijn van de mechanische sensiviteit van de spierspindels ten
gevolge van de frequente rekking (Avelva et al. 2004). Marek et al. (2005) geven aan dat
er een vermindering zou optreden van het aantal geactiveerde motorische eenheden.
Rekken van spieren in een sportcontext
Spieren passen zich aan aan de meest frequent gebruikte houdingen en bewegingen (de
Morree 2001, Sharmann 2002). Indien een grotere bewegingsomvang nodig is, zal er een
aanpassing gebeuren door het zowel in parallel als in serie toevoegen van actine –en
myosinefilamenten en door het opnieuw aanleggen van bindweefsel. De vraag die zich
echter stelt is of het routinematig rekken van spieren, zoals vaak gebeurt binnen diverse
sportdisciplines, zinvol is. Tot op heden bestaat er veel discussie over het al dan niet
zinvol zijn van stretching binnen deze context. In hun systematische review concluderen
Thacker et al. (2004) dat er nog weinig evidentie bestaat zowel voor als tegen het gebruik
van rektechnieken. Wel geven ze aan dat vooral moet gekeken worden naar de sporttak
zelf. Zo kan een kwalitatief goede flexibiliteit zinvol zijn in een sport als gymnastiek om
een grotere bewegingsuitslag toe te laten. Er moet wel worden vermeld dat deze
flexibiliteit niet noodzakelijk leidt tot een prestatieverbetering omdat die afhankelijk is van
nog een aantal andere factoren. Bovendien moet ermee rekening worden gehouden dat
spierverlenging op korte termijn soms voor een vermindering van de prestatie kan zorgen
of kan leiden tot het verhogen van het letselrisico (Marek et al. 2005, Nelson et al. 2005,
Schrier 2005). Schrier (2005) geeft echter wel aan dat het frequent stretchen op langere
termijn wel een positief effect heeft op kracht en power ongeacht het type spierverlenging.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 108 van 120
Een aantal auteurs geeft aan dat spierverlenging geen effect heeft op het reduceren van
het letselrisico (Hart 2005, Herbert & Gabriel 2002, Pope et al. 2000, Schrier 2005).
Schrier & Gossal (2000) halen aan dat veel letsels optreden tijdens excentrische
contracties binnen het normale bewegingsbereik en dat daardoor ook kan getwijfeld
worden aan het nut van spierverlenging voor het vergroten van de bewegingsuitslag met
het oog op letselpreventie. Volgens Chan et al. (2001) moet er, om na te gaan of
spierverlenging een effect heeft op een reductie van het letselrisico, gekeken worden of
het letselrisico kan beïnvloed worden door een reductie van de passieve weerstand.
Schrier & Gossal (2000) zijn van mening dat als letselpreventie primair is in een sport
waarbij de bewegingsamplitudo‟s niet extreem zijn, het opwarmen belangrijker is dan de
spierverlenging op zich.
Afbeelding 17: sportspecifieke stretching67
Eén van de mogelijke nadelige effecten van het sporten is „delayed onset muscle
soreness‟. Delayed onset muscle soreness (DOMS) wordt gedefinieerd als „residuele
spierpijn die optreedt 24 à 48 uur na ongewone periodes van intensieve oefening‟ (Norris
2004). Het treedt vooral op bij excentrisch spierwerk en bij oefeningen waarbij spieren
zich in een meer verlengde toestand bevinden. DOMS gaat gepaard met pijn. Herbert &
Gabriel (2002) geven in hun systematische review aan dat stretching binnen de eerste 72
uren na een inspanning slechts een reductie van pijn geeft van 2mm op een schaal van
100mm wat als verwaarloosbaar beschouwd kan worden. Bij vermoeide spieren wordt
zelfs afgeraden om direct te rekken. Een ander nadelig effect van het te intens sporten is
67
Afbeelding gevonden op: http://raleighdurham.about.com/od/collegefootball/ig/2009-UNC-Football-
Showcase/21-DaNorris-Searcy-does-some-s.htm
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 109 van 120
het optreden van krampen. Krampen omwille van (spier)vermoeidheid worden
gedefinieerd als „een pijnlijke, spastische, onvrijwillige contractie van een skeletspier die
optreedt tijdens of dadelijk na inspanning‟ (Schwellnus et al. 1997). Een abnormale
spinale reflex zou aan de basis liggen van het ontstaan van krampen. Passieve rek zou
volgens Schwellnus (1999) een bijna onmiddellijke reductie geven van de kramp en een
reductie van de EMG-activiteit en de activiteit van het Golgi-peesorgaan terug
optimaliseren. De passieve rek zou gepaard moeten gaan met rust. Bij repetitief
voorkomen van krampen moet gewerkt worden op aanpassing van het trainingsschema.
Peestraining
Pezen zijn onderhevig aan zeer sterke trekkrachten. Het is voor een atleet dan ook van
zeer groot belang dat de pezen aangepast zijn aan de eisen van de betrokken spieren. In
de recente literatuur wordt algemeen aanvaard dat een optimale training voor pezen
excentrische spiertraining is. De actieve therapievormen die voor overbelastingsletsels
van pezen vooral worden gebruikt zijn stabilisatieoefeningen van de heupstabilisatoren en
excentrische oefeningen voor de betrokken pees. Het nut van excentrische oefeningen
kan mede liggen in het collageenstimulerend effect van dergelijke oefeningen. Peers &
Lysens (2005) vermelden in hun narratieve review dat 2 à 3 reeksen per dag van 15 à 20
herhalingen gedurende 3 maanden wenselijk zijn. Pijn is tijdens het oefenen toegelaten
maar er mag geen toename zijn van de pijn de dag na het oefenen (Peers en Lysens
2005). Na drie maanden konden structurele veranderingen ter hoogte van de pezen
worden vastgesteld.
Afbeelding 18: Excentrische achillespeestraining68
68
Afbeelding gevonden op: http://www.examiner.com/running-in-boston/eccentric-calf-exercises-for-
runners-with-injured-achilles-tendonpicture?slide=11565756
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 110 van 120
Krachttraining
Algemeen wordt aanvaard dat een goede opbouw van krachttraining essentieel is. Dit is
het domein van de trainer/coach. Voor de aandachtspunten bij het opstellen van een
krachtprogramma wordt verwezen naar de specialistische literatuur en cursus
trainingsleer. In het kader van preventie is het echter belangrijk aan te geven dat
vooraleer gestart wordt met doorgedreven krachttraining er voldoende stabiliteit in de
betrokken regio‟s aanwezig moet zijn. Bovendien is het ook zo dat spieren die gericht zijn
op het behouden van stabiliteit eerder nood hebben aan low threshold oefeningen gericht
op type I vezels, terwijl oefeningen die gericht zijn op kracht eerder high threshold
oefeningen zijn (type II vezels) met als doelstelling meer kracht of power te genereren.
Zowel bij controle als bij kracht moet rekening gehouden worden met de baan waarin
wordt getraind. Deze baan wordt bepaald door het gebruik van spiergroepen in een
bepaalde sport.
3.3 Secundair/tertiair preventieniveau
Op secundair/tertiair preventieniveau zijn er letsels aanwezig. Belangrijk is dan ook dat de
letsels optimaal worden gerevalideerd door de begeleidende therapeut. Hiervoor wordt
verwezen naar medische literatuur. Binnen een sportcontext is het bijkomend belangrijk
dat, van zodra de atleet klaar is om sportgerelateerde activiteiten te hervatten, de
therapeut overleg pleegt met de trainers om een goede integratie mogelijk te maken.
Bovendien kunnen in onderling overleg de nodige maatregelen worden genomen om de
kans op nieuwe letsels zoveel mogelijk te reduceren.
Zoals eerder werd aangegeven is het essentieel om de revalidatie breder te zien dan
enkel de betrokken regio. In het doctoraatsonderzoek van S. Van Deun werd gedurende 6
weken een trainingsschema aangeboden aan patiënten met chronische enkelinstabiliteit.
In één groep werden oefeningen aangeleerd in belaste situatie met aandacht voor een
correcte uitvoering. In een andere groep werd eerst gestart met core stability training en
daarna met oefeningen in belaste situatie. Ten slotte werd een controle groep
geïncludeerd die geen oefeningen kregen. Na 6 weken werd vastgesteld dat enkel bij de
groep van patiënten waarbij core stability training bijkomend werd gegeven dat er een
significante verandering optrad van de spieractivatiepatronen. Deze patiëntengroep
activeerde zijn spieren meer zoals personen zonder letsels. De andere trainingsgroep
vertoonde slechts minimale veranderingen en in de controlegroep veranderde er niets. Er
werden geen significante verschillen vastgesteld voor wat betreft recidieven, maar wel
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 111 van 120
was het zo dat patiënten uit de core stability groep minder een doorzakkingsgevoel
hadden. De auteurs vonden dit een zeer belangrijk gegeven omdat dit mogelijks ervoor
kan zorgen dat patiënten minder angst hebben om terug aan activiteiten of sport deel te
nemen.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 112 van 120
Deel V: Revalidatie
HOOFSTUK 1: Lichamelijke herstelprocessen na een blessure
Wanneer we spreken van een blessure bij een sporter, zal er in bijna alle gevallen schade
zijn ontstaan in één of meerdere bindweefselstructuren van het lichaam. Het lichaam zal
onder normale omstandigheden trachten de verstoorde homeostase te herstellen.
Tijdens het herstel van weefselschade zal het lichaam de volgende fases doorlopen:
1. De ontstekingsfase 0-8 dagen
2. De proliferatie –of reparatiefase 2-14 dagen
3. de remodellerings –of maturatiefase 14 dagen – 1 jaar
Figuur 39: het wondgenezingsproces69
69
Afbeelding gevonden op: http://www.nuvomanufacturing.de/wundheilung/informationen_en.html
Doelstellingen van dit deel
Aan het einde van dit deel moet je in staat zijn om:
- De lichamelijke herstelprocessen bij een blessure chronologisch op te noemen
en kort uit te leggen.
- Een trainingsschema voor de postrevalidatie van een bepaalde blessure op te
stellen aan de hand van de rehaboom.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 113 van 120
De reactie van ons lichaam op een weefselbeschadiging is een ontsteking ter plaatse van
het wondgebied, waarbij een aantal verschijnselen kunnen optreden: rubor (roodheid),
calor (warmte), tumor (zwelling), dolor (pijn) en functio laesa (gestoorde functie).
De ontstekingsfase is een katabole fase, die afhankelijk van de ernst van het letsel 24-48
uur actief is (acute fase), om daarna geleidelijk in intensiteit af te nemen (chronische fase,
tot 10 dagen na het ontstaan van het trauma).
1.1 De ontstekingsfase
1.1.1 De vasculaire fase (eerste ontstekingsreactie)
Door weefselbeschadiging, met o.a. een uitstorting van bloed(plasma) in het
wondgebied, wordt de afscheiding van neuropeptiden geactiveerd. De meeste
neuropeptiden worden in de achterhoorn afgescheiden om vervolgens via het
efferente systeem de lokale periferie te bereiken. Deze hormonen zijn van groot
belang voor het op gang brengen van de ontstekingsreactie, omdat zij een grote
invloed hebben op de eigenschappen van bloedvaten. Denk aan: veranderingen in
permeabiliteit, vasodilatoire effecten.
Er bestaan 2 verschijningsvormen:
1. de vasculaire fase, waarbij geen pijnsensatie optreedt: lichte tot zeer lichte
traumata. Vb: stoten aan een voorwerp
2. de vasculaire fase, waarbij wel pijnsensatie optreedt: matige tot zware
traumata. Vb: inversietrauma van de enkel met band –en kapselschade.
1.1.2 De cellulaire fase
Deze fase wordt enkele minuten na het ontstaan van het trauma ingezet. Beschadigde
cellen, vreemde materialen, bacteriën etc. zijn stimuli voor de migratie van diverse
cellen naar het wondgebied.
Deze migratie van cellen kenmerkt zich door een drietal celbewegingen:
- Marginatie: de verplaatsing van bloedcellen naar de wand van het bloedvat
- Emigratie: het migreren van bloedcellen door de vaatwand
- Chemotaxis: de beweging van bloedcellen naar het wondgebied.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 114 van 120
We zien achtereenvolgens de volgende cellen in het wondgebied verschijnen:
- Granulocyten
Met name de neutrofiele leukocyten, overheersen in de acute fase van de
ontstekingsreactie. Hun hoofdfunctie is het verteren van bacteriën en andere
lichaamsvreemde materialen in het wondgebied. Zij vormen aldus het eerste
verdedigingsmechanisme van het lichaam bij weefselschade.
- Monocyten
Infiltreren gelijktijdig met de granulocyten in het wondgebied. Na de migratie zullen
deze cellen zich verder ontwikkelen tot macrofagen. De macrofaag vormt het
centrum van de wondgenezing omdat hij interactief is met de granulocyten,
lymfocyten, fibroblasten en de bloedplaatjes.
- Lymfocyten
Een van de belangrijkste functie van de lymfocyt is het opsporen en aanvallen van
lichaamsvreemde stoffen. De lymfocyt is zelfs in staat operatief ingebracht
materiaal, zoals de gewrichtskop en –kom bij een „total hip‟ in de loop der jaren
zodanig aan te tasten dat vervanging noodzakelijk wordt.
- Fibroblasten
Het aantal fibroblasten dat in het wondgebied actief wordt, is afhankelijk van het
aantal macrofagen dat sterft. De fibroblast is de cel die primair verantwoordelijk is
voor synthese van collageen en extracellulaire matrix. Zodra de fibroblast actief is,
gaat de wondgenezing over in de volgende fase, de proliferatiefase.
1.2 De proliferatiefase
De proliferatiefase begint op het moment dat de acute ontstekingsreactie is geëindigd.
Deze anabole fase start derhalve 1 tot 3 dagen na het ontstaan van het letsel en houdt
ongeveer 21 dagen aan. Een en ander wordt geïnitieerd door de verschillende
groeifactoren en chemotactische factoren die vrijkomen via bloedplaatjes en macrofagen.
De fase wordt gekenmerkt door een toename van macrofagen, een ingroei van
fibroblasten, de afzetting van collageen, de productie van extracellulaire matrix en een
verdere beperking van het ontstekingsproces.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 115 van 120
De collageensynthese en de productie van matrix worden positief beïnvloedt door:
1. de aanwezigheid van zuurstof
2. het piëzo-elektrisch effect70
3. een juiste voeding
Naast de synthese van collageen hebben de myofibroblasten ook een functie in de
wondcontractie. Het intracellulaire actine-microfilamentensysteem vormt samen met de
extracellulaire matrixvezels een brug tussen enerzijds de myofibroblast en anderzijds de
wondranden. Deze brug, „fibronexus‟ genaamd, zorgt voor het overbrengen van de door
de myofibroblasten ontwikkelde kracht op het omringende weefsel.
1.3 De remodellerings –of maturatiefase
In de remodellerings -of maturatiefase zien we een afname van het aantal fibroblasten en
myofibroblasten, alsmede een vermindering van de vascularisatie in het wondgebied. De
belangrijkste kenmerken van deze fase zijn de verdere formatie van de extracellulaire
matrix en de remodelling van het collageen, dus het vastleggen van de definitieve
structuur, organisatie en functie van het weefsel.
De remodelling is eigenlijk al actief in de proliferatiefase, echter de mate waarin deze
plaatsvindt is onder meer afhankelijk van de mechanische invloeden op het weefsel. Zo
zal de remodelling op een laag pitje staan indien er sprake is van bv. gipsimmobilisatie. Is
het daarentegen mogelijk om in een vroegtijdig stadium te mobiliseren, dan zal deze
remodellering een actiever beeld geven.
De remodellering/maturatie kan maanden, zelfs jaren duren en is afhankelijk van de
stress die op het weefsel wordt uitgevoerd. Daarbij dient nogmaals te worden benadrukt
dat een functionele adaptatie van het weefsel slechts bereikt kan worden door middel van
functionele trainingen tijdens de revalidatie.
70
het PE-effect zorgt voor een georiënteerde collageensynthese, een fysiologische en functionele
rangschikking van de nieuwe vezels. Dit effect is op te roepen door actief te bewegen.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 116 van 120
HOOFDSTUK 2: De rehaboom
Nu we de ontstekings-, proliferatie-, en maturatiefase besproken hebben zullen we de
daadwerkelijke revalidatie tijdens deze fases gaan bespreken. We doen dit aan de hand
van een revalidatiemodel genaamd de Rehaboom (van de Goolberg).
Dit model biedt verschillende handvaten voor het opstellen van een revalidatieplan bij een
patiënt, maar ook bij het maken van een trainingsplan voor een sporter of een team. De
rehaboom is een stroomschema. Een vooraf bepaalde sportanalyse bepaalt aan welke
eisen de patiënt zou moeten voldoen om zijn/haar sport weer zonder problemen te
kunnen uitvoeren. Stap voor stap wordt de patiënt gerevalideerd totdat dit gewenste
niveau bereikt is.
De rehaboom is een instrument bij actief herstel in de grondvormen van bewegen
- Kracht
- Snelheid
- Uithoudingsvermogen
Een voorwaarde om te mogen en te kunnen belasten binnen de actieve revalidatie, is
stabiliteit en technisch correct bewegen. Hiervoor zijn andere grondvormen, coördinatie
en lenigheid, in elk segment van de rehaboom terug te vinden en worden als zodanig niet
apart behandeld.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 117 van 120
Figuur 40: de rehaboom71
71
Afbeelding gevonden op: http://www.fysiototaal.nu/105/rehaboom.html
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 118 van 120
Het revalidatie -of trainingsproces begint onderaan het schema met het stellen van de
juiste diagnose of mogelijke differentiaal diagnose. Het schema volgt een verticaal
stappenplan en tot op zekere hoogte ook een horizontaal stappenplan.
Alvorens te starten met de revalidatie dient er een (sport)analyse gemaakt te worden,
waaruit blijkt aan welke eisen de patiënt of sporter uiteindelijk zal moeten voldoen voordat
de revalidatie wordt afgesloten.
Tijdens de oefeningen is het begrip A-deltapijn een goede maatstaf om de belasting vast
te stellen.
Dit houdt voor de praktijk in:
- De oefening moet coördinatief volmaakt worden uitgevoerd
- De pijn mag op een schaal van 10, maximaal niveau 3 bereiken. De pijn mag nooit
scherp zijn en geen uitstralend karakter hebben
- De pijn moet na de oefening direct verdwijnen
- In de daaropvolgende 24 uur moet een ontstekingsreactie uitblijven.
2.1 Kracht
De actieve revalidatie start bijna altijd met stabiliteit. Zoals eerder genoemd is een
optimale stabiliteit de basis om oefeningen en bewegingen veilig uit te kunnen voeren en
zo de kans op verergering of herhaling van de klachten te vermijden. Nadat de stabiliteit in
voldoende mate aanwezig is starten we met de behandeling van de krachtkolom van de
rehaboom.
De verschillende vormen van krachttraining worden betreffende de intensiteit gekoppeld
aan % van het 1RM. In de praktijk blijkt het bij sommige oefeningen onmogelijk een 1RM
te bepalen, los van de tijd die het kost om bij alle oefeningen die uitgevoerd dienen te
worden een 1RM te bepalen. Tevens verandert dit 1RM gedurende een trainingsperiode.
Er is mogelijkheid om via een grafiek de 1RM terug te rekenen uit bv. een 6, 10 of 15
herhalingsmaximum. Let wel: een geringer aantal herhalingen met daaraan gekoppeld het
gewicht geeft een nauwkeurigere en betrouwbaardere omrekening naar het 1RM.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 119 van 120
Figuur 41: omrekengrafiek RM72
2.2 Uithoudingsvermogen
Kracht, snelheid, lenigheid en coördinatie zijn optimaal trainbaar wanneer er een goed
uithoudingsvermogen aanwezig is. Het uithoudingsvermogen bepaalt de snelheid van
herstel, zodat er opnieuw een prikkel gegeven kan worden.
Na het maken van de (sport)analyse wordt gestart met het trainen van het
uithoudingsvermogen. Ook hierbij wordt een vaste volgorde gehanteerd. De volgende
stap in de verticale rehaboom mag pas worden gemaakt indien de vorige voldoende is
behandeld.
Het rehaboom uithoudingsvermogen is uitsluitend gebaseerd op een toename in
intensiteit. Hoe hoger de snelheid van fietsen, lopen, zwemmen enz., hoe groter de
belasting op alle structuren die daarvoor worden aangesproken.
De intensiteitnormen worden uitgedrukt in percentages van de maximale snelheid, in
percentages van de anaerobe drempel, of in percentage van de maximale hartslag.
Zeker in het geval van een revalidatie is het veelal onmogelijk allereerst een test af te
nemen om de anaerobe drempel, en/of de maximale snelheid te bepalen. Soms zijn er
situaties waarbij in het begin van het seizoen inspanningstesten zijn afgenomen. Deze
kunnen een richtlijn van belasten aangeven, mits de testen specifiek genoeg zijn en
72
Afbeelding gevonden op: http://www.fysiotherapiedaalmeer.nl/sportfolders/krachttraining.html
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor
Karel de Grote-Hogeschool Departement Lerarenopleiding PBSO
Pagina 120 van 120
redelijk recent zijn afgenomen (< 2 maanden). De conditie en belastbaarheid van een
speler veranderen gedurende het seizoen. Over het algemeen zal de revalidatietrainer het
moeten doen met zijn/haar ervaring, eventueel hartslagfrequenties en gezond verstand.
Deze hartslagfrequenties kunnen de mate van inspanning mee helpen bepalen. Vooral bij
aerobe belastingen zijn deze bruikbaar, naarmate de snelheid hoger wordt, wordt de
betrouwbaarheid m.b.t. inspanningsniveau en hartslagfrequentie lager. De snelheid van
herstel van de hartfrequentie na inspanning kan dan weer een rol van betekenis spelen.
2.3 Snelheid
Snelheid is de „gevaarlijkste‟ motorische grondeigenschap van de rehaboom. Dit vanwege
de (recidiverende) spierletsels die door niet-gecontroleerde snelle acties kunnen ontstaan.
Oorzaken kunnen zijn: voorvermoeidheid, vooral onder lactische omstandigheden en
coördinatieverlies. Feitelijk gaat het dan over een gebrek aan stabiliteit en techniek.
Belangrijk is dan ook om de basisvaardigheden van snelheid in de goede volgorde aan te
leren. Snelheidstraining is een maximale of bijna maximale belasting van het lichaam tot
ongeveer 20‟‟.
De opbouw van snelheid loopt parallel met die van kracht en uithoudingsvermogen. Zeer
belangrijk is om pas dan die vormen van absolute snelheidstraining uit te voeren wanneer
er in de vormen kracht en uithoudingsvermogen trainingen zijn uitgevoerd en voldoende
aan bod zijn gekomen.
Snelheid start met coördinatief werk (imitatieoefeningen) en eindigt met het trainen van
complextraining en/of variabele methoden. Wederom bepaalt de sportanalyse welke
vormen van snelheid vereist zijn om te trainen of revalideren om daarna van pas te komen
in de wedstrijdsituatie. Tevens is de periode van opbouw van het team of sporter van
invloed op de te trainen vorm van snelheid.
PDF compression, OCR, web optimization using a watermarked evaluation copy of CVISION PDFCompressor